informatiefiches sportactiviteiten

Sportactiviteiten Outside Travel

1

INFORMATIEFICHES

Deze informatiefiches geven wat meer uitleg weer omtrent afspraken, materiaal, veiligheid,… van de

verschillende activiteiten. Outside Travel komt hiermee tegemoet i.v.m. veelgestelde vragen voor

nieuwe monitoren. Naast de informatiefiches is er ook voor iedere activiteit beeldmateriaal voorzien.

INHOUDSTAFEL

1. VLOTTEN 2

2. QUAD 4

3. TOUWENPARCOURS 6

4. DEATH-RIDE 7

5. MUURKLIMMEN 8

6. PAINTBALL 10

7. BOOGSCHIETEN 13

Ga rechtstreeks naar de gewenste pagina door gelijktijdig Ctrl + paginanummer van de

activiteit aan te klikken.

BEELDMATERIAAL

Van alle activiteiten is er beeldmateriaal voorzien.

Deze is te vinden op de volgende link:

http://users.telenet.be/wilddog/

http://users.telenet.be/wilddog/


2

1. VLOTTEN

ALGEMEEN

◊ Het is ondiep water

◊ Nadien:

o Moeten alle balken uit het water zijn

o Alle touwen moeten opengelegd worden naast de vijver

o De banden moeten ook aan de kant liggen: onder de boom

MATERIAAL

◊ Sjorbalken

◊ Sjortouw

o Balken aan elkaar vastmaken via mastworp, daarna boven-onder-methode en woelen,

op het einde nog een mastworp

o Tussenin alles goed aantrekken

o De banden worden op dezelfde manier vastgemaakt aan de balken

◊ Roeipeddels

◊ Banden

VEILIGHEID

◊ Het is ondiep water

◊ Het is een gladde ondergrond

◊ Voorzichtig zijn met de peddels en de balk

◊ Je mag elkaar in het water duwen

SPELREGELS

◊ Zorg voor evenveel materiaal per groep, zo ontstaat er geen discussie


3

SPELEN

◊ Werk telkens voor punten:

- Zo snel mogelijk een vlot maken

- Zo snel mogelijk de opdrachtjes uitvoeren

- Zo snel mogelijk het vlot afbreken

◊ Roeien tot aan de overkant, daar moet iedereen uitstappen en de paal tikken. Roeien naar de

paaltjes, daar staat iedereen op de paaltjes. Terugroeien, het vlot afbreken. De eerste zijn

gewonnen.

◊ De helft van de groep aan de overkant van de vijver. Telkens per 2 roeien naar de overkant, 1

iemand gaat er af, een andere gaat er op. De groepen moeten gewisseld zijn. Zo snel mogelijk.

◊ Beginnen met 2 op het vlot. Aan de overkant wordt 1 iemand afgezet. Terugroeien, de volgende

kruipt op het vlot, de persoon die het langst op het vlot zit, gaat er af aan de overkant. De andere

keert terug naar een nieuwe teamgenoot. Enz. Zo snel mogelijk.


4

2. QUAD

ALGEMEEN

◊ Quads na de activiteit mooi parkeren naast elkaar

◊ Quads afspuiten als het regent

◊ Quads bijvullen (benzine) na de activiteit

MATERIAAL

◊ Helm

◊ Quad:

o Sleutel in stopcontact

o Linkerwijsvinger: starter

o Rechterduim: gas

o Rechter voetrem: indrukken als je de quad in versnelling wilt zetten

o Links: de versnelling: stok naar voor: vooruit

o Voetrem lossen voor je vertrekt

o Gas geven en weg!

o Remmen gebeurt zoals een fiets

o Nooit remmen en gas geven op hetzelfde moment

VEILIGHEID

◊ 1 quad per 5 personen (bv. groep van 20 personen, neem 4 quads die ze mogen gebruiken)

◊ 1x het parcours laten lopen zodat ze het parcours kunnen verkennen

◊ 1e ronde rustig rijden, om quads op te warmen en het parcours te verkennen

◊ Daarna telkens 2 toertjes laten rijden, 1e ronde binnenbocht nemen, 2e ronde traag binnenrijden

in de pits

◊ Eerst helm opzetten vooraleer je op de quad gaat

◊ Elk om de beurt op de quad, laat een rij vormen

◊ Probleem? Op quad blijven zitten en zwaaien met armen. Begeleider komt helpen.

◊ Plaats nooit je voeten op de grond tijdens het rijden

◊ In de pits rijden na de ronde (heel rustig!!) en wisselen

◊ Stuur goed vasthouden

◊ Niet voorbij steken


5

SPELREGELS

◊ Elkaar niet opjagen

◊ 1 ronde in het begin

◊ Nadat iedereen 1x gereden heeft, 2 toertjes laten rijden, 1e ronde: binnenbocht, 2e ronde: binnen

rijden in de pits

◊ Diegene die op het parcours zit, heeft voorrang op diegene die wil starten

◊ Elkaar niet voorbij steken in de rij tijdens het wachten


6

3. TOUWENPARCOURS

ALGEMEEN

◊ Materiaal ligt in het materiaalhok, nadien moet het er ook opnieuw liggen!

◊ Zet alles vooraf klaar!

MATERIAAL

◊ Klimgordels

◊ Levenslijnen:

o Hieraan hangen 3 musketons: de draaimusketon moet

aan de klimgordel, de andere twee worden gebruikt

voor de verbinding met de touwen

VEILIGHEID

◊ Leg de gordel op de grond en stap er in, doe die aan net als

een broek

◊ Voer een controle uit van de gordels bij elke deelnemer!

◊ Zorg ervoor dat alles goed is aangespannen

◊ Draai de musketon die aan de klimgordel hangt, dicht, en keer daarna een halve draai terug

◊ De twee andere musketons worden verschillend aan het beveiligingstouw gehangen (= 1 opening

naar de kant van de straat, 1 opening naar de kant van het gebouw)

◊ Maak de musketons niet samen los! Maak 1 musketon los, hang hem aan de volgende hindernis,

maak daarna de andere musketon los en hang hem ook aan de volgende hindernis

SPELREGELS

◊ Elkaar niet opjagen tijdens het klimmen!

◊ Elkaar geen schrik aanjagen!

SOORTEN SPELEN

◊ Het parcours op tijd laten uitvoeren (voor de durvers)


7

4. DEATH-RIDE

ALGEMEEN

◊ Zorgen voor eigen beveiliging, hang je vast met je leeflijn!

◊ Geef eerst uitleg over hoe ze moeten helpen met elkaar op het einde:

- Zorgen dat er iemand staat op het einde om te helpen met de afgedaalde

- De helper plaatst de ton, en doet de beveiliging af van diegene die net afdaalde

- Trek de band (functie: remmen) met het touw, terug tot bij de 1e boom

- De persoon die net is afgedaald, gaat staan op de plaats van de helper, deze plaatst de ton

terug aan de zijkant.

- De 1e helper brengt nu het touw van de death-ride omhoog via de trappen, zodat de

volgende kan afdalen

MATERIAAL

◊ Klimbroek: op de grond leggen om er in te stappen

◊ De banden op het einde

◊ De ton om op te staan

◊ 1 leeflijn voor jezelf, en 1 leeflijn die aan de death-ride hangt

VEILIGHEID

◊ De musketon van de leeflijn aan de klimgordel van de deelnemer

◊ De handen helemaal door de lussen steken en de lussen bovenaan vastnemen

◊ De handen nooit loslaten!

◊ De banden naar voren schuiven tot de 1e boom , als rem

◊ Armen strekken

◊ Benen intrekken

◊ 1 persoon wacht beneden en plaatst de ton onder de voeten van de afgedaalde, zo kan deze de

afgedaalde persoon losmaken

◊ De afgedaalde persoon wacht nu bij de ton en schuift de banden tot de 1e boom

◊ De persoon die eerst gewacht heeft, gaat nu met het touw naar boven via de trap en daarna kan

de volgende starten


8

5. MUURKLIMMEN

ALGEMEEN

◊ Voorbereiding:

o Het touw door de ijzeren lus steken bovenaan

o Onderaan het touw, aan 1 uiteinde een 8-knoop maken

◊ Nadien:

o Het touw terug van de lus halen en opruimen

MATERIAAL

◊ Klimbroek: op de grond leggen om er in te stappen

◊ Een ‘acht’ of een grigri, die wordt gebruikt door de begeleider om

te beveiligen

◊ Klimtouw

◊ Musketon met extra veiligheid:

o Dichtdraaien

o ½ e draai terugdraaien

o Veiligheidsklep dichtdoen

VEILIGHEID

◊ Klimbroek aanspannen

◊ Elke deelnemer controleren of alles correct is

◊ De musketon in de 8-knoop steken, deze in de klimgordel van de

deelnemer steken

◊ Het los einde van het touw door de grigri of door de

‘acht’

◊ Afdaling volgens rappel:

o Voeten tegen de muur

o Achteruit leunen

o Touw vasthouden met 2 handen


9

◊ Altijd 3 steunpunten behouden. Telkens maar 1 arm of 1 been verplaatsen

◊ Je kunt eventueel een leerling laten helpen beveiligen (met een grigri),

◊ Begeleider:

o Altijd 1 hand aan het touw houden!

o Rechtshandig: het losse eind aan de rechterkant (zowel bij ‘acht’ als bij grigri)

o Linkshandig: het losse eind aan de linkerkant (zowel bij ‘acht’ als bij grigri)

SPELREGELS

◊ Elkaar niet opjagen

SPELEN

◊ Enkel klimmen op een bepaalde kleur

◊ Het ijzer tikken bovenaan

◊ Het dak tikken bovenaan

◊ Op het dak klimmen

◊ Met een blinddoek klimmen, je partner mag je tips geven

◊ Voor tijd laten klimmen


10

6. PAINTBALL

ALGEMEEN

◊ Verdelen in 2 groepen: 1 team ‘leger’ - 1 team ‘zwart’

◊ De gele helm is voor de begeleiders, er wordt niet geschoten op de begeleiders

◊ Na de activiteit wordt alle materiaal terug geplaatst

◊ De lege bommen (minder dan 1.5bar), plaats je achteraan in de paintball-kar

◊ Bommen die meer dan 1.5bar zijn, plaats je vooraan de paintball-kar

◊ Geweer en helmen worden gepoetst, de kledij hang je terug aan de kapstok en de

bodyprotectors leg je terug in de bak

◊ Defect materiaal wordt aan de kant gelegd

◊ De marker wordt nadien ingevet

◊ Houd alles proper

MATERIAAL

◊ Helm

◊ Nekbescherming

◊ Bodyprotector (‘zwart’ voor het zwarte team, ‘leger’ voor het legerteam)

◊ Pak/overall

◊ Geweer

o Hopper

o Bom

◊ Balletjes

WAT? WAAR?


11

VEILIGHEID

◊ Arm in de lucht steken indien je geraakt bent en speelzone via de kortste weg verlaten

◊ Enkel je helm afdoen in de veiligheidszone

◊ Vanaf het moment dat je in de ‘speelzone’ bent, helm opzetten

◊ Borst- en nekbescherming altijd dragen in de speelzone

◊ Veiligheid van het geweer

o De gekleurde dop afdoen in de speelzone (werpen in de rode bak), opzetten in

veiligheidszone

o De drukknop boven de trekker induwen. Rood: schieten, Zwart: niet schieten

◊ Niet in de lucht schieten

◊ Minimum schietafstand = 10 meter

SPELREGELS

◊ Wees eerlijk!

◊ Ben je geraakt, verlaat de speelzone

◊ Wordt er afgefloten, niet meer schieten


12

◊ Geen balletjes van de grond rapen en in het geweer stoppen (kogels zijn dan opgezwollen en

verstoppen de loop en dan moet je de loop poetsen gevolg: speler moet wachten)

◊ Geweer niet in het zand stoppen (loop kan verstoppen, dan moet je loop poetsen gevolg:

speler moet wachten)

◊ Geen kogels meer: de spelzone verlaten via de kortste weg

◊ Indien aangeschoten door iemand van de eigen ploeg, ben je ook dood

SOORTEN SPELEN

◊ Capture the flag: Vlag van tegenpartij veroveren en naar eigen kamp brengen. Als je

geraakt wordt, speelzone verlaten. Als je geraakt wordt met de vlag in je handen, vlag laten

vallen en speelzone verlaten.

◊ Team Deathmatch: Twee teams proberen elkaar uit te schakelen door alle leden van

tegenpartij te raken.

◊ Central flag: Vlag wordt in het midden van het veld geplaatst. Beide teams proberen de vlag

te veroveren en in hun eigen kamp te leggen.

◊ Protect the president: 1 president per team, herkenbaar aan de ballon die in aan de helm

gehecht is. Anderen moeten de president beschermen en proberen de president van

tegenpartij uit te schakelen. De president kan enkel en alleen uitgeschakeld worden als de

ballon kapot is. Wie geraakt wordt, verlaat de speelzone.

◊ Protect the convoy: Eén team beschermt de jeep. Zij starten met 1 hand op de jeep,

wanneer de begeleider fluit, mogen ze loslaten. Het andere team start aan het net, 1 hand

op het net, als de begeleider fluit, mogen ze loslaten. 1 iemand van het andere team moet de

jeep proberen aantikken.

◊ Medic: Ieder team kiest zijn ‘Medic ‘, herkenbaar aan een fluovestje. Als iemand geraakt

wordt, ga je liggen en roep je ‘medic’. Je kan terug meespelen wanneer de ‘medic’ je terug

tot leven schiet, of je tot leven tikt.

◊ Free 4 all: Iedereen tegen iedereen

◊ Hit the chicken: Spel voor de vrijgezel. De vrijgezel trekt het kippenpak aan. De kip krijgt 1

minuut om zich te verstoppen. Hij dient zo snel mogelijk in de veilige zone te geraken. De

jagers proberen hem zoveel mogelijk te raken. Indien ze zelf geraakt worden door de kip,

moeten ze het spel verlaten. Wordt de kip geraakt, moet hij terug naar zijn startpositie en

mag daarna opnieuw proberen.


13

7. BOOGSCHIETEN

ALGEMEEN

◊ Zorg ervoor dat de jongeren rustig en geconcentreerd zijn

tijdens deze activiteit

◊ Plaats na de activiteit al het materiaal terug op z’n plaats in

de kast

MATERIAAL

◊ Neem 3 bogen (meestal 2 rechtshandige, 1 linkshandige)

o Vraag wie rechtshandig/linkshandig is

o Voor de rechtshandige, neem de boog met de linkerhand vast bij het handvat

o Voor de linkshandige: neem de boog met de rechterhand vast bij het handvat

◊ Pijl:

o Om te schieten: 2 vingers onder de pijl, wijsvinger erboven

o Armen niet volledig strekken (gevaar voor brandwonden)

o Voor rechtshandige: rechterwijsvinger boven de pijl aan de pees, rechter middel- en

ringvinger onder de pijl aan de pees

o 3 veren: (bv.: 2x geel, 1x rood) dezelfde kleur (= geel) aan de kant van de boog, zodat

deze mooi kan passeren. Anders zal de pijl afwijken

o Uit de roos halen: de roos tegenhouden met 1 hand en pijl eruit trekken met de andere

hand, zo dicht mogelijk van de top van de pijl

VEILIGHEID

◊ De pijl en boog NOOIT richten in de richting van het publiek

◊ Wachten tot iedereen geschoten heeft voordat de pijlen

mogen worden opgehaald

◊ Laat diegene die schieten achter de 1e boomstam staan,

diegene die wachten achter de 2e boomstam laten staan

SPELEN

◊ Laat iedereen 1x schieten

◊ Daarna voor punten:

o witte cirkel = 5pnt.

o zwart = 10pnt.

o blauw = 15pnt.

o rood = 25pnt.

o geel = 50pnt.

◊ Ofwel individueel ofwel in team

informatiefiches sportactiviteiten

Documents