het pronominale genussysteem in...

130
Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Academiejaar 2008 – 2009 Het pronominale genussysteem in Vlaanderen: eerste- en tweedetaalverwerving bij kinderen in Antwerpen promotor: dr. Gunther De Vogelaer Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het verkrijgen van de graad van Master in de Taal- en Letterkunde: Historische Taal- en Letterkunde, door Jokelien Strobbe

Upload: others

Post on 04-Jun-2021

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Academiejaar 2008 – 2009

Het pronominale genussysteem in Vlaanderen: eerste- en tweedetaalverwerving bij kinderen

in Antwerpen

promotor: dr. Gunther De Vogelaer

Masterproef voorgelegd aan de

Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

voor het verkrijgen van de graad van

Master in de Taal- en Letterkunde:

Historische Taal- en Letterkunde, door

Jokelien Strobbe

Page 2: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan
Page 3: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Academiejaar 2008 – 2009

Het pronominale genussysteem in Vlaanderen: eerste en tweedetaalverwerving bij kinderen

in Antwerpen

promotor: dr. Gunther De Vogelaer

Masterproef voorgelegd aan de

Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

voor het verkrijgen van de graad van

Master in de Taal- en Letterkunde:

Historische Taal- en Letterkunde, door

Jokelien Strobbe

Page 4: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

“All language is an historical residue,

except perhaps for that shimmering target of formal linguistics,

the principles of innate and universal grammar.”

Page 5: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

1

WOORD VOORAF

Vier jaar geleden startte ik met mijn opleiding bachelor geschiedenis en uit nieuwsgierigheid

volgde ik daar een minor Nederlandse taalkunde bij, die meteen mijn interesse wekte. Tijdens

mijn derde bachelor en na het schrijven van mijn bachelorscriptie besefte ik dat taalkunde

datgene was waar ik in verder wilde gaan. Dit zette me aan om op zoek te gaan naar een

masteropleiding die mij hier bij wilde helpen.

Ik wil daarom graag allereerst Universiteit Gent bedanken om in het begin van dit

academiejaar mij met veel enthousiasme op te vangen in de Master Historische Taal- en

Letterkunde.

Dr. Gunther De Vogelaer was – toen ik op zoek ging naar zowel een scriptieonderwerp als

een promotor – meteen bereid me met veel energie te begeleiden en steunen, hier ben ik hem

enorm dankbaar om. Het hele jaar kon ik met vragen bij hem terecht.

Natuurlijk wil ik ook graag mijn naaste omgeving bedanken, allereerst mijn ouders en Nadine,

die in me bleven geloven, door alle stressmomenten heen. Annelinde – lief als altijd – hielp

me met het invoeren van de resultaten, en last but not least wil ik ook Andy met m’n hele hart

bedanken voor alle lieve momenten.

Ook Maria Laura en alle andere leraren wil ik graag bedanken voor hun hulp bij het afnemen

van de enquêtes. Zeker wil ik ook alle kinderen bedanken om het geduldig invullen van de

enquête.

Page 6: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

2

INHOUDSOPGAVE

WOORD VOORAF ......................................................................................................................... 1

INHOUDSOPGAVE......................................................................................................................... 2

1 SITUERING: NATUURLIJK GESLACHT VS. GRAMMATICAAL GENUS ....................................... 6

1.1 Algemeen: genussystemen, wat en hoe...................................................................... 6

1.1.1 Wat is een genussysteem? ............................................................................ 6

1.1.2 Natuurlijk (geslacht) vs. grammaticaal (genus) ........................................... 8

1.2 Synchroon: het genussysteem in de Nederlandse taal................................................ 9

1.2.1 De zichtbare aanwezigheid van het Nederlands: de lidwoorden.................. 9

1.2.1.1 Het Standaardnederlands.............................................................. 9

1.2.1.2 Stadsantwerps.............................................................................. 10

1.2.2 Gebruik van formele en semantische regels............................................... 11

1.2.3 Nederlands tussen Engels en Duits ............................................................ 14

1.3 Veranderingen in het systeem: noord en zuid .......................................................... 16

1.4 Het belang van een dialectachtergrond .................................................................... 19

2 ONDERZOEKSOPSTELLING ................................................................................................. 20

2.1 Verantwoording onderzoeksonderwerp ................................................................... 20

2.1.1 Doelstellingen............................................................................................. 20

2.1.2 Eerste- en tweedetaalverwerving: kinderen als studieobject...................... 21

2.1.3 Onderzoek in ’t stad: Antwerpen als geografische afbakening.................. 22

2.2 Uitwerking opstelling: methode ............................................................................... 23

2.2.1 Schriftelijke invulzinnetjes......................................................................... 23

2.2.2 Welke kindjes? Selectie van de informanten ............................................. 23

2.2.2.1 Antwerpse scholen ....................................................................... 24

Page 7: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

3

2.2.2.2 Leeftijd......................................................................................... 24

2.2.2.3 Afkomst: indelen in categoriëen .................................................. 24

2.3 Welke woorden: onderzochte substantieven ............................................................ 26

2.3.1 Parameter 1: semantische categoriëen........................................................ 26

2.3.2 Parameter 2: formele regels........................................................................ 27

2.3.3 Parameter 3: frequentie, de woordenschat van 6-jarigen ........................... 28

2.3.4 De categorie concreet – telbaar .................................................................. 29

2.3.5 De categorie concreet – niet-telbaar........................................................... 30

2.3.6 De categorie abstract – telbaar ................................................................... 31

2.3.7 De categorie abstract – niet-telbaar ............................................................ 32

3 BESPREKING RESULTATEN: LEEFTIJD, AFKOMST EN FORMELE GEMARKEERDHEID ........... 33

3.1 Nederlandstalig vs. anderstalig: op zoek naar en significante parameter................. 33

3.2 Stand van zaken: behoud van het grammaticaal genus ............................................ 36

3.2.1 Behoud van het grammaticaal genus bij groep A: de homogeen

Nederlandstalige categorie................................................................................ 36

3.2.2 Behoud van het grammaticaal genus bij groep B: de heterogeen

Nederlandstalig-anderstalige categorie............................................................. 38

3.2.3 Behoud van het grammaticaal genus bij groep C: de homogeen anderstalige

categorie............................................................................................................ 40

3.2.4 Behoud van het grammaticaal genus: algemene grafiek ............................ 42

3.3 Resultaten van de categorie [+concreet] [+telbaar].................................................. 43

3.3.1 Groep A: resultaten per woord en per woordgeslacht................................ 43

3.3.2 grafiek autochtonen .................................................................................... 47

3.3.3 Groep B: resultaten per woord en per woordgeslacht ................................ 48

3.3.4 Groep C: resultaten per woord en per woordgeslacht ................................ 52

3.3.5 Grafieken groepen B en C.......................................................................... 55

Page 8: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

4

3.3.6 Conclusie.................................................................................................... 56

3.4 Resultaten van de categorie [+concreet] [-telbaar] .................................................. 58

3.4.1 Groep A: resultaten per woord en per woordgeslacht................................ 58

3.4.2 Groep A: grafiek autochtonen .................................................................... 62

3.4.3 Groep B: resultaten per woord en per woordgeslacht ................................ 63

3.4.4 Groep C: resultaten per woord en per woordgeslacht ................................ 66

3.4.5 Grafieken groepen B en C.......................................................................... 69

3.4.6 conclusie..................................................................................................... 70

3.5 De categorie [+abstract] [+telbaar] .......................................................................... 71

3.5.1 Groep A: resultaten per woord en per woordgeslacht................................ 71

3.5.2 Groep A: grafiek autochtonen .................................................................... 74

3.5.3 Groep B: resultaten per woord en per woordgeslacht ................................ 75

3.5.4 Groep C: resultaten per woord en per woordgeslacht ................................ 78

3.5.5 Grafieken groepen B en C.......................................................................... 80

3.5.6 Conclusie.................................................................................................... 81

3.6 De categorie [+abstract] [-telbaar] ........................................................................... 83

3.6.1 Groep A: resultaten per woord en per woordgeslacht................................ 83

3.6.2 Groep A: grafiek autochtonen .................................................................... 86

3.6.3 Groep B: resultaten per woord en per woordgeslacht ................................ 86

3.6.4 Groep C: resultaten per woord en per woordgeslacht ................................ 89

3.6.5 Grafieken groepen B en C.......................................................................... 91

3.6.6 Conclusie.................................................................................................... 92

3.7 Conclusies ................................................................................................................ 93

4 BEVINDINGEN: ALGEMENE BESPREKING VAN DE WERKBAARHEID VAN DE VERSCHILLENDE

ONDERZOCHTE PARAMETERS..................................................................................................... 94

4.1. Leeftijdscategorieën en talige achtergrond............................................................... 94

Page 9: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

5

4.2. Parameter 1: semantische categorieën: op zoek naar masculinisering

/hersemantisering ............................................................................................................ 95

4.3. Parameter 2: formele regels...................................................................................... 99

4.4. De parameter frequentie ......................................................................................... 103

5 CONCLUSIES .................................................................................................................... 106

6 BIBLIOGRAFIE ................................................................................................................. 110

7 BIJLAGEN ......................................................................................................................... 114

Page 10: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

6

1 SITUERING:

NATUURLIJK GESLACHT VS. GRAMMATICAAL GENUS

1.1 Algemeen: genussystemen, wat en hoe

1.1.1 Wat is een genussysteem?

Een genussysteem is een nominale classificatie van een taal. De belangrijkste eigenschap

hiervan is congruentie (agreement), zo omschrijft Corbett in The World Atlas of Language

Structures1 (CORBETT 2005, blz. 126):

“A language has a gender system only if we find different agreements ultimately

dependent on nouns of different types. In other words, there must be evidence for gender

outside the nouns themselves”

Een voorbeeld (CORBETT 2005, blz. 126) is het Russisch waar de werkwoorden congrueren

met het gender van het zelfstandig naamwoord:

(1) a. Žurnal ležal na stole.

Tijdschrift liggen.M op tafel

‘Het tijdschrift ligt op de tafel’

b. Kniga ležal-a na stole.

Boek liggen.V op tafel

“Het boek ligt op de tafel’

c. Pis’mo ležal-o na stole.

Brief liggen.N op tafel

‘De brief ligt op de tafel’

Bovenstaande voorbeelden tonen hoe de verschillende vormen van het werkwoord het

resultaat zijn van het type zelfstandig naamwoord waarmee het congrueert. Het substantief

žurnal in zin (?a.) is mannelijk, het substantief kniga in zin (?b) vrouwelijk en het substantief

1 Naar deze publicatie zal in de rest van de tekst met de afkorting WALS verwezen worden.

Page 11: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

7

in zin (?c.) pis’mo is neuter. Het werkwoord congrueert telkens met het zelfstandig

naamwoord, resp. ležal (m.), ležal-a (v.) en ležal-o (neutr.). Dit is een voorbeeld van een

genussysteem omdat er voldaan wordt aan de vooropgestelde definitie dat deze zelfstandige

naamwoorden moeten congrueren met andere naamwoorden maar dat er voor de rest geen

verschillen zijn, bv. op het vlak van getal, casus of hun syntactische structuur.

Veel Indo-Europese talen behielden hun drieledige genussysteem (zoals het Ijslands en het

Duits), in andere talen werd het genussysteem gereduceerd tot tweeledig (bijvoorbeeld het

Frans en Spaans) (CORBETT 2005, 127). De traditionele benamingen voor die klassen zijn

‘mannelijk’, ‘vrouwelijk’ en ‘neutraal’. De combinaties ‘mannelijk’ versus ‘vrouwelijk’, en

‘neutraal’ versus ‘niet-neutraal’ zijn gekend voor talen met tweeledige klassen (VAN

BEURDEN, 1990). Het Zuid-Nederlands2 volgt de driedeling, waarmee elk substantief

verbonden wordt (hoe dit zich uit, staat uitgelegd in 2.3).3

Deze driedeling in het Zuid-Nederlands lijkt misschien erg voor de hand liggend voor een

moedertaalspreker Nederlands, maar in de WALS wordt getoond dat dit allesbehalve het geval

is. Zo gaan 144 van de 256 onderzochte talen in de WALS door het leven zonder

genussysteem. 50 talen bezitten 2 genera, slechts 26 talen 3 genera (waaronder het

Nederlands), nog 12 talen hebben een vierledig genera-systeem en nog een restgroep van 24

talen gebruikt er ‘vijf of meer’ (CORBETT 2005, 127). Uit deze gegevens is meteen duidelijk

dat een drieledig genussysteem – de Zuid-Nederlandstalige situatie – niet zo vaak voorkomt,

en slechts zo’n 10% van de onderzochte talen omvat.

Een genussysteem kan gebaseerd zijn op sexe of niet (sex-based en non-sex-based gender

systems, CORBETT 2005, blz. 130). Het Nederlands is één van 84 door de WALS onderzochte

talen met een ‘sexe-gebaseerd’ genussysteem. Dit is bijvoorbeeld heel duidelijk zichtbaar in

het pronominale genussysteem dat hier zal onderzocht worden (zie infra). Niet alle talen

hebben echter een genussysteem gebaseerd op sexe, hier is dan sprake van een vorm van

‘animacy’4 (CORBETT 2005, blz.131). Een voorbeeld hiervan is de opdeling menselijk vs. niet-

2 Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen het Zuid-Nederlands, dit is het Nederlands gesproken in Nederlandstalig België en de Nederlandse provincies Nederlands Limburg en Noord-Brabant. Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan. 3 Het is ook mogelijk de naamwoorden in het standaard-Nederlands in te delen in 2 genera: ‘onzijdig’ en ‘niet-onzijdig’, dit komt overeen met de verhouding tussen de-woorden en het-woorden. (Zonneveld 1998, blz. 24) Omdat dit onderzoek zich echter toespitst op het pronominale genussysteem, zal verder aangenomen worden dat het Zuid- Nederlands een drieledig systeem bevat, waar alle substantieven mannelijk, vrouwelijk of onzijdig zijn. De tendens tot masculinisering, waar ook het pronominale genussysteem gereduceerd wordt tot mannelijk of onzijdig, zal later besproken worden. 4 Meer onderzoek hierover: DAHL, Ôsten, 2000.

Page 12: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

8

menselijk die bijvoorbeeld gemaakt wordt in Niger-Congo. Verder zal hier niet op ingegaan

worden daar dit geen meerwaarde brengt voor dit onderzoek.

1.1.2 Natuurlijk (geslacht) vs. grammaticaal (genus)

Het onderscheid tussen grammaticaal genus en natuurlijk geslacht is niet moeilijk te

schetsen: genus is een taalkundig kenmerk dat woorden in masculiene, feminiene en neutrale

woorden onderverdeelt, (natuurlijk) geslacht een biologisch kenmerk van mensen en

(sommige) dieren (VAN DALE, 2005 en ANS, §3.3.1). Grammaticaal genus en natuurlijk

geslacht komen echter niet altijd met elkaar overeen. Bv. (ZONNEVELD 1998, blz. 25):

(2) Het meisje voelt zich niet goed. Ze is ziek.

(3) Dit is het meisje, dat een boek kon kopen, want ze had geld gespaard.

Zo is bijvoorbeeld het woord ‘meisje’ voorzien van het neutraal grammaticaal genus ‘het’

(zoals elk diminutief, zie infra) maar werd er gerefereerd naar het meisje met ‘ze’, er werd

verwezen naar haar natuurlijk geslacht; vrouwelijk, zoals in (1) gedemonstreerd. Hierbij

wordt dus aangetoond dat natuurlijk geslacht invloed uitoefent op het gebruik van

voornaamwoorden.

. Bijvoorbeeld (ANS §3.3.1):

(4) Stel dat het staatshoofd hier op bezoek komt, dan moeten we haar toch waardig

kunnen ontvangen.

Zo weten we door de aanduiding bij ‘het staatshoofd’ in bovenstaande zin dat het over een

vrouwelijk staatshoofd gaat. Zo wordt er dus vrouwelijk verwezen naar een substantief met

het onzijdige lidwoord het. Het wordt nog duidelijker in een andere taal, zoals het Frans, waar

natuurlijk geslacht en woordgeslacht elkaar duidelijk kruisen:

(5) Elle est belle, le nouveau professeur.

Het gaat hier om een knappe lerares, waar in het Frans ‘professeur’ mannelijk is, ook voor een

vrouwelijke referent, zodat le nouveau ook mannelijk congrueert met professeur. Belle

daarentegen congrueert dan weer met het vrouwelijke elle, het vooropgesteld subject. (NIJEN

TWILHAAR 1992/I, blz. 302)

Page 13: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

9

De hierboven omschreven definitie van genus en geslacht impliceert dat de term geslacht

enkel zinnig is bij woorden die ook daadwerkelijk volgens sekse kunnen benoemd worden

(zie 2.4)5: de persoonsnamen of geslachtelijke substantiva. Op deze manier gebruikt Van

Haeringen (1954, blz. 10-12) de tweedeling geslacht – genus: geslacht – enkel te gebruiken in

de zin van ‘sekse’ – is in te delen in mannelijk en vrouwelijk. Dit tegenover genus; Van

Haeringen ziet deze term als de voortzetting of de rest van het oude indo-germaanse drie-

klassensysteem in het Noord- en Zuid-Nederlands en deelt deze op in de drie genera

masculien, feminien en neuter.

1.2 Synchroon: het genussysteem in de Nederlandse taal

1.2.1 De zichtbare aanwezigheid van het Nederlands6: de lidwoorden

1.2.1.1 Het Standaardnederlands

Voor het Nederlands geldt de volgende definitie over genus:

“Het genus of woordgeslacht is een eigenschap van substantieven die bepalend is voor

de (vorm van de) lidwoorden, adjectieven en de meeste voornaamwoorden waarmee

een enkelvoudig substantief in combinatie optreedt of waardoor het vervangen kan

worden.”(ANS §2.3.1)

Het gebruik van lidwoorden is in het Nederlands de makkelijkste manier om het genus of

woordgeslacht te demonstreren. De zelfstandige naamwoorden zijn immers in te delen in de-

woorden, die enkel te combineren zijn met het lidwoord de, en het-woorden, de woorden die

enkel samen met het lidwoord het optreden. Dit onderscheid heeft gevolgen wanneer er

bijvoorbeeld verwezen wordt naar de substantieven: naar de-woorden verwijst men met hij, zij

(of ze), deze en die terwijl men naar het-woorden refereert met het, dit of dat (ANS §2.3.1).

De-woorden kunnen onderscheiden worden in vrouwelijke en mannelijke substantieven (resp.

masculina en feminina), het-woorden zijn onzijdig. Van cruciaal belang voor dit onderzoek is

het verschil in feminiene en masculiene substantieven bij verwijzing door middel van

5 Dit geldt voor het Noord-Nederlands enkel voor humane substantieven en voor het Zuid-Nederlands voor substantieven die naar mensen verwijzen en sommige dierennamen die typisch vrouwelijk of mannelijk benoemd worden. Zie ANS §3.3.3 blz. 160-162. 6 De ontwikkelingen uit de Middelnederlandse periode, zoals bv. de apocope van de slotsjwa, worden weergegeven in BLANCQUAERT, 1943. Informatie over de toestand van de zeventiende en achttiende eeuw op het gebied van de kennis van genus en geslacht: MALJAARS, 1979 en HERMKENS, 1981.

Page 14: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

10

persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden – de zgn. voornaamwoordelijke uitdrukking

(ANS §2.3.1). Omdat dit onderzoek is toegespitst op pronominale genustoekenning in

subjectpositie, en het materiaal een geschreven corpus beslaat, zullen hieronder de pronomina

hij, zij en ze aan bod komen (bij de verwijzing naar de-woorden) en het pronomen ‘het’, bij de

verwijzing naar het-woorden.

1.2.1.2 Stadsantwerps

In het zonet besproken Standaardnederlands is er aan de hand van de bepaalde lidwoorden

geen onderscheid te maken tussen feminiene en masculiene substantieven, ze dragen immers

beiden het bepaalde lidwoord de met zich mee. In het Antwerpse dialect is dit anders; dit kent

net zo goed de drie woordgeslachten masculien, feminien en neuter, maar ze zijn beter

zichtbaar aan de hand van de lidwoorden (zowel bepaalde als onbepaalde). Op welke manier

dit zichtbaar zijn van het woordgeslacht tot uiting komt wordt hieronder weergegeven in een

tabel en enkele voorbeelden (DE SCHUTTER, Georges en JAN NUYTS, blz. 65 – 66):

1. Mannelijke substantieven kunnen de(n) (of ne(n) als onbepaald lidwoord) voor zich krijgen

(normaal met –n wanneer het bijbehorend volgend substantief met een klinker, of begint met

de medeklinkers t, d of b).

Bijvoorbeeld: den achtermuur, den tak, den drôôd (de draad), de véngt (de vent)

Verwijzingen ernaar kan gebeuren met aë of em:

Bijvoorbeeld: den achtermuur is smeëreg gewörre, ge zult em moette schildere

‘de achtermuur is smerig geworden, je zult hem een verfje moeten

geven’

2. Vrouwelijke substantieven kunnen voorafgegaan worden door de (of en als onbepaald

lidwoord), dit stemt dus voor het bepaalde lidwoord overeen met het AN. Bij dit vrouwelijke

lidwoord kan (net zoals bij het meervoudige bepaalde lidwoord) de eind-e weggelaten worden

als het volgende woord met een klinker begint.

Page 15: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

11

Bijvoorbeeld: de kas (de kast), de zikte (de ziekte), de vraa (de vrouw)

d aa vraa (de oude vrouw)

Een verwijzing kan gebeuren met ze, eveneens hetzelfde als in het AN.

Bijvoorbeeld: de tôôfel moet nor binne, pakt ze meej oep

‘de tafel moet naar binnen, pak ze mee op’

3. Onzijdige substantieven zijn in het Antwerps op dezelfde wijze herkenbaar als in het

Standaardnederlands wanneer ze een bepaald lidwoord met zich meedragen: het bepaalde

lidwoord et (et).

Bijvoorbeeld: et manneke, et kingd (het kind), et pak

Ook met het woordje et (het) kan er naar een onzijdig substantief verwezen worden.

Bijvoorbeeld: aj eeg et grasmasjing naj aëndelek wéggezét, et stoeng ier ol viërtig

dôôgen in de wég

‘hij heeft de grasmaaier nu eindelijk weggezet, hij stond hier al twee

weken in de weg’

Ook het adjectief is onderhevig aan dialect (in België) en kan hierbij de genuskennis ten

goede komen (zie TAELDEMAN, 1980). Het belang van de zichtbare aanwezigheid van het

genus (in dialect) zal in §1.4. besproken worden.

1.2.2 Gebruik van formele en semantische regels

Van de meeste substantieven weten we zonder nadenken of het een de-woord of het-woord is,

bijvoorbeeld; weinig moedertaalsprekers vragen zich af of het nu de stoel of het stoel is. JAN

DON (2001, blz. 116) omschrijft deze zichtbaar systeemloze kennis als volgt: stel je voor dat

je van 40.000 mensen, een stadion vol, moet onthouden of deze mensen wél of geen suiker bij

hun koffie willen. Het zou onmogelijk zijn dit klaar te spelen. Wanneer we voorbij de

classificatie van onze substantieven aan de hand van de twee verschillende mogelijke

lidwoorden, de en het kijken, hebben we de drie verschillende woordgeslachten in het Zuid-

Nederlands, feminien, masculien en neuter. Ook deze classificatie zette menig taalkundige aan

Page 16: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

12

het denken, zoals bv. Bloomfield (1973, blz. 271, 280)7:

“…the gender categories of most Indo-European languages…do not agree with

anything in the practical world…there seems to be no practical criterion by which the

gender of a noun in German, French or Latin could be determined.”

De idee van een volledig arbitraire verhouding tussen woord en geslacht – hierboven

omschreven door Bloomfield – moet worden verlaten, er zijn immers systemen voor de

toewijzing van woordgeslacht. Deze Systems of Gender Assignment (CORBETT 2005, blz.134)

bevatten zowel formele als semantische regels (vormcategorieën en betekeniscategorieën).

Een taal kent formele regels wanneer bijvoorbeeld het voorkomen van suffix a altijd

samengaat met genus x of dat substantieven met b aantal lettergrepen in de regel altijd genus

y met zich meedragen. Een voorbeeld van een betekeniscategorie is dat in het Nederlands alle

talen het-woorden zijn. In de WALS wordt gedefinieerd wat de mogelijke combinaties aan

regels zijn voor talen en hun genussystemen:

“There is a significant asymmetry: languages may base their assignment system on

semantic rules, or on semantic and formal rules, but not just on formal rules.”

(CORBETT 2005, 134)

Het Nederlands behoort tot de laatstgenoemde categorie, en bezit dus zowel vormcategorieën

als betekeniscategorieën. Moedertaalsprekers van het Nederlands kennen ongeveer 60.000

woorden, waaronder 40.000 substantieven, waar ze – zo goed als – feilloos telkens het

correcte lidwoord bij kunnen weergeven. Hieronder zullen er een paar voorbeelden van zowel

vormcategorieën als betekeniscategorieën gegeven worden:

Vb. van vormcategorieën in het Nederlands8

a. Substantieven die eindigen op het achtervoegsel –de, -te en –heid zijn

vrouwelijke woorden.9 Vb: de liefde, de begeerte, de waarheid

b. Substantieven met twee lettergrepen die beginnen met ge– zijn altijd onzijdige

woorden (dus het-woorden). Vb: het gezag, het geloof

c. Verkleinwoorden zijn altijd het-woorden 7 Overgenomen uit: ZUBIN & KÖPCKE 1981, blz. 439. 8 Nederlandse Grammatica voor Anderstaligen blz. 52 – 54, Algemene Nederlandse Grammatica blz. 42 – 44, Van Dale blz. xxviii) 9 Hier moet bij vermeld worden dat de Nederlandse Grammatica voor Anderstaligen deze woorden omschrijft als ‘vrouwelijk’. Van Dale en de Algemene Nederlandse Grammatica (verder: ‘NGA’) omschrijven deze als de-woorden, zonder hierbij te specifiëren mannelijk of vrouwelijk. De e-ANS stipt aan dat dit in het Zuid-Nederlandse taalgebied als vrouwelijk aanschouwde woorden zijn, meer over de tegenstelling noord-zuid in het Nederlandse taalgebied zie infra.

Page 17: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

13

Vb: de stoel – het stoeltje, de brief – het briefje, het boek – het boekje

d. Alle substantieven zijn in de meervoudsvorm de-woorden

Vb: het huis – de huizen, het boek – de boeken

Vb. van betekeniscategorieën in het Nederlands

a. Persoonsnamen zijn de-woorden.10 Vb: de vader, de violist, de leerling

b. Namen van bloemen, bomen en vruchten zijn altijd de-woorden.11

Vb: de tulp, de eik, de kers

c. Namen van talen zijn het-woorden. Vb: het Nederlands, het Pools

d. Namen van metalen zijn het-woorden. Vb: het ijzer, het goud

Hoe je puur theoretisch kan beredeneren of een substantief het lidwoord de of het met zich

meedraagt hangt af van de geleedheid van een substantief, en of het zelfstandig naamwoord

ook als werkwoord gebruikt wordt, en of dit dan regelmatig of onregelmatig vervoegd wordt.

Dit werd schematisch neergeschreven door Jan Don (2001, blz. 118):

TABEL 1.1.: ‘DE VOORSPELLENDE KRACHT’ VAN HET NEDERLANDSE GENUS, NAAR JAN DON

JA HET RECHTERDEEL BEPAALT HET GESLACHT.

JA HET ZELFSTANDIG

NAAMWOORD HEEFT

HET LIDWOORD DE

JA WORDT HET

WERWOORD

ONRGELMATIG

VERVOEGD? NEE HET GESLACHT VAN

HET ZELFSTANDIG

NAAMWOORD MOET

ONTHOUDEN WORDEN

IS HET

ZELFSTANDIG

NAAMWOORD

GELEED? NEE KAN HET ZELFSTANDIG

NAAMWOORD OOK ALS

WERKWOORD GEBRUIKT

WORDEN?

NEE HET GESLACHT VAN HET ZELFSTANDIG NAAMWOORD

MOET ONTHOUDEN WORDEN

Zonder verder in te gaan op deze verbanden – ze zullen immers verder niet besproken worden

in dit onderzoek – moet gezegd dat dit schema niet altijd helpt, én dat we een fenomenaal

geheugen nodig zouden hebben, mochten we alle substantieven en hun eigenschappen willen

leren. De baat die we hebben bij semantische en formele regels in verband met het behoud

van grammaticaal genus, is zó meteen duidelijk, het gebruik van formele en semantische

regels zal verder uitgewerkt worden in §2.3.

10 Als uitzonderingen worden er bij ANS vermeld: het kind, het heer, het jongmens, het mens, het wijf 11 Hier wordt in ANS en NGA niet gespecifieerd of deze mannelijk of vrouwelijk zouden zijn, enkel dat het allen de-woorden zijn.

Page 18: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

14

1.2.3 Nederlands tussen Engels en Duits

“Als je van west naar oost door West-Europa reist, bijvoorbeeld van Oxford via

Utrecht naar Leipzig, dan doet zich het volgende verschijnsel voor: terwijl het reisgeld

afneemt, neemt het aantal woordgeslachten toe.” (ZONNEVELD 1998, blz.24)

Dat het Nederlands een middenpositie aanneemt tussen de Engelse en Duitse taal is een

welgekend idee. Dit uit zich duidelijk in het genus van de nomina in deze drie Germaanse

talen. Het Nederlands heeft op het adnominale domein twee genera bewaard. Zo zijn alle

substantieven in te delen in de-woorden, de van oorsprong mannelijke en vrouwelijke

woorden, en het-woorden, de zgn. onzijdige woorden (zie 2.3.1). Op het pronominale domein

is de situatie complexer: waar in theorie een systeem met drie genera stand houdt, blijkt in

praktijk – in bepaalde delen van het Nederlandse taalgebied – vaak het feminiene pronomen

zij/ze12 enkel nog gebruikt te worden om te verwijzen naar vrouwelijke personen.

Het Engels bezit amper nog een genussysteem waar het Duits het driegenerasysteem bewaard

heeft. De situatie ziet er schematisch als volgt uit (DE VOGELAER 2006, blz. 90):

TABEL 1.2.: GENUS IN HET ENGELS, NEDERLANDS EN DUITS

ENGELS NEDERLANDS DUITS

AANTAL GENERA:

ADNOMINAAL DOMEIN (VERGELIJK LIDWOORDEN):

ÉÉN LIDWOORD: THE TWEE LIDWOORDEN: DE, HET DRIE LIDWOORDEN: DER, DIE, DAS (+ CASUSVORMEN)

PRONOMINAAL GENUS (VERGELIJK PRONOMINA VOOR NIET-PERSONEN):

ÉÉN: IT TWEE À DRIE: HIJ, HET, VARIATIE MET BETREKKING

TOT ZIJ/ZE

DRIE: ER, SIE, ES (+ CASUSVORMEN)

GENUSTOEKENNING:

SEMANTISCH GENUS

(ALLEEN PRONOMINAAL

DOMEIN)

- GRAMMATICAAL GENUS

(ADNMINAAL)

- TENDENS TOT

SEMANTISCH GENUS

(PRONOMINAAL)

(HOOFDZAKELIJK) GRAMMATICAAL GENUS

In de Engelse taal ontbreekt elke vorm van grammaticaal genus, dit is door de historische

evolutie van de taal zo gegroeid. Enkel pronomina die naar personen verwijzen, gebaseerd op

12 In dit onderzoek zal de voorkeur gegeven worden aan de zwakke vorm ze omdat in de meeste varianten van het Nederlands de sterke vorm zij enkel gebruikt wordt om naar personen te verwijzen. (De Vogelaer 2006, blz. 90-91)

Page 19: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

15

het natuurlijk geslacht, geven een geslacht weer in het Engels (de zgn. natural gender rule of

animacy rule). De keuze bestaat, aan de hand van semantische eigenschappen van de referent,

zo uit de pronomina he en she voor resp. mannelijke en vrouwelijke referenten, en it voor alle

andere nomina. De unieke status van het Engels, als taal waar genus enkel zichtbaar is bij het

pronominale genus (verwijzend naar personen) wordt weergegeven in WALS (CORBETT 2005,

blz. 126) die als enige andere taal in deze categorie het Defaka (Niger-Congo, Niger Delta,

Nigeria) aanduidt. Het Engels wordt door Corbett dus aangeduid als ‘taal met een

genusysteem’ louter op basis van het genus dat zichtbaar wordt wanneer er pronominaal

verwezen wordt naar menselijke subjecten (CORBETT 2005, blz. 126).

Het Duits bewaarde zowel op adnominale domein (lidwoorden en adjectieven) als op

pronominale domein (voornaamwoorden) het drieledige genussysteem masculien, feminien en

neuter. Voor deze beide domeinen gebeurt de verwijzing en verbuiging aan de hand van het

grammaticaal genus. Het genus van de voornaamwoorden en de verbuiging van de

lidwoorden en adjectieven congrueert met het genus van het voornaamwoord; dit is de zgn.

syntactische congruentie. Ook het Duits kent regels voor genustoekenning, zowel

vormcategorieën als betekeniscategorieën (voor een uitgebreide studie hiervan zie Zubin,

Köpcke en Mills). Een voorbeeld van een formele regel voor de Duitse taal is het Consonant

Cluster Principle: deze fonetische regel houdt in dat hoe meer consonanten een

monosyllabisch zelfstandig naamwoord heeft in begin- of eindpositie, hoe meer kans dat het

een mannelijk woord is (voor meer uitleg zie ZUBIN en KÖPCKE 1981, blz. 440). Voorbeelden

van semantische regels in het Duits zijn (MILLS blz. 27):

• Muziekinstrumenten zijn vrouwelijk, bv: die Orgel (het orgel)

• Chemische elementen zijn neutraal, bv: das Silber (het zilver)

De positie van het Nederlands die als germaanse taal de ‘middenweg’ vormt tussen het Engels

en Duits is onmiskenbaar. Er zal gezocht worden naar gelijkenissen en verschillen in deze drie

talen en hun taalverwervende kennis van het genussysteem bij het bespreken van de resultaten

in hoofdstuk 5.

Page 20: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

16

1.3 Veranderingen in het systeem: noord en zuid

Er is een duidelijke scheiding in het Nederlandse taalgebied dat we – ruwweg – opdelen in

noord en zuid. Het aantal pronominale genera en hoe ze gebruikt worden varieert: waar in het

Zuid-Nederlands13 – tot nog toe – het drie-genera systeem hij, ze, het gehandhaafd wordt,

ontwikkelde het Noord-Nederlands een twee-genera systeem hij, het.

De zgn. persoonsnamen (of zoals VAN HAERINGEN (1954) ze benoemt: geslachtelijke

substantieven) overkoepelen deze scheiding, en worden zowel in het Zuid-Nederlands als het

Noord-Nederlands hetzelfde gebruikt: namen van mannelijke personen zijn mannelijke

substantieven, namen van vrouwelijke personen vrouwelijke substantieven, bijvoorbeeld

(ANS §3.3.3):

(8) vader, koning, leraar: mannelijk

(9) moeder, koningin, lerares: vrouwelijk

Een speciale subcategorie vormen de gemeenslachtige substantieven. Deze woorden kunnen

zowel mannen als vrouwen aanduiden, bv: de persoonsnamen deugniet, gids, leerling,

zelfstandig gebruikte adjectieven zoals arme, blinde, zieke, en zelfstandig gebruikte

deelwoorden zoals beklaagde, gewonde, verdachte. Deze woorden worden – naargelang het

geslacht van de aangeduide personen – vrouwelijk of mannelijk gebruikt, bijvoorbeeld (ANS

§ 3.3.3):

(10) De getuige mag binnenkomen, hij kan nu zijn verklaring afleggen.

De getuige mag binnenkomen, zij kan nu haar verklaring afleggen.

De afwezigheid van het feminien genus in het Noord-Nederlands taalgebruik werd een halve

eeuw geleden leuk geschetst:

“Wie in een trein een medepassagier tegen zijn gezelschap hoort zeggen ‘leg ze maar

in de koffer’, die denkt geen ogenblik dat met ‘ze’ een jas of een das of een ander

voorwerp kan bedoeld zijn. Is het meervoud uitgesloten bv. door een enkelvoudige

werkwoordsvorm, dan denkt de Noordnederlander onvermijdelijk aan een vrouwelijk

menselijk wezen.” (VAN HAERINGEN 1954, blz. 4)

13 Hiertoe rekenen we het Nederlandstalig België en de Nederlandse provincies Nederlands Limburg en Noord-Brabant, die ook het traditionele drie-genera systeem hebben bewaard (Audring 2006, blz. 85)

Page 21: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

17

Bovenstaand fragment toont aan hoe moeilijk het is voor een moedertaalspreker van het

Noord-Nederlands de pronominale verwijzing ‘ze’ te koppelen aan een niet-menselijke

referent. Deze discrepantie tussen noord en zuid wordt nog duidelijker met een paar

voorbeelden. Zoals eerder vermeld heeft het Noord-Nederlands twee mogelijkheden in

verband met het pronominaal verwijzen naar niet-menselijke referenten: commuun (voor de

voormalig masculiene en feminiene de-woorden) en neutraal, de het-woorden. Het Zuid-

Nederlands heeft hier echter het conservatieve drie-genera systeem bewaard en kan dus ook

feminien verwijzen naar een referent bij pronominale genustoekenning. Hier enkele

voorbeelden (ANS § 3.3.3.5):

(11) Als de tafel in de weg staat, schuif’m dan maar opzij.

Als de tafel in de weg staat, schuif ze dan maar opzij.

(12) Waar heb ik die pan gelaten? O ja, hij staat op de vensterbank.

Waar heb ik die pan gelaten? O ja, ze staat op de vensterbank.

(13) Hoe vind je die peer? Ik vind ‘m erg lekker.

Hoe vind je die peer? Ik vind ze erg lekker.

In (11), (12) en (13) representeren de eerste zinnen telkens de Noord-Nederlandse situatie,

waar naar de ‘voormalig feminiene’ substantieven tafel, pan en peer met ‘m en hij mannelijk

wordt gerefereerd, deze ontwikkeling wordt masculinisering (Geeraerts, 1992) genoemd. In

de tweede versie van elk zinspaar is de Zuid-Nederlandse versie te zien, waar het

conservatieve genussysteem wordt weergegeven met de vrouwelijke verwijzing ze.

Het fenomeen ‘masculinisering’, zoals hierboven weergegeven in de voorbeeldzinnen, is al

langer een feit in Nederland: de maculiene pronomina krijgen een ongemarkeerde status,

doordat het gebruik met hij-aanduiding toeneemt bij de-woorden zonder sexueel gekenmerkte

referent. Audring omschrijft de situatie als volgt:

“With the conflation of masculine and feminine determiners, the “gender feeling”

(“genusgevoel” E-ANS §3.3.3.5) of the speaker disappeared as the knowledge of the

former masculine or feminine gender of nouns was lost. Many formerly feminine

nouns are now pronominalized as masculine. Despite normative efforts, only the

written language has preserved the grammatical (that is, not semantically motivated)

feminine to some degree, primarily in nouns with certain suffixes and in reference to

collective entities.”(AUDRING, 92)

Page 22: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

18

Geeraerts (1992) onderzocht deze tendens voor het Zuid-Nederlands, en kwam tot de

conclusie dat ook in Vlaanderen deze evolutie ‘geen incidenteel of marginaal verschijnsel is’

(Geeraerts 1992, 83) en dat de ‘masculinisering’ ook hier aan het doordringen is (bij

substantieven in bepaalde semantische categorieën al meer dan bij andere, zie §2).

De evolutie waar voornaamwoorden van het Nederlands zich met bepaalde semantische

waarden binden in plaats van een verwijzing het grammaticaal genus wordt hersemantisering

genoemd (Audring, 2002). Hierbij werd vastgesteld na onderzoek dat in het Noord-

Nederlands vaak naar zowel de- als het- woorden met het masculiene pronomen wordt

verwezen wanneer het gaat om telbare items, en naar het-woorden met de masculiene en

neutrale pronomen wanneer het gaat om niet-telbare begrippen (§.2.).

Het beeld dat de (Zuid)-Nederlands spreker echter krijgt wanneer hij goed kijkt naar het

gebruik van het pronominaal genussysteem is het volgende:

“Such contradictions between rule and reality might tempt one to agree with the

notion widespread south of the Rhine and Meuse, that linguistic Mason-Dixon line of

the Dutch language area, that the Hollanders are simply confused about noun gender:

after doing away with the third grammatical gender, which still lives on in the south,

they now cannot even consistently distinguish the two they have left!” (FLETCHER

1984, 55)

Bovenstaand fragment van Fletcher (1984) creëert een beeld van chaos. Het is echter

belangrijk in het achterhoofd te houden dat dit verschil in gebruik van pronominale

genustoekenning het naast elkaar staan is van twee varianten van de standaardtaal (het twee-

genera-systeem in het Noord-Nederlands dat hier, in Vlaanderen, mogelijk ook meer en meer

wordt toegepast, en het conservatieve drie-genera-systeem van het Zuid-Nederlands), waarbij

dus beide systemen juist zijn en niet kunnen afgedaan worden als regionale variant (E-ANS §

3.3.3.5).

Page 23: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

19

1.4 Het belang van een dialectachtergrond

Het woordgeslacht wordt in dialect weerspiegeld in het lidwoord en adjectief dat bij het

subjectief staat (bv. dieën goeien oavend (‘die late avond’) als mannelijk woord) zoals

hierboven voor het ‘Stadsantwerps’ uitvoerig beschreven staat. Het woordgeslacht wordt

daarnaast ook zichtbaar in de zgn. pronominale aanduiding, die hier onderzocht wordt. Zoals

hierboven uitgelegd kent Zuid-Nederlands sprekers wel een feminiene pronominale

verwijzing naar vrouwelijke zaaknamen, waar Noord-Nederlands sprekers naar deze woorden

met het masculiene pronomen zal verwijzen. De idee ontstaat zo dat pronominale verwijzing

het snelst verdwijnt, doordat dit onderdeel van het woordgeslacht het meest nadrukkelijk

aanwezig en zichtbaar is in onze taal. Door de – ondertussen decennia lange – opkomende

standaardisering raken de dialectkenmerken van het woordgeslacht in onbruik, waardoor de

kennis van het woordgeslacht net zo goed als sneeuw voor de zon verdwijnt. Hoppenbrouwers

(1983) onderzocht voor één Oostbrabantse gemeente (Westerhoven) of er een directe link was

tussen kennis van het dialect en het correct weergeven van het traditionele genus. Uit dit

onderzoek (HOPPENBROUWERS, 1983) blijkt wel degelijk dat de kennis van het woordgeslacht

afhankelijk is van het dialectgebruik, en zo wordt dus ook verwacht dat deze kennis van het

pronominale genussysteem meer en meer ook in het Zuid-Nederlands zal gelijken op het

Noord-Nederlands, met een enkel onderscheid tussen masculiene (voor alle de-woorden) en

neutrale verwijzing (bij het-woorden).

Page 24: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

20

2 ONDERZOEKSOPSTELLING

2.1 Verantwoording onderzoeksonderwerp

2.1.1 Doelstellingen

Over het pronominale genussysteem in het Nederlandse taalgebied wordt al lange tijd

geschreven. Zo omschrijft Van Haeringen de situatie reeds in 1945 als volgt:

“Genus en geslacht … Op dit punt verschilt ons gesproken zgn. Noord-Nederlands

zeer sterk van de schrijftaal (en het Zuidelijk Nederlands); het mag zelfs als een

andere taal gelden. Een nijpende kwestie die om een oplossing vraagt”.

(VAN HAERINGEN 1945, omslag)

Het hierboven geschetste grote verschil tussen noord en zuid – zie supra §1.3 – van meer dan

een halve eeuw geleden – hoe zou het daar vandaag mee zijn? Graag zou ik onderzoeken of

het Zuid-Nederlands ‘op weg’ is naar het Noord-Nederlandse twee-genera-systeem of dat het

traditionele Zuid-Nederlandse drie-genera-systeem overeind blijft. Daarbij zou ik ook graag

aan mijn onderzoek toevoegen hoe tweedetaalverwervers dit genera-systeem interpreteren,

door anderstalige kinderen te onderzoeken en te steunen op literatuur over

tweedetaalverwering en het genussysteem.

Er werd voor gekozen om de kennis van het pronominale genussysteem niet te onderzoeken

bij volwassenen, maar bij 3 groepen kinderen (ingedeeld volgens leeftijd). Kinderen zijn de

actieve taalverwervers van een taal en de manier waarop kinderen het genussysteem van een

taal aanleren lijkt volgens onderzoek regelgestuurd te zijn. Er bestaan verschillende meningen

over wélke regels het belangrijkst zijn in deze taalverwerving: sommige menen dat

semantische regels het belangrijkst zijn bij de verwerving van het genus, anderen zien de

formele (fonologische, morfologische, syntactische) regels als belangrijkste factor (VAN

BEURDEN en NIJEN TWILHAAR 1990, blz. 193). In dit onderzoek wil ik graag beide pistes

uitwerken, en zowel semantische als formele categorieën van naderbij bekijken, om te

‘ontdekken’ welke notie van het pronominale genussysteem standhoudt bij de jeugd van

tegenwoordig.

Page 25: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

21

2.1.2 Eerste- en tweedetaalverwerving: kinderen als studieobject

Uit vorig onderzoek besloot Lien De Vos (2008) dat mensen ‘bijleren’ op het vlak van

genustoekenning tot hun twintigste, én daarnaast ook dat genuskennis ‘verslechtert’ van

generatie tot generatie. Kinderen en jeugd zijn actief bezig met taal(verwerving), en daarom

een interessant onderzoeksobject. Kinderen die het genussysteem van hun moedertaal onder

de knie proberen krijgen zullen dit systeem uiteindelijk min of meer perfect beheersen, menen

Van Beurden en Nijen Twilhaar (1990, blz. 193). Dat hier wel degelijk een systeem moet

bestaan dat deze kennis bundelt, werd reeds door onderzoekers duidelijk verwoord:

“If children are to form generalizations about gender assignment there must be

extensive correlations in the nominal lexicon on which they could generalize.” (ZUBIN

& KÖPCKE 1981, blz. 439)

Kinderen die op latere leeftijd in België aankomen, of van thuis uit geen (of weinig)

Nederlands aangeleerd krijgen, zullen problemen hebben met de grammaticale opbouw van

hun tweede taal. Van Beurden en Nijen Twilhaar (1990, blz. 193) formuleren het probleem in

verband met genustoekenning als volgt:

“Het probleem bij het leren van het genussysteem van een tweede taal is dat er

nauwelijks systematiek achter de indeling van nomina lijkt te zitten, … Bij elk nieuw

woord zal steeds het juiste genus geleerd moeten worden. Menigeen zal nooit tot een

perfecte beheersing van het woordgeslacht van een vreemde taal komen.”

Graag zou ik hierbij onderzoeken welke problemen jonge tweedetaalverwers precies hebben

met het toepassen van het genera-systeem. Hebben ze evenveel moeite met de semantische als

met de formele regels of is er een significant verschil tussen beide?

Kinderen als studieobject voor een taalkundig onderzoek gebruiken, heeft zowel voor- als

nadelen. Het voordeel is dat kinderen gegroepeerd bereikbaar zijn: op scholen, waar je hele

klassen of zelfs studiejaren kan onderwerpen aan een onderzoek. Een nadeel is het feit dat het

niet zeker is of alle kinderen de opdracht begrijpen (wat toch noodzakelijk is om significante

resultaten te bekomen), en of ze wel daadwerkelijk de opgave proberen uit te voeren. Zo is de

keuze voor schriftelijke invulzinnen (§2.2.1.) voor de hand liggend maar brengt ze zeker ook

problemen met zich mee, en is de indeling van de kinderen volgens afkomst zeker ook niet

probleemloos (zie verder).

Page 26: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

22

2.1.3 Onderzoek in ’t stad: Antwerpen als geografische afbakening

Het woordgeslacht in het Antwerpse dialect werd hierboven besproken, in §1.2.1.2. Hieruit

bleek dat de bepaalde lidwoorden in het ‘Stadsantwerps’14, de(n), d(e), en et het grammaticaal

geslacht van woorden erg zichtbaar maakt. In §1.4. werd besproken dat o.a. het onderzoek van

Hoppenbrouwers bevestigd dat de kennis van dialect een belangrijke meerwaarde biedt voor

het onderhouden van het traditionele genussysteem. Opmerkelijk is dat wanneer we dialect en

standaardtaal vergelijken, er op het gebied van het grammaticale geslacht van een substantief

nogal eens verschillen zijn. Voor het Antwerps is dit net zo. Hieronder worden een paar

voorbeelden gegeven van hoe het geslacht van een woord in het dialect kan verschillen van dit

in de standaardtaal. In de linkerkolom ziet u de Antwerpse dialectvariant, in de rechterkolom

het AN.

den affal masc. het afval neutr.

den aëgendoem masc. het eigendom neutr.

het grasmasjing neutr. de grasmachine fem.

de véngster fem. het venster neutr.

Voor dit onderzoek is het echter erg belangrijk dat het woordgeslacht bij zowel dialect als

standaardtaal hetzelfde is, en er werd dan ook – door middel van het informeren bij families

die al generaties in Antwerpen wonen en thuis dialect spreken – gezocht naar substantieven

die zonder twijfel voldeden aan deze eisen.15

14 Term overgenomen uit SCHUTTER, DE, Georges en Jan NUYTS (2005), Stadsantwerps, Tielt: Lannoo. 15 Helaas zal uit de resultaten blijken dat dit niet volledig gelukt is: het woord boter, in dit onderzoek als masculien aanschouwd, wordt duidelijk als feminien beschouwd door erg veel Antwerpse kinderen.

Page 27: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

23

2.2 Uitwerking opstelling: methode16

2.2.1 Schriftelijke invulzinnetjes

Informatie opvragen aan de hand van schriftelijke invulzinnen is een heel dankbare methode

om op een – relatief – eenvoudige manier een grote hoeveelheid materiaal te verzamelen. De

onderzochte woorden werden gekozen aan de hand van verschillende semantische en formele

regels, zie §2.3. Elk van deze woorden werd – vetgedrukt – in een zin geplaatst. Aan de

leerlingen werd gevraagd pronominaal te verwijzen naar deze gekozen substantieven, en de

zinnen werden zo gevormd dat het duidelijk was dat er naar het substantief en niet naar de

gehele zin moest verwezen worden. Voorbeelden van zinnen uit de enquête zijn:

(?) De soep is lekker, maar ___ is erg warm.

De zolder is eng. ___ zit vol met spinnen.

Die ruzie kan niet blijven duren. ___ moet uitgepraat worden!

Om de druk niet te groot te maken voor de jongste groep ondervraagden (de 6-jarigen, zie

3.2.2.) werd de opgestelde lijst met zinnen in twee gesplitst (een versie A en versie B, zie

bijlage 1 en 2 blz. 114-117), zodat iedereen 45 zinnen kreeg om in te vullen. Omdat het om

zo’n jonge participanten ging werd er op aangedrongen bij de leraren de opdracht met

verschillende voorbeelden uit te leggen en de eerste zin klassikaal uit te voeren.

2.2.2 Welke kindjes? Selectie van de informanten

De geselecteerde kinderen zijn kinderen die in de stad Antwerpen en directe omgeving (zie

hieronder §2.2.2.1) school volgen en voldoen aan de leeftijdscriteria. Zo werden kinderen die

niet volgens hun leeftijd in een klas zaten (maar bijvoorbeeld te jong of te oud waren)

geweerd uit het onderzoek.

16 16 Onderzoek naar de link tussen dialectkennis en de kennis van het woordgeslacht werd voor Nederland onderzocht door Cor Van Bree. Methodologische uiteenzetting hiervan: VAN BREE, 1985.

Page 28: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

24

2.2.2.1 Antwerpse scholen

5 verschillende Antwerpse scholen17 waren bereid mij te helpen met mijn onderzoek en

stelden hun klasjes ter beschikking. Al deze scholen bevonden zich zeer dicht bij – of in het

centrum van Antwerpen; de 3 lagere scholen bevonden zich in Borgerhout en Antwerpen, de

2 middelbare scholen in Berchem en Antwerpen. Er werd verondersteld dat weinig kinderen

van buiten Antwerpen naar deze scholen komen – en dat het dus om een groep kinderen gaat

dat in het Antwerpse opgroeit met een Antwerpse variant van het Nederlands.18

2.2.2.2 Leeftijd

De participanten werden onderverdeeld in drie leeftijdscategorieën. De jongste groep zijn

kindjes uit het tweede leerjaar, de 7-8 jarigen. De middelste groep is het vijfde leerjaar, de 10-

11 jarigen. De derde groep bevat leerlingen uit het tweede middelbaar, de 13-14 jarigen.

De keuze voor deze leeftijdscategorieën is eenvoudig: omdat het noodzakelijk is dat de

kinderen de enquêtes kunnen lezen en begrijpen, leek een categorie jonger dan 7 à 8 jaar niet

aangeraden. Vanaf deze leeftijd werden de twee volgende leeftijden gekozen met een interval

van 3 jaar. Er moet een kanttekening bij gemaakt worden dat voor de leeftijdscategorie vn

de13-14 jarigen enkel twee scholen uit het ASO werden gebruikt voor dit onderzoek. Een

onderzoek uitvoeren in alle secundaire onderwijsinrichtingen zou ook interessant zijn – maar

te omvangbaar voor dit onderzoek.

2.2.2.3 Afkomst: indelen in categorieën

Bij het afbakenen van mijn thesisonderwerp heb ik ervoor gekozen het fenomeen van de

pronominale genustoekenning in Vlaanderen te onderzoeken aan de hand van de afkomst van

de ondervraagde kinderen. Mijn inspiratie hiervoor was het bekende idee dat in Vlaanderen

het pronominaal genussysteem beter bewaard wordt door het wijdverbreide gebruik van het

dialect. In Vlaamse dialecten is immers het woordgeslacht vaak hoorbaar (in het lidwoord,

adjectief, enz.) en dit zorgt voor een beter behoud van ge genussysteem (HOPPENBROUWERS

1983). Hierop steunend kan men dan overwegen dat kinderen met een andere moedertaal dan

het Nederlands ook minder dialectkennis hebben en dus – net zoals de Nederlanders – minder

genusgevoel.

17 Zie bijlage 3 voor de namen en adressen van deze scholen. 18 Natuurlijk kan het spreken van de Antwerpse variant van het Nederlands in de omgeving van de participanten niet verzekerd worden, dit is een veronderstelling waar verder weinig aandacht aan besteed wordt wegens de beperktheid van dit onderzoek.

Page 29: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

25

Door middel van een invulblad met meerkeuzevragen dat samen met de invulzinnetjes werd

opgevraagd kwam ik meer te weten over de talige achtergrond van de leerling. Allereerst

werden er vragen gesteld over de omgeving van de leerling; welke talen thuis en op school

gesproken worden, bijvoorbeeld:

- met mijn mama spreek ik Nederlands:

o JA o JA, maar ook _____________________. o NEE, we spreken _____________________.

Ten tweede werd er opgevraagd vanaf welke leeftijd de leerling met de Nederlandse taal in

contact is gekomen, bijvoorbeeld:

- Ik heb Nederlands geleerd:

o thuis van mijn ouders. o in de kleuterschool. o in de lagere school. o in het middelbaar. o Andere: _____________________.

- Ik woon al heel mijn leven in België:

o JA o NEE, ik kom uit __________________ . Ik ben naar België gekomen toen ik

_________ jaar oud was.

Aan de hand van verschillende parameters zal onderzocht worden welke significant zijn voor

de kennis van het pronominale genussysteem (zie hoofdstuk 5).

Page 30: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

26

2.3 Welke woorden: onderzochte substantieven

De woorden gebruikt voor dit onderzoek werden gekozen aan de hand van verschillende

parameters: semantische categorieën, hun vormeigenschappen en hun frequentie. Deze drie

aspecten zullen in §2.3.1 tot §2.3.3 nader onderzocht worden.

2.3.1 Parameter 1: semantische categorieën

In §2.3.2 werd het belang van semantische regels voor het genus van een taal beschreven. Zo

blijkt uit andere onderzoeken (over het Engels: MILLS (1986) en SIEMUND (2002), over het

Nederlands: AUDRING (2006), DE VOGELAER (2006) en FLETCHER (1984)) dat zowel de

onderverdeling abstractheid (concreet vs. abstract) als telbaarheid (telbaar vs. niet-telbaar)

steek houdt voor het genus van verschillende Germaanse talen.

De zwart-witte verhouding tussen de categorieën telbaar/niet-telbaar en concreet/abstract is

natuurlijk niet geheel waarheidsgetrouw, en zo bouwt Audring (2006, blz. 101) een gradueel

schema op waar substantieven worden opgedeeld volgens hun degree of individuation, de zgn.

Indiviuation Hierarchy (overgenomen uit AUDRING 2006, blz. 102):

TABEL 2.1: INDIVIDUATION HIERARCHY (AUDRING 2006)

HUMAN > OTHER

ANIMATE > BOUNDED

OBJECT/ABSTRACT > SPECIFIC MASS >

UNSPECIFIC

MAS, UNBOUNDED

ABSTRACT

Deze onderverdeling is erg complex – en daarom zal voor dit onderzoek de grens

concreta/abstracta en telbaar/niet-telbaar aangehouden worden. Concrete substantieven zijn

benamingen voor mensen, dieren, dingen en stoffen, de voorbeelden zijn weergegeven in

onderstaande tabel. Abstracte substantieven staan in de ANS omschreven als “benamingen die

over het algemeen niet als zintuiglijk waarneembaar kunnen worden voorgesteld”(ANS

§3.2.1). Een schematisch overzicht biedt Sasse (1993) (overgenomen uit SIEMUND 2002, blz.

225):

Page 31: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

27

TABEL 2.2.: THE HIERARCHY OF INDIVIDUATION (SASSE 1993)

COUNT NOUNS MASS NOUNS

PROPER NOUNS COMMON NOUNS

ANIMATES INANIMATES

PROPER NAMES HUMANS ANIMALS INANIMATE

TANGIBLE

OBJECTS ABSTRACTS MASS NOUNS

De telbaarheid van woorden is makkelijk te testen: bij niet-telbare substantieven is het

moeilijk of onmogelijk om een meervoud te vormen, denk bv. aan de niet-telbare woorden

melk, verwarming, pijn en verdriet, en hoe een meervoud van deze woorden er uit zou zien.

Om terug te kunnen vallen op een schematisering opgesteld voor de Nederlandse taal, werd de

opdeling van de ANS gevolgd (ANS, §3.2.1):

TABEL 2.3.: INDELING VAN DE SUBSTANTIEVEN (ANS, §3.2.1)

SOORTNAMEN EIGENNAMEN

VOORWERPSNAMEN PERSOONSNAMEN DIERNAMEN ZAAKNAMEN

MAN, MEISJE, SOLDAAT HOND, KAT, PAPEGAAI HUIS, STAD, RIVIER

JAN, SYLVIA, VERMEULEN

BELLO, MINO, LORRE VELDZICHT, ROTTERDAM, RIJN

STOFNAMEN WATER, BIER, BETON, GOUD, ZEEP, GAS

CONCRETA

VERZAMELNAMEN KROOST, VEEL, POSTZEGELVERZAMELING, GEBERGTE, ARCHIPEL

ALPEN, PYRENEEËN, ANTILLEN

ABSTRACTA VAL, GOEDHEID, LENGTE, VOETBALCLUB, STROMING, MAAND

VITESSE, ROMANTIEK, APRIL

Voor dit onderzoek werden bij de concreta zowel voorwerpsnamen (telbaar) als stofnamen

(niet-telbaar) onderzocht. Bij de abstracta werden zowel telbare als niet-telbare woorden

gekozen. Uit het corpus werden wel alle bezielde substantieven, zowel persoonsnamen als

diernamen, geweerd om het geheel overzichtelijk te houden. Zo hebben alle woorden in het

corpus al vast één parameter gemeen: ze zijn allen niet-bezield.

2.3.2 Parameter 2: formele regels

Reeds in 2.3.2 werd uitgebreid uitgelegd hoe vormeigenschappen van een substantief kunnen

bijdragen tot de keuze van het genus van dit woord, zo zijn voor het Nederlands bijvoorbeeld

woorden eindigend op –heid altijd vrouwelijk; bv. waarheid, oprechtheid, vermoeidheid. Bij

Page 32: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

28

het opstellen van dit corpus werd gezocht naar drie zulke regels, die elk één van de drie

genera omvatten. Er werd gekozen voor de volgende:

1. woorden eindigend met het suffix –er zijn masculien19, bv: de zolder, de boter, de

winter, de donder

2. woorden eindigend met het suffix –ing zijn zonder uitzondering feminien volgens Van

Dale, bv: de tekening, de verwarming, de oplossing

3. woorden beginnend met het prefix ge- zijn zonder uitzondering neuter (NGA), bv: het

geschenk, het geschreeuw, het geheim

Om het belang van formele regels bij pronominale genustoekenning te kunnen inschatten

werd gekozen voor een corpus bestaande uit zowel formeel gemarkeerde als niet-formeel

gemarkeerde woorden zodat de mogelijkheid ontstond te zien of formele regels een invloed

hebben op de kennis van het genus van een woord. De subcategorieën voor beide categorieën

waren de in §2.3.1 uitgelegde onderverdelingen telbaar en niet-telbaar, concreet en abstract.

2.3.3 Parameter 3: frequentie, de woordenschat van 6-jarigen

Omdat een jonge groep taalverwervers wordt onderzocht, werden woorden gekozen aan de

hand van de Streeflijst woordenschat voor zesjarigen (SCHAERLAKENS e.a. 1999). Deze

streeflijst bestaat uit een lijst woorden – met verschillende woordsoorten waaronder ook veel

substantieven – waarvan theoretisch onderzocht is hoe goed deze gekend zijn bij zesjarigen.

Leraren uit het laatste kleuterklasje en het eerste leerjaar werden in België en Nederland

gevraagd welke woorden gekend zouden zijn bij hun zesjarige leerlingen. Er wordt rekening

gehouden met het feit dat deze theoretische kennis niet absoluut is, en mogelijk niet met de

werkelijkheid in overeenstemming is, maar dit leek de meest betrouwbare manier om

woorden te zoeken voor dit onderzoek.

De procentuele, theoretische ‘bekendheid’ van elk opgenomen woord wordt in de

onderstaande tabellen procentueel weergegeven. Bijvoorbeeld; het woord melk is 98% gekend

bij 6-jarigen volgens leraren van de laatste kleuterklas en leraren van het eerste leerjaar. Dit

19 Met inbegrip van het-woorden eindigend op –er zoals het water. Er werd rekening gehouden met de beperktheid van deze regel, maar een andere formele regel die enkel masculiene woorden omvat werd niet gevonden zodat deze vormcategorie de ‘beste’ voor handen leek.

Page 33: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

29

ten opzichte van voedsel, dat 66% gekend is, en dus ‘minder gekend’ dan het woord melk, dat

(theoretisch) door zo goed als elk zesjarig kind begrepen wordt.

Om de parameter frequentie ook in acht te nemen, werd ervoor gekozen zowel érg frequente

woorden (90% < woord x) als minder frequente woorden (60% < woord y > 80%) op te

nemen in het corpus. Woorden met een lagere frequentie dan 60% werden niet gebruikt20,

daar die maar moeilijk begrepen zouden worden door 6-jarigen, laat staan door jonge

tweedetaalverwervers. Het is immers erg belangrijk voor het onderzoek dat alle woorden

gekend zijn en begrepen worden door alle participanten om te verzekeren dat de kinderen zo

hun motivatie niet verliezen of gaan gokken bij het invullen van de test.

2.3.4 De categorie concreet – telbaar

De eerste categorie die hier besproken zal worden is de categorie [+concreet] en [+telbaar].

Onderstaande tabel bevat de gekozen en opgevraagde (niet-bezielde) substantieven,

gerangschikt op genus, frequentie volgens de Streeflijst (de getallen telkens rechts van de

gekozen woorden), en al dan niet formele gemarkeerdheid.

TABEL 2.4.: OVERZICHT VAN DE SUBSTANTIEVEN UIT DE CATEGORIE CONCREET – TELBAAR GEBRUIKT VOOR

DIT ONDERZOEK

MASCULIEN FEMINIEN NEUTRAAL

NIET-FORMEEL GEMARKEERD

FREQUENT HANDDOEK 98 FLES 96 SCHIP 99

SLEUTEL 99 DEUR 98 HUIS 100

NIET FREQUENT SCHEET 74 HAAG 79 PAD 79

TRUC 71 AUTOSTRADE 79 SCHERM 71

FORMEEL GEMARKEERD

FREQUENT ZOLDER 100 TEKENING 98 GESCHENK 98

NIET FREQUENT EIERDOOIER 71 WONING 63 GEWICHT 69

Omdat het voor de niet-formeel gemarkeerde woorden relatief eenvoudig was geschikte

woorden te vinden, werden voor de zekerheid21 telkens 2 woorden per subcategorie

opgenomen. Voor de formeel gemarkeerde woorden echter was het érg moeilijk om

substantieven te vinden, zodat er maar 1 woord per subcategorie werd opgenomen in het 20 Hier werd een uitzondering gemaakt bij het woord ‘blubber’ dat slechts 19% gekend is bij zesjarigen volgens de streeflijst. Dit woord werd gekozen bij gebrek aan een ‘beter passend’ woord. 21 Zodat men zich er kan van verzekeren dat de resultaten zich niet enkel op dit ene woord baseren, maar gelijkaardig zijn voor de hele categorie zullen deze twee woorden telkens met elkaar vergeleken worden.

Page 34: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

30

corpus.

Audring registreert in haar onderzoek de tendens waar masculiene pronomina gebruikt

worden om naar zowel telbare de- als het-woorden (‘common and neuter nouns’) te verwijzen

(AUDRING, 2006, 95) wanneer het gaat om telbare substantieven. Hier is dan sprake van

‘hersemantisering’, want waar vroeger het grammaticale genus van het woord domineerde

wordt er nu een genussysteem opgebouwd op basis van semantische indelingen (bv. concreet

vs. abstract). Het ligt dus binnen de verwachtingen veel masculiene verwijzingen terug te

vinden in de resultaten voor deze categorie. Dit ligt ook in de lijn van het door Geeraerts

1992) beschreven masculiniseringsproces. Geeraerts ziet de ‘voormalig feminiene

substantieven in Belgisch Nederlands’22 meer en meer voorkomen samen met een masculiene

pronominale verwijzing. Dit systeem komt volgens zijn onderzoek voornamelijk voor bij

telbare substantieven (zie ook DEKEYSER, 1980). Ook Siemund concludeert in ‘Mass versus

count’ (2002, 231) dat de algemene gang van zaken bij een taal is dat naar concrete en telbare

substantieven verwezen wordt met ‘animate’ pronouns, oftewel voor het Nederlands hij of ze.

2.3.5 De categorie concreet – niet-telbaar

De tweede categorie zijn de woorden die voldoen aan de kenmerken [+concreet] en [-telbaar].

Deze (wederom niet-bezielde) substantieven bezitten geen meervoud.23 In andere

onderzoeken zoals Audring (2006), Siemund (2002) en De Vogelaer (2006, blz. 97 – 98) bleek

de parameter telbaarheid van cruciaal belang bij niet-bezielde substantieven.

Ook hier werd een schema opgesteld met onderverdeling tussen de subcategorieën genus

(masculien, feminien en neutraal) en formele markering (niet-formeel gemarkeerd en formeel

gemarkeerd). Audring (2006) stipt aan dat de parameter telbaarheid erg van belang is voor het

(Noordelijk)-Nederlands. Een opsomming van eerdere studies (VAN HAERINGEN 1951,

MALJAARS 1979 en ROMIJN 1996) toont aan dat zgn. mass nouns, of niet-telbare

substantieven, voorkomen met een neuter-pronomen (het), ook als het om de-woorden gaat

(over verschillende Germaanse talen: SIEMUND, 2002, 231). Audring neemt deze ‘switches’

ook waar in haar onderzoek in het Corpus Gesproken Nederlands. Ook voor het Zuidelijk-

Nederlands werd dit bevestigd door De Vogelaer (2006): in dit onderzoek bij 6- en 7-jarigen is

22 Geeraerts 1992, 83. 23 Enkele van deze woorden bezitten wel een theoretisch meervoud, zo zijn soepen of lijmen verzamelnamen. Er wordt echter vanuit gegaan dat kinderen deze vormen niet kennen, daar ze veel minder frequent gebruikt worden zullen ze dus ook als niet-telbaar beschouwd worden.

Page 35: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

31

er een sterke tendens om naar masculiene en feminiene niet-bezielde woorden te verwijzen

met het neuter pronomen het (voor cijfermateriaal: zie DE VOGELAER 2006 blz. 98).

TABEL 2.5.: OVERZICHT VAN DE SUBSTANTIEVEN UIT DE CATEGORIE CONCREET – NIET-TELBAAR GEBRUIKT

VOOR DIT ONDERZOEK

MASCULIEN FEMINIEN NEUTRAAL

NIET-FORMEEL GEMARKEERD

FREQUENT CHOCO 100 MELK 98 VLEES 99

LIJM 99 SOEP 100 SPEELGOED 98

NIET FREQUENT PATÉ 70 OLIE 75 ONKRUID 76

ROOM 73 AARDE 69 VOEDSEL 66

FORMEEL GEMARKEERD

FREQUENT BOTER 100 VERWARMING 95 GESCHREEUW 82

NIET FREQUENT BLUBBER 19 VERLICHTING 74 GEPRAAT 70

Deze evolutie, waarbij naar de-woorden wordt verwezen met een neutraal pronomen, is een

onderdeel van de zgn. hersemantisering (‘resemanticization’) van het Nederlands (AUDRING

95, en zie §3.6.).

2.3.6 De categorie abstract – telbaar

TABEL 2.6.: OVERZICHT VAN DE SUBSTANTIEVEN UIT DE CATEGORIE ABSTRACT – TELBAAR GEBRUIKT VOOR

DIT ONDERZOEK

MASCULIEN FEMINIEN NEUTRAAL

NIET FORMEEL GEMARKEERD

FREQUENT DROOM 97 RUZIE 97 ANTWOORD 95

DAG 98 FOUT 98

NIET FREQUENT OCHTEND 73 BUI 78 OERWOUD 76

OORLOG 77 RAADSEL 73

FORMEEL GEMARKEERD

FREQUENT WINTER 99 VERRASSING 97 GEHEIM 92

NIET FREQUENT OPLOSSING 77 GEZIN 75

De derde semantische categorie substantieven zijn deze die voldoen aan de parameters

[+abstract] en [+telbaar]. Eerder onderzoek toont aan dat ook hier de tendens bestaat om met

het neutrale pronomen naar ‘common nouns’ – wat voor het Nederlands neerkomt op de-

Page 36: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

32

woorden – te verwijzen (SIEMUND, 2002). Fletcher (1984) stelt dit vast voor het Noord-

Nederlands (zonder de term ‘resemanticization’ te laten vallen). Als ook in het Zuid-

Nederlands deze ‘semantische motivatie’ het wint van het grammaticale genus, dan

verwachten we dat in de resultaten te zien aan de hand van een tendens tot neutraal verwijzen

naar masculiene en feminiene substantieven.

2.3.7 De categorie abstract – niet-telbaar

Deze vierde en laatste semantische categorie tenslotte bestaat uit substantieven met de

kenmerken [+abstract] [-telbaar]. Net als voorgaande categorie wordt bij deze woorden

verwacht, aan de hand van literatuur over andere onderzoeken, dat er vaak met neutraal

pronomen zal verwezen worden (over het Engels: Siemund, 2002; over het (Noord-)

Nederlands: Fletcher, 1984).

TABEL 2.7.: OVERZICHT VAN DE SUBSTANTIEVEN UIT DE CATEGORIE ABSTRACT – NIET-TELBAAR GEBRUIKT

VOOR DIT ONDERZOEK

MASCULIEN FEMINIEN NEUTRAAL

NIET FORMEEL GEMARKEERD

FREQUENT PIJN 99 KOU 96 WEER 97

LACH 97 GRIEP 88 VERDRIET 90

NIET FREQUENT HITTE 76 OGENBLIK 75

LIEFDE 69 AFSCHEID

FORMEEL GEMARKEERD

FREQUENT DONDER 95 VERSIERING 90 GELUK 89

NIET FREQUENT REDDING 49 GEKNOEI 66

Page 37: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

33

3 BESPREKING RESULTATEN: LEEFTIJD, AFKOMST EN FORMELE

GEMARKEERDHEID

In dit deel worden de resultaten van het onderzoek weergegeven. Allereerst wordt gezocht

naar een werkbare parameter voor het onderverdelen van onze participanten in groepen, aan

de hand van hun talige achtergrond. Ten tweede zal dan voor een eerste keer bekeken worden

of de kennis van het pronominale genussysteem afhankelijk is van de leeftijd waarop het kind

met het Nederlands in contact is gekomen door algemene cijfers weer te geven voor de

verschillende groepen.

In een derde deel zullen de resultaten uitvoeriger besproken worden, ook hier voor de

verschillende woordcategorieën en de verschillende groepen taalgebruikers. Om het aantal

parameters overzichtelijk te houden zal de parameter frequentie hier nog niet behandeld

worden, maar afzonderlijk besproken worden in hoofdstuk 6.

3.1 Nederlandstalig vs. anderstalig: op zoek naar en significante parameter

Bij de enquête werd – zie 4.2.2.3 – een meerkeuzeformulier toegevoegd om meer te weten te

komen over de talige achtergrond van de leerlingen. Om leerlingen te kunnen onderverdelen

in moedertaalsprekers Nederlands en kinderen die een andere taal dan het Nederlands als

moedertaal hebben werden verschillende situaties geschetst over welke taal/talen de kinderen

spreken met hun omgeving, namelijk:

- mijn ouders spreken Nederlands met elkaar

- met mijn mama spreek ik Nederlands

- met mijn papa spreek ik Nederlands

- met mijn broers of zusjes spreek ik Nederlands

- op de speelplaats spreek ik Nederlands

De mogelijke antwoorden die de kinderen konden geven bestonden telkens uit een keuze van

drie, die zelf aangevuld kon worden met de desbetreffende taal die ze wél spraken.

- JA - JA, maar ook _____________________. - NEE, we spreken _____________________.

Bijvoorbeeld, een meisje spreekt wel Nederlands met haar papa maar ook Pools, dan zou ze

Page 38: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

34

op het meerkeuzeformulier bij de vraag “met mijn papa spreek ik Nederlands” de tweede

mogelijkheid aanduiden, ‘ja, maar ook’, en daar ‘Pools’ bij aanvullen.

De antwoorden waren vrij verrassend, in dit opzicht dat de verscheidenheid aan nationaliteiten

en talen in deze klasjes groter was dan verwacht. Erg interessant zou het zijn te kijken naar

wélke taal een kind spreekt dat pas later met het Nederlands in aanraking komt, daar het

zijn/haar kennis en gebruik van het Nederlands kan beïnvloeden. Het is echter niet mogelijk

om dit voor het gehele corpus na te gaan.

Alle gegevens werden ingegeven in SPSS en er werd gezocht naar een parameter die

werkbaar was, wat er op neer komt dat het belangrijk is dat de informanten in min of meer

gelijke groepen worden opgedeeld aan de hand van de criteria, afleidbaar uit de parameter.

Het vinden van zo’n parameter was niet gemakkelijk daar sommige parameters het corpus

verdeelden in zo’n ongelijke delen dat er een subgroep van slechts enkele kinderen overbleef.

Zo bleek de parameter “met mijn broers of zusjes spreek ik Nederlands” interessant maar

slecht werkbaar.

Bijvoorbeeld voor het woord ‘handdoek’ werd een chi-square test significantie van 0.001

waargenomen, maar waren de verschillende subcategorieën duidelijk ondervertegenwoordigd

om deze gegevens te gebruiken voor eender welk onderzoek. Dit wordt weergegeven in

onderstaande tabel:

TABEL 3.1.: INDELEN VAN DE INFORMANTEN: VOORBEELD ‘HANDDOEK’

HANDDOEK HIJ ZE HET TOTAAL

JA 110 31 10 151

JA, MAAR OOK 14 4 7 25

NEE, WE SPREKEN 0 1 2 3

MET MIJN BROERS

OF ZUSJES SPREEK

IK NEDERLANDS

GEEN BROERS OF

ZUSSEN 6 1 0 7

TOTAAL 130 37 19 186

Aan de hand van deze tabel wordt al snel duidelijk dat de parameter ‘met mijn broers of zusjes

spreek ik Nederlands’ niet bruikbaar is; de derde categorie ‘Nee, we spreken _______’ zou

weliswaar heel interessant zijn voor dit onderzoek omdat deze groep hoogstwaarschijnlijk

bestaat uit kinderen met een andere taal dan het Nederlands als moedertaal. Hier in het

voorbeeld ‘handdoek’ wordt deze categorie vertegenwoordigd door slechts 3 kinderen, en dit

is dan nog vóór het onderverdelen in leeftijdscategorieën.

Tijdens de zoektocht naar een goede, werkbare parameter voor het opdelen van de kinderen in

functie van hun talige achtergrond – ontstond het idee twee parameters te combineren. Om

Page 39: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

35

kinderen onder te kunnen verdelen in:

a) kinderen die met hun omgeving enkel Nederlands spreken,

b) kinderen die Nederlands spreken met hun omgeving maar ook consequent een andere

taal spreken,

c) en kinderen die opgroeien in een omgeving zonder moedertaalspreker(s) Nederlands.

Voor het verwezenlijken van deze drie groepen werden de parameters ‘Met mijn mama spreek

ik Nederlands’ en ‘Met mijn papa spreek ik Nederlands’ samengevoegd tot één

gecombineerde parameter.

TABEL 3.2.: CATEGORISERING AAN DE HAND VAN ‘MET MIJN MAMA SPREEK IK NEDERLANDS’ EN ‘MET MIJN

PAPA SPREEK IK NEDERLANDS’: INDELING IN GROEPEN

Zo ontstonden de volgende drie groepen, die groep A, groep B en groep C genoemd zal

worden:

Groep A, kinderen die enkel Nederlands spreken met hun omgeving, zijn de kinderen die op

beide vragen ‘Ja’ antwoordden.

Groep B zijn kinderen met een gemengde achtergrond. Deze groep bestaat allereerst uit

kinderen die op de twee vragen ‘Ja, maar ook’ hebben geantwoord en met beide ouders dus

zowel Nederlands als een tweede taal spreken. Ten tweede werden hier ook de combinaties

‘Ja’ met ‘Ja, maar’ of ‘Ja’ met ‘Nee, we spreken’ opgenomen. Deze groep bestaat

hoofdzakelijk uit kinderen waar zowel de invloed van het Nederlands zowel die van een

tweede taal moeilijk in te schatten is. Wanneer een kind de taalverhouding met zijn of haar

moeder omschrijft als ‘Ja, maar … soms ook Italiaans’ is het moeilijk om de invloed van dit

Italiaans in te calculeren in de Nederlandse taalontwikkeling van het kind.

Groep C bestaat uit kinderen met ouders die geen moedertaalspreker Nederlands zijn, en deze

MET MIJN PAPA SPREEK IK

NEDERLANDS

MET MIJN MAMA SPREEK IK

NEDERLANDS

JA

JA, M

AA

R

NE

E,

WE

SP

RE

KE

N

JA A B B

JA, MAAR B B C

NEE, WE SPREKEN B C C

Page 40: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

36

kinderen hebben op beide vragen of ze Nederlands spreken met hun ouders ‘Nee, we spreken’

aangeduid of een combinatie van ‘Ja, maar ook’ en ‘Nee, we spreken’.

Om deze categorisering minder abstract te maken wordt deze hieronder schematisch

weergegeven:Ook de absolute waarden voor het aantal kinderen in elke categorie werden

meteen berekend. Per leeftijd wordt in onderstaande tabel weergegeven hoeveel kinderen per

leeftijdsgroep geselecteerd werden en in welke categorie ze voor mijn onderzoek zullen

worden geplaatst aan de hand van hun talige achtergrond.

TABEL 3.3.: CATEGORISERING AAN DE HAND VAN ‘MET MIJN MAMA SPREEK IK NEDERLANDS’ EN ‘MET MIJN

PAPA SPREEK IK NEDERLANDS’: ABSOLUTE WAARDEN PER LEEFTIJDSCATEGORIE

7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL

CATEGORIE A 63 58 89 210

CATEGORIE B 34 35 22 91

CATEGORIE C 17 10 15 42

TOTAAL 114 103 126 343

De 3 opgebouwde categorieën, A, B en C zijn niet gelijk verdeeld, wat binnen de

verwachtingen lag. Ondanks het feit dat categorie C nog steeds slecht vertegenwoordigd

wordt, is het met 42 ingevulde enquêtes voor deze categorie wél mogelijk onderzoek te doen.

3.2 Stand van zaken: behoud van het grammaticaal genus

3.2.1 Behoud van het grammaticaal genus bij groep A: de homogeen Nederlandstalige

categorie

Onderstaande tabel geeft – voor Groep A, de homogeen Nederlandstalige kinderen – een

algemeen overzicht weer van het behoud van het grammaticaal genus, per woordgenus en

leeftijdscategorie. De cijfers onder ‘masc (1)’, ‘fem (1)’ en ‘neutr (1)’ zijn de resultaten voor

de niet-formeel gemarkeerde woorden per woordgeslacht. Deze werden onderzocht in vier

categorieën: [+concreet] [+telbaar], [+concreet] [-telbaar], [+abstract] [+telbaar] en

[+abstract] [-telbaar] (zie hierover 4.3). In elk van deze categorieën werden zowel twee

Page 41: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

37

frequente als twee niet-frequente woorden opgevraagd. 24De tabellen ‘masc (2)’, ‘fem (2)’ en

‘neutr (2)’ bestaan uit de resultaten van de formeel gemarkeerde woorden per woordgeslacht.

Deze keer werden zes bruikbare masculiene woorden gekozen, acht feminiene woorden en

acht neutrale woorden, telkens uit de verschillende categorieën één frequent woord en één

niet-frequent woord.

TABEL 3.4.A.: STAND VAN ZAKEN: ALGEMEEN OVERZICHT PER LEEFTIJDSCATEGORIE. GROEP A

masc (1)

in % masc (2)

in %

masc (tot) in %

fem (1) in %

fem (2) in %

fem (tot) in %

neutr (1) in %

neutr (2) in %

neutr (tot) in %

7-8j 39,00 32,98 35,99 20,46 19,88 20,17 65,15 68,05 66,60

10-11j 46,23 45,06 45,65 27,77 26,56 27,16 77,41 78,57 77,99

13-14j 54,06 44,19 49,13 37,12 38,13 37,62 86,56 85,63 86,09

TOTAAL 46,43 40,75 43,59 28,45 28,19 28,32 76,37 77,42 76,89

(1) = ‘niet-formeel gemarkeerd’, (2) = ‘formeel gemarkeerd’.

Omdat het weergeven van de absolute waarden (N=) niet overzichtelijk leek werden de cijfers

in de grafiek en de tabel procentueel weergegeven. Opvallend zijn de ‘zwakke’ resultaten: alle

drie de leeftijdscategorieën scoren over bijna de hele lijn ‘gebuisd’ bij de masculiene en

feminiene woorden. Ook is het zichtbaar dat de algemene cijfers geen opvallend verschil

aantonen tussen niet-formeel gemarkeerde woorden en formeel gemarkeerde woorden. De

cijfers voor beide subcategorieën liggen immers altijd erg dicht bij elkaar.

De zwakke resultaten zijn duidelijker zichtbaar in onderstaande grafiek, waar de totalen van

elke tabel werden verwerkt (resp. ‘masc (tot)’, ‘fem (tot)’ en ‘neutr (tot)’). Hier werd het

onderscheid niet-formeel gemarkeerd vs. formeel gemarkeerd niet bewaard omdat dit zoals

hierboven getoond in de grafiek geen opvallende verschillen blootlegde. Deze procentuele

score van het behoud van het genus per grammaticaal geslacht wordt weergegeven per

leeftijdscategorie.

Het aantal correcte antwoorden stijgt duidelijk per leeftijd, zo zit tussen de jongste groep en

de oudste groep – wanneer we kijken naar de totaalscores – voor de masculiene substantieven

een stijging van 13,14% (resp. van 35,99% naar 49,13%) en voor de feminiene substantieven

een stijging van 17,45%. Enkel het neutrale genus wordt goed herkend door deze autochtone

groep, hier haalt de oudste groep, de dertien- en veertienjarigen, 86,09%.

24 Omdat het niet mogelijk was om alle subcategorieën te voorzien van een representatief woord (zie hierover 4.3.6 en 4.3.7), werden veertien masculiene woorden gevonden voor dit onderzoek en voor beiden de feminiene als de neutrale categorie, vijftien woorden (in plaats van de theoretische telkens zestien woorden).

Page 42: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

38

Kinderen tussen 7 en 14 jaar zijn (nog) volop bezig is met taalverwerving, dit moet in het

achterhoofd gehouden worden wanneer we kijken naar de relatief ‘slechte’ resultaten. Dit

beperkte behoud van genus werd ook door anderen opgetekend, en is dus niet onverwacht (vb.

GUNTHER DE VOGELAER 2006, LIEN DE VOS 2008).

GRAFIEK 3.1.A.: ALGEMEEN OVERZICHT PER LEEFTIJDSCATEGORIE. BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL

GENUS PER WOORDGESLACHT PER LEEFTIJDSCATEGORIE. GROEP A

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Beh

ou

d g

ram

mati

caal

gen

us (

in %

)

masculien genus

feminien genus

neutraal genus

masculien genus 35,99% 45,65% 49,13%

feminien genus 20,17% 27,16% 37,62%

neutraal genus 66,60% 77,99% 86,09%

7-8j 10-11j 13-14j

Sommige autochtone kinderen behalen erg hoge punten bij het invullen van de enquête waar

anderen verrassend laag scoren. Zo was het absolute ‘minimum’ dat een dertienjarige

behaalde op de enquête 7 op 45 (waarbij dus zeven pronominale genusverwijzingen in

overeenstemming met het traditionele grammaticale geslacht werden ingevuld, en

achtendertig niet in overeenstemming) en het absolute ‘maximum’ een elfjarige die maar liefst

43 van de 45 zinnen correct wist in te vullen. Het zijn dus niet enkel kinderen die met een

andere taal zijn opgegroeid die (mogelijk) slechter scoren: onder de autochtone kinderen,

allen afkomstig uit dezelfde soort scholen, werd ook een énorm verschil in

woordgeslachtkennis en het toepassen van de pronominale genustoekenning waargenomen.

3.2.2 Behoud van het grammaticaal genus bij groep B: de heterogeen Nederlandstalig-

anderstalige categorie

De verwachtingen voor deze heterogene groep, bestaande uit informanten met zowel een

Nederlandstalige als een anderstalige invloed, zijn moeilijk te vormen. Langs de ene kant kan

verwacht worden dat deze kinderen, verward door hun meertalige situatie, een mindere kennis

Page 43: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

39

hebben van het traditionele Zuid-Nederlandstalige genussysteem. Langs de andere kant is het

mogelijk dat bij sommige van deze informanten de invloed van het Nederlands groot genoeg

is – zodat ze eigenlijk te beschouwen zijn als een ‘homogeen Nederlandstalige informant’.

Algemeen kan verwacht worden dat hun resultaten tussen deze van groep A en groep C zullen

liggen, waar bij groep A het behoud van het genus het best bewaard bleef, en dit bij groep C

het minst zal zijn.

TABEL 3.4.B.: STAND VAN ZAKEN: ALGEMEEN OVERZICHT PER LEEFTIJDSCATEGORIE. GROEP B

masc (1)

in % masc (2)

in %

masc (tot) in %

fem (1) in %

fem (2) in %

fem (tot) in %

neutr (1) in %

neutr (2) in %

neutr (tot) in %

7-8j 31,33 30,19 30,76 22,28 27,06 24,67 53,38 54,18 53,78

10-11j 40,56 38,21 39,39 26,26 28,57 27,41 70,16 72,14 71,15

13-14j 51,09 35,23 43,30 32,65 39,77 36,21 76,10 79,55 77,82

TOTAAL 41,09 34,54 37,82 27,06 31,80 29,43 66,55 68,62 67,59

(1) = ‘niet-formeel gemarkeerd’, (2) = ‘formeel gemarkeerd’.

Net zoals voor groep A wordt voor groep B het algemene overzicht weergegeven per

leeftijdscategorie, met aparte cijfers voor niet-formeel gemarkeerde substantieven en formeel

gemarkeerde substantieven. Opvallend wanneer we deze totaalcijfers voor groep B

vergelijken met deze van groep A, is het volgende. Zoals verwacht scoort de heterogene groep

B iets lager dan groep A, voor de masculiene en neutrale woorden tenminste; bij de feminiene

substantieven scoren de heterogene Nederlandstalige-anderstalige sprekers even sterk dan hun

homogeen Nederlandstalige klasgenootjes (met 29,43% scoort groep B zelfs 1,11% beter dan

groep A die 28,32% behaalt).

Wanneer we kijken naar onderstaande grafiek is het duidelijk dat ook voor deze groep het

behoud van genus stijgt per leeftijd. Zoals bij groep A ‘scoort’ ook groep B gemiddeld

‘gebuisd’ voor de masculiene en feminiene substantieven, met een totaal van 37,82% (masc.)

en 29,43% (fem.). Enkel de substantieven met het neutrale genus worden min of meer goed

herkend, in totaal gemiddeld 67,59%. Al bij al liggen deze resultaten binnen de

verwachtingen: de cijfers liggen iets lager dan bij groep A. Opmerkelijk is het behoud van het

feminien genus, dat even sterk is dan bij groep A.

Page 44: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

40

GRAFIEK 3.1.B.: ALGEMEEN OVERZICHT PER LEEFTIJDSCATEGORIE. BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL

GENUS PER WOORDGESLACHT PER LEEFTIJDSCATEGORIE. GROEP B

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Beh

ou

d g

ram

mati

caal

gen

us (

in %

)

masculien genus

feminien genus

neutraal genus

masculien genus 30,76% 39,39% 43,30%

feminien genus 24,67% 27,41% 36,21%

neutraal genus 53,78% 71,15% 77,82%

7-8j 10-11j 13-14j

3.2.3 Behoud van het grammaticaal genus bij groep C: de homogeen anderstalige categorie

Zoals bij de vorige twee groepen werden ook de resultaten van groep C in een tabel gegoten,

onderverdeeld per leeftijd, woordgeslacht, en formele gemarkeerdheid van de woorden.

TABEL 3.4.C.: STAND VAN ZAKEN: ALGEMEEN OVERZICHT PER LEEFTIJDSCATEGORIE. GROEP C

masc (1)

in % masc (2)

in %

masc (tot) in %

fem (1) in %

fem (2) in %

fem (tot) in %

neutr (1) in %

neutr (2) in %

neutr (tot) in %

7-8j 22,71% 19,06% 20,88% 22,96% 25,00% 23,98% 62,27% 63,97% 63,12%

10-11j 37,50% 22,50% 30,00% 24,90% 27,50% 26,20% 58,13% 56,25% 57,19%

13-14j 30,95% 31,78% 31,37% 23,54% 22,50% 23,02% 66,29% 69,52% 67,91%

TOTAAL 30,39% 24,45% 27,42% 23,80% 25,00% 24,40% 62,23% 63,25% 62,74%

(1) = ‘niet-formeel gemarkeerd’, (2) = ‘formeel gemarkeerd’.

Ook hier blijkt de formele gemarkeerdheid weinig van betekenis in deze totaalcijfers, enkel

voor de masculiene substantieven is er een opmerkelijk verschil bij de 10-11 jarigen, waar de

niet-formeel gemarkeerde woorden 15,00% hoger scoren (met 37,50%) dan de formeel

gemarkeerde woorden (met 22,50%). Waarom de niet-formele woorden hoger scoren dan

deze met een formele markering, waarvan gedacht wordt dat deze net helpt bij het behoud van

Page 45: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

41

genus, zal later in dit hoofdstuk onderzocht worden. Het behoud van genus is over de hele lijn

lager bij groep C dan bij groepen A en B. Zoals verwacht is het dus voor de deze groep,

zonder moedertaalsprekers Nederlands, moeilijk om naar een substantief met het pronomen

van het juiste genus te verwijzen.

Wanneer we naar de grafiek kijken en de totaalscores per leeftijd per woordgeslacht (en dus

zo de al dan niet aanwezige formele gemarkeerdheid van de substantieven laten voor wat ze

is) valt het op dat in tegenstelling tot de vorige twee groepen de stijging van het behoud van

genus per leeftijdscategorie hier zoek is. Zo kan voor de masculiene woorden gezegd worden

dat de eerste leeftijdscategorie erg zwak scoort met betrekking tot het behoud van genus

(20,88%), deze score stijgt bij de tweede leeftijdscategorie (tot 30,00%), maar valt dan

volledig stil: leeftijdsgroep 3 kent geen verbetering van het behoud van genus (of amper,

31,37%).

GRAFIEK 3.1.C.: ALGEMEEN OVERZICHT PER LEEFTIJDSCATEGORIE. GROEP C

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Beh

ou

d g

ram

mati

caal

gen

us (

in %

)

masculien genus

feminien genus

neutraal genus

masculien genus 20,88% 30,00% 31,37%

feminien genus 23,98% 26,20% 23,02%

neutraal genus 63,12% 57,19% 67,91%

7-8j 10-11j 13-14j

De feminiene substantieven kennen zelfs helemaal geen stijgend behoud van genus per

leeftijdscategorie (met resp. 23,98% - 26,20% - 23,02%)25 :de kennis van het feminiene genus

verbetert niet. Wel opvallend is dat de gemiddelde totaalscore voor het behoud van het

feminiene genus voor de drie leeftijdscategorieën samen (24,40%) in groep C slechts 3,92%

lager ligt dan bij groep A (met 28,32%). Ten laatste lijkt ook het behoud van het neutrale

genus een aparte evolutie te kennen: een terugval van behoud van genus bij de tweede

leeftijdscategorie (van 63,12% naar 57,19%), en een derde categorie die slechts een paar 25 Het eerste getal is het procentuele behoud van genus voor de eerste leeftijdscategorie, het tweede getal voor de tweede leeftijdscategorie en zo ook het derde getal voor de derde leeftijdscategorie. Deze notatie zal nog vaak voorkomen in dit hoofdstuk, maar niet telkens uitgelegd worden. Het gaat echter telkens om een opeensomming van scores per leeftijdscategorie.

Page 46: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

42

procent hoger scoort dan de jongste groep (67,91%).

3.2.4 Behoud van het grammaticaal genus: algemene grafiek

De conclusie die gevormd kan worden bij het kijken naar onderstaande grafiek is dezelfde als

wanneer we de info uit de bovenstaande ‘stand van zaken’ recapituleren: bij groep A is het

behoud van het traditionele genus het sterkst aanwezig, opgevolgd door een zwakkere groep

B, die echter wel per leeftijdscategorie nog mogelijkheid tot bijleren ziet. Groep C is helaas

voornamelijk opvallend omdat hier geen of weinig stijging van behoud van genus per

leeftijdscategorie plaatsvindt. Groep C scoort ook gemiddeld slechter dan groep B (en dus ook

dan groep A); dit is hieronder duidelijk te zien aan de masculiene en neutrale substantieven

die duidelijk in behoud van genus procentueel afnemen per afkomstgroep. Het enige

woordgeslacht dat echter ‘constant slecht’ scoort, is het feminien genus, waar slechts kleine

verschillen zijn te vinden in de totaalscores van de drie groepen.

GRAFIEK 3.2.: BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL GENUS: ALGEMEEN OVERZICHT VAN DE GROEPEN A, B EN C

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Beh

ou

d g

ram

mati

caal

gen

us (

in %

)

masculien genus

feminien genus

neutraal genus

masculien genus 43,59% 37,82% 27,42%

feminien genus 28,32% 29,43% 24,40%

neutraal genus 76,89% 67,59% 62,74%

groep A groep B groep C

Page 47: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

43

3.3 Resultaten van de categorie [+concreet] [+telbaar]

In de komende paragrafen zal verder ingegaan worden op de resultaten voor de categorie

[+concreet] [+telbaar]. Eerst wordt in §3.3.1 gekeken naar de resultaten voor de homogene

Nederlandstalige groep A. Dit zal gebeuren per woord en daarna algemeen schetsend in één

tabel in §3.3.2. Hierna zullen in §3.3.3 en §3.3.4 de resultaten besproken worden voor de

heterogene Nederlandstalige-anderstalige groep B en voor de anderstalige groep C. De

resultaten voor groep B en groep C worden visueel voorgesteld met behulp van grafieken in

§3.3.5. Na het bespreken van al deze gegevens zal in §3.3.6 een samenvattende conclusie

gevormd worden voor de categorie [+concreet] [+telbaar].

3.3.1 Groep A: resultaten per woord en per woordgeslacht

In onderstaande tabel worden de resultaten weergegeven voor de masculiene woorden van de

categorie [+concreet] [+telbaar]. Allereerst worden de substantieven opgedeeld in niet-

formeel gemarkeerde woorden en formeel gemarkeerde woorden.

TABEL 3.5.A.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+CONCREET] [+TELBAAR] (GROEP A)

MASCULIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % HANDDOEK HIJ 24 66,67% 22 73,33% 36 76,60% 82 72,20% ZE 7 19,44% 7 23,33% 10 21,28% 24 21,35% HET 5 13,89% 1 3,33% 1 2,13% 7 6,45%

SLEUTEL HIJ 14 56,00% 16 61,54% 34 89,47% 64 69,00% ZE 5 20,00% 2 7,69% 3 7,89% 10 11,86% HET 6 24,00% 8 30,77% 1 2,63% 15 19,13%

SCHEET HIJ 10 41,67% 14 53,85% 25 65,79% 49 53,77% ZE 5 20,83% 4 15,38% 7 18,42% 16 18,21% HET 9 37,50% 8 30,77% 6 15,79% 23 28,02%

TRUC HIJ 14 38,89% 11 36,67% 23 47,92% 48 41,16% ZE 4 11,11% 7 23,33% 13 27,08% 24 20,51% HET 18 50,00% 12 40,00% 12 25,00% 42 38,33% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % ZOLDER HIJ 18 29,03% 29 51,79% 33 38,37% 80 39,73% ZE 11 17,74% 11 19,64% 27 31,40% 49 22,93% HET 33 53,23% 16 28,57% 26 30,23% 75 37,34%

EIERDOOIER HIJ 27 43,55% 31 55,36% 49 56,98% 107 51,96% ZE 9 14,52% 16 28,57% 28 32,56% 53 25,22%

HET 26 41,94% 9 16,07% 9 10,47% 44 22,82%

Page 48: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

44

Bij de niet-formeel gemarkeerde masculiene substantieven werden voor deze categorie de

woorden handdoek, sleutel, scheet en truc gekozen. De totaalscore varieert sterk bij deze vier

woorden, hier lijkt frequentie een duidelijke rol te spelen (daar de niet-frequente substantieven

scheet en truc met een gemiddelde score van 47,47% veel slechter scoren dan de frequente

substantieven handdoek en sleutel met een gemiddelde van 70,60%, zie §4). De formeel

gemarkeerde woorden zolder en eierdooier scoren beiden zwak met een gemiddelde van

45,85% correct beantwoorde (masculiene) verwijzing.

De afwijkingen van het woordgeslacht voor deze substantieven zijn zowel aanduidingen met

feminien pronomen als neutraal pronomen. Immers 20,01% van de verwijzingen naar deze

masculiene woorden gebeurde met het feminiene pronomen ze, 25,35% van de verwijzingen

met het neutraal pronomen het.

Het is opvallend dat de drie ‘zwakst scorende’ woorden, truc, zolder en eierdooier tussen de

jongste leeftijdscategorie en oudste leeftijdscategorie, een enorme groei kennen van

verwijzingen met feminien pronomen. De zeven- en achtjarigen verwijzen 14,46% van de tijd

feminien naar deze drie woorden waar de dertien- en veertienjarigen dit maar liefst 30,35%

van de tijd doen. De oudste groep weet hier dus wel degelijk de woorden te onderscheiden als

niet-neutrale substantieven, maar kan niet goed kiezen tussen feminien en masculien. Erg

opmerkelijk is dat zolder en eierdooier net de formeel gemarkeerde woorden zijn, waarvan

gedacht werd dat deze factor net de kennis van het woordgeslacht beter zou behouden. Dit

maakt de groei van verwijzingen met het feminiene pronomen uiterst onverwacht.

Voor de feminiene substantieven in de categorie [+concreet] [+telbaar], werden de niet-

formeel gemarkeerde woorden fles, deur, haag en autostrade gekozen en de formeel-

gemarkeerde woorden tekening en woning. In onderstaande tabel worden de substantieven

samen met de resultaten weergegeven per leeftijdscategorie. Bij de feminiene woorden liggen

de totaalscores allereerst erg laag. Hieruit blijkt meteen dat de verwerving van het

genussysteem nog volop bezig is bij kinderen en jeugd en verre van afgerond. Het verschil

tussen de totaalscores van niet-formeel gemarkeerde substantieven en formeel gemarkeerde

substantieven is niet groot: de niet-formeel gemarkeerde woorden behalen een totaalscore van

28,66% en de formeel gemarkeerde woorden 30,53%. Dit geeft een algemene totaalscore van

29,60%.26

26 De berekening van 29,60% als algemene totaalscore is het gemiddelde van de totaalscores van de niet-formeel gemarkeerde woorden (28,66%) en de formeel gemarkeerde woorden (30,53%). Er werd voor gekozen dus de twee totaalscores als evenwaardig te wegen en niet een gemiddelde te nemen van de totaalscores van de zes

Page 49: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

45

Ook onderlinge verschillen tussen de totaalscores van de niet-formeel gemarkeerde woorden

zijn deze keer (in tegenstelling tot bij de masculiene woorden die hierboven besproken

werden) kleiner. Haag scoort het ‘slechtst’ met een totaalscore van 24,35% tegenover

autostrade, de winnaar met 33,12%. Dat dit interessant is bij de bespreking van de frequentie

(zie hoofdstuk 6) is wel zeker: zowel het niet-formeel gemarkeerde substantief waar het

traditionele genus het best werd bewaard als het niet-formeel gemarkeerde substantief waar

dit het minst bewaard werd zijn voor deze categorie niet-frequent.

TABEL 3.6.A.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+CONCREET] [+TELBAAR] (GROEP A)

FEMINIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL

NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % FLES HIJ 16 45,71% 16 53,33% 28 58,33% 60 52,46% ZE 9 25,71% 9 30,00% 13 27,08% 31 27,60% HET 10 28,57% 5 16,67% 7 14,58% 22 19,94%

DEUR HIJ 15 65,22% 15 57,69% 20 54,05% 50 58,99% ZE 4 17,39% 8 30,77% 15 40,54% 27 29,57% HET 4 17,39% 3 11,54% 2 5,41% 9 11,45%

HAAG HIJ 15 65,22% 14 53,85% 24 64,86% 53 61,31% ZE 2 8,70% 9 34,62% 11 29,73% 22 24,35% HET 6 26,09% 3 11,54% 2 5,41% 11 14,34% AUTOSTRAD

E HIJ 16 44,44% 20 68,97% 24 51,06% 60 54,82%

ZE 13 36,11% 6 20,69% 20 42,55% 39 33,12% HET 7 19,44% 3 10,34% 3 6,38% 13 12,06%

FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % TEKENING HIJ 24 40,00% 23 41,07% 42 48,84% 89 43,30% ZE 17 28,33% 24 42,86% 35 40,70% 76 37,30% HET 19 31,67% 9 16,07% 9 10,47% 37 19,40%

WONING HIJ 16 25,81% 26 46,43% 21 24,42% 63 32,22%

ZE 9 14,52% 9 16,07% 35 40,70% 53 23,76%

HET 37 59,68% 21 37,50% 30 34,88% 88 44,02%

De feminiene woorden kennen een geleidelijke stijging in het procentuele gebruik van het

feminien pronomen per leeftijdscategorie. Waar de jongste groep slechts 21,79% van de tijd

met het feminien pronomen verwijst is dit in de oudste groep 36,89%. Opmerkelijk is het

grote verschil in gebruik van het feminien pronomen wanneer je kijkt op het niveau van de

onderzochte substantieven, per drie leeftijdscategorieën. Zo zijn er vier substantieven die

boven de 40% ‘scoren’ bij de dertien-en veertienjarigen: deur (40,54%), autostrade (42,55%),

tekening (40,70%) en woning (40,70%). Hier lijkt voor de formele gemarkeerdheid een rol

weggelegd: drie van deze vier substantieven bezitten immers een feminiene markering: substantieven. (Anders zou de algemene totaalscore uitkomen op 29,28%.) In het verdere onderzoek zal de algemene totaalscore telkens berekend worden vanuit de totaalscores van resp. de niet-formeel gemarkeerde substantieven en de formeel gemarkeerde substantieven.

Page 50: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

46

autostrade eindigt op een het suffix -de27 (verwijzing), en tekening en woning eindigen op het

voor dit onderzoek uitgekozen feminiene affix –ing. Onverwacht is het dan wel dat deze

formele markering pas invloed lijkt te hebben op dertien- en veertienjarige leeftijd.

De afwijkingen van het feminiene woordgeslacht voor deze substantieven zijn zowel

aanduidingen met masculien als neutraal pronomen. Uit de totaalscores valt af te leiden dat

50,52% van de genusverwijzingen gebeuren met een masculien pronomen en 20,20% met een

neutraal pronomen. Uitschieter is hier het substantief woning, dat mogelijk door haar abstracte

karakter maar liefst 44,02% van de tijd een neutrale verwijzing krijgt.

Voor de neutrale het-woorden in de categorie [+concreet] [+telbaar] werden de niet-formeel

gemarkeerde woorden schip, huis, pad en scherm gekozen en de formeel gemarkeerde

woorden geschenk en gewicht.

TABEL 3.7.A.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+CONCREET] [+TELBAAR] (GROEP A)

NEUTER 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % SCHIP HIJ 11 30,56% 4 13,33% 3 6,25% 18 16,71% ZE 4 11,11% 5 16,67% 6 12,50% 15 13,43% HET 21 58,33% 21 70,00% 39 81,25% 81 69,86%

HUIS HIJ 5 19,23% 5 19,23% 2 5,26% 12 14,57% ZE 1 3,85% 4 15,38% 4 10,53% 9 9,92% HET 20 76,92% 17 65,38% 32 84,21% 69 75,51%

PAD HIJ 10 38,46% 9 34,62% 6 15,79% 25 29,62% ZE 5 19,23% 5 19,23% 3 7,89% 13 15,45% HET 11 42,31% 12 46,15% 29 76,32% 52 54,93%

SCHERM HIJ 16 44,44% 7 23,33% 3 6,25% 26 24,68% ZE 2 5,56% 1 3,33% 4 8,33% 7 5,74% HET 18 50,00% 22 73,33% 41 85,42% 81 69,58%

FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % GESCHENK HIJ 11 17,74% 2 3,57% 4 4,65% 17 8,65% ZE 6 9,68% 6 10,71% 6 6,98% 18 9,12% HET 45 72,58% 48 85,71% 76 88,37% 169 82,22% GEWICHT HIJ 12 19,35% 5 8,93% 2 2,33% 19 10,20% ZE 4 6,45% 1 1,79% 2 2,33% 7 3,52% HET 46 74,19% 50 89,29% 82 95,35% 178 86,28%

Bij deze neutrale substantieven werd verwacht dat er het ‘makkelijkst’ juist verwezen kan

worden; met een neutraal pronomen. Het verschil tussen de niet-formeel gemarkeerde

27 VAN DALE, 2005 en NGA, 2000.

Page 51: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

47

substantieven en de formeel gemarkeerde substantieven voor alle drie de leeftijdscategorieën

valt op:

(1) (2) (3)28

7-8j.: 56,89% 73,39% 65,32%

10-11j: 63,72% 87,50% 75,61%

13-14j: 81,80% 91,86% 86,83%

Alle drie de leeftijdscategorieën scoren met de formeel gemarkeerde substantieven van het

neutrale woordgeslacht opmerkelijk ‘beter’ dan met de niet-formeel gemarkeerde

substantieven. Zelfs bij de dertien- en veertienjarigen halen de niet-formeel gemarkeerde

substantieven de formeel gemarkeerde substantieven niet in. Dit is de eerste keer dat de

invloed van formele regels duidelijk een invloed lijkt te hebben op de kennis van het

woordgeslacht: zelfs de jongste leeftijdscategorie scoort hoog met de formeel gemarkeerde

woorden met 73,39% ten opzichte van 56,89% voor de niet-formeel gemarkeerde woorden.

3.3.2 grafiek autochtonen

Met deze grafiek voor de masculiene, feminiene en neutrale substantieven van de categorie

[+concreet] [+telbaar] wordt getracht een eerste conclusie te vormen.

GRAFIEK 3.3.: ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR] – GROEP A

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Beh

ou

d g

ram

mati

caal

gen

us (

in %

)

hij

ze

het

hij 45,97% 55,42% 62,52%

ze 21,79% 29,17% 36,88%

het 62,39% 71,65% 85,15%

7-8j 10-11j 13-14j

28 Onder (1) worden de totale procenten van het behoud van genus per leeftijdscategorie weergegeven van de niet-formeel gemarkeerde woorden, onder (2) deze van de formeel gemarkeerde woorden en onder (3) het totale gemiddelde per leeftijdscategorie.

Page 52: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

48

Zoals verwacht scoren de neutrale woorden het ‘best’, ondanks een relatief trage start met

62,39% bij de zeven- en achtjarigen. Alle drie de genera kennen een verbetering van behoud

van genus per leeftijdscategorie. Het taalbeheersingsproces en daarbij de kennis van het

Nederlandstalige genussysteem is op dertien- en veertienjarige leeftijd waarschijnlijk

allesbehalve voltooid. Desalniettemin stijgt het behoud van genus per leeftijdscategorie voor

zowel de masculiene, de feminiene als de neutrale substantieven.

3.3.3 Groep B: resultaten per woord en per woordgeslacht

In onderstaande tabellen worden de resultaten voor de substantieven van de categorie

[+concreet] [+telbaar] weergegeven voor groep B. Dezelfde substantieven werden gebruikt als

voor groep A, en ook hier werd een opdeling gemaakt tussen niet-formeel gemarkeerde en

formeel gemarkeerde woorden. De resultaten beantwoorden aan de verwachtingen: groep B

kent een lager behoud van genus dan groep A, maar hoger dan groep C. Dit zullen we nu

verder bekijken op het niveau van de verschillende substantieven.

Wanneer we de tabel op blz.43 (de resultaten van de masculiene substantieven voor groep A)

vergelijken met onderstaande tabel met de masculiene substantieven voor groep B, vallen een

aantal dingen op. Ten eerste is er bij beide groepen een stijgende evolutie waar te nemen, er is

dus sprake van een toename van behoud van genus per leeftijdscategorie. Ten tweede kent

groep B een tragere start, met een gemiddelde van 33,36% behoud van masculien genus bij de

jongste leeftijdscategorie (waar dit bij groep A 43,55% is). Daartegenover staat dat deze

‘achterstand’ is weggewerkt in de oudste leeftijdscategorie: daar haalt de heterogene

Nederlandstalige-anderstalige groep B de homogeen Nederlandstalige groep A terug in met

60,93% traditionele genustoekenning (ten opzichte van een 58,81% voor groep A). De

masculiene substantieven van de categorie [+concreet] [+telbaar] blijken dus even goed

gekend door groep A en groep B onder de 13-14 jarigen, wat er op lijkt te duiden dat groep B

hun achterstand kon wegwerken. Een derde feit is dat formele gemarkeerdheid weinig lijkt te

helpen; formeel gemarkeerde substantieven zolder en eierdooier ‘scoren’ immers gemiddeld

slechter (41,06%) dan de niet-formeel gemarkeerde masculiene substantieven van deze

categorie (53,12%). Verder zijn de resultaten voor het procentueel behoud van genus erg

verschillend per substantief, net zoals in groep A. De afwijkingen van het woordgeslacht voor

deze substantieven zijn zowel aanduidingen met feminien pronomen als neutraal pronomen.

Als we verder kijken op het niveau van de verschillende leeftijdscategorieën blijkt duidelijk

Page 53: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

49

dat naarmate de leeftijd vordert de afwijkingen van het woordgeslacht met neutraal genus

verminderen (met uitzondering van handdoek, waar het neutrale pronomen het net aan veld

wint naar de derde leeftijdscategorie toe). Er is dus een stijgend besef dat het om ‘niet-

neutrale’ substantieven gaan, net zoals bij groep A.

TABEL 3.5.B.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+CONCREET] [+TELBAAR] (GROEP B)

MASCULIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

HANDDOEK HIJ 7 50,00% 14 73,68% 12 75,00% 33 66,23% ZE 6 42,86% 2 10,53% 1 6,25% 9 19,88% HET 1 7,14% 3 15,79% 3 18,75% 7 13,89%

SLEUTEL HIJ 8 44,44% 10 62,50% 5 83,33% 23 63,43% ZE 5 27,78% 2 12,50% 0 0,00% 7 13,43% HET 5 27,78% 4 25,00% 1 16,67% 10 23,15%

SCHEET HIJ 4 22,22% 6 37,50% 4 66,67% 14 42,13% ZE 3 16,67% 3 18,75% 1 16,67% 7 17,36% HET 11 61,11% 7 43,75% 1 16,67% 19 40,51%

TRUC HIJ 4 26,67% 8 42,11% 8 53,33% 20 40,70% ZE 3 20,00% 1 5,26% 2 13,33% 6 12,87% HET 8 53,33% 10 52,63% 5 33,33% 23 46,43% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

ZOLDER HIJ 13 38,24% 13 37,14% 10 45,45% 36 40,28% ZE 3 8,82% 6 17,14% 8 36,36% 17 20,78% HET 18 52,94% 16 45,71% 4 18,18% 38 38,95%

EIERDOOIER HIJ 8 23,53% 15 42,86% 13 59,09% 36 41,83% ZE 13 38,24% 7 20,00% 4 18,18% 24 25,47% HET 13 38,24% 13 37,14% 5 22,73% 31 32,70%

De feminiene substantieven voor de categorie [+concreet] [+telbaar] kennen een opvallend

verloop bij groep B. Bij groep A was het procentuele behoud van genus stijgend per

leeftijdscategorie, hier is dit ook, maar enkel wanneer we de totalen in acht nemen. De 7-8

jarigen duiden 23,89% van onderstaande substantieven (zowel niet-formeel gemarkeerde als

formeel gemarkeerde substantieven) als feminien aan (in groep A is dit 21,79%). De tweede

leeftijdscategorie, de 10-11 jarigen, halen een gelijkaardige score met 26,86% behoud aan

feminien genus. Het is pas bij de oudste leeftijdscategorie, de 13-14 jarigen, dat er sprake is

van een duidelijke stijging, hier is het procentuele behoud van genus 39,91% (waar groep A

36,89% behaalt). De resultaten zijn dus erg gelijk aan die van groep A, en groep B scoort

zelfs een tikkeltje beter. De invloed van de formele gemarkeerdheid is wederom niet erg

duidelijk, maar het best scorende woord is wel formeel gemarkeerd: tekening, dat bij de derde

leeftijdscategorie maar liefst 59,09% behoud van genus haalt. Dit is in het gehele onderzoek

Page 54: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

50

de hoogste score voor behoud van feminien genus (en overtreft ook de drie bestscorende

substantieven in groep A, zie verder in dit hoofdstuk).

TABEL 3.6.B.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+CONCREET] [+TELBAAR] (GROEP B)

FEMINIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

FLES HIJ 6 40,00% 10 52,63% 10 62,50% 26 51,71% ZE 2 13,33% 8 42,11% 6 37,50% 16 30,98% HET 7 46,67% 1 5,26% 0 0,00% 8 17,31%

DEUR HIJ 9 50,00% 9 56,25% 4 66,67% 22 57,64% ZE 5 27,78% 3 18,75% 2 33,33% 10 26,62% HET 4 22,22% 4 25,00% 0 0,00% 8 15,74%

HAAG HIJ 10 55,56% 10 62,50% 5 83,33% 25 67,13% ZE 3 16,67% 2 12,50% 1 16,67% 6 15,28% HET 5 27,78% 4 25,00% 0 0,00% 9 17,59%

AUTOSTRADE HIJ 6 40,00% 7 36,84% 6 37,50% 19 38,11% ZE 5 33,33% 3 15,79% 8 50,00% 16 33,04% HET 4 26,67% 9 47,37% 2 12,50% 15 28,85%

FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

TEKENING HIJ 11 32,35% 14 40,00% 6 27,27% 31 33,21% ZE 8 23,53% 14 40,00% 13 59,09% 35 40,87% HET 15 44,12% 7 20,00% 3 13,64% 25 25,92%

WONING HIJ 12 35,29% 12 34,29% 4 18,18% 28 29,25% ZE 9 26,47% 8 22,86% 7 31,82% 24 27,05% HET 13 38,24% 15 42,86% 11 50,00% 39 43,70%

De afwijkingen van het feminiene woordgeslacht voor deze substantieven zijn voornamelijk

aanduidingen met het masculien genus, zeker in de oudste leeftijdscategorie waar nog slechts

3,13% van de niet-formeel gemarkeerde substantieven een neutraal pronomen met zich

meekrijgen, en 31,82% van de formeel gemarkeerde woorden. Dat deze formeel gemarkeerde

woorden nog zo’n hoge afwijking met neutraal pronomen kennen is omdat woning bij maar

liefst 50,00% van de 13-14 jarigen het neutrale pronomen het met zich meekrijgt.

Waar zowel de masculiene al feminiene substantieven in de categorie [+concreet] [+telbaar]

relatief gelijkaardige cijfers verkregen werden in groep A en groep B is dit voor de neutrale

substantieven minder het geval. Over de hele lijn ligt het procentuele behoud van het neutraal

genus bij groep B lager dan bij groep A. Voor de eerste leeftijdscategorie is dit resp. 47,96%

voor groep B waar groep A 65,32% scoorde, voor de tweede leeftijdscategorie 65,84% ten

opzichte van 75,61% en voor de derde leeftijdscategorie is dit 71,90% ten opzichte van

86,83%. Zo blijkt dus dat ook de oudste leeftijdscategorie van groep B niet kan ‘bijbenen’ bij

deze van groep A, wat bij de masculiene woorden wel het geval was.

Page 55: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

51

TABEL 3.7.B.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+CONCREET] [+TELBAAR] (GROEP B)

NEUTER 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

SCHIP HIJ 5 33,33% 6 31,58% 2 12,50% 13 25,80% ZE 3 20,00% 4 21,05% 5 31,25% 12 24,10% HET 7 46,67% 9 47,37% 9 56,25% 25 50,10%

HUIS HIJ 4 21,05% 4 25,00% 0 0,00% 8 15,35% ZE 2 10,53% 3 18,75% 2 33,33% 7 20,87% HET 13 68,42% 9 56,25% 4 66,67% 26 63,78%

PAD HIJ 7 36,84% 7 43,75% 1 16,67% 15 32,42% ZE 5 26,32% 1 6,25% 2 33,33% 8 21,97% HET 7 36,84% 8 50,00% 3 50,00% 18 45,61%

SCHERM HIJ 9 60,00% 10 52,63% 4 25,00% 23 45,88% ZE 3 20,00% 0 0,00% 0 0,00% 3 6,67% HET 3 20,00% 9 47,37% 12 75,00% 24 47,46% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

GESCHENK HIJ 8 23,53% 6 17,14% 2 9,09% 16 16,59% ZE 9 26,47% 3 8,57% 3 13,64% 15 16,23% HET 17 50,00% 26 74,29% 17 77,27% 60 67,19%

GEWICHT HIJ 9 26,47% 2 5,71% 3 13,64% 14 15,27% ZE 6 17,65% 2 5,71% 0 0,00% 8 7,79% HET 19 55,88% 31 88,57% 19 86,36% 69 76,94%

Wel erg gelijk met groep A zijn de verschillen tussen de totaalcijfers van de niet-formeel

gemarkeerde woorden ten opzichte van deze van de met het affix ge- formeel gemarkeerde

substantieven. Voor elke leeftijdscategorie scoren de formeel gemarkeerde woorden

opmerkelijk beter (zie voor vgl. met groep A blz.47)

(1) (2) (3)29

7-8j.: 42,98% 52,94% 47,96%

10-11j: 50,25% 81,43% 65,84%

13-14j: 61,98% 81,82% 71,90%

Deze resultaten lijken te bevestigen dat de formele markering ge- net zoals in groep A de tot

nog toe enige regel is die invloed lijkt te hebben op de kennis van het woordgeslacht.

29 Onder (1) worden (net als bij de resultaten van groep A) de totale procenten van het behoud van genus per leeftijdscategorie weergegeven van de niet-formeel gemarkeerde woorden, onder (2) deze van de formeel gemarkeerde woorden en onder (3) het totale gemiddelde per leeftijdscategorie.

Page 56: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

52

3.3.4 Groep C: resultaten per woord en per woordgeslacht

Omdat groep C de resultaten van minder participanten beslaat dan bij groep A en B zal er hier

geopteerd worden om iets algemenere tendensen te bespreken. Ook voor groep C werden

dezelfde substantieven gekozen, en weergegeven in onderstaande tabel, per woordgeslacht,

per leeftijd van de participanten en opgesplitst in niet-formeel en formeel gemarkeerde

substantieven. Het is onverwacht dat over bijna de hele lijn in onderstaande tabel de tweede

leeftijdscategorie beter ‘scoren’ dan leefijdscategorie 3. De leeftijd waarop deze kinderen

voor het eerst met het Nederlands in contact kwamen zit hier mogelijk voor iets tussen: waar

de meeste 10-11 jarigen sinds het eerste leerjaar in Vlaanderen school volgen zijn sommige

13-14 jarigen nog maar zo kort in België dat ze rechtstreeks in het middelbaar zijn geplaatst

bij hun eerste contact met het Nederlands.

TABEL 3.5.C.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+CONCREET] [+TELBAAR] (GROEP C)

MASCULIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

HANDDOEK HIJ 2 40,00% 3 75,00% 5 62,50% 10 59,17% ZE 1 20,00% 0 0,00% 2 25,00% 3 15,00% HET 2 40,00% 1 25,00% 1 12,50% 4 25,83%

SLEUTEL HIJ 1 8,33% 4 66,67% 4 57,14% 9 44,05% ZE 3 25,00% 1 16,67% 2 28,57% 6 23,41% HET 8 66,67% 1 16,67% 1 14,29% 10 32,54%

SCHEET HIJ 5 41,67% 3 50,00% 3 42,86% 11 44,84% ZE 2 16,67% 1 16,67% 1 14,29% 4 15,87% HET 5 41,67% 2 33,33% 3 42,86% 10 39,29%

TRUC HIJ 1 20,00% 2 50,00% 1 12,50% 4 27,50% ZE 0 0,00% 1 25,00% 0 0,00% 1 8,33% HET 4 80,00% 1 25,00% 7 87,50% 12 64,17% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

ZOLDER HIJ 7 41,18% 4 40,00% 4 26,67% 15 35,95% ZE 2 11,76% 2 20,00% 4 26,67% 8 19,48% HET 8 47,06% 4 40,00% 7 46,67% 19 44,58%

EIERDOOIER HIJ 7 41,18% 2 20,00% 6 40,00% 15 33,73% ZE 3 17,65% 3 30,00% 5 33,33% 11 26,99% HET 7 41,18% 5 50,00% 4 26,67% 16 39,28%

De resultaten liggen – zoals verlacht – nog lager dan deze van groep B. De jongste

leeftijdscategorie scoort nochtans naar behoren, met een sterke herkenning van scheet, zolder

en eierdooier. De tweede leeftijdscategorie scoort voor de vier niet-formeel gemarkeerde

woorden zelfs hoger dan groep A en B (vgl. met groep A in tabel blz. 43, en groep B in tabel

blz. 49) . Het is echter, zoals hierboven aangehaald, de derde leeftijdscategorie, de 13-14

Page 57: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

53

jarigen, die veel lager scoren dan bij groep A en B. De afwijkingen van het masculiene

woordgeslacht voor deze substantieven zijn opvallend vaak aanduidingen met het neutrale

pronomen, veel vaker dan bij groep A én groep B. Zo wordt bijvoorbeeld door de 13-14

jarigen in groep C het substantief truc maar liefst 87,50% aangeduid met het neutrale

pronomen, waar dit bij groep A 25,00% was en groep B 33,33%, zo geldt dit ook voor andere

substantieven.

De feminiene substantieven kenden een laag behoud van genus bij groep A en B, dus hier

wordt dit ook verwacht. Waar groep B een sterker behoud van feminien genus kende dan

groep A, liggen de resultaten voor deze homogeen anderstalige groep C lager dan bij beide

vorige groepen. Er is geen sprake van een stijging van het behoud van genus per

leeftijdscategorie: de jongste leeftijdscategorie behaalt 23,89% behoud van genus, de tweede

leeftijdscategorie 27,92% en de derde leeftijdscategorie 25,83%. Hier lijkt de conclusie dat er

géén verbetering plaatsvindt.

TABEL 3.6.C.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+CONCREET] [+TELBAAR] (GROEP C)

FEMINIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

FLES HIJ 2 40,00% 2 50,00% 4 50,00% 8 46,67% ZE 0 0,00% 1 25,00% 1 12,50% 2 12,50% HET 3 60,00% 1 25,00% 3 37,50% 7 40,83%

DEUR HIJ 2 16,67% 2 33,33% 2 33,33% 6 27,78% ZE 3 25,00% 2 33,33% 1 16,67% 6 25,00% HET 7 58,33% 2 33,33% 3 50,00% 12 47,22%

HAAG HIJ 3 25,00% 5 83,33% 2 33,33% 10 47,22% ZE 2 16,67% 0 0,00% 2 33,33% 4 16,67% HET 7 58,33% 1 16,67% 2 33,33% 10 36,11%

AUTOSTRADE HIJ 1 20,00% 0 0,00% 4 50,00% 5 23,33% ZE 1 20,00% 1 25,00% 3 37,50% 5 27,50% HET 3 60,00% 3 75,00% 1 12,50% 7 49,17% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

TEKENING HIJ 3 17,65% 2 20,00% 4 26,67% 9 21,44% ZE 5 29,41% 5 50,00% 5 33,33% 15 37,58% HET 9 52,94% 3 30,00% 6 40,00% 18 40,98%

WONING HIJ 5 29,41% 4 40,00% 6 40,00% 15 36,47% ZE 6 35,29% 2 20,00% 3 20,00% 11 25,10% HET 6 35,29% 4 40,00% 6 40,00% 16 38,43%

Opvallend is dat ook hier dat het bestscorende substantief autostrade is, dat ook erg hoog

scoorde bij groep A en B. De formele markering –de lijkt nogmaals haar invloed te tonen: het

substantief eindigend op een schwa wordt vaker als een feminien woord herkend dan de

Page 58: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

54

andere feminiene substantieven. De invloed van de onderzochte formele gemarkeerdheid, het

suffix –ing als feminiene aanduiding, is onduidelijk: voor de eerste twee leeftijdscategorieën

scoren de formeel gemarkeerde woorden veel beter (32,35% t.o.v. 15,42% bij de 7-8 jarigen;

35,00% t.o.v. 20,83% bij de 11-12 jarigen) maar is terug (zo goed als) gelijk voor de derde

leeftijdscategorie (26,67% t.o.v. 25,00%). Ook voor de feminiene substantieven van deze

semantische categorie is het zo dat voor groep C veel meer afwijkingen van het feminien

woordgeslacht waarneembaar zijn met aanduidingen van het neutrale pronomen dan bij groep

A en B.

De neutrale substantieven van de categorie [+concreet] [+telbaar] kennen wanneer we kijken

naar de totaalscores een lichte stijging per leeftijdscategorie, waar de jongste

leeftijdscategorie 57,79% behoud van genus behaalt en de oudste leeftijdscategorie 66,91%.

TABEL 3.7.C.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+CONCREET] [+TELBAAR] (GROEP C)

NEUTER 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

SCHIP HIJ 1 20,00% 2 50,00% 3 37,50% 6 35,83% ZE 1 20,00% 2 50,00% 2 25,00% 5 31,67% HET 3 60,00% 0 0,00% 3 37,50% 6 32,50%

HUIS HIJ 2 16,67% 1 16,67% 0 0,00% 3 11,11% ZE 3 25,00% 1 16,67% 2 28,57% 6 23,41% HET 7 58,33% 4 66,67% 5 71,43% 16 65,48%

PAD HIJ 7 58,33% 3 50,00% 1 14,29% 11 40,87% ZE 1 8,33% 1 16,67% 2 28,57% 4 17,86% HET 4 33,33% 2 33,33% 4 57,14% 10 41,27%

SCHERM HIJ 2 40,00% 0 0,00% 3 37,50% 5 25,83% ZE 1 20,00% 1 25,00% 0 0,00% 2 15,00% HET 2 40,00% 3 75,00% 5 62,50% 10 59,17% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

GESCHENK HIJ 2 11,76% 3 30,00% 2 13,33% 7 18,37% ZE 5 29,41% 1 10,00% 2 13,33% 8 17,58% HET 10 58,82% 6 60,00% 11 73,33% 27 64,05%

GEWICHT HIJ 2 11,76% 1 10,00% 2 13,33% 5 11,70% ZE 2 11,76% 0 0,00% 1 6,67% 3 6,14% HET 13 76,47% 9 90,00% 12 80,00% 34 82,16%

De resultaten liggen lager dan deze van groep A en B. Verschillend met groep B is het kleine

verschil tussen leeftijdscategorie 1 en 3, dit bedraagt bij groep B 23,94%; en bij groep C maar

9,77%. Zo kan, net zoals bij de vorige twee woordgeslachten besproken voor deze

semantische categorie, hier besloten worden dat de homogeen anderstalige groep (groep C)

weinig ‘bijleert’ tussen de leeftijd van 7 en 14 jaar op het gebied van het Nederlandstalige

Page 59: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

55

genussysteem: hun resultaten blijven immers voor de verschillende leeftijdscategorieën

relatief gelijk. In §3.3.1 en §3.3.2 bleek uit de resultaten voor groep A en B de formeel

gemarkeerde neutrale substantieven voor alle drie de leeftijdscategorieën beter te scoren dan

niet-formeel gemarkeerde neutrale substantieven (zie voor de resultaten van groep A blz. 46

en voor de resultaten van groep B blz. 51). Hieronder worden de totalen weergeven voor

groep C, met in de eerste kolom de resultaten per leeftijdscategorie voor de niet-formeel

gemarkeerde substantieven, in de tweede kolom de resultaten van de formeel gemarkeerde

substantieven en tenslotte in de derde kolom de algemene totalen.

(1) (2) (3)30

7-8j.: 47,92% 67,65% 57,79%

10-11j: 43,75% 75,00% 59,38%

13-14j: 57,14% 76,67% 66,91%

Alle informanten, eender welke talige afkomst ze hebben, reageren ‘beter’ op de formeel

gemarkeerde neutrale substantieven voor de categorie [+concreet] [+telbaar], daar het behoud

van genus telkens een hoger percentage behaalt, voor elke leeftijdscategorie en voor elke

groep.

3.3.5 Grafieken groepen B en C

Net als groep A kent groep B een duidelijke stijging van behoud van genus per

leeftijdscategorie, alhoewel de cijfers hier voor groep B wel lager liggen. Wanneer we kijken

op het niveau van de verschillende leeftijdsgroepen scoort de derde leeftijdsgroep van groep B

voor zowel de masculiene als feminiene substantieven ongeveer hetzelfde. Groep B komt

blijkbaar ‘iets trager op gang’, maar weet de homogeen Nederlandstalige groep toch deels bij

te benen.

30 Onder (1) worden (net als bij de resultaten van groep A en B) de totale procenten van het behoud van genus per leeftijdscategorie weergegeven van de niet-formeel gemarkeerde woorden, onder (2) deze van de formeel gemarkeerde woorden en onder (3) het totale gemiddelde per leeftijdscategorie.

Page 60: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

56

GRAFIEK 3.4.: ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR] – GROEP B

0%

20%

40%

60%

80%

100%B

eh

ou

d g

ram

mati

caal

gen

us (

in %

)

hij

ze

het

hij 33,36% 46,97% 60,93%

ze 23,89% 26,86% 39,91%

het 47,96% 65,84% 71,90%

7-8j 10-11j 13-14j

Onderstaande grafiek geeft duidelijk weer dat – net zoals te zien was in de algemene stand

van zaken in §3.2.3. - groep C gekenmerkt wordt door een gebrek aan stijging van behoud van

genus per leeftijdscategorie.

GRAFIEK 3.5.: ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR] – GROEP C

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Beh

ou

d g

ram

mati

caal

gen

us (

in %

)

hij

ze

het

hij 28,33% 45,21% 38,54%

ze 23,88% 27,92% 25,83%

het 57,78% 59,38% 66,90%

7-8j 10-11j 13-14j

3.3.6 Conclusie

De resultaten voor de drie woordgeslachten zijn voor de categorie [+concreet] [+telbaar] als

volgt samen te vatten: de masculiene woorden zijn het best gekend bij groep A, de feminiene

woorden zijn opvallend slecht herkend als dusdanig, maar groep A en B scoren hier wel heel

Page 61: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

57

gelijkaardig. Neutrale woorden zijn van de drie woordgeslachten het best gekend, maar enkel

groep A scoort hier echt sterk, groep B scoort minder en dan groep C nog minder.

Groep A kent voor elk woordgeslacht een duidelijk stijging van behoud van genus, groep B

ook maar scoort in het totaal wel lager. Groep C laat zich dan weer herkennen als een groep

met weinig evolutie/verbetering per leeftijdscategorie, en een erg lage score voor de drie

woordgeslachten.

Page 62: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

58

3.4 Resultaten van de categorie [+concreet] [-telbaar]

In de komende paragrafen zal verder ingegaan worden op de resultaten voor de categorie

[+concreet] [-telbaar]. Eerst wordt in §1.4.1 gekeken naar de resultaten voor homogene

Nederlandstalige groep A. Dit zal gebeuren per woord en daarna algemeen schetsend in één

tabel in §1.4.2. Hierna zullen in §1.4.3 en §1.4.4 de resultaten besproken worden voor de

heterogene Nederlandstalige-anderstalige groep B en voor de anderstalige groep C. De

resultaten voor groep B en groep C zullen visueel voorgesteld worden met behulp van

grafieken in §1.4.5. Na het bespreken van al deze gegevens zal in §1.4.6 een samenvattende

conclusie gevormd worden.

3.4.1 Groep A: resultaten per woord en per woordgeslacht

Voor de masculiene substantieven in de categorie [+concreet] [-telbaar] werden de niet-

formeel gemarkeerde substantieven choco, lijm, paté en room gekozen voor het onderzoek en

de formeel gemarkeerde woorden boter en blubber.

TABEL 3.8.A: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+CONCREET] [-TELBAAR] (GROEP A)

MASCULIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL

NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % CHOCO HIJ 8 22,22% 12 40,00% 28 58,33% 48 40,19% ZE 11 30,56% 6 20,00% 9 18,75% 26 23,10% HET 17 47,22% 12 40,00% 11 22,92% 40 36,71%

LIJM HIJ 14 53,85% 13 50,00% 19 50,00% 46 51,28% ZE 4 15,38% 5 19,23% 7 18,42% 16 17,68% HET 8 30,77% 8 30,77% 12 31,58% 28 31,04%

PATÉ HIJ 8 30,77% 9 34,62% 18 47,37% 35 37,58% ZE 4 15,38% 7 26,92% 12 31,58% 23 24,63% HET 14 53,85% 10 38,46% 8 21,05% 32 37,79%

ROOM HIJ 15 41,67% 18 60,00% 17 35,42% 50 45,69%

ZE 12 33,33% 9 30,00% 26 54,17% 47 39,17%

HET 9 25,00% 3 10,00% 5 10,42% 17 15,14%

FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % BOTER HIJ 24 38,71% 26 46,43% 44 51,16% 94 45,43% ZE 12 19,35% 16 28,57% 36 41,86% 64 29,93% HET 26 41,94% 14 25,00% 6 6,98% 46 24,64%

BLUBBER HIJ 29 46,77% 19 33,93% 37 43,02% 85 41,24% ZE 12 19,35% 10 17,86% 13 15,12% 35 17,44% HET 21 33,87% 27 48,21% 36 41,86% 84 41,32%

Page 63: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

59

De evolutie van het gebruik van masculiene pronomen bij deze substantieven is minder

rechtlijnig als bij voorgaande categorie [+concreet] [+telbaar]. Het is hier immers niet het

geval dat bij alle substantieven het behoud van grammaticaal genus groeit met de leeftijd: lijm

schommelt voor alle drie de leeftijdscategorie rond de 50% behoud van het masculien

pronomen, room kent een evolutie waar de tweede leeftijdscategorie 60,00% scoort en de

derde leeftijdscategorie nog slechts 35,42%, en ook blubber kent een ongewoon verloop daar

de 7-8 jarigen het best scoren van de drie leeftijdscategorieën met 46,77% ten opzichte van de

10-11 jarigen (33,93%) en 13-14 jarigen (43,02%).

De afwijkingen van het masculiene woordgeslacht zijn zowel aanduidingen met het feminien

als neutraal genus. Bij de 13-14 jarigen is het opvallend dat naar room en boter ontzettend

vaak verwezen wordt met het feminien genus; maar liefst in 54,17% (voor room) en 41,86%

(voor boter) van de gevallen. Ook hier kan geen directe verklaring voor gevonden worden, én

boter is een formeel gemarkeerd substantief waarbij verwacht werd dat het ‘hij-gevoel’ net

extra sterk aanwezig ging zijn, dit is echter niet zo. De traditionele verwijzing, die met het

masculiene genus, kent een lichte stijging per leeftijdscategorie (resp. 38,71% - 46,43% -

51,16%). Zoals hierboven aangehaald kent de feminiene verwijzing bij boter een opvallend

verloop: met 19,35% procent van de 7-8 jarigen dat ‘ze’ gebruikt om naar boter te verwijzen

en 41,86% van de 13-14 jarigen die dit doen is hier sprake van een verdubbeling van het

gebruik van de feminiene verwijzing bij een masculien woord. Als gevolg van het stijgend

gebruik van masculiene en feminiene pronomina bij boter is er bij de derde leeftijdsgroep, de

13-14 jarigen, nog amper sprake van verwijzing met het neutrale pronomen.

Een mogelijke verklaring voor de opvallend hoge score van de feminiene verwijzing ze bij het

substantief boter kan mogelijk gezocht worden bij het genusgevoel van de Antwerpenaars (of

zelfs Zuid-Nederlandse moedertaalsprekers) die boter beschouwen als een feminien

substantief en daardoor dus ook als dusdanig toepassen bij de pronominale genustoekenning.

Voor de feminiene substantieven in de categorie [+concreet] [-telbaar] werden de niet-formeel

gemarkeerde substantieven melk, soep, olie en aarde gekozen voor het onderzoek en de

formeel gemarkeerde woorden verwarming en verlichting. Net zoals bij de eerste categorie,

de concreet telbare woorden, is het ook bij deze niet-telbare woorden ‘slecht gesteld’ met het

feminiene genusgevoel van de kinderen en jeugd in dit onderzoek. Het verschil tussen de

totaalscores van de niet-formeel gemarkeerde woorden en formeel gemarkeerde woorden voor

deze categorie is klein: resp. 32,70% en 29,44%. Dit geeft een totaalcijfer van 31,07%

correcte – feminiene – pronominale verwijzingen voor de categorie [+concreet] [-telbaar] wat

Page 64: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

60

zeer dicht aanleunt bij de 29,60% die behaald werd door groep A bij de categorie [+concreet]

[+telbaar].

TABEL 3.9.A: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+CONCREET] [-TELBAAR] (GROEP A)

FEMINIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % MELK HIJ 8 30,77% 10 38,46% 14 36,84% 32 35,36% ZE 7 26,92% 6 23,08% 16 42,11% 29 30,70% HET 11 42,31% 10 38,46% 8 21,05% 29 33,94%

SOEP HIJ 9 25,00% 11 36,67% 21 43,75% 41 35,14% ZE 14 38,89% 10 33,33% 20 41,67% 44 37,96% HET 13 36,11% 9 30,00% 7 14,58% 29 26,90%

OLIE HIJ 9 36,00% 3 11,54% 4 10,53% 16 19,35% ZE 3 12,00% 8 30,77% 12 31,58% 23 24,78% HET 13 52,00% 15 57,69% 22 57,89% 50 55,86%

AARDE HIJ 25 69,44% 16 53,33% 18 37,50% 59 53,43% ZE 6 16,67% 13 43,33% 25 52,08% 44 37,36%

HET 5 13,89% 1 3,33% 5 10,42% 11 9,21%

FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % VERWARMING HIJ 36 59,02% 34 60,71% 54 62,79% 124 60,84% ZE 16 26,23% 16 28,57% 29 33,72% 61 29,51% HET 9 14,75% 6 10,71% 3 3,49% 18 9,65% VERLICHTING HIJ 19 30,65% 16 28,57% 17 19,77% 52 26,33% ZE 12 19,35% 17 30,36% 33 38,37% 62 29,36% HET 31 50,00% 23 41,07% 36 41,86% 90 44,31%

Wanneer we kijken op het niveau van de verschillende substantieven zijn er een paar woorden

die opvallend evolueren wanneer we kijken per leeftijdscategorie. Allereerst hebben we het

substantief soep dat bijna geen ‘verbetering’ kent wanneer we naar de 3 verschillende

leeftijdscategorieën kijken maar wel al opvallend sterk scoort onder de 7-8 jarigen; maar liefst

38,89% verwijst met het vrouwelijk pronomina naar soep. Dit ligt ver boven de gemiddelde

23,34% die deze jongste categorie verwezenlijkt voor deze concrete, niet-telbare feminiene

substantieven. Hier is mogelijk een rol weggelegd voor de parameter frequentie – soep is een

erg frequent woord, dat waarschijnlijk vaak gehoord wordt in een vertrouwde omgeving (bv.

thuis aan tafel). Dit zou het sneller oppikken van het feminiene genus van dit substantief

kunnen bevorderd hebben (zie hierover meer in §4.).

De afwijkingen van het feminiene woordgeslacht zijn zowel aanduidingen met het masculien

als met het neutraal genus. Bij de meeste substantieven daalt dus ook het aantal neutrale

pronominale verwijzingen per leeftijd. Dit zou kunnen zijn door een stijgende kennis dat het

om de-woorden gaat, wat verwijzen met het onwaarschijnlijker maakt. Hier zijn echter twee

uitzonderingen, nl. olie en verlichting: zelfs nog bij de derde leeftijdscategorie wordt in resp.

Page 65: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

61

57,89% en 41,86% van de tijd voornaamwoordelijk verwezen met het neutrale het. Mogelijk

vormt de abstractheid van deze substantieven de oorzaak: de kinderen schijnen olie en

verlichting slechter te herkennen dan bv. soep, hier lijkt een combinatie van de parameters

abstractheid en frequentie aansprakelijk. Het fenomeen waar abstracte niet-bezielde

substantieven, al zijn het de-woorden, een neutrale verwijzing met zich meekrijgen is reeds

eerder in onderzoek vastgesteld, zoals in 4.3.5 besproken, en is dus alles behalve onverwacht.

Aarde tenslotte evolueert erg sterk per leeftijdscategorie (resp. 16,67% - 43,33% - 52,08%) en

is ook bijna het enige feminiene substantief dat zó goed het traditionele feminiene genus heeft

bewaard, met maar liefst 52,08% bij de 13-14 jarigen.31 Het substantief aarde is met het

suffix –de formeel gemarkeerd als feminien substantief, wat een mogelijke verklaring biedt

voor het sterke genusgevoel bij dit woord.32 Dit substantief werd opgenomen in de groep van

de niet-formeel gemarkeerde substantieven; het suffix –de werd niet opgenomen in het

onderzoek als voorbeeld van formele markering van een substantief. Aarde werd toch

gekozen voor dit onderzoek bij gebrek aan een beter passend volledig niet-formeel

gemarkeerd substantief.

TABEL 3.10.A.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+CONCREET] [-TELBAAR] (GROEP A)

NEUTER 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % VLEES HIJ 10 27,78% 3 10,00% 3 6,25% 16 14,68% ZE 8 22,22% 1 3,33% 3 6,25% 12 10,60% HET 18 50,00% 26 86,67% 42 87,50% 86 74,72%

SPEELGOED HIJ 2 8,00% 0 0,00% 1 2,70% 3 3,57% ZE 3 12,00% 2 7,69% 2 5,41% 7 8,37% HET 20 80,00% 24 92,31% 34 91,89% 78 88,07%

ONKRUID HIJ 7 19,44% 3 10,00% 1 2,08% 11 10,51% ZE 4 11,11% 1 3,33% 1 2,08% 6 5,51% HET 25 69,44% 26 86,67% 46 95,83% 97 83,98%

VOEDSEL HIJ 4 15,38% 0 0,00% 2 5,26% 6 6,88%

ZE 2 7,69% 0 0,00% 2 5,26% 4 4,32%

HET 20 76,92% 26 100,00% 34 89,47% 80 88,80% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % GESCHREEUW HIJ 14 22,58% 3 5,36% 3 3,53% 20 10,49% ZE 9 14,52% 7 12,50% 5 5,88% 21 10,97% HET 39 62,90% 46 82,14% 77 90,59% 162 78,54%

GEPRAAT HIJ 9 14,75% 2 3,57% 5 5,81% 16 8,05% ZE 4 6,56% 3 5,36% 4 4,65% 11 5,52%

HET 48 78,69% 51 91,07% 77 89,53% 176 86,43%

31 Het enige feminiene substantief dat het nóg beter doet in groep A is liefde in de categorie [+abstract][-telbaar] dat 58,33% haalt. Misschien niet toevallig net ook een substantief eindigend op schwa, een formele markeerder van het feminien genus. Zie infra. 32 VAN DALE, 2005, xviii.

Page 66: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

62

Voor de neutrale substantieven in de categorie [+concreet] [-telbaar] werden de niet-formeel

gemarkeerde substantieven vlees, speelgoed, onkruid en voedsel gekozen voor het onderzoek

en de formeel gemarkeerde woorden geschreeuw en gepraat.

In bovenstaande tabel wordt duidelijk weergegeven dat de correcte het-verwijzing in het

algemeen duidelijk per leeftijdscategorie verbetert. Ook voor de categorie [+concreet] [-

telbaar] scoort het neutraal genus sterk met een totaalscore van 83,19%. Wanneer we kijken

naar de invloed van formele markering in de kennis van het neutrale genus voor deze

substantieven blijkt deze weinig invloed te hebben (in tegenstelling tot de resultaten van

Groep A in de categorie [+concreet] [+telbaar] waar alle formeel gemarkeerde substantieven

nét iets beter scoorden). Deze keer scoren de niet-formeel gemarkeerde substantieven zelfs net

iets beter bij de twee oudste leeftijdscategorieën, zoals hieronder weergegeven. In de eerste

kolom zijn, per leeftijd, de resultaten terug te vinden voor de niet-formeel gemarkeerde

woorden, in kolom 2 deze voor de formeel gemarkeerde woorden, in kolom vindt u een totaal

van de eerste twee kolommen terug.

(1) (2) (3)33

7-8j.: 69,09% 70,80% 69,95%

10-11j: 91,41% 86,61% 89,01%

13-14j: 91,17% 90,06% 90,62%

Wat ook meteen duidelijk blijkt is het feit dat de kennis van het neutrale genus voor deze

categorie reeds grotendeels verworven lijkt bij de leeftijd van 10-11 jaar, ten eerste omdat de

scores bij deze tweede leeftijdscategorie al erg hoog ligt (resp. 91,41% en 86,61%) en ten

tweede omdat er nog maar weinig (of zelfs geen) evolutie merkbaar is naar de derde

leeftijdscategorie toe. Ook dit in tegenstelling tot het neutrale genus bij de categorie

[+concreet] [+telbaar] (groep A) waar de evolutie trager plaatsvond en duidelijk over de drie

leeftijdscategorieën gespreid was.

3.4.2 Groep A: grafiek autochtonen

Ook voor deze tweede categorie, de substantieven die voldoen aan de parameters [+concreet]

en [-telbaar] geldt het dat de kennis en het behoud van het traditionele genus stijgt per

leeftijdscategorie. De algemene resultaten voor deze categorie zijn verschillend van deze van

33 Onder (1) worden (net als bij de resultaten van groep A en B) de totale procenten van het behoud van genus per leeftijdscategorie weergegeven van de niet-formeel gemarkeerde woorden, onder (2) deze van de formeel gemarkeerde woorden en onder (3) het totale gemiddelde per leeftijdscategorie.

Page 67: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

63

de categorie [+concreet] [+telbaar]: deze keer is het behoud in grammaticaal genus iets lager

bij de masculiene substantieven, maar wordt de stabiliteit van het neutraal genus al duidelijk

bij de tweede leeftijdscategorie (die 89,81% behoud van genus behalen). Het feminiene genus

wordt niet erg sterk behouden, wat erg overeen komt met de resultaten van voorgaande

semantische categorie.

GRAFIEK 3.6.: ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR] – GROEP A

0,00%

20,00%

40,00%

60,00%

80,00%

100,00%

Beh

ou

d g

ram

mati

caal

gen

us (

in %

)

hij

ze

het

hij 39,00% 44,16% 47,55%

ze 23,34% 31,57% 39,92%

het 69,66% 89,81% 90,80%

7-8j 10-11j 13-14j

3.4.3 Groep B: resultaten per woord en per woordgeslacht

In onderstaande tabellen worden de resultaten voor de substantieven van de categorie

[+concreet] [-telbaar] weergegeven voor groep B. Dezelfde substantieven werden gebruikt als

voor groep A, en ook hier werd een opdeling gemaakt tussen niet-formeel gemarkeerde en

formeel gemarkeerde woorden. Sprake van een stijging per leeftijdsgroep is hier enkel

aanwezig wanneer we kijken naar de algemene totalen van de niet-formeel gemarkeerde

substantieven (resp. 30,67% - 32,98% - 39,58%). De evolutie van het gebruik van masculiene

pronomen bij deze substantieven is evenmin rechtlijnig als bij de resultaten voor groep A.

Sommige substantieven kennen geen stijging van behoud van genus per leeftijdscategorie (bv.

choco en boter), andere hebben schommelende resultaten, waar soms de derde categorie

slechter scoort dan de tweede leeftijdscategorie (bv. lijm). De invloed van de formele

gemarkeerdheid is slechts deels bevestigd: zowel in de eerste leeftijdsgroep als tweede

leeftijdsgroep is het masculien genus beter gekend bij de formeel gemarkeerde woorden

(42,65% voor leeftijdsgroep 1 bij de formeel gemarkeerde woorden ten opzichte van 30,67%

Page 68: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

64

bij de niet-formeel gemarkeerde woorden; bij leeftijdsgroep 2: 47,15% behoud van genus ten

opzichte van 32,98%). In de derde leeftijdscategorie scoort blubber echter zo laag – zonder

bekende reden overigens – dat het gemiddelde voor de formeel gemarkeerde woorden hier

terugvalt tot 29,55%, met een totaalgemiddelde van 39,58% voor de niet-formeel

gemarkeerde woorden van deze oudste leeftijdsgroep.

TABEL 3.8.B.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+CONCREET] [-TELBAAR] (GROEP B)

MASCULIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL

NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

CHOCO HIJ 3 20,00% 4 21,05% 4 25,00% 11 22,02% ZE 2 13,33% 6 31,58% 6 37,50% 14 27,47% HET 10 66,67% 9 47,37% 6 37,50% 25 50,51%

LIJM HIJ 6 31,58% 9 56,25% 2 33,33% 17 40,39% ZE 5 26,32% 3 18,75% 2 33,33% 10 26,13% HET 8 42,11% 4 25,00% 2 33,33% 14 33,48%

PATÉ HIJ 2 11,11% 2 12,50% 3 50,00% 7 24,54% ZE 4 22,22% 4 25,00% 1 16,67% 9 21,30% HET 12 66,67% 10 62,50% 2 33,33% 24 54,17%

ROOM HIJ 9 60,00% 8 42,11% 8 50,00% 25 50,70% ZE 4 26,67% 6 31,58% 5 31,25% 15 29,83% HET 2 13,33% 5 26,32% 3 18,75% 10 19,47% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

BOTER HIJ 15 44,12% 15 42,86% 10 45,45% 40 44,14% ZE 12 35,29% 13 37,14% 10 45,45% 35 39,30% HET 7 20,59% 7 20,00% 2 9,09% 16 16,56%

BLUBBER HIJ 14 41,18% 18 51,43% 3 13,64% 35 35,41% ZE 5 14,71% 3 8,57% 3 13,64% 11 12,30% HET 15 44,12% 14 40,00% 16 72,73% 45 52,28%

De afwijkingen van het masculiene woordgeslacht voor deze substantieven zijn net zoals voor

groep A zowel aanduidingen met het feminiene pronomen als met het neutrale pronomen. Ook

deze keer is het vooral het substantief boter dat opvalt: maar liefst in 39,30% van de gevallen

wordt er door de drie leeftijdscategorieën feminien verwezen naar dit woord (dit is zelfs zo’n

10% meer dan bij groep A, waar in totaal 29,93% van de verwijzingen naar boter gebeuren

met het feminiene pronomen). De tendens boter als feminien te aanschouwen wordt dus niet

enkel door de homogeen Nederlandstalige groep maar ook door de tweetalige heterogene

Nederlandstalige-anderstalige groep ondersteund. Ook andere substantieven krijgen vaak een

feminiene verwijzing met zich mee (bv. room, dat ook bij groep A gelijkaardige resultaten

gaf), maar ook het neutrale pronomen wordt vaak gebruikt, zo krijgt het woord paté bij

54,17% van de verwijzingen gevolgd door een neutraal pronomen.

De feminiene substantieven kennen geen stijging per leeftijdscategorie bij groep B. Het

Page 69: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

65

verloop per leeftijdscategorie is apart, met een tweede leeftijdscategorie die het ‘sterkst’

scoort (28,98% - 36,46% - 32,93%). Het totale gemiddelde komt op 32,79% behoud van

feminien genus voor deze categorie, wat zeer gelijkt op de algemene score van groep A die

31,07% behaalde. Groep B moet op gebied van kennis van het feminien genus volgens de

resultaten dus niet onderdoen voor groep A, dit was ook het resultaten bij de categorie

[+concreet] [+telbaar].

TABEL 3.9.B.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+CONCREET] [-TELBAAR] (GROEP B)

FEMINIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

MELK HIJ 5 26,32% 5 31,25% 3 50,00% 13 35,86% ZE 7 36,84% 5 31,25% 0 0,00% 12 22,70% HET 7 36,84% 6 37,50% 3 50,00% 16 41,45%

SOEP HIJ 5 33,33% 6 31,58% 5 31,25% 16 32,05% ZE 4 26,67% 9 47,37% 8 50,00% 21 41,35% HET 6 40,00% 4 21,05% 3 18,75% 13 26,60%

OLIE HIJ 8 42,11% 1 6,25% 1 16,67% 10 21,67% ZE 5 26,32% 6 37,50% 2 33,33% 13 32,38% HET 6 31,58% 9 56,25% 3 50,00% 18 45,94%

AARDE HIJ 5 33,33% 5 27,78% 4 25,00% 14 28,70% ZE 1 6,67% 10 55,56% 7 43,75% 18 35,32% HET 9 60,00% 3 16,67% 5 31,25% 17 35,97% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

VERWARMING HIJ 15 44,12% 19 54,29% 13 59,09% 47 52,50% ZE 9 26,47% 13 37,14% 8 36,36% 30 33,33% HET 10 29,41% 3 8,57% 1 4,55% 14 14,18%

VERLICHTING HIJ 8 23,53% 12 34,29% 4 18,18% 24 25,33% ZE 14 41,18% 8 22,86% 7 31,82% 29 31,95% HET 12 35,29% 15 42,86% 11 50,00% 38 42,72%

De neutrale substantieven kennen zowel op het niveau van de verschillende onderzochte

substantieven als wanneer we naar de totaalscore kijken een stijgende evolutie van behoud

van genus per leeftijdscategorie. Net zoals bij groep A is ook voor groep B in de categorie

[+concreet] [-telbaar] weinig verschil op te merken in het behoud van het traditionele genus

tussen de niet-formeel gemarkeerde woorden en formeel gemarkeerde woorden, dit in

tegenstelling tot de categorie [+concreet] [+telbaar], waar dit voor de neutrale substantieven

wel zo was. Voor de 7-8 jarigen is het behoud van genus bij niet-formeel gemarkeerde

woorden gemiddeld 54,56%, voor formeel gemarkeerde woorden 62,13%, bij de 11-12

jarigen gaat het om 76,15% en 78,57%, bij de 13-14 jarigen om 86,46% en 90,91%. Met deze

resultaten scoort de derde leeftijdscategorie even sterk dan groep A.

Page 70: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

66

TABEL 3.10.B.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+CONCREET] [-TELBAAR] (GROEP B)

NEUTER 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

VLEES HIJ 4 26,67% 5 26,32% 2 12,50% 11 21,83% ZE 3 20,00% 0 0,00% 1 6,25% 4 8,75% HET 8 53,33% 14 73,68% 13 81,25% 35 69,42%

SPEELGOED HIJ 1 5,26% 1 6,25% 1 16,67% 3 9,39% ZE 5 26,32% 2 12,50% 0 0,00% 7 12,94% HET 13 68,42% 13 81,25% 5 83,33% 31 77,67%

ONKRUID HIJ 5 33,33% 4 21,05% 2 12,50% 11 22,30% ZE 5 33,33% 2 10,53% 1 6,25% 8 16,70% HET 5 33,33% 13 68,42% 13 81,25% 31 61,00%

VOEDSEL HIJ 3 15,79% 2 12,50% 0 0,00% 5 9,43% ZE 4 21,05% 1 6,25% 0 0,00% 5 9,10% HET 12 63,16% 13 81,25% 6 100,00% 31 81,47% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

GESCHREEUW HIJ 8 24,24% 5 14,29% 0 0,00% 13 12,84% ZE 8 24,24% 6 17,14% 3 13,64% 17 18,34% HET 17 51,52% 24 68,57% 19 86,36% 60 68,82%

GEPRAAT HIJ 6 18,18% 1 2,86% 0 0,00% 7 7,01% ZE 3 9,09% 3 8,57% 1 4,55% 7 7,40% HET 24 72,73% 31 88,57% 21 95,45% 76 85,58%

Verschillend met groep A is wel dat waar in groep A er tussen de tweede leeftijdscategorie en

de derde leeftijdscategorie nog maar weinig stijging aan behoud van genus plaatsvindt, is dit

bij groep B wel het geval (waar de tweede leeftijdscategorie gemiddeld 77,36% behaalt, en de

derde leeftijdsgroep 90,91%).

3.4.4 Groep C: resultaten per woord en per woordgeslacht

Omdat groep C de resultaten van minder participanten beslaat dan bij groep A en B zal er hier

geopteerd worden om iets algemenere tendensen te bespreken. Ook voor groep C werden

dezelfde substantieven gekozen, en weergegeven in onderstaande tabel, per woordgeslacht,

per leeftijd van de participanten en opgesplitst in niet-formeel en formeel gemarkeerde

substantieven. Het totale procentuele behoud van genus stijgt niet tussen de eerste (29,48%)

en tweede (27,30%) leeftijdscategorie, maar kent wel een toename bij de oudste

leeftijdscategorie, die scoren 48,32%. Net als voor groep B is ook hier niet erg duidelijk of de

formele markering –er bij boter en blubber invloed hebben op het behoud van genus.

Wanneer de totaalsom wordt gemaakt van het procentuele behoud van genus bij de niet-

formeel gemarkeerde woorden, bedraagt dit 31,11%, en bij de formeel gemarkeerde

Page 71: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

67

substantieven 38,96%. Het traditionele genus van deze masculiene formeel gemarkeerde

woorden blijkt dus net iets beter gekend dan dit van de niet-formeel gemarkeerde woorden.

TABEL 3.8.C.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+CONCREET] [-TELBAAR] (GROEP C)

MASCULIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % CHOCO HIJ 2 40,00% 0 0,00% 4 50,00% 6 30,00% ZE 0 0,00% 0 0,00% 0 0,00% 0 0,00% HET 3 60,00% 4 100,00% 4 50,00% 11 70,00%

LIJM HIJ 3 25,00% 1 16,67% 3 42,86% 7 28,17% ZE 2 16,67% 1 16,67% 1 14,29% 4 15,87% HET 7 58,33% 4 66,67% 3 42,86% 14 55,95%

PATÉ HIJ 2 16,67% 1 16,67% 3 42,86% 6 25,40% ZE 2 16,67% 3 50,00% 2 28,57% 7 31,75% HET 8 66,67% 2 33,33% 2 28,57% 12 42,86%

ROOM HIJ 3 60,00% 1 25,00% 3 37,50% 7 40,83% ZE 1 20,00% 1 25,00% 2 25,00% 4 23,33% HET 1 20,00% 2 50,00% 3 37,50% 6 35,83%

FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % BOTER HIJ 6 35,29% 4 40,00% 7 46,67% 17 40,65% ZE 2 11,76% 0 0,00% 4 26,67% 6 12,81% HET 9 52,94% 6 60,00% 4 26,67% 19 46,54%

BLUBBER HIJ 2 11,76% 4 40,00% 9 60,00% 15 37,25% ZE 4 23,53% 2 20,00% 3 20,00% 9 21,18%

HET 11 64,71% 4 40,00% 3 20,00% 18 41,57%

Wanneer we kijken naar de feminiene substantieven voor groep C in de categorie [+concreet]

[-telbaar] valt het allereerst op dat er grote verschillen waarneembaar zijn per onderzocht

substantief. Omdat het echter om zo’n kleine groep informanten gaat zal hier weinig aandacht

aan besteed worden. Allereerst kan er gezegd worden dat het procentuele behoud van het

feminien genus hier een constante is, en niet ‘verbetert’ per leeftijdsgroep, althans niet bij de 7

tot 14 jarigen. Alle drie de leeftijdsgroepen scoren gemiddeld rond de 23%34. Hiermee scoort

deze groep een kleine 10% lager dan groep A en groep B (die gemiddeld 31,07% en 32,79%

scoorden). De formele gemarkeerdheid van de woorden verwarming en verluchting lijkt geen

invloed te hebben op het behoud van genus, integendeel: ze zijn gemiddeld 10% minder

gekend (18,39%) dan de niet-formeel gemarkeerde substantieven (28,15%). Ook voor deze

groep scoort aarde erg goed (voor de drie leeftijdsgroepen samen maar liefst 40%), en ook

soep is goed gekend als feminien substantief, althans bij de derde leeftijdscategorie: die

behalen 50% bij dit woord.

34 1ste leeftijdsgroep: 23,64%, 2de leeftijdsgroep: 23,13%, 3de leeftijdsgroep: 23,06%.

Page 72: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

68

TABEL 3.9.C.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+CONCREET] [-TELBAAR] (GROEP C)

FEMINIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % MELK HIJ 2 16,67% 3 50,00% 5 71,43% 10 46,03% ZE 3 25,00% 1 16,67% 1 14,29% 5 18,65% HET 7 58,33% 2 33,33% 1 14,29% 10 35,32%

SOEP HIJ 0 0,00% 1 25,00% 3 37,50% 4 20,83% ZE 0 0,00% 0 0,00% 4 50,00% 4 16,67% HET 5 100,00% 3 75,00% 1 12,50% 9 62,50%

OLIE HIJ 1 8,33% 2 33,33% 2 28,57% 5 23,41% ZE 6 50,00% 2 33,33% 2 28,57% 10 37,30% HET 5 41,67% 2 33,33% 3 42,86% 10 39,29%

AARDE HIJ 0 0,00% 1 25,00% 3 37,50% 4 20,83% ZE 1 20,00% 3 75,00% 2 25,00% 6 40,00% HET 4 80,00% 0 0,00% 3 37,50% 7 39,17% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % VERWARMING HIJ 5 29,41% 6 60,00% 9 60,00% 20 49,80% ZE 4 23,53% 1 10,00% 1 6,67% 6 13,40% HET 8 47,06% 3 30,00% 5 33,33% 16 36,80% VERLICHTING HIJ 3 17,65% 3 30,00% 7 46,67% 13 31,44% ZE 4 23,53% 2 20,00% 3 20,00% 9 21,18% HET 10 58,82% 5 50,00% 5 33,33% 20 47,39%

TABEL 3.10.C.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+CONCREET] [-TELBAAR] (GROEP C)

NEUTER 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % VLEES HIJ 2 40,00% 2 50,00% 3 37,50% 7 42,50% ZE 0 0,00% 1 25,00% 1 12,50% 2 12,50% HET 3 60,00% 1 25,00% 4 50,00% 8 45,00%

SPEELGOED HIJ 1 8,33% 1 16,67% 1 14,29% 3 13,10% ZE 4 33,33% 0 0,00% 3 42,86% 7 25,40% HET 7 58,33% 5 83,33% 3 42,86% 15 61,51%

ONKRUID HIJ 1 20,00% 0 0,00% 2 25,00% 3 15,00% ZE 1 20,00% 1 25,00% 1 12,50% 3 19,17% HET 3 60,00% 3 75,00% 5 62,50% 11 65,83%

VOEDSEL HIJ 2 16,67% 0 0,00% 0 0,00% 2 5,56% ZE 3 25,00% 1 16,67% 1 14,29% 5 18,65% HET 7 58,33% 5 83,33% 6 85,71% 18 75,79% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % GESCHREEUW HIJ 4 23,53% 6 60,00% 2 13,33% 12 32,29% ZE 4 23,53% 1 10,00% 3 20,00% 8 17,84% HET 9 52,94% 3 30,00% 10 66,67% 22 49,87%

GEPRAAT HIJ 3 17,65% 1 10,00% 1 6,67% 5 11,44% ZE 5 29,41% 2 20,00% 0 0,00% 7 16,47% HET 9 52,94% 7 70,00% 14 93,33% 30 72,09%

Page 73: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

69

De neutrale substantieven worden door de homogeen anderstalige groep – groep C – duidelijk

minder als dusdanig herkend dan door groep A en B. Waar de twee voorgaande groepen een

totaal behoud van genus kenden van rond de 90% bij de derde leeftijdscategorie ligt dit voor

groep C ongeveer 20% lager: 70,13%. Net zoals bij groep B wordt ook hier nog een groot

verschil opgetekend tussen de tweede en de derde leeftijdsgroep (die hier 58,33% en 70,13%

scoren), dit in tegenstelling tot groep A, waar het behoud van genus al op 89,01% lag bij de

tweede leeftijdsgroep.

3.4.5 Grafieken groepen B en C

In tegenstelling tot de vorige semantische categorie, [+concreet] [+telbaar] geldt hier enkel

voor het neutrale woordgeslacht dat het behoud van genus duidelijk stijg per leeftijdscategorie

(zie onderstaande tabel) en even sterk scoort als in groep A. Zowel de masculiene als

feminiene woorden kennen een constant behoud van genus over de drie leeftijdscategorieën

heen, en scoren lager dan bij groep A.

GRAFIEK 3.7.: ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR] – GROEP B

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Beh

ou

d g

ram

mati

caal

gen

us (

in %

)

hij

ze

het

hij 36,66% 40,06% 34,56%

ze 28,97% 36,46% 32,93%

het 58,34% 77,36% 88,68%

7-8j 10-11j 13-14j

Net als in groep B kent ook groep C geen verbetering van behoud van feminien genus per

leeftijdscategorie, ook scoort groep C nog eens opmerkelijk lager. Verschillend met groep B is

echter wel dat hier voor groep C net de neutrale substantieven geen stijging van behoud van

genus kennen, maar wel bij de masculiene woorden. De derde leeftijdscategorie scoort hier

voor de masculiene woorden ongeveer hetzelfde als groep A, de neutrale woorden scoren

Page 74: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

70

echter erg laag met 70,13% behoud van genus bij de derde leeftijdsgroep.

GRAFIEK 3.8.: ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR] – GROEP C

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Beh

ou

d g

ram

mati

caal

gen

us (

in %

)

hij

ze

het

hij 29,47% 27,29% 48,32%

ze 23,64% 23,13% 20,42%

het 56,05% 58,33% 70,13%

7-8j 10-11j 13-14j

3.4.6 conclusie

Deze keer kent enkel groep A voor alle drie de woordgeslachten een duidelijke verbetering

van behoud van genus per leeftijdscategorie. Groep B en C kennen geen verbetering in het

behoud van genus bij de feminiene woorden, groep B ook niet voor de masculiene woorden.

De lage scores bij de feminiene woorden voor alle drie de groepen komen overeen met deze

uit [+concreet] [+telbaar]. De kennis van het neutrale genus lijkt voor groep A reeds vergaard

bij leeftijd 2, waar al hoog gescoord wordt. Groep B heeft een tragere evolutie maar

gelijkaardige resultaten voor de derde leeftijdsgroep. Bij groepen B en C is er nog een groot

verschil waarneembaar tussen leeftijdsgroep 2 en 3 bij de neutrale woorden. Het behoud van

genus bij groep C ligt hier lager dan bij de vorige semantische categorie (concreet telbaar).

Page 75: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

71

3.5 De categorie [+abstract] [+telbaar]

In de komende paragrafen zal verder ingegaan worden op de resultaten voor de categorie

[+abstract] [+telbaar]. Eerst wordt in §3.5.1 gekeken naar de resultaten voor de homogene

Nederlandstalige groep A. Dit zal gebeuren per woord en daarna algemeen schetsend in één

tabel in §3.5.2. Hierna zullen in §3.5.3 en §3.5.4 de resultaten besproken worden voor groep B

en groep C. De resultaten voor groep B en groep C zullen visueel voorgesteld worden met

behulp van grafieken in §3.5.5. Na het bespreken van al deze gegevens zal in §3.5.6 een

samenvattende conclusie gevormd worden.

3.5.1 Groep A: resultaten per woord en per woordgeslacht

Voor de masculiene substantieven in de categorie [+abstract] [+telbaar] werden de niet-

formeel gemarkeerde substantieven droom, dag, ochtend en oorlog gekozen voor het

onderzoek en het formeel gemarkeerde woord winter. Bij deze masculiene abstracte

substantieven verloopt het behoud van grammaticaal genus niet voor elk substantief stijgend

per leeftijdscategorie. Zo bijvoorbeeld bij de substantieven ochtend en winter, waar de kennis

van het traditionele genus daalt tussen de tweede en derde leeftijdscategorie.

TABEL 3.11.A.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+ABSTRACT] [+TELBAAR] (GROEP A)

MASCULIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL

NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % DROOM HIJ 13 36,11% 11 36,67% 23 47,92% 47 40,23% ZE 7 19,44% 9 30,00% 16 33,33% 32 27,59% HET 16 44,44% 10 33,33% 9 18,75% 35 32,18%

DAG HIJ 9 34,62% 8 30,77% 17 44,74% 34 36,71% ZE 2 7,69% 2 7,69% 10 26,32% 14 13,90% HET 15 57,69% 16 61,54% 11 28,95% 42 49,39%

OCHTEND HIJ 12 33,33% 14 46,67% 19 39,58% 45 39,86% ZE 7 19,44% 7 23,33% 13 27,08% 27 23,29% HET 17 47,22% 9 30,00% 16 33,33% 42 36,85%

OORLOG HIJ 10 40,00% 13 50,00% 23 60,53% 46 50,18%

ZE 3 12,00% 5 19,23% 7 18,42% 15 16,55%

HET 12 48,00% 8 30,77% 8 21,05% 28 33,27%

FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % WINTER HIJ 16 26,23% 24 42,86% 25 29,07% 65 32,72% ZE 10 16,39% 8 14,29% 36 41,86% 54 24,18% HET 35 57,38% 24 42,86% 25 29,07% 84 43,10%

Page 76: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

72

Wanneer we echter kijken naar totale gemiddelden, is er wel sprake van een stijgend verloop

wanneer we kijken naar de totalen van de niet-formeel gemarkeerde substantieven, per

leeftijdscategorie (36,01% - 41,03% - 48,19%).

De afwijkingen van het masculiene woordgeslacht zijn zowel aanduidingen met het feminien

als met het neutraal genus. Hier ligt echter een grote rol weg voor de verwijzing met het

neutrale genus: het is opvallend dat alle masculiene substantieven vaak, zelfs bij de 13-14

jarigen, een neutrale verwijzing krijgen. Zo krijgt het woord dag in maar liefst 49,39% van de

onderzocht gevallen een neutrale verwijzing ‘het’. Raar genoeg is de enige duidelijke evolutie

die af te leiden valt uit deze tabel de stijging van de feminiene toewijzing aan deze masculiene

woorden: waar de eerste leeftijdsgroep slechts in 15,52%35 van de gevallen verwijst met het

feminien pronomen, voor de tweede 17,18% en reeds 34,07% bij derde leeftijdsgroep. Vooral

het – formeel gemarkeerde (!) – substantief winter dat door 41,86% van de 13-14 jarigen als

feminien wordt aanschouwd.

TABEL 3.12.A.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+ABSTRACT] [+TELBAAR] (GROEP A)

FEMINIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL

NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % RUZIE HIJ 11 30,56% 9 30,00% 16 33,33% 36 31,30% ZE 5 13,89% 5 16,67% 17 35,42% 27 21,99% HET 20 55,56% 16 53,33% 15 31,25% 51 46,71%

FOUT HIJ 9 37,50% 9 34,62% 10 27,03% 28 33,05% ZE 1 4,17% 5 19,23% 14 37,84% 20 20,41% HET 14 58,33% 12 46,15% 13 35,14% 39 46,54%

BUI HIJ 28 45,16% 30 53,57% 43 50,00% 101 49,58% ZE 13 20,97% 14 25,00% 27 31,40% 54 25,79% HET 21 33,87% 12 21,43% 16 18,60% 49 24,63% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

VERRASSING HIJ 15 25,86% 20 35,71% 25 29,07% 60 30,22%

ZE 10 17,24% 8 14,29% 34 39,53% 52 23,69%

HET 33 56,90% 28 50,00% 27 31,40% 88 46,10%

OPLOSSING HIJ 21 35,00% 15 26,79% 26 30,95% 62 30,91%

ZE 4 6,67% 9 16,07% 19 22,62% 32 15,12%

HET 35 58,33% 32 57,14% 39 46,43% 106 53,97%

Voor de – bovenstaande – feminiene substantieven in de categorie [+abstract] [+telbaar]

werden de niet-formeel gemarkeerde substantieven ruzie, fout en bui gekozen voor het

35 Ook hier werden eerst afzonderlijke gemiddelden berekend per leeftijdscategorie voor de niet-formeel gemarkeerde masculiene substantieven (14,64%; 20,06% en 26,29% voor de afzonderlijke leeftijdscategorieën). Deze resultaten samen met deze voor ‘winter’ – het enige formeel-gemarkeerde woord in deze categorie – vormden de basis voor de hierboven besproken cijfers.

Page 77: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

73

onderzoek en de formeel gemarkeerde woorden verrassing en oplossing.

Per leeftijdscategorie is er een stijging waarneembaar van het behoud van het feminien

genus36 (12,51% - 17,61% - 32,98%). Op het gebied van de gekozen substantieven is er

weinig opvallends te melden; behalve dat niet alle substantieven even goed als feminien

herkend door de jongste leeftijdscategorie. Wanneer we fout en bui met elkaar vergelijken

blijkt bui ongeveer 5 maal zo vaak herkend als feminien woord dan fout (met resp. 4,17%

voor fout en 20,97% voor bui). In de derde leeftijdscategorie zijn deze verschillen

weggevallen, en wordt gemiddeld 33,36% van de verwijzingen gebruikt met het feminiene

genus. Op het niveau van de substantieven scoren de leerlingen telkens ongeveer tussen de

30% en 40% procent, met als uitzondering oplossing, dat slechts 22,62% feminiene

verwijzing behaalt. De afwijkingen van het feminiene woordgeslacht met het neutraal genus

liggen procentueel erg hoog voor deze categorie – hier heeft de semantische parameter

‘abstractheid’ mogelijk mee te maken. De invloed van de formele markering –ing lijkt geen

invloed te hebben: de formeel gemarkeerde woorden verrassing en oplossing scoren in totaal

19,42, en dit is lager dan de 22,73% van de niet-formeel gemarkeerde substantieven.

TABEL 3.13.A.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+ABSTRACT] [+TELBAAR] (GROEP A)

NEUTER 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % ANTWOORD HIJ 16 27,12% 1 1,79% 7 8,24% 24 12,38% ZE 5 8,47% 7 12,50% 8 9,41% 20 10,13% HET 38 64,41% 48 85,71% 70 82,35% 156 77,49%

RAADSEL HIJ 4 17,39% 5 19,23% 4 10,81% 13 15,81% ZE 3 13,04% 2 7,69% 2 5,41% 7 8,71% HET 16 69,57% 19 73,08% 31 83,78% 66 75,48%

OERWOUD HIJ 6 16,67% 7 23,33% 2 4,17% 15 14,72% ZE 4 11,11% 1 3,33% 4 8,33% 9 7,59% HET 26 72,22% 22 73,33% 42 87,50% 90 77,69% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % GEHEIM HIJ 14 23,33% 11 19,64% 5 5,88% 30 16,29% ZE 7 11,67% 6 10,71% 8 9,41% 21 10,60% HET 39 65,00% 39 69,64% 72 84,71% 150 73,12%

GEZIN HIJ 14 23,33% 11 19,64% 11 12,94% 36 18,64% ZE 8 13,33% 11 19,64% 20 23,53% 39 18,84%

HET 38 63,33% 34 60,71% 54 63,53% 126 62,53%

Voor de neutrale substantieven in de categorie [+abstract] [+telbaar] werden de niet-formeel

gemarkeerde substantieven antwoord, raadsel, en oerwoud gekozen voor het onderzoek en de

36 Dit is ook zo op het niveau van de verschillende gekozen feminiene substantieven, behalve voor verrassing, waar de tweede leeftijdscategorie een lichte terugval kent (17,24% - 14,29%).

Page 78: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

74

formeel gemarkeerde woorden geheim en gezin.

Hier zijn de resultaten zoals verwacht; het neutrale genus is het best gekend, en ook hier

gebeurt de evolutie in stijgende lijn per leeftijdscategorie (66,44% - 71,27% - 79,33%). Erg

opvallend wel is het substantief gezin, waar ten eerste tussen de jongste en oudste

leeftijdscategorie geen stijging plaatsvindt (63,33% - 60,71% - 63,53%). Ten tweede, is het

ook opmerkelijk dat – gezien de het gebrek aan ‘verbetering’ van de kennis van het neutraal

genus bij dit substantief – de derde (‘oudste’) leeftijdscategorie een erg zwakke score behaalt,

vergeleken met de resultaten van de andere substantieven voor deze leeftijdscategorie. Het

substantief gezin wordt opvallend vaak als een feminien woord aanschouwd, wat te verklaren

is omdat dit substantief een collectivum is37, en ook andere onderzoeken hebben aangetoond

dat deze ongelooflijk vaak als feminien aanschouwd worden (Geerts, 1977, 1983).

3.5.2 Groep A: grafiek autochtonen

GRAFIEK 3.9.: ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR] – GROEP A

0,00%

20,00%

40,00%

60,00%

80,00%

100,00%

Beh

ou

d g

ram

mati

caal

gen

us (

in %

)

hij

ze

het

hij 32,75% 41,64% 41,82%

ze 13,98% 19,38% 33,03%

het 67,79% 72,64% 81,56%

7-8j 10-11j 13-14j

Ook hier kennen alle drie de woordgeslachten stijging van het behoud van grammaticaal

genus per leeftijdscategorie. Het feminien genus wordt opmerkelijk slecht herkend door de

eerste leeftijdscategorie, maar dit evolueert tot een score bij de derde leeftijdscategorie die

niet ver af ligt van de scores van groep A in de hierboven besproken semantische categorieën.

37 Hier werd dus niet volledig voldaan aan het – normaal gezien voor alle gekozen substantieven gemeenschappelijke – kenmerk, ‘niet-bezieldheid’. De leden van een gezin zijn immers mensen, en dus zeer zeker bezield. Niettemin is het interessant te kijken dat de jonge participanten ook hier reageren en responderen naar gewoonte; met relatief veel feminiene verwijzingen.

Page 79: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

75

De herkenning van het masculiene genus verbetert niet tussen de tweede en derde

leeftijdscategorie, dit is opmerkelijk daar in de vorige twee semantische categorieën groep A

altijd wél voor alle drie de leeftijden verbetering toonde.

3.5.3 Groep B: resultaten per woord en per woordgeslacht

In onderstaande tabellen worden de resultaten voor de substantieven van de categorie

[+abstract] [+telbaar] weergegeven voor groep B. Dezelfde substantieven werden gebruikt als

voor groep A, en ook hier werd een opdeling gemaakt tussen niet-formeel gemarkeerde en

formeel gemarkeerde woorden.

Bij de masculiene woorden is er geen sprake van een stijging van behoud van genus per

leeftijdscategorie (24,89% - 34,68% - 29,33%). Dit valt mogelijk te wijten aan het feit dat de

resultaten erg uiteenlopen wanneer we de woorden met elkaar vergelijken. Zo verwijst bv.

56,25% van de derde leeftijdscategorie hier met het traditionele masculiene genus naar

droom, waar helemaal niemand van deze leeftijdscategorie dit doet voor dag. Dit zijn

nochtans beide erg frequente woorden, en beide niet-formeel gemarkeerd, een antwoord blijft

hier zoek.

TABEL 3.11.B.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+ABSTRACT] [+TELBAAR] (GROEP B)

MASCULIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

DROOM HIJ 4 28,57% 5 26,32% 9 56,25% 18 37,05% ZE 3 21,43% 7 36,84% 4 25,00% 14 27,76% HET 7 50,00% 7 36,84% 3 18,75% 17 35,20%

DAG HIJ 2 10,53% 6 37,50% 0 0,00% 8 16,01% ZE 5 26,32% 2 12,50% 2 33,33% 9 24,05% HET 12 63,16% 8 50,00% 4 66,67% 24 59,94%

OCHTEND HIJ 6 42,86% 7 36,84% 6 37,50% 19 39,07% ZE 2 14,29% 5 26,32% 3 18,75% 10 19,78% HET 6 42,86% 7 36,84% 7 43,75% 20 41,15%

OORLOG HIJ 8 44,44% 10 62,50% 3 50,00% 21 52,31% ZE 3 16,67% 1 6,25% 1 16,67% 5 13,19% HET 7 38,89% 5 31,25% 2 33,33% 14 34,49%

FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

WINTER HIJ 6 18,18% 10 28,57% 5 22,73% 21 23,16% ZE 5 15,15% 6 17,14% 7 31,82% 18 21,37% HET 22 66,67% 19 54,29% 10 45,45% 51 55,47%

Page 80: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

76

Met een gemiddelde score van 29,63% voor de drie leeftijdsgroepen samen scoort groep B

slechter dan groep A, die 37,23% scoorde. Het enige formeel gemarkeerde woord winter

scoort zwakker dan de niet-formeel gemarkeerde woorden, en krijgt – in tegenstelling tot in

groep A, waar veel afwijkingen van het genus waren met het feminien pronomen – vaak een

neutrale verwijzing (in totaal 55,47%). De afwijkingen van het woordgeslacht voor deze

substantieven zijn aanduidingen met het feminiene pronomen (in 21,28% van de gevallen

wordt er in totaal met ze verwezen) maar nog meer met het neutrale pronomen: in bijna de

helft van de gevallen (49,08%). Het formeel gemarkeerde winter wordt ook door deze groep

vaak als feminien aanschouwd (door 31,82% van de 13-14 jarigen), al bij al reageren zowel

de kinderen van groep A en B bijzonder onverwacht op dit woord (dat vooral gewoon in zijn

gehele ‘slecht’ scoort, immers 55,47% beschouwt het als een masculien woord).

Het feminiene woordgeslacht is door groep B even sterk (of zwak) bewaard als door groep A,

de derde leeftijdscategorie weet in 31,89% van de tijd met het traditionele genus te verwijzen

(dit was bij groep A 32,98%). Tussen de eerste en tweede leeftijdsgroep is er geen stijging

(zelfs een lichte daling): leeftijdsgroep 1 behaalt 21,59%, leeftijdsgroep 2 18,61%. Groep B

kent wel een stijging naar leeftijdsgroep 3 toe: deze halen, zoals hierboven reeds aangehaald,

31,89%.

TABEL 3.12.B.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+ABSTRACT] [+TELBAAR] (GROEP B)

FEMINIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

RUZIE HIJ 5 33,33% 5 26,32% 4 25,00% 14 28,22% ZE 4 26,67% 3 15,79% 7 43,75% 14 28,74% HET 6 40,00% 11 57,89% 5 31,25% 22 43,05%

FOUT HIJ 5 27,78% 5 31,25% 2 33,33% 12 30,79% ZE 5 27,78% 3 18,75% 3 50,00% 11 32,18% HET 8 44,44% 8 50,00% 1 16,67% 17 37,04%

BUI HIJ 16 47,06% 16 45,71% 12 54,55% 44 49,11% ZE 7 20,59% 9 25,71% 2 9,09% 18 18,46% HET 11 32,35% 10 28,57% 8 36,36% 29 32,43% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

VERRASSING HIJ 7 21,21% 13 37,14% 3 13,64% 23 24,00% ZE 9 27,27% 4 11,43% 8 36,36% 21 25,02% HET 17 51,52% 18 51,43% 11 50,00% 46 50,98%

OPLOSSING HIJ 10 30,30% 11 31,43% 5 22,73% 26 28,15% ZE 3 9,09% 8 22,86% 5 22,73% 16 18,23% HET 20 60,61% 16 45,71% 12 54,55% 48 53,62%

De afwijkingen van het woordgeslacht zijn zowel aanduidingen met feminien pronomen als

Page 81: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

77

met neutraal pronomen. De invloed van de formele markering –ing lijkt ook voor deze groep

(net als voor groep A) geen invloed te hebben: de formeel gemarkeerde woorden verrassing

en oplossing scoren in totaal 21,62%, en dit is lager dan de 26,45% van de niet-formeel

gemarkeerde substantieven.

De onzijdige woorden van deze categorie zijn door groep B iets minder goed gekend dan door

groep A (zie cijfers uit deze alinea en cijfers blz. …). Het behoud van genus stijgt procentueel

per leeftijdscategorie: 48,69% - 71,83% - 72,35%. Hier is vooral opvallend dat de eerste

leeftijdscategorie laag scoort, en dat er geen ‘verbetering’ meer lijkt op te treden tussen de

tweede en derde leeftijdsgroep.

TABEL 3.13.B.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+ABSTRACT] [+TELBAAR] (GROEP B)

NEUTER 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

ANTWOORD HIJ 6 18,18% 4 11,43% 3 13,64% 13 14,42% ZE 9 27,27% 2 5,71% 4 18,18% 15 17,06% HET 18 54,55% 29 82,86% 15 68,18% 62 68,53%

RAADSEL HIJ 4 22,22% 5 31,25% 0 0,00% 9 17,82% ZE 5 27,78% 1 6,25% 0 0,00% 6 11,34% HET 9 50,00% 10 62,50% 6 100,00% 25 70,83%

OERWOUD HIJ 4 26,67% 1 5,26% 2 12,50% 7 14,81% ZE 4 26,67% 2 10,53% 2 12,50% 8 16,56% HET 7 46,67% 16 84,21% 12 75,00% 35 68,63% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

GEHEIM HIJ 12 36,36% 3 8,57% 4 18,18% 19 21,04% ZE 8 24,24% 5 14,29% 2 9,09% 15 15,87% HET 13 39,39% 27 77,14% 16 72,73% 56 63,09%

GEZIN HIJ 7 21,21% 3 8,57% 0 0,00% 10 9,93% ZE 8 24,24% 12 34,29% 10 45,45% 30 34,66% HET 18 54,55% 20 57,14% 12 54,55% 50 55,41%

De derde leeftijdsgroep scoort hier iets minder dan bij groep A (waar deze 79,33% behaalde).

Net zoals voor groep A zijn ook hier de resultaten voor gezin opvallend, met een derde

leeftijdscategorie die maar liefst in 45,45% van de tijd met het feminiene pronomen ze

verwijst naar dit woord. Dat deze uitkomsten overeen komen met wat vast te stellen was uit

andere onderzoeken, werd hierboven besproken bij groep A. De afwijkingen van het

woordgeslacht voor deze substantieven zijn zowel aanduidingen met het feminiene pronomen

als met het neutrale pronomen.

Page 82: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

78

3.5.4 Groep C: resultaten per woord en per woordgeslacht

Omdat groep C de resultaten van minder participanten beslaat dan bij groep A en B zal er hier

geopteerd worden om iets algemenere tendensen te bespreken. Ook voor groep C werden

dezelfde substantieven gekozen, en weergegeven in onderstaande tabel, per woordgeslacht,

per leeftijd van de participanten en opgesplitst in niet-formeel en formeel gemarkeerde

substantieven. Groep C kent voor de masculiene woorden deze keer wél een stijgende tendens

van behoud van genus; per leeftijdscategorie scoren de informanten 13,59% - 21,66% -

30,50%. De 13-14 jarigen scoren op deze manier ongeveer evenveel als deze van groep B

(29,33%), ondanks dat die geen stijgend verloop kenden. Hiermee scoren groepen B en C

lager dan hun homogeen Nederlandstalige klasgenootjes: groep A scoorde immers 48,19% bij

de derde leeftijdscategorie.

TABEL 3.11.C.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+ABSTRACT] [+TELBAAR] (GROEP C)

MASCULIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL

NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % DROOM HIJ 0 0,00% 2 50,00% 0 0,00% 2 16,67% ZE 0 0,00% 1 25,00% 4 50,00% 5 25,00% HET 5 100,00% 1 25,00% 4 50,00% 10 58,33%

DAG HIJ 2 16,67% 2 33,33% 0 0,00% 4 16,67% ZE 2 16,67% 1 16,67% 2 28,57% 5 20,63% HET 8 66,67% 3 50,00% 5 71,43% 16 62,70%

OCHTEND HIJ 1 20,00% 0 0,00% 1 12,50% 2 10,83% ZE 0 0,00% 1 25,00% 7 87,50% 8 37,50% HET 4 80,00% 3 75,00% 0 0,00% 7 51,67%

OORLOG HIJ 3 25,00% 3 50,00% 3 42,86% 9 39,29% ZE 6 50,00% 1 16,67% 2 28,57% 9 31,75%

HET 3 25,00% 2 33,33% 2 28,57% 7 28,97% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % WINTER HIJ 2 11,76% 1 10,00% 5 33,33% 8 18,37% ZE 4 23,53% 2 20,00% 4 26,67% 10 23,40% HET 11 64,71% 7 70,00% 6 40,00% 24 58,24%

Wanneer we naar het totale gemiddelde kijken van alle drie de leeftijdscategorieën, scoort

groep C ook nog eens beduidend slechter dan groep B (met 21,92%, waar groep B nog

29,63% haalde en groep A maar liefst 37,23%). De afwijkingen van het woordgeslacht voor

deze substantieven komt overeen met deze voor groep B: 26,06% van het totaal aantal

verwijzingen gebeurt met het feminiene pronomen, 54,33% met neutraal pronomen.

De feminiene substantieven voor de semantische categorie [+abstract] [+telbaar] kennen bij

groep C een apart verloop per leeftijdscategorie. Net als bij groep B scoort de tweede

Page 83: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

79

leeftijdscategorie lager dan de eerste leeftijdscategorie, maar deze keer scoort ook de derde

amper meer dan de eerste: 24,18% - 13,33% - 26,53%. Met deze 26,53% scoren de 13-14

jarigen van groep C lager dan deze van groepen A en B; deze scoorden ongeveer 32%. Voor

leeftijdsgroep 1 en 3 zijn de resultaten voor de niet-formeel gemarkeerde substantieven zeer

gelijkaardig aan deze voor de formeel gemarkeerde substantieven, wat er nog eens op wijst

dat formele markering hier weinig invloed heeft. De afwijkingen van het genus voor deze

feminiene substantieven zijn opvallend vaak verwijzingen met het neutrale woordgeslacht: zo

wordt naar ruzie in wel 83,33% van de tijd met het verwezen.

TABEL 3.12.C.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+ABSTRACT] [+TELBAAR] (GROEP C)

FEMINIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % RUZIE HIJ 0 0,00% 0 0,00% 3 37,50% 3 12,50% ZE 0 0,00% 0 0,00% 1 12,50% 1 4,17% HET 5 100,00% 4 100,00% 4 50,00% 13 83,33%

FOUT HIJ 3 25,00% 2 33,33% 1 16,67% 6 25,00% ZE 4 33,33% 0 0,00% 2 33,33% 6 22,22% HET 5 41,67% 4 66,67% 3 50,00% 12 52,78%

BUI HIJ 6 35,29% 3 30,00% 8 53,33% 17 39,54%

ZE 7 41,18% 2 20,00% 5 33,33% 14 31,50%

HET 4 23,53% 5 50,00% 2 13,33% 11 28,95% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % VERRASSING HIJ 1 5,88% 5 50,00% 5 35,71% 11 30,53% ZE 3 17,65% 3 30,00% 3 21,43% 9 23,03% HET 13 76,47% 2 20,00% 6 42,86% 21 46,44%

OPLOSSING HIJ 1 5,88% 3 30,00% 2 14,29% 6 16,72% ZE 4 23,53% 3 30,00% 4 28,57% 11 27,37%

HET 12 70,59% 4 40,00% 8 57,14% 24 55,91%

De resultaten voor de neutrale substantieven zijn moeilijk te verklaren: de eerste categorie

scoort 70,60% waar de tweede leeftijdsgroep nog 46,94% scoort en de derde leeftijdsgroep

terug 57,24% behaalt. Ook deze keer is er geen duidelijke hulp aanwezig van formele

markering, daar zowel in de eerste als derde leeftijdscategorie de formeel gemarkeerde

substantieven lager scoren dan de niet-formeel gemarkeerde substantieven (met 67,64% ten

opzichte van 73,56% voor leeftijdscategorie 1 en met 50,00% ten opzichte van 64,49% voor

leeftijdscategorie 3). De score ligt lager dan deze bij de vorige 2 groepen, maar is moeilijk te

vergelijken door het ongewone verloop.

Page 84: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

80

TABEL 3.13.C.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+ABSTRACT] [+TELBAAR] (GROEP C)

NEUTER 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % ANTWOORD HIJ 2 11,76% 5 50,00% 2 14,29% 9 25,35% ZE 1 5,88% 1 10,00% 3 21,43% 5 12,44% HET 14 82,35% 4 40,00% 9 64,29% 27 62,21%

RAADSEL HIJ 3 25,00% 3 50,00% 0 0,00% 6 25,00% ZE 2 16,67% 2 33,33% 2 33,33% 6 27,78% HET 7 58,33% 1 16,67% 4 66,67% 12 47,22%

OERWOUD HIJ 0 0,00% 0 0,00% 1 12,50% 1 4,17%

ZE 1 20,00% 1 25,00% 2 25,00% 4 23,33%

HET 4 80,00% 3 75,00% 5 62,50% 12 72,50% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % GEHEIM HIJ 2 11,76% 2 20,00% 3 21,43% 7 17,73% ZE 2 11,76% 2 20,00% 4 28,57% 8 20,11% HET 13 76,47% 6 60,00% 7 50,00% 26 62,16%

GEZIN HIJ 5 29,41% 2 20,00% 1 7,14% 8 18,85%

ZE 2 11,76% 4 40,00% 6 42,86% 12 31,54%

HET 10 58,82% 4 40,00% 7 50,00% 21 49,61%

3.5.5 Grafieken groepen B en C

In groep B vond bij de vorige twee semantische categorieën, de twee categorieën met de

concrete substantieven, een verloop van behoud van genus plaats dat vergelijkbaar is met dit

van groep A, al moet gezegd worden dat de totale score van groep B lager ligt en dat het

behoud van genus niet altijd steeg per leeftijdscategorie. Niettemin kende groep B voor deze

semantische categorieën wel een stijging van behoud van genus per leeftijdscategorie. In

categorie [+abstract] [+telbaar] verloopt het behoud van genus voor groep B echter erg ‘vlak’:

vooral de feminiene substantieven kennen een erg laag behoud van genus, met weinig of geen

stijging van behoud van genus per leeftijdscategorie. Ook de masculiene woorden scoren laag,

zelfs bij de derde leeftijdscategorie, maar hier moet rekening gehouden worden met het feit

dat ook in groep A de masculiene, abstract telbare woorden lager scoorden (33,03% totaal

behoud van genus van de masculiene woorden bij de derde leeftijdsgroep van groep A) dan bij

de voorgaande semantische categorieën. De neutrale woorden tenslotte worden door groep B

niet zo slecht ontvangen: wanneer we kijken naar de tweede leeftijdscategorie scoort deze –

net als groep A voor deze leeftijdscategorie – zo’n 72%. Het is echter opmerkelijk dat dit

behoud van genus volledig niet meer stijgt en dat leeftijdscategorie 3 zo’n 70% haalt bij het

Page 85: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

81

behoud van genus van de neutrale substantieven.

GRAFIEK 3.10.: ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR] – GROEP B

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Beh

ou

d g

ram

mati

caal

gen

us (

in %

)

hij

ze

het

hij 24,89% 34,68% 29,33%

ze 21,04% 19,32% 28,76%

het 49,20% 72,62% 70,74%

7-8j 10-11j 13-14j

Groep C kent voor alle drie de woordgeslachten geen verbetering van behoud van genus per

leeftijdscategorie. De procentuele resultaten liggen ook over de hele lijn érg laag, zoals

hieronder duidelijk weergegeven in de grafiek.

GRAFIEK 3.11.: ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR] – GROEP C

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Beh

ou

d g

ram

mati

caal

gen

us (

in %

)

hij

ze

het

hij 13,59% 21,67% 23,59%

ze 24,75% 20,00% 26,56%

het 71,70% 46,46% 57,22%

7-8j 10-11j 13-14j

3.5.6 Conclusie

Net als in de voorgaande semantische categorie – [+concreet] [+telbaar] is ook hier groep A

de enige groep waar voor alle drie de woordgeslachten een duidelijke verbetering van behoud

Page 86: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

82

van genus per leeftijdscategorie waar te nemen is. Het feminiene genus wordt door alle drie

de groepen slecht herkend, door groep A en B slechter dan in voorgaande semantische

categorieën. De resultaten van de masculiene woorden liggen bij groep B en C lager dan de

hierboven besproken categorieën [+concreet] [+telbaar] en [+concreet] [-telbaar]. Algemeen

kan hier geconcludeerd worden dat vooral groep C erg veel moeilijkheden heeft met het

aanleren/herkennen van het woordgeslacht van abstracte, telbare woorden. De vergelijking

van Jan Don gaat ook hier op: de opdracht voor deze kinderen om het pronominaal

genussysteem correct te gebruiken is zo’n opdracht waar zoveel voor moet uit het hoofd

geleerd worden, dat het te vergelijken valt met een stadion vol mensen, waar je probeert van

te onthouden of ze hun koffie mét of zonder melk drinken, onmogelijk dus.

Page 87: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

83

3.6 De categorie [+abstract] [-telbaar]

In de komende paragrafen zal verder ingegaan worden op de resultaten voor de categorie

[+abstract] [-telbaar]. Eerst wordt in §3.6.1 gekeken naar de resultaten voor de homogene

Nederlandstalige groep A. Dit zal gebeuren per woord en daarna algemeen schetsend in één

tabel in §3.6.2. Hierna zullen in §3.6.3 en §3.6.4 de resultaten besproken worden voor de

heterogene Nederlandstalige-anderstalige groep B en de anderstalige groep C. De resultaten

voor groep B en groep C zullen visueel voorgesteld worden met behulp van grafieken in

§3.6.5. Na het bespreken van al deze gegevens zal in §3.6.6 een samenvattende conclusie

gevormd worden.

3.6.1 Groep A: resultaten per woord en per woordgeslacht

Voor de masculiene substantieven in de categorie [+abstract] [-telbaar] werden de niet-

formeel gemarkeerde substantieven pijn en lach gekozen voor het onderzoek en het formeel

gemarkeerde woord donder.

TABEL 3.14.A.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+ABSTRACT] [-TELBAAR] (GROEP A)

MASCULIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL

NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % PIJN HIJ 9 25,00% 11 36,67% 12 25,00% 32 28,89% ZE 8 22,22% 9 30,00% 17 35,42% 34 29,21% HET 19 52,78% 10 33,33% 19 39,58% 48 41,90%

LACH HIJ 9 39,13% 12 46,15% 28 75,68% 49 53,65% ZE 4 17,39% 6 23,08% 6 16,22% 16 18,89%

HET 10 43,48% 8 30,77% 3 8,11% 21 27,45% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % DONDER HIJ 16 26,67% 24 43,64% 45 52,94% 85 41,08%

ZE 8 13,33% 3 5,45% 11 12,94% 22 10,58%

HET 36 60,00% 28 50,91% 29 34,12% 93 48,34%

De categorie masculiene, abstract, niet-telbare substantieven is erg klein, en de onderzochte

woorden kennen alledrie een zeer verschillend verloop. Pijn wordt bij de oudste

leeftijdscategorie slechts in 25,00% van de gevallen als mannelijk herkend, waar dat voor de

zelfde leeftijdscategorie voor het substantief lach maar liefst 75,68% van de ondervraagden is.

Page 88: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

84

De kennis van het masculiene genus bij lach is bij de 13- en 14 jarigen zo ‘goed’ als deze bij

de best gekende masculiene concreet telbare substantieven in groep A. Het formeel

gemarkeerde substantief donder kent een evolutie waar de kennis van het traditionele geslacht

stijgt per leeftijdscategorie. De 13-14 jarigen behalen bij dit substantief 52,94%. Het behoud

van genus stijgt per leeftijdscategorie: 29,36% - 42,37% - 51,64%. De resultaten voor de

formeel gemarkeerde en niet-formeel gemarkeerde woorden liggen zo dicht bij elkaar dat er

geen sprake blijkt te zijn van beter behoud van genus bij formele markering38. De afwijkingen

van het woordgeslacht voor deze substantieven zijn voornamelijk aanduidingen met het

neutrale pronomen (41,52% van het totale aantal verwijzingen gebeuren met het neutrale het).

Voor de feminiene substantieven in de categorie [+abstract] [-telbaar] werden de niet-formeel

gemarkeerde substantieven kou, griep, hitte en liefde gekozen voor het onderzoek en de

formeel gemarkeerde woorden versiering en redding.

TABEL 3.15.A.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+ABSTRACT] [-TELBAAR] (GROEP A)

FEMINIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % KOU HIJ 11 30,56% 7 23,33% 11 22,92% 29 25,60% ZE 13 36,11% 8 26,67% 16 33,33% 37 32,04% HET 12 33,33% 15 50,00% 21 43,75% 48 42,36%

GRIEP HIJ 9 37,50% 9 34,62% 16 42,11% 34 38,07% ZE 4 16,67% 2 7,69% 9 23,68% 15 16,01% HET 11 45,83% 15 57,69% 13 34,21% 39 45,91%

HITTE HIJ 11 47,83% 9 34,62% 10 27,03% 30 36,49% ZE 1 4,35% 8 30,77% 13 35,14% 22 23,42% HET 11 47,83% 9 34,62% 14 37,84% 34 40,09%

LIEFDE HIJ 7 19,44% 6 20,00% 2 4,17% 15 14,54%

ZE 10 27,78% 14 46,67% 28 58,33% 52 44,26%

HET 19 52,78% 10 33,33% 18 37,50% 47 41,20%

FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % VERSIERING HIJ 18 30,00% 13 23,21% 16 18,82% 47 24,01% ZE 7 11,67% 14 25,00% 44 51,76% 65 29,48% HET 35 58,33% 29 51,79% 25 29,41% 89 46,51%

REDDING HIJ 26 43,33% 22 39,29% 32 37,65% 80 40,09%

ZE 21 35,00% 22 39,29% 32 37,65% 75 37,31%

HET 13 21,67% 12 21,43% 21 24,71% 46 22,60%

De evolutie in het behoud van het feminien genus verloopt in stijgende lijn per

leeftijdscategorie, op de substantieven kou en griep, waar na de eerste leeftijdscategorie bij de 38 Voor de eerste leeftijdscategorie: niet-form.: 32,06% t.o.v. form.gem.: 26,07%, tweede leeftijdscategorie: niet-form.: 41,41% t.o.v. form.gem.: 43,64% en de derde leeftijdscategorie: niet-form.: 50,34% t.o.v. form.gem.: 52,94%.

Page 89: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

85

tweede leeftijdscategorie een terugval is (zie tabel). Met 58,33% behoud van grammaticaal

genus in de derde leeftijdscategorie is het substantief liefde het feminiene substantief waar het

traditionele genus het best bewaard bij gebleven is. Dit is onverwacht, want bij vorig

onderzoek was er sprake van hersemantisering, waar abstracte de-woorden vaak een neutrale

verwijzing met zich meekrijgen omwille van een semantische motivatie in plaats van

grammaticale motivatie.

Voor de neutrale substantieven in de categorie [+abstract] [-telbaar] werden de niet-formeel

gemarkeerde substantieven weer, verdriet, ogenblik en afscheid gekozen voor het onderzoek

en de formeel gemarkeerde woorden geluk en geknoei. Allereerst is ook hier sprake van een

stijging van behoud van genus per leeftijdscategorie; 64,42% - 76,57% - 87,22%. Ook hier

lijkt formele gemarkeerdheid niet te ‘helpen’, de resultaten voor de niet-formeel gemarkeerde

substantieven liggen erg dicht bij deze voor de formeel gemarkeerde substantieven39.

TABEL 3.16.A.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+ABSTRACT] [-TELBAAR] (GROEP A)

NEUTER 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL

NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % WEER HIJ 12 33,33% 9 30,00% 6 12,50% 27 25,28% ZE 7 19,44% 3 10,00% 4 8,33% 14 12,59% HET 17 47,22% 18 60,00% 38 79,17% 73 62,13%

VERDRIET HIJ 6 26,09% 1 3,85% 1 2,63% 8 10,85% ZE 3 13,04% 5 19,23% 4 10,53% 12 14,27% HET 14 60,87% 20 76,92% 33 86,84% 67 74,88%

OGENBLIK HIJ 3 12,00% 2 7,69% 2 5,26% 7 8,32% ZE 0 0,00% 0 0,00% 1 2,63% 1 0,88% HET 22 88,00% 24 92,31% 35 92,11% 81 90,80%

AFSCHEID HIJ 6 16,67% 2 6,67% 3 6,25% 11 9,86% ZE 7 19,44% 3 10,00% 0 0,00% 10 9,81%

HET 23 63,89% 25 83,33% 45 93,75% 93 80,32% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % GELUK HIJ 14 23,73% 10 17,86% 4 4,71% 28 15,43% ZE 9 15,25% 10 17,86% 9 10,59% 28 14,57% HET 36 61,02% 36 64,29% 72 84,71% 144 70,00%

GEKNOEI HIJ 12 20,00% 7 12,50% 6 7,06% 25 13,19% ZE 8 13,33% 1 1,79% 4 4,71% 13 6,61%

HET 40 66,67% 48 85,71% 75 88,24% 163 80,21%

De twee substantieven die het slechtst scoren zijn weer en geluk, het zijn nochtans beide goed

gekende woorden, daar ze beide erg ‘frequent’ zijn volgens mijn onderzochte parameter

39 voor de eerste leeftijdscategorie: niet-form.: 64,99% t.o.v. form.gem.:63,84%, tweede leeftijdscategorie: niet-form.: 78,14% t.o.v. form.gem.: 75,00%, derde leeftijdscategorie: niet-form.: 87,97% t.o.v. form.gem.: 86,47%

Page 90: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

86

frequentie (naar de streeflijst).

3.6.2 Groep A: grafiek autochtonen

De resultaten van het behoud van genus voor deze semantische categorie, [+abstract] [-

telbaar] liggen hoger dan deze van voorgaande categorie, [+abstract] [+telbaar]. Alle drie de

woordgeslachten kennen een duidelijke stijging van behoud van genus per leeftijdscategorie.

Deze keer (in tegenstelling tot bij de abstract telbare woorden), stagneert het procentuele

behoud van genus voor de masculiene woorden niet bij de tweede leeftijdsgroep, de derde

leeftijdsgroep scoort zo’n 9% beter dan de tweede leeftijdsgroep.

GRAFIEK 3.12.: ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+ABSTRACT] [-TELBAAR] – GROEP A

0,00%

20,00%

40,00%

60,00%

80,00%

100,00%

Beh

ou

d g

ram

mati

caal

gen

us (

in %

)

hij

ze

het

hij 29,37% 42,52% 51,64%

ze 21,93% 29,35% 39,98%

het 64,61% 77,09% 87,47%

7-8j 10-11j 13-14j

3.6.3 Groep B: resultaten per woord en per woordgeslacht

In onderstaande tabellen worden de resultaten voor de substantieven van de categorie

[+abstract] [+telbaar] weergegeven voor groep B. Dezelfde substantieven werden gebruikt als

voor groep A, en ook hier werd een opdeling gemaakt tussen niet-formeel gemarkeerde en

formeel gemarkeerde woorden.

Voor de drie masculiene woorden in deze categorie, pijn, lach en donder, behaalt groep B

resultaten die erg gelijken op deze van groep A, toch wanneer naar we onze oudste groep, de

13-14 jarigen kijken. Een totaalscore van 48,38% ligt niet zo ver af van de 51,64% van groep

Page 91: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

87

A. Wanneer we kijken naar de afwijkingen van het woordgeslacht voor deze substantieven

zien we dat ook hier dezelfde tendens als bij groep A wordt doorgevoerd; maar liefst 48,85%

van de verwijzingen gebeurt met het neutrale pronomen (in groep A was dit 41,52%). Net als

bij groep A scoort ook hier lach veel sterker dan pijn: bij de derde leeftijdsgroep beschouwt

37,50% van groep B pijn als masculien, waar dit bij lach wel 83,33% is (bij groep A lag de

verhouding als volgt: 25,00% voor pijn, 75,68% voor lach). Het verschil moet hier mogelijk

gezocht worden in het feit dat pijn in zowel groep A als B veel vaker als feminien wordt

aanschouwd dan lach (zie tabellen).

TABEL 3.14.B.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+ABSTRACT] [-TELBAAR] (GROEP B)

MASCULIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

PIJN HIJ 4 26,67% 6 31,58% 6 37,50% 16 31,92% ZE 5 33,33% 1 5,26% 4 25,00% 10 21,20% HET 6 40,00% 12 63,16% 6 37,50% 24 46,89%

LACH HIJ 5 27,78% 6 37,50% 5 83,33% 16 49,54% ZE 0 0,00% 5 31,25% 0 0,00% 5 10,42% HET 13 72,22% 5 31,25% 1 16,67% 19 40,05% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

DONDER HIJ 9 29,03% 13 37,14% 8 36,36% 30 34,18% ZE 3 9,68% 4 11,43% 3 13,64% 10 11,58% HET 19 61,29% 18 51,43% 11 50,00% 48 54,24%

De feminiene substantieven voor de categorie [+abstract] [-telbaar] zijn door groep B even

‘goed’ gekend als door groep A (met een totaal behoud van genus voor de drie

leeftijdsgroepen samen van 31,94%, waar dit voor groep A 31,17% was).

De formeel gemarkeerde woorden worden gemiddeld in 38,99% van de tijd als feminien

herkend, en kennen daarmee een beter behoud van genus dan de niet-formeel gemarkeerde

substantieven, die gemiddeld 25,44% scoren. De afwijkingen van het woordgeslacht voor

deze substantieven zijn net zoals bij groep A zowel verwijzingen met het masculiene

pronomen als met het neutrale pronomen.

Page 92: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

88

TABEL 3.15.B.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+ABSTRACT] [-TELBAAR] (GROEP B)

FEMINIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

KOU HIJ 6 40,00% 2 10,53% 2 12,50% 10 21,01% ZE 3 20,00% 3 15,79% 2 12,50% 8 16,10% HET 6 40,00% 14 73,68% 12 75,00% 32 62,89%

GRIEP HIJ 7 38,89% 6 37,50% 2 33,33% 15 36,57% ZE 2 11,11% 3 18,75% 1 16,67% 6 15,51% HET 9 50,00% 7 43,75% 3 50,00% 19 47,92%

HITTE HIJ 5 27,78% 7 46,67% 1 16,67% 13 30,37% ZE 4 22,22% 3 20,00% 4 66,67% 11 36,30% HET 9 50,00% 5 33,33% 1 16,67% 15 33,33%

LIEFDE HIJ 6 40,00% 6 31,58% 0 0,00% 12 23,86% ZE 3 20,00% 6 31,58% 8 50,00% 17 33,86% HET 6 40,00% 7 36,84% 8 50,00% 21 42,28% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

VERSIERING HIJ 7 21,88% 6 17,14% 4 18,18% 17 19,07% ZE 10 31,25% 11 31,43% 9 40,91% 30 34,53% HET 15 46,88% 18 51,43% 9 40,91% 42 46,40%

REDDING HIJ 13 40,63% 15 42,86% 6 27,27% 34 36,92% ZE 10 31,25% 14 40,00% 13 59,09% 37 43,45% HET 9 28,13% 6 17,14% 3 13,64% 18 19,63%

TABEL 3.16.B.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTER GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+ABSTRACT] [-TELBAAR] (GROEP B)

NEUTER 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL

NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

WEER HIJ 4 26,67% 3 15,79% 6 37,50% 13 26,65% ZE 3 20,00% 3 15,79% 4 25,00% 10 20,26% HET 8 53,33% 13 68,42% 6 37,50% 27 53,08%

VERDRIET HIJ 3 16,67% 3 18,75% 0 0,00% 6 11,81% ZE 1 5,56% 2 12,50% 0 0,00% 3 6,02% HET 14 77,78% 11 68,75% 6 100,00% 31 82,18%

OGENBLIK HIJ 2 10,53% 0 0,00% 0 0,00% 2 3,51% ZE 3 15,79% 1 6,25% 0 0,00% 4 7,35% HET 14 73,68% 15 93,75% 6 100,00% 35 89,14%

AFSCHEID HIJ 4 26,67% 2 10,53% 1 6,25% 7 14,48% ZE 3 20,00% 3 15,79% 3 18,75% 9 18,18% HET 8 53,33% 14 73,68% 12 75,00% 34 67,34% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

GELUK HIJ 7 21,88% 9 25,71% 2 9,09% 18 18,89% ZE 6 18,75% 5 14,29% 3 13,64% 14 15,56% HET 19 59,38% 21 60,00% 17 77,27% 57 65,55%

GEKNOEI HIJ 9 28,13% 5 14,29% 1 4,55% 15 15,65% ZE 7 21,88% 8 22,86% 2 9,09% 17 17,94% HET 16 50,00% 22 62,86% 19 86,36% 57 66,41%

Page 93: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

89

Groep B kent ook voor de neutrale woorden een stijging van behoud van genus per

leeftijdscategorie (59,61% - 68,79% - 79,97%), wat in groep A ook het geval was. De totale

score van behoud van traditioneel genus ligt wel iets lager deze keer: 69,46% ten opzichte van

de 76,07% van groep A. De invloed van formele markering lijkt ook hier afwezig: de niet-

formeel gemarkeerde substantieven worden in 72,93% van de gevallen als neuter herkend,

waar dit bij de formeel gmarkeerde substantieven 65,98% is. Ook in groep B zijn de resultaten

voor weer opvallend met bijna de helft van de informanten die het substantief interpreteert als

niet-neuter substantief (immers, 26,65% aanziet dit woord als mannelijk, 20,26% als

vrouwelijk). De afwijkingen van het woordgeslacht voor deze het-woorden zijn ongeveer

evenveel verwijzingen met het masculiene pronomen (13,94%) als met het feminiene

pronomen (14,85%).

3.6.4 Groep C: resultaten per woord en per woordgeslacht

Omdat groep C de resultaten van minder participanten beslaat dan bij groep A en B zal er hier

geopteerd worden om iets algemenere tendensen te bespreken. Ook voor groep C werden

dezelfde substantieven gekozen, en weergegeven in onderstaande tabel, per woordgeslacht,

per leeftijd van de participanten en opgesplitst in niet-formeel en formeel gemarkeerde

substantieven.

De masculiene woorden scoren erg ‘laag’ bij groep C, met een totaal behoud van het

traditionele genus van 17,66%, wat ongeveer de helft is van groep B (die 35,33% scoorden).

TABEL 3.14.C.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+ABSTRACT] [-TELB AAR] (GROEP C)

MASCULIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL

NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % PIJN HIJ 0 0,00% 2 50,00% 1 12,50% 3 20,83% ZE 0 0,00% 0 0,00% 3 37,50% 3 12,50% HET 5 100,00% 2 50,00% 4 50,00% 11 66,67%

LACH HIJ 3 25,00% 2 33,33% 2 33,33% 7 30,56%

ZE 2 16,67% 1 16,67% 0 0,00% 3 11,11%

HET 7 58,33% 3 50,00% 4 66,67% 14 58,33% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

DONDER HIJ 2 11,76% 1 10,00% 1 7,14% 4 9,64%

ZE 6 35,29% 2 20,00% 3 21,43% 11 25,57%

HET 9 52,94% 7 70,00% 10 71,43% 26 64,79%

Groep C kent geen stijgende evolutie van behoud van genus voor deze masculiene woorden,

Page 94: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

90

gemiddeld scoren de 13-14 jarigen (15,03%) amper meer dan de 7-8jarigen (12,13%). Deze

homogeen anderstalige groep heeft het dus moeilijk met het ‘bijleren’ van het genussysteem.

Wanneer we pijn en lach bekijken in leeftijdsgroep 3 scoort lach ook hier hoger, en krijgt pijn

veel vaker een feminiene verwijzing met zich mee dan lach. De afwijkingen van het

woordgeslacht voor deze categorie zijn voornamelijk verwijzingen met het neutrale pronomen

(in totaal 63,65% van de verwijzingen gebeuren met het neutrale pronomen).

Het behoud van genus stijgt ook bij de feminiene substantieven niet per leeftijd in groep C.

De trend is hier onverwacht, met een derde leeftijdscategorie die het slechtst scoort, met

19,27%. Mogelijk zijn deze cijfers het gevolg van het feit dat met de leeftijd waarop deze

anderstalige kinderen in aanraking kwamen met het Nederlands geen rekening is gehouden.

Het is goed mogelijk dat enkele kinderen uit de derde leeftijdscategorie nog maar net in

België zijn/Nederlands onderwijs volgen, wat hen een grotere achterstand geeft dan de

jongere participanten.

TABEL 3.15.C.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+ABSTRACT] [-TELBAAR] (GROEP C)

FEMINIEN 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % KOU HIJ 0 0,00% 0 0,00% 3 42,86% 3 14,29% ZE 1 20,00% 1 25,00% 0 0,00% 2 15,00% HET 4 80,00% 3 75,00% 4 57,14% 11 70,71%

GRIEP HIJ 5 41,67% 2 33,33% 2 33,33% 9 36,11% ZE 5 41,67% 1 16,67% 0 0,00% 6 19,44% HET 2 16,67% 3 50,00% 4 66,67% 9 44,44%

HITTE HIJ 3 25,00% 2 33,33% 0 0,00% 5 19,44% ZE 4 33,33% 2 33,33% 1 16,67% 7 27,78% HET 5 41,67% 2 33,33% 5 83,33% 12 52,78%

LIEFDE HIJ 0 0,00% 0 0,00% 1 12,50% 1 4,17% ZE 0 0,00% 3 75,00% 3 37,50% 6 37,50% HET 5 100,00% 1 25,00% 4 50,00% 10 58,33% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= %

VERSIERING HIJ 4 23,53% 2 20,00% 3 21,43% 9 21,65%

ZE 3 17,65% 3 30,00% 5 35,71% 11 27,79%

HET 10 58,82% 5 50,00% 6 42,86% 21 50,56%

REDDING HIJ 4 23,53% 6 60,00% 6 42,86% 16 42,13%

ZE 5 29,41% 3 30,00% 2 14,29% 10 24,57%

HET 8 47,06% 1 10,00% 6 42,86% 15 33,31%

Groep C kent tenslotte voor deze substantieven met het neuter genus wél een stijging per

leeftijdscategorie van behoud van genus, tenminste als we de eerste en de derde

leeftijdscategorie naast elkaar zetten (tussen leeftijdsgroep 1 en 2 is immers een kleine daling

Page 95: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

91

waarneembaar, van 66,95% naar 64,58%): de 7-8 jarigen behalen 66,95% behoud van genus

en de 13-14 jarigen 77,38. De totaalcijfers van groep C zijn bijna identiek aan deze van groep

B: 69,64% totaal behoud van genus (in groep B was dit 69,46%), en ook de afwijkingen van

het woordgeslacht zijn erg vergelijkbaar met deze van groep B: 14,80% met het masculiene

pronomen en 15,56% met het feminiene pronomen.

TABEL 3.16.C.: OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE CATEGORIE

[+ABSTRACT] [-TELBAAR] (GROEP C)

NEUTER 7-8J 10-11J 13-14J TOTAAL

NIET-FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % WEER HIJ 1 20,00% 1 25,00% 0 0,00% 2 15,00% ZE 0 0,00% 1 25,00% 0 0,00% 1 8,33% HET 4 80,00% 2 50,00% 8 100,00% 14 76,67%

VERDRIET HIJ 2 16,67% 0 0,00% 1 16,67% 3 11,11% ZE 2 16,67% 0 0,00% 0 0,00% 2 5,56% HET 8 66,67% 6 100,00% 5 83,33% 19 83,33%

OGENBLIK HIJ 2 16,67% 1 16,67% 0 0,00% 3 11,11% ZE 3 25,00% 1 16,67% 0 0,00% 4 13,89% HET 7 58,33% 4 66,67% 7 100,00% 18 75,00%

AFSCHEID HIJ 0 0,00% 0 0,00% 2 25,00% 2 8,33% ZE 2 40,00% 0 0,00% 2 25,00% 4 21,67%

HET 3 60,00% 4 100,00% 4 50,00% 11 70,00% FORMEEL GEMARKEERD

N= % N= % N= % N= % GELUK HIJ 1 5,88% 2 20,00% 2 14,29% 5 13,39% ZE 5 29,41% 3 30,00% 0 0,00% 8 19,80% HET 11 64,71% 5 50,00% 12 85,71% 28 66,81%

GEKNOEI HIJ 3 17,65% 3 30,00% 3 21,43% 9 23,03%

ZE 2 11,76% 2 20,00% 3 21,43% 7 17,73%

HET 12 70,59% 5 50,00% 8 57,14% 25 59,24%

3.6.5 Grafieken groepen B en C

Ook groep B, net zoals groep A, kent over de hele lijn voor alle drie de woordgeslachten een

stijging van behoud van genus per leeftijdscategorie. Opmerkelijk is dat deze resultaten erg

met deze van de eerste semantische categorie, [+concreet] [+telbaar] overeen komen. Ook

deze keer liggen de resultaten van groep B erg in de lijn van deze van groep A, maar scoren ze

gemiddeld lager. Dit echter met uitzondering van de feminiene woorden, waar groep B (net

zoals bij de concrete telbare woorden) hoger scoort dan groep A: groep B behaalt bij de derde

leeftijdscategorie 43,23% waar de derde leeftijdscategorie van groep A 39,98% behaalt, het

gaat om klein verschil.

Page 96: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

92

GRAFIEK 3.13.: ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+ABSTRACT] [-TELBAAR] – GROEP B

0%

20%

40%

60%

80%

100%B

eh

ou

d g

ram

mati

caal

gen

us (

in %

)

hij

ze

het

hij 28,13% 35,84% 48,39%

ze 24,79% 27,02% 43,23%

het 59,61% 68,79% 79,97%

7-8j 10-11j 13-14j

Groep C behaalt net zoals voor de vorige drie semantische categorieën ook voor de categorie

[+abstract] [-telbaar] een zeer ‘verward’ resultaat in verband met het behoud van genus, met

constante, lage cijfers. Enkel de neutrale woorden doen iets beter per leeftijdscategorie.

GRAFIEK: ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+ABSTRACT] [-TELBAAR] – GROEP C

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Beh

ou

d g

ram

mati

caal

gen

us (

in %

)

hij

ze

het

hij 12,13% 25,83% 15,03%

ze 23,64% 33,75% 19,27%

het 66,95% 64,58% 77,38%

7-8j 10-11j 13-14j

3.6.6 Conclusie

Groep A en B hebben gelijkaardige resultaten, maar groep B scoort gemiddeld lager (behalve

voor de feminiene woorden, waar groep B iets beter scoort dan groep A). Groep C kent geen

stijging van behoud van genus voor de masculiene en feminiene woorden.

Page 97: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

93

3.7 Conclusies

De pronominale genusverwijzing naar alle substantieven uit de vier onderzochte semantische

categorieën ([+concreet] [+telbaar], [+concreet] [-telbaar], [+abstract] [+telbaar] en

[+abstract] [-telbaar] werden onderzocht voor alle drie de groepen, ingedeeld naar talige

afkomst. Algemene conclusies zijn hier kort uit op te maken:

De indeling van de informanten in 3 groepen, met een homogene Nederlandstalige groep, een

heterogene meertalige groep en een groep zonder moedertaalsprekers Nederlands, hield

duidelijk steek.

- Groep A scoorde zoals verwacht, als Nederlandstalige groep het best, met een

constante verbetering van het behoud van genus per leeftijdscategorie.

Nederlandstalige Antwerpse kinderen leren dus zeker onderdelen van het

genussysteem bij tijdens hun jonge schoolcarrière.

- Groep B probeerde bij te benen, en wist dit voor de twee ‘uiterste’ semantische

categorieën ook waar te maken: bij zowel de concrete telbare woorden als bij de

abstracte niet-telbare woorden lagen de resultaten van groep B erg dicht bij deze van

groep A, en verbeterden ook bij groep B het behoud van genus per leeftijdscategorie.

Ook deze, Nederlandstalig-anderstalige kinderen leren bij op het vlak van het

woordgeslacht.

- Groep C viel op doordat er een volledig gebrek aan ‘evolutie’ was: de kinderen

scoren niet of onregelmatig beter per leeftijd, en scoren wanneer er gekeken wordt

naar de totaalcijfers ook veel lager dan groepen A en B. De anderstalige kinderen,

zonder Nederlandstalige omgeving, hebben enorme moeite het (Zuid-)Nederlandse

genussysteem onder de knie te krijgen. Hier slagen ze dan ook niet in. Verder

onderzoek naar volwassen anderstaligen zou zeer zeker nog meer info kunnen

verschaffen. Zo ook zou er nog onderzoek gedaan kunnen worden naar de leeftijd

waarop deze anderstalige kinderen met het Nederlands in contact komen, want daar

werd hier door de beperktheid van dit onderzoek geen rekening mee gehouden.

Page 98: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

94

4 BEVINDINGEN: ALGEMENE BESPREKING VAN DE WERKBAARHEID VAN DE

VERSCHILLENDE ONDERZOCHTE PARAMETERS

In dit korte hoofdstuk wordt gekeken wat de resultaten van dit onderzoek waren, in het licht

van de gekozen en onderzochte parameters, zie §2. De parameters leeftijd, semantische

categorieën, formele gemarkeerdheid en woordfrequentie zullen hier behandeld worden door

op algemeen niveau – en dus niet meer per onderzocht substantief – te kijken wat de behaalde

resultaten zijn en wat deze betekenen voor de verschillende parameters.

4.1. Leeftijdscategorieën en talige achtergrond

Zoals in §2 uitgelegd werd, was de keuze voor de verschillende leeftijdscategorieën

eenvoudig: omdat het werken via een schriftelijke enquête het eenvoudigst leek, was enige

leesvaardigheid vereist. Daardoor is de jongste leeftijdscategorie deze van de 7-8 jarigen,

allen leerlingen van het tweede leerjaar basisonderwijs. De tweede leeftijdscategorie waren de

10-11 jarigen, het vijfde leerjaar basisonderwijs en de ‘oudste’ leeftijdscategorie de 13-14

jarigen, leerlingen uit het tweede middelbaar. Zo zit er tussen de drie leeftijdscategorieën

telkens een interval van 3 jaar.

Dat het zin had om zo’n jonge informanten toch op te splitsen naar leeftijd bleek zeker uit de

hierboven besproken resultaten: groep A laat voor elke semantische categorie een duidelijke

stijgende evolutie zien in verband met het behoud van genus, per leeftijdscategorie. Groepen

B en C, de meertalige groep en de anderstalige groep hadden hier echter meer moeilijkheden

mee, en scoorden zeer onregelmatig. Deze resultaten leggen eigenlijk het volgende probleem

bloot: enkel en alleen kinderen opdelen naar leeftijd is niet genoeg voor een onderzoek naar

tweedetaalverwerving. Het was immers onmogelijk kinderen die net aangekomen waren in

België en nog maar net Nederlands leerden te onderscheiden van kinderen die thuis wel een

andere taal spraken maar al hun hele leven(tje) in Antwerpen en haar omgeving school

volgden.

Het opdelen van deze anderstalige categorie in meerdere kleinere groepen lijkt me cruciaal

voor verder onderzoek, niettemin gaf deze opdeling (naar leeftijd en afkomst) mooie

resultaten weer die toonden dat er wel degelijk evolutie en verbetering plaatsvond op het

gebied van het genussysteem.

Page 99: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

95

4.2. Parameter 1: semantische categorieën: op zoek naar masculinisering

/hersemantisering

Mocht er geen sprake zijn van de eerder besproken tendens tot masculinisering, waarbij

substantieven met het feminiene grammaticale woordgeslacht een verwijzing krijgen met het

feminiene pronomen, zou het aantal verwijzingen naar het masculiene genus even groot

moeten zijn als het aantal verwijzingen naar het feminiene genus. Deze

masculiniseringstendens zou voornamelijk plaatsvinden bij de substantieven die voldoen aan

de parameter [+concreet] (GEERAERTS, 1992, 83). Tegelijkertijd is het zogenaamde

hersemantiseringsproces mogelijk van toepassing: hierbij krijgen zowel de-als het-woorden

een verwijzing met het masculiene pronomen met zich mee als het om telbare woorden gaat,

en een verwijzing met het neutrale pronomen wanneer het niet-telbare substantieven zijn

(AUDRING, 2006). Tenslotte zouden bij de substantieven die voldoen aan de parameter

[+abstract] ook bij de-woorden regelmatig een neutrale pronominale verwijzing terug te

vinden zijn (SIEMUND 2002, FLETCHER 1984). Zo zouden dus voor alle drie de

woordgeslachten nieuwe, semantische, regels ontstaan, in tegenstelling tot het ‘vroegere,

traditionele’ grammaticale genus.

In onderstaande grafiek werd het totale aantal pronominale verwijzingen van het hele

onderzoek weergegeven. Alle drie de woordgeslachten werden even zwaar ‘gewogen’, dus

wanneer het grammaticale woordgeslacht intact zou zijn, zouden zowel de masculiene,

feminiene als neutrale verwijzingen ieder ongeveer 33,33% van de verwijzingen bevatten. Er

werd geen rekening gehouden met de verschillende leeftijdsgroepen, wel met de verschillende

afkomstgroepen. De verhouding van het totale aantal verwijzingen (met een totaal van 100%)

zijn weergegeven per semantische categorie, per afkomstgroep.

Wanneer we volgende tabel bekijken valt het allereerst op dat de feminiene verwijzing slechts

weinig wordt gebruikt, zoals uit andere onderzoeken bleek zou ook hier sprake kunnen zijn

van masculinisering, dit lijkt voornamelijk te gelden voor de categorie [+concreet] [+telbaar],

waar de resultaten voor de masculiene verwijzing het hoogst liggen (voor alle drie de

afkomstgroepen) en de neutrale verwijzing het laagst. De feminiene verwijzing is wel de

enige van de drie die constant, voor alle afkomstgroepen én alle semantische categorieën,

rond de 20% ligt. Er worden meer neutrale verwijzingen gebruikt vanaf de tweede

semantische categorie, de concrete, niet-telbare woorden. Dit komt overeen met de

bevindingen van Audring (2006). Wanneer we naar de derde en vierde semantische categorie

Page 100: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

96

kijken, de abstracta, wordt het aantal neutrale verwijzingen nog groter, zoals ook door

Fletcher was vastgesteld (1984) voor het Noord-Nederlands.

Als laatste punt bij deze grafiek wil ik graag nog opmerken dat de verhoudingen tussen de

totale aantal pronominale verwijzingen, masculiene, feminiene en neutrale, niet erg

verschillen tussen de drie afkomstgroepen. Groepen A en B hebben voor alle semantische

categorieën gelijkaardige cijfers, enkel groep C kent bij elke semantische categorie een hoger

gebruik van het neutrale pronomen.

GRAFIEK 4.1.: OVERZICHT VAN DE TOTAALRESULTATEN VAN DE VERSCHILLENDE PRONOMINA, PER

SEMANTISCHE CATEGORIE EN AFKOMSTGROEP

Hieronder wordt de tabel die het behoud van genus en de afwijkingen van het woordgeslacht

weergegeven. De resultaten zijn onderverdeeld per semantische categorie en afkomstgroep.

Het woordgeslacht staat aangeduid met ‘masc., fem. en neutr.’ En de pronominale verwijzing

naar deze substantieven werden aangeduid met ‘hij, ze en het’.

In de hoop dat er nog meer opvallende resultaten aan het licht kommen wanneer er gekeken

werd naar het behoud van genus en de afwijkingen van het woordgeslacht, wordt ook hier een

tabel over weergegeven, onderverdeeld per semantische categorie en afkomstgroep.

Uit onderstaande tabel valt af te lezen dat het behoud van genus bij de masculiene woorden

het best behouden wordt bij de concreet telbare woorden, wanneer we kijken naar de vier

verschillende semantische categorieën. De feminiene substantieven worden het slechtst

0%

20%

40%

60%

80%

100%

masc.

fem.

neutr.

masc. 38,18% 37,48% 31,23% 30,96% 28,05% 29,89% 29,98% 25,42% 20,83% 28,07% 27,04% 19,23%

fem. 19,88% 21,64% 20,75% 21,48% 23,72% 19,38% 18,48% 21,82% 23,94% 19,88% 20,25% 19,93%

neutr. 41,94% 40,88% 48,02% 47,56% 48,23% 50,73% 51,54% 52,76% 55,23% 52,05% 52,71% 60,84%

groep A groep B groep C groep A groep B groep C groep A groep B groep C groep A groep B groep C

concreet telbaar concreet niet-telbaar abstract telbaar abstract niet-telbaar

Page 101: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

97

herkend als dusdanig bij de abstract niet-telbare woorden. De neutrale substantieven worden –

door groep A – altijd ongeveer even goed herkend, al zit er zo’n 10% verschil tussen de

totaalscores voor de concreet niet-telbare woorden (82,86%) en abstract telbare woorden

(72,47%).

TABEL 4.1.: HET BEHOUD VAN GENUS EN DE AFWIJKINGEN VAN HET WOORDGESLACHT. ONDERVERDEELD

PER SEMANTISCHE CATEGORIE EN AFKOMSTGROEP

GROEP A GROEP B GROEP C

MASC. FEM. NEUT. MASC. FEM. NEUT. MASC. FEM. NEUT.

HIJ 52,30 46,81 15,44 47,09 42,44 22,90 39,36 32,60 21,72

ZE 21,12 29,83 8,65 19,50 30,22 15,20 19,45 25,88 16,92 [+CONCREET] [+TELBAAR]

HET 26,58 23,33 75,91 33,41 27,34 61,90 41,19 41,52 61,35

HIJ 43,40 40,16 9,33 37,10 34,24 12,83 35,03 34,20 20,45

ZE 25,26 31,36 7,81 25,99 32,79 12,37 17,37 22,72 18,04 [+CONCREET] [-TELBAAR]

HET 31,34 28,48 82,86 36,91 32,97 74,80 47,61 43,08 61,51

HIJ 38,58 35,75 15,61 29,63 31,06 15,58 19,61 24,65 18,23

ZE 22,00 21,53 11,92 21,28 24,04 20,13 26,06 22,25 23,50 [+ABSTRACT] [+TELBAAR]

HET 39,42 42,72 72,47 49,08 44,90 64,29 54,33 53,10 58,26

HIJ 41,17 30,36 13,94 37,45 27,97 15,69 17,66 25,19 14,80

ZE 17,31 31,17 9,99 13,69 31,94 14,85 18,69 25,55 15,56 [ABSTRACT] [-TELBAAR]

HET 41,52 38,47 76,07 48,85 40,09 69,46 63,65 49,26 69,64

Wanneer we kijken naar de afwijkingen van het woordgeslacht bij de verschillende

afkomstgroepen en semantische categorieën, valt het volgende op: de afwijkingen van zowel

het masculiene als het feminiene woordgeslacht is in toenemende mate met het neutrale

pronomen, in 2 ‘richtingen’. Het aantal verwijzingen met het neutrale pronomen is zo’n 26%

(zie tabel) bij de masculiene substantieven uit de semantische categorie [+concreet]

[+telbaar]. Dit cijfer stijgt per semantische categorie tot uiteindelijk bij de abstracte niet-

telbare woorden al zo’n 41% van de tijd de masculiene woorden een neutrale verwijzing met

zich mee krijgen (deze resultaten tellen voor groep A). De tweede ‘richting’ waartoe het

aantal neutrale verwijzingen bij masculiene substantieven stijgt is wanneer we naar de

verschillende afkomstgroepen kijken: groep A kent altijd de laagste procentuele aantal

verwijzingen met het neutrale pronomen, waar groep B een iets hoger resultaat haalt, dat

groep C dan nog eens overtreft (zie tabel). Met andere woorden: hoe abstracter de

substantieven, of hoe minder Nederlandstalige moedertaalkennis, hoe meer verwijzingen van

de masculiene substantieven zullen gebeuren met het neutrale pronomen. Bij de feminiene

Page 102: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

98

substantieven valt het op dat groep B soms gelijkaardige resultaten bekomt op het gebied van

behoud van genus, en soms zelfs betere resultaten behaalt dan groep A, waar groep C voor

alle vier de semantische categorieën het minste behaalt. De afwijking van genus bij de

feminiene substantieven verloopt net hetzelfde als bij de masculiene woorden: hoe abstracter

de woorden, hoe meer neutrale verwijzingen, en ook hoe minder moedertalige invloed

Nederlands, hoe meer neutrale verwijzingen.

Page 103: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

99

4.3. Parameter 2: formele regels

De tweede belangrijke parameter die onderzocht werd in functie van het Zuid-Nederlandse

genussysteem, is de formele gemarkeerdheid. Uit andere onderzoeken is gebleken dat

woorden met een formele markering (zoals het suffix –heid, dat een feminiene markering is)

een beter behoud van grammaticaal woordgeslacht kennen (zie bv. DE VOGELAER 2009).

Eerst en vooral zullen we hier kort stilstaan bij de opvallende resultaten die de feminiene

substantieven op het suffix –e behaalden. Deze formele markering kwam immers voor bij

verschillende substantieven (autostrade, aarde, hitte en liefde) die niet opgedeeld waren bij de

formeel gemarkeerde groep woorden, maar deze woorden werden toch opvallend goed als

feminien herkend. Het substantief liefde blijkt het feminiene substantief te zijn waar het

traditionele genus het best bewaard gebleven is (met 58,33% behoud van grammaticaal genus

voor de derde leeftijdscategorie), wanneer er gekeken wordt naar alle vier de semantische

categorieën. Dat dit substantief zich bevindt in de categorie [+abstract] [-telbaar] is bovendien

onverwacht, daar voorspeld was dat er een groot aantal masculiene en feminiene

substantieven het neutrale ‘het’ met zich mee zouden krijgen. Wanneer we enkel kijken naar

de groep informanten die al het ‘meest’ genuskennis hebben opgebouwd, de 13-14 jarigen, is

er een opvallende top-3 score waarneembaar:

- autostrade (42,55%, [+concreet] [+telbaar],

- aarde (52,08%, [+ concreet] [-telbaar],

- liefde (58,33%, [+abstract] [-telbaar],

Ik denk dat het niet voorbarig is te concluderen dat het suffix –e ‘helpt’ bij de herkenning van

het feminien genus, en dat dus deze groep jonge informanten, de 13-14 jarigen, niet toevallig

beter scoort bij deze woorden en lager bij de andere feminiene substantieven.

Drie formele markeringen, het masculiene suffix –er, het feminiene suffix –ing en het neutrale

prefix ge-, werden onderzocht in het vorige hoofdstuk. De invloed van deze formele

markering bleef vaak onduidelijk. In de hoop toch nog enige vorm van formele markering die

herkend wordt door de kinderen te vinden in de resultaten worden ze in onderstaande tabellen

nogmaals weergegeven, per woordgeslacht en per afkomstgroep.40 Hier werd een onderscheid

40 De formeel gemarkeerde feminiene –e woorden werden echter opgenomen bij de ‘niet-formeel gemarkeerde woorden’, omdat dit onderzoek de formele markering –ing onder de loep neemt bij de feminiene woorden.

Page 104: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

100

gemaakt tussen de formeel gemarkeerde woorden en niet formeel-gemarkeerde woorden, de

resultaten voor frequente en niet-frequente woorden werden samengevoegd.

In onderstaande tabel, met de resultaten voor de categorie [+concreet] [+telbaar] lijkt de

neutrale formele markering ge- inderdaad invloed te hebben op het behoud van genus: het

traditionele genus van deze substantieven is bij alle drie de afkomstgroepen beter behouden

dan bij de niet-formeel gemarkeerde substantieven. Bij de feminiene woorden scoren beide

niet-formeel gemarkeerde woorden en formeel gemarkeerde woorden ongeveer even sterk bij

groep A, maar bij groep B en groep C scoren de formeel gemarkeerde woorden beter. De

masculiene woorden kennen tenslotte over de hele lijn een beter behoud van genus bij de niet-

formeel gemarkeerde woorden.

GRAFIEK 4.2.: CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR]. OVERZICHT INVLOED VAN FORMELE MARKERING OP

HET BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL GENUS, PER AFKOMSTGROEP PER WOORDGESLACHT. 41

0% 20% 40% 60% 80% 100%

neut.

fem.

masc.

neut.

fem.

masc.

neut.

fem.

masc.

groe

p C

groe

p B

groe

p A

Behoud grammaticaal genus (in %)

[-formeel]

[+formeel]

Enkel voor de voorgaande categorie [+concreet] [+telbaar] is er sprake van één woordgeslacht

dat duidelijk een beter behoud van kennis lijkt te hebben dankzij formele markering (de

neutrale woorden, zie bovenstaande grafiek). Voor de drie andere semantische categorieën

zijn de resultaten relatief ‘saai’, in die zin dat ze geen nieuwe feiten blootleggen. Niettemin

zullen ze nog kort besproken worden, want ook resultaten die aantonen dat formele markering

niet helpt bij het behoud van genus zijn uiteraard interessant.

41 Van boven naar onder ziet u de resultaten van eerst groep A, dan groep B, tenslotte groep C. Per afkomstgroep zijn de resultaten opgedeeld per woordgeslacht, achter ‘masc.’ vindt u de resultaten voor de masculiene woorden, achter ‘fem.’ deze van de feminiene woorden en achter ‘neut.’ de neuter woorden. [-formeel] zijn de voorden die geen formele markering hebben, [+formeel] zijn de formeel gemarkeerde woorden. Dit geldt ook voor de grafieken van de andere semantische categorieën.

Page 105: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

101

Onderstaande grafiek, met de resultaten voor de categorie [+concreet] [-telbaar], toont aan dat

voor deze categorie amper verschil waarneembaar is tussen het behoud van genus bij de niet-

formeel gemarkeerde woorden en de formeel gemarkeerde woorden. Enkel de formeel

gemarkeerde masculiene woorden scoren iets beter dan de niet-formeel gemarkeerde woorden

voor groepen B en C.

GRAFIEK 4.3.: CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR]. OVERZICHT INVLOED VAN FORMELE MARKERING OP

HET BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL GENUS, PER AFKOMSTGROEP PER WOORDGESLACHT.

0% 20% 40% 60% 80% 100%

neut.

fem.

masc.

neut.

fem.

masc.

neut.

fem.

masc.

groe

p C

groe

p B

groe

p A

Behoud grammaticaal genus (in %)

[-formeel]

[+formeel]

GRAFIEK 4.4.: CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR]. OVERZICHT INVLOED VAN FORMELE MARKERING OP

HET BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL GENUS, PER AFKOMSTGROEP PER WOORDGESLACHT.

0% 20% 40% 60% 80% 100%

neut.

fem.

masc.

neut.

fem.

masc.

neut.

fem.

masc.

groe

p C

groe

p B

groe

p A

Behoud gramaticaal genus (in %)

[-formeel]

[+formeel]

De derde grafiek toont de resultaten voor de semantische categorie met de abstracte, telbare

woorden. Over de hele lijn ligt het behoud van genus lager bij de formeel gemarkeerde

woorden dan bij de niet-formeel gemarkeerde woorden, wat toch onverwacht is.

Page 106: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

102

Ook de laatste categorie, deze met de abstract niet-telbare woorden, toont weinig

opmerkelijke resultaten in verband met het behoud van genus van de formeel gemarkeerde

woorden. Net zoals bij de categorie [+abstract] [+telbaar] scoren de niet-formeel gemarkeerde

woorden meestal opvallend beter dan de formeel gemarkeerde woorden. Enkel misschien de

formeel gemarkeerde feminiene woorden scoren iets beter dan hun niet-formeel gemarkeerde

tegenhangers, in groep A en zeker in groep B.

GRAFIEK 4.5.: CATEGORIE [+ABSTRACT] [-TELBAAR]. OVERZICHT INVLOED VAN FORMELE MARKERING OP

HET BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL GENUS, PER AFKOMSTGROEP PER WOORDGESLACHT.

0% 20% 40% 60% 80% 100%

neut.

fem.

masc.

neut.

fem.

masc.

neut.

fem.

masc.

groe

p C

groe

p B

groe

p A

Behoud grammaticaal genus (in %)

[-formeel]

[+formeel]

De algemene conclusie na het bekijken van de resultaten voor de drie afkomstgroepen in de

vier semantische categorieën is zonder twijfel dat de invloed van de formele markering nogal

nihil is. Deze Antwerpse kindjes, moedertaalsprekers Nederlands, meertalige kindjes én de

anderstalige kinderen, herkennen het woordgeslacht van formeel gemarkeerde substantieven

niet beter dan dat van niet-formeel gemarkeerde woorden.

Page 107: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

103

4.4. De parameter frequentie

In het vorige hoofdstuk, bij de bespreking van de resultaten per woord, was het moeilijk een

eenduidige tendens te vinden in de invloed van de parameter [frequent]. In hoofdstuk 2 werd

uitgelegd dat de substantieven gebruikt voor dit onderzoek gekozen werden uit de streeflijst

woordenschat voor zesjarigen (SCHAERLAKENS e.a. 1999) en hieruit werden zowel erg goed

gekende (de ‘frequente’ woorden) als minder gekende (de ‘niet-frequente’ woorden) gekozen.

Deze keuze werd gemaakt met het idee dat de pronominale verwijzing die kinderen zullen

gebruiken afhankelijk is van de kennis en vertrouwdheid met het woord. Op deze manier

zouden kinderen een minder behoud van woordgeslacht hebben bij niet-frequente woorden.

Er werd verwacht dat deze parameter voornamelijk de resultaten van de zesjarigen én van de

anderstalige kinderen zou bepalen, daar dit de groepen zijn met het minste taal- en leesbegrip.

Hieronder wordt voor alle vier de semantisch categorieën een overzicht gegeven van de

invloed van de woordfrequentie op het behoud van het grammaticaal genus, door de resultaten

van de frequente woorden te vergelijken met deze van de niet-frequente woorden. Bij de

berekeningen werd deze keer geen rekening gehouden met de formele gemarkeerdheid, en

werden alle woorden simpelweg opgedeeld volgens de parameter [+frequent] [-frequent].

GRAFIEK 4.6.: CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR]. OVERZICHT INVLOED VAN DE WOORDFREQUENTIE OP

HET BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL GENUS, PER AFKOMSTGROEP PER WOORDGESLACHT.

0% 20% 40% 60% 80% 100%

neut.

fem.

masc.

neut.

fem.

masc.

neut.

fem.

masc.

groe

p C

groe

p B

groe

p A

Behoud grammaticaal genus (in %)

[+frequent]

[-frequent]

Voor de categorie [+concreet] [+telbaar] werden bovenstaande resultaten vastgesteld, met

frequente woorden die – voor elke categorie en elke afkomstgroep – een beter behoud van

genus kennen dan de niet-frequente woorden (op de masculiene substantieven bij groep C na,

Page 108: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

104

waar de niet-frequente woorden beter herkend worden). De informanten herkenden het

grammaticale woordgeslacht hier – zoals verwacht – beter bij de frequentste substantieven.

Bij de drie volgende semantische categorieën [+concreet] [-telbaar], [+abstract] [+telbaar] en

[+abstract] [-telbaar] zijn de resultaten helaas minder duidelijk:

GRAFIEK 4.7.: CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR]. OVERZICHT INVLOED VAN DE WOORDFREQUENTIE OP

HET BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL GENUS, PER AFKOMSTGROEP PER WOORDGESLACHT.

0% 20% 40% 60% 80% 100%

neut.

fem.

masc.

neut.

fem.

masc.

neut.

fem.

masc.

groe

p C

groe

p B

groe

p A

Behoud grammaticaal genus (in %)

[+frequent]

[-frequent]

GRAFIEK 4.8.: CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR]. OVERZICHT INVLOED VAN DE WOORDFREQUENTIE OP

HET BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL GENUS, PER AFKOMSTGROEP PER WOORDGESLACHT.

0% 20% 40% 60% 80% 100%

neut.

fem.

masc.

neut.

fem.

masc.

neut.

fem.

masc.

groe

p C

groe

p B

groe

p A

Behoud grammaticaal genus (in %)

[+frequent]

[-frequent]

Page 109: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

105

GRAFIEK 4.9.: CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR]. OVERZICHT INVLOED VAN DE WOORDFREQUENTIE OP

HET BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL GENUS, PER AFKOMSTGROEP PER WOORDGESLACHT. 42

0% 20% 40% 60% 80% 100%

neut.

fem.

masc.

neut.

fem.

masc.

neut.

fem.

masc.

groe

p C

groe

p B

groe

p A

Behoud grammaticaal genus (in %)

[+frequent]

[-frequent]

De resultaten voor de frequente en niet-frequente woorden van de categorie [+concreet] [-

telbaar] liggen voor groep A en groep B erg dicht bij elkaar, groep C haalt een zeer verward

resultaat, met vrouwelijke woorden en neutrale woorden die beter herkend worden volgens

hun grammaticaal woordgeslacht wanneer ze niet-frequent zijn. Ook de resultaten voor de

abstracta zijn erg ‘onduidelijk’: soms scoren frequente woorden beter, soms net de niet-

frequente substantieven. Waarom dit zou zijn is niet duidelijk gebleken uit het onderzoek.

De algemene conclusie na het bekijken van de resultaten voor de drie afkomstgroepen in de

vier semantische categorieën is zonder twijfel dat de invloed van de woordfrequentie eerder

klein is. Enkel op woordniveau, en voor de verschillende leeftijden, was er in vorig hoofdstuk

soms een duidelijk verschil tussen de resultaten van de frequente woorden en deze van niet-

frequente woorden. Enkel voor de semantische categorie [+concreet][+telbaar] scoorden de

frequente woorden over de hele lijn beter.

42 Er werden geen ‘passende’ masculiene, niet-frequente woorden gevonden voor de categorie [+abstract] [-telbaar], er werden er dus ook geen onderzocht, vandaar een hiaat in de resultaten.

Page 110: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

106

5 CONCLUSIES

In deze thesis geef ik de resultaten weer van een studie over het Vlaamse pronominale

genussysteem. In het inleidende eerste hoofdstuk werd beschreven wat een genussysteem

precies is. We zeggen van een taal dat ze een genussysteem bevat wanneer hier ‘bewijs’ voor

is buiten de zelfstandige naamwoorden zelf; er moet congruentie zijn met andere

woordelementen (zoals lidwoorden, adjectieven, werkwoorden, enz.) (CORBETT, 2005). Het

Nederlandse genussysteem werd onderzocht op het pronominale domein. Hier is er een

verschil tussen het Zuid-Nederlandse en Noord-Nederlandse genussysteem (o.a.VAN

HAERINGEN, 1954). Het Noord-Nederlands in Nederland kent enkel nog de genera

‘commuun’ en ‘neutraal’, feminiene pronomina gebruiken de Nederlanders enkel voor het

verwijzen naar vrouwelijke personen (en mogelijk hogere dieren). Het Zuid-Nederlands in

Vlaanderen – en zo ook in Antwerpen – heeft het traditionele drie-genera systeem bewaard

met het masculiene, feminiene en neutrale genus, ook voor niet-menselijke objecten. Eerder

onderzoek toonde aan dat de kennis van een dialect helpt bij de kennis van het (Zuid-)

Nederlandse genussysteem (HOPPENBROUWERS, 1983). In een dialect zijn de woordgeslachten

immers hoorbaar (en zichtbaar) aanwezig, dit is ook zo voor het Stadsantwerps (DE SCHUTTER

& NUYTS, 2005). Van een volledig arbitraire verhouding tussen woord en geslacht kan niet

gesproken worden; zo zijn er namelijk zowel formele als semantische regels die – soms –

kunnen helpen bij de herkenning van het woordgeslacht. Een voorbeeld van een formele regel

is dat alle substantieven in de Nederlandse taal die het suffix –heid bezitten (bijv.

schoonheid), vrouwelijk zijn43. Een semantische regel is bijvoorbeeld dat alle talen het-

woorden zijn, bv. het pools, het Nederlands. Hier ontstond al meteen het idee om deze

formele en semantische regels onder de loep te nemen in mijn onderzoek.

In het tweede hoofdstuk werd de verantwoording voor mijn onderzoeksopstelling en

methodologie weergegeven. Graag wilde ik onderzoeken of dit Zuid-Nederlandse systeem

inderdaad nog zo ‘traditioneel’ bewaard is gebleven, met de drie genera, of dat ook in

Vlaanderen het gebruik van het genussysteem dezelfde tendens kent als het twee-genera

systeem in Nederland. Er werd voor gekozen dit onderzoek uit te voeren op actieve

taalverwervers, namelijk kinderen uit de lagere school en de eerste graad van het secundair

onderwijs. Ik wilde graag het onderzoek niet beperken tot eerste taalverwervers, maar ook

uitbreiden naar tweedetaalverwervers. Dit idee ontstond uit de gedachte dat

43 Nederlandse grammatica voor Anderstaligen.

Page 111: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

107

tweedetaalverwervers het sowieso moeilijk zouden hebben met het handhaven van het

Vlaamse drie-genera systeem, daar ze geen enkele dialectachtergrond van het Nederlands

bezitten. Ik stelde een invul-enquête op, met daarbij toegevoegd een meerkeuzeformulier met

vragen over hun talige achtergrond. De substantieven die gebruikt werden in deze invul-

enquête, werden gekozen uit vier semantische categorieën: [+concreet] [+telbaar], [+concreet]

[-telbaar], [+abstract] [+telbaar] en [+abstract] [-telbaar]. In elk van deze categorieën werden

ook de parameters formele gemarkeerdheid en woordfrequentie ingepast. Onderzoek naar het

Noord-Nederlands had aan het licht gebracht dat deze taal meer en meer een semantische

classificatie brengt in het geslacht van woorden, in plaats van de – traditionele – grammaticale

classificatie. Bij de resultaten zal ook gekeken worden of deze verschuiving ook plaatsvindt in

het Zuid-Nederlands.

Na deze enquête afgenomen te hebben bij 350 kinderen die school lopen in Antwerpen,

deelde ik in hoofdstuk drie deze informanten ook in volgens hun talige afkomst (§3.1.). Zo

ontstond er een groep A, met Nederlandstalige kinderen, een groep B met kinderen die zowel

in nauw contact stonden met Nederlands als met een andere taal, en een groep C die bestond

uit kinderen die geen moedertaalspreker Nederland waren. Daarna werd er allereerst een

‘stand van zaken’ weergegeven, een algemeen overzicht van het behoud van genus, per

leeftijdscategorie en afkomstgroep (§3.2.). In §3.3. tot en met §3.6. werden de resultaten

besproken voor de verschillende semantische categorieën, per onderzocht substantief. Daaruit

bleek dat het traditionele genus minder gekend was dan verwacht, maar er moet in het

achterhoofd gehouden worden dat het gaat om jonge informanten; actieve taalverwervers.

Ook was het meteen duidelijk dat enkel groep A nog een degelijke kennis van het

genussysteem bezit, en dat groepen B en C meer moeilijkheden hebben met het traditioneel

pronominaal verwijzen naar substantieven. In §3.7. luidt de algemene conclusie dan ook, dat

de indeling van de informanten in drie groepen, opgesplitst volgens hun talige achtergrond,

duidelijk steek hield: de resultaten voor de drie groepen waren erg verschillend. In groep A

was het behoud van het traditionele genus voor alle vier de semantische categorieën het

sterkst aanwezig, met een constante verbetering van het behoud van genus per

leeftijdscategorie. Nederlandstalige Antwerpse kinderen leren dus zeker onderdelen van het

genussysteem bij tijdens hun jonge schoolcarrière. Groep B had iets mindere resultaten, maar

ook hier, net zoals in groep A, was er een duidelijke stijgende evolutie van behoud van genus

waarneembaar per leeftijdscategorie. Voor zowel de concrete telbare woorden als voor de

abstracte niet-telbare woorden lagen de resultaten van groep B erg dicht bij deze van groep A.

Page 112: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

108

Ook deze, Nederlandstalig-anderstalige kinderen leren bij op het vlak van het woordgeslacht

naarmate hun leeftijd. Groep C echter scoorde over de hele lijn vrij zwak, ook kende deze

groep weinig evolutie tussen de leeftijdsgroepen: de kennis van het behoud van genus bleek

relatief klein en constant. De anderstalige kinderen, zonder Nederlandstalige omgeving,

hebben enorme moeite het (Zuid-)Nederlandse genussysteem onder de knie te krijgen. Hier

slagen ze dan ook niet in.

In het vierde hoofdstuk tenslotte werden de verschillende op voorhand vastgelegde

parameters, zoals de gekozen leeftijdscategorieën, de semantische regels, de formele

gemarkeerdheid en de parameter woordfrequentie onder de loep gelegd. Allereerst werd de

gekozen leeftijdsopdeling behandeld (§4.1.); de keuze voor drie leeftijdscategorieën, al zijn

het zo’n dicht bijeen liggen leeftijdsgroepen, was zeker zinnig, daar er een duidelijk stijgende

evolutie zat in het behoud van genus bij de Nederlandstalige groep. Op deze manier legde het

ook het grote probleem bloot van anderstalige kinderen die Nederlands leren: ze evolueren

moeilijk mee. Ten tweede werden de semantische categorisering besproken (§4.2.). De

tendensen besproken door taalkundigen, masculinisering en resemantisering, konden niet

ontkend worden, doch ook niet duidelijk bevestigd. Wel klopte het dat naarmate woorden

meer abstracter, of niet-telbaar waren, er meer antwoorden waren met het neutrale pronomen

(resemantisering). Ook lag het aantal masculiene verwijzingen in de concrete telbare

categorie het hoogst (mogelijk een teken van masculinisering). Deze twee vaststellingen

wijzen er op dat ook het Antwerps mogelijk aan het evolueren is naar een meer semantisch

gecoördineerd genussysteem in plaats van het traditionele grammaticale genussysteem. De

formele markering die bij sommige woorden aanwezig was bleek niet of weinig invloed te

hebben op het behoud van het traditionele genus (§4.3.). Enkel voor de categorie [+concreet]

[+telbaar] leek er een duidelijk verschil te zijn, met een beter behoud van genus voor de

formeel gemarkeerde woorden. De algemene conclusie na het bekijken van de resultaten voor

de drie afkomstgroepen in de vier semantische categorieën was echter dat de invloed van de

formele markering – volgens de resultaten van dit onderzoek – nihil is. Deze Antwerpse

kindjes, moedertaalsprekers Nederlands, meertalige kindjes én de anderstalige kinderen,

herkennen het woordgeslacht van formeel gemarkeerde substantieven niet beter dan dat van

niet-formeel gemarkeerde woorden.

Als allerlaatste parameter werd de invloed van de frequentie van de woorden behandeld

(§4.4.). Ook voor deze parameter werd geconcludeerd dat de invloed van de woordfrequentie

eerder klein is. Enkel op woordniveau, en voor de verschillende leeftijden, was er af en toe

Page 113: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

109

een duidelijk verschil waar te nemen tussen de resultaten van de frequente woorden en deze

van niet-frequente woorden. Enkel voor de semantische categorie [+concreet][+telbaar]

scoorden de frequente woorden over de hele lijn beter. Voor dit laatste hoofdstuk kan dan

samengevat worden dat de parameters, zoals formele gemarkeerdheid, en frequentie, minder

invloed uitoefenden op de pronominale verwijzingen van de informanten dan

gehoopt/verwacht.

Page 114: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

110

6 BIBLIOGRAFIE

Citaat op blz. 2: LABOV 1989, blz. 85 Secundaire literatuur:

AUDRING, J. (2006a). Pronominal gender in spoken Dutch. Journal of Germanic Linguistics 18,

85-116.

BEURDEN, L. VAN, EN J. NIJEN TWILHAAR (1990). Hermafrodiete nomina en de

verwerving van het genussysteem. De Nieuwe Taalgids 83, 193-211.

BLANCQUAERT, E. (1943). ‘Genus-onderscheid en phonetische tendensen.’ In: Album René

Verdeyen. Brussel: Manteau, 27-33.

BLOM, E., D. POLIŠENSKÁ & F. WEERMAN (2006). Effects of age in the acquisition of

agreement inflection. Morphology 16, 313-336.

BLOOMFIELD, L. (1973). Language. London: Allen and Unwin.

CORBETT, G.G. (1979). The agreement hierarchy. Journal of Linguistics 15, 203-224.

CORBETT, G. (2005). Systems of gender assignment. In: Haspelmath, M., M. Dryer, D. Gil, B.

Comrie (eds.). The World Atlas of Language Structures. Oxford: Oxford University Press.

DAHL, Ö. (2000). ‘Animacy and the notion of semantic gender.’ In: Unterbeck & Risanen (eds.).

Gender in grammar and cognition. Berlin [etc.], 99-116.

DE HOUWER, A. (1987). ‘Nouns and their compagnions, or how a three-years-old handles the

Dutch gender system.’ In: A. De Houwer & S. Gillis (eds.). Belgian journal of linguistics 2

(Perspectives on child language), 55-74.

DE HOUWER, A. & S. GILLIS (1998). The Acquisition of Dutch. Amsterdam & Philadelphia:

John Benjamins.

DEKEYSER, X. (1980). ‘The diachrony of gender systems in English and Dutch’. In: J. Fisiak

(ed.), Historical Morphology. Den Haag: Mouton de Gruyter, 97-111.

DE VOGELAER, G. (2006). ‘Pronominaal genus bij ‘Zuid-Nederlandse’ taalverwervers: van

grammaticaal naar semantisch systeem.’ In: Hüning, Matthias, Ulrike Vogl & Ton van der

Wouden (red.). Nederlands tussen Duits en Engels. Leiden: Stichting Neerlandistiek Leiden,

89-102.

DE VOGELAER, G. (2009/I). Changing pronominal gender in Dutch: transmission or diffusion?

In: Tsiplakou, Stavroula, Marilena Karyolemou and Pavlos Pavlou (eds.). Language variation,

European perspectives II. Amsterdam & Philadelphia: John Benjamins. p.71-80.

Page 115: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

111

DE VOGELAER, G. (2009/II). (Not) acquiring grammatical gender in two varieties of

Dutch. Ms. UGent.

DE VOS, L. Pronominale hersemantisering in het Zuid-Nederlandse genussysteem. Onuitgegeven

Masterproef. Universiteit Gent.

DON, J. (2001) Dé afwas gaat in hét sop. Het (on)voorspelbare geslacht van Nederlandse

woorden. Onze taal 70-5, 116 – 118.

FLETCHER, W.H. (1987). ‘Semantic factors in Dutch gender choice.’ In: Fletcher, W.H. (ed.).

Papers from the second interdisciplinary conference on Netherlandic studies. Lanham, NY:

University Press of America, 51-63.

FONTEIN, A.M. & A. PESCHER-TER MEER (2000). Nederlandse Grammatica voor

Anderstaligen. ........

GEERAERTS, D. (1992). ‘Pronominale masculiseringsparameters in Vlaanderen.’ In: Bennis,

Hans & Jan W. de Vries (red.). De binnenbouw van het Nederlands: een bundel artikelen

voor Piet Paardekooper. Dordrecht: ICG Publications, 73-84.

GEERTS, G. (1977). Het collectivum als haar-syndroom. Tijdschrift voor Nederlandse Taal-en

Letterkunde 93, 153-200.

GEERTS, G. (1983). Is het gemeentebeschuur haar boekje te buiten gegaan? Taalbeheersing in

de administratie 22, 877 – 890.

GEERTS, G. (1988). Genusfouten: Hollanditis in Vlaanderen? Verslagen en Mededelingen van

de Koninklijke Academie voor Nederlands Taal-en Letterkunde 1, 68-78.

HAESERYN, W., K. ROMIJN, G. GEERTS, J. DE ROOIJ & M. VAN DEN TOORN (1997).

Elektronische Algemene Nederlandse Spraakkunst. http://www.let.ru.nl/ans/e-ans/

HERMKENS, H.M. (1981). Het genus in het Hollands van de zeventiende eeuw. In: Studies voor

Dam steegt. Leiden, 65 – 77.

HOPPENBROUWERS, C. (1983). Het genus in een Brabants regiolect. TABU 13, 1-25.

LABOV, W. (1989). The child as linguistic historian. Language, variation and change 1, 85-94.

LEISS, E. (2000). ‘Gender in Old High German.’ In: Unterbeck, B. & M. Risanen (eds.). Gender

in grammar and cognition. Berlin [etc.], p. 237-258.

MALJAARS, A. (1979). Bijdrage tot de kennis van genus en geslacht in de 18de eeuw; met een

uitweiding over de pronominale aanduiding in het moderne Nederlands. Utrecht.

MILLS, A.E. (1986). The acquisition of gender. A study of English and German. Berlin [etc.]:

Springer.

MÜLLER, N. (2000). Gender and number in acquisition. In: UNTERBECK, B. & M.

RISSANEN (eds). Gender in grammar and cognition. Berlijn: Mouton de Gruyter. 351 – 400.

Page 116: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

112

NESSET, T. (2006). Gender meets the Usage-Based Model: Four principles of rule interaction in

gender assignment. Lingua 116, 1369–1393

NIJEN TWILHAAR, J. (1992/I). Morfologische structuur en genusverandering I. De Nieuwe

Taalgids 85, 302-318.

NIJEN TWILHAAR, J. (1992/II). Morfologische structuur en genusverandering II. De Nieuwe

Taalgids 85, 396-404.

SCHAERLAKENS, A., D. KOHNSTAMM & M. LEJAEGERE (1999). Streeflijst woordenschat

voor zesjarigen. Gebaseerd op nieuw onderzoek in Nederland en België. 3e herz. Versie.

Lisse: Swets & Zeitlinger.

SCHUTTER, DE, Georges en Jan, NUYTS (2005), Stadsantwerps, Tielt: Uitgeverij Lannoo nv.

SIEMUND, P. (2002). Mass versus count: Pronominal gender in regional varieties of Germanic

languages. Sprachtypologie und Universalienforschung (STUF) 55, 213-233.

TAELDEMAN, J. (1980). ‘Inflectional aspects of adjectives in the dialects of Dutch-speaking

Belgium’, in: Zonneveld, W. e.a. (eds.). Studies in Dutch Phonology [= Dutch Studies Vol. 4].

Den Haag, 265-292.

UNTERBECK, B. (2000). Gender: New ligt on an old category. An introduction. In:

UNTERBECK, B. & M. RISSANEN (eds). Gender in grammar and cognition. Berlijn:

Mouton de Gruyter. xv - xlvi.

VAN BERKUM. J.J.A. (1996). The psycholinguistics of grammatical gender : studies in

language comprehension and production. Nijmegen : Max Planck Instituut voor

Psycholinguïstiek.

VAN BREE, C. (1985). ‘Onderzoek naar de invloed van de standaardtaal op het dialect. Enkele

methodische overwegingen.’ In: Taeldeman & Dewulf (red.). Dialect, Standaardtaal en

Maatschappij. Leuven: Acco, 203-214.

VAN DALE 2005 = Boon, Ton den / Geeraerts, D. (reds.) (2005), Van Dale Groot woordenboek

van de Nederlandse taal, elektronische versie van de 14de uitgave. Utrecht/Antwerpen, Van

Dale Lexicografie.

VAN HAERINGEN, C.B. (1954). Genus en geslacht. Het voornaamwoordelijk gebruik in de

Gesproken Taal. Amsterdam: Meulenhoff.

VAN HAERINGEN, C.B. (1956). Nederlands tussen Duits en Engels. Den Haag: Servire.

VAN HAERINGEN, C.B. (1970). ‘Het genus van stofnamen’. In: Zijn akker is de taal. Den

Haag: Bakker,157-168.

Page 117: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

113

VAN HOUT, R. (2003). Hun zijn jongens. Ontstaan en verspreiding van het onderwerp ‘hun’. In:

Jan Stroop (ed.) Waar gaat het Nederlands naar toe? Panorama van een taal. Amsterdam:

Bert Bakker.

WALS: Haspelmath , Martin, Matthew Dryer, David Gil & Bernard Comrie (eds.) (2005). The

World Atlas of Language Structures. Oxford: Oxford University Press.

WEGENER, H. (2000). ‘German gender in children’s second language acquisition’, in:

Unterbeck, B. & M. Risanen (eds.). Gender in grammar and cognition. Berlin [etc.], 511-544.

YAMAMOTO, M., (1999). Animacy and reference, a cognitive approach to corpus linguistics,

Studies in Language companion series Vol.46, John Benjamins Publishing Company,

Amsterdam/Philadelphia.

ZONNEVELD, W. (1986). De morfologie van de mens: de vrouw. In: HOPPENBROUWERS

e.a., 226 – 234.

ZONNEVELD, W. (1998). Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig? Het betwistbare nut van de

woordgeslachten . Onze Taal 67-1, 24 – 26.

ZUBIN, D. & K.M. KÖPCKE (1981). ‘Gender, a less than arbitrary grammatical category.’ In:

Hendrick, R., C. Masek & M. Miller (eds.). Papers from the seventeenth regional meeting,

Chicago Linguistic Society. Chicago: Chicago Linguistic Society, 439 – 449.

ZUBIN, D. & K.M. KÖPCKE (1984). Affect classification in the German gender system, in:

Lingua, 63, Noord-Holland, 41 – 86.

Page 118: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

114

7 BIJLAGEN

Bijlage 1: enquête versie A

VUL IN: HIJ, ZE, HET

De appel is rood. ______ hangt aan de boom.

Die handdoek kan ik niet gebruiken. ______ is helemaal nat!

Die truc is moeilijk. ______ is voor goochelaars.

De aarde is de planeet waar alle mensen wonen. ______ is rond.

Die autostrade kunnen we nu niet gebruiken. ______ wordt opnieuw aangelegd.

Dat schip was oud, en ______ is gezonken.

Mijn scherm is kapot. ______ moet vervangen worden.

De bui komt plots. ______ maakt alles nat.

Gisteren was er nog choco maar nu is ______ op.

De redding kwam net op tijd en ______ zorgde ervoor dat de jongen bleef leven.

De soep is lekker, maar ______ is erg warm.

Dat vlees is slecht. ______ ziet helemaal groen!

Dat geheim ken ik niet. ______ is door niemand geweten.

Dat onkruid aan de voordeur moet weg. ______ groeit anders overal.

De ochtend dient om op te staan. ______ komt na de nacht.

De verwarming geeft geen warmte, ______ staat af.

Die ruzie kan niet blijven duren. ______ moet uitgepraat worden.

Dat oerwoud is eng. ______ is donker en duister.

De kou is vervelend want ______ geeft me een rode neus.

Dat geschreeuw moet ophouden want ______ maakt me doof.

Dat afscheid is niet fijn. ______ maakt me verdrietig.

De zolder is eng. ______ zit vol met spinnen.

− Die eierdooier is niet meer goed. ______ ziet helemaal groen.

− Mijn tekening is nog niet klaar. ______ is nog niet ingekleurd.

Page 119: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

115

− Die woning is lelijk. ______ heeft geen ramen.

− Mijn droom was niet leuk, ______ was zó eng!

− Dat geschenk kreeg ik voor kerstmis, ______ was mooi ingepakt.

− Ik kan dat gewicht niet dragen. ______ is te zwaar!

− Die verrassing was leuk, ______ was goed gelukt.

− Kan je de boter in de ijskast zetten? ______ is gesmolten.

− Die blubber is vies, ______ blijft aan m'n schoenen plakken.

− De verlichting is uit. ______ geeft geen licht.

− Dat gepraat is vervelend. ______ is erg luid.

− De room is niet meer goed, ______ is zuur.

− De winter duurt lang en ______ kan erg koud zijn.

− Die fles is vuil. ______ moet nog afgewassen worden.

− De oplossing is soms niet makkelijk. ______ kan erg moeilijk zijn.

− De pijn wordt erger. ______ gaat niet weg.

− Mijn gezin is heel leuk. ______ bestaat uit een mama, een papa en twee kinderen.

− De donder deed me verschieten. ______ was heel luid.

− Dat antwoord is fout. ______ is niet juist.

− De versiering is uit de kerstboom gevallen. ______ is helemaal kapot!

− De liefde maakt ons gelukkig en ______ is dus heel belangrijk.

− Het geluk is heel belangrijk. ______ maakt ons vrolijk.

− Het weer maakt ons treurig of ______ maakt ons blij.

− Dat geknoei moet nu ophouden, ______ maakt me kwaad.

Page 120: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

116

Bijlage 2: enquête versie B

VUL IN: HIJ, ZE, HET

− De appel is rood. ______ hangt aan de boom.

− Die lijm is opgedroogd. ______ plakt niet meer.

− Die olie is gevaarlijk. ______ vervuilt de zee!

− De zolder is eng. ______ zit vol met spinnen.

− Die eierdooier is niet meer goed. ______ ziet helemaal groen.

− Mijn tekening is nog niet klaar. ______ is nog niet ingekleurd.

− Die woning is lelijk. ______ heeft geen ramen.

− Dat geschenk kreeg ik voor kerstmis, ______ was mooi ingepakt.

− Ik eet die paté niet graag. ______ is niet lekker.

− Ik kan dat gewicht niet dragen. ______ is te zwaar!

− Kan je de boter in de ijskast zetten? ______ is gesmolten.

− Dat pad gaan we niet gebruiken. ______ gaat naar de verkeerde kant.

− Een ogenblik duurt niet lang. ______ is maar een korte tijd.

− Die blubber is vies, ______ blijft aan m'n schoenen plakken.

− Dat voedsel is niet voor ons, ______ is voor de kat!

− De verwarming geeft geen warmte, ______ staat af.

− Dat speelgoed is niet van mij. ______ is van mijn kleine zusje.

− Dat huis is lelijk. ______ heeft allemaal kapotte ramen!

− De bui komt plots. ______ maakt alles nat.

− Een dag gaat zo snel vooruit. Voor je het weet is ______ voorbij.

− De verlichting is uit. ______ geeft geen licht.

− De melk is lekker, ______ komt vers van de boerderij.

− Dat geschreeuw moet ophouden want ______ maakt me doof.

− Ik ben mijn sleutel kwijt. ______ moet uit mijn jaszak gevallen zijn.

− Die scheet was verschrikkelijk. ______ stonk erg.

− Dat gepraat is vervelend. ______ is erg luid.

− De winter duurt lang en ______ kan erg koud zijn.

Page 121: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

117

− De oorlog duurt lang. ______ doodt veel mensen.

− Het verdriet doet pijn. ______ breekt mijn hart.

− De griep is vervelend want ______ maakt je erg ziek.

− Die verrassing was leuk, ______ was goed gelukt.

− De deur zit helemaal vast. ______ gaat niet meer open.

− Die fout is verschrikkelijk! _______ is niet meer goed te maken.

− Dat antwoord is fout. ______ is niet juist.

− De oplossing is soms niet makkelijk. ______ kan erg moeilijk zijn.

− Dat geheim ken ik niet. ______ is door niemand geweten.

− Mijn lach is erg grappig omdat ______ erg luid is.

− Dat raadsel is onoplosbaar. ______ is te moeilijk.

− De haag in de tuin is groen. ______ krijgt blaadjes.

− De hitte moet echt ophouden. ______ droogt de aarde uit.

− Mijn gezin is heel leuk. ______ bestaat uit een mama, een papa en twee kinderen.

− De donder deed me verschieten. ______ was heel luid.

− De versiering is uit de kerstboom gevallen. ______ is helemaal kapot!

− De redding kwam net op tijd en ______ zorgde ervoor dat de jongen bleef leven.

− Het geluk is heel belangrijk. ______ maakt ons vrolijk.

− Dat geknoei moet nu ophouden, ______ maakt me kwaad.

Page 122: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

118

Bijlage 3: lijst scholen gebruikt voor onderzoek

DE LINDE

Vrije Basisschool Mariagaarde - De Linde

Van Steenlandstraat 15

2100 Deurne

PARKSCHOOL TE BOELAER

Stedelijke Basisschool

Te Boelaerpark 5

2140 Borgerhout

MUSICA

Stedelijke Basisschool

Lange Ridderstraat 48

200 Antwerpen

KONINKLIJK ATHENEUM BERCHEM

Uitbreidingstraat 246

2600 Berchem

KONINKLIJK LYCEUM ANTWERPEN

Hertoginstraat 17

2018 Antwerpen

Page 123: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

119

Bijlage 4: meerkeuzeformulier talige achtergrond leerling

Naam: ________________________

Vul in: Ik ben ______ jaar. (geboortedatum: ___/___/______ ) Duid aan wat juist is en vul aan:

- mijn ouders spreken Nederlands met elkaar:

o JA, o JA, maar ze spreken ook _____________________. o NEE, ze spreken _____________________.

(bijvoorbeeld: NEE, ze spreken pools.)

- met mijn mama spreek ik Nederlands:

o JA o JA, maar ook _____________________. o NEE, we spreken _____________________.

- met mijn papa spreek ik Nederlands:

o JA o JA, maar ook _____________________. o NEE, we spreken _____________________.

- met mijn broers of zusjes spreek ik Nederlands:

o JA o JA, maar ook _____________________. o NEE, met mijn broers of zusjes spreek ik _____________________.

- Op de speelplaats spreek ik Nederlands:

o JA o JA, maar ook _____________________. o NEE, ik spreek op de speelplaats _____________________.

- Ik heb Nederlands geleerd: o thuis van mijn ouders. o in de kleuterschool. o in de lagere school. o in het middelbaar. o Andere: _____________________.

- Ik woon al heel mijn leven in België: o JA o NEE, ik kom uit __________________ . Ik ben naar België gekomen toen ik

_________ jaar oud was.

- Ik ben Nederlands beginnen leren toen ik ______ jaar oud was.

Page 124: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

120

Bijlage 5: lijst met alle opgenomen tabellen incl. bladzijdeverwijzing

HOOFDSTUK 1

1.1. ‘DE VOORSPELLENDE KRACHT’ VAN HET NEDERLANDSE GENUS, NAAR JAN

DON

13

1.2. GENUS IN HET ENGELS, NEDERLANDS EN DUITS

(NAAR DE VOGELAER 2006)

14

HOOFDSTUK 2

2.1. INDIVIDUATION HIERARCHY

(AUDRING 2006)

26

2.2. THE HIERARCHY OF INDIVIDUATION

(SASSE 1993)

27

2.3. INDELING VAN DE SUBSTANTIEVEN

(ANS, §3.2.1)

27

2.4. OVERZICHT VAN DE SUBSTANTIEVEN UIT DE CATEGORIE CONCREET – TELBAAR

GEBRUIKT VOOR DIT ONDERZOEK

29

2.5. OVERZICHT VAN DE SUBSTANTIEVEN UIT DE CATEGORIE CONCREET – NIET-

TELBAAR GEBRUIKT VOOR DIT ONDERZOEK

31

2.6. OVERZICHT VAN DE SUBSTANTIEVEN UIT DE CATEGORIE ABSTRACT – TELBAAR

GEBRUIKT VOOR DIT ONDERZOEK

31

2.7. OVERZICHT VAN DE SUBSTANTIEVEN UIT DE CATEGORIE ABSTRACT – NIET-

TELBAAR GEBRUIKT VOOR DIT ONDERZOEK

32

HOOFDSTUK 3

3.1. INDELEN VAN DE INFORMANTEN:

VOORBEELD ‘HANDDOEK’

34

3.2. CATEGORISERING AAN DE HAND VAN ‘MET MIJN MAMA SPREEK IK

NEDERLANDS’ EN ‘MET MIJN PAPA SPREEK IK NEDERLANDS’: INDELING IN

GROEPEN

35

3.3. CATEGORISERING AAN DE HAND VAN ‘MET MIJN MAMA SPREEK IK 36

Page 125: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

121

NEDERLANDS’ EN ‘MET MIJN PAPA SPREEK IK NEDERLANDS’: ABSOLUTE

WAARDEN PER LEEFTIJDSCATEGORIE

3.4.A. STAND VAN ZAKEN: ALGEMEEN OVERZICHT PER LEEFTIJDSCATEGORIE.

GROEP A

37

3.4.B. STAND VAN ZAKEN: ALGEMEEN OVERZICHT PER LEEFTIJDSCATEGORIE.

GROEP B

39

3.4.C. STAND VAN ZAKEN: ALGEMEEN OVERZICHT PER LEEFTIJDSCATEGORIE.

GROEP C

40

3.5.A. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR] (GROEP A)

43

3.6.A. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR] (GROEP A)

45

3.7.A. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR] (GROEP A)

46

3.5.B. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR] (GROEP B)

49

3.6.B. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR] (GROEP B)

50

3.7.B. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR] (GROEP B)

51

3.5.C. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR] (GROEP C)

52

3.6.C. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR] (GROEP C)

53

3.7.C. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR] (GROEP C)

54

3.8.A. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR] (GROEP A)

58

3.9.A. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR] (GROEP A)

60

Page 126: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

122

3.10.A. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR] (GROEP A)

61

3.8.B. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR] (GROEP B)

64

3.9.B. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR] (GROEP B)

65

3.10.B. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR] (GROEP B)

66

3.8.C. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR] (GROEP C)

67

3.9.C. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR] (GROEP C)

68

3.10.C. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR] (GROEP C)

68

3.11.A. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR] (GROEP A)

71

3.12.A. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR] (GROEP A)

72

3.13.A. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR] (GROEP A)

73

3.11.B. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR] (GROEP B)

75

3.12.B. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR] (GROEP B)

76

3.13.B. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR] (GROEP B)

77

3.11.C. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR] (GROEP C)

78

3.12.C. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR] (GROEP C)

79

3.13.C. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE 80

Page 127: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

123

CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR] (GROEP C)

3.14.A. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+ABSTRACT] [-TELBAAR] (GROEP A)

83

3.15.A. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+ABSTRACT] [-TELBAAR] (GROEP A)

84

3.16.A. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+ABSTRACT] [-TELBAAR] (GROEP A)

85

3.14.B. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+ABSTRACT] [-TELBAAR] (GROEP B)

87

3.15.B. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+ABSTRACT] [-TELBAAR] (GROEP B)

88

3.16.B. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTER GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+ABSTRACT] [-TELBAAR] (GROEP B)

88

3.14.C. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET MASCULIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+ABSTRACT] [-TELB AAR] (GROEP C)

89

3.15.C. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET FEMINIEN GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+ABSTRACT] [-TELBAAR] (GROEP C)

90

3.16.C. OVERZICHT VAN DE ANTWOORDEN VOOR HET NEUTRAAL GENUS VOOR DE

CATEGORIE [+ABSTRACT] [-TELBAAR] (GROEP C)

91

HOOFDSTUK 4

4.1. HET BEHOUD VAN GENUS EN DE AFWIJKINGEN VAN HET WOORDGESLACHT.

ONDERVERDEELD PER SEMANTISCHE CATEGORIE EN AFKOMSTGROEP

97

Page 128: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

124

Bijlage 6: lijst met alle opgenomen grafieken incl. bladzijdeverwijzing

HOOFDSTUK 3

3.1.A. ALGEMEEN OVERZICHT PER LEEFTIJDSCATEGORIE. BEHOUD VAN HET

GRAMMATICAAL GENUS PER WOORDGESLACHT PER LEEFTIJDSCATEGORIE.

GROEP A

38

3.1.B. ALGEMEEN OVERZICHT PER LEEFTIJDSCATEGORIE. BEHOUD VAN HET

GRAMMATICAAL GENUS PER WOORDGESLACHT PER LEEFTIJDSCATEGORIE.

GROEP B

40

3.1.C. ALGEMEEN OVERZICHT PER LEEFTIJDSCATEGORIE. GROEP C 41

3.2. BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL GENUS: ALGEMEEN OVERZICHT VAN DE

GROEPEN A, B EN C

42

3.3. ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR] –

GROEP A

47

3.4.. ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR] –

GROEP B

56

3.5. ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR] –

GROEP C

56

3.6. ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR] –

GROEP A

63

3.7. ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR] –

GROEP B

69

3.8. ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR] –

GROEP C

70

3.9. ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR] –

GROEP A

74

3.10. ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR] – 81

Page 129: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

125

GROEP B

3.11. ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR] –

GROEP C

81

3.12. ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+ABSTRACT] [-TELBAAR] –

GROEP A

86

3.13. ALGEMENE RESULTATEN VOOR DE CATEGORIE [+ABSTRACT] [-TELBAAR] –

GROEP B

92

HOOFDSTUK 4

4.1. OVERZICHT VAN DE TOTAALRESULTATEN VAN DE VERSCHILLENDE PRONOMINA,

PER SEMANTISCHE CATEGORIE EN AFKOMSTGROEP

96

4.2. CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR]. OVERZICHT INVLOED VAN FORMELE

MARKERING OP HET BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL GENUS, PER

AFKOMSTGROEP PER WOORDGESLACHT.

100

4.3. CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR]. OVERZICHT INVLOED VAN FORMELE

MARKERING OP HET BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL GENUS, PER

AFKOMSTGROEP PER WOORDGESLACHT.

101

4.4. CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR]. OVERZICHT INVLOED VAN FORMELE

MARKERING OP HET BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL GENUS, PER

AFKOMSTGROEP PER WOORDGESLACHT.

101

4.5. CATEGORIE [+ABSTRACT] [-TELBAAR]. OVERZICHT INVLOED VAN FORMELE

MARKERING OP HET BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL GENUS, PER

AFKOMSTGROEP PER WOORDGESLACHT.

102

4.6. CATEGORIE [+CONCREET] [+TELBAAR]. OVERZICHT INVLOED VAN DE

WOORDFREQUENTIE OP HET BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL GENUS, PER

AFKOMSTGROEP PER WOORDGESLACHT.

103

4.7. CATEGORIE [+CONCREET] [-TELBAAR]. OVERZICHT INVLOED VAN DE

WOORDFREQUENTIE OP HET BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL GENUS, PER

AFKOMSTGROEP PER WOORDGESLACHT.

104

4.8. CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR]. OVERZICHT INVLOED VAN DE 104

Page 130: Het pronominale genussysteem in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/003/RUG01-001348003_2010_000… · Het Noord-Nederlands duidt dan de overige Nederlandse provincies aan

126

WOORDFREQUENTIE OP HET BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL GENUS, PER

AFKOMSTGROEP PER WOORDGESLACHT.

4.9. CATEGORIE [+ABSTRACT] [+TELBAAR]. OVERZICHT INVLOED VAN DE

WOORDFREQUENTIE OP HET BEHOUD VAN HET GRAMMATICAAL GENUS, PER

AFKOMSTGROEP PER WOORDGESLACHT.

105