juncto - 24.4 / zomer 2013
DESCRIPTION
Recht en Vakantie, een reis door het recht.TRANSCRIPT
Recht en Vakantie Een reis door het recht
Onafhankelijk departementsblad van het departement Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht, nr 24.4, zomer 2013
Vliegtuigvertraging, wat nu?
Een kritische beschouwing over het wetsvoorstel ‘Wet regule-ring prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche’
Notarieel recht op de schopReactie van een student
Achter de wolken schijnt de zon
De zomer komt maar langzaam op gang maar
dat mag de pret niet drukken. Na weer een jaar
lang colleges en werkgroepen volgen, studeren,
tentamens maken, borrels en andere neven
activiteiten is het (bijna) tijd om even stoom af
te blazen en te genieten van een welverdiende
vakantie. De een doet dit door te reizen of
festivals te bezoeken, de ander door summer
courses te volgen, al dan niet in het buitenland.
Een ding wat zeker is, is dat het thema van
deze Juncto volledig past bij het hierboven
geschetste plaatje. Oók juridisch gezien is
vakantie namelijk interessant. Vandaar dat
het laatste nummer van dit academisch jaar
volledig in het teken staat van dit onderwerp.
In de themarubriek vind je deze keer ver
scheidene onderwerpen die met vakantie of
het reisrecht samenhangen. Welke rechten heb
je als je vliegtuig vertraagd is (p. 24) en hoe
kun je deze rechten uitoefenen? (p. 28) Ook
de Europese Commissie erkent het belang van
het jaarlijks opnemen van vakantiedagen, wat
volgens de Commissie ‘de werknemer in staat
stelt uit te rusten en over een periode van
ontspanning en vrije tijd te beschikken.’ Hoe
ging de Nederlandse Staat daarmee om? Lees
erover in het artikel ‘vakantiekriebels’ (p. 36).
Wat actualiteit betreft kun je een reactie van
een oudstudent Notatieel Recht lezen over
de huidige hervormingen binnen de leerstoel.
Zijn die hervormingen nou allemaal wel nodig?
Verder: is Nederland nou echt een belasting
paradijs? En zullen de toekomstige gedragingen
van directeuren in de Nederlandse muziek
instrustie er toe leiden dat mededingingsregels
geschonden worden?
Het eerste jaar van de Corporate Law Society
zit er op. Kunnen zij dit als succesvol ervaren?
Zin in een nieuwe Model United Nations?
Urios organiseert er één. En een study abroad
vanuit het verre Australie.
Naast dat dit de laatste Juncto van dit acade
mische jaar is, is het ook mijn laatste nummer
als hoofdredacteur. Het jaar is voorbij gevolgen
maar dit betekent ook dat wij met smart op
zoek zijn naar een nieuwe gegadigde die mijn
stokje wil overnemen! Lijkt dit je wat? Kijk
dan snel op pagina 64 en wie weet mag jij het
Junctolustrumjaar aftrappen met weer een
nieuwe topeditie!
En last but not least wil ik graag iedereen bedan
ken die het afgelopen jaar, in welke vorm dan
ook, een bijdrage heeft geleverd aan het blad.
Zonder jullie geen Juncto!
Namens de redactie,
Lilach Zalait
Hoofdredacteur 2012/2013
Voorwoord 1
Voorwoord
2 Onrechtmatige publicaties Inhoudsopgave 3
Et CeteraWachten voor een rood sein – p.47Masterscriptie uitgelicht limitering van de duur van partneralimentatie – p.54Column Petra van Driel: Zomervruchten – p.57
Thema: Recht en Vakantie
Vakantie: van droom tot nachtmerrie – p.21Vertraging met het vliegtuig, wat nu? – p.23Fraude loon?! Reisverzekeringen en schadeclaims – p.26Mind your step! – p.28Gaan? Stage of vrijwilligerswerk bij negatief reisadvies – p.32Vakantiekriebeltjes – p.36De keerzijde van teruggeleiding bij kinderontvoering – p.42
Inhoud Editie 24.4/ Zomer 2013
Colofon Juncto is het onafhankelijke blad van
het departement Rechtsgeleerdheid van
de Uni versiteit Utrecht. Juncto wordt uitge
geven door Juridische Studenten Vereniging
te Utrecht en verschijnt vier maal per jaar in
een oplage van 2000 exemplaren. Het blad is
gratis verkrijgbaar in de onderwijs gebouwen
en instituten van de faculteit, alsmede in
de Onderwijswinkel Rechtsgeleerdheid.
HoofdredacteurLilach Zalait
Eindredactie Lilach Zalait
Redactie Marcel René Bamberg, Joukje Baur, Christaan
Bos, Mark Devilee, Tatjana Janssen, Lennart
Jilesen, Yasemin Karadavut, Gwenn Korteweg,
Jasmin Lagziel, Leroy Pinas, Mark Posthumus,
Lucas Scholcz, Saskia de Schutter, Chaya Sikken,
Awura Simpe
Medewerkers aan dit nummerMarit Balkema, Alexander Defauw, Petra van
Driel, Sander Van ’t Foort, Ewoud Hondius,
Sybren Straatsma
Website http://www.dejuncto.nl
Postadres JSVU B.V.
Jansveld 44, 3512 BH Utrecht
E-mail [email protected]
Voor inlichtingen over adverteren kunt
u contact opnemen met de Commissaris
Extern van de jsvu:
t (030) 240 08 11
f (030) 236 74 75
Raad van Advies L. Esser, L. Beerthuizen, M. Devilee
VormgevingStudio Maaike Klijn, Breda
Druk Koninklijke BDU Grafisch Bedrijf, Barneveld
Ingezonden stukken, alsmede bijdragen van
de faculteit en de JSVU, vallen niet onder
de verantwoordelijkheid van de redactie.
De redactie behoudt zich het recht voor inge
zonden stukken in te korten en/of te weigeren.
AuteursrechtJuncto wordt mede mogelijk gemaakt door
inkomsten uit advertenties, advertorials
en kantorenspecials. Deze onderdelen vallen
buiten de onafhankelijkheid van de redactie.
Het copyright van de artikelen/foto’s ligt
bij de auteurs/fotografen. Niets uit deze
uitgave mag worden verveelvoudigd en/of
openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook,
zonder toestemming van de auteurs.
Actualiteit
Redactieleden – p.5Nederland, belastingparadijs? – p.10Notarieel Recht op de schop, waarom? – p.14Verboden afspraken in de muziekindustrie? – p.16
Naast je studie
Study abroad Een Australische droom – p.59Oprichtingsjaar Corporate Law Society: een groot succes! – p.60Urios Utrecht Model United Nations – p.62
Rectificatie
In Juncto 24.3 Geestverruimend Recht hebben
wij een artikel geplaatst over de masterscriptie
van Rachel Reinhard met betrekking tot het onge
vraagd inwinnen van informatie over een sollicitant
(p. 24) Hierbij hebben wij meerdere malen geschre
ven dat het over haar proefschrift ging waar het
eigenlijk haar masterscriptie betrof. Onze excuses.
Redactieleden 5
Joukje Baur, 22 jaarBachelor, toga-trajectMensen hechten veel waarde aan privacy.
Maar is privacy zoveel waard dat criminelen
niet kunnen worden aangepakt? Mijns inziens
moet de overheid mogelijkheden hebben om
cybercriminelen aan te pakken. Een rechter
moet eerst toestemming geven. Zodoende
kan de overheid niet zonder gegronde reden
in iemand zijn computer of telefoon snuffelen.
Dit lijkt mij redelijk. Cybercriminelen kunnen
nu bij onze gegevens en wie weet
wat ze daarmee doen.
Dan heb ik per
soonlijk liever
dat de overheid
mijn privacy
schendt in
plaats van een
cybercrimi
neel.
Chaya Sikken, 25 jaarMaster PrivaatrechtMensen hechten veel waarde aan privacy.
Maar is privacy zoveel waard dat criminelen
niet kunnen worden aangepakt? Mijns inziens
moet de overheid mogelijkheden hebben om
cybercriminelen aan te pakken. Een rechter
moet eerst toestemming geven. Zodoende
kan de overheid niet zonder gegronde reden
in iemand zijn computer of telefoon snuf
felen. Dit lijkt mij redelijk. Cybercriminelen
kunnen nu bij
onze gegevens
en wie weet wat
ze daarmee doen.
Dan heb ik per
soonlijk liever dat
de overheid mijn
privacy schendt
in plaats van een
cybercrimineel.
Redactieleden
Cyberaanvallen houden Nederland in de ban. Onder andere DigID, Rijksoverheid en verschillende Nederlandse banken zijn de afgelopen tijd slachtoffer geweest van deze aanvallen waarbij de kans groot is dat onze persoonsgegevens op straat komen te liggen. Minister Opstelten introduceerde daarom begin mei een een 89pagina tellend wetsvoorstel met het voornemen om opsporingsdiensten meer bevoegdheden te geven met als doel: hackers en cybercriminelen aanpakken. Het wetsvoorstel houdt kort gezegd in dat smartphones en computers mogen worden doorzocht, communicatie mag worden afgeluisterd en dat er zelfs spionagesoftware mag worden geïnstalleerd om versleutelde gegevens in handen te krijgen. Verdachten kunnen gedwongen worden om gegevens te verstekken en internetproviders om gegevens te verwijderen. Wel dient er vooraf toestemming aan de rechter te worden gevraagd.De eeuwig durende discussie omtrent privacy en veiligheid van burgers steekt hierbij de kop weer op. Wat denken jullie?
Het straffen van hackers en cybercriminelen weegt zwaarder dan privacy van burgers.
Cybercriminelen kunnen nu bij onze gegevens en wie weet wat ze daarmee doen. Dan heb ik persoonlijk liever dat de overheid mijn privacy schendt in plaats van een cybercrimineel. – Joukje Baur
ActualiteitDe redactieleden geven hun reactie op het wetsvoorstel van Opstelten waarbij de overheid meer bevoegdheden krijgt om cybercriminelen en hackers op te sporen. Verder kun je lezen of Nederland wel écht een belastingparadijs is en reageert een oudstudent van de Master Notarieel Recht op de hervormingen binnen deze leerstoel.
Redactieleden – p.5
Nederland, belastingparadijs? – p.10
Notarieel Recht op de schop, waarom? – p.14
Verboden afspraken in de muziekindustrie? – p.16
Redactieleden 76 Redactieleden
Tatjana Janssen, 24 jaarMaster PrivaatrechtIk ben het oneens met bovenstaande stelling.
Alvorens de politie mag hacken moet er zijn
voldaan aan een aantal voorwaarden en dient
de rechtercommissaris toestemming te geven.
Daarbij wordt de toestemming slechts gege
ven wanneer er sprake is van een verdenking
van een misdrijf met een gevangenisstraf van
minstens vier jaar. Tevens moet er sprake zijn
van een misdrijf dat een ernstige inbreuk op
de rechtsorde oplevert. Het is dus niet zo
dat de privacy van elke burger zonder grond
geschonden wordt. Uiteindelijk ondervinden
de overheid en burgers juist overlast van de
cyberaanvallen en dient hier
tegen te worden
opgetreden.
De huidige
wetgeving biedt
soms te weinig
bescherming
in een verande
rende samen
leving.
Gwenn Korteweg, 22 jaarMaster PrivaatrechtPrivacy staat in Nederland hoog in het vaan
del. We zijn hier niet van ‘het doel heiligt de
middelen’. Toch is er sinds de komst van het
internet veel veranderd. Door alle cyberaan
vallen op de overheid, Digid en de banken, kan
het zo zijn dat juist die zeer gewaardeerde
privacy op straat komt te liggen. Moeten we
dan naar een systeem waar alles en iedereen
ongegeneerd gecontroleerd kan worden? Ik
vind het lastig, het zal toch van geval tot geval
verschillen wanneer dit geoorloofd is. Er zal
daarom naar mijn idee iedere keer
een belangenafweging
gemaakt
moeten
wor den,
waarbij
de priva
cybelangen
van de burger
zwaar zullen
moeten wegen.
Awura Simpe, 25 jaarMaster Privaatrecht (Track I.E.) Het wetsvoorstel heeft het doel cybercrime
aan te pakken door middel van zeer ingrij
pende bevoegdheden van de politie. Het risico
dat burgers de dupe worden van de bevoegd
heden is groot. De gemiddelde hacker zal
voor het uitvoeren van een cyberaanval name
lijk niet zijn of haar eigen apparaten gebruiken,
maar zal hiervoor slecht beveiligde apparaten
(denk bijvoorbeeld aan apparaten ‘beveiligd’
met wachtwoorden van het type ‘0000’ of
aan het niet gebruik maken van een beveiligde
verbinding d.m.v. ‘https’) van onschuldige
burgers gebruiken. Daarnaast wist een beetje
professionele hacker zijn digitale sporen uit
waardoor de persoonlijke gegevens waarop
de politie veelal zal stuiten (grotendeels) niet
afkomstig zullen zijn van een crimineel, maar
van een niethacker. Hoewel de ratio achter
het wetsvoorstel is om iedere stap van een
vermoedelijke hacker nauwgezet te volgen,
zal dat in de praktijk neerkomen op een
inbreuk van privacy van de burger, terwijl
de hacker er zonder kleerscheuren vanaf
komt. De
effectivi
teit van
het nieuwe
wetsvoorstel
is daarom
uiterst twijfel
achtig. In het
licht van het
wetsvoorstel
van Opstelten
wegen daarom naar mijn mening de belangen
van de burger zwaarder.
Jasmin Lagziel, 23 jaarLegal Research MasterDe technologie ontwikkelt zich steeds verder,
nu criminelen slimmer en handiger worden
kan de overheid natuurlijk niet achterblijven.
Het is daarom begrijpelijk dat de overheid
bepaalde bevoegdheden nodig heeft om
cybercriminaliteit te bestrijden. Ik zou echter
niet zover gaan om te zeggen dat het op
sporen van hackers en
cybercriminelen
zwaarder weegt
dan privacy van
burgers. Net als bij
andere privacyvraag
stukken draait het
hier om een balans
en moet elke zaak
afzonderlijk bekeken
worden.
Christiaan Bos, 22 jaarBachelor, toga-trajectVanzelfsprekend is de problematiek omtrent
cybercriminaliteit vandaag de dag omvang
rijk. De vraag is echter of het wetsvoorstel
van Opstelten de juiste manier is om deze
problemen aan te pakken en met name
vraag ik mij af (en vele critici met mij) of het
gekozen middel opweegt tegen de inperking
van onze privacy die hiermee gepaard zal gaan.
Weliswaar is eerst toestemming nodig van de
RechterCommissaris, die deze alleen verleent
bij delicten
met een ge
vangenisstraf
van minimaal
vier jaar. Toch is
het opmerkelijk
dat het ‘hacken’
van oa. onze mo
biele telefoons aan
dezelfde voorwaar
den is verbonden als
de minder vergaande telefoontaps.
De overheid als’ legale’ cybercrimineel?
Lucas Scholcz, 24 jaarBachelor, toga-trajectVeel hackers schenden de privacy van burgers
door computers te hacken en persoons
en bankgegevens te stelen. De vraag is dan
of de burger liever door “vreemde” hackers
met slechte bedoelingen gehackt wil worden,
of door de politie die zich aan allerlei regels
moet houden, in hun zoektocht naar cybercri
minelen om deze op te sporen en te straffen.
Mijn voorkeur gaat uit naar het laatste. Boven
dien lijkt het noodzakelijk om cyberaanvallen
een halt toe te roepen, aangezien deze steeds
meer impact op de maatschappij lij
ken te hebben. Uiteraard
ligt misbruik
van
bevoegd
heden door
de politie
altijd op de
loer, maar het
is een afweging
die je moet
maken.
Leroy Pinas, 24 jaarMaster Recht en OndernemingDe stelling dat met het terughacken onze
vrijheden worden ingeperkt gaat mij iets te
ver. Eigenlijk is dit een opsporingsmethode
anno 2013. Ook in het dagelijks leven wordt
je namelijk al geobserveerd of kunt worden
afgeluisterd. Ook deze middelen zijn democra
tisch tot stand gekomen. Wel kijk ik de plan
nen met argwaan tegemoet. Men gaat immers
nooit van A naar Z. Nu wordt het terughacken
gebruikt voor zware verdenkingen.
Maar wie
garandeert
mij dat deze
methode
straks, zonder
dat wij dit
beseffen, wordt
toegepast bij
lichtere verden
kingen?
Saskia de Schutter, 23 jaarMaster PrivaatrechtIk ben het niet per definitie eens met de
stelling dat het straffen van cybercriminelen
zwaarder weegt dan privacy van burgers. Ik
ben van mening wel dat er niet te gemak
kelijk aan dergelijke funda
mentele
beginselen
van een
rechtsstaat
getornd mag
worden. Het
is daarente
gen zo dat po
litie en justitie
momenteel op
andere gebieden ook bevoegdheden heb
ben om inbreuk te maken op de privacy van
burgers, mits aan bepaalde voorwaarden is
voldaan. Met de vele technologische ontwik
kelingen van de afgelopen decennia lijkt het
mij terecht dat de wet met de tijd mee gaat.
Indien met de juiste waarborgen omkleed zie
ik geen grote bezwaren tegen het wetsvoor
stel van Minister Opstelten.
Mark Devilee, 23 jaarMaster Fiscaal RechtOp het eerste
gezicht lijkt
dit een voor
de hand lig
gende stel
ling. Immers,
natuurlijk zal
de overheid er
alles aan moeten
doen om de pri
vacy van onschul
dige burgers te
waarborgen. En natuurlijk mag het niet zo zijn
dat een aantal (cyber)terroristen de boel ont
regelt en de overheid dwingt tot een inbreuk
op het belangrijke privacywetsartikel dat is
neergelegd in zowel het EVRM (8) als de
Grondwet (10). Maar zo simpel ligt het mijns
inziens niet. De boel werd recentelijk namelijk
wel degelijk ontregeld. DigiD, Rijksoverheid en
de banken, drie boegbeelden van de privacy
van de Nederlandse burger die stuk voor stuk
gevoelige informatie in en uitademen, zijn
bij de strot gepakt door een schijnbaar zeer
professionele organisatie ICT’ers die weet
waar zij het over heeft. Het snel geroepen
argument dat de online gegevens ‘maar beter
beveiligd moeten worden’ is absoluut niet
voldoende om dit probleem op te lossen. De
cyberkennis van de terroristen blijkt verder te
reiken dan de software waarmee de Neder
landse overheidsinstanties worden beveiligd.
De in het rapport aangedragen oplossing
van bevoegdheidsuitbreiding lijkt mij daarom
een juiste: ageren boven reageren en actie
boven reactie. Ik noteer ten slotte dat de
bevoegdheidsuitbreiding enkel en uitsluitend
in die gevallen zou moeten gaan plaatsvinden
waarvoor het bedoeld is (verdenking van een
misdrijf dat ernstige inbreuk op de rechtsorde
oplevert). Wanneer derhalve uiterst zorgvuldig
Hoewel de ratio achter het wetsvoorstel is om iedere stap van een ver moedelijke hacker nauwgezet te volgen, zal dat in de praktijk neerkomen op een inbreuk van privacy van de burger, terwijl de hacker er zonder kleerscheuren vanaf komt. – Awura Simpe
Nu wordt het terughacken gebruikt voor zware verdenkingen. Maar wie garandeert mij dat deze methode straks, zonder dat wij dit beseffen, wordt toegepast bij lichtere verdenkingen? – Leroy Pinas
8 Redactieleden
gebruik wordt gemaakt van deze inbreuk op
de privacy zal, de facto, de privacybescherming
in Nederland er juist alleen maar verder op
vóóruit gaan.
Yasemin Karadavut, 22 JaarMaster PrivaatrechtHet opsporen en straffen
van hackers
en cyber
criminelen
gaat onder
bepaalde
voorwaar
den naar
mijn mening
vóór de
privacy van
burgers. Indi
rect wordt de privacy
van burgers daar namelijk ook
mee beschermd. Het voorkomen van
cyberaanvallen kan er namelijk voor zor
gen dat de gegevens van burgers niet in de
verkeerde handen terecht komen en voor
het voorkomen van deze cyberaanvallen zijn
nou immers gegevens nodig van mogelijke
verdachten. Dat door het wetsvoorstel in
bepaalde gevallen opsporingsdiensten meer
bevoegdheden krijgen en meer privacygevoe
lige gegevens tot hun beschikking krijgen is
daaraan, naar mijn mening, ondergeschikt.
Marcel René Bamberg, 22 JaarMaster PrivaatrechtWie de aanvallen op websites van de Neder
landse overheid en Nederlandse banken
goed heeft bekeken, moet weten dat er niets
spannends aan is. Er is geen sprake van een
inbraak in een systeem waarbij duizenden
inloggegevens van gebruikers worden gestolen.
Er ontstaat dus onrust, maar er is geen code
rood wat betreft de
beveiliging van saldi
van klanten. Sterker
nog, dergelijke
aanvallen vinden
letterlijk iedere dag
plaats, alleen dan op
zo’n kleine schaal dat
websites er niet plat
door gaan. Ik ben zelf
geen privacyfetisjist
en heb bovendien weinig te verbergen, maar
ik ben wel van mening dat degenen die zich
snel in hun eigenheid voelen aangetast moeten
worden gevrijwaard van allerlei bemoeienis
van de lange armen van Ivo Opstelten en zijn
departement. Spionagesoftware installeren om
te voorkomen dat DigiD een paar uur uit de
lucht is? Liever niet!
Nederland, belastingparadijs 11
Actualiteit
Nederland, belastingparadijs?
Tekst door Mark Devilee
aanleiding van recente rapporten en kritieken
door de buitenwereld te worden beschouwd
als belastingparadijs wanneer ofwel nauwe
lijks tot geen belasting wordt geheven, ofwel
het belastingstelsel het ontgaan van heffing in
andere landen duidelijk vergemakkelijkt en lijkt
aan te moedigen.
Waarom wordt Nederland dan nu genoemd?
Qua belastingtarieven zit Nederland toch
helemaal goed? Dat klopt. Nederland kent
voor de vennootschapsbelasting een prima
tarief van 25% met een 20% opstap en voor
de inkomstenbelasting kent het een wereldwijd
zelfs hoog tarief van 52% voor de hoogste
schijf. Het zijn de zogenoemde ‘brievenbus
maatschappijen’ waarmee Nederland inter
nationaal de wind van voren krijgt.
FiscaliteitVoor een goed begrip van wat er aan de gang
is, volgt nu een stukje fiscaliteit, waarin het
telkens gaat om een internationaal opererend
concern1. Wanneer een vennootschap interest
en royalty’s betaalt aan een vennootschap in
een ander land, zijn deze kosten aftrekbaar
voor de vennootschap. De vennootschap die
de betaling ontvangt, wordt voor die inkom
sten belast. Voor dividenden geldt dat deze niet
mogen worden afgetrokken door de vennoot
schap die de dividenden uitkeert. Die dividenden
zijn bij de ontvanger in beginsel gewoon belast.
Tot zo ver geen aandachtspunten. Het gaat
echter ‘mis’ bij de bronbelasting. De bron
belasting is de belasting die het bronland heft
(het bronland is het land van de betalende
vennootschap, het woonland is het land van de
ontvangende vennootschap). Veel bronlanden
heffen bronbelasting op betalingen van dividen
den, interest en royalty’s. Het idee hierachter
is, dat wanneer het vermogen het land verlaat,
de heffing veilig dient te worden gesteld. Het
woonland wil echter in beginsel ook altijd hef
fen. Om dubbele belasting tegen te gaan sluiten
landen daarom belastingverdragen. Nederland
heeft een zeer uitgebreid verdragennetwerk
(medio mei 2013 heeft Nederland 94 geldige
belastingverdragen lopen). De verdragen
zorgen ervoor dat de bronbelasting geredu
ceerd wordt. Daarbij, en dat is naast het brede
scala aan verdragen het tweede uithangbord
van Nederland, kent Nederland geen bronbe
lasting wanneer een vennootschap interest of
royalty’s betaalt aan een buitenlandse vennoot
schap. De bronbelasting op dividenden wordt
vaak tot nihil gereduceerd.
De combinatie van deze twee uithangborden
heeft tot gevolg dat Nederland het ideale
doorsluisland is. Want: bedrijven gaan vanuit
hun bronland speuren naar dispariteiten
(verschillen tussen belastingstelsels) in het
woonland (of andersom) die ervoor zorgen
dat een betaling in beide landen aftrekbaar is of
die wel aftrekbaar is in het ene land, maar niet
belast is in het andere land. Het benutten van
een dergelijke dispariteit zal de belastingdruk
van het bedrijf naar beneden halen. Mocht een
dergelijk verschil zijn gevonden, dan zal veelal
ofwel een belastingverdrag ontbreken (met
als gevolg dubbele belastingheffing), ofwel zal
de ‘mismatch’ bij het bestaan van een verdrag
in dat betreffende verdrag worden rechtgezet.
Echter, het tussenschuiven van een vennoot
schap in Nederland gaat gepaard met slechts
een minimale heffing én geeft het concern de
kans om de mismatch vervolgens door middel
van het verdragennetwerk van Nederland
optimaal te benutten. Er worden in Nederland
vaak dan ook nauwelijks activiteiten uitge
voerd met nauwelijks werknemers in dienst.
Dit worden de zogenoemde ‘brievenbusmaat
schappijen’ genoemd.
Nederland verdient echter inmiddels jaarlijks
rond de één miljard euro aan belastinggeld
aan deze brievenbusmaatschappijen. Door
de enorme hoeveelheid brievenbusfirma’s zijn
er verhoudingsgewijs ook veel hoofdkantoren
gevestigd in Nederland, wat weer veel werk
gelegenheid met zich brengt. Bovendien het is
legaal. Is er eigenlijk wel een probleem?
NadelenEen volgende vraag betreft daarom de rele
vantie van het al dan niet zijn van een dergelijk
belastingparadijs. Met andere woorden:
waarom zou Nederland volgens criticasters
geen belastingparadijs moeten willen zijn?
Universiteit UtrechtHet artikel richt zich op de recente ontwikke
ling waarin Nederland door fiscalisten steeds
frequenter het stempel ‘belastingparadijs’
krijgt toegewezen. De drie hoofdpunten zijn:
1 Waarom is deze ontwikkeling aan de gang?
2 Waarom is dit vervelend?
3 En is dit wel terecht? Allereerst wordt voor
de beantwoording van deze drie vragen de
term ‘belastingparadijs’ besproken. Daarna
wordt uitgelicht waarom Nederland zich al
dan niet moet verzetten tegen het voor de
buitenwereld ‘zijn’ van een belastingparadijs.
Na blootlegging van de kritiek wordt afge
sloten met een afweging en een persoonlijk
eindoordeel.
BelastingparadijsEen belastingparadijs, ook wel ‘tax haven’
genoemd, kent geen vaste definitie. Wel kan
worden gesteld dat wanneer een land een
belastingstructuur speciaal heeft gecreëerd
om voordeel te halen uit of zelfs misbruik
te maken van de wereldwijde vraag naar
mogelijkheden om belastingen te ontduiken,
er zeker sprake is van een belastingparadijs.
Dit soort belastingparadijzen zijn enerzijds
vaak landen die door hun ligging / omvang
of andere factoren geen groot financieel
potentieel hebben. Anderzijds zijn het landen
die voor een groot gedeelte afhankelijk zijn
van de dienstensector. Dat Nederland als
het zou kwalificeren voor deze definitie- tot
de laatstgenoemde groep zou behoren, moge
duidelijk zijn.
Hoewel er geen uniforme definitie bestaat,
heeft De OESO (Organisatie voor Econo
mische Samenwerking en Ontwikkeling) in
1998 wel vier indicatoren neergelegd voor
een belastingparadijs:
1) Geen of te verwaarlozen belasting op
het betreffende inkomen (uit winst)
2) Gebrek aan effectieve informatiewisseling
door (excessief) bankgeheim
3) Gebrek aan transparantie door (excessief)
bankgeheim
4) Geen substantiële (bedrijfs)activiteit
In essentie lijkt een belastingparadijs naar
Witte stranden, dobberende bootjes en slechts een handvol palmbomen
die bescherming biedt tegen de felle en snijdende zon. Grote kans dat dit het
beeld is dat als eerst bij u opkomt bij het horen van de term ‘belastingparadijs’.
De Kaaimaneilanden, Bermuda, Madeira, de Bahamas: stuk voor stuk voor-
beelden van bounty-eilanden die zich, tot afgrijzen van menig buitenlandse
belastingdienst, succesvol profileren als vestigingsland voor vermogen van
multinationals door middel van hun zeer gunstige belastingvoorwaarden.
Toch wordt ook Nederland de laatste jaren steeds vaker bij dit rijtje gevoegd.
Ditmaal dus geen Corona-biertje met limoen en een hangmat, maar Heineken
extra cold. Hè, wat? Juncto praat u bij.
10 Nederland, belastingparadijs
1 Waarom is deze ontwikkeling aan de gang? 2 Waarom is dit vervelend? 3 En is dit wel terecht?
12 Nederland, belastingparadijs Nederland, belastingparadijs 13
Met de volgende alinea beeldspraak zal ik
de kritiek proberen te schetsen.
Beeld u zich in: het eindgala van de middelbare
school. De belastingstelsels zijn de meisjes op
het feest. Lena (DUI), Dominique (FR), Lotte
(NL), Guilia (ITA), Alexis (VS) en ga zo maar
door. Ze zijn er allemaal! Alle belastingstelsels
zijn present. De dispariteiten tussen de belas
tingstelsels zijn de verschillen (uiterlijk, jurk,
karakter etc.) tussen de meisjes. De inkomens
van de belastingplichtigen worden op dit
imaginaire maar o zo drukbezochte feest
belichaamd door de jongens. Hoewel aan het
begin van de avond ieder meisje een jongen
als date heeft zodat alle belastingstelsels aan
het begin van de avond een belastinggrondslag
hebben waarover in de toekomst geheven
kan worden kan het zo zijn dat naargelang
de avond vordert, sommige belastingplichti
gen hun inkomen naar een of zelfs meerdere
andere belastingstelsels switchen door de
ongekend gunstige belastingvoorwaarden
die sommige flirtende belastingstelsels (de
tax havens) de belastingplichtigen aanbieden.
Zie hier ook direct het probleem. Hoewel
de switches het gevolg zijn van dispariteiten,
hetgeen op zichzelf niet illegaal is (sterker nog:
het is inherent aan het bestaan van de verschil
lende belastingstelsels), is het een kwestie van
fatsoen jezelf als belastingstelsel niet zodanig
te presenteren dat belastingplichtigen het
hoofd op hol wordt gebracht met als gevolg
grondslaguitholling van de door de belasting
plichtigen verlate belastingstelsels. Immers,
doordat het inkomen naar een of meerdere
andere stelsels is verhuisd, heeft het inkomen
het startbelastingstelsel verlaten. De avond zal
derhalve eindigen met meisjes zonder date,
jaloezie en wraakgevoelens. Enfin: drama.
Dergelijke in de steek gelaten meisjes waren
de Verenigde Staten. In 2009 bestempelde het
Witte Huis Nederland en enkele andere lan
den als een belastingparadijs. Obama kondigde
daarop direct maatregelen aan. Kortom; het
drama kan dus ook fiscale consequenties heb
ben. De Verenigde Staten liepen door Neder
land namelijk miljarden dollars aan belasting
geld mis. Het gemiddelde Amerikaanse gezin
moest dit belastinggat volgens Obama door
toedoen van onder meer ‘belastingparadijs
Nederland’ maar zien te dichten. Door ver
moedelijk uitstekend lobbywerk werd Neder
land snel uit deze brief geschrapt, maar het is
absoluut niet ondenkbaar dat Nederland in
de toekomst nog meer de schijn tegen krijgt.
De kritiek groeit immers met de dag en het
Financieele Dagblad (FD) brengt de kritiek
dezer dagen haast dagelijks als voorpagina
nieuws. Zo bracht bijvoorbeeld de nietgouver
nementele organisatie Oxfam Novib op
20 mei jl. een rapport uit met de titel: ‘De Ne
derlandse route. Hoe arme landen inkomsten
mislopen via belastinglek Nederland.’ Al deze
publiciteit zal voor bijvoorbeeld de dagelijkse
bezigheden van Nederlandse diplomaten of
voor het Ministerie van Financiën tijdens ver
dragsonderhandelingen vervelende consequen
ties kunnen hebben. Hoe sterker Nederland
bekend komt te staan als het land dat alle
investeerders wegtrekt uit andere landen en/of
als het land dat door haar gunstige belasting
voorwaarden de belastinggrondslag van andere
landen tot een minimum beperkt, hoe minder
bereid andere landen zijn concessies te doen
op welk vlak dan ook.
TegengeluidInteressant is ten slotte de vraag of de
Nederlandse politiek dient in te grijpen. De
meningen zijn verdeeld. Wat denkt u? Enerzijds
is er de negatieve publiciteit met mogelijk
negatieve internationale gevolgen, wellicht niet
eens beperkt tot de fiscaliteit. De oncollegiale
grondslaguitholling spreekt ook niet echt voor
het te voeren beleid van Nederland.
Maar gaat het niet te ver om Nederland te
scharen onder de eerder gegeven omschrij
vingen van het ‘belastingparadijs’? Is het wel
Nederland dat zich moet aanpassen? Is het
namelijk niet zo dat wanneer andere landen de
uitgaande interest en royalty’s niet aftrekbaar
maken, belastingheffing voor deze landen
gewaarborgd is, zoals Peter Kavelaars (hoogle
raar fiscale economie) al aangaf in een populair
discussieprogramma? En de derde groep, de
dividenden, zijn toch in een eerder stadium al
belast als winstbelasting naar een tarief dat het
bronland kan instellen? En is het niet zo dat
(los van de mismatchesgevallen) Nederland
wordt ingezet als doorsluisland om bronbelas
ting te voorkomen, en niet om winstbelasting
tegen te gaan, waardoor vaak enkel dubbele
belastingheffing wordt tegengegaan? En is
het, in geval van de mismatchen, wel fair dat
Nederland de schuld krijgt van een mismatch
tussen twee andere landen? En is het dan
ook fair dat een belastingplichtige bij het niet
benutten van een internationale constructie
met Nederland als doorsluisland dubbel belast
wordt omdat de twee landen waar hij zich in
bevindt (nog) geen belastingverdrag met elkaar
hebben gesloten? Ligt het probleem niet vooral
bij de bronbelasting, juist daar waar Nederland
niet eens wil heffen?
Ik begrijp goed, natuurlijk staan andere landen
niet te trappelen om uitgaande interest en
royalty’s niet aftrekbaar te maken, of om de
winstbelasting te verhogen. De angst voor het
verliezen van multinationals, en de daarmee
eerder genoemde gepaard gaande voordelen
doet hen besluiten dit niet te doen. Dat is
ieders eigen keuze en ieders goed recht. Het
is daarom dus ook nog geen uitgemaakte zaak
wie nu wie dient te beschuldigen van een
obstinate en onethische houding. Misschien
is het wel beter wanneer niemand, zonder
uitzondering (Brussel, Amerika), een ander
beschuldigt van een dergelijke houding, maar
dat de landen samen op zoek gaan naar een
manier om de praktische, ingewikkelde en in
herent aan het systeem verbonden problemen
die zijn ontstaan op te lossen. En het stempel
‘belastingparadijs’, ach.. die extra zonnestralen
laten vooralsnog ook nog op zich wachten,
nietwaar?
Door de enorme hoeveelheid brievenbusfirma’s zijn er verhoudingsgewijs ook veel hoofdkantoren gevestigd in Nederland. Bovendien het is legaal. Is er eigenlijk wel een probleem?
Het uitgebreide verdragennetwerk en het feit dat Nederland geen bronbelasting op interest en royalty’s kent maakt Nederland tot het ideale doorsluisland.
noten1 Dus dat wil zeggen: een bedrijf dat rechtspersonen heeft zitten in meerdere landen welk onderling handel drijven: de multinationals.
Notarieel recht op de schop. Waarom? 15
Actualiteit
Notarieel recht op de schop. Waarom?
Tekst door Alexander Defauw
Academische vormingMijns inziens valt onder academische juridi
sche vorming: zelfstandig een mening vormen,
kritisch nadenken, theoretische kennis toe
passen en achterliggende redenen begrijpen
van wetgeving. Daarnaast zijn verdieping,
zelfontplooiing en verbreding van de algemene
kennis belangrijk. Het aanleren van acade
mische vaardigheden, zoals schrijfvaardigheid,
spreekvaardigheid en het doen van onderzoek,
is van belang om kennis en gedachten te com
municeren.
Het credo van de notariële studie was dat
studenten zich niet mochten onthouden van
stemming. Tijdens colleges werd er ongeacht
voorbereiding een mening van je verwacht.
De notariële vakken werden gezien door stu
denten als vakken waarbij passief in college zit
ten geen optie was. Voor beginnende studenten
een beangstigende gedachte, maar gaandeweg
de studie ontstond het besef dat je hierdoor
op een interactieve manier academisch wordt
gevormd. Het werd dan ook steeds leuker
om tijdens colleges met zowel de docent
als de medestudent in discussie te gaan. Een
zelfbewuste mening werd verwacht van de
notariële student. Pas nadat de student zijn of
haar mening had gegeven, gaven de docenten
hun mening. Het uitgangspunt was dat er altijd
moet worden geëindigd met een vraagteken,
wat is immers academisch onderwijs indien er
een alwetend antwoord is?
De (beroeps)ethiek liep als rode draad door
de formeelrechtelijke vakken. Niet alleen in de
inleidende vakken van de bachelor, maar ook
daarna. In het introducerende Kernvak notari
eel recht werd steevast het voorbeeld van de
‘allegorie van de grot’ van Plato behandeld; een
illustratie hoe de insteek van deze brede juridi
sche studie was. Ook in de master werd onder
andere in het vak ‘Notaris, recht en samenle
ving’ de student een academisch kader aange
reikt. Dit was zowel relevant voor de notariële
onderwijs als ook het algemene academische
onderwijs. Zo werden er bijvoorbeeld colleges
besproken van de gerenommeerde Harvard
professor Michael Sandel. Met zijn beroemde
‘jusitice’ colleges werd studenten geleerd
wat ‘the right thing to do’ was, oftewel hoe
zij zich konden ontwikkelen tot een ethisch
verantwoord handelend mens en professional.
De werk en hoorcolleges waren niet alleen
bedoeld om de wet uit te leggen, maar meer
om de student een idee te geven wat de
achterliggende gedachten en uitwerkingen van
wetgeving op de maatschappij waren. Naast
deze algemene leerstukken was er aandacht
voor de notariële beroepsethiek. Dit is van
belang, omdat deze moeilijk te vergelijken is
met de ethiek van andere juridische beroepen.
Zo zijn bijvoorbeeld de kwesties van wilsbepa
ling en omgang met kwaadwillenden onder
werpen waarbij de student moet leren een
rechte rug te houden als toekomstig (kandi
daat)notaris.
Gedurende de notariële studie heb ik voor
diverse vakken papers geschreven, waarbij
naast de inhoud nauwkeurig werd gelet op
de overbrenging hiervan. Aandacht werd
besteed aan spelling, woordkeuze, zinsopbouw
en juridisch jargon. De spreekvaardigheid werd
frequent getoetst door middel van presen
taties. Deze vaardigheden zijn niet alleen van
belang voor de academische vorming van
studenten, maar tevens van belang voor werk
zaamheden in de juridische praktijk. Nora van
Oostrom gaf geregeld het voorbeeld dat taal
het zwaard is van een goed jurist.
PrivaatrechtNaast dat de notariële studie academischer
moet worden is het departementbestuur de
mening toegedaan dat de studie meer ingebed
moet worden in het privaatrecht. Dit is echter
al het geval, de huidige notariële studie biedt
een alomvattend scala aan privaatrechte
lijke vakken. Alle boeken van het Burgerlijk
Wetboek worden behandeld. Naast de brede
goederen en verbintenisrechtelijke basis die
wordt geboden in de eerste anderhalf jaar,
wordt zowel het ondernemingsrecht, perso
nen en familierecht en onroerend goedrecht
behandeld. Als ik het departementbestuur goed
begrijp willen zij meer de nadruk leggen op
het algemene privaatrecht dan op de specifiek
notariële aspecten hiervan. Dit zou volgens
hen de notarieel opgeleide student multidisci
plinair inzetbaar maken. Echter biedt mijns
inziens de huidige studie zo een brede oplei
ding dat afgestudeerden in verschillende
segmenten terecht kunnen. De Universiteit
Utrecht profileert zich sinds jaren zodanig dat
de notariële student niet alleen opgeleid wordt
tot notaris, maar breed inzetbaar is en uiter
mate geschikt voor het bank en verzekerings
wezen, de vastgoed en projectontwikkeling,
estate planning of mediation, het bedrijfsleven
en in aanvulling met civiel effect ook voor
de advocatuur en de rechterlijke macht.
SlotMijns inziens was de notariële studie al vol
doende academisch. De denkwijze en vaardig
heden worden vanaf het begin van de studie
gedegen onderwezen. Er is voldoende aan dacht
voor de student om zich te ontwikkelen als
kritisch nadenkend mens en jurist. Daarnaast is
de notariële studie voldoende in het privaat
recht ingebed en worden studenten breed
privaatrechtelijk opgeleid. Het hele burgerlijke
wetboek wordt behandeld, evenals de aan
palende rechtsgebieden.
De arbeidsmogelijkheden zijn veel breder
dan alleen het beroep van notaris. Utrecht is
geliefd bij kantoren door een goede reputatie
van de notariele studie. Daarnaast is de studie
kleinschalig en kent iedereen elkaar. De lijnen
tussen docenten en studenten en tussen
studenten onderling zijn kort. De docenten
hebben goede contacten met de arbeidsmarkt,
waardoor er voor een positief opvallende
student altijd een werkplaats is. Ik vind het te
ambitieus en onnodig om op basis van deze,
niet voldoende overwogen, argumenten te
besluiten de notariele studie op zo een ingrij
pende manier te veranderen.
De opheffing van de notariële leerstoel is
inmiddels een beladen onderwerp geworden
en krijgt zodoende veel aandacht in de media.
DUB en diverse andere media hebben recent
meerdere artikelen gepubliceerd over de nota
riële studie en de opheffing van de leerstoel.
Hierin worden de verschillende zienswijzen
besproken van het notariële docententeam
en het departementsbestuur. Onlangs werd
een bijeenkomst voor studenten georgani
seerd om studenten te informeren over de
ontwikkelingen omtrent de notariële studie.
Het departementsbestuur verkondigde dat
de reorganisatie louter positieve effecten zal
hebben. De huidige notariële studie zal meer
academisch worden en meer worden ingebed
in het privaatrecht.
Als recent afgestudeerd student Notarieel
recht vind ik het opmerkelijk te horen dat ik
gedurende mijn studie niet voldoende aca
demisch ben opgeleid. Mijn studiekeuze was
gebaseerd op de privaatrechtelijke basis van
de studie, de bevlogen academische houding
van het docententeam en de (meta)juridische
manier van doceren. Ik vraag mij af of de
uitspraken van het departementsbestuur
gefundeerd zijn en of zij het curriculum van
de notariële studie wel academisch onder
de loep hebben genomen. Is de notariële
studie immers niet al academisch genoeg en
voldoende ingebed in het privaatrecht?
Het is een duidelijke boodschap van het departementsbestuur Rechtsgeleerd-
heid: de Utrechtse notariële studie is niet academisch genoeg en zal meer in-
gebed moeten worden in het privaatrecht. Dit is volgens scheidend hoogleraar
Notarieel recht Nora van Oostrom een ‘toverformule’ om te zorgen dat zij niet
meer in aanmerking komt voor de nieuwe leerstoel goederen- en notarieel
recht, welke de huidige leerstoel zal vervangen.
14 Notarieel recht op de schop. Waarom?
Mijns inziens was de notariële studie al vol doende academisch. De denkwijze en vaardigheden worden vanaf het begin van de studie gedegen onderwezen.
Verboden afspraken in de muziekindustrie? 1716 Verboden afspraken in de muziekindustrie?
De directeur van Lowlands stelt: “De muziek
industrie heeft een geschiedenis van individualisten
die allemaal een beetje voor hun eigen hachje
bezig zijn, en elkaar alleen maar opzoeken als ze
elkaar nodig hebben”. Nu worden er onderling
afspraken gemaakt om de muziekindustrie wat
beter te organiseren. In het interview verklaart
hij: “Een paar mensen hebben nu gezegd: ‘Laten
we eens wat vaker bij elkaar komen en onze
issues nou eens gewoon op papier zetten’. En
laten we kijken waar we een gezamenlijke mening
over hebben en waar we mogelijk andere belangen
hebben. Maar dat we daar in ieder geval eens
wat vaker over praten.” De vraag is echter of
dit mededingingsrechtelijk wel toelaatbaar is.
Mogen concurrerende ondernemingen binnen
de muziekindustrie met elkaar om de tafel
zitten, informatie uitwisselen en afspraken met
elkaar maken?
Het kartelverbodHet mededingingsrecht gaat ervan uit dat
concurrentie noodzakelijk is voor het functio
neren van de economie. Het doel van het
mededingingsrecht is dan ook het bevorderen
van marktwerking door het verbieden van
concurrentiebeperkend gedrag. Ondernemingen
kunnen zich op concurrentiebeperkende
wijze gedragen door misbruik te maken van
hun economische machtspositie en door het
maken van overeenkomsten. Het kartel
verbod verbiedt het maken van concurrentie
beperkende overeenkomsten.
De toetsing van het kartelverbod bestaat uit
twee stappen. De eerste stap is het verbod;
artikel 6 lid 1 Mededingingswet (hierna Mw)
verbiedt overeenkomsten tussen ondernemin
gen, besluiten van ondernemingsverenigingen
en onderling afgestemde feitelijke gedragingen
van ondernemingen die ertoe strekken of ten
gevolge hebben de mededinging op de Neder
landse markt of een deel daarvan merkbaar te
verhinderen, beperken of vervalsen.2 Indien aan
de eisen van het kartelverbod wordt voldaan
en een schending wordt vastgesteld volgt, over
eenkomstig artikel 6 lid 3 Mw, de tweede stap.
In deze fase worden de voor de mededinging
positieve voordelen van de overeenkomst
bepaald en wordt nagegaan of deze positieve
gevolgen tegen de negatieve gevolgen voor
de mededinging opwegen. Indien de positieve
gevolgen voor de mededinging niet opwegen
tegen een beperking van de mededinging,
bepaalt artikel 6 lid 2 Mw dat de overeenkomst
van rechtswege nietig is.3
Om een schending vast te stellen moet in eerste
instantie worden nagegaan of hier sprake is
van ondernemingen. De vraag of de spelers
in de muziekindustrie als ondernemingen
beschouwd dienen te worden moet bevestigend
worden beantwoord. Het Europees Hof van
Justitie heeft in de bekende Höfner zaak het
begrip onderneming ruim geïnterpreteerd
en hierdoor omvat het elke eenheid die een
economische activiteit uitoefent.4 De Neder
landse Mededingingswet sluit op de Europese
Mededingingswet aan. Zo heeft de ACM (toen
NMa) besloten dat muziekscholen ook onder
nemingen kunnen zijn, aangezien zij muziekon
derwijs aanbieden en dit als een economische
activiteit dient te worden beschouwd.5 Het
is hierdoor vrij evident dat de spelers in de
muziekindustrie ondernemingen zijn in de ogen
van de Mededingingswet.
Indien deze ondernemingen daadwerkelijk
vaker bij elkaar zullen komen en ‘issues’ op
papier zullen zetten, zal gauw ook aan het vol
gende vereiste van artikel 6 lid 1 Mw voldaan
worden, namelijk een overeenkomst. De term
overeenkomst wordt in het mededingingsrecht
breed geïnterpreteerd en hierdoor vallen alle
vormen van wilsovereenkomsten hieronder.
Zelfs eenzijdig gedrag kan onder bepaalde
omstandigheden tot een overeenkomst leiden.
De grote vraag blijft natuurlijk wat de partijen
met elkaar gaan bespreken. Voor een schending
van het kartelverbod moet er sprake zijn van
een beperking van de mededinging. Onderlinge
In een recent interview met nu.nl uitte de directeur van festival Lowlands
zijn zorgen over de toekomst van de Nederlandse muziekindustrie. De Rijks-
overheid heeft aangegeven de komende tijd minder geld over te hebben voor
subsidies voor kunst en cultuur. De overheid wil ondernemerschap in kunst en
cultuur stimuleren om zo de sector minder afhankelijk te maken van subsidies.
Deze bezuinigingen zijn volgens de directeur van Lowlands aanleiding om
veranderingen aan te brengen in de organisatie van de muziekindustrie.
Verboden afspraken in de muziekindustrie?
Tekst door Jasmin Lagziel
ActualiteitMogen concurrerende ondernemingen binnen de muziekindustrie met elkaar om de tafel zitten, informatie uitwisselen en afspraken met elkaar maken?
Verboden afspraken in de muziekindustrie? 1918 Verboden afspraken in de muziekindustrie?
afstemming van marktgedrag door onder
nemingen is verboden indien dit ertoe strekt
of ten gevolge heeft dat de mededinging wordt
beperkt, vervalst of verhinderd. In het mede
dingingsrecht wordt onderscheid gemaakt
tussen doelbeperkingen (welke er toe strekken
de mededinging te beperken) en effectbeper
kingen (welke mededingingsbeperkingen tot
gevolg kunnen hebben). Zulke overeenkomsten
tussen partijen kunnen ertoe leiden dat hun
onderlinge concurrentie verdwijnt. Deze ver
mindering van concurrentie kan door partijen
misbruikt worden en dit kan leiden tot prijs
stijgingen op de relevante markt.
De duidelijkste vormen van doelbeperkingen
zijn prijsafspraken, productiebeperkingen en
marktverdeling. Nu doet de directeur van
Lowlands geen uitspraak over wat daadwer
kelijk tussen de concurrenten besproken
gaat worden, wellicht weet hij dat zelf nog
niet. Informatieuitwisseling kan echter onder
bepaalde omstandigheden ook een probleem
opleveren.
Informatie uitwisselenDe Commissie heeft in haar richtsnoeren
uitgebreid stilgestaan bij het fenomeen infor
matie uitwisseling door concurrenten.6 Het
is namelijk een lastige kwestie. De uitwisseling
van informatie kan in verschillende vormen
plaatsvinden. Naast de rechtstreekse uitwis
seling tussen concurrenten, behoren uitwisse
lingen via een gemeenschappelijke instantie
(zoals een brancheorganisatie), een derde
partij en door openbaarmaking ook tot de
mogelijkheden. Voor de toepassing van het
kartelverbod is het van belang dat er sprake is
van een overeenkomst, zoals eerder besproken
zal in casu hier snel aan worden voldaan.
Of het uitwisselen van informatie mededinging
beperkend is hangt af van de kenmerken van
de markt waarop de uitwisseling plaatsvindt.
Verschillende factoren spelen bij de beoor
deling een rol (bijvoorbeeld de concentratie,
transparantie, stabiliteit en complexiteit van
de markt). Het uitwisselen van informatie
door concurrenten is problematisch om
dat door uitwisseling overeenstemming kan
worden bereikt over coördinatie van gedrag,
wat weer tot een feitelijke verstandhouding
op de markt kan leiden. Door het uitwisselen
van informatie worden de onzekerheden op
de markt weggenomen. Er kunnen samenhan
gende verwachtingen ontstaan en op basis
daarvan kunnen ondernemingen vervolgens
afspraken maken over de coördinatie van hun
concurrentiegedrag (dit kan ook zonder deze
coördinatie expliciet vast te leggen). Vooral
informatie over toekomstig gedrag van partijen
is problematisch aangezien concurrenten dan
nog meer op elkaar kunnen inspelen.
Het uitwisselen van informatie is ook proble
matisch aangezien de interne stabiliteit van een
feitelijke verstandhouding op de markt wordt
versterkt. Het vergroot de transparantie van
de markt, wat samenhangt met het feit dat door
informatieuitwisseling de ondernemingen in
staat worden gesteld elkaars gedrag te con
troleren. Indien de informatieuitwisseling tot
gevolg heeft dat ondernemingen inzicht krijgen
in de marktstrategieën van hun concurrenten,
kan dit een beperking van de mededinging
opleveren. De Commissie geeft in haar richt
snoeren aan dat de vermoedelijke gevolgen van
informatieuitwisseling per geval beoordeeld
moet worden. Het is uiteraard belangrijk wat
voor informatie wordt uitgewisseld. Alleen het
uitwisselen van geïndividualiseerde gegevens
op het gebied van voorgenomen toekomstige
prijzen of hoeveelheden, of andere informatie
uitwisselingen die doelbewust de mededinging
beperken worden door de Commissie geclas
sificeerd als doelbeperkingen. De mogelijke
gevolgen van andere vormen van informatie
uitwisseling dienen per geval beoordeeld te
worden. Dit wordt gedaan doormiddel van
een afweging van de vermoedelijke gevolgen
van de informatieuitwisseling in vergelijking
met de concurrentiesituatie die zonder de
informatieuitwisseling zou hebben bestaan.7
De Commissie is echter niet alleen negatief
over het uitwisselen van informatie door con
currenten. Zo legt zij in de richtsnoeren uit dat
de uitwisseling van informatie ook concurren
tiebevorderend kan zijn omdat zij kan leiden
tot een intensivering van de mededinging of
tot belangrijke efficiëntieverbeteringen.8 Het
is hierdoor lastig om te beoordelen of het
uitwisselen van informatie door de spelers in
de muziekindustrie zal leiden tot een beper
king van de mededinging. Het zal erg afhangen
van wat er precies op tafel komt en wat de
partijen daarmee gaan doen. De Commissie is
duidelijk van mening dat informatieuitwisseling
door concurrenten problematisch is en onder
bepaalde omstandigheden zelfs een doelbeper
king vormt. Indien in casu niet voldaan wordt
aan de vereisten van een doelbeperking kan er
nog steeds sprake zijn van een effectbeperking.
De overeenkomst strekt er dan weliswaar
niet toe om de mededinging te beperken maar
heeft dit wel tot gevolg. Wederom vereist ook
dit verder onderzoek naar de markt voor en
na het uitwisselen van de informatie.
Verboden?De geplande samenwerking is hier “horizon
taal” van aard; de overeenkomst wordt immers
gesloten tussen de spelers in de muziekin
dustrie die, of daadwerkelijke of potentiële,
concurrenten van elkaar zijn. Horizontale
samenwerkingsovereenkomsten kunnen
partijen aanzienlijke economische voordelen
opleveren; zo kunnen risico’s verdeeld worden,
kosten bespaard, investeringen vergroot en
de knowhow gezamenlijk benut. De product
kwaliteit en het productaanbod kunnen
door samenwerking verbeterd worden en
samenwerking kan innovaties stimuleren. De
keerzijde van de medaille is dat horizontale
samenwerkingsovereenkomsten eerder tot
mededingingsproblemen kunnen leiden. Prijsaf
spraken, productiebeperkingen en marktverde
ling leiden evident tot mededingingsproblemen,
ook wanneer samenwerken partijen in staat
stelt marktmacht te behouden, te verwerven
of te vergroten kan dit problemen opleveren.
Dit kan aanleiding geven tot negatief effect
op prijzen, productie, innovatie of diversiteit
en kwaliteit van de producten.9 Horizontale
overeenkomsten kunnen worden afgezet tegen
verticale overeenkomsten. Verticale overeen
komsten worden gesloten tussen onderne
mingen die werkzaam zijn in een verschillend
stadium van dezelfde productie of distributie
keten. Horizontale overeenkomsten worden
doorgaans als problematischer ervaren dan
verticale overeenkomsten, dit speelt ook een
rol bij de beoordeling of de overeenkomst
verboden is.
Niettemin, ook indien er inderdaad wordt
vastgesteld dat er sprake is van een mede
dingingsbeperkende overeenkomst is deze
nog niet per definitie verboden. Er dient nog
te worden voldaan aan het merkbaarheids
vereiste. De Commissie stelt dat informatie
uitwisseling vermoedelijk merkbaar zal zijn
indien de concurrenten in kwestie een groot
deel van de relevante markt in handen hebben.
Pas als de grote spelers met elkaar gaan praten
is het waarschijnlijk dat er sprake zal zijn van
merkbare mededingingsbeperkende gevolgen.
Anders zouden partijen die niet bij de informatie
uitwisseling betrokken waren het eventuele
concurrentieverstorende gedrag van de
betrokken partijen kunnen onderdrukken.10
De directeur van Lowlands heeft geen namen
genoemd als het gaat om welke partijen met
elkaar in gesprek zullen gaan. Het is daarom
nog onduidelijk wat precies de relevante
markt is, zijn het alle festivals? Zijn het alleen
de meerdaagse festivals? Of worden soms
alle muziekevenementen in Nederland bij de
afspraken betrokken?
Door gebrek aan informatie blijft het nog
een beetje gissen of de overeenkomst als
merkbaar geclassificeerd zal worden. Het valt
wel te beredeneren dat indien de directeur
van Lowlands iets wil bereiken met de bijeen
komsten hij de grootste spelers in de muziek
industrie zal benaderen. Indien dit zal lukken,
zullen de resultaten van de overeenkomsten
vermoedelijk ook merkbaar zijn. De overeen
komst zal daarom in strijd kunnen worden
geacht met het kartelverbod.
Uitzondering? Het is goed mogelijk dat de directeur van
Lowlands alleen goede bedoelingen heeft met
de muziekindustrie. Wellicht streef hij alleen
culturele doeleinden na en is hij bang dat
zonder de subsidies en zonder samenwerking
het slecht af zal lopen met de Nederlandse
muziekindustrie. Indien de mededingingsregels
in de muziekindustrie worden toegepast zou
den dit er toe kunnen leiden dat afspraken die
culturele doeleinden nastreven toch concur
rentiebeperkende gevolgen kunnen hebben en
hierdoor verboden kunnen zijn. Nu biedt de
Mededingingswet een uitweg door middel van
artikel 6 Mw lid 3, indien een overeenkomst
bijdraagt tot verbetering van de productie of
van de distributie of tot bevordering van de
technische of economische vooruitgang kan
het verbod toch niet van toepassing zijn. Dit is
een strikte toets waar niet veel overeenkom
sten aan voldoen. Er moet sprake zijn van een
verbetering van productie of distributie, een
billijk aandeel moet toekomen aan de consu
menten, de overeenkomst dient proportioneel
te zijn en de mededinging mag niet volledig
worden uitgeschakeld. Niet economische
belangen (zoals in casu het beschermen van
de muziekindustrie, of breder getrokken het
beschermen van cultuur) voldoen vaak niet
aan deze voorwaarden. De Mededingingswet
kent geen uitzonderingsgrond voor de toepas
sing van mededingingsregels op het gebied
van cultuur. De Commissie is ook van mening
dat culturele belangen niet boven het belang
van vrijhandel en onbelemmerde concurrentie
komen. Tot op heden genieten culturele
overeenkomsten of andere concurrentie
beper kende gedragingen met culturele belan
gen geen bijzondere bescherming. Het lijkt
daarom zeer onwaarschijnlijk dat overeenkom
sten in de muziekindustrie onder het verbod
zullen uitkomen met een beroep op deze
uitzondering.11
ConclusieDe directeur van Lowlands heeft waarschijn
lijk alleen maar goede bedoelingen met de
voorgestelde bijeenkomsten. Hij moet echter
oppassen dat wat wellicht onschuldig lijkt toch
uiteindelijk kan leiden tot situaties in strijd met
het kartelverbod. De Mededingingswet kent
(nog) geen uitzonderingsgrond voor de toe
passing van mededingingsregels op het gebied
van cultuur. Wellicht dat de wetgever stil moet
staan bij het feit dat indien de muziekindustrie
niet langer meer wordt gesteund, dit wellicht
een andere vorm van ondernemerschap stimu
leert dan de bedoeling was.
noten1 Interview van 26 april 2013, te bekijken op: http://www.zie.nl/video/muziek/EricvanEerdenburg/m1nzdwxff7fa2 Gezien de omvang van deze contributie zal ik alleen de Nederlandse Mededingingswet bespreken, Voor de toepassing van het Europese equivalent van artikel 6 Mw (artikel 101 lid 1 Treaty on the Functioning of the European Union) moet er sprake zijn van invloed op de handel tussen de lidstaten. De Nederlandse Mededingingswet is sterk georiënteerd op het Europese en bij de interpretatie daarvan dient aansluiting gezocht te worden bij het Europese mededingingsrecht. Het uitgangspunt is dat de Nederlandse Mededingingswet niet strenger of spoeler is dan het Europese.3 Richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op horizontale samenwerkingsovereenkomsten, par. 20.4 Zaak C41/90 Höfner.5 Zaaknr. 5, Kunstzinnige vorming en onderwijs, besluit van 31 juli 1998 en S.A. De Vries ‘Cultuur en mededinging: Harmonie of dissonantie?’ Igitur, 2005. 6 Richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 101 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie op horizontale samenwerkingsovereenkomsten [2011] OJ C 11/01.7 Richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op horizontale samenwerkingsovereenkomsten [2011] OJ C 11/01, par. 6069 en C.E. Schillemans ‘Informatieuitwisseling en het mededingingsrecht’, Markt & Mededinging, 2010, nr. 5, p. 1.8 Richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op horizontale samenwerkingsovereenkomsten [2011] OJ C 11/01, par. 58.9 Richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op horizontale samenwerkingsovereenkomsten [2011] OJ C 11/01, par. 23.10 Richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op horizontale samenwerkingsovereenkomsten [2011] OJ C 11/01, par. 71. 11 S.A. De Vries ‘Cultuur en mededinging: Harmonie of dissonantie?’ Igitur, 2005.
Indien de mededingingsregels in de muziekindustrie worden toegepast zouden dit er toe kunnen leiden dat afspraken die culturele doeleinden nastreven toch concurrentiebeperkende gevolgen kunnen hebben en hierdoor verboden kunnen zijn.
Vakantie: van droom tot nachtmerrie 21
In deze bijdrage wil ik aandacht besteden aan
de juridische risico’s van het reizen en aan
wat daar aan kan worden gedaan. Dat pakt
mooi uit, want juist nu deze bijdrage ter perse
gaat, is het wachten op een voorstel voor een
nieuwe Europese richtlijn pakketreizen. Pakket
reizen omvatten steeds een combinatie van
tenminste twee van drie elementen: vervoer,
accommodatie en een toeristische dienst (bij
voorbeeld een sportactiviteit of operabezoek).
Is alleen sprake van vervoer, dan gelden andere
regels. Met name de Europese verordening
inzake vertraging en annulering van vluchten
heeft veel reuring veroorzaakt. Gaat het alleen
om de vakantiebestemming, dan is soms sprake
van timeshare. Krijgt iemand een probleem
met een touroperator, dan zal een geschil vaak
niet bij de gewone rechter komen, maar bij
de geschillencommissie reizen. Gaat het daar
entegen om een geschil over een simpele reis
(dus geen pakketreis), dan is er momenteel
geen geschillencommissie luchtvaart voor
handen om dit te beslissen. Een gemiste kans
voor de luchtvaartsector.
Pakketreizen: richtlijn moet vernieuwd.De richtlijn pakketreizen is inmiddels drie
ëntwintig jaar oud en is dringend toe aan
modernisering. Twintig jaar geleden bestond
internet nog niet : wie een (pakket)reis
wilde boeken, stapte naar een reisbureau
dat vervolgens de touroperator inschakelde
(‘mèt Monique’). Tegenwoordig zijn er talloze
websites die het boeken via de reisagent heb
ben overgenomen. Los daarvan heeft de richt
lijn de nodige juridische puzzels opgeleverd.
Een enkel voorbeeld. Gaat een scholier voor
een uitwisseling naar het buitenland en wordt
hij daar opgenomen in een gastgezin, is dan
sprake van logies in de zin van de Richtlijn pak
ketreizen? Hier is volgens het Europese Hof
geen sprake van logies: ‘soort van huisvesting,
het feit dat zij gratis wordt verstrekt en de
duur ervan zijn weliswaar als zodanig en afzon
derlijk beschouwd geen bepalende elementen
van het begrip ‘logies’ in de zin van de richtlijn,
doch bij elkaar genomen hebben zij tot gevolg,
dat een opvang die al die kenmerken vertoont,
niet als logies in de zin van de richtlijn kan
worden aange¬merkt’ (EG Hof van Justitie
11 februari 1999, C 237/97 inzake AFS Inter
cultural Programs Finland).
In het Tijdschrift voor Consumentenrecht
2013/1 geeft de Amsterdamse hoogleraar con
sumentenrecht Marco Loos (gepromoveerd
Vakantie: van droom tot nachtmerrie
Tekst door Ewoud Hondius
Thema
Graag nemen wij jullie mee op reis door het recht, het reisrecht. De themarubriek staat ditmaal geheel in het teken van vakantie. Zo kun je onder andere lezen hoe het nou precies zit met het recht op schadevergoeding wanneer het vliegtuig vertraagd is, hoe je je passagiersrechten daadwerkelijk kunt afdwingen en waar je met klachten terecht kunt nu de Nederlandse Geschillencommissie Luchtvaart niet meer bestaat. Tevens kun je alles lezen over de Nederlandse vakantie wetgeving. Heb jij je vakantiedagen al opgenomen?
Vakantie: van droom tot nachtmerrie – p.21
Vertraging met het vliegtuig, wat nu? – p.23
Fraude loon?! Reisverzekeringen en schadeclaims – p.26
Mind your step! – p.28
Gaan? Stage of vrijwilligerswerk bij negatief reisadvies – p.32
Vakantiekriebeltjes – p.36
De keerzijde van teruggeleiding bij kinderontvoering – p.42
Recht en Vakantie
Wie droomt er tijdens de tentamenperiode niet van: straks heerlijk met vakantie.
Een zonnig palmstrand aan de evenaar, een bergtocht over de Andes, of een vakan-
tiekolonie in Ouagadougou voor kinderen van vluchtelingen leiden. Vakanties zijn
(vaak) mooi, maar nooit geheel zonder risico.
in Utrecht) een overzicht van de rechtspraak
van de Geschillencommissie reizen, waarover
straks meer. Talloze zijn de vragen waar de
commissie zich voor gesteld ziet. Kan iemand
vanwege de gevaarlijke situatie in Syrië een reis
naar Jordanië kosteloos afblazen? Heeft iemand
die een cruise heeft geboekt recht op schade
loosstelling als zich aan boord een grote groep
zwakzinnige passagiers bevindt ? Kunnen de
ouders van een minderjarig kind dat vanwege
salmonellavergiftiging een week het bed moet
houden vergoeding van de mislukte vakantie
(‘entgangene Urlaubsfreude’) vragen ? Veel van
deze vragen komen slechts incidenteel bij de
geschillencommissie voor. Wie een wat groter
areaal aan uitspraken zoekt, doet er goed
aan het Duitse recht in haar onderzoek te
betrekken. Zoveel uitspraken – overigens van
de gewone rechter en niet van een geschillen
commissie – worden daar gewezen, dat er zelfs
een apart tijdschrift voor is: Reiserecht aktuell.
Eigenlijk had ik verwacht dat de Europese
Commissie inmiddels met een voorstel tot
vernieuwing van de richtlijn pakketreizen zou
zijn gekomen, maar er is kennelijk iets tus
sengekomen. Dat neemt niet weg dat de reis
overeenkomst momenteel een ideaal thema
voor een werkstuk is. Zowel in Duitsland
(Barbara Broekema/Linda Maters) als in Duits
land (Dominik Schürmann) is er al het een en
ander geschreven over wenselijke verande
ringen, maar er kan nog best wat bij.
Vertraging en annuleringWie alleen een (vlieg)reis boekt, valt niet
onder de bescherming van de richtlijn pakket
reizen. Maar ook hiervoor bestaat Europese
regelgeving. Met name overboeking en ver
traging hebben geleid tot een belangrijke
verordening, die inmiddels door het Europese
Hof in het Sturgeonarrest (C402/07) nog
eens extensief ten gunste van de consument is
geïnterpreteerd. De luchtvaartmaatschappijen
zijn daar helemaal niet gelukkig mee. En daar
kan ook wel enig begrip voor worden opge
bracht. Dat er op IJsland een vulkaanuitbarsting
plaats vond die het luchtverkeer in West
Europa enige dagen geheel ontregelde, is niet
een verschijnsel waar luchtvaartmaatschappijen
verantwoordelijk voor zijn, maar ze werden
door het Europese Hof wel met het risico
opgezadeld. Ook de verschuldigde bedragen bij
vertraging zijn volgens de maatschappijen aan
de hoge kant. Kort geleden heeft de Europese
Commissie aangekondigd de thans bij vertra
ging verschuldigde bedragen te willen verlagen.
De verordening heeft geleid tot een vulkaan
stroom aan jurisprudentie: alleen al de nrs 2/4
van de Nederlandse Jurisprudentie van dit jaar
waren er aan gewijd. Volgens ingewijden liggen
er nog enkele duizenden zaken op afdoening
te wachten.
Juridisch is dit smullen, want naast de Euro
pese verordening zijn er nog de internationale
verdragen van Warschau en Montréal. Welke
regeling prevaleert nu? Mijn collega Ingrid
Koning weet er alles van. Evenals mijn collega
Cees van Dam, die voor deze gevallen een air
passenger rights app voor heeft ontwikkeld.
TimeshareBetrekkelijk rustig daarentegen is het met
de periodeeigendom. Daarbij gaat het vooral
om vakantievilla’s en appartementen in Zuid
Europese landen of het Caribisch gebied,
waarvan de koper voor enkele weken per jaar
deeltijdeigenaar wordt. Om dit mogelijk te
maken heeft de praktijk juridisch uiteenlpende
constructies ontwikkeld. Daarover handelt
onze wetgeving evenwel niet. Die is gericht
op de agressieve handelspraktijken die bij de
marketing van timeshares worden aangewend.
Schaars geklede jongelui proberen oudere
toeristen met behulp van de nodige alcohol
zover te krijgen dat zij – althans enige weken
per jaar - een droomflat kunnen bewonen
tegen driemaal de marktwaarde. Daartegen is
22 Vakantie: van droom tot nachtmerrie
De richtlijn pakketreizen is inmiddels drieëntwintig jaar oud en is dringend toe aan modernisering. Twintig jaar geleden bestond internet nog niet: wie een (pakket)reis wilde boeken, stapte naar een reisbureau dat ver volgens de touroperator inschakelde.
de richtlijn gericht, en niet op de goederen
rechtelijke problemen waar het hart van
notariële studenten sneller bij gaat kloppen.
Dat is nu eenmaal de Europese benadering,
die gericht is op het tegengaan van misstanden,
niet op het vinden van een structurele oplos
sing voor het ontbreken van regels voor een
nieuwe rechtsfiguur.
GeschillencommissieGeschillen over een pakketreis komen
nauwelijks bij de rechter. Is er dan nooit iets
aan de hand met het gehuurde appartement
in Benidorm of de toegang tot de Olymische
schaatshal in Sotsji? Natuurlijk wel: er zijn zelfs
betrekkelijk veel zaken die zich aandienen, maar
deze komen vrijwel alle terecht bij de Geschil
lencommissie reizen. Het aantrekkelijke van
deze procedure is dat het klachtengeld te over
zien is – € 76,26 voor factuurbedragen tot € 500,
€ 101,68 voor factuurbedragen van € 500 tot
€ 1 500 en € 127,10 voor factuurbedragen
vanaf € 1 500. Belangrijker misschien nog:
mocht klager verliezen, dan kan hij niet wor
den veroordeeld in de kosten van de tourope
rator, zoals dat bij de gewone rechter gebeurt.
Het ligt daarom voor de hand dat veel van de
geschillencommissie gebruik wordt gemaakt.
Staan daar ook nadelen tegenover? Er wordt
wel eens geklaagd over de kwaliteit van de
uit spraken van de geschillencommissie. Mijns
inziens ligt voor een belangrijk deel dat aan
de aard van de te berechten geschillen. Hoe
veel schadevergoeding een reiziger krijgt als
de lift naar de elfde etage het niet deed of het
heien voor het kantoor in aanbouw pal naast
de vakantiewoning elke ochtend exact te 7.00
uur begon, is een feitelijke kwestie die zich
moeilijk in juridische formules laat vangen.
En is het wel juist reizigers vast te pinnen
op een geschillencommissie waar zij mogelijk
helemaal geen vertrouwen in hebben? Dat is
het probleem niet, want een bindend advies
clausule in algemene voorwaarden die de reizi
ger geen keuze laat tussen geschillencommissie
of gewone rechter, is onredelijk bezwarend en
dus vernietgbaar.
Theoretisch is voorts een nadeel dat de com
missie uitspraak doet bij wege van bindend
advies. Dat is geen arbitraal vonnis en voor een
executoriale titel moet men dus alsnog naar de
rechter. Maar dat is theorie: in de praktijk heb
ben de reisorganisaties een nakomingsgarantie
gegeven, die inhoudt dat bij nietnakoming
door de touroperator de organisatie uitkeert.
LuchtvaartDe geschillencommissie reizen is er alleen
voor pakketreizen. Hoe staat het met enkele
reizen per boot, bus, trein of vliegtuig? Voor
het openbaar vervoer is er een aparte geschil
lencommissie, die vorig jaar 134 klachten
behandelde. Voor vliegreizen is er vanaf 2009
een Geschillencommissie luchtvaart geweest,
maar deze is er al spoedig mee opgehouden
omdat de luchtvaartmaatschappijen niet meer
mee wilden doen. Kennelijk waren ze bang
te vaak in het ongelijk te worden gesteld.
Het is eigenlijk te gek voor woorden dat er
voor ieder wissewasje een geschillencommissie
bestaat – in ons land ruim vijftig! – maar niet
voor zo’n belangrijke dienstverlening als het
reizigersvervoer door de lucht. En dat terwijl
de Staat als aandeelhouder van de KLM waar
bovendien een meneer Eurlings zit, die vroeger
meen ik een overheidsfunctie had zo nodig
flinke invloed op de bedrijfsuitoefenng zou
kunnen uitoefenen.
ConclusieReizen is een prachtige manier om met
vreemde landen en volken kennis te maken.
Laat niemand zich daarvan weerhouden, ook
niet als er af en toe iets misloopt. Opmerkelij
kis dat de juridische missers in het reiswezen
zo weinig juridische aandacht krijgen. Voor
een apart keuzevak reisrecht wil ik niet pleiten,
maar voor een paper, spreekbeurt of scriptie
over een reisrechtelijk thema is alleszins
ruimte.
Het is eigenlijk te gek voor woorden dat er voor ieder wissewasje een geschillencommissie bestaat – in ons land ruim vijftig! – maar niet voor zo’n belangrijke dienstverlening als het reizigersvervoer door de lucht.
Vakantie: van droom tot nachtmerrie 23
Vertraging met het vliegtuig, wat nu? 25
gevallen.6 In 2012 bekrachtigde het HvJ het
Surgeon arrest in de uitspraak Nelson Tui. In
dit arrest heeft het HvJ gezegd dat passagiers
van een vertraagde vlucht aanspraak op com
pensatie kunnen maken wanneer zij wegens
de vertraging van hun vlucht hetzelfde tijdver
lies lijden, dat wil zeggen wanneer zij drie uur
na de luchtvervoerder oorspronkelijk geplande
aankomsttijd of later, hun eindbestemming
bereiken.7 Anno 2012 kunnen luchtvaartmaat
schappijen standaardcompensatie dus niet
meer weigeren te betalen. Op grond van de
Verordening (EG) 261/2004 kunnen passagiers
een vergoeding claimen voor vertraging.
Het is wel belangrijk om te weten dat er één
uitzondering is op deze regel. Wanneer er
sprake is van ‘buitengewone omstandigheden’
heeft een passagier geen recht op standaard
compensatie. Er is geen eenduidige definitie
van ‘buitengewone omstandigheden’. De natio
nale rechter zal daarom in elk afzonderlijk
geval aan de hand van alle omstandigheden
moeten afwegen of er sprake is van buiten
gewone omstandigheden.
In het arrest Walletin Hermann is wel aangege
ven wat niet onder ‘buitengewone omstandig
heden’ wordt verstaan. Volgens het HvJ valt
een technisch probleem bij een luchtvaartuig,
dat annulering of vertraging van een vlucht tot
gevolg heeft, niet onder het begrip ‘buitenge
wone omstandigheden’.8 Luchtvaartmaatschap
pijen worden geacht het hoofd te kunnen
bieden aan technische problemen die onlos
makelijk verbonden zijn met de werking van
luchtvaartuigen en kunnen dus niet worden
opgevat als buitengewone omstandigheden.
Tevens oordeelde het HvJ dat luchtvaart
maatschappijen moeten aantonen dat de
buitengewone omstandigheden hoe dan ook
niet voorkomen hadden kunnen worden door
het treffen van ‘aan de situatie aangepaste
maatregelen’.9 Luchtvaartmaatschappijen
blijven verplicht tot het verlenen van zorg en
bijstand ongeacht de omstandigheden. Indien
de luchtvaartmaatschappij niet heeft voldaan
aan deze verplichting kan een passagier alsnog
terugbetaling krijgen van de bedragen die hij
of zij , gelet op de bijzondere omstandigheden
van het geval, moest maken door de vertra
ging. Deze bedragen moeten wel noodzakelijk,
passend en redelijk zijn. Het is aan de nationale
rechter om te beoordelen of hiervan sprake is.
Door alle onduidelijkheid heeft de commissie
op 13 maart 2013 een nieuw voorstel bij het
Europees Parlement ingediend. Uit dit voorstel
blijkt onder meer dat duidelijker moet worden
gemaakt welke vertragingen onder ‘buitenge
wone omstandigheden’ vallen en welke niet.10
Zodoende kunnen vliegtuigmaatschappijen
zich in de toekomst niet meer beroepen op
buitengewone omstandigheden, om onder het
uitbetalen van compensatie uit te komen.
Wat wel duidelijk is geworden is dat je als
passagier veel rechten hebt. Niet alleen als je
vlucht geannuleerd is of er sprake is van in
stapweigering. Ga je dit jaar dus op vakantie en
heeft je vlucht vertraging? Toon dan aan dat jij
op grond van de uitspraken van het HvJ recht
hebt op compensatie. Wie weet was dat tripje
naar Thailand dan toch niet zo duur..
De Verordening (EG) 261/2004 is geschreven
om passagiers in de luchtvaart te beschermen
tegen ongemak en problemen die rijzen ingeval
van annulering, instapweigering en langdurige
vertraging.1 Dit wordt bewerkstelligd door
het opleggen van een aantal verplichtingen aan
luchtvaartmaatschappijen. Bij instapweigering
en annulering en bij heel ernstige vertraging
dient aan passagiers de keuze geboden te
worden tussen volledige terugbetaling van
de ticketprijs of omboeking op grond van de
artikel 4, 5, 6 en 8 van de Verordening. Tevens
dient de luchtvaartmaatschappij, indien dit
noodzakelijk is, te zorgen voor zorg en bij
stand in de vorm van maaltijden, consumpties
en gratis telefoongesprekken.
Bovendien moet een vliegtuigmaatschappij
naast al deze verplichtingen een standaard
compensatie betalen wanneer er sprake is van
instapweigering of annulering van een vlucht
, waarvan de omvang afhankelijk is van de
lengte van de vlucht in kwestie. € 250 euro
voor vluchten korter dan 1500 km, € 400 euro
voor alle vluchten binnen de Europese Unie
van meer dan 1500 km en voor alle andere
vluchten tussen 1500 en 3500 km en € 600
euro voor alle vluchten die niet onder de
voorgaande categorie vallen.2
Op basis van de verordening heeft een passa
gier geen recht op compensatie bij vertraging
van een vlucht. Veel vliegtuigmaatschappijen
betalen daarom geen vergoeding als een vlucht
vertraagd is. Dit is opmerkelijk, aangezien een
passagier veel ongemak en schade kan onder
vinden bij vertraging.
Het Hof van Justitie EU (hierna HvJ) vond dit
ook opmerkelijk en heeft in 2009 geoordeeld,
in het arrest Sturgeon en Böck, dat de ver
plichting van gestandaardiseerde compensatie
bij annulering moet worden uitgebreid naar
vertragingsgevallen.3 Volgens het HvJ vormde
het verschillend behandelen van passagiers,
terwijl daar geen objectieve rechtvaardiging
voor bestond, een inbreuk op het communau
taire beginsel van gelijke behandeling. Daarom
oordeelde het HvJ dat passagiers die meer dan
drie uur vertraging kregen, recht hadden op
compensatie.4
Dit arrest zorgden voor veel commotie bij
de luchtvaartmaatschappijen. Zij weigerden de
uitspraak te erkennen en wezen compensatie
vorderingen van passagiers wegens vertraging
om die reden massaal af.5 Zo’n 2000 zaken
werden aangehouden, omdat er nog geen dui
delijkheid was over de vraag wanneer burgers
recht hebben op compensatie bij vertragings
Vertraging met het vliegtuig, wat nu?
Tekst door Joukje Baur
Thema
Het zal je maar gebeuren, je gaat op vakantie met het vliegtuig en dan heeft het
vliegtuig 15 uur vertraging. Vanzelfsprekend brengt deze vertraging veel ongemak
met zich mee waar je als passagier voor gecompenseerd wilt worden. Veel men-
sen weten echter niet wanneer je recht hebt op compensatie van een vliegtuig-
maatschappij. Tijdens de zomervakantie zullen weer veel mensen met het vlieg-
tuig op vakantie gaan. Het is daarom handig om te weten waar je recht op hebt,
als je vlucht vertraging heeft. In dit artikel zal ik uiteen zetten, wanneer je als
passagier recht hebt op compensatie en hoeveel compensatie je mag verwachten.
Door alle onduidelijkheid heeft de commissie op 13 maart 2013 een nieuw voorstel bij het Europees Parlement ingediend. Uit dit voorstel blijkt onder meer dat duidelijker moet worden gemaakt welke vertragingen onder ‘buitengewone omstandigheden’ vallen en welke niet.
noten1 Verordening (EG) 261/20042 Verordening (EG) 261/2004 artikel 7 lid 13 Hof van Justitie 19 november 2009, (C402/07 en C432/07), Sturgeon 4 C. van Dam, ‘compensatie voor passagiers van vertraagde vluchten’, Advies aan EUclaim, 25 januari 20105 I. Koning, ‘Final boarding call voor luchtvaartmaatschappijen’, NJB 2013/4346 I. Koning, ‘Final boarding
call voor luchtvaartmaatschappijen’, NJB 2013/4347 Hof van Justitie (EU) 23 oktober 2012, nr. C581/10 en nr. C629/108 Hof van Justitie (EU) 22 december 2008, (C549/07) Walletin Hermann9 Hof van Justitie (EU) 31 januari 2012, zaak C12/1110 J. van Wieringen, ‘geld voor duizenden reizigers vanwege vertraagde vluchten’, metro 13 maart 2013
24 Vertraging met het vliegtuig, wat nu?
Fraude loont?! 27
2006 is er veel veranderd op dit gebied. Daar
vóór bood de wet de verzekeraar nauwelijks
bescherming tegen frauderende verzekerden
en was de rechtspositie van de verzekeraar
met name gebaseerd op het Benzolarrest2.
De Hoge Raad bepaalde in dat arrest dat het
niet voldoen aan de verplichting de verzekeraar
correct en volledig te informeren, niet betekent
dat gehele ontbinding van de verzekeringsover
eenkomst, zodat de verzekerde ieder recht op
uitkering wordt ontzegd, gerechtvaardigd is.3
Als reactie hierop hebben veel verzekeraars
een zogenaamde fraudevervalclausule in de
overeenkomst opgenomen. Deze clausule
houdt in dat fraude door de verzekerde bij
de vaststelling van de omvang van de schade,
in welke mate dan ook, leidt tot het verval
van het recht op een verzekeringsuitkering.4
Volgens de Raad van Toezicht op het Schade
verzekeringsbedrijf (hierna: de Raad) werd een
dergelijk beding echter vermoed onredelijk
bezwarend te zijn in de zin van artikel
6: 237 sub h BW en zal de verzekeraar er niet
in slagen dit vermoeden te weerleggen.5
De Raad werd hierin door verschillende
Gerechtshoven in een viertal uitspraken niet
gevolgd.6 In de uitspraken klinkt door dat het
als verzekerde niet mag lonen om gewoon
maar ‘een gokje te wagen’ meer vergoed te
krijgen dan waar hij recht op heeft.7
In het wetsvoorstel voor het nieuwe verzeke
ringsrecht ziet de Raad in 2002 aanleiding om
terug te komen op zijn eerdere standpunt. Het
Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel
vermeldt namelijk dat het niet gewenst is dat
bedrog bij de schaderegeling de verplichting
van de verzekeraar, de werkelijk geleden
schade te vergoeden, onverlet zou laten, omdat
de bedrieger dan geen enkel risico loopt en
er alleen maar ontoelaatbaar voordeel uit zou
kunnen trekken.8
De Raad oordeelde dat een verzekeraar die
de sanctie van geheel verval van het recht op
uitkering wil inroepen, gehouden is te onder
zoeken of de bijzondere omstandigheden van
het concrete geval dwingen tot het toepassen
van een minder vergaande sanctie. Daarvan zal
bijvoorbeeld sprake kunnen zijn bij frauduleus
handelen dat slechts betrekking heeft op één
van de verschillende schadevorderingen die
de verzekerde onder verschillende rubrieken
van de polis heeft ingediend, terwijl de overige
schades onder andere rubrieken met inachtne
ming van strenge eisen van bewijs zijn komen
vast te staan.9 De Hoge Raad koos diezelfde
insteek.10
In de nieuwe wettelijke regeling voor verze
keringsrecht heeft de sociale functie van de
verzekering nog steeds een belangrijke plek.
De bescherming van de verzekerde is in de
wettelijke regeling duidelijk afgebakend.
Uit de wet volgt niet dat nietnakoming
door de verzekerde leidt tot verval van de
aanspraak onder de polis. Artikel 7:941 lid 4
BW staat de verzekeraar wel toe om dit in
de overeenkomst te bedingen voor zover hij
door de nietnakoming in een redelijk belang
is geschaad.
Is de verzekerde zijn hierboven vermelde
verplichtingen niet nagekomen met het opzet
om de verzekeraar te misleiden dan vervalt
krachtens artikel 7:941 lid 5 BW het recht op
uitkering, zonder dat daarvoor bepaling in de
polisvoorwaarden noodzakelijk is. Het recht
op uitkering vervalt niet wanneer de misleiding
dat verval niet rechtvaardigt. Bij dat laatste
valt te denken aan de situatie dat gefraudeerd
is ten aanzien van een onderdeel dat in geen
verhouding staat tot de hoogte van de schade
die wel reëel is. De verzekeraar zal moeten
bewijzen dat hij in een redelijk belang is
geschaad dan wel het opzet tot misleiden door
de verzekerde.11
Volgens het gewone verbintenissenrecht kan
een der partijen de overeenkomst ontbinden
indien de wederpartij de overeenkomst niet
nakomt. Bekeken vanuit dit principe zou de
verzekeraar de overeenkomst eenvoudigerwijs
kunnen ontbinden wanneer de verzekerde on
juiste informatie verstrekt of een misleidende
voorstelling van zaken geeft. De verzekering
heeft echter ook een sociale functie, het biedt
de individuele verzekerde namelijk bescher
ming door de (financiële) risico’s die dit
individu loopt, af te wentelen op een collec
tief.1 De verzekeraar kan vanwege die sociale
functie niet zonder meer de verzekeringsover
eenkomst ontbinden indien de verzekerde zijn
verplichtingen niet nakomt.
Met de inwerkingtreding van de nieuwe wet
telijke regeling voor het verzekeringsrecht in
Fraude loont?! Reisverzekeringen en Schadeclaims
Tekst door Saskia de Schutter
Thema
Om zorgeloos op reis te kunnen gaan sluit maar liefst 80 % van alle Nederlands
van tevoren een reisverzekering af. De verzekeraar vertrouwt er daarbij op dat
de verzekerde zo zorgvuldig mogelijk met zijn eigendommen omgaat en eer-
lijke informatie verstrekt. De verzekerde vertrouwt erop dat de verzekeraar zal
uitkeren zodra er schade wordt geleden. Dit vertrouwensbeginsel is een van de
belangrijkste kenmerken van de verzekeringsovereenkomst. In de praktijk wordt
dit beginsel door partijen echter niet altijd nageleefd. De verzekeraar weigert
onterecht om uit te keren of de verzekerde verstrekt onjuiste gegevens.
Indien de verzekeraar onterecht niet uitkeert heeft de verzekerde de mogelijk-
heid naar de rechter stappen om zijn vordering af te dwingen. De verzekeraar
heeft deze mogelijkheid, om nakoming via de rechter te bewerkstelligen, niet.
Immers valt via die weg niet af te dwingen dat de verzekerde uit zichzelf de juiste
informatie verstrekt wanneer hij schade heeft geleden. Maar wat kan de verzeke-
raar wél tegen de verzekerde die frauduleus heeft gehandeld ondernemen en
wat is daarbij zijn rechtspositie?
Dit vertrouwensbeginsel is een van de belangrijkste kenmerken van de verzekeringsovereenkomst. In de praktijk wordt dit beginsel door partijen echter niet altijd nageleefd. De verzekeraar weigert onterecht om uit te keren of de verzekerde verstrekt onjuiste gegevens.
noten1 mr. E.M. van Orsouw, Nu is het er dan toch echt: het nieuwe verzekeringsrecht, Bb 2006/62 HR 16 januari 1959, NJ 1960/463 mr. M.L. Hendriks, ‘De fraudevervalclausule in het schadeverzekeringsrecht’, NHTR 2004/01, p.164 mr. M.L. Hendriks, ‘Het einde van de fraudevervalclausule’, De Actuaris 2005, p.265 RvT Uitspraak Nr. II96/40 in de klacht van nr. 038.96, 16 december 1996; In deze uitspraak verviel enkel de plicht van de verzekeraar om te vergoeden ten aanzien van de goederen waar de fraude betrekking op had. De overige schade diende alsnog aan de verzekerde te worden vergoed.
6 Hof ‘sGravenhage 22 augustus 2000, Prg. 2000/5565; Hof Amsterdam 9 november 2000, rolnr. 461/99 (niet gepubliceerd); Hof Arnhem 21 november 2000, rolnr. 99/178 (niet gepubliceerd); Hof ’sHertogenbosch 30 januari 2001, Prg. 2001/5652.7 prof. mr. J.H. Wansink, Partieel verzekeringsbedrog: het vertrouwensbeginsel herwint terrein!, AV&S 2001, p.678 prof. mr. M.M. Mendel, Bedrog door de verzekerde bij de afwikkeling van de schade, AV&S 2002, p.779 RvT 8 april 2002, BR 2002/11, r.o. 7 10 HR 3 december 2004, LJN: AQ8089, NJ 2005/16011 Stadermann (Sdu Commentaar Vermogensrecht 2013), artikel 941 boek 7
26 Fraude loont?!
Onduidelijk is hoe bepaald moet worden waar de grens ligt tussen wel of geen rechtvaardiging om elke uitkering te ontzeggen.
Mind your step! 29
van handhaving, toezicht, en sanctionering
beleid.
Tijd voor een nieuwe geschillencommissie?
Door het grote verzet van de luchtvaartmaat
schappijen tegen het Sturgeonarrest4 en de
Verordening 261/2004 is een ruime hoeveel
heid nationale jurisprudentie te vinden over
de toepassing hiervan.5 De verdeeldheid in
rechtspraak en literatuur werd steeds groter.
Nu het Hof met het Nelsonarrest duidelijk
heid heeft gecreëerd en het voorstel van de
Commissie er ligt, kan misschien één lijn ge
trokken worden in de nationale rechtspraak.6
Op 1 januari 2012 is de Nederlandse Geschil
lencommissie Luchtvaart opgeheven. Deze
Geschillencommissie heeft een kort bestaan
gehad. Momenteel moeten passagiers eerst
naar de luchtvaartmaatschappij om hun recht
te halen en wanneer dit geen soelaas biedt
moet een passagier een civiele procedure bij
de kantonrechter starten. De nadelen die hier
aan kleven zijn groot, niet in de laatste plaats
vanwege de kosten die hieraan verbonden
zijn. Passagiers kunnen momenteel wel naar
claimbureau EUclaim7, welke een samenwer
kingsverband heeft met de Consumentenbond.
Ook hier was veel weerstand bij luchtvaart
maatschappijen, zij stelden dat passagiers hun
klachten bij de Inspectie Leefomgeving en
Transport konden indienen. De Inspectie is
echter momenteel een handhavingorgaan en
dwingt geen compensatie af in individuele
gevallen.8 Sinds het Nelsonarrest hebben EU
claim en anderen veel rechtszaken gewonnen.
Met het voorstel van de Commissie is er weer
hoop op een nieuwe Geschillencommissie.
Wanneer een passagier in een ander land
woont dan waar de luchtvaartmaatschappij
gevestigd is, kan deze passagier ook zijn klacht
laten behandelen via de Europese procedure
voor geringe vorderingen, via het ‘Europees
Consumenten Centrum – Netwerk’ (hierna:
ECCNet). Dit geldt niet voor nationale klach
ten, waardoor deze passagiers hun rechten
minder goed kunnen laten naleven. Voor het
overgrote deel van de gevallen zal het ECCNet
wel uitkomst kunnen bieden.9
Het voorstel ziet ook toe op de rechten
met betrekking tot verloren, beschadigde of
vertraagde bagage, welke zijn vastgelegd in
het Verdrag van Montreal en in Verordening
2027/973. De Commissie stelt onder andere
voor dat er buitengerechtelijke klachtenbe
handelingorganen opgericht worden. Vanuit de
luchtvaartmaatschappijen is juist veel tegenzin
tegen dergelijke geschillencommissies. Dit is
dan ook één van de redenen waarom de Neder
landse geschillencommissie is opgeheven.
Het voorstel van de Europese Commissie
(hierna: de Commissie) tot herziening van de
onder de luchtvaartmaatschappijen beruchte
Verordening 261/2004 komt eigenlijk als geroe
pen. Het belangrijkste probleem voor passa
giers is momenteel dat zij de sterke rechten
die zij ontlenen aan de Europese wetgeving,
waaronder de Verordeningen 261/2004 en
2027/97 en het Verdrag van Montreal, erg
moeilijk kunnen afdwingen. Dit alles zorgt voor
gefrustreerde passagiers, de luchtvaartmaat
schappijen houden voet bij stuk. De Commissie
stelt dat er vier belangrijke redenen zijn waar
door de passagiers de hun toekomende rech
ten niet optimaal kunnen uitoefenen.
Één van die punten was dat passagiers hun
rechten erg moeilijk kunnen afdwingen, omdat
de behandeling van klachten door de lucht
vaartmaatschappijen niet serieus genomen
worden en er geen duidelijke klachtenbehan
delingorganen zijn waar passagiers zich tot
kunnen wenden. De Commissie wil dat er zal
worden voorzien in effectieve klachtenbehan
delingprocedures. Een ander punt is dat het
toezicht door Europese en nationale autori
teiten ontoereikend is, waardoor er voor de
luchtvaartmaatschappijen niet genoeg druk is
om de wetgeving daadwerkelijk na te leven.
Het voorstel voorziet daarom in versterking
Mind Your Step! Op naar een nieuwe geschillencommissie?
Tekst door Gwenn Korteweg
Thema
Over de rechten van luchtvaartpassagiers is de afgelopen jaren veel te doen
geweest. De discussie kent nog geen einde, niet in de laatste plaats vanwege
de enorme financiële belangen van de luchtvaartmaatschappijen die hiermee
gemoeid zijn. Het grootste probleem voor passagiers is het afdwingen van de aan
hun toekomende rechten. Nadat het Europese Hof van Justitie een aantal baan-
brekende arresten heeft gewezen, waaronder het opvallende Nelson/Lufthansa
en Tui-arrest1, kwam de Europese Commissie op 13 maart 2013 met een voorstel
tot herziening van de verordening (EG) nr. 261/20042 inzake passagiersrechten.
Het voorstel van de Europese Commissie tot herziening van de onder de luchtvaartmaatschappijen beruchte Verordening 261/2004 komt eigenlijk als geroepen.
28 Mind your step!
De Europese Commissie stelt dan ook voor
dat de handhavende autoriteiten, die tevens
toezien op de naleving van de huidige Verorde
ning 261/2004, ook verantwoordelijk worden
voor de handhaving en toepassing van de pas
sagiersrechten.10 In geval van het ontstaan
van een geschil, zullen passagiers zich vol
gens de Commissie tot buitengerechtelijke
klachtenbehandelingorganen, zoals het ECC
Net, moeten kunnen wenden. Het ECCNet
streeft er naar dergelijke geschillen op een
voordelige en eenvoudige manier op te lossen.
In Nederland zal derhalve een soortgelijke
geschillencommissie opgericht moeten wor
den, waarbij het orgaan dat belast is met de
handhaving, in casu de Inspectie, hierop zal
moeten toezien.
De Commissie is een groot voorstander van
alternatieve geschillenbeslechting, lidstaten zul
len dan ook inspanningen moeten gaan leveren
om de drempel hiernaar voor de consument
te verlagen.
De afgelopen jaren, en zeker in het afgelopen
jaar, heeft het Europese Hof van Justitie een
aantal baanbrekende arresten gewezen. Het
Hof heeft duidelijk stelling ingenomen. Op
de inhoudelijke oordelen is, vooral vanuit de
luchtvaartmaatschappijen, veel kritiek geleverd.
De grenzen van de huidige Verordening en
andere maatregelen lijken bereikt.
Het belangrijkste probleem voor passagiers
is nu dat zij de sterke rechten die zij ontlenen
aan de wetgeving en rechtspraak, moeilijk
kunnen afdwingen. Een geschillencommissie
zou hiervoor de oplossing kunnen bieden.
Er zijn vier belangrijke redenen zijn waardoor
de passagiers de hun toekomende rechten
niet optimaal kunnen uitoefenen. De grijze
gebieden, waaronder het begrip ‘buitengewone
omstandigheden’ en vertragingen, zullen ver
duidelijkt moeten worden. Om te garanderen
dat passagiersrechten naar behoren zullen
worden toegepast, voorziet het voorstel van
de Commissie in effectieve klachtenbehande
lingprocedures en wordt daarnaast het beleid
in toezicht en handhaving verbeterd. Voor de
luchtvaartmaatschappijen worden ook bepalin
gen opgenomen, zodat de aan hen opgelegde
verplichtingen financieel realistisch blijven. Dat
er ooit een geschillencommissie luchtvaart is
geweest en deze weer opgeheven is, betekent
niet dat een dergelijke geschillencommissie
in de toekomst niet zal werken. Wanneer de
Verordening meer duidelijkheid biedt, zal er
ook minder onenigheid ontstaan bij nationale
gerechten en geschillencommissies. Wellicht
wordt er een nieuwe geschillencommissie op
gericht, omdat dit zou kunnen leiden tot snel
lere, goedkopere en effectievere procedures.
Het is natuurlijk maar de vraag of het voorstel
van de Europese Commissie op alle punten
stand zal houden, wanneer het door de Raad
en het Europees Parlement is beoordeeld.
Voorlopig moeten passagiers het nog doen met
de huidige Verordening en rechtspraak en kun
nen zij misschien hun toevlucht zoeken bij de
Air Passenger Rights App van de heer van Dam.
30 Mind your step!
noten1 HvJ EU 23 oktober 2012 (Grote Kamer), gevoegde zaken C81/10 en C629/10, Nelson/Lufthansa en TUI travel, British Airways, easyJet en IATA/Civil Aviation authority, (Hierna: Nelsonarrest)2 Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake de compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/913 Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders met betrekking tot het luchtvervoer van passagiers en hun bagage,
zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 889/2002 van het Europees Parlement van 13 mei 2002. 4 HvJ EG 19 november 2009, gevoegde zaken C402/07 en C432/07, Sturgeon, Jur. 2009, p. I10923.5 Zie bijvoorbeeld HR 15 juni 2012, NJ 2012, 394 (CSA/EUClaim) en NJ 2012, 395 (KLM/Verbeek)6 K. BesenbruchPetronia, ‘Compensatie vliegtuigpassagiers nader bezien’, TVR 20105, p. 1431477 Hoge Raad 15 juni 2012, NJ 2012, 394 (CSA/EUClaim) 8 P. Meijer, ‘Passagiersrechten in het luchtvervoer: erop of eronder’, TvC 2012/4, p. 1461489 EC Memo 13 maart 2013, p. 9 en 1010 EC Memo 13 maart 2013, p. 5 en 6
Waarom een rechtenmaster in Utrecht?
• EEN GROOT EN GESPECIALISEERD AANBOD VAN JURIDISCHE KENNIS• KEUZE UIT ZOWEL NEDERLANDSTALIGE ALS ENGELSTALIGE MASTERS• KLEINSCHALIG EN UITDAGEND ONDERWIJS, GOEDE BEGELEIDING EN INSPIRERENDE EXPERTS DIE GRAAG HUN VAKKENNIS DELEN• HET EXCELLENT MASTERTRACÉ VOOR WIE MEER VERDIEPING WIL: WWW.UU.NL/RECHTEN/EMT
Kijk voor een overzicht van al onze rechtenmasters op www.uu.nl/rechten/masters
Het belangrijkste probleem voor passagiers is nu dat zij de sterke rechten die zij ontlenen aan de wetgeving en rechtspraak, moeilijk kunnen afdwingen. Een geschillencommissie zou hiervoor de oplossing kunnen bieden.
Gaan? 33
verantwoordelijkheid en van de touroperator
om de reis al dan niet door te laten gaan. Ook
de vraag of je je geld terugkrijgt, hangt af van
verschillende factoren. Het reisadvies zegt dus
niets over de voorwaarden en daarbij beho
rende financiele consequenties voor het annu
leren van de reis3. Hiervoor moet je zijn bij
de calamiteitencommissie van het Calamitei
tensfonds. Dit is een orgaan dat bepaald
of de calamiteit, naar aanleiding van het
negatief reisadvies, zal worden aangemerkt als
een uitkeringsvatbare situatie. Alleen in deze
situaties kunnen de annuleringskosten van
de reis verhaald worden. De extra kosten die
je hebt gemaakt zoals kosten voor paspoort,
visum, inentingen etc vallen onder de definitie
van overmacht in artikel 12 lid 3 van de ANVR
reisvoorwaarden. De reisorganisator als het
reisbureau is niet verplicht om de (gevolg)
schade van de reiziger te vergoeden.
In een aantal landen als in Afrika, Midden
Oosten maar ook Azie en LatijnsAmerika
geldt negatief reisadvies. Dit negatief reisadvies
is meestal gebaseerd op onrust in een deel van
het land. De rest van het land wordt gezien als
veilig. Doordat veel reguliere reisverzekeringen
geen dekking geven indien er een negatief reis
advies van kracht is, is het verstandig om een
reisverzekering te hebben waarvan de dekking
niet vervalt zodra er een negatief reisadvies is4.
Onderstaande landen zijn populaire bestem
mingen voor een stage, vrijwilligerswerk of
een rondreis. Mocht jouw bestemming er niet
tussen staan, dan raad ik je aan om toch even
op de website van het ministerie van Buiten
landse Zaken te kijken met name wanneer je
reist naar landen in Afrika en LatijnsAmerika.
Daarbij is het altijd goed om op te hoogte te
zijn van de huidige situatie van het land.
Australie
In Australie kunnen van november tot en met
april tropische cylonen voorkomen. Ook kan
Wat houdt het reisadvies in? Het reisadvies wordt gegeven door de Rijks
overheid door het ministerie van Buitenlandse
zaken. Dit reisadvies geeft informatie over
de veiligheidssituatie in een bepaald land. Het
kan je helpen bij het maken van een goede
afweging om naar een bepaald land te gaan.
De Neder landse ambassade in het betrokken
land beoor deelt of een situatie oplevert voor
de veiligheid van de Nederlanders. Hierbij kan
je denken aan situaties als oorlogshandelingen,
binnenlandse oproer, acties gericht tegen
buitenlanders en natuurrampen1. Mocht er
een negatief reisadvies zijn en je besluit toch
te gaan, dan is het ministerie van Buitenlandse
Zaken niet verantwoordelijk voor jouw keuze
om naar een bepaald land te reizen.
Het ministerie van Buitenlandse zaken maakt
een onderscheid tussen de reisadviezen2.
1. Geen bijzondere veiligheidsrisico’s.
De meeste bezoeken zijn probleemloos.
2. Waakzaamheid betrachten
Er zijn veiligheidsrisico’s maar zonder concrete
aanwijzingen dat de reiziger hiervan hinder zal
ondervinden
3. Extra waakzaamheid betrachten
Ook hier geldt dat er veiligheidsrisico’s
aanwezig zijn maar zonder zeer concrete
aanwijzingen
4. Er zijn onveilige gebieden
Voor bepaalde gebieden kan er een zwaarder
negatief reisadvies worden gegeven dan voor
de rest van het land.
5. Niet essentiële reizen naar
bepaalde gebieden worden ontraden
Er is dan sprake van een verhoogd veiligheids
risico in een bepaald gebied. Belangrijk is dan
om jezelf de vraag te stellen of de reis als
essentieel kan worden aangemerkt. Mocht je
toch besluiten hier naar toe te reizen dan is
een zorgvuldige voorbereiding van de reis
te allen tijde geboden
6. Alle reizen naar bepaalde gebieden
worden ontraden
Dit advies wordt alleen gegeven als er sprake
is van een aanwijsbare veiligheidsrisico in een
bepaald gebied. Daarbij moet er sprake zijn van
een acute levensbedreigende situatie
7. Niet-essentiële reizen worden
ontraden
Ook hier moet je de vraag stellen of het
essentieel is dat je naar dit land reist.
8. Alle reizen worden ontraden
Dit advies wordt alleen gegeven als er sprake
is van aanwijsbare veiligheidsrisico’s in een land.
Hierbij kan je denken aan een oorlogssituatie.
Annuleringskosten kunnen niet altijd worden verhaald Wat veel mensen niet weten, is dat de reis
adviezen van het ministerie van Buitenlandse
Zaken niet bindend zijn. De adviezen staan
dus los van de vraag of je je reis kosteloos kan
annuleren of wijzigen. Het is dan ook je eigen
Gaan? Stage of vrijwilligerswerk in het buitenland bij negatief reisadvies.
Tekst door Yasemin Karadavut
Thema
32 Gaan?
Als ambitieuze student wil je graag dat je cv er goed uit ziet als je klaar bent met
studeren. Niet alleen studie gerelateerd werk maar ook vrijwilligerswerk in bij-
voorbeeld een kindertehuis in het buitenland wordt als een pré gezien door be-
drijven. Je toont hiermee je inzet en zelfstandigheid aan. Na wat rondzoeken op
internet en verhalen van vrienden en kennissen heb je hét gevonden, tenminste
dat denk je. Een negatief reisadvies. Wat moet je doen? Gaan of niet gaan?
Mocht er een negatief reisadvies zijn en je besluit toch te gaan, dan is het ministerie van Buitenlandse Zaken niet verantwoordelijk voor jouw keuze om naar een bepaald land te reizen.
door de uitgestrektheid van bepaalde gebieden
het gebruik van mobiele telefoon niet mogelijk
zijn. Er wordt geadviseerd om extra waak
zaamheid te betrachten5.
Canada
In Canada zijn er geen bijzondere veiligheids
risico’s6.
Nieuw-Zeeland
NieuwZeeland is gelegen in een gebied waar
regelmatig aardbevingen voorkomen. Ook in
de periode van november tot en met april
komen er tropische cyclonen voor. Men
adviseert deze periode de berichtgeving in
de media goed te volgen.
Thailand
Voor Thailand worden niet essentiele reizen
naar bepaalde gebieden ontraden. Reizigers
wordt aangeraden samenscholing en demon
straties te mijden. Vanwege de slechte veilig
heidssituatie worden nietessentiele reizen
onraden in de vier zuidelijke provincies Yale,
Narathiwat, Pattani en Songkhla en in de
provincie Sisaket bij de grens met Cambodja
. Sinds januari 2004 vinden namelijk in deze
provincies regelmatig
aanslagen plaats. Men kan hierbij denken aan
bomaanslagen, brandstichting en gerichte
moord aanslagen. Hier wil je natuurlijk niet
bij zijn. Ook is het verstandig om ter plaatse
actuele informatie in te winnen over de situ
atie langs de noordelijke en noordwestelijke
Thaise grens met Myanmar (voormalig Birma).
Zuid- Afrika
Voor Zuid Afrika wordt geadviseerd waak
zaamheid te betrachten. Afgeraden wordt om
na zonsondergang de weg op te gaan. Ook
het gebruik van openbaar vervoer rondom de
grote steden wordt afgeraden. Reizigers zijn
vaak het doelwit van criminele activiteiten.
Over het algemeen wordt ook aangeraden om
foto en videocamera’s , juwelen , laptops en
mobiele telefoons niet zichtbaar op straat te
dragen. Wees er van bewust dat er een wereld
wijde verhoogde risico van terroristische
aanslagen op doelen waar veel buitenlanders
samenkomen .
Mocht je ondanks het (zwaar) negatieve
reisadvies toch besluiten naar het betreffende
land/gebied te gaan, dan kan je het beste con
tact opnemen met de Nederlandse ambassade
of consulaat in dat land.
Is er op dit moment geen negatief reisadvies,
dan doe je er toch verstandig aan het volgende
in gedachten te houden:
Ben op je hoede op plaatsen waar veel
toeristen bij elkaar komen
Blijf alert
Zorg dat je goed op de hoogte bent van
de laatste ontwikkelingen in een land
Houd rekening met verschil in cultuur om
misverstanden te voorkomen
… en last but not least: Geniet van je reis!
34 Gaan?
Wat veel mensen niet weten, is dat de reisadviezen van het ministerie van Buitenlandse Zaken niet bindend zijn. De adviezen staan dus los van de vraag of je je reis kosteloos kan annuleren of wijzigen.
AMSTERDAM I BRUSSELS I MADRID I PARIS
Kom dan stage lopen of word paralegal bij Hoyng Monegier. Ervaar hoe het eraan toegaat bij een internationaal, gerenommeerd IE-kantoor. Stuur je motivatiebrief, CV en cijferlijst naar:
Hoyng Monegier LLP | Mevr. mr. M.L.J. van de BraakPostbus 94361 | 1090 GJ Amsterdam
E-mail: [email protected]
www.hoyngmonegier.com
Heb je een passie voor het intellectueel eigendomsrecht en bovengemiddeld goede studieresultaten? Beschik je over het analytisch vermogen en de juridische kennis om tot de kern van een zaak door te dringen? En ben je communicatief vaardig?
Follow us on
Vakantiekriebels 37
van opname van vakantiedagen, zonder dat
zij het ontstaan van dit recht van enigerlei
voorwaarde afhankelijk stellen. Zo kan een
lidstaat de opname van vakantiedag tijdens het
ziekteverlof verbieden. Na afloop moet aan
werknemers dan wel de mogelijkheid worden
geboden hun vakantie op een later ogenblik
op te nemen.
Verlies van vakantierechten is mogelijk, gezien
de conclusies waar ik dit stuk mee begon zijn
hier wel een aantal voorwaarden aan verbon
den. Een werknemer moet daadwerkelijk de
mogelijkheid hebben gehad om zijn vakantie
dag op te nemen. Een werknemer die het hele
jaar of tot het einde van zijn arbeidsovereen
komst arbeidsongeschikt is, heeft geen eerlijke
kans gehad.
Wat voor Gerhard SchultzHoff geldt, kan
uiteraard voor alle werknemers van toepassing
zijn. Je kunt langdurig arbeidsongeschikt zijn
terwijl je arbeidsovereenkomst afloopt. Om te
voorkomen dat een werknemer van een koude
kermis thuiskomt en niet kan genieten van
zijn vakantierechten heeft het Hof van Justitie
naar een oplossing gezocht. Deze arbeidsonge
schikten hebben op dat moment recht op een
financiële vergoeding. Dit bedrag bedraagt het
normale salaris wat de werknemer zou hebben
AchtergrondWe schrijven 20 januari 2009, als het Europese
Hof van Justitie tot een belangrijke uitspraak
komt. In het kort oordeelde het Hof dat een
recht op jaarlijks vakantie met behoud van
loon toekomt aan alle werknemers, ongeachte
hun fysieke gesteldheid.2 Werknemers dienen
aldus ongeacht een langdurig ziekteverlof het
recht te behouden om op vakantie te kunnen.
Lidstaten mogen daarnaast het recht aan werk
nemers om op vakantie te kunnen niet kop
pelen aan het daadwerkelijk verrichten van
werkzaamheden.
Terug naar het begin, want deze Europese
rechter kwam uiteraard niet zomaar tot dit
oordeel. De Duitse werknemer Gerhard
SchultzHoff was voorafgaand aan het einde
van zijn arbeidsovereenkomst ruim een jaar
arbeidsongeschikt. Volgens de Duitse wet
geving zou dat betekenen dat het recht van
SchultzHoff op jaarlijkse vakantie met behoud
van loon zou komen te vervallen, omdat hij
niet binnen de referentieperiode (15 maan
den) gebruik had gemaakt van zijn recht om
vakantiedagen op te nemen. Die zelfde Duitse
wetgeving schreef voor dat SchultzHoff hier
voor ook niet financieel hoefde te worden ge
compenseerd aan het einde van zijn contract.
De Duitser kan hier niet mee leven en kiest
voor de gang naar het hekje. Zo ver zelfs dat
het Hof zich er tenslotte over mag uitspreken.
Deze begint met te stellen dat het recht van
werknemers om jaarlijks vakantie op te nemen
met behoud van loon een bijzonder belangrijk
beginsel is van gemeenschapsrecht. Ten aanzien
van dit principe mag niet worden afgeweken.
Gedachte hierachter is dat een werknemer ter
bescherming van zijn gezondheid en veilig
heid daadwerkelijk van zijn rust moet kunnen
genieten.
Wat de uitoefening van vakantierechten zal
ik kort opsommen wat het Hof opmerkt.
Lidstaten kunnen regels stellen in het kader
Vakantiekriebels Heb jij je vakantiedagen al gebruikt?
Tekst door Leroy Pinas
Thema
36 Vakantiekriebels
Krakend en piepend komt de zomer dit jaar op gang. Na een jaar zwoegen en
ploeteren kijkt iedereen reikhalzend uit naar een welverdiende vakantie. Zeker
met het klimaat in Nederland is het heel verleidelijk om door de jaren heen wat
vakantiedagen op te sparen. Dat kan dus niet meer. Een aantal arresten, waarin
de interpretatie van een richtlijn centraal stond, zijn de “schuldigen”.1 De wet-
gever heeft de vakantiewetgeving per 1 januari 2012 aangepast. Nu kan ik me
voorstellen dat dit niet hét gesprek aan de keukentafel is. Nu 1 juli nadert is het
de hoogste tijd om wat duidelijkheid te verschaffen.
Om te voorkomen dat een werknemer van een koude kermis thuiskomt en niet kan genieten van zijn vakantierechten heeft het Hof van Justitie naar een oplossing gezocht.
Gedachte hierachter is dat een werknemer ter bescherming van zijn gezondheid en veiligheid daadwerkelijk van zijn rust moet kunnen genieten.
gekregen tijdens de, in gezonde omstandig
heden, opgenomen rustperiode. Dit is mijn
oordeel en daar zult u het mee moeten doen,
zou Mr. Visser nu zeggen…3
Nieuwe vakantiewetgevingMaar…. Ik ga toch nog even verder. Want per
1 januari is er een nieuwe vakantiewetgeving
in Nederland.4 Het gaat hierbij om minimum
aanspraken. De bovenwettelijke vakantie
dagen laat ik buiten beschouwing. Belangrijk
ste wijziging is misschien wel dat de wetgever
iets heeft willen doen om de “stuwmeren”
aan vakantiedagen in te perken. De wettelijke
vakantiedagen komen in beginsel zes maan
den na het verstrijken van het kalenderjaar te
vervallen, na het verstrijken van de jaargang
waarin de vakantie is opgebouwd. Dit laatste
noemt men de referentieperiode. Dat extra
halfjaar om je vakantierechten uit te oefenen
heet dan weer een overdrachtsperiode. Om
jullie even met een simpel voorbeeldje aan te
geven wat dit impliceert: Als je sinds 1 januari
2013 vakantiedagen opbouwt, kun je deze
tot 1 juli 2014 benutten. Nadien komen ze in
beginsel te vervallen.
Deze wetswijziging is uiteraard niet uit de
lucht komen vallen. Een aantal arresten van
het Europees Hof, én daarmee het Europees
recht, zijn het voorspel geweest. Onder deze
arresten behoort ook het Schultz/Hoffarrest,
wat ik al besprak.
De tot en met 31 december 2011 geldende
vakantiewetgeving was namelijk niet in de
haak met de uitleg, die het Europees Hof gaf
aan artikel 7 van Richtlijn 2003/88/EG. De
inmiddels vervallen 7:635 lid 4 BW had de
strekking dat langdurig zieke en gedeeltelijk ar
beidsongeschikte werknemers alleen vakantie
opbouwden over de laatste zes maanden van
hun afwezigheid. Achterliggende gedachte was
te verhinderen dat langdurig arbeidsongeschik
ten teveel vakantierechten hebben. Ook was
het bedrijfsleven gebaat bij deze regeling.5
In de nieuwe bepalingen wordt, voor de op
bouw van vakantierechten, nu geen onder
scheid meer gemaakt tussen zieke en gezonde
werknemers. Dit is in lijn met de interpretatie
van het Hof van Justitie. Iedere werknemer,
dus in beginsel ook kortjakje, heeft recht op
minimaal vier weken vakantie. Voor een zieke
werknemer heeft vakantie hetzelfde doel als
voor gezonde werknemers, namelijk herstellen
en/of uitrusten. Juist hierom heeft de regering
in de wet laten vastleggen dat ook zieke werk
nemers vakantie kunnen opnemen.
Om gezonde en reintegrerende werknemers
aan te sporen hun vakantiedagen niet over
meerdere jaren op te stapelen, is aldus de ver
valtermijn van zes maanden ingesteld. De wet
gever probeert hiermee ook overbelasting te
voorkomen. Deze termijn kan overigens in
een cao of in je arbeidsovereenkomst worden
verlengd.
De vervaltermijn/overdrachtsperiode geldt
niet voor werknemers die redelijkerwijs niet
38 Vakantiekriebels
Iedere werknemer, dus in beginsel ook kortjakje, heeft recht op minimaal vier weken vakantie. Voor een zieke werknemer heeft vakantie hetzelfde doel als voor gezonde werknemers, namelijk herstellen en/of uitrusten.
in staat zijn geweest om hun vakantiedagen op
te nemen. Dit lijkt wat vaag. Hier kom ik dan
ook op terug. Voor hen geldt op dat moment
de verjaringstermijn van vijf jaar.
Voor wie kan rekenen. Deze wet is op 1
januari 2012 in werking getreden…. 1 juli 2013
nadert… Ik kan me zo voorstellen dat jij nog
niet al je vakantiedagen hebt benut. In lijn met
jurisprudentie van het Europees Hof van Jus
titie is het afkopen van vakantiedagen dan niet
de bedoeling.6 Om niet al teveel commotie te
veroorzaken, de Telegraaf heeft vorig jaar een
rondgang te houden. 51 van de 241 cao’s had
toch de verjaringstermijn gesteld op vijf jaar,
zoals het al was.7
BeschouwingToch is er nog wel wat aan te merken op de
vernieuwde vakantiewetgeving. De omzetting
van de richtlijn, als reactie op de jurisprudentie,
heeft wat mist veroorzaakt. Ten eerste is
onduidelijk wanneer een zieke werknemer
redelijkerwijs niet in staat is geweest om zijn
vakantiedagen op te nemen. Ten tweede is
de termijn een twistpunt, daarbij doel ik op
de vervaltermijn. Uiteindelijk is natuurlijk de
vraag of de richtlijn op een correcte manier is
vertaald in de huidige regelgeving.
Wat ik me (en jullie wellicht ook) afvraag, is
wanneer is een werknemer redelijkerwijs
niet in staat om zijn vakantiedagen te benutten.
Om het overzichtelijk te houden positioneer
ik eerst de bedoelingen van de wetgever.
Het kabinet heeft een onderscheid gemaakt
in twee situaties. Bij de eerste geldt dat de
werknemer te ziek is om te reintegreren.
Ter verduidelijking voeg ik hieraan toe dat
dit in ieder geval geldt voor de situaties als
beschreven in artikel 2 lid 5 Schattingsbesluit
arbeidswetten.8 Namelijk indien:
a) De werknemer is opgenomen in een
ziekenhuis of andere zorginstelling;
b) De werknemer is bedlegerig;
c) De werknemer is voor het uitvoeren van
activiteiten in het dagelijks leven dermate
afhankelijk dat hij niet zelfredzaam is;
d) De werknemer functioneert ten gevolge
van ernstige psychische stoornis in zijn
zelfverzorging in zijn directe samenlevings
verband alsook in zijn sociale contacten,
waaronder werkrelaties, niet of dermate
minimaal dat hij psychisch niet zelfredzaam is.
Het mag helder zijn dat de werknemers die
onder deze categorieën vallen geen vakantie
zullen/kunnen opnemen. Daarentegen geeft de
tweede situatie meer reden tot discussie. Voor
deze situatie zegt het kabinet, dat de werkne
mer weliswaar in staat is om op vakantie te
gaan, maar het opnemen van vakantie niet zou
bijdragen aan de reintegratie. Want, wanneer
draagt vakantie niet bij aan reintegratie? Wie
bepaalt dat? Zowel de wetgever als de richtlijn
stellen dat vakantie een herstelfunctie heeft.
Dit geldt zowel voor fitte als arbeidsonge
schikte werknemers. De zinsnede dat vakantie
niet zou bijdragen aan reintegratie, strookt
daar niet mee. Even voor de helderheid, door
de bank genomen zal een (langdurig) zieke
werknemer gehouden zijn om reintegratie
verplichtingen te verrichten. Zowel in het
wetsvoorstel als in de Memorie van Toelichting
wordt geen duidelijkheid verschaft omtrent
deze tweede situatie. Het lijkt lastig aan te
tonen voor werknemers dat vakantie niet bij
draagt aan reintegratie. In de literatuur wordt
gesteld dat als duidelijk is dat een werknemer
kan reintegreren, het bijna onmogelijk zal zijn
om te bepleiten dat hij toch niet met vakantie
kan.9 Een bedrijfsarts zal logischerwijs de
beoordeling uitvoeren..
Om het nog iets onduidelijker te maken.
Werknemers kunnen niet in staat zijn om te
reintegreren, maar wel met vakantie kunnen/
willen. Vraag is dan wat er gebeurt met de
vakantiedagen. De wetgever schept hier geen
duidelijkheid over. Enkel merkt de minister
op dat als de werknemer tijdens vakantie ziek
wordt, hij niet akkoord hoeft te gaan met het
afhouden van vakantiedagen, vanaf het moment
van ziekte.10 Het lijkt logisch dat een werk
nemer, die niet in staat is om te reintegreren
en vakantie wil, dit gewoon kan zonder dat
zijn vakantiedagen opgaan. Een werkgever kan
moeilijk van de werknemer verlangen dat hij
beschikbaar is voor reintegratiewerkzaam
heden, aangezien hij daar niet tot in staat is.
Bovendien gaat de ene werknemer para
skiën tijdens zijn vakantie en de ander leest
een boek. Hiermee probeer ik aan te geven
dat vakantie vieren verschillend kan worden
uitgelegd.
Naast deze discussie is daar ook het twist
punt aangaande de referentieperiode en
de overdrachtsperiode. Het gaat dan om de
termijnen. In de praktijk zijn hierbij namelijk
twee obstakels denkbaar. De eerste treedt
op als de werknemer aanvankelijk niet in staat
is tot reintegratie en later weer wel. Ook
wordt het schimmig als de werknemer mid
denin de lopende jaargang start met werken
bij een werkgever. Beiden obstakels zal ik
kort toelichten.
De werknemer die aanvankelijk niet in staat
is tot reintegratie en later wel. Wat nu als
jij 13 juni 2013 pas weer in staat bent tot
reintegratie, nadat je bijna een jaar tot niets
in staat bent geweest. Dan kun je moeilijk
voor die 17 dagen (periode tot 1 juli) 4 weken
vakantie opnemen. Anderzijds kan de werkne
mer worden verweten dat hij zijn dagen niet
voor zijn blessure heeft opgenomen. Lastig
dus, want kun je zoveel voortschrijdend inzicht
verwachten?
Dan heb je nog de werknemers die halverwege
het kalenderjaar in dienst treden. Dit lijkt mij
niet een geheel bijzondere omstandigheid. Niet
iedereen begint op 1 januari. Naar de letter
van de wet, vervallen vakantiedagen zes maan
den na het kalenderjaar. Voor mensen met een
gezin is dit bezwaarlijk, aangezien in relatief
Werkgevers moeten de mogelijkheid krijgen om bij zieke werknemers, die op vakantie willen, vakantiedagen af te schrijven. Een kleine wetsaanpassing zou volstaan.
Vakantiekriebels 39
korte tijd gehouden zijn om hun vakantie op
te nemen. Ik vind het vreemd dat hier niets
op is bedacht.
Duidelijk is dat de regering in ieder geval de
ontwikkelingen in Luxemburg niet aan zich
voorbij heeft laten gaan. Bij de opbouw van
vakantierechten wordt geen onderscheid meer
gemaakt tussen zieke en gezonde werknemers.
Verder lijkt de vervaltermijn van zes maanden
in overeenstemming met het Europees recht.
In het arrest KHS/Schulte is aangegeven dat
een vervaltermijn voor vakantiedagen toe
gestaan is, zelfs als een werknemer langdurig
arbeidsongeschikt is.11 Een recht om onbe
perkt vakantiedagen op te sparen, voldoet niet
meer aan de doelstelling van vakantie. Zolang
de vervaltermijn de referentieperiode maar
wezenlijk overschrijdt, is dat redelijk. In ons
systeem geldt verder voor werknemers, die
niet daadwerkelijk de kans hebben gekregen
om hun dagen op te nemen, de verjaringster
mijn van vijf jaar.
Het Hof heeft zich niet uitgelaten over de
vraag of een reintegrerende werknemer
daadwerkelijk de mogelijkheid heeft gehad
om zijn vakantiedagen te gebruiken. In het
arrest van het Hof van Justitie is gesteld dat als
ziekteverlof en vakantieverlof samenvallen, de
werknemer het recht heeft om de vakantie in
een andere periode op te nemen.12 Veldman
merkt op dat hier wellicht nog een addertje
onder het gras zit. Als je ziektedagen niet als
vakantiedagen mag aanmerken als vakantie
dagen, mag een reintegrerende werknemer
zijn dagen ook na de vervaltermijn van zes
maanden opnemen.13
Vanuit de hoek van vakbond FNV is kritiek
gekomen op de nieuwe wetgeving. Het wets
voorstel komt volgens de vakbond tegemoet
aan het SchultzHoff arrest, zieke werknemers
worden meer beschermd. De vervaltermijn
is echter in het verkeerde keelgat gescho
ten. De regering heeft hiermee ingrijpender
gehandeld dan strikt noodzakelijk, want ook
gezonde werknemers die niets met het arrest
te maken hebben worden gepakt. Hen wordt
de mogelijkheid ontnomen tot verlofsparen.
Zij stellen daarom voor om toch wat te doen
aan de verlofstuwmeren. Werkgevers moeten
de mogelijkheid krijgen om bij zieke werkne
mers, die op vakantie willen, vakantiedagen af
te schrijven. Een kleine wetsaanpassing zou
volstaan.14
ConflictNog noemenswaardig om aan te snijden is dat
het gesteggel over deze richtlijn, in ons land
ook al voor het hekje onderwerp van gesprek
is geweest.15 In deze zaak is de Nederlandse
Staat aansprakelijk gesteld voor onjuiste om
zetting van de Richtlijn. De rechtbank stelt vast
dat de strijdigheid van artikel 7:635 BW voort
vloeit uit een onjuiste uitleg van de Richtlijn,
Vervolgens nam de Kantonrechter als uitgangs
punt dat een Staat aansprakelijk kan zijn op
het moment dat deze zijn beoordelingsvrijheid
heeft overschreden. Vraag die dan speelde is of
de Staat in redelijkheid tot dat oordeel heeft
kunnen komen destijds bij de uitlegging van de
Richtlijn. “Nee”, stelt de Kantonrechter. Mis
schien had de wetgever destijds die gedachte
kunnen hebben. Echter heeft het Europees
Hof in 2001 al uitleg gegeven aan artikel 7 van
de Richtlijn, waar het allemaal om draaide.16
Aan lidstaten wordt een resultaatsverbintenis
gegeven om arbeidsongeschikte werknemers
een minimum van 4 weken vakantie te bieden.
Door niet tot aanpassing van wetgeving over
te gaan, heeft de Staat onrechtmatig gehandeld
jegens de werkneemster. Deze werkneemster,
Van der Putten, was in dienst bij een trans
portbedrijf. Daar raakte zij arbeidsongeschikt.
Twee jaar later werd haar contract beëindigd.
In overeenstemming met de wetgeving voor
de wetswijziging kreeg mevrouw van der Put
ten 12 vakantiedagen uitgekeerd, die zij heeft
opgebouwd tijdens de laatste zes maanden
dat zij werkzaam was bij het transportbedrijf.
Ten aanzien van die dagen kreeg zij 70%
van het normale loon. Uiteindelijk stelde
de Kantonrechter de Staat aansprakelijk voor
de schade die Van der Putten heeft geleden. Van
der Putten had immers recht op haar normale
loon. De Staat slaagde er niet in aan te tonen
dat de werkneemster in redelijkheid gehouden
was haar vakantiedagen op te nemen.
Al met al..Duidelijk is dat de vakantiewetgeving nog wel
de nodige vragen oproept, ondanks het feit dat
de wetgever heeft gereageerd op de ontwikke
lingen in de jurisprudentie. De vraag wanneer
een werknemers redelijkerwijs in staat is
geweest om zijn vakantie op te nemen, zal zich
de komende jaren uit kristalliseren. Voor fitte
werknemers is het wellicht raadzaam om hun
arbeidsovereenkomst of cao even te raadple
gen. Juli nadert inmiddels. Je zou er de kriebels
van krijgen.
40 Vakantiekriebels
Mark Tunnissen (m/ )
Gevonden:
Nysingh. De juiste jurist op de juiste plek.
“Generaliserend heb je twee soorten advocaten: de snelle schreeuwers en de grijze universiteitspakken. Van die formele gasten. Ik vermoedde altijd dat Nysingh bij de tweede groep hoorde.” Tot Mark Tunnissen hoorde van een oud-collega dat ze al een tijdje bij Nysingh zat. “Ik dacht: als jij het daar naar je zin hebt, kan het geen saaie club zijn. Grappig: in feite was ze dus een soort visitekaartje van haar eigen kantoor.”
Ik had er dus behoorlijk naast gezeten, want de typische Nysingher bestáát helemaal niet. Het is een verzameling eigenwijze teamplayers. De specialist is hier geen solist. Bij Nysingh ontmoette ik autoriteiten op mijn vakgebied waarvan ik trouwens niet eens wist dat ze hier werkten. We houden elkaars zaken vaak vanuit verschillend perspectief tegen het licht. Dat resulteert in het beste voor de klant, maar ook voor jezelf.”
Nysingh is een bedrijf van karaktervolle specialisten. Alleen de wet is bij ons standaard. Voor de rest krijg je alle ruimte om buitengewoon te zijn. Klinkt dit goed en kennen wij elkaar nog niet? Laat je dan vinden via werkenbijnysingh.nl
Specialist Bestuursrecht. Type: atypisch.
-00008_4_Mark_A4.indd 1 31-05-2010 12:38:13
De vraag wanneer een werknemers redelijkerwijs in staat is geweest om zijn vakantie op te nemen, zal zich de komende jaren uit kristalliseren.
noten1 Richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspec ten aangaande de orga nisatie van de arbeidstijd2 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C350/06, JAR 2009/583 Mr. Visser, beter bekend als de Rijdende Rechter4 Staatsblad 2011, 319 5 Kamerstukken II 1985/86, 19. 575, nr. 3, pag. 76 HvJ EG 6 april 2006, C12405, RvdW 2006/6337 Telegraaf, 6 augustus 2012, “Vakantiedagen toch langer geldig”8 Benutbare mogelijkheden zijn de mogelijkheden voor
een (arbeidsongeschikte) werknemer om te werken. Dit beoordeelt een verzekeringsarts9 Franssen & Seghrouchni, “De nieuwe vakantieregeling: nog niet alle vragen beantwoord”, Arbeidsrecht 2012/4810 Kamerstukken II 2010, 32465, nr. 6, p. 7 (NV II)11 HvJ EU 22 november 2011, C21410 (KHS/Schulte)12 HvJ EG 10 september 2009, JAR 2009/53 (Pereda)13 Veldman, “Verval vakantie rechten bij langdurige arbeids ongeschiktheid”, TRA 2012/41
De keerzijde van teruggeleiding bij kinderontvoering 43
worden ingeroepen in de gevallen dat terugge
leiding na een ontvoering niet in het belang van
het kind wordt geacht. De weigeringsgronden
in het Verdrag worden in zowel de Neder
landse rechtspraak als in de rechtspraak
van het EHRM restrictief geïnterpreteerd,
hiermee wordt geprobeerd te voorkomen
dat de strekking van het Verdrag wordt onder
graven. De reikwijdte van de weigeringsgron
den zal aan de hand van enkele voorbeelden
uit de jurisprudentie worden toegelicht, met
het doel om de uitzonderlijke gevallen te
belichten waaronder de rechter teruggeleiding
níet in het belang van een kind acht.
Art. 12 lid 2 HKOVOp basis van art. 12 lid 2 dient een kind in
beginsel binnen één jaar na de ontvoering
terug te worden teruggestuurd naar het land
van herkomst. Na de termijn van één jaar is
het terugsturen niet verplicht indien het kind is
geworteld in zijn/haar nieuwe omgeving.
Onder ‘wortelen’ worden door de Neder landse
rechter niet alleen begrepen de psychische en
fysieke omgeving van het kind, maar ook de
externe relaties (bijvoorbeeld met familie en
met leeftijdsgenoten op of buiten school) die
het kind in het land heeft opgebouwd.3
In een uitspraak van het hof Den Bosch uit
20054 is de weigeringsgrond van art. 12 lid 2
toegewezen. De vader i.c. nam kind zonder
toestemming vanuit Italië, waar het kind was
geboren, mee naar Nederland, de geboorte
plaats van de vader. Na een verblijf van bijna
twee jaar in Nederland is een beroep op
teruggeleiding gedaan. Eén van de aanwijzin
gen waaruit ‘worteling’ van het kind bleek
was een verklaring afkomstig van een lerares
van de nieuwe basisschool van kind. Hieruit
kwam naar voren dat het kind ‘een vrolijk,
spontaan en goed verzorgd jongentje’ was
dat zich in Nederland lijkt thuis te voelen,
dat de Nederlandse taal goed beheerst, dat
op school goed kan meekomen en dat door
zijn omgeving (familie, vrienden, klasgenootjes
en buurt bewoners) volledig wordt geaccep
teerd. Het hof overwoog op grond van o.a.
de
Teruggeleiding als uitgangspuntEen kind dat met één van zijn ouders naar
het buitenland vertrekt op ‘vakantie’ om ver
volgens niet meer terug te keren. Kinderont
voering. In Nederland wordt hiervan jaarlijks
ruim 100 meldingen gedaan waarbij meer dan
250 kinderen betrokken zijn.1
Het begrip kinderontvoering roept negatieve
associaties op. Persoonlijk stel ik mij uiterst
dramatisch taferelen voor dat ongetwijfeld is
gevoed door de wijze waarop kinderontvoe
ring in series en in films wordt weergegeven.
In een dergelijk fictief tafereel is één van de
ouders de bad guy. Gefrustreerd door een
echtscheiding en vooral de omstandigheden
die hebben geleid tot de scheiding, is de ont
voering door die ouder een manier om wraak
te nemen en de andere te raken waar het pijn
doet. Uit de jurisprudentie met betrekking tot
internationale kinderontvoering blijkt dat dat
beeld slechts één van de vele omstandigheden
is waaronder kinderontvoering zich voordoet.
Voordat een aantal gevallen zullen worden
besproken een schets van het juridische kader
omtrent internationale kinderontvoering.
Art. 3 van het Haags Verdrag inzake de burger
rechtelijke aspecten van internationale kinder
ontvoering (hierna: HKOV of het Verdrag)
definieert kinderontvoering als ‘het ongeoor
loofd overbrengen of vasthouden van een kind
in een andere verdragsluitende staat dan waar
het kind2 zijn gewone verblijfplaats heeft’. On
geoorloofdheid houdt in dat wordt gehandeld
in strijd met een gezagsrecht over het kind dat
is toegekend aan één of meer personen of een
instelling ingevolge het recht van de staat waar
het kind vóór de ontvoering zijn/haar gewone
verblijfplaats heeft. Het Verdrag is in 1980 tot
stand gekomen op initiatief van de Haagse
Conferentie voor Internationaal Privaatrecht
en is op 1 september 1990 door Nederland
geratificeerd.
Een rechter dient bij het beoordelen van een
geval op grond van het HKOV de belangen van
het kind ten alle tijden voor ogen te houden.
Het uitgangspunt is ‘onmiddellijke teruggelei
ding’ van het kind (met inachtneming van
de bijzondere omstandigheden van het geval),
een punt dat voortvloeit uit het doel van het
HKOV; het zo spoedig mogelijk opsporen en
terugbrengen naar de gewone verblijfplaats
van het kind.
Afwijken van het uitgangspunt is toegestaan in
de gevallen die zijn omschreven in art. 12, art.
13 en art. 20 HKOV. De hierin omschreven
materiële weigeringsgronden kunnen worden
ingeroepen door de hiervoor als bad guy
omschreven ouder. Een weigeringsgrond kan
De keerzijde van teruggeleiding bij kinderontvoering
Tekst door Awura Simpe
Thema
42 De keerzijde van teruggeleiding bij kinderontvoering
Het feit dat de vader in Italië een gevangenisstraf boven het hoofd hing, waarvan het kind in het geheel geen weet van had, heeft volgens het hof geen invloed op de vraag of sprake is van worteling.
verklaring dat ‘het kind (…) een zodanige
fysieke en emotionele band met zijn nieuwe
omgeving heeft opgebouwd dat sprake is van
worteling (…).’ Opvallend aan de zaak is dat
de moeder van het kind in een crisisopvang
verbleef naar aanleiding van mishandeling door
de vader van het kind. Het feit dat de vader
in Italië een gevangenisstraf boven het hoofd
hing, waarvan het kind in het geheel geen weet
van had, heeft volgens het hof geen invloed op
de vraag of sprake is van worteling.
Art. 13 HKOVIn art. 13 wordt een drietal weigeringsgronden
omschreven. De gronden hebben zowel be
trek king op het verzoek tot terugkeer binnen
één jaar na de ontvoering als op het verzoek
tot terugkeer na één jaar.
Een ouder die zich beroept op lid 1 sub a
dient te bewijzen óf dat de andere ouder het
gezag niet daadwerkelijk uitoefende, óf dat de
andere ouder toestemming heeft gegeven voor
het meenemen van het kind. Aan de hand van
de feiten wordt bepaald of het ‘daadwerkelijke
gezag’ verbroken is. Om te kunnen spreken
van daadwerkelijk gezag is vereist dat ‘de met
het gezag belaste persoon of instelling blijk
heeft gegeven zich overeenkomstig de inhoud
van het bestaande gezagsrecht de belangen
van het kind aan te trekken.’5 De slagingskans
van het beroep op de grond is afhankelijk van
het bewijs dat de andere ouder levert waaruit
blijkt dat hij/zij op enige wijze zich de belangen
van het kind aantrekt. Omdat het hebben van
dagelijks contact hiervoor niet vereist is6 en
het tonen van ‘interesse’ in het kind een ver
schonende werking heeft, is het bewijzen van
het tegendeel geen gemakkelijke taak voor de
ouder die het kind heeft meegenomen.
Ten aanzien van ‘toestemming’ wordt aan de
hand van de gedragingen of uitlatingen (zowel
in passieve als actieve zin) van de achterge
bleven ouder beoordeeld of het kind al dan
niet dient te worden teruggeleid naar het land
van herkomst. De wijze waarop een gedraging
door anderen wordt opgevat is hierbij niet
van belang, de objectieve omstandigheden
vormen het uitgangspunt.7 Van ‘berusting’ is
sprake wanneer de situatie door de achterblij
vende ouder wordt geaccepteerd. Ook hier
is het leveren van bewijs een lastige opgave.
De toestemming of berusting dient namelijk
44 De keerzijde van teruggeleiding bij kinderontvoering
Het Verdrag ziet ook op het tegendeel, de (uitzonderlijke) gevallen waarin het in stand houden van de ontvoering in het belang van het kind is.
ondubbelzinnig te blijken en heeft betrekking
op het definitieve verblijf van het kind in het
buitenland, waarbij terugkeer naar de gewone
verblijfplaats van het kind geen mogelijkheid
is, zoals onder andere is bepaald door het Hof
Den Bosch in 2006.8
Op grond van sub b van art. 13 lid 1 kan ouder
een beroep doen indien ongunstige omstan
digheden (bijvoorbeeld met betrekking tot het
politieke klimaat, het ontbreken van een goede
gezondheidszorg of een slechte economische
situatie) het kind in een situatie brengen dat
hij/zij wordt blootgesteld aan een ernstig risico
voor lichamelijke of geestelijke gevaar, of dat
sprake is van een ondragelijke toestand waarin
hij/zij terecht komt. De ouder die zich op de
weigeringsgrond beroept dient te bewijzen dat
het gevaar waaraan het kind wordt bloot ge
steld zwaarwegend, concreet en actueel is. De
bepaling heeft slechts betrekking op extreme
gevallen. De omstandigheid dat door onmiddel
lijke teruggeleiding bijvoorbeeld de moeder die
het kind heeft ontvoerd van haar kind dreigt
te worden gescheiden, zal bij het bestaan van
bijkomende uitzonderlijke omstandigheden
het gevolg hebben dat sprake is van het risico
als bedoel in sub b. Bijvoorbeeld vanwege een
geestelijk trauma dat het kind zal oplopen bij
teruggeleiding9 of vanwege een voorgenomen
zelfmoord van de ontvoerder die dient te wor
den afgewogen tegen de psychische schade die
een kind daarvan zal ondervinden10, dergelijke
omstandigheden kunnen de wenselijkheid van
teruggeleiding inperken. De bepaling vindt haar
begrenzing hier; de grond wordt niet toege
wezen wanneer het belang van het kind in
het land van herkomst ‘minder goed’ gediend
wordt dan in het land van ontvoering.
De derde weigeringsgrond waarop een ouder
zich op grond van lid 2 kan beroepen heeft
betrekking op ‘ernstige bezwaren’ van het kind
zelf. Het gaat hier niet om de situatie dat een
kind een bepaalde ‘voorkeur’ heeft om in het
ene of in het andere land te verblijven (ook
het belang van het kind dient dus niet al te
ruim te worden uitgelegd!), maar om objec
tieve omstandigheden die zich verzetten tegen
teruggeleiding. Het verzet van het kind wordt
beoordeeld aan de hand van de omstandig
heden die zich voorafgaand aan of tijdens de
ontvoering voordoen die een ernstig bezwaar
opleveren. Bij een beroep op deze grond kan
door de rechter worden bepaald dat het van
belang is dat het kind hieromtrent wordt
gehoord. Art. 13 lid 2 hanteert geen leeftijds
grens, in Nederland wordt echter acht jaar als
minimumleeftijd aangehouden. Een reden om
een kind niet te horen kan zijn vanwege het
feit dat het als een te zware belasting voor
het kind wordt beschouwd of vanwege een te
belastende druk van de omstandigheden.
Een voorbeeld waarin de grond is toegewezen
betrof het geval van een tienjarige jongen die
volgens de moeder door de vader voort
durend lichamelijk en geestelijk mishandeld
werd.11 De rechtbank heeft de jongen in het
kader van het beroep op art. 13 lid 2 gehoord
en heeft op basis daarvan de verklaring van de
jongen als ‘authentiek’ beoordeeld ‘gelet op de
oprechte en consistente wijze waarop hij hier
over heeft verklaard’. De verklaringen van het
kind waren een bevestiging van de beweringen
van de moeder. Dientengevolge werd de wei
geringsgrond toegewezen en werd het verzoek
tot teruggeleiding van de vader geweigerd
ondanks de ontvoering van het kind door de
moeder van Suriname naar Nederland.
Art. 20 HKOVEen ‘conflict of interest’ tussen de fundamen
tele beginselen van de aangezochte staat die
betrekking hebben op de bescherming van
de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden en de teruggeleiding van het kind kan
ook als weigeringsgrond worden ingeroepen.
Louter ‘strijdigheid’ met de beginselen is on
voldoende, het teruggeleiden moet op grond
van de betreffende beginselen daadwerkelijk
verboden te zijn. Uit de rechtspraak12 blijkt dat
art. 20 een zeer beperkte strekking heeft, de
grond is van zodanig strikte aard dat er geen
voorbeelden zijn van een succesvol beroep op
art. 20.
ConclusieHet leerstuk van de internationale kinderont
voering heeft een zeer casuïstisch karakter.
Zelfs een daad als kinderontvoering is niet
zwartwit en dient van geval tot geval te
worden beoordeeld. De weigeringsgronden
van het HKOV spelen hierin de hoofdrol.
Hoewel vanwege de ratio van het Verdrag de
slagingskans van het beroep op een grond
vanwege de restrictieve interpretatie van de
weigeringsgronden over het algemeen gering
is (met name het leveren van bewijs voor de
gronden van art. 13 lid 1 sub a en art. 20 is
geen gemakkelijke opgave), is het in de hier
voor besproken uitzonderlijke gevallen van het
allergrootste belang dat teruggeleiding wordt
voorkomen. Het HKOV heeft namelijk niet al
leen betrekking op gevallen waarin een ouder,
wellicht gefrustreerd door een echtscheiding,
uit kwade wil het kind onder het mom van
‘vakantie’ ontvoert naar een ver land om nooit
meer terug te keren. Nee, het Verdrag ziet ook
op het tegendeel, de (uitzonderlijke) gevallen
waarin het in stand houden van de ontvoering
in het belang van het kind is.
De keerzijde van teruggeleiding bij kinderontvoering 45
noten1 In 2011 werden 148 meldingen gedaan waarbij in totaal 264 kinderen waren betrokken.2 Op grond van art. 4 HKOV wordt hiermee gedoeld op een minderjarige die de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt. 3 Rb ’sGravenhage 23 april 2008, NIPR 2008, 173; Hof ’sGravenhage 18 juli 2008, NIPR 2009, 89. 4 Hof Den Bosch 15 november 2006, LJN AZ6543, r.o. 4.7.1.5 HR 20 oktober 2006, NJ 2007, 384.
6 Zie noot nr. 5.7 HR 1 oktober 2010, NJ 2010, 528.8 Hof Den Bosch 15 juni 2006, LJN BA0775, r.o. 4.7.6. 9 Hof Den Bosch 23 december 2004, NIPR 1995, 308. 10 Family Court of Appeal of Australia 26 augustus 2003, Incadat nr. 544.11 Rb ’sGravenhage 10 september 2009, LJN BK5519. 12 Zie o.a. HR 28 september 2007, NJ 2008, 548 en HR 28 september 2007, NJ 2008, 549.
De misstanden in de seksbranche moeten aanpakt worden, aldus de overheid. Hiertoe heeft zij het wetsvoorstel ‘Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche’ ingediend. Draagt dit wetsvoorstel bij aan het doel? Sander Van ’t Foort geeft een kritische beschouwing in het artikel: wachten voor een rood sein. Tatjana Janssen heeft haar masterscriptie geschreven over limitering van de duur van partneralimentatie. In haar artikel gaat ze in op een aantal aspecten uit haar scriptie. Moet de duur inderdaad van twaalf jaar naar vijf jaar worden ingekort?
Wachten voor een rood sein – p.47
Masterscriptie uitgelicht limitering van de duur van partneralimentatie – p.54
Column Petra van Driel Zomervruchten – p.57
Et Cetera
Wachten voor een rood sein 47
1. InleidingHet prostitutiebeleid in Nederland wordt
gekenschetst door een tumultueus verleden
van verscheidene, overigens mislukte, pogingen
om de prostituee afdoende bescherming te
bieden. Zo werd in Nederland door de invoe
ring van de Code Pénal in 1811 het verbod
op ‘alle hoerery’ opgeheven, met uitzondering
van het verbod voor minderjarige vrouwen
die diensten wilden aanbieden en voor jonge
mannen die toegelaten wilden worden tot
bordelen. Een eeuw later, in 1911, kwam er
met de introductie van artikel 250bis Wetboek
van Strafrecht weer een bordeelverbod, dat
zich niet tot doel stelde prostitutie als zodanig
te verbieden, maar de exploitatie van prosti
tutie aan banden te leggen.1 Voortaan werd
diegene die van het opzettelijk teweegbrengen
of bevorderen van ontucht door anderen met
derden zijn beroep of een gewoonte maakte,
gestraft met een gevangenisstraf van ten hoog
ste een jaar of een geldboete van maximaal
duizend gulden.2 De geschiedenis herhaalt
zich bijna een eeuw later, in 2000, door het
bordeelverbod opnieuw op te heffen, waarbij
wederom de bescherming van de positie van
de prostituee als één van de hoofddoelstel
lingen wordt aangevoerd.3 Anno 2013 keert
de regering terug naar de oude gewoonte van
regulering. Ditmaal komt zij met een geheel
nieuw wetsvoorstel bestaande uit 42 artikelen,
wat inmiddels al voor de nodige commotie
heeft gezorgd. Zodanig, dat de Eerste Kamer
heeft besloten het wetsvoorstel aan te hou
den.4
Het wetsvoorstel ‘Wet regulering prostitu
tie en bestrijding misstanden seksbranche’
(hierna: Wetsvoorstel) heeft primair ten doel
het aanpakken van de voornaamste oorzaken
van misstanden in de seksbranche. Gedwon
gen prostitutie, de slechte sociale positie en
Wachten voor een rood seinHet wetsvoorstel ‘Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche’, een kritische beschouwing
Tekst door Sander van ’t Foort*
Et Cetera
Met het wetsvoorstel ‘Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden
seksbranche’ wordt opnieuw een poging gewaagd om de misstanden in de
seksbranche aan te pakken. Het strafbaar stellen van de exploitant, klant en
prostituee, een vergunningplicht voor alle seksbedrijven en een registratie-
plicht voor de prostituee vormen onder andere het arsenaal aan bestrijdings-
instrumenten. Het is echter de vraag of de nieuwe wetgeving voldoet aan haar
eigen doelstelling, namelijk het aanpakken van de voornaamste oorzaken van
misstanden in de seksbranche.
48 Wachten voor een rood sein
rechtspositie van prostituees en prostitutie
door minderjarigen of illegalen worden door
de regering aangemerkt als misstanden die
zich nog steeds voordoen in de seksbranche.
De gemeentelijke en regionale verschillen in
het prostitutie en vergunningenbeleid alsook
het ontbreken van voldoende zicht op niet
vergunde bedrijven en bepaalde vormen van
prostitutie, zoals de escortbranche en thuis
prostitutie, worden gezien als de voornaamste
oorzaken van de misstanden. De regering heeft
zich ten doel gesteld deze oorzaken van de
misstanden in de seksbranche aan te pakken.
Zij komt met de volgende oplossingen: 1) het
verkleinen van lokale en regionale verschillen;
2) het verkrijgen van meer zicht en grip op de
seksbranche door alle vormen van prostitutie
onder een vorm van regulering te krijgen;
en 3) het vergemakkelijken van toezicht en
handhaving.5
In deze bijdrage zal ik toetsen of in het
Wetsvoorstel de voornaamste oorzaken van
misstanden in de seksbranche worden aange
pakt. Hierbij zal ik aandacht schenken aan drie
belangrijke instrumenten: de vergunningplicht
voor de exploitant van een seksbedrijf (para
graaf 3), de registratieplicht van de prostituee
(paragraaf 4) en de strafbaarstelling van de
exploitant, klant en prostituee (paragraaf 5).
Elk instrument draagt volgens de regering bij
aan één of meer van de drie oplossingen die
ik hiervoor heb opgesomd. Ik zal concluderen
dat de voornaamste oorzaken van misstanden
in de seksbranche niet worden aangepakt. De
reden hiervoor is dat elk instrument slechts
deels of zelfs niet bijdraagt aan één of meer
Het is echter de vraag of de nieuwe wetgeving voldoet aan haar eigen doelstelling, namelijk het aanpakken van de voornaamste oorzaken van misstanden in de seksbranche.
Wachten voor een rood sein 49
van de drie oplossingen (paragraaf 6). Alvorens
de diepte in te gaan, zal ik eerst het relevante
begrippenkader uiteenzetten.6
2. Het begrippenkader7
Het Wetsvoorstel hanteert verschillende defi -
nities voor een seksbedrijf en prostitutie
bedrijf. Onder seksbedrijf verstaat het Wets
voorstel de activiteit, bestaande uit het bedrijfs
matig gelegenheid geven tot prostitutie of tot
het verrichten van seksuele handelingen voor
een ander tegen betaling of uit het bedrijfsma
tig aanbieden van vertoningen van erotisch
pornografische aard in een seksinrichting tegen
betaling. Een prostitutiebedrijf is de activiteit,
bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid
geven tot prostitutie. De definitie van een
prostitutiebedrijf beslaat dus een deel van de
definitie van het seksbedrijf. Volgens het Wets
voorstel is er verder sprake van thuisprosti
tutie indien een prostituee op haar thuisadres
werkzaam is en geen andere prostituees in
haar woning laat werken. Er is in dit geval
sprake van een aan huis verbonden beroep
en niet van een seksbedrijf.
Andere voor dit artikel relevante begrippen
zijn die van exploitant, klant en prostituee.
De exploitant is de natuurlijke persoon of de
bestuurder van een rechtspersoon of, indien
van toepassing, de tot vertegenwoordiging van
die rechtspersoon bevoegde natuurlijk per
soon, voor wiens rekening en risico een seks
bedrijf wordt uitgeoefend. De klant is degene
die gebruik maakt van de door een exploitant
van een prostitutiebedrijf of een prostituee
aangeboden diensten. Tot slot is degene die
zich beschikbaar stelt tot het verrichten van
seksuele handelingen met een ander tegen
betaling een prostituee, aldus het Wetsvoorstel.
3. Vergunningplicht voor de exploitant van een seksbedrijfHet eerste instrument, de invoering van een
verplicht en uniform vergunningstelsel voor
alle seksbedrijven, dient bij te dragen aan het
verkleinen van lokale en regionale verschillen
en aan het verkrijgen van meer zicht en grip
op de seksbranche door alle vormen van
prostitutie onder een vorm van regulering te
krijgen. Dit zal hierna nader worden toegelicht.
De invoering van een verplicht en uniform
vergunningstelsel voor alle seksbedrijven is een
noviteit. In tegenstelling tot prostitutiebedrijven
gold er voorheen voor sommige seksbedrijven,
zoals peepshows, sekstheaters en escort
services, geen vergunningplicht. Daardoor
verschoven de problemen rond de prostitutie
bedrijven naar die seksbedrijven waarvoor
geen vergunningplicht gold. Het Wetsvoorstel
wil dat tegengaan.8
Het Wetsvoorstel stelt de eisen waaraan een
exploitant moet voldoen om in aanmerking
te komen voor een vergunning. Wanneer
de exploitant de vergunning heeft verkregen,
dan stelt het Wetsvoorstel overige eisen. Zo
stelt het Wetsvoorstel bijvoorbeeld dat aan
de buitenzijde van de seksinrichting zichtbaar
is dat de exploitant over een vergunning voor
die seksinrichting beschikt. Verder is het verbo
den is om zonder vergunning een seksbedrijf
uit te oefenen.9 De sanctie op het niet voldoen
aan deze vergunningplicht wordt gereguleerd
door de Wet op de economische delicten en
kan variëren van een hechtenis van ten hoog
ste zes maanden tot twee jaar, een taakstraf
of een geldboete van de vierde categorie,
afhankelijk van het feit of er sprake is van
een misdrijf of een overtreding.10
De invoering van de vergunningplicht vormt
de kern van het Wetsvoorstel. Door de ver
gunningplicht voor alle seksbedrijven komt
er meer zicht en grip op de op dit moment
nietvergunde seksbedrijven en op bepaalde
vormen van prostitutie, omdat onder het
nieuwe wettelijk regime alle vormen van pros
titutie onder een vorm van regulering komen
te staan.11 Schijn bedriegt echter. Het Wets
De invoering van een verplicht en uniform vergunningstelsel voor alle seksbedrijven is een noviteit. In tegenstelling tot prostitutiebedrijven gold er voorheen voor sommige seksbedrijven, zoals peepshows, sekstheaters en escortservices, geen vergunningplicht.
50 Wachten voor een rood sein
voorstel ontziet namelijk één vorm van
prostitutie van een vergunningplicht, namelijk
de thuisprostitutie.12 De regering acht een
vergunningplicht voor de thuisprostitutie niet
nodig zolang er geen sprake is van overlast
en zolang de werkzaamheid voor de buiten
wereld niet of nauwelijks zichtbaar is.13 Een
opmerkelijke redenering van een regering die
juist meer zicht en grip op de seksbranche
wil krijgen. Des te opmerkelijker als de bevin
dingen van het Wetenschappelijk Onderzoek
en Documentatiecentrum (hierna: WODC)
van het ministerie van Veiligheid en Justitie in
ogenschouw worden genomen. Volgens het
WODC behoort thuisprostitutie namelijk tot
de minder gereguleerde en meest aan het zicht
onttrokken vormen van prostitutie, waarop
gemeenten vrijwel geen zicht hebben.14
Daarmee is de kous niet af. Zo bepaalt artikel
10 van het Wetsvoorstel dat bij gemeente
lijke verordening een maximum kan worden
gesteld aan het aantal vergunningen dat wordt
verleend voor een seksbedrijf, dit ter bescher
ming van de openbare orde, de woon en
leefomgeving of de veiligheid en de gezond
heid van prostituees of klanten (het zogeheten
maximumbeleid). Daarnaast bepaalt artikel 23
van het Wetsvoorstel dat bij gemeentelijke
verordening zelfs kan worden besloten om
in de gemeente helemaal geen vergunning te
verlenen voor een prostitutiebedrijf,15 om
dezelfde redenen (het zogeheten nulbeleid).
Dit komt tegemoet aan de werkelijke situatie
waarin feitelijk een nulbeleid reeds bestaat,16
zij het onwettelijk.17
Op dit voornemen om het nulbeleid te legali
seren leveren de Raad van State en de Eerste
Kamer soms felle kritiek en wijzen zij geheel
terecht op de ambivalentie die de regering uit
door enerzijds de mogelijkheid tot het voeren
van een nulbeleid te bieden en anderzijds in
te zetten op het verkleinen van de lokale en
regionale verschillen.18 De invoering van het
nulbeleid draagt mijns inziens onmiskenbaar
niet bij aan de verkleining van lokale en/of
regionale verschillen in prostitutie en vergun
ningenbeleid. De invoering van het nulbeleid
heeft een waterbedeffect tot gevolg, omdat
seksbedrijven zich zullen verplaatsen van
gemeenten waar een nulbeleid wordt gevoerd
naar gemeenten waar dit niet zo is.
4. Registratieplicht van de prostitueeHet tweede instrument, de registratieplicht
van de prostituee op landelijk niveau, dient
bij te dragen aan het verkrijgen van meer
zicht en grip op de seksbranche en aan het
vergemakkelijken van toezicht en handhaving.
Dit zal hierna nader worden toegelicht.
De registratieplicht van de prostituee op
landelijk niveau is, net als de vergunningplicht
van de exploitant van een seksbedrijf, een
noviteit.19 Prostitutie vindt volgens het Wets
voorstel uitsluitend plaats door een prostituee
die is ingeschreven in het landelijk register van
prostituees.20 Een prostituee wordt op haar
verzoek ingeschreven in het landelijk register
van prostituees onder een uniek nummer. Zij
doet dit verzoek in persoon onder overlegging
van een geldig identiteitsbewijs, niet zijnde een
rijbewijs.21 Hoewel het Wetsvoorstel niet ex
pliciet spreekt over de plicht tot registratie, ligt
het verplichtend karakter besloten in het feit
dat de prostituee die zich prostitueert zonder
ingeschreven te zijn in het landelijk register van
prostituees strafbaar is (zie paragraaf 5). Verder
regelt het Wetsvoorstel onder andere de ver
schillende procedures rondom de inschrijving
zoals het beheer van het landelijk register van
prostituees, de weigering van een verzoek tot
inschrijving in het register en de geldigheids
duur van de registratie. Het Wetsvoorstel be
paalt voorts dat bij gemeentelijke verordening
nadere eisen kunnen worden gesteld aan in
de gemeente werkende prostituees.22
Met de komst van de registratieplicht wordt
echter de doos van Pandora geopend, zoals
straks zal blijken. Het is daarom niet vreemd
dat de registratieplicht in de Eerste Kamer
mild gezegd controversieel werd genoemd. De
Raad van State windt er ook geen doekjes om
door de registratieplicht als een administra
tieve verplichting te bestempelen die weinig
bijdraagt aan het uiteindelijke doel van het
Wetsvoorstel en wellicht zelfs contraproduc
tief kan zijn.23
Een lichtpunt is dat de prostituee die verzoekt
om inschrijving in het landelijk register van
prostituees, schriftelijke informatie ontvangt
over haar rechten, de risico’s van het vak en
de mogelijkheden tot hulp bij het beëindigen
van haar werkzaamheden. Deze schriftelijke in
formatie wordt in een gesprek op een voor de
prostituee begrijpelijke wijze besproken.24 De
GGD wordt geraadpleegd voor de organisatie
van het gesprek en dient tijdens het gesprek
eventueel slachtofferschap, ofwel prostitutie
onder dwang, te signaleren en te melden bij
de ambtenaren die zijn aangesteld voor de uit
voering van de politietaak.25 Het voordeel van
dit gesprek wordt per direct gematigd doordat
het gesprek slechts eens in de drie jaar en drie
maanden plaatsvindt, als de registratietermijn
afloopt.26 Het valt namelijk te betwijfelen of
één gesprek voldoende is om slachtofferschap
te signaleren, aangezien slachtoffers er vaak
alles aan doen om dwang te verbergen of te
ontkennen.27 Daarenboven lijkt de GGD niet
de meest geëigende instantie om slachtoffer
schap vast te stellen.
Een heikel punt vormt wederom de thuis
prostitutie, wat tamelijk onderbelicht blijft in
het Wetsvoorstel. In de vorige paragraaf werd
al aangekaart dat het opmerkelijk is dat er
nog steeds geen vergunningplicht geldt voor
de thuisprostitutie, terwijl het ontbreken van
voldoende zicht op de thuisprostitutie een van
de voornaamste oorzaken is van misstanden in
de seksbranche. De regering poogt dit gebrek
aan zicht te verhelpen door de registratieplicht
ook voor de thuisprostituees in te stellen.
Uit een verkenning naar prostitutieregistra
ties blijkt daarentegen dat de registratie voor
veel vrouwen in de seksbranche een te hoge
drempel kan vormen. Het gevaar van deze
te hoge drempel is dat thuisprostituees in
de illegaliteit verdwijnen.28 Dit gevaar kan in
omvang toenemen nu in sommige gemeenten
de thuisprostitutie meer in trek raakt. Tot
slot staat volgens de verkenning vast dat door
de registratieplicht de positie van prostituees
niet zal verbeteren.29 Paradoxaal genoeg lijkt
het Wetsvoorstel dus door de registratieplicht
juist de zichtbaarheid te verkleinen nu niet kan
worden verwacht dat prostituees en masse
een registratieverzoek zullen indienen, des
te meer nu dat de meest onzichtbare vorm
van prostitutie – de thuisprostitutie – ontzien
wordt van een vergunningplicht.
5. Strafbaarstelling van de exploi-tant, klant en prostitueeHet derde en laatste instrument dat hier
besproken wordt, de strafbaarstelling van de
exploitant, klant en prostituee, dient bij te
dragen aan het verkrijgen van meer zicht en
grip op de seksbranche. Zo wordt het bestuur,
naast het bestaande bestuursrechtelijk instru
mentarium zoals bestuursdwang, last onder
dwangsom en het intrekken of schorsen van
vergunningen, tevens strafrechtelijke instru
menten aangereikt om niet alleen de exploi
tant strafrechtelijk aan te pakken, maar ook
de klant en de prostituee.30
De exploitant van een seksbedrijf kan onder
meer strafbaar worden gesteld als hij dit
zonder vergunning doet, als hij een prostituee
voor zich laten werken die niet is ingeschreven
Wachten voor een rood sein 51
Het opmerkelijke is dat er nog steeds geen vergunningplicht geldt voor de thuisprostitutie, terwijl het ont breken van voldoende zicht op de thuisprostitutie een van de voornaamste oorzaken is van misstanden in de seksbranche.
52 Wachten voor een rood sein Wachten voor een rood sein 53
in het landelijk register van prostituees, of als
hij geen zorg draagt dat de vergunning (of een
afschrift ervan) zichtbaar aanwezig is in of aan
de buitenzijde van de seksinrichting waarvoor
de vergunning is verleend. De hoogte van
de sanctie wordt bepaald door de Wet op
de economische delicten.31
Naast de exploitant kan ook de klant straf
baar worden gesteld. De klant zou volgens
de regering namelijk een min of meer ‘bewuste
blindheid’ aannemen voor mogelijke slacht
offers van mensenhandel.32 Verder blijkt uit
onderzoek dat de klant zich niet verantwoor
delijk voelt als hij te maken krijgt met slacht
offers van mensenhandel. Desalniettemin blijkt
ook uit onderzoek dat de klant niet bewust en
actief op zoek is naar kwetsbare prostituees
of slachtoffers van mensenhandel en blijkt
dat de klant slecht kan beoordelen of hij te
maken heeft met gedwongen prostitutie.33/34
Het Wetsvoorstel stelt de klant strafbaar die
gebruik maakt van een seksuele dienst zonder
dat hij is nagegaan of de prostituee is inge
schreven in het landelijk register van pros
tituees. Deze klant hangt een hechtenis van
ten hoogste zes maanden of een geldboete van
de derde categorie boven het hoofd. In een
algemene maatregel van bestuur zal worden
vastgesteld hoe de klant dient na te gaan of
de prostituee is ingeschreven in het landelijk
register van prostituees.35
De vormgeving van de strafbaarstelling van
de klant kent echter nog een aantal weeffou
ten. Met name de manier waarop de klant na
dient te gaan of de prostituee staat ingeschre
ven in het landelijk register van prostituees,
de zogeheten vergewisplicht, brengt de nodige
complicaties met zich mee. Zo is het voor de
klant lang niet altijd duidelijk of hij daadwerke
lijk met een geregistreerde prostituee heeft te
maken,36 is het systeem dat het Wetsvoorstel
voorstelt zeer fraudegevoelig37 en bestaat er
een handhavingsprobleem door het besloten
karakter van de branche (hoe wordt er name
lijk gecontroleerd welke klanten een seksuele
dienst hebben afgenomen met een prostituee
die zich niet heeft ingeschreven?).
Als derde en laatste partij stelt het Wetsvoor
stel de prostituee strafbaar. Zo is strafbaar een
prostituee die zich prostitueert zonder
ingeschreven te staan in het landelijk register
van prostituees, die in advertenties noch het
registratienummer dat haar is toebedeeld ver
meldt, noch het telefoonnummer dat zij heeft
opgegeven tijdens het verzoek tot inschrijving
in het landelijk register van prostituees, of
die werkzaam is voor een exploitant aan wie
geen vergunning voor een prostitutiebedrijf38
is verleend. De sanctie op overtreding van
deze voorschriften is volgens het Wetsvoor
stel een geldboete van de eerste categorie.39
Strafrechtelijk optreden tegen prostituees die
slachtoffer zijn van mensenhandel zal volgens
de regering achterwege blijven.40
Het Wetsvoorstel is niet duidelijk in hoe de
strafbaarstelling van de exploitant, klant en
prostituee dient bij te dragen aan het verkrij
gen van meer zicht en grip op de seksbranche.
Dat er strafrechtelijke paden zijn te bewande
len om de exploitant, klant en prostituee te
straffen, wil nog niet automatisch zeggen dat
er meer grip of zicht op de seksbranche wordt
verkregen. Wel is duidelijk dat toezicht en
handhaving van de strafbaarstelling van de
klant niet gemakkelijk zal zijn, aangezien de
vergewisplicht nog aan alle kanten rammelt.
6. Wachten voor een rood seinIn dit artikel is getoetst of de voornaamste
oorzaken van misstanden in de seksbranche
door het Wetsvoorstel worden aangepakt.
Ik heb daarbij aandacht geschonken aan drie
belangrijke instrumenten: de vergunningplicht
voor de exploitant van een seksbedrijf,
de registratieplicht van de prostituee, en
de strafbaarstelling van de exploitant, klant
en prostituee. Per instrument is getoetst of
het bijdraagt aan één of meer van de volgende
oplossingen: 1) het verkleinen van lokale en
regionale verschillen; 2) het verkrijgen van
meer zicht en grip op de seksbranche door
alle vormen van prostitutie onder een vorm
van regulering te krijgen; en 3) het vergemak
kelijken van toezicht en handhaving.
Ten eerste is duidelijk geworden dat het
Wetsvoorstel met de vergunningplicht meer
zicht en grip op de seksbranche zal kun
nen verkrijgen. Dit geldt primair voor de
sectoren waarvoor tot op heden niet in alle
gemeenten een vergunning is vereist, zoals
de escortservice. Dit geldt weer niet voor de
thuisprostitutie. De vergunningplicht zal voorts
de gemeentelijke en regionale verschillen in
prostitutie en vergunningenbeleid niet verklei
nen doordat de gemeente de optie krijgt om
een nulbeleid te voeren. Al met al draagt het
instrument deels bij aan het verkleinen
van lokale en regionale verschillen en deels
aan het verkrijgen van meer zicht en grip op
de seksbranche.
Ten tweede werd duidelijk dat de invoering
van een registratieplicht voor prostituees
kan worden vergeleken met het openen van
de doos van Pandora. Het ontbreken van
voldoende zicht op onder ander de thuispros
titutie lijkt met het Wetsvoorstel versterkt
te worden. Zelfs het enige lichtpunt aan de
registratieplicht – het gesprek met de pros
tituee – is onderhevig aan hevige kritiek. Wat
de registratieplicht betreft, lijkt de regering er
daarom verstandig aan te doen om het geheel
te schrappen, omdat het geenszins bijdraagt
aan één van de oplossingen.
Ten derde werd de strafbaarstelling van de
exploitant, klant en prostituee onder de loep
genomen om te bezien of ze meer zicht en
grip op de seksbranche brachten. De bijdrage
van het instrument aan het meer zicht en grip
verkrijgen op de seksbranche is onduidelijk.
Wel is duidelijk dat het instrument niet zal
bijdragen aan de vergemakkelijking van de
handhaving en toezicht van de strafbaarstelling
van de klant, omdat de vergewisplicht nog aan
alle kanten rammelt. Al met al blijft de bijdrage
van dit instrument onzeker.
Aan het einde van de rit gekomen moeten we
concluderen dat we voor een rood stopteken
staan. Het Wetsvoorstel lijkt niet in staat te
zijn dat de voornaamste oorzaken van misstan
den in de seksbranche voldoende aan te pak
ken. De reden hiervoor is dat elk instrument
slechts deels of zelfs niet bijdraagt aan één of
meer van de drie oplossingen. Er is dus nog
werk aan de winkel. De regering zal daarom
eerst de weg vrij moeten maken om, na het
wachten voor een rood sein, haar rit weer te
vervolgen op de weg van de bestrijding van
de misstanden in de seksbranche.
Het Wetsvoorstel is niet duidelijk in hoe de strafbaarstelling van de exploitant, klant en prostituee dient bij te dragen aan het verkrijgen van meer zicht en grip op de seksbranche.
noten* Sander van ’t Foort studeert Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Utrecht en Business Studies aan de Universiteit van Amsterdam en is als studentassistent werkzaam aan de Universiteit van Utrecht. Hij schreef in 2012 een drieluik voor het Nederlands Dagblad over het wetsvoorstel Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche.1 P. de Vries, ‘De ketenen van de blanke slavin en het belastbare inkomen van de sekswerkster, Honderd jaar feminisme en prostitutie in Nederland’, Nemesis Jubileumuitgave 1999, p.147.2 Wet van 20 mei 1911 tot bestrijding van de zedeloosheid en beteugeling van de speelzucht, Stb. 1911, 130.3 Inwerkingtreding van de wet van 28 oktober 1999 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, enige andere wetboeken en enige wetten (opheffing algemeen bordeelverbod), Stb. 2000, 38; Kamerstukken II 1996/97, 25 437, nr.3, p.1.4 Handelingen I 2011/12, 7, p.33. 5 Kamerstukken II 2009/10, 32 211, nr. 3, p.2; Handelingen I 2011/2012, 7, p.32.6 Voor een uiteenzetting van de belangrijkste artikelen van het Wetsvoorstel wijs ik u graag op het volgende artikel: T. Grundmeijer, ‘Het Wetsvoorstel Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche; een schemergebied in de schijnwerpers’, Gst. 2012 737712.
7 Artikel 1 Wetsvoorstel; Kamerstukken II 2009/10, 32 211, nr. 3, p.16.8 Kamerstukken II 2009/10, 32 211, nr. 3, p.12 en 14.9 Artikel 9 jo. 16 Wetsvoorstel.10 Artikel 32 Wetsvoorstel, Artikel 1 onder 2° jo. 6 onder 2° en onder 4° Wet op de economische delicten.11 Kamerstukken II 2009/10, 32 211, nr. 3, p.2 en 15.12 Thuisprostitutie valt niet onder de definitie van een seksbedrijf en valt dus niet onder de reikwijdte van artikel 9 Wetsvoorstel.13 Kamerstukken II 2009/10, 32 211, nr. 3, p.16.14 A.L. Daalder, ‘Prostitutie in Nederland na opheffing van het bordeelverbod’, WODC 2007, p.29 en 31.15 Het nulbeleid geldt dus alleen voor prostitutiebedrijven. Het maximumbeleid geldt voor alle seksbedrijven en heeft daarom een groter bereik.16 S. Flight, c.s., ‘Evaluatie opheffing bordeelverbod’, DSPGroep 2006, p.8 en 25.17 Zo is de gemeente Barneveld op haar vingers getikt voor het voeren van een nulbeleid. ABRvS 22 mei 2002 LJN AE2838. 18 Kamerstukken II 2009/10, 32 211, nr.4, p.2 en 3. Zie ook bijvoorbeeld: Handelingen I 2011/12, 7, p.10, 11, 15 en 25.19 Zo bestaat in de gemeente Utrecht al een registratieplicht voor prostituees. Zie: Hof Amsterdam 26 april 2011 LJN BQ5231.20 Artikel 2 Wetsvoorstel.21 Artikel 4 lid 2 Wetsvoorstel.
22 Artikel 4 lid 7, artikel 5 lid 1 en artikel 8 lid 2 Wetsvoorstel.23 Handelingen I 2011/12, 7, p.32; Kamerstukken II 2009/10, 32 211, nr.4, p. 610.24 Artikel 4 lid 4 en 6 lid 1 Wetsvoorstel.25 Artikel 6 lid 2 en 3 Wetsvoorstel; Kamer stukken II 2009/10, 32 211, nr.3, p.10 en 12.26 Artikel 5 lid 1 Wetsvoorstel; Kamerstukken II 2009/10, 32 211, nr.3, p.10.27 Handelingen I 2011/12, 7, p.10.28 Artikel 30 lid 1 sub a jo. 2 Wetsvoorstel.29 Kamerstukken II 2009/10, 32 211, nr.4, p.8; S.E. de Vreeze, ‘Prostitutie in politieregio ZuidHollandZuid. Een verkennend onderzoek naar de vergunde en de onvergunde vormen van prostitutie in ZuidHollandZuid’, RIEC ZuidHollandZuid 2011, p.16.30 Kamerstukken II 2009/10, 32 211, nr.3, p.33.31 Artikel 32 Wetsvoorstel.32 Kamerstukken II 2009/10, 32 211, nr.3, p.9.33 D. Zaitch en R. Staring, ‘The Flesh is Weak, the Spirit Even Weaker. Clients and Trafficked Women in the Netherlands’, in: A.T. Di Nicola et al. (red.), Prostitution and Human Trafficking, New York: Springer 2009, p. 108, 109, 118 en 119. 34 Uit het onderzoek (zie vorige noot) kwam naar voren dat 90% van de onderzochte klanten niet in staat waren om indicatoren van gedwongen prostitutie te identificeren.
35 Artikel 29 Wetsvoorstel.36 Zie o.a.: Kamerstukken II 2010/11, 32 211, nr.30, p.4 en Kamerstukken II 2010/11, 32 211, nr. 60, p.2 en 3; Kamerstukken I 2011/12, 32 211, nr. C, p.27).37 Zie ook de argumenten die in de Eerste Kamer werden aangedragen. Handelingen I 2011/12, 7, p.14 en 23.38 Raadselachtig is dat artikel 30 van het Wetsvoorstel en de Memorie van Toelichting allebei spreken van een prostitutiebedrijf en niet van een seksbedrijf, waardoor de reikwijdte van het artikel beperkt blijft. Zie: Kamerstukken II 2009/10, 32 211, nr.3, p.36.39 Artikel 30 Wetsvoorstel.40 Kamerstukken II 2009/10, 32 211, nr.3, p.36.
De voorgeschiedenis van de wette-lijke limitering De duur van partneralimentatie is een onder
werp waar sinds jaar en dag over gediscus
sieerd wordt, zowel in de politiek als in de
maatschappij. Ook in 2013 staat de duur van
partneralimentatie volop in de belangstelling.
In 1971 is voor het eerst in de wet opge
nomen dat partneralimentatie kan worden
toegekend voor een bepaalde tijd en onder
bepaalde voorwaarden. Hoe lang de periode
van alimentatietoekenning zou moeten zijn
en onder welke voorwaarden werd echter
niet nader gespecificeerd. Bij gebrek aan een
richtlijn voor de rechterlijke macht, bevor
derde deze bepaling de rechtszekerheid en
rechtsgelijkheid niet. Daarom is op 6 novem
ber 1985 het wetsvoorstel 19 295 Wijziging
van bepalingen in het Burgerlijk Wetboek in
verband met de regeling van de limitering van
alimentatie na scheiding ingediend welke op
1 juli 1994 in werking is getreden. Hierdoor
kwam er een eind aan alimentatietoekenning
van onbepaalde duur.
De alimentatie werd gelimiteerd naar maxi
maal twaalf jaar (artikel 1:157 lid 4 BW). Wan
neer het huwelijk korter heeft geduurd dan vijf
jaar en er uit dit huwelijk geen kinderen zijn
geboren, eindigt de verplichting na een termijn
die gelijk is aan de duur van het huwelijk met
een maximale termijn van vijf jaar (artikel
1:157 lid 6 BW).
De huidige wettelijke regelingDe rechter kan aan de echtgenoot die niet
voldoende inkomsten tot zijn levensonder
houd heeft partneralimentatie toekennen.
Het huwelijk en de daardoor geschapen
54 Masterscriptie uitgelicht Masterscriptie uitgelicht 55
lotsverbondenheid is de rechtsgrond voor
partneralimentatie. Deze lotsverbondenheid
eindigt niet bij het ontbinden van het huwelijk.
Het heeft betrekking op de nawerking van de
wederzijdse verantwoordelijkheid van echt
genoten binnen het huwelijk, die noodzaakt
tot een compensatie van de economische
nadelen. Om de hoogte van partneralimentatie
te kunnen bepalen, zijn de draagkracht van de
alimentatieplichtige en behoefte van de alimen
tatiegerechtigde van belang.
Op grond van artikel 1:157 lid 3 BW bestaat
de mogelijkheid tot limitering van de duur van
partneralimentatie. Door limitering komt er
definitief een eind aan de partneralimentatie
en daarom geldt voor de alimentatieplichtige
een zware stelplicht. Het enkel stellen dat
de alimentatiegerechtigde na de echtscheiding
de kans heeft gehad om door arbeid inkom
sten te verwerven en daardoor, naarmate
de kinderen minder zorg behoefden, in het
eigen levensonderhoud te voorzien, is niet
voldoende. Uit de jurisprudentie betreffende
limitering blijkt dat verschillende factoren een
rol kunnen spelen bij het oordeel of limitering
gerechtvaardigd is. Hierbij kan gedacht worden
aan het verlies aan verdiencapaciteit, de duur
van het huwelijk, of er kinderen zijn en zo ja,
wat de leeftijd van de kinderen is, de leeftijd
van partijen, de gezondheid van de alimentatie
gerechtigde en economische situatie op de
arbeidsmarkt.
Wetsvoorstel 33 311 en initiatiefnota 33 312; meer limiteringSinds de invoering van de limiteringswetgeving
in 1994 heeft de samenleving zich verder ont
wikkeld en zijn alimentatiegerechtigden meer
geëmancipeerd. De klassieke rollenpatronen
zijn minder aanwezig: alimentatiegerechtigden
blijven na het huwelijk en na de geboorte van
kinderen (parttime) werken en zorgen niet
slechts voor de kinderen en het huishouden.
Deze ontwikkeling heeft ook haar gevolgen
voor partneralimentatie. Anno 2013 zijn er
zowel in de politiek als de juridische praktijk
en de maatschappij opkomende geluiden om
de duur van partneralimentatie wederom te
limiteren.
Wetsvoorstel 33 311 van Bontes ingediend
namens de PVV tracht de duur van partner
alimentatie te verkorten van twaalf jaar naar
vijf jaar. Volgens de PVV zijn de verhoudingen
binnen de samenleving met betrekking tot
het huwelijk sinds de totstandkoming van de
huidige wetgeving substantieel gewijzigd en
moet de huidige wettelijke regeling worden
aangepast aan de moderne tijd. “De wettelijke
termijn dient op een meer rechtvaardiger
wijze vorm te worden gegeven die past binnen
de moderne tijd.” Hij meent dat de alimen
tatiegerechtigde in staat moet worden geacht
om gedurende vijf jaar een opleiding te volgen
of parttime te werken, zodat na het verstrijken
van deze termijn in het eigen levensonderhoud
moet kunnen worden voorzien.
De Raad van State heeft op 26 juli 2012
een advies uitgebracht over het wetsvoorstel.
De Raad van State concludeert dat de in
de Memorie van Toelichting genoemde argu
menten de verkorting van de maximumter
mijn van twaalf jaar naar vijf jaar niet kunnen
dragen. Volgens de Raad van State moet de
feitelijke positie van gehuwde vrouwen met
kinderen en oudere vrouwen in aanmerking
worden genomen.
Ook de VVD, PvdA en D66 hebben een initia
tiefnota ingediend (33 312) waarin zij limitering
van de alimentatieduur bepleiten. In de initia
Masterscriptie uitgelichtIs het wenselijk om het huidige stelsel inzake partneralimentatie aan te passen door de duur van partneralimentatie te verkorten?
Tekst door Tatjana Janssen
Et Cetera
Tatjana Janssen heeft haar masterscriptie geschreven over ‘limitering van
de duur van partneralimentatie’. In dit artikel wordt ingegaan op een aantal
aspecten uit deze scriptie.
Wetsvoorstel 33 311 van Bontes ingediend namens de PVV tracht de duur van partneralimentatie te verkorten van twaalf jaar naar vijf jaar.
56 Masterscriptie uitgelicht
tiefnota wordt een voorstel gedaan variërend
van geen partneralimentatie bij huwelijken
korter dan drie jaar zonder kinderen tot
maximaal vijf jaar bij de huwelijken van langer
dan drie jaar met kinderen. Verder is er een
uitzondering opgenomen voor huwelijken van
langer dan vijftien jaar waarbij een maximum
geldt van tien jaar. De initiatiefnota heeft tot
op heden nog niet geleid tot een wetsvoorstel.
Het wetsvoorstel en de initiatiefnota trachten
de maximale duur van partneralimentatie te
limiteren. Bontes stelt dat partneralimentatie
maximaal vijf jaar mag duren. In de Memorie
van Toelichting is echter geen nadere on
derbouwing gegeven van zijn standpunt dat
alimentatieplichtigen binnen vijf jaar in staat
moeten zijn om in hun eigen levensonderhoud
te voorzien. Uit cijfers van het CBS blijkt dat in
2011 33% van de vrouwen (parttime) werkte.
Hieruit trekt hij de conclusie dat vrouwen
economisch zelfstandiger zijn dan voorheen
(1991). De overige 66% is echter niet eco
nomisch zelfstandig. Met deze omstandigheid
wordt door hem echter geen rekening gehou
den. Verder houdt hij op geen enkele wijze
rekening met de bijzondere omstandigheden
van het geval. Er is geen uitzondering gemaakt
voor alimentatieplichtigen met de zorg voor
jonge kinderen of oude alimentatiegerechtig
den die reeds tientallen jaren niet meer actief
zijn op de arbeidsmarkt. Het wetsvoorstel kan
in mijn optiek in de huidige vorm geen door
gang vinden. Het is namelijk niet rechtvaardig
om de huidige termijn drastisch te limiteren
van twaalf jaar naar vijf jaar zonder voldoende
onderbouwing en mogelijkheden tot uitzon
dering wanneer er sprake is van bijzondere
omstandigheden.
Visie van de advocatuurIn het kader van mijn masterscriptie heb ik
een enquête gemaakt waarin is gevraagd naar
de visie van familierechtadvocaten betreffende
de huidige wetgeving en duur van partnerali
mentatie, hun standpunt omtrent het wets
voorstel 33 311 en de ervaringen van familie
rechtadvocaten betreffende limitering van
partneralimentatie in de praktijk.
Uit de analyse van mijn enquête blijkt dat 59%
van de familierechtadvocaten van mening is
dat de huidige duur van partneralimentatie
te lang is. Zij vinden de termijn inmiddels
achterhaald en willekeurig. 55% van de familie
rechtadvocaten is daarom van mening dat
het wetsvoorstel van Bontes wenselijk is en
dat de wet gewijzigd moet worden. Door
de termijn te verkorten, wordt er meer druk
gelegd op de alimentatiegerechtigden om
financieel onafhankelijk te worden en tevens
is een kortere termijn voor beide partijen
meer te overzien. De termijn wordt lang
genoeg geacht om een opleiding te volgen
en in het eigen levensonderhoud te kunnen
voorzien. Door de wet te wijzigen wordt een
korte termijn de hoofdregel in plaats van de
uitzondering zoals onder de huidige wetgeving
en jurisprudentie het geval is. 68% van de familie
rechtadvocaten heeft weleens een verzoek
gedaan tot limitering en dit verzoek is in 79%
van de gevallen afgewezen.
Het huwelijk en de daardoor geschapen
lotsverbondenheid is de rechtsgrond voor
partneralimentatie. Deze lotsverbondenheid
eindigt niet bij het ontbinden van het huwelijk.
Het heeft betrekking op de nawerking van de
wederzijdse verantwoordelijkheid van echtge
noten binnen het huwelijk, die noodzaakt tot
een compensatie van de economische nadelen.
Het huwelijk is geen levensverzekering en er
dient voor beide partijen uitzicht te zijn op
eindigheid. De termijn van twaalf jaar volstaat
in de huidige maatschappij niet meer.
noten1 Kamerstukken II 2011/12, 33 311, nr. 3, p. 2.
Ook de VVD, PvdA en D66 hebben een initiatiefnota ingediend (33 312) waarin zij limitering van de alimentatieduur bepleiten.
Zomervruchten 57
Terwijl ik in mijn eigen verhaal teksten rondom
Turks Fruit zoek, raak ik verdwaald in de alle
daagse burgerlijkheid. Rock ‘n Roll zonder
rock. Angst en doodzonde nummer één, als
je het mij vraagt, maar de waarheid is hard.
Ik ben een softie geworden. Hoe dat komt?
Door de Liefde, zo lijkt het wel.
‘Turks Fruit is hoe ik het graag zie. Open en
bloot, vrij, maar dan. Dan gaat haar vader dood.’
Gedateerd half december 2012, nog niet
wetend welk drama ons gezin slechts enkele
maanden later zou treffen. ‘Dat weten we
nooit en dat is maar goed ook. Anders is het
ook zo saai,’ dacht ik vaak. Niets is zeker en al
helemaal niet voor altijd. De enige zekerheid
is dat we allemáál doodgaan.
Saai is nog zacht uitgedrukt. Saai zegt niks.
Als we nu al zouden weten wat zich dan en
dan zou afspelen, zou het pas saai worden.
Zouden we als bange vogels in een hoekje
blijven zitten en niemand die ons eruit haalt.
Eenzaam op een stokje, de wereld voorbij
laten gaan. Dan toch liever vallen, opstaan,
verder en gaan. Born to Die.
Turks Fruit, waar was ik gebleven? Na een paar
grote teleurstellingen blijkt het idee dat we
onze eigen werkelijkheid kunnen creëren, ge
nuanceerder te liggen. Onvermijdelijkheden in
het leven en de Dood, kwamen ertussen. Waar
vluchten al lang geen zin meer had. Deze keer
is er geen clou en ook geen waarom (niet).
Lana del Rey galmt door de kamer en blijft
ergens halverwege Blue Jeans hangen.
Soms is het eind dichterbij dan het lijkt. En
dan is het zaak om vanuit het punt dat niets
meer belangrijk is, of niets belangrijker is dan
de liefde, weer op te bouwen. Laag voor laag.
Het uitzicht op de zomer is altijd een begin.
Net zoals voorgaande jaren, wordt er ook
deze keer weer vakantie gevierd in eigen stad.
Met als vaste prik de pizzaboer om de hoek,
waar in ieder geval een deel van de rock is
terug te zien.
Petravandriel.nl
Zomervruchten
Tekst door Petra van Driel
Column
Een Australische droom 59
Vanaf de middelbare school droomde ik al over
mijn eigen reis naar het buitenland, vooral
de Engelstalige landen trokken mijn aandacht;
het campusleven, de sporten of wellicht cheer
leaden bij basketball en American Football games?!
Ik heb er uiteindelijk voor gekozen mijn bui
tenlandplannen op te schuiven naar mijn stu
dententijd, waarin ik al snel in aan raking kwam
met de exchange programma’s van de UU.
Toen ik hoorde dat ik aangenomen was aan
de Australian National University in Canberra,
werd mijn droom eindelijk werkelijkheid.
Doordat je een 23 uur durende vlucht naar de
andere kant van de wereld niet zomaar maakt,
besloot ik alles uit mijn exchange avontuur te
halen en eerst te gaan reizen in the land down
under, voordat de studie begon. Na een onver
getelijke 2,5 maand hier te hebben geback
packt, was het tijd om vaarwel te zeggen tegen
deze vrijheid&blijheid, maar eerlijk gezegd was
het ook wel weer heerlijk om een eigen kamer
te hebben, een eigen bed en eigen klerenkast.
Gek dat je deze dingen normaal gesproken
altijd voor lief neemt.
De eerste weken in Canberra waren enorm
intensief; het begon met een Orientationweek
waarbij mijn Hall van alles had georganiseerd
om de stad, de universiteit en vooral je mede
studenten in de Hall te leren kennen. Het
campusleven hier is enorm; er zijn 8 verschil
lende Halls die dagelijks sociale, sportieve,
culturele en studiegerelateerde activiteiten
organiseren. Ik had gekozen voor een Hall
waar 40% exchange – en 60% nonexchange
studenten wonen, zodat je van alles wat om
je heen hebt. Bovendien was dit een van de
weinige ‘selfcatered’ colleges, wat inhoudt dat
je zelf voor je eten moet zorgen. Maar dit is
juist het leukste van alles! De keuken is enorm,
je krijgt echt een Masterchef gevoel als je er
binnenloopt, met aan weerszijden keukenkast
jes, koelkasten en fornuizen en in het midden
een enorme rij tafels, waar op elk uur van
de dag mensen aan zitten, waardoor de keuken
dé ontmoetingsplek is. Daarnaast is er ook een
lounge met een grote projector waar je films
kunt afspelen, verschillende muziekruimtes,
een bar, pooltafels en een tafeltennistafel, zodat
je je niet snel zult vervelen! Alle Halls bevinden
zich aan een lange straat, die dwars op ‘Uni
versity Avenue’ loopt, waar alle collegezalen
zijn. Alles is dus op loopafstand, wat voor ons
studenten natuurlijk ideaal is!
In de Orientationweek was er elke avond een
themafeest; een Mexicanfiesta, 1920’s Chicago
night, een Toganight, maar het hoogtepunt was
toch wel Dag, Drag & Diva! In mijn Hall zijn
ze erg bezig met het promoten van sexuali
teit, en om dit te ondersteunen hadden ze dit
themafeest bedacht. Alle jongens dus gekleed
in korte jurkjes, leggings en een dikke laag
make up en alle meiden in boa’s en glitters.
Ik merkte ook meteen dat de instelling hier
totaal anders is dan in Nederland, thuis zijn
we veel individueler en laten we de exchange
students meer hun eigen ding doen. Hier is
dat totaal niet het geval; doordat je op campus
woont en je iedereen dus 24/7 tegenkomt in je
Hall is iedereen heel geïnteresseerd in elkaar
en stelt iedereen zich meteen voor, ongeacht
of je een Australiër of exchange bent. Je hebt
er eigenlijk dus meteen 400 huisgenoten bij!
Study Abroad Een Australische droom
Tekst door Sabine van Kranen
Naast je studie
Naast je studieIn de afgelopen nummers van Juncto heb je alles kunnen lezen over de buitenlandervaringen van rechtenstudenten in Washington en Valencia. Deze keer neemt Sabine van Kranen je mee naar de plek waar haar (studie)droom werkelijkheid werd: Canberra, Australië. Ook kun je lezen hoe het succesvolle oprichtingsjaar van de Corporate Law Society verlopen is en vertelt Sybren Straatsma alles over de Urios Utrecht Model United Nations.
Study abroad Een Australische droom – p.59
Oprichtingsjaar Corporate Law Society: een groot succes! – p.60
Urios Utrecht Model United Nations – p.62
Oprichtingsjaar CLS: een groot succes!
Tekst door Marit Balkema
Naast je studie kwamen deze middag aan bod aan de hand
van een interessante lezing. Na afloop mochten
de leden van de Corporate Law Society aan
sluiten bij de vrijdagmiddag borrel van Loyens
& Loeff, een gezellige afsluiting van de middag!
‘Onderhandelen in de M&A-praktijk’ bij De Brauw Blackstone WestbroekDat het ontwikkelen van onderhandelings
vaardigheden minstens zo belangrijk is als
het beschikken over juridische kennis, werd
duidelijk op 15 maart 2013 bij De Brauw
Blackstone Westbroek. Deze middag werden
ons de insenouts van het onderhandelen in
de overnamepraktijk bijgebracht tijdens een
interactieve workshop. Door creatieve oefe
ningen werd duidelijk hoe om te gaan met de
uitdagingen van het onderhandelingsproces. Zo
werden de deelnemers uitgedaagd hun onder
handelingspartner letterlijk ‘over de streep te
krijgen’. Wederom werd de middag afgesloten
met een gezellige borrel op het kantoor.
Interactieve workshop joint ventures bij Kennedy Van der Laan! De Corporate Law Society organiseerde op
vrijdag 17 mei een interactieve workshop over
joint ventures op het kantoor van Kennedy
Van der Laan in Amsterdam. Veel buiten
landse bedrijven kiezen voor Nederland bij
het aangaan van een joint venture. Tijdens de
workshop werd ingegaan op de belangrijkste
aspecten van de joint venture overeenkomst.
Bezoek Ondernemingskamer en lezing prof. mr. J.H.M. WillemsOp donderdagochtend 23 mei bracht de Cor
porate Law Society een bezoek aan de Onder
nemingskamer. De avond daarvoor verzorgde
prof. mr. J.H.M. Willems, oudvoorzitter en hui
dig plaatsvervangendraadsheer bij de Onder
nemingskamer in Amsterdam, een lezing over
dit gespecialiseerde rechtscollege voor conflic
ten bij ondernemingen. Prof. mr. Willems ging
tijdens zijn lezing in op de unieke vorm van
rechtspraak van de Ondernemingskamer en
de procedures daarvan.
BorrelOp woensdag 22 mei 2013 vond de eerste
borrel van CLS plaats in café Heerenplein.
Het was een zeer gezellige en geslaagde avond!
In het aankomende jaar worden er meer
dispuutsborrels georganiseerd worden
Corporate litigation-reeks bij Van Benthem & Keulen: ‘Als het bestuur er onderling niet meer uitkomt..’Op 29 mei, 5 en 12 juni organiseerde de
Cor porate Law Society in samenwerking met
Van Benthem & Keulen een reeks bijeenkom
sten over corporate litigation. Tijdens deze
bijeenkomsten werd een casus rechtstreeks
uit de praktijk op een levensechte wijze
nagebootst. Op een uitdagende manier werd
een beeld geschetst van de vraagstukken waar
je als advocaat bij corporate litigation mee te
maken krijgt. Verschillende aspecten van het
ondernemingsrecht zoals de bestuurstaken,
het besluitvormingsproces, de volmachtverle
ning, de vertegenwoordiging en het arbeids
recht kwamen daarbij aan bod.
Met dank aan het enthousiasme van de leden! Als bestuur van de Corporate Law Society
kijken wij terug op zeer geslaagd oprichtings
jaar. Het succes van het dispuut was echter
niet mogelijk geweest zonder het enthou
siasme van de leden van de Corporate Law
Society! Ben jij nog geen lid en heb je interesse
in een lidmaatschap schrijf je dan nu gratis en
vrijblijvend in via [email protected]. Je wordt dan op
de hoogte gehouden van de activiteiten!
Ook in het aankomende collegejaar hoopt
het bestuur iedereen weer te zien bij de activi
teiten van het dispuut!
Hartelijke groeten,
Het oprichtingsbestuur van de Corporate
Law Society,
President: Justin Ries, Secretary: Marit Balkema,
Treasurer: Mukesh Hoeba, External Affairs
Commissioner: Lisanne Brouwer, Promotions
Commissioner: Marlies Aulbers
Oprichtingsjaar CLS: een groot succes! 61
Kick-off bij Van DoorneOp woensdag 21 november 2012 vond de
kickoff activiteit plaats bij het kantoor Van
Doorne in Amsterdam! Private equity investe
ringen stonden deze middag centraal. Doordat
de deelnemers zich vooraf hadden ingelezen
in het thema, kon de activiteit op een hoog
niveau plaatsvinden. Het onderwerp werd
ingeleid door verschillende advocaten van de
afdeling Corporate, M&A van Van Doorne. Ver
volgens werd de casus behandeld aan de hand
van tot de verbeelding sprekende voorbeelden
uit de praktijk. Na afloop van de workshop
was er een borrel georganiseerd in het bruine
café van het kantoor. De deelnemers kregen
daardoor deze middag niet alleen de mogelijk
heid het kantoor beter te leren kennen, maar
ook elkaar. Wij kijken dan ook terug op een
zeer leerzame en gezellige middag!
Najaarslezing Mergers & Acquisi-tions door mr. A. Grimme, partner bij De Brauw Blackstone WestbroekOp 18 december 2012 organiseerde de Cor
porate Law Society in samenwerking met de
Universiteit Utrecht de najaarslezing Recht en
Onderneming. Deze lezing werd gegeven door
mr. A. Grimme, alumni rechtsgeleerdheid van
de Universiteit Utrecht en partner corporate
M&A bij De Brauw Blackstone Westbroek.
Ruim 50 studenten hebben gedurende twee
uur een exclusief kijkje in de keuken gehad
van de M&A praktijk. De lezing werd afgeslo
ten met een drukbezochte borrel, waarbij
de studenten ook de kans kregen om kennis
te maken met medewerkers van De Brauw.
Loyens & Loeff INSIDE Student SeminarOp vrijdag 1 februari 2013 was de Corporate
Law Society uitgenodigd om met een ambiti
euze groep studenten deel te nemen aan
de Loyens & Loeff INSIDE te Amsterdam.
De laatste ontwikkelingen, actualiteiten en
best practices van het ondernemingsrecht
Met ingang van dit studiejaar is er een nieuw dispuut van de JSVU van start
gegaan, de Corporate Law Society (CLS)! Dit dispuut richt zich op ambitieuze
derdejaars bachelorstudenten en masterstudenten met een bijzondere inte-
resse in het ondernemingsrecht. Vele derdejaars bachelorstudenten en master-
studenten hebben zich inmiddels voor de Corporate Law Society aangemeld.
Nu het einde van het studiejaar nadert, wordt in deze bijdrage teruggekeken
naar de activiteiten in dit succesvolle oprichtingsjaar.
60 Oprichtingsjaar CLS: een groot succes!
Bestuursleden gezochtWil jij je graag het aankomende jaar inzetten voor de Corporate
Law Society? Wij zijn per heden opzoek naar een opvolgend bestuur.
Voor een functie binnen het bestuur kun je solliciteren door een email
met je cv als bijlage te sturen naar [email protected]. Motiveer in de email
naar welke functie(s) jouw voorkeur uitgaat en waarom jij daarvoor een
geschikte kandidaat bent. Wij zien je aanmelding graag tegemoet!
Naast deze inhoudelijke zaken zijn er ook
de sociale activiteiten. Overdag mag het er
misschien hard aan toe gaan in de onder
handelingen, maar ’s avonds gaan we nog
veel harder door met partyen. We zullen de
eerste avond gezellig de stad in gaan om het
prachtige centrum van Utrecht onveilig te
maken. Haal je smoking en gala jurk maar
uit de kast, want de tweede avond zal er een
mooi gala georganiseerd worden voor alle
deelnemers van de conferentie!
Omdat het een internatonale conferentie is
zal de voertaal Engels zijn. URUMUN zal
plaatsvinden op 11, 12 en 13 oktober 2013
in de gebouwen van de universiteit in de
binnenstad van Utrecht.
Wil je meer weten of wil je graag deelnemen?
Neem dan contact op met de Board of like
ons op facebook!
Sybren Straatsma
SecretaryGeneral URUMUN 2013
Website: www.urumun.com
Email: [email protected]
Facebook: UriosStudyAssociation
Urios Utrecht Model United Nations
Tekst door Sybren Straatsma
Naast je studie
Urios Utrecht Model United Nations 63
Ter ere van het 300 jarige bestaan van de
Vrede van Utrecht organiseert Urios, Studie
vereniging voor internationaal en Europees
recht, in samenwerking met de Universiteit
Utrecht de eerste Urios Utrecht Model
United Nations (URUMUN). Urios Utrecht
Model United Nations is een internationale
conferentie voor studenten uit binnen en
buitenland en vanuit elke studierichting. Dit is
de eerste in een jaarlijks terugkerende, drie
daagse internationale conferentie. Tijdens deze
conferentie zullen de deelnemende studenten
plaatsnemen in een van de zes committees die
we zullen simuleren. Committees waar je aan
kan denken is de alom bekende Security Coun
cil en Human Rights Council, maar natuurlijk
ook de Economic and Social Council en nog
veel meer. Naast deze VN organen hebben we
ook nog een speciale committee. Want wat we
natuurlijk niet kunnen missen op een confe
rentie ter ere van de Vrede van Utrecht is de
Historical Council. Hier zullen de onderhande
lingen voor de Vrede van Utrecht gesimuleerd
worden en het is maar de vraag of het resul
taat het zelfde zal zijn als het origineel.
Altijd al een diplomaat willen zijn en een land willen vertegenwoordigen
bij de Verenigde Naties (VN)? Onderhandelend tot een gemeenschappelijke
overeenstemming komen met een VN resolutie als uiteindelijk resultaat?
Dan is dit je kans!
62 Urios Utrecht Model United Nations
De Juncto is al 24 jaar het onafhankelijke departementsblad van het departement Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht. Elk jaar is de Juncto weer op zoek naar nieuwe, enthousiaste redactieleden om de inhoudelijke artikelen van de Juncto vorm te geven. Met een oplage van 2000 stuks heeft de Juncto een groot bereik binnen juridisch Utrecht en biedt het een platform voor studenten om zich ook op journalistiek gebied te ontplooiien.
Voor het collegejaar 20132014 zijn wij ook op zoek naar een nieuwe hoofdredacteur. Lijkt het jou leuk om je te verdiepen in juridische onderwerpen en leiding te geven aan een 15 koppige redactie? Geef je dan uiterlijk vóór 1 juli 2013 op. Stuur een mail naar [email protected] met daarin je motivatie brief en CV.
Voor meer informatie over taken en verantwoordelijkheden als (hoofd) redacteur of de Juncto zelf, bezoek onze website www.dejuncto.nl of stuur een mail naar het bovenstaande emailadres.
zoekt hoofdredacteur
Onafhankelijk departementsblad van het departement Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht