internally displaced persons in de regio van...
TRANSCRIPT
FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID
Academiejaar 2011-2012
Internally Displaced Persons in de regio van Sudan
Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’
in het kader van de studie Mensenrechten
Ingediend door:
Filipe Van Huylenbroeck
(Studentennr.: 00702931)
Promotor: Professor Eva Brems
Commissaris: Laurens Lavrysen
i
Woord vooraf
Het schrijven van deze thesis is een enorm boeiende uitdaging geweest. Verschillende zaken die
in deze thesis besproken worden zijn bijzonder actueel en kunnen onderhevig zijn aan
veranderingen. De tekst werd afgesloten op 10 mei 2012.
In de eerste plaats gaat mijn dank uit naar mijn promotor, Professor Eva Brems. Met veel plezier
heb ik de voorbije jaren het keuzevak rechtsantropologie, de grondige studie mensenrechten en
de bijzondere studie recht en gender bij haar gevolgd. Het is onder meer dankzij haar enorme
gedrevenheid als lesgeefster en haar inzet om studenten aan te zetten tot kritisch denken dat ik
gekozen heb om mijn thesis in het kader van de mensenrechten te schrijven.
Bijzonder veel dank gaat uit naar mijn commissaris, Laurens Lavrysen, die mij bij het
schrijfproces steeds met veel enthousiasme en geduld heeft begeleid. De
begeleidingsmomenten waren meer dan eens boeiende en leerrijke gesprekken over de
mensenrechten en zoveel meer. Zijn enorme beschikbaarheid en nuttige feedback hebben een
belangrijke rol gespeeld in de evolutie van deze thesis.
Mijn ouders wil ik bedanken voor de morele en financiële steun en de kans die zij mij hebben
gegeven om te studeren en mijn persoonlijkheid te ontwikkelen.
Ten slotte wil ik mijn zus Monica Van Huylenbroeck en mijn vriendin Eva Dierickx bedanken voor
het nalezen en verbeteren van de tekst.
Filipe Van Huylenbroeck
Mei 2012
ii
Inhoudstafel
Woord vooraf ............................................................................................................................................ i
Inhoudstafel ............................................................................................................................................. ii
Lijst van gebruikte afkortingen ............................................................................................................... iv
Inleiding .................................................................................................................................................... 1
Deel 1 – Afbakening van het begrip ‘Internally Displaced Persons’ ........................................................ 4
Hoofdstuk 1 – Definitie van Internally Displaced Persons ................................................................... 4
Hoofdstuk 2 – Vluchtelingen, vreemdelingen en apatriden ................................................................ 7
2.1 Vluchtelingen ........................................................................................................................ 7
2.2 Vreemdelingen .................................................................................................................... 10
2.3 Staatlozen of apatriden ....................................................................................................... 11
Hoofstuk 3 - Conclusie ....................................................................................................................... 12
Deel 2 – De bescherming van Internally Displaced Persons .................................................................. 14
Hoofdstuk 1 - Bescherming door het nationale recht van staten: het soevereiniteitsprincipe ........ 16
Hoofdstuk 2 - Het internationaal juridisch kader voor de bescherming van Internally Displaced
Persons ............................................................................................................................................... 23
2.1 Algemeen ............................................................................................................................ 23
2.2 De bescherming van IDP door de mensenrechten en het humanitaire recht .................... 24
2.2.1 De bescherming van IDP door de mensenrechten ..................................................... 24
2.2.2 Bescherming ten tijde van gewapend conflict: het humanitair recht ........................ 29
2.2.3 Het toepasselijke recht in verschillende situaties....................................................... 33
2.2.3.1 Situaties van spanningen en stoornissen of rampen ...................................... 33
2.2.3.2 Situaties van interne gewapende conflicten .................................................... 34
2.2.3.3 Situaties van internationale gewapende conflicten ......................................... 39
2.2.4 Specifieke mensenrechten van belang voor de bescherming van IDP ....................... 41
2.2.4.1 Non-discriminatie ............................................................................................. 41
2.2.4.2 Het recht op leven en persoonlijk veiligheid .................................................... 44
2.2.4.3 Het verbod van foltering en andere vormen van onmenselijke of
vernederende behandeling .......................................................................................... 45
2.2.4.4 Het recht op een adequate levensstandaard ................................................... 47
2.2.4.5 Het recht om terug te keren ............................................................................ 48
2.2.4.6 Het recht op huisvestiging en teruggave van eigendom .................................. 50
2.3 Internal Displacement als internationaal strafrechtelijk misdrijf ........................................ 53
iii
2.4 Humanitaire minimumnormen als oplossing voor hiaten in de beschermingsregimes
van het humanitaire recht en de mensenrechten? .................................................................. 55
2.5 De Guiding Principles on Internal Displacement ................................................................. 58
2.6 Het Verdrag van Kampala: een grote stap voorwaarts in de bescherming van IDP? ......... 63
Hoofdstuk 3 –De rol van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen (UNHCR) ............................. 70
Deel 3 – Case study: Internally Displaced Persons in Sudan .................................................................. 77
Hoofdstuk 1 - Situering en geschiedenis van het conflict ................................................................. 77
Hoofdstuk 2 – De oorzaken en de verspreiding van ontheemding in Sudan .................................... 81
Hoofdstuk 3 - Het internationaal juridisch kader .............................................................................. 84
Hoofdstuk 4 - Het intern gewapend conflict in Darfur ...................................................................... 86
4.1 De levensomstandigheden van IDP in Darfur ..................................................................... 86
4.2 Beoordeling in het kader van de mensenrechten en het humanitaire recht ..................... 88
4.3 De internationale reactie op de crisis in Darfur en de aanklachten door het
Internationaal Strafhof ............................................................................................................. 90
Hoofdstuk 5 – De terugkeer van IDP naar Zuid-Sudan na het noord-zuid vredesakkoord en de
aanhoudende spanningen in het grensgebied .................................................................................. 95
5.1 De situatie in Zuid-Sudan .................................................................................................... 95
5.2 Beoordeling in het kader van de mensenrechten en het humanitaire recht ..................... 97
5.3 De rol van de UNHCR in Zuid-Sudan ................................................................................... 99
Conclusie ............................................................................................................................................. 101
Bibliografie........................................................................................................................................... 103
iv
Lijst van gebruikte afkortingen
BUPO - Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten
CAT - Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of
bestraffing
CEDAW - Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen
CPA - Comprehensive Peace Agreement
ERC – Emergency Relief Coordinator
IASC - Inter-Agency Standing Committee
ICISS - International Commission on Intervention and State Sovereignty
ICRC - International Committee of the Red Cross
IDP – Internally Displaced Persons
IDMC – Internal Displacement Monitoring Center
ILA – International Law Association
IOM – International Organization for Migration
IRO – International Refugee Organisation
IVESCR - Internationaal Verdrag inzake Sociale, Culturele en Economische Rechten
IVURD - Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van elke vorm van rassendiscriminatie
JEM - Justice and Equality Movement
LRA – Lord Resistance Army
SLA - Sudan Liberation Army
SPLA - Sudan People’s Liberation Army
UNDP – United Nations Development Programme
UNHCR – United Nations High Commissioner for Refugees
UVRM – Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens
1
Inleiding
1. Internally Displaced Persons (hierna afgekort als IDP) of, met een Nederlandse term,
ontheemden kunnen kortweg omschreven worden als mensen op de vlucht in eigen land. Bij het
overlopen van mogelijke thesisonderwerpen in het kader van de studie mensenrechten trok de
problematiek hierrond onmiddellijk mijn aandacht. Ik was geïntrigeerd door deze groep mensen,
die het slachtoffer zijn van bijzonder zware mensenrechtenschendingen, maar waar op het
eerste zicht slechts weinig politici en andere beleidsmakers zich om bekommeren. In dezelfde
periode las ik het boek ‘Wat is de wat’ van Dave Eggers. Hierin vertelt hij het bloedstollende
verhaal van Valentino Achak Deng, die als kind moet vluchten voor de burgeroorlog in Sudan1.
De dunne lijn tussen de situatie van IDP en vluchtelingen komt in dit boek duidelijk naar voren.
Valentino bevindt zich gedurende het verhaal zowel in Sudan, als in vluchtelingenkampen in
Ethiopië en Kenia. De grens tussen de constante vrees tijdens zijn tocht in Sudan en de relatieve
veiligheid in een vluchtelingenkamp is op een bepaald moment letterlijk slechts een rivier breed.
Juridisch gezien betekent deze rivier echter een wereld van verschil.
2. De problematiek van de Internally Displaced Persons is een van de grootste
mensenrechtelijke, humanitaire en politieke uitdagingen voor de internationale gemeenschap
vandaag de dag. Toch doet de term bij de meeste mensen niet onmiddellijk een belletje
rinkelen. Hoewel de media dagelijks rapporteert over vluchtelingen, komen IDP nauwelijks aan
bod in de verslaggeving. Zij zijn nochtans een bijzonder kwetsbare groep van personen en hun
aantal overstijgt ruim dat van de vluchtelingen. Wereldwijd zijn er naar schatting zo tussen de 12
en de 24 miljoen IDP als gevolg van situaties van conflict of gewapend geweld en dat cijfer stijgt
nog steeds. Volgens schattingen van het Internal Displacement Monitoring Centre (IDMC) loopt
dit cijfer op tot 26 miljoen2 en volgens de United Nations High Commissioner for Refugees
(UNHCR) waren er eind 2009 zelfs zo’n 27 miljoen IDP3. Sudan spant hierbij de kroon met zo’n 5
miljoen IDP, gevolgd door Colombia (3 à 4 miljoen IDP) en Irak (2.8 miljoen IDP)4. Dat terwijl het
aantal vluchtelingen ‘slechts’ 11 à 12 miljoen zou bedragen5. In deze schattingen wordt
bovendien geen rekening gehouden met IDP die vluchten ten gevolge van klimaatveranderingen
of -rampen, waardoor het totale aantal IDP in werkelijkheid nog hoger ligt. Hoewel internal
displacement omwille van klimaatveranderingen of -rampen sporadisch aan bod komt, ligt de
focus in deze thesis op de bescherming van IDP in conflictsituaties.
1 Ik opteer in deze thesis voor de schrijfwijze Sudan om compatibel te zijn met de vele Engelstalige
bronnen. In het Nederlands wordt vaak ook de schrijfwijze Soedan gebruikt. 2 MO, “Recordaantal Ontheemden in de Wereld”, 30 april 2008, http://www.mo.be/artikel/recordaantal-
ontheemden-de-wereld (geconsulteerd 17/11/2011). 3 UNHCR, Internally Displaced Persons: On the run in their own land,
http://www.unhcr.org/pages/49c3646c146.html (geconsulteerd 1/5/2012). 4 Cijfers volgens het IDMC, http://www.internal-
displacement.org/8025708F004CE90B/(httpPages)/22FB1D4E2B196DAA802570BB005E787C?OpenDocument&count=1000 (geconsulteerd 1/5/2012). 5 M. ROSENBERG, The Global Refugee and Internally Displaced Persons Situtation (sic.),
http://geography.about.com/od/globalproblemsandissues/a/refugees.html (geconsulteerd 1/5/2012).
2
Toch is er voor IDP, in tegenstelling tot voor vluchtelingen, geen specifiek statuut voorzien in het
internationale recht. Aangezien IDP geen internationale grens overschrijden en zich dus per
definitie in hun eigen land bevinden, ligt de verantwoordelijkheid voor hun bescherming bij de
staat. IDP werden dan ook lange tijd gezien als een intern probleem van staten, waar het
internationaal recht niet in dient tussen te komen. Door de vele interne conflicten met grote
aantallen IDP tot gevolg en het toenemende belang van de mensenrechten is deze visie de
laatste decennia op de helling komen te staan. Het principe van de staatssoevereiniteit beperkt
echter de mogelijkheden voor de internationale gemeenschap om op te treden indien de staat
er niet in slaagt een minimum aan bescherming te bieden. IDP hebben geen internationaal
statuut en er is geen internationale organisatie die hun belangen behartigt, zoals voor
vluchtelingen wel het geval is. Hierdoor ontstaat een hiaat tussen het nationale en het
internationale recht voor de bescherming van IDP. Dit betekent echter niet dat IDP helemaal
geen internationale bescherming kunnen genieten. De mensenrechten, en in situaties van
gewapend conflict het humanitair recht, bevatten verschillende bepalingen die bijzonder
relevant zijn voor de situatie van IDP. De vraag rijst echter of er geen nood is aan een
internationaal juridisch statuut voor IDP. In deze thesis onderzoek ik in hoeverre de beschikbare
beschermingsmechanismen bescherming bieden voor IDP. Hierbij wordt aandacht besteed aan
het moeilijke evenwicht tussen deze internationale beschermingsregimes enerzijds en het
principe van de staatssoevereiniteit anderzijds. Vervolgens wordt onderzocht of deze
mechanismen in de praktijk voldoende bescherming bieden door de situatie in Sudan onder de
loep te nemen. Hiermee samenhangend wordt ook de vraag naar een internationaal agentschap
voor de bescherming van IDP en de rol die de UNHCR hier reeds in speelt onderzocht.
De onderzoeksvraag die aldus wordt gesteld is: Worden Internally Displaced Persons voldoende
beschermd door de regimes van de mensenrechten en het humanitair recht of is er nood aan een
specifiek internationaal juridisch statuut voor IDP?
3. Deze thesis is opgedeeld in drie grote delen. In het eerste deel wordt het begrip IDP
afgebakend. Hun situatie dient juridisch duidelijk te worden onderscheiden van die van
vluchtelingen, die wel een specifiek internationaal statuut hebben. Om verwarring te voorkomen
bespreek ik daarnaast ook kort de begrippen ‘vreemdeling’ en ‘apatride’.
Het tweede deel behandelt de bescherming van IDP. In de eerste plaats wordt het
soevereiniteitsbeginsel besproken en hoe dit het uitvaardigen van een internationaal
beschermingsstatuut voor IDP verhindert. Een concept dat de laatste jaren aan belang wint is
dat van de staatssoevereiniteit als verantwoordelijkheid, dat inhoudt dat staten die er niet in
slagen hun burgers de minimale beschermingsnormen van het humanitair recht en de
mensenrechten te garanderen zich niet kunnen beroepen op hun soevereiniteit om
internationale inmenging te voorkomen. Vervolgens komt het internationaal juridisch kader voor
de bescherming van IDP aan bod. De mensenrechten garanderen aan eenieder de meest
essentiële rechten voor een waardig bestaan en zijn, gezien de bijzonder kwetsbare positie
waarin zij zich bevinden, essentieel voor IDP. In situaties van gewapend conflict treedt ook het
humanitair recht op de voorgrond. Dit legt staten en andere actoren minimale verplichtingen op
die zij dienen te respecteren in interne of internationale conflictsituaties. Bovendien kunnen
sommige zware schendingen van de mensenrechten of het humanitaire recht gekwalificeerd
worden als een internationaal strafrechtelijk misdrijf en door het Internationaal Strafhof
3
behandeld worden. De Guiding Principles on Internal Displacement sommen de belangrijkste
mensenrechten en bepalingen uit het humanitair recht voor IDP op. Hoewel deze principes geen
juridisch bindende kracht hebben zijn zij een groot moreel belang en zijn zij een belangrijke
leidraad voor vele staten voor het uitwerken van een IDP-beleid. Een belangrijke recente
ontwikkeling is het uitvaardigen van het Verdrag van Kampala door de Afrikaanse Unie. Dit
verdrag, dat echter nog niet in werking is getreden, is het eerste regionaal juridisch bindend
instrument voor de bescherming van IDP. Ten slotte wordt de rol van de UNHCR besproken.
Hoewel dit agentschap hier officieel geen mandaat voor heeft, wordt haar rol in de bescherming
van IDP steeds groter.
In het derde en laatste deel wordt de situatie in Sudan onder de loep genomen. De noord-
zuidoorlog die hier van 1983 tot 2005 gewoed heeft is een van de grootste
mensenrechtentragedies van de voorbije decennia. Bovendien brak in 2003 het conflict in Darfur
los. Deze conflicten hebben tot gevolg gehad dat meer dan 5 miljoen Sudanesen ontheemd zijn
in hun eigen land. De situatie in de grensstreek tussen noord en zuid, zelfs na de
onafhankelijkheid van Zuid-Sudan in juli 2011, blijft erg onstabiel en ook het conflict in Darfur
blijft aanslepen. Sudan weigert bovendien president Omar al-Bashir en andere aangeklaagden
uit te leveren aan het Internationaal Strafhof. In deze case study bespreek ik de geschiedenis van
het conflict en de oorzaken van internal displacement in Sudan. Vervolgens bekijk ik de situatie
van IDP in Darfur. Het laatste hoofdstuk handelt over de moeizame terugkeer van IDP naar Zuid-
Sudan na het vredesakkoord van 2005 en de aanhoudende spanningen in het olierijke
grensgebied tussen Sudan en Zuid-Sudan. Het conflict is razend actueel en de laatste weken lijkt
situatie steeds grimmiger te worden. Het is niet ondenkbaar dat het conflict in de weken na het
afsluiten van deze tekst opnieuw escaleert.
4
Deel 1 – Afbakening van het begrip ‘Internally Displaced Persons’
Hoofdstuk 1 – Definitie van Internally Displaced Persons
4. Een goede afbakening van het begrip ‘IDP’ is noodzakelijk gezien de verwarring die vaak
ontstaat met de begrippen ‘vluchteling’ of ‘vreemdeling’. Door deze verwarring is de noodzaak
ontstaan om een aparte definitie op te stellen voor IDP. De definitie van een vluchteling is
namelijk vrij beperkt, waardoor verschillende categorieën van mensen in nood worden
uitgesloten. De situaties van IDP en vluchtelingen zijn vanuit het oogpunt van het internationale
recht fundamenteel verschillend, doordat er bij IDP geen grensoverschrijdend aspect is.6 In
principe hebben IDP, in tegenstelling tot vluchtelingen, dan ook geen specifiek statuut onder het
internationale recht. Hun bescherming is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van hun
nationale staat. De vraag rijst echter wat er moet gebeuren als de staat hierin faalt en zij zich
bevinden in het hiaat tussen waar de nationale wetgeving het laat afweten en de beperking van
het internationale recht door de staatssoevereiniteit.
5. De ontwikkelingen in de jaren 90, die gekenmerkt werden door gewapende conflicten en
massale mensenrechtenschendingen, maakten deze situatie niet langer houdbaar. In 1996 liet
de toenmalige VN Secretaris-Generaal Boutros Boutros-Ghali optekenen dat “it is inadmissible
that persons who are able to cross a border benefit from the rules of international law while
those who have not been able to leave their country and may be just a few hundred meters away
should remain without protection.”7 Vier jaar eerder had hij reeds Francis M. Deng aangesteld als
Internationaal Vertegenwoordiger voor Intern Ontheemden, met als taak een normatief kader
voor IDP te ontwikkelen. Dit leidde tot de uitvaardiging van de ‘Guiding Principles on Internal
Displacement’8 in 1998. Deze sommen een aantal rechten op van IDP en bieden bescherming
tegen willekeurige ontheemding, bescherming en bijstand tijdens de ontheemding, alsook
tijdens terugkeer of interne hervestiging en re-integratie.9
De noodzaak aan een algemene definitie van IDP werd in deze Guiding Principles vervuld. IDP
worden hierin omschreven als personen of groepen van personen die gedwongen of verplicht
worden te vluchten of hun huis of gewoonlijke verblijfplaats te verlaten, in het bijzonder om de
gevolgen van een gewapend conflict te vermijden, omwille van gewelddadige situaties,
mensenrechtenschendingen of natuurrampen of rampen veroorzaakt door de mensheid, en die
geen internationale grens overschreden hebben.10
Zowel individuen als groepen kunnen onder deze definitie vallen en men geeft een brede
invulling aan de mogelijke oorzaken om te vluchten. De zinsnede ‘in het bijzonder’ wijst er
6 M. BARUTCISKI, “Tensions between the refugee concept and the IDP debate”, Forced Migration Review,
December 1998, nr. 3, 11-12. 7 R. COHEN & F. DENG, Masses in flight: the global crisis of internal displacement, Washington DC, Brookings
Institution, 1998, 126. 8 Guiding Principles on Internal Displacement, UN Doc E/CN.4/1998/53/Add.2, 11 February 1998.
9 M. MOREL, “Het Kampalaverdrag inzake Intern Ontheemden: Een baken van hoop voor 12 miljoen
Afrikanen?”, Wereldbeeld, jg. 34, nr. 134, 2010/I, 24, http://www.vvn.be/wp-content/uploads/2011/04/Wereldbeeld_2010_1_0.pdf (geconsulteerd 1/5/2012). 10
Annex bij de preambule van de Guiding Principles on Internal Displacement, nr. 2.
5
bovendien op dat de opgesomde oorzaken niet als limitatief dienen te worden beschouwd11.
Deze definitie moet gezien worden als een ruime beschrijvende definitie, die louter de categorie
van mensen waarop de Guiding Principles gericht zijn identificeert. Hoewel ze internationaal
aanvaard worden als gezaghebbende richtlijnen, hebben de Guiding Principles op zich namelijk
geen juridisch bindende kracht. Duidelijk is dat IDP de grenzen van hun eigen land niet
overschrijden en principieel onderworpen blijven aan het recht van hun eigen land.12
Er kunnen twee belangrijke elementen onderscheiden worden in de voorgaande definitie: ten
eerste is er het gedwongen of onvrijwillig karakter van de vlucht, dat veroorzaakt wordt door
situaties van geweld of rampen waardoor men niet anders kan dan vluchten. Ten tweede
overschrijden IDP geen internationale grens overschrijden, waardoor deze mensen juridisch
gezien nog steeds onder de bescherming van hun nationale staat vallen en bijgevolg dezelfde
rechten moeten kunnen genieten als alle andere burgers van dat land.13 Niet elke vorm van
ontheemding is verboden. Integendeel, in sommige situaties kan ontheemding of evacuatie van
mensen toegelaten en zelfs noodzakelijk zijn, wanneer de veiligheid van de bevolking in gevaar is
of omwille van dringende militaire redenen14. De Guiding Principles schrijven wel maatregelen
voor die moeten voldaan zijn in dergelijke gevallen. Zo moeten alle alternatieven onderzocht
worden alvorens over te gaan tot ontheemding15. Indien zij toch noodzakelijk is, moet de
ontheemding tijdelijk zijn en mag ze niet langer duren dan de omstandigheden vereisen16.
Hierbij moet men steeds het recht op leven, waardigheid, vrijheid en veiligheid van de mensen
in kwestie respecteren17. Daarnaast moet de overheid ook voorzien in accommodatie, veiligheid,
voedsel, water, gezondheidszorg en hygiënische omstandigheden en mogen familieleden niet
van mekaar worden gescheiden18. Indien de ontheemding niet plaats heeft in een situatie van
noodtoestand of gewapend conflict voorzien de Guiding Principles bovendien in enkele
procedurele garanties. Zo kan enkel tot ontheemding of evacuatie beslist worden door een wet
en moet de bevolking adequate informatie en inspraak in hun situatie krijgen19.
6. Een andere belangrijke definitie van IDP is terug te vinden in de ‘Declaration of International
Law Principles on Internally Displaced Persons’, die werd uitgevaardigd in de schoot van de
International Law Association (ILA) in 2000 te Londen (verder afgekort als ‘Verklaring van
11 Zo kunnen bijvoorbeeld ook zogenaamde “ontwikkelingsprojecten” ontheemding veroorzaken. Het gaat
hierbij om projecten van stedelijke ontwikkeling zoals stadsuitbreiding of het aanleggen van wegen of dammen, waarvoor mensen onteigend worden en gedwongen worden zich te verplaatsen. Hoewel dit niet in de definitie van IDP is opgenomen, wordt dit wel vermeld in Principe 6(c) van de Guiding Principles on Internal Displacement. Om verwarring met de term “ontwikkelingshulp” te vermijden wordt er hierna gesproken over “bouw- en infrastructuurprojecten”. 12
UNHCR, Handbook for the protection of Internally Displaced Persons, 2010, 6, http://www.unhcr.ie/pdf/479498992.pdf (geconsulteerd 1/5/2012). 13
IDMC, The definition of an internally displaced person (IDP), http://www.internal-displacement.org/8025708F004D404D/%28httpPages%29/CC32D8C34EF93C88802570F800517610?OpenDocument (geconsulteerd 1/5/2012). 14
Principe 6(2)(b) van de Guiding Principles on Internal Displacement. 15
Principe 7(1) van de Guiding Principles on Internal Displacement. 16
Principe 6(3) van de Guiding Principles on Internal Displacement. 17
Principe 8 van de Guiding Principles on Internal Displacement. 18
Principe 7(2) van de Guiding Principles on Internal Displacement. 19
Principe 7(3) van de Guiding Principles on Internal Displacement.
6
Londen’).20 Deze verklaring is een vervolg op twee eerdere verklaringen van de ILA, de
‘Declaration of principles of international law on mass expulsion’, aangenomen in Seoul in 1986,
en de ‘Declaration of principles of international law on compensation to refugees’, aangenomen
in Caïro in 1992. In al deze verklaringen wordt het probleem van gedwongen vlucht bekeken
vanuit het standpunt van de verantwoordelijkheid van het land van oorsprong. De Verklaring
van Londen verruimt de bezorgdheid van het internationale recht naar alle personen die
gedwongen op de vlucht zijn, ongeacht of zij hierbij een grens overschrijden of niet, door de
focus te leggen op de oorzaken van displacement en niet op het al dan niet
grensoverschrijdende karakter.21
IDP worden in artikel 1.1 van de Verklaring van Londen gedefinieerd als personen of groepen van
personen die gedwongen werden hun woon- of verblijfplaats te ontvluchten of te verlaten als
resultaat van een gewapend conflict, interne strijd of systematische schending van
mensenrechten en die geen internationaal erkende grens overschreden hebben.22 Op het eerste
zicht lijkt deze definitie beperkter dan die van de Guiding Principles. Artikel 1.2 breidt het
toepassingsgebied van de verklaring echter uit tot andere oorzaken van displacement. Zo omvat
het toepassingsgebied van de verklaring volgens dit artikel ook personen die internally displaced
zijn ongeacht de oorzaak, omwille van schendingen van de mensenrechten, zoals natuurlijke of
door de mensheid veroorzaakte rampen of grootschalige bouw- en infrastructuurprojecten,
wanneer de verantwoordelijke staat of de ‘de facto autoriteit’23 erin faalt bescherming en
assistentie te bieden aan deze slachtoffers.24 Volgens Luke Lee worden natuurlijke of door de
mensheid veroorzaakte rampen niet in artikel 1.1 opgenomen omdat zij in principe binnen de
sociaaleconomische sfeer vallen en niet binnen de sfeer van burgerlijke en politieke rechten.
IDP-slachtoffers van dergelijke rampen bevinden zich niet in een gelijkaardige situatie als een
vluchteling25. Onder de definitie van een vluchteling in de vluchtelingenconventie vallen namelijk
enkel personen wiens burgerlijke of politieke rechten geschonden worden (cf. infra randnr. 10).
7. De Internally Displaced Persons vormen op die manier een soort tegenhanger van
vluchtelingen, met als groot (en vaak enige) verschil dat er geen internationale landsgrens wordt
overschreden, maar naar een andere regio van de eigen nationale staat wordt gevlucht. De
Conventie van Genève spreekt echter wel over ‘vervolging’. De oorzaak van de vlucht is dus
beperkter omschreven voor vluchtelingen. Eenmaal iemand op de vlucht onder deze beperktere
definitie van een vluchteling valt, krijgt hij op basis van dit statuut een uitgebreide internationale
20 International Law Association, Declaration of International Law Principles on Internally Displaced
Persons, 29 juli 2000, http://www.unhcr.org/refworld/docid/42808e5b4.html (geconsulteerd 1/5/2012). 21
L. LEE, “The London Declaration of International Law Pinciples on Internally Displaced Persons”, The American Journal of International Law, 2001, Vol. 95, 454. 22
Art. 1.1 Declaration of International Law Principles on Internally Displaced Persons. 23
Art. 1.3 Declaration of International Law Principles on Internally Displaced Persons specifieert verder wat hieronder verstaan moet worden. Het gaat om niet-statelijke entiteiten die de effectieve controle hebben over een of meerdere delen van het grondgebied van staten die partij zijn bij een gewapend conflict en/of interne strijd of Internally Displaced Persons hebben gegenereerd of huisvesten op hun grondgebied. 24
Art. 1.2 Declaration of International Law Principles on Internally Displaced Persons. 25
L. LEE, “The London Declaration of International Law Pinciples on Internally Displaced Persons”, The American Journal of International Law, 2001, Vol. 95, 455.
7
bescherming.26 Desondanks krijgen IDP in de praktijk vaak te maken met dezelfde problemen als
waarmee vluchtelingen kampen en zijn zij vaak het slachtoffer van mensenrechtenschendingen.
Doordat een duidelijk internationaal statuut ontbreekt is het echter niet altijd evident om hun
bescherming te garanderen, in het bijzonder wanneer hun nationale staat weigert medewerking
te verlenen.
Hoofdstuk 2 – Vluchtelingen, vreemdelingen en apatriden
8. Om de definitie van IDP goed te begrijpen, is het noodzakelijk om een duidelijk onderscheid te
maken met de begrippen vluchteling en vreemdeling. Deze termen worden in het dagelijkse
leven vaak verward en door elkaar gebruikt, maar dienen juridisch goed uit elkaar gehouden te
worden.
2.1 Vluchtelingen
9. In tegenstelling tot wat het geval is voor IDP, bestaat er dus voor vluchtelingen wel een
specifiek internationaal statuut. Nadat in 1948 het asielrecht als mensenrecht werd
geformuleerd in de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens27, werd op 28 juli 1951
in de schoot van de Verenigde Naties de Conventie van Genève betreffende het Statuut van de
Vluchteling gesloten. In 1967 werd deze aangevuld met het protocol van New York28. Deze
Conventie geeft een definitie van het begrip ‘vluchteling’ en is vandaag de dag nog steeds de
basis van het internationaal vluchtelingenrecht. De inhoud van de Conventie kan in drie delen
worden opgedeeld 29 : het eerste hoofdstuk bepaalt wie wel en wie niet onder het
vluchtelingenstatuut valt en wanneer men ophoudt onder dit statuut te vallen, hoofdstukken
twee tot vijf regelen de inhoud van het vluchtelingenstatuut, namelijk de rechten en de plichten
van vluchtelingen, en hoofdstukken zes en zeven regelen ten slotte de manier waarop de
Conventie moet worden uitgevoerd.
10. De conventie definieert een vluchteling als een persoon die zich, uit gegronde vrees voor
vervolging op basis van ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale
groep of zijn politieke overtuiging, buiten het land van zijn nationaliteit bevindt en de
bescherming van dat land niet kan of, op basis van dergelijke vrees, niet wil inroepen, of een
persoon die, indien hij geen nationaliteit heeft en verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn
26 S. DUQUET, Migratie en mensenrechten. Naar een ius migrandi voor de homo movens?, Gent, Faculteit
Rechtsgeleerdheid, 2009, 98 & 101. 27
Art. 14, lid 1 UVRM. 28
Voor de tekst van de Conventie en het Protocol, cf. http://www.unhcr.org/3b66c2aa10.html (geconsulteerd 1/5/2012). 29
O. SIDORENKO, The common European asylum system, The Hague, T.M.C. Asser Press, 2007, 8-10.
8
gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of, op basis van dergelijke vrees, niet wil
terugkeren30.
Ter volledigheid dient hierbij nog opgemerkt te worden dat er in de oorspronkelijke definitie
temporele 31 en geografische 32 beperkingen opgenomen waren. Deze beperkingen werden
echter afgeschaft door het Protocol van New York33.
Bepaalde categorieën van personen worden in de Conventie expliciet uitgesloten34. Dit zijn de
zogenaamde exclusion clauses. Het gaat hierbij om oorlogsmisdadigers, plegers van misdaden
tegen de mensheid en zij die handelen tegen de doelstellingen en beginselen van de VN35.
Opvallend hierbij is dat de tekst van de Conventie spreekt over “serious reasons for considering
that (…)”. Voldoende aanwijzing dat een persoon een van bovenstaande misdaden gepleegd
heeft, volstaat dus om hem niet als vluchteling te kwalificeren. Met andere woorden, een bewijs
van de schuld is in principe niet vereist. Daarnaast zijn er uitsluitingsgronden voor bepaalde
categorieën van personen die reeds bescherming genieten tegen vervolging zonder
vluchtelingenstatuut36. Artikel 1 van de Conventie bevat ook de zogenaamde cessation clauses.
Dit zijn gevallen waarin een persoon zijn vluchtelingenstatuut verliest37.
11. De Conventie bevat verder een aantal rechten en plichten waarvan een persoon die onder
de vluchtelingendefinitie van artikel 1 valt, kan genieten. Een vluchteling heeft vooreerst de
plicht zich te gedragen naar de wetten en reglementeringen van het land van verblijf38. De
rechten die hij geniet, houden verband met zijn juridisch statuut, tewerkstelling, welvaart en
administratie.
Naast het recht om asiel te zoeken zijn belangrijke rechten die vluchtelingen genieten dat zij
enkel mogen worden uitgezet wegens redenen van nationale veiligheid of openbare orde39 en
het beginsel van non-refoulement40. Dit beginsel is een van de hoekstenen van het internationaal
vluchtelingen- en asielrecht en staat in artikel 33 van de Conventie van Genève. Het stelt dat de
staten die partij zijn bij het verdrag vluchtelingen op geen enkele manier kunnen uitzetten of
doen terugkeren naar een staat waar zijn leven bedreigd zou worden op grond van zijn ras,
godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke
overtuiging. Specifiek in het kader van de vluchtelingenconventie betekent dit dus een staat
30 Art. 1A Conventie van Genève; Het artikel erkent daarnaast ook personen die onder de vorige
internationale verdragen als vluchteling zijn erkend. Deze staan opgesomd in Art 1A(1) van de Conventie van Genève en zijn verdragen die werden gesloten in de schoot van de Volkenbond, alsook het oprichtingsverdrag van de Internationale Vluchtelingenorganisatie (IRO) door de VN. Dit is echter voornamelijk historisch van belang. 31
Art. 1A(2) Conventie van Genève. 32
Art. 1B(1)(a) Conventie van Genève. 33
Art. I (2) en (3) New York Protocol. 34
Art. 1F Conventie van Genève. 35
M. COGEN, Handboek Internationaal recht, Mechelen, Kluwer, 2003, 353-355. 36
Art. 1D en E Conventie van Genève. 37
Art. 1C Conventie van Genève. 38
Art. 2 Conventie van Genève. 39
Art. 32 Conventie van Genève. 40
Art. 33 Conventie van Genève.
9
waar een persoon zijn leven of vrijheid bedreigd worden op grond van een van de redenen van
art 1A(2)41.
Artikel 33 bevat echter geen absoluut verbod. Wanneer een vluchteling een gevaar is voor de
nationale veiligheid of de samenleving kan hij, ondanks zijn gegronde vrees voor vervolging in
een andere staat, uitgezet worden op basis van lid 2 van artikel 33. De beoordeling of een
persoon een dergelijk gevaar vormt, gebeurt door de nationale staten, die hierbij ‘redelijke
gronden’ moeten aanvoeren 42 . Deze uitzondering moet, zoals alle uitzonderingen op
mensenrechten, restrictief geïnterpreteerd worden en de bewijslast hiervoor ligt bij de staat.
Bovendien zal een dergelijke vluchteling in de meeste gevallen bescherming genieten van
absolute refoulementverboden in andere internationale en regionale
mensenrechtenverdragen43, waardoor hij in vele gevallen toch niet zal kunnen worden uitgezet.
Als voorbeeld kan hier verwezen worden naar de General Comment van het Human Rights
Committee inzake de toepassing van het non-refoulement beginsel in het kader artikel 7 van het
Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten dat een verbod op foltering en
wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing bevat44. Zo stelde het Comité
over artikel 7 dat “[i]n the view of the Committee, States parties must not expose individuals to
the danger of torture or cruel, inhuman or degrading treatment or punishment upon return to
another country by way of their extradition, expulsion or refoulement. States parties should
indicate in their reports what measures they have adopted to that end.”45 Een voorbeeld van de
regionale toepassing hiervan is te vinden in de rechtspraak van het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens. Zo oordeelde dit Hof in zijn Soeringarrest46 dat het uitleveren van een
individu op zich een onmenselijke behandeling kan inhouden wanneer er een ernstig risico is op
foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de staat waarnaar hij
wordt uitgewezen.
Het non-refoulement beginsel reikt echter verder dan enkel het vluchtelingenrecht. Dit beginsel
is een onafhankelijk mensenrecht en wordt algemeen aanvaard als een onderdeel van het
internationale gewoonterecht, dat ook geldt voor staten die geen verdragspartij bij de Conventie
zijn of personen die niet voldoen aan de voorwaarden van het vluchtelingenstatuut vallen en
bijgevolg niet erkend zijn als vluchteling47. Algemeen houdt het in dat een staat een individu
41 K. WOUTERS, International Legal Standards for the Protection from Refoulement, Antwerpen, Intersentia,
2009, 33. 42
G. GOODWIN-GILL, The refugee in international law, Oxford, Clarendon Press, 1996, 139-141. 43
Zoals daar zijn Art. 3 Anti-Folterverdrag, Art. 7 IVBPR en Art. 3 EVRM. 44
UNHCR, Advisory opinion on the Extraterritorial Application of Non-Refoulement Obligations under the 1951 Convention relating to the Status of Refugees and its 1967 Protocol, 2007, 9, http://www.unhcr.org/refworld/pdfid/45f17a1a4.pdf (geconsulteerd 1/5/2012); X., Non-Refoulement under threat, London, REDRESS & ILPA, 2006, 2. 45
Human Rights Committee, General Comment no. 20 (article 7: Prohibition of torture, or other cruel, inhuman or degrading treatment or punishment), 1992, §9, HRI/GEN/1/Rev.7. 46
EHRM 7 juli 1989, nr. 161, Soering/Verenigd Koninkrijk. 47
B. CHIMNI (ed.), International refugee law, New Delhi, Sage, 1999, 109-117;M. COGEN, Handboek Internationaal recht, Mechelen, Kluwer, 2003, 357-358; E. LAUTERPACHT & D. BETHLEHEM, “The scope and content of the principle of non-refoulement: opinion” in E. FELLER (ed.), Refugee protection in international law, Cambridge, Cambridge university press, 2005, 140-149.
10
nooit mag terugsturen of uitwijzen naar een staat waar hij of zij risico loopt op vervolging,
foltering of andere mishandeling48. Sommige auteurs gaan zelfs nog verder en zien dit als een
beginsel van dwingend recht of jus cogens49. Aangenomen kan worden dat ook IDP de
bescherming van het non-refoulement principe genieten, en dus niet kunnen worden
gedwongen terug te keren naar een plaats waar hun leven of vrijheid in gevaar is. Dit principe
van non-refoulement voor IDP is ook opgenomen in de Guiding Principles on Internal
Displacement die stellen dat “Internally Displaced Persons have […] [t]he right to be protected
against forcible return to or resettlement in any place where their life, safety, liberty and/or
health would be at risk”50.
2.2 Vreemdelingen
12. Een vreemdeling is iemand die niet de nationaliteit bezit van het land waar hij of zij verblijft,
of in bepaalde gevallen een daarmee gelijkgestelde nationaliteit 51 . In principe zijn alle
vluchtelingen dus in de eerste plaats vreemdelingen. Internally Displaced Persons vallen hier niet
onder, aangezien zij in principe de nationaliteit hebben van het land waarin zij verblijven. Er
kunnen wel uitzonderingen zijn op dit principe. Zo kan ook een ‘gevestigde vreemdeling’ die zich
gedwongen moet verplaatsen binnen het land waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft als IDP
gekwalificeerd worden52. Wie wel een internationale grens overschrijdt, maar niet aan de
voorwaarden van de vluchtelingendefinitie voldoet, is een ‘gewone’ vreemdeling. In
tegenstelling tot de opsomming van oorzaken in de definitie van IDP die als niet limitatief
beschouwd dient te worden, vallen in principe enkel personen die migreren omwille van een
risico op vervolging in verband met burgerlijke of politieke rechten onder de definitie van een
vluchteling. Met andere woorden, sociale, economische of culturele rechten komen niet in
aanmerking en ook slachtoffers van natuurrampen vallen niet onder de vluchtelingendefinitie.
Hierdoor vallen grote groepen de facto vluchtelingen niet onder de Conventie, waardoor zij
slechts als vreemdelingen moeten gekwalificeerd worden53.
Het statuut van vreemdelingen wordt niet geregeld door het internationaal recht. Het komt
staten dan ook vrij toe regels uit te vaardigen in verband met de toelating en het verblijf van
vreemdelingen op hun territorium. Meestal zal dit inhouden dat men om als vreemdeling een
ander land te betreden in het bezit moet zijn van een (internationaal) paspoort en een visum.
Vreemdelingen zijn onderworpen aan het recht van de staat op wiens grondgebied zij verblijven
48 G. GOODWIN-GILL & J. MCADAM , The refugee in international law, Oxford, University Press, 2007, 201.
49 M. SHAW, International law, Cambridge, University Press, 2008, 326; J. ALLAIN, “The ‘jus cogens’ Nature of
non-refoulement”, International Journal of Refugee Law, 2001, 533-558. 50
Principle 15(d) Guiding Principles on Internal Displacement. 51
Zo kunnen Molukkers in Nederland bijvoorbeeld onder bepaalde voorwaarden bij de toepassing van Nederlandse wetgeving als Nederlander behandeld worden op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers. Cf. http://overheidsloket.overheid.nl/index.php?p=product&product_id=1000556 (geconsulteerd 7/5/2012). 52
C. REID, International Law and Legal Instruments, Forced Migration Online, 2005, 47, http://www.forcedmigration.org/research-resources/expert-guides/international-law-and-legal-instruments/fmo038.pdf (geconsulteerd 1/5/2012). 53
M. ZIECK, UNHCR and voluntary repatriation of refugees, Amsterdam, Martinus Nijhoff Publishers, 1997, 26-31.
11
en er kunnen aan hen beperkingen opgelegd worden. Deze beperkingen kunnen echter niet
willekeurig zijn en moeten overeenstemmen met de mensenrechten en de regels van
internationaal gewoonterecht54.
13. Vreemdelingen kunnen echter wel genieten van de non-refoulement regel55. Hierboven werd
er reeds op gewezen dat dit principe een essentieel humanitair karakter heeft en erkend wordt
als een regel van internationaal gewoonterecht.
2.3 Staatlozen of apatriden
14. De aandacht dient hier ook gevestigd te worden op de situatie van staatlozen of apatriden.
Dit zijn mensen die door geen enkel land als onderdaan beschouwd worden56. Dit kan het gevolg
zijn van het verschil in wetgeving van verschillende landen of van het ontnemen van de
nationaliteit van een persoon. Deze toestand is ongunstig voor een persoon, aangezien hij of zij
op die manier niet onder de bescherming van een land valt. In 1961 werd de Conventie over de
beperking van staatloosheid goedgekeurd, waarin de verdragspartijen verschillende wettelijke
maatregelen invoeren om staatloosheid tegen te gaan.57 Francis Deng waarschuwt ook voor het
bestaan van de facto staatlozen58. Vooral in Afrika, waar er grote etnische diversiteit bestaat is er
een risico op marginalisatie van minderheidsgroepen door de dominante groep die de macht
heeft in een staat. Indien dit zo ver gaat dat het burgerschap van deze minderheidsgroepen
wordt ontkend of hen de rechten verbonden aan het burgerschap worden ontnomen, kan het
zijn dat zij zich, ondanks het feit dat zij wettelijk gezien de nationaliteit van dat land bezitten, in
dezelfde situatie als een staatloze bevinden, aangezien zij in een dergelijk geval geen
bescherming krijgen van die staat59. Bovendien kan men staatloos worden wanneer een land
ophoudt te bestaan of splitst in verschillende nieuwe staten. Deze situatie is bijzonder relevant
voor de situatie van Zuid-Sudanese IDP in Sudan. Sinds 9 juli 2011 is het Zuiden onafhankelijk
geworden, waardoor er een risico bestaat op staatloosheid wanneer iemand er enerzijds niet in
slaagt de Zuid-Sudanese nationaliteit te verkrijgen en anderzijds niet langer als Sudanees
beschouwd wordt door (noord-) Sudan. Dit wordt verder besproken in Deel 3 van deze thesis.
54 M. COGEN, Handboek Internationaal recht, Mechelen, Kluwer, 2003, 355-357.; M. COGEN, The
Comprehensive Guide to International Law, Brugge, Die Keure, 2008, 362-363. 55
M. COGEN, Handboek Internationaal recht, Mechelen, Kluwer, 2003, 357. 56
Artikel 1 Conventie betreffende de status van staatlozen, 28 september 1954. 57
M. COGEN, Handboek Internationaal recht, Mechelen, Kluwer, 2003, 352. 58
Deze term werd ingevoerd tijdens Wereldoorlog II om de situatie van Joden in Duitsland te beschrijven, die wel een nationaliteit hadden op papier, maar geen effectieve nationale bescherming kregen. 59
F. DENG, “Ethnic Marginalization as Statelessness: Lessons from the Great Lakes Region of Africa” in T. ALEINIKOFF & D. KLUSMEYER (eds.), Citizenship Today: Global Perspectives and Practices, Washington DC, The Carnegie Endowment for International Peace, 2001, 185-187.
12
Hoofstuk 3 - Conclusie
15. Hoewel IDP, vluchtelingen en vreemdelingen vaak verward worden zijn dit drie te
onderscheiden juridische begrippen. Bovendien mag de situatie van staatlozen of apatriden niet
uit het oog verloren worden.
Daar waar vluchtelingen uit angst voor vervolging in hun eigen land een internationale grens
overschrijden en bescherming genieten van een specifiek internationaal statuut, vluchten IDP uit
hun regio zonder de nationale grenzen van hun land te overschrijden. Bijgevolg blijven zij in
principe onderworpen aan de bescherming van hun staat. De oorzaken voor de vlucht van IDP
zijn ruimer geformuleerd dan die voor vluchtelingen, waardoor bijvoorbeeld ook slachtoffers van
natuurrampen onder de noemer IDP kunnen geplaatst worden. Personen die wel een
internationale grens overschrijden, maar niet aan de voorwaarden van de vluchtelingendefinitie
voldoen zijn vreemdelingen. Zij hebben geen internationaal statuut en zijn in principe
onderworpen aan het recht van de staat waarin zij zich bevinden.
16. IDP kunnen niet genieten van een specifiek internationaal statuut, in tegenstelling tot
vluchtelingen. De reden hiervoor is simpelweg dat IDP in een ideale wereld geen nood zouden
hebben aan een speciaal statuut, aangezien zij zich in hun eigen land bevinden en bijgevolg
principieel dezelfde rechten, plichten en vrijheden genieten als andere inwoners van die staat.
Hun rechten als inwoner van een staat houden niet op te bestaan doordat ze ontheemd zijn en
de staat blijft verantwoordelijk voor de bescherming en het welzijn van zijn inwoners.
Toch rijst in de rechtsleer de vraag of het vluchtelingenstatuut niet te beperkend is en of het nog
aangepast is aan de noden van de moderne samenleving. Bij het uitvaardigen van de definitie
van een vluchteling in 1951 ging men ervan uit dat het vluchtelingenprobleem slechts een
tijdelijk gevolg was van de Tweede Wereldoorlog dat zichzelf zou oplossen. In werkelijkheid
werd de vluchtelingencrisis echter alleen maar groter en veranderden de oorzaken van vlucht.
Het gevolg is dat de facto vluchtelingen, zoals IDP of slachtoffers van natuurrampen die hun land
ontvluchten, zich vaak in even slechte of zelfs slechtere omstandigheden bevinden als
vluchtelingen en eveneens het slachtoffer zijn van mensenrechtenschendingen. Zij kunnen
echter niet genieten van de bescherming die de Vluchtelingenconventie biedt. Een mogelijke
oplossing lijkt bijgevolg een herdefiniëring van het begrip ‘vluchteling’, waarbij rekening wordt
gehouden met de realiteit. De protectionistisch ingestelde geïndustrialiseerde landen lijken
vandaag de dag echter niet meteen te vinden voor een uitbreiding of wijziging van het verdrag,
waardoor het onrealistisch lijkt dat dit er komt. Bovendien bestaat er een risico dat een wijziging
negatieve gevolgen zou kunnen hebben indien staten dit gebruiken om hun bescherming van
vluchtelingen te verminderen en verantwoordelijkheden van zich af te schuiven.60
17. Een belangrijk punt mag niet over het hoofd gezien worden: de rechten opgesomd in de
vluchtelingenconventie die aan vluchtelingen gegarandeerd moeten worden, zijn gericht op de
situatie waarin mensen rechten nodig hebben in een staat waarvan zij niet de nationaliteit
bezitten. Het gaat hierbij veelal om sociaaleconomische rechten die vluchtelingen toelaten te
60 E. DESMET, “Vijftig jaar Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen: een kritische
balans”, Jura Falconis, jg. 39, 2002-2003, nr. 3, 377-428.
13
overleven in een andere staat, omdat zij niet dezelfde rechten genieten als een inwoner van die
staat. IDP daarentegen verblijven nog steeds in hun eigen nationale staat en hebben principieel
dezelfde rechten als hun landgenoten. Michael Barutciski stelt dat de rechten opgesomd voor
vluchtelingen niet op een logische manier naar analogie kunnen worden toegepast op IDP,
omdat deze onlosmakelijk verbonden zijn met het grensoverschrijdende aspect van het
vluchtelingenprobleem. De situatie die de vluchtelingenconventie adresseert is volgens hem die
waarbij men in een ander land terechtkomt en niet dezelfde formele bescherming heeft als een
inwoner van dat land, niet de situatie van gedwongen verplaatsing of
mensenrechtenschendingen an sich. Een blinde uitbreiding van de vluchtelingenconventie voor
IDP zou dan ook weinig zin hebben en zou geen bescherming bieden tegen de
mensenrechtenschendingen waarvan zij vaak het slachtoffer zijn, noch een oplossing bieden
voor de fundamentele oorzaken die IDP aanzetten tot vluchten.61
61 M. BARUTCISKI, “Tensions between the refugee concept and the IDP debate”, Forced Migration Review,
December 1998, nr. 3, 12.
14
Deel 2 – De bescherming van Internally Displaced Persons
18. In Deel 1 van deze thesis werd duidelijk dat er geen specifiek beschermingsstatuut bestaat in
het internationale recht voor Internally Displaced Persons, zoals dat voor vluchtelingen wel het
geval is. Dit betekent uiteraard niet dat er geen enkele vorm van, al dan niet internationale,
bescherming mogelijk is.
19. In de eerste plaats ligt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van IDP bij de nationale
autoriteiten van hun staat op basis van de staatssoevereiniteit. Doordat IDP de nationale grens
van hun staat niet overschrijden is er namelijk geen reden om aan te nemen dat zij niet meer
dezelfde bescherming, rechten en plichten als andere burgers van die staat genieten. Vaak gaat
het echter om politiek instabiele staten, des te meer wanneer het gaat om situaties van
burgeroorlog of gewapend conflict, waardoor staten niet steeds willen of kunnen ingrijpen. In
sommige gevallen kan het beleid van staten zelfs de rechtstreekse aanleiding zijn voor de
ontheemding. De problematiek van de staatssoevereiniteit komt aan bod in hoofdstuk 1 van dit
deel.
20. Wanneer de nationale staat er, al dan niet moedwillig, niet in slaagt om IDP te beschermen,
moet het internationale recht tussen beide komen. Het internationale beschermingsregime van
IDP wordt besproken in hoofdstuk 2.
In de eerste plaats komen de mensenrechten aan bod, die zonder onderscheid voor iedereen
gelden en die zowel in vredessituaties als in situaties van gewapend conflict gerespecteerd
moeten worden. De mensenrechten kunnen zowel van belang zijn voor de preventie van
ontheemding, gedurende de situatie van ontheemding zelf, als tijdens het zoeken naar
duurzame oplossingen. Verschillende mensenrechten kunnen in dergelijke situaties relevant zijn.
Als voorbeeld kan hierbij gedacht worden aan het verbod van discriminatie, het recht op leven,
het verbod van foltering, het recht op een menswaardig bestaan, het recht op huisvestiging,
enzovoort. Daarnaast biedt het internationaal humanitair recht bescherming aan IDP wanneer
het gaat om situaties van geweld of gewapend conflict. Ook de Guiding Principles on Internal
Displacement komen aan bod. In de Guiding Principles on Internal Displacement worden in sectie
II en sectie III respectievelijk de principes van bescherming ter preventie van ontheemding en de
principes van bescherming tijdens een situatie van ontheemding opgesomd. Ook dient eraan
herinnerd te worden dat deze Guiding Principles op zich geen juridisch bindende kracht hebben.
Veel van de principes die hierin opgesomd staan zijn echter gebaseerd op beginselen van
internationaal en humanitair recht, die wel bindend zijn. Bovendien hebben deze principes een
zekere autoriteit doordat ze internationaal aanvaard worden als gezaghebbende richtlijnen.62
Sommige plegers van ernstige misdaden en mensenrechtenschendingen kunnen ten slotte
internationaal strafrechtelijk verantwoordelijk zijn en berecht worden door het Internationaal
Strafhof in Den Haag. Traditioneel gaat het hier om personen die terecht staan voor
62 UNHCR, Handbook for the protection of Internally Displaced Persons, 2010, 27,
http://www.unhcr.ie/pdf/479498992.pdf (geconsulteerd 1/5/2012).
15
oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid, genocide of agressie63. Vooral de eerste twee
categorieën kunnen relevant zijn in het kader van de bescherming van IDP.
21. Een belangrijke recente ontwikkeling is het aannemen van het Verdrag van Kampala voor de
bescherming van en de bijstand aan Internally Displaced Persons door de Afrikaanse Unie op 22
oktober 2009, dat in werking zal treden 30 dagen nadat minimaal 15 staten het geratificeerd
hebben64. Indien het verdrag, dat inhoudelijk sterk gebaseerd is op de Guiding Principles on
Internal Displacement, effectief in werking treedt, kan dit het eerste juridisch bindende
instrument worden met betrekking tot de bescherming van IDP op een dergelijk internationaal
niveau. Dit verdrag wordt dan ook gezien als een essentiële stap om de bestaande juridische
hiaten op te vullen65.
22. Naast het ontbreken van een specifiek beschermingsstatuut, is ook het ontbreken van een
internationaal agentschap dat de belangen van IDP behartigt een heikel punt. De laatste jaren is
er een duidelijke tendens om het statuut van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen of de
United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) uit te breiden naar IDP. Formeel gezien
is dit echter nog niet gebeurd. Niet iedereen is voorstander van een uitbreiding van het statuut
van de UNHCR. In de rechtsleer gaan er verschillende stemmen op dat IDP nood hebben aan een
eigen United Nations High Commissioner for Internally Displaced Persons. Deze discussie en de
rol die de UNHCR vandaag de dag reeds speelt in de bescherming van IDP komen aan bod in
hoofdstuk 3.
23. Alvorens dieper in te gaan op de verschillende vormen van (internationale) juridische
bescherming voor IDP, dient te worden opgemerkt dat bescherming niet enkel een negatieve
verplichting inhoudt voor staten om zich te onthouden van het schenden van de rechten van
IDP. Bescherming omvat ook de positieve verplichting voor staten om actief haar burgers te
beschermen. Dit kan onder andere door schendingen van rechten te voorkomen en stop te
zetten, door het herstel van schade, door juridisch optreden en door het promoten van rechten
en de rechtsstaat66.
63 Artikel 5(1) van de Statuten van Rome van het Internationaal Strafhof.
64 Artikel 17(1) Verdrag van Kampala.
65 A. M. ABEBE, “The African Union Convention on Internally Displaced Persons: Its Codification
Background, Scope and Enforcement Challenges”, Refugee Survey Quarterly, 2010, Vol. 29, nr. 3, 28. 66
UNHCR, Handbook for the protection of Internally Displaced Persons, 2010, 5, http://www.unhcr.ie/pdf/479498992.pdf (geconsulteerd 1/5/2012).
16
Hoofdstuk 1 - Bescherming door het nationale recht van staten: het
soevereiniteitsprincipe
24. Het principe van staatssoevereiniteit houdt in dat een staat op haar grondgebied de hoogste
autoriteit is en bijgevolg niet onderworpen is aan een hogere macht. Dit geeft staten het recht
op niet-inmenging in hun interne aangelegenheden. De mensenrechten, die erop toezien dat
individuen zowel binnen als buiten de grenzen van hun staat recht hebben op bepaalde
minimumnormen, stellen grenzen aan het principe van de staatssoevereiniteit en worden
hierdoor soms voorgesteld als een inbreuk op dit principe. Jack Donnelly spreekt deze stelling
tegen. Volgens hem heeft de opkomst van de mensenrechten het principe van de
staatssoevereiniteit wel veranderd, maar niet ondermijnd of aangetast67.
25. De primaire verantwoordelijkheid voor de bescherming van IDP ligt dan ook bij hun nationale
staat68. Ten gevolge van het feit dat IDP geen internationale grens oversteken, blijven zij
principieel onderworpen aan het recht van hun staat. De nationale autoriteiten zijn
verantwoordelijk voor de bescherming van de rechten en vrijheden van hun onderdanen. Het
belangrijke criterium dat een internationale grens moet overschreden worden om een
vluchteling te zijn, volgt uit het principe van de staatssoevereiniteit dat samen met de
beginselen van territoriale integriteit en non interventie een hoeksteen vormt van het
internationale recht69.
Het beginsel van nationale soevereiniteit wordt door staten echter als argument gebruikt tegen
het uitvaardigen van een internationaal statuut voor IDP of de creatie van een internationaal
agentschap dat hun belangen behartigt. Daar waar vluchtelingen zich kunnen beroepen op het
internationale vluchtelingenrecht ter juridische bescherming, zijn er voor IDP slechts de Guiding
Principles on Internal Displacement, die op zich niet meer zijn dan niet-bindende richtlijnen. Het
soevereiniteitsbeginsel staat zo in de weg dat IDP en vluchtelingen juridisch op dezelfde manier
behandeld worden door de internationale gemeenschap. IDP worden in de eerste plaats
beschouwd als een interne aangelegenheid, een in essentie binnenlands probleem. Een statuut
of agentschap gelijkaardig aan dat voor de vluchtelingen zou door staten als een inbreuk op hun
soevereiniteit kunnen worden ervaren. Het probleem wordt versterkt doordat het hierbij vaak
gaat om intern verdeelde staten die, al dan niet bewust, niet de mogelijkheden hebben om IDP
te beschermen en tekort komen in hun verplichting. Wanneer het gaat om ex-gekoloniseerde
staten krijgt dit bovendien een extra dimensie, aangezien dergelijke staten vaak achterdochtig
zijn ten opzichte van elke nieuwe inmenging in hun onafhankelijkheid uit vrees voor een
terugkeer naar de oude situatie70.
67 J. DONNELLY, State Sovereignty and Human Rights, Denver, 2004, 1-2,
http://www.du.edu/korbel/hrhw/workingpapers/2004/21-donnelly-2004.pdf (geconsulteerd 1/5/2012). 68
G. GOODWIN-GILL, The refugee in international law, Oxford, Clarendon Press, 1996, 264. 69
C. PHUONG, The International protection of Internally Displaced Persons, Cambridge, Cambridge University Press, 2004, 24. 70
H. MELFALD, Internally Displaced Persons: A National Problem Requiring an International Response, Oslo, University of Oslo, 2003, 19.
17
Hierdoor ontstaat er een hiaat in de bescherming van IDP tussen het nationale en het
internationale recht. Staten die de wil of de mogelijkheid niet hebben om aan hun verplichtingen
onder het internationale recht te voldoen en de mensenrechten van hun burgers te respecteren,
verschuilen zich helaas al te vaak achter het principe van staatssoevereiniteit, en de daarmee
samenhangende principes van territoriale integriteit en non-interventie, om externe inmenging
in hun land te verhinderen. De vraag is dus hoe ver de staatssoevereiniteit reikt wanneer een
land niet in staat is zijn burgers te beschermen.71 Indien een staat zich op het principe van
staatssoevereiniteit kan beroepen om personen op hun grondgebied naar eigen goeddunken te
behandelen en elke vorm van externe inmenging te verhinderen, zelfs wanneer hierbij het
humanitaire recht en de mensenrechten niet gerespecteerd worden, betekent dit een
onoverkomelijke hinderpaal om het hiaat in de bescherming van IDP op te vullen.72
Het is dan ook aangewezen om dieper in te gaan op de inhoud van het concept van de
staatssoevereiniteit. Er zijn hier verschillende visies te onderscheiden. Indien dit gezien wordt als
een absoluut concept is het moeilijk om dit als verenigbaar met de mensenrechten te
interpreteren. Een andere visie stelt echter dat de staatssoevereiniteit een relatief concept is,
waarbij schendingen van de mensenrechten zwaarder doorwegen dan de belangen van staten.
In dat geval wordt het concept van de staatssoevereiniteit gezien als onderdeel van het
internationale recht en niet als iets dat erboven staat. De laatste jaren gaan ook meer en meer
stemmen op voor een concept van staatssoevereiniteit als verantwoordelijkheid.
26. Al sinds de Vredesverdragen van Westfalen van 1648 is de staatssoevereiniteit een van de
basisbeginselen voor internationale relaties. Eeuwenlang impliceerde het concept van de
staatssoevereiniteit de volledige onafhankelijkheid van staten als hoogste autoriteit op hun
grondgebied73. Door de vele burgeroorlogen en interne conflicten en de opkomst van het
internationaal recht en de mensenrechten in de twintigste eeuw is het concept van de absolute
en ongelimiteerde staatssoevereiniteit echter op de helling komen te staan en werd het duidelijk
dat dit een bedreiging vormt voor de internationale vrede. Het concept van absolute
soevereiniteit is dan ook het onderwerp van veel kritiek, aangezien staten zich hierachter
verschuilen om hun eigen burgers te misbruiken. Zolang er geen goed alternatief voorhanden is,
is het idee van staatssoevereiniteit echter onaantastbaar. Dit concept dient bijgevolg in
overeenstemming met de mensenrechten aangepast te worden aan de noden van de tijd.74
De voorbije decennia heeft het concept een evolutie ondergaan naar een relatieve
soevereiniteit, waarbij de vrijheid van staten gelimiteerd wordt door de vrijheid van andere
staten en de onafhankelijkheid van een staat onderworpen is aan het internationale recht.75 De
71 H. MELFALD, Internally Displaced Persons: A National Problem Requiring an International Response, Oslo,
University of Oslo, 2003, 17. 72
A. KIESSLING, The Internally Displaced in International Law – Do They Require Enhanced Protection?, Cape Town, University of Cape Town, 2006, 28. 73
MP. FERREIRA-SNYMAN, “The evolution of state sovereignty: A historical overview”, Fundamina, 2006, Vol. 12, Nr. 2, 9. 74
F. DENG, Sovereignty as responsibility: conflict management in Africa, Washington D.C., Brookings Institution, 1996, xi. 75
MP. FERREIRA-SNYMAN, “The evolution of state sovereignty: A historical overview”, Fundamina, 2006, Vol. 12, Nr. 2, 12-13 & 16.
18
laatste jaren gaan er ook meer en meer stemmen op om het soevereiniteitsbeginsel te
interpreteren als een positief concept dat de verantwoordelijkheid voor de bescherming van de
eigen burgers inhoudt. Onder andere voormalig VN Secretaris-Generaal Kofi Annan en voormalig
Internationaal Vertegenwoordiger voor de Intern Ontheemden van de VN Francis Deng hebben
zich geuit als voorstanders van een dergelijke visie76. Volgens Francis Deng is de verplichting van
een staat om een waardige levensstandaard en omstandigheden te garanderen aan zijn burgers
zelfs een noodzakelijke voorwaarde om van soevereiniteit te spreken. Soevereiniteit is volgens
hem niet alleen het recht van een staat op niet-inmenging in haar territorium, maar ook de
verantwoordelijkheid om de taken die van een staat verwacht worden uit te voeren. Indien een
staat haar verantwoordelijkheden tegenover haar bevolking niet nakomt, verliest zij aldus haar
soevereiniteit 77 . Vanuit dit standpunt van soevereiniteit als verantwoordelijkheid is
internationale inmenging geoorloofd wanneer de staat niet wil of kan voldoen aan de minimale
beschermingsnormen van het humanitair recht en de mensenrechten of wanneer de staat zelf
deze rechten schendt. Roberta Cohen en Francis Deng stellen het als volgt:
“… the concept of sovereignty cannot be dissociated from responsibility: a state should not be
able to claim the prerogatives of sovereignty unless it carries out its internationally recognized
responsibilities to its citizens, which consists of providing them with protection and life-
supporting assistance. Failure to do so would legitimize the involvement of the international
communities in such protection and assistance.”78
Lee Feinstein en Anne-Marie Slaughter gaan hierin nog verder en onderscheiden naast een
‘verplichting tot bescherming’ ook een tweede verplichting, namelijk een ‘verplichting om te
voorkomen’ in het kader van de internationale bezorgdheid over massavernietigingswapens. Zij
stellen dat staten ertoe verplicht moeten worden zich te onthouden van het produceren of het
verkrijgen van massavernietigingswapens. Indien staten deze verplichtingen niet nakomen
verliezen zij hun soevereiniteit en stellen zij zich bloot aan internationale actie.79 Ook de
International Commission on Intervention and State Sovereignty (ICISS), die in 2000 werd
opgericht door de Canadese regering om deze nieuwe visies op het soevereiniteitsbeginsel te
onderzoeken, stelt de verantwoordelijkheid van soevereine staten om hun bevolking te
beschermen centraal in haar rapport. In dit rapport stelt de ICISS een set van basisbeginselen op
voor de toepassing van dit principe en voor het ondernemen van militaire actie indien deze niet
worden nageleefd. De verantwoordelijkheid om te beschermen omvat volgens de ICISS drie
elementen: de verantwoordelijkheid om te voorkomen door de onderliggende redenen van
interne conflicten aan te pakken, de verantwoordelijkheid om te reageren door gepaste
maatregelen te nemen in dwingende situaties van menselijke nood en de verantwoordelijkheid
76 M. VINCENT, “The UN and IDPs: improving the system or side-stepping the issue?”, Humanitarian
Exchange Magazine, 2002, Nr. 19, http://www.odihpn.org/humanitarian-exchange-magazine/issue-19/the-un-and-idps-improving-the-system-or-side-stepping-the-issue (geconsulteerd 1/5/2012). 77
F. DENG, Sovereignty as responsibility: conflict management in Africa, Washington D.C., Brookings Institution, 1996, xviii. 78
R. COHEN & F. DENG, Masses in flight: the global crisis of internal displacement, Washington DC, Brookings Institution, 1998, 7. 79
A.-M. SLAUGHTER & L. FEINSTEIN, “A Duty to Prevent”, Foreign Affairs, 2004, Vol. 83, Nr. 1, 137.
19
om te herbouwen na een eventueel militair optreden. De nadruk ligt hier uiteraard in de eerste
plaats bij het voorkomen, alvorens men kan overgaan tot actie.80
27. De bescherming tegen schendingen van het humanitair recht of de mensenrechten is
cruciaal voor IDP wanneer hun staat hierin faalt of dit bewust nalaat. Toch zijn er ook stemmen
die oproepen tot voorzichtigheid bij internationaal optreden, omdat dit net de
verantwoordelijkheid van staten voor de bescherming van IDP op hun gebied kan uithollen en
hen afhankelijk kan maken van de internationale gemeenschap. Zo waarschuwt Mrinal Kanti
Chakma, secretaris-generaal van de ‘Chittagong Hill Tracts Displaced Peoples’ Organisation’, dat
er bij internationale operaties ook gewerkt moet worden aan de capaciteit van die staat om hun
verantwoordelijkheden zelf op te nemen en na te komen door hen akkoord te laten gaan met
bepaalde principes en hen te laten handelen op een wijze die het probleem van IDP duurzaam
aanpakt.81 Amitai Etzioni uit dan weer zijn bezorgdheid over de verenigbaarheid met het
democratisch systeem. Hij stelt dat het nieuwe concept van soevereiniteit als
verantwoordelijkheid een belangrijk deel van de beleidsvorming overhevelt van het niveau van
de nationale regering naar het internationale niveau van de VN, waar de bevolking van de staat
in kwestie slechts beperkt vertegenwoordigd is. Dit creëert volgens hem een nieuw
democratisch deficit82. Bovendien stelt Etzioni zich de vraag waar de grens voor internationale
actie dan gelegd moet worden. Indien de grens te laag gelegd wordt, kan dit leiden tot een
toename van internationale conflicten en misbruik van internationale actie door staten voor hun
persoonlijk profijt, om zo bijvoorbeeld controle te krijgen over belangrijke havens of
oliereserves. Alex Bellamy spreekt in dit kader over het gevaar van humanitaire interventie om
gebruikt te worden als ‘Paard van Troje’ van de machtige staten om hun infiltratie in interne
aangelegenheden van zwakkere staten te legitimeren83. Anderzijds mag de grens ook niet te
hoog gelegd worden. Zo kan volgens Etzioni de verplichting om na de humanitaire interventie de
natie te herbouwen te zware verplichtingen en kostenlasten leggen op de schouders van de
tussenkomende staten, waardoor staten niet snel geneigd zullen zijn om over te gaan tot actie.84
28. Doordat dit onderwerp politiek zeer gevoelig ligt, wordt er noch in de Guiding Principles,
noch in de Verklaring van Londen gesproken over internationale bescherming of actie wanneer
staten het laten afweten. Principe 3 van de Guiding Principles beperkt zich tot het stellen dat de
primaire verantwoordelijkheid voor de bescherming van IDP bij de nationale staat ligt. Principe
25 stelt wel dat internationale organisaties, en bij uitbreiding andere staten of NGO’s, hierbij
kunnen helpen en roept staten op om het werk van dergelijke organisaties te vergemakkelijken
door hen vrije doorgang te verlenen. Nergens wordt hier echter een verplichting toe opgelegd,
waardoor een staat deze internationale hulp in principe de toegang tot haar grondgebied kan
weigeren. Ook het Handvest van de Verenigde Naties stelt dat de VN in principe niet de
80 ICISS, The responsibility to protect: report of the International Commission on Intervention and State
Sovereignty, Ottawa, International Development Research Center, 2001, XI-XIII. 81
M. CHAKMA, “Empowering the internally displaced peoples”, Refugee Survey Quarterly, 2000, Vol. 19, Nr. 2, 228; H. MELFALD, Internally Displaced Persons: A National Problem Requiring an International Response, Oslo, University of Oslo, 2003, 25. 82
A. ETZIONI, “Sovereignty as Responsibility”, Orbis, 2006, Vol. 50, Nr. 1, 72. 83
A. BELLAMY, “Responsibility to protect or Trojan Horse? The crisis in Darfur and humanitarian intervention after Iraq”, Ethics & International Affairs, 2005, Vol. 19, Nr. 2, 32. 84
A. ETZIONI, “Sovereignty as Responsibility”, Orbis, 2006, Vol. 50, Nr. 1, 79-81.
20
bevoegdheid heeft tussenbeide te komen in aangelegenheden die wezenlijk onder de nationale
rechtsmacht van een staat vallen85.
Als uitzondering hierop is het wel toegestaan dat internationale actie ondernomen wordt in het
kader van Hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties, dat handelt over optreden
met betrekking tot bedreiging van de vrede, verbreking van de vrede en daden van agressie.
Indien de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties oordeelt dat een conflict een bedreiging
vormt voor de internationale vrede en veiligheid, kan zij hiertegen alle mogelijke middelen
inzetten en in een staat infiltreren86. Uit de praktijk van de laatste decennia blijkt dat zware
mensenrechtenschendingen in interne conflicten, die bijna onvermijdelijk samen gaan met
internal displacement, door de Veiligheidsraad als een ernstige bedreiging voor de vrede en
veiligheid gezien worden. De Veiligheidsraad heeft echter geen algemeen kader voor interventie
om humanitaire redenen ontwikkeld, waardoor dergelijke acties steeds ad hoc gebeuren en vrij
zeldzaam zijn. Dit doet de kritiek rijzen dat de internationale gemeenschap hierin niet consistent
is.87
Een voorbeeld van een dergelijke beslissing van de Veiligheidsraad is Resolutie 794 van 199288.
Hierin werd bepaald dat de burgeroorlog in Somalië na de val van de regering in 1991, met
massale ontheemding tot gevolg en waarbij humanitaire hulp werd verhinderd, een bedreiging
vormde voor de internationale vrede en veiligheid. De Veiligheidsraad gaf in deze resolutie de
toestemming aan lidstaten van de VN om alle noodzakelijke middelen in te zetten. Dit was de
eerste keer dat de Veiligheidsraad haar bevoegdheid onder Hoofdstuk VII van het Handvest van
de Verenigde Naties gebruikte voor het toestaan van een interventie gericht op het leveren van
humanitaire hulp. Door het aannemen van Resolutie 794 creëerde de Veiligheidsraad aldus een
nieuwe grondslag voor internationaal optreden in het kader van humanitaire interventie. Er
dient hier wel te worden opgemerkt dat de interventie in Somalië niet echt een spanningsveld
met de staatssoevereiniteit vormde, aangezien de regering reeds was gevallen.89
29. Duidelijk is dat de grote stijging van het aantal IDP gedurende de laatste decennia enerzijds
en het hiaat in de bescherming van IDP wanneer hun nationale staat hierin tekort schiet
anderzijds, het principe van de staatssoevereiniteit zwaar onder druk gezet hebben. Uit een
recent gepubliceerde studie van het Brookings-Bern Project on Internal Displacement is nog
maar eens gebleken dat de belangrijkste factor voor de bescherming van IDP de politieke wil van
staten is90. Staten hebben niet altijd controle over de factoren die ontheemding veroorzaken,
85 Artikel 2(7) Handvest van de Verenigde Naties.
86 Artikel 39, 41 en 42 Handvest van de Verenigde Naties.
87 J. FITZPATRICK, “Human Rights and Forced Displacement: Converging Standards” in A. BAYEFSKY & J.
FITZPATRICK (eds.), Human Rights and Forced Displacement, The Hague, Martinus Nijhoff Publishers, 2000, 12; A. ETZIONI, “Sovereignty as Responsibility”, Orbis, 2006, Vol. 50, Nr. 1, 74 & 81. 88
UN Security Council, Resolution 794 (1992) Adopted by the Security Council at its 3145th meeting, on 3 December 1992, 3 December 1992, S/RES/794 (1992), http://www.unhcr.org/refworld/docid/3b00f21137.html. 89
A. KIESSLING, The Internally Displaced in International Law – Do They Require Enhanced Protection?, Cape Town, University of Cape Town, 2006, 37-38. 90
Brookings-Bern Project on Internal Displacement, From National Responsibility to Response: IDPs’ Housing, Land and Property Rights, 22 February 2012, http://www.unhcr.org/refworld/docid/4f45f1692.html (geconsulteerd 1/5/2012).
21
maar zij kunnen wel maatregelen nemen om de levens, rechten en vrijheden van de IDP te
beschermen. Staten kunnen echter ook zelf de oorzaak zijn van de ontheemding door het
schenden van de mensenrechten van hun bevolking. Het is geen gemakkelijke oefening om de
belangen van staten enerzijds en van de mensenrechten anderzijds tegen elkaar af te wegen,
maar het is duidelijk dat het traditionele concept van absolute staatssoevereiniteit niet langer
aanvaard kan worden. Helaas is er geen consensus over wat het concept van de
staatssoevereiniteit dan wel precies moet inhouden.
Mijns inziens is een belangrijke factor hierbij weggelegd voor de publieke opinie. We leven in
een tijd waarin informatie bijzonder snel verspreid wordt via diverse communicatiemiddelen.
Hierdoor kunnen veel meer mensen op de hoogte gebracht worden van bepaalde situaties.
Zonder mijn mening over deze actie te willen formuleren, is een goed recent en actueel
voorbeeld hiervan de campagne KONY2012 die werd opgezet door de NGO Invisible Children,
Inc91. Hoewel de problematiek rond kindsoldaten in Noord-Uganda reeds decennialang aan de
gang is, slaagde deze organisatie erin om dankzij een slimme marketingstrategie (waarop, al dan
niet terecht, veel kritiek wordt geuit in bepaalde kringen) op enkele dagen tijd wereldwijde
verontwaardiging op te wekken over de situatie in Noord-Uganda en in het bijzonder het feit dat
Joseph Kony, de leider van het Lord Resistance Army (LRA) dat zich jarenlang schuldig heeft
gemaakt aan het ontvoeren van kinderen en het zaaien van terreur in Noord-Uganda, Centraal
Afrikaanse Republiek, Democratische Republiek Congo en Zuid-Sudan, nog niet werd
gearresteerd. Hey campagnefilmpje stelt expliciet als doel voorop dat zij, door de publieke
opinie bewust te maken van dit probleem, de Amerikaanse overheid tot actie willen aanzetten
om troepen uit te sturen. Diezelfde publieke opinie was eerder dan weer sterk verdeeld over de
zogenaamde War on Terrorism van de Verenigde Staten en de daarmee gepaard gaande invasies
in Afghanistan en Irak.
30. Hoewel dit nog niet universeel aanvaard wordt, is de strekking die het lijkt te gaan halen die
van de staatssoevereiniteit als positief concept van verantwoordelijkheid voor de bescherming
van de eigen burgers. In deze visie wordt humanitaire tussenkomst niet langer gezien als
onverenigbaar met het soevereiniteitsbeginsel, wat in een absolute visie op de
staatssoevereiniteit ondenkbaar is. In 1996 stelde Francis Deng reeds dat “… although this
normative principle is not yet fully or consistently observed in practice, it is becoming increasingly
recognized as the centerpiece of sovereignty.”92
Hoewel het principe intussen een stevige opmars heeft gekend, is dit nog steeds niet
afdwingbaar in de praktijk. Dit ligt politiek namelijk zeer gevoelig en het idee van de absolute
staatssoevereiniteit speelt nog steeds een belangrijke rol. Momenteel wordt dit nieuwe concept
dan ook nog steeds niet weerspiegeld in het internationaal recht. Hierdoor is actie momenteel
enkel geoorloofd na een voorafgaande toestemming door de Veiligheidsraad van de Verenigde
Naties. Dit biedt enerzijds uiteraard garanties tegen het misbruik van humanitaire interventies
voor andere doeleinden, maar anderzijds kan dit nefast zijn voor de bescherming van IDP,
aangezien hun lot op die manier zeer afhankelijk wordt gesteld van de politieke wil van staten
91 Cf. http://www.invisiblechildren.com/ (geconsulteerd 18/4/2012).
92 F. DENG, Sovereignty as responsibility: conflict management in Africa, Washington D.C., Brookings
Institution, 1996, xviii.
22
om in te grijpen en de toestemming van de Veiligheidsraad verkrijgen niet altijd een
gemakkelijke opdracht is93.
31. Om het hiaat in de bescherming van IDP definitief tot de geschiedenis te doen behoren, zijn
er echter aangepaste internationale instrumenten nodig die deze nieuwe visie op het
soevereiniteitsbeginsel incorporeren en die juridische garanties kunnen bieden. Pogingen in het
verleden om een internationaal statuut voor IDP uit te vaardigen of een internationaal
agentschap dat hun belangen behartigt te creëren, hebben tot nog toe weinig opgeleverd en
stoten steeds op het soevereiniteitsbeginsel. Vandaar dat het belang van het Verdrag van
Kampala (cf. infra randnr. 73 ev.) niet onderschat mag worden. Indien dit Verdrag effectief in
werking treedt en in zijn opzet slaagt, kan dit een grote revolutie betekenen in de bescherming
van IDP in Afrika. Voor het eerst zal er hierdoor een juridisch bindend statuut zijn voor IDP op
een dergelijke regionaal niveau. Bovendien behoudt het verdrag het principe dat de
bescherming in de eerste plaats door de nationale staten dient te gebeuren. Het is pas als zij hier
niet in slagen dat het verdrag een systeem van collectieve Afrikaanse verantwoordelijkheid
instelt. Op die manier creëert het een evenwicht tussen het concept van de staatssoevereiniteit
en de belangen van staten enerzijds en de verplichtingen opgelegd door de mensenrechten en
het humanitair recht anderzijds. Indien het verdrag succesvol is, kan het een voorbeeld zijn voor
het afsluiten van andere regionale verdragen of zelfs een internationaal verdrag rond de
bescherming van IDP.
93 A. KIESSLING, The Internally Displaced in International Law – Do They Require Enhanced Protection?, Cape
Town, University of Cape Town, 2006, 45.
23
Hoofdstuk 2 - Het internationaal juridisch kader voor de bescherming
van Internally Displaced Persons
2.1 Algemeen
32. IDP hebben in principe dezelfde rechten en vrijheden als andere burgers van hun land. In de
praktijk is dit echter zelden het geval. Ontheemding brengt door zijn aard vaak reeds een
aantasting van verschillende mensenrechten met zich mee. Naast zware emotionele problemen,
worden IDP vaak gescheiden van hun familie en verjaagd uit hun huis en van hun grond, worden
hun sociale en culturele banden met hun gemeenschap doorbroken en hebben zij geen werk of
kans op onderwijs. Daarnaast is de toegang tot humanitaire hulp voor kwetsbare categorieën
van personen, zoals pasgeborenen, zwangere vrouwen en zieken vaak beperkt.94 Omwille van
hun kwetsbare positie is de veiligheid van IDP van primair belang.95 Zo zijn mensenrechten als
het verbod op foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing en het recht
op huisvestiging essentieel bij de preventie van ontheemding. Tijdens een situatie van
ontheemding is het recht op basisbehoeften zoals voedsel, water, onderdak, persoonlijke
veiligheid en gezondheidszorg van bijzonder belang. Bovendien verdwijnt deze nood aan
voorzieningen en mensenrechtelijke bescherming niet automatisch wanneer een conflict of een
rampsituatie eindigt of stabiliseert. Zowel IDP die terugkeren naar hun eigen streek, zich
opnieuw vestigen in een ander deel van het land of zich lokaal integreren op de plek waar zij zich
bevinden, blijven vaak geconfronteerd worden met grote problemen. De noodzaak aan speciale
bescherming blijft dus behouden zolang geen duurzame oplossing voor hun ontheemding
gevonden wordt.96
33. In principe is het de taak van de nationale staat om de mensenrechten van hun onderdanen
te garanderen. Doordat IDP zich vaak bevinden in politiek instabiele landen die verwikkeld zijn in
interne strijd, worden deze verplichtingen echter vaak niet nagekomen. De nood aan
internationale bescherming is dan ook groot. De basis hiervan ligt in internationale en regionale
mensenrechtenverdragen en, in gevallen van gewapend conflict, in het humanitaire recht.
De mensenrechten en het humanitair recht zijn complementair aan elkaar. Beide streven naar
een bescherming van het leven, de gezondheid en de waardigheid van individuen97, maar de
mensenrechten kennen een veel ruimere toepassing. Daar waar het humanitaire recht slechts
van toepassing is in gevallen van gewapend conflict, zijn de mensenrechten van toepassing op
alle mensen zonder onderscheid en in zo goed als alle omstandigheden98, ongeacht of het gaat
94 F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §9,
E/CN.4/1996/52/Add.2. 95
C. PHUONG, The International protection of Internally Displaced Persons, Cambridge, Cambridge University Press, 2004, 40. 96
W. KÄLIN, Framework on durable solutions for internally displaced persons, Human Rights Council, 2009, A/HRC/13/21/Add.4. 97
J-P. LAVOYER, “Refugees and Internally Displaced Persons: International Humanitarian Law and the role of the ICRC, International Review of the Red Cross, 1995, Nr. 305, http://www.icrc.org/eng/resources/documents/misc/57jmf3.htm (geconsulteerd 1/5/2012). 98
In gevallen van noodsituatie kunnen sommige mensenrechten onderworpen worden aan beperkingen of zelfs opgeschort worden (cf. infra randnr. 35).
24
om situaties van oorlog of vrede99. De mensenrechten zijn dus in principe ook van toepassing in
situaties die onder het humanitaire recht vallen. Volgens Joan Fitzpatrick zijn
mensenrechtenschendingen in situaties van gewapend conflict de oorzaak bij uitstek voor
gedwongen verplaatsing, dat zich bevindt op het kruispunt tussen de mensenrechten, het
humanitaire recht en het vluchtelingenrecht100. Wanneer het humanitaire recht niet kan
toegepast worden, zoals in situaties die niet kunnen gekwalificeerd worden als ‘gewapend
conflict’, is het mogelijk dat de mensenrechten de enige vorm van juridische bescherming
bieden voor IDP.
2.2 De bescherming van IDP door de mensenrechten en het humanitaire recht
2.2.1 De bescherming van IDP door de mensenrechten
34. De rechtstak van de mensenrechten heeft zich de laatste decennia enorm snel ontwikkeld.
Met de gruwelijkheden van Wereldoorlog II vers in het geheugen werd in 1948 de Universele
Verklaring voor de Rechten van de Mens uitgevaardigd. Deze verklaring heeft geen juridisch
bindende kracht, maar is een “common standard of achievement” voor alle mensen en naties.101
De Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens wordt algemeen aanvaard en
gerespecteerd door staten en hun overheden, die zich hierop beroepen voor het formuleren van
hun eigen grond- en andere wetten102.
Met het uitvaardigen van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten
(BUPO) en het Internationaal Verdrag inzake Sociale, Culturele en Economische Rechten
(IVESCR) in 1956 werden deze mensenrechten ook opgenomen in juridisch bindende
instrumenten. Door deze rechten in verdragen op te nemen worden ze juridisch afdwingbaar.
Deze drie documenten worden gezien als de basis van het internationale recht inzake de
mensenrechten en worden samen wel eens de International Bill of Rights genoemd.103 Daarnaast
zijn er verschillende verdragen rond specifieke mensenrechten of bepaalde categorieën van
kwetsbare personen. Voorbeelden hiervan zijn het Verdrag tegen Foltering en andere Wrede,
Onmenselijke en Onterende Behandeling of Bestraffing van 1984, het Verdrag inzake de
Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen van 1979 en het Verdrag inzake de
Rechten van het Kind van 1989. Ook werden er, naast deze internationale verdragen, regionale
verdragen gesloten in Europa, Amerika en Afrika.
99 ICRC, International Humanitarian Law: Answers to your questions, Geneva, International Committee of
the Red Cross, 2002, 36. 100
J. FITZPATRICK, “Human Rights and Forced Displacement: Converging Standards” in A. BAYEFSKY & J. FITZPATRICK (eds.), Human Rights and Forced Displacement, The Hague, Martinus Nijhoff Publishers, 2000, 3; C. PHUONG, The International protection of Internally Displaced Persons, Cambridge, Cambridge University Press, 2004, 48. 101
Preambule Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens. 102
R. HOWSE & M. MUTUA, Protecting Human Rights in a Global Economy: Challenges for the World Trade Organisation, Québec, International Centre for Human Rights and Democratic Development, 2000, 10, http://www.dd-rd.ca/site/_PDF/publications/globalization/wto/protecting_human_rightsWTO.pdf (geconsulteerd 1/5/2012). 103
R. SMITH, Textbook on International Human Rights, Oxford, University Press, 2007, 39-40.
25
Het Handvest van de Verenigde Naties104 stelt dat “[w]ith a view to the creation of conditions of
stability and well-being which are necessary for peaceful and friendly relations among nations
based on respect for the principle of equal rights and self-determination of peoples, the United
Nations shall promote: […] c. universal respect for, and observance of, human rights and
fundamental freedoms for all without distinction as to race, sex, language, or religion.”105 Om dit
te bereiken binden alle leden van de VN zich ertoe om gezamenlijk en afzonderlijk actie te
ondernemen in samenwerking met de organisatie106. Hoewel het Handvest niet specifieert of
definieert wat onder “human rights and fundamental freedoms” dient te worden begrepen, stelt
Francis Deng dat de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens algemeen erkend is als
gezaghebbende interpretatie van de verplichtingen van staten van de Verenigde Naties onder dit
Handvest107.
35. Er dient opgemerkt te worden dat sommige van de belangrijke internationale en regionale
mensenrechtenverdragen afwijkingsclausules bevatten waardoor bepaalde rechten kunnen
worden opgeschort of beperkt in situaties van noodtoestand. Wat hieronder dient verstaan te
worden is niet gedefinieerd. Gewoonlijk gaat het om situaties van oorlog of burgeroorlog en
andere ernstige bedreigingen voor de openbare orde. Ook deze bepalingen zijn van essentieel
belang voor de situatie van IDP, aangezien vele gevallen van ontheemding veroorzaakt worden
door dergelijke ‘situaties van noodtoestand’. Bovendien is net in dergelijke situaties het risico op
misbruik het grootst en de bescherming van de mensenrechten absoluut noodzakelijk.
Zo bepaalt de afwijkingsclausule van artikel 4, lid 1 van het BUPO-verdrag: "In time of public
emergency which threatens the life of the nation and the existence of which is officially
proclaimed, the States parties to the present Covenant may take measures derogating from their
obligations under the present Covenant to the extent strictly required by the exigencies of the
situation, provided that such measures are not inconsistent with their other obligations under
international law and do not involve discrimination solely on the ground of race, colour, sex,
language, religion or social origin."108
Het beginsel van non-discriminatie moet dus gerespecteerd worden bij dergelijke beperkingen
of afwijkingen van de mensenrechten. De zinsnede “strictly required by the exigencies of the
situation” wijst erop dat hierbij ook steeds het proportionaliteitsbeginsel in acht moet worden
genomen109. Het tweede lid van dit artikel bevat bovendien de bepalingen waar onder geen
beding van afgeweken kan worden110. Deze onaantastbare rechten zijn onder andere het recht
104 United Nations, Charter of the United Nations, 24 October 1945, 1 UNTS XVI,
http://www.unhcr.org/refworld/docid/3ae6b3930.html (geconsulteerd 1/5/2012). 105
Artikel 55 (c) Handvest van de Verenigde Naties. 106
Artikel 56 Handvest van de Verenigde Naties. 107
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §13, E/CN.4/1996/52/Add.2. 108
Gelijkaardige bepalingen zijn tevens te vinden in Artikel 15 van het Europees en artikel 27 van het Amerikaans Verdrag voor de Rechten van de Mens. 109
T. MERON, “The Humanization of Humanitarian Law”, The American Journal of International Law, 2000, Vol. 94, Nr. 2, 274. 110
Ook hier bevatten artikel 15 van het Europees en artikel 27 van het Amerikaans Verdrag voor de Rechten van de Mens, het recht op leven en het verbod van foltering is hierbij een terugkerende constante.
26
op leven, het verbod op foltering en wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of
bestraffing, het verbod op slavernij en het verbod op retroactieve toepassing van het strafrecht.
Ook het recht op vrijheid van denken, geweten en godsdienst wordt door dit artikel
beschermd.111
Bovendien heeft het Human Rights Committee in haar General Comment nummer 29 haar licht
laten schijnen over artikel 4. Zo stelt het Comité onder andere dat maatregelen die afwijken van
de bepalingen van het verdrag “must be of an exceptional and temporary nature.” Daarnaast
moet aan enkele voorwaarden voldaan zijn alvorens een staat zich kan beroepen op artikel 4. Zo
moet de situatie leiden tot een algemene noodtoestand die het bestaan van de natie bedreigt en
moet de staat de noodtoestand officieel hebben uitgeroepen112. Van groot belang voor de
bescherming van IDP is bovendien dat het Comité de toepassing van artikel 4, lid 2 uitbreidt tot
enkele rechten die niet expliciet in dit artikel vernoemd staan. Een van de voorbeelden die het
hierbij geeft is artikel 12 van het verdrag, dat stelt dat eenieder die wettig op het grondgebied
van een Staat verblijft, binnen dat grondgebied het recht heeft zich vrijelijk te verplaatsen en
er zijn verblijfplaats vrijelijk te kiezen. Het Comité stelt aldus dat het deporteren of onder dwang
overbrengen van de bevolking uit een gebied waar zij legaal verblijven, in de vorm van
gedwongen verplaatsing of andere dwangmaatregelen, een misdaad tegen de mensheid
inhoudt, zoals bevestigd in artikel 7(1)(d) en 7(2)(d) van de Statuten van Rome van het
Internationaal Strafhof (cf. infra randnr. 63 ev.). Dergelijke maatregelen kunnen dan ook nooit
gerechtvaardigd worden op basis van de mogelijkheid om af te wijken van artikel 12 in situaties
van noodtoestand.113 Ondanks deze bepalingen blijft het gevaar bestaan dat overheden een
noodtoestand inroepen om het wanbeleid ten aanzien van de mensenrechten in hun land te
rechtvaardigen of te verantwoorden.114
36. Bovendien aanvaarden de meeste staten en auteurs dat de fundamentele principes van de
mensenrechten deel uitmaken van het internationale gewoonterecht115, waardoor ze bindend
zijn voor alle staten binden ongeacht hun toestemming. Dit in tegenstelling tot het recht in
verdragen dat enkel bindend is voor staten die deze ondertekend en geratificeerd hebben. De
vraag stelt zich echter in hoeverre dit geldt. Hoewel de internationale mensenrechtenverdragen
door heel veel staten getekend en geratificeerd werden116, is er nog steeds een significant aantal
landen die dit niet heeft gedaan. De bepalingen in de mensenrechten die onder het
111 F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §33-34,
E/CN.4/1996/52/Add.2. 112
Human Rights Committee, General Comment no. 29: States of emergency (article 4), 2001, 2, §2, CCPR/C/21/Rev.1/Add.11. 113
Human Rights Committee, General Comment no. 29: States of emergency (article 4), 2001, 5, §13 (d), CCPR/C/21/Rev.1/Add.11. 114
J. FITZPATRICK, “Protection against the abuse of the concept of ‘emergency’”, Studies in transnational legal policy, nr. 26, 203. 115
I. BROWNLIE, Principles of public international law, Oxford, University Press, 2008, 535-536. 116
Zo heeft het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten momenteel bijvoorbeeld 167 verdragspartijen, cf. http://treaties.un.org/Pages/ViewDetails.aspx?src=TREATY&mtdsg_no=IV-4&chapter=4&lang=en (geconsulteerd 4/4/2012); het Internationaal Verdrag inzake Sociale, Culturele en Economische Rechten heeft 160 verdragspartijen, cf. http://treaties.un.org/Pages/ViewDetails.aspx?src=TREATY&mtdsg_no=IV-3&chapter=4&lang=en (geconsulteerd 4/4/2012).
27
internationaal gewoonterecht vallen moeten door deze landen gerespecteerd worden en
kunnen bijgevolg ook hier respect afdwingen. Dit kan in bepaalde gevallen een oplossing bieden
voor deze zogenaamde ‘ratification gaps’. Er is echter geen consensus over de exacte inhoud
van het internationaal gewoonterecht.117
Toch zijn er bepaalde mensenrechten die zonder twijfel als gewoonterecht kunnen
gekwalificeerd worden. Zo stellen Robert Howse en Makau Mutua dat uit het huidige
internationale recht duidelijk blijkt dat een staat dit schendt wanneer zij bepaalde handelingen
uitvoert of aanmoedigt. Hiertoe behoren genocide, slavernij of slavenhandel, het vermoorden of
het veroorzaken van het verdwijnen van individuen, folteringen of andere wrede, onmenselijke
of onterende behandeling of bestraffing, langdurige willekeurige hechtenis, systematische
rassendiscriminatie, zoals de apartheid en het zich consistent schuldig maken aan grove
schendingen van de internationaal erkende mensenrechten die beschermd zijn in alle grote
mensenrechtenverdragen. Dergelijke inbreuken zijn in strijd met het internationale
gewoonterecht wanneer er sprake is van een ‘consistent pattern of gross violations as a matter
of state policy’118. Dit is uiteraard van belang voor IDP die zich bevinden in staten die geen
verdragspartij zijn bij de internationale mensenrechtenverdragen.
In het algemeen zijn de regels van internationaal gewoonterecht bindend voor alle staten.
Hierop is echter een uitzondering. Wanneer een land zich persistent en systematisch verzet,
bezwaar uit en zich distantieert tegen een opkomende regel van internationaal gewoonterecht
kan een staat proberen vermijden dat zij hierdoor gebonden zal zijn119. Martin Scheinin en
Mathias Vermeulen relativeren deze uitzondering echter. Zij stellen dat dergelijke claims
verzwakt worden door de zware bewijslast die degene die het bezwaar uit moet dragen.
Bovendien zal er vaak een overlapping zijn met de regels van jus cogens, die in geen geval
onderworpen zijn aan legitiem bezwaar. Hierdoor lijkt de uitzondering van het persistente en
systematische bezwaar tegen de normen van internationaal gewoonterecht volgens hen haar
relevantie verloren te hebben120. In het Verdrag van Wenen inzake het Verdragenrecht121 wordt
het jus cogens gedefinieerd als een dwingende norm van algemeen internationaal recht die
aanvaard en erkend is door de internationale gemeenschap van staten als een geheel van
normen waarvan geen afwijking is toegestaan en die alleen kan worden gewijzigd door een
latere norm van algemeen volkenrecht van diezelfde aard122. Het verschil met het internationale
117 I. BROWNLIE, Principles of public international law, Oxford, University Press, 2008, 537.
118 R. HOWSE & M. MUTUA, Protecting Human Rights in a Global Economy: Challenges for the World Trade
Organisation, Québec, International Centre for Human Rights and Democratic Development, 2000, 9, http://www.dd-rd.ca/site/_PDF/publications/globalization/wto/protecting_human_rightsWTO.pdf (geconsulteerd 1/5/2012). 119
M. SCHEININ & M. VERMEULEN, “Unilateral Exceptions to International Law: Systematic legal Analysis and Critique of Doctrines that seek to Deny or Reduce the Applicability of Human Rights Norms in the Fight against Terrorism”, Essex Human Rights Review, 2011, Vol. 8, Nr. 1, 42; F. DENG, Compilation and analysis of legal norm, Economic and Social Council, 1995, §14, E/CN.4/1996/52/Add.2. 120
M. SCHEININ & M. VERMEULEN, “Unilateral Exceptions to International Law: Systematic legal Analysis and Critique of Doctrines that seek to Deny or Reduce the Applicability of Human Rights Norms in the Fight against Terrorism”, Essex Human Rights Review, 2011, Vol. 8, Nr. 1, 42-43. 121
United Nations, Vienna Convention on the Law of Treaties, 23 May 1969, United Nations, Treaty Series, vol. 1155, 331, http://www.unhcr.org/refworld/docid/3ae6b3a10.html. 122
Artikel 53 Verdrag van Wenen inzake het Verdragenrecht.
28
gewoonterecht is dat dit gebaseerd is op de consensus van staten, terwijl het jus cogens dit
overstijgt en zodanig fundamenteel is dat staten er niet van kunnen afwijken. Het jus cogens valt
per definitie in de categorie van het internationale gewoonterecht, maar staat hiërarchisch
gezien nog hoger.123 Dit verschil tussen internationaal gewoonterecht en jus cogens wordt door
het U.S. 9th Circuit Court of Appeal beschreven als volgt:
“While jus cogens and customary international law are related, they differ in one important
respect. Customary international law, like international law defined by treaties and other
international agreements, rests on the consent of states [and] binds only ‘those states consenting
to be governed by it.’ […] In contrast, jus cogens ‘embraces customary laws considered binding
on all nations,’ […] and ‘is derived from values taken to be fundamental by the international
community, rather than from the fortuitous or self-interested choices of nations,’ […] Whereas
customary international law derives solely from the consent of states, the fundamental and
universal norms constituting jus cogens transcend such consent […] In the words of the
International Court of Justice, these norms, which include ‘principles and rules concerning the
basic rights of the human person,’ are the concern of all states; ‘they are obligations erga
omnes.’ […] Because jus cogens norms do not depend solely on the consent of states for their
binding force, they ‘enjoy the highest status within international law.’ […]”124
Zo besliste dit Hof in deze zaak dat het verbod van foltering, waarover geen twijfel bestaat dat
het deel uitmaakt van het internationale gewoonterecht, een norm van jus cogens uitmaakt.
Echter, net als bij het internationaal gewoonterecht is er ook over de inhoud van het jus cogens
geen consensus. Georges Abi-Saab stelt vast dat bij de uitvaardiging van het Verdrag van Wenen
inzake het Verdragenrecht de kritiek luidde dat artikel 53 een inhoudsloze bepaling is, aangezien
niet bepaald werd wat precies onder dit jus cogens dient te worden begrepen. Hij gebruikt
hiervoor de metafoor van een lege doos. Toch stelt hij dat dit artikel van groot belang is,
aangezien er geen doos gevuld kan worden indien er geen doos is125. Andrea Bianchi stelt dat
het moeilijk is te ontkennen dat ten minste een deel van de mensenrechten tot het jus cogens
behoren. Volgens hem is er een bijna intrinsieke relatie tussen de twee126. Bianchi merkt op dat,
hoewel de identificatie van de inhoud van het jus cogens nooit eenvoudig is geweest,
mensenrechten herhaaldelijk hieronder gekwalificeerd werden. Dit gebeurde enerzijds door
verwijzingen naar de hedendaagse mensenrechten in het algemeen en anderzijds en in de
meeste gevallen door inroepen van het dwingende karakter van bepaalde mensenrechtelijke
normen, zoals het verbod op slavernij, foltering en genocide. Hierdoor worden voor het eerst
openlijk morele en ethische normen in het internationale juridische systeem opgenomen en
wordt uitdrukkelijk erkend dat er een normenhiërarchie bestaat op basis van de onderliggende
123 M. SCHEININ & M. VERMEULEN, “Unilateral Exceptions to International Law: Systematic legal Analysis and
Critique of Doctrines that seek to Deny or Reduce the Applicability of Human Rights Norms in the Fight against Terrorism”, Essex Human Rights Review, 2011, Vol. 8, Nr. 1, 26-27. 124
U.S. 9th Circuit Court of Appeals 22 mei 1992, 965 F.2d 699, Siderman de Blake/Republic of Argentina. 125
G. ABI-SAAB, “The uses of article 19”, The European Journal of International Law, 1999, Vol. 10, Nr. 2, 341. 126
A. BIANCHI, “Human Rights and the magic of Jus Cogens”, The European Journal of International Law, 2008, Vol. 19, Nr. 3, 491.
29
waarden van regels. Het jus cogens materialiseert aldus volgens Bianchi de innerlijke morele
aspiraties van de wet.127
De laatste jaren is er namelijk een trend om uit te gaan van een normatieve hiërarchie theorie.
Hierbij staat het jus cogens bovenaan de piramide. Indien de mensenrechten aldus onderdeel
zijn van het jus cogens kunnen staten zich onder deze theorie niet langer beroepen op hun
jurisdictionele immuniteit wanneer zij zich schuldig maken aan mensenrechtenschendingen,
aangezien deze lager op de normenhiërarchie staan128. Deze theorie overkomt zo een van de
grootste obstakels om mensenrechtenschendingen aan te klagen. Dit ligt uiteraard ook in de lijn
van de hierboven besproken theorie van de staatssoevereiniteit als verantwoordelijkheid. Toch
doen de internationale mensenrechtelijke normen, het internationale gewoonterecht, het jus
cogens en de verdragsrechtelijke normen waaraan een staat zich bindt volgens Jack Donnelly
geen afbreuk aan haar staatssoevereiniteit, zolang zij niet onderworpen worden aan een hogere
internationale autoriteit. Hij stelt dat de mensenrechten geïncorporeerd zijn in het gevestigde
systeem van soevereine staten en gaat hiermee in tegen de stelling dat mensenrechten niet
langer afhankelijk zijn van geografische beperkingen. Suprematie betekent namelijk niet dat het
gezag van de staat absoluut en ongelimiteerd is, maar enkel dat men niet onderworpen is aan
een hoger gezag. Staten hebben nog steeds de uiteindelijke autoriteit over de mensenrechten
op hun grondgebied, maar worden hierbij wel in hun vrijheid van handelen en de uitoefening
van hun soevereiniteit beperkt door de gezaghebbende internationale normen. Dit doet echter
niet af aan hun soevereiniteit als wettelijke status129.
2.2.2 Bescherming ten tijde van gewapend conflict: het humanitair recht
37. Het internationaal humanitair recht is de tak van het internationale recht die het gedrag van
partijen tijdens gewapende conflicten regelt en ertoe strekt de slachtoffers van dergelijke
conflicten te beschermen130. Zo bepaalt het hoe staten en andere partijen bij een gewapend
conflict zich dienen te gedragen en verbiedt het bepaalde acties zoals aanvallen op de bevolking.
Het humanitaire recht is dus niet enkel gericht op staten, maar op alle partijen bij een conflict.
Zowel statelijke als niet-statelijke actoren zijn erdoor gebonden. Het humanitaire recht is een
127 A. BIANCHI, “Human Rights and the magic of Jus Cogens”, The European Journal of International Law,
2008, Vol. 19, Nr. 3, 495. 128
L. CAPLAN, “State immunity, Human Rights and Jus Cogens: A Critique Of The Normative Hierarchy Theory”, American Journal of International Law, 2003, Vol. 97, Nr. 4, 741-742. Er dient te worden opgemerkt dat Caplan in dit artikel deze normatieve hiërarchie theorie bekritiseert, daar zij volgens hem uitgaat van een verkeerde presumptie dat er een internationale norm is die staatsimmuniteit voorschrijft. Deze discussie valt echter buiten het onderwerp van deze thesis. 129
J. DONNELLY, State Sovereignty and Human Rights, Denver, 2004, 12-14, http://www.du.edu/korbel/hrhw/workingpapers/2004/21-donnelly-2004.pdf (geconsulteerd 1/5/2012). 130
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §21, E/CN.4/1996/52/Add.2.
30
compromis tussen humanitaire idealen die bescherming voorop stellen en het recht van staten
om hun staatsveiligheid en –soevereiniteit te verdedigen.131
Sommige auteurs, zoals Douglas Cassel132, zien het humanitaire recht als een onderdeel van de
mensenrechten, aangezien het in essentie een meer specifieke bescherming van mensenrechten
ten tijde van gewapend conflict inhoudt. Jean-Philippe Lavoyer is echter voor een aparte
behandeling van beide als takken van het internationale recht, aangezien het humanitaire recht
specifiek gericht is op een bepaalde situatie, met name die van gewapend conflict. Bovendien is
het humanitaire recht niet enkel bindend voor staten, maar bevat het ook bepalingen gericht op
gewapende oppositiegroepen133. Volgens Walter Kälin kunnen ook de Guiding Principles on
Internal Displacement gekaderd worden binnen de groeiende trend in de rechtsleer om de
mensenrechten en het humanitair recht als een verenigd complex van mensenrechtennormen,
zij het onder verschillende institutionele paraplu’s, te behandelen134. Los van deze theoretische
discussie mag de rol van het humanitaire recht voor IDP in ieder geval niet onderschat worden,
aangezien de meerderheid van de IDP zich bevinden in situaties van gewapend conflict135.
Bovendien is dit recht bijzonder nuttig omdat het bepalingen bevat over onderwerpen die van
bijzonder belang zijn voor IDP, zoals de toegang van humanitaire hulp in een land. Dit in
tegenstelling tot de algemene mensenrechten die veelal in ruime bewoordingen zijn
opgesteld136.
Het International Committee of the Red Cross (verder: ICRC), dat als onafhankelijke en neutrale
organisatie humanitaire bescherming en bijstand biedt aan slachtoffers van oorlog en gewapend
geweld en respect voor en de toepassing van het humanitaire recht promoot137, definieert het
humanitaire recht als volgt: “International humanitarian law […]comprises the rules which, in
131 J-P. LAVOYER, “Forced displacement: the relevance of international humanitarian law” in A. BAYEFSKY & J.
FITZPATRICK (eds.), Human Rights and Forced Displacement, The Hague, Martinus Nijhoff Publishers, 2000, 50-51. 132
Zie bijvoorbeeld D. CASSEL, “Does international human rights law make a difference?”, Chicago Journal of International Law, 2001, Nr. 2, 121-135. 133
J-P. LAVOYER, “Forced displacement: the relevance of international humanitarian law” in A. BAYEFSKY & J. FITZPATRICK (eds.), Human Rights and Forced Displacement, The Hague, Martinus Nijhoff Publishers, 2000, 50-51. 134
W. KÄLIN, How hard is soft law? The Guiding Principles on Internal Displacement and the need for a normative framework, Presentation at Roundtable Meeting: Ralph Bunche Institute for International Studies, 2001, 4. 135
C. PHUONG, The International protection of Internally Displaced Persons, Cambridge, Cambridge University Press, 2004, 41-42. 136
C. PHUONG, The International protection of Internally Displaced Persons, Cambridge, Cambridge University Press, 2004, 46. 137
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §23, E/CN.4/1996/52/Add.2; De mission statement van de ICRC luidt als volgt: “The International Committee of the Red Cross (ICRC) is an impartial, neutral and independent organization whose exclusively humanitarian mission is to protect the lives and dignity of victims of armed conflict and other situations of violence and to provide them with assistance. The ICRC also endeavours to prevent suffering by promoting and strengthening humanitarian law and universal humanitarian principles. Established in 1863, the ICRC is at the origin of the Geneva Conventions and the International Red Cross and Red Crescent Movement. It directs and coordinates the international activities conducted by the Movement in armed conflicts and other situations of violence.” Cf. ICRC, “The ICRC’s Mission Statement”, 19 juni 2006, http://www.icrc.org/eng/resources/documents/misc/icrc-mission-190608.htm. (geconsulteerd 1/5/2012).
31
times of armed conflict, seek to protect people who are not or are no longer taking part in the
hostilities, and to restrict the methods and means of warfare employed. More precisely, what the
ICRC means by international humanitarian law applicable in armed conflicts is international
treaty or customary rules which are specially intended to resolve matters of humanitarian
concern arising directly from armed conflicts, whether of an international or non-international
nature; for humanitarian reasons those rules restrict the right of the parties to a conflict to use
the methods and means of warfare of their choice, and protect people and property affected or
liable to be affected by the conflict.”138
38. Het internationaal humanitair recht is terug te vinden in de Geneefse Conventies en haar
additionele protocollen. De Geneefse Conventies zijn een samenvoeging van vier conventies,
waarvan de eerste oorspronkelijk dateert uit 1864. Deze had als doel om de medische en
menselijke zorg voor gewonde soldaten op het slagveld te verbeteren139. In 1906 werd een
tweede conventie uitgevaardigd voor de verbetering van het lot der gewonden, zieken en
schipbreukelingen van de strijdkrachten ter zee140. Een derde verdrag kwam er in 1929 en betrof
de behandeling van krijgsgevangenen141. In 1949 ten slotte werd er een vierde conventie
uitgevaardigd met als doel de bescherming van burgers in oorlogstijd142. Hierbij werden de
eerste drie conventies herzien en werden de vier conventies samengevoegd. Daarnaast werden
ook enkele gemeenschappelijke bepalingen ingevoegd in de vier conventies. Een voorbeeld
hiervan is het uiterst belangrijke gemeenschappelijk artikel 3, dat handelt over de situatie van
interne gewapende conflicten (cf. infra randnr. 42-44). Met de toetreding van Nauru en
Montenegro in 2006 zijn de Geneefse Conventies het eerste verdrag ter wereld dat universeel
aanvaard is 143 . Hier zijn er bijgevolg geen mogelijke “ratification gaps”, zoals bij de
mensenrechten het geval kan zijn. Met de onafhankelijkheid van Zuid-Sudan, dat als nieuwe
staat nog geen mensenrechtelijke verdragen heeft ondertekend, klopt dit echter niet meer
volledig. Zuid-Sudan heeft wel reeds de intentie geuit om dit te doen.
In 1977 werden twee additionele protocollen aan de Geneefse Conventies toegevoegd. Het
eerste betreft de bescherming van slachtoffers van internationale gewapende conflicten, dat
138 ICRC, International Humanitarian Law: Answers to your questions, Geneva, International Committee of
the Red Cross, 2002, 4. 139
Convention (I) for the amelioration of the conditions of the wounded and sick in armed forces in the field, Geneva, 12 augustus 1949, http://www.icrc.org/ihl.nsf/FULL/365?OpenDocument (geconsulteerd 1/5/2012). 140
Convention (II) for the amelioration of the conditions of the wounded, sick and shipwrecked members of armed forces at sea, Geneva, 12 augustus 1949, http://www.icrc.org/ihl.nsf/FULL/370?OpenDocument (geconsulteerd 1/5/2012). 141
Convention (III) relative to the treatment of prisoners of war, Geneva, 12 augustus 1949, http://www.icrc.org/ihl.nsf/FULL/375?OpenDocument (geconsulteerd 1/5/2012). 142
Convention (IV) relative to the protection of civilian persons in time of war, Geneva, 12 augustus 1949, http://www.icrc.org/ihl.nsf/FULL/380?OpenDocument (geconsulteerd 1/5/2012). 143
ICRC, “Geneva Conventions of 1949 achieve universal acceptance”, News Release 06/96, 21 augustus 2006, http://www.icrc.org/eng/resources/documents/news-release/geneva-conventions-news-210806.htm (geconsulteerd 1/5/2012); Zie ook lijst van landen op http://www.icrc.org/ihl.nsf/WebSign?ReadForm&id=375&ps=P (geconsulteerd 1/5/2012).
32
werd aangenomen door 171 staten144. Het tweede betreft dan weer de bescherming van
slachtoffers van niet-internationale gewapende conflicten en werd aangenomen door 166
landen145. Een derde additioneel protocol uit 2005 wordt hier verder buiten beschouwing
gelaten. Dit derde protocol betreft het gebruik van een rode ruit als symbool van het Rode Kruis,
naast het gebruik van een rood kruis of een rode halve maan, maar heeft geen rechtstreekse
invloed op de bescherming van IDP146.
39. Het humanitaire recht legt minimumregels op die in acht moeten genomen worden tijdens
gewapende conflicten en is er op gericht personen die niet langer deelnemen aan de
vijandelijkheden, zoals gewonden, zieken, gevangenen en burgerslachtoffers te beschermen. De
belangrijkste bepalingen van deze verdragen worden dan ook aanvaard het statuut van
internationaal gewoonterecht verworven te hebben147.
De belangrijkste beschermingsbepalingen voor IDP liggen voornamelijk in de vierde conventie
vervat, aangezien dit de bescherming van burgers in situaties van gewapende conflicten tot doel
heeft. Volgens Jean-Philippe Lavoyer beschermt het humanitaire recht niet alleen IDP in situaties
van gewapend conflict, maar kan het, indien de regels strikt worden toegepast, het grootste deel
van de interne verplaatsingen in dergelijke gevallen voorkomen148.
Zoals de titels van de twee additionele protocollen reeds duidelijk maken, wordt er in het
humanitaire recht een onderscheid gemaakt tussen internationale conflicten en interne
conflicten. Vooral de laatste situatie is van belang voor IDP, maar ook internationale conflicten
kunnen interne ontheemding teweeg brengen. James Stewart hekelt deze opdeling in
internationale en interne conflicten aangezien zij volgens hem willekeurig, ongewenst, moeilijk
te rechtvaardigen en frustrerend is voor het bereiken van de humanitaire doelstellingen van het
humanitair recht. Ondanks verschillende pogingen van het ICRC en experten commissies om het
geheel van de humanitaire conventies van toepassing te maken op interne conflicten en te
streven naar een eengemaakt humanitair recht, bestaat deze tweedeling nog steeds149.
Ook Lindsay Moir vindt deze tweedeling verouderd. Naar de toekomst toe zal volgens haar dan
ook niet langer van belang zijn of een gewapend conflict intern of internationaal is, maar enkel
144 Protocol Additional to the Geneva Conventions of 12 august 1949, and relating to the protection of
victims of international armed conflicts (Protocol I), 8 juni 1977, http://www.icrc.org/ihl.nsf/FULL/470?OpenDocument (geconsulteerd 1/5/2012). 145
Protocol Additional to the Geneva Conventions of 12 august 1949, and relating to the protection of victims of non-international armed conflicts (Protocol II), 8 juni 1977, http://www.icrc.org/ihl.nsf/FULL/475?OpenDocument (geconsulteerd 1/5/2012). 146
Protocol Additional to the Geneva Conventions of 12 august 1949, and relating to the adoption of an additional distinctive emblem (Protocol III), 8 december 2005, http://www.icrc.org/ihl.nsf/FULL/615?OpenDocument (geconsulteerd 1/5/2012). 147
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §22, E/CN.4/1996/52/Add.2. 148
J-P. LAVOYER, “Refugees and Internally Displaced Persons: International Humanitarian Law and the role of the ICRC, International Review of the Red Cross, 1995, Nr. 305, http://www.icrc.org/eng/resources/documents/misc/57jmf3.htm (geconsulteerd 5/5/2012). 149
J. STEWART, “Towards a single definition of armed conflict in international humanitarian law: A critique of internationalized armed conflict”, IRRC, 2003, Vol. 85, Nr. 850, 313.
33
of er überhaupt sprake is van een gewapend conflict150. Een grote uitdaging voor een eenmaking
van het humanitaire recht ligt volgens Stewart in het uitvaardigen van een definitie van de term
gewapend conflict die zowel internationale als interne conflicten omvat. De aanleidingen van
deze conflicten hebben namelijk vaak een verschillend niveau van intensiteit. De uitdaging ligt
hem in het zoeken naar een evenwicht zodat staten in de eerste plaats zelf de kans krijgen om
interne conflicten op hun grondgebied aan te pakken, maar waarbij in geval van een
internationaal conflict de drempel voor het toepassen van het humanitaire recht laag blijft151.
2.2.3 Het toepasselijke recht in verschillende situaties
40. Welke normen precies gelden is afhankelijk van de specifieke situatie. Catherine Phuong
maakt hierbij een onderscheid tussen situaties van spanningen en stoornissen of rampen,
interne gewapende conflicten en internationale gewapende conflicten, naar analogie met de
indeling die gebruikt wordt door de Speciale Vertegenwoordiger voor Internally Displaced
Persons in zijn rapporten.152 Deze drie situaties omvatten de meeste gevallen van ontheemding.
Ook Francis Deng gebruikte deze indeling in zijn “Compilation and analysis of legal norms”153, die
voorafging aan het uitvaardigen van de Guiding Principles on Internal Displacement.
2.2.3.1 Situaties van spanningen en stoornissen of rampen
41. De eerste categorie van situaties waarin IDP nood hebben aan internationale bescherming
zijn spanningen en stoornissen of rampen. Spanningen en stoornissen zijn situaties die niet van
zodanig ernstige aard zijn dat ze als een gewapend conflict gekwalificeerd worden, maar waarbij
staatsagenten wel gebruik maken van geweld of andere repressieve maatregelen om de
openbare orde te handhaven of te herstellen. Dergelijke situaties gaan vaak gepaard met
specifieke types van mensenrechtenschendingen, zoals grootschalige willekeurige arrestaties,
grote aantallen politieke gevallen, en vaak ook mishandelingen of onmenselijke omstandigheden
tijdens de opsluiting. 154
Om als gewapend conflict beschouwd te worden moet het conflict namelijk een bepaalde
intensiteit hebben en zich uitstrekken over een bepaalde periode. Spanningen en stoornissen
worden dus gekenmerkt door bepaalde daden van geweld die de openbare orde ernstig kunnen
verstoren, maar die niet aan deze voorwaarden voldoen155. Voorbeelden hiervan zijn rellen,
150 L. MOIR, The Law of Internal Armed Conflict, Cambridge, Cambridge University Press, 2002, 51.
151 J. STEWART, “Towards a single definition of armed conflict in international humanitarian law: A critique
of internationalized armed conflict”, IRRC, 2003, Vol. 85, Nr. 850, 345. 152
C. PHUONG, The International protection of Internally Displaced Persons, Cambridge, Cambridge University Press, 2004, 42. 153
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, E/CN.4/1996/52/Add.2. 154
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §28, E/CN.4/1996/52/Add.2. 155
ICRC, International Humanitarian Law: Answers to your questions, Geneva, International Committee of the Red Cross, 2002, 4.
34
demonstraties, gewelddadige betogingen, terreuraanslagen, sporadische daden van geweld,
enzovoort156. Het is dan ook niet altijd gemakkelijk de grens te trekken tussen interne
stoornissen en gewelddadige conflicten en dit zal veelal een feitenkwestie zijn. Daarnaast zijn er
rampen, die zowel natuurlijk als door de mens veroorzaakt kunnen zijn. Voorbeelden hiervan zijn
extreme droogte, overstromingen, vulkaanuitbarstingen, aardbevingen, kernrampen,
hongersnood door mislukte oogsten, enzovoort.157
In dergelijke gevallen van spanningen en stoornissen of rampen, en zolang er geen sprake is van
een gewapend conflict, is het humanitaire recht niet van toepassing. De mensenrechten gelden
in dit geval uiteraard wel. Het is echter niet ondenkbaar dat staten de noodtoestand zouden
inroepen om zo bepaalde mensenrechten op te schorten of te beperken op basis van
afwijkingsclausules in sommige mensenrechtenverdragen (cf. supra randnr. 35). Volgens Francis
Deng zal er in situaties van spanningen en stoornissen of rampen echter zelden een dergelijke
openbare noodtoestand zijn die staten toestaan af te wijken van de mensenrechten. Het is dan
ook uitzonderlijk dat staten een beroep doen op deze afwijkingsclausules. In ieder geval kunnen
staten nooit afwijkingen of beperkingen toestaan van rechten die door de
mensenrechtenverdragen als onaantastbaar worden gezien of van rechten waarvan het
algemeen aanvaard is dat zij tot het internationale gewoonterecht of het jus cogens behoren.158
2.2.3.2 Situaties van interne gewapende conflicten
42. Wanneer het gaat om een intern gewapend conflict, met name een conflict dat zich afspeelt
binnen de grenzen van een bepaalde staat en waarbij geen andere staten betrokken zijn, is de
situatie ingewikkelder. Ook hier blijven de mensenrechten in principe van toepassing, al zal hier
sneller sprake zijn van een noodsituatie, waardoor deze kunnen onderworpen worden aan
beperkingen of afwijkingen, met uitzondering van de hierboven besproken rechten die nooit
opschortbaar zijn, het internationaal gewoonterecht en het jus cogens.
Daarnaast treedt het humanitaire recht hier ook naar voren. Daar waar de mensenrechten
eerder op maat zijn gemaakt voor vredestijd zijn met als doel personen te beschermen tegen
willekeurig gedrag van de overheid, zijn de regels van het humanitair recht specifiek toegespitst
op de situatie van een gewapend conflict. In tegenstelling tot de mensenrechten kan er dan ook
geen beperking worden opgelegd aan of afgeweken worden van het humanitair recht. De
mensenrechten over het algemeen slechts gericht op een partij in het conflict, namelijk de
overheid, aangezien enkel staten partij zijn bij de mensenrechtenverdragen. Klachten over
156 F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §28,
E/CN.4/1996/52/Add.2; ICRC, International Humanitarian Law: Answers to your questions, Geneva, International Committee of the Red Cross, 2002, 4. 157
UNHCR, Protecting the Human Rights of Internally Displaced Persons in Natural Disasters: Challenges in the Pacific, Discussion Paper, 2011, 1, http://pacific.ohchr.org/docs/IDP_report.pdf (geconsulteerd 5/5/2012); F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §29, E/CN.4/1996/52/Add.2. 158
ICRC, International Humanitarian Law: Answers to your questions, Geneva, International Committee of the Red Cross, 2002, 36; F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §30-36, E/CN.4/1996/52/Add.2.
35
vergelijkbare mensenrechtenschendingen door private actoren zoals rebellengroepen zullen
bijgevolg in de meeste gevallen niet ontvankelijk zijn voor de controlerende instanties opgericht
door de mensenrechtenverdragen159. Uiteraard zullen dergelijke acties in de meeste gevallen de
nationale wetten van het land waarin het conflict zich afspeelt schenden en aldus wel strafbaar
zijn.
De mensenrechten en het humanitaire recht zijn complementair en kunnen tegelijkertijd van
toepassing zijn en mekaar versterken160. Hoewel interne gewapende conflicten meer voorkomen
dan internationale gewapende conflicten is het beschermingsregime van het humanitaire recht
voor burgers in een intern conflict beperkter dan wanneer het een conflict met een
grensoverschrijdend karakter betreft161. Enkel gemeenschappelijk artikel 3 van de Geneefse
Conventies en het tweede protocol bij de Geneefse Conventies zijn dan van toepassing. De
toepassing ervan verzekeren is dan ook een grote uitdaging voor het ICRC, in het bijzonder in
sterk religieus en etnisch getinte conflicten of conflicten waarbij het staatsapparaat ineengestort
is en de wet niet meer gerespecteerd wordt.162
43. Gemeenschappelijk artikel 3 bepaalt de minima die in acht moeten genomen worden door
alle partijen bij een conflict zonder internationaal karakter dat zich afspeelt op het grondgebied
van een van de verdragspartijen163 en wordt ook wel eens voorgesteld als een miniatuurverdrag
op zichzelf164. Voor de toepassing van artikel 3 is het irrelevant of de partijen statelijk of niet-
statelijk zijn. Het artikel is, in tegenstelling tot het tweede protocol, ook van toepassing indien de
staat niet bij het conflict betrokken is, wanneer bijvoorbeeld twee gewapende rebellengroepen
elkaar bestrijden zonder dat de overheid tussenbeide komt omdat zij te zwak is of reeds gevallen
159 Sommige ernstige misdaden, zoals foltering of genocide, vallen wel binnen de bevoegdheid van
erkende internationale tribunalen zoals het Internationaal Strafhof in Den Haag (cf. infra randnr. 63 ev.). In dergelijke gevallen kunnen private actoren wel internationaal strafrechtelijk aansprakelijk gesteld worden. 160
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §37-38, E/CN.4/1996/52/Add.2. 161
Hierbij dient te worden opgemerkt dat het humanitaire recht ook van toepassing is op de zogenaamde ‘nieuwe’ conflicten. Dit zijn volgens het ICRC conflicten die bekend staan als ‘anarchistisch’, die gekend worden door een verzwakking of afbraak van de staatsstructuur in een poging de macht te grijpen, maar waarbij binnen de gewapende groepen zelf grote verdeeldheid heerst, of andere conflicten waarbij een groepsidentiteit het centrale punt is en die gericht zijn op een ‘etnische zuivering’, waarbij hele populaties verjaagd of zelfs uitgeroeid worden. Gezien gemeenschappelijk artikel 3 bepalingen inhoudt die alle gewapende groepen binden, ongeacht of zij statelijk of niet-statelijk zijn, blijft het humanitaire recht van toepassing tijdens dergelijke conflicten; ICRC, International Humanitarian Law: Answers to your questions, Geneva, International Committee of the Red Cross, 2002, 18. 162
J-P. LAVOYER, “International humanitarian law: should it be reaffirmed, clarified or developed?”, Israel Yearbook on Human Rights, 2004, Vol. 34, 28; zie ook J-P. LAVOYER, “Forced displacement: the relevance of international humanitarian law” in A. BAYEFSKY & J. FITZPATRICK (eds.), Human Rights and Forced Displacement, The Hague, Martinus Nijhoff Publishers, 2000, 58-60. 163
Gezien alle staten ter wereld de Geneefse Conventies hebben aanvaard, geldt dit voor alle staten. 164
ICRC, International Humanitarian Law: Answers to your questions, Geneva, International Committee of the Red Cross, 2002, 17 & 19; T.M.C Asser Instituut, “International Humanitarian Law applicable in non-international armed conflicts”, http://www.asser.nl/Default.aspx?site_id=9&level1=13336&level2=13374&level3=13463 (geconsulteerd 5/5/2012).
36
is165. Bovendien is het humanitair recht niet op wederkerigheid gebaseerd. De verplichtingen die
het oplegt gelden voor iedere partij bij het conflict, ongeacht de houding van de tegenstander166.
Artikel 3 is dus automatisch van toepassing van zodra een conflict de vorm van een intern
gewapend conflict aanneemt, ongeacht het feit dat rebellengroepen zich hier niet toe gebonden
hebben 167 . De bepalingen uit dit artikel worden dan ook beschouwd als internationaal
gewoonterecht en houden minimumnormen in waarvan oorlogvoerende partijen nooit mogen
afwijken, tenzij zij strengere bepalingen opleggen168.
Zo stelt artikel 3 onder meer dat “Persons taking no active part in the hostilities, including
members of armed forces who have laid down their arms and those placed hors de combat by
sickness, wounds, detention, or any other cause, shall in all circumstances be treated humanely,
without any adverse distinction founded on race, colour, religion or faith, sex, birth or wealth, or
any other similar criteria.”169 Dit is een van de fundamentele principes van het humanitaire
recht, dat geldt in alle vormen van gewapend conflict. Artikel 3 beschermt dus alle categorieën
personen of groepen van personen die niet of niet meer actief deelnemen aan het conflict, zoals
Internally Displaced Persons. Hieronder vallen ook gewonden, ongeacht of zij deel hebben
genomen aan de vijandigheden of niet, gevangenen, de burgerbevolking en medische of
religieuze hulpverleners170. Een van de basisdoelstellingen van het humanitaire recht is namelijk
om burgers een zo normaal mogelijk leven te laten leiden ten tijde van oorlog. Hiervoor moeten
zij uiteraard in hun eigen huis kunnen blijven en dus niet ontheemd worden. In het geval dat dit
wel gebeurt moeten zij dus a fortiori beschermd worden door het humanitaire recht171. Lindsay
Moir waarschuwt wel voor het gevaar om er van uit te gaan dat gewone burgers automatisch
onder het toepassingsgebied van artikel 3 vallen. In vele gevallen is er in de eerste stadia van
een conflict een onevenwicht tussen de staatsmacht en de opstandige troepen. In dergelijk
gevallen doen rebellengroepen vaak beroep op de steun van burgers om gewapende acties in de
vorm van een guerrilla oorlog uit te voeren, waardoor deze deelnemen aan het conflict172.
Wat onder “treated humanely” moet worden verstaan wordt niet bepaald. Wel geeft het artikel
een opsomming van handelingen die hier in elk geval strijdig mee zijn. Deze omvatten inbreuken
op het recht op leven van een persoon, en in het bijzonder moord, mutilatie, wrede behandeling
165 F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §39,
E/CN.4/1996/52/Add.2. 166
L. MOIR, The Law of Internal Armed Conflict, Cambridge, Cambridge University Press, 2002, 108. 167
T.M.C Asser Instituut, “International Humanitarian Law applicable in non-international armed conflicts”, http://www.asser.nl/Default.aspx?site_id=9&level1=13336&level2=13374&level3=13463 (geconsulteerd 5/5/2012). 168
ICRC, International Humanitarian Law: Answers to your questions, Geneva, International Committee of the Red Cross, 2002, 17; T.M.C Asser Instituut, “International Humanitarian Law applicable in non-international armed conflicts”, http://www.asser.nl/Default.aspx?site_id=9&level1=13336&level2=13374&level3=13463 (geconsulteerd 5/5/2012). 169
Gemeenschappelijk artikel 3(1) Geneefse Conventies. 170
ICRC, International Humanitarian Law: Answers to your questions, Geneva, International Committee of the Red Cross, 2002, 16. 171
J-P. LAVOYER, “Refugees and Internally Displaced Persons: International Humanitarian Law and the role of the ICRC, International Review of the Red Cross, 1995, Nr. 305, http://www.icrc.org/eng/resources/documents/misc/57jmf3.htm (geconsulteerd 5/5/2012). 172
L. MOIR, The Law of Internal Armed Conflict, Cambridge, Cambridge University Press, 2002, 58.
37
en foltering, het nemen van gijzelaars, inbreuken op het recht op waardigheid en in het
bijzonder vernederende en onterende behandeling en het opleggen van straffen en het
uitvoeren van executies zonder voorafgaande gerechtelijke beslissing door een op regelmatige
wijze samengestelde rechtbank, in overeenstemming met het recht op een eerlijk proces.
Opvallend is ook de zinsnede ‘or any other similar criteria’. Hierin komt de wisselwerking tussen
het humanitaire recht en de mensenrechten duidelijk naar voor, aangezien de mensenrechten
een belangrijke rol kunnen spelen in de interpretatie hiervan173. Daarnaast bepaalt het tweede
deel van het artikel dat gewonden en zieken verzameld en verzorgd dienen te worden.
Onpartijdige humanitaire organisaties, zoals het ICRC kunnen hun diensten hierbij aanbieden
aan de partijen bij het conflict. De partijen worden ook aangemoedigd om de overige bepalingen
van de Geneefse Conventies toe te passen door middel van bijzondere overeenkomsten. Ten
slotte bepaalt het artikel nog dat de toepassing van het geheel of een gedeelte van de
bepalingen van de Conventies de juridische status van de gewapende groepen niet verandert174.
Deze laatste bepaling was essentieel voor het invoegen van artikel 3 in de Conventies door
verscheidene staten, omdat men geen internationale regulering van niet-internationale
conflicten wou. Hierdoor kunnen rebellen door de staat nog steeds gestraft worden voor het
opnemen van wapens, ook indien ze zich aan het oorlogsrecht houden175.
Toch is er heel wat kritiek op artikel 3. Het is namelijk niet duidelijk hoe ver de bescherming die
het biedt zich uitstrekt. Zo zegt het artikel bijvoorbeeld niets over bescherming voor artsen en
andere hulpverleners, is er geen regulering voor hulpverleningsoperaties en legt het geen
beperkingen op aan de methodes van oorlogsvoering. Bovendien bevat het geen uitdrukkelijk
verbod op aanvallen tegen de burgerbevolking176, al stelt Francis Deng dat een dergelijk verbod
wel kan worden afgeleid uit de combinatie van gemeenschappelijk artikel 3 en het internationale
gewoonterecht177.
44. Naast gemeenschappelijk artikel 3 is ook het tweede protocol bij de Geneefse Conventies
van toepassing op interne conflicten. Dit protocol dient volgens artikel 1 gezien te worden als
een ontwikkeling en aanvulling van gemeenschappelijk artikel 3, waardoor beide gezamenlijk
kunnen gelden en gecombineerd kunnen worden178.
De toepassingsvoorwaarden van het protocol zijn echter strenger dan die van artikel 3. Het
vervolg van artikel 1 van het protocol stelt namelijk: “This Protocol […] shall apply to all armed
conflicts […] which take place in the territory of a High Contracting Party between its armed
173 P. KOSKINEN, Internally Displaced Persons and the right to housing and property restitution, Åbo, Åbo
Akademi, 2005, 40. 174
Gemeenschappelijk artikel 3(2) Geneefse Conventies. 175
T.M.C Asser Instituut, “International Humanitarian Law applicable in non-international armed conflicts”, http://www.asser.nl/Default.aspx?site_id=9&level1=13336&level2=13374&level3=13463 (geconsulteerd 5/5/2012). 176
T.M.C Asser Instituut, “International Humanitarian Law applicable in non-international armed conflicts”, http://www.asser.nl/Default.aspx?site_id=9&level1=13336&level2=13374&level3=13463 (geconsulteerd 5/5/2012). 177
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §40, E/CN.4/1996/52/Add.2. 178
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §41, E/CN.4/1996/52/Add.2.
38
forces and dissident armed forces or other organized armed groups which, under responsible
command, exercise such control over a part of its territory as to enable them to carry out
sustained and concerted military operations and to implement this Protocol.”179 Het protocol is
bijgevolg, in tegenstelling tot gemeenschappelijk artikel 3, niet van toepassing wanneer
gewapende groepen elkaar bestrijden, zonder dat de staat hierbij betrokken. Dit is een serieuze
beperking van de toepasbaarheid ervan, aangezien vele hedendaagse conflicten zich afspelen
tussen verschillende rebellengroepen of etnische groeperingen. Bovendien moeten, indien de
staat wel bij het conflict betrokken is, de gewapende rebellengroepen een verantwoordelijke
bevelgever hebben en moeten zij de controle hebben over een aanzienlijk deel van het
territorium van die staat. Hierdoor gaan staten ook minder snel geneigd zijn de toepasbaarheid
van het protocol te aanvaarden, gezien dit gelijk staat aan toegeven dat zij een deel van haar
grondgebied niet meer onder controle heeft180.
Daarnaast is het protocol eigenlijk vrij beperkt181. Zo bevat het protocol bijvoorbeeld geen
bepalingen over de middelen en methoden van oorlogsvoeren182. Volgens René Provost kan het
tweede protocol dan ook geen grote vooruitgang genoemd worden183. Wat het persoonlijk
toepassingsgebied van het tweede protocol betreft bepaalt artikel 2 ervan dat “[t]his Protocol
shall be applied without any adverse distinction founded on race, colour, sex, language, religion
or belief, political or other opinion, national or social origin, wealth, birth or other status, or on
any other similar criteria […] to all persons affected by an armed conflict as defined in Article
1.”184 De toepassing ervan is dus niet verbonden aan het al dan niet hebben van de nationaliteit
van de staat of het zich al dan niet bevinden in gebied dat gecontroleerd wordt door de staat,
maar geldt voor iedereen die nood heeft aan bescherming door het conflict.
Artikel 4 van het tweede protocol bevat de fundamentele waarborgen die moeten worden
verzekerd tijdens een conflict dat binnen het toepassingsgebied van het protocol valt. Ook hier
wordt, net als in gemeenschappelijk artikel 3, gesproken over “treated humanely” en volgt er
een opsomming van handelingen die hier in ieder geval strijdig mee zijn. Deze komen
grotendeels overeen met de handelingen opgesomd in gemeenschappelijk artikel 3, maar
breiden de lijst uit met collectieve straffen, daden van terrorisme, slavernij en slavenhandel,
plunderingen, alsook het bedreigen van personen met de opgesomde handelingen185. Bovendien
biedt het artikel een bijzonder beschermingsregime voor kinderen die moeten voorzien worden
van de zorg en hulp die hun kwetsbare situatie vereist.186 Daarnaast bevat het verdrag
179 Artikel 1(1) Tweede protocol bij de Geneefse Conventies.
180 T.M.C Asser Instituut, “International Humanitarian Law applicable in non-international armed
conflicts”, http://www.asser.nl/Default.aspx?site_id=9&level1=13336&level2=13374&level3=13463 (geconsulteerd 5/5/2012). 181
Zo bestaat het slechts uit 28 artikels, in tegenstelling tot het Eerste protocol, dat handelt over internationale gewapende conflicten en bestaat uit 102 artikels. 182
T.M.C Asser Instituut, “International Humanitarian Law applicable in non-international armed conflicts”, http://www.asser.nl/Default.aspx?site_id=9&level1=13336&level2=13374&level3=13463 (geconsulteerd 5/5/2012). 183
R. PROVOST, International Human Rights and Humanitarian Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2002, 260-264. 184
Artikel 2(1) Tweede protocol bij de Geneefse conventies. 185
Artikel 4(1) en (2) Tweede protocol bij de Geneefse Conventies. 186
Artikel 4(3) Tweede protocol bij de Geneefse Conventies.
39
waarborgen voor personen in gevangenschap en waarborgen om strafrechtelijke procedures
onafhankelijk te laten verlopen187.
Deel IV van het Protocol bevat bijzondere beschermingsbepalingen voor de burgerbevolking.
Hier wordt wel expliciet een verbod van aanvallen op de burgerbevolking op zich, alsook op
individuele burgers, opgelegd188. Van groot belang voor IDP is ten slotte artikel 17 van het
Tweede protocol. Dit artikel bevat een verbod op het bevelen van de verplaatsing van burgers.
Hierop kunnen wel uitzonderingen zijn indien dit noodzakelijk is voor de veiligheid van burgers
te garanderen of omwille van dwingende militaire redenen. In dergelijke situaties moeten echter
alle maatregelen genomen worden om de IDP op te vangen en hen waardige omstandigheden te
garanderen wat betreft onderdak, hygiëne, gezondheid, veiligheid en voedsel189. Volgens Jean-
Philippe Lavoyer moeten uitzonderingen op artikel 17 bovendien van tijdelijke aard zijn, hoewel
dit niet expliciet in het artikel vermeld staat190. In ieder geval kunnen burgers niet zomaar
gedwongen worden hun eigen gebied te verlaten om redenen die verband houden met het
conflict191.
2.2.3.3 Situaties van internationale gewapende conflicten
45. De derde en laatste categorie is die van internationale gewapende conflicten. Net als bij
interne gewapende conflicten blijven de mensenrechten in principe van toepassing om burgers
te beschermen tegen excessen van hun overheid. Omwille van de aard van een gewapend
conflict is er ook hier opnieuw een risico dat de mensenrechten, met uitzondering van
onopschortbare bepalingen, het internationaal gewoonterecht of het jus cogens die onder alle
omstandigheden gerespecteerd moeten worden, onderworpen worden aan beperkingen of
restricties omwille van het inroepen van noodsituaties192.
In situaties van internationaal gewapend conflict gelden de Geneefse Conventies wel ten volle
en worden deze aangevuld door het eerste additionele protocol. Artikel 2, dat
gemeenschappelijk is aan de vier Geneefse conventies stelt dat “[…] the present Convention shall
apply to all cases of declared war or of any other armed conflict which may arise between two or
more of the High Contracting Parties, even if the state of war is not recognized by one of
them”.193 In principe gaan de Conventies er dus van uit dat een internationaal conflict gepaard
gaat met een officiële oorlogsverklaring. Echter, ook wanneer dit niet het geval is, zijn de
187 Artikel 5 en artikel 6 Tweede protocol bij de Geneefse Conventies.
188 Artikel 13(2) Tweede protocol bij de Geneefse Conventies.
189 Artikel 17(1) Tweede protocol bij de Geneefse Conventies.
190 J-P. LAVOYER, “Refugees and Internally Displaced Persons: International Humanitarian Law and the role
of the ICRC, International Review of the Red Cross, 1995, Nr. 305, http://www.icrc.org/eng/resources/documents/misc/57jmf3.htm (geconsulteerd 5/5/2012). 191
Artikel 17(2) Tweede protocol bij de Geneefse Conventies. 192
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §42, E/CN.4/1996/52/Add.2. 193
Gemeenschappelijk artikel 2 Geneefse Conventies.
40
Conventies van toepassing in elk gewapend geschil waarbij ten minste twee staten betrokken
zijn. Protocol I verwijst voor haar toepassingsgebied naar gemeenschappelijk artikel 2194.
Artikel 4 van de Vierde Conventie limiteert het toepassingsgebied echter: “Persons protected by
the Convention are those who, at a given moment and in any manner whatsoever, find
themselves, in case of a conflict or occupation, in the hands of a Party to the conflict or
Occupying Power of which they are not nationals.”195 Hierdoor wordt de toepassing van de
Conventie voor IDP uiteraard sterk beknot wanneer zij zich bevinden in gebieden die
gecontroleerd worden door hun eigen staat196. Het tweede deel van de Conventie, dat de
algemene bescherming van de bevolking tegen bepaalde gevolgen van oorlog omvat, is echter
wel van een ruimere toepassing. Voor de toepassing van dit deel stelt artikel 13 van de Vierde
Conventie dat “[t]he provisions of Part II cover the whole of the populations of the countries in
conflict, without any adverse distinction based, in particular, on race, nationality, religion or
political opinion, and are intended to alleviate the sufferings caused by war.”197 Voor de
toepassing van het tweede deel van de Conventie is het dus voldoende dat men zich bevindt op
het grondgebied van een van de betrokken staten bij het conflict. Zo bevat dit deel van de
Conventie bijvoorbeeld bepalingen die bijzondere bescherming opleggen voor kwetsbare
categorieën van personen zoals gewonden, zieken, zwangere vrouwen198 en kinderen199.
In het eerste protocol bij de Geneefse Conventies wordt niet meer gesproken over “protected
persons”, zoals het geval is in de Vierde Conventie, maar simpelweg over “the civilian
population”, dat alle burgers omvat200. Het begrip “civilian” staat hierbij tegenover het begrip
“combatants”, die deel uitmaken van gewapende groepen201. De basisregel is dat partijen bij het
conflict ten alle tijde een onderscheid dienen te maken tussen de burgerbevolking en personen
die behoren tot gewapende groepen en tussen civiele en militaire doelwitten. Operaties kunnen
dan enkel betrekking hebben op militaire doelwitten202. Bovendien voert artikel 50 een
vermoeden dat wanneer er twijfel is of een persoon deel uitmaakt van een gewapende groep of
slechts een burger is, deze als burger zal worden beschouwd203. Deel 4 van dit protocol, dat
handelt over de bescherming van de burgerbevolking, bevat beschermingsbepalingen voor alle
burgers, die bijgevolg ook voor IDP van toepassing zijn, aangezien zij in de eerste plaats burgers
zijn204. Veel van de bepalingen die onder de Vierde Conventie slechts van toepassing zijn indien
men zich in een gebied bevindt dat niet gecontroleerd wordt door de eigen staat, kunnen op die
manier toch worden toegepast voor alle burgers en IDP. Zo bevat artikel 51 van het Eerste
194 Artikel 1(3) Eerste protocol bij de Geneefse Conventies.
195 Artikel 4 Vierde Geneefse Conventie.
196 F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §44,
E/CN.4/1996/52/Add.2. 197
Artikel 13 Vierde Geneefse Conventie. 198
Artikel 16 Vierde Geneefse Conventie. 199
Artikel 24 Vierde Geneefse Conventie. 200
Artikel 50(2) Eerste protocol bij de Geneefse Conventies. 201
Artikel 43 Eerste protocol bij de Geneefse Conventies. 202
Artikel 48 Eerste protocol bij de Geneefse Conventies. 203
Artikel 50(1) Eerste protocol bij de Geneefse Conventies. 204
ICRC, International Humanitarian Law: Answers to your questions, Geneva, International Committee of the Red Cross, 2002, 28; F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §46, E/CN.4/1996/52/Add.2.
41
protocol een verbod op aanvallen op de burgerbevolking of individuele burgers, waarbij gesteld
wordt dat elke handeling of dreiging met geweld dat als primaire doel heeft terreur te
verspreiden onder de burgerbevolking verboden is205. Artikel 75 bevat de fundamentele
waarborgen voor iedere persoon. Jean-Philippe noemt dit artikel een veiligheidsnet voor
personen die niet genieten van een gunstigere behandeling onder de Conventies en het Eerste
protocol206. Ook hier weer spreekt de verdragstekst over “treated humanely” en worden er
gevallen opgesomd die hier in ieder geval onder vallen207. Daarnaast bevat het protocol nog
specifieke bepalingen voor de bescherming van vrouwen208 en kinderen209, die ook onder IDP de
grootste en meest kwetsbare groep vormen.
2.2.4 Specifieke mensenrechten van belang voor de bescherming van IDP
46. Gezien hun kwetsbare situatie hebben IDP bijzondere nood aan bescherming van hun
mensenrechten. Hieronder worden enkele van de belangrijkste mensenrechtelijke bepalingen
voor IDP uitgelicht, wat uiteraard niet betekent dat andere rechten geen rol spelen.
Achtereenvolgens wordt het recht op non-discriminatie, het recht op leven en persoonlijke
vrijheid, het verbod van foltering en andere vormen van onmenselijke of vernederende
behandeling of bestraffing, het recht op een adequate levensstandaard, het recht om terug te
keren en het recht op huisvestiging en teruggave van eigendom besproken. Deze rechten zijn
essentieel in de verschillende fasen waarin IDP zich bevinden, zowel voor, tijdens als na de
ontheemding.
2.2.4.1 Non-discriminatie
47. Een van de belangrijkste mensenrechtelijke beginselen, en eigenlijk een voorwaarde voor de
toepassing van andere mensenrechten, is het beginsel van non-discriminatie, samen met de
gelijkheid voor de wet en de gelijke bescherming door de wet210. Dit is dan ook essentieel voor
de vervulling van de behoeften van IDP, die bijzonder kwetsbaar zijn voor discriminatie
aangezien zij zich vaak in een vreemde omgeving bevinden zonder eigendom en sociale status211.
Toch kennen de mensenrechten geen expliciet verbod van discriminatie van IDP op basis van
hun ontheemding. De meeste internationale en regionale mensenrechtenverdragen bevatten
205 Artikel 51(2) Eerste protocol bij de Geneefse Conventies.
206 J-P. LAVOYER, “Forced displacement: the relevance of international humanitarian law” in A. BAYEFSKY & J.
FITZPATRICK (eds.), Human Rights and Forced Displacement, The Hague, Martinus Nijhoff Publishers, 2000, 52. 207
Artikel 75 Eerste protocol bij de Geneefse Conventies. 208
Artikel 76 Eerste protocol bij de Geneefse Conventies. 209
Artikel 77 en 78 Eerste protocol bij de Geneefse Conventies. 210
Human Rights Committee, General Comment no. 18: Non-discrimination, 1989, §1. 211
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §48, E/CN.4/1996/52/Add.2.
42
wel bepalingen die stellen dat de rechten en vrijheden in die verdragen moeten toegepast
worden zonder discriminatie. Hierin wordt de term discriminatie echter zelden gedefinieerd of
slechts gedefinieerd voor een bepaalde vorm van discriminatie212. Het Human Rights Committee
stelt in haar General Comment dat onder het begrip ‘discriminatie’ moet worden verstaan iedere
vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur die gebaseerd is op welke grond dan
ook, zoals ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of
sociale afkomst, eigendom, geboorte of andere status, en die tot doel of als effect het uithollen
of teniet doen van de erkenning, het genot of de uitoefening van alle rechten en vrijheden op
gelijke voet door alle personen heeft213. Een verschillende behandeling kan uiteraard wel
gerechtvaardigd zijn op basis van objectieve redenen. Algemeen kan worden gesteld dat
discriminatie inhoudt dat men gelijke situaties niet ongelijk mag behandelen en ongelijke
situaties niet gelijk mag behandelen.
48. Een belangrijke non-discriminatie bepaling is artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake
Burgerrechten en Politieke Rechten dat stelt dat iedereen gelijk is voor de wet en zonder
onderscheid aanspraak heeft op gelijke bescherming door de wet. In dit verband verbiedt het
verdrag discriminatie van welke aard ook en garandeert eenieder gelijke en doelmatige
bescherming tegen discriminatie op welke grond ook, zoals ras, huidskleur, geslacht, taal,
godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom,
geboorte of andere status214. Deze bepaling is niet enkel van toepassing op de rechten en
vrijheden die het BUPO-verdrag garandeert, maar op alle rechten tout court. Artikel 26 bevat
dus op zich een autonoom recht, wat betekent dat eender welke wet die door staten die
verdragspartij zijn bij het BUPO-verdrag aangenomen wordt inhoudelijk moet voldoen aan de
verplichting van dit artikel en bijgevolg niet discriminatoir mag zijn215. Artikel 2 van het verdrag
bevat een gelijkaardige bepaling die discriminatie verbiedt, maar handelt specifiek over het
verzekeren van de rechten uit het verdrag door de verdragsstaten aan eenieder die binnen hun
grondgebied verblijft en aan hun rechtsmacht is onderworpen216.
Deze bepaling, en vele andere non-discriminatieclausules in mensenrechtenverdragen en
-verklaringen217, stelt dat discriminatie, naast een hele lijst opgesomde gronden, verboden is op
basis van een “andere status”. Aangenomen kan worden dat dergelijke clausules impliciet
discriminatie van IDP op basis van hun status als IDP verbieden. Daarnaast bevatten deze
clausules expliciete discriminatieverboden op grond van redenen die vaak gerelateerd zijn aan
212 Zie bijvoorbeeld artikel 1 CEDAW dat bepaald wat onder disriminatie tegen vrouwen moet worden
verstaan of artikel 1 IVURD dat raciale discriminatie definieert; Human Rights Committee, General Comment no. 18: Non-discrimination, 1989, §6. 213
Human Rights Committee, General Comment no. 18: Non-discrimination, 1989, §7. 214
Artikel 26 Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten. 215
Human Rights Committee, General Comment no. 18: Non-discrimination, 1989, §12; Human Rights Committee, General Comment no. 23:The rights of minorities (article 27), 1994, §4. 216
Artikel 2(1) Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten. 217
Zie bijvoorbeeld artikel 2 Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens of artikel 2(2) Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten.
43
de situatie van IDP, zoals ras, godsdienst, nationale of sociale afkomst en een gebrek aan
eigendom.218
49. In situaties van gewapend conflict gelden naast deze mensenrechtelijke
discriminatieverboden ook de non-discriminatiebepalingen van het humanitaire recht, zoals dat
in het hierboven besproken gemeenschappelijk artikel 3 van de Geneefse Conventies en artikel 2
van het Tweede protocol, die gelden tijdens interne gewapende conflicten. Ook voor
internationale gewapende conflicten zijn discriminatieverboden bepaald219.
50. Een belangrijke categorie discriminatie tegen IDP is genderdiscriminatie, aangezien het
overgrote deel van de IDP bestaat uit vrouwen en kinderen220. Artikel 7 UVRM en artikel 26
BUPO-verdrag stellen dat iedereen gelijk is voor de wet en zonder discriminatie aanspraak maakt
op gelijke bescherming door de wet. Artikel 26 van het BUPO-verdrag vermeldt hierbij expliciet
geslacht als een verboden discriminatiegrond. Staten die verdragspartij zijn bij het Verdrag
inzake de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen (verder: CEDAW)
engageren zich ertoe om met alle mogelijke middelen en zo spoedig mogelijk discriminatie van
vrouwen tegen te gaan221. Om een gelijke behandeling van vrouwen en andere kwetsbare
groepen, zoals kinderen of personen met een beperking, te garanderen kunnen positieve
maatregelen genomen worden222. Zo stelt artikel 4 CEDAW bijvoorbeeld dat “[a]doption by
States Parties of temporary special measures aimed at accelerating de facto equality between
men and women shall not be considered discrimination as defined in the present Convention, but
shall in no way entail as a consequence the maintenance of unequal or separate standards; these
measures shall be discontinued when the objectives of equality of opportunity and treatment
have been achieved.”223
218 F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §52,
E/CN.4/1996/52/Add.2. 219
Zie bijvoorbeeld artikel 13 en 27(3) van de Vierde Geneefse Conventie en artikel 75(1) van het Eerste Protocol. 220
E. MOONEY, “Towards a Protection Regime for Internally Displaced Persons.” in E. NEWMAN & J. VAN SELM
(eds.), Refugees and Forced Displacement: International Security, Human Vulnerability and the State, Tokyo, United Nations University Press, 2003, 164. 221
Artikel 2 CEDAW. 222
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §54, E/CN.4/1996/52/Add.2. 223
Artikel 4(1) CEDAW.
44
2.2.4.2 Het recht op leven en persoonlijk veiligheid
51. IDP worden vaak geconfronteerd met verschillende levensbedreigende vormen van geweld,
zoals moorden, foltering, verkrachting, ontvoeringen en het gebruik van landmijnen. Deze
dreiging is er zowel binnen de IDP-kampen, als wanneer zij zich niet in een kamp bevinden.224
Het recht op leven, zoals onder andere geuit in artikel 3 van het UVRM, artikel 6 van het BUPO-
verdrag en verschillende regionale mensenrechtenverdragen, is een van de belangrijkste
mensenrechten. Het Human Rights Committee stelt in een van haar General Comments dan ook
heel duidelijk dat het recht op leven “[…]is the supreme right from which no derogation is
permitted even in time of public emergency which threatens the life of the nation”225. Ook in
artikel 4 van het BUPO-verdrag, dat toestaat om bepaalde mensenrechten op te schorten in
gevallen van noodsituaties, wordt het recht op leven genoemd als een van de rechten waar in
geen geval van kan worden afgeweken226.
Er dient hier te worden opgemerkt dat hier uitzonderingen op kunnen zijn. Zo stelt artikel 6
BUPO dat niemand naar willekeur van zijn leven mag worden beroofd.227 Er is bijvoorbeeld geen
absoluut verbod op de doodstraf, indien deze slechts wordt uitgesproken voor de ernstigste
misdrijven overeenkomstig de wet zoals die ten tijde dat het misdrijf wordt begaan van kracht is
en die wet niet in strijd is met de bepalingen van dit Verdrag en met het Verdrag inzake de
voorkoming en bestraffing van genocide. De doodstraf kan bovendien slechts voltrokken wordt
ingevolge een onherroepelijk vonnis door een bevoegde rechter gewezen228. Het is echter
duidelijk dat het plegen van willekeurige inbreuken op het recht op leven in geen geval zijn
toegestaan.
52. Het recht op leven kan dus ingevolge artikel 4 BUPO niet beperkt of opgeschort worden in
situaties van gewapend conflict. Bovendien bevat ook het humanitaire recht garanties op het
recht op leven. Zo wordt dit verboden onder gemeenschappelijk artikel 3 van de Geneefse
Conventies als zijnde strijdig met de notie menselijke behandeling229. Daarnaast wordt ook het
recht op persoonlijke veiligheid gewaarborgd. Zoals hierboven reeds werd besproken bevat
gemeenschappelijk artikel 3 geen expliciet verbod op aanvallen tegen de burgerbevolking, maar
kan dit wel worden afgeleid uit de combinatie van dit artikel en het internationale
gewoonterecht. Dit wordt ook bevestigd in een Resolutie van de Algemene Vergadering van de
VN230 die de immuniteit van de burgerbevolking als dusdanig en de verplichting om een
onderscheid te maken tussen burgers en leden van gewapende groepen als gewoonterechtelijke
224 F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §66-67,
E/CN.4/1996/52/Add.2. 225
Human Rights Committee, General Comment no. 6: The Right to Life (art. 6), 1982, §1. 226
Artikel 4(2) Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten. 227
Artikel 6(1) Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten. 228
Artikel 6(2) Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten; Human Rights Committee, General Comment no. 6: The Right to Life (art. 6), 1982, §6. 229
Gemeenschappelijk artikel 3(1)(a) van de Geneefse Conventies. 230
UN General Assembly, Resolution 2444 (XXIII) on Respect for Human Rights in Armed Conflicts, 19 december 1968, A/7218, http://www.icrc.org/ihl.nsf/FULL/440?OpenDocument (geconsulteerd 5/5/2012).
45
principes erkent231. De preambule stelt dat de fundamentele humanitaire beginselen van deze
Resolutie van toepassing zijn in alle gewapende conflicten, zowel intern als internationaal.232
Artikel 4 van het tweede protocol, dat de fundamentele waarborgen bevat die moeten
verzekerd worden tijdens een conflict dat binnen het toepassingsgebied van het protocol valt,
bevat een gelijkaardige bepaling als gemeenschappelijk artikel 3 die van toepassing is op alle
personen, en bijgevolg ook op IDP. Artikel 17 van het tweede protocol, dat een verbod op het
bevelen van verplaatsing van burgers voorschrijft, bevat dan weer uitzonderingsbepalingen om
de veiligheid van IDP te garanderen. Hiermee dient vermeden te worden dat IDP kampen
worden opgebouwd in de buurt van militaire doelwitten, waar ze worden blootgesteld aan de
gevolgen van aanvallen233. In geval van een internationaal gewapend conflict verbiedt artikel 32
van de Vierde Geneefse Conventie maatregelen te nemen die lichamelijk lijden of de verdelging
van beschermde personen inhouden. Zoals hierboven werd besproken is de notie “protected
persons” beperkt door artikel 4 van de Vierde Conventie. IDP die hierdoor buiten deze
beschermingsbepaling vallen, worden echter nog steeds beschermd door het ‘veiligheidsnet’ van
artikel 75 van het Eerste protocol. In een situatie van een internationaal gewapend conflict is er
bovendien wel een expliciet verbod op aanvallen tegen de burgerbevolking.234
2.2.4.3 Het verbod van foltering en andere vormen van onmenselijke of vernederende
behandeling
53. IDP lopen een bijzonder risico om het slachtoffer te worden van foltering of andere vormen
van onmenselijke of vernederende behandeling. Hierboven werd reeds besproken hoe het
verbod op foltering, zoals beschreven in artikel 7 van het BUPO-verdrag, een van de essentiële
mensenrechten is waar onder geen beding van kan worden afgeweken235 en dat bovendien tot
het internationaal gewoonterecht en zelf het jus cogens behoort.
Wat precies onder foltering moet worden verstaan wordt gedefinieerd in artikel 1 van het
Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing
(CAT)236 als “iedere handeling waardoor opzettelijk hevige pijn of hevig leed, lichamelijk dan wel
geestelijk, wordt toegebracht aan een persoon met zulke oogmerken als om van hem of van een
derde inlichtingen of een bekentenis te verkrijgen, hem te bestraffen voor een handeling die hij of
een derde heeft begaan of waarvan hij of een derde wordt verdacht deze te hebben begaan, of
hem of een derde te intimideren of ergens toe te dwingen dan wel om enigerlei reden gebaseerd
231 Artikel 1(b) en (c) Resolutie 2444 van de Algemene Vergadering van de VN.
232 F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §77,
E/CN.4/1996/52/Add.2. 233
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §82, E/CN.4/1996/52/Add.2. 234
Artikel 51(2) Eerste protocol bij de Geneefse Conventies. 235
Cf. artikel 4(2) Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten. 236
UN General Assembly, Convention Against Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment, 10 December 1984, United Nations, Treaty Series, vol. 1465, 85, http://www.unhcr.org/refworld/docid/3ae6b3a94.html.
46
op discriminatie van welke aard ook, wanneer zulke pijn of zulk leed wordt toegebracht door of
op aanstichten van dan wel met de instemming of gedogen van een overheidsfunctionaris of
andere persoon die in een officiële hoedanigheid handelt.” Foltering omvat niet de pijn of het
leed die slechts voortvloeit uit, inherent is aan of samenhangt met wettige straffen237. Onder
‘onmenselijke behandeling’ moet volgens het ICRC het toebrengen van ernstige lichamelijke of
geestelijke pijn of lijden worden verstaan. Dit wordt onderscheiden van foltering doordat hierbij
niet vereist is dat dit gebeurt voor het bekomen van een specifiek doel. Vernederende
behandeling betekent volgens het ICRC het afbreken of op andere wijze de waardigheid van een
persoon schenden in die mate dat het algemeen zou erkend worden als een schending van de
persoonlijke waardigheid238. Dit is uiteraard voor interpretatie vatbaar. Het Human Rights
Committee legt er nog eens extra de nadruk op dat foltering niet alleen fysiek, maar ook mentaal
kan zijn239. Het mensenrechtelijk verbod op foltering blijft ten volle gelden in situaties van
gewapende conflicten. Bovendien wordt dit versterkt door verschillende bepalingen van het
humanitaire recht240. Dit alles zorgt ervoor dat IDP in principe volledig beschermd zijn tegen
foltering en wrede of onmenselijke behandeling.
54. Bijzondere aandacht moet hier besteed worden aan de situatie van vrouwelijke IDP.
Vrouwen vormen niet alleen het merendeel van de IDP, zij zijn ook veel vaker het slachtoffer van
genderspecifiek geweld zoals verkrachting, seksueel misbruik of familiaal geweld241. Bovendien
worden IDP, en dan voornamelijk vrouwen, vaak gedwongen tot het verrichten van seksuele
handelingen of gedwongen in de prostitutie in ruil voor voedsel, onderdak, beveiliging of andere
vormen van bijstand. 242 Dergelijke misdrijven vormen inbreuken op de algemene
mensenrechten243 en kunnen vaak gekwalificeerd worden als foltering, of op zijn minst als
onmenselijke en vernederende behandeling. Bijgevolg zijn zij ten alle tijde en onder alle
omstandigheden verboden, ook in geval van gewapend conflict. Vrouwen hebben uiteraard
recht op gelijkwaardige bescherming als mannen en het systematisch onbestraft blijven van
genderspecifieke misdrijven is dan ook een inbreuk op het beginsel van non-discriminatie en
gelijkheid voor de wet244.
237 Artikel 1(1) CAT.
238 ICRC, Rule 90. Torture and cruel, inhuman or degrading treatment, http://www.icrc.org/customary-
ihl/eng/docs/v1_cha_chapter32_rule90 (geconsulteerd 5/5/2012). 239
Human Rights Committee, General Comment no. 20 (article 7: Prohibition of torture, or other cruel, inhuman or degrading treatment or punishment), 1992, §5, HRI/GEN/1/Rev.7. 240
Zoals gemeenschappelijk artikel 3 van de Geneefse Conventies en artikel 4 van het tweede protocol in interne gewapende conflicten en artikel 27 en 32 van de Vierde Geneefse Conventie en artikel 75 van het eerste protocol in internationale gewapende conflicten. 241
Ook mannen kunnen het slachtoffer van dergelijke daden zijn uiteraard, maar vrouwen krijgen hier veel vaker mee te maken. 242
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §132, E/CN.4/1996/52/Add.2. 243
CEDAW Committee, General Recommendation No. 19: Violence against women, 1992, §7. 244
Artikel 7 UVRM en 26 BUPO.
47
2.2.4.4 Het recht op een adequate levensstandaard
55. Tijdens de situatie van ontheemding, maar ook wanneer er een duurzame oplossing is
bereikt245, hebben IDP recht op bepaalde minima voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf
en hun gezin, zoals voedsel, water, onderdak, kleren, gezondheidszorg en sanitair246. Artikel 11
van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten stelt dat
eenieder recht heeft op een steeds betere levensstandaard. De verdragsstaten dienen hiertoe
passende maatregelen te nemen om de verwezenlijking van dit recht te verzekeren, daarbij het
essentieel belang erkennende van vrijwillige internationale samenwerking247. Daarnaast erkent
dit artikel het recht om gevrijwaard te zijn tegen honger, waartoe staten ook actief dienen op te
treden om hieraan tegemoet te komen248. Deze rechten zijn van bijzonder belang voor de
overleving van IDP. Het Committee on Economic, Social and Cultural Rights stelt dat deze
rechten een minimum vormen die staten moeten garanderen. Zo voldoet een staat die partij is
bij het Internationaal Verdrag inzake Sociale, Culturele en Economische Rechten niet aan haar
verplichtingen uit hoofde van dit verdrag wanneer een aanzienlijk aantal personen wordt
beroofd van essentiële levensmiddelen, van essentiële basisgezondheidszorg, van basis
onderdak en huisvesting, of van de meest elementaire vormen van onderwijs249. Het Verdrag
inzake de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen bevat een gelijkaardige
bepaling voor de bescherming van vrouwen250.
Het internationaal recht garandeert deze rechten in principe in alle situaties. Van deze
minimumrechten kan dan ook niet worden afgeweken en zij blijven bijgevolg ook gelden in
situaties van gewapende conflicten. In geval van een intern gewapend conflict kunnen de
rechten die nodig zijn voor het overleven, waaronder het recht op voedsel en water, beschouwd
worden als impliciet vervat te liggen in gemeenschappelijk artikel 3 van de Geneefse Conventies,
dat een menselijke behandeling voorschrijft van iedereen die niet actief deelneemt aan het
conflict. Bovendien verbiedt artikel 14 van het tweede protocol het uithongeren van de
burgerbevolking als methode van oorlogsvoering251. Dit wordt ook verboden door artikel 54 van
het eerste protocol, dat geldt in situaties van internationale gewapende conflicten.
245 W. KÄLIN, Framework on durable solutions for internally displaced persons, Human Rights Council, 2009,
34, A/HRC/13/21/Add.4. 246
Artikel 25 UVRM en artikel 11 IVESCR.. 247
Artikel 11(1) IVESCR. 248
Artikel 11(2) IVESCR. 249
Committee on Economic, Social and Cultural Rights, General Comment no. 3: The nature of States parties obligations (Art. 2, par.1), 14 December 1990, §10. 250
Artikel 14(2)(h) CEDAW. 251
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §188-189, E/CN.4/1996/52/Add.2.
48
2.2.4.5 Het recht om terug te keren
56. Wanneer personen ontheemd zijn moeten zij het recht hebben om vrijwillig en in veiligheid
terug te keren naar hun woonplaats. Er is geen algemene regel die dit voorschrijft voor IDP,
maar volgens het IDMC kan worden aangenomen dat dit impliciet vervat zit in het recht om zich
vrijelijk te verplaatsen binnen de grenzen van een staat en er zijn verblijfplaats te kiezen252.
Artikel 12 van het BUPO-verdrag stelt namelijk dat eenieder die wettig op het grondgebied van
een Staat verblijft het recht heeft zich vrijelijk te verplaatsen binnen dit grondgebied en er zijn
verblijfplaats vrijelijk te kiezen253.
Artikel 12 van het BUPO-verdrag bevat hier zelf een uitzonderingsbepaling op die stelt dat dit
recht aan geen andere beperkingen kunnen worden onderworpen dan die welke bij de wet zijn
voorzien, nodig zijn ter bescherming van de nationale veiligheid, de openbare orde, de
volksgezondheid of de goede zeden of van de rechten en vrijheden van anderen en verenigbaar
zijn met de andere in dit Verdrag erkende rechten. Artikel 12 van het BUPO-verdrag behoort
daarnaast ook niet tot de lijst van onopschortbare rechten van artikel 4(2), waardoor hierop in
principe beperkingen kunnen gesteld worden in situaties die als noodtoestand gekwalificeerd
worden. Zoals hierboven reeds vermeld werd ziet het Comité voor de Rechten van de Mens het
deporteren of onder dwang overbrengen van de bevolking uit een gebied waar zij legaal
verblijven, in de vorm van gedwongen verplaatsing of andere dwangmaatregelen, echter als een
misdaad tegen de mensheid en kunnen dergelijke maatregelen dan ook nooit gerechtvaardigd
worden op basis van de mogelijkheid om af te wijken van artikel 12 in situaties van
noodtoestand.254 Daarnaast moeten afwijkingen ook steeds voldoen aan de voorwaarden van
proportionaliteit en non-discriminatie die in artikel 4(1) zelf gesteld worden, met name dat de
genomen maatregelen niet verder gaan dan dat de toestand vereist, niet in strijd zijn met
andere verplichtingen welke voortvloeien uit het internationale recht en geen discriminatie
uitsluitend op grond van ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst of maatschappelijke
afkomst inhouden. Volgens Martin Scheinin is dit voldoende om te stellen dat het verbod van
gedwongen verplaatsing dan ook tot de fundamentele mensenrechtennormen behoort, waarvan
onder geen enkele omstandigheden kan van worden afweken255. Hierdoor kan geconcludeerd
worden dat IDP het recht hebben om vrijwillig terug te keren naar hun woonplaats of plaats van
herkomst, aangezien zij het recht hebben om zich vrijelijk in hun staat te verplaatsen, er hun
verblijfplaats vrijelijk te kiezen en er een verbod op gedwongen verplaatsing is.
57. Vrijwillige en veilige terugkeer naar de plaats van origine wordt bovendien, samen met lokale
integratie of hervestiging op een andere plaats in het land, gezien als een van de duurzame
252 Artikel 13 UVRM en artikel 12(1) BUPO-verdrag; IDMC, The right of IDPs to return home and property
restitution, 1, http://www.internal-displacement.org/8025708F004BE3B1/(httpInfoFiles)/3DE5F4845EC54477C125711500483080/$file/Solutions%20module%20handout%20right%20to%20return.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 253
Artikel 12(1) BUPO-verdrag. 254
Human Rights Committee, General Comment no. 29: States of emergency (article 4), 2001, 5, §13 (d), CCPR/C/21/Rev.1/Add.11. 255
M. SCHEININ, “Forced Displacement and the Covenant on Civil and Political Rights” in A. BAYEFSKY & J. FITZPATRICK (eds.), Human Rights and Forced Displacement, The Hague, Martinus Nijhoff Publishers, 2000, 70.
49
oplossingen voor IDP256. De keuze voor terugkeer, lokale integratie of hervestiging moet vrij en
geïnformeerd gebeuren. Hiervoor moeten nationale en lokale overheden en humanitaire of
andere organisaties IDP voorzien van alle informatie die zij nodig hebben om een duurzame
beslissing te nemen en ervoor zorgen dat deze keuze zonder dwang kan genomen worden. Dit
houdt in dat zij juiste en volledige informatie moeten verschaffen over de toestand in hun
gebied van oorsprong en in de rest van het land 257.
58. Een tweede aspect is dat IDP ook beschermd moeten worden tegen gedwongen terugkeer
naar een plaats waar hun veiligheid of gezondheid in gevaar is. Geen van de
mensenrechtenverdragen bevat echter expliciet een dergelijke bepaling, vergelijkbaar met het
non-refoulement beginsel uit het vluchtelingenrecht (cf. supra randnr. 11). Francis Deng stelt dat
internationale en regionale mensenrechtenverdragen op basis van het verbod van foltering en
onmenselijke of vernederende behandeling een fundamenteel mensenrechtelijk verbod hebben
ontwikkeld op gedwongen terugkeer naar een land waar iemand dreigt gefolterd te worden. Hij
verwijst hiervoor onder andere naar artikel 7 van het BUPO-verdrag, de General Comment van
het Human Rights Committee hierover258 en naar artikel 3 van het Verdrag tegen foltering en
andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Bovendien is het de
verantwoordelijkheid van de staat om haar juridische verplichtingen uit te voeren in
overeenstemming met de verplichtingen die haar worden opgelegd door verdragen waarbij zij
een partij is. Het is aldus een verantwoordelijkheid van de staat om ervoor te zorgen dat
foltering niet mogelijk wordt door het uitleveren van personen aan daders van dergelijke
misdaden259. Er is geen reden waarom deze redenering niet zou gelden wanneer de gedwongen
terugkeer plaatsvindt binnen het grondgebied van een bepaalde staat 260 . Gezien het
fundamenteel doel en het humanitair karakter van deze bepalingen is het beginsel van non-
refoulement naar analogie van toepassing voor IDP en kunnen zij niet gedwongen worden terug
te keren naar een gebied waar zij dreigen gefolterd of gedood te worden261.
256 W. KÄLIN, Framework on durable solutions for internally displaced persons, Human Rights Council, 2009,
10, A/HRC/13/21/Add.4. 257
W. KÄLIN, Framework on durable solutions for internally displaced persons, Human Rights Council, 2009, 19-20, A/HRC/13/21/Add.4. 258
Human Rights Committee, General Comment no. 20 (article 7: Prohibition of torture, or other cruel, inhuman or degrading treatment or punishment), 1992, §9, HRI/GEN/1/Rev.7. 259
Human Rights Committee, General Comment no. 20 (article 7: Prohibition of torture, or other cruel, inhuman or degrading treatment or punishment), 1992, §2, HRI/GEN/1/Rev.7. 260
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §252, E/CN.4/1996/52/Add.2. 261
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §257, E/CN.4/1996/52/Add.2.
50
2.2.4.6 Het recht op huisvestiging en teruggave van eigendom
59. Belangrijke rechten die nauw samenhangen met het recht op terugkeer zijn het recht op
huisvestiging en de teruggave van eigendom. Deze rechten zijn essentieel om de terugkeer van
IDP in veiligheid en met waardigheid te laten gebeuren en de duurzaamheid ervan te
garanderen. In het bijzonder in situaties van gewapend conflict, maar ook wanneer de
ontheemding veroorzaakt werd door natuurrampen, verliezen IDP door hun verplaatsing vaak
een groot deel van hun eigendom. Daarnaast worden bij gewapende conflicten vaak gewassen
en vee vernietigd of gestolen en worden huizen platgebrand of ingenomen. Wanneer IDP
terugkeren kan dit een groot obstakel zijn en er is dan ook nood aan teruggave van hun
onroerend goed en compensatie voor hun verliezen. Huisvesting en de teruggave van
eigendommen moet volgens Paulo Pinheiro worden gezien als een noodzakelijk onderdeel van
de uitvoering van het recht op terugkeer. Bovendien verwijst hij naar de Commissie voor de
Mensenrechten die reeds verschillende malen heeft gesteld dat slachtoffers van zware
mensenrechtenschendingen, en in het bijzonder in geval van gedwongen uitzetting,
gecompenseerd moeten worden. Hieruit oordeelt hij dat het recht op teruggave of compensatie
ook als een autonoom recht moet gezien worden262.
60. Het recht op huisvestiging en het recht op eigendom zijn dan ook opgenomen in
verschillende mensenrechtelijke instrumenten. Zo stelt de Universele Verklaring voor de
Rechten van de Mens dat eenieder recht heeft op eigendom en dat niemand willekeurig van zijn
eigendom mag worden beroofd263. De Verklaring stelt ook dat iedereen recht heeft op een
levensstandaard die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin
en ziet huisvestiging als een essentieel element hiervan 264 . Dit recht op een adequate
levensstandaard is ook terug te vinden in artikel 11 van het Internationaal Verdrag inzake
Sociale, Culturele en Economische Rechten, dat hierboven werd besproken265. Daarnaast stelt
het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van elke vorm van rassendiscriminatie (verder:
IVURD) dat de verdragspartijen alles moeten ondernemen om het recht op eigendom en het
recht op huisvestiging te garanderen266. Specifiek voor vrouwen wordt het recht op huisvestiging
als onderdeel van adequate leefomstandigheden ook beschermd door het Verdrag inzake de
Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen.267 Er dient wel te worden
opgemerkt dat deze rechten niet absoluut zijn268.
In het BUPO-verdrag zijn geen gelijkaardige beschermingsbepalingen opgenomen, al stelt artikel
17 wel dat niemand mag worden onderworpen aan willekeurige of onwettige inmenging in zijn
huis269. Uit de combinatie van artikel 2(1)270 en 11(1) IVESCR en artikel 17(1) BUPO kan
262 P. PINHEIRO, The return of refugees’ or displaced persons’ property, Economic and Social Council, 2002,
§29 & §31-32, UN Doc E/CN.4/Sub.2/2002/17. 263
Artikel 17 UVRM. 264
Artikel 25(1) UVRM. 265
Artikel 11(1) IVESCR. 266
Artikel 5(d)(v) en 5(e)(iii) IVURD. 267
Artikel 14(2)(h) CEDAW. 268
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §274, E/CN.4/1996/52/Add.2. 269
Artikel 17 BUPO.
51
bovendien worden afgeleid dat de mensenrechten een verbod op gedwongen uithuiszetting
bevatten271 . Het Committee on Economic, Social and Cultural Rights stelt dan ook dat
gedwongen uitzetting in beginsel in strijd is met het Internationaal Verdrag inzake Sociale,
Culturele en Economische Rechten en dat dit slechts gerechtvaardigd kan worden in de meest
uitzonderlijke omstandigheden en in overeenstemming met de relevante beginselen van
internationaal recht272.
61. Francis Deng oordeelde in zijn Compilation and analysis of legal norms dat het recht op
eigendom voor IDP wel beschermd was, maar dat het recht op teruggave van eigendom die
verloren gaat als gevolg van verplaatsing of compensatie voor het verlies niet volledig erkend
werd273. Dit werd dan ook opgenomen in de Guiding Principles on Internal Displacement die
stellen dat “[c]ompetent authorities have the duty and responsibility to assist returned and /or
resettled internally displaced persons to recover, to the extent possible, their property and
possessions which they left behind or were dispossessed of upon their displacement. When
recovery of such property and possessions is not possible, competent authorities shall provide or
assist these persons in obtaining appropriate compensation or another form of just reparation.274
Ook het Committee on the Elimination of Racial Discrimination stelt dat “All […] displaced
persons have, after their return to their homes of origin, the right to have restored to them
property of which they were deprived in the course of the conflict and to be compensated
appropriately for any such property that cannot be restored to them. Any commitments or
statements relating to such property made under duress are null and void.”275 Bovendien
vaardigde de UN Sub-Commission on the Promotion and Protection of Human Rights in 2005 de
Principles on Housing and Property Restitution for Refugees and Displaced Persons uit276 die
stellen dat “[a]ll refugees and displaced persons have the right to have restored to them any
housing, land and/or property of which they were arbitrarily or unlawfully deprived, or to be
compensated for any housing, land and/or property that is factually impossible to restore as
determined by an independent, impartial tribunal.”277
270 Dat stelt dat iedere Staat die partij is bij het IVESCR zich ertoe verbindt maatregelen te nemen om,
zowel zelfstandig als binnen het kader van de internationale hulp en samenwerking, met name op economisch en technisch gebied, en met volledige gebruikmaking van de hem ter beschikking staande hulpbronnen, ten einde met alle passende middelen, inzonderheid de invoering van wettelijke maatregelen, steeds nader tot een algehele verwezenlijking van de in dit Verdrag erkende rechten te komen. 271
Committee on Economic, Social and Cultural Rights, General Comment no. 7: The right to adequate housing (Art. 11(1)): Forced Evictions, 20 May 1997, §8; P. KOSKINEN, Internally Displaced Persons and the right to housing and property restitution, Åbo, Åbo Akademi, 2005, 82. 272
Committee on Economic, Social and Cultural Rights, General Comment no. 4: The right to adequate housing (Art. 11(1)), 13 December 1991, §18. 273
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §284, E/CN.4/1996/52/Add.2. 274
Principe 29(2) Guiding Principles on Internal Displacement. 275
Committee on the Elimination of Racial Discrimination, General Recommendation XXII: Article 5 and refugees and displaced persons, 1996, §2(c). 276
UN Sub-Commission on the Promotion and Protection of Human Rights, Principles on Housing and Property Restitution for Refugees and Displaced Persons, 28 June 2005, E/CN.4/Sub.2/2005/17, http://www.unhcr.org/refworld/docid/41640c874.html. 277
Principe 2(1) Principles on Housing and Property Restitution for Refugees and Displaced Persons.
52
Aangenomen kan dus worden dat een recht op teruggave of compensatie nu wel internationaal
aanvaard wordt en gerespecteerd dient te worden. De term ‘teruggave’ verwijst naar het
herstellen van de oorspronkelijke situatie voor de ontheemding door een effectieve teruggave
van het goed. Indien dit niet mogelijk is moet er een vorm van compensatie voorzien worden.
Hiermee wordt in principe een vergoeding in geld voor de geleden schade bedoeld278. De
zinsnede “or another form of just reparation” wijst er echter op dat dit niet noodzakelijk een
geldelijke vergoeding hoeft in te houden. Wanneer bijvoorbeeld huizen verwoest werden door
een militaire operatie, kan de staat verantwoordelijk zijn voor de heropbouw ervan 279 .
Compensatie mag echter niet worden gezien als een alternatief voor teruggave en mag bijgevolg
alleen worden gebruikt indien teruggave onmogelijk is of wanneer de benadeelde partij bewust
en vrijwillig een schadevergoeding aanvaardt in plaats van restitutie. Zo mag een benadeelde
partij alleen een vergoeding ontvangen voor de onrechtmatige onteigening van zijn woning als
die woning niet meer bestaat of wanneer de benadeelde partij bewust en vrijwillig beslist niet
terug te keren naar de woning in kwestie280.
62. Ondanks al deze bepalingen is dit alles lang geen realiteit. Een van de belangrijkste redenen
hiervoor is het ontbreken van effectieve juridisch afdwingbare remedies, in het bijzonder in
post-conflict situaties281. In de praktijk blijkt dat geschillen over land en onroerend goed bijna
altijd het gevolg zijn van slepende conflicten en vaak een belemmering voor de uitoefening van
het recht op terugkeer van IDP. Terwijl sommige regeringen zich hebben ingespannen om
mechanismen voor de teruggave van eigendommen of compensatie te bieden, zijn deze
mechanismen zelden voldoende geweest om IDP effectief een oplossing te bieden. Een
belangrijke rol is hierbij weggelegd voor nationale mensenrechtenorganisaties en de
grondwettelijke hoven om regeringen verantwoordelijk te stellen om deze en andere rechten en
vrijheden van de intern ontheemden na te komen282.
278 P. PINHEIRO, The return of refugees’ or displaced persons’ property, Economic and Social Council, 2002,
§11-12, UN Doc E/CN.4/Sub.2/2002/17. 279
W. KÄLIN, Framework on durable solutions for internally displaced persons, Human Rights Council, 2009, 39, A/HRC/13/21/Add.4. 280
P. PINHEIRO, The return of refugees’ or displaced persons’ property, Economic and Social Council, 2002, §57, UN Doc E/CN.4/Sub.2/2002/17. 281
P. PINHEIRO, The return of refugees’ or displaced persons’ property, Economic and Social Council, 2002, §44, UN Doc E/CN.4/Sub.2/2002/17. 282
Brookings-Bern Project on Internal Displacement, From National Responsibility to Response: IDPs’ Housing, Land and Property Rights, 22 February 2012, http://www.unhcr.org/refworld/docid/4f45f1692.html.
53
2.3 Internal Displacement als internationaal strafrechtelijk misdrijf
63. Het Internationaal Strafhof in Den Haag is volgens haar statuten283 bevoegd voor het
berechten van personen die verdacht worden van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de
mensheid, genocide of agressie 284 . Dit zijn misdaden die stuk voor stuk grove
mensenrechtenschendingen of schendingen van het humanitaire recht inhouden. Vooral de
eerste twee categorieën kunnen relevant zijn in het kader van de bescherming van IDP.
Daarnaast zijn IDP in voormalig Joegoslavië en Rwanda ook het slachtoffer geworden van
genocide285.
64. Artikel 7 van de statuten van het internationaal strafhof somt de daden op die een misdaad
tegen de mensheid uitmaken wanneer deze gepleegd worden in het kader van een bewuste
grote of systematische aanval tegen de burgerbevolking. Een eenmalige daad door een individu
valt hier dus niet onder. Onder de opsomming van artikel 7 vallen daden zoals moord, foltering
of slavernij. Deze bepalingen kunnen uiteraard ook relevant zijn voor IDP wanneer deze
misdaden tegen hen gepleegd worden. Gedwongen verplaatsing valt bovendien ook expliciet
onder het toepassingsgebied van artikel 7, dat stelt dat een van de mogelijke misdaden tegen de
mensheid “deportation or forcible transfer of population” is286. Het tweede lid van artikel 7
specifieert wat onder deze misdrijven moet worden verstaan: “‘Deportation or forcible transfer
of population’ means forced displacement of the persons concerned by expulsion or other
coercive acts from the area in which they are lawfully present, without grounds permitted under
international law”287. Een voorwaarde voor de toepassing van artikel 7 is dus dat de verplaatsing
gedwongen is. Päivi Koskinen stelt dat kan aangenomen worden dat de meeste gevallen van
ontheemding aan deze voorwaarde voldoen, aangezien men normaal gezien pas zijn huis verlaat
en bezittingen achterlaat als het aankomt op een kwestie van overleven. Wel moet het gaan om
een grote groep mensen, om niet als geïsoleerde daad te worden gekwalificeerd. Ook aan deze
voorwaarde zal normaal gezien voldaan zijn in geval van ontheemding288.
65. Een tweede categorie internationaal strafrechtelijke misdrijven die relevant kan zijn voor IDP
zijn oorlogsmisdaden. Dit zijn zware schendingen van het humanitaire recht tijdens gewapende
conflicten. Artikel 8 van de statuten van het Internationaal Strafhof stelt dat dergelijke
misdrijven onder de bevoegdheid van het Hof vallen “in particular when committed as part of a
283 Rome Statute of the International Criminal Court, 17 juli 1998, A/CONF.183/9, http://www.icc-
cpi.int/NR/rdonlyres/EA9AEFF7-5752-4F84-BE94-0A655EB30E16/0/Rome_Statute_English.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 284
Artikel 5(1) van de Statuten van Rome van het Internationaal Strafhof; Wat het misdrijf agressie betreft dient te worden opgemerkt dat het tweede lid van artikel 5 stelt dat dit eerst dient gedefinieerd te worden alvorens het Hof hiervoor bevoegd wordt. Dit gebeurde op een ‘Herzieningsconferente’ in de Ugandese hoofdstak Kampala in 2010. De bevoegdheid gaat echter pas van kracht in 2017, cf. X, “Strafhof mag vanaf 2017 ook agressors vervolgen”, De Standaard, 15 juni 2010, http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=2N2RH8H8 (geconsulteerd 5/5/2012). 285
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §73, E/CN.4/1996/52/Add.2. 286
Artikel 7(1)(d) van de Statuten van Rome van het Internationaal Strafhof. 287
Artikel 7(2)(d) van de Statuten van Rome van het Internationaal Strafhof. 288
P. KOSKINEN, Internally Displaced Persons and the right to housing and property restitution, Åbo, Åbo Akademi, 2005, 18.
54
plan or policy or as part of a large-scale commission of such crimes”289. In tegenstelling tot de
toepassing van artikel 7 voor misdaden tegen de mensheid, is er voor de toepassing van artikel 8
geen dwingende voorwaarde dat dit systematisch gebeurt. Wel zullen dergelijke systematische
daden sneller als oorlogsmisdaad gekwalificeerd worden. Oorlogsmisdaden kunnen in de eerste
plaats gepleegd worden in internationale gewapende conflicten290. Echter ook zware inbreuken
op gemeenschappelijk artikel 3 van de Geneefse Conventies in gevallen van interne gewapende
conflicten worden door artikel 8 als oorlogsmisdaden gezien. Het gaat hierbij om inbreuken op
het recht op leven van een persoon, en in het bijzonder moord, mutilatie, wrede behandeling en
foltering, inbreuken op het recht op waardigheid en in het bijzonder vernederende en
onterende behandeling, het nemen van gijzelaars, en het opleggen van straffen en het uitvoeren
van executies zonder voorafgaande gerechtelijke beslissing door een op regelmatige wijze
samengestelde rechtbank, die voldoet aan de gerechtelijke waarborgen291. Deze opsomming
komt overeen met de opsomming in gemeenschappelijk artikel 3 van daden die in ieder geval
een onmenselijke behandeling uitmaken.
Daarnaast bevat artikel 8 nog een hele opsomming aan daden die als oorlogsmisdaad kunnen
gekwalificeerd worden in geval van een intern gewapend conflict. Bepalingen in deze lijst die van
belang zijn voor de bescherming van IDP zijn onder andere het bewust aanvallen van de
burgerbevolking, het actief laten deelnemen aan geweld van kinderen en het bevelen van
ontheemding van de bevolking, tenzij om hun veiligheid te garanderen of omwille van
dwingende militaire redenen292. Er wordt hierbij wel expliciet gesteld dat dit enkel geldt voor
gevallen van intern gewapend conflict, niet voor gevallen van interne spanningen en storingen
zoals rellen of andere geïsoleerde gevallen van geweld293.
66. Momenteel hebben 121 staten de statuten van het Internationaal Strafhof geratificeerd294.
Het Hof kan in principe enkel optreden tegen misdaden begaan in deze landen. De openbare
aanklager van het Internationaal Strafhof kan een onderzoek instellen op basis van een vraag
van een verdragsstaat of uit eigen beweging van de openbare aanklager zelf295. Met het oog op
de case study dient hier reeds opgemerkt te worden dat Sudan de statuten van het
internationaal strafhof niet heeft geratificeerd en er bijgevolg in principe niet tegen situaties in
Sudan kan worden opgetreden.
Artikel 13 van de statuten voorziet echter in een uitzondering hierop. Naast een verdragsstaat
en de openbare aanklager propriu motu, kan de openbare aanklager ook handelen op vraag van
de VN Veiligheidsraad op basis van Hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties, dat
handelt over optreden met betrekking tot bedreiging van de vrede, verbreking van de vrede en
daden van agressie296. In een dergelijk geval kan de Veiligheidsraad ook gevallen voor het Hof
289 Artikel 8(1) van de Statuten van Rome van het Internationaal Strafhof.
290 Cf. Artikel 8(2)(a) en (b) van de Statuten van Rome van het Internationaal Strafhof.
291 Artikel 8(2)(c) van de Statuten van Rome van het Internationaal Strafhof.
292 Artikel 8(2)(e) van de Statuten van Rome van het Internationaal Strafhof.
293 Artikel 8(2)(d) van de Statuten van Rome van het Internationaal Strafhof.
294 ICC, The States Parties to the Roma Statute, http://www.icc-cpi.int/Menus/ASP/states+parties/
(geconsulteerd 5/5/2012). 295
Artikel 13(a) en (c), 14 en 15 van de Statuten van Rome van het Internationaal Strafhof. 296
Artikel 13(b) van de Statuten van Rome van het Internationaal Strafhof.
55
brengen die hebben plaatsgevonden in staten die de statuten niet geratificeerd hebben297.
Omwille van politieke gewicht van een dergelijke beslissing zal de Veiligheidsraad hier echter
niet snel toe overgaan. Bovendien is de openbare aanklager niet verplicht een zaak effectief te
vervolgen wanneer deze voorgedragen wordt door de Veiligheidsraad. Het Internationaal
Strafhof is namelijk een onafhankelijk en onpartijdig orgaan298 en de openbare aanklager heeft
een discretionaire bevoegdheid om al dan niet in te gaan op een verzoek tot opsporing of
vervolging299. In 2005 besliste de Veiligheidsraad om de ernstige mensenrechtenschendingen die
hebben plaatsgevonden in Darfur naar het internationaal strafhof te verwijzen300. Hiermee
maakte ze voor het eerst gebruik van haar bevoegdheid in artikel 13(b). De situatie in Sudan
wordt uitgebreid besproken in Deel 3 van deze thesis.
2.4 Humanitaire minimumnormen als oplossing voor hiaten in de
beschermingsregimes van het humanitaire recht en de mensenrechten?
67. Wanneer staten enerzijds op basis van een noodtoestand beperkingen of afwijkingen
hebben toegestaan op de mensenrechten, maar anderzijds de toepassing van het humanitaire
recht niet aanvaarden omdat het conflict niet een bepaalde intensiteit heeft bereikt om als
gewapend conflict gekwalificeerd te worden, kan het gebeuren dat geen van beide
beschermingssystemen van toepassing is of zij slechts een beperkte toepassing kennen. Volgens
Christopher Greenwood is er geen logische reden om te aanvaarden dat staten in een situatie
van noodtoestand die niet dermate ernstig is dat het tot een (intern) gewapend conflict
escaleert, kunnen afwijken van de verplichtingen waar ze in vredestijd of in ernstigere gevallen
van burgeroorlog niet van kunnen afwijken301. De hierboven besproken procedurele garanties302
en de mensenrechten waarvan niet kan worden afgeweken303 bieden uiteraard reeds een
bepaalde minimumgarantie, aangezien deze in alle gevallen dienen gerespecteerd te worden.
297 D. SAROOSHI, “The Peace and Justice Paradox: The International Criminal Court and the UN Security
Council” in D. MCGOLDRICK, P. ROWE & E. DONNELLY, The Permanent International Criminal Court: Legal and Policy Issues, Oxford, Hart Publishing, 2004, 97. 298
Artikel 42(1) van de Statuten van Rome van het Internationaal Strafhof. 299
Artikel 53 van de Statuten van Rome van het Internationaal Strafhof; D. SAROOSHI, “The Peace and Justice Paradox: The International Criminal Court and the UN Security Council” in D. MCGOLDRICK, P. ROWE & E. DONNELLY, The Permanent International Criminal Court: Legal and Policy Issues, Oxford, Hart Publishing, 2004, 98-99. 300
UN Security Council, Resolution 1593 (2005) Adopted by the Security Council at its 5158th meeting, on 31 March 2005, 31 March 2005, S/RES/1593 (2005), http://daccess-dds-ny.un.org/doc/UNDOC/GEN/N05/292/73/PDF/N0529273.pdf?OpenElement (geconsulteerd 5/5/2012). 301
C. GREENWOOD, International Humanitarian Law and the Laws of War: Preliminary Report for the Centennial Commemoration of the First Hague Peace Conference 1899, School of Economics and Political Science, 1998, 60-61; T. MERON, “The Humanization of Humanitarian Law”, The American Journal of International Law, 2000, Vol. 94, Nr. 2, 273-274. 302
Met name het proportionaliteitsbeginsel en het non-discriminatiebeginsel. 303
Zoals bepaald in artikel 4 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en de mensenrechten of regels uit het humanitaire recht die tot het internationaal gewoonterecht of het jus cogens behoren.
56
Toch blijft er vaak onduidelijkheid bestaan in gevallen waarin het humanitaire recht niet van
toepassing geacht wordt, wanneer de staat in kwestie geen partij is bij de relevante verdragen of
wanneer het niet-statelijke actoren betreft304.
Om aan dergelijke situaties tegenmoet te komen opperde Theodor Meron er reeds in 1983 voor
om een Verklaring van Minimale Humanitaire Normen uit te vaardigen, waarvan nooit kan
worden afgeweken, ongeacht de situatie 305 . In 1990 werd de Declaration of Minimum
Humanitarian Standards306 opgesteld op een bijeenkomst van 17 onafhankelijke experten,
waaronder Theodor Meron zelf307, in het Finse Turku308. Artikel 1 van deze verklaring stelt
duidelijk: “This Declaration affirms minimum humanitarian standards which are applicable in all
situations, including internal violence, disturbances, tensions, and public emergency, and which
cannot be derogated from under any circumstances. These standards must be respected whether
or not a state of emergency has been proclaimed.”309 Bovendien moeten de normen opgesomd
in de verklaring gerespecteerd worden door, en toegepast worden op, alle personen, groepen en
instanties, ongeacht hun juridische status en zonder discriminatie.310
In tegenstelling tot de mensenrechten zijn deze minimumnormen dus niet enkel gericht op
staten. De normen die in de verklaring gegarandeerd worden zijn gebaseerd op zowel het
humanitair recht als de mensenrechten. De belangrijkste bepaling uit de verklaring voor IDP is
artikel 7. Dit artikel, dat duidelijk gebaseerd is op het hierboven besproken artikel 17 van het
Tweede protocol bij de Geneefse Conventies, verbiedt het bevelen van de verplaatsing van de
bevolking, tenzij dit noodzakelijk is om hun veiligheid te garanderen of om dwingende
veiligheidsredenen. In dergelijke gevallen moeten alle mogelijke maatregelen genomen worden
voor het overbrengen van de bevolking en het garanderen van bevredigende omstandigheden
wat betreft onderdak, hygiëne, gezondheid, veiligheid en voedsel. Bovendien moet alles eraan
gedaan worden om families bij elkaar te houden en moeten zij kunnen terugkeren naar hun
huizen van zodra de noodzaak voor de verplaatsing ophoudt te bestaan311. Het artikel stelt ten
slotte dat niemand kan gedwongen worden om het grondgebied van hun staat te verlaten312.
68. In 1995 werd de discussie over humanitaire minimumnormen verplaatst naar de Verenigde
Naties. Sindsdien heeft de Secretaris-Generaal van de VN maar liefst negen rapporten over de
kwestie uitgevaardigd op basis van resoluties en verklaringen van de VN subcommissie voor de
304 T. MERON, “The Humanization of Humanitarian Law”, The American Journal of International Law, 2000,
Vol. 94, Nr. 2, 273-274. 305
T. MERON, “On the Inadequate Reach of Humanitarian and Human Rights Law and the Need for a New Instrument”, The American Journal of International Law, 1983, Vol. 77, Nr. 3, 589-606. 306
Declaration of Minimum Humanitarian Standards, 2 december 1990, http://www.ifrc.org/Docs/idrl/I149EN.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 307
E. CRAWFORD, “Road to nowhere? The future for a declaration on fundamental standards of humanity”, Journal of International Humanitarian Legal Studies, 2012, 12, http://works.bepress.com/emily_crawford/2/ (geconsulteerd 5/5/2012). 308
Aangezien de bijeenkomst plaatsvond op de Åbo Akademi University, een Zweedstalige universiteit, wordt deze ook somsde Verklaring van Åbo genoemd. Dit is de Zweedse naam van de stad,. 309
Artikel 1 Declaration of Minimum Humanitarian Standards. 310
Artikel 2 Declaration of Minimum Humanitarian Standards. 311
Artikel 7(1) Declaration of Minimum Humanitarian Standards. 312
Artikel 7(2) Declaration of Minimum Humanitarian Standards.
57
voorkoming van discriminatie en bescherming van minderheden en de VN commissie voor de
mensenrechten. Toch lijkt de uitvaardiging van een officieel, al dan niet bindend313, VN-
document dat deze minimumnormen garandeert niet dichterbij dan in 1995314. De opinies of er
een noodzaak is aan een dergelijk instrument zijn verdeeld315. Emily Crawford stelt dat 20 jaar na
het uitvaardigen van de Verklaring door de experten commissie in Turku, het instrument in een
impasse is verzeild geraakt316 en het onwaarschijnlijk lijkt dat een officiële Verklaring ooit zal
worden aangenomen. Martin Scheinin stelt dat dit niet wil zeggen dat de Turku Verklaring geen
belangrijke rol kan spelen. De zogenaamde impasse waarin de Verklaring zich bevindt betreft
enkel de formele aanname ervan317. De Verklaring is volgens hem wel succesvol in het stellen
van een standaard in de rechtspraak van internationale gerechtshoven en voor het werk van
organisaties zoals de ICRC. Daarnaast kan het ook een belangrijke rol spelen als een pedagogisch
instrument met betrekking tot gewapende groepen en andere niet-statelijke actoren, dat de
essentie van de mensenrechten en het humanitaire recht omschrijft318.
313 Aangezien het gaat om een Verklaring zou het een niet bindend instrument zijn. Volgens Theodor
Meron hoeft dit echter geen probleem te zijn voor de effectiviteit ervan, aangezien ook politieke en morele een hoge mate van effectiviteit kunnen hebben; T. MERON, “The Humanization of Humanitarian Law”, The American Journal of International Law, 2000, Vol. 94, Nr. 2, 275. 314
E. CRAWFORD, “Road to nowhere? The future for a declaration on fundamental standards of humanity”, Journal of International Humanitarian Legal Studies, 2012, 3, http://works.bepress.com/emily_crawford/2/ (geconsulteerd 5/5/2012). 315
Cf. E. CRAWFORD, “Road to nowhere? The future for a declaration on fundamental standards of humanity”, Journal of International Humanitarian Legal Studies, 2012, 18-28, http://works.bepress.com/emily_crawford/2/ (geconsulteerd 5/5/2012). 316
E. CRAWFORD, “Road to nowhere? The future for a declaration on fundamental standards of humanity”, Journal of International Humanitarian Legal Studies, 2012, 16, http://works.bepress.com/emily_crawford/2/ (geconsulteerd 5/5/2012). 317
M. SCHEININ, “Turku/ Åbo Declaration of Minimum Humanitarian Standards (1990)”, International Council on Human Rights Policy, Working Paper, 2005, 2-3, http://www.ichrp.org/files/papers/91/120B_-_Turku-Abo_Declaration_of_Minimum_Humanitarian_Standards_Scheinin__Martin__2005.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 318
M. SCHEININ, “Turku/ Åbo Declaration of Minimum Humanitarian Standards (1990)”, International Council on Human Rights Policy, Working Paper, 2005, 4-5, http://www.ichrp.org/files/papers/91/120B_-_Turku-Abo_Declaration_of_Minimum_Humanitarian_Standards_Scheinin__Martin__2005.pdf (geconsulteerd 5/5/2012).
58
2.5 De Guiding Principles on Internal Displacement
69. In 1998 werden de Guiding Principles on Internal Displacement uitgevaardigd om de
bescherming en bijstand van IDP te verbeteren319. Zij werden opgesteld door toenmalig
Internationaal Vertegenwoordiger voor Intern Ontheemden Francis M. Deng met een team van
maar liefst vijftig onafhankelijke internationale experten320, die door de VN Commissie voor de
mensenrechten was gevraagd een normatief kader voor IDP te ontwikkelen. Deze vraag kwam er
nadat hij in 1996 zijn “Compilation and Analysis of Legal Norms”321, waarin hij de bestaande
internationale normen had opgelijst en onderzocht, had ingediend. Hierin stelde hij dat “[i]t can
be concluded that in many aspects relating to the right to life, the prohibition of torture, the
prohibition of hostage-taking, the prohibition of contemporary forms of slavery, subsistence
rights and many aspects of religious rights, present international law seems to protect
sufficiently most of the specific needs of internally displaced persons. If these rights are violated
frequently, the reason does not lie in inadequate legal protection but rather in the unwillingness
of States, and/or in non-international conflicts of dissident forces, to observe binding
obligations”322. In de daaropvolgende paragrafen bespreekt hij echter de pijnpunten en hiaten in
de bescherming van IDP, opgedeeld in twee categorieën.
De eerste categorie gebieden met onvoldoende bescherming zijn situaties waarvoor wel een
algemene norm bestaat, maar waar een meer specifiek recht gericht op de bijzondere behoeften
van IDP dient geformuleerd te worden323. Een voorbeeld hiervan is het verbod op discriminatie,
dat een algemeen mensenrechtelijk principe is, maar waarbij ontheemding niet expliciet als
verboden discriminatiegrond vermeld wordt. Een ander voorbeeld is het mensenrechtelijk
principe van de vrijheid van beweging, waarbij er voor IDP geen specifieke bescherming is tegen
gedwongen terugkeer zoals voor vluchtelingen het geval is met het principe van non-
refoulement.324
De tweede categorie zijn vastgestelde problemen in de bescherming van IDP waarvoor expliciete
normen volledig ontbreken, ook in de algemene mensenrechtenverdragen325. Een voorbeeld
hiervan is het ontbreken van een expliciet recht om beschermd te worden tegen willekeurige
verplaatsing (cf. infra randnr. 70). Deng concludeerde dat uit zijn analyse blijkt dat het
noodzakelijk is om bepaalde zaken meer gedetailleerd te specifiëren met het oog op het
319 Guiding Principles on Internal Displacement, UN Doc E/CN.4/1998/53/Add.2, 11 February 1998.
320 R. COHEN & F. DENG, “The Genesis and the challenges”, Forced Migration Review, 2008, Special Issue: 10
years of the Guiding Principles on Internal Displacement, 4, http://www.fmreview.org/FMRpdfs/GP10/4-5.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 321
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, E/CN.4/1996/52/Add.2. 322
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §414, E/CN.4/1996/52/Add.2. 323
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §415, E/CN.4/1996/52/Add.2. 324
E. MOONEY, “Towards a Protection Regime for Internally Displaced Persons.” in E. NEWMAN & J. VAN SELM
(eds.), Refugees and Forced Displacement: International Security, Human Vulnerability and the State, Tokyo, United Nations University Press, 2003, 162. 325
F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §416, E/CN.4/1996/52/Add.2.
59
oplossen van hiaten in de bescherming van IDP. Dit vereist volgens hem “a future international
instrument on the protection of internally displaced persons” dat een apart normatief kader
bevat voor IDP.326 Dit instrument kwam er twee jaar later in de vorm van de Guiding Principles
on Internal Displacement.
70. De Guiding Principles bevatten, naast de definitie van IDP die hierboven reeds besproken
werd, 30 principes die de rechten opsommen van IDP327 en die grotendeels gelijk zijn aan
bestaande mensenrechten en humanitaire rechten328. Zelfs indien bepaalde rechten niet terug
te vinden zijn in bestaande verdragen, worden er in principe nog geen nieuwe rechten ingevoerd
in de strikte zin van het woord. Wel hebben de opstellers in sommige gevallen geprobeerd
specifieke normen af te leiden uit de bestaande teksten en de algemene principes van het
internationale recht. Zo bepaalt Principe 6(1) dat ieder mens het recht heeft te worden
beschermd tegen willekeurige verplaatsing van zijn of haar huis of gewoonlijke verblijfplaats.
Geen enkel van de bestaande verdragen bevat een dergelijk recht. Het humanitair recht verbiedt
wel verplaatsing in bepaalde specifieke gevallen en situaties en de mensenrechten garanderen
de vrijheid van beweging en het recht om een eigen woonplaats te kiezen en dus ook om daar te
verblijven. Dit principe is duidelijk afgeleid uit deze bepalingen329. Een ander voorbeeld is het
hierboven reeds vermelde Principle 15(d), dat een non-refoulement principe voor IDP bevat.
Hoewel dit in internationale verdragen steeds uitgaat van een grensoverschrijdend aspect,
wordt er hier gesproken over ‘any place’. Dit is volgens Walter Kälin in lijn met het internationale
recht en de principes waarop het gebaseerd is330. Catherine Phuong daarentegen is van mening
dat dit verder gaat dan het herformuleren van bestaand internationaal recht en volgens haar
proberen de schrijvers van de Guiding Principles met deze bepaling nieuw recht te creëren331.
71. De Guiding Principles zijn gericht op alle stadia van ontheemding: zowel de preventie, de
bescherming en bijstand tijdens de ontheemding, alsook de terugkeer of interne hervestiging en
re-integratie komen aan bod332. Bovendien dient te worden opgemerkt dat de Guiding Principles
326 F. DENG, Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995, §413,
E/CN.4/1996/52/Add.2. 327
Deze zijn verdeeld in vijf hoofdstukken: een aantal gemeenschappelijke bepalingen, principes met betrekking tot bescherming ter preventie van ontheemding, principes met betrekking tot bescherming tijdens een situatie van ontheemding, principes met betrekking op humanitaire interventies en ten slotte principes met betrekking tot terugkeer, hervestiging en herintegratie. 328
Paragraaf 3 van de introductie bij de de Guiding Principles on Internal Displacement stelt: “These principles reflect and are consistent with international human rights law and international humanitarian law”. 329
W. KÄLIN, How hard is soft law? The Guiding Principles on Internal Displacement and the need for a normative framework, Presentation at Roundtable Meeting: Ralph Bunche Institute for International Studies, 2001, 6. 330
W. KÄLIN, How hard is soft law? The Guiding Principles on Internal Displacement and the need for a normative framework, Presentation at Roundtable Meeting: Ralph Bunche Institute for International Studies, 2001, 6-7. 331
C. PHUONG, The International protection of Internally Displaced Persons, Cambridge, Cambridge University Press, 2004, 61. 332
Paragraaf 1 introductie bij de Guiding Principles on Internal Displacement; M. MOREL, “Het Kampalaverdrag inzake Intern Ontheemden: Een baken van hoop voor 12 miljoen Afrikanen?”, Wereldbeeld, jg. 34, nr. 134, 2010/I, 24, http://www.vvn.be/wp-content/uploads/2011/04/Wereldbeeld_2010_1_0.pdf (geconsulteerd 1/5/2012).
60
niet enkel op staten gericht zijn. In hun introductie luidt het als volgt: “[The Guiding Principles]
provide guidance to: (a) The Representative of the Secretary-General on Internally Displaced
Persons in carrying out his mandate; (b) States when faced with the phenomenon of internal
displacement; (c) All other authorities, groups and persons in their relations with internally
displaced persons; and (d) Intergovernmental and non-governmental organizations when
addressing internal displacement”.333 Dit is belangrijk omdat gebieden waarin IDP leven niet
altijd door de staat beheerd worden, maar soms gecontroleerd worden door niet-statelijke
actoren die niet gebonden zijn door de mensenrechtenverdragen. Deze bepalingen tonen
duidelijk aan dat de Guiding Principles streven naar een volledige bescherming van IDP.
Daarnaast besteden de Guiding Principles ook aandacht aan bepaalde extra kwetsbare groepen
van IDP. Zo vereist Principe 4(2) dat bepaalde categorieën IDP, zoals kinderen en in het bijzonder
niet-begeleide minderjarigen, zwangere vrouwen of vrouwen met jonge kinderen, personen met
een beperking en oudere personen, de bescherming en assistentie krijgen die hun situatie
vereist en die rekening houdt met hun bijzondere behoeften. In de praktijk blijkt namelijk dat
vrouwen en kinderen de overgrote meerderheid van de IDP vormen.334
72. Doordat ze niet door staten werden aangenomen in een internationaal verdrag zijn de
Guiding Principles op zich, hoewel algemeen aanvaard, niet juridisch bindend indien ze niet
worden omgezet in nationale wetgeving335. De bescherming van IDP valt in de eerste plaats
onder de nationale soevereiniteit van staten.336 Dit wordt ook benadrukt in de Guiding Principles
zelf, die aldus impliciet uitgaan van het concept van staatssoevereiniteit als
verantwoordelijkheid337. Een groot deel van de inhoud van de Guiding Principles is echter wel
juridisch bindend, gezien het veelal de relevante bepalingen van internationale mensenrechten
en internationaal humanitair recht voor IDP betreft die werden samengebracht. Hoewel zij soms
op een andere manier omschreven worden dan de bestaande rechten of in bepaalde gevallen
333 Paragraaf 3 introductie op de Guiding Principles on Internal Displacement.
334 E. MOONEY, “Towards a Protection Regime for Internally Displaced Persons.” in E. NEWMAN & J. VAN SELM
(eds.), Refugees and Forced Displacement: International Security, Human Vulnerability and the State, Tokyo, United Nations University Press, 2003, 164. 335
Verschillende landen, zoals Burundi en Angola hebben de Guiding Principles reeds geïncorporeerd in hun nationale wetgeving of beleid. 336
S. DUQUET, Migratie en mensenrechten. Naar een ius migrandi voor de homo movens?, Gent, Faculteit Rechtsgeleerdheid, 2009, 99-100 ; J. EL-BUSHRA & K. FISH, Refugees and Internally Displaced Persons, 2, http://www.huntalternatives.org/download/40_refugees.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 337
Principle 3(1), principe 9 & principe 25(1) Guiding Principles on Internal Displacement; R. COHEN & F. DENG, “The Genesis and the challenges”, Forced Migration Review, 2008, Special Issue: 10 years of the Guiding Principles on Internal Displacement, 4, http://www.fmreview.org/FMRpdfs/GP10/4-5.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). Opvallend is wel dat er in de Guiding Principles geen sprake is van beschermingrechten die IDP kunnen inroepen tegen de internationale gemeenschap. Principe 25(2) geeft internationale humanitaire organisaties en andere actoren wel het recht op hulp te verlenen en 25(3) stelt dat de autoriteiten van een staat deze organisaties vrije en ongehinderde doorgang zullen verlenen, maar er is geen verplichting om externe hulp te aanvaarden. J. FITZPATRICK, “Human Rights and Forced Displacement: Converging Standards” in A. BAYEFSKY & J. FITZPATRICK (eds.), Human Rights and Forced Displacement, The Hague, Martinus Nijhoff Publishers, 2000, 12.
61
uit de bestaande rechten specifieke bepalingen voor de situatie van IDP worden afgeleid, zijn er
strikt gezien geen nieuwe rechten ontwikkeld.338
Hoewel dit op het eerste zicht weinig nuttig lijkt, waren er ten tijde van het opstellen van de
Guiding Principles goede argumenten om te opteren voor een niet juridisch bindende tekst. De
belangrijkste redenen waren dat het uitwerken van een verdrag veel tijd in beslag zou nemen,
terwijl men snel wou kunnen optreden, en de verwachting dat veel staten zich hiertegen zouden
keren, gezien de gevoelige aard van het onderwerp in het kader van de staatssoevereiniteit.
Bovendien bestond er reeds internationaal recht dat van toepassing is op IDP in verschillende
internationale rechtsinstrumenten en was het eerder een zaak om deze verspreide bepalingen
te bundelen339, om op die manier een overzicht te krijgen van welke bepalingen uit de
mensenrechten, het humanitaire recht en eventueel het vluchtelingenrecht specifiek van belang
zijn voor de bescherming van IDP en zo de hiaten en grijze zones van het internationale recht
aan te pakken340. Ook de angst dat het negotiëren van een verdrag op basis van de bestaande
normen in de mensenrechten en het humanitair recht met zich mee zou kunnen brengen dat
staten bepaalde van deze normen in vraag zouden stellen of regels die als gewoonterecht
worden beschouwd zouden proberen afzwakken door te stellen dat zij niet langer geldig zijn,
speelde een belangrijke rol in het opteren voor een juridisch niet-bindend instrument.341 Ten
slotte heeft dit als voordeel, aldus Walter Kälin, dat het de onderhandelingen met staten
gemakkelijker maakt, aangezien zij niet onmiddellijk moeten vrezen veroordeeld te worden voor
de praktijken in hun land, maar zich in plaats daarvan op basis van de Guiding Principles kunnen
laten begeleiden om problemen aan te pakken. Om daadwerkelijk als normatief kader te
functioneren voor de bescherming van IDP is de daadwerkelijke acceptatie en het gebruik ervan
namelijk veel belangrijker dan hun rechtsvorm342. Zo werden de Guiding Principles bijvoorbeeld
door 190 landen voorop gesteld als een belangrijk internationaal kader voor de bescherming van
338 UNHCR, Handbook for the protection of Internally Displaced Persons, 2010, 27,
http://www.unhcr.ie/pdf/479498992.pdf (geconsulteerd 1/5/2012); M. MOREL, “Het Kampalaverdrag inzake Intern Ontheemden: Een baken van hoop voor 12 miljoen Afrikanen?”, Wereldbeeld, jg. 34, nr. 134, 2010/I, 24, http://www.vvn.be/wp-content/uploads/2011/04/Wereldbeeld_2010_1_0.pdf (geconsulteerd 1/5/2012); W. KÄLIN, How hard is soft law? The Guiding Principles on Internal Displacement and the need for a normative framework, Presentation at Roundtable Meeting: Ralph Bunche Institute for International Studies, 2001, 6; C. PHUONG, The International protection of Internally Displaced Persons, Cambridge, Cambridge University Press, 2004, 59. 339
R. COHEN, “The Guiding Principles on Internal Displacement: An Innovation in International Standard Setting”, Global Governance, 2004, Vol. 10, Nr. 4, 464-465, http://www.unhcr.org/refworld/pdfid/4c51531f2.pdf (geconsulteerd 5/5/2012); R. COHEN & F. DENG, “The Genesis and the challenges”, Forced Migration Review, 2008, Special Issue: 10 years of the Guiding Principles on Internal Displacement, 4, http://www.fmreview.org/FMRpdfs/GP10/4-5.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 340
W. KÄLIN, How hard is soft law? The Guiding Principles on Internal Displacement and the need for a normative framework, Presentation at Roundtable Meeting: Ralph Bunche Institute for International Studies, 2001, 5. 341
W. KÄLIN, How hard is soft law? The Guiding Principles on Internal Displacement and the need for a normative framework, Presentation at Roundtable Meeting: Ralph Bunche Institute for International Studies, 2001, 2. 342
W. KÄLIN, How hard is soft law? The Guiding Principles on Internal Displacement and the need for a normative framework, Presentation at Roundtable Meeting: Ralph Bunche Institute for International Studies, 2001, 7-8.
62
IDP op de World Summit van de Verenigde Naties in 2005. In de World Summit Outcome
resolution herkennen de ondertekenende staten dat de Guiding Principles on Internal
Displacement een belangrijk internationaal kader voor de bescherming van IDP vormen en
engageren zij zich ertoe effectieve maatregelen te nemen om de bescherming van IDP te
verbeteren343.
Ook voor internationale organisaties, zoals de UNHCR, spelen de Guiding Principles een
belangrijke rol. Zo stelde António Guterres, huidig Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, op
een Conferentie in Oslo in 2008 naar aanleiding van het tienjarige bestaan van de Guiding
Principles dat “[i]n the absence of binding instruments, the Guiding Principles have become an
extremely relevant protection instrument. We consider them as more than a simple compilation
and restatement of legal rules. For us, the Guiding Principles have played a significant role even
in shaping our own operational responsibilities in relation to displaced persons, namely in all the
dimensions of protection”. 344 Bovendien incorporeren steeds meer landen de Guiding Principles
in hun nationale wetgeving of beleid. Deze voorbeelden tonen aan dat zij, hoewel niet juridisch
afdwingbaar, wel een algemeen aanvaarde internationale standaard zijn geworden wat de
bescherming van IDP betreft345. Op diezelfde Conferentie te Oslo werden, naast hetgeen reeds
gerealiseerd werd dankzij de Guiding Principles, echter ook een aantal uitdagingen en
aanbevelingen voor de toekomst geformuleerd. Ondanks de inspanningen blijft het aantal IDP
wereldwijd stijgen, vooral door het stijgend aantal rampen ten gevolge van klimaatsverandering.
Deze vormen een nieuwe categorie van IDP, die nood hebben aan speciale bescherming.
Daarnaast zijn er in vele landen onopgeloste problemen die duurzame oplossingen voor
langdurige ontheemding verhinderen. De aanbevelingen die worden geformuleerd houden
onder andere in dat het incorporeren van de Guiding Principles in de nationale wetgeving van
staten gepromoot moet worden, dat de partnerschappen tussen de verschillende actoren die
een rol spelen in de bescherming van IDP verder ontwikkeld moeten worden, dat er meer
inspanningen moeten geleverd worden ter preventie van ontheemding, dat er strategieën
moeten ontwikkeld worden voor snelle en duurzame oplossingen en dat aan IDP een stem moet
gegeven worden in politieke onderhandelingen en in het ontwikkelen van duurzame
oplossingen346.
343 UN General Assemby, World Summit Outcome, 2005, A/Res./60/1, 29, §132.
344 R. COHEN & F. DENG, “The Genesis and the challenges”, Forced Migration Review, 2008, Special Issue: 10
years of the Guiding Principles on Internal Displacement, 5, http://www.fmreview.org/FMRpdfs/GP10/4-5.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 345
X, “Achievements, challenges and recommendations”, Forced Migration Review, 2008, Special Issue: 10 years of the Guiding Principles on Internal Displacement, 6, http://www.fmreview.org/FMRpdfs/GP10/6-7.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 346
X, “Achievements, challenges and recommendations”, Forced Migration Review, 2008, Special Issue: 10 years of the Guiding Principles on Internal Displacement, 6-7, http://www.fmreview.org/FMRpdfs/GP10/6-7.pdf (geconsulteerd 5/5/2012).
63
2.6 Het Verdrag van Kampala: een grote stap voorwaarts in de bescherming van IDP?
73. Op 22 en 23 oktober 2009 kwamen de staten van de Afrikaanse Unie bijeen in de Ugandese
hoofdstad Kampala op een Speciale Top met betrekking tot Vluchtelingen, Repatrianten en
Internally Displaced Persons. Hierop werd het Verdrag voor de Bescherming van en Bijstand aan
Internally Displaced Persons in Afrika (of kortweg: Verdrag van Kampala)347 aangenomen onder
het goedkeurend oog van tal van NGO’s en vertegenwoordigers van de Verenigde Naties348. Dit
verdrag is een historische gebeurtenis en is een grote stap in de evolutie van de IDP-
problematiek. Voor het eerst is er een regionaal juridisch bindend instrument voor de
bescherming van de naar schatting maar liefst 12 miljoen IDP, meer dan 40% van de IDP-
populatie op de wereld, op het Afrikaanse continent. Wanneer ontheemding die niet het gevolg
is van conflict of gewapend geweld, zoals natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen,
wordt meegerekend ligt dit cijfer zelfs nog veel hoger349. De uitvaardiging van dit verdrag toont
aan dat de Afrikaanse staten vastberaden zijn om het probleem van internal displacement aan te
pakken en is een belangrijk signaal naar de internationale gemeenschap toe350. Toenmalig
Speciale Vertegenwoordiger voor Internally Displaced Persons Walter Kälin stelde het als volgt:
“Building on the UN Guiding Principles on Internal Displacement it is the first legally binding IDP-
specific treaty covering an entire continent. The Convention is a tremendous achievement and a
beacon of hope for the almost 12 million people in Africa internally displaced by conflict and the
many more internally displaced by natural disasters, and hopefully serves as a model for other
regions, too.”351
De staten van de Afrikaanse Unie zijn trouwens niet aan hun proefstuk toe als het aankomt op
het aanpakken van problemen van bevolkingsstromen. Zo vaardigden zij in 1969 het Verdrag
347 Volledige tekst te consulteren op http://www.internal-
displacement.org/8025708F004BE3B1/(httpInfoFiles)/0541BB5F1E5A133BC12576B900547976/$file/Convention(En).pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 348
M. MOREL, “Het Kampalaverdrag inzake Intern Ontheemden: Een baken van hoop voor 12 miljoen Afrikanen?”, Wereldbeeld, jg. 34, nr. 134, 2010/I, 23, http://www.vvn.be/wp-content/uploads/2011/04/Wereldbeeld_2010_1_0.pdf (geconsulteerd 1/5/2012); Zie bijvoorbeeld het persbericht IDMC, “NRC and IDMC welcome African Union Convention on IDPs”, 23 oktober 2009, http://www.internal-displacement.org/8025708F004BE3B1/%28httpInfoFiles%29/DDA13FFEE36B220CC12576580032001D/$file/PR_AU-IDPs_Oct09.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 349
IDMC, The Kampala Convention: Making it real. A short guide to the AU Convention for the protection and assistance of IDPs in Africa, 2010, 8, http://www.internal-displacement.org/8025708F004BE3B1/(httpInfoFiles)/4C847FC535DFD2ECC12577F1005850DB/$file/au-media-pack-en.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 350
F. ZORZI GIUSTINIANI, “New hopes and challenges for the protection of IDP in Africa: The Kampala Convention for the protection and assistance of Internally Displaced Persons in Africa”, Denver Journal of International Law and Policy, 2011, Vol. 39, Nr. 2, 350, http://law.du.edu/documents/djilp/39No2/5-Zorzi-Giustiniani.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 351
W. KÄLIN, The Human Rights of Internally Displaced Persons, Speech at United Nations General Assembly, 2009, http://www.brookings.edu/speeches/2009/1026_internal_displacement_kalin.aspx (geconsulteerd 5/5/2012).
64
Inzake de Specifieke Aspecten van Vluchtelingenproblemen in Afrika352 uit, waardoor grote
aantallen personen op de vlucht voor conflicten onderdak konden vinden in verscheidene
Afrikaanse staten. Op sub-regionaal niveau werd reeds een belangrijke stap in de bescherming
van IDP genomen op de International Conference on the Great Lakes Region in december
2006353. Hierop sloten de 11 lidstaten van deze regio354 een Pact rond Veiligheid, Stabiliteit en
Ontwikkeling, waarbij twee protocollen werden toegevoegd die specifiek de problematiek van
IDP behandelen: het Protocol betreffende de bescherming en bijstand aan IDP355 en het Protocol
betreffende de eigendomsrechten van terugkerende populaties356. Ook het Protocol betreffende
de voorkoming en bestrijding van seksueel geweld tegen vrouwen en kinderen357 heeft een
significante betekenis in de bescherming van IDP. Het IDP protocol bij dit pact was het eerste
multilaterale instrument ter wereld dat staten ertoe verbond de Guiding Principles on Internal
Displacement aan te nemen en te implementeren in hun nationale wetgeving358. Het verdrag van
Kampala gaat nu nog een stap verder doordat het een compleet eigen bindend juridisch kader
creëert voor de bescherming van IDP op het Afrikaanse continent.359
74. Hoewel de Afrikaanse staten op de Speciale Top werden opgeroepen tot een snelle
ondertekening, ratificering en implementering ervan, is het Verdrag van Kampala nog niet in
werking getreden. Momenteel hebben 35 staten het verdrag ondertekend360, maar slechts 11
352 Te consulteren op http://www.africa-
union.org/Official_documents/Treaties_%20Conventions_%20Protocols/Refugee_Convention.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 353
A. M. ABEBE, “The African Union Convention on Internally Displaced Persons: Its Codification Background, Scope and Enforcement Challenges”, Refugee Survey Quarterly, 2010, Vol. 29, nr. 3, 29. 354
Met name Angola, Burundi, Centraal Afrikaanse Republiek, Republiek Congo, Democratische Republiek Congo, Kenia, Uganda, Rwanda, Sudan, Tanzania en Zambia; iDMC, Pact on Security, Stability and Development in the Great Lakes Region, http://www.internal-displacement.org/greatlakes (geconsulteerd 5/5/2012). 355
Te consulteren op http://www.internal- displacement.org/8025708F004BE3B1/(httpInfoFiles)/29D2872A54561F66C12572FB002BC89A/$file/Final%20protocol%20Protection%20IDPs%20-%20En.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 356
Te consulteren op http://www.internal-displacement.org/8025708F004BE3B1/(httpInfoFiles)/84E06BF26DBB560BC12572FB002C02D6/$file/Final%20protocol.PropertyRights%20-En%20r.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 357
Te consulteren op http://www.internal-displacement.org/8025708F004BE3B1/(httpInfoFiles)/381B8D820A51C229C12572FB002C0C5B/$file/Final%20protocol.Sexual%20Violence%20-%20En.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 358
AU ECOSOCC & IDMC, Making the Kampala Convention work for IDPs: Guide for civil society on supporting the ratification and implementation of the Convention for the Protection and Assistance of Internally Displaced Persons in Africa, 2010, 10, http://reliefweb.int/sites/reliefweb.int/files/resources/BBFA0C45D885077AC12577C4004B60F2-IDMC_Jul2010.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 359
F. ZORZI GIUSTINIANI, “New hopes and challenges for the protection of IDP in Africa: The Kampala Convention for the protection and assistance of Internally Displaced Persons in Africa”, Denver Journal of International Law and Policy, 2011, Vol. 39, Nr. 2, 351-352, http://law.du.edu/documents/djilp/39No2/5-Zorzi-Giustiniani.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 360
Ondertekening verplicht staten er slechts toe zich te onthouden van handelingen die het onderwerp of het doel van het verdrag zouden ondermijnen, om juridisch gebonden te worden door het verdrag moet een staat het verdrag naast ondertekenen ook ratificeren; IDMC, The Kampala Convention: Making it real. A short guide to the AU Convention for the protection and assistance of IDPs in Africa, 2010, 8, http://www.internal-
65
ervan hebben het verdrag reeds geratificeerd361. Om in werking te treden moeten minimaal 15
landen het verdrag ratificeren362.
75. Inhoudelijk is het Verdrag van Kampala sterk gebaseerd op de Guiding Principles. Het zou
grofweg kunnen voorgesteld worden als een poging om de Guiding Principles te transformeren
in een juridisch bindend instrument op maat van de situatie in Afrika363. Zo is de definitie van IDP
in het Verdrag364 letterlijk overgenomen en noemt de preambule van het verdrag de Guiding
Principles het belangrijk internationaal kader voor de bescherming van IDP. Het verdrag
bevestigt tevens dat staten de mensenrechten en de rechten die IDP genieten in het
internationaal humanitair recht moeten respecteren365 en de verplichtingen die hen worden
opgelegd moeten nakomen om willekeurige ontheemding te vermijden366. Iedereen heeft
volgens de Conventie namelijk het recht om niet willekeurig verplaatst te worden. Hierbij wordt
ook een niet-limitatieve opsomming gegeven van categorieën van willekeurige verplaatsing.367
De nadruk wordt in het verdrag, nog meer dan in de Guiding Principles, sterk gelegd op de
statelijke verplichtingen. Deze houden verband met het voorkomen van ontheemding, de
bescherming en bijstand van IDP tijdens ontheemding en het bevorderen van duurzame
terugkeer, lokale integratie of hervestiging van IDP. In overeenstemming met het
soevereiniteitsbeginsel dragen de soevereine nationale Afrikaanse staten nog steeds de primaire
verantwoordelijkheid voor de bescherming van hun burgers, en dus ook de IDP op hun
territorium. Om hieraan te voldoen verplicht het verdrag staten dan ook om de internationale
verplichtingen te incorporeren in gepaste nationale wetgeving en dienen zij nationale
strategieën en een IDP-beleid uit te vaardigen368. De manier waarop deze bepalingen worden
geïmplementeerd wordt echter niet voorgeschreven door het verdrag. Het staat de
verdragspartijen dan ook vrij om te beslissen hoe zij dit doen. In ieder geval zal dit een
beoordeling vereisen van de reeds bestaande nationale wetgeving en beleid, het invoeren van
nieuwe wetgeving om eventuele hiaten op te vullen, het verwerpen van bestaande wetgeving
die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het verdrag en het nemen van de nodige
maatregelen voor de uitvoering ervan. 369 Indien staten falen in de nakoming van deze
displacement.org/8025708F004BE3B1/(httpInfoFiles)/4C847FC535DFD2ECC12577F1005850DB/$file/au-media-pack-en.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 361
Met name Uganda, Sierra Leone, Centraal-Afrikaanse Republiek, Zambia, Gabon, Somalië, Djibouti, Gambia, Togo, Mali en Guinea-Bissau, Cf. http://www.internal-displacement.org/8025708F004BE3B1/(httpInfoFiles)/F8FAA20B7CFA67AAC1257830004E020D/$file/african-union-convention-on-idps.pdf (geconsulteerd 5/5/2012); IDMC, Making the Kampala Convention real, http://www.internal-displacement.org/kampala-convention/making-it-real (geconsulteerd 5/5/2012). 362
Artikel 17(1) Verdrag van Kampala. 363
A. M. ABEBE, “The African Union Convention on Internally Displaced Persons: Its Codification Background, Scope and Enforcement Challenges”, Refugee Survey Quarterly, 2010, Vol. 29, nr. 3, 42. 364
Artikel 1(k) Verdrag van Kampala. 365
Artikel 3(1) Verdrag van Kampala. 366
Artikel 4(1) Verdrag van Kampala. 367
Artikel 4(4) Verdrag van Kampala. 368
Artikel 3(2) Verdrag van Kampala. 369
IDMC, The Kampala Convention: Making it real. A short guide to the AU Convention for the protection and assistance of IDPs in Africa, 2010, 9, http://www.internal-displacement.org/8025708F004BE3B1/(httpInfoFiles)/4C847FC535DFD2ECC12577F1005850DB/$file/au-media-pack-en.pdf (geconsulteerd 5/5/2012).
66
verplichtingen moeten zij compenserende maatregelen en andere vergoedingen voorzien voor
de personen die ten gevolge van hun ontheemding schade hebben geleden.370
Het is dus pas als nationale staten te kort schieten in hun verplichtingen om de IDP op hun
grondgebied te beschermen, dat het Verdrag van Kampala een regionaal regime doet ontstaan
dat een collectieve Afrikaanse verantwoordelijkheid instelt.371 Zo bepaalt artikel 8 van het
Verdrag wanneer de Afrikaanse Unie kan tussenkomen. Dit kan in de eerste plaats wanneer de
ontheemding werd veroorzaakt door handelingen die een zware inbreuk vormen op het
internationale recht, de mensenrechten of het humanitair recht, zoals oorlogsmisdaden,
genocide en misdaden tegen de mensheid. Daarnaast kan de Unie ook optreden op vraag van
een lidstaat372. De Afrikaanse Unie zal ook de inspanningen van staten steunen om de
bepalingen van het verdrag ter bescherming en begeleiding van IDP na te komen. Hiervoor zal zij
onder andere het institutionele kader en de capaciteit van de Unie voor de bescherming en
begeleiding van IDP versterken en zal zij samenwerken met de staten en met humanitaire en
andere organisaties.373 Op die manier vormt het verdrag een evenwichtig compromis tussen de
belangen van staten en hun staatssoevereiniteit enerzijds, en de noodzaak aan een
beschermend kader voor IDP wanneer staten er niet in slagen hun verplichtingen na te komen
anderzijds.
76. Opvallend is ook dat het verdrag, naast de verplichtingen die het oplegt aan staten, ook
verplichtingen bevat voor niet-statelijke gewapende groepen.374 Nog voor deze verplichtingen
worden opgesomd stelt het artikel expliciet dat dit geenszins kan geïnterpreteerd worden op
een zodanige wijze dat er aan deze gewapende groepen legitimiteit, erkenning of een juridische
status zou worden verleend.375 De verplichtingen die aan deze groepen worden opgelegd zijn
onder andere het verbod om willekeurige ontheemding te veroorzaken, het belemmeren van
hulpverlening aan IDP, de toegang voor humanitaire organisaties te verbieden, het ontnemen
van basisrechten zoals het recht op leven in waardige omstandigheden, voedsel of water aan
IDP, en de vrijheid van beweging van IDP in te perken376. Verder bevat het verdrag ook nog een
aantal verplichtingen voor internationale en humanitaire organisaties. Ook zij moeten de
verplichtingen die aan hen worden opgelegd door en de rechten van IDP in het internationale
recht respecteren en zijn gebonden door de principes van menselijkheid, neutraliteit,
onpartijdigheid en onafhankelijkheid.377
77. De oorzaak van de ontheemding speelt voor de toepassing van het verdrag in principe geen
rol. Om als IDP gekwalificeerd te worden moet men aan twee voorwaarden voldoen: de
ontheemding moet gedwongen of onvrijwillig zijn en men mag geen internationale grens
370 Artikel 12 Verdrag van Kampala.
371 Artikel 8 Verdrag van Kampala; M. MOREL, “Het Kampalaverdrag inzake Intern Ontheemden: Een baken
van hoop voor 12 miljoen Afrikanen?”, Wereldbeeld, jg. 34, nr. 134, 2010/I, 27, http://www.vvn.be/wp-content/uploads/2011/04/Wereldbeeld_2010_1_0.pdf (geconsulteerd 1/5/2012). 372
Artikel 8(1) en (2) Verdrag van Kampala. 373
Artikel 8(3) Verdrag van Kampala. 374
Artikel 7 Verdrag van Kampala. 375
Artikel 7(1) Verdrag van Kampala. Dit wordt overigens nog eens herhaald in Artikel 15(2) Verdrag van Kampala. 376
Artikel 7(5) Verdrag van Kampala. 377
Cf. Artikel 6 Verdrag van Kampala.
67
overschrijden. De oorzaken opgesomd in de definitie van IDP in het Verdrag moeten, naar
analogie met die in de Guiding Principles, niet-limitatief geïnterpreteerd worden.
In het verdrag wordt wel specifiek aandacht besteed aan de situatie van ontheemding door
bouw- en infrastructuurprojecten378. In het voorontwerp van het verdrag was deze oorzaak ook
mee opgenomen in de definitie van IDP, maar dit haalde de uiteindelijke versie van de
verdragstekst niet. Het aantal personen ontheemd omwille van dergelijke projecten is een zeer
onderschat probleem en wordt vaak over het hoofd gezien doordat de positieve aspecten van
dergelijke projecten de negatieve aspecten vaak verdringen in de publieke opinie en
berichtgeving. Exacte cijfers hierover zijn er niet, maar het aantal IDP dat ontheemd is door
dergelijke projecten is niet te onderschatten.379 Door dit expliciet in te schrijven in het verdrag
wordt de focus hier ook op dit probleem gelegd. Het verdrag verwijst zowel naar projecten door
private als door publieke personen380. Bovendien verwijst het nergens naar de grootte ervan, in
tegenstelling tot de Guiding Pinciples die enkel over grootschalige bouw- en
infrastructuurprojecten spreken381 . Het verdrag is bijgevolg van toepassing op dergelijke
projecten, ongeacht hun grootte.382 Staten moeten er op toezien dat mogelijke alternatieven
worden onderzocht en dat personen die dreigen ontheemd te worden geïnformeerd en
geconsulteerd worden383. Daarnaast moeten de sociaaleconomische effecten en de effecten op
het milieu worden getoetst door de staat, voordat een dergelijk project wordt opgestart.384
Slechts indien de ontheemding gerechtvaardigd kan worden door dwingende redenen van
openbaar belang kan het project worden toegelaten.385 Dit wordt echter niet expliciet in artikel
10 vermeld, wat als een verzwakking van de Conventie tegenover de Guiding Principles kan
worden gezien.386
78. Het Verdrag van Kampala besteedt ten slotte ook aandacht aan duurzame oplossingen voor
internal displacement. Reeds bij de opsomming van de doelstellingen van het verdrag wordt
expliciet duidelijk gemaakt dat naast preventie en bescherming ook duurzame oplossingen
moeten worden nagestreefd387 en het is dan ook een verplichting voor de lidstaten om dit te
378 Artikel 10 Verdrag van Kampala.
379 AU ECOSOCC & IDMC, Making the Kampala Convention work for IDPs: Guide for civil society on
supporting the ratification and implementation of the Convention for the Protection and Assistance of Internally Displaced Persons in Africa, 2010, 6, http://reliefweb.int/sites/reliefweb.int/files/resources/BBFA0C45D885077AC12577C4004B60F2-IDMC_Jul2010.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 380
Artikel 10(1) Verdrag van Kampala. 381
Principe 6(c) van de Guiding Principles on Internal Displacement. 382
F. ZORZI GIUSTINIANI, “New hopes and challenges for the protection of IDP in Africa: The Kampala Convention for the protection and assistance of Internally Displaced Persons in Africa”, Denver Journal of International Law and Policy, 2011, Vol. 39, Nr. 2, 355-356, http://law.du.edu/documents/djilp/39No2/5-Zorzi-Giustiniani.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 383
Artikel 10(2) Verdrag van Kampala. 384
Artikel 10(3) Verdrag van Kampala. 385
IDMC, Before displacement: Preventing displacement from happening, http://www.internal-displacement.org/kampala-convention/before-displacement (geconsulteerd 5/5/2012). 386
A. M. ABEBE, “The African Union Convention on Internally Displaced Persons: Its Codification Background, Scope and Enforcement Challenges”, Refugee Survey Quarterly, 2010, Vol. 29, nr. 3, 48. 387
Artikel 2(a) Verdrag van Kampala.
68
doen 388 . Staten moeten hiervoor bevredigende omstandigheden creëren voor vrijwillige
terugkeer, lokale integratie of duurzame relocatie in veilige en waardige omstandigheden389.
Bovendien moeten staten ervoor zorgen dat IDP geïnformeerd worden en vrij kunnen kiezen
voor een van deze oplossingen390. Deze vrije keuze volstaat echter niet. Het verdrag bepaalt
verder ook dat staten bescherming en assistentie moeten bieden aan IDP bij het zoeken naar
duurzame oplossingen, indien nodig in samenwerking met de Afrikaanse Unie, NGO’s of
humanitaire en civiele organisaties391. Duurzame oplossingen zijn volgens het verdrag bijgevolg
in de eerste plaats vrijwillig en moeten gebeuren in veilige en duurzame omstandigheden. In de
tweede plaats moeten zij georganiseerd gebeuren. De vergoedingsregeling voorzien in artikel 12
zal een belangrijke rol spelen in het proces van duurzame oplossingen. Dit artikel voorziet in een
eerlijke en rechtvaardige compensatie of andere vorm van herstel voor schade die IDP hebben
geleden. Deze economische steun is essentieel bij het herstelproces en de heropbouw van
dorpen van IDP die terugkeren of de opbouw van een nieuw leven voor IDP die zich integreren in
hun plaats van ontheemding of die zich op een nieuwe locatie vestigen.392 Staten zullen hier een
juridisch kader voor moeten uitwerken 393 dat de procedure bevat op basis waarvan
compensaties beschikbaar zijn en die in overeenstemming is met de internationale standaard.
Dit houdt in dat zij in overeenstemming zal moeten zijn met de Guiding Principles en de
mensenrechten.394 Hoe dit in de praktijk precies vorm zal krijgen is nog onduidelijk.
79. Wat nu de precieze invloed van dit verdrag in de praktijk zal zijn indien het in werking treedt,
blijft afwachten, maar het is duidelijk dat er een aantal zwakke punten zijn. Vooral het
ontbreken van een effectief uitvoeringsmechanisme voor de uitvoering en de implementatie van
de verdragsbepalingen in de nationale wetgeving van staten kan een pijnpunt vormen.395 Het
ratificeren van het verdrag is slechts een eerste stap. Pas als de Afrikaanse Staten ook effectief
de bepalingen ervan naleven, kan dit ook een significant verschil betekenen in de dagelijkse
praktijk van mensenrechtenschendingen tegen IDP. Opdat het verdrag succesvol zou zijn, is het
ook belangrijk dat juiste informatie beschikbaar is over de draagwijdte ervan en de rechten die
het geeft aan IDP. Deze informatie moet zowel voor de IDP zelf, als voor de machthebbers in de
Afrikaanse staten, allerhande organisaties betrokken bij de bescherming van IDP en de publieke
388 Artikel 3(2)(e) Verdrag van Kampala.
389 Artikel 11(1) Verdrag van Kampala.
390 Artikel 11(2) Verdrag van Kampala.
391 Artikel 11(3) Verdrag van Kampala.
392 F. ZORZI GIUSTINIANI, “New hopes and challenges for the protection of IDP in Africa: The Kampala
Convention for the protection and assistance of Internally Displaced Persons in Africa”, Denver Journal of International Law and Policy, 2011, Vol. 39, Nr. 2, 368-369, http://law.du.edu/documents/djilp/39No2/5-Zorzi-Giustiniani.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 393
Artikel 12(2) Verdrag van Kampala. 394
A. M. ABEBE, “The African Union Convention on Internally Displaced Persons: Its Codification Background, Scope and Enforcement Challenges”, Refugee Survey Quarterly, 2010, Vol. 29, nr. 3, 51. 395
M. MOREL, “Het Kampalaverdrag inzake Intern Ontheemden: Een baken van hoop voor 12 miljoen Afrikanen?”, Wereldbeeld, jg. 34, nr. 134, 2010/I, 26, http://www.vvn.be/wp-content/uploads/2011/04/Wereldbeeld_2010_1_0.pdf (geconsulteerd 1/5/2012); F. ZORZI GIUSTINIANI, “New hopes and challenges for the protection of IDP in Africa: The Kampala Convention for the protection and assistance of Internally Displaced Persons in Africa”, Denver Journal of International Law and Policy, 2011, Vol. 39, Nr. 2, 369-370, http://law.du.edu/documents/djilp/39No2/5-Zorzi-Giustiniani.pdf (geconsulteerd 5/5/2012).
69
opinie beschikbaar zijn. Een sleutelrol is weggelegd voor maatschappelijke organisaties, zowel
door druk te zetten op staten om tot ratificatie en implementatie van het verdrag over te gaan,
als door de publieke bewustmaking van het belang en de inhoud van het Verdrag van
Kampala396.
Op papier is het verdrag echter een enorm belangrijke vernieuwing in de bescherming van IDP
op internationaal niveau en heeft het alles in zich om komaf te maken met de “protection gap”
voor IDP in Afrika. Bovendien kan het een voortrekkersrol spelen als voorbeeld voor andere
regio’s in de wereld die kampen met IDP om ook regionale verdragen af te sluiten of zelfs een
eerste stap richting een algemeen internationaal beschermingsstatuut voor IDP zijn. Het verdrag
slaagt er namelijk in een compromis te vinden tussen de belangen van staten enerzijds, doordat
zij de principiële verantwoordelijkheid bij hen laat liggen en zo hun soevereiniteit respecteert, en
de belangen van IDP anderzijds door het instellen van een Afrikaans beschermingsregime als
staten hier niet in slagen. Om dit evenwicht te bewaren werden bewust expliciete verwijzingen
naar humanitaire interventie of het concept van de staatssoevereiniteit als verantwoordelijkheid
vermeden397. Uit de bespreking van het soevereiniteitsbeginsel hierboven is gebleken dat dit
geen gemakkelijk evenwicht is.
396 AU ECOSOCC & IDMC, Making the Kampala Convention work for IDPs: Guide for civil society on
supporting the ratification and implementation of the Convention for the Protection and Assistance of Internally Displaced Persons in Africa, 2010, 17-18 & 24-25, http://reliefweb.int/sites/reliefweb.int/files/resources/BBFA0C45D885077AC12577C4004B60F2-IDMC_Jul2010.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 397
A. M. ABEBE, “The African Union Convention on Internally Displaced Persons: Its Codification Background, Scope and Enforcement Challenges”, Refugee Survey Quarterly, 2010, Vol. 29, nr. 3, 57.
70
Hoofdstuk 3 –De rol van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen
(UNHCR)
80. De Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen of de United Nations High Commissioner for
Refugees (UNHCR) is het vluchtelingenagentschap van de Verenigde Naties. Dit agentschap is de
opvolger van de International Refugee Organisation (IRO) die in 1947 werd opgericht in de
nasleep van Wereldoorlog II om de vele Europeanen die gevlucht waren voor de oorlog te
begeleiden. Tegen het eind van de jaren ’40 was deze organisatie echter verscheurd door
toenemende spanningen tussen Oost- en West-Europa, wat uiteindelijk leidde tot haar
opdoeking in 1951. Men was het er echter over eens dat er nog steeds noodzaak was aan een
agentschap voor vluchtelingen. Resolutie 319 (IV) van de Algemene vergadering van de
Verenigde Naties van 1949398 voorzag in de oprichting van de UNHCR als subsidiair orgaan bij de
Algemene Vergadering399 en op 14 december 1950 werd haar statuut vastgelegd in een annex bij
resolutie 428 (V)400. Oorspronkelijk was het mandaat van de UNHCR beperkt tot drie jaar, te
beginnen in januari 1951401. Na de uitvaardiging van de Conventie van Genève werd al snel
duidelijk dat ook in andere delen van de wereld nood was aan een orgaan ter bescherming van
de rechten van vluchtelingen. Het mandaat van de UNHCR werd vervolgens telkens opnieuw
verlengd en meermaals uitgebreid door resoluties van de Algemene Vergadering van de VN. In
2003 werd de UNHCR gemachtigd haar werk verder te zetten zolang het vluchtelingenprobleem
bestaat.402 Sinds 2005 wordt de functie van Hoge Commissaris vervuld door de Portugees
António Guterres.
81. De United Nations High Commissioner for Refugees heeft, zoals de naam doet vermoeden, in
de eerste plaats als taak het beschermen van de rechten en het welzijn van vluchtelingen en het
zoeken naar duurzame oplossingen voor het vluchtelingenprobleem403. Het werkinstrument dat
zij hiervoor ter beschikking heeft is de Vluchtelingenconventie van Genève van 1951. Het statuut
van de UNHCR bepaalt dat haar werk niet van politieke aard mag zijn, maar daarentegen van
humanitaire en sociale aard moet zijn.404 Nergens in het statuut worden IDP vermeld, maar door
de afwezigheid van een internationaal agentschap voor de bescherming van IDP is men het
statuut ruim gaan interpreteren. Artikel 9 van het statuut bepaalt namelijk dat “[t]he High
Commissioner shall engage in such additional activities, including repatriation and resettlement,
as the General Assembly may determine, within the limits of the resources placed at his
disposal.” Op basis van deze bepaling werden door de Algemene Vergadering van de VN
verschillende ad hoc resoluties aangenomen die de UNHCR toelaten te werken met Internally
398 UN General Assembly, Refugees and stateless persons, 3 December 1949, A/RES/319,
http://www.unhcr.org/refworld/docid/3b00f1ed34.html. 399
Artikel 22 van het Charter van de Verenigde Naties bepaalt namelijk dat de Algemene Vergadering subsidiaire organen mag oprichten indien ze dit nodig acht voor uitoefening van haar functies. 400
UN General Assembly, Statute of the Office of the United Nations High Commissioner for Refugees, 14 December 1950, A/RES/428(V), http://www.unhcr.org/refworld/docid/3ae6b3628.html. 401
Artikel 5 Resolutie 319 (IV) Algemene Vergadering VN. 402
UNHCR, Self-Study Module 1: An Introduction to International Protection. Protecting Persons of Concern to UNHCR, 2005, 6-7, http://www.unhcr.org/refworld/docid/4214cb4f2.html. 403
Artikel 1 Annex bij Resolutie 428 (V) Algemene Vergadering VN. 404
Artikel 2 Annex bij Resolutie 428 (V) Algemene Vergadering VN.
71
Displaced Persons, zo bood de UNHCR reeds hulp aan IDP in Sudan in 1972405, en waren er in de
daarop volgende decennia operaties in Angola, Sierra Leone, Somalië, Mozambique, Chad en
Ethiopië en Zimbabwe in Afrika, Colombia, El Salvador en Nicaragua in Zuid-Amerika, Irak,
Libanon en Afghanistan in het Midden-Oosten en de Balkanlanden in Europa.406
Tussen 1972 en 1991 waren deze tussenkomsten van de UNHCR voor IDP eerder gebonden aan
de terugkeer van vluchtelingen. Vaak waren er in de gebieden waarin de UNHCR hulp en
bescherming bood aan vluchtelingen ook IDP aanwezig en was het in deze omstandigheden niet
redelijk of haalbaar om de vluchtelingen en de IDP op een verschillende manier te
behandelen407. Het keerpunt voor de bescherming van IDP door de UNHCR kwam er in 1991 met
de interventie in Noord-Irak. Tijdens deze interventie, waarbij de VN Veiligheidsraad
zogenaamde ‘safe havens’ in het leven riep voor Koerdische IDP, besliste de toenmalige Japanse
Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen Sadako Ogata om de UNHCR aan te stellen als
hoofdagentschap voor IDP in Irak. Deze beslissing was heel erg controversieel omdat zij hiermee
de kritiek naast zich neer legde dat hiermee de beslissing van Turkije, dat weigerde zijn grenzen
open te stellen voor deze Koerdische Iraakse minderheid en zo asiel weigerde te verlenen aan
rechtmatige vluchtelingen, gelegitimeerd werd408. Sinds het einde van de Koude Oorlog in 1991
is het mandaat van de UNHCR gradueel uitgebreid en is deze dan ook een steeds grotere rol
gaan spelen in de bescherming van IDP. Zo bood de UNHCR in 2009 hulp en bescherming aan
naar schatting 14.7 miljoen IDP in 22 verschillende landen, waaronder Sudan, Colombia en Irak,
de drie landen met het grootste aantal IDP ter wereld409. Dit is beduidend meer dan de 10,5
miljoen vluchtelingen die datzelfde jaar door de UNHCR geassisteerd werden410. In 2011 steeg
dit cijfer naar 17 miljoen IDP in 25 landen.411
82. De grondslag voor de rol van de UNHCR voor IDP en de criteria voor de bescherming van IDP
door de UNHCR vandaag de dag werd door de Algemene Vergadering van de VN in 1998
vastgelegd in Resolutie 53/125:
405 E. FELLER, “UNHCR’s role in IDP protection: opportunities and challenges”, Forced Migration Review,
2006, Special Issue, 11, http://www.fmreview.org/FMRpdfs/BrookingsSpecial/07.pdf (geconsulteerd 5/5/2012); G. LOESCHER, A. BETTS & J. MILNER, The United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR): The politics and practice of refugee protection into the twenty-first century, New York, Routledge, 2008, 106. 406
UNHCR, The protection of Internally Displaced Persons and the role of the UNHCR, Informal Consultative Meeting, 2007, 1, http://www.unhcr.org/excom/EXCOM/45dd5a712.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 407
B. CHIMNI, “Globalization, humanitarianism and the erosion of refugee protection”, Journal of Refugee Studies, 2000, Oxford, University Press, 260; C. PHUONG, The International protection of Internally Displaced Persons, Cambridge, Cambridge University Press, 2004, 80. 408
C. PHUONG, The International protection of Internally Displaced Persons, Cambridge, Cambridge University Press, 2004, 80-81; G. LOESCHER, A. BETTS & J. MILNER, The United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR): The politics and practice of refugee protection into the twenty-first century, New York, Routledge, 2008, 106-107. 409
UNHCR, Internally Displaced Persons: On the run in their own land, http://www.unhcr.org/pages/49c3646c146.html (geconsulteerd 5/5/2012). 410
UNHCR, History of UNHCR: A Global Humanitarian organization of humble origins, http://www.unhcr.org/pages/49c3646cbc.html (geconsulteerd 5/5/2012). 411
UNHCR, UNHCR Global Appeal 2012-2013, 34, http://www.unhcr.org/4ec230ebb.html (geconsulteerd 5/5/2012).
72
“[The General Assembly] [n]otes the relevance of the Guiding Principles on Internal
Displacement, reaffirms its support for the role of the Office of the High Commissioner in
providing humanitarian assistance and protection to internally displaced persons, on the basis of
specific requests from the Secretary-General or the competent organs of the United Nations and
with the consent of the State concerned, taking into account the complementarities of the
mandates and expertise of other relevant organizations, and emphasizes that activities on behalf
of internally displaced persons must not undermine the institution of asylum.”412
Om over te gaan tot humanitaire hulp aan IDP moet er dus in de eerste plaats een specifiek
verzoek van de Secretaris-Generaal of het competente orgaan van de VN zijn. Bovendien kan dit
enkel met de toestemming van de staat in kwestie. Dat deze activiteiten geen afbreuk mogen
doen aan het instituut asiel is een rechtstreekse verwijzing naar de situatie in de jaren ’90 die
hierboven werd beschreven en onderstreept dat het mandaat van de UNHCR in de eerste plaats
van toepassing is op vluchtelingen.
De UNHCR heeft dus nog steeds geen algemene bevoegdheid om op te treden voor IDP.
Bovendien is het niet omdat aan de criteria voldaan is, dat er ook automatisch opgetreden zal
worden. Het is moeilijk te voorspellen of de UNHCR in een bepaalde situatie zal optreden of
niet.413
83. De vraag is hoe ver de UNHCR kan gaan in het onderbrengen van IDP in zijn mandaat. De
toenemende rol van de UNHCR in de bescherming van IDP is een controversieel onderwerp.
Sommigen vrezen namelijk dat dit haar traditionele mandaat, met name de bescherming van
vluchtelingen en het zoeken naar duurzame oplossingen voor het vluchtelingenprobleem, zal
ondermijnen. De ervaring in Irak in 1991 toont aan dat er een duidelijk risico bestaat dat staten
de rol van de UNHCR in de bescherming van IDP als een politiek instrument gaan gebruiken om
een toestroom van vluchtelingen in hun land te omzeilen.414 Dennis McNamara uit zich een
voorstander van een nieuw op te richten agentschap binnen de Verenigde Naties dat de
belangen van IDP behartigt. Hij stelt dat er op die manier een duidelijke organisatie zou zijn die
de verantwoordelijkheid moet opnemen voor de bescherming van IDP, waardoor de
verschillende spelers op dit moment de bal niet langer uit hun kamp kunnen houden. Zo stelt hij
dat de reactie van de Verenigde Naties in Darfur te traag was doordat het niet duidelijk was welk
VN orgaan moest belast worden met de verantwoordelijkheid om toe te komen aan de nood aan
bescherming en onderdak voor de IDP ter plaatse. Ook de operaties in de Democratische
Republiek Congo, Liberia en Uganda waren volgens hem in hetzelfde bedje ziek. Een apart IDP
agentschap zou de noodzaak aan snelle en effectieve interventies alleen maar ten goede
komen.415
412 Artikel 16 UN General Assembly, Office of the United Nations High Commissioner for Refugees:
resolution/adopted by the General Assembly, 12 February 1999, A/RES/53/125, http://www.unhcr.org/refworld/docid/3b00f52c0.html (geconsulteerd 5/5/2012). 413
C. PHUONG, The International protection of Internally Displaced Persons, Cambridge, Cambridge University Press, 2004, 84. 414
G. LOESCHER, A. BETTS & J. MILNER, The United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR): The politics and practice of refugee protection into the twenty-first century, New York, Routledge, 2008, 110. 415
D. MCNAMARA, “Who Does What?”, Forced Migration Review, 2005, IDP Supplement, 6-7.
73
Voorstanders van de IDP bescherming door de UNHCR daarentegen achten de uitbreiding van
haar mandaat noodzakelijk en stellen dat de UNHCR de noodzakelijke expertise voor de
bescherming van IDP heeft opgebouwd. De situatie in de jaren ’90 is volgens hen niet bruikbaar
als argument tegen de uitbreiding van het mandaat van de UNHCR, maar toont aan dat de
UNHCR moet leren uit de fouten die gemaakt zijn in het verleden. De UNHCR moet net zoeken
naar oplossingen voor de situatie van IDP en vluchtelingen die niet dienen als alternatief voor
asiel of om het zoeken naar oplossingen voor de onderliggende oorzaak van het probleem te
omzeilen.416 Ernest Antwi argumenteert dat de oprichting van een aparte High Commissioner for
Internally Displaced Persons (UNHCIDP) veel tijd en geld in beslag zou nemen. Bovendien zou
deze nieuwe organisatie in het begin de nodige expertise missen, terwijl IDP nood hebben aan
snelle en effectieve oplossingen. De UNHCR heeft volgens hem al de nodige structuur, ervaring
en expertise ter zake opgebouwd om de problemen van IDP aan te pakken. Hij acht dan ook een
uitbreiding van de financiële en operationele mogelijkheden van de UNHCR en een formeel
mandaat voor de bescherming van IDP wenselijk boven de oprichting van een nieuw agentschap,
ten minste zolang een nieuw agentschap niet de nodige expertise heeft opgebouwd.417 Antwi
pleit bijgevolg voor een uitbreiding van het statuut van de UNHCR naar een United Nations High
Commissioner for Refugees and Internally Displaced Persons (UNHCRIDP). Daarnaast pleit hij
voor het juridisch bindend maken van de Guiding Principles on Internal Displacement als
werkinstrument voor deze UNHCRIDP.418 Francis Deng en Roberta Cohen bekijken het van de
realistische kant en stellen dat de uitbreiding van het mandaat van de UNHCR een grotere kans
heeft om internationaal aanvaard te worden. Zij stellen dat hoewel een nieuw op te richten
agentschap in theorie een aantrekkelijk idee is, het onwaarschijnlijk lijkt dat er voor een dergelijk
voorstel politieke steun kan worden gevonden. Hierdoor zou het moeilijk zijn om middelen te
verkrijgen. Een meer overtuigend alternatief is volgens hen de uitbreiding van het mandaat van
een bestaande instelling zoals de UNHCR, die reeds een bijzondere expertise ontwikkeld heeft in
het werken met Internally Displaced Persons.419
84. Een grote beperking van het hierboven beschreven IDP beschermingsregime is het
ontbreken van een duidelijke instelling die de leiding van operationele operaties en de
verantwoordelijkheid ervan op zich neemt. Vele organisaties kijken hierdoor eerst de kat uit de
boom alvorens over te gaan tot actie. Zaken zoals het organiseren en managen van IDP-kampen,
de toevoer van water en voedsel en het bevorderen van re-integratie en herstel verlopen dan
ook niet steeds efficiënt omdat het niet duidelijk is wie dit voor zijn rekening moet nemen.
Terwijl de discussie rond het oprichten van een nieuw IDP-agentschap of het uitbreiden van de
bevoegdheid van de UNHCR voor de bescherming van IDP woedt, heeft de Algemene
Vergadering van de VN in 2004 als reactie hierop de zogenaamde ‘collaborative response’ of
416 G. LOESCHER, A. BETTS & J. MILNER, The United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR): The
politics and practice of refugee protection into the twenty-first century, New York, Routledge, 2008, 106 & 110. 417
E. ANTWI, Why the world does not need a United Nations High Commissioner for Internally Displaced Persons (IDPs) now, Refugee Aware, 2010, 3. 418
E. ANTWI, Why the world does not need a United Nations High Commissioner for Internally Displaced Persons (IDPs) now, Refugee Aware, 2010, 11-12. 419
R. COHEN & F. DENG, Masses in flight: the global crisis of internal displacement, Washington DC, Brookings Institution, 1998, 9.
74
‘collaborative approach’ voorgesteld, waarbij de verschillende actieve organisaties moeten
samenwerken om tot snelle en effectieve actie over te gaan. De samenwerking tussen
internationale organisaties, NGO’s en lokale en regionale autoriteiten moet op die manier de
mogelijkheden om over te gaan tot actie en de efficiëntie van die actie vergoten.420 De
coördinatie tussen deze verschillende organisaties gebeurt door de Emergency Relief
Coordinator (ERC), dat verslag uitbrengt bij de VN veiligheidsraad. De ERC zit tevens het Inter-
Agency Standing Committee (IASC) voor, dat functioneert als het overlegorgaan waarin de
verschillende organisaties samenkomen en beslissingen nemen rond humanitaire acties.421
Om de hiaten in de humanitaire respons op IDP en vluchtelingensituaties op te vangen werd in
2005 de zogenaamde ‘cluster approach’ goedgekeurd door het IASC. Deze nieuwe aanpak kwam
er nadat de Algemene Vergadering in 2004 in Resolutie 58/177422 de noodzaak had benadrukt
“to strengthen further inter-agency arrangements and the capacities of the United Nations
agencies and other relevant actors to meet the immense humanitarian challenges of internal
displacement”, waarbij zij het belang van de Collaborative Approach onderlijnde423 en alle
relevante VN agentschappen en humanitaire, mensenrechten- en ontwikkelingsorganisaties
opriep “to enhance further their collaboration and coordination, through the Inter-Agency
Standing Committee”424. Het idee is dat het werk in de verschillende sectors of clusters verdeeld
wordt over de verschillende actieve organisaties, waarbij iedere organisatie de leiding neemt
voor de aspecten die vallen binnen zijn cluster. Binnen zijn cluster is de organisatie die de leiding
heeft zowel het eerste aanspreekpunt als de laatste hulpverlener.425 Zo is de UNHCR in de cluster
approach bijvoorbeeld bevoegd om de leiding te nemen in de coördinatie en het management
van IDP-kampen, noodopvang en de bescherming van IDP in situaties van gewapend conflict, de
United Nations Development Programme (UNDP) is bevoegd voor het herstel en UNICEF heeft de
leiding in de voorziening van water en sanitair426. In deze rol heeft de UNHCR in 2011 als leidend
agentschap gefunctioneerd in 21 operaties. Zo waren er onder andere operaties op vlak van
kampmanagement in Ivoorkust, Democratische Republiek Congo, Pakistan en Jemen, in de
cluster van noodopvang was de UNHCR (co-)leider bij projecten in Ivoorkust en Somalië. Op het
gebied van bescherming van IDP waren er operaties in onder andere Ivoorkust en Libië en
werden specialisten uitgezonden naar Kenia, Somalië en Zuid-Sudan.427
420 J. EGELAND, “Towards a stronger humanitarian response system”, Forced Migration Review, 2005, IDP
Supplement, 4-5; E. ANTWI, Why the world does not need a United Nations High Commissioner for Internally Displaced Persons (IDPs) now, Refugee Aware, 2010, 4. 421
UNHCR, Handbook for the protection of Internally Displaced Persons, 2010, 43-44, http://www.unhcr.ie/pdf/479498992.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 422
UN General Assembly, Resolution 58/177 on Protection of and Assistance to Internally Displaced Persons, 12 March 2004, A/RES/58/177, http://www.unhcr.org/refworld/docid/415c24844.html. 423
Artikel 13 Resolutie 58/177 VN Algemene Vergadering. 424
Artikel 14 Resolutie 58/177 VN Algemene Vergadering. 425
T. MORRIS, “UNHCR, IDPs and clusters”, Forced Migration Review, 2006, Vol. 25, 54. 426
Voor een overzicht van de verschillende clusters en wie hierin de leiding heeft, zie UNHCR, Handbook for the protection of Internally Displaced Persons, 2010, 45, http://www.unhcr.ie/pdf/479498992.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 427
UNHCR, “Working with the Internally Displaced”, UNHCR Global Appeal 2012-2013, 34-37, http://www.unhcr.org/4ec230ebb.html (geconsulteerd 5/5/2012).
75
Het is duidelijk dat de UNHCR met de verantwoordelijkheid voor de bescherming van IDP een
hele belangrijke rol toegewezen gekregen heeft in deze cluster approach. Roberta Cohen stelt
dat “UNHCR’s long experience with uprooted populations and its comprehensive mandate,
encompassing both protection and assistance, made it the obvious choice for taking the
protection lead.”428 Volgens haar heeft de VN met deze cluster approach eindelijk een antwoord
in het leven geroepen op de noodzaak aan een effectieve institutionele bescherming voor IDP.429
Ook Walter Kälin, sinds 2004 Vertegenwoordiger voor de mensenrechten van IDP van de
Secretaris-Generaal van de VN vindt de toewijzing van deze rol aan de UNHCR een logische stap:
“What we need are clear rules to establish which agency would do what and in what kinds of
situation. For example, it is obvious that UNHCR is the organisation with the most experience and
capacity to protect and assist persons displaced by armed conflict who are in camps or to
organise IDP returns in safety and dignity after the end of the conflict. Indeed, it is difficult to
understand why there should not be at least a presumption that the High Commissioner for
Refugees should assume responsibility in such situations.”430
85. Toch is niet iedereen zo enthousiast. De cluster approach geeft op zich namelijk geen
mandaat aan de UNHCR om op te treden voor IDP, maar is een regeling die de bestaande
mandaten van de verschillende organisaties die bezig zijn met IDP samenbrengt en
coördineert431. Opdat de UNHCR kan optreden moeten de voorwaarden van de hierboven
besproken Resolutie 53/125 nog steeds in acht genomen worden. Het systeem van de cluster
approach werd bovendien zeer snel doorgevoerd en verschillende NGO’s hebben de
bezorgdheid geuit dat hun taak niet volledig duidelijk is en dat niet voldoende rekening werd
gehouden met de operationele en organisatorische structuur van de NGO’s.432 Ernest Atwi
erkent dat er reeds een hele verbetering heeft plaatsgevonden in de bescherming van IDP, maar
vindt de Collaborative Respons ontoereikend. Hij stelt dat dit systeem onnodig
overgecompliceerd is en dat IDP, ondanks hun hachelijke situatie, nog steeds niet het
beschermingsniveau krijgen dat ze nodig hebben. Bovendien wijst hij op enkele zwakke punten
van het systeem: in de eerste plaats is de VN lang niet actief in alle staten waar IDP leven. Ten
tweede zijn de agentschappen die de leiding hebben in een bepaalde cluster hier niet toe
gebonden bij wet, waardoor het al dan niet over gaan tot actie nog te veel een discretionaire
bevoegdheid is van de organisatie in kwestie, in het bijzonder wanneer deze niet rechtstreeks
onder hun doel vallen. Ten derde zijn deze organisaties niet altijd goed voorbereid of in de
meest geschikte positie om deze taken op zich te nemen. Ook hebben vele organisaties het
moeilijk om snel aan de nodige financiële middelen te geraken in crisissituaties. Dit alles wordt
versterkt doordat een goed rapportage- en controlesysteem ontbreekt, waardoor deze zwakke
428 R. COHEN, “UNHCR: Expanding its role with IDPs”, Forced Migration Review, 2005, IDP Supplement, 9.
429 R. COHEN, “UNHCR: Expanding its role with IDPs”, Forced Migration Review, 2005, IDP Supplement, 11.
430 X, “Interview: Walter Kälin, Representative of the UN Secretary-General on the Human Rights of IDPs”,
Forced Migration Review, 2005, Vol. 23, 6. 431
UNHCR, The protection of Internally Displaced Persons and the role of the UNHCR, Informal Consultative Meeting, 2007, 4, http://www.unhcr.org/excom/EXCOM/45dd5a712.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 432
T. MORRIS, “UNHCR, IDPs and clusters”, Forced Migration Review, 2006, Vol. 25, 55.
76
punten te weinig geïdentificeerd en aangepakt worden. De oplossing ligt volgens hem dan ook in
een formele uitbreiding van het mandaat van de UNHCR voor IDP.433
86. Concluderend kan gesteld worden dat de verantwoordelijkheid voor de bescherming van IDP
door de UNHCR een proces in volle evolutie is. Formeel gezien houdt het statuut van de UNHCR
geen specifieke verantwoordelijkheid voor IDP in, waardoor zij niet als een algemeen
internationaal agentschap ter bescherming van IDP mag worden bestempeld. Sinds begin jaren
’70 en vooral na de Koude Oorlog is haar rol in de bescherming van IDP echter gradueel
gegroeid. Hierbij mag niet uit het hoog worden verloren dat de primaire en belangrijkste
verantwoordelijkheid nog steeds bij de nationale staten ligt. De bescherming die UNHCR biedt
aan IDP dient dan ook in de eerste plaats nationale bescherming door de autoriteiten van die
staat te promoten of te versterken. De rol van internationale organisaties is niet het vervangen,
maar het ondersteunen van regeringen in de bescherming van hun bevolking.434
433 E. ANTWI, Why the world does not need a United Nations High Commissioner for Internally Displaced
Persons (IDPs) now, Refugee Aware, 2010, 2-4. 434
UNHCR, The protection of Internally Displaced Persons and the role of the UNHCR, Informal Consultative Meeting, 2007, 14, http://www.unhcr.org/excom/EXCOM/45dd5a712.pdf (geconsulteerd 5/5/2012).
77
Deel 3 – Case study: Internally Displaced Persons in Sudan
Hoofdstuk 1 - Situering en geschiedenis van het conflict
87. Sinds de onafhankelijkheid van de Republiek Sudan in 1956 heeft het land nooit echt rust
gekend. Anne Walraet introduceert Sudan dan ook als een land van records435: het is met een
oppervlakte van 2.5 miljoen vierkante kilometer het grootste land van het Afrikaanse continent,
waar de langste Afrikaanse burgeroorlog ooit heeft gewoed, met het grootste aantal
vluchtelingen en ontheemden436 en massaal veel doden437 tot gevolg. Het conflict dat Sudan al
jaren verscheurt is er een met vele gezichten. Zo is het een regionaal conflict tussen het noorden
en zuiden, een religieus conflict tussen moslims en christenen, een etnisch en cultureel conflict
tussen het Arabische noorden en het zwart Afrikaanse zuiden en een politiek en economisch
conflict waarbij het noorden reeds sinds de onafhankelijkheid het zuiden domineert en
profiteert van de natuurlijke rijkdommen zoals olie438 en vruchtbaar land439. Naast deze strijd
tussen nood en zuid zijn er ook nog eens verschillende intra-stammenconflicten, vaak gevoed
door de noordelijke regering, waardoor er op verschillende fronten gevochten wordt440.
Bovendien is sinds 2003 ook de regio Darfur, in het westen van het land, in strijd verwikkeld.
88. Voor de onafhankelijkheid was Sudan in handen van de Britten, die het land bestuurden
sinds 1898 en sinds 1899 in een condominium samen met Egypte. Historisch gezien is het
grondgebied van Zuid-Sudan pas sinds het begin van de twintigste eeuw een onderdeel van
Sudan, toen het werd ingelijfd door de Britse kolonisator. Het beleid dat de Britten toepasten
was echter verschillend voor het noorden en het zuiden. Daar waar zij in het noorden de
politieke en economische macht zelf in handen namen, werd in het zuiden een ‘indirect rule-
systeem’ ingevoerd, waarbij het bestuur in handen bleef van de traditionele autoriteiten. De
controle over het zuiden van het land was voornamelijk strategisch interessant in de strijd met
andere koloniserende landen over de hoorn van Afrika en om de goede verstandhouding met
Egypte, voor wie de toegang tot de Nijl levensbelangrijk was, te behouden. Als gevolg hiervan
ontstond er in het noorden een Arabische elite, die in 1956 de onafhankelijkheid van zowel de
Britten als Egypte uitriep. Het verschillend beleid in het noorden en het zuiden is een van de
grote oorzaken van de nog steeds bestaande kloof tussen beiden. Het zorgde voor een breuklijn
tussen Arabieren en Afrikanen en tussen de islam en het christendom, die de argwaan tussen
435 A. WALRAET, “Vrede in Soedan: Si vis pacem, para bellum” in R. DOOM (ed.), Conflict en Ontwikkeling.
Overleven in de grensgebieden van de globalisering, Gent, Academia Press, 2008, 538. 436
De cijfers schommelen rond de 5 miljoen volgens het IDMC en Unicef, cf. http://www.internal-displacement.org/8025708F004CE90B/(httpPages)/22FB1D4E2B196DAA802570BB005E787C?OpenDocument&count=1000 (geconsulteerd 5/5/2012) en http://www.unicef.org/sudan/IDP_fact_sheet_November_2006.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 437
Sinds de jaren negentig alleen al zouden meer dan 2 miljoen mensen omgekomen zijn in de oorlog en door hongersnood, T. DAGNE, Sudan: The Crisis in Darfur and Status of the North-South Peace Agreement, Congressional Research Service, 2011, preamble. 438
H. RUIZ, “The Sudan: Cradle of Displacement” in R. COHEN & F. DENG, The Forsaken People: Case Studies of the Internally Displaced, Washington DC, Brookings Institution, 1998, 139-140. 439
S. PANTULIANO, The land question: Sudan’s peace nemesis, HPG Working Paper, 2007, 2. 440
Norwegian Refugee Council/Global IDP Project, Internal Displacement in Sudan: Background paper prepared for the mission to Sudan of the Senior inter-agency network on Internal Displacement, 2002, 2, http://www.ecoi.net/file_upload/nz62_00797sud.pdf (geconsulteerd 5/5/2012).
78
beide voedde en een bron was voor nationalisme. Hoewel de Britten oorspronkelijk niet de
intentie hadden om het noorden en het zuiden te verenigen in een eengemaakt land, zagen zij
omwille van politieke overwegingen af van hun ‘Southern Policy’. Een onafhankelijk Zuid-Sudan
zou namelijk niet in goede aarde vallen bij de Arabische nationalistische elite in Khartoum en
gevolgen kunnen hebben op de commerciële banden441.
89. De burgeroorlog of de ‘Noord-Zuidoorlog’ begon reeds in 1955, doordat de bevolking in het
zuiden opkwam tegen de politieke dominantie van het noorden. Op een conferentie in Juba in
1954 hadden de zuidelijke leiders duidelijk gemaakt dat zij enkel akkoord konden gaan met een
onafhankelijkheid van Sudan indien dit een ruime autonomie voor het zuiden inhield, hetzij als
deelstaat in een federatie met het noorden, hetzij als onafhankelijke staat. Het sterke noorden
hield echter geen rekening met deze eisen en het idee van een autonoom Zuid-Sudan werd
opgedoekt. Wat volgde was een militaire en administratieve invasie van het zuiden door het
noorden. Als reactie hierop rebelleerde het Equatoriakorps in de zuidoostelijke stad Torit,
waardoor vijf maanden voor de onafhankelijkheid van Sudan de situatie reeds ontspoord was442.
In 1972 werd het vredesakkoord van Addis Ababa afgesloten, waarbij het zuiden van het land
een zekere mate van politieke en financiële autonomie kreeg. Er werd een systeem ingevoerd
waarbij een zuidelijke regering werkte onder de centrale regering. Hierdoor kwam er een einde
kwam aan de eerste fase van het conflict. De jaren die volgden op deze eerste burgeroorlog zijn
volgens Francis Deng de enige periode in de geschiedenis van Sudan dat er relatieve vrede en
veiligheid heerste en er wederzijdse aanvaarding en respect was tussen het noorden en het
zuiden, niet als een eengemaakt volk, maar als verschillende etnische en religieuze groepen die
samen kunnen leven in hetzelfde land443. Door de asymmetrische structuur tussen de zuidelijke
en de centrale regering was de verdeling van de economische bevoegdheden tussen beide
onduidelijk. Dit werd pijnlijk zichtbaar door de ontdekking van grote oliereserves in 1978, die
zich grotendeels op het grondgebied van het zuiden bevonden, maar waarvan vooral het
noorden de vruchten plukte444.
De spanningen laaiden weer op in 1983 nadat de centrale regering in het noorden het zuiden
had opgedeeld in drie administratieve regio’s met elk een eigen regering. De bevoegdheden van
die regeringen waren echter beduidend kleiner dan voordien, waardoor de autonomie die in
1972 aan het zuiden was gegeven sterk beperkt werd. Bovendien wou de regering van president
Nimeiry met de zogenaamde ‘septemberwetten’ de sharia of islamitisch recht invoeren in het
zuiden, waar hoofdzakelijk christenen of aanhangers van plaatselijke animistische religies
wonen.445 Dit alles luidde het begin van een tweede burgeroorlog in. Een groep officieren, naar
het zuiden gestuurd om de orde te herstellen, plande een opstand, maar werden overgeplaatst
441 A. WALRAET, “Vrede in Soedan: Si vis pacem, para bellum” in R. DOOM (ed.), Conflict en Ontwikkeling.
Overleven in de grensgebieden van de globalisering, Gent, Academia Press, 2008, 541-542. 442
A. WALRAET, “Vrede in Soedan: Si vis pacem, para bellum” in R. DOOM (ed.), Conflict en Ontwikkeling. Overleven in de grensgebieden van de globalisering, Gent, Academia Press, 2008, 542. 443
F. DENG, War of visions: conflict of identities in the Sudan, Washington DC, Brookings Institution, 1995, 485. 444
A. WALRAET, “Vrede in Soedan: Si vis pacem, para bellum” in R. DOOM (ed.), Conflict en Ontwikkeling. Overleven in de grensgebieden van de globalisering, Gent, Academia Press, 2008, 544. 445
H. RUIZ, “The Sudan: Cradle of Displacement” in R. COHEN & F. DENG, The Forsaken People: Case Studies of the Internally Displaced, Washington DC, Brookings Institution, 1998, 143.
79
toen de centrale regering hier gehoor van kreeg. Bataljon 105 met basis in de stad Bor, dat
onder leiding stond van John Garang, weigerde deze overplaatsing echter en vluchtte naar de
Ethiopische grens om er het Sudan People’s Liberation Army (SPLA)446 op te richten. In de loop
van de jaren tachtig werd de SPLA sterker en escaleerde het conflict. Als reactie leverde de
regering in het noorden wapens aan Arabische overvallers, die dorpen in het zuiden aanvielen
en plunderden. Dit had massale ontheemding tot gevolg zonder dat de regering hier iets aan
deed447. De IDP werden door de regering als nationaal probleem afgeschilderd. Daarbij beriep zij
zich op het principe van de staatssoevereiniteit om internationale inmenging tegen te houden.
Bovendien bemoeilijkte zij de humanitaire hulpverlening door de VN en NGO’s, die door de
noordelijke regering als een partner van het zuiden werden aanzien. De Sudanese regering is
dan ook verantwoordelijk voor massale inbreuken op de mensenrechten en volgens waarnemers
zijn deze zelfs een deel geweest van haar conflictbeleid. Daarnaast is ook het SPLA niet vrij van
beschuldigingen, al zouden de inbreuken van hun kant veel minder zwaar zijn.448
In 1989 kwam Omar al-Bashir aan de macht in Sudan na een staatgreep, geruggesteund door het
National Islamic Front die de sharia in heel Sudan wilden doorvoeren. Hierdoor werd het
tekenen van een vredesverdrag tussen de regering in het noorden en het SPLA van John Garang
verhinderd449 en bleef het conflict aanslepen in de jaren negentig. Het SPLA was gedurende de
jaren tachtig steeds sterker geworden, waardoor er vele IDP terug naar huis konden keren. In
1991 viel het regime in Ethiopië echter, waardoor het SPLA belangrijke militaire steun verloor.
Bovendien zorgde een interne machtsstrijd ervoor dat het SPLA werd opgesplitst, waardoor het
zuiden ook onderling in conflict geraakte. Deze verzwakking van het SPLA had opnieuw veel
ontheemding tot gevolg.450
90. Pas op 9 januari 2005 werd het conflict officieel beëindigd door het ondertekenen van het
Comprehensive Peace Agreement (CPA) door de regering van Sudan en het SPLA. Dit
vredesakkoord voorzag in twee mogelijke uitkomsten voor het conflict: een onafhankelijk zuiden
of een unitair, democratisch en seculier Sudan. Tijdens een transitieperiode werden beide
mogelijkheden opengehouden door te werken met een asymmetrisch federalisme waarbij er
naast een regering van Nationale Eenheid ook een Zuid-Sudanese regering werkzaam was451.
Deze vrede was echter bijzonder broos. Zo braken er opnieuw rellen uit nadat John Garang op
30 juli 2005, amper drie weken nadat hij tot vicepresident was benoemd, omkwam bij een
446 Dat de militaire tak vormt van de Sudan People’s Liberation Movement.
447 H. RUIZ, “The Sudan: Cradle of Displacement” in R. COHEN & F. DENG, The Forsaken People: Case Studies of
the Internally Displaced, Washington DC, Brookings Institution, 1998, 144. 448
H. RUIZ, “The Sudan: Cradle of Displacement” in R. COHEN & F. DENG, The Forsaken People: Case Studies of the Internally Displaced, Washington DC, Brookings Institution, 1998, 141-142; Norwegian Refugee Council/Global IDP Project, Internal Displacement in Sudan: Background paper prepared for the mission to Sudan of the Senior inter-agency network on Internal Displacement, 2002, 2, http://www.ecoi.net/file_upload/nz62_00797sud.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 449
X., Profile: Sudan’s president Bashir, BBC News, 25 November 2003, http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/3273569.stm (geconsulteerd 5/5/2012). 450
H. RUIZ, “The Sudan: Cradle of Displacement” in R. COHEN & F. DENG, The Forsaken People: Case Studies of the Internally Displaced, Washington DC, Brookings Institution, 1998, 150-151. 451
A. WALRAET, “Vrede in Soedan: Si vis pacem, para bellum” in R. DOOM (ed.), Conflict en Ontwikkeling. Overleven in de grensgebieden van de globalisering, Gent, Academia Press, 2008, 539.
80
helikoptercrash omdat er opgezet spel vermoed werd452. Ook in de daarop volgende jaren werd
er regelmatig bericht over geweld in Sudan.
Begin 2011 koos de bevolking van het Zuiden in een referendum met bijna 99% van de stemmen
massaal voor de onafhankelijkheid453. Sinds 9 juli 2011 is de Republiek Zuid-Sudan dan ook een
onafhankelijk staat met Juba als hoofdstad. De situatie is echter nog lang niet stabiel. De
precieze grens tussen Sudan en Zuid-Sudan blijft een belangrijk twistpunt. De economische
belangen, met name olie, zijn dan ook groot. De meeste oliereserves liggen namelijk in het
zuiden. De noordelijke regering heeft er dus alle belang bij de reserves op de grensgebieden
voor zich te winnen om zo ook toegang te hebben tot het zwarte goud454. Zo claimen beide
staten bijvoorbeeld het olierijke grensgebied Abyei, waar niet alleen een van de meest lucratieve
oliereservaten ligt, maar ook een belangrijk deel van de pijpleiding voor het olietransport naar
de Rode Zee. Door de spanningen in de regio zijn vele mensen op de vlucht geslagen.455 Ook in
Heglig, een ander olierijk grensgebied, blijven de gemoederen hoog gespannen. Tijdens een
recente inval van Zuid-Sudanese troepen in het gebied dreigde al-Bashir er zelfs mee om het
regime in Juba ten val te brengen. Zuid-Sudan trok zich terug, maar blijft volhouden dat het
aanspraak maakt op het gebied456. Het vredesakkoord en de onafhankelijkheid van Zuid-Sudan
slaagden er dus nog niet in rust te brengen in de regio en de relaties tussen Sudan en Zuid-Sudan
blijven zeer gespannen. Vooral het aanhoudend geweld in het grensgebied blijft ontheemding
veroorzaken.457
91. Terwijl het noord-zuid conflict stilaan richting een vredesakkoord evolueerde, begon in
februari 2003 de crisis in Darfur458. Twee rebellengroepen, met name het Sudan Liberation Army
(SLA)459 en de Justice and Equality Movement (JEM), kwamen in opstand tegen de marginalisatie
van de regio en discriminatie van etnische Afrikaanse moslimgroepen door de National Congress
Party-regering. Sinds het begin van deze crisis zijn naar schatting 450.000 mensen omgekomen
452 X., Anti-Arab riots break out in south Sudan capital after Garang death, Sudan Tribune, 1 August 2005,
http://www.sudantribune.com/Anti-Arab-riots-break-out-in-south,10892 (geconsulteerd 5/5/2012); X, Riots after Sudan VP Garang dies, BBC News, 1 August 2005, http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/4734517.stm (geconsulteerd 5/5/2012). 453
X., South Sudan backs independence – results, BBC, 7 February 2011, http://www.bbc.co.uk/news/world-africa-12379431 (geconsulteerd 5/5/2012). 454
A. WALRAET, “Vrede in Soedan: Si vis pacem, para bellum” in R. DOOM (ed.), Conflict en Ontwikkeling. Overleven in de grensgebieden van de globalisering, Gent, Academia Press, 2008, 553-554. 455
UN Security Council, Report of the Secretary-General on the situation in Abyei, 23 March 2012, S/2012/175; IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 22. 456
X., Soedan en Zuid-Soedan beleven vechtscheiding, De Redactie, 18 april 2011, http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/buitenland/120418_Soedan (geconsulteerd 5/5/2012); X., Zuid-Soedan trekt zich terug uit betwiste zone, De Redactie, 20 april 2012, http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/buitenland/120420_Soedan (geconsulteerd 5/5/2012). 457
IDMC, Sudan and South Sudan: Violence on both sides of the border continues to displace civilians, 11 November 2011, http://www.unhcr.org/refworld/docid/4ebd1e062.html (geconsulteerd 5/5/2012); IRIN, Briefing: Sudan’s Border clashes, 29 March 2012, http://www.irinnews.org/Report/95196/Briefing-Sudans-border-clashes (geconsulteerd 5/5/2012); J. VAUGHAN, “Sudan, S. Sudan resume hostilities as talks end without deal”, AFP, 4 April 2012. 458
A. WALRAET, “Vrede in Soedan: Si vis pacem, para bellum” in R. DOOM (ed.), Conflict en Ontwikkeling. Overleven in de grensgebieden van de globalisering, Gent, Academia Press, 2008, 555. 459
Deze mogen niet verward worden met het Sudan People’s Liberation Army (SPLA) in Zuid-Sudan.
81
in de regio en meer dan 2 miljoen mensen zijn ontheemd. De Sudanese regering wordt door de
VN beschuldigd van genocide en misdaden tegen de mensheid in Darfur. Het Darfur Peace
Agreement dat ondertekend werd in mei 2006 slaagde er niet in om het conflict te beëindigen.
Ook daaropvolgende pogingen om een staakt-het-vuren in te lassen slaagden niet in hun
opzet460. Een nieuw Darfur Peace Agreement werd ondertekend op 14 juli 2011461. Deze
overeenkomst werd echter niet door alle rebellengroepen ondertekend en het blijft afwachten
of zij in de praktijk zal standhouden.
Hoofdstuk 2 – De oorzaken en de verspreiding van ontheemding in
Sudan
92. Het noord-zuid conflict en de crisis in Darfur hebben massale ontheemding veroorzaakt.
Volgens sommige waarnemers is ontheemding zelfs een onderdeel van het beleid en de
oorlogsstrategie van de Sudanese regering462. Toch dienen nog enkele andere factoren in
rekening gebracht te worden. Volksverplaatsingen zijn namelijk geen nieuw fenomeen in Sudan.
De bevolking in de regio van Sudan is historisch gezien altijd zeer mobiel geweest. Reeds in de
19e eeuw waren er massale bevolkingsstromen in Sudan ten gevolge van oorlog en slavernij. Een
tweede aspect is dat vele Sudanezen verhuizen van het platteland naar Khartoum of andere
grote steden, in de hoop er werk te vinden. Naar schatting 50 procent van het nationaal
inkomen van Sudan wordt in Khartoum geproduceerd. Om een oplossing voor ontheemding op
lange termijn uit te werken moet dan ook rekening gehouden worden met het massale
inkomensverschil in de verschillende regio’s van het land.463 Ook milieufactoren spelen een rol.
Zo vluchten mensen in het noorden voor extreme droogte en verwoestijning, die landbouw
onmogelijk maken464. Bovendien verschilt de graad van ontwikkeling heel sterk van regio tot
regio. Sommige gebieden beschikken over goede irrigatiesystemen en landbouwtechnieken,
terwijl in andere gebieden nog steeds op traditionele wijze wordt gecultiveerd. De reden
hiervoor stamt voornamelijk af uit het koloniale tijdperk, toen enkel in de gebieden met het
meeste potentieel ontwikkeling gestimuleerd werd.465 Zo is het conflict in het oosten van het
land voornamelijk op gevoelens van marginalisatie, onderontwikkeling en een gebrek aan
werkgelegenheid gebaseerd. Dit wordt nog versterkt door milieufactoren, zoals extreme
temperaturen en waterschaarste. Bij het sluiten van het Comprehensive Peace Agreement in
460 T. DAGNE, Sudan: The Crisis in Darfur and Status of the North-South Peace Agreement, Congressional
Research Service, 2011, 23-26; IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 7-8. 461
X., Sudan and LJM rebels sign a Darfur Peace Agreement in Doha, Sudan Tribune, 14 July, 2011, http://www.sudantribune.com/Sudan-and-LJM-rebels-sign-a-Darfur,39539 (geconsulteerd 5/5/2012). 462
D. NILSSON, Internally Displaced, Refugees and Returnees from and in the Sudan, Uppsala, Studies on emergencies and disaster relief no. 8, 2000, 12. 463
R. BONEZA, Sudanese Internal Displaced Persons: challenge for the future administration, 2006, http://www.author-me.com/nonfiction/sudaneseinternaldisplaced.htm (geconsulteerd 5/5/2012). 464
D. NILSSON, Internally Displaced, Refugees and Returnees from and in the Sudan, Uppsala, Studies on emergencies and disaster relief no. 8, 2000, 11-12. 465
M. E. ABU SIN, “Environmental causes and implications of population displacement in Sudan” in E. ELTIGANI, War and Drought in Sudan: Essays on population displacement, Gainesville, University Press of Florida, 1995, 16-17.
82
2005 werd echter weinig tot geen rekening gehouden met de oostelijke staten, noch met Darfur.
Op 14 oktober 2006 werd het Eastern Sudan Peace Agreement ondertekend tussen de regering
en het Eastern Front, dat voorziet in meer middelen voor ontwikkeling in het oosten466.
Zuid Sudan, en bij uitbreiding de zogenaamde ‘drie gebieden’467 in de grensstreek tussen het
noorden en het zuiden, en Darfur zijn de zwaarst getroffen regio’s, met het grootste aantal
ontheemden tot gevolg. Veel van de mensen die vluchten uit deze gebieden komen terecht in en
rond de hoofdstad Khartoum.
93. De oorzaken van ontheemding in Zuid-Sudan zijn grotendeels in te delen in twee
categorieën. Enerzijds het conflict tussen de regering in Khartoum en het SPLA en anderzijds
conflicten tussen stammen uit het zuiden onderling. Deze worden versterkt door de droogte en
het gebrek aan voedsel. In het bijzonder nomadische herdersvolken, die steeds verder dienen te
gaan op zoek naar voedsel en water voor hun dieren, komen hierbij vaak in conflict met de
plaatselijke bevolking. Daarnaast zaait ook het Ugandese Lord’s Resistance Army (LRA) terreur in
Zuid-Sudan, voornamelijk in het grensgebied met Uganda en Democratische Republiek Congo.
Deze landen hadden namelijk gezamenlijke acties op touw hadden gezet om de schuilplaats van
Joseph Kony en het LRA, die zich waarschijnlijk in het Garamba National Park in de
Democratische Republiek Congo bevindt, bloot te leggen468. Ten slotte is ook sprake van
secundaire ontheemding wanneer terugkerende IDP er niet in slagen zich opnieuw te vestigen in
het zuiden. De oorlog in het zuiden heeft een enorme impact gehad op de bevolking, met naar
schatting meer dan 2 miljoen mensen die zouden zijn omgekomen, 4 miljoen mensen die zijn
ontheemd en meer dan een half miljoen vluchtelingen. Aanhoudende rellen in het grensgebied
met het noorden en intra-stammengeweld zorgen er echter ook voor dat er nog steeds nieuwe
ontheemding ontstaat in het zuiden.469
Sinds het vredesakkoord van 2005 zijn veel IDP teruggekeerd naar hun geboortestreek. Volgens
cijfers van de International Organization for Migration (IOM) zouden er eind 2009 al meer dan 2
miljoen mensen zijn teruggekeerd naar het zuiden. Dit verloopt echter niet steeds zonder
problemen. Voedsel- en landschaarste en een gebrek aan diensten zoals onderwijs en
gezondheidszorg zorgen voor een significante secundaire ontheemding. Zo zien naar schatting
10 procent van de terugkerende IDP zich uiteindelijk genoodzaakt om opnieuw naar Khartoum
of hun plek van ontheemding te trekken of te verhuizen naar de grote steden in het zuiden, zoals
Juba.470
94. Het conflict in Darfur zou bijna de helft van de bevolking in de streek hebben aangezet tot
vluchten. De situatie in en buiten kampen is er ontzettend onveilig voor IDP doordat de
466 IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 30-32.
467 Deze bestaan sinds het afsluiten van het vredesakkoord uit 2005 uit Abyei, Blue Nile en Southern
Kordofan. 468
IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 20-21. 469
IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 16-17 & 36-37. 470
IOM, Total returns to Southern Sudan and Southern Kordofan Post CPA to june 2009, 2009, 9, http://www.iom.int/jahia/webdav/shared/shared/mainsite/activities/countries/docs/tracking_returns_annual_report.pdf (geconsulteerd 5/5/2012).
83
Janjaweed, de Arabische militie die gesteund wordt door de Sudanese regering, er niet voor
terugschrikt aanvallen uit te voeren op IDP’s471. De Janjaweed en de regering worden dan ook
beschuldigd van massale mensenrechtenschendingen, zoals moorden, plunderingen,
systematische verkrachtingen en het platbranden van dorpen, voornamelijk in de eerste jaren
van het conflict. Na de mislukking van het vredesakkoord in Darfur in 2006 ontstond echter een
nieuwe golf van geweld. Hier waren burgers opnieuw systematisch het doelwit. Zo zijn er in
Darfur naar schatting meer dan 2.7 miljoen IDP. Daarnaast zouden meer dan 250.000 mensen de
grens met Tsjaad overgestoken hebben en zijn er naar schatting 300.000 gedood in het
geweld472. Ook de extreme droogtes, waar Darfur al sinds 1972 regelmatig mee te kampen heeft,
spelen hierbij een rol. De meeste van de IDP in Darfur komen terecht in kampen in en rond de
grote steden in Darfur zelf473.
95. Veel van de mensen die wegvluchten uit het zuiden, Darfur of andere streken komen terecht
in en rond de hoofdstad Khartoum. Er moet echter rekening mee gehouden worden dat niet alle
IDP in kampen wonen, en het dus moeilijk is om gedetailleerde schattingen te maken. IDP’s
maken ook meestal verschillende fases door vooraleer ze in Khartoum terecht komen. Zo zullen
zij zich eerst verschuilen in de buurt van hun dorpen, in de hoop dat het geweld snel voorbij
trekt. Indien dit niet het geval is zullen zij nabijgelegen dorpen, steden of kampen opzoeken. Pas
in een derde fase trekken vele IDP naar Khartoum, in de hoop er werk te vinden en zo hun
achtergebleven familie financieel te kunnen ondersteunen of ook te laten overkomen. In 1991
werden door de regering vier officiële IDP-kampen opgericht in de buurt van Khartoum. Deze
konden de massale toestroom mensen in de jaren negentig echter niet aan, waardoor er
verschillende nederzettingen ontstonden in en rond de stad. Hierdoor groeide de stad zo snel
dat de officiële kampen al snel werden opgeslorpt door de uitbreidende verstedelijking. De
regering liet hierop in het kader van haar stedelijke planningsbeleid volledige nederzettingen
ontruimen om het land vervolgens te verkopen, zodanig dat de armste bevolking moest
uitwijken en steeds verder verwijderd werd van het centrum.474 Na het afsluiten van het
vredesverdrag in 2005 zijn veel Zuid-Sudanese IDP terug gekeerd naar hun geboortestreek.
Echter niet iedereen wil nog terugkeren en een deel van de IDP heeft zich gevestigd in Khartoum
om er te blijven. Velen hiervan zijn al decennia lang ontheemd of hebben hun streek nooit actief
gekend en zien zichzelf als inwoners van Khartoum475. Exacte statistieken hierover ontbreken
echter. Hierdoor en doordat vele IDP verspreid zijn in de stad, zijn zij moeilijk identificeerbaar en
is het niet duidelijk hoeveel IDP zijn teruggekeerd en hoeveel IDP er nog in de hoofdstad
471 Amnesty International, Sudan: 1.2 million Internally displaced persons at risk in Darfur, 2004, 1,
http://www.amnesty.org/en/library/asset/AFR54/078/2004/en/7b11daad-d5b4-11dd-bb24-1fb85fe8fa05/afr540782004en.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 472
IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 24-25. 473
K. JACOBSON, Internal Displacement to urban areas, case 1: Khartoum, Sudan, The Tufts-IDMC profiling study, 2008, 17, https://wikis.uit.tufts.edu/confluence/download/attachments/22521567/khartoum_final.pdf?version=1 (geconsulteerd 5/5/2012). 474
K. JACOBSON, Internal Displacement to urban areas, case 1: Khartoum, Sudan, The Tufts-IDMC profiling study, 2008, 17-19. https://wikis.uit.tufts.edu/confluence/download/attachments/22521567/khartoum_final.pdf?version=1 (geconsulteerd 5/5/2012). 475
IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 42.
84
verblijven476. De schattingen zijn uiteenlopend en variëren tussen de 1 en de 2 miljoen477.
Volgens cijfers van de UNHCR waren er begin 2010 rond de 1.7 miljoen IDP in Khartoum,
waarvan zo’n 400.000 in de vier officiële IDP-kampen478.
Hoofdstuk 3 - Het internationaal juridisch kader
96. Sudan heeft de belangrijkste mensenrechtenverdragen, met name het Internationaal
Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en het Internationaal Verdrag inzake Sociale,
Culturele en Economische Rechten, geratificeerd op 18 maart 1986. Ook bij het Internationaal
Verdrag inzake de Uitbanning van elke Vorm van Rassendiscriminatie, dat geratificeerd werd op
21 maart 1977, en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, geratificeerd op 3
augustus 1990, is Sudan een verdragspartij. Het Verdrag inzake de Uitbanning van Alle Vormen
van Discriminatie tegen Vrouwen werd echter niet ondertekend. Het Verdrag tegen Foltering en
andere Wrede, Onmenselijke en Onterende Behandeling of Bestraffing werd op 4 juni 1986 wel
ondertekend, maar werd nooit geratificeerd. Wat het humanitaire recht betreft is Sudan een
verdragspartij bij de Geneefse Conventies, die geratificeerd werd op 23 september 1957. Op
respectievelijk 7 maart en 13 juli 2006 ratificeerde Sudan het eerste en het tweede optionele
protocol. De Statuten van Rome van het Internationaal Strafhof werden door Sudan
ondertekend op 8 september 2000, maar werden nog niet geratificeerd.479 Op regionaal niveau
is Sudan gebonden door het Afrikaans Handvest voor de rechten van mens en volken, dat
geratificeerd werd 18 februari 1986480. Het Verdrag van Kampala werd door Sudan nog niet
ondertekend481.
97. Bij de onafhankelijkheid van Zuid-Sudan op 9 juli 2011 is een voorlopige grondwet in werking
getreden voor een periode van vier jaar. Daarna volgen nationale verkiezingen en de
goedkeuring van een definitieve grondwet. Zuid-Sudan heeft nog geen internationale
mensenrechtenverdragen ondertekend, al heeft het land wel het voornemen geuit dit te
476 K. JACOBSON, Internal Displacement to urban areas, case 1: Khartoum, Sudan, The Tufts-IDMC profiling
study, 2008, 21-22. https://wikis.uit.tufts.edu/confluence/download/attachments/22521567/khartoum_final.pdf?version=1 (geconsulteerd 5/5/2012). 477
IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 41. 478
UNHCR, UNHCR Global Appeal 2010-2011, 52, http://www.unhcr.org/4b04273b9.html (geconsulteerd 5/5/2012). 479
Cf. http://www.adh-geneva.ch/RULAC/international_treaties.php?id_state=205 (geconsulteerd 5/5/2012). 480
Cf. http://www.africa-union.org/root/au/Documents/Treaties/List/African%20Charter%20on%20Human%20and%20Peoples%20Rights.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 481
Cf. http://www.internal-displacement.org/8025708F004BE3B1/(httpInfoFiles)/F8FAA20B7CFA67AAC1257830004E020D/$file/african-union-convention-on-idps.pdf (geconsulteerd 5/5/2012).
85
doen.482 Op 14 juli 2011 werd Zuid-Sudan toegelaten als lid bij de Algemene Vergadering van de
Verenigde Naties483.
98. Het is niet gemakkelijk om de huidige situatie in Sudan te kwalificeren. Het conflict in Darfur
is een intern gewapend conflict tussen de regering van Sudan en gewapende rebellengroepen en
valt bijgevolg onder het toepassingsgebied van gemeenschappelijk artikel 3 van de Geneefse
Conventies en het tweede protocol484. Ook de noord-zuidoorlog die woedde tussen 1983 en
2005 was een intern gewapend conflict. De huidige grensconflicten tussen Sudan en Zuid-Sudan
zijn sinds de onafhankelijkheid van het Zuiden echter te kwalificeren als een internationaal
gewapend conflict, zeker nu het conflict opnieuw uit de hand dreigt te lopen door de recente
spanningen in het olierijke gebied en Salva Kiir, de president van Zuid-Sudan, onlangs heeft
gesteld dat Sudan de oorlog heeft verklaard485. Hierop zijn de Geneefse Conventies, het eerste
protocol en de regels van internationaal gewoonterecht van toepassing486.
In het volgende hoofdstuk wordt eerst het interne conflict in Darfur besproken en ligt de nadruk
op de verschillende mensenrechtenschendingen waaraan de Sudanese regering zich tijdens dit
conflict heeft schuldig gemaakt en de reactie van de internationale gemeenschap hierop.
Vervolgens komt de situatie in Zuid-Sudan aan bod. Ook hier werden tijdens het noord-zuid
conflict zware mensenrechtenschendingen gepleegd, vergelijkbaar met deze die in het deel over
Darfur worden besproken. In het hoofdstuk over Zuid-Sudan wordt echter gefocust op de
situatie van terugkeer naar het zuiden na het afsluiten van het vredesakkoord in 2005 en de
huidige situatie in het grensgebied.
482 Human Rights Watch, South Sudan, Country Summary, January 2012, 1,
http://www.hrw.org/sites/default/files/related_material/southsudan_2012.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 483
Cf. http://www.un.org/en/members/growth.shtml (geconsulteerd 5/5/2012). 484
Geneva Academy of international humanitarian law and human rights, Sudan: applicable international law, http://www.adh-geneva.ch/RULAC/applicable_international_law.php?id_state=205 (geconsulteerd 5/5/2012). 485
M. PFLANZ, “Sudan has ‘declared war’ on South Sudan”, The Telegraph, 24 April 2012, http://www.telegraph.co.uk/news/worldnews/africaandindianocean/south-sudan/9223630/Sudan-has-declared-war-on-South-Sudan.html (geconsulteerd 5/5/2012); X, “South Sudan’s Salva Kiir says Sudan has ‘declared war’, BBC, 24 April 2012, http://www.bbc.co.uk/news/world-africa-17826316 (geconsulteerd 5/5/2012). 486
Geneva Academy of international humanitarian law and human rights, Sudan: applicable international law, http://www.adh-geneva.ch/RULAC/applicable_international_law.php?id_state=205 (geconsulteerd 5/5/2012).
86
Hoofdstuk 4 - Het intern gewapend conflict in Darfur
4.1 De levensomstandigheden van IDP in Darfur
99. De situatie in Darfur wordt gekenmerkt door extreme onveiligheid voor IDP. Zowel van
regeringskant als van de kant van de rebellen zijn er aanvallen op IDP in de landelijke gebieden
in Darfur. IDP rapporteren voornamelijk over geweld gepleegd door de Sudanese regering en de
Janjaweed, die door de regering gesteund worden487. Deze Janjaweed zijn gewapende Arabische
nomaden die meestal te paard of op kamelen rondtrekken, volledige dorpen verwoesten en
platbranden, de bevolking ervan uitmoorden, vrouwen verkrachten en voorraden stelen.
Janjaweed betekent dan ook letterlijk ‘man op een paard’, al wordt dit door IDP ook beschreven
als ‘de duivel op een paard’. Deze nomadische Arabische groepen zagen bij de uitbraak van het
conflict in Darfur de kans om hun aanspraken op land en water te vergroten. Dorpen waarvan de
bewoners gevlucht of vermoord zijn, worden dan ook vaak bezet door Arabieren. De wapens die
zij hiervoor gebruiken, worden geleverd door de Sudanese regering. De regering heeft velen
hiervan voorzien van officiële documenten, waardoor zij bovendien legaal gezien titularis zijn
van het land dat zij bezetten488. De IDP die werden getroffen door Janjaweed-geweld zijn
bovendien hoofdzakelijk zwarte Afrikanen, wat de etnocentrische en racistische aanpak van de
regering aantoont489. Dit is in strijd met het non-discriminatiebeginsel490 en het Internationaal
Verdrag inzake de Uitbanning van elke Vorm van Rassendiscriminatie.
Ook in IDP-kampen is de situatie alles behalve veilig. Zowel van de kant van de regering als van
de kant van de rebellen zijn er aanvallen op IDP-kampen gerapporteerd491. Mannen die het
wagen zich buiten de kampen te begeven lopen een groot risico te worden vermoord en veel
vrouwen en meisjes worden verkracht terwijl zij water gaan halen. Daarnaast worden kinderen
gekidnapt en opgeleid om bij het leger te gaan. Ook binnen de kampen komen verkrachtingen
en andere vormen van geweld voor492. Zo zouden bijvoorbeeld tijdens de onderhandelingen over
een vredesverdrag in 2010 regeringssoldaten vermomd als IDP in het Kalma-kamp geïnfiltreerd
zijn en wapens binnengesmokkeld hebben. Hierbij zouden zij hulpinstallaties gesaboteerd en IDP
vermoord hebben. Hierdoor zijn vele IDP gevlucht uit het kamp. De onrust begon er toen
verschillende IDP zich vragen begonnen te stellen bij het neutraal en onafhankelijk karakter van
de selectieprocedure van IDP-vertegenwoordigers om deel te nemen aan de
vredesonderhandelingen en het SLA haar aanhangers in het Kalma-kamp opriep hier vredevol
487 X, Report of the International Commission of Inquiry on Darfur to the United Nations Secretary General,
Geneva, 25 January 2005, 34-35, http://www.un.org/News/dh/sudan/com_inq_darfur.pdf (geconsulteerd 5/5/2012); IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 81. 488
IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 90-91. 489
B. STEIDLE & G. STEIDLE WALLACE, The Devil came on Horseback: Bearing Witness to the Genocide in Darfur, New York, Public Affairs, 2007, 36-37. 490
Artikel 2 & 26 BUPO. 491
IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 82. 492
Amnesty International, Sudan: 1.2 million Internally displaced persons at risk in Darfur, 2004, 1, http://www.amnesty.org/en/library/asset/AFR54/078/2004/en/7b11daad-d5b4-11dd-bb24-1fb85fe8fa05/afr540782004en.pdf (geconsulteerd 5/5/2012).
87
tegen te demonstreren493. Bovendien is de humanitaire situatie in de kampen alles behalve
bevredigend. Zo is er te weinig eten, laten de sanitaire voorzieningen te wensen over en hebben
vele IDP geen waardig onderdak494. Bovendien is de verspreiding van HIV en andere ziektes,
zoals malaria of tuberculose, een groot probleem in IDP-kampen495. De hulpverlening verloopt
alles behalve vlot door de restricties en belemmeringen die de Sudanese regering oplegt aan
hulporganisaties, door bijvoorbeeld onredelijke visum vereisten op te leggen aan
hulpverleners 496 . In 2008 werd de toelating van humanitaire organisaties tot Darfur
vergemakkelijkt door het uitvaardigen van een Joint Communiqué on Facilitation of
Humanitarian Activities in Darfur door de Sudanese regering en de Verenigde Naties497. Als
reactie op het arrestatiebevel dat het Internationaal Strafhof in 2009 uitvaardigde tegen Omar
al-Bashir, werden echter 13 internationale hulporganisaties het land uitgezet en werd de licensie
van 3 Sudanese hulporganisaties ingetrokken. Ten gevolge hiervan moesten 40 procent van de
hulpverleners het land verlaten en werd aan meer dan een miljoen mensen voedselvoorziening
en medische bijstand ontzegd. De regering claimt dat dit werd opgevangen door een gezamenlijk
programma van de Sudanese regering en de VN. Uit onderzoek bij IDP blijkt echter dat de
toegang tot humanitaire hulp nog steeds moeizaam en zelfs moeilijker dan voor de uitwijzing
van de NGO’s verloopt.498 De regio is door het aanhoudende geweld en de politieke en sociale
instabiliteit bovendien niet veilig voor de NGO’s die er wel nog werkzaam zijn499.
100. Bovendien zijn er verschillende bronnen die bevestigen dat de Sudanese regering zich
schuldig maakt aan het gedwongen verplaatsen of doen terugkeren van IDP naar hun
geboortedorpen, waar zij grote risico’s lopen en vaak geen humanitaire hulp kunnen krijgen500.
Zo hebben de regering en de Janjaweed verschillende IDP-kampen ontruimd en mensen
gedwongen deze te verlaten. Een van de opvallendste voorbeelden hiervan gebeurde in juni
2004, toen voormalig Secretaris-Generaal van de VN Kofi Annan een bezoek zou brengen aan
het IDP-kamp Meshtel. De nacht voordien werd het kamp echter volledig ontruimd door de
Sudanese regering, zodat Annan niet zou zien in wat voor slechte omstandigheden de meer dan
493 Human Rights and Advocacy Network for Democracy, Disturbance in Darfur’s IDP Camps, 2010, 2-3,
http://www.david-kilgour.com/2010/Disturbances%20in%20Darfur's%20IDP%20camps.pdf (geconsulteerd 5/5/2012); X, UN chief voices concern about situation in Darfur IDP camp, Sudan Tribune, 30 July 2010, http://www.sudantribune.com/UN-chief-voices-concern-about,35804 (geconsulteerd 5/5/2012). 494
Amnesty International, Sudan: 1.2 million Internally displaced persons at risk in Darfur, 2004, 1-2, http://www.amnesty.org/en/library/asset/AFR54/078/2004/en/7b11daad-d5b4-11dd-bb24-1fb85fe8fa05/afr540782004en.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 495
GHETS, Darfur IDP Camps, http://www.ghets.org/programs/2010/darfur-idps-camps/ (geconsulteerd 5/5/2012). 496
Amnesty International, Sudan: 1.2 million Internally displaced persons at risk in Darfur, 2004, 3, http://www.amnesty.org/en/library/asset/AFR54/078/2004/en/7b11daad-d5b4-11dd-bb24-1fb85fe8fa05/afr540782004en.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 497
IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 132. 498
IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 83-84 & 133-134. 499
Waging Peace, March 2011 – Update on the humanitarian and security situation in Darfur, 2011, http://www.wagingpeace.info/index.php?option=com_content&view=article&id=362:march-2011-update-on-the-humanitarian-and-security-situation-in-darfur-&catid=11:sudan-briefings&Itemid=27 (geconsulteerd 5/5/2012). 500
IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 128.
88
1000 IDP-gezinnen die er verbleven leefden501. De regering zou ook druk gezet hebben op
dorpshoofden en ouderen om hun gemeenschap ertoe aan te zetten terug te keren, dreigend
dat zij anders van hun functie zouden ontnomen worden. Ook zouden IDP gedwongen zijn terug
te keren met het dreigement dat zij anders geen humanitaire hulp meer zouden ontvangen502.
4.2 Beoordeling in het kader van de mensenrechten en het humanitaire recht
101. Voor de toepassing van het humanitaire recht is het van belang dat een intern conflict een
zekere ernst aanneemt, zodat het niet als een situatie van spanningen en stoornissen
gekwalificeerd wordt. Op basis van Resolutie 1564 van de VN-Veiligheidsraad503 bepaalde een
onderzoekscommissie dat de schaal van het conflict in Darfur groter is dan louter spanningen en
stoornissen. Bovendien stelt de onderzoekscommissie dat alle partijen bij het conflict de aard
van intern gewapend conflict aanvaard hebben.504
Het conflict in Darfur is aldus een intern gewapend conflict tussen enerzijds de regering van
Sudan en anderzijds gewapende rebellengroepen zoals het SLA, waardoor het binnen het
toepassingsgebied van het humanitaire recht valt. In de eerste plaats is gemeenschappelijk
artikel 3 van de Geneefse Conventies van toepassing. Gemeenschappelijk artikel 3 stelt dat
eenieder die niet actief deelneemt aan het conflict humaan behandeld moet worden en verbiedt
in het bijzonder inbreuken op het recht op leven van een persoon, zoals moord, mutilatie, wrede
behandeling en foltering en inbreuken op het recht op waardigheid, zoals vernederende en
onterende behandeling505. Zolang IDP niet actief deelnemen aan het conflict zijn zij door deze
bepalingen beschermd. Artikel 3 richt zich tot alle partijen bij het conflict en is dus niet enkel van
toepassing op de Sudanese regering, maar ook op de gewapende rebellengroepen. Het is
duidelijk dat de rechtstreekse aanvallen op IDP-kampen en het uitmoorden, plunderen en
vernielen van dorpen in strijd zijn met dit artikel. In 2006 ratificeerde Sudan ook het tweede
protocol bij de Geneefse Conventies. Aangezien het een conflict tussen de staat en gewapende
rebellengroepen betreft valt het binnen het toepassingsgebied van artikel 1 van dit protocol.
Ook de andere voorwaarden die dit artikel stelt, namelijk dat de gewapende rebellengroepen
een zekere mate van organisatie kennen en de controle over een aanzienlijk deel van het
501 Amnesty International, Sudan: 1.2 million Internally displaced persons at risk in Darfur, 2004, 2,
http://www.amnesty.org/en/library/asset/AFR54/078/2004/en/7b11daad-d5b4-11dd-bb24-1fb85fe8fa05/afr540782004en.pdf (geconsulteerd 5/5/2012); B. STEIDLE & G. STEIDLE WALLACE, The Devil came on Horseback: Bearing Witness to the Genocide in Darfur, New York, Public Affairs, 2007, 37. 502
Amnesty International, Sudan: 1.2 million Internally displaced persons at risk in Darfur, 2004, 2, http://www.amnesty.org/en/library/asset/AFR54/078/2004/en/7b11daad-d5b4-11dd-bb24-1fb85fe8fa05/afr540782004en.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 503
UN Security Council, Resolution 1564 (2004) Adopted by the Security Council at its 5040th meeting, on 18 September 2004, 18 September 2004, S/RES/1564 (2004), http://daccess-dds-ny.un.org/doc/UNDOC/GEN/N04/515/47/PDF/N0451547.pdf?OpenElement (geconsulteerd 5/5/2012). 504
X, Report of the International Commission of Inquiry on Darfur to the United Nations Secretary General, Geneva, 25 January 2005, 26-27, http://www.un.org/News/dh/sudan/com_inq_darfur.pdf (geconsulteerd 5/5/2012); A. KACZOROWSKA, Public International Law, New York, Routledge, 2010, 823. 505
Gemeenschappelijk artikel 3(1)(a) en (c) Geneefse Conventies.
89
territorium van de betrokken staat hebben, zijn voldaan.506 Het protocol verbiedt expliciet
aanvallen op de burgerbevolking en individuele burgers507. Bovendien bevat het protocol een
expliciet verbod op het bevelen van verplaatsing van burgers, tenzij dit noodzakelijk is om de
veiligheid van burgers te garanderen of omwille van dwingende militaire redenen én indien in
dergelijke situaties alle maatregelen genomen worden om IDP op te vangen en waardige
omstandigheden te garanderen 508 . In sommige gevallen is dit gebeurd en werden IDP
overgebracht naar andere kampen, zoals bij de ontruiming van het Meshtel-kamp vlak voor het
bezoek van Kofi Annan. In andere gevallen werden IDP-kampen echter ontruimd en werden de
IDP aan hun lot overgelaten of gedwongen terug te keren naar hun geboortedorpen, waar hun
leven vaak in gevaar is.509 Dit is bovendien in strijd met het non-refoulement beginsel, dat
omwille van zijn humanitaire karakter als onderdeel van het internationale gewoonterecht
wordt gezien en aldus ook van toepassing is op IDP, zoals hierboven werd besproken en in de
Guiding Principles is opgenomen.
102. Sudan is daarnaast gebonden door de mensenrechtenverdragen die zij geratificeerd heeft.
Zo is het recht op leven van IDP beschermd door artikel 6 van het BUPO-verdrag. Van dit recht
kan op basis van artikel 4 BUPO in geen geval worden afgeweken. Het Human Rights Committee
is van mening dat dit voor staten inhoudt dat zij willekeurige berovingen van het recht op leven
door hun veiligheidstroepen moeten voorkomen en stelt dat de beroving van leven door
staatsautoriteiten een zeer zwaarwichtige zaak is510. Sudan is ook op regionaal niveau gebonden
door artikel 4 van het Afrikaans Handvest voor de rechten van mens en volken, dat stelt dat
mensen onschendbaar zijn en eenieder het recht heeft op respect voor zijn leven en integriteit.
Bijgevolg mag niemand willekeurig worden ontnomen van dit recht.511 Wat het verbod van
foltering of andere onmenselijke of onterende behandeling betreft, werd hierboven reeds
besproken dat dit in alle omstandigheden blijft gelden en IDP hier bijgevolg in principe steeds
door beschermd worden. Het feit dat Sudan het Verdrag tegen Foltering en andere Wrede,
Onmenselijke en Onterende Behandeling of Bestraffing niet heeft geratificeerd, verandert hier in
principe niets aan. Aangezien zij het BUPO-verdrag wel heeft geratificeerd, is Sudan namelijk
gebonden door artikel 7 BUPO dat, net als artikel 6, niet opschortbaar is512. Deze bepaling wordt
ook algemeen aanvaard als regel van internationaal gewoonterecht513. Bovendien bevat ook het
Afrikaans Handvest voor de rechten van mens en volken een dergelijk verbod514. Het is duidelijk
dat de Sudanese regering zware inbreuken op deze mensenrechten heeft gepleegd. Zo is zij
onder meer verantwoordelijk voor het onrechtmatig en willekeurig doden en arresteren van
506 X, Report of the International Commission of Inquiry on Darfur to the United Nations Secretary General,
Geneva, 25 January 2005, 26-27, http://www.un.org/News/dh/sudan/com_inq_darfur.pdf (geconsulteerd 5/5/2012); A. KACZOROWSKA, Public International Law, New York, Routledge, 2010, 823. 507
Artikel 13(2) Tweede protocol bij de Geneefse Conventies. 508
Artikel 17(1) Tweede protocol bij de Geneefse Conventies. 509
Amnesty International, Sudan: 1.2 million Internally displaced persons at risk in Darfur, 2004, 2, http://www.amnesty.org/en/library/asset/AFR54/078/2004/en/7b11daad-d5b4-11dd-bb24-1fb85fe8fa05/afr540782004en.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 510
Human Rights Committee, General Comment no. 6: The Right to Life (art. 6), 1982, §3. 511
Artikel 4 Afrikaans Handvest voor de rechten van mens. 512
Cf. Artikel 4 BUPO. 513
Cf. Randnummer 33. 514
Artikel 5 Afrikaans Handvest voor de rechten van mens.
90
burgers, politiek en etnisch gemotiveerde verdwijningen en het mishandelen van gevangenen
zoals politieke tegenstanders, vredesactivisten en journalisten.515
De vraag stelt zich bovendien wie verantwoordelijk is voor de misdaden gepleegd door de
Janjaweed. Hun acties kunnen in drie categorieën worden opgedeeld. In de eerste plaats kunnen
zij optreden samen met het overheidsleger. In dergelijke gevallen van effectieve controle
acteren zij als de facto staatsofficials en ligt de verantwoordelijkheid voor inbreuken op de
mensenrechten of het humanitaire recht niet alleen bij de individuele daders, maar ook bij
bevoegde personen in het leger die hier de opdracht toe gaven of er niet in slaagden deze te
voorkomen. Een tweede mogelijkheid is dat zij worden ingelijfd in het regeringsleger. In een
dergelijk geval zijn zij officiële overheidsorganen en is de regering, naast de individuele
inbreukpleger, verantwoordelijk voor hun acties. Het is uiteraard ook mogelijk dat sommige
groepen van de Janjaweed volledig onafhankelijk van de regering opereren en profiteren van de
algemene situatie van chaos om terreur te zaaien. In dergelijke gevallen is de regering niet
verantwoordelijkheid voor hun acties516. Uit onderzoek van de International Commission of
Inquiry on Darfur blijkt echter dat in de grote meerderheid van de aanvallen op dorpen door de
Janjaweed zijn uitgevoerd in opdracht of met medeweten van staatsambtenaren. De Sudanese
regering kan dan ook verantwoordelijk geacht worden voor de acties van de Janjaweed, telkens
wanneer deze werden uitgevoerd in opdracht van de overheid of wanneer zij voorzag in wapens
of financiële steun. In dergelijke gevallen draagt de regering, zonder afbreuk te doen aan de
verantwoordelijkheid van de individuele daders, de internationale verantwoordelijkheid voor
mensenrechtenschendingen en inbreuken op het humanitaire recht die hierbij gepleegd zijn. 517.
4.3 De internationale reactie op de crisis in Darfur en de aanklachten door het
Internationaal Strafhof
103. Uit het voorgaande is duidelijk dat Sudan, dat op basis van het principe van de
staatssoevereiniteit de primaire verantwoordelijke is voor de bescherming van IDP op haar
grondgebied, haar verantwoordelijkheid niet is nagekomen en zelf actief inbreuken heeft
gepleegd hierop. Als reactie hierop werden Afrikaanse Unie-troepen naar Sudan gestuurd om de
situatie ter plaatse te controleren en hierover te rapporteren. Het mandaat, de uitrusting en de
slagkracht van deze troepen is echter te zwak om effectief de veiligheid van IDP te garanderen
515 Cf. U.S. Department of State, 2010 Country Reports on Human Rights Practices: Sudan,
http://www.state.gov/documents/organization/160477.pdf (geconsulteerd 7/5/2012); Een overzicht van alle landenrapporten is beschikbaar op http://www.state.gov/j/drl/rls/hrrpt/2010/index.htm (geconsulteerd 7/5/2012). 516
X, Report of the International Commission of Inquiry on Darfur to the United Nations Secretary General, Geneva, 25 January 2005, 36-37, http://www.un.org/News/dh/sudan/com_inq_darfur.pdf (geconsulteerd 5/5/2012); UN General Assembly, Human Rights situations that require the council’s attention: Report of the special rapporteur on the situation in the Sudan, Sima Samar, 3 March 2008, A/HRC/7/22, §41. 517
X, Report of the International Commission of Inquiry on Darfur to the United Nations Secretary General, Geneva, 25 January 2005, 37, http://www.un.org/News/dh/sudan/com_inq_darfur.pdf (geconsulteerd 5/5/2012).
91
en het geweld tot een einde te brengen518. Sudan heeft van in het begin ook alles uit de kast
gehaald om de missie van deze troepen te minimaliseren. Zo drong het aan op een zwak
mandaat, slaagde het erin leden van haar eigen leger deel te laten uitmaken van de troepen ter
plaatse, vertraagde het de levering van apparatuur en weigerde het brandstof voor vliegtuigen
en helikopters te leveren519. Hierdoor rijst de vraag naar humanitaire actie door de Verenigde
Naties.
De crisis in Darfur is dan ook het onderwerp geweest van vele discussies in de VN
Veiligheidsraad. Toch is er geen humanitaire actie ondernomen op basis van Hoofdstuk VII van
het Handvest van de VN in Darfur, zoals bijvoorbeeld wel gebeurde in Somalië. Roberta Cohen
ziet hier verschillende redenen voor. omwille van hun eigen staatsbelangen zijn verschillende
staten gekant tegen een interventie in Darfur. Zo was Rusland bang om een precedent te zetten
dat zou kunnen leiden tot inmenging in Tsjetsjenië, hebben Algerije en Pakistan belangrijke
politieke banden met de Arabische en Islamitische regering en heeft China als grootste
buitenlandse investeerder een belangrijk aandeel in de oliereserves in Sudan. De Verenigde
Staten en de EU waren dan weer bang dat humanitaire inmenging in Darfur het noord-zuid
vredesproces in gevaar zou brengen. Bovendien hadden de VS veel tegenkanting gekend tegen
hun acties in Irak en een nieuwe inmenging in een Islamitische staat zou door de moslimwereld
als een zoveelste aanval op de Islamitische wereld beschouwd worden.520 In juli 2004 vaardigde
de Veiligheidsraad wel een resolutie uit waarin het dreigde acties te ondernemen onder artikel
41 van het VN-Handvest en waarin aan staten werd opgedragen geen wapens en ander militair
materiaal te leveren aan Sudan521. Dit wapenembargo heeft echter geen einde gesteld aan het
geweld in Darfur en onder andere China en Rusland worden ervan verdacht het conflict gaande
te houden door het leveren van wapens522. Ondanks het dreigement om actie te ondernemen en
de termijn van 30 dagen die werd opgelegd aan Sudan om gehoor te geven aan de
verplichtingen in de resolutie, kwam het niet tot een interventie doordat er geen eensgezindheid
was over de noodzaak hiervan en verschillende staten hiertegen gekant bleven523. In 2008 werd
518 A. BELLAMY, “Responsibility to protect or Trojan Horse? The crisis in Darfur and humanitarian
intervention after Iraq”, Ethics & International Affairs, 2005, Vol. 19, Nr. 2, 44; R. COHEN, The responsibility to protect: The case of Sudan, American University Washington College of Law, 29 September 2006, 1-2; R. COHEN, “The international response to Darfur”, Forced Migration Review, May 2005, Nr. 23, 8-9. 519
R. COHEN, The responsibility to protect: The case of Sudan, American University Washington College of Law, 29 September 2006, 3. 520
R. COHEN, “The international response to Darfur”, Forced Migration Review, May 2005, Nr. 23, 7-8; A. BELLAMY, “Responsibility to protect or Trojan Horse? The crisis in Darfur and humanitarian intervention after Iraq”, Ethics & International Affairs, 2005, Vol. 19, Nr. 2, 40; E. REEVES, “UN Humanitarian Intervention in Darfur: Prospect or Posturing?”, Sudan Tribune, 21 January 2006, http://www.sudantribune.com/UN-Humanitarian-Intervention-in,13675 (geconsulteerd 5/5/2012). 521
UN Security Council, Resolution 1556 (2004) Adopted by the Security Council at its 5015th meeting, on 30 July 2004, 30 July 2004, S/RES/1556 (2004), http://www.un.org/ga/search/view_doc.asp?symbol=S/RES/1556%20(2004) (geconsulteerd 5/5/2012). 522
Amnesty International, Sudan: No End to Violence in Darfur, Arms supplies continue dispite ongoing Human Rights Violations, Londen, Amnesty International Publications, 2012, 7-8; H. ANDERSSON, “China ‘is fuelling war in Darfur’”, BBC, 13 July 2008, http://news.bbc.co.uk/2/hi/7503428.stm (geconsulteerd 5/5/2012). 523
A. BELLAMY, “Responsibility to protect or Trojan Horse? The crisis in Darfur and humanitarian intervention after Iraq”, Ethics & International Affairs, 2005, Vol. 19, Nr. 2, 45; H. AKTURK, “Humanitarian
92
de missie van de Afrikaanse Unie wel vervangen door een gezamenlijke vredesmacht van de VN
en de Afrikaanse Unie. Deze kan de hoge verwachtingen voor de bescherming van IDP echter
niet inlossen, aangezien het aantal mensen dat effectief ter plaatse werkt veel kleiner is dan
hetgeen voorzien werd en de missie niet over de geschikte accommodatie beschikt524.
104. In september 2004 drong de Veiligheidsraad aan op de oprichting van een
onderzoekscommissie naar mogelijke misdaden tegen de mensheid, oorlogsmisdaden en
genocide in Darfur525. In haar verslag concludeerde deze commissie dat Sudan en de Janjaweed
verantwoordelijk zijn voor massale mensenrechtenschendingen en inbreuken op het
humanitaire recht, zoals het doden van burgers, foltering, ontvoeringen, de verwoesting van
dorpen, verkrachtingen en andere vormen van seksueel misbruik, plunderingen en gedwongen
verplaatsing. Hoewel Sudan argumenteerde dat aanvallen door de overheid enkel gebeurden
voor militaire doeleinden, stelde de commissie dat de meeste acties gebeurden met de
bedoeling om burgers te raken, zonder onderscheid te maken tussen burgers en rebellen, en
disproportioneel waren ten opzichte van de uitgaande dreiging van de rebellen. Deze misdrijven
waren bovendien wijdverspreid en gebeurden systematisch, waardoor zij misdaden tegen de
mensheid en oorlogsmisdaden kunnen uitmaken zoals bepaald in artikel 7 en 8 van de statuten
van het internationaal strafhof. Wat genocide betreft concludeerde de onderzoekscommissie
dat de Sudanese regering geen genocide-beleid voert. Wel stelt zij dat bepaalde individuen,
waaronder overheidsofficiers, de intentie tot genocide kunnen gehad hebben. Dit moet echter
onderzocht worden door een competente rechtbank.526 De onderzoekscommissie stelde dan ook
dat de situatie door de Veiligheidsraad moest verwezen worden naar het internationaal strafhof,
gebruik makend van de bevoegdheid onder artikel 13(b) van de statuten van het internationaal
strafhof.527
105. De Veiligheidsraad volgde dit advies en verwees de situatie in Darfur naar het
internationaal strafhof in Resolutie 1593.528 Dat Sudan de statuten van het strafhof niet heeft
geratificeerd is niet relevant, aangezien de Veiligheidsraad handelend onder artikel 13(b) ook
gevallen kan voorbrengen die hebben plaatsgevonden in staten die de statuten niet
Action in Darfur: A Viable Option?”, International Strategic Research Organisation, 21 November 2008, http://www.usak.org.tr/EN/makale.asp?id=770 (geconsulteerd 5/5/2012). 524
IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 136-137. 525
UN Security Council, Resolution 1564 (2004) Adopted by the Security Council at its 5040th meeting, on 18 September 2004, 18 September 2004, S/RES/1564 (2004), http://daccess-dds-ny.un.org/doc/UNDOC/GEN/N04/515/47/PDF/N0451547.pdf?OpenElement (geconsulteerd 5/5/2012). 526
X, Report of the International Commission of Inquiry on Darfur to the United Nations Secretary General, Geneva, 25 January 2005, 3-4, http://www.un.org/News/dh/sudan/com_inq_darfur.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 527
X, Report of the International Commission of Inquiry on Darfur to the United Nations Secretary General, Geneva, 25 January 2005, 5, http://www.un.org/News/dh/sudan/com_inq_darfur.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 528
UN Security Council, Resolution 1593 (2005) Adopted by the Security Council at its 5158th meeting, on 31 March 2005, 31 March 2005, S/RES/1593 (2005), http://daccess-dds-ny.un.org/doc/UNDOC/GEN/N05/292/73/PDF/N0529273.pdf?OpenElement (geconsulteerd 5/5/2012).
93
geratificeerd hebben.529 Volgens Alex Bellamy en Paul Williams neemt de Veiligheidsraad
hierdoor een dubbelzinnige positie aan. Enerzijds legt het geen ernstige sancties op aan de
Sudanese ambtenaren en lijkt humanitaire interventie uit den boze, maar anderzijds neemt het
de gewichtige stap om de situatie in Darfur naar het internationaal strafhof te verwijzen530. De
Veiligheidsraad voegde bij haar verwijzing naar het strafhof een lijst van 51 verdachten.531 De
openbare aanklager van het internationaal strafhof, Luis Moreno Ocampo532, besliste hierop in
juni 2005 om een onderzoek te starten naar de situatie in Darfur533.
Op 27 april 2007 werden de eerste arrestatiebevelen uitgevaardigd tegen voormalig
staatssecretaris van Binnenlandse Zaken Ahmad Harun en tegen Ali Kushayb, de leider van de
Janjaweed. Beiden worden beschuldigd van tientallen misdaden tegen de mensheid en
oorlogsmisdaden.534 Sudan weigert echter de verdachten uit te leveren aan het Internationaal
Strafhof. Enkele maanden na het arrestatiebevel werd Ahmad Harun zelfs aangesteld tot hoofd
van een commissie die mensenrechtenschendingen in Darfur moest onderzoeken.535 Op 4 maart
2009 werd een eerste arrestatiebevel tegen president Omar al-Bashir uitgevaardigd. Hierin
wordt hij beschuldigd van misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden. De klacht van de
openbare aanklager voor genocide werd echter afgewezen door de Eerste Preliminaire Kamer
van het Internationaal Strafhof536. Sudan reageerde furieus op deze aanklacht en wees als
reactie hierop verschillende hulporganisaties het land uit.537 Op 12 juli 2010 werd een tweede
arrestatiebevel uitgevaardigd tegen al-Bashir. Dit arrest vervangt het eerste arrest niet, maar
529 D. SAROOSHI, “The Peace and Justice Paradox: The International Criminal Court and the UN Security
Council” in D. MCGOLDRICK, P. ROWE & E. DONNELLY, The Permanent International Criminal Court: Legal and Policy Issues, Oxford, Hart Publishing, 2004, 97. 530
A. BELLAMY & P. WILLIAMS, “The UN Security Council and the Question of Humanitarian Intervention in Darfur”, Journal of Military Ethics, 2006, Vol. 5, Nr. 2, 145. 531
Amnesty International, “Sudan moet van oorlogsmisdaden verdachte onderminister en Janjawidleider arresteren en aan het internationaal strafhof overdragen”, 14 september 2007, http://www.amnesty.nl/nieuwsportaal/pers/amnesty-international-sudan-moet-oorlogsmisdaden-verdachte-onderminister-en-janja (geconsulteerd 5/5/2012). 532
Vanaf 16 juni 2012 wordt hij opgevolgd door Fatou Bensouda. 533
ICC, “The Prosecutor of the ICC opens investigation in Darfur”, ICC Press Release, 6 June 2005, http://www.icc-cpi.int/menus/icc/press%20and%20media/press%20releases/2005/otp%20the%20prosecutor%20of%20the%20icc%20opens%20investigation%20in%20darfur (geconsulteerd 5/5/2012). 534
Cf. http://www2.icc-cpi.int/menus/icc/situations%20and%20cases/situations/situation%20icc%200205/related%20cases/icc%200205%200107/darfur_%20sudan (geconsulteerd 5/5/2012). 535
Amnesty International, “Sudan moet van oorlogsmisdaden verdachte onderminister en Janjawidleider arresteren en aan het internationaal strafhof overdragen”, 14 september 2007, http://www.amnesty.nl/nieuwsportaal/pers/amnesty-international-sudan-moet-oorlogsmisdaden-verdachte-onderminister-en-janja (geconsulteerd 5/5/2012). 536
ICC, “ICC issues a warrant of arrest for Omar Al Bashir, President of Sudan”, ICC Press Release, 4 March 2009, http://www.icc-cpi.int/menus/icc/press%20and%20media/press%20releases/press%20releases%20(2009)/icc%20issues%20a%20warrant%20of%20arrest%20for%20omar%20al%20bashir_%20president%20of%20sudan (geconsulteerd 5/5/2012). 537
IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 83-84 & 133-134.
94
vult het aan met beschuldigingen van genocide tegen drie etnische groepen in Darfur538. Deze
keer werd de aanklacht voor genocide wel aanvaard.539
In 2009 meldde Bahar Idriss Abu Garda, leider van het United Resistance Front in Darfur, zich
vrijwillig bij het Internationaal Strafhof. Hij werd echter door de Eerste Preliminaire Kamer
buiten verdenking gesteld. Op 17 juni 2010 meldden nog twee rebellenleiders, met name
Abdallah Banda Abakaer Nourain en Saleh Mohammed Jerbo Jamus, zich vrijwillig bij het
Strafhof. De aanklachten voor oorlogsmisdaden tegen hen werden wel bevestigd. Ten slotte
werd op 1 maart 2012 een arrestatiebevel uitgevaardigd tegen Abdel Rahim Mohamed Hussein,
voormalig minister van binnenlandse zaken en huidig minister van defensie, die terecht staat
voor misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden540.
106. Sudan weigert nog steeds mee te werken met het Internationaal Strafhof. In een exclusief
interview met The Guardian erkent Omar al-Bashir nochtans dat hij verantwoordelijk is voor wat
gebeurd is in Darfur. Al-Bashir beschuldigt het internationaal strafhof er echter van een
‘campagne van leugens’ te voeren tegen hem, ontkent de feiten waarvoor hij beschuldigd wordt
en weigert zich over te geven aan het Strafhof. Volgens hem werkt het Internationaal Strafhof
met een dubbele standaard, omdat de situaties in Pakistan, Afghanistan en Irak niet werden
voorgebracht en is de Westerse wereld enkel uit op een regimewissel in Sudan.541 Het
Internationaal Strafhof heeft echter geen politionele macht om arrestatiebevelen uit te
voeren.542 De aanklachten verlopen dan ook moeizaam, wat voor frustraties zorgt bij Sudanezen
overal ter wereld. Zo werd de lezing van Luis Moreno Ocampo in de Vooruit in Gent naar
aanleiding van de uitreiking van de Leerstoel van Amnesty International in 2010 verstoord door
verontruste Sudanezen die hem ervan beschuldigden niet hard genoeg op te treden om de
situatie in Darfur aan te klagen. Hierbij riepen zij slogans als “justice for Sudan, we want justice
for Darfur” .
538 De Fur, de Masalit en de Zaghawa.
539 ICC, “Pre-Trial Chamber I issues a second warrant of arrest agains Omar Al Bashir for counts of
genocide”, ICC Press Release, 12 July 2010, http://www.icc-cpi.int/menus/icc/press%20and%20media/press%20releases/press%20releases%20(2010)/pr557 (geconsulteerd 5/5/2012). 540
Cf. http://www.icc-cpi.int/menus/icc/situations%20and%20cases/situations/situation%20icc%200205/situation%20icc-0205?lan=en-GB (geconsulteerd 5/5/2012). 541
S. TISDALL, “Omar al-Bashir: conflict in Darfur is my responsibility”, The Guardian, 20 April 2011, http://www.guardian.co.uk/world/2011/apr/20/omar-al-bashir-darfur-responsibility (geconsulteerd 5/5/2012). 542
Amnesty International, “Sudan moet van oorlogsmisdaden verdachte onderminister en Janjawidleider arresteren en aan het internationaal strafhof overdragen”, 14 september 2007, http://www.amnesty.nl/nieuwsportaal/pers/amnesty-international-sudan-moet-oorlogsmisdaden-verdachte-onderminister-en-janja (geconsulteerd 5/5/2012).
95
Hoofdstuk 5 – De terugkeer van IDP naar Zuid-Sudan na het noord-zuid
vredesakkoord en de aanhoudende spanningen in het grensgebied
5.1 De situatie in Zuid-Sudan
107. Sinds het ondertekenen van het Comprehensive Peace Agreement in 2005 is er voor het
eerst sinds 1983 relatieve stabiliteit in Zuid-Sudan. In dit hoofdstuk wordt de nadruk gelegd op
de situatie van terugkerende IDP in Zuid-Sudan sinds 2005 en niet op de
mensenrechtenschendingen die tijdens het noord-zuidconflict werden begaan. De
mensenrechten die hierbij werden gepleegd zijn vergelijkbaar met deze in Darfur. Hiervoor kan
dan ook naar de voorgaande bespreking verwezen worden.
Sinds 2005 is een massale terugkeer van IDP en vluchtelingen naar Zuid-Sudan op gang
gekomen. Deze slagen er echter niet allemaal in terug te keren naar hun geboortestreek, maar
komen vaak in andere regio’s in Zuid-Sudan terecht. Bovendien werd er reeds gewezen op het
hoge cijfer van secundaire ontheemding.543 De snelle overrompeling door terugkerende IDP is
niet steeds goed gecoördineerd en hun re-integratie verloopt dan ook vaak moeizaam. De lokale
autoriteiten slagen er vaak niet in om de basisbehoeften, zoals gezondheidszorg, water en
voedselvoorziening gedurende een bepaalde periode, van de teruggekeerden te garanderen544.
Ook op de weg terug is er nood aan voorzieningen545. Vele terugkerende IDP hebben heel hoge
verwachtingen en de situatie ter plaatste zorgt dan ook voor grote frustraties.546 Het ontbreken
van basisvoorzieningen en de mogelijkheid om in een eigen levensonderhoud te voorzien is voor
vele teruggekeerde IDP een van de grootste obstakels om hun leven herop te bouwen en is dan
ook een enorme uitdaging voor de Zuid-Sudanese overheid en internationale organisaties547. De
terugkeer van IDP verloopt ook niet altijd zonder slag of stoot. Door de massale terugkeer van
IDP vanuit alle hoeken van het land, ontstaan conflicten over vee en eigendom tussen
verschillende stammen. Deze conflicten veroorzaken nieuwe ontheemding.548 Een ander groot
obstakel voor de succesvolle terugkeer van IDP is dat zij vaak geen land en eigendom meer
hebben of deze reeds zijn ingenomen. Deze eigendommen zijn vaak niet geregistreerd,
waardoor zij ook geen bewijs voor handen hebben549. Tussen oktober 2010 en oktober 2011
zouden naar schatting 340.000 IDP teruggekeerd zijn naar het zuiden. Velen van hen gaven
543 IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 125.
544 J. MONYLUAK MAJOK, “South Sudan IDPs And Their Fears To Returning Home”, Gurtong, 16 September
2010, http://www.gurtong.net/ECM/Editorial/tabid/124/ctl/ArticleView/mid/519/articleId/4078/South-Sudan-IDPs-and-Their-Fears-of-Returning-Home.aspx (geconsulteerd 5/5/2012). 545
J. MCCALLUM & G. YEMBA WILLOW, “Challenges facing returnees in Sudan”, Forced Migration Review, November 2005, Nr. 24, 42. 546
K. JACOBSON, Internal Displacement to urban areas, case 1: Khartoum, Sudan, The Tufts-IDMC profiling study, 2008, 23, https://wikis.uit.tufts.edu/confluence/download/attachments/22521567/khartoum_final.pdf?version=1 (geconsulteerd 5/5/2012). 547
IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 126. 548
J. MONYLUAK MAJOK, “South Sudan IDPs And Their Fears To Returning Home”, Gurtong, 16 September 2010, http://www.gurtong.net/ECM/Editorial/tabid/124/ctl/ArticleView/mid/519/articleId/4078/South-Sudan-IDPs-and-Their-Fears-of-Returning-Home.aspx (geconsulteerd 5/5/2012). 549
IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 61-62.
96
onder andere de opkomst van anti-zuiderse gevoelens in Khartoum en de onzekerheid over hun
burgerstatus in het noorden als redenen van hun terugkeer.550
108. Echter lang niet alle IDP zien een terugkeer zitten. Zo zijn er in Khartoum bijvoorbeeld veel
IDP die er reeds decennialang verblijven. Vele kinderen werden er geboren, zijn nooit in het
Zuiden geweest en hebben dan ook geen echte band met de streek waarvan hun voorouders
afkomstig zijn. Voornamelijk IDP die erin geslaagd zijn een nieuw leven op te bouwen en in hun
levensonderhoud kunnen voorzien, zullen niet snel geneigd zijn nieuwe risico’s te nemen door
terug te keren.551 Het vredesakkoord heeft bovendien niet alleen voor relatieve stabiliteit in het
zuiden gezorgd, maar ook in Khartoum is de veiligheid en de economische situatie erop vooruit
gegaan.552 Door de uitbreiding van Khartoum worden IDP-kampen echter gesloopt en worden
IDP gedwongen terug te keren of zich te verplaatsen, zonder dat hierbij alternatieven worden
voorzien553.
109. De onafhankelijkheid van Zuid-Sudan in juli 2011 brengt enkele nieuwe aspecten met zich
mee. Een belangrijk probleem is dat van staatloosheid. In augustus 2011 besliste Sudan dat
iedereen die de Zuid-Sudanese nationaliteit verkreeg, daarmee automatisch afstand deed van de
Sudanese. Dit heeft grote gevolgen voor de vele IDP uit het zuiden die nog in Khartoum of in
andere regio’s in Sudan verblijven. Door gemengde huwelijken, voornamelijk in de grensstreek
tussen beide landen, is er bovendien een grote groep mensen van gemengde afkomst. Veel IDP
hebben echter geen documenten om hun afkomst uit het zuiden, hun gemengde afkomst of hun
geboorte in het noorden te bewijzen.554 Zuid-Sudanezen in Sudan kregen tot 8 april 2012 om hun
status als buitenlanders te regulariseren. De Zuid-Sudanese overheid in Juba heeft echter nog
niet de bureaucratische capaciteit kunnen opbouwen om haar burgers van de nodige papieren
te voorzien. Hierdoor hebben vele IDP die in Sudan verblijven niet de juiste documenten kunnen
bekomen om hun verblijf te regulariseren, waardoor zij staatloos geworden zijn. In maart 2012
werd een kaderovereenkomst tussen beide landen opgesteld om dit probleem op te lossen.
Deze moest op een topontmoeting in april ondertekend worden. Door de oplaaiende
spanningen in het grensgebied is dit echter niet doorgegaan en blijft situatie van de staatlozen
onopgelost.555 Het aanhoudende grensconflict tussen beide staten dreigt de laatste maanden
opnieuw uit de hand te lopen met beschuldigingen van beide partijen aan mekaars adres556. De
550 Human Rights Watch, South Sudan, Country Summary, January 2012, 2,
http://www.hrw.org/sites/default/files/related_material/southsudan_2012.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 551
K. JACOBSON, Internal Displacement to urban areas, case 1: Khartoum, Sudan, The Tufts-IDMC profiling study, 2008, 22-23, https://wikis.uit.tufts.edu/confluence/download/attachments/22521567/khartoum_final.pdf?version=1 (geconsulteerd 5/5/2012). 552
IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 131. 553
A. DE GEOFFROY, “IDPs and Urban Planning in Khartoum”, Forced Migration Review, November 2005, Nr. 24, 38-39. 554
UNHCR, UNHCR Global Appeal 2012-2013, 79-80, http://www.unhcr.org/4ec230ebb.html (geconsulteerd 5/5/2012). 555
M. EL GIZOULI, “The Stateless Sudanese: victims of tajility”, Sudan Tribune, 8 April 2012, http://www.sudantribune.com/The-stateless-Sudanese-victims-of,42176 (geconsulteerd 5/5/2012). 556
Z. MANYOK BIAR, “Who initiated hostilities between two Sudans?”, Sudan Tribune, 30 April 2012, http://www.sudantribune.com/Who-initiates-hostilities-between,42445 (geconsulteerd 5/5/2012).
97
gevechten zorgen ook voor nieuwe ontheemding557. Hierbij dient opgemerkt te worden dat, nu
het gaat om twee soevereine staten, deze mensen niet langer als IDP, maar als vluchtelingen
dienen te worden beschouwd indien zij de landsgrens overschrijden. Zo zouden er recent
bijvoorbeeld 18200 mensen uit Zuid-Sudan gevlucht zijn naar het noorden bij recente gevechten
in Kordofan558.
5.2 Beoordeling in het kader van de mensenrechten en het humanitaire recht
110. Op basis van artikel 12 BUPO heeft eenieder het recht zich vrijelijk te verplaatsen binnen de
grenzen van een staat en er zijn verblijfplaats te kiezen559. Bovendien heeft iedereen het recht
elk land, inclusief zijn eigen land, te verlaten560. Het recht om naar zijn eigen land terug te keren
mag niet ontnomen worden561. Artikel 12 van het Afrikaans Handvest voor de rechten van mens
en volken bevat een gelijkaardige bepaling. Ook dit artikel stelt dat iedereen vrij zijn land mag
verlaten en ernaar terugkeren.562
Er zijn wel uitzonderingen mogelijk op artikel 12 BUPO. Deze moeten echter bij wet zijn voorzien
en nodig zijn ter bescherming van de nationale veiligheid, de openbare orde of de
volksgezondheid563. De ontruiming van IDP-kampen in Khartoum is echter vaak arbitrair en
discriminatoir, aangezien proportioneel gezien het merendeel van de mensen die door deze
maatregelen worden getroffen en gedwongen verplaatst worden afkomstig zijn uit het zuiden564.
IDP moeten vrij en geïnformeerd kunnen kiezen voor terugkeer, lokale integratie of hervestiging
als duurzame oplossing voor hun situatie. Voor IDP die in Khartoum wensen te blijven, moeten
duurzame oplossingen gezocht worden. Hun basisbehoeften moeten door de Sudanese regering
gegarandeerd worden565. In de praktijk blijken er echter grote obstakels te zijn voor IDP die
ervoor kiezen om in Khartoum te blijven om aan papieren te geraken en is hun veiligheid en
basisbehoeften lang niet altijd gegarandeerd566. Ook de Zuid-Sudanese regering slaagt er
557 X., “Thousands displaced by Sudan border clashes”, RT, 22 April 2012, http://rt.com/news/sudan-
border-clashes-homes-686/ (geconsulteerd 5/5/2012). 558
L. MOSES, “Humanitarian Operations Currently Supporting 350,000 IDPs, Refugees”, Gurtong, 26 March 2012, http://www.gurtong.net/ECM/Editorial/tabid/124/ctl/ArticleView/mid/519/articleId/6693/Humanitarian-Operations-Currently-Supporting-350000-IDPs-Refugees.aspx (geconsulteerd 5/5/2012). 559
Artikel 12(1) BUPO. 560
Artikel 12(2) BUPO. 561
Artikel 12(4) BUPO. 562
Artikel 12(2) Afrikaans Handvest voor de rechten van mens en volken. 563
Artikel 12(3) BUPO. 564
Artikel 2 & 26 BUPO; K. JACOBSON, Internal Displacement to urban areas, case 1: Khartoum, Sudan, The Tufts-IDMC profiling study, 2008, 47-48, https://wikis.uit.tufts.edu/confluence/download/attachments/22521567/khartoum_final.pdf?version=1 (geconsulteerd 5/5/2012). 565
W. KÄLIN, Framework on durable solutions for internally displaced persons, Human Rights Council, 2009, 15-16, A/HRC/13/21/Add.4. 566
IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 131.
98
voorlopig niet in om IDP een werkelijke keuze tussen de drie mogelijke vormen van duurzame
oplossingen te bieden, maar gaat er van uit dat alle IDP terugkeren naar hun geboortedorpen567.
Indien een duurzame oplossing gevonden wordt, blijft de staat verantwoordelijk voor de
bescherming van de mensenrechten van haar bevolking. Door het sluiten van een vredesverdrag
is de belangrijkste directe aanleiding van ontheemding in Zuid-Sudan verdwenen, waardoor er
aan duurzame oplossingen kan worden gedacht. Het sluiten van het vredesverdrag op zich is
volgens Walter Kälin echter niet voldoende om een duurzame oplossing te creëren568. Actieve
samenwerking tussen de overheid, lokale autoriteiten en humanitaire organisaties is vereist om
effectieve en duurzame oplossingen te bekomen. Zo moet er in de eerste plaats aandacht
besteed worden aan het heropbouwen van lokale overheids- en beschermingsstructuren, zoals
politie en rechtbanken, en basisvoorzieningen, zoals scholen, ziekenhuizen, watervoorzieningen
en sanitair. Ook moeten IDP de nodige assistentie krijgen om hun leven herop te bouwen en
opnieuw zelf in hun levensonderhoud te voorzien.569
Bovendien garandeert artikel 11 IVESCR een adequate levensstandaard. Sudan slaagt er echter
vooralsnog niet in om de basisbehoeften van terugkerende IDP te garanderen. Volgens het IDMC
en de Secretaris-Generaal van de VN zijn een gebrek aan drinkwater, basisvoorzieningen en
mogelijkheden om zelf in een levenshoud te voorzien de grootste obstakels waarmee
terugkerende IDP in Zuid-Sudan te maken krijgen. Dit is dan ook een enorme uitdaging voor de
nieuwe Zuid-Sudanese regering570 . Op basis van artikel 2(1) IVESCR moet een staat de
basisbehoeften van haar burgers tegemoetkomen "to the maximum of its available resources".
Een staat dient bijgevolg al het mogelijke in het werk stellen om een minimum aan
basisbehoeften te proberen garanderen.571 De rechten van het IVESCR dienen in principe
progressief gerealiseerd te worden. Het voorzien van minimale basisbehoeften is volgens het
Committee on Economic, Social and Cultural Rights echter een van de core obligations voor
staten572.
111. Het grensconflict tussen Sudan en Zuid-Sudan neemt de laatste maanden steeds grotere
proporties aan en kan dan ook gekwalificeerd worden als een internationaal gewapend conflict.
Een officiële oorlogsverklaring is hiervoor niet noodzakelijk573. Volgens Human Rights Watch
gaat het grensconflict gepaard met ernstige mensenrechtenschendingen en inbreuken op het
humanitaire recht, zoals het doden van burgers en de vernieling van huizen574. Dit is in strijd met
567 IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 127.
568 W. KÄLIN, Framework on durable solutions for internally displaced persons, Human Rights Council, 2009,
11, A/HRC/13/21/Add.4. 569
W. KÄLIN, Framework on durable solutions for internally displaced persons, Human Rights Council, 2009, 12-13, A/HRC/13/21/Add.4. 570
IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 126. 571
Committee on Economic, Social and Cultural Rights, General Comment no. 3: The nature of States parties obligations (Art. 2, par.1), 14 December 1990, §10. 572
Committee on Economic, Social and Cultural Rights, General Comment no. 3: The nature of States parties obligations (Art. 2, par.1), 14 December 1990, §1 & 10. 573
Gemeenschappelijk artikel 2 Geneefse Conventies. 574
X, “HRW reports on right abuses in Sudan’s Blue Nile”, Sudan Tribune, 23 April 2012, http://www.sudantribune.com/HRW-reports-on-rights-abuses-in,42379 (geconsulteerd 5/5/2012);
99
het Eerste protocol bij de Geneefse Conventies, dat stelt dat er steeds een onderscheid moet
gemaakt worden tussen de burgerbevolking en personen die tot gewapende groepen behoren
en tussen civiele en militaire doelwitten575. Aangezien Sudan verdragspartij is bij de Geneefse
Conventies en het Eerste protocol en het humanitaire recht niet op wederkerigheid gebaseerd
is576, dient zij deze bepalingen te respecteren. Zuid-Sudan heeft de Geneefse Conventies nog niet
ondertekend, hoewel het de intentie getoond heeft dit te willen doen577. Dit betekent uiteraard
niet dat het vrij spel heeft in het conflict. De belangrijkste rechten, zoals het recht op leven of
het verbod van foltering, zijn beschermd door het internationale gewoonterecht en het jus
cogens. De VN-Veiligheidsraad uitte intussen haar bezorgdheid over de situatie en roept beide
staten op de wapens neer te leggen.578 De situatie is momenteel enorm onstabiel en het is
onzeker wat er gaat gebeuren.
5.3 De rol van de UNHCR in Zuid-Sudan
112. Als leider in de hierboven besproken Cluster Approach is een belangrijke rol bij het
begeleiden en de re-integratie van terugkerende IDP weggelegd voor de UNHCR. Hierbij werkt zij
nauw samen met lokale overheden en NGO’s 579 . Bij het begin van haar mandaat om
vluchtelingen te begeleiden bij hun terugkeer naar Zuid-Sudan in 2004, stelde de UNHCR dat zij
ook IDP zou begeleiden in gebieden waar zowel vluchtelingen als IDP verblijven. Sinds 2005
meet de UNHCR zichzelf een sleutelrol aan in de begeleiding van IDP in hun terugkeer naar Zuid-
Sudan en in het opstarten van maatschappelijke re-integratieprojecten580. Negentig procent van
de terugkerende IDP doet dit echter zonder begeleiding581.
De leidende rol die de UNHCR in de Cluster Approach toegeschreven krijgt voor de bescherming
van IDP is in praktijk niet volledig geïmplementeerd. De UNHCR heeft formeel gezien ook nog
steeds geen vast mandaat voor het werk dat zij verricht voor IDP, wat haar geloofwaardigheid
ondermijnt. De huidige ad hoc aanpak maakt het bovendien moeilijk om een financiële en
operationele planning te maken en een beleid op lange termijn te voeren. Dit resulteert in
Human Rights Watch, South Sudan, Country Summary, January 2012, 2, http://www.hrw.org/sites/default/files/related_material/southsudan_2012.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 575
Artikel 48 & 51 Eerste protocol bij de Geneefse Conventies. 576
L. MOIR, The Law of Internal Armed Conflict, Cambridge, Cambridge University Press, 2002, 108. 577
Human Rights Watch, South Sudan, Country Summary, January 2012, 1, http://www.hrw.org/sites/default/files/related_material/southsudan_2012.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 578
UN News Service, Security Council voices alarm over border clashes between South Sudan and Sudan, 27 March 2012, http://www.unhcr.org/refworld/country,,,,SDN,,4f75a1ce2,0.html (geconsulteerd 5/5/2012). 579
UNHCR, UNHCR Global Appeal 2012-2013, 81, http://www.unhcr.org/4ec230ebb.html (geconsulteerd 5/5/2012). 580
PDES, Evaluation of UNHCR’s returnee reintegration programme in South Sudan, September 2008, 19, http://www.pogar.org/publications/other/unhcr/sudan/evaluationprog-08e.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 581
PDES, Evaluation of UNHCR’s returnee reintegration programme in South Sudan, September 2008, 8, http://www.pogar.org/publications/other/unhcr/sudan/evaluationprog-08e.pdf (geconsulteerd 5/5/2012).
100
inconsistenties in de normen en criteria voor de bescherming van IDP582. Volgens een evaluatie
van de Policy Development and Evaluation Service van de UNHCR van haar terugkeer en re-
integratie programma, blijft er een gebrek aan duidelijkheid over de verantwoordelijkheden die
de UNHCR heeft voor IDP. Volgens dit rapport maakt dit deel uit van een collectief falen om
adequate bescherming te bieden aan IDP en tegemoet te komen aan hun behoeften583.
Vanaf 2012 heeft de UNHCR een apart programma voor Sudan en Zuid-Sudan. In haar strategie
rond Zuid-Sudan voor 2012 heeft de UNHCR onder andere aandacht voor het probleem van
staatlozen. Het doel is de regering te helpen bij de toetreding tot de Conventie over de
beperking van staatloosheid en bij het uitwerken van een asielbeleid in Zuid-Sudan584.
582 PDES, Evaluation of UNHCR’s returnee reintegration programme in South Sudan, September 2008, 19,
http://www.pogar.org/publications/other/unhcr/sudan/evaluationprog-08e.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 583
PDES, Evaluation of UNHCR’s returnee reintegration programme in South Sudan, September 2008, 3 & 20, http://www.pogar.org/publications/other/unhcr/sudan/evaluationprog-08e.pdf (geconsulteerd 5/5/2012). 584
UNHCR, 2012 UNHCR Country Operations Profile – South Sudan, http://www.unhcr.org/cgi-bin/texis/vtx/page?page=4e43cb466&submit=GO (geconsulteerd 5/5/2012).
101
Conclusie
113. In deze thesis werd eerst het begrip Internally Displaced Persons afgebakend en vervolgens
onderzocht hoe deze mensen juridisch beschermd worden. Hieruit kan geconcludeerd worden
dat de problematiek van de bescherming van IDP niet zozeer een probleem is van een tekort aan
regelgeving. De meeste essentiële rechten, zoals het beginsel van non-discriminatie, het recht
op leven en persoonlijke veiligheid, het verbod van foltering, het recht op een adequate
levensstandaard, het recht op terugkeer en het recht op huisvestiging en teruggave van
eigendom, worden gewaarborgd door de mensenrechten en het humanitair recht. De
allerbelangrijkste mensenrechten worden bovendien beschouwd als regels van internationaal
gewoonterecht, waardoor er in geen enkel geval van kan worden afgeweken.
Het zou echter verkeerd zijn hieruit af te leiden dat IDP ook effectief voldoende beschermd
worden. Hoewel IDP in theorie aldus behoorlijk goed beschermd zijn, laat de implementatie van
de mensenrechtelijke en humanitair rechtelijke regels in de praktijk vaak te wensen over. In de
eerste plaats blijven er belangrijke hiaten in de bescherming van IDP bestaan doordat niet alle
staten de relevante mensenrechtenverdragen of de protocollen bij de Geneefse Conventies
geratificeerd hebben. Uit de case study over de situatie van IDP in Sudan blijkt bovendien dat de
belangrijkste factor voor de bescherming van IDP de politieke wil van staten is. In het geval van
Sudan is het duidelijk dat de staat zelf grotendeels de oorzaak is van het IDP-probleem en dat zij,
hoewel de belangrijkste mensenrechtenverdragen en de Geneefse Conventies en haar
protocollen door Sudan geratificeerd werden, de verplichtingen van de mensenrechten en het
humanitair recht weigert te respecteren. Bovendien legt Sudan de arrestatiebevelen van het
internationaal strafhof doodgewoon naast zich neer. Door de afwezigheid van een internationaal
juridisch kader voor de bescherming van IDP komt de internationale gemeenschap in dergelijke
gevallen voor een dilemma te staan. Zo biedt het VN-Handvest wel de mogelijkheid tot
humanitaire interventie onder Hoofdstuk VII, maar omwille van politieke redenen en
economische belangen zijn vele staten niet snel geneigd hiertoe over te gaan. Een tweede
element is het ontbreken van een agentschap dat de belangen van IDP behartigt, waardoor niet
alleen tijdens een conflictsituatie, maar ook na het afsluiten van een vredesverdrag, veel IDP aan
hun lot worden overgelaten of onbegeleid terugkeren naar hun geboortedorpen. Hoewel het
statuut van de UNHCR ruim geïnterpreteerd wordt en zij ook een rol is gaan spelen in de
bescherming van IDP, dient dit nog steeds via een omslachtige ad hoc procedure te verlopen. Uit
de bespreking van de situatie in Zuid-Sudan blijkt dan ook dat de mogelijkheden van de UNHCR
momenteel ruim onvoldoende zijn om een effectieve strategie voor IDP uit te werken.
114. Het principe van de staatssoevereiniteit is stevig verankerd in het internationale recht.
Staten gebruiken dit al te vaak als argument om zaken die foutlopen op hun grondgebied uit de
internationaalrechtelijke sfeer te houden. Uit angst voor inmenging in hun interne
aangelegenheden en doordat IDP in essentie een binnenlands probleem zijn, staan veel staten
weigerachtig tegenover de uitvaardiging van een internationaal statuut of de oprichting van een
internationaal agentschap voor IDP. Hoewel hierover nog geen consensus is, gaan de laatste
jaren meer stemmen op voor een principe van staatssoevereiniteit als verantwoordelijkheid.
Hierdoor zou internationale inmenging verantwoord zijn wanneer staten er, al dan niet
moedwillig, niet in slagen te voldoen aan de minimale beschermingsnormen bepaald in de
102
mensenrechten en het humanitair recht voor IDP en hun burgers in het algemeen. Ook het
uitvaardigen van een Verdrag van Minimale Humanitaire Normen lijkt onwaarschijnlijk door een
gebrek aan consensus. De angst en verdeeldheid van staten was dan ook een van de
belangrijkste redenen om bij de uitvaardiging van de Guiding Principles on Internal Displacement
te opteren voor een niet-bindend instrument. De rol van deze principes is echter niet te
onderschatten. Zij hebben een belangrijke functie doordat zij de rechten van IDP duidelijk
opsommen en hun problemen bijgevolg zichtbaar maken. Meer en meer staten implementeren
de Guiding Principles dan ook in hun nationale wetgeving en beleid, wat alleen maar kan worden
toegejuicht.
115. Een structurele oplossing voor de problematiek van IDP kan enkel worden bereikt indien de
naleving van normen opgelegd door de mensenrechten en het humanitaire recht effectief kan
worden afgedwongen. De uitvaardiging van een internationaal juridisch bindend
rechtsinstrument zou hier een belangrijke rol in kunnen spelen. Met het Verdrag van Kampala is
dit voor het eerst gebeurd op regionaal niveau. Dit is dan ook een historische stap in de evolutie
van de IDP-problematiek. Het verdrag is een compromis tussen de belangen van staten enerzijds
en de belangen van IDP anderzijds. Zo ligt de principiële verantwoordelijkheid voor de
bescherming van IDP nog steeds bij de staat en wordt aldus het principe van de
staatssoevereiniteit gerespecteerd. Door het instellen van een Afrikaans beschermingsregime
wordt de bescherming van IDP daarnaast ook gewaarborgd wanneer staten hier niet in slagen.
Vooralsnog is het Verdrag van Kampala echter niet in werking getreden. Het is afwachten wat
het effect van dit verdrag zal zijn in de praktijk. Indien dit verdrag slaagt in zijn opzet kan dit de
poort openen voor de uitvaardiging van een internationaal verdrag voor de bescherming van IDP
en gelijkaardige regionale verdragen in andere delen van de wereld.
103
Bibliografie
ABEBE, A. M., “The African Union Convention on Internally Displaced Persons: Its Codification
Background, Scope and Enforcement Challenges”, Refugee Survey Quarterly, 2010, Vol. 29, nr. 3,
28-57.
ABI-SAAB, G., “The uses of article 19”, The European Journal of International Law, 1999, Vol. 10, Nr.
2, 339-351.
ABU SIN, M. E., “Environmental causes and implications of population displacement in Sudan” in
ELTIGANI, E., War and Drought in Sudan: Essays on population displacement, Gainesville, University
Press of Florida, 1995, 11-22.
AKTURK, H., “Humanitarian Action in Darfur: A Viable Option?”, International Strategic Research
Organisation, 21 November 2008, http://www.usak.org.tr/EN/makale.asp?id=770.
ALLAIN, J., “The ‘jus cogens’ Nature of non-refoulement”, International Journal of Refugee Law,
2001, 533-558.
Amnesty International, Sudan: 1.2 million Internally displaced persons at risk in Darfur, 2004, 5
p., http://www.amnesty.org/en/library/asset/AFR54/078/2004/en/7b11daad-d5b4-11dd-bb24-
1fb85fe8fa05/afr540782004en.pdf.
Amnesty International, “Sudan moet van oorlogsmisdaden verdachte onderminister en
Janjawidleider arresteren en aan het internationaal strafhof overdragen”, 14 september 2007,
http://www.amnesty.nl/nieuwsportaal/pers/amnesty-international-sudan-moet-
oorlogsmisdaden-verdachte-onderminister-en-janja.
Amnesty International, Sudan: No End to Violence in Darfur, Arms supplies continue dispite
ongoing Human Rights Violations, Londen, Amnesty International Publications, 2012, 27 p.
ANDERSSON, H., “China ‘is fuelling war in Darfur’”, BBC, 13 July 2008,
http://news.bbc.co.uk/2/hi/7503428.stm.
ANTWI, E., Why the world does not need a United Nations High Commissioner for Internally
Displaced Persons (IDPs) now, Refugee Aware, 2010, 13 p.
AU ECOSOCC & IDMC, Making the Kampala Convention work for IDPs: Guide for civil society on
supporting the ratification and implementation of the Convention for the Protection and
Assistance of Internally Displaced Persons in Africa, 2010, 32 p.,
http://reliefweb.int/sites/reliefweb.int/files/resources/BBFA0C45D885077AC12577C4004B60F2-
IDMC_Jul2010.pdf.
BARUTCISKI, M., “Tensions between the refugee concept and the IDP debate”, Forced Migration
Review, December 1998, nr. 3, 11-14.
BELLAMY, A., “Responsibility to protect or Trojan Horse? The crisis in Darfur and humanitarian
intervention after Iraq”, Ethics & International Affairs, 2005, Vol. 19, Nr. 2, 31-54.
104
BELLAMY, A. & WILLIAMS, P., “The UN Security Council and the Question of Humanitarian
Intervention in Darfur”, Journal of Military Ethics, 2006, Vol. 5, Nr. 2, 144-160.
BIANCHI, A., “Human Rights and the magic of Jus Cogens”, The European Journal of International
Law, 2008, Vol. 19, Nr. 3, 491-508.
BONEZA, R., Sudanese Internal Displaced Persons: challenge for the future administration, 2006,
http://www.author-me.com/nonfiction/sudaneseinternaldisplaced.htm.
Brookings-Bern Project on Internal Displacement, From National Responsibility to Response:
IDPs’ Housing, Land and Property Rights, 22 February 2012,
http://www.unhcr.org/refworld/docid/4f45f1692.html.
BROWNLIE, I., Principles of public international law, Oxford, University Press, 2008, 784 p.
CAPLAN, L., “State immunity, Human Rights and Jus Cogens: A Critique Of The Normative Hierarchy
Theory”, American Journal of International Law, 2003, Vol. 97, Nr. 4, 741-781.
CASSEL, D., “Does international human rights law make a difference?”, Chicago Journal of International Law, 2001, Nr. 2, 121-135. CEDAW Committee, General Recommendation No. 19: Violence against women, 1992.
CHAKMA, M., “Empowering the internally displaced peoples”, Refugee Survey Quarterly, 2000, Vol.
19, Nr. 2, 227-231.
CHIMNI, B., “Globalization, humanitarianism and the erosion of refugee protection”, Journal of
Refugee Studies, 2000, Oxford, University Press, 243-263.
CHIMNI, B. (ed.), International refugee law, New Delhi, Sage, 1999, 613 p.
COHEN, R. & DENG, F., Masses in flight: the global crisis of internal displacement, Washington DC,
Brookings Institution, 1998, 414 p.
COHEN, R. & DENG, F., “The Genesis and the challenges”, Forced Migration Review, 2008, Special
Issue: 10 years of the Guiding Principles on Internal Displacement, 4-5,
http://www.fmreview.org/FMRpdfs/GP10/4-5.pdf.
COHEN, R., “The Guiding Principles on Internal Displacement: An Innovation in International
Standard Setting”, Global Governance, 2004, Vol. 10, Nr. 4, 459-480,
http://www.unhcr.org/refworld/pdfid/4c51531f2.pdf.
COHEN, R., “The international response to Darfur”, Forced Migration Review, May 2005, Nr. 23, 7-
9.
COHEN, R., The responsibility to protect: The case of Sudan, American University Washington
College of Law, 29 September 2006, 3 p.
COHEN, R., “UNHCR: Expanding its role with IDPs”, Forced Migration Review, 2005, IDP
Supplement, 9-11.
105
COGEN, M., Handboek Internationaal recht, Mechelen, Kluwer, 2003, 490 p.
COGEN, M., The Comprehensive Guide to International Law, Brugge, Die Keure, 2008, 534 p.
Committee on Economic, Social and Cultural Rights, General Comment no. 3: The nature of
States parties obligations (Art. 2, par.1), 14 December 1990.
Committee on Economic, Social and Cultural Rights, General Comment no. 4: The right to
adequate housing (Art. 11(1)), 13 December 1991.
Committee on Economic, Social and Cultural Rights, General Comment no. 7: The right to
adequate housing (Art. 11(1)): Forced Evictions, 20 May 1997.
Committee on the Elimination of Racial Discrimination, General Recommendation XXII: Article 5
and refugees and displaced persons, 1996.
CRAWFORD, E., “Road to nowhere? The future for a declaration on fundamental standards of
humanity”, Journal of International Humanitarian Legal Studies, 2012, 32 p.,
http://works.bepress.com/emily_crawford/2/.
DAGNE, T., Sudan: The Crisis in Darfur and Status of the North-South Peace Agreement,
Congressional Research Service, 2011, 31 p.
DE GEOFFROY, A., “IDPs and Urban Planning in Khartoum”, Forced Migration Review, November
2005, Nr. 24, 38-39.
DENG, F., Compilation and analysis of legal norms, Economic and Social Council, 1995,
E/CN.4/1996/52/Add.2.
DENG, F., “Ethnic Marginalization as Statelessness: Lessons from the Great Lakes Region of Africa”
in ALEINIKOFF, T. & KLUSMEYER, D. (eds.), Citizenship Today: Global Perspectives and Practices,
Washington DC, The Carnegie Endowment for International Peace, 2001, 183-208.
DENG, F., Sovereignty as responsibility: conflict management in Africa, Washington D.C., Brookings
Institution, 1996, 265 p.
DENG, F., War of visions: conflict of identities in the Sudan, Washington DC, Brookings Institution,
1995, 577 p.
DONNELLY, J., State Sovereignty and Human Rights, Denver, 2004, 28 p.,
http://www.du.edu/korbel/hrhw/workingpapers/2004/21-donnelly-2004.pdf.
DUQUET, S., Migratie en mensenrechten. Naar een ius migrandi voor de homo movens?, Gent,
Faculteit Rechtsgeleerdheid, 2009, 142 p.
EGELAND, J., “Towards a stronger humanitarian response system”, Forced Migration Review, 2005,
IDP Supplement, 4-5.
EL-BUSHRA, J. & FISH, K., Refugees and Internally Displaced Persons, 17 p.,
http://www.huntalternatives.org/download/40_refugees.pdf.
106
EL GIZOULI, M., “The Stateless Sudanese: victims of tajility”, Sudan Tribune, 8 April 2012,
http://www.sudantribune.com/The-stateless-Sudanese-victims-of,42176.
ETZIONI, A., “Sovereignty as Responsibility”, Orbis, 2006, Vol. 50, Nr. 1, 71-85. FELLER, E., “UNHCR’s role in IDP protection: opportunities and challenges”, Forced Migration Review, 2006, Special Issue, 11-13, http://www.fmreview.org/FMRpdfs/BrookingsSpecial/07.pdf.
FERREIRA-SNYMAN, MP., “The evolution of state sovereignty: A historical overview”, Fundamina,
2006, Vol. 12, Nr. 2, 1-28.
FITZPATRICK, J., “Human Rights and Forced Displacement: Converging Standards” in BAYEFSKY, A. &
FITZPATRICK, J. (eds.), Human Rights and Forced Displacement, The Hague, Martinus Nijhoff
Publishers, 2000, 3-25.
FITZPATRICK, J., “Protection against the abuse of the concept of ‘emergency’”, Studies in
transnational legal policy, nr. 26, 203-219.
Geneva Academy of international humanitarian law and human rights, Sudan: applicable
international law, http://www.adh-
geneva.ch/RULAC/applicable_international_law.php?id_state=205.
GHETS, Darfur IDP Camps, http://www.ghets.org/programs/2010/darfur-idps-camps/.
GOODWIN-GILL, G., The refugee in international law, Oxford, Clarendon Press, 1996, 584 p.
GOODWIN-GILL, G. & MCADAM , J., The refugee in international law, Oxford, University Press, 2007,
848 p.
GREENWOOD, C., International Humanitarian Law and the Laws of War: Preliminary Report for the
Centennial Commemoration of the First Hague Peace Conference 1899, School of Economics and
Political Science, 1998, 160 p.
HOWSE, R. & MUTUA, M., Protecting Human Rights in a Global Economy: Challenges for the World
Trade Organisation, Québec, International Centre for Human Rights and Democratic
Development, 2000, 25 p., http://www.dd-
rd.ca/site/_PDF/publications/globalization/wto/protecting_human_rightsWTO.pdf.
Human Rights and Advocacy Network for Democracy, Disturbance in Darfur’s IDP Camps, 2010, 7
p., http://www.david-kilgour.com/2010/Disturbances%20in%20Darfur's%20IDP%20camps.pdf
Human Rights Committee, General Comment no. 6: The Right to Life (art. 6), 1982.
Human Rights Committee, General Comment no. 18: Non-discrimination, 1989.
Human Rights Committee, General Comment no. 20 (article 7: Prohibition of torture, or other cruel, inhuman or degrading treatment or punishment), 1992, §9, HRI/GEN/1/Rev.7. Human Rights Committee, General Comment no. 23:The rights of minorities (article 27), 1994.
107
Human Rights Committee, General Comment no. 29: States of emergency (article 4), 2001, 2, CCPR/C/21/Rev.1/Add.11. Human Rights Watch, South Sudan, Country Summary, January 2012, 5 p., http://www.hrw.org/sites/default/files/related_material/southsudan_2012.pdf. ICC, “ICC issues a warrant of arrest for Omar Al Bashir, President of Sudan”, ICC Press Release, 4 March 2009, http://www.icc-cpi.int/menus/icc/press%20and%20media/press%20releases/press%20releases%20(2009)/icc%20issues%20a%20warrant%20of%20arrest%20for%20omar%20al%20bashir_%20president%20of%20sudan. ICC, “Pre-Trial Chamber I issues a second warrant of arrest agains Omar Al Bashir for counts of genocide”, ICC Press Release, 12 July 2010, http://www.icc-cpi.int/menus/icc/press%20and%20media/press%20releases/press%20releases%20(2010)/pr557. ICC, “The Prosecutor of the ICC opens investigation in Darfur”, ICC Press Release, 6 June 2005, http://www.icc-cpi.int/menus/icc/press%20and%20media/press%20releases/2005/otp%20the%20prosecutor%20of%20the%20icc%20opens%20investigation%20in%20darfur. ICC, The States Parties to the Roma Statute, http://www.icc-cpi.int/Menus/ASP/states+parties/. ICISS, The responsibility to protect: report of the International Commission on Intervention and State Sovereignty, Ottawa, International Development Research Center, 2001, 91 p.
ICRC, International Humanitarian Law: Answers to your questions, Geneva, International Committee of the Red Cross, 2002, 42 p. ICRC, Rule 90. Torture and cruel, inhuman or degrading treatment, http://www.icrc.org/customary-ihl/eng/docs/v1_cha_chapter32_rule90. ICRC, “The ICRC’s Mission Statement”, 19 juni 2006, http://www.icrc.org/eng/resources/documents/misc/icrc-mission-190608.htm. IDMC, Before displacement: Preventing displacement from happening, http://www.internal-displacement.org/kampala-convention/before-displacement. IDMC, Making the Kampala Convention real, http://www.internal-displacement.org/kampala-convention/making-it-real. IDMC, “NRC and IDMC welcome African Union Convention on IDPs”, 23 oktober 2009, http://www.internal-displacement.org/8025708F004BE3B1/%28httpInfoFiles%29/DDA13FFEE36B220CC12576580032001D/$file/PR_AU-IDPs_Oct09.pdf. IDMC, Sudan: Durable solutions elusive as Southern IDPs return and Darfur remains tense, 2010, 166 p.
108
IDMC, The definition of an internally displaced person (IDP), http://www.internal-
displacement.org/8025708F004D404D/%28httpPages%29/CC32D8C34EF93C88802570F8005176
10?OpenDocument.
IDMC, The Kampala Convention: Making it real. A short guide to the AU Convention for the
protection and assistance of IDPs in Africa, 2010, 12 p., http://www.internal-
displacement.org/8025708F004BE3B1/(httpInfoFiles)/4C847FC535DFD2ECC12577F1005850DB/
$file/au-media-pack-en.pdf.
IDMC, The right of IDPs to return home and property restitution, http://www.internal-
displacement.org/8025708F004BE3B1/(httpInfoFiles)/3DE5F4845EC54477C125711500483080/$
file/Solutions%20module%20handout%20right%20to%20return.pdf.
International Law Association, Declaration of International Law Principles on Internally Displaced
Persons, 29 juli 2000, http://www.unhcr.org/refworld/docid/42808e5b4.html.
IOM, Total returns to Southern Sudan and Southern Kordofan Post CPA to june 2009, 2009, 42 p.,
http://www.iom.int/jahia/webdav/shared/shared/mainsite/activities/countries/docs/tracking_r
eturns_annual_report.pdf.
IRIN, Briefing: Sudan’s Border clashes, 29 March 2012,
http://www.irinnews.org/Report/95196/Briefing-Sudans-border-clashes.
JACOBSON, K., Internal Displacement to urban areas, case 1: Khartoum, Sudan, The Tufts-IDMC
profiling study, 2008, 60 p.,
https://wikis.uit.tufts.edu/confluence/download/attachments/22521567/khartoum_final.pdf?ve
rsion=1.
KACZOROWSKA, A., Public International Law, New York, Routledge, 2010, 944 p.
KÄLIN, W., Framework on durable solutions for internally displaced persons, Human Rights Council,
2009, A/HRC/13/21/Add.4.
KÄLIN, W., How hard is soft law? The Guiding Principles on Internal Displacement and the need for
a normative framework, Presentation at Roundtable Meeting: Ralph Bunche Institute for
International Studies, 2001, 8 p.
KÄLIN, W., The Human Rights of Internally Displaced Persons, Speech at United Nations General
Assembly, 2009,
http://www.brookings.edu/speeches/2009/1026_internal_displacement_kalin.aspx.
KIESSLING, A., The Internally Displaced in International Law – Do They Require Enhanced
Protection?, Cape Town, University of Cape Town, 2006, 59 p.
KOSKINEN, P., Internally Displaced Persons and the right to housing and property restitution, Åbo,
Åbo Akademi, 2005, 124 p.
109
LAVOYER, J-P., “Forced displacement: the relevance of international humanitarian law” in A.
BAYEFSKY & J. FITZPATRICK (eds.), Human Rights and Forced Displacement, The Hague, Martinus
Nijhoff Publishers, 2000, 50-65.
LAVOYER, J-P., “International humanitarian law: should it be reaffirmed, clarified or developed?”,
Israel Yearbook on Human Rights, 2004, Vol. 34, 35-58.
LAVOYER, J-P., “Refugees and Internally Displaced Persons: International Humanitarian Law and the
role of the ICRC, International Review of the Red Cross, 1995, Nr. 305,
http://www.icrc.org/eng/resources/documents/misc/57jmf3.htm.
LAUTERPACHT, E. & BETHLEHEM, D., “The scope and content of the principle of non-refoulement:
opinion” in FELLER, E. (ed.), Refugee protection in international law, Cambridge, Cambridge
university press, 2005, 87-177.
LEE, L., “The London Declaration of International Law Pinciples on Internally Displaced Persons”,
The American Journal of International Law, 2001, Vol. 95, 454-458.
LOESCHER, G., BETTS, A. & MILNER, J., The United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR):
The politics and practice of refugee protection into the twenty-first century, New York,
Routledge, 2008, 161 p.
MANYOK BIAR, Z., “Who initiated hostilities between two Sudans?”, Sudan Tribune, 30 April 2012,
http://www.sudantribune.com/Who-initiates-hostilities-between,42445.
MCCALLUM, J. & YEMBA WILLOW, G., “Challenges facing returnees in Sudan”, Forced Migration
Review, November 2005, Nr. 24, 42.
MCNAMARA, D., “Who Does What?”, Forced Migration Review, 2005, IDP Supplement, 6-7.
MELFALD, H., Internally Displaced Persons: A National Problem Requiring an International
Response, Oslo, University of Oslo, 2003, 114 p.
MERON, T., “On the Inadequate Reach of Humanitarian and Human Rights Law and the Need for a
New Instrument”, The American Journal of International Law, 1983, Vol. 77, Nr. 3, 589-606.
MERON, T., “The Humanization of Humanitarian Law”, The American Journal of International Law,
2000, Vol. 94, Nr. 2, 239-278.
MO, “Recordaantal Ontheemden in de Wereld”, 30 april 2008,
http://www.mo.be/artikel/recordaantal-ontheemden-de-wereld.
MOIR, L., The Law of Internal Armed Conflict, Cambridge, Cambridge University Press, 2002, 306
p.
MONYLUAK MAJOK, J., “South Sudan IDPs And Their Fears To Returning Home”, Gurtong, 16
September 2010,
http://www.gurtong.net/ECM/Editorial/tabid/124/ctl/ArticleView/mid/519/articleId/4078/Sout
h-Sudan-IDPs-and-Their-Fears-of-Returning-Home.aspx.
110
MOONEY, E., “Towards a Protection Regime for Internally Displaced Persons.” in NEWMAN, E. & VAN
SELM, J. (eds.), Refugees and Forced Displacement: International Security, Human Vulnerability
and the State, Tokyo, United Nations University Press, 2003, 159-180.
MOREL, M., “Het Kampalaverdrag inzake Intern Ontheemden: Een baken van hoop voor 12
miljoen Afrikanen?”, Wereldbeeld, jg. 34, nr. 134, 2010/I, 23-28, http://www.vvn.be/wp-
content/uploads/2011/04/Wereldbeeld_2010_1_0.pdf.
MORRIS, T., “UNHCR, IDPs and clusters”, Forced Migration Review, 2006, Vol. 25, 54-55.
MOSES, L., “Humanitarian Operations Currently Supporting 350,000 IDPs, Refugees”, Gurtong, 26
March 2012,
http://www.gurtong.net/ECM/Editorial/tabid/124/ctl/ArticleView/mid/519/articleId/6693/Hum
anitarian-Operations-Currently-Supporting-350000-IDPs-Refugees.aspx
NILSSON, D., Internally Displaced, Refugees and Returnees from and in the Sudan, Uppsala, Studies
on emergencies and disaster relief no. 8, 2000, 40 p.
Norwegian Refugee Council/Global IDP Project, Internal Displacement in Sudan: Background
paper prepared for the mission to Sudan of the Senior inter-agency network on Internal
Displacement, 2002, 12 p., http://www.ecoi.net/file_upload/nz62_00797sud.pdf.
PANTULIANO, S., The land question: Sudan’s peace nemesis, HPG Working Paper, 2007, 11 p.
PDES, Evaluation of UNHCR’s returnee reintegration programme in South Sudan, September
2008, 53 p., http://www.pogar.org/publications/other/unhcr/sudan/evaluationprog-08e.pdf.
PFLANZ, M., “Sudan has ‘declared war’ on South Sudan”, The Telegraph, 24 April 2012,
http://www.telegraph.co.uk/news/worldnews/africaandindianocean/south-
sudan/9223630/Sudan-has-declared-war-on-South-Sudan.html.
PINHEIRO, P., The return of refugees’ or displaced persons’ property, Economic and Social Council,
2002, 17 p., UN Doc E/CN.4/Sub.2/2002/17.
PROVOST, R., International Human Rights and Humanitarian Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2002, 418 p.
PHUONG, C., The International protection of Internally Displaced Persons, Cambridge, Cambridge
University Press, 2004, 293 p.
REEVES, E., “UN Humanitarian Intervention in Darfur: Prospect or Posturing?”, Sudan Tribune, 21
January 2006, http://www.sudantribune.com/UN-Humanitarian-Intervention-in,13675.
REID, C., International Law and Legal Instruments, Forced Migration Online, 2005, 65 p.,
http://www.forcedmigration.org/research-resources/expert-guides/international-law-and-legal-
instruments/fmo038.pdf.
ROSENBERG, M., The Global Refugee and Internally Displaced Persons Situtation (sic.),
http://geography.about.com/od/globalproblemsandissues/a/refugees.html.
111
RUIZ, H., “The Sudan: Cradle of Displacement” in COHEN, R. & DENG, F., The Forsaken People: Case
Studies of the Internally Displaced, Washington DC, Brookings Institution, 1998, 139-174.
SAROOSHI, D., “The Peace and Justice Paradox: The International Criminal Court and the UN
Security Council” in MCGOLDRICK, D., ROWE, P. & DONNELLY, E., The Permanent International Criminal
Court: Legal and Policy Issues, Oxford, Hart Publishing, 2004, 95-120.
SCHEININ, M., “Forced Displacement and the Covenant on Civil and Political Rights” in A. BAYEFSKY &
J. FITZPATRICK (eds.), Human Rights and Forced Displacement, The Hague, Martinus Nijhoff
Publishers, 2000, 66-75.
SCHEININ, M., “Turku/ Åbo Declaration of Minimum Humanitarian Standards (1990)”, International
Council on Human Rights Policy, Working Paper, 2005, 5 p.,
http://www.ichrp.org/files/papers/91/120B_-_Turku-
Abo_Declaration_of_Minimum_Humanitarian_Standards_Scheinin__Martin__2005.pdf.
SCHEININ, M. & VERMEULEN, M., “Unilateral Exceptions to International Law: Systematic legal Analysis
and Critique of Doctrines that seek to Deny or Reduce the Applicability of Human Rights Norms
in the Fight against Terrorism”, Essex Human Rights Review, 2011, Vol. 8, Nr. 1, 20-56.
SHAW, M., International law, Cambridge, University Press, 2008, 1288 p.
SIDORENKO, O., The common European asylum system, The Hague, T.M.C. Asser Press, 2007, 241 p.
SLAUGHTER, A.-M. & FEINSTEIN, L., “A Duty to Prevent”, Foreign Affairs, 2004, Vol. 83, Nr. 1, 136-150.
SMITH, R., Textbook on International Human Rights, Oxford, University Press, 2007, 367 p.
STEIDLE, B. & STEIDLE WALLACE, G., The Devil came on Horseback: Bearing Witness to the Genocide in
Darfur, New York, Public Affairs, 2007, 230 p.
STEWART, J., “Towards a single definition of armed conflict in international humanitarian law: A
critique of internationalized armed conflict”, IRRC, 2003, Vol. 85, Nr. 850, 313-350.
TISDALL, S., “Omar al-Bashir: conflict in Darfur is my responsibility”, The Guardian, 20 April 2011,
http://www.guardian.co.uk/world/2011/apr/20/omar-al-bashir-darfur-responsibility.
T.M.C Asser Instituut, “International Humanitarian Law applicable in non-international armed conflicts”, http://www.asser.nl/Default.aspx?site_id=9&level1=13336&level2=13374&level3=13463. UN General Assembly, Human Rights situations that require the council’s attention: Report of the special rapporteur on the situation in the Sudan, Sima Samar, 3 March 2008, A/HRC/7/22. UN General Assembly, Office of the United Nations High Commissioner for Refugees : resolution / adopted by the General Assembly, 12 February 1999, A/RES/53/125, http://www.unhcr.org/refworld/docid/3b00f52c0.html. UN General Assembly, Refugees and stateless persons, 3 December 1949, A/RES/319, http://www.unhcr.org/refworld/docid/3b00f1ed34.html.
112
UN General Assembly, Resolution 2444 (XXIII) on Respect for Human Rights in Armed Conflicts, 19 december 1968, A/7218, http://www.icrc.org/ihl.nsf/FULL/440?OpenDocument. UN General Assembly, Resolution 58/177 on Protection of and Assistance to Internally Displaced Persons, 12 March 2004, A/RES/58/177, http://www.unhcr.org/refworld/docid/415c24844.html. UN General Assembly, Statute of the Office of the United Nations High Commissioner for Refugees, 14 December 1950, A/RES/428(V), http://www.unhcr.org/refworld/docid/3ae6b3628.html. UN General Assemby, World Summit Outcome, 2005, A/Res./60/1. UNHCR, 2012 UNHCR Country Operations Profile – South Sudan, http://www.unhcr.org/cgi-bin/texis/vtx/page?page=4e43cb466&submit=GO. UNHCR, Advisory opinion on the Extraterritorial Application of Non-Refoulement Obligations
under the 1951 Convention relating to the Status of Refugees and its 1967 Protocol, 2007, 19 p.,
http://www.unhcr.org/refworld/pdfid/45f17a1a4.pdf.
UNHCR, UNHCR Global Appeal 2010-2011, 121 p.
UNHCR, UNHCR Global Appeal 2012-2013, 117 p. UNHCR, Handbook for the protection of Internally Displaced Persons, 2010, 533 p., http://www.unhcr.ie/pdf/479498992.pdf. UNHCR, History of UNHCR: A Global Humanitarian organization of humble origins, http://www.unhcr.org/pages/49c3646cbc.html.
UNHCR, Internally Displaced Persons: On the run in their own land, http://www.unhcr.org/pages/49c3646c146.html.
UNHCR, Protecting the Human Rights of Internally Displaced Persons in Natural Disasters: Challenges in the Pacific, Discussion Paper, 2011, 22 p., http://pacific.ohchr.org/docs/IDP_report.pdf. UNHCR, Self-Study Module 1: An Introduction to International Protection. Protecting Persons of Concern to UNHCR, 2005, 161 p., http://www.unhcr.org/refworld/docid/4214cb4f2.html. UNHCR, The protection of Internally Displaced Persons and the role of the UNHCR, Informal Consultative Meeting, 2007, 14 p., http://www.unhcr.org/excom/EXCOM/45dd5a712.pdf. UN News Service, Security Council voices alarm over border clashes between South Sudan and Sudan, 27 March 2012, http://www.unhcr.org/refworld/country,,,,SDN,,4f75a1ce2,0.html. UN Security Council, Report of the Secretary-General on the situation in Abyei, 23 March
2012, S/2012/175.
UN Security Council, Resolution 794 (1992) Adopted by the Security Council at its 3145th
meeting, on 3 December 1992, 3 December 1992, S/RES/794
(1992), http://www.unhcr.org/refworld/docid/3b00f21137.html.
113
UN Security Council, Resolution 1556 (2004) Adopted by the Security Council at its 5015th
meeting, on 30 July 2004, 30 July 2004, S/RES/1556 (2004),
http://www.un.org/ga/search/view_doc.asp?symbol=S/RES/1556%20(2004).
UN Security Council, Resolution 1564 (2004) Adopted by the Security Council at its 5040th meeting, on 18 September 2004, 18 September 2004, S/RES/1564 (2004), http://daccess-dds-ny.un.org/doc/UNDOC/GEN/N04/515/47/PDF/N0451547.pdf?OpenElement.
UN Security Council, Resolution 1593 (2005) Adopted by the Security Council at its 5158th
meeting, on 31 March 2005, 31 March 2005, S/RES/1593 (2005), http://daccess-dds-
ny.un.org/doc/UNDOC/GEN/N05/292/73/PDF/N0529273.pdf?OpenElement.
UN Sub-Commission on the Promotion and Protection of Human Rights, Principles on Housing and Property Restitution for Refugees and Displaced Persons, 28 June 2005, E/CN.4/Sub.2/2005/17, http://www.unhcr.org/refworld/docid/41640c874.html. VAUGHAN, J., “Sudan, S. Sudan resume hostilities as talks end without deal”, AFP, 4 April 2012.
VINCENT, M., “The UN and IDPs: improving the system or side-stepping the issue?”, Humanitarian Exchange Magazine, 2002, Nr. 19, http://www.odihpn.org/humanitarian-exchange-magazine/issue-19/the-un-and-idps-improving-the-system-or-side-stepping-the-issue. Waging Peace, March 2011 – Update on the humanitarian and security situation in Darfur, 2011, http://www.wagingpeace.info/index.php?option=com_content&view=article&id=362:march-2011-update-on-the-humanitarian-and-security-situation-in-darfur-&catid=11:sudan-briefings&Itemid=27.
WALRAET, A., “Vrede in Soedan: Si vis pacem, para bellum” in DOOM, R. (ed.), Conflict en Ontwikkeling. Overleven in de grensgebieden van de globalisering, Gent, Academia Press, 2008, 537-561.
WOUTERS, K., International Legal Standards for the Protection from Refoulement, Antwerpen, Intersentia, 2009, 638 p. X, “Achievements, challenges and recommendations”, Forced Migration Review, 2008, Special Issue: 10 years of the Guiding Principles on Internal Displacement, 6-7, http://www.fmreview.org/FMRpdfs/GP10/6-7.pdf. X., Anti-Arab riots break out in south Sudan capital after Garang death, Sudan Tribune, 1 August 2005, http://www.sudantribune.com/Anti-Arab-riots-break-out-in-south,10892. X, “HRW reports on right abuses in Sudan’s Blue Nile”, Sudan Tribune, 23 April 2012, http://www.sudantribune.com/HRW-reports-on-rights-abuses-in,42379 X, “Interview: Walter Kälin, Representative of the UN Secretary-General on the Human Rights of IDPs”, Forced Migration Review, 2005, Vol. 23, 4-6. X., Non-Refoulement under threat, London, REDRESS & ILPA, 2006, 44 p. X., Profile: Sudan’s president Bashir, BBC News, 25 November 2003, http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/3273569.stm.
114
X, Report of the International Commission of Inquiry on Darfur to the United Nations Secretary General, Geneva, 25 January 2005, 176 p., http://www.un.org/News/dh/sudan/com_inq_darfur.pdf. X, Riots after Sudan VP Garang dies, BBC News, 1 August 2005, http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/4734517.stm. X., Soedan en Zuid-Soedan beleven vechtscheiding, De Redactie, 18 april 2011, http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/buitenland/120418_Soedan. X., South Sudan backs independence – results, BBC, 7 February 2011, http://www.bbc.co.uk/news/world-africa-12379431. X, “South Sudan’s Salva Kiir says Sudan has ‘declared war’, BBC, 24 April 2012, http://www.bbc.co.uk/news/world-africa-17826316. X, “Strafhof mag vanaf 2017 ook agressors vervolgen”, De Standaard, 15 juni 2010, http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=2N2RH8H8. X., Sudan and LJM rebels sign a Darfur Peace Agreement in Doha, Sudan Tribune, 14 July, 2011, http://www.sudantribune.com/Sudan-and-LJM-rebels-sign-a-Darfur,39539.
X., “Thousands displaced by Sudan border clashes”, RT, 22 April 2012, http://rt.com/news/sudan-border-clashes-homes-686/. X, UN chief voices concern about situation in Darfur IDP camp, Sudan Tribune, 30 July 2010, http://www.sudantribune.com/UN-chief-voices-concern-about,35804. X., Zuid-Soedan trekt zich terug uit betwiste zone, De Redactie, 20 april 2012, http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/buitenland/120420_Soedan. ZIECK, M., UNHCR and voluntary repatriation of refugees, Amsterdam, Martinus Nijhoff Publishers, 1997, 494 p. ZORZI GIUSTINIANI, F., “New hopes and challenges for the protection of IDP in Africa: The Kampala Convention for the protection and assistance of Internally Displaced Persons in Africa”, Denver Journal of International Law and Policy, 2011, Vol. 39, Nr. 2, 347-370, http://law.du.edu/documents/djilp/39No2/5-Zorzi-Giustiniani.pdf.