in gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010
DESCRIPTION
AIR dialogen over maatschappelijk vastgoed februari 2010TRANSCRIPT
1 >
overarchitectuurgesproken
IN GESPREK OVERMAATSCHAPPELIJK VASTGOEDAIR en Bart Cosijn, Urban Dialogue
februari 2010
Er bestaan vele definities voor maatschappelijk vastgoed. De betekenis hangt bijvoorbeeld af
van het perspectief dat aangenomen wordt: vanuit wiens belang kijk je tegen dit type vastgoed
aan? Ook van invloed is welke functies wel een maatschappelijk doel toegewezen worden en
welke niet. Hoe langer je over de maatschappelijke betekenis van het urbane landschap
nadenkt, hoe meer gebouw- en ruimtefuncties op een of andere wijze de maatschappij
ondersteunen. Soms direct en door vele mensen gebruikt, soms zeer indirect en ver buiten het
publieke gezichtsveld.
In drie dialogen is door betrokken experts en ervaringsdeskundigen gesproken over het maatschap-
pelijk vastgoed voor zorg, scholen en sportvoorzieningen. AIR uit Rotterdam heeft Bart Cosijn van
Urban Diologue gevraagd als gastprogrammeur voor deze reeks. Met verschillende stakeholders is op
zoek gegaan naar strategische vragen en antwoorden die onder de verschillende agenda’s met het
maatschappelijk vastgoed liggen. Op basis van persoonlijke ervaringen en inzichten bij het realiseren,
ontwerpen, initiëren, beheren, reorganiseren, gebruiken van maatschappelijk vastgoed in de stad.
2 >
In 2009 organiseerde AIR vier bijeenkomsten over maatschappelijk vastgoed onder de naam
AIR Platform. Aanleiding voor elke bijeenkomst was een concrete casus, een ontwerpend
onderzoek of een gerealiseerd project. Met de gesprekken wil AIR een bijdrage leveren aan de
publieke dialoog over maatschappelijk vastgoed.
Aan de hand van vier casussen verkende AIR hoe het ontwikkelen en programmeren van maatschap-
pelijk vastgoed in de Rotterdamse praktijk werkt. Welke lessen kunnen worden geleerd? En op welke
wijze levert het vastgoed een maatschappelijke meerwaarde? In maart 2009 is al gesproken over
religieus erfgoed met de Morgensterkerk als casus. In november werd met verschillende experts het
vastgoed voor zorg, scholen en sportvoorzieningen behandeld. Om de vorm van het gesprek aan te
laten sluiten op de inhoud heeft AIR Bart Cosijn/Urban Dialogue uitgenodigd om als gastprogrammeur
van deze drie gesprekken op te treden.
Het maatschappelijk vastgoed is van groot belang voor het samenleven in de stad. Er zijn vele partijen
en instituties bij betrokken met vaak zeer uiteenlopende perspectieven en belangen. De motivatie om
deze reeks te organiseren lag in de potentie van het maatschappelijk vastgoed in het verbinden van
sociale en ruimtelijke structuren. Een kracht en betekenis die we in verschillende dialogen samen
nader wilden onderzoeken. AIR ging met verschillende stakeholders op zoek naar strategische vragen
en antwoorden die onder de verschillende agenda’s met het maatschappelijk vastgoed liggen.
Op basis van persoonlijke ervaringen en inzichten bij het realiseren, ontwerpen, initiëren, beheren,
reorganiseren, gebruiken van maatschappelijk vastgoed in de stad.
De uitkomsten en inzichten gebruiken we om de positie, de potentie en dilemma’s van het maatschap-
pelijk vastgoed breder onder de aandacht te brengen in de stad en wellicht ook daarbuiten.
Daarom publiceren we de resultaten van deze gesprekken.
Patrick van der Klooster
Arie Lengkeek,
AIR
VOORWOORD
Verschillende instanties en personen
hebben uiteenlopende puzzelstukjes
van het maatschappelijk vastgoed in
handen. We hanteerden bij ons
onderzoek de dialoogvorm om zo
met open vizier te onderzoeken welk
beeld er ontstaat wanneer we ver-
schillende delen van de puzzel aan
elkaar leggen.
Dialoog in plaats van debat
Wewilden dus niet zo zeer standpunten
en argumenten uitwisselen ter overtui-
ging van de ander, zoals in een traditio-
neel debat. Het doel was vooral om erva-
ringen met reële situaties te delen en in
gesprek onderliggende principes te
duiden, om zo optimaal gebruik te
maken van elkaar expertise, ervarings-
kennis en netwerk. Of zoals de Britse
quantum fysicus David Bohm stelt: “In
a dialogue, there is no attempt to gain
points, or to make your particular view
prevail. Rather, whenever any mistake is
discovered on the part of anybody,
everybody gains.” In elke dialoog
nemen een we een concrete situatie of
project als uitgangspunt. We streefden
er naar het gezelschap een mix te laten
zijn van direct betrokken bij dit project én
personen die een op een andere wijze
een sterke betrokkenheid hebben bij
het thema.
Ervaringskennis
In de dialogen die we organiseerden
stonden de phronesis oftewel de “prak-
tische of morele wijsheid” centraal. De
phronesis is één van de drie soorten
kennis die Aristoteles in zijn Ethica
Nicomachea onderscheidde, naast de
episteme (de theoretische, universele
kennis, de wetenschap) en de techne
(het vakmanschap, de techniek, kennis
over het hoe). Het is een vorm van erva-
ringskennis die zich richt op het goede
handelen in concrete en specifieke situa-
ties. Alle drie soorten kennis zijn, vol-
gens Aristoteles, nodig om tot een goed
oordeel te komen.
Het gesprek als onderzoek
Maar wat als we het per definitie niet
met elkaar eens zijn? Dan ligt er een uit-
daging om te onderzoeken welke defini-
tiebepalingen ten opzichte van elkaar
staan, en op welke ervaringen en over-
tuigingen ze gebaseerd zijn.
Met andere woorden, het gesprek of
de dialoog is het onderzoek zelf.
Er bestaan vele definities voor maat-
schappelijk vastgoed. De betekenis
hangt bijvoorbeeld af van het per-
spectief dat aangenomen wordt: van-
uit wiens belang kijk je tegen dit type
vastgoed aan? Ook van invloed is aan
welke functies al dan niet een maat-
schappelijk doel toegewezen wordt.
Hoe langer je over de maatschappelij-
ke betekenis van het urbane land-
schap nadenkt, hoe meer gebouw- en
ruimtefuncties op een of andere wijze
de maatschappij ondersteunen. Soms
direct en door vele mensen gebruikt,
soms zeer indirect en ver buiten het
publieke gezichtsveld.
Gebouwen in hun omgeving
In de publicatie ‘Maatschappelijk onder-
nemen met maatschappelijk vastgoed’
van de SEV (Stuurgroep Experimenten
Volkshuisvesting) worden de definities
in drie groepen verdeeld: op basis van
gebruik, op basis van gebruiker en op
basis van gebouw(type). Een definitie
die deze drie invalshoeken enigszins in
zich verenigd is van prof. W.Keeris: “(...)
maatschappelijk vastgoed heeft (...)
betrekking op de gebouw-gerelateerde
interactie met, het faciliteren van, of het
voorzien in behoeften van derden vanuit
een bepaald erkend maatschappelijk
belang, welke de inzet van dat vastgoed
en die betrokkenheid rechtvaardigt.” 1
3 >
DE DIALOOGALS GESPREKSVORM
OVERMAATSCHAPPELIJKVASTGOED
INTRODUCTIE
Bart Cosijn, Urban Dialogue
1 Uit openingswoord Congres van Het Nederlands
Vastgoedinstituut d.d. 23 mei 2006 te Eindhoven
publieksfunctie. Deze – weinig gebezigde – definitie,
is eigenlijk de enige vastgoeddefinitie.” 2
In deze definitie heeft ‘gebouw-gerela-
teerde interactie’ betrekking op het
gebruik van vastgoed, waarbij interactie
een wat bredere definitie dan gebruik
lijkt. Deze interactie zou bijvoorbeeld
heel breed opgevat kunnen worden: de
uitstraling van een gebouw, de architec-
tuur zoals deze onderdeel kan zijn van
een mental map van stadsbewoners is
ook een vorm van interactie met het
vastgoed. Een sleutelwoord uit deze
definitie is het woord ‘erkend’. Voordat
we van maatschappelijk vastgoed kun-
nen spreken moeten we volgens deze
definitie uitmaken of het belang van de
gebouw-gerelateerde interactie een
bepaalde maatschappelijk erkenning
heeft. Hoewel er geen absolute formule
te geven is voor hoe erkenning vast te
stellen zou je bijvoorbeeld het volgende
uitgangspunt kunnen nemen: wanneer
instanties en personen van verschillen-
de maatschappelijke stromingen verte-
genwoordigen een maatschappelijk
belang onderschrijven, spreken we van
erkenning. Dit staat overigens los van de
juridische betekenis van erkenning zoals
dat onder andere aan te treffen is in het
familierecht.
Verblijfs- en publieksfuncties
Hoewel het goed kan zijn om verschillen-
de definities van maatschappelijk vast-
goed tegen het licht te houden om zo
een basiskader van begrippen te onder-
zoeken is dit geen expliciet onderdeel
van de reeks dialogen. Omdat in de
gesprekken zo veel mogelijk gesproken
wordt aan de hand van concrete voor-
beelden van bestaande of geplande
gebouwen of andersoortige ruimtelijke
ontwerpen gaan we zo veel mogelijk
van de derde categorie uit, zoals het SEV
deze omschrijft: op basis van een ge-
bouw. “Maatschappelijk vastgoed is
bedrijfsmatig onroerend goed met een
verblijfs- en publieksfunctie. Deze –
weinig gebezigde – definitie, is eigenlijk
de enige vastgoeddefinitie.” 2
Openbare gebouwen
Als laatste aspect uit dit korte definitie-
relaas nog een paar woorden over
publieke of openbare gebouwen. Daar
waar de verzameling publieksfuncties en
gebouwen of vastgoed elkaar overlap-
pen, ontstaat de deelverzameling maat-
schappelijk vastgoed. Van belang is
dan of we spreken over vastgoed of over
gebouwen. Of anders gesteld: over ge-
bouwen die in eigendom van een onder-
neming zijn en als zodanig op de balans
van de onderneming staan, of gebouw-
en die geen onderdeel zijn van op winst
gerichte ondernemingen. Even in het
midden gelaten waar deze gebouwen
dan wel toe behoren en welke eigen-
domsstructuur er onder ligt. Wanneer
we dan de sprong naar openbare ge-
bouwen maken komen we bij het
publiek en het publieke gebruik.
De openbare ruimte van het urbane land-
schap of de stad heeft nadrukkelijk een
maatschappelijke functie. Openbare
gebouwen hebben dat ook. Deze ge-
bouwen kunnen onderdeel uitmaken
van de verzameling maatschappelijk
vastgoed. De mate waarin maatschap-
pelijk vastgoed openbaar is, hangt dus af
van de openbaarheid van de functie die
het vastgoed faciliteert.
Netwerk van maatschappelijke
functies in de stad
Zoals gezegd, we gingen niet op zoek
naar een sluitende definitie van maat-
schappelijk vastgoed, daarvoor is het
onderwerp te divers. Waar wemisschien
wel op uit komen is een aanscherping
van de verschillende definities zoals die
er zijn, aan de hand van concrete voor-
beelden en persoonlijke ervaringen van
gebruikers, bewoners, ontwerpers,
onderzoekers, investeerders, bestuur-
ders en anderen. Nu we de eerste reeks
afronden, kunnen we wellicht ook een
begin maken met de volgende vraag:
hoe zal de komende jaren het netwerk
van gebouwen met een maatschappelijk
belang zich gaan ontwikkelen in de stad?
2 Maatschappelijk ondernemen met maatschappelijk
vastgoed : Handreiking voor woningcorporaties,
Leent, Moel en Van der Wal, SEV 2009
4 >
5 >
INHOUD
CASE SPORTVOORZIENINGEN vrijdag 13 november 2009
p. 7-8
Toelichting
sportpark Zestienhoven
p. 9-11
Verslag
dialoog sportvoorzieningen
CASE ONDERWIJSVOORZIENINGEN vrijdag 20 november 2009
p. 15-16
Toelichting
Brede school de Globertrotter
p. 17-19
Verslag
dialoog onderwijsvoorzieningen
CASE ZORGVOORZIENINGEN vrijdag 27 november 2009
Kennisopbouw door het verbinden van ervaringen
p. 23-25
Toelichting
het decentrale ziekenhuis
p. 31
p. 26-28
Verslag
dialoog zorgvoorzieningen
p. 12-13
Overzicht deelnemers
sportvoorzieningen
p. 20-21
Overzicht deelnemers
onderwijsvoorzieningen
p. 29-30
Overzicht deelnemers
zorgvoorzieningen
6 >6 >
overarchitectuurgesproken
CASESPORTVOORZIENINGENvrijdag 13 november 2009
Sportcomplex Zestienhoven
7 >
TOELICHTING OP DE CASE:SPORTPARK ZESTIENHOVEN
Ontwerp Park Zestienhoven, bron: Gemeente Rotterdam
We starten de dialoog op aan de hand
van een concrete casus: het sportpark
Zestienhoven in Rotterdam. Dit sport-
park is gelegen in de nieuwe woonwijk
Park Zestienhoven, aan de noordrand
van de stad. Deze wijk is momenteel in
aanbouw en krijgt de typering van het
nieuwe buitenwonen in Rotterdam.
Omdat sportvoorzieningen met buiten-
sportmogelijkheden een groot ruimte-
beslag hebben is het van groot belang
om vroeg in een ontwikkeltraject aan-
dacht te geven aan (her)huisvesting.
Dat is ook in Park Zestienhoven
gebeurd. Dit sportpark is ontwikkeld in
nadrukkelijke samenhang met andere
maatschappelijke functies in de
nieuwe wijk.
Het sportpark zal aan twee voetbal-
clubs onderdak bieden, die momenteel
op andere locaties in de buurt zijn ge-
huisvest. Deze herhuisvesting was
onder andere noodzakelijk om gronden
vrij te maken voor nieuwe woningen.
Behalve een nieuw hoofdgebouw be-
staat het sportpark uit nieuwe velden
met kunstgras, deze velden maken
een grotere gebruiksintensiteit moge-
lijk dan traditionele grasvelden. Het
hoofdgebouw van het sportpark is ont-
worpen door MoederscheimMoonen
Architects in opdracht van Dienst
Sport en Recreatie & Dienst Steden-
bouw en Volkshuisvesting, gemeente
Rotterdam. Dit gebouw omvat een
horecavoorziening (kantines), be-
stuurskamers, kleedfaciliteiten,
bergingen, en een terras. In het najaar
van 2009 wordt het gebouw
opgeleverd.
case sportvoorzieningen
Ontwerp Sportcomplex Zestienhoven,
bron: MoederscheimMoonen Architects
TOELICHTING SPORTPARK ZESTIENHOVEN
Toelichting van de architect op het
project:
“Na een selectieprocedure is
MoederscheimMoonen Architects
gekozen als bureau dat het ontwerp
verzorgt voor het nieuwe onderkomen
van een tweetal voetbalverenigingen in
de ontwikkeling Park ZestienHoven te
Rotterdam. Park Zestienhoven behelst
ruim 1800 luxe woningen gelegen naast
Rotterdam-Airport en sluit aan bij het
bestaande parkgebied dat binnen het
nieuwe plan verder zal worden ontwik-
keld.
Ontwerp
Vanuit de opdrachtgever kreeg
MoederscheimMoonen Architects mee
een gebouw te ontwerpen met een
paviljoenachtige sfeer. Gelegen naast
het vliegveld en aansluitend aan het
nieuw te realiseren park behoefde het
ontwerp luchtigheid en transparantie.
Het ontwerp komt voort uit de stapeling
van een tweetal functiegebieden. De
kantine inclusief bestuurskamers en de
kleedfaciliteiten en bergingen. De
kantine is in het ontwerp op de verdiep-
ing gesitueerd waardoor een mooi uit-
zicht ontstaat over de vijf nieuw aan te
leggen sportvelden. Om het contact met
het maaiveld te behouden is er in het
ontwerp gekozen de beneden gelegen
kleedfaciliteiten te omkleden met een
natuurlijk talud. Op die manier krijgt het
gebouw een groene uitstraling en func-
tioneert het aan de voornaamste veld-
zijde als ligweide. Het gebouw wordt
gecompleteerd met een royaal over-
stekend semitransparant dak. Dit dak
bindt de beide gehuisveste verenigingen
en past bij de uitstraling van het vlieg-
veld en de gewenste paviljoenachtige
uitstraling. Het dak filtert overdag het
zonlicht en gloeit in de avonduren op als
een lampion dankzij de integratie van
LED verlichting. Zo zal het gebouw een
baken in de omgeving worden en tevens
bijdragen aan de sociale veiligheid van
het gebied.
Duurzaamheid
De smoel van het gebouw zijn het
semitransparante dak en het groene
talud. Beide aspecten bezorgen het ge-
bouw ook voorname duurzaamheid-
aspecten. Door de filtering van het licht
wordt direct zonlicht, en daarmee on-
nodige opwarming van het gebouw,
vermeden. Het groene talud zorgt voor
een natuurlijke isolatie van het gebouw.
Daarnaast kenmerkt het gebouw zich
door materiaalkeuzes en situering van
functies die de beheersbaarheid en
exploitatielasten ten goede komen.
Proces en samenwerking
In het ontwerpproces is de architect de
spil geweest tussen meerdere partijen.
De opdrachtgever betrof een tweetal
diensten van de gemeente Rotterdam;
dienst Sport en Recreatie en Dienst
Stedenbouw en Volkshuisvesting. Beide
formuleerden eigen ambities ten aan-
zien van het project.
MoederscheimMoonen Architects is in
staat geweest om de esthetische eisen
van Stedenbouw te verenigingen met de
praktische en budgettaire eisen van
Sport en Recreatie. In deze situatie
hebben ook beide verenigingen (de
uiteindelijke gebruikers) een voorname
rol gespeeld. Hun specifieke wensen en
ideeën zijn onder andere doorslag-
gevend geweest in de ruimtelijke
indeling van het gebouw. Het gaat in dit
geval om een tweetal voetbalvereniging-
en met een geheel andere agenda: een
zaterdag- en zondagvereniging. Deze
combinatie in één gebouw zorgt voor
verschillende maximale bezettings-
momenten in het gebouw. Om per
vereniging voldoende ruimte te bieden
kwamMoederscheimMoonen in
overleg met de verenigingen, tot een
optimaal model waarin beiden hun
kantine en identiteit kunnen behouden
op de bovenste verdieping en in het
souterrain kunnen profiteren van de
gedeelde kleedruimtes. Deze efficiënte
oplossing maakte het project zowel
programmatisch als financieel haalbaar.”
(bron: MoederscheimMoonen Architects)
Over de wijk Park Zestienhoven:
“Park Zestienhoven is een nieuwbouw-
wijk dat zich ontvouwt middenin de
polder die dateert uit 1786. De Over-
schiese Plasjes, het Wilgenlaantje, het
gemaal, de molen en de groene
bloemenweide op het oude IJskelder-
terrein zullen blijvend herinneren aan dit
eeuwenoude landschap. Het park in het
westelijk deel van Park Zestienhoven
wordt de komende jaren vernieuwd.
Voor het ontwerp van het nieuwe park in
de Engelse landschapstijl is het huidige
park als uitgangspunt genomen. Dit
levert een park met een mooie open
groene ruimte rondom de plas, roman-
tische wandel- en fietspaden, kinder-
speelplekken, een uitkijkheuvel en een
beeldentuin. Het populaire hertenkamp
wordt volledig vernieuwd en het park
krijgt mogelijk een heemtuin met in-
heemse plantsoorten. Aan de rand van
de plas komt een nieuw café of restau-
rant, passend binnen het concept van de
Engelse landschapstijl.”
(bron: Gemeente Rotterdam)
8 >case sportvoorzieningen
Ontwerp Sportcomplex Zestienhoven, bron: MoederscheimMoonen Architects
Kun je sporten en bewegen inzetten
voor maatschappelijke verbetering?
Kan een mooi voetbalcomplex bijdra-
gen aan de sociale samenhang in de
directe omgeving? Wat heb je daar
precies voor nodig? Bereik je het
meest met grote dure complexen
waar alleen topsport wordt bedreven
maar wel veel mensen worden
bediend? Of kun je dan beter 20
Cruyff-courts of evenzoveel Krajicek-
playgrounds over de stad versprei-
den? En wie is verantwoordelijk? Kun
je het overlaten aan de professional
of bereik je niets zonder de daadwer-
kelijk betrokkenen, de omwonenden?
Dit soort vragen hield de zeven des-
kundigen bezig die bijeen waren op
de eerste open dialoog over maat-
schappelijk vastgoed.
Voorafgaand aan de eigenlijke dia-
loog licht die middag Erik
Moederscheim van architecten-
bureau MoederscheimMoonen eerst
zijn prachtige voetbalcomplex in park
Zestienhoven toe. Verrijkt met de
vele ervaringen van de deelnemers
biedt de case een goede gelegenheid
om het begrip maatschappelijk vast-
goed nader te duiden. Want ook daar-
voor is dit platform bedoeld.
Kantine op niveau
Helemaal in het noorden van de stad
wordt tegen Rotterdam Airport aan het
'Rotterdams buiten' Park Zestienhoven
gebouwd. Daar lagen oorspronkelijk een
aantal voetbalvelden en die moesten
naar een andere plek in de wijk. Omdat
de wijk tot een van de viplocaties van de
gemeente behoort, is het complex wat
chiquer (stichtingskosten een kleine drie
miljoen euro) dan gebruikelijk is bij zo'n
amateurvoetbalterrein met zes velden.
Twee van de zes velden zijn van kunst-
gras, het gebouw ligt verhoogd op een
talud en heeft een heel opvallend semi-
transparant dak. Het licht op in het don-
ker door de ingebouwde ledverlichting.
De luxe mocht omdat de accommodatie
moest bijdragen aan de uitstraling van
het park.
Opvallend is de ligging van de kleedka-
mers. Zij liggen half onder de grond ver-
scholen in het talud. Er is nog iets bijzon-
ders aan die kleedkamers. Zij behoren
toe aan twee voetbalclubs. TWEE voet-
balclubs.
Douches delen
Grond wordt een steeds schaarser
goed. De voetbalsport is een grootge-
bruiker van die grond. Dat wringt. Het is
steeds meer passen en meten. Twee
clubs in een accommodatie onderbren-
gen is een manier om de schaarste aan
te pakken. Bij sportpark Zestienhoven
lijkt het heel eenvoudig. Daar zitten een
zaterdag- en een zondagamateur in één
gebouw. Maar de jeugd van voetballend
Nederland voetbalt op zaterdag. Kan dat
niet ook op zondag? Nee. Waarom niet?
Dat is een zaak van traditie en historie.
Toch is de gemeente niet te vermurwen.
Kantine, hoofdveld en bestuurskamer
mag je nog wel identiteitsvormende
karakteristieken toedichten, maar dat is
onzin voor kleedkamers, douches en de
overige velden. Die gebruiken de clubs
voortaan maar gezamenlijk. De Hockey-
club Rotterdam heeft welgeteld 2600
leden. Zij doen het met twee kleedka-
mers. Dat gaat prima.
Hoe mooi en aardig dit ook allemaal
klinkt, in de praktijk zijn er grote weer-
standen te overwinnen. Bij Park Zestien-
hoven is het nog meegevallen. De twee
clubs toonden wel verzet, maar een vet-
te geldbuidel en veel bereidwilligheid
van de gemeente en architect hielpen de
twee clubs over de streep.
Tom Bleker en Martin Krijgsman weten
dat zoiets wel eens anders verloopt.
Procesmanagement
Een verhuizing kan er zelfs toe leiden dat
oude sentimenten weer naar boven
komen. Krijgsman heeft dit meege-
maakt bij de verhuizing van een sport-
club die de combinatie van voetbal en
cricket in zich verenigt. Het is altijd goed
gegaan met de twee sporten in één
club. Nu er verhuisd moet worden naar
een nieuwe locatie komen oude tegen-
stellingen weer naar voren.
Stuurgroepjes hebben ieder eigen verte-
genwoordigers en moeten ook gelijk-
waardig betrokken zijn bij het proces. De
belangen van allebei de groepen moeten
goed bewaakt worden ommaar zo gelijk
mogelijk uit de verhuizing te komen.
Bleker heeft in een grotere gebiedsont-
wikkeling scholen en andere voorzienin-
gen samengebracht op de nieuwe vel-
den van een Zwolse amateurvoetbalver-
eniging. Er ontstond frictie doordat het
aantal te realiseren velden onvoldoende
bleek voor de verschillende beoogde ge-
bruikers, zoals de profs van FC Zwolle en
een aantal scholen. Het gevolg was lang-
durig onderhandelen tussen de twee
clubs.
Bleker vraagt zich af of hij wel de aange-
wezen adviseur is om de onderhandelin-
gen tussen die vele partijen tot een goed
einde te brengen. Dat duurt vele verga-
deringen. Het proces is er bij gebaat als
er voorafgaand aan de daadwerkelijke
ontwikkeling een procesmanager wordt
ingezet. Deze specialist zou dan eerst de
tegenstellingen moeten opheffen om
zodoende het overleg over het eigenlijke
bouwproces te vereenvoudigen.
Krijgsman beaamt dat een procesmana-
ger hierin een grote rol speelt.
9 >case sportvoorzieningen
WIE IS AAN DE BAL?
VERSLAG DIALOOG SPORTVOORZIENINGEN
10 >case sportvoorzieningen
Exploitatie, onderhoud en beheer
Een bijkomend en belangrijk gevolg van
dat eindeloze overleg is dat er onduide-
lijkheid heerst en blijft heersen over wie
waarvoor verantwoordelijk is. Dat stoort
al behoorlijk in het eigenlijke bouwpro-
ces, maar gaat steeds meer storen in de
jaren daarna. Tom Bleker ziet die hoge
kosten van het overleg, met zijn ondui-
delijkheid over verantwoordelijkheden
en eigendom, liever besteed aan een
goede organisatie van exploitatie, onder-
houd en beheer.
Maar dan zal eerst duidelijk moeten wor-
den wie de morele en formele eigenaar
is van het maatschappelijk vastgoed.
De eigenaar
Wie is verantwoordelijk voor het maat-
schappelijk vastgoed? De gemeente,
zoals nu veelal het geval is? Of moeten
we het aan de woningcorporaties over-
laten? Nou, dat is toch een beetje te ver
van het bed van die corporaties. Zij voe-
len zich meer thuis bij de multifunctio-
nele accommodaties, brede scholen en
zorgcentra.
Of moeten we het overlaten aan de
eigenlijke gebruikers, de verenigingen?
Kunnen die de verantwoordelijkheid wel
dragen?
Bart Gaell van de dienst Sport en Recre-
atie denkt van niet. In Den Haag zijn de
clubs vijftien jaar lang volledig eigenaar
van de accommodaties geweest. Nu
komen ze met hangende pootjes daarop
terug. Het viel toch een beetje tegen, al
dat onderhoud.
Clubs onderschatten dat regelmatig hoe-
veelheden geld nodig zijn om steeds
opnieuw die vernielde doelen en deuren
van kleedkamers te herstellen.
Gaat er iets kapot, dan bellen de clubs in
Rotterdam de gemeente. Die levert per
voetbalveld twee kleedkamers tegen
een huurprijs van € 400 per jaar. Met
een vernielde kleedkamerdeur ben je
die opbrengst al gauw weer kwijt. Dat
de gemeente voor het herstel opdraait
bevordert niet het verantwoordelijk-
heidsbesef bij de verenigingen. Maar
hoe kan dat veranderen? Misschien
helpt het om voorzichtig incentives in te
voeren. Geef een club korting op de huur
als het onderhoud binnen de perken
blijft. "Als die korting € 1.000 is, zou dat
wel eens kunnen helpen. € 1.000 is voor
een gemiddelde voetbalclub een leuk
bedrag."
Suboptimaal
De samenvoeging van de twee clubs op
Park Zestienhoven is een sprong vooruit
in efficiënte aanwending van schaarse
grond. Maar het is nog immer "subopti-
maal". Althans, volgens Fred Bijl, asset-
manager maatschappelijk vastgoed van
het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam. Op
de zondagen wordt er nog te weinig
gebruik gemaakt van de zes velden.
Arie Lengkeek vraagt zich af of de voet-
balvelden doordeweeks ook nog over-
dag gebruikt worden. "Bij Park Zestien-
hoven niet veel", bekent Bijl. Elders in de
stad zijn er regelmatig scholieren op de
voetbalvelden te vinden. Niet op Park
Zestienhoven. Daarvoor liggen de vel-
den te ver van de scholen verwijderd.
Luxe…
Van het voetbalcomplex op Park Zestien-
hoven zijn de stichtingskosten een klei-
ne drie miljoen euro. Is dat niet wat erg
veel geld? Volgens Fred Bijl valt het wel
mee. Zulke investeringen voor maat-
schappelijk vastgoed zijn niet ongebrui-
kelijk. Een pas aangelegd complex
elders in de stad is qua vierkante-meter-
prijs heel wat duurder uitgevallen. "Er
worden parken aangelegd waar erg veel
geld voor wordt uitgegeven en waar ver-
volgens weinig van gebruik gemaakt
wordt."
Het zijn ook niet alleen de zichtbare luxe
elementen als het oplichtende dak die
de hogere kosten veroorzaken. Erik
Moederscheim: " De installatiekosten
nemen ook een steeds groter deel van
het budget in beslag. Zulke installaties
als anti-legionellasystemen zijn tegen-
woordig verplichte kost".
…of leefbaarheid?
"Sociaal vastgoed? Ik noem het asociaal
vastgoed!" is het licht ironisch bedoelde
protest van Alijd van Doorn. Kun je van
het voetbalcomplex op Park Zestien-
hoven nog wel stellen dat het maat-
schappelijk is? Er zijn geen andere maat-
schappelijke sectoren die bediend wor-
den. De buurt heeft geen behoefte aan
een eventueel bindende werking die van
het complex en de clubs uit zou kunnen
gaan. Oftewel: wanneer kun je vastgoed
nog maatschappelijk noemen?
Van Doorn heeft onderzoek gedaan naar
de wijze waarop architect Aldo van Eyck
ooit in Amsterdam over de nieuwbouw-
wijken verspreid ruimte vrijliet voor
speelplekjes. Wat er mee moest gebeu-
ren liet hij over aan de bewoners. Hij
was ervan overtuigd dat die aanpak bij
zou dragen aan de sociale cohesie van
de buurten.
Zelfde naam, ander spel
De deelnemers kunnen zich vinden in de
ideeën van Van Eyck. Er is zelfs iemand
die de ideeën in praktijk brengt: manager
onderzoek en ontwikkeling Eric van
Veen van de Krajicek Foundation. Van
Veen weet hoe belangrijk sport kan zijn
om de sociale cohesie in de samenle-
ving te bevorderen. Het is niet zo dat de
Foundation zelf de playgrounds aanlegt.
"Wij zijn er vooral voor de software". Voor
de hardware is een ander verantwoorde-
lijk. Dat is vaak de gemeente, maar het
kan ook een woningcorporatie zijn. "Of
zelfs een particulier."
Al doet de naam Richard Krajicek anders
vermoeden, het is niet zo dat er per se
getennist moet worden. "Het maakt niet
uit welke sport. Soms komt er helemaal
geen sport aan te pas. Dan zijn er enkel
faciliteiten voor bewegen." Wel is het
voor Van Veen essentieel dat het beheer
van de playgrounds in handen is van de
omwonenden. Van professionele bege-
leiding van de playgrounds is volgens
van Veen niet ideaal. Door initiatieven
van bovenaf krijg je een buurt niet in
actie. Maar er is nog iets voor Van Veen.
"Met beroepskrachten is er geen conti-
nuïteit in de begeleiding." Enkel mensen
die zich voor langere tijd verbinden aan
de terreintjes kunnen een sociale rol ver-
vullen. Zulke mensen weten wat er
speelt in de buurt en kunnen daar op
inhaken. Het gebeurt wel eens dat de
oudere jeugd een playground monopoli-
seert. Dan heb je wel iemand nodig met
de juiste connecties in de buurt om dat
recht te zetten.
Gemeente niet buitenspel.
Zonder gebruikers werkt maatschappe-
lijk vastgoed misschien niet maatschap-
pelijk genoeg, maar het voert weer te
ver om de rol van de overheid helemaal
op nul te stellen. Bij de grote sportvoor-
zieningen als voetbalstadions, sportpa-
leizen en zwembaden blijft een centrale
rol van de overheid noodzakelijk. Is de
voorziening klein en te overzien, dan is
een hoofdrol voor de gemeente de laat-
ste tijd minder vanzelfsprekend. Fred
Bijl: "Wij vragen ons bij elk project af wie
de eigenaar moet zijn. Het komt nog wel
eens voor dat een marktpartij als een
woningcorporatie het eigendom op zich
neemt. Toch is zo'n partij er meestal niet
of is het niet goedkoper voor ons. Dan
kun je beter zelf eigenaar zijn."
Succesvolle sportprogramma's
De actualiteit wil nog wel eens opspe-
len. Een corporatie wilde best een wel-
nesscentrum bij een zwembad aanleg-
gen en exploiteren. Van de gemeente
mocht het. Moest de corporatie wel het
zwembad erbij nemen. Dat vond de cor-
poratie lastig. legde Bijl uit. Door de ver-
wikkelingen rond de ss Rotterdam had
de overheid (ook) de investeringslust
van de corporaties aan de ketting
gelegd. De gemeente heeft vanwege
allerlei andere programma's teveel
belang bij het goed functioneren van het
maatschappelijk vastgoed sport. Bart
Gaell en Fred Bijl wijzen op het Sportjaar
2005, de bestrijding van obesitas bij de
jeugd, de successen met de sportpro-
gramma's van de laatste jaren en het
economisch belang van sport.
Alijds lijstje
Alijd van Doorn wist natuurlijk ook wel
dat het sportcomplex van Park Zestien-
hoven geen onmaatschappelijk ("asoci-
aal") vastgoed genoemd kon worden.
Maar aan welke criteria moet vastgoed
dan wel voldoen voor het label 'maat-
schappelijk'?
Is daar een checklist van te maken?
Moet het gezellig zijn, is het bedoeld
voor de sociale interactie? "Dan kan je
net zo goed bij je buurman langsgaan en
samen een uur gaan fietsen." Proces- en
projectmanager Martin Krijgsman brengt
het in de praktijk.
Zit het dan misschien in de variëteit aan
voorzieningen die met het vastgoed
bediend wordt, of in de woorden van
Fred Bijl: "welke functies het gebouw
buiten het sportgebruik kan vervullen"?
Doelt hij op de sportkantine die in Neder-
land door de verenigingen als café wordt
gebruikt? Dat kennen ze nergens anders
in de wereld.
Eric van Veen somt meer elementen op
voor de checklist. "De playgrounds dra-
gen bij aan het terugdringen van de indi-
vidualisering, bevorderen de veiligheid
van de buitenruimte en de betrokken-
heid van de omgeving voor de opvoe-
ding van de kinderen in de buurt."
Daarmee is de lijst nog niet af.
Maar een eerste aanzet is het wel.
11 >case sportvoorzieningen
12 >case sportvoorzieningen
OVERZICHT VAN DEELNEMERS SPORTVOORZIENINGEN
Tom Bleker maakte tijdens zijn studietijd in Rotterdam kennis met het vastgoed-vak en is daarin inmid-
dels ruim 10 jaar actief. Eerst als projectmanager en consultant en vervolgens als ontwikkelaar van uit-
eenlopende complexe projecten. Tot voor kort als partner bij IPMMC Vastgoed in Utrecht en recent
gestart met een nieuw eerstelijns zorgconcept in Amsterdam.
De eerder genoemde complexiteit in de projecten lag vaak in de betrokkenheid van verschillende stake-
holders van publieke en private partijen. De nieuwbouw van het voetbalstadion met grootschalige com-
merciële ontwikkeling en de aanleg van de naastgelegen amateurclub in Zwolle zijn daarvan een recent
voorbeeld.
Tom BlekerZelfstandig projectontwikkelaar (voorheen IPMMC Vastgoed)
Fred Bijl is al lange tijd (1971) werkzaam bij de gemeente Rotterdam en startte zijn carrière als manager
van zwembaden (1983) bij de dienst Sport en Recreatie (SenR). Na een korte periode van vijf jaar als
beleidsmedewerker, waarbij hij kennis mocht maken met het gehele brede werkveld van de SenR-sec-
tor, heeft hij vervolgens gewerkt als productmanager Sport op de Linker Maasoever en hoofd van de
afdeling Sportaccommodaties tot 2004. Vervolgens heeft hij kunnen bijdragen aan de ontwikkelingen
van Rotterdam als Europese Sporthoofdstad en het sportjaar 2005 als hoofd van de afdeling Speciale
Taken en Projecten. Vooruitlopend op de overdracht van al het vastgoed van SenR naar de afdeling
Vastgoed van het OBR is dhr. Bijl eind 2007 overgestapt naar het OBR als assetmanager Maatschappelijk
Vastgoed. In die rol is hij aanspreekbaar op de ontwikkeling en instandhouding van sportobjecten,
schoolgebouwen en objecten in de sectoren Zorg enWelzijn en Kunst en Cultuur voor de deelgemeen-
ten Feijenoord en Ijsselmonde.
Fred BijlAssetmanager Maatschappelijk Vastgoed, Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR)
Alijd van Doorn studeerde in 2000 af als bouwmanager aan de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Ze
schreef het boek "ontwerp/proces" over design management en werkte bij architectenbureaus als de
Architekten Cie. en Mecanoo in het bureau- en projecctmanagement. Bij Döll – Atelier voor Bouwkunst
deed zij samen met Liane Lefaivre onderzoek naar speelplaatsen als stedenbouwkundig ordeningsmodel
en schreef mee aan het bijbehorende boek “Ground-up City. Play as a design tool”. Sinds twee jaar
werkt ze als zelfstandig ontwerpmanager. Met haar bureau Van Doorn. richt ze zich op studie- en ont-
werpprojecten met een maatschappelijk en duurzaam karakter. Projecten waar ze aan werkte zijn onder-
meer de verbouwing van het poppodium Nighttown tot de eerste Sustainable Dance Club ter wereld en
het ontwerp van een sociaal duurzame woonwijk in Almere. Daarnaast deed zij studies naar speelplek-
ken in Pendrecht en speelroutes in Cool in Rotterdam.
Alijd van DoornZelfstandige onderzoeker
Bart Gaell, 38 jaar, werkt sinds 2007 bij de dienst Sport en Recreatie, Gemeente Rotterdam. Tijdens zijn
studie Psychologie in Utrecht, specialiseerde hij zich in de richtingen Jeugd en Sport. Na diverse onder-
zoekswerkzaamheden bij sportorganisaties als NKS, NOC*NSF en de KNVB, belandde Gaell in 2000 als
verenigingsmanager bij voetbalvereniging V.O.C. in Rotterdam. Na deze periode werd het project Visie
Voetbal Vitaal 2010 bij de gemeente Rotterdam zijn nieuwe uitdaging. In het kader van dit project geeft
Gaell leiding aan vele fusies en samenwerkingverbanden, alsmede aan de investeringen in kunstgras en
gebouwen die ten behoeve van de voetbalsport in de stad gedaan worden.
Bart GaellDienst Sport & Recreatie Gemeente Rotterdam
Martin Krijgsman is directeur van De Planfabriek, een jong en ambitieus procesmanagementbureau dat
zich kenmerkt door een innovatieve en multidisciplinaire aanpak van haar opdrachten.
Martin heeft een stedenbouwkundige (TU Delft, Stedenbouw, 1989-1995) en bedrijfskundige achter-
grond (HES/UvA, International MBA, 2005-2008, Cum Laude).
Voordat hij De Planfabriek startte was Martin werkzaam als freelance stedenbouwkundig ontwerper, als
proces- en projectleider bij diverse locale overheden en commerciële ontwerpbureaus, en was hij tussen
2001 en 2007 nauw betrokken bij en medeverantwoordelijk voor de oprichting en groei van de
Amsterdamse vestiging van de SAB Adviesgroep. Naast De Planfabriek is Martin betrokken bij diverse
zakelijke initiatieven.
Martin KrijgsmanProces- en projectmanager, directeur de Planfabriek
13 >case sportvoorzieningen
Erik Moederscheim (Heerlen, 1981) studeerde architectuur aan de Technische Universiteit in Eindhoven
waar die hij in 2008 afronde. Tijdens zijn studietijd werkte hij kortstondig voor het architectenbureau van
Wiel Arets en NL Architects. In deze periode werden eveneens de eerste stappen als zelfstandig ontwer-
per gezet. Samen met Ruud Moonen (Heerlen, 1980) werd begin 2005 de opdracht voor het ontwerp
voor een sportclubgebouw verworven. Tezamen met enkele andere opdrachten vormde dit de basis voor
het architectenbureau MoederscheimMoonen Architects. Het bureau opereert sindsdien vanuit
Rotterdam en is actief op verschillende gebieden, en begeeft zich in het bijzonder veel in het maatschap-
pelijk vastgoed en sportgerelateerde projecten.
Erik MoederscheimArchitect, MoederscheimMoonen Architects
Eric van Veen (1967 Rotterdam) is manager onderzoek en ontwikkeling bij de Richard Krajicek
Foundation. Deze foundation zet zich in om de ruimte te stimuleren om te sporten en bewegen voor
de jeugd, in een sociaal veilige omgeving, in die wijken waar de mogelijkheden beperkt zijn. Dat doet
de Foundation door de ontwikkeling van Krajicek Playgrounds voor verschillende sporten, met goede
begeleiding door sport- en spelleiders, de activering van jongeren en bewoners via studiebeurzen en
het verbeteren van de sociale cohesie in de buurten rond onze playgrounds.
Eric van VeenManager onderzoek en ontwikkeling, Richard Krajicek Foundation
14 >14 >
CASEONDERWIJSVOORZIENINGENvrijdag 20 november 2009
Brede School De Globetrotter
15 >case onderwijsvoorzieningen
We starten de dialoog op aan de hand
van een concrete casus: brede school
de Globetrotter op Katendrecht in
Rotterdam. Deze school is ontworpen
door Jeroen Geurst van Geurst &
Schulze architecten in opdracht van
Proper-Stok Ontwikkelaars uit Rotter-
dam en opgeleverd in 2008. Volgens ont-
wikkelaar Proper-Stok is bewezen dat de
strategie waarin de maatschappelijke
voorzieningen prioriteit krijgen boven de
andere ontwikkelingen een goede stra-
tegie is voor de wijkvernieuwing,
het herstellen van het vertrouwen en
het binden van nieuwe doelgroepen
aan Katendrecht 1. Deze brede school
huisvest naast de katholieke basisschool
de Globetrotter ook een kinderdagver-
blijf, peuterspeelzaal, naschoolse op-
vang en sporthallen. In 2008 kreeg het
complex een eervolle vermelding bij de
Rotterdamse Bouwkwaliteitsprijs.
Katendrecht is een schiereiland ten zui-
den van de Maas en is onderdeel van
deelgemeente Feijenoord in Rotterdam
Zuid. Tot begin 2000 had Katendrecht
een slecht imago, doordat er zich veel
ongewenste functies, gerelateerd aan
de haven, geconcentreerd waren. De
verandering die Katendrecht nu door-
maakt is sterk beïnvloed door de aanleg
van de Erasmusbrug en andere ontwik-
kelprojecten in de buurt zoals de nieuw-
bouw op deWilhelminapier en elders op
de Kop van Zuid. Maar ook het verande-
ren van de dominante functie, de haven,
heeft op het schiereiland ruimte
gemaakt voor nieuwe ontwikkelingen.
Daarnaast wordt er geïnvesteerd in de
openbare ruimte, een wandelpromena-
de en het verbinden van het schiereiland
met de Wilhelminapier door middel van
een nieuwe brug. Sinds augustus 2008
ligt het passagiersschip Rotterdam afge-
meerd op de kop van
Katendrecht. Naast fysieke ontwikkelin-
gen zijn er ook maatschappelijke, sociale
en economische programma’s ingezet.
De potentie van Katendrecht is volgens
ontwikkelaar Proper-Stok onder andere
gelegen in haar situering centraal in de
stad en de plek aan het water. Het
biedt plaats voor bijzondere grond ge-
bonden woonmilieus waar veel behoef-
te aan is voor (jonge) gezinnen.
Op Katendrecht zijn ook verschillende
gebieden aangewezen voor particulier
opdrachtgeverschap.
Het is de bedoeling om de transformatie
van Katendrecht van havengebied naar
woongebied verder vorm te geven.
Daarbij gaat de gemeente Rotterdam
uit van een strategische wijkaanpak. De
bouwopgave behelst 1300 woningen
voor 3000 bewoners. De ontwikkeling
van Katendrecht is een intensieve
samenwerking van de Gemeente
Rotterdam, Woonstad Rotterdam en
Proper-Stok Ontwikkelaars.
Naast haar rol als opdrachtgever voor de
brede school is Proper-Stok Ontwik-
kelaars onder andere betrokken bij het
ontwikkelen van Parkkwartier waaronder
140 koopwoningen, De Globetrotter, de
Chinese kerk en een zorgcentrum en de
herontwikkeling van de Fenix loodsen
(ism de gemeente Rotterdam) en voor
andere locaties. Daarnaast is Proper-
Stok betrokken bij de ontwikkeling van
de Rijnhaven visie vanuit de Van der
Leeuwkring.
TOELICHTING OP DE CASUS: BREDE SCHOOL DE GLOBETROTTER
TOELICHTING BREDE SCHOOL DE GLOBETROTTER
16 >case onderwijsvoorzieningen
Toelichting van de architect op het
project, Geurst & Schulze architecten:
“Het plan Parkkwartier bestaat uit drie
stadsblokken die zich in het weefsel van
het negentiende eeuwse woongebied
voegen en die deel uit maken van een
volledig nieuw ontwikkeld Katendrecht.
De Globetrotter is als één pand binnen
deze bouwblokken vormgegeven. De
kopgevels sluiten in maat en raam-
verdeling aan bij de woningen terwijl
de voorgevel aan het schoolplein met
zijn grotere schaal en grote raampartijen
meer aansluit bij het havenkarakter van
Katendrecht.
Het interieur heeft een kindervriendelijk
karakter door warme kleuren op de
vloeren en wanden toe te passen,
praktische houten- en tegellambrisering-
en aan te brengen en kozijnen op de
schaal van zowel het kind als volwassen-
en af te stemmen. Het interieur is in de
basis rustig en licht. De lichte wanden
en plafonds, grote ramen ten behoeve
van daglicht toetreding en zowel direct
als indirect kunstlicht dragen hieraan bij.
De Globetrotter is een brede school: een
plek waar school en voor- en naschoolse
opvang naadloos in elkaar overvloeien.
In samenwerking met verschillende in-
stanties binnen de wijk worden activi-
teiten georganiseerd, zowel binnen als
buiten de school. Het ontwerp is zo-
danig opgezet dat de onderwijskundige
uitgangspunten optimaal verwezenlijkt
kunnen worden. Binnen het gebouw
worden diverse ruimten door meerdere
partijen gebruikt. De sporthal wordt
bijvoorbeeld overdag als gymzaal voor
de basisschool en ’s avonds als wijk-
functie gebruikt. De peuterspeelzaal,
naschoolse opvang en kinderdagverblijf
delen diverse ruimten als vergaderzaal,
toiletruimten, keuken en personeels-
ruimten. De groepsruimte van de na-
schoolse opvang en de tweede
peuterspeelzaal wordt slechts gescheid-
en door een vouwwand en zal in de
praktijk overdag geheel als grote peuter-
speelzaal dienst doen en na schooltijd
als naschoolse opvang.
Logistiek gezien staan alle functies met
elkaar in verbinding, maar zijn zij door
een strategische ligging van de trappen-
huizen ook allen afzonderlijk te ge-
bruiken en af te sluiten. Door de sporthal
op de tweede verdieping te plaatsen
kunnen de meer open en representa-
tieve ruimten op de begane grond
gesitueerd worden. Het gebouw heeft
hierdoor het gewenste open karakter
gekregen en hoge toegankelijkheid,
waarbij de ruimten voor de kleinste
kinderen zich allen op de begane grond
bevinden.”
2 Projectdocumentatie Geurst & Schulze architecten
Foto’s
- Brede School De Globetrotter,
bron: Proper-Stok Groep
- Luchtfoto van Zuidwesthoek van Katendrecht
met in het midden De Globetrotter,
bron: Proper-Stok Groep
17 >case onderwijsvoorzieningen
De Rotterdamse wijk Katendrecht.
Wie het daar vroeger over had, dacht
aan de Chinezen. De laatste decennia
ging het echter bergafwaarts met de
wijk, met veel overlast door prostitu-
tie en drugsgebruik. Eerst werden
een paar minder geslaagde pogingen
ondernomen om de teloorgang tegen
te gaan.
Sinds een jaar of zeven is het tij ge-
keerd. Er komen nieuwe bewoners
naar de wijk, er worden nieuwe hui-
zen gebouwd.
Toch ontbrak er nog een belangrijke
schakel om de gebiedsontwikkeling
van Katendrecht echt vooruit te hel-
pen. En dat was een school.
De Rooms-katholieke brede school
De Globetrotter is de spil van de open
dialoog over maatschappelijk vast-
goed. De school toont aan hoe goed
het bij maatschappelijk vastgoed kan
gaan. Dat gebeurt vaker gelukkig.
Maar het gaat ook wel eens mis. Te
vaak eigenlijk. Vier mannen en vier
vrouwen trachten de kluwen te ont-
warren van het maatschappelijk vast-
goed onderwijs.
Diepgravende analyse, groots
resultaat
De Globetrotter bevindt zich aan het uit-
einde van de ontwikkeling die de wijk
een ander gezicht gaf. De school vormt
het uiteinde van een nieuwbouwbuurt.
De buurt bestaat uit drie blokken van
koopwoningen, waarvan een deel door
de bewoners zelf gebouwd. Dat is te
zien aan de variatie in bouwvormen.
Petra Rutten van projectontwikkelaar
Proper-Stok: "We hebben heel lang na-
gedacht en grondig geanalyseerd welk
type bewoners op de Kaap wilde wonen.
Door die analyse lukte het om het buur-
tje volledig bewoond te krijgen. Bijzon-
der was de intensieve samenwerking
tussen gemeente, woningcorporatie,
architect en ons. Ook dat heeft zeker
geholpen."Op de hoeken van de woon-
blokken bevinden zich naast de school
op twee andere plaatsen maatschappe-
lijk vastgoed: een Chinese kerk op een
hoek en een uitgebreid zorgcentrum op
een andere hoek.
Vervoersproblematiek met kinderen
Architect en ouder Andrea Möhn was
een van de pioniers die in het buurtje is
gaan wonen. Voor haar was de school
heel belangrijk. Voorheen moesten haar
kinderen mee naar de school in de buurt
van haar werk. Het is voor ouders een
behoorlijke opgave om de kinderen elke
dag weer naar en van school te vervoer-
en. "Twintig minuten stressen in de
Maastunnel is toch echt wat anders dan
vijf minuten de kinderen achter de broek
zitten dat ze door moeten lopen." Voor
Petra Rutten is het ondertussen wel dui-
delijk dat de vervoersproblemen met de
kinderen tegenwoordig een grote rol
spelen bij de keus van de woning. Een
goede school in de buurt vergemakke-
lijkt de keus. Als er ook nog een goede
buitenschoolse- en kinderopvang is, kan
het zelfs doorslaggevend zijn.
Dus bevindt zich ook een kinderdagver-
blijf en naschoolse opvang in het ge-
bouw van De Globetrotter. Alleen zitten
de kinderen van Andrea Möhn er nog
niet op. Er is een enorme wachtlijst.
Moeder Andrea zal nog lange tijd moe-
ten wachten.
Volgordelijkheid
In Nederland is de gewoonte dat in
nieuwbouwwijken altijd eerst de wonin-
gen worden gebouwd. Daarna komt de
rest: de winkels, de sportvoorzieningen,
de kerken en de scholen. Voor project-
ontwikkelaars, en nu ook de overheid, is
die volgorde steeds minder wenselijk.
Meer en meer is duidelijk dat goede
voorzieningen een belangrijke vesti-
gingsvoorwaarde vormen voor de komst
van nieuwe bewoners naar een wijk.
Vaak werkt de komst van een nieuwe
school alleen al als een magneet. Als de
school bovendien voor een populaire
onderwijsrichting als het Daltononder-
wijs kiest, is dat voor veel ouders een
reden zich in de buurt te vestigen. De
Globetrotter is ook een Daltonschool.
Buitenschools
Directeur Els Maasdam van KindeRdam
erkent het probleem van Andrea Möhn
en veel andere ouders: er is groot ge-
brek aan kinderopvangplaatsen. Komt
dat door de explosieve vraag? Ja, maar
dat is niet de enige reden. In principe kan
Els Maasdam waar maar nodig kinder-
dag verblijven leveren. "Met een goed
bedrijfsplan wil een bank wel financier-
en. Wat daarbij zeker helpt is dat er een
school is waarmee KindeRdam tot een
gezamenlijke visie kan komen over
onderwijs en kinderopvang."
Met de scholen lukt het Els Maasdam
nog wel om tot overeenstemming te
komen, maar de overheid werkt nog niet
echt mee. Ze vindt dat de dienst JOS
zich nog teveel bezig houdt met de
bouw van de scholen en haar kinderop-
vang daar nog te weinig bij betrekt. "De
ambtenaren lijken zich nog te weinig af
te vragen wat de ouders willen die nu en
straks rond de school wonen. Bij een
goed beeld van de behoefte van de
ouders is het ook makkelijker om de
kinderopvang af te stemmen op de
schoolgrootte."
ONDERWIJS EN OPVANGTUSSEN OVERHEID ENMARKT
VERSLAG DIALOOG ONDERWIJSVOORZIENINGEN
18 >case onderwijsvoorzieningen
Kind of organisatie
In Nederland is de geBij de bepaling van
de hoeveelheid kinderopvangplaatsen is
het altijd de vraag: kies je voor het kind
of voor de regels? Het een betekent dat
je aan de vraag naar het aantal kinderop-
vangplaatsen voldoet, het ander bete-
kent wachtlijsten en ouders die wegtrek-
ken naar gebieden met voldoende aan-
bod aan kinderopvang. In de wijk Blijdorp
is de verhuismobiliteit momenteel erg
hoog. Goed onderwijs en voldoende kin-
deropvang zouden de vertrekneigingen
van de bewoners kunnen afremmen.
Maar Blijdorp is voor de gemeente geen
probleemwijk en de signalen van Els
Maasdam worden niet gehoord. "Dat is
zonde, want Blijdorp is een fijne wijk om
te wonen. De huizen zijn er weliswaar
wat klein, maar er is veel groen." Het zou
een goede zaak zijn als de gemeente
waakt over al het maatschappelijk vast-
goed in haar stad, en niet alleen over dat
in de probleemwijken. Volgens steden-
bouwkundige Jeroen de Bok van de
dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting
is dat wel degelijk de bedoeling. "Maar
eerst moeten we de achterstanden
wegwerken."
Groei en krimp
Het blijft lastig om op de lange termijn
de onderwijsbehoefte te kunnen schat-
ten. De Globetrotter zit nu al vol. Te vol
eigenlijk. Wetgeving en financiën zijn de
grote struikelblokken om de kinderen
voldoende ruimte te geven. De norm
voor scholenbouw is een nauwkeurig
bepaalde hoeveelheid vierkante meter
per kind.
Soms lijkt het onoverkomelijk dat een
school te vol zit. Leerlingenprognoses
zijn altijd bijzonder moeilijk te maken.
Daniel van Noordennen van het OBR kan
er als assetmanager onderwijshuisves-
ting over meepraten. "Je bouwt altijd te
klein. Scholen worden gebouwd in
nieuwbouwwijken met veel jonge kinde-
ren. Na die eerste golf zie je zelden dat
het aantal nieuwe kinderen op peil blijft.
In een zestiger jaren wijk als Schiebroek
staat nu 30% van de klaslokalen leeg."
Soms kan de inschatting tot gevolg heb-
ben dat er enige portakabins moeten
worden bijgeplaatst. Dat is geen wense-
lijke situatie natuurlijk.
Creatief ruimtegebruik
Bij Wereld op Zuid, een brede school in
Rotterdam-Zuid, is Anne van der Kooi
betrokken geweest. Daar heeft woning-
corporatie Vestia vier lokalen extra laten
bijbouwen. De lokalen worden nu ver-
huurd; neemt het aantal leerlingen toe,
dan worden er klaslokalen van gemaakt.
Komen er jaren later minder kinderen
dan gaan er weer lokalen in de verhuur.
"Dat is eenvoudiger voor een woningcor-
poratie dan een gemeente. Die moet
immers elke cent verantwoorden.",
moet Van der Kooi toegeven.
Hij weet als adviseur ondertussen wel
met de schaarse ruimte om te gaan.
Als meer scholen fuseren dringt hij er
op aan dat zij 15 tot 20% van hun vier-
kante meters inleveren. Dat is naar zijn
mening goed mogelijk. De vrijgekomen
ruimte kun je goed gebruiken om er de
identiteit van de school in tot uiting te
brengen. Met een theatertje of een
bibliotheek bijvoorbeeld.
Stand-alone
Volgens Van Noordennen is het tijdperk
van de 'stand-alone' school teneinde.
Het is voor hem eigenlijk onbegrijpelijk
waarom de gebouwen alleen maar voor
onderwijs gebouwd worden. "Daar heb
je niks aan, het is weggegooid geld, het
is altijd te klein, het is niet duurzaam, en
onderwijskundig is het helemaal niks,
het is veel te weinig meters."
Wat Van Noordennen betreft bepaalt
een ontwikkelaar van tevoren voor wie
het gebouw in de toekomst bruikbaar
zou kunnen zijn. Dan begin je het
gebouwmet een school, en maak je bij
teruglopend aanbod van nieuwe leerling-
en van de vrijgekomen klaslokalen een
zorgcentrum bijvoorbeeld. In de wijk
Hoogvliet zijn de plannen met de scho-
len nu onderdeel geworden van de tota-
le gebiedsontwikkeling. In een pilot wor-
den woningbouwprogramma's en maat-
schappelijk vastgoed samen opgeno-
men in een voorzieningenplan. Daardoor
heeft Van Noordennen nu de mogelijk-
heid om nieuwe plannen te wegen op
hun wenselijkheid binnen de totale ont-
wikkeling.
"Hadden we dat maar op Katendrecht
gehad," vergelijkt hij, "er was niemand
die kon bepalen of de plannen wel wen-
selijk waren. Er is geen instantie binnen
de gemeente die dat op zich zou kunnen
nemen."
19 >case onderwijsvoorzieningen
Wie stuurt het proces?
Wie heeft het voor het zeggen bij de
bouw van scholen? Is dat de gemeente,
zijn het de schoolbesturen, de school-
directies, de corporaties of kunnen zelfs
de projectontwikkelaars bepalen hoe
een nieuwe school eruit moet zien?
Schoolbesturen geven formeel opdracht
voor de bouw. In die hoedanigheid zijn zij
dus verantwoordelijk. Maar zij financier-
en niet. Dat doet de overheid. Die kan in
die rol het best bepalen wat er met een
school gebeurt.
Van Noordennen is er niet helemaal
zeker van of de overheid wel het meest
geschikt is. "De markt doet veel meer
met het geld dan wij als gemeente kun-
nen. Omdat ze een marktbenadering
mogen hanteren en dus de vastgoed-
waarde veel beter kunnen inzetten om
investeringen te doen." Voor een markt-
partij is het veel vanzelfsprekender om
flexibel naar een klaslokaal te kijken. Er
kinderen in te zien leren en die kinderen
later als jongvolwassenen te zien terug-
keren in wat dan appartementen zijn ge-
worden.
Zoiets lijkt bij uitstek iets voor een
woningcorporatie. Daar weet men wat
er speelt in de wijk en kan samen met de
school en de deelgemeente worden
bepaald waarvoor het gebouw gebruikt
moet worden.
Traagheid
Jarenlang heeft Andrea Möhn moeten
aanhoren dat De Globetrotter er zou
komen. Het heeft van het eerste idee tot
de laatste steen uiteindelijk zo'n zeven
jaar geduurd. Zulke traagheid bij nieuw-
bouw is niet ongebruikelijk in onderwijs-
land. Ook de brede school Wereld op
Zuid heeft er zolang over gedaan. In het
begin, toen Anne van der Kooi die in-
schatting maakte, stelde wethouder
Dominique Schrijer dat het dit keer snel-
ler zou gaan. Maar toen de school af
was, reageerde hij blij verrast met:
"Nu al?"
Daniel van Noordennen verwacht dat het
tempo zal worden opgevoerd. De nieu-
we op gebiedsontwikkeling gerichte
organisatie bij OBR. biedt de nodige
slagkracht om snel te werken. Katen-
drecht is voor alle betrokkenen een
goede leerschool geweest.
Architect van De Globetrotter Jeroen
Geurst heeft zo zijn twijfels. Hij is nu be-
zig met een school in Bospolder/Tussen-
dijken. Het lijkt wel of hij weer helemaal
opnieuwmoet beginnen.
Andrea Möhn is Duitse. Voor haar is dat
Nederlandse onderwijssysteemmaar
wat vreemd. Onbegrijpelijk dat twee
scholen vlak naast elkaar kunnen staan.
In Duitsland komt dat niet voor; de scho-
len liggen netjes over een gebied ver-
spreid. Je hebt er maar één schoolsoort.
Het voordeel is wel dat de bouw van een
school in rap tempo verloopt. Daarover
waakt het Oberschulamt.
Het Duitse onderwijs is wel een beetje
saai. Er valt niets te kiezen. Nee, geef
Möhn maar het Nederlandse onderwijs.
Dat biedt ruime mogelijkheden de
school te kiezen die het best bij je kind
past.
20 >case onderwijsvoorzieningen
OVERZICHT VAN DEELNEMERS ONDERWIJSVOORZIENINGEN
Jeroen de Bok is stedenbouwkundige bij de dS+V, Gemeente Rotterdam. In 1999 is hij afgestudeerd aan
de faculteit Bouwkunde van de TU in Delft. Zijn primaire werkgebied behelst de herstructureringsopgave
van naoorlogse wijken in Rotterdam Zuid. Sinds 2001 is hij betrokken bij de herstructurering van
Hoogvliet en sinds twee jaar bij Pendrecht en Zuidwijk.
Jeroen de Bokstedenbouwkundige dienst Stedenbouw + Volkshuisvesting
Jeroen Geurst is in 1986 afgestudeerd aan de Technische Universiteit Delft, Faculteit Bouwkunde
Architectuur. Twee jaar daarvoor heeft hij samen met Rens Schulze het bureau Geurst & Schulze archi-
tecten b.v. opgericht. Aanvankelijk heeft het bureau naam gemaakt door het winnen van enkele prijsvra-
gen op het gebied van woningbouw. Inmiddels is het bureau uitgegroeid tot een middelgroot architec-
tenbureau met ongeveer dertig medewerkers. Het werkterrein beslaat zowel woningbouw en utiliteits-
bouw als stedenbouw en interieur.
Het bureau beheerst alle fasen van het bouwproces, vanaf het maken van een ontwerp tot en met het
voeren van directie op de bouwplaats.
Jeroen Geurstarchitect / directeur Geurst en Schulze Architecten
Anne van der Kooi werkt vanuit bureau Septool aan opgaven op het gebied van maatschappelijk vast-
goed en maatschappelijke voorzieningen. Hij verbindt beide gebieden aan elkaar. Zowel conceptueel als
financieel inclusief de daarbij behorende nieuwe organisatie- en beheerstructuren. Het realiseren van
multi-functionele accommodaties en nieuwe vormen van maatschappelijke voorzieningen met name bij
herstructureringsprocessen zijn de specialismen van Septool. Het procesmanagement voor de brede
school de Wereld op Zuid is in dat verband het vermelden waard.
Septool werkt vooral voor woningcorporaties en de overheid. Voordat hij met Septool begon was Anne
van der Kooi 10 jaar corporatiedirecteur. Hij studeerde sociologie en is afgestudeerd op sociologie van
Bouwen enWonen.
Anne van der Kooidirecteur Septool
Els Maasdam (Rotterdam, 1957) studeerde Inrichtingswerk en Maatschappelijk Werk aan de Sociale
Academie en verdiepte zich vervolgens in de studie Sociale Wetenschappen, Arbeid en Organisatie.
Daarna volgde een veelzijdige loopbaan: van pedagogisch medewerker, maatschappelijk werkster en
locatiemanager van een kinderdagverblijf tot algemeen directeur/bestuurder van kindeRdam. Met 42
locaties en zo’n 500 medewerkers die dagelijks opvang bieden aan ruim 2000 kinderen is kindeRdam
een van de grootste kinderopvangorganisaties in Rotterdam. De locaties zijn gehuisvest in scholen,
woonpanden en speciaal daarvoor ontworpen gebouwen, verspreid over de noordelijke en zuidelijke
Maasoever. Innovatieve huisvesting speelt een belangrijke rol in de visie van kindeRdam.
Els Maasdamdirecteur kindeRdam kinderdagverblijven
Andrea Möhn, geboren 1969 in Waiblingen, Duitsland. Van 1988 -1994 studeerde zij architectuur aan de
TU Berlijn, Universiteit Stuttgart en met het Erasmus Stipendium aan de TU Delft. Sinds 1998 is ze direc-
teur van Möhn + Bouman Architekten in Rotterdam. Van 1998 - 2001 was zij gastdocent aan de TU Delft
en tot 2004 visiting critic aan de Universiteit Stuttgart. Sinds 2008 is ze lid van de Gemeenschappelijke
Medezeggenschapsraad van de RVKO - Rotterdamse Vereniging voor Katholiek Onderwijs. Andrea
Möhn is getrouwd met René Bouman en heeft twee dochters.
Andrea Möhnouder met kinderen op school de Globetrotter en architect
21 >case onderwijsvoorzieningen
Daniel van Noordennen is opgeleid aan de HTS Bouwkunde. Na studie heeft hij zich doorontwikkeld in
bouwkosten en procesmanagement, door middel van een Master in bedrijfskunde. Alles vanuit de vraag
hoe kom je van idee naar realiteit. In de praktijk van afzonderlijke bedrijfsvoering naar concepten met
(gedeeltelijk) gezamenlijke bedrijfsvoering. Sinds 2003 is hij werkzaam voor gemeenten. Daar is hij
begonnen met het ontwikkelen brede scholen en door werkzaam te zijn in fusiegemeente Westland ook
betrokken bij oprichten van gemeentelijke vastgoedorganisatie. Deze stap herhaalt vanaf 2007 bij
gemeente Rotterdam. Hij richt zich momenteel voornamelijk op procesopzet Multifunctionele
Accommodaties (MFA’s), marktwerking in maatschappelijk vastgoed en organisatieontwikkeling
gemeentelijk vastgoed.
Daniel van Noordennenassetmanager onderwijshuisvesting, Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam
Petra Rutten is manager Gebiedsontwikkeling bij Proper-Stok Ontwikkelaars. Zij is verantwoordelijk voor
complexe binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen en strategische samenwerkingsverbanden. Petra
heeft grote affiniteit met de vernieuwingsopgave van krachtwijken. In haar visie is het aan de binnenste-
den om unieke en duurzame gebieden te creëren waar het aangenaam wonen, werken en verblijven is
voor gezinnen. Een goed voorzieningenniveau zoals Brede scholen, is essentieel en het integreren van
het sociaal- en economische perspectief onontbeerlijk.
Petra Ruttenmanager gebiedsontwikkeling Proper Stok
De Globetrotter is een katholieke school, waar onderwijs wordt gegeven vanuit een christelijke levens-
overtuiging. De Globetrotter bestaat uit drie locaties, met elk een eigen karakter. Het hoofdgebouw aan
het Afrikaanderplein zit op de eerste verdieping van een gebouwencomplex met een multifunctioneel
karakter. De tweede locatie bevindt zich op Katendrecht die vanaf mei 2008 een multifunctioneel
gebouw heeft met daarin een peuterspeelzaal, kinderopvang, en een sportaccommodatie. De derde ves-
tiging is locatie Toermalijn, die een peuterspeelzaal en een E-centrum heeft.
Marja van der Smandirecteur brede school De Globetrotter
22 >22 >
overarchitectuurgesproken
CASEZORGVOORZIENINGENvrijdag 27 november 2009
Axometrie: de dubbelhoge entreehallen van de verschillende functies liggen herkenbaar aan een plein.
In de plint, tussen de entreehallen en doorgangen, bevinden zich winkels en horeca.
23 >case zorgvoorzieningen
We starten de dialoog op aan de hand
van dit ontwerponderzoek. In dit onder-
zoek is onder andere gekeken naar de
mate van concentratie, het spreidings-
patroon en de locatiekeuze van zorg-
voorzieningen. In de ogen van de onder-
zoeker zijn deze variabelen in veel geval-
len het resultaat van onderling relatief
onafhankelijke beslissingen van een
groot aantal betrokken organisaties. Om
tot een goede katalyserende werking
van voorzieningen in de stedelijke ver-
nieuwing te komen is het belangrijk een
debat op te starten over de maatschap-
pelijk gezien meest wenselijke configu-
ratie van deze voorzieningen, zo stellen
de onderzoekers.
In het onderzoek is gezocht naar nieuwe
relaties tussen zorgvoorzieningen in de
stad Rotterdam en het omliggende ste-
delijke weefsel. Onderdeel van het
onderzoek is een ontwerpvoorstel voor
een nieuw type gezondheidscentrum
waarin verschillende functies in een
nieuwe configuratie bij elkaar zijn ge-
bracht. De studielocatie is aan de rand
van de Riederbuurt, in de deelgemeente
Feijenoord. Als uitgangspunt voor de
studie is door de onderzoekers gekozen
voor een combinatie van een Centrum
voor Jeugd en Gezin, een gezondheids-
centrum en een vrouw- en kindkliniek,
aangevuld met andere stedelijke func-
ties.
Dit onderzoek is gefinancierd door het
Stimuleringsfonds voor Architectuur
en de Faculteit Bouwkunde van de
TU-Delft, en werd verricht door
Cor Wagenaar, Leen van Duin en
Esther Gramsbergen namens de
TU-Delft; Colette Niemeijer van het
management-adviesbureau CEAN-
Consulting en Olivier van der Bogt,
Henk Engel en Endry van Velzen van
De Nijl Architecten.
TOELICHTING OP DE CASUS: ONTWERPONDERZOEK ‘HET DECENTRALE ZIEKENHUIS,KATALYSATOR VAN STEDELIJKE VERNIEUWING’
Rotterdam Zuid: spreiding en locatiekeuze
In het onderzoek is gezocht naar een geschikte ontwerplocatie in de deelgemeente Feijenoord. Gekozen is voor de open
ruimte op de kop van de Riederbuurt in de herstructureringswijk Hillesluis. Rond deze locatie liggen oude werkgebieden de
de komende jaren worden getransformeerd tot woongebieden. Daardoor krijgt deze locatie een centrale positie. De locatie
leent zich goed voor een combinatie van centrum Jeugd en Gezin, eerstelijns gezondheidscentrum en vrouw-, kindcentrum.
TOELICHTING HET DECENTRALE ZIEKENHUIS
24 >case zorgvoorzieningen
Debat
Het politieke debat over de toekomst
van het ziekenhuis moet in onze ogen
verder reiken dan de interne bedrijfs-
voering. Het zou tot herbezinning
moeten leiden op het ziekenhuis als
collectieve, stedelijke voorziening. Door
decentralisatie van het alles-onder-één-
dak ziekenhuis kunnen veel nadelen van
het huidige bestel worden weggenom-
en. De gedachte is simpel. Haal de mam-
moet ziekenhuizen die overal met de rug
naar de stad toegekeerd staan uit elkaar,
deel ze op in kleinere klinieken, geef die
aan de stad terug en benut ze als speer-
punten van stedelijke vernieuwing. Onze
studie wil een impuls geven aan dit
debat.
Gevolgen stelselwijziging voor
ziekenhuisgebouwen
De essentie van de gereguleerde markt-
werking is het vervangen van een aan-
bodgerichte door een vraaggestuurde
zorg. Voor het gebouwenbestand be-
tekent de marktwerking dat deze moet
kunnen groeien en krimpen al naar
gelang de zorgvraag zich ontwikkelt.
De gebouwen moeten zo veel mogelijk
courant zijn en zich in het stedelijk weef-
sel voegen. Hierdoor kunnen ze op elk
gewenst moment worden afgestoten
zonder dat dit direct leidt tot kapitaal-
vernietiging, zoals bij de huidige zieken-
huizen het geval is. Dat betekent een
modulaire gebouwopzet, generiek waar
mogelijk, specifiek waar nodig en zo min
mogelijk persoons- of disciplinegebond-
en. Deze karakteristieken vormen de
essentie van het decentrale ziekenhuis.
Revitalisering van de stad
Welke kansen biedt het decentrale
ziekenhuis voor de revitalisering van
oude stadsdelen? De revitalisering van
de stad heeft een lange traditie. Eén van
de dominante strategieën is altijd de
renovatie of sloop-nieuwbouw van
woningen geweest. Na de laatste lokale
en landelijke verkiezingen lijkt de poli-
tieke aandacht verschoven te zijn van de
‘stenen’ naar de mensen. Maar deze so-
ciale opgave zou ook met een ruimtelijke
strategie verbonden moeten worden.
Namelijk een strategie gericht op de
aanpak van publieke voorzieningen zoals
openbare ruimte, onderwijs en zorg.
De dynamiek in de zorgvoorzieningen
maakt het voorstelbaar om nieuwe
functiecombinaties te bedenken, die
passen binnen deze nieuwe strategie
in de stedelijke vernieuwing. Maar, die
strategie moet in de dagelijkse praktijk
nog handen en voeten krijgen. Dat gaat
niet vanzelf. Beslissingen over de mate
van concentratie, het spreidingspatroon
en de locatiekeuze van voorzieningen
zijn vaak het resultaat van autonome
afwegingen van allerlei instellingen en
organisaties. Het debat over de maat-
schappelijk meest wenselijke ordening
van voorzieningen wordt helaas nog te
weinig gevoerd.
Onze studie is uitgewerkt aan de hand
van een concrete situatie: Rotterdam
Zuid, een van de grootste revitaliserings-
gebieden van ons land.
Spreiding zorgvoorzieningen
De spreiding van zorgvoorzieningen in
Rotterdam Zuid is op basis van GIS-
bestanden in beeld gebracht. Daarbij is
niet alleen naar de huidige situatie ge-
keken, maar ook naar de toekomstige
ontwikkelingen. Afhankelijk van de
schaal van de voorziening varieert het
verzorgingsgebied en daarmee de
maaswijdte van het spreidingspatroon.
Bij de bestaande en beoogde spreidings-
patronen blijken drie schaalniveaus van
belang te zijn, namelijk het niveau van
het stadsdeel Rotterdam Zuid met een
verzorgingsgebied van circa 200.000
inwoners, het niveau van de drie deelge-
meenten met elk een verzorgings gebied
van circa 65.000 inwoners en het niveau
van de wijken met een verzorgingsge-
bied van circa 10.000 inwoners.
Toelichting op het onderzoek door
Endry van Velzen1 :
Axometrie: de dubbelhoge entreehallen van de verschillende functies liggen herkenbaar aan een plein.
In de plint, tussen de entreehallen en doorgangen, bevinden zich winkels en horeca.
25 >case zorgvoorzieningen
Functie-combinatie
Op grond van de analyse van de be-
staande en de gewenste spreidings-
patronen van de zorgvoorzieningen
op Zuid lijkt het ‘middenniveau’ tussen
stadsdeel en wijk de beste mogelijk-
heden te bieden om overlappen tussen
de verschillende schaalniveaus te
organiseren door een functie-combinatie
samen te stellen die op alle schaal-
niveaus betekenis heeft. We stellen
voor om de zorgcentra op het niveau van
de deelgemeenten te verrijken met een
onderdeel van de bestaande zieken-
huizen dat zelfstandig kan functioneren
en een betekenis heeft op het schaal-
niveau van Rotterdam Zuid. Daarmee
kan elk centrum een eigen karakter
krijgen.
In deze ontwerpstudie hebben we
gekozen voor een combinatie van een
Centrum voor Jeugd en Gezin, een
gezondheidscentrum en een vrouw- en
kindkliniek. In het multiculturele
Rotterdam Zuid wordt de komende jaren
een sterke groei van jonge gezinnen
verwacht. Jeugd en gezin is daarmee
een belangrijk aangrijpingspunt voor een
bredere beleidsinzet op maatschappe-
lijke integratie.
De vrouw- en kindkliniek, het Centrum
voor Jeugd en Gezin en het gezond-
heidscentrum zijn aangevuld met op-
leidingen in de zorg en een aantal
commerciële voorzieningen die passen
bij het thema en de gekozen locatie: een
kraamhotel, een hotel, een badhuis en
een sportschool. Deze combinatie levert
een gelaagd programma op, waarin de
verschillende componenten elkaar ver-
sterken. Bovendien hebben de verschil-
lende componenten verschillende
verzorgingsgebieden, waardoor
overlappen tussen wijkgerichte, boven-
wijkse en stedelijke voorzieningen
worden georganiseerd en een levendige
plek kan ontstaan.
Ontwerpvoorstel
We hebben gezocht naar een locatie in
het oude deel van Rotterdam Zuid, die
goed bereikbaar is. Gekozen is voor de
kop van de Riederbuurt, bij de Essalam
moskee. Met de bebouwing vormen wij
een plein rond de moskee. De bebouw-
ing is opgedeeld in kleinere bouwdelen.
Er is bewust afgezien van een stelsel
van interne binnenstraten en –pleinen,
dat vaak kenmerkend is voor grote
multifunctionele complexen. Elk bouw-
deel heeft een eigen entree vanaf het
plein en elke entree geeft toegang tot
één van de programma-onderdelen. De
publieke ruimte van het plein werkt dus
als verdeler. Voor de gebruikers is de
relatie tussen de voorzieningen en de
stad heel direct en laagdrempelig.
Het gebouw heeft een courante
bouwstructuur met flexibele indelings-
mogelijkheden. Tegenover deze flexi-
biliteit staat het permanente karakter
van de dubbelhoge hallen, die direct
toegang geven aan de spreek- en
behandelkamers. Bij binnenkomst van
elk programma-onderdeel is meteen het
geheel te overzien. Het gebouw heeft
een open en gedistingeerd karakter,
passend bij een publiek gebouw in de
stad.
1 Deze toelichting is een verkorte versie van de
publicatie van ons onderzoek in Lay-out
6 (december 2008), een publicatie van het
Stimuleringsfonds voor Architectuur.
Het totale programma aangegeven in aanzicht en plattegrond.
De zorgverlening is toegankelijk vanaf het plein via entreehallen die per thema zijn onderverdeeld.
Er is geen duidelijk onderscheid meer tussen eerste-, en tweedelijn, wel per zorgpad of doelgroep.
Interne verbindingen (voor personeel) zijn mogelijk op de verdiepingen.
26 >case zorgvoorzieningen
'Zorgvoorziening als katalysator van
maatschappelijke vernieuwing' is de
ondertitel van het onderzoek 'Het
Decentrale Ziekenhuis' van onder
andere architect Endry van Velzen.
Het onderzoek is in 2008 gepresen-
teerd. Is dat denkbaar, dat de zorg-
voorzieningen een bijdrage leveren
aan maatschappelijke vernieuwing?
In het onderwijs lijkt het nu met de
brede school en multifunctionele
accommodaties goed te lukken. Maar
in de zorg?
Is decentralisatie wel de juiste aanpak
voor de zorgsector? De sector lijkt
meer op weg naar centralisatie en
concentratie. Zijn er eigenlijk wel
tegengestelde tendensen te bespeu-
ren? Is de zorgsector niet een lappen-
deken van deelsectoren waarvan de
vereisten, regelgevingen en wetten
sterk verschillen?
Negen deelnemers bogen zich met
gespreksleider Bart Cosijn over de
bewegingen van het maatschappelijk
vastgoed in de zorg.
Ruimschoots de tijd
Het is duidelijk dat de verschillende sec-
toren in de zorg ieder hun eigen ritme
van verandering hebben. In sommige
gevallen struikelen die veranderingen
over elkaar heen, in andere verlopen ze
stroperig langzaam. Soms wel heel lang-
zaam. Dat kan heel lastig zijn als je meer-
dere functies uit de zorg samen wilt
brengen. Rien Platteschorre ziet nog wel
eens gebeuren dat een van de deelne-
mende zorginstellingen door verande-
rende regelgeving genoodzaakt is op de
rem te staan of zelfs af te haken.
1,2 miljard gulden
In een ander geval kan een van de part-
ners erg lang moeten wachten op de
verwezenlijking van de plannen.
Liesbeth van Heel, nieuwbouwspecialist
bij het Erasmus MC, heeft met leedwe-
zen moeten ervaren hoe de overheid de
grootse verbouwingplannen van haar
academisch ziekenhuis ernstig vertraag-
de. Dat was steeds door begrijpelijke
bestuurlijke besluiten en processen,
maar tussen planakkoord en bouwstart
zaten negen jaar. Haar verhaal geeft
goed aan hoe politieke en bestuurlijke
veranderingen de uitvoering kunnen
dwarsbomen. Een van die verandering-
en was van invloed op de hele sector:
dat was de afschaffing van het bouwre-
gime. Vanaf 1 januari 2008 mogen de
zorginstellingen zelf bepalen hoe ze het
geld zouden besteden en waren ze af
van de strakke Haagse regelgeving.
Vierde gebruiker
"Het is natuurlijk een goede zaak, het los-
laten van de regelgeving voor bouwpro-
jecten, maar het geeft wel extra druk
voor de zorginstellingen." Voor Jos van
Nieuwkoop, zijn er met de nieuwe kans-
en ook nieuwe uitdagingen gekomen. Je
moet voor een gebouw veertig jaar eco-
nomische levensduur rekenen. In de
loop der tijd krijgt zo'n gebouw andere
gebruiksfuncties, tot misschien wel vier
keer toe. "Je kunt je voorstellen dat het
gebouw eerst voor de opvang van daklo-
ze verslaafden is ingericht, dat het daar-
na kantoren worden, om te eindigen als
opslag voor oud-ziekenhuismateriaal. "
Dat heet de 'courantheid' van vastgoed.
Die had Endry van Velzen ook meegeno-
men in zijn decentrale onderzoek.
Tijdens de bouw wordt al rekening ge-
houden met de mogelijkheid van ander
functiegebruik van de ruimtes.
Matthijs Klooster heeft ervaring met de
transformatie van kantoren naar woning-
en en twijfelt of het zo eenvoudig zal
zijn. Rien Platteschorre weet dat het
kan. Samen met het architectenbureau
van Endry van Velzen, De Nijl, heeft hij
bij de bouw van zijn locaties gekeken
hoe de gebouwen zo multifunctioneel
mogelijk kunnen worden aangewend.
Jos van Nieuwkoop moet de ontwikke-
laars een beetje teleurstellen. Vanwege
de courantheid is hij zeer terughoudend
met het zelf ontwikkelen van vastgoed.
"Dan ben je gauw tien jaar verder. En ver-
geet niet alle rompslomp die langskomt,
zoals de bestemmingsplanprocedures.
Wij huren liever bestaande objecten: dan
kun je er bij wijze van spreken de volgen-
de dag intrekken. "
Marktwerking? In de zorg?
Iedereen heeft het tegenwoordig over
marktwerking, ook in de zorgsector.
Maar hoe reëel is marktwerking in die
sector? Projectontwikkelaar Herman
Bezemer vermoedt toch een oude socia-
list in zich als hij de zin van die marktwer-
king in twijfel trekt. Geen 'invisible hand'
van Adam Smith in de zorgsector. "Zie je
het al voor je, twee fysiotherapeuten die
elkaar beconcurreren in een wijkcen-
trum? Dat kan toch helemaal niet?" In
Nederland wordt het geld verdeeld door
de zorgverzekeraars en die hebben zich
aan strenge regels te houden.
Nog wel enige marktwerking is te veron-
derstellen in de wereld van de specialis-
ten en ziekenhuizen. Daar heeft
Bezemer ooit handig gebruik van ge-
maakt toen hij een ziekenhuis moest ver-
huizen. Of de specialisten tijdelijk op
beide locaties wilden behandelen en dus
twee sets apparatuur wilden inzetten?
Dat wilden de specialisten natuurlijk
niet. "Maar als jullie op de andere locatie
weggaan, zullen de specialisten uit de
omliggende ziekenhuizen onmiddellijk
hun diensten aanbieden." Dat begrepen
DEMENSELIJKE MAAT INDE ZORG
VERSLAG DIALOOG ZORGVOORZIENINGEN
de specialisten wel. Ook Rien Platte-
schorre bespeurt enig marktachtig op-
treden van ziekenhuizen bij het complex
voor levensloopbestendige woningen
De Kristal in nieuwbouwwijk Nesse-
lande. Daar is 1700 m2 gereserveerd
voor een aantal zorgvoorzieningen. Het
IJssellandziekenhuis wilde wel mee-
doen; dat zag in het aanbod een mooie
gelegenheid de mensen al in een vroeg
stadium te laten kennismaken met het
ziekenhuis. Zo was er minder kans dat
de mensen op de verkeerde ideeën zou-
den komen.
Het tij keren
Men is het erover eens dat in de zorg de
concentratie de boventoon voert. Voor
zover het om acute zorg gaat kunnen de
deelnemers zich dat voorstellen. Als je
echt ernstig ziek bent, moet een zieken-
huis zo voorzien zijn dat je daar de groot-
ste kans hebt op herstel. Maar die kolos-
sale academische complexen van tegen-
woordig staan haaks op de behoefte aan
schaalverkleining en menselijke maat.
En ze staan ook haaks op de wensen om
meer ontmoeting en sociale cohesie in
de stad. Door het enorme verkeer van in-
en uitgaande patiënten, medewerkers
en bezoekers over de stad te versprei-
den is er meer beweging en contact
mogelijk dan in zo'n zakelijk, kil en kli-
nisch ziekenhuis.
Eigenlijk is De Kristal een voorziening die
goed laat zien hoe de grenzen worden
afgetast. Tijdens de hele dialoog speelt
de oogarts een voorbeeldrol. Van hem is
bekend dat hij met relatief eenvoudige
apparatuur zijn werk kan doen. "Maar
moet hij dan op tien verschillende plaat-
sen spreekuur houden? Dan zou hij ook
overal die apparatuur moeten hebben."
Dat lijkt Jos Nieuwkoop geen goed idee.
Bij Parnassia Bavo werkt een tandarts
voor de psychiatrische patiënten. Daar
moet hij geld op toeleggen. "Ze kunnen
ook door taxi's naar zo'n tandarts ge-
bracht worden."
Maar soms komt een oogarts in de wijk
wel goed uit. Dat is als in zo'n wijk veel
mensen van Hindoestaanse afkomst
wonen. Bij deze mensen komt een be-
paalde oogziekte vaak voor.
Juiste korrelgrootte
In het denken over decentralisatie wordt
de wijk vaak als centrale eenheid geno-
men. Althans, zo heeft men er tot voor
kort over gedacht. De Vromraad vond die
gedachte wat te benauwend en zij liet
het advies 'Voorbij de wijk' verschijnen.
Van Velzens ziekenhuis zou naast de
Essalam-moskee komen te staan. Die
moskee wordt bezocht door islamieten
uit het hele land. Is het dan niet voor de
handliggend dat het ziekenhuis zijn dien-
sten aanbiedt aan de islamitische bezoe-
kers?
Marije Talstra geeft aan dat er andere,
meer patiëntgerichte, mogelijkheden
zijn voor de spreiding van zorgvoorzien-
ingen. Een voorbeeld daarvan is de dialy-
se. Nu geschiedt de spoeling vaak in
grote centra met veel bedden in zieken-
huizen. Patiënten moeten daar vaak een
aantal keer per week heen. Het is voor
de handliggend om de behandeling
meer naar de mensen toe te brengen.
Dat kan beter in kleine dialyse- centra,
"Of zelfs bij de mensen thuis." Liesbeth
van Heel valt haar bij: "Wat zullen de ont-
wikkelingen zijn van internet, van telefo-
nische spreekuren, van telemedicine?"
Wijkfunctie
Bij het Havenziekenhuis heeft zich een
proces afgespeeld dat enige duidelijk-
heid verschaft over hoe centralisatie en
ook decentralisatie in de zorg kunnen
werken. Eigenlijk is het ziekenhuis te
klein. De oude eigenaar heeft dan ook
lang moeten zoeken naar de juiste
exploitatievorm. Uiteindelijk heeft
Erasmus MC het kleine broertje overge-
nomen. Nu wordt het ziekenhuis vooral
als wijkziekenhuis ingezet, maar wel
met een aantal bijzondere functies.
Verwacht wordt dat het kleine zieken-
huis drempelverlagend werkt. En zo een
belangrijke functie heeft voor het deel
van Rotterdam waar het gelegen is.
Verzanden
Bart Cosijn wil weten hoe de verschillen-
de partijen in de zorg tot een centrum
kunnen komen dat bijdraagt aan de zorg
en dus het leven in het omliggende
gebied.
Rien Platteschorre verwacht niet echt
dat de zorgpartijen er zelf uit zullen
komen. Voor zo'n initiatief moeten die
organisaties tijd vrij willen maken en die
hebben ze niet altijd ter beschikking. Om
die reden klopt men aan bij de lokale
overheid. Die wil misschien wel wat
doen, maar alleen als de zorginstellingen
ook zelf wat inbrengen. Na veel ge-
schuif, geduw en getrek aan de verschil-
lende wensen en verlangens blijft er uit-
eindelijk weinig over van het centrum.
Te weinig om een zinvolle bijdrage te
leveren.
Het voortouw
Maar als de zorginstellingen of de over-
heid niet de goede partij zijn, wie is dat
dan wel? Dat blijken toch meer partijen
te zijn dan gedacht. De architect is een
mogelijkheid. Van Velzen: "Een ontwerp-
er kan verbeelden en is in staat om ver-
banden te leggen." Maar ook een pro-
jectontwikkelaar is ertoe in staat.
Herman Bezemer heeft het zelf al enige
malen toegepast op vrijkomende loca-
ties waar ziekenhuizen zijn opgeheven.
Dan nodigt hij zorginstellingen en ketens
van sociaal cultureel werk uit voor een
27 >case zorgvoorzieningen
open gesprek. "Die partijen mogen hun
ideeën inleveren. Wij rubriceren ze en
werken ze uit tot wat uiteindelijk een
mooi concept moet worden."
Een gebiedsontwikkelaar heeft eigenlijk
altijd belang bij een goed zorgcentrum.
Net zoals hij een school en sportcom-
plex nodig heeft. Hetzelfde geldt voor de
woningcorporatie. Otto Trienekens van
de Veldacademie vertelt dat Bureau
Frontline en de Veldacademie het initia-
tief nemen om in Oud Charlois met het
urban interface 'Voornse Hof' een piloot-
project van een buurtgericht zorgnet-
werk in te richten: "Zodat startende
ondernemers de kans krijgen om hun
ambacht op een zelfstandige manier
opnieuw vorm te geven."
Stad naar ziekenhuis of ziekenhuis
naar stad?
Moderne ziekenhuizen vertonen de nei-
ging zich steeds meer van de stad af te
keren. Het zijn grote kolossen waar
steeds meer in gebeurt. De snackbar en
snoepwinkel zijn er al langer, nu verschij-
nen er medimalls en aanverwante voor-
zieningen. Personeel en bezoekers hoe-
ven straks nauwelijks naar buiten. Wat
betreft het Erasmus MC is dat vreemd.
Het ligt juist zo handig dicht bij de stad.
Liesbeth van Heel zou het niet begrijpen
als er een chocolaterie in Erasmus MC
zou komen.
"Die heerlijke koekjeswinkel van Koekela
is op vijf minuten lopen." Zo kun je ook
een goed restaurant, café, boekhandel,
snoepwinkeltje, bloemenwinkel en de
onvermijdelijke Albert Heijn in de buurt
van een ziekenhuis denken. Maar die zijn
er niet. Nog niet.
Marije Talstra wijst op nog een mogelijk-
heid om het ziekenhuis meer naar de
stad te brengen. Zeker als het zo cen-
traal ligt als het Erasmusziekenhuis, zou-
den die winkels goed in de plint van de
gebouwen kunnen functioneren.
Personeel en bezoekers leveren genoeg
verkeer op voor winkels die aan de
onderkant van de gebouwen ontwikkeld
worden.
Logistiek van het leven
Marius Heijn komt aan het eind van de
dialoog met een bijzonder goed argu-
ment voor een betere spreiding van de
zorgvoorzieningen. "Ik ken een groot
bedrijf in de elektrotechniek. Het perso-
neel is behoorlijk trouw en maakt vaak
een loopbaan binnen het bedrijf. Ze be-
ginnen als mbo-er en komen al stude-
rend hogerop. Die studie volgen ze voor-
al in de avond. Maar dat gaat tegenwoor-
dig steeds moeilijker. 's Ochtends moe-
ten ze vliegen om de kinderen in de crè-
che te krijgen. Daarna lang in de file om
op het werk te komen. Het omgekeerde
patroon zie je aan het eind van de mid-
dag. Die persoon heeft dan nog net tijd
om zijn eten naar binnen te schrokken
om als de wiedeweerga de avondstudie
nog te halen."
Het elektrotechnisch bedrijf merkt dat
jonge mensen daar steeds meer voor
bedanken. Ze willen dat al die functies
zich veel dichter bij elkaar bevinden.
Marius Heijn noemt het 'de logistiek
van het leven'.
28 >case zorgvoorzieningen
29 >case zorgvoorzieningen
OVERZICHT VAN DEELNEMERS ZORGVOORZIENINGEN
Herman Bezemer (1956) is directeur AM Health. Afgestudeerd als bedrijfseconoom (EUR) met speciali-
satie Ziekenhuiswetenschappen (UU) en Structuur en Organisatie Gezondheidszorg (UvT). Als projectlei-
der betrokken bij omvangrijke geautomatiseerde registratie van huisartsgeneeskundig handelen om
internationaal diagnoseclassificatie systeem te testen (Erasmus Universiteit en World Health
Organization). Namens ziektekostenverzekeraars actief bij beleidsvorming en uitvoering budgettering,
planning en bouw ziekenhuizen en opzet solidariteitsheffing ziektekostenverzekeringen. Commercieel
projectontwikkelaar woningen met zorg en service arrangement, verzorgings en verpleeghuizen.
AM Health richt zich op ontwikkeling en realisatie vernieuwende vastgoedconcepten ziekenhuizen,
medisch gerelateerde dienstverlening/bedrijvigheid en huisvesting voor personen met zware zorgbe-
hoefte.
Herman Bezemerdirecteur, AM Health
Bedrijfseconoom en organisatiekundige Liesbeth van Heel (1964) is sinds 1998 projectsecretaris voor de
vervangende nieuwbouw van het Erasmus MC. Binnen de projectleiding heeft zijn de portefeuille organi-
satie, informatie en communicatie. Zij is het inhoudelijk ‘geheugen’ en ‘geweten’ van het concept dat
aan het nieuwbouwproject ten grondslag ligt en waarin het creëren van een veilige, duurzame en aange-
name zorgomgeving centraal staat. Zij is lid van het Managementteam van de directie Huisvesting en
geeft leiding aan een groep experts op het gebied van ziekenhuisbouw, ziekenhuistechniek, planning en
communicatie. De laatste jaren is zij een regelmatig bezoeker van en spreker op (inter)nationale congres-
sen.
Liesbeth van Heelsectormanager expertisegroep nieuwbouw, Erasmus MC, directie huisvesting
Marius Heijn is planoloog. Met passie voor stedelijke vernieuwing, architectuur en mensen werkt hij aan
woningbouwontwikkeling in de bestaande stad. Als Conceptontwikkelaar bij ontwikkelende bouwer
ERA Contour ziet hij het als uitdaging om vanuit het complexe proces van ruimtelijke ontwikkeling, aan-
trekkelijke stukjes stad te maken.
Hij is van mening dat de tijd waarin - met de kaarten tegen de borst - werd 'samengewerkt', echt voorbij
is. Richt je op gedeelde doelen en werk samen om die doelen te bereiken.
Marius Heijnconceptontwikkelaar, ERA Contour
Sinds zijn afstuderen in 2000 aan de TU Delft is Matthijs Klooster (1972) met MK Architecten betrokken
bij hergebruik van gebouwen in de binnenstedelijke ontwikkeling van Rotterdam, Hoofddorp en
Groningen. Met name de uitbreiding van de Plaats van Samenkomst in Groningen en de inrichting van de
Hoofdvaartkerk in Hoofddorp zijn aansprekende projecten. Voor de Hoofdvaartkerk kreeg MK
Architecten in 2007 de publieksprijs voor beste openbare ruimte van de Haarlemmermeer. Van 2005 tot
2009 heeft Matthijs Klooster als architect gewerkt voor Ector Hoogstad Architecten en Mei Architecten.
Met name deWesterlaantoren (EHA) in Rotterdam en het appartementen complex Wilgenwende (Mei)
in Dordrecht zijn aansprekende projecten. Sinds 2009 is Matthijs Klooster betrokken bij de wijkvernieu-
wing in Groningen voor woningbouwvereniging en ontwikkelaar Nijestee.
Matthijs Kloosterarchitect, MK architecten
De Parnassia Bavo Groep is een grote GGZ organisatie in het westen van het land met 8000 medewer-
kers. De Parnassia Bavo Groep levert geestelijke gezondheidszorg aan meer dan 140 duizend patiënten,
geconcentreerd in drie regio's: haagland, Castricum e.o. en Rijnmond. Onderdeel van de Parnassia Bavo
Groep zijn drie organisaties voor zogenaamde ketenzorg (Bavo Europoort in Rijnmond, Parnassia in
Haagland en Dijk en Duin in Castricum e.o.) en vier voor specialistische geestelijke gezondheidszorg.
Jos van Nieuwkoopdirecteur, Vastgoed Beheer PBG B.V. Parnassia Bavo Groep
30 >case zorgvoorzieningen
Rien Platteschorre (1951) is beroepsmatig in uiteenlopende functies in de gezondheidszorg werkzaam
geweest. Sinds 1990 werkt hij bij de Stichting Humanitas en levert daar als Hoofd Planontwikkeling een
substantiële bijdrage aan de ontwikkeling van het concept levensloopbestendig wonen. In dit kader ont-
wikkelde hij Humanitas-Bergweg, als eerste initiatief, alsmede vele volgende projecten die Humanitas
door de jaren heen, met lokale partners uit het maatschappelijk middenveld, in Rotterdam realiseerde.
Daarnaast was hij vele jaren als vrijwilliger in binnen- en buitenland actief.
Rien PlatteschorreHoofd Planontwikkeling, Humanitas
Ir. Marije Talstra studeerde stedenbouwkunde en bouwmanagement en vastgoedbeheer aan de techni-
sche universiteit Delft. Zij studeerde af als beste afstudeerder van haar jaar op een onderzoek naar stu-
ren op kwaliteit bij gebiedsontwikkeling. Sinds 2003 is zij werkzaam bij Twynstra Gudde.
Als senior adviseur werkt ze aan projecten in de gezondheidszorg op het raakvlak van organisatie en
huisvesting. Ze helpt opdrachtgevers om hun organisatiestrategie en ambitie te vertalen in adequate
huisvestingsconcepten van stedenbouwkundig niveau tot werkplekniveau. Marije is ervan overtuigd dat
huisvesting een bijdrage kan leveren aan betere zorg. Aan de ene kant doordat huisvestingsprojecten
vaak een hefboom zijn voor organisatieverandering en anderzijds omdat passende huisvesting het werk-
proces en het
Marije Talstrasenior consultant , Twijnstra Gudde
Otto Trienekens is werkzaam als zelfstandig architect \ adviseur stedelijke transformatie. Daarnaast
doceert hij aan de TU-Delft, faculteit der Bouwkunde.
In 2008 heeft hij in samenwerking met de Gemeente Rotterdam\ Bureau Frontlijn en de TU-Delft een
kenniscentrum voor wijktransformatie opgezet, de Veldacademie. Dit als uitvloeisel van het stedelijke
programma Gebiedsgericht Werken. Belangrijke taakstelling vormt optimalisatie van de verbinding
onderzoek\onderwijs, beleid en uitvoering. Momenteel is hij hier als projectleider betrokken bij onder-
meer de opgave Woonservicegebieden Rotterdam. De focus ligt op de vertaalslag van stedelijk beleid
naar implementatie en uitvoering van projecten op wijkniveau. Decentralisatie van zorgvoorzieningen
vormt een belangrijk onderdeel binnen deze opgave.
Otto Trienekensarchitect, projectleider Veldacademie
Endry van Velzen is architect en partner in het bureau De Nijl Architecten te Rotterdam. Met zijn bureau
werkt hij aan projecten voor de vernieuwing van verschillende delen van de stad, zoals historische ker-
nen, vooroorlogse wijken en de naoorlogse stad. Momenteel is hij betrokken bij stedenbouwkundige
plannen en/of bouwplannen voor onder andere Amsterdam, Antwerpen, Apeldoorn, Den Haag, Emmen,
Groningen, Rotterdam en Utrecht. Van zijn hand verschijnen regelmatig publicaties over de problematiek
van stedelijke vernieuwing.
Endry van Velzenarchitect - directeur De Nijl architecten
31 >
De dialoog als gespreksvorm kan een
belangrijke brugfunctie vervullen tus-
sen wetenschappelijke of theoreti-
sche kennisopbouw en ervaringsken-
nis. In deze reeks dialogen hebben we
de expliciete keus gemaakt om over
maatschappelijk vastgoed te praten
op basis van ervaring van mensen die
er op uiteenlopende wijzen dagelijks
mee bezig zijn. Bij een thema als
maatschappelijk vastgoed is er een
kans dat we ons te veel opsluiten in
ons eigen (vak)jargon. Daarom is de
vraag naar welke meerwaarde we
gezamenlijk streven van groot be-
lang. We hopen dan ook met deze
reeks een constructieve bijdrage te
leveren aan de discussie over het
vastgoedmet een maatschappelijke
doelstelling.
Meerwaarde
In de gesprekken gingen we op zoek
naar de meerwaarde die het maatschap-
pelijk vastgoed voor de samenleving ver-
tegenwoordigd, in algemene zin maar
ook heel specifiek op het niveau van
gebouw en voorzieningen. De verbindin-
gen tussen mensen met die zich profes-
sioneel of privé met maatschappelijk
vastgoed bezig houden wordt gevormd
door de wens of overtuiging tot het creë-
ren van meer waarde. Dat gebeurt op
zeer uiteenlopende manieren. Een waar-
dige omgang met maatschappelijk vast-
goed is daarom gebaat bij een open
gesprek, een dialoog om samen de puz-
zel van het vastgoed te kunnen leggen.
Want pas wanneer je het geheel kunt
overzien kan je effectief over de details
praten. Op het moment dat de verschei-
denheid aan personen en hun ervaringen
groot genoeg is, komt het gesprek over
de maatschappelijke meerwaarde veel
makkelijker op gang dan bij een beperkte
groep van alleen gebruikers of alleen
experts uit een specifiek vakgebied.
Professionele en persoonlijke
ervaringen
Elke dialoog begonnen we aan de hand
van een concrete casus. Daarbij had on-
geveer de helft van de gespreksdeelne-
mers een directe relatie tot deze casus
hadden en de andere helft was meer
algemeen verbonden met de thematiek
van de casus. Op deze manier hebben
we bij de gesprekken zowel persoonlijke
als professionele ervaringen van men-
sen in kunnen brengen. Een architect
kan ook ouder zijn, een vermogensbe-
heerder soms ook voetbalcoach, een
projectontwikkelaar is wel eens mantel-
zorger en een ambtenaar is ook wel
eens patiënt.
Om het denken over maatschappelijk
vastgoed een stap verder te krijgen
waren we op zoek naar uiteenlopende
ervaringen en overtuigingen. We waren
geïnteresseerd in beide type ervaringen,
vanuit de idee dat praten over maat-
schappelijk vastgoed gebaat is bij een
zeer divers gezelschap aan tafel. Door
de vele disciplines en expertises die er
nodig zijn om gebouwen en voorzienin-
gen van kwaliteit te realiseren en behe-
ren, dreigt de maatschappelijk doelstel-
ling soms uit beeld te raken.
.
Maatschappelijk opdracht
Het is daarom niet eenvoudig om in een-
duidigheid over eigenaarschap bij maat-
schappelijk vastgoed te spreken. Dat lijkt
op het eerste oog ook niet wenselijk
omdat het maatschappelijk vastgoed
een zeer centrale rol speelt in onze
samenleving. Toch vonden we het
belangrijk om precies te zijn, en bij speci-
fieke problemen te benoemen wie van
de betrokkenen daar een antwoord op
zou moeten geven. In de gesprekken
bleek dat verschillende professionele
antwoorden mogelijk zijn, die vaak ook
prima naast elkaar kunnen bestaan.
Maar op twee punten bleek er een
redelijke consensus te zijn. Goede
onderwijs-, sport-, zorg- en andere maat-
schappelijke voorzieningen zijn van zeer
groot belang voor een gezonde en leef-
bare samenleving. En omdat dit publieke
belang te waar borgen is er een regisse-
rende overheid onmisbaar. Of de over-
heid deze regierol op kan pakken wordt
onder andere bepaald door de mate
waarin nationale wetgeving en de
gemeentelijke uitvoeringspraktijk op
elkaar aansluiten. De landelijk doorge-
voerde verzelfstandiging in de publieke
sector heeft een grote impact gehad op
het publieke vastgoed. De maatschap-
pelijke herijking bij gemeentelijke dien-
sten duurt dan ook voort. En daarmee
ook bij alle andere betrokkenen. We
hopen dat deze reeks van dialogen een
constructieve bijdrage zal leveren aan
deze zoektocht. Over elkaar praten is erg
eenvoudig, met elkaar in gesprek gaan is
investeren. En misschien is daar wel het
meeste rendement op maatschappelijk
vastgoed te halen.
Kennisopbouw door
het verbinden van ervaringenBart Cosijn
32 >
Colofon
In gesprek over maatschappelijk vastgoed
februari 2010
AIR, het architectuurcentrum van Rotterdam en Urban Dialogue
Programmering en gespreksleiding
Bart Cosijn, Urban Dialogue
Fotografie bijeenkomsten
Ossip van Duivenbode, AIR
Verslaglegging bijeenkomsten
Paul Kortman, FirmaWoord & Daad
Redactie
Bart Cosijn en Arie Lengkeek, AIR
Vormgeving
stoopmanvos