individualisering, een gevaar voor het cda?...is groeiende individualisering een gevaar voor het...

15
2015 Individualisering, een gevaar voor het CDA? PAPER STEENKAMPINSTITUUT Maes van Lanschot

Upload: others

Post on 26-Jul-2020

3 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Individualisering, een gevaar voor het CDA?...Is groeiende individualisering een gevaar voor het CDA? In hoofdstuk 1 definieer ik individualisering. Daarnaast toets ik aan de hand

2015

Individualisering, een gevaar voor het CDA?

PAPER STEENKAMPINSTITUUT

Maes van Lanschot

Page 2: Individualisering, een gevaar voor het CDA?...Is groeiende individualisering een gevaar voor het CDA? In hoofdstuk 1 definieer ik individualisering. Daarnaast toets ik aan de hand

1

Inhoudsopgave

Inleiding ................................................................................................................................................................... 2

Hoofdstuk 1: Individualisering in theorie ................................................................................................................ 3

Hoofdstuk 2: Individualisering in de samenleving .................................................................................................. 4

Hoofdstuk 3. Impact individualisme op het CDA .................................................................................................... 9

Hoofdstuk 4. Omgaan individualisering ................................................................................................................ 11

Conclusie ............................................................................................................................................................... 13

Bibliografie ............................................................................................................................................................ 14

Page 3: Individualisering, een gevaar voor het CDA?...Is groeiende individualisering een gevaar voor het CDA? In hoofdstuk 1 definieer ik individualisering. Daarnaast toets ik aan de hand

2

Inleiding

‘Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik samen spelen’, dichtte Michel van der Plas in 19541. Tegenwoordig

zou hij zijn iPad hebben gepakt en zich niet meer stierlijk vervelen. Tussen 1945 en 2015 veranderde de

Nederlandse maatschappij razendsnel: van wederopbouw en gewoon geluk, tot linkse jaren ’60 en flower power,

naar ontzuiling en Hyves. Deze ontwikkelingen zijn niet alleen vanuit sociaal-cultureel perspectief fascinerend,

maar hebben ook een potentiële invloed op het electorale landschap. Het onderwerp van dit paper is of deze

demografische en sociaal-culturele veranderingen een impact hebben op het CDA. En zo ja, hoe? Daarbij focus

ik me op een enkele ontwikkeling, de individualisering van de samenleving. Ik kies voor individualisering omdat

dit haaks staat op het gedachtegoed van het CDA (samen versus individueel).

Ik vermoed dat individualisering in Nederland sinds 1945 is toegenomen en wil dat met feiten onderbouwen. Ik

denk dat individualisering een negatieve impact heeft op het electorale succes van het CDA: ik verwacht dat een

kiezer minder snel op het CDA zal stemmen, naarmate hij of zij meer is geïndividualiseerd. Daarom formuleer ik

de volgende onderzoeksvraag:

Is groeiende individualisering een gevaar voor het CDA?

In hoofdstuk 1 definieer ik individualisering. Daarnaast toets ik aan de hand van de uitgangspunten van het CDA

de potentiële impact van individualisering op het CDA. Vervolgens meet ik in hoofdstuk 2 of individualisering

plaatsvindt door vijf maatschappelijke facetten statistisch onder de loep te nemen. In hoofdstuk 3 onderzoek ik

de historische en toekomstige relatie tussen individualisering en electorale resultaten. In hoofdstuk 4 beschrijf

ik hoe het CDA met deze ontwikkeling om zou kunnen gaan. Het gaat buiten de reikwijdte van dit paper om dat

antwoord op landelijk niveau uit te diepen. Op lokaal niveau doe ik een aanbeveling hoe afdelingen in grote

steden van eventuele individualiserende trends te kunnen profiteren. Vervolgens sluit ik af met een conclusie.

1 M. van der Plas, ‘Ongerijmde rijmen’, (1954). Onrechtmatig toegeschreven aan Godfried Bomans.

Page 4: Individualisering, een gevaar voor het CDA?...Is groeiende individualisering een gevaar voor het CDA? In hoofdstuk 1 definieer ik individualisering. Daarnaast toets ik aan de hand

3

Hoofdstuk 1: Individualisering in theorie

Definitie

Wim Kok definieert individualisering als de ‘meer dan gemiddelde neiging om wel heel erg veel aan jezelf en je

eigenbelang te denken en weinig aan waar we samen voor staan’. 2 Deze definitie gebruik ik in dit paper.3

Opzet

De potentiële impact van een groeiende individualisering op het CDA toets ik aan de hand van de vier

uitgangspunten van het CDA. Immers, als blijkt dat individualisering zich niet laat rijmen met de uitgangspunten

van het CDA, is het logisch dat de electorale dreiging ook steeds groter wordt.

Solidariteit

In het Program van uitgangspunten wordt gesteld dat ‘Solidariteit laat zien dat mensen boodschap hebben aan

elkaar.’4 en ‘Solidariteit overstijgt grenzen, zowel van de eigen sociale groep als van het eigen land.’5

Individualisering staat haaks op dit uitgangspunt. Natuurlijk hoeft meer individualisering niet te leiden tot minder

solidariteit, maar in het algemeen stel ik dat naarmate mensen individueler worden ze de solidariteit van anderen

minder nodig hebben. Een logisch gevolg kan zijn dat zij zelf ook minder solidair worden.

Gespreide verantwoordelijkheid

De Valk stelt in een lange definitie dat ‘[h]et zich bewust zijn van het feit dat het leven in maatschappelijk verband

voor mensen niet slechts betekent dat hij bepaalde verplichtingen heeft jegens de groepen waarvan hij deel

uitmaakt, doch tevens dat dit hem in meerdere of mindere mate medeverantwoordelijk maakt voor het doen en

laten van deze groepen.’6 Hoe individueler personen worden, hoe minder zij hun verplichtingen en doen en laten

via ‘vaste’ groepen uiten. Op individuele thema’s zullen deze personen bereid zijn via groepen samen te werken,

maar ik betwijfel of zij ook een lange termijn verantwoordelijkheid voor die groep ervaren. Daarmee zal het

begrip gespreide verantwoordelijkheid, individualistische personen vreemd in de oren klinken.

Rentmeesterschap

‘Rentmeesterschap wil zeggen dat de mens zorgvuldig moet omgaan met zijn of haar omgeving.’7, aldus het

Program van uitgangspunten. Een sterkere individualisering lijkt haaks te staan op dit kernwoord, immers: après

moi, le déluge. Toch waait er al jaren een duurzaamheidtrend door Nederland. Rentmeesterschap gaat wat dat

betreft juist wel samen met een individualiserende samenleving.

Publieke gerechtigheid

Woldring stelt: ‘Op het publieke terrein van de samenleving behoort de overheid in wetten en beleid het recht tot

gelding te brengen en rechtvaardig te regeren […].’8 Dit uitgangspunt beschrijft hoe de overheid zich moet

gedragen. In mijn optiek wordt deze gedragingen slechts indirect geraakt door maatschappelijke trends. Daarom

denk ik dat individualisering geen materiële impact heeft op dit uitgangspunt.

Concluderend stel ik dat een individualiserende samenleving zich niet zou herkennen in de helft van

uitgangspunten van het CDA (solidariteit en gespreide verantwoordelijkheid), zich vertrouwd voelt bij

rentmeesterschap en zich kan vinden in publieke gerechtigheid. Kortom, toetsende aan de uitgangspunten van

het CDA lijkt de eventuele individualisering van de samenleving een bedreiging te zijn voor het CDA.

2 J. Bussemaker, Markt, overheid en samenleving, p. 85 (2004) 3 Voor een wetenschappelijke definitie zie R. Jansweijer, ‘Private leefvormen, publieke gevolgen’, (1987) 4 P.A.J.M. Steenkamp, W.J. Deetman en J.J.A.M. van Gennip, CDA Program van uitgangspunten, p. 14 (1993) 5 P.A.J.M. Steenkamp, W.J. Deetman en J.J.A.M. van Gennip, CDA Program van uitgangspunten, p. 14 (1993) 6 J.M.M. de Valk, Maatschappelijke verantwoordelijkheid, p. 6 (1967) 7 P.A.J.M. Steenkamp, W.J. Deetman en J.J.A.M. van Gennip, CDA Program van uitgangspunten, p. 10-11 (1993) 8 H.E.S. Woldring, Politieke filosofie van de christen-democratie, p. 21 (2003)

Page 5: Individualisering, een gevaar voor het CDA?...Is groeiende individualisering een gevaar voor het CDA? In hoofdstuk 1 definieer ik individualisering. Daarnaast toets ik aan de hand

4

Hoofdstuk 2: Individualisering in de samenleving

Opzet

In dit hoofdstuk meet ik de mate van individualisering in Nederland. Hiervoor analyseer ik vijf facetten van het

menselijk bestaan: gezin, geloofsovertuiging, politieke overtuiging, werkend bestaan en leefomgeving. Deze

facetten dekken in mijn optiek een groot gedeelte van het menselijk bestaan en overstijgen generaties en

sociaaleconomische klassen. De gemeten statistieken zijn huishoudengrootte, kerkelijkheid, lidmaatschap van

een politieke partij, lidmaatschap van een vakbeweging en het aantal inwoners van 100.000+ gemeentes. Per

facet beschrijf ik de relevantie, statistische ontwikkeling sinds 1945 en trend voor de komende decennia.

Huishoudengrootte

Het gezin als ‘hoeksteen van de samenleving’ veronderstel ik bekend genoeg als bruikbare maatstaf voor cohesie.

Daarom analyseer ik hoeveel personen gemiddeld in een huishouden wonen. Immers, hoe minder personen per

huishouden, hoe meer individualisme. Uit de volgende figuur blijkt dat het aantal personen per huishouden

afnam van ongeveer 4 in 1950 naar iets meer dan 2 in 2014.

Gemiddeld aantal personen per huishouden in Nederland van 1950 tot 2014 9

Deze daling wordt verklaard door een afnemend geboortecijfer, toenemend aantal scheidingen, toenemend

aantal studenten, eerder uit huis gaande kinderen en groeiend aantal ouderen wiens partner overleden is.

Opvallend is de enorme toename van de eenpersoonshuishoudens: uit onderstaande afbeelding blijkt dat in 1950

2% van de Nederlanders alleen woonde, terwijl dat in 2014 17% is.

Percentage Nederlanders dat in eenpersoonshuishoudens woont (1950 tot 2014) 10

Het CBS verwacht dat de trend van eenpersoonshuishoudens doorzet van 2.6 miljoen huishoudens per 2010 naar

3.5 miljoen in 2060. De groei komt voornamelijk van 65-plussers die door het overlijden van de partner

alleenstaand worden.11 Kortom, individualisering op het gebied van huishoudengrootte zal blijven toenemen.

9 CBS Statline 2015. 10 CBS Statline 2015. 11 CBS: ‘Een miljoen huishoudens meer in 2045’ (4 april 2011)

0

1

2

3

4

5

1950 1955 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010

Gemiddelde huishoudensgrootte

0%

5%

10%

15%

20%

1950 1955 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010

% mensen dat alleen woont

Page 6: Individualisering, een gevaar voor het CDA?...Is groeiende individualisering een gevaar voor het CDA? In hoofdstuk 1 definieer ik individualisering. Daarnaast toets ik aan de hand

5

Kerkelijkheid

Religies zijn per definitie sociaal georiënteerd en daarmee geeft de mate van religiositeit een indicatie van de

cohesie en individualisering in een samenleving. Daarnaast zijn (Joods-christelijke) gelovigen de historische

achterban van het CDA en daarmee een interessante groep om onder de loep te nemen. Het aantal mensen dat

lid is van een kerk in Nederland is van 1947 tot 2013 sterk afgenomen van 83% naar 53%, zoals in onderstaande

grafiek te zien is. Opvallende bewegingen zijn de grote achteruitgang van de Nederlands Hervormde kerk (-77%),

de Rooms-katholieke kerk (-31%) en de sterke opkomst van de Protestantse Kerk in Nederland (+72% sinds 2004).

Lidmaatschap van kerken in Nederland van 1947 tot 2013 12

Deze trend is niet positief voor politieke partijen met een religieus fundament. Echter overschat het

kerklidmaatschap in mijn ogen het aantal gelovige mensen. Immers, uit eigen ervaring blijkt dat minder dan de

helft van de Nederlanders gelovig is. Daarom bespreek ik een andere maatstaf.

‘Kerksheid’ meet hoe vaak Nederlanders naar de kerk gaan en sluit daarmee beter aan bij actieve gelovigen. In

onderstaande figuur staat het aantal ‘kerkse’ Nederlanders (gaat een keer per maand of vaker naar de kerk).

Hieruit blijkt dat in 1970 (eerdere cijfers ontbreken) 37% van de Nederlanders kerks was en in 2013 slechts 13%.

Percentage kerkse Nederlanders van 1947 tot 201313

12 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (“CBS”) 2015. De Islam valt onder overige kerkelijke gezindten 13 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (“CBS”) 2015.

0

20

40

60

80

100

1947 1975 1983 1987 1990 1993 1996 1999 2002 2005 2008 2011

Rooms-katholiek Protestantse Kerk in Nederland Nederlands hervormd

Gereformeerd Overige kerkelijke gezindten Geen kerkelijke gezindte

0

10

20

30

40

50

1947 1975 1983 1987 1990 1993 1996 1999 2002 2005 2008 2011

Rooms-katholiek Protestantse Kerk in Nederland Nederlands hervormd Gereformeerd Overige kerkelijke gezindten

Page 7: Individualisering, een gevaar voor het CDA?...Is groeiende individualisering een gevaar voor het CDA? In hoofdstuk 1 definieer ik individualisering. Daarnaast toets ik aan de hand

6

De vraag is hoe deze trend zich de komende jaren ontwikkelt. Een manier om die te voorspellen is via de

leeftijdsopbouw van kerkse mensen. In onderstaande grafiek is te zien dat het percentage kerkse mensen in de

oudste bevolkingsgroepen het hoogst is (26% tot 36% voor de 55 tot 75+ jarigen). Uitzondering is de groep 12

tot 18-jarigen waar 21% kerks is. Ik ben er echter niet van overtuigd dat dit een kerkse lente aankondigt, maar

gedeeltelijk veroorzaakt wordt door ouders die kinderen naar de kerk meenemen. Daarnaast verwacht ik niet

dat dertigers die niet kerks zijn dat op hun veertigste opeens massaal wel worden.

Percentage kerkse Nederlanders per leeftijdsgroep (gemiddelde 1997 – 2011)14

Concluderend observeer ik dat het aantal leden van kerken en het aantal kerkse mensen in Nederland sterk

afnam van 1947 tot 2013. Daarnaast voorspelt de leeftijdsopbouw van kerkse Nederlanders een verdere daling

van het aantal gelovigen. Dit duidt op een versterking van individualisering en een afbrokkeling van de natuurlijke

achterban van het CDA.

Lidmaatschap van een politieke partij

Een politieke partij is in een democratie bij uitstek het instituut om met anderen een verandering in de

samenleving teweeg te brengen. Daarnaast geeft ook een passief lidmaatschap een indicatie van bekommering

om de publieke zaak. Ik denk dat lidmaatschap van een politieke partij een reflectie is van sociale verbondenheid

zaak. En dus ook de individualisering van de samenleving weerspiegelt. In onderstaande grafiek is te zien dat het

aantal leden van politiek partijen van 1948 tot 2014 meer dan halveerde: van 750,000 tot 308,000 mensen.

Opvallend is het dalende aantal CDA-leden: van 547,000 in 1947, naar 162,000 in 1980 en 56,000 in 2014.

Aantal Nederlanders dat lid is van een politieke partij 15

In het algemeen is de neerwaartse ledentrend na de millenniumwisseling gestabiliseerd. Het lijkt op basis van

deze data aannemelijk dat het aantal lidmaatschappen rond de 300,000 blijft.

14 CBS 2015. 15 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen.

21

14

14

17

19

26

36

35

12 tot 18

18 tot 25

25 tot 35

35 tot 45

45 tot 55

55 tot 65

65 tot 75

75+

0

100.000

200.000

300.000

400.000

500.000

600.000

700.000

1946 1951 1956 1961 1966 1971 1976 1981 1986 1991 1996 2001 2006 2011

Aantal leden

CDA CHU ARP KVP Andere partijen

Page 8: Individualisering, een gevaar voor het CDA?...Is groeiende individualisering een gevaar voor het CDA? In hoofdstuk 1 definieer ik individualisering. Daarnaast toets ik aan de hand

7

Uitzondering is de aanhoudende dalende trend van het CDA. Een verklaring zou kunnen zijn dat het CDA

ledenbestand vergeleken met andere politieke partij gemiddeld ouder is: uit onderstaand overzicht blijkt dat

64% van de CDA-leden 50+ is.

Aantal CDA leden per leeftijdscategorie per 2010 (leeftijd van 51.4% van de leden is bekend) 16

Aannemende dat dertigers die nu niet lid zijn dat op hun 50e ook niet gaan worden, suggereert deze grafiek een

verdere daling van het CDA ledenbestand.

Op basis van de afgenomen lidmaatschappen van politieke partijen concludeer ik dat de individualiteit in de

samenleving is toegenomen.

Lidmaatschap van een vakbond

Vakbonden zijn instituten die werknemers in staat stellen zich te organiseren. Verenigd kunnen zij immers hun

onderhandelingskracht richting werkgever vergroten. In mijn optiek is de mate van lidmaatschap van een

vakbond dus een indicatie van de mate van actieve collectiviteit op de werkvloer. In onderstaande afbeelding is

te zien dat in 1946 22% van de beroepsbevolking lid was, dit percentage naar 34% groeide in 1977 en in 2014 is

teruggekomen tot 22%.

Percentage Nederlanders dat lid is van een vakbond in Nederland van 1946 tot 2014 17

Deze afname komt mijns inziens doordat werknemers het minder nodig vinden dat er collectief voor hen

onderhandeld wordt. Zij denken hun eigen boontjes te kunnen doppen: meer individualiteit dus.

16 Rapport Commissie-Frissen, ‘Verder na de klap’, p. 22 (2010) 17 CBS Statline 2015.

250

2.100

3.250

5.150

6.200

6.950

4.050

2.200

< 20

21 tot 31

31 tot 41

41 tot 51

51 tot 61

61 tot 71

71 tot 81

81+

20%

22%

24%

26%

28%

30%

32%

34%

36%

1946 1951 1956 1961 1966 1971 1976 1981 1986 1991 1996 2001 2006 2011

Leden vakbond

Page 9: Individualisering, een gevaar voor het CDA?...Is groeiende individualisering een gevaar voor het CDA? In hoofdstuk 1 definieer ik individualisering. Daarnaast toets ik aan de hand

8

Verstedelijking

Steden staan bekend als individualistischer dan dorpen. Dit ook met statistieken te schragen: de sociale cohesie

in stedelijk gebieden is lager dan in landelijke gebieden (5.6 versus 6.9 op een schaal van 0 tot 10).18 In Nederland

woonden in 2014 c. 6.0 miljoen mensen in 100,000+ gemeentes en c. 10.8 miljoen mensen in kleinere

gemeentes.19 Hoewel 2 op de 3 Nederlanders dus niet in een grote gemeente woont, duidt de trend op meer

urbanisatie. In onderstaande grafiek is te zien dat de bevolking van 100.000+ gemeentes gemiddeld vier keer zo

snel groeit als in overige gemeentes.

Jaarlijkse groei van inwoners in 100,000+ gemeentes, groei in overige gemeentes en gemiddelde groei 20

Er is geen historische data beschikbaar voorafgaand aan 2000, waardoor niet met zekerheid vast te stellen is dat

deze trend sinds 1945 gaande is. Mijn intuïtie zegt echter dat dit wel het geval is. De trend van de laatste jaren

doortrekkend stel ik dat urbanisatie verder toeneemt. Aannemende dat het verschil in sociale cohesie tussen

stad en platteland blijft bestaan, concludeer ik dat individualisering vanuit het perspectief van de leefomgeving

toeneemt.

Conclusie hoofdstuk 2

Sinds 1945 is de individualisering in Nederland, gemeten naar de vijf bovengenoemde maatstaven, toegenomen.

Daarnaast geven de verschillende trends aan dat individualisering in de toekomst zal blijven toenemen.

18 CBS Veiligheidsmonitor 2014 p. 24 (2015). 19 CBS Statline 2015. De 100.000+ gemeentes zijn gemeentes die in 2000 meer dan 100.000 inwoners hadden. Een kanttekening hierbij is dat gemeentes ook kunnen groeien door fusies en de leefomgeving dus niet veranderd. Helaas is er geen data beschikbaar om de grootte van dit effect te meten. 20 CBS Statline 2015.

0,0%

0,2%

0,4%

0,6%

0,8%

1,0%

1,2%

1,4%

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Groei 100,000+ gemeentes Gemiddelde groei Nederland Groei overige gemeentes

Page 10: Individualisering, een gevaar voor het CDA?...Is groeiende individualisering een gevaar voor het CDA? In hoofdstuk 1 definieer ik individualisering. Daarnaast toets ik aan de hand

9

Hoofdstuk 3. Impact individualisme op het CDA

In hoofdstuk 1 stelde ik dat individualisering een gevaar is voor het CDA. Vervolgens concludeerde ik in hoofdstuk

2 dat individualisering plaatsvond en zal blijven plaatsvinden. Heeft deze trend inderdaad een negatieve impact

gehad? Onderstaande grafiek laat zien dat het CDA in 2012 vergeleken met 1946 vijf keer minder en vergeleken

met 1980 drie keer minder stemmen kreeg.

Percentage stemmen CDA voor Tweede Kamer verkiezingen van 1946 tot 2012 21

Hoewel de historische verkiezingsuitslagen op korte termijn fluctueren, is op middellange termijn de neerwaartse

trend duidelijk zichtbaar. Van Kersbergen legt uit dat ‘bepaalde structurele maatschappelijke kenmerken steeds

minder belangrijk zijn voor de keuze voor en trouw aan een partij.’22 Andere onderzoekers noemen de impact

van ontkerkelijking en ontzuiling.23 Hoewel ik niet kan bewijzen dat deze trend veroorzaakt wordt door groeiende

individualisering, ben ik ervan overtuigd dat dit een belangrijke factor is. De volgende grafieken duiden daar ook

op: voor zowel woongebied als religieuze overtuiging geldt: hoe individueler, hoe lager de stem op het CDA.

Percentage CDA stem Tweede Kamer naar regio24 Percentage CDA stem T.K. naar kerkbezoek25

21 Kiesraad 2015 22 K. van Kersbergen ‘De christendemocratische feniks en de modern, niet-seculiere politiek’, p. 199 (2011) 23 M. Te Grotenhuis, R. Eisinga, T. van der Meer en B. Pelzer, ‘De bijdrage van ontkerkelijking en ontzuiling aan het aantal CDA-zetels in de Tweede Kamer, 1970 – 2010’, (2012) 24 CBS Statline 2015 25 CBS Statline 2015

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

1946 1948 1952 1956 1959 1963 1967 1971 1972 1977 1981 1982 1986 1989 1994 1998 2002 2003 2006 2010 2012

Stemmen CDA (%)

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

2006 2010 2012

Niet stedelijk gebied

Zeer sterk stedelijk gebied

0%

10%

20%

30%

40%

2006 2010 2012

Kerkbezoek: ≥ 1 keer per week

Kerkbezoek: zelden of nooit

Page 11: Individualisering, een gevaar voor het CDA?...Is groeiende individualisering een gevaar voor het CDA? In hoofdstuk 1 definieer ik individualisering. Daarnaast toets ik aan de hand

10

Uit onderstaand overzicht blijkt dat het CDA de meeste kiezers voor zich wint in de 55+ categorie.

Percentage per leeftijdsgroep dat CDA stemt (gemiddelde 1989 – 2010: zeven verkiezingen) 26

Ik vind het aannemelijk dat juist deze groep het minst beïnvloed is door individualisering. Dit verklaart ook het

afnemend aantal stemmen: hoe meer jonge generaties individualistischer opgroeien, hoe minder zij op het CDA

stemmen. Een groeiende individualisering is dan ook in de toekomst een gevaar voor het CDA. Onderzoek van

Motivaction, dat de maatschappij verdeelt in acht ‘kiezersmilieus’, staaft deze bewering. De focus van het CDA

ligt op een tweetal kiezersmilieus: de ‘traditionele burgerij’ en de ‘moderne burgerij’. In onderstaand overzicht

is te zien dat deze groepen afnemen van 38% van de bevolking in 2010 naar 26% in 2030. Kortom, het CDA loopt

een electoraal risico. Wat is hier aan te doen?

Verwachte ontwikkeling van Motivaction milieus 27

26 Rapport Commissie-Frissen, ‘Verder na de klap’, p. 23 (November 2010) 27 Motivaction ‘Mentality en zingeving’, p. 18 (2009)

20%

22%

20%

24%

34%

18-24

25-34

35-44

45-54

55+

16% 14% 12% 10% 8%

22%21% 20% 19% 18%

7%7%

7%6%

6%

14%15% 17%

18% 20%

10% 11% 13% 14% 15%

10% 11% 11% 11% 11%

11% 12% 12% 13% 14%

10% 10% 9% 9% 8%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2010 2015 2020 2025 2030

Traditionele burgerij Moderne burgerij Nieuwe conservatieven

Opwaarts mobielen Gemaksgeoriënteerden Kosmopolieten

Postmoderne hedonisten Postmaterialisten

Page 12: Individualisering, een gevaar voor het CDA?...Is groeiende individualisering een gevaar voor het CDA? In hoofdstuk 1 definieer ik individualisering. Daarnaast toets ik aan de hand

11

Hoofdstuk 4. Omgaan individualisering

Landelijk

Een mogelijke reactie op individualisering is de struisvogelpolitiek. Zo hoorde Paul Schnabel een Kamerlid van

christelijke huize ooit zeggen: ‘Wij zijn tegen individualisering.’ 28 Ik vind dat geen verstandig standpunt. Het CDA

zou juist moeten inspelen op de groeiende individualisering. Helaas lijkt dat niet het landelijke beleid, volgens

van Kersbergen hanteert het CDA een anti-individualistische strategie die zelfs tegenstrijdig is: het CDA ‘probeert

de aandacht van haar christelijke inspiratie af te leiden door een seculiere versie van haar erfgoed aan te bieden

die anti-individualistisch is in de publieke sfeer en moralistisch in de privésfeer.’ 29

Ik hoop dat beleidsmakers de lijn van de Commissie-Frissen zullen volgen, die treffend verwoordt: ‘De vaste

electorale basis waarop het CDA kan rekenen is gekrompen; de electorale marge tussen winnen en verliezen

wordt steeds groter, nu kiezers sneller, vaker en makkelijker van partij wisselen. De permanente opdracht is om

het vertrouwen telkens opnieuw te verdienen.’ 30 Hoe het CDA dat op landelijk niveau kan bewerkstelligen ligt

buiten de reikwijdte van dit paper, waarin ik zal focussen op de grote steden.

Lokaal: grote steden

We hebben in hoofdstuk 2 gezien dat het CDA in grote steden slecht scoort. Hoe kan het CDA de kiezer bereiken

die niet meer vanuit collectieve instituten stemt? De Commissie-Frissen stelt dat het CDA moet veranderen:

‘Zeker in de verstedelijkte gebieden van het land moet het CDA zich anders en beter manifesteren. Het CDA maakt

daar vaak geen deel meer uit van het bestuur. Dat maakt het aan de ene kant moeilijker om zich te manifesteren.

aan de andere kant geeft het kansen om eigen oplossingen en een eigen herkenbaar geluid te manifesteren.’ 31

Ik ben het daar mee eens en denk dat het draait om doelgroep bepaling en organisatiestructuur. Wie is onze

kiezer, wat is zijn of haar behoefte en welke organisatiestructuur past daarbij? Ik doe twee aanbevelingen:

Van evenementen voor leden naar projecten voor kiezers

Van hiërarchie naar netwerkorganisatie

Aanbeveling 1: van evenementen naar projecten

Iedere activiteit zou gericht moeten zijn op verbinding met de natuurlijke achterban. Dus niet een

kosmopolitische debatavond voor bewoners van Zuid, maar samen met vrijwilligers een lange termijn re-

integratietraject in Zuidoost opzetten voor middelbare school ‘drop-outs’ of een buurtcentrum in West inrichten

waar mensen een gratis huisartsenconsult kunnen krijgen. Individualisten stemmen namelijk niet vanuit

instituten, maar vanuit hun hart.

28 SCP, ‘Individualisering en sociale integratie’, p. 7 (2004) 29 K. van Kersbergen ‘De christendemocratische feniks en de modern, niet-seculiere politiek’ (2011) 30 Rapport Commissie-Frissen, ‘Verder na de klap’, p. 50 (November 2010) 31 Rapport Commissie-Frissen, ‘Verder na de klap’, p. 59 (November 2010)

Page 13: Individualisering, een gevaar voor het CDA?...Is groeiende individualisering een gevaar voor het CDA? In hoofdstuk 1 definieer ik individualisering. Daarnaast toets ik aan de hand

12

Aanbeveling 2: Van hiërarchie naar netwerkorganisatie

Hoe moet het CDA lokaal georganiseerd zijn om dit soort projecten te realiseren? Onderstaand organogram laat

een ‘oude stijl’ bestuur zijn, dat hiërarchisch functioneert, gemandateerd is om besluiten te nemen en intern

gericht is.

Hiërarchische stijl lokaal bestuur CDA

Lokaal zou het CDA een netwerkorganisatie moeten worden, waar het bestuur een schakel is tussen verschillende

belangengroepen en verantwoordelijkheid durft te delegeren. Dat is de enige manier waarop projectuitvoerders

op wijkniveau kunnen (en, waarschijnlijk willen) functioneren. Onderstaand organogram laat een dergelijke

netwerkorganisatie zien.

Netwerkorganisatie lokaal bestuur CDA

Deze netwerkorganisatie zorgt er niet alleen voor dat grote projecten uitvoerbaar worden, maar geeft ook niet-

CDA vrijwilligers de mogelijkheid om aan goede ideeën mee te werken. Zoals het SCP stelt: ‘Burgers en

organisaties stellen als het ware uit een rijk gevarieerde menukaart van institutionele mogelijkheden hun eigen

maaltijd samen.’ 32 Het CDA moet op die kaart komen.

32 SCP, ‘Individualisering en sociale integratie’, p. 76 (2004)

Page 14: Individualisering, een gevaar voor het CDA?...Is groeiende individualisering een gevaar voor het CDA? In hoofdstuk 1 definieer ik individualisering. Daarnaast toets ik aan de hand

13

Conclusie

In dit paper heb ik onderzocht of groeiende individualisering een gevaar is voor het CDA. Op basis van de

uitgangspunten van het CDA en historische verkiezingsuitslagen was dat het geval. Zoals betoogt zal

individualisering de komende jaren doorzetten. Of deze trend een gevaar zal blijven hangt af van de repliek van

het CDA, waarbij struisvogelpolitiek vechten tegen de bierkaai is. Voor de lokale besturen in grote steden beveel

ik aan om van evenementen voor leden naar projecten voor kiezers te gaan, op touw gezet vanuit een

netwerkorganisatie.

Page 15: Individualisering, een gevaar voor het CDA?...Is groeiende individualisering een gevaar voor het CDA? In hoofdstuk 1 definieer ik individualisering. Daarnaast toets ik aan de hand

14

Bibliografie

Bussemaker, J. (2004). Markt, overheid en samenleving.

CBS - Statline. Opgehaald van CBS: http://statline.cbs.nl/Statweb/

CBS. (2015). Veiligheidsmonitor 2014.

Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen. (2015). DNPP. Opgehaald van

http://dnpp.ub.rug.nl/dnpp/

Grotenhuis, M. t., Eisinga, R., Meer, T. v., & Pelzer, B. (2012). De bijdrage van ontkerkelijking en

ontzuiling aan het aantal CDA-zetels in de Tweede Kamer, 1970 – 2010.

Jansweijer, R. (1987). Private leefvormen, publieke gevolgen.

Kersbergen, K. v. (2011). De christendemocratische feniks en de modern, niet-seculiere politiek. 199.

Kiesraad. Opgehaald van www.kiesraad.nl

Motivaction. (2009). Mentality en zingeving.

Plas, M. v. (1954). Ongerijmde rijmen.

Rapport Commissie-Frissen. (2010). Verder na de klap.

Sociaal Cultureel Planbureau. (2004). Individualisering en sociale integratie.

Steenkamp, P., Deetman, W., & Gennip, J. v. (1993). CDA Program van uitgangspunten.

Valk, J. d. (1967). Maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Woldring, H. (2003). Politieke filosofie van de christen-democratie.