module 1docere delectare movere

O p e n S c h o o l A m s t e r d a m Z u i d - O o s tROC van Amsterdam - educatie - ROC van Amsterdam

- je kan me wat -

O p e n S c h o o l A m s t e r d a m Z u i d - O o s tROC van Amsterdam - educatie - ROC van Amsterdamje kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

tekeningen -

1 2 3 4

5 6 7 8

9 10 1 2

3 4 5 6

7 8 9 10

10

12

3456

8 79

pagina

1je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

O p e n S c h o o l A m s t e r d a m Z u i d - O o s t

1 2 3 4

5 6 7 8

9 10 1 2

3 4 5 6

7 8 9 10

O p e n S c h o o l A m s t e r d a m Z u i d - O o s tO p e n S c h o o l A m s t e r d a m Z u i d - O o s tROC van Amsterdam - educatie - ROC van Amsterdam

pagina

2je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

1 2 3 4

5 6 7 8

9 10 1 2

3 4 5 6

7 8 9 10

O p e n S c h o o l A m s t e r d a m Z u i d - O o s tROC van Amsterdam - educatie - ROC van Amsterdam

pagina

3je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

1 2 3 4

5 6 7 8

9 10 1 2

3 4 5 6

7 8 9 10

O p e n S c h o o l A m s t e r d a m Z u i d - O o s tROCvA - educatie - ROCvAO p e n S c h o o l A m s t e r d a m Z u i d - O o s tROC van Amsterdam - educatie - ROC van Amsterdam

pagina

4je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

1 2 3 4

5 6 7 8

9 10 1 2

3 4 5 6

7 8 9 10

O p e n S c h o o l A m s t e r d a m Z u i d - O o s tROC van Amsterdam - educatie - ROC van Amsterdam

pagina

5je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

a

a

a

a

b

b

b

b c

c d

c d

d

c d

SCHRIJF DE GOEDE LETTER OP HET ANTWOORD-BLAD

LUISTER GOED en KIES HET GOEDE PLAATJE

4

3

2

1

pagina

6je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

a

a b

b c

c d

d

a b c d

a d

a b c d

b c

9

8

7

6

5

O p e n S c h o o l A m s t e r d a m Z u i d - O o s tROC van Amsterdam - educatie - ROC van Amsterdam

pagina

7je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

1

2

3

4

5

a] De man loopt.b] De man zit.c] De man luistert.

a] De man leest een brief.b] De man leest een boek.c] De man leest een krant.

a] Het is twaalf uur.b] Het is negen uur.c] Het is acht uur.

a] De man loopt aan het huis.b] De man loopt naar het huis.c] De man loopt in het huis.

a] Dit is een telefoon.b] Dit is een radio.c] Dit is een televisie.

O p e n S c h o o l A m s t e r d a m Z u i d - O o s tROC van Amsterdam - educatie - ROC van Amsterdam

pagina

8je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

a] De lamp is uit.b] De lamp is in.c] De lamp is aan.

a] De jongen kijkt naar de televisie.b] Het meisje kijkt aan de televisie.c] De jongen kijkt aan de televisie.

a] De televisie is niet aan.b] De televisie is in.c] De televisie is aan.

a] De man doet de radio aan.b] De man doet naar de radio.c] De man loopt de radio aan.

a] Dit is een euro.b] Dit is tien euro cent.c] Dit is vijftig euro cent.

6

7

8

9

10

pagina

9je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

11

12

13

14

15

a] De telefoon doet.b] De telefoon gaat.c] De telefoon luistert.

a] De man zit en telefoneert.b] De man loopt en telefoneert.c] De man staat en telefoneert

a] De man roept: “Hallo, met wie spreek ik?”b] De man roept: “Hoi, ik ben thuis!”c] De man roept: “Dank-je-wel!”

a] De man leest.b] De man luistert.c] De man rookt.

a] De vrouw luistert naar de muziek.b] De vrouw kijkt naar de muziek.c] De vrouw doet de muziek aan.

pagina

10je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

1 2

3 4

5 6

7 8

9 10

ROCvA - educatie - ROCvA

1 De man loopt naar het huis.

2 De man loopt naar de radio.

5 De man leest de krant enluistert naar de muziek.

6 De telefoon gaat.

9 Hij loopt naar de telefoon.

10 Hij pakt de telefoon en zegt:“Hallo, met ........”

7 De man loopt naar de radio.

8 Hij doet de radio uit.

3 De man doet de radio aan.

4 Hij luistert naar de muziek.

O p e n S c h o o l A m s t e r d a m Z u i d - O o s tROC van Amsterdam - educatie - ROC van Amsterdam

pagina

11je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

[a] de telefoon

1 Hij loopt naar [b] het huis .

[c] de tafel

[a] luistert

2 De man [b] kijkt naar de televisie.

[c] leest

[a] de krant

3 De man leest [b] de brief .

[c] het boek

[a] aan

4 De televisie is [b] uit .

[c] naar

[a] is aan

5 De vrouw [b] zit .

[c] loopt

[a] doet

6 De man [b] pakt de radio uit.

[c] loopt

[a] leest

7 De vrouw [b] zit .

[c] telefoneert

[a] is aan

8 De telefoon [b] gaat .

[c] is uit

KIJK NAAR HET PLAATJE en KIES HET GOEDE WOORD

pagina

12je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

LEES EN BEGRIJP

1 De man leest de krant. De vrouw leest de krant..

H i j leest de krant. Zi j leest de krant.

2 De man luistert naar de radio. De vrouw luistert naar de radio.

H i j luistert naar de radio. Zi j luistert naar de radio.

3 De man kijkt naar de televisie. De vrouw kijkt naar de televisie.

H i j kijkt naar de televisie. Zi j kijkt naar de televisie.

4 De man loopt naar de tafel. De vrouw loopt naar de tafel.

H i j loopt naar de tafel. Zi j loopt naar de tafel.

LEES EN KIES: hij of zij

de kok =de docent =de dokter = de zieke =

de jongen = het meisje =de monteur =de kapper =

O p e n S c h o o l A m s t e r d a m Z u i d - O o s tROC van Amsterdam - educatie - ROC van Amsterdam

pagina

13je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

KIJKEN WAT HET WORDT

KIJKEN WAT HET WORDT

ZOEK WOORDEN BIJ ELKAAR

1 luistert naar [..] de stoel

2 kijkt naar [..] de radio

3 zit in [..] bij elkaar

4 leest [..] de televisie

5 zoek [..] de krant

6 de lamp [..] loopt

7 het boek [..] aan doen

8 de telefoon [..] 12 uur

9 de man [..] lezen

10 het is [..] gaat

WAT KAN NIET?

[a] de brief

1 De man leest [b] de krant .

[c] de radio

[a] de muziek

2 De vrouw luistert naar [b] de radio .

[c] het boek

[a] de lamp

3 De jongen doet [b] de brief uit.

[c] de televisie

[a] de brief

4 De man leest [b] de krant .

[c] de radio

[a] de telefoon

5 Het meisje loopt naar [b] zeven .

[c] het huis

[a] het huis

6 De dokter pakt [b] de brief .

[c] de telefoon

pagina

14je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

LUISTER EN LEES

HALLO MET .....

1 Een man komt thuis.

Hij loopt naar de radio.

Hij doet de radio aan.

Hij luistert naar de muziek.

5 Hij pakt de krant.

Hij zit in de stoel en leest de krant.

Dan: De telefoon gaat!

De man loopt naar de radio.

Hij doet de radio uit.

10 Hij loopt naar de telefoon.

Hij pakt de telefoon.

Hij zegt: "Hallo, met Gerrit de Zwart!"

Hallo,

met Gerritde Zwart

O p e n S c h o o l A m s t e r d a m Z u i d - O o s tROC van Amsterdam - educatie - ROC van Amsterdam

pagina

15je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

AA - A EE - E IE - I

1 aa - a 1 ee - e 1 ie - i

2 aa - a 2 ee - e 2 ie - i

3 aa - a 3 ee - e 3 ie - i

4 aa - a 4 ee - e 4 ie - i

5 aa - a 5 ee - e 5 ie - i

6 aa - a 6 ee - e 6 ie - i

HALLO MET .....

1 Een man __________ thuis.

Hij loopt __________ de radio. Hij doet de radio aan.

Hij __________ naar de muziek.

__________ pakt de krant.

5 Hij zit in de stoel en __________ de krant.

Dan: De telefoon gaat!

De man __________ naar de radio.

Hij doet de radio __________.

Hij loopt naar __________ telefoon.

10 Hij __________ de telefoon.

Hij zegt: "__________ , met Gerrit de Zwart!"

1 naar2 hij3 komt4 leest5 luistert

6 pakt7 loopt8 de9 Hallo10 uit

LUISTER NAAR DE DOCENT EN KIES DE GOEDE KLANK

VUL DE WOORDEN IN

pagina

16je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

VUL EEN GOED WOORD IN

zoek en kijk op de andere pagina's

1 De man luistert naar de ........................................ .

2 De man leest een ........................................ .

3 De man loopt naar ........................................ .

4 Hij doet de ........................................ aan.

5 Hij pakt de ........................................ .

6 Hij zit in de ........................................ .

7 Hij zegt ........................................ .

1 De vrouw ........................................ de krant.

2 De vrouw ........................................ naar de radio.

3 De vrouw ........................................ in de stoel.

4 Zij ........................................ de radio aan.

5 Zij ........................................ naar de tafel.

6 Zij ........................................ een brief.

7 Zij ........................................ de telefoon.

1 Het meisje loopt ........................................ de televisie.

2 Ze doet de televisie ........................................ .

3 Ze zit ........................................ een stoel.

4 Ze kijkt een uur ........................................ de televisie.

5 De man zit ........................................ leest de krant.

6 De man zegt: “Hallo, ........................................ Gerrit de Zwart!”

7 Zoek woorden ........................................ elkaar.

O p e n S c h o o l A m s t e r d a m Z u i d - O o s tROC van Amsterdam - educatie - ROC van Amsterdam

pagina

17je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

O p e n S c h o o l A m s t e r d a m Z u i d - O o s t

BESLIS: KAN JE HET WELWELWELWELWEL AANDOEN of NIETNIETNIETNIETNIET AANDOEN

1 2 3

ja / nee ja / nee ja / nee

4 5 6

ja / nee ja / nee ja / nee

7 8 9

ja / nee ja / nee ja / nee

PROBEER: ZOEK HET GOEDE NUMMER BIJ HET WOORD

[..] de kachel [..] de telefoon [..] de pen

[..] de fotocamera [..] de rekenmachine [..] de fietslamp

[..] de wasmachine [..] de wekker [..] de paraplu

O p e n S c h o o l A m s t e r d a m Z u i d - O o s t

pagina

18je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

OH SORRY!

6 - 8 - 5 - 4 - 9 - 0 - 7

tuuuuut - tuuuuut - tuuu

* Hallo met Gerrit de Zwart.

+ Eh, sorry. Spreek ik niet met Karin van der Werf?

* Nee, u spreekt met Gerrit de Zwart.

+ Oh sorry.

* Geen probleem hoor, goedendag.

+ Goedendag.

GELUKT!

6 - 8 - 5 - 4 - 9 - 0 - 9

tuuuuut - tuuuuut - tuuuuut - tuuu

* Hallo met Karin van der Werf.

+ Hoi Karin, met Patricia.

* Hoi, hoe gaat het?

+ Goed, en met jou?

* Ook goed

+ ..........

* ......

dit is: goeddit is: juist

ZITTEN

dit is foutdit is verkeerd

LUISTER EN LEES

pagina

19je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

1 Tien.2 Negen.3 Acht.4 Zeven.5 Zes.6 Vijf .7 Vier.8 Drie .9 Twee.10 Een.

1 De televisie.2 Dit is een televisie.3 De radio.4 Dit is een radio.5 De telefoon.6 Dit is een telefoon.7 De man.8 Dit is een man.9 De man loopt.10 De man loopt.

1 De vrouw.2 Dit is een vrouw.3 De vrouw loopt.4 De vrouw loopt.5 De tafel.6 Dit is een tafel.7 Het huis.8 Dit is een huis.9 De man.10 De man loopt.

1 Het huis.2 De man loopt naar het huis.3 De vrouw.4 De vrouw loopt.5 De tafel.6 De vrouw loopt naar de tafel.7 De man loopt naar de tafel.8 De telefoon.9 De telefoon en de tafel.10 De vrouw loopt naar de telefoon.

1 De televisie.2 De televisie is uit.3 De televisie is aan.4 De radio.5 De radio is aan.6 De man loopt naar de radio.7 De radio is uit.8 De man doet de radio aan.9 De radio is aan.10 De lamp.

plaatjes p

agin

a 1p

laatjes pag

ina 2

plaatjes p

agin

a 3

pagina

20je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

1 De lamp is aan.2 De lamp is uit.3 De man zit.4 De krant.5 Dit is een krant.6 De man leest de krant.7 De man zit.8 De televisie is aan.9 De man kijkt naar de televisie.10 De man leest de krant.

1 De man leest de brief.2 De vrouw loopt.3 De vrouw loopt naar het huis.4 De vrouw loopt naar de tafel.5 De vrouw loopt naar de radio.6 De vrouw doet de radio aan.7 De radio is aan.8 De vrouw zit. Ze zit.9 De vrouw luistert naar de radio. Ze luistert naar de muziek.10 De lamp is uit.

1 De televisie is uit.2 De radio is aan.3 De telefoon gaat.4 De lamp is uit.5 De televisie is aan.6 De radio is uit.7 Het boek.8 Dit is een boek.9 De man leest de krant.10 De jongen leest het boek.

1 Dit is een man.2 De man loopt.3 Het huis.4 De man loopt naar het huis.5 De radio.6 De man loopt naar de radio.7 De man doet de radio aan.8 De radio is aan.9 De man zit.10 De man luistert naar de radio. Hij luistert naar de muziek.

1 De krant.2 De man leest de krant.3 De telefoon gaat.4 De man loopt naar de radio.5 De man doet de radio uit.6 De man loopt naar de telefoon.7 De man pakt de telefoon en zegt: “Hallo, met Gerrit de Zwart!”8 “Met Piet! Hoe gaat het met je?”9 De man loopt.10 Hij kijkt naar de televisie.

plaatjes p

agin

a 5p

laatjes pag

ina 4

plaatjes p

agin

a 3

O p e n S c h o o l A m s t e r d a m Z u i d - O o s tROC van Amsterdam - educatie - ROC van Amsterdam

pagina

21je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

sleutel bij module1

pagina 6-7 1=c De vrouw loopt.2=d De man leest een brief.3=c De lamp is aan.4=a De man kijkt naar de televisie.5=b De vrouw loopt naar de radio.6=c De televisie is uit.7=b Dit is een euro.8=d Het is vier uur.9=d De vrouw zit.

pagina 8-9-10 1=a /2=c / 3=a / 4=c / 5=b / 6=c / 7=a / 8=c / 9=a / 10=a11=b / 12=c / 13=a / 14=b / 15=c

pagina 12 1=c / 2=b / 3=a / 4=a / 5=c / 6=a / 7=c / 8=b

pagina 13 de dokter = zij / de zieke = hij / de docent = zij / de kok = hijde jongen = hij / de kapper = hij / de monteur = zij / het meisje = zij

pagina 14 zoek bij elkaar => 3 91 65 102 74 8

wat kan niet => 1=c / 2=c / 3=b / 4=c / 5=b / 6=a

pagina 15 1 radio /muziek 1 leest / pkat 1 naar2 boek / krant 2 luistert 2 aan3 de telefoon / etc 3 zit 3 in /op4 televisie / radio 4 doet 4 naar5 de krant / de telefoon 5 loopt 5 en6 stoel 6 leest / pakt 6 met7 Halo 7 pakt 7 bij

Pagina 16 KlankenAA- A EE - E IE - I1. a (tak) 1. ee (steek) 1. i (schrift)2. aa (haak) 2. e (weg) 2. ie (fiets)3. aa (maat) 3. ee (breed) 3. i (blik)4. a (bank) 4. e (werk) 4. ie (ziek)5. a (kat) 5. e (tent) 5. i (blind)6. aa (vaas) 6. ee (reep) 6 ie (vriend)

pagina 17 vul de woorden in => 3 71 105 82 64 9

pagina 18 kan je het aandoen?1 = paraplu [nee] 4 = wasmachine [ ja] 7 = kachel [ja]2 = fiets-lamp [ja] 5 = telefoon [nee] 8 = wekker [nee]3 = fotocamara [ja] 6 = rekenmachine [ja] 9 = pen [nee]

pagina

22je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1

de woorden les 1

begrijpen en blijven herhalen

aan [doet]aan [is]achthet boekde briefdan ...de docentdrieeenenfoutgeen probleemgoedhallohijhoe gaat het?het huisisde jongende kapperde kachelkijkt naarde krantde lamploopt naarluistert naarmet ...[wie spreek ik?]het meisjede muzieknaarnegenpaktde pende radiosorryde tafelde telefoonde televisietientwaalftweeuit [doet]uit [is]

het uurviervijfde vrouwde wekkerzezegtzeszevenzit

luister en leeszoek bij elkaarkies het goede plaatjede paginaverkeerdjuist

begrijpen

de kokde fietslampde fotocamerade monteurde paraplude rekenmachinede wasmachinede zieke

pagina

23je kan me wat n t 2 t a a l m e n u . n l module 1