het nieuwere krijgen - ghent university€¦ · leunt hij aan bij de door goldberg (1995) beoefende...

107
HET NIEUWERE KRIJGEN Het ontstaan en de ontwikkeling van de Nederlandse receptiefconstructie in de 19 de eeuw Maarten De Beul Stamnummer: 01308384 Promotor: Prof. dr. Timothy Colleman Vakgroep Taalkunde, Afdeling Nederlands Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad Master in de Taal- & Letterkunde (afstudeerrichting Nederlands-Duits) Academiejaar 2016-2017

Upload: others

Post on 03-Aug-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

HET NIEUWERE KRIJGEN

Het ontstaan en de ontwikkeling van de Nederlandse

receptiefconstructie in de 19de eeuw

Maarten De Beul Stamnummer: 01308384

Promotor: Prof. dr. Timothy Colleman Vakgroep Taalkunde, Afdeling Nederlands

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad Master in de Taal- & Letterkunde

(afstudeerrichting Nederlands-Duits)

Academiejaar 2016-2017

Page 2: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte
Page 3: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

3

Woord vooraf

Elf jaar na Maarten van Leeuwens (2006) masterscriptie over het receptieve gebruik van

krijgen waagt opnieuw een Maarten zich aan het gebruik van krijgen als hulpwerkwoord.

Deze keer niet in Leuven, maar aan de Universiteit van Gent. De onderzochte

receptiefconstructie bleek na de data-analyse zelfs jonger te zijn dan onze alma mater, die

dit academiejaar 200 kaarsjes uitblies. Zo stoffig en historisch zijn die scripties in de Taal- &

Letterkunde dan toch niet, meneer…

Allereerst wil ik professor Timothy Colleman bedanken, die steeds bereid was om tijd te

maken voor een brainstormsessie, de analyse van mijn data of de verbetering van mijn

schrijfsels. Zijn artikelen over de receptiefconstructie waren bovendien een uiterst

interessante leidraad voor mijn theoretisch kader. Daarnaast bedank ik ook graag Emmeline

Gyselinck, die meerdere donderdagen het KB-corpus én een bureautje op de afdeling

Nederlandse Taalkunde ter beschikking stelde.

Ook mijn vrienden, in Gent en daarbuiten, verdienen een grote dankjewel. Er zijn dit

academiejaar menige liters koffie, “Duitse” avonden, danspasjes in de Sioux, zware

trainingen en Shosholoza-zangstonden gepasseerd… Een geslaagd einde van die vier jaren

Taal- & Letterkunde!

Ten slotte wil ik ook graag mijn ouders en broer bedanken, die me in het weekend (en in het

Oostenrijkse Ötztal) in de watten legden. Hoewel taalkunde, laat staan

constructiegrammatica, heel ver van hun leefwereld verwijderd ligt, boden ze me vaak een

luisterend oor wanneer ik mijn ideeënstorm niet op een rijtje kreeg. Hopelijk krijgen ze

binnenkort hun zoons diploma toegestuurd…

Page 4: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

4

Inhoudsopgave

WOORD VOORAF 3

INHOUDSOPGAVE 4

1. INLEIDING 7

2. THEORETISCH KADER: DE RECEPTIEFCONSTRUCTIE 13

2.1. FORMELE STRUCTUUR 14

2.1.1. ‘KRIJGEN’ ALS ONDATIEF (HULP)WERKWOORD 16

2.1.2. ZELFSTANDIG WERKWOORD 18

2.1.3. BRONOBJECT 25

2.1.4. WERKWOORDVOLGORDE 25

2.2. SEMANTISCH 27

2.3. VARIANT DUBBELOBJECTCONSTRUCTIE? 29

2.4. VARIANT RESULTATIEFCONSTRUCTIE? 30

2.5. PARALLELLE CONSTRUCTIE(S) IN HET DUITS 33

2.6. ONTSTAANSHYPOTHESES 43

3. METHODOLOGIE 45

3.1. CORPUS 46

3.2. ZOEKOPDRACHT EN TESTFACTOREN 47

4. ONDERZOEKSRESULTATEN 53

4.1. ONTWIKKELING IN DE 19DE EEUW 56

4.2. FORMELE ASPECTEN 59

4.2.1. ZELFSTANDIG WERKWOORD 60

4.2.1.1. Werkwoorden van ‘betalen’ 60

4.2.1.2. Werkwoorden van ‘bezorgen’ 62

4.2.1.3. Communicatiewerkwoorden 65

4.2.1.4. Privatieve werkwoorden? 67

4.2.2. HULPWERKWOORDVARIATIE? 67

4.2.3. BRONOBJECT 68

4.2.4. ENKELE SUBONDERZOEKEN 70

4.2.4.1. Thuis bezorgd krijgen 71

4.2.4.2. Sturen of toesturen? 72

Page 5: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

5

4.2.5. WERKWOORDVOLGORDE 74

4.2.6. ‘KRIJGEN’-CONSTRUCTIES AAN DE RAND VAN DE RECEPTIEFCONSTRUCTIE 77

4.2.6.1. Gedaan krijgen 77

4.2.6.2. De Nederlandse ‘dativus commodi’: een resultatief-benefactieve constructie 79

4.3. CONCEPTUELE ASPECTEN 88

4.4. CONTACTLINGUÏSTISCH: INVLOED VAN HET DUITS? 89

4.5. HET ONTSTAAN VAN DE RECEPTIEFCONSTRUCTIE: GENESE OF SYNTHESE? 91

5. CONCLUSIE 97

REFERENTIELIJST 101

Aantal woorden (exclusief referentielijst): 26.286

Page 6: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

6

Page 7: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

7

1. Inleiding

In zijn artikel uit 2002 signaleert Van der Horst een nieuwe gebruikswijze van het werkwoord

krijgen. Naast het actieve gebruik als zinswerkwoord komt het werkwoord vanaf de jaren

1990 volgens hem op als hulpwerkwoord bij een resultatieve handeling. In de onderstaande

voorbeeldzinnen wijzen de participia namelijk allebei op een veranderde status van het direct

object. Het hulpwerkwoord krijgen wordt in zulke zinnen gecombineerd met een bepaald

resultaat, dat door het subject van de zin veroorzaakt wordt.

(1) Ik krijg dat niet naar Polen gemaild.

(2) Hoe krijg ik dat eiwit zo snel geklopt?

Van der Horst (2002) presenteerde die auxiliarisering van krijgen als “het nieuwe krijgen”,

maar die verwoording bleek achteraf ongelukkig gekozen. Volgens Landsbergens (2006b)

onderzoek naar de polysemie en grammaticalisatie van krijgen komen de eerste voorbeelden

van het resultatieve hulpwerkwoord immers al op in de 17de eeuw. Landsbergen (2006a &

2006b) wijst er echter wel op dat de auxiliarisering van krijgen binnen de set van

Nederlandse werkwoorden een relatief nieuw verschijnsel is, zeker in vergelijking met de

‘klassieke’ hulpwerkwoorden zijn, hebben en worden. Hij plaatst die ontwikkeling dan ook in

het licht van grammaticalisatie- en constructionalisatietheorieën. Waar Van der Horst (2002)

kiest voor een enigszins onbeholpen terminologie – hij heeft het ook over het “oude krijgen”,

alsof dat gebruik vanaf de jaren negentig niet meer gangbaar zou zijn - en zijn argumentatie

vooral baseert op een gebrek aan intensiviteit van het subject 1 , probeert Landsbergen

(2006a) voor zijn theorie de semantiek van de zinnen met de syntaxis te verbinden. Daarmee

leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon

en de grammatica niet langer als aparte systemen wil beschouwen. Integendeel, de

betekenis van de zogenaamde constructies ligt net in de grammaticale combinatie van

lexicale elementen. De semantiek is uniek aan een constructioneel patroon en laat zich niet

zomaar uit de deelbetekenissen van de elementen afleiden. Landsbergen (2006a & 2006b)

kiest dan ook bewust voor de term resultatiefconstructie in plaats van het veeleer

idiomatische “nieuwe krijgen”.

1 Van der Horst (2002:174-175) meent dat de oorspronkelijke betekenis van krijgen ‘door inspanning

verkrijgen’ in de loop van de 20ste eeuw vervaagd is. Iets ontvangen gaat niet langer gepaard met een bepaalde inspanning. In het resultatieve gebruik als hulpwerkwoord, dat Van der Horst als nieuw signaleert, ziet hij die oorspronkelijke betekenis van intensiviteit echter opnieuw opduiken.

Page 8: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

8

Bovendien wil Landsbergen (2006b) die resultatiefconstructie niet als nieuwste ontwikkeling

van krijgen presenteren. Binnen een corpus van 20ste-eeuwse data merkt hij namelijk een

tweede gebruik van krijgen als hulpwerkwoord op, waarvan hij aanneemt dat het uit de

resultatiefconstructie voortgevloeid en tot twee eeuwen jonger is. De betekenis in dergelijke

zinnen zou niet langer van resultatieve aard zijn, maar een bepaalde overdracht uitdrukken.

De onderstaande receptieve zinnen, zie voorbeeldzinnen (3) t.e.m. (5), worden in de

Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS 1997:963) als volgt omschreven:

“De constructie met krijgen en een passief deelwoord wordt wel aangeduid met de term

semi-passief. Ze wordt gebruikt ter vervanging van het ‘echte’ passief bij zinnen die in een

corresponderende actieve zin een meewerkend voorwerp bevatten. Het gaat vooral (maar

niet uitsluitend) om zinnen met een [overdrachts]werkwoord” (ANS 1997:963).

(3) U krijgt de tekst dan van ons toegestuurd.

(4) We konden het bericht in Den Haag vanavond niet bevestigd krijgen.

(5) De chauffeur kreeg een maand gevangenisstraf opgelegd.

Ook dit kind van krijgen verdient een naam. In tegenstelling tot de resultatiefconstructie, die

stilaan evolueert tot een geijkte term, wordt het receptieve gebruik van krijgen in de

aanwezige literatuur op uiteenlopende wijzen en uit verschillende invalshoeken benoemd.

Landsbergen (2006a & 2006b) heeft het net als Lenz (2012) over het datiefpassief, waarbij

de constructie als passiveringsalternatief voor worden gepresenteerd wordt. In het

datiefpassief wordt namelijk niet het direct object, maar het indirect object (in flecterende

talen met een datiefnaamval, vgl. Duits) tot subject gepromoveerd. Broekhuis en Cornips

(2012) verkiezen de term krijgen-passief, naar analogie met de term die het meest

gebruikelijk is voor de Duitse variant: het bekommen-passief (bekommen-Passiv, zie o.a.

Leirbukt 1997). In het Duits lijkt de constructie zich echter al productiever als

passiveringsalternatief ontwikkeld te hebben. Daarom benoemt een groot aantal

onderzoekers de Nederlandse variant dan ook als semipassief (Royen 1952, Schermer-

Vermeer 1991, Lenz 2009 en Clement & Glaser 2014), de term die ook in de ANS

(1997:963) vermeld werd. Het zou in het Nederlands slechts om een onvolwaardige vorm

van het passief gaan, die nog lang niet zo productief is als het klassieke worden-passief en

slechts met een beperkte set werkwoorden optreedt. Ook De Schutter (1989:78-80) gebruikt

Page 9: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

9

een gekleurde connotatie. Hij spreekt over het pseudo-indirect-passief als variant van het

indirecte passief, dat het recipiens in zijn nominatiefvorm voorop plaatst, zie (6c)2.

(6) a. De autoriteiten wezen ons een gids toe. [actief]

b. Ons werd door de autoriteiten een gids toegewezen. [passief]

c. Wij werden door de autoriteiten een gids toegewezen. [indirect passief]

c. Wij kregen van de autoriteiten een gids toegewezen. [semipassief]

Colleman (2006:261-269 & 2015) en Florkin (2014) benoemen het nieuwere gebruik van

krijgen daarentegen vanuit een constructiegrammaticale visie. De term ‘receptiefconstructie’

trekt zich dus los van de term passivering, een vormelijk procedé met perspectiefomkering

als hoofddoel. Een term als ‘semipassief’ is daarenboven, net als het ‘nieuwe’ en ‘oude

krijgen’, een tamelijk gekleurd begrip. Het suggereert een onvolwaardige vorm die bovendien

minder productief zou zijn ten opzichte van het “normale” persoonlijke passief met worden.

Om duidelijkheid te creëren over begrippen als ‘oud’ en ‘nieuw’ zal dit onderzoek zich

hoofdzakelijk richten op het prille begin van het receptieve krijgen. De concrete

ontstaansgeschiedenis van de receptiefconstructie, en zeker de Nederlandse, kreeg tot op

heden nog minder aandacht dan de synchrone of 20ste-eeuwse verschijnselen. Clement en

Glaser (2014:198) vatten de relevantie van zo’n diachroon onderzoek goed samen. Zij

merken onder andere op dat er reeds enige studies gebeurd zijn naar de

ontwikkelingsscenario’s van de constructie (zie Van Leeuwen 2006, Landsbergen 2009 en

Colleman 2015). Een synthese van de verschillende hypotheses of een zoektocht naar het

exacte begin gebeurde daarentegen nog niet. Tot dusver reikten de beschikbare data

immers niet verder dan de beginjaren van de 20ste eeuw. Toch stelt Colleman (2015:233) een

onderzoek naar 19de-eeuws materiaal voor, dat meer duidelijkheid moet brengen en

eventueel bevestiging kan leveren voor zijn ontstaanshypothese (uit de resultatiefconstructie

en met werkwoorden van betalen).

Hoe ontstond en ontwikkelde de Nederlandse receptiefconstructie zich dus in de 19de eeuw?

Die onderzoeksvraag valt uiteen in een aantal deelvragen, die voornamelijk gebaseerd zijn

op de doelstellingen van Leirbukts (1997) onderzoek naar de Duitse receptiefconstructie (zie

ook Lasch 2017:80):

2 Het indirect passief werd aanvankelijk als een taalfout beschouwd. Toch zien vele 20ste-eeuwse

taalkundigen het als een vernieuwing, die te wijten is aan het naamvalverlies. Meer info over de actuele status van het indirecte passief is te vinden in de masterscriptie van Declerq (2016:8-32).

Page 10: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

10

Welke werkwoordtypes treden als hoofdwerkwoord (voltooid deelwoord) op in de

vroegste voorbeelden van de constructie?

Wat vertellen die types ons over de semantische kenmerken en restricties van de

constructie?

Dragen de gekozen subjecten en objecten ook een specifieke semantische waarde?

Is de constructie gevoelig voor woordvolgordealternantie in de werkwoordelijke

eindgroep?

Hoe verhoudt de constructie zich tegenover de passivering met worden?

Wat zeggen de resultaten over de auxiliarisering en grammaticalisatie van krijgen?

Wat leiden we af uit de co- en context waarin de eerste receptiefconstructies

voorkomen?

De bovenstaande onderzoeksvragen zullen vanuit een constructiegrammaticale visie

benaderd worden. Dat wil onder meer zeggen dat men geen strikt onderscheid hoeft te

maken tussen het lexicale (idiosyncratische) en grammaticale (regelmatige) domein

(Colleman en Rens 2016:2). De constructie staat op zichzelf en bevat een unieke semantiek,

die zich uit de combinatie van de lexicale en grammaticale elementen laat afleiden. Toch

gaan er in de literatuur negatieve stemmen op voor een dergelijke werkwijze. Volgens De

Schutter (1989) en Schermer-Vermeer (1991) zou het receptieve gebruik van krijgen immers

te idiomatisch en onproductief zijn. Colleman (2015:215) nuanceert die visie en stelt dat

Goldbergiaanse constructies immers steeds een element van lexicale, syntactische of

semantische idiomaticiteit bevatten. Merk bovendien op dat Goldbergs Constructions (1995),

waarin ze de basisprincipes van haar constructiegrammaticale theorie formuleert, pas na de

publicaties van De Schutter en Schermer-Vermeer verscheen. De constructiegrammaticale

analyse van de receptiefconstructie is dus een relatief nieuwe benaderingsmethode.

Doorheen het diachrone onderzoek zal dan ook getracht worden de relevantie van de

naamgeving ‘receptiefconstructie’ en de formeel-semantische afbakening ervan aan te

tonen.

De relevantie zal daarnaast niet alleen aangetoond worden aan de hand van

constructiegrammaticale principes. Ook taaltypologisch vinden we argumenten om de

receptiefconstructie als een afzonderlijke constructie te categoriseren. Zo vindt Landsbergen

(2006a) ook in het Engels, het Duits en het Luxemburgs varianten. In het contrastieve luik

van deze scriptie zal voornamelijk de Duitse constructie centraal staan. Onder andere

Clement en Glaser (2014) verrichtten reeds onderzoek naar de verschillen en gelijkenissen

tussen de constructies in beide talen. Hun enquêteonderzoek, waarin Nederlandse en

Page 11: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

11

Vlaamse respondenten enkele testzinnen beoordeelden op grammaticaliteit en

aanvaardbaarheid, leidde tot de volgende conclusie: “Overeenkomsten tussen het

Nederlands en het Duits zijn, dat er duidelijke regionale verschillen zijn wat betreft het

gebruik van de passiefconstructie, maar het blijft onduidelijk welke werkwoorden tot het

kernbereik van het krijgen-passief behoren” (Clement & Glaser 2014:209). Eén van de

nevendoelstellingen van deze scriptie bestaat er dan ook uit de structurele verschillen tussen

beide constructies bloot te leggen en zoveel mogelijk af te stappen van een onvolledige

analyse.

Allereest zal er een theoretisch kader geschetst worden, waarin de bestaande theorieën over

het receptieve krijgen verklaard, maar vooral kritisch vergeleken zullen worden. Zowel

formeel als semantisch zal dat vanuit een constructiegrammaticale invalshoek gebeuren.

Ook zal er aandacht zijn voor de verschillende ontstaanshypotheses die tot dusver gangbaar

waren in de literatuur. Het theoretisch kader wordt afgesloten met een relatief groot

comparatief deel, dat de structuur van de Duitse receptieve constructie zal verklaren. Het

derde hoofdstuk bevat de methodologische verantwoording. Om de diachrone ontwikkeling

van de Nederlandse receptiefconstructie na te gaan, zal er gewerkt worden met een

corpusgebaseerd onderzoek. Daarvoor werd gebruik gemaakt van de 19de-eeuwse data uit

het KB-corpus. Die data worden daarna in het vierde hoofdstuk geanalyseerd. Waar kunnen

we de reeds bestaande onderzoeken bijtreden en waar niet? Zijn er bepaalde tendensen en

ontstaanskenmerken zichtbaar? Hoe ‘nieuw’ is de Nederlandse constructie nu eigenlijk? De

conclusie geeft daar het antwoord op.

Page 12: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

12

Page 13: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

13

2. Theoretisch kader: de receptiefconstructie

Volgens Landsbergen (2006a:266-270) is de evolutie van krijgen als hoofdwerkwoord naar

hulpwerkwoord een relatief jonge ontwikkeling, die ook in het Duits en het Engels aanwezig

is, en deel van het algemene grammaticalisatieproces van het werkwoord. Die ontwikkeling

leidde volgens hem tot drie nieuwe constructies: (i) de resultatiefconstructie, (ii) de

receptiefconstructie (hij spreekt zelf over het semi-passief) en (iii) de combinatie van te met

een infinitief.

Die laatste constructie staat het verst af van de twee andere, zowel formeel als semantisch.

De werkwoordmogelijkheden zijn in zulke zinnen namelijk beperkt tot zintuiglijke

werkwoorden als horen of zien of een vrij vaste set van andere werkwoorden (bv. eten,

drinken, incasseren en verwerken)3. Bovendien wordt de receptieve betekenisfactor bij het

gebruik van krijgen met een te-infinitief veeleer herleid tot een toestandsverandering

(Landsbergen 2006a:268). Het subject doet een bepaalde ervaring op die verschilt met de

situatie ervoor. Het subject is volgens hem dus veeleer een undergoer dan een recipiens.

Daarnaast wijkt ook de werkwoordcomponent in dergelijke zinnen (AUX + te-INF) af van de

andere twee constructies (AUX + PART). De ANS (1997:1030) ziet de te-infinitief dan weer

als een postnominale modificeerder die een gereduceerde relatiefzin weergeeft. In (7) is te

eten bijvoorbeeld een relatiefzin bij het object erg veel. Zinnen zoals de voorbeeldzinnen

hieronder zullen in dit onderzoek niet verder aan bod komen.

(7) De kat heeft erg veel < te eten > gekregen. (Syntax of Dutch 2015:1016)

(8) Hier krijgt men op zijn best alle dagen ééne schotel vruchten te zien […]. (1806;

WNT)

Allereerst wordt de receptiefconstructie in dit hoofdstuk ontleed als een Goldbergiaanse

argumentstructuurconstructie, waarin de vorm ontegensprekelijk met de betekenis

samenhangt. Een formele ontleding van de constructie moet vervolgens leiden tot een

semantische terreinafbakening. Daarna worden de bestaande ontstaanshypotheses met

elkaar vergeleken. In de beschikbare literatuur werden tot nu toe meestal drie mogelijke

“moederconstructies” genoemd: de co-predicatieve constructie, de dubbelobjectconstructie

en de hierboven vermelde resultatiefconstructie. De hypotheses worden in aparte paragrafen

uitgelegd en kritisch beoordeeld. Een laatste ontstaanshypothese is er één op basis van

3 De Syntax of Dutch (2015:1015-1017) gaat verder in op dit gebruik van krijgen, maar ook van

hebben en geven als hulpwerkwoorden bij een te-infinitief. Er is daarnaast ook aandacht voor de woordvolgorde in de werkwoordelijke eindgroep bij zulke constructies.

Page 14: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

14

taalcontact. Speelde het Duitse bekommen-passief ook een rol bij de opkomst van de

Nederlandse receptiefconstructie?

2.1. Formele structuur

De Nederlandse receptiefconstructie beschikt zeker over de nodige elementen om als een

argumentstructuurconstructie beschouwd te worden. Allereerst is er een vaste onderliggende

structuur van grammaticale elementen. Met uitzondering van het hulpwerkwoord krijgen ligt

de lexicale invulling van die slots op voorhand echter nog niet vast. Dat is bijvoorbeeld niet

het geval bij de weg-constructie, waar het slot van het (fake) direct object4 wel steeds

onveranderlijk is. De nominale constituent een weg is er bovendien noodzakelijk om van een

weg-constructie te kunnen spreken (Verhagen 2003 & De Beul 2016). In het algemeen zijn

constructies meestal partieel productief (Goldberg 1995 & Colleman 2015:215): het ene slot

heeft een vrijer paradigma dan het andere.

Naast het hulpwerkwoord krijgen en het variabele zelfstandig werkwoord bevat de

receptiefconstructie nog één optioneel en twee verplicht aanwezige elementen, die we

gemakkelijk met de thematische rollen van een actieve ditransitieve zin kunnen verbinden:

het agens, het patiens en het recipiens. Elk van die rollen is verbonden met een

grammaticale functie, in de actieve zin zijn dat respectievelijk het subject, direct object en

indirect object.

[ SUBJ [ V IO DO ] ]

Agens Zelfstandig werkwoord Recipiens Patiens

(9) De koning overhandigt mij het geschenk.

Bij passivering met het werkwoord worden vormt niet het agens, maar het patiens de

centraal geprofileerde medespeler in de handeling. Die vorm van perspectiefomkering maakt

het patiens tot subject, terwijl het agens niet meer tot de noodzakelijke medespelers behoort.

Het zogenaamde agensobject, een prepositionele constituent met door, hoeft in de meeste

4 Met fake objects resultatives verwijst Goldberg (1996:50) naar resultatieve constructies, waarin het

(in normaal taalgebruik) intransitieve werkwoord toch objecten oproept. Dergelijke objecten worden dus normaal niet tot de vaste medespelers van dat werkwoord gerekend. Het direct object een weg in de weg-constructie is een voorbeeld van zo’n fake object (zie Verhagen 2003 en De Beul 2016). Bv. Hij werkt zich een weg naar de top.

Page 15: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

15

zinnen zelfs niet aanwezig te zijn. Het recipiens behoudt in zulke zinnen zijn functie als

indirect object.

[SUBJ [ [ worden V.PSTP ] IO (Agensobject) ] ]

Patiens hulpwerkwoord zelfstandig werkwoord Recipiens Agens

(10) Het geschenk wordt mij door de koning overhandigd.

(11) Het geschenk wordt mij overhandigd.

Hoewel passivering volgens Vandeweghe, Devos en De Meersman (2013:72) enkel

toepasbaar is op handelingswerkwoorden, is de productiviteit van worden als hulpwerkwoord

volgens hen wel veel groter in vergelijking met de andere vorm van perspectiefomkering:

receptivering met het hulpwerkwoord krijgen. Die constructie kent nog een andere

toebedeling van thematische rollen. Het recipiens wordt er gepromoveerd tot subject, het

patiens blijft direct object en het agens of de bron is wederom weglaatbaar (Landsbergen

2006a:267).

[SUBJ [ [ krijgen V.PSTP ] DO (Bronobject) ] ]

Recipiens hulpwerkwoord zelfstandig werkwoord Patiens Agens

(12) Ik krijg het geschenk van de koning overhandigd.

(13) Ik krijg het geschenk door de koning overhandigd.

(14) Ik krijg het geschenk overhandigd.

Vandeweghe, Devos en De Meersman (2013:75) spreken voor het bronobject over een

voorzetselconstituent met van. In voorgaande onderzoeken naar de receptiefconstructie

doken er echter al voorbeelden van door-objecten op. Hierover volgt meer in paragraaf 4.2.3.

Allereerst werpen we in de volgende paragraaf een blik op de eigenschappen van krijgen als

zelfstandig en hulpwerkwoord. Daarna gaan we dieper in op het variabele hoofdwerkwoord,

de centrale spil van de constructie die bovendien nauw samenhangt met de

betekenisafbakening van het krijgen-passief.

Page 16: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

16

2.1.1. ‘Krijgen’ als ondatief (hulp)werkwoord

Broekhuis & Cornips (2012) categoriseren krijgen als ondatief werkwoord, zie tabel 1. De

basissemantiek van het werkwoord roept namelijk twee interne argumenten op: een

recipiens en een patiens. Krijgen verlangt dus geen agens wanneer het zelfstandig gebruikt

wordt, toch kan het volgens hen aanwezig zijn in de vorm van een prepositioneel object

(Broekhuis & Cornips 2012:1210+1228). Dat verklaart onder meer waarom het bronobject in

de receptiefconstructie optioneel is. Het werkwoord krijgen wijkt dus af van de klassieke

ditransitieve werkwoorden, waarin het agens, het patiens en het recipiens respectievelijk een

nominatief-, accusatief- en datiefnaamval oproepen. Krijgen is immers niet vatbaar voor er-

nominalisatie (15) en passivering (16), twee eigenschappen van ditransitieve werkwoorden

zoals ontvangen (Broekhuis & Cornips 2012:1210). Krijgen is, als prototypisch ondatief

werkwoord, dus niet in staat de positie van het externe argument (agens) in te vullen. Het

recipiens, dat normaal een datief zou verlangen, wordt vervolgens gepromoveerd tot subject,

waardoor het een nominatief toegewezen krijgt.

(15) a. *de krijger van dit boek

b. de ontvanger van dit boek

(16) a. *Het boek werd/is (door Marie) gekregen.

b. Het boek werd/is (door Marie) ontvangen.

(17) a.____ kreeg Marie het boek aangeboden. [geen extern argument]

b. Marie kreeg tMarie het boek aangeboden. [promotie tot subject]

Page 17: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

17

Type werkwoord Extern argument Intern(e) argument(en)

Geen intern

argument

Intransitief

Bv. snurken

Subject (nominatief)

Agens

Onpersoonlijk

Bv. sneeuwen

Eén intern

argument

Transitief

Bv. kopen

Subject (nominatief)

Agens

Direct Object (accusatief)

Patiens

Onaccusatief

Bv. arriveren

Subject (nominatief)

Patiens

Twee interne

argumenten

Ditransitief

Bv. aanbieden

Subject (nominatief)

Agens

Indirect Object (datief)

Recipiens

Direct Object (accusatief)

Patiens

Dyadisch onaccusatief

Bv. bevallen

Indirect Object (datief)

Experiencer

Subject (nominatief)

Patiens

Ondatief

Bv. krijgen, hebben,

houden

Subject (nominatief)

Recipiens

Direct Object (accusatief)

Patiens

Tabel 1: Werkwoordclassificatie naargelang transitiviteit (naar Broekhuis & Cornips

2012:1208+1216)

Broekhuis & Cornips (2012:1209) zijn van mening dat krijgen niet alleen als zelfstandig

werkwoord ondatief kan optreden, ook als hulpwerkwoord kan het voorkomen in ondatieve

constructies, waartoe zij ook de receptiefconstructie rekenen. De opname van zo’n

zelfstandig werkwoord als hulpwerkwoord in een syntactische constructie kunnen we niet

alleen met de term constructionalisatie, maar zeker ook met grammaticalisatie verbinden.

Grammaticalisatie omvat immers niet alleen het proces waarbij lexicale elementen tot

grammaticale elementen evolueren, volgens Heine (2003:577) kunnen ook grammaticale

combinaties tot nieuwe grammaticale structuren leiden (zie ook Hopper & Traugott 2003).

Afgaande op Diedrichsens (2012:1168) theorie voor het Duits, zit de Nederlandse

receptiefconstructie nog maar in de eerste fase van syntactization: de woorden of

woordklassen komen niet langer als losse lexemen in het discours voor, maar vormen een

set, die steeds vaker in elkaars omgeving optreedt. In die steeds vastere set van lexemen

Page 18: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

18

dragen één of meerdere elementen naast een lexicale ook een grammaticale functie,

waardoor de combinatie ‘analytisch’ wordt. De grammaticale structuur vertegenwoordigt een

specifieke semantiek. In de volgende fase van het grammaticalisatieproces,

morphologization, wordt de analytische constructie gereduceerd tot een synthetische

(Diedrichsen 2012:1168). Van zo’n vormreductie, agglutinering of affigering is er zowel bij de

Nederlandse als bij de Duitse receptiefconstructie echter nog geen sprake.

Naast Diedrichsens (2012) fasen van grammaticalisatie onderscheidt Heine (2003:579) ook

nog vier verschillende mechanismen binnen het grammaticalisatieproces:

Betekenisverlies (desementicization of “semantic bleaching”)

Betekenisuitbreiding en –generalisatie (extension & context generalization)

Verlies of wissel van woordcategorie (decategorialization)

Fonetische reductie (phonetic reduction)

Voor het werkwoord krijgen lijken de eerste drie kenmerken van toepassing, klankreductie is

immers nog niet opgetreden. De overgang van hoofd- naar hulpwerkwoord kunnen we alvast

als decategorialisatie opvatten. Ook betekenisverlies lijkt aanwezig te zijn, maar in mindere

mate. De zelfstandige betekenis van krijgen, die focust op een overdracht in de richting van

een recipiens, blijft immers aanwezig.

2.1.2. Zelfstandig werkwoord

Heines (2003:579) mechanisme van betekenisuitbreiding lijkt zich sterker bij het participium

van de constructie te manifesteren. Verschillende onderzoeken wezen immers al uit dat het

paradigma aan in te vullen deelwoorden in de loop van de 20ste eeuw steeds toenam. Florkin

(2014) meent dat er nog geen echte consensus bestaat over welke werkwoorden er nu

precies in de receptiefconstructie kunnen optreden. De Schutter (1989:78-80), die het

receptieve gebruik van krijgen al in 1989 beschreef als een pseudo-indirect-passieve

constructie, waagde zich als eerste aan een werkwoordclassificatie. Hij had het voornamelijk

over werkwoorden uit de zogenaamde factitief-rij, die hij als positiewerkwoorden

bestempelde (De Schutter 1989:79). Dergelijke werkwoorden roepen een factitieve

(positionele) constituent op als belangrijkste medespeler, De Schutter (1989:44-47) spreekt

over de “hoogst gerealiseerde casus”. Die constituent is in de receptiefconstructie dus het

recipiens: het doel of de eindpositie van de overdracht. Volgens De Schutter (1989:79-80)

kunnen die factitieven verder geïnterpreteerd worden als (i) datieven, die een

geven/brengen-situatie weergeven, of als (ii) affectieven, die het recipiens van een abstract

Page 19: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

19

of concreet object voorzien. Zijn genoemde voorbeeldwerkwoorden zijn te vinden in de

onderstaande tabel.

Datief opsturen, overhandigen, toebedelen, toekennen, toewijzen, voorschotelen,

voorzetten

Affectief aantrekken, aanwrijven, opdragen, opleggen, opspelden, voorleggen, voor de

voeten gooien, naar het hoofd slingeren

Tabel 2: (Factitieve) werkwoorden in de pseudo-indirect-passieve constructie volgens De

Schutter (1989:78-80)

Het is opmerkelijk dat De Schutter (1989) voor zijn categorisatie uitsluitend kiest voor

samengestelde werkwoorden (met een voorzetsel of partikel) of werkwoorden met een

voorzetselconstituent (voor de voeten gooien, naar het hoofd slingeren). De meeste

simplexwerkwoorden komen volgens hem immers niet in de constructie voor (De Schutter

1989:78). Hij noemt weliswaar de werkwoorden betalen, presenteren, schenken en brengen5

als simplexwerkwoorden die om een voor hem onverklaarbare reden ook met het

hulpwerkwoord krijgen samengaan (De Schutter 1989:78-79). Hier zit dus het grootste hiaat

in De Schutters studie. Latere onderzoeken, zoals die van Broekhuis en Cornips (2012) en

Colleman (2015), zullen de keuze voor dergelijke werkwoorden echter trachten te verklaren

(zie onder). De Schutter (1989) geeft daarnaast nog een verdere opsomming van

werkwoorden die niet geschikt zijn voor de constructie. Zo vermeldt hij werkwoorden van

tonen en wijzen, van leren en van meedelen, waarbij het indirect object veeleer als

experiencer optreedt. Ook met betrekking tot de werkwoorden van tonen en meedelen zullen

latere onderzoeken De Schutter tegenspreken.

Een tweede en recentere werkwoordspecificatie vinden we dus, zoals hierboven

aangekondigd, bij Broekhuis en Cornips (2012). Zij hebben het over een subset binnen de

werkwoorden die worden-passivering toelaten. Binnen die subset van te passiveren

werkwoorden houden Broekhuis en Cornips (2012:1219) uiteindelijk enkel de ditransitieve

werkwoorden over. Intransitieve en transitieve werkwoorden roepen immers geen indirect

object of recipiens op, een noodzakelijke factor in de receptiefconstructie. Dat verklaart

bovendien waarom het krijgen-passief minder gebruikelijk is dan het “klassieke” worden-

5 Voor schenken en brengen vermeldt De Schutter (1989:78-79) dat die werkwoorden slechts voor

enkele sprekers geschikt waren voor de constructie. Bovendien kunnen we uit zijn verwoording ook een veeleer negatieve houding ten opzichte van die werkwoorden afleiden. Latere onderzoeken en de data-analyse uit hoofdstuk 4 zullen die afkeuring echter tegenspreken.

Page 20: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

20

passief. Broekhuis en Cornips (2012) komen in hun studie tot de volgende

werkwoordcategorieën die vatbaar zijn voor receptivering:

1. Ditransitieve werkwoorden van overdracht

Het indirect object uit de actieve zin treedt bij deze werkwoorden op als doel van de transfer.

Broekhuis en Cornips (2012:1220) rekenen daarnaast ook communicatiewerkwoorden tot

deze subcategorie. Door processen van metaphorical extension zien ze in een gesprek ook

een overdracht van mondelinge informatie, waarbij het indirect object als doel fungeert (vgl.

context generalisation bij Heine 2003:579).

(18) aanbieden

a. Marie biedt hem die boeken aan.

b. Hij krijgt die boeken aangeboden.

(19) overhandigen

a. Jan overhandigde haar de prijs.

b. Zij kreeg de prijs overhandigd.

(20) voorlezen

a. Jan las de kinderen een leuk verhaal voor.

b. De kinderen kregen een leuk verhaal voorgelezen.

(21) meedelen

a. Peter deelde ons gisteren mee dat hij ontslag neemt.

b. Wij kregen gisteren meegedeeld dat hij ontslag neemt.

Overdrachtswerkwoorden aanbieden, aanreiken, betalen, bezorgen, doneren, nabrengen,

opdragen, opleggen, opspelden, overdragen, overhandigen,

presenteren, retourneren, toedienen, toekennen, toemeten,

toestoppen, toewijzen, uitbetalen, uitreiken, vergoeden,

voorschrijven, voorzetten

Communicatiewerkwoorden bijbrengen, meedelen, onderwijzen, toewensen, uitleggen, vertellen,

voorlezen

Tabel 3: Ditransitieve werkwoorden met het indirect object als doel, die ‘krijgen’-passivering

kunnen ondergaan (naar Broekhuis & Cornips 2012:1221)

Niet alle ditranstieve werkwoorden met een indirect object als doel kunnen echter optreden in

de receptiefconstructie. Broekhuis & Cornips (2012:1221-1222) halen bijvoorbeeld enkele

Page 21: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

21

idiomatische gebruikswijzen (*Marie kreeg de koude rillingen bezorgd.) en een aantal

uitzonderingen aan, zoals geven, schenken, verschaffen, zenden, schrijven, vertellen en

zeggen. Colleman (2006:265) voegt nog verkopen en verlenen toe. Toch lijken die laatste

werkwoorden zeer prototypisch voor een uitdrukking van overdracht en communicatie. Het is

waarschijnlijk juist daarom dat ze niet in een receptiefconstructie kunnen optreden; hun

ditransitieve karakter is te neutraal. Bij de werkwoorden in tabel 3 is er steeds een

specifiekere wijze van overdracht (mode of transmission, zie Broekhuis & Cornips

2012:1222), die meestal door een partikel (bv. toekennen) of prefix (bv. aanreiken,

opdragen) gespecificeerd wordt.

2. Werkwoorden waarbij het indirect object optreedt als belanghebbend voorwerp

Het indirect object moet niet altijd een doel zijn, bij een zeer beperkte set werkwoorden zoals

inschenken of kwijtschelden kan het ook de rol van beneficiary op zich nemen. Het indirect

object is in deze variant de begunstigde van de actie. Merk op dat het belanghebbend

voorwerp in de actieve zin bij inschenken weglaatbaar is, maar dat dat niet het geval is bij

kwijtschelden (Broekhuis & Cornips 2012:1224).

(22) inschenken

a. Jan schenkt (Els) een kop koffie in.

b. Els krijgt een kop koffie ingeschonken.

(23) kwijtschelden

a. De gemeente schold hem de belasting kwijt.

b. Hij kreeg de belasting kwijtgescholden.

3. Werkwoorden met een indirect object als possessor: possessieve datief

Deze categorie, die zich veeleer in de marge van de constructiemogelijkheden bevindt,

werkt enkel met een combinatie van een werkwoord en een PP, die een lichaamsdeel

specifieert. Het benoemde lichaamsdeel behoort toe aan het indirect object, dat als recipiens

het overgedragen patiens ontvangt. Broekhuis en Cornips (2012:1225) geven slechts één

voorbeeld met op de knie zetten, waarbij het recipiens zowel het kind als de knie “bezit”.

(24) op de knie zetten

a. Marie zet hem het kind op de knie.

b. Hij krijgt het kind op de knie gezet.

Werkwoorden die volgens hen alvast niet in de receptiefconstructie kunnen voorkomen, zijn

werkwoorden waarbij het indirect object de bron van de overdracht is (privatieve

Page 22: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

22

werkwoorden). In zulke zinnen verliest het indirect object het patiens en vindt er dus een

omgekeerde overdracht plaats. Colleman (2006:265) verklaart dat aan hand van de

basisbetekenis van krijgen (‘iets ontvangen en het vervolgens bezitten’). Het verlies situeert

zich dus niet bij het subject. Naast de privatieve overdrachtswerkwoorden (25) valt de

constructie niet te combineren met enkele eerder genoemde metaforische gebruikswijzen

(voorbeeldzin 26, zie ook Colleman & Rens 2016). We zullen in paragraaf 2.5 echter zien

dat de situatie in het Duits anders is.

(25) *Jan kreeg de bal weggenomen.

(26) *Het kleine meisje krijgt de koude rillingen bezorgd.

Collemans (2015) onderzoek naar de receptiefconstructie legde zich daarnaast vooral toe op

de post-constructionalization. Hij focust niet zozeer op de eerste, nogal idiomatische,

attestaties van de receptiefconstructie (Traugott & Trousdales (2013) constructionalization),

maar vooral op de latere voorbeelden die net van het prototype afweken en zo de

productiviteit van de constructie aantoonden. Ook Colleman (2015) deelde de geattesteerde

werkwoorden op in categorieën. Hij maakte echter gebruik van semantisch-morfologische

klassen, een methode die dichter lijkt aan te leunen bij Goldbergs definitie van de

constructiegrammatica: de betekenis van een constructie zit in de deelbetekenis van de

elementen en de grammaticale verhouding die ze ten opzichte van elkaar innemen.

Werkwoorden van betalen betalen, uitbetalen, vergoeden, uitkeren

Complexe partikelwerkwoorden met toe toewijzen, toebedelen, toestoppen, toevoeren,

toemeten, toezenden, toesturen, toespelen

Werkwoorden van bezorgen bezorgen, bestellen, brengen, leveren, sturen

(Scheidbaar samengestelde)

communicatiewerkwoorden

voorstellen, samenvatten, aangeven, onderwijzen,

tegenwerpen, voorspelen

Andere op het hoofd zetten, een zegel op iemand/iets

drukken, beschadigen,…

Tabel 4: Werkwoordcategorieën in de receptiefconstructie, naar Colleman (2015:224-232)

Waar Broekhuis en Cornips (2012) betalen binnen de overdrachtswerkwoorden classificeren,

wil Colleman (2015) het als een aparte categorie behandelen. Werkwoorden die een

geldoverdracht beschrijven, behoren volgens hem immers tot de productiefste types in de

vroegste constructieattestaties. Hij sluit zich daarom aan bij de hypothese van Landsbergen

(2006b), die betalen daarnaast als werkwoord in de resultatiefconstructie presenteert. Waar

Page 23: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

23

het subject oorspronkelijk zowel betrekking had op het hulp- en hoofdwerkwoord, ontstond er

na geruime tijd de mogelijkheid om een ander subject (agens) aan het hoofdwerkwoord te

verbinden. In (27) kan het subject er niet voor zorgen dat de huishuur, die hij zelf moet

betalen, betaald geraakt. In de latere voorbeeldzin (28) is het subject bij krijgen niet langer

de huurder, maar de verhuurder aan wie de huurder (het subject bij betalen) betalen moet.

Van der Horst (2002) situeert het verschil bij de intensiviteit van het subject. In (27) heeft het

subject ik de intentie om de huishuur af te betalen. In (28) bevat niet het subject wij, maar het

van-object die agentiviteit.

(27) Ik krijg mijn huishuur niet betaald, want ik heb te veel schulden.

(28) Wij krijgen maandelijks de huishuur betaald (van onze huurders).

Alle complexe partikelwerkwoorden met toe uit Collemans inventaris representeren dan weer

prototypische gevallen van bezitsoverdracht. Het is daarentegen opmerkelijk dat “normale”

frequente ditransitieve werkwoorden, zoals geven, verschaffen, bieden en verlenen, niet

optreden in de receptiefconstructie. Blijkbaar speelt het partikel hierbij dus een grote rol

(Colleman 2015:226). Broekhuis en Cornips (2012:1223) illustreren dat aan de hand van het

werkwoordpaar sturen-toesturen. Toesturen is volgens hen meer geschikt voor krijgen-

passivering aangezien het partikel toe nog een extra betekenisdimensie toevoegt: een

element van richting, dat naar het geprofileerde recipiens verwijst. Blom (2005:192-193)

spreekt over “dubbelparticipantpartikels”, aangezien ze in tegenstelling tot andere partikels

meer dan één medespeler oproepen: een patiens (Figure) en een recipiens (Ground). Ze

merkt bovendien op dat dergelijke partikels in het Engels niet bestaan, maar wel in het

Nederlands en het Duits.

Desalniettemin komt ook het werkwoord sturen voor met het krijgen-passief. Het werkwoord

hoort volgens Colleman (2015) thuis in de categorie van de bezorgingswerkwoorden.

Colleman (2015:228) merkt ten slotte op dat werkwoorden van bezorgen vaak gecombineerd

worden met aan huis of thuis, wat wederom extra informatie geeft over de richting van de

overdracht.

Eerder zagen we al dat ook “abstracte” overdrachtsrelaties, zoals communicatieve transfers,

in een receptiefconstructie kunnen optreden. Opmerkelijk is wel dat dit bij Colleman (2015)

steeds complexe, meestal scheidbaar samengestelde, werkwoorden zijn, terwijl de

prototypische communicatiewerkwoorden zeggen, vertellen, tonen en vragen nog niet

geattesteerd werden (Colleman 2015:231). Ook die werkwoorden zijn hoogstwaarschijnlijk te

neutraal, waardoor ze geen unieke wijze van communicatieve overdracht specificeren.

Page 24: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

24

Collemans (2015:231-232) laatste en meest open categorie sluit gedeeltelijk aan bij de derde

categorie van Broekhuis en Cornips (2012), waarin het recipiens als possessor optreedt.

Daarnaast neemt hij in die categorie ook werkwoorden op die niet geschikt zijn voor de

dubbelobjectconstructie, maar wel onderhevig zijn aan krijgen-passivering, zoals

beschadigen. In (29) heeft het subject Zwerver echter veel weg van een beneficiary, maar

dan de malefactieve variant (de zogenaamde dativus incommodi). In de paragrafen over het

Duits (2.5) en in de data-analyse (4.2.6.2) zullen dergelijke, enigszins onduidelijke,

constructietypes verder geanalyseerd worden.

(29) a. Als ge bedenkt, dat Zwerver […] nog slaapdronken, bijkans zijn hoed

beschadigd kreeg […]. (1923, De Gids)

b. *Men beschadigde hem zijn hoed.

Na een corpusanalyse van vroeg-20ste-eeuwse artikelen uit De Gids, die de basis vormde

voor de hierboven gepresenteerde werkwoordcategorisatie, gaat Collemans (2015)

onderzoek daarna over op voorbeelden van post-constructionalization: nieuwere

werkwoorden die, samenhangend met semantische extenties, hun weg naar de

receptiefconstructie hebben gevonden. Daaruit onthouden we vooral de dominantie van

aanbieden, het hoge aantal partikelwerkwoorden van communicatie en een nieuwe

ontwikkeling met een PP-constituent, zoals aangetoond in de onderstaande

voorbeeldzinnen.

(30) Een tweetal leerlingen krijgt een glas melk voor zich gezet.

(31) Zij kreeg een afzonderlijk artikel aan zich gewijd.

Bovenstaande combinaties bevatten een voorzetselobject met een wederkerend

voornaamwoord, dat betrekking heeft op het recipiens/subject. Bovendien is het opmerkelijk

dat deze werkwoordcombinaties amper in te passen zijn in dubbelobjectconstructies. In de

actieve zin wordt dat doorgaans vervangen door een voorzetselobject zonder wederkerend

voornaamwoord.

(32) *Wij zetten een tweetal leerlingen een glas melk voor hen.

Wij zetten een glas melk voor een tweetal leerlingen.

(33) *Iemand wijdde haar een afzonderlijk artikel aan haar.

Iemand wijdde een afzonderlijk artikel aan haar.

Page 25: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

25

Een andere nieuwe ontwikkeling die niet tot de dubbelobjectconstructie te herleiden valt, treft

Colleman (2015:240-241) aan bij indienen, toevoegen en onderbrengen. Die werkwoorden

roepen in hun actief gebruik geen echt recipiens op, maar een participant die een ruimtelijk

doel benoemt (spatial goal participant) en syntactisch meestal door een voorzetselobject

wordt weergegeven.

(34) a. Berlijn kreeg meer dubieuze declaraties ingediend. (1998, NRC)

b. Men diende bij het Berlijnse comité meer dubieuze declaraties in.

(35) a. Bijkomend effect was dat Sinfonia uit 1971 een nummer toegevoegd kreeg.

(Wikipedia)

b. Men voegde een nummer toe aan Sinfonia.

(36) a. Het CML heeft sinds 2005 in overleg met de betrokken ondernemers het potje

voor Leiden Centraal ondergebracht gekregen. (ondernemersfonds.nl)

b. Men bracht het potje bij CML onder.

2.1.3. Bronobject

Hoewel het bronobject niet tot de verplichte actanten van de Nederlandse

receptiefconstructie behoort, lijkt zijn aanwezigheid in vroege attestaties toch een logische

indicator om ambigue zinnen met het receptieve en resultatieve krijgen uit elkaar te houden.

Vandeweghe, Devos en De Meersman (2013:75) gaan traditioneel uit van een

voorzetselconstituent met van, waarin het voorzetsel de bron-doeloverdracht (van…naar)

onderstreept. Zowel Landsbergen (2006b) als Colleman (2015) nemen daarenboven het

door-object op als mogelijk bronobject, hoewel het voorzetsel door dichter aanleunt bij het

agensobject van worden-passivering. Is het door-object een latere ontwikkeling, die ontstond

toen de receptiefconstructie sterker ingeburgerd geraakte? Die vraag was tot heden nog

moeilijk te beantwoorden, maar komt opnieuw aanbod in het latere corpusonderzoek, waarin

ook de relatieve frequenties van beide bronobjecten vergeleken zullen worden.

2.1.4. Werkwoordvolgorde

Een element dat minder betrekking heeft op de conceptuele ontstaansgeschiedenis van de

constructie is de diachrone ontwikkeling van de werkwoordvolgorde. Hoewel zowel de

groene (PART-AUX) als de rode (AUX-PART) volgorde geattesteerd werden, wees het

onderzoek van Colleman en Rens (2016) op een grote dominantie van de eerste, die in het

Page 26: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

26

Duits trouwens de enige gangbare is. Ten eerste volgen ze met dat besluit de ANS (1997),

die stelt dat de “groene” PART-krijgen volgorde de meest gebruikelijke is. Ten tweede

verwijzen ze naar Broekhuis, Corver en Vos (2015:1094), die stellen dat de relatieve

frequentie van de AUX2-PART1-volgorde lager ligt in passieve constructies dan in zinnen met

voltooide tijd (met zijn of hebben).

Voor het resultatieve krijgen bleek de PART1-AUX2-volgorde haast uitsluitend voor te komen.

Bij een zoekopdracht binnen het SoNaRcorpus naar de resultatiefconstructie vonden

Colleman en Rens (2016:7) immers geen voorbeelden met een achterop geplaatst

participium, terwijl de “groene” volgorde maar liefst 174 keer geattesteerd werd. Broekhuis,

Corver en Vos (2015:989) trekken de status van krijgen als hulpwerkwoord door die vaste

PART1-AUX2-volgorde zelfs in twijfel en spreken over een “semi-copulatieve” constructie,

waarin het voltooide deelwoord een sterke predicatieve functie krijgt. Deze stelling pleit

bovendien opnieuw voor de benaming ‘constructie’; als het nieuwe gebruik van krijgen

inderdaad geen volwaardig hulpwerkwoord zou zijn, dan verliest ook het

passiveringsprocedé aan geloofwaardigheid. Een argumentstructuurconstructie met krijgen

op één van de lege plaatsen lijkt dus een mogelijk alternatief.

Toch lanceren Colleman en Rens (2016:7) in hun onderzoek de vraag of die volgorde al van

in het prille begin zo vast was. Uit hun onderzoek met het KB-corpus, waar ze echter pas in

1930 startten, blijkt namelijk dat het gebruik van de krijgen-PART-volgorde steeds meer stijgt

tijdens de 20ste eeuw, zie tabel 5. Ze tonen daarmee de “emancipatie” van de constructie

aan. Niet alleen op semantisch, ook op formeel vlak heeft de receptiefconstructie zich stilaan

van de andere constructies met krijgen losgerukt. Ze komt niet langer voor in een vast

stramien, maar is ook vatbaar voor typische variaties van de Nederlandse syntaxis. Ook

merken ze voor de vijf geanalyseerde werkwoorden een frequentieverschil op. Daarnaast

suggereren ze een mogelijk Noord-Zuidverschil wanneer ze hun resultaten met die van het

SoNaRcorpus, met ook Belgische teksten, vergelijken. De krijgen-PART-volgorde zou in

Nederland volgens hen productiever zijn dan in Vlaanderen.

Page 27: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

27

Jaar PART-krijgen krijgen-PART Totaal

1930 117 (73,1%) 43 (26,9%) 160

1940 230 (57,4%) 171 (42,6%) 401

1950 97 (43,3%) 127 (56,7%) 224

1960 104 (35,4%) 190 (64,6%) 294

1970 169 (37,1%) 286 (62,9%) 455

1980 217 (39,0%) 340 (61,0%) 557

1990 234 (38,8%) 369 (61,2%) 603

Totaal 1168 (43,2%) 1526 (56,8%) 2694

Tabel 5: Absolute en relatieve frequenties van beide werkwoordvolgordes voor de

testwerkwoorden ‘aanbieden’, ‘toewijzen’, ‘opleggen’, ‘betalen’ en ‘presenteren’ in het KB-

corpus (naar Colleman & Rens 2016:10)

Colleman (2006:266-267) ziet de volgordevariatie in de werkwoordelijke eindgroep als een

tegenargument voor de theorie van Schermer-Vermeer (1991), die krijgen in de

receptiefconstructie niet zozeer als hulpwerkwoord, maar als hoofdwerkwoord ziet. Het

participium fungeert dan als bepaling van gesteldheid bij het direct object. Het feit dat krijgen

zowel voor als achter het deelwoord kan plaatsnemen, wijst echter op auxiliarisering, die we

niet in Schermer-Vermeers (1991) theorie kunnen inpassen. Een dergelijke analyse zou de

constructie immers als een lexicaal of idiosyncratisch procedé beschouwen, een uitkomst die

we in het licht van de constructiegrammatica liever niet zien.

2.2. Semantisch

Wanneer we de precieze betekenis van de constructie willen achterhalen, dan lijkt het

verstandig te kijken naar het element dat aan de basis van de constructie ligt: het werkwoord

krijgen. In het Middelnederlands moeten we krijgen situeren binnen een oorlogsparadigma

als synoniem van ‘strijden, oorlog voeren’ (EWN 2007). In het huidige taalgebruik vinden we

van die betekenis bijvoorbeeld nog relicten in krijgsheer en boerenkrijg. Van der Horst

(2002:174) meent dat de eerste receptieve betekenis van het werkwoord dan ook nog

sporen van dat krijgsverleden draagt. De betekenis ‘door inspanning verkrijgen’ zou echter

beginnen verdwijnen vanaf de 19de eeuw, om in de 20ste definitief plaats te maken voor

‘geraken in een toestand van hebben’ (van der Horst 2002:175).

Page 28: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

28

Naast die semantische ontwikkeling ondergaat krijgen volgens Van der Horst (2002:176) ook

een syntactische evolutie. Het ontwikkelt zich immers tot het vierde hulpwerkwoord dat

samen met een voltooid deelwoord kan optreden, naast zijn, worden en hebben. Net zoals

passieve zinnen met worden de aanloop naar voltooide zinnen met zijn weerspiegelen (37),

tonen resultatieve zinnen met krijgen als hulpwerkwoord de ontwikkeling naar voltooide

zinnen met hebben (38).

(37) Ik word gewassen.

Ik ben gewassen.

(38) Ik krijg het artikel gepubliceerd.

Ik heb het artikel gepubliceerd.

De resultatiefconstructie valt dus alvast met die gedachte te verzoenen. Bij het resultatieve

krijgen levert het subject een inspanning, waardoor de aard of toestand van het direct object

verandert. Bij de receptiefconstructie lijkt zo’n herschrijving met hebben moeilijker

toepasbaar, aangezien het hulp- en zelfstandig werkwoord elk op een ander subject

betrekking hebben. Zo heeft opsturen in de receptiefconstructie enkel betrekking op de bron

van de transfer (agens). Het resultaat van die actie is dat het recipiens het artikel ontvangen

heeft. Voorbeeldzin (39) is daarentegen ambigu, ook een resultatieve lezing is mogelijk. Vele

onderzoekers menen dan ook dat de receptieve constructie uit dergelijke gevallen van

syntactische homonymie is voortgevloeid (meer hierover in 2.4).

(39) Ik krijg het artikel opgestuurd.

= Ik heb het artikel. [standpunt recipiens/doel: receptief]

= Ik heb het artikel opgestuurd. [standpunt agens/bron: resultatief]

We zagen reeds dat de overdracht uit de receptiefconstructie meestal ook door actieve

ditransitieve zinnen kan worden voorgesteld, de zogenaamde dubbelobjectconstructie (bv.

Zij bood me een drankje aan.). Waarom verkiest men bij sommige werkwoorden dan toch de

perspectiefomkering van de receptiefconstructie? Volgens Royen (1952:258) heeft dat te

maken met de beklemtoning van het recipiens, dat door de subjectspositie sterker

geprofileerd wordt. Daardoor komt de richting van de overdracht centraal te staan. Het doel

is thema, de bron slechts rhema. Lenz (2009:126) komt tot dezelfde conclusie in het licht van

argumentreductie: in de receptiefconstructie ligt de grootste thematische waarde bij het

recipiens, waardoor het agens zelfs niet uitgedrukt hoeft te worden.

Page 29: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

29

In de Syntax of Dutch wordt het krijgen-passief ten slotte beschreven als een regelmatig,

syntactisch procedé, dat elke zin met een direct en indirect object kan omzetten, als die zin

ten minste aan twee voorwaarden voldoet: (i) het werkwoord representeert geen neutrale

overdracht (bv. geven), maar specificeert een bepaalde wijze en (ii) het geprofileerde indirect

object moet optreden als ontvanger/doel en dus niet als bron. Die laatste voorwaarde is een

verklaring waarom werkwoorden zoals ontnemen en afpakken niet in de constructie

voorkomen (SoD en Colleman 2015:244).

Hoewel de Syntax of Dutch de constructie nog als krijgen-passief benoemt en over een

syntactisch procedé spreekt, noemt het wel twee noodzakelijke semantische voorwaarden

die ons moeten helpen om de vroegste voorkomens van de constructie af te bakenen.

2.3. Variant dubbelobjectconstructie?

Hierboven zagen we reeds dat zowel de receptief- als de dubbelobjectconstructie

ditranstieve overdrachten uitdrukken. Kunnen we de receptiefconstructie echter behandelen

als een variant van de dubbelobjectconstructie? Valt die ditransitieve constructie bovendien

aan het ontstaan van de receptiefconstructie te linken?

Op formeel vlak valt de receptiefconstructie niet zomaar te herleiden tot een variant van de

dubbelobjectconstructie. Colleman (2015) merkte namelijk op dat sommige prototypische

overdrachtswerkwoorden (bv. geven, schenken, zenden,...) wel in de

dubbelobjectconstructie kunnen optreden, maar niet in de receptiefconstructie. Ook de

omgekeerde situatie komt voor; zo zagen we in paragraaf 2.1.2 al het werkwoord

beschadigen, dat niet in de dubbelobjectconstructie in te voegen was. Colleman en Rens

(2016:3) vermelden daarnaast ook de idiomatische, maar in de dubbelobjectconstructie zeer

twijfelachtige, combinaties ??iemand een proces aanspannen, *iemand een fout tegenfluiten

of *iemand een straat (naar zich) noemen, die wel kunnen optreden met het krijgen-passief.

(40) De misdadiger kreeg een proces aangespannen.

(41) Hazard kreeg een fout tegengefloten.

(42) In Berlijn kreeg David Bowie een straat naar zich genoemd.

“De gepaste conclusie lijkt te zijn dat het krijgen-passief een onafhankelijke constructie is die

in het hedendaagse taalgebruik ook werkwoorden aantrekt die niet voorkomen in de actieve

constructie met een direct en indirect object” (Colleman 2016:245). Voor een groot deel van

Page 30: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

30

de werkwoorden kan de dubbelobjectconstructie evenwel een parafrase bieden, maar

omgekeerd is dat allesbehalve het geval. De dubbelobjectconstructie ligt dus niet aan de

basis van de receptiefconstructie. Toch lijkt een ditransitief valentieschema een belangrijke

rol te spelen bij de vroegste constructies. Die schijnbare tegenstelling zal dan ook opnieuw

aangehaald worden in het corpusonderzoek.

2.4. Variant resultatiefconstructie?

Kuteva (2004:35) ziet de ontwikkeling van de Duitse receptiefconstructie als een proces van

specificatie (zie ook 2.5) en ook die hypothese lijkt plausibel voor het Nederlands.

Aanvankelijk kregen “normale” transitieve zinnen met krijgen een weglaatbaar adjunct, een

predicatief participium dat meer informatie geeft over het direct object (‘in de hoedanigheid

van’). Het voltooide deelwoord werd na verloop van tijd een vast deel van de constructie en

nam zo de rol van het hoofdwerkwoord over.

(43) Ik kreeg een auto.

Ik kreeg een auto geschonken.

Toch wil Landsbergen (2006a:268) Kuteva niet helemaal volgen. Ze zag namelijk de

productiviteit van de resultatiefconstructie over het hoofd. De resultatiefconstructie komt

volgens hem voort uit de causatieve gebruikswijze van het werkwoord krijgen: ‘to make

object X move to location or state Y’ (Landsbergen 2006b:156), zoals aangetoond in de

onderstaande voorbeeldzinnen. Aanvankelijk werd die nieuwe locatie aangegeven door een

PP-complement, maar door metaphorical extension namen ook steeds meer adjectieven die

plaats in. Al gauw vervulden ook adjectivische voltooide deelwoorden deze functie.

Processen van herinterpretatie zorgden er uiteindelijk voor dat het deelwoord als

hoofdwerkwoord aanzien zou worden. Het werkwoord krijgen kreeg voor het eerst de rol van

hulpwerkwoord toegewezen.

(44) Ik krijg die spijker niet uit de muur. (Landsbergen 2006b:157) [PP]

(45) Het kind krijgt zijn bord niet leeg. (Landsbergen 2006b:157) [adjectief]

(46) Wij krijgen de kamer niet schoongemaakt. [participium]

Al in Middelnederlandse teksten duikt de resultatiefconstructie met PP’s op, pas later komen

ook de meer metaforische betekenisvarianten met adjectieven en participia erbij.

Landsbergen (2009) schat het ontstaan van die laatste constructie rond de 16de eeuw.

Page 31: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

31

(47) Op dat ic Gelloene mach enechsijns te campe gecrigen. (1340; Roman der

Lorreinen - PP)

(48) Mocht sine in haren arm ghecrighen, hine souts haer niet swighen. (1350;

Borchgravinne van Vergi - PP)

(49) Ende so daer de eene Sluetel niet op en paste, sy mochte eene andere

versoecken […] dat sy het Slot op crege. (1569; Marnix, Byenc - ajdectief)

(50) Desen dach waren eenige ruyteren uyt Heusden naer des viants leger gereden…

ende rencontreerden eenige voeragiers, daeraf sij eenigen gevangen cregen.

(1600; Duyck, Journ - participium)

Het grootste verschil tussen de resultatief- en de receptiefconstructie is de functie van het

subject. In de resultatiefconstructie was het onderwerp van het hoofdwerkwoord aanvankelijk

ook dat van het hulpwerkwoord krijgen. Landsbergen (2006b:150+157) spreekt over een

pseudo-agentief subject: het hulpwerkwoord krijgen doet de agentiviteit van het

hoofdwerkwoord afnemen. Het subject krijgt dat pseudo-agentief karakter door twee

eigenschappen. Enerzijds is het vormen van imperatiefzinnen vrij zeldzaam met “het nieuwe

krijgen” (??Krijg die brief geopend! - ??Krijg de muren geschilderd!). Anderzijds is de

constructie ook niet productief als complement bij beloven (??Ik beloof je die brief geopend te

krijgen. - ??Wij beloven de muren geschilderd te krijgen.). Landsbergen (2006b:157)

vermoedt bovendien een algemene afnemende agentiviteit bij de nieuwe gebruikswijzen van

krijgen, met een volledig afwezigheid in de receptiefconstructie. Daar moet het subject, dat

als doel of begunstigde optreedt, al helemaal geen inspanning leveren.

In die receptieve variant krijgt het subject dus de rol van recipiens toegewezen. Landsbergen

(2006a:268) merkt in de negentiende eeuw immers een semantische uitbreiding van de

resultatiefconstructie op, waarin het voltooide deelwoord en het finiete werkwoord niet langer

een gemeenschappelijk subject hoeven te delen. Hij vermoedt dan ook dat de receptieve

constructie vanuit die ambiguïteit is ontstaan.

(51) In den beginne had men veel moeite de kanten en taluds der slooten volgens

zuivere lijnen en vlakken gegraven te krijgen. (WNT; 1851)

(52) Het ophouden te arbeiden, ten einde zekere eischen doorgevoerd te krijgen, of

zekere eischen der werkgevers te weerstaan. (1908; WNT)

(53) Ik krijg dit artikel niet geschreven. (Landsbergen 2006b:150)

Page 32: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

32

Landsbergen legt ook die ontwikkeling uit als een vorm van herinterpretatie. Vanaf zin II komt

er een nieuwe medespeler in het spel, die de handeling van het subject overneemt.

(54) Hij kreeg de advertentie geplaatst. (Landsbergen 2006b:159)

I. Hij slaagde erin de advertentie te plaatsen.

II. Hij slaagde erin (iemand anders) de advertentie te laten plaatsen.

III. (Hij slaagde erin dat) iemand anders de advertentie plaatste.

Clement en Glaser (2014:207) geven ook voorbeelden van een dergelijke

“tussenconstructie” tussen receptief en resultatief. Het grootste probleem zit volgens hen bij

het subject, dat op het eerste gezicht agentief lijkt. Zonder de informatie in de cotext zou je

de constructies dus als resultatief kunnen bestempelen. Kijken we echter naar de informatie

in de bijzinnen, dan zien we daar een tweede agens opduiken, dat de werkelijke actie (het

repareren) uitvoert. De zinnen zijn dan niet langer ambigu, waardoor het recipiens duidelijker

geprofileerd wordt.

(55) Ik geloof dat ik die auto vandaag niet meer gerepareerd krijg, want alle garages

zijn al gesloten. (Clement & Glaser 2014:207) [resultatief]

(56) Gelukkig waren er genoeg reparateurs aanwezig, dus kreeg Maria de fiets nog

vanmiddag gerepareerd. (Clement & Glaser 2014:207) [receptief]

Landsbergens corpusonderzoek (2006b) verwerpt bovendien Van der Horsts (2002)

hypothese, die juist het omgekeerde beweert. Van der Horst (2002) veronderstelde dat de

resultatiefconstructie (“het nieuwe krijgen”) net uit de receptiefconstructie voortvloeide.

Bovendien schatte hij de ontstaansdatum van het resultatieve krijgen rond 1990. Uit de

bovenstaande attestaties (zie voorbeeldzin 50) blijkt daarentegen dat zijn zogenaamde

“nieuwe krijgen” al in de zeventiende eeuw optrad.

Van der Horst (2002:175) nam daarentegen wel iets gepubliceerd krijgen en iets gedaan

krijgen op als voorbeelden van het oude krijgen. Hij ging er met andere woorden van uit dat

beide werkwoorden dus eerst in de receptief- en pas daarna in de resultatiefconstructie

optraden. Die hypothese lijkt echter niet plausibel. Het zou niet logisch zijn dat ‘iets

doen/publiceren in plaats van iemand anders’ (receptieve betekenis, voorbeeldzin 57)

saillanter is dan ‘iets doen/publiceren’ (resultatieve betekenis, voorbeeldzin 58). Die

ontwikkeling zou bovendien het verlies van een medespeler impliceren, terwijl Landsbergen

(2006b) juist liet zien dat er door betekenisverruiming een actant kan bijkomen, waardoor het

Page 33: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

33

subject van het hulpwerkwoord en dat van het voltooid deelwoord in de receptiefconstructie

verschillen.

(57) De journalisten werkten de hele namiddag goed door zodat de hoofdredacteur het

artikel ’s avonds nog gepubliceerd kreeg. [receptief]

(58) De journalist kreeg het artikel niet gepubliceerd. De eindredacteur twijfelde

immers aan de waarachtigheid. [resultatief]

2.5. Parallelle constructie(s) in het Duits

Ook in het Duits vinden we een variant van de Nederlandse receptiefconstructie, die volgens

Landsbergen (2006a:267-268) al opkomt vanaf de 18de eeuw. Hij is echter wel van oordeel

dat de Duitse constructie pas in de 20ste eeuw beduidend productief werd, wat ook duidelijk

wordt uit Givon & Yangs (1994) vergelijking met het Engelse get-passief, dat opkomt in de

17de eeuw, maar al tegen het einde van de 18de eeuw ingeburgerd geraakte6. Volgens Lasch

(2017:79), die over het Rezipienten- of Dativpassiv spreekt, behoort het grammaticale

patroon in het hedendaagse Duits allang niet meer tot de zogenaamde syntactische

randverschijnselen. Integendeel, het datiefpassief is voor hem een voorbeeld van een niet-

agentieve constructie, die ontstond in de 16de eeuw en zich de afgelopen 200 jaar

semantisch en structureel sterk uitgebouwd heeft.

In tegenstelling tot Lasch (2017) heeft Leirbukt (1997) het in zijn studie nog niet over een

echte – in termen van de constructiegrammatica – argumentstructuurconstructie, maar

verkiest hij de term bekommen-passief. Hij presenteert het verschijnsel veeleer als een

alternatieve manier van perspectiefomkering in plaats van het werden-passief. Hoewel de

term bekommen-passief van het absolute karakter van bekommen lijkt uit te gaan, wijdt

Leirbukt (1997) een volledig hoofdstuk aan de variatie van het hulpwerkwoord. Niet alleen

het volgens hem neutrale bekommen treedt op als hulpwerkwoord, ook het spreektalige

6 In het Engels promoveren zowel het klassieke be-passief als het get-passief het patiens tot subject.

Een overdrachtsbetekenis of een getopicaliseerd recipiens is er dus afwezig. Het verschil tussen beide passiveringsmogelijkheden zit in de betrokkenheid van het patiens. Bij het get-passive heeft het patiens de uitkomst van de handeling (uitgedrukt in het participium) op voorhand reeds in gedachten, bij het be-passief niet (Givon & Yang 1994). Vergelijk bijvoorbeeld: Mary got shot on purpose. ‘Mary werd neergeschoten. Ze had dit zelf zo gepland.’ Mary was shot on purpose. ‘Mary werd neergeschoten in opdracht van iemand anders.’

Page 34: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

34

kriegen en het verhevene erhalten ‘ontvangen, verkrijgen’ kunnen perspectiefomkering

veroorzaken (Leirbukt 1997:103). Het is dus opvallend dat het Nederlandse neutrale

werkwoord krijgen formeel het dichtst aanleunt bij de Duitse spreektalige vorm. Ook het

Nederlands kent het werkwoord bekomen, al is het in de betekenis van ‘iets ontvangen’ dan

weer zeer formeel. Of bekomen ook in de Nederlandse receptiefconstructie voorkomt, lijkt

volgens de beschikbare literatuur veeleer ondenkbaar. Van erhalten is er geen verwante

vorm in het Nederlands en ook in de Duitse constructie neemt het werkwoord, los van het

registerverschil, een andere positie in. Erhalten is als hulpwerkwoord namelijk functioneel

beperkt; zo komt het niet voor met intransitieve werkwoorden die enkel een datiefobject

oproepen (danken, gratulieren, helfen,…) of met de pertinentiedatief 7. Ook voorbeelden met

privatieve werkwoorden - Lenz (2013:90) spreekt over ‘negatieve hoofdwerkwoorden’ – zijn

schaars bij erhalten. Volgens Diedrichsen (2012:1167) leunen de constructies met erhalten

dus semantisch het dichtst aan bij een pure transfer, die ook als basisbetekenis van de

Nederlandse constructie wordt beschouwd.

De meest voorkomende vorm van het bekommen-passief is diegene waarin het datiefobject

tot subject van de nieuwe zin gepromoveerd wordt. De mogelijkheden zijn hier, door het nog

steeds aanwezige naamvalsysteem, opmerkelijk ruimer dan in het Nederlands. Zo is helfen

volgens Leirbukt (1997:5) ook vatbaar voor receptivering, hoewel het geen (di)transitief

werkwoord is. Het roept geen direct object (met accusatief) op, maar enkel een datiefobject.

Vergelijk de voorbeeldzinnen met helfen en helpen hieronder. Ondanks het verschil in

gekozen hulpwerkwoord is de betekenis hetzelfde. In het geval van een tot subject

gepromoveerd datiefobject kan het bekommen-passief dus zowel met transitiva als

intransitiva optreden. Uit Clement en Glasers (2014:201) enquêteonderzoek bleek dat

dergelijke zinnen in het Nederlands nog niet mogelijk zijn. Hun gelijkaardige testzin (61)

werd namelijk zowel door Nederlanders als Vlamingen afgekeurd.

(59) a. Der Mann hilft ihr.

b. Sie bekommt geholfen. [Receptivering: bekommen]

(60) a. De man helpt haar.

b. Zij wordt geholpen. [Passivering: worden]

7 In Duitse zinnen met een pertinentiedatief drukt het indirect object (in de datief) de bezitter van het

direct object uit. Het direct object is bovendien steeds een bepaald lichaamsdeel. In de literatuur wordt er naast de pertinentiedatief (Pertinenzdativ) ook geregeld gesproken over de possessieve datief (DUDEN 2016:830-831). bv. Er tippte ihr auf die Schulter. ‘Hij tikte haar op de schouder.’

Page 35: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

35

(61) *In deze bibliotheek krijgt iedereen geholpen.

Ook bij het tweede type van het bekommen-passief, de pertinentiedatief, is Leirbukt (1997:5)

van oordeel dat zowel transitieve (62) als intransitieve (63) werkwoorden er optreden. De

pertinentiedatief of possessieve datief is een verschijnsel dat in het Duits immers nog

behoorlijk productief is (DUDEN 2016:830-831). Het indirect object (datief) wijst in zulke

zinnen op de bezitter van het direct object, dat een bepaald lichaamsdeel uitdrukt. In de

Nederlandse parafrase van dergelijke zinnen drukt men die bezitter echter meestal door een

possessiefpronomen uit. Ook het hulpwerkwoord bekommen moet in het Nederlands

wederom plaats maken voor het worden-passief.

(62) Sie bekam die Haare gewaschen.

‘Haar haren werden gewassen.’

(63) Er bekam auf den Fuß getreten.

‘Er werd op zijn voet getrapt.’

Een laatste soort datief die vatbaar is voor het bekommen-passief is de dativus

(in)commodi 8 , een actant die in het Duits een beneficiary uitdrukt. Die subcategorie is

volgens Diedrichsen (2012:1182) het meest open. Hoewel Leirbukt (1997) een lijst met

aangetroffen werkwoorden presenteert, is de benefactieve gebruikswijze van het bekommen-

passief volgens Diedrichsen (2012) een zeer productief procedé, dat in principe met de

meeste transitieve of ditransitieve werkwoorden kan optreden. Voor het Nederlands lijkt een

nominaal belanghebbend voorwerp en het hulpwerkwoord krijgen (nog) geen grammaticaal

aanvaarde equivalent. In de Nederlandse vertaling van de onderstaande zinnen moeten we

immers kiezen voor het hulpwerkwoord worden en een PP met voor, zoals Vandeweghe,

Devos en De Meersman (2013:89) het belanghebbend voorwerp omschrijven.

(64) Ich bekam den Brief übersetzt.

*Ik kreeg de brief vertaald. [=resultatief!]

‘De brief werd voor mij vertaald’

8 In tegenstelling tot het datiefobject, wordt de dativus commodi, die het belanghebbend voorwerp

uitdrukt, niet als vaste medespeler bij het zinswerkwoord opgeroepen. Het Duits beschikt door de datiefnaamval dus over een nominale benefactieve dubbelobjectconstructie, wat niet het geval is in het Nederlands (zie o.a. Colleman 2010). De dativus incommodi is de malefactieve variant van de begunstigde. Daar is de handeling juist niet in het voordeel van het indirect object (Diedrichsen 2012:1180).

Page 36: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

36

(65) Sie bekam sofort geöffnet. [Ellips van het direct object die Tür]

*Ze kreeg meteen geopend.

‘De deur werd meteen voor haar geopend.’

Ook Colleman (2015) signaleert dat de werkwoordmogelijkheden van de Duitse constructie

breder zijn dan de Nederlandse. Zo kunnen daarnaast ook privatieve werkwoorden, die het

indirect object niet als doel, maar als bron van de overdracht bestempelen, in de constructie

voorkomen. Zinnen zoals (66) behoren in het Duits dan ook al tot perfect aanvaarde

voorbeelden van het bekommen-passief. Voor het Nederlands is dit nog zeker niet het geval

(zie voorbeeldzinnen 68 en 69); de status blijft nog enigszins onduidelijk, hoewel de

combinatie ‘kwijtgescholden krijgen’ via Google Search toch al goed was voor een 2000-tal

hits 9 . Ook Broekhuis & Cornips (2012:1224) pleiten al voor kwijtschelden in de

receptiefconstructie.

(66) Sie bekam die Schulden erlassen. (Leirbukt 1997:57)

?Ze kreeg de schulden kwijtgescholden.

(67) Ich finde es besser, Diamanten gestohlen zu bekommen, als keine zu besitzen!

(Leirbukt 1997:74)

(68) *Jan kreeg zijn bal afgepakt.

(69) * De rijke dame kreeg haar geld ontnomen.

Op basis van de studie van Leirbukt (1997:65-101) kunnen we voor de Duitse constructie

dan ook een grotere set aan werkwoordcategorieën onderscheiden. Dat heeft vooral te

maken met het sterke naamvalsysteem, dat in het hedendaagse Duits nog steeds aanwezig

is. Het indirect object is daardoor sterker geprofileerd en bijgevolg productiever. Zo vinden

we in het Duits ook datiefobjecten bij intransitieve werkwoorden, de zogenaamde helfen-

klasse. Hierboven zagen we al dat het Nederlands bij zulke werkwoorden moet uitwijken

naar passivering met worden.

(70) Karl kriegt von seiner Tante bedroht.

‘Karl wordt door zijn tante bedreigd.’

(71) Bei dieser Hausarbeit bekam ich geholfen.

‘Bij deze huistaak werd ik geholpen.’

9 Zoekopdrachten: “kwijtgescholden krijg”, “kwijtgescholden krijgt”, “kwijtgescholden krijgen”,

“kwijtgescholden kreeg”, “kwijtgescholden kregen” en “kwijtgescholden gekregen”. Uitgevoerd op 14/02/2017.

Page 37: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

37

applaudieren, assistieren, aufpassen, beiplichten, danken, drohen, gratulieren, heimleuchten, helfen,

pfeifen, rufen, schmeicheln, widersprechen, zuarbeiten, zujubeln, zuwinken

Tabel 6: Intransitieve ‘helfen’-klasse bij het Duitse bekommen-passief (naar Leirbukt 1997)

In de verdere classificatie van transitieve werkwoorden houdt Leirbukt (1997) dat systeem

van klassen met een prototypisch werkwoord aan. In vergelijking met de categorisatie van

Colleman (2015) of Broekhuis en Cornips (2012) merken we hier op het eerste gezicht al een

grotere variatie aan types op. Daarnaast zijn er ook semantische verschillen tussen de

categorisatiesystemen. Waar Colleman (2015) en Broekhuis en Cornips (2012) de

geattesteerde werkwoorden zoveel mogelijk in overkoepelende categorieën plaatsten, kiest

Leirbukt voor een sterk afgebakende semantische indeling van de werkwoordgroepen.

Daardoor zijn sommige klassen zelfs beperkt tot een drietal types.

Page 38: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

38

Verben des Gebens

‘geven’

Schenken-Klasse: ‘schenken’

Herunterhauen-Klasse 10 : ‘met geweld kwetsen’ ballern, boxen,

feuern, funken, hacken, (herunter)hauen, (rein)knallen, schwalben,

stecken, verabreichen, verpassen, wischen,…

Ersetzen-Klasse: ‘vervangen, betalen’ ersetzen, erstatten,

wiedergutmachen, anrechnen, gutbringen, belohnen, bezahlen,

vergüten, verrechnen, verzinsen, heimzahlen,…

Erlassen-Klasse: ‘vrijstellen’ erlassen, schenken, vergeben,

verzeihen,…

Verben des Beschaffens

‘bezorgen’

Besorgen, kaufen, reservieren

Verben des Schaffens

‘scheppen’

Bauen, schreiben, stricken,…

Verben des Verweigerns

‘weigeren’

Versagen, verwehren, verweigern, vorenthalten

Verben des Nehmens

‘nemen’

Abnehmen, entziehen, stehlen,…

Verben des Zeigens

‘tonen’

Demonstrieren, dokumentieren, vorstellen, präsentieren,…

Verben des Hören-Lassens

‘laten horen’

Vorlesen, vorspielen, vorsingen,…

Verben des Mitteilens

‘meedelen’

Mitteilen, signalieren, sagen, zuflüstern…

Bestätigen-Klasse ‘bevestigen’

Suggerieren-Klasse ‘voorstellen’

Erläutern-Klasse ‘verduidelijken’

Schildern-Klasse ‘schetsen’

Versprechen-Klasse ‘beloven’

Empfehlen-Klasse ‘aanbevolen

Vorwerfen-Klasse ‘verwijten’

Dedizieren-Klasse ‘wijden’

Genehmigen-Klasse ‘verlenen’

Verben des Verbergens Verbergen, verheimlichen, verschweigen

Tabel 7: (di)transitieve werkwoorden in het Duitse bekommen-passief (naar Leirbukt 1997)

10 Tot de Herunterhauen-Klasse rekent Leirbukt (1997:71) voornamelijk werkwoorden die in een

gevechts- of sportcontext voorkomen. De overdracht bestaat in zulke zinnen uit het toedienen van een slag of stoot.

Page 39: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

39

Een korte vergelijking met de categorieën van Colleman (2015) en Broekhuis en Cornips

(2012) maakt duidelijk dat net iets meer dan de helft van Leirbukts klassen ook in het

Nederlands optreedt. Overeenkomstige categorieën zijn bijvoorbeeld de werkwoorden van

schenken, bezorgen, vervangen (betalen), tonen, laten horen en meedelen (communicatie).

(72) Einen Leutnant Schröder hat man zugewiesen bekommen […].

[Schenken-Klasse]

‘Men heeft ene luitenant Schröder toegewezen gekregen.’

(73) Er kriegt die Überstunden nicht mal bezahlt.

[Ersetzen-Klasse]

‘Hij krijgt de overuren niet eens betaald.’

(74) Wer sich heute nicht mehr vorstellen kann, wie Mehl von einer Windmühle

hergestellt wird, bekommt es von Höflich demnächst gezeigt.

[Verben des Zeigens]

‘Wie zich vandaag niet meer kan voorstellen, hoe een windmolen bloem

produceert, krijgt het door Höflich nu getoond.’

(75) Studenten und Studentinnen bekamen Tonbänder mit verschiedenen

Geschichten vorgespielt.

[Verben des Hören-Lassens]

‘Studenten kregen geluidsbanden met verschillende verhalen voorgespeeld.’

Naast de intransitieve helfen-klasse, zijn er echter nog enkele Duitse werkwoordklassen die

in het Nederlands nog niet of toch zeer moeilijk in de receptiefconstructie in te voegen zijn.

Het gaat dan hoofdzakelijk over privatieve (bv. ontnemen, afpakken) en antidatieve

werkwoorden (intransformative Verben, bv. weigeren, verzwijgen), die in strijd zijn met de

basisbetekenis van het werkwoord krijgen (semantische persistentie, zie ook Colleman

2015:248-250 en Hopper 1991:22). Wanneer een werkwoord van een lexicale naar een

grammaticale functie evolueert, zal de originele lexicale betekenis nog lang invloed hebben

op die nieuwe gegrammaticaliseerde vorm. Bovendien kan de lexicale geschiedenis van het

werkwoord de verdeling van grammaticale rollen beïnvloeden (naar Hopper 1991:22). Bij

privatieve werkwoorden vinden we een afwijking in richting: het indirect object is de bron van

de overdracht en niet het verwachte doel. Bij antidativa treffen we dan weer een afwijkende

polariteit aan: het indirect object krijgt het voorwerp juist niet. Naast die twee categorieën

lijken ook werkwoorden van kwetsen of scheppen betwistbaar binnen de Nederlandse

constructie.

Page 40: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

40

(76) Der Reiter konnte sicher sein, noch einen schnellen […] Tritt versetzt zu

bekommen […].

[Herunterhauen-Klasse]

? ‘De ruiter kon er zeker van zijn, nog een snelle trap geplaatst te krijgen.’

(77) Ich habe von einem im Haus eine Seifenkiste gebaut bekommen.

[Verben des Schaffens]

? ’Ik heb van iemand in het huis een zeepkist gebouwd gekregen.’

(78) Darüber hinaus sollen 30 Prozent der geförderten Studenten […] ein Viertel ihrer

Schuld erlassen bekommen.

[Erlassen-Klasse]

? ‘Bovendien moet 30 procent van de gesubsidieerde studenten een vierde van

hun schuld kwijtgescholden krijgen.’

(79) Ich habe mein Erbteil vorenthalten bekommen.

[Verben des Verweigerns]

* ’Ik heb mijn erfdeel geweigerd gekregen.’

Het is daarnaast ook opvallend dat de prototypische overdrachtswerkwoorden (bv. geven en

zeggen) in het Duits wel vatbaar zijn voor receptivering, terwijl dat in het Nederlands

onmogelijk is (Colleman 2015:226).

(80) Der Graftitel, der Hans Heinrich von Fersen von Katarina II gegeben bekam,

öffnete ihn die Türen zum Gericht […].

[Verben des Gebens]

* ‘De graaftitel, die Hans Heinrich von Fersen van Katarina II gegeven kreeg,

opende voor hem de deuren naar het gerecht.’

(81) Was tut man eigentlich, wenn man gesagt bekommt: […].

[Verben des Mitteilens]

* Wat doet men eigenlijk, wanneer men gezegd krijgt: […]’

Ook het Nederlands kende een datiefnaamval, die echter door deflexie verdween. Het verlies

van de Nederlandse naamvallen werd vervolgens “opgevangen” door prepositionele objecten

en een strakkere woordvolgorde (Van Bree 1996:181-186). Een heleboel werkwoorden uit

Leirbukts inventaris roepen in het Nederlands dan ook geen indirect object, maar een

voorzetselobject op, waardoor ze niet vatbaar zijn voor receptivering.

In tegenstelling tot Landsbergen (2006a) plaatst Glaser (2005) het ontstaan van het Duitse

bekommen-passief al in 16de eeuw. Afgezien van dat puur temporele ontstaan, was er

Page 41: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

41

daarnaast lange tijd onenigheid over het precieze structureel-semantische ontstaan van de

Duitse constructie. In haar onderzoek van 2012 vergeleek Lenz de twee tot dan heersende

hypotheses: enerzijds zou het Duitse recipient-passief voortkomen uit het co-predicatieve

gebruik van bekommen en kriegen (zie ook Kuteva 2004 in 2.4) , anderzijds gingen er ook

stemmen op voor een ontwikkeling uit de resultatiefconstructie. In haar onderzoek

analyseerde Lenz (2012) uitsluitend historische en hedendaagse corpuszinnen met kriegen,

wat in het licht van de Nederlandse constructie echter geen probleem lijkt. De hierboven

vermelde datering wordt daarin bevestigd, Lenz (2012:129-130) vermeldt namelijk eerste

attestaties van het receptieve passief in 1590 voor het Hoogduits (zie ook Eroms 1978) en in

1652 voor het Nederduits.

Lenz (2012) besluit echter dat de ontwikkeling van het bekommen-passief in het Duits

losstaat van de resultatiefconstructie. De verklaring daarvoor zoekt ze bij de dialecten. De

betekenisdimensie ‘in een bepaalde staat krijgen / erin slagen’, die tot de semantische basis

van de latere resultatiefconstructie geleid heeft, zou namelijk enkel in de Nederduitse

dialecten voorkomen. Vanaf het Middelduits en zeker in de Opperduitse dialecten vinden we

enkel nog de betekenis ‘iets ontvangen’ terug. Volgens Lenz (2012:130-131) treedt daar dan

ook geen alternantie op met het resultatieve kriegen. De Duitse constructie zou dus ontstaan

zijn uit een combinatie met een co-predicatief participium, zoals Kuteva (2004) reeds

beweerde, en vindt zijn oorsprong in ambigue zinnen met kriegen. In (82) treedt kriegen

enerzijds op als hoofdwerkwoord, gehackt is dan een predicatief gebruikt voltooid deelwoord

bij het direct object Hühnerei. Dergelijke constructies zijn het best te omschrijven als ‘iets in

een bepaalde staat ontvangen’. In de tweede interpretatie van (82) is kriegen gereanalyseerd

als hulpwerkwoord. Het subject is er de begunstigde van de handeling hacken, die hij zelf

niet hoefde uit te voeren. Door processen van grammaticalisatie ontstaan er vervolgens

gebruikswijzen waarbij de receptivering saillanter wordt en de co-predicatieve variant

verdrijft. In (83) is enkel een receptieve lezing mogelijk, het subject is er de belanghebbende

van het haren knippen, dat niet door hem, maar door de kapper gebeurt. Een co-predicatieve

leeswijze is hier ondenkbaar, tenzij hij zijn geknipte haren als een pakketje ontvangt…

(82) Dann kriegten sie auch ein gekochtes Hühnerei fein gehackt.

(83) […] weil er morgen die Haare geschnitten kriegt.

Ook Colleman (2015:218) gelooft in Lenz’ hypothese, waarin het co-predicatieve participium

gereanalyseerd wordt tot zelfstandig werkwoord bij het hulpwerkwoord bekommen / kriegen.

Hij verwijst bovendien naar het Duits als mogelijke ontstaansverklaring van de Nederlandse

constructie. Het Nederlands beschikt in enkele gevallen namelijk ook over de mogelijkheid

Page 42: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

42

om met het voltooide deelwoord iets over de staat van het direct object te zeggen, zie (84).

Willen we Lenz’ (2012) bovenstaande voorbeeldzin (82) echter naar het Nederlands vertalen,

dan krijgen we geen ambigu resultaat. Behouden we de “Duitse” woordvolgorde, dan is de

zin een eenduidig voorbeeld van de resultatiefconstructie. Zien we fijngehakt als een

voorbepaling bij kippenei, dan wordt het voltooid deelwoord uitsluitend attributief gebruikt.

Het Nederlandse hakken is dus nog niet vatbaar voor de receptiefconstructie. Ook (86) met

een possessieve datief is nog niet met een krijgen-constructie te vertalen naar het

Nederlands. In zulke gevallen moeten we in het Nederlands uitwijken naar de passivering

met worden.

(84) Hij kreeg de computer in een stevige doos verpakt. (Colleman 2015:219)

(85) Dan kregen we ook een gekookt kippenei fijn gehakt. [resultatief]

Dan kregen we ook een gekookt, fijngehakt kippenei. [lexicaal krijgen]

(86) […] omdat zijn haren morgen geknipt worden. [worden-passief]

In het algemeen kunnen we de Duitse constructie waarschijnlijk het best datiefpassief

noemen. De constructie komt namelijk niet alleen voor met het hulpwerkwoord bekommen;

ook kriegen en (in mindere mate) erhalten zijn mogelijke alternatieven. De term passief

beklemtoont dan weer dat het Duits de constructie veel sterker gebruikt als een alternatief

voor de passivering met werden, waarin het accusatiefobject als subject optreedt. In het

datiefpassief wordt daarentegen het datiefobject van de actieve zin geprofileerd. Door het feit

dat het Duits nog steeds over een actief naamvalsysteem beschikt, zijn er in vergelijking met

het Nederlands dan ook veel meer werkwoorden in te vullen. Zo zijn er intransitieve

werkwoorden die een datiefobject oproepen (helfen-klasse) en is het benefactieve gebruik

van ditransitieve werkwoorden een productief procedé, wat leidde tot de subklasse van de

dativus (in)commodi. In het Nederlands is het productieve gebruik van de benefactieve

dubbelobjectconstructie een regionaal fenomeen, dat met uitzondering van bereiden en

inschenken niet tot de standaardtaal is doorgedrongen (Colleman 2010).

Aangezien de Duitse constructie net met zoveel werkwoorden voorkomt, lijkt ze in vele

gevallen, zoals de helfen-klasse en de dativus (in)commodi, van de receptieve betekenis af

te wijken. De feitelijke overdracht tussen een bron en een doel is in zulke gevallen niet de

primaire semantiek. Daarom lijkt het beter om voor het Duits over het datiefpassief te

spreken; de klemtoon ligt er op het syntactisch procedé van passivering, waarbij het

datiefobject centraal wordt gesteld. Leirbukt (1997:217) stelt in zijn laatste hoofdstuk zelfs

voor om bekommen, kriegen en erhalten naast werden tot de set van Passivauxiliare

Page 43: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

43

(‘hulpwerkwoorden die passivering tot stand brengen’) op te nemen. De semantische waarde

van die perspectiefomkering lijkt secundair. Voor het Duits kunnen we dus niet echt over een

argumentstructuurconstructie spreken, of toch alleszins niet over dezelfde als de

Nederlandse.

Is er dan geen verband tussen de Duitse en Nederlandse constructie? Uit de dialectanalyse

van Clement en Glaser (2014) blijkt immers dat de “passief-vriendelijkste” regio’s zich in het

zuidoosten van het Nederlandse taalgebied, in de grensregio met Aken, bevinden.

Bovendien ligt de acceptatie van de receptiefconstructie, alsook de resultatiefconstructie,

volgens hen beduidend hoger in Limburg. De vraag of de constructie zich dan ook vanuit die

grensregio met het Duits een weg naar de standaardtaal gevonden heeft, konden Clement

en Glaser (2014:209) nog niet beantwoorden.

2.6. Ontstaanshypotheses

Een afgeleide uit de dubbelobjectconstructie, een uitbreiding van de resultatiefconstructie of

een link met het Duits, die een co-predicatief ontstaan zou suggereren? Volgens Florkin

(2014:8) zal het waarschijnlijk een samenloop van invloeden zijn, in combinatie met een

tendens tot grammaticalisatie. Een echt onderzoek naar het prille begin van de constructie

gebeurde tot dusver nog niet. Het doel van deze scriptie is die compromishouding dan ook

zo veel mogelijk te reduceren tot een concrete ontstaanshypothese.

Over de precieze datering van de eerste receptiefconstructie bestaat er namelijk de nodige

onenigheid. Royen (1952:259) vond een eerste attestatie in de novelle Rosa van Louisa

Duykers uit 1907, zie (87), en ook Van Leeuwen (2006) attesteerde in het eerste decennium

van de 20ste eeuw een voorbeeld. Landsbergen (2006a & 2006b) vond pas

receptiefconstructies vanaf 1920. Colleman (2015:223) gaat iets verder terug, maar durft het

ontstaan van de receptiefconstructie ook niet veel vroeger dan de laatste decennia van 19de

eeuw te schatten.

(87) Ze moest nog lessen betaald krijgen, Godfried ook. (1907, Louisa Duykers: Rosa)

Page 44: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

44

Page 45: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

45

3. Methodologie

Deze constructiegrammaticale studie vertrekt vanuit een corpusgebaseerd onderzoek. Alle

reeds besproken eigenschappen van de receptiefconstructie zullen worden getest aan de

hand van 19de-eeuws bronnenmateriaal uit het KB-corpus. Die werkmethode is binnen het

onderzoek naar de receptiefconstructie vrij uniek. Het is namelijk de eerste keer dat er in een

grote verzameling aan 19de-eeuwse teksten wordt gezocht naar voorbeelden van het krijgen-

passief. Colleman en Rens (2016) gebruikten het corpus reeds voor een verkenning van de

constructie en een analyse van de woordvolgorde. Zij onderzochten echter de data vanaf

1930 en focusten daarbij slechts op een set van vijf werkwoorden. De periode vanaf 1810

t.e.m. 1930 was, wat de receptiefconstructie betrof, dus nog onbelicht.

De data-analyse moet zich in eerste instantie richten op de volgende onderzoeksvragen:

Wanneer vinden we de eerste attestaties van de Nederlandse receptiefconstructie?

Met welke werkwoorden treedt de constructie voor het eerst op en wat zegt dat over

de basissemantiek?

Ondergaat de constructie semantische ontwikkelingen in de 19de eeuw? Zijn er

uitbreidingen of restricties zichtbaar?

Zijn er ook formele evoluties te zien? Hoe zit het met de invulling van het bronobject

en de werkwoordvolgorde?

Kunnen we de hypothese, dat de Nederlandse receptiefconstructie uit het resultatieve

gebruik van krijgen zou zijn voortgevloeid, bevestigen aan de hand van de data?

In hoeverre zijn de Duitse en Nederlandse constructies (formeel, semantisch en

chronologisch) met elkaar te vergelijken? Speelde het Duitse bekommen-passief ook

een rol bij het ontstaan van de Nederlandse constructie?

Page 46: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

46

3.1. Corpus

Voor dit onderzoek werd gewerkt met een sample uit het Delphercorpus van de Koninklijke

Bibliotheek van Nederland (KB). Dat sample werd in full-tekst versie ter beschikking gesteld

in het kader van het Gentse onderzoeksproject van Emmeline Gyselinck en Timothy

Colleman, waarin ze de productiviteit en constructionalisatie van “expressieve” constructies

nagaan in Belgisch en Nederlands Nederlands van de 19de tot de 21ste eeuw11.

Het sample, dat in totaal uit 13.266.648.078 woorden bestaat, bevat gedigitaliseerde

krantenartikelen vanaf 1810 tot en met 1995. Volgens de KB gaat het om 10% van alle

kranten die ooit in Nederland gepubliceerd zijn (Colleman & Rens 2016:8). Daarnaast bevat

het corpus ook een verzameling aan kranten uit de Nederlandse kolonies in Zuidoost-Azië,

op de Antillen en in Suriname. Die set aan krantenartikelen werd niet in dit onderzoek

opgenomen. De analyse van de 19de-eeuwse receptiefconstructie beperkt zich tot het partim

Nederland, dat voor die specifieke periode artikelen uit het Algemeen Handelsblad, De

Standaard, De Telegraaf, De Tijd, Het Nieuws van den Dag, de Leeuwarder Courant, de

Middelburgsche Courant, het Nieuwsblad van het Noorden en het Rotterdamsch Nieuwsblad

bevat. Die geselecteerde kranten en dagbladen voldeden volgens de KB aan het

zogenaamde universaliteitscriterium: ze bestrijken alle soorten nieuws. Ook voor dit

onderzoek is dat een handig gegeven, aangezien we zo op zoek kunnen gaan naar

receptiefconstructies in een unbiased context van verschillende journalistieke genres.

Het grote voordeel van het KB-corpus is dus die immense omvang. Waar Landsbergen

(2009) en Van Leeuwen (2006) het moesten stellen met relatief kleine datasets12, biedt het

KB-corpus de mogelijkheid om veel ruimer op zoek te gaan naar constructies met krijgen.

Mogelijke nadelen plaatsen Colleman en Rens (2016:8) bij de kwaliteit van de digitalisering.

Zo werden de woorden niet gelemmatiseerd en transcribeerde de OCR niet altijd de juiste

letters. De participia bezorgd en betaald werden bijvoorbeeld ook wel als hezorgd of betoold

aangetroffen. Transcriptiefouten zoals hrijgen of krygt maken het dus mogelijk dat niet alle

voorkomens van krijgen opgenomen zijn.

11 Binnen de “expressieve” constructies onderscheiden Gyselinck en Colleman nog twee verschillende patronen:

(i) de schat van een kind-constructie en (ii) de constructies zoals Hij piekerde zich dood. Meer info over ‘Productivity, constructionalization and “expressive” constructions: Tracking productivity shifts in 19th to 21st Century Belgian and Netherlandic Dutch’ is te vinden op de volgende link: http://research.flw.ugent.be/nl/node/30255. 12 Landsbergen (2009) werkte met een dataset uit de cd-rom van het Corpus Middelnederlands en de database

van het Woordenboek der Nederlandsche taal. Daaruit trok hij een sample van 1276 krijgen-attestaties. Van Leeuwen (2006) ging aan de slag met een 20ste-eeuws corpus van literair proza. Daarin trof hij 30 voorbeelden van de receptiefconstructie aan.

Page 47: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

47

Een laatste nadeel is de regionale situering van de teksten. In het corpus werden immers

geen Belgische kranten opgenomen. Nederland was in de 19de eeuw echter actiever op het

vlak van geschreven pers in het Nederlands (Janssens & Marynissen 2008:130-135+142-

144). Aangezien we aan de slag gaan met een corpus van krantenartikelen, focussen we in

het onderzoek enkel op het gebruik en het ontstaan van de receptiefconstructie in de

standaardtaal, waarvan we bovendien mogen aannemen dat die op het vlak van

argumentstructuurconstructies in het hele taalgebied relatief gelijk is. Syntaxis is na het

fonologische, lexicale en morfologische terrein slechts het laatste niveau waar er duidelijke

verschillen tussen Nederland en Vlaanderen optreden (zie o.a. Grondelaers & Van Hout

2011:199-202). Toch wees eerder onderzoek uit dat er in het synchrone (en mondelinge)

gebruik van de receptiefconstructie wel regionale en dialectale verschillen zijn, met Limburg

als productiefste gebied (zie Broekhuis & Cornips 2012 en Clement & Glaser 2014).

3.2. Zoekopdracht en testfactoren

Aanvankelijk zou dit onderzoek zich richten op de receptiefconstructie in de tweede helft van

de 19de eeuw. Tijdens de corpusanalyse werd echter duidelijk dat 1850 nog niet vroeg

genoeg was om het prille begin van de constructie te dateren. Het onderzoek werd

vervolgens uitgebreid naar alle beschikbare decennia van de 19de eeuw, beginnend bij 1810-

181913.

Om naast de werkwoordmogelijkheden van de constructie ook de volgorde in de

werkwoordelijke eindgroep te kunnen onderzoeken, werd in het corpus enkel gezocht naar

voorkomens in ondergeschikte bijzinnen. In zulke zinnen krijg je in het Nederlands een SOV-

volgorde waardoor zowel het finiete werkwoord krijgen als het voltooid deelwoord de

werkwoordelijke eindgroep vormen en (quasi) naast elkaar optreden. In hoofdzinnen met

SVfOVn-volgorde is het bovendien veel moeilijker om efficiënt naar receptiefconstructies te

zoeken. Het aantal woorden “binnen de tang” kan er namelijk fors oplopen, vergelijk

bijvoorbeeld (88) en (89).

(88) Mijn vader kreeg gisteren van zijn oom uit Frankrijk een grote doos vol dure

flessen wijn toegestuurd. [hoofdzin: SVfOVn]

(89) Hij vertelde me dat zijn vader gisteren van zijn oom uit Frankrijk een grote doos

vol dure flessen wijn toegestuurd kreeg. [bijzin: SOV]

13 Het KB-corpus start in 1810. Voor het eerste decennia van de 19de eeuw zijn er dan ook geen data

beschikbaar.

Page 48: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

48

Concreet bestond de zoekopdracht in dit onderzoek uit alle werkwoordsvormen van krijgen

die in hun directe omgeving vergezeld werden van een voltooid deelwoord. Aangezien het

KB-corpus geen parsed corpus is, werd er uitgeweken naar een zoekopdracht met

gecodeerde participia, bestaande uit de meest frequente begin- (ge-, be-, ver- of een prefix)

en eindmorfemen (-t, -d, -en) van een voltooid deelwoord, zie tabel 8. De mogelijke set aan

participia werd voornamelijk gebaseerd op de vermelde werkwoorden in de artikelen van

Broekhuis en Cornips (2012) en Colleman (2015), met speciale aandacht voor werkwoorden

met partikels en prefixen.

Page 49: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

49

ge*n / ge*t / ge*d / be*n / be*t / be*d / ver*n / ver*t / ver*d

aange*n / aange*t / aange*d / aanbe*n / aanbe*t / aanbe*d / aanver*n / aanver*t / aanver*d toege*n /

toege*t / toege*d / toever*n / toever*t / toever*d / toebe*n / toebe*t / toebe*d voorge*n / voorge*t /

voorge*d / voorbe*n / voorbe*t / voorbe*d / voorver*n / voorver*t / voorver*d

terugge*n / terugge*t / terugge*d / terugbe*n / terugbe*t / terugbe*d / terugver*n / terugver*t /

terugver*d

uitge*n / uitge*t / uitge*d / uitbe*n / uitbe*t / uitbe*d / uitver*n / uitver*t / uitver*d

opge*n / opge*t / opge*d / opbe*n / opbe*t / opbe*d / opver*n / opver*t / opver*d

afge*n / afge*t / afge*d / afbe*n / afbe*t / afbe*d / afver*n / afver*t / afver*d

tegenge*n / tegenge*t / tegenge*d / tegenbe*n / tegenbe*t / tegenbe*d / tegenver*n / tegenver*t /

tegenver*d

thuisge*n / thuisge*t / thuisge*d / thuisbe*n / thuisbe*t / thuisbe*d / thuisver*n / thuisver*t / thuisver*d

over*n / over*t / over*d / overge*n / overge*t / overge*d / overbe*n / overbe*t / overbe*d / overver*n /

overver*t / overver*d

samenge*n / samenge*t / samenge*d / samenbe*n / samenbe*t / samenbe*d / samenver*n /

samenver*t / samenver*d

onder*n / onderge*n / onderge*t / onderge*d / onderbe*n / onderbe*t / onderbe*d / onderver*n /

onderver*t / onderver*d

inge*n / inge*t / inge*d / inbe*n / inbe*t / inbe*d / inver*n / inver*t / inver*d

om*n / omge*n / omge*t / omge*d / ombe*n / ombe*t / ombe*d / omver*n / omver*t / omver*d

ont*n / ont*t / ont*d

Tabel 8: alle mogelijke gecodeerde participia, die als contextwoord bij ‘krijgen’ kunnen

voorkomen

Het zoekproces gebeurde in drie fasen, weergegeven in tabel 9. De eerste set van krijgen-

vormen, met krijg en krijgt voor het presens en kreeg en kregen voor het preteritum, kan

enkel in de directe omgeving van het participium staan, zoals aangetoond in (90) en (91). Bij

voltooide tijden werd de locatie daarentegen op 2L ingesteld. Het hulpwerkwoord hebben

zorgt er immers voor dat het participium gekregen op de tweede plaats na het zelfstandig

werkwoord kan optreden. Een gekregen-PART volgorde, zowel 1R als 2R, lijkt volgens (92)

echter onmogelijk. De vorm krijgen ten slotte is ambigu. Enerzijds is het de infinitief,

bijvoorbeeld gebruikt bij toekomende tijden (voorbeeldzinnen 93 en 95), anderzijds is het ook

de presensvorm voor het meervoud (voorbeeldzinnen 94 en 96).

Page 50: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

50

AUX PART Positie PART t.o.v. AUX

krijg / krijgt / kreeg / kregen Voltooide deelwoorden

(zie tabel 8)

1L of 1R

gekregen 2L

krijgen 2L of 1R

Tabel 9: Drie verschillende zoekopdrachten in het KB-corpus

(90) […] zodat wij onze overuren betaald kregen. [1L]

(91) […] dat ik mijn loon krijg uitbetaald. [1R]

(92) […] dat hij die inspanning vergoed heeft gekregen. [2L]

*[…] dat hij die inspanning gekregen heeft vergoed.

*[…] dat hij die inspanning heeft gekregen vergoed.

(93) […] omdat jullie dit bedrag uitgekeerd zullen krijgen. [2L]

(94) […] omdat jullie dit bedrag uitgekeerd krijgen. [1L]

(95) […] omdat jullie dit bedrag zullen krijgen uitgekeerd. [1R]

(96) […] wanneer zij die som eindelijk krijgen betaald. [1R]

Met de bovenstaande formules verkregen we in de verschillende decennia tussen 812

(1830-1839) en 9669 (1890-1899) zoekresultaten. Toch bleek het grote deel van die

resultaten “ruis” of niet relevant voor een onderzoek naar de receptiefconstructie.

Gecodeerde zoekopdrachten zoals ge*d of be*n leveren immers niet alleen voltooide

deelwoorden op, maar zijn ook de formule voor substantieven zoals geld en been. De

resultaten van de bovenvermelde zoekopdrachten moesten dus nog manueel gefilterd

worden, waarbij de volgende criteria over de categorisatie als “receptiefconstructie”

beslisten:

In de geattesteerde zin fungeert krijgen als hulpwerkwoord bij een zelfstandig

werkwoord, uitgedrukt in het voltooid deelwoord. Dat werkwoord kan zowel in de

tegenwoordige, verleden als toekomende tijd (met zullen), als ook onvoltooid en

voltooid (met hebben) voorkomen.

Dus niet: Voor mijn verjaardag heb ik enkel waardebonnen gekregen.

Page 51: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

51

Krijgen wordt in de geattesteerde zin niet gebruikt in een resultatieve constructie

waarin het voltooide deelwoord als resultaatsgezegde optreedt. Het subject mag

bovendien niet het agens bij het zelfstandig werkwoord zijn.

Dus niet: Door het slechte weer krijgt Jan zijn ijsjes niet verkocht.

Het subject van de geattesteerde zin representeert de ontvanger of het doel van een

overdracht. Die transfer kan betrekking hebben op concrete (geschenk, levering) en

abstracte objecten (geld), maar ook op communicatieve informatie.

Dus niet: Mijn zakgeld is volledig op. Ik krijg die rekening dus niet betaald.

Het voltooide deelwoord is duidelijk het hoofdwerkwoord van de zin en geen bepaling

van gesteldheid of niet-copulatief gezegde bij het direct object. Het zelfstandig

werkwoord specificeert daarnaast een bepaalde directionaliteit naar het subject van

de zin.

Dus niet: Mijn moeder belde gisteren naar de slager, zodat ze haar bestelling

vandaag voorverpakt mee naar huis krijgt.

Ook de cotext en/of context geeft voldoende bevestiging dat we met een receptieve

gebruikswijze van krijgen te maken hebben. De aanwezigheid van een bronobject of

extra informatie over de verschillende medespelers kunnen enkele triggers zijn. Ook

partikelwerkwoorden kunnen de boodschap van overdracht versterken.

Na die tweede filtering varieerden de resultaten tussen vier (1830-1839) en 699 (1890-1899)

voorbeeldzinnen. Die voorkomens werden daarop gelabeld volgens drie verschillende

eigenschappen. Allereerst gebeurde er een classificatie volgens zelfstandig werkwoord,

daarna volgens werkwoordvolgorde en ten slotte volgens (al dan niet aanwezig) bronobject.

Florkin (2014) baseerde zich in haar masterscriptie op de hypotheses van Broekhuis &

Cornips (2012:1228-1233) en Clement en Glaser (2014), dat er regionale verschillen zouden

bestaan tussen de mogelijke hoofdwerkwoorden van de constructie. Haar onderzoeksvraag

richtte zich dan ook op de Noord-Zuidverschillen binnen de receptiefconstructie. Die

testfactor is in dit onderzoek afwezig, aangezien we enkel werkten met data uit Nederlandse

artikelen. We gaan dus specifiek op zoek naar de eerste attestaties in het

Standaardnederlands, waarbij we mogen aannemen dat Nederland, zeker in de 19de eeuw,

toonaangevender was dan Vlaanderen.

Page 52: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

52

Zinnen die twee of meerdere keren voorkwamen, meestal uit terugkerende

reclameadvertenties, werden slechts eenmaal aangerekend. Nevenschikkende zinnen met

twee hoofdwerkwoorden (bv. Ik krijg dat bedrag betaald en meteen gestort.) werden dan

weer als twee verschillende constructies meegeteld, aangezien er soms semantische

verschillen tussen beide werkwoorden meespeelden.

Page 53: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

53

4. Onderzoeksresultaten

De onderstaande tabellen tonen de type- en tokenfrequentie van de receptiefconstructie in

het KB-corpus van de 19de eeuw14. In de eerste twee decennia (van 1810 t.e.m. 1829),

tevens de kleinste qua omvang, werden nog geen receptieve gebruikswijzen van krijgen

teruggevonden. In de periode van 1830 t.e.m. 1859 moeten dan ook de kiemen van de

Nederlandse receptiefconstructie liggen, zij het dan met een beperkt aantal types én tokens.

Het kantelpunt komt er volgens de data in het decennium 1860-1869. De genormaliseerde

frequentie is er immers vier keer zo groot als in de voorgaande decennia. Toch moeten we

een genormaliseerde frequentie van 0,24 attestaties op 1 miljoen woorden nog enigszins

nuanceren. Over een productieve en sterk verbreide constructie kunnen we nog niet

spreken. Ondanks een lichte terugslag tussen 1870 en 1879 lijkt de constructie in de twee

laatste decennia steeds meer aan terrein te winnen. Let bijvoorbeeld op het aantal types, dat

in 1890-1899 tweemaal zo groot is als in het decennium ervoor. Ook grafiek 1 bevestigt de

toenemende productiviteit van de constructie. We zouden zelfs het begin van een

exponentieel verloop kunnen vermoeden, maar daarvoor lijkt een verdere analyse van het

20ste-eeuwse KB-corpus aangewezen.

Decennium Totaal aantal

woorden Tokens Types

Genormaliseerde tokenfrequentie

1830-1839 51.263.039 4 2 0,078

1840-1849 75.746.702 5 4 0,066

1850-1859 115.054.355 7 5 0,061

1860-1869 146.818.406 35 11 0,24

1870-1879 306.204.786 46 11 0,15

1880-1889 493.138.868 176 18 0,35

1890-1899 878.485.695 455 39 0,52

1830-1899 2.066.711.851 728 43 0,35

Tabel 10: Type- en tokenfrequentie van de receptiefconstructie in het KB-corpus

(genormaliseerde tokenfrequentie: aantal voorkomens per miljoen woorden)

14 Enkele gelijkaardige constructies met krijgen als hulpwerkwoord haalden de selectie aan

receptiefconstructies net niet. Zij werden dus niet opgenomen in tabel 10 en 11, maar worden apart besproken in paragraaf 4.2.6.

Page 54: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

54

Grafiek 1: Genormaliseerde tokenfrequentie van de receptiefconstructie in het 19de-eeuwse

KB-corpus (per 1 miljoen woorden)

0

0,1

0,2

0,3

0,4

0,5

0,6

De receptiefconstructie in de 19de eeuw

Genormaliseerdefrequentie

Page 55: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

55

1830-1839 1840-1849 1850-1859 1860-1869 1870-1879 1880-1889 1890-1899

Werkwoord # Werkwoord # Werkwoord # Werkwoord # Werkwoord # Werkwoord # Werkwoord # Werkwoord #

betalen 2 betalen 1 afleveren 1 aanmeten 1 aanvoeren 2 aanleveren 1 aanbieden 1 overseinen 2

vergoeden 2 bezorgen 1 betalen 1 aanvoeren 1 belonen 3 aanvoeren 1 aanbrengen 1 seinen 1

leveren 1 bezorgen 3 betalen 5 bestellen 2 afbetalen 1 aankondigen 1 sturen 9

n 4 vergoeden 2 uitbetalen 1 bestellen 2 betalen 14 belonen 5 aanvoeren 2 terugbetalen 4

vergoeden 1 bezorgen 12 bezorgen 3 bestellen 8 aanwijzen 5 toebedelen 1

n 5 brengen 1 invoeren 1 betalen 55 afleveren 1 toedienen 1

n 7 sturen 2 leveren 1 bezorgen 11 aftrekken 1 toekennen 1

terugbezorgen 1 seinen 1 lenen 1 belonen 3 toerekenen 1

uitbetalen 4 toewijzen 1 leveren 2 bestellen 2 toesturen 2

uitkeren 1 uitbetalen 9 overbrengen 1 betalen 116 toevoeren 1

vergoeden 5 vergoeden 9 seinen 2 bevestigen 2 toewijzen 11

sturen 2 bezorgen 24 toezeggen 4

n 35 n 46 toebedelen 1 bijleveren 2 toezenden 1

toewijzen 1 brengen 2 uitbetalen 115

toezeggen 1 inlossen 1 uitkeren 12

uitbetalen 32 invoeren 1 uitreiken 1

uitkeren 2 lenen 4 vergoeden 99

vergoeden 49 leveren 13 voordienen 1

melden 1 voorleggen 3

n 176 voorschieten 2

n 455

Tabel 11: Absolute frequentie van de receptiefconstructie per decennium in het KB-corpus, volgens zelfstandig werkwoord (totale n: 728)

Page 56: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

4.1. Ontwikkeling in de 19de eeuw

Zoals reeds vermeld, vond Royen (1952:259) een eerste attestatie in 1907, zie voorbeeldzin

(97). Na de analyse van het 19de-eeuwse KB-corpus kunnen we die datering echter een 80-

tal jaren vervroegen. De receptiefconstructie blijkt namelijk geen verschijnsel van de 20ste

eeuw; ook in de 19de eeuw was ze al present in standaardtaalgebruik. In het KB-corpus komt

de eerste attestatie voor in het Algemeen Handelsblad van 1830, zie (98). Het gebruikte

werkwoord is er, net als in de tweede attestatie, vergoeden en dus ook niet Royens betalen.

Betalen vinden we echter wel in de derde en vierde attestatie uit datzelfde decennium, zie

(100) en (101).

(97) Ze moest nog lessen betaald krijgen, Godfried ook. (1907, Louisa Duykers: Rosa)

(98) Hij is overtuigd op deze wijze wel tienmaal de kosten van den Hospitaalbouw te

zullen vergoed krijgen. (1830, Algemeen Handelsblad)

(99) Zoo was men gekomen tot daar, waar de turf geveend moest worden, en meende

men uit de voordelen der veenderij en uit de sluis- en afvaartsgelden, welke de

turf aan het Kanaal moest betalen, de uitgeschoten penningen te zullen vergoed

krijgen. (1836, Leeuwarder Courant 1836)

(100) […] kolonel Wylde gaf kennis, dat het Spaansche bewind geneigd was alle

manschap van het legioen voor een, twee of drie jaren, naar keuze in dienst te

houden, en dat alle den 10den Junij hunne achterstallen zouden betaald krijgen.

(1837, Algemeen Handelsblad)

(101) De Onderkoning aldaar heeft de vreemde kooplieden, die verdacht werden

gehouden van met opium sluikhandel te drijven bepaaldelijk bevel gegeven,

binnen 20 dagen het land te verlaten; hunne tegenwerping, dat zij door […] de

chinezen hunne schulden moesten betaald krijgen, heeft de Onderkoning uit den

weggeruimd, door den Chinezen bevel te geven, onmiddellijk te betalen.

(Algemeen Handelsblad 1837).

De voorbeeldzin uit 1830 werd gevonden in een artikel over adellijke en geestelijke

architectuur. In het artikel staan geschenken van edellieden (o.a. de Hertog van Orléans en

‘Prinses Maria, dochter van den Koning der Franschen’) aan steden of

geloofsgemeenschappen centraal. Uit de context kunnen we dus een duidelijke

overdrachtssfeer van grote bedragen afleiden.

Page 57: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

57

Wat daarnaast opvalt in de brontekst (cotext15) uit 1830 is het productieve gebruik van

naamvalsuitgangen bij lidwoorden en substantieven. Vooral de genitief komt voor, zie

bijvoorbeeld de titel van het artikel: Foortgang der beschaving. Ook de datief komt hier en

daar voor, bijvoorbeeld in Het graven van dit kanaal kostte den ondernemeren aanzienlijke

sommen (‘Gemengde Berigten’, Leeuwarder Courant 1836). Toch vinden we in het

decennium 1830-1839 al prepositionele indirecte objecten met aan, een constructie die vanaf

de 17de eeuw frequent optreedt (zie Colleman 2006). Het gebruik van naamvalsuitgangen

doet denken aan de situatie in het Duits, waarvoor we reeds zagen dat de datiefnaamval een

belangrijke voorwaarde voor het bekommen-passief was (zie 2.5). In paragraaf 4.4 komen

we daarop terug.

Dezelfde tendens zien we bij de andere drie teksten uit het decennium 1830-1839. Zowel

(100) als (101) komen uit de buitenlandrubriek van het Algemeen Handelsblad (1837) en

beschrijven de buitenlandse handelspolitiek van Engeland, respectievelijk met Spanje en

China. Uit de artikelen, die als bron meermaals The Times citeren, kunnen we afleiden dat

beide landen “ten gevolge van wereldkundige omstandigheden” Engeland nog forse

bedragen verschuldigd waren. Voorbeeldzin (99) uit de Leeuwarder Courant (1836) heeft het

dan weer over de binnenlandse “Nijverheid der Nederlanden”, meer bepaald over het graven

van een kanaal in Overijssel. Ook daar gaat het over “aanzienlijke sommen” geld. Een

terugkerende tendens is dus een diplomatische (vaak adellijke) context van handel of

stedenbouw, waar grote bedragen mee gemoeid waren.

In het decennium 1830-1839 werden in totaal dus vier attestaties gevonden, waaronder twee

met vergoeden en twee met betalen. De beginselen van de constructie lijken dus te liggen bij

werkwoorden die een geldtransfer uitdrukken. Hiermee kunnen we Collemans (2015) keuze

om de werkwoorden van betalen als aparte categorie te onderscheiden, ruimschoots

bijtreden.

In de twee volgende decennia lijkt het gebruik zich staag verder te ontwikkelen, met slechts

twee nieuwe types: leveren en bezorgen. De geldtransfer wordt in die jaren dus uitgebreid

naar een algemene overdracht van objecten. Tussen 1860 en 1879 lijkt het bezorgen-

paradigma zich steeds verder uit te bouwen, met een stijging van de relatieve frequentie tot

gevolg. Toch zal de betalen-categorie nog steeds de meest productieve blijven. Voor de

eerste attestaties van communicatiewerkwoorden is het wachten tot het decennium van

15 Met de term ‘context’ bedoelen we de uitingssituatie of het thematische referentiekader, waarnaar

de tekst verwijst. De ‘cotext’ verwijst naar tekstinterne kenmerken. Zijn er bepaalde vormen, constructies of woorden binnen de tekst die ons iets meer zeggen over de onderzochte zin?

Page 58: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

58

1870-1879. De conduit metaphor16 lijkt, met slechts één attestatie van het werkwoord seinen

in (102), op dat moment echter nog allesbehalve primair geprofileerd.

(102) De Indische bladen, die vroeger de officiële berichten en benoemingen uit de

officiële Javasche Courant moesten overnemen, kunnen die nu voortaan

rechtstreeks van de algemeene secretarie te Batavia geseind krijgen.

(Rotterdamsch Nieuwsblad 1878)

Hoewel de relatieve tokenfrequentie in het decennium 1870-1879 even plafonneert, zien we

vanaf 1880 een overduidelijke toename van de algemene productiviteit, die vooral te wijten is

aan de vele complexe partikelwerkwoorden met toe, die vanaf dan hun intrede maken.

Toewijzen kwam al één keer voor in 1878 en kunnen we (althans binnen het KB-corpus) als

baanbreker voor die werkwoordcategorie beschouwen. Royen (1952) wees op de grote

dominantie van toewijzen in de jaren 1940 en 1950, Colleman (2015:223) sprak dat echter

tegen. In zijn corpusanalyse van De Gids vond hij slechts drie voorbeelden op 41 tokens

(waaronder 31 types). In de 19de eeuw is het werkwoord met 13 tokens alleszins het oudste

en meest vertegenwoordigde partikelwerkwoord met toe (zie tabel 12), maar valt de

frequentie nog zeker niet te vergelijken met de tokens voor vergoeden, betalen of uitbetalen.

(103) Volgens een gerucht ter beurze zullen de inschrijvers voor de nieuwe Egyptische

leening 45 pCt. van hunne inschrijving toegewezen krijgen. (Leeuwarder Courant

1878)

16 Ook communicatie wordt door Reddy (1979) als een (metaforische) overdracht gezien. De

bronmedespeler heeft bepaalde gedachten die hij als het ware verpakt in een gestructureerde combinatie van woorden. De doelinstantie, die die boodschap ontvangt, moet de zinnen erna proberen te decoderen.

Page 59: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

59

Werkwoord Absolute frequentie Eerste attestatie

toewijzen 13 1870-1879

toebedelen 2 1880-1889

toezeggen 5 1880-1889

toedienen 1 1890-1899

toekennen 1 1890-1899

toerekenen 1 1890-1899

toesturen 2 1890-1899

toevoeren 1 1890-1899

toezenden 1 1890-1899

Tabel 12: Geattesteerde partikelwerkwoorden met toe

Wanneer we de volledige ontwikkeling in de 19de eeuw bekijken, dan zien we duidelijk een

toenemende productiviteit, die vooral in de laatste twintig jaren aan een hoge snelheid stijgt.

We zien hier dus het begin van een constructie die zich in de voorbije twee eeuwen

exponentieel heeft ontwikkeld. De frequentieverschillen tussen de laatste drie decennia

lagen immers veel sterker uit elkaar dan de decennia ervoor. Verder onderzoek met het KB-

corpus van de 20ste-eeuw zou deze exponentiële groei hoogstwaarschijnlijk nog beter in

kaart kunnen brengen.

4.2. Formele aspecten

In de volgende paragrafen zullen de formele eigenschappen uit het theoretische luik getoetst

worden aan de voorbeeldzinnen uit de 19de eeuw. Vinden we de werkwoordcategorieën en –

types van De Schutter (1989), Broekhuis en Cornips (2012) en Colleman (2015) terug en

hoe zit het met de voorzetsels bij het bronobject? Na de analyse van de werkwoordvolgorde

volgt op het einde nog een paragraaf over twee constructies die zich in de marge van de

constructie bevinden. Formeel lijken ze haast identiek aan de receptiefconstructie; toch

wijken ze af op semantisch vlak. De conceptuele restricties die in die paragraaf aan bod

zullen komen, vormen bovendien een basis voor paragraaf 4.3, waarin we de 19de-eeuwse

receptiefconstructie semantisch zo precies mogelijk zullen afbakenen.

Page 60: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

60

4.2.1. Zelfstandig werkwoord

Met de categoriseringsvoorstellen van De Schutter (1989), Broekhuis en Cornips (2012) en

Colleman (2015) in het achterhoofd, wil ik hieronder een eigen voorstel tot categorisering van

de werkwoorden presenteren, dat vooral samenhangt met de eerste voorkomens van de

desbetreffende werkwoorden. De Nederlandse receptiefconstructie lijkt zich tijdens haar

ontwikkeling in de 19de eeuw namelijk steeds semantisch uit te breiden.

4.2.1.1. Werkwoorden van ‘betalen’

Tot de eerste en oudste werkwoordcategorie behoren de werkwoorden van betalen. Het is

ook in die semantische context dat we de eerste attestaties van de constructie moesten

situeren. Werkwoorden als betalen, vergoeden en uitkeren blijven sterk present in alle

decennia en ook de attestaties met uitbetalen, de scheidbaar samengestelde variant van

betalen, nemen vanaf het decennium 1850-1859 duidelijk toe. De productiviteit van dit

paradigma, en in het bijzonder voor uitbetalen, loopt bovendien nog steeds voort in de

huidige receptiefconstructies (zie o.a. Colleman 2015). Ook Clement en Glaser (2014)

merkten in hun enquêteonderzoek een hoge aanvaardbaarheid voor uitbetalen op. Het prefix

triggert volgens hen immers een doelgerichtheid naar het recipiens.

Naast de bovenstaande werkwoorden, troffen we ook enkele minder frequente werkwoorden

van betalen aan. Zo moeten we ook belonen tot deze categorie rekenen, zij het dan in de

verouderde betekenis van ‘iemand een loon uitbetalen’. In hedendaags Nederlands valt dit

gebruik dan weer uit te sluiten. Een ander noemenswaardig werkwoord is afbetalen, dat

slechts eenmalig voorkwam in 1852. Afbetalen is namelijk een werkwoord dat men veeleer

met een resultatief gebruik van krijgen kan associëren (bv. Mijn oom krijgt zijn schulden niet

afbetaald.). In (104) vormt het van-object echter een duidelijke indicator van de bron; het

subject representeert het recipiens.

(104) […] een land kan meer invoeren dan uitvoeren, indien het schulden van den

vreemdeling afbetaald krijgt, of indien het leeningen sluit bij den vreemdeling.

(Algemeen Handelsblad 1882)

Helemaal in de marge van het betalen-paradigma bevindt zich het werkwoord inlossen, dat

in de 19de-eeuwse decennia slechts één keer vertegenwoordigd werd. Men zou in (105) het

participium ingelost immers kunnen beschouwen als resultaatsgezegde bij het direct object

Page 61: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

61

(zijn aandeel), waardoor krijgen resultatief zou optreden. De duidelijke betaalcontext (f50) en

het feit dat het recipiens (een der oorspronkelijke aandeelhouders) geen subject is bij

ingelost zorgden er uiteindelijk voor dat inlossen toch als werkwoord van de

receptiefconstructie werd opgenomen. Dergelijke gevallen zijn bovendien zeer nuttig voor de

precieze semantische en syntactische afbakening van de werkwoordmogelijkheden en tonen

daarnaast des te beter het verband met de resultatiefconstructie aan.

(105) De overwinst […] wordt gedeeltelijk als tegoed der vaste werklieden geboekt;

wanneer dit tegoed voor één persoon f50 bedraagt, ontvangt hij daarvoor een

aandeel, waartegen dan een der oorspronkelijke aandeelhouders zijn aandeel

krijgt ingelost. (De Tijd 1897)

Hoewel deze werkwoordcategorie op het vlak van tokenfrequentie veruit de grootste is, is het

op vlak van types niet de meest productieve categorie. Ons baserend op de

werkwoordclassificatie van Colleman (2015) kunnen we zelfs stellen dat het paradigma van

deze werkwoorden al grotendeels onveranderlijk geworden is bij het begin van de 20ste

eeuw.

vergoeden, betalen, uitbetalen, uitkeren, afbetalen, belonen, inlossen

Tabel 13: Geattesteerde werkwoorden van ‘betalen’, gerangschikt volgens eerste

verschijning

Grafiek 2: Typefrequentie van werkwoorden van ‘betalen’ in het KB-corpus

012345678

Werkwoorden van betalen: aantal types

Werkwoorden vanbetalen

Page 62: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

62

Grafiek 3: Genormaliseerde tokenfrequentie (per miljoen woorden) van werkwoorden van

‘betalen’ in het KB-corpus

4.2.1.2. Werkwoorden van ‘bezorgen’

Aan de basis van de Nederlandse receptiefconstructie ligt dus een ditransitieve overdracht

van geld. In het decennium 1840-1849 wordt die beperkte semantiek al twee keer uitgebreid

naar een overdracht van goederen: ook bezorgen en leveren treden op als participium bij

een receptief krijgen. Bezorgen is dan ook het default en meest frequente werkwoord (36%)

van de volgende werkwoordcategorie: de werkwoorden van bezorgen, die pas vanaf 1860

echt lijken door te breken. Bij de meeste van die werkwoorden staat de prototypische

overdracht van materiële objecten centraal, die soms al uitgebreid wordt naar een overdracht

van minder tastbare begrippen (bv. titels of een plaats bij werkwoorden als aanwijzen of

uitreiken). Naast bezorgen schrijven vele onderzoekers (o.a. Clement & Glaser 2014, Florkin

2014 en Colleman 2015) ook aanbieden een productief karakter toe. Die these kunnen we

op basis van de 19de-eeuwse data-analyse niet bevestigen. Met slechts één attestatie in het

decennium 1890-1899 kan het werkwoord absoluut niet opboksen tegen de dominantie van

bezorgen en leveren, die respectievelijk 54 en 17 keer werden aangetroffen in het 19de-

eeuwse corpus.

00,05

0,10,15

0,20,25

0,30,35

0,40,45

Werkwoorden van betalen: genormaliseerde tokenfrequentie

werkwoorden vanbetalen

Page 63: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

63

Grafiek 4: Typefrequentie van werkwoorden van ‘bezorgen’ in het KB-corpus

Grafiek 5: Genormaliseerde tokenfrequentie van werkwoorden (per miljoen woorden) van

‘bezorgen’ in het KB-corpus

In grafiek 5 merken we een duidelijke frequentiepiek in het decennium 1860-1869, die vanaf

1870 weer afneemt en vervolgens geleidelijk stijgt. Hoe kunnen we die daling verklaren?

Vanaf 1878 (zie eerder vermelde voorbeeldzin 103) treedt er ogenschijnlijk een nieuwe

werkwoordcategorie de constructie binnen, die ook een overdrachtssituatie specificeert: de

complexe partikelwerkwoorden met toe. Colleman (2015) wil die werkwoorden als een aparte

(en vooral op formele criteria gebaseerde) categorie beschouwen, toch lijken zulke

werkwoorden veeleer een formeel subtype van de bezorgen-werkwoorden. Semantisch

0

5

10

15

20

Werkwoorden van bezorgen: aantal types

Werkwoorden vanbezorgen

0

0,02

0,04

0,06

0,08

0,1

0,12

0,14

0,16

Werkwoorden van bezorgen: genormaliseerde tokenfrequentie

werkwoorden vanbezorgen

Page 64: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

64

specificeren ze namelijk beiden een cause-receiverelatie van objecten. Chronologisch gezien

kunnen we Collemans keuze echter bijtreden. De eerste partikelwerkwoorden met toe komen

pas op in het decennium 1870-1879, terwijl we andere werkwoorden van bezorgen al tot

dertig jaar eerder aantroffen. Het begin van de vandaag dominantste verbale categorie

(volgens Florkin 2014 en Colleman 2015) moeten we dus pas op het einde van de 19de eeuw

situeren. Tegen de eeuwwisseling lijkt de semantiek van de constructie dus steeds

duidelijker te worden; toe wijst namelijk op de recipiensgerichtheid van de nieuwe

constructie. De ambivalente zinnen, waarin het niet volledig duidelijk is of werkwoorden als

betalen of bezorgen nu resultatief of receptief gebruikt worden, worden zo bovendien

geringer. Partikelwerkwoorden met toe zijn semantisch immers veel minder vatbaar voor de

resultatiefconstructie, omdat het partikel de overdrachtsbetekenis veel saillanter profileert.

bezorgen, leveren, afleveren, aanvoeren, bestellen, brengen, sturen, terugbezorgen, aanleveren,

lenen, overbrengen, aanbieden, aanbrengen, bijleveren, invoeren, voordienen, voorschieten,

uitreiken, aanwijzen

toewijzen, toebedelen, toedienen, toerekenen, toesturen, toevoeren, toezenden, toekennen

Tabel 14: Geattesteerde werkwoorden van ‘bezorgen’, gerangschikt volgens eerste

verschijning

Grafiek 6: Typefrequentie van partikelwerkwoorden met ‘toe’ in het KB-corpus

0

2

4

6

8

10

Partikelwerkwoorden met toe: aantal types

Partikelwerkwoordenmet toe

Page 65: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

65

Grafiek 7: Genormaliseerde tokenfrequentie (per miljoen woorden) van partikelwerkwoorden

met ‘toe’ in het KB-corpus

4.2.1.3. Communicatiewerkwoorden

Vanaf 1878 vinden we met seinen een eerste communicatiewerkwoord in de

receptiefconstructie. Door processen van metaphorical extension is de constructie ook

vatbaar voor een overdracht van mondelinge boodschappen (de zogenaamde conduit

metaphor). Daarmee zijn we bij de derde werkwoordcategorie aanbeland. Colleman (2015)

wees bij de communicatiewerkwoorden al op een aantal scheidbaar samengestelde

varianten en ook die zijn al te vinden in de 19de eeuw (bv. aankondigen, overseinen en

voorleggen). Toch vertegenwoordigen de communicatiewerkwoorden in de 19de eeuw

slechts een gering aantal types (6) én tokens (13) in de receptiefconstructie. Grafieken 8 en

9 wijzen al op een merkbaar verschil in type- en tokenfrequentie tussen de laatste twee

decennia van de 19de eeuw en het valt te verwachten dat deze categorie zich pas ten volle

zal ontplooien in de loop van de 20ste eeuw. Geen van de 13 werkwoorden die Broekhuis en

Cornips (2012) en Colleman (2015) voor deze categorie presenteerden werd immers al

aangetroffen in de 19de-eeuwse data (zie ook 2.1.1)17.

17 Communicatiewerkwoorden volgens Broekhuis & Cornips (2012): bijbrengen, meedelen,

onderwijzen, toewensen, uitleggen, vertellen, voorlezen. Communicatiewerkwoorden volgens Colleman (2015): voorstellen, samenvatten, aangeven, onderwijzen, tegenwerpen, voorspelen.

0

0,005

0,01

0,015

0,02

0,025

Partikelwerkwoorden met toe: genormaliseerde tokenfrequentie

partikelwerkwoordenmet toe

Page 66: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

66

seinen, melden, bevestigen

aankondigen, overseinen, voorleggen

Tabel 15: Geattesteerde communicatiewerkwoorden, gerangschikt volgens eerste

verschijning

Grafiek 8: Typefrequentie van communicatiewerkwoorden in het KB-corpus

Grafiek 9: Genormaliseerde tokenfrequentie (per miljoen woorden) van

communicatiewerkwoorden in het KB-corpus

0

1

2

3

4

5

6

Communicatiewerkwoorden: aantal types

Communicatiewerkwoorden

0

0,002

0,004

0,006

0,008

0,01

0,012

0,014

Communicatiewerkwoorden: genormaliseerde tokenfrequentie

communicatiewerkwoorden

Page 67: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

67

4.2.1.4. Privatieve werkwoorden?

In het theoretische luik over het Duitse bekommen-passief zagen we reeds dat privatieve

werkwoorden er productief in de constructie voorkomen, hoewel zij een omkering van de

overdracht impliceren (het subject wordt bron). Volgens Colleman (2015) zou het Nederlands

sterker vasthouden aan de basissemantiek, waardoor werkwoorden als ontnemen en

afpakken niet in de receptiefconstructie kunnen optreden. In het Algemeen Handelsblad van

1896 vonden we echter een eerste voorbeeld van zo’n privatieve receptiefconstructie, met

het werkwoord aftrekken.

(106) Sprekende over het afslaan, beweert hij zeer ten rechte dat iemand die mijnt, 2

eenheden van zijn bod afgetrokken krijgt. (Algemeen Handelsblad 1896)

Hoewel het subject van de ondergeschikte zin 2 eenheden verliest, wordt toch voor het

hulpwerkwoord krijgen gekozen. Toch lijkt dat in (106) niet voor noemenswaardige

problemen te zorgen. De boodschap is door de context helder genoeg. Toch is één enkel

voorbeeld nog niet voldoende om over een nieuwe categorie te kunnen spreken. Verder

corpusonderzoek zou zich dus kunnen richten op de verdere verbreiding van aftrekken en

andere privatieve werkwoorden in de 20ste een 21ste eeuw, hoewel die zich waarschijnlijk

vooral in de marge van de constructie zal afspelen.

4.2.2. Hulpwerkwoordvariatie?

We zagen reeds dat de Duitse constructie in sommige gevallen nog tussen drie, maar in de

meeste gevallen tussen twee krijgen-werkwoorden kan kiezen (bekommen, kriegen en in

mindere mate erhalten). Diedrichsen (2012:1169) beschouwt het Duitse bekommen-passief

daarom als “grammaticalization-in-progress”. Volgens Lehmanns (2002) parametermodel zijn

constructies met een bepaalde keuzevrijheid immers nog geen volledige eindproducten van

grammaticalisatie. Staat het Nederlands volgens dat model dus verder op het vlak van

grammaticalisatie of is er ook variatie voor krijgen mogelijk?

Waar erhalten in het Duits de meer verhevene vorm van het neutrale bekommen is, is

bekomen dat voor krijgen in het Nederlands. Voor dat werkwoord werd een gelijkaardig

corpusonderzoek uitgevoerd als voor krijgen, toch werden er geen receptiefconstructies met

bekomen aangetroffen. We kunnen voor het Nederlands van de 19de eeuw dus uitgaan van

het absolute karakter van krijgen als hulpwerkwoord. Vanuit die conclusie kunnen we dus

Page 68: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

68

zeggen dat de Nederlandse constructie sterker gegrammaticaliseerd (of juist idiomatischer)

is dan de Duitse constructie.

Bekomen kwam daarnaast wel eenmalig voor als hoofdwerkwoord van de

receptiefconstructie. In (107) lijkt het zich als een synoniem van toedienen te gedragen.

Semantisch gezien kunnen we die attestatie het best met de Duitse herunterhauen-klasse

verbinden, waarvan we reeds oordeelden dat er geen equivalente categorie in het

Nederlands bestond. Bij dergelijke werkwoorden, die steeds in een context van geweld

optreden, krijgt het subject een slag of verwonding toegediend. De context en cotext zouden

echter op een verband met het Duits kunnen wijzen. Het artikel handelt namelijk over de

politieke situatie in Oostenrijk-Hongarije en de nationalistische revoluties van de Hongaar

Lajos Kossuth. Een germanisme of een grammaticale fout? De boodschap is op zich wel

helder genoeg. Toch zou het niet verstandig zijn bekomen op basis van dit ene voorbeeld tot

de werkwoorden in de receptiefconstructie te rekenen.

(107) Kossuth heeft een ernstige sabelhouw in de borst en twee andere wonden

bekomen gekregen. (Middelburgsche Courant 1896)

4.2.3. Bronobject

In het theoretische luik van deze scriptie werd de absolute dominantie van het van-object

reeds ter discussie gesteld. Na de data-analyse kunnen we vaststellen dat het voorzetsel

van maar 70% van de bronobjecten voor zijn rekening neemt (zie tabel 16). De overige 30%

zijn door-objecten die voornamelijk bij de werkwoorden bezorgen, leveren en vergoeden

optreden. Bij bezorgen en leveren, twee semantisch geprofileerde overdrachtswerkwoorden,

is door zelfs het dominante voorzetsel. Het agens hoeft bij die werkwoorden immers niet

altijd de bron van de overdracht te zijn. In (108) treedt het door-object (een koerier) veeleer

op als tussenpersoon die de overdracht tot stand brengt. Het Duitse bedrijf is immers de

bron. Door die grotere agentiviteit verkiest men in dergelijke gevallen hoogstwaarschijnlijk

het door-object, dat traditioneel met het passief verbonden wordt. We kunnen het door-object

echter geen nieuwere ontwikkeling binnen de constructie noemen. Het optreden van het

door-object is immers vooral te wijten aan de individuele semantiek van enkele

werkwoorden. Toch zijn er werkwoorden die beide objecten kunnen oproepen, vergelijk

betalen bijvoorbeeld in (109) en (110).

Page 69: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

69

(108) Ik bestelde vorige een fotoboek bij een Duits bedrijf. Gisteren kreeg ik het door

een koerier aan huis geleverd.

(109) De reden, die daartoe zou hebben gegeven, moet daarin gelegen zijn dat

eerstbedoelde ingezetenen aan den burgemeester gelden schuldig waren, en dat

er weinig kans bestond die van hen betaald te krijgen, zou de burgemeester van

dat middel, om zich te dekken, hebben gebruik gemaakt. (De Tijd 1862)

(110) Christenen aldaar hadden slechts een klein gedeelte hunner verbrande

bezittingen door het Turksch gouvernement betaald gekregen. (De Tijd 1862)

Page 70: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

70

Werkwoord van door Totaal

aanvoeren 1 0 1

betalen 7 1 8

bezorgen 1 4 5

brengen 0 1 1

lenen 2 0 2

leveren 0 2 2

sturen 1 0 1

terugbetalen 1 0 1

toebedelen 1 0 1

toekennen 0 1 1

toesturen 2 0 2

toewijzen 1 0 1

toezeggen 1 0 1

uitbetalen 9 0 9

vergoeden 5 5 10

voorschieten 1 0 1

Totaal 33 14 47

70% 30% 100%

Tabel 16: Aanwezige bronobjecten in 728 geattesteerde receptiefconstructies (6,5%)

Bovendien is het opmerkelijk dat slechts in 6,5% van de gevonden constructies een

bronobject aanwezig was. Dat bevestigt dus eens te meer de recipiensgerichtheid van de

receptiefconstructie: het externe argument (agens) is in de meeste gevallen perfect

weglaatbaar, maar wordt af en toe ingezet om naast het doel ook de bron van de overdracht

te vermelden.

4.2.4. Enkele subonderzoeken

Naast het bronobject vielen er bij de data-analyse enkele andere constituenten op, die op

regelmatige basis met de receptiefconstructie optreden. Die zinsdelen ondersteunen steeds

de basissemantiek van overdracht en sluiten ambigue lezingen meestal compleet uit. In het

eerste deel wordt gefocust op de opvallendste complementen: PP’s en AdvP’s bij bezorgen.

Dergelijke constituenten sturen de overdracht nog duidelijker in de richting van (het huis van)

het recipiens. Komt het werkwoord meer voor met zo’n richtingsaangever of niet?

Page 71: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

71

In paragraaf 4.2.1.2 bespraken we reeds het richtingaangevende partikel toe in werkwoorden

als toewijzen en toesturen. In het tweede deel gaan we op zoek naar de verhoudingen

tussen de complex samengestelde werkwoorden en hun “stamwerkwoord”. Zijn

samengestelde werkwoorden productiever dan de vorm zonder prefix of partikel? Komen die

werkwoorden zelfs voor met het receptieve krijgen?

4.2.4.1. Thuis bezorgd krijgen

Uit de corpusanalyse werd al snel duidelijk dat het default overdrachtswerkoord bezorgen

meermaals vergezeld werd van de PP aan huis (112) of de AdvP thuis (113), al is dat zeker

geen vereiste (111). Tegen het einde van de 19de eeuw vinden we zelfs varianten als aan

hun woning, aan de deur of in huis.

(111) Groot was de verrassing in de villa van baron S., toen men er van den trein, in

plaats van schoon linnengoed, de twee zuigelingen bezorgd kreeg door den

gelukkigen vader zelf verzonden. (De Standaard 1887)

(112) Fijne INLEGHARING voor 175 ,- waarbij gratis 2 CITROENEN, 2 pakjes

INMAAKKRUIDEN en bovendien kan men ze desverkiezende schoon gemaakt

aan huis bezorgd krijgen. (Het Nieuws van den Dag 1889)

(113) Zullen de 7 of 8 duizend kiezers voor den Gemeenteraad het stembriefje, dat hun

thuis gezonden is, voor het meerendeel met dezelfde onverschilligheid op zijde

leggen als de tallooze aanbiedingen die ze van allerlei leveranciers thuis bezorgd

krijgen? (Algemeen Handelsblad 1884)

Uit tabel 17 kunnen we voor het 19de-eeuwse corpusonderzoek afleiden dat het gebruik van

bezorgen met PP’s of AdvP’s met huis (57%) productiever is dan het gebruik zonder (44%).

Toch verschillen de gegevens grondig per decennium. In de vroegste attestatie met

bezorgen werd nog niet voor een richting aangevende constituent gekozen, terwijl in het

volgende decennium de drie constructies voor een PP (2) of AdvP (1) kozen. Ook in de

decennia 1860-1869 (75%) en 1880-1889 (73%) ligt het gebruik van aan huis en t(e)huis

hoger. Voor de decennia 1870-1879 (25%) en 1890-1899 (42%) is het vrije gebruik van

bezorgen dan weer dominanter.

Page 72: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

72

Decennium Ø aan huis / hun woning / de

deur thuis / tehuis

in huis Totaal

1840-1849 1 0 0 0 1

1850-1859 0 2 1 0 3

1860-1869 3 8 0 1 12

1870-1879 3 1 0 0 4

1880-1889 3 3 5 0 11

1890-1899 14 6 4 0 24

Absoluut totaal

24 20 10 1

55 31

Percentueel totaal

44% 36% 18% 2%

100% 56%

Tabel 17: PP’s of AdvP’s in combinatie met bezorgen in de receptiefconstructie

Interessanter dan de pure cijfergegevens, die bovendien een schaarse set aan voorbeelden

beslaan, lijkt ons echter de semantische verklaring van deze optionele constituenten.

Waarom kozen de auteurs voor een extra toevoeging van aan huis of thuis?

Hoogstwaarschijnlijk omdat ze het receptieve gebruik van krijgen, zij het onbewust, als

productief taalgebruik beschouwden. De overdracht in de richting van het recipiens was voor

hen ook duidelijk genoeg met goederen in plaats van geld. We zien vanaf de jaren 1850 en

1860, de decennia met de eerste PP’s, dan ook een stijging van de werkwoorden van

bezorgen.

Voor leveren, zowel chronologisch als in aantal het tweede overdrachtswerkwoord, kwamen

dergelijke constituenten dan weer niet voor. De oorzaak ligt vermoedelijk bij de betekenis

van het werkwoord. Leveren gebeurt al veel vanzelfsprekender aan een bepaald

(thuis)adres, waardoor een extra specificerend complement minder nodig lijkt.

4.2.4.2. Sturen of toesturen?

De wijze van overdracht hoeft niet in een aparte constituent uitgedrukt te worden, ook het

zinswerkwoord kan de overdracht in de richting van het recipiens versterken door middel van

een prefix of partikel. Van vele werkwoorden die al in de periode 1830-1869 optreden, vinden

we in de drie laatste decennia dan ook één of meerdere complex samengestelde varianten.

Het gaat dan voornamelijk over werkwoorden met een partikel vooraan (bv. aan, af, bij, over,

Page 73: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

73

terug, uit). Toch blijven de samengestelde vormen opvallend schaars in vergelijking met hun

stamwerkwoorden, zie tabel 18. Uitbetalen blijkt echter de grote uitzondering op die laatste

stelling. Met 161 geattesteerde tokens komt het al dicht in de buurt van de 194 attestaties

van betalen. Bovendien komt uitbetalen al ruimschoots vroeger (1850-1859) voor dan de

meeste andere samengestelde werkwoorden. Uitbetalen kunnen we dan ook, net zoals

Broekhuis & Cornips (2012) en Colleman (2015), tot de prototypische werkwoorden van

betalen rekenen. Daarenboven wijzen de onderzoeken naar receptiefconstructies in de 20ste

en 21ste eeuw erop dat uitbetalen na de 19de eeuw de eerste plaats van betalen zal

overnemen. De Schutters (1989:78) stelling dat er strikt genomen enkel samengestelde

werkwoorden in de constructie zouden optreden, kunnen we op basis van de onderstaande

tabel dan ook weerleggen.

Werkwoord Absolute frequentie Eerste attestatie

betalen 194 1830-1839

afbetalen 1 1880-1889

uitbetalen 161 1850-1859

bezorgen 54 1840-1849

terugbezorgen 1 1860-1869

brengen 3 1860-1869

aanbrengen 1 1890-1899

overbrengen 1 1880-1889

leveren 17 1840-1849

afleveren 2 1850-1859

bijleveren 2 1890-1899

seinen 4 1870-1879

overseinen 2 1890-1899

sturen 13 1860-1869

toesturen 2 1890-1899

Tabel 18: Complex samengestelde werkwoorden en hun stamwerkwoord in de

receptiefconstructie (tokenfrequentie)

In tabel 18 werd slechts één partikelwerkwoord opgenomen. Toesturen was dan ook het

enige werkwoord met een verwant stamwerkwoord in de geattesteerde receptiefconstructies.

Page 74: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

74

Ook bij het paar sturen-toesturen zien we dezelfde tendens: het stamwerkwoord blijkt –

althans in de 19de eeuw – dominanter. Bekijken we echter de andere partikelwerkwoorden

met toe, dan zouden we enkel bij toezenden een mogelijk voorkomen van zenden kunnen

verwachten18. Bij werkwoorden als toewijzen, toebedelen, toezeggen, toedienen, toekennen,

toerekenen en toevoeren lijkt dat onmogelijk, onder meer omdat de betekenis van hun

grondwerkwoord resoluut van de receptieve betekenis afwijkt. In het Duits kunnen enkele

van die werkwoorden dan weer wel. Zo kan men in het Duits wel degelijk gedient kriegen

‘gediend worden’ of etwas gesagt bekommen ‘iets toegezegd krijgen’ (zie Leirbukt 1997). Bij

dat laatste voorbeeld moeten we voor een Nederlandse vertaling zelfs uitwijken naar het

partikelwerkwoord. Iets gezegd krijgen wijst immers te sterk op een resultatieve betekenis,

vergelijk (114) en (115).

(114) Mijn zus was zo emotioneel dat ze haar speech niet gezegd kreeg.

(115) ??Ik kreeg van mijn baas gezegd, dat ik volgend week op vakantie mag.

In tegenstelling tot de samengestelde prefixwerkwoorden voegt het partikel toe dus niet

alleen een bepaalde richting of wijze van overdracht toe, het staat in de meeste gevallen ook

in voor de overdracht zelf. Het toont nogmaals aan hoe sterk ze met de receptiefconstructie

verbonden zijn, hoewel ze pas vanaf de laatste drie decennia van de 19de eeuw opduiken.

4.2.5. Werkwoordvolgorde

Volgen we de hypotheses van Colleman en Rens (2016), die de woordvolgorde binnen de

werkwoordelijke eindgroep in de loop van de 20ste eeuw onderzochten, dan kunnen we ook

voor de 19de eeuw een dominantie van de PART-krijgen-volgorde verwachten. In

tegenstelling tot hun onderzoek, dat zich beperkte tot de werkwoorden aanbieden, toewijzen,

opleggen, betalen en presenteren (Colleman & Rens 2016:9) 19 , werden voor het 19de-

eeuwse KB-corpus alle hoofdwerkwoorden bij een receptief krijgen volgens woordvolgorde

gelabeld, zie tabel 1920. Op basis van die data kunnen we de dominantie (96%) van de

18 Let op het onderscheid tussen verzonden krijgen en gezonden krijgen. Bij verzonden krijgen veronderstelt men een resultatieve betekenis (subject = agens), bij de tweede combinatie verwacht men veeleer een receptieve lezing (subject = recipiens). 19 Merk op dat twee van de vijf werkwoorden (opleggen en presenteren), die Colleman en Rens (2016) opnamen in hun zoekopdracht in de 19de-eeuwse data, nog niet geattesteerd werden. Betalen was in de 19de eeuw duidelijk het productiefst van de drie overblijvers (194 tokens), terwijl aanbieden en toewijzen het voor de hele eeuw met respectievelijk één en dertien tokens moesten stellen. 20 In het KB-corpus werd enkel gezocht naar receptiefconstructies in ondergeschikte zinnen met SOV-volgorde. Daardoor konden we voor alle 728 attestaties een uitspraak doen over de woordvolgorde in de werkwoordelijke eindgroep.

Page 75: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

75

“groene” volgorde inderdaad ruimschoots bevestigen. Ter vergelijking: Colleman en Rens

(2016:10) kwamen voor de data van 1930 slechts aan een 73,1%-frequentie van de PART-

krijgen-volgorde. Vanaf 1950 was die frequentie zelfs gedaald naar 43,3%, waardoor de in

ons corpus nog zeer onproductieve volgorde de dominantste van de twee werd, (zie ook

tabel 5 in paragraaf 2.1.4).

Werkwoord PART-

krijgen

krijgen-

PART Totaal Werkwoord

PART-

krijgen

krijgen-

PART Totaal

aanbieden 1 0 1 overbrengen 1 0 1

aanbrengen 1 0 1 overseinen 2 0 2

aankondigen 1 0 1 seinen 4 0 4

aanleveren 1 0 1 sturen 12 1 13

aanmeten 1 0 1 terugbetalen 4 0 4

aanvoeren 5 1 6 terugbezorgen 1 0 1

aanwijzen 5 0 5 toebedelen 2 0 2

abetalen 1 0 1 toedienen 1 0 1

afleveren 2 0 2 toekennen 1 0 1

aftrekken 1 0 1 toerekenen 1 0 1

belonen 11 0 11 toesturen 2 0 2

bestellen 14 0 14 toevoeren 1 0 1

betalen 193 1 194 toewijzen 13 0 13

bevestigen 2 0 2 toezeggen 5 0 5

bezorgen 54 0 54 toezenden 1 0 1

bijleveren 2 0 2 uitbetalen 142 19 161

brengen 3 0 3 uitkeren 13 2 15

inlossen 0 1 1 uitreiken 1 0 1

invoeren 2 0 2 vergoeden 167 0 167

lenen 5 0 5 voordienen 1 0 1

leveren 16 1 17 voorleggen 3 0 3

melden 1 0 1 voorschieten 2 0 2

Totaal PART-

krijgen 702 96%

Totaal krijgen-

PART 26 4%

Totaal 728 100%

Tabel 19: Werkwoordvolgorde in de geattesteerde receptiefconstructies uit het KB-corpus

Page 76: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

76

Slechts 26 keer werd in het corpus de zogenaamde “rode” werkwoordvolgorde aangetroffen,

waarbij de finiete vorm van krijgen het voltooid deelwoord voorafgaat. Wanneer we de

desbetreffende gevallen samen bekijken, dan treffen we in die set voornamelijk prototypische

overdrachtswerkwoorden van bezorgen of betalen aan: aanvoeren, betalen, inlossen,

leveren, sturen, uitbetalen en uitkeren. Vijf van die werkwoorden werden echter maar één

keer in de krijgen-PART-volgorde geattesteerd, uitkeren twee keer. Uitbetalen was in

paragraaf 4.2.4.2 al eens de grote uitzondering op de algemene tendens en ook op het vlak

van woordvolgorde blijkt het werkwoord duidelijk verschillend van de andere werkwoorden.

Met 19 krijgen-PART-volgordes op 161 attestaties (12%) trekt het werkwoord het algemene

gemiddelde van de rode volgorde dus sterk naar boven. Ook hier manifesteert uitbetalen

zich als een werkwoord dat zich bijzonder goed thuis voelt in de constructie en daardoor ook

vatbaar is voor formele modificaties op het standaardpatroon.

(116) Als de werkman zijn geld dadelijk kreeg uitbetaald, zou hij het beter kunnen

stellen. (Leeuwarder Courant 1883)

[krijgen-PART]

(117) De kas der invaliden van deze vereniging was bij hare stichting gebaseerd o. a.

op de bepaling dat na een vijfjarig lidmaatschap van die kas den invalide

gewordene het pensioen uitbetaald kreeg. (Rotterdamsch Nieuwsblad 1883)

[PART-krijgen]

Bekijken we de woordvolgordefrequenties chronologisch, dan zien we de eerste voorbeelden

van krijgen-PART pas vanaf het decennium 1870-1879 opduiken. De vroegste

receptiefconstructies kiezen dus uitsluitend voor de groene volgorde. Toch kunnen we voor

de laatste decennia niet over een echte toename van krijgen-PART spreken. Integendeel,

het aandeel van die volgorde halveert zelfs van 6% in 1870-1879 naar 3% voor de jaren

1890-1899. We kunnen dus besluiten dat die woordvolgorde in de 19de eeuw nog uiterst

zeldzaam is. Dat zou volgens Hoekstra (1984:71) betekenen dat het werkwoord krijgen nog

niet volledig geauxiliariseerd is. De mogelijkheid om krijgen voor of na het participium te

plaatsen is, in tegenstelling tot de “klassieke” hulpwerkwoorden zijn, hebben en worden, nog

niet volledig vrij.

Kijken we naar het verwante bekommen-passief in het Duits, dan zien we daar zelfs geen

verschillende woordvolgordemogelijkheden. In tegenstelling tot het Nederlands, staat het

Duitse finiete werkwoord (bekommen/kriegen/erhalten) in de werkwoordelijke eindgroep

namelijk steeds na het voltooid deelwoord (DUDEN 2016:484). Dat heeft echter niets met

Page 77: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

77

een auxiliariseringstendens te maken, maar onderstreept des te meer de ongrammaticaliteit

van de rode volgorde in het Duits.

4.2.6. ‘Krijgen’-constructies aan de rand van de receptiefconstructie

Er werd reeds vermeld dat de gecodeerde zoekopdrachten in het KB-corpus niet uitsluitend

combinaties van krijgen met participia opleverden. Zelfs na een structurele filtering waren de

overgebleven participium-krijgen-combinaties nog steeds geen garantie op een niet-ambigue

receptiefconstructie. De volgende filtering was dus van semantische aard. Drukt de

handeling een overdracht in de richting van het subject uit en is dat subject bovendien geen

agens bij het hoofdwerkwoord? We zagen reeds dat de resultatiefconstructie, zoals die door

Landsbergen (2006a) wordt gedefinieerd, niet aan dat criterium voldoet. Toch waren het niet

uitsluitend resultatiefconstructies die de selectie aan receptiefconstructies niet haalden.

Welke (argumentstructuur)constructies kan krijgen als hulpwerkwoord nog triggeren en wat

zeggen die constructies over de algemene grammaticalisatietendens van het werkwoord?

4.2.6.1. Gedaan krijgen

Vanaf het decennium 1860-1869 vinden we in het KB-corpus attestaties van gedaan krijgen

in combinatie met een van-object, zie (118) tot (120) en tabel 20. Dat prepositioneel object

presenteert naast het subject en direct object dus nog een derde medespeler. Het subject

van de onderstaande voobeeldzinnen is, net zoals in de receptiefconstructie, niet het agens

bij het participium gedaan. Het van-object lijkt daarentegen een andere functie te hebben

dan in de receptiefconstructie, de thematische rol van ‘bron’ is nagenoeg afwezig. Bovendien

lijkt die PP in de voorbeeldzinnen noodzakelijk aanwezig te zijn. Laten we het van-object

weg, dan krijgt de zin immers een resultatieve betekenis. Zinnen van het type “Ik krijg dat

gedaan” zijn dan ook goed met de resultaatsgerichte basisbetekenis van die constructie ‘iets

in een bepaalde staat krijgen’ te verbinden21.

(118) De japannezen hebben 200 dooden en gekwetsten gehad, en zijn door die les nu

zoo bang geworden, dat men alles van hen gedaan kan krijgen. (Middelburgsche

Courant 1864)

21 Meer info over de resultatiefconstructie is te vinden in de ANS (1997:962). Daar wordt ook het

werkwoord (ge)raken genoemd als mogelijk hulpwerkwoord. (Ge)raken geeft echter niet aan dat de invloed op het patiens van buitenaf wordt uitgevoerd, terwijl dat bij krijgen wel het geval is (ANS 1997:962).

Page 78: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

78

(119) Hij was de zoon van een nichtje van tante Lina, […], en de rijkbegaafde knaap

met zijne donkere lokken hing bijna met grooter teederheid aan zijne tante dan

aan zijne moeder, daar hij van tante alles kon gedaan krijgen. (Algemeen

Handelsblad 1894)

(120) Als Holland een recht van meel gaat heffen, dan kunnen wij waarschijnlijk zonder

veel moeite van onze regering gedaan krijgen dat de schade worde ingehaald

door represaillerechten, door de invoeren uit Nederland zwaar genoeg te

belasten, om ernstig de Hollanders te benadeelen die hun goederen nu naar

Amerika zenden. (Het Nieuws van den Dag 1892)

Decennium # ‘IETS van IEM gedaan krijgen’

Totaal aantal woorden Genormaliseerde frequentie

1860-1869 5 146.818.406 0,034

1870-1879 10 306.204.786 0,033

1880-1889 44 493.138.868 0,089

1890-1889 149 878.485.695 0,17

Tabel 20: Frequentietabel voor “IETS van IEM gedaan krijgen” in het 19de-eeuwse KB-corpus

(Genormaliseerde frequentie: aantal voorkomens per miljoen woorden)

Waarom rekenen we dergelijke constructies niet als receptiefconstructie aan? Ten eerste

vindt er in zulke zinnen geen overdracht van goederen of informatie plaats. Integendeel, het

agens slaagt in een bepaalde opdracht die hij ten gunste van het subject uitvoert. Het subject

is dus geen recipiens, maar veeleer een beneficiary (begunstigde). Volgens Colleman

(2010:194-195) zouden we die term nog verder kunnen specificeren tot substitutive-

benefaction: het agens voert de actie uit in plaats van de begunstigde. Ten tweede is het

van-object in dergelijke constructies noodzakelijk om de band tussen de twee medespelers

(agens en begunstigde) weer te geven. In de receptiefconstructie is zo’n prepositioneel

object geen verplicht ingevuld slot en komt het - althans voor de 19de-eeuwse data - slechts

voor in 6,5% van de attestaties (zie tabel 16 in 4.2.3). Bij de receptiefconstructie spreken we

daarnaast ook over een bronobject, een term die aansluit bij de betekenis van overdracht.

Aangezien er bij “IETS van IEM gedaan krijgen” geen sprake is van een overdracht en een

recipiens of doel, kunnen we ook de term bronobject niet met het gebruikte van-object

verbinden.

Hoe moeten we deze combinatie van het hulpwerkwoord krijgen en het zelfstandig

werkwoord doen, die in het laatste decennium van de 19de eeuw zelfs frequenter voorkwam

Page 79: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

79

dan het receptieve gebruik van betalen en uitbetalen, nu het best categoriseren?

Waarschijnlijk kunnen we “IETS van IEM gedaan krijgen” het best omschrijven als een

idiomatische constructie die voortbouwt op het resultatieve gebruik van krijgen als

hulpwerkwoord. Vooral het transitieve gedaan en het onveranderlijke van-object, waarmee

de constructie zich van de receptiefconstructie distantieert, wijst op dat idiomatische

karakter. De betekenis kunnen we het best omschrijven ‘een resultaatsgerichte handeling die

iemand anders voor jou (in jouw plaats) uitvoert’. “IETS van IEM gedaan krijgen” is dus een

formele, maar niet-productieve uitbreiding van de resultatiefconstructie, die uitdrukking geeft

aan een proces van substitutive-benefaction. Ook in de ANS (1997:962) worden dergelijke

zinnen gezien als een vaste uitdrukking van het resultatieve krijgen.

[SUBJ [ [ krijgen gedaan ] DO van NP] ]

Beneficiary hulpwerkwoord zelfstandig werkwoord Patiens Agens

Resultaatsgezegde

4.2.6.2. De Nederlandse ‘dativus commodi’: een resultatief-benefactieve constructie

De volgende groep attestaties heeft op het eerste gezicht een minder idiomatisch karakter

dan ‘IETS van IEM gedaan krijgen’, toch werden ze ook niet opgenomen in de set van

receptiefconstructies. Ze hielden immers het midden tussen de receptieve en de eerder

ontstane resultatieve constructie. Het gebrek aan een duidelijke overdracht en het transitieve

karakter van het werkwoord zorgden er uiteindelijk voor dat ze niet tot de receptieve

categorie gerekend werden. Waarin zit het verschil met de resultatiefconstructie dan?

(121) Waar zouden wij intusschen eindigen kunnen, indien wij met de kaart van

Duitschland voor ons, zijne verschillende hoofdsteden wilden aanwijzen , waar

achtereenvolgens zich het oproer geldend maakte, barrikaden opwierp, de

hooggaandste eischen stelde en ingewilligd kreeg op den meest deemoedigen

toon. (De Tijd 1849)

(122) Ruim 3200 hunner hebben dezen eisch ingewilligd gekregen, en bijna 1200

werken nog tegen het oude loon. (Algemeen Handelsblad 1897)

(123) Voor hen, die echter protestantsche mannelijke hulp bij het ziekbed begeeren, zijn

er dikwerf nogal bezwaren aan verbonden om hun wensch vervuld te krijgen.

(Leeuwarder Courant 1897)

Page 80: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

80

In de bovenstaande zinnen functioneert het voltooid deelwoord steeds als resultaatsgezegde

bij het direct object22. Het deelwoord heeft “een waarde die vergelijkbaar is met een bepaling

van gesteldheid ten gevolge van de handeling”, zoals de ANS (1997:962) het participium van

de resultatiefconstructie omschrijft. Toch is het subject in die voorbeeldzinnen nooit het

agens, dat het resultaat veroorzaakt. Het subject is steeds een derde instantie, die de

begunstigde (beneficiary) van de handeling uitdrukt. Over een echt doel kunnen we niet echt

spreken, het subject ontvangt namelijk geen voorwerp, maar ondervindt vooral voordeel bij

een bepaalde actie. Het subject heeft dus voornamelijk belang bij de resultatieve handeling,

die iemand anders voor hem uitvoerde.

Een eerste groep werkwoorden die semantische overeenkomsten vertoont en in zo’n

resultatief-benefactieve constructie voorkomt, zijn werkwoorden die een bepaalde belofte,

wens of eis concretiseren. Dergelijke werkwoorden, weergegeven in tabel 21, treden in de

krijgen-participiumconstructie dan ook vaak op in combinatie met een kleine, idiomatische

set directe objecten, die die verandering ondergaan. Zo is wens hoogfrequent bij vervullen

(81,5% van de 19de-eeuwse attestaties) en wordt inwilligen vaak vergezeld van eis (61,9%)23.

bewilligen, inwilligen, vervullen, verzekeren, waarborgen

Tabel 21: Werkwoorden die in het 19de-eeuwse KB-corpus in de zogenaamde “resultatief-

benefactieve” constructie optreden – Type I: werkwoorden van ‘inwilligen’

Een tweede groep werkwoorden bevindt zich in combinatie met krijgen al veel sterker aan de

benefactieve kant van het spectrum. Colleman (2010:194-195) splitst de beneficiary-rol nog

verder op in recipient-benefaction en substitutive-benefaction, wat we hierboven zagen met

gedaan krijgen. In de onderstaande zinnen lijkt het veeleer om een vorm van recipient-

benefaction te gaan. De handeling wordt door iemand anders dan het subject uitgevoerd,

maar uiteindelijk ontvangt het subject toch een voorwerp, dat uit een bepaalde handeling

geresulteerd is.

22 Vandeweghe, Devos en De Meersman (2013:115) zien het resultaatsgezegde als een subtype van

het niet-copulatieve gezegde, dat een predicationeel attribuut bij het direct object uitdrukt. Ze noemen twee werkwoorden die lexicaal met zo’n gezegde verbonden zijn: het causatieve maken en het resultatieve (dus niet receptieve) krijgen. 23 vervullen + wens / wensen: 22/27 (81,5%)

inwilligen + eis / eisen: 13/21 (61,9%)

Page 81: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

81

(124) DE ONDERGETEEKENDE heeft de eer te berigten dat bij hem te bekomen zijn

alle soorten van Heeren en Dames GOMELASTIQUE OVERSCHOENEN met

Leeren Zolen, men kan ze naar den Voet gemaakt krijgen en […]. (Algemeen

Handelsblad 1843)

(125) Hoe gelukkig zijn zij, die hun Paaschwater zonder storende omstandigheden

tehuis gekregen hebben en het bovendien nog door den priester gezegend

krijgen. (Rotterdams Nieuwsblad 1886)

maken, opmaken, zegenen

Tabel 22: Werkwoorden die in het 19de-eeuwse KB-corpus in de zogenaamde “resultatief-

benefactieve” constructie optreden – Type II: benefactieve werkwoorden

Een eerste verschil met de hiervoor genoemde constructie met gedaan krijgen vinden we bij

het patiens. Bij de werkwoorden van type I kunnen we al enigszins spreken over een

abstracte overdracht. Het subject ontvangt een bepaalde eis of wens, die door een andere

medespeler ingewilligd of vervuld is. Bij de benefactieve werkwoorden van type II is die

overdracht al concreter, toch ligt de klemtoon op de resultatieve handeling die het patiens

onderging (de kledij werd gemaakt, het water werd gezegend). Een tweede verschil is de

mogelijke afwezigheid van het prepositionele object, dat bij “IETS van IEM gedaan krijgen”

verplicht aanwezig was. Slechts in negen van de 77 attestaties (12%) werd voor een

agensnoemende PP gekozen, waarvan zeven keer van en twee keer door, zie tabel 23.

Werkwoord van door totaal

bewilligen 2 0 2

inwilligen 1 0 1

vervullen 2 2 4

verzekeren 1 0 1

zegenen 0 1 1

Totaal 6 3 9

67% 33% 100%

Tabel 23: Absolute frequentie van de gekozen voorzetsels in het agensobject van de

resultatief-benefactieve constructie

Page 82: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

82

Het hulpwerkwoord krijgen deelt in deze constructie dus twee verschillende betekenissen uit.

Enerzijds moeten we het participium als een resultaatsgezegde lezen, vergelijkbaar met het

voltooid deelwoord in de resultatiefconstructie. Anderzijds wordt het subject een licht

receptieve, maar zeker benefactieve rol toegekend. Het agens, dat zowel uitgedrukt als

verzwegen kan worden, veroorzaakt dus een bepaalde verandering bij het direct object, in

het voordeel van het subject. Daarom worden de attestaties van dit type verder als

resultatief-benefactieve constructies met krijgen benoemd. Het algoritme in figuur 1 zou aan

de hand van twee vragen moeten helpen om de tot dusver besproken constructies met

krijgen als hulpwerkwoord te onderscheiden.

[SUBJ [ [ krijgen V.PSTP ] DO (van/door NP)] ]

Beneficiary hulpwerkwoord zelfstandig werkwoord Patiens (Agensobject)

Resultaatsgezegde

Figuur 1: Algoritme om de drie verschillende constructies met ‘krijgen’ als hulpwerkwoord te

onderscheiden

Is het subject van de zin het agens van het voltooid deelwoord?

OF

Drukt het voltooid deelwoord een resultaat uit dat het subject tot stand bracht?

JA:

Resultatiefconstructie

bv. Ik krijg die muur niet geschilderd

bv. Hij krijgt zijn zoon verkozen

NEE:

Welke thematische rol draagt het subject?

BENEFICIARY:

Resultatief-benefactieve constructie

RECIPIENS / DOEL:

Receptiefconstructie

Page 83: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

83

1840-1849 1850-1859 1860-1869 1870-1879 1880-1889 1890-1899

Werkwoord # Werkwoord # Werkwoord # Werkwoord # Werkwoord # Werkwoord #

inwilligen 1

inwilligen 1 vervullen 2 inwilligen 5 bewilligen 4

maken 4 n 0 maken 1 verzekeren 1 maken 4 inwilligen 14

opmaken 1

opmaken 2 maken 2

n 5

vervullen 2 n 3 vervullen 3 opmaken 2

waarborgen 1

verzekeren 1 vervullen 20

zegenen 1 verzekeren 5

n 6

n 16 n 47

Tabel 24: Absolute frequentie van de werkwoorden in de resultatief-benefactieve constructie

in het 19de-eeuwse KB-corpus (totale n = 77)

In tabel 24 werden alle geattesteerde werkwoorden in deze margeconstructie opgelijst. We

hebben hier in het algemeen niet met ditransitieve werkwoorden te maken. De meeste

werkwoorden roepen in een actieve zin immers enkel een direct object op. Het indirect

object, dat de thematische rol van het recipiens op zich neemt, is in het actieve gebruik dus

afwezig; zie onderstaande valentieschema’s. Merk op dat de ANS (1997:963) het werkwoord

inwilligen wel opnam binnen het zogenaamde semipassief. In de semantische beschrijving

zetten ze echter dat het voltooid deelwoord “meestal ‘iets overdragen van de een aan de

ander’ uitdrukt” (ANS 1997:963), waarmee ze indirect naar inwilligen verwijzen.

(126) IEM willigt IETS in

IEM maakt IETS (op)

IEM vervult IETS

IEM zegent IETS

Subject Direct Object

Agens Patiens

Hoe kunnen dergelijke werkwoorden met divalente valentieschema’s dan optreden in een

constructie met drie medespelers? De reden schuilt bij de beneficiary-actant. Volgens

Vandeweghe, Devos en De Meersman (2013:89) is het belanghebbend voorwerp immers

geen medespeler die in het valentieschema zit. Willen we in het Standaardnederlands een

rol van beneficiary toevoegen, dan moet dat volgens hen aan de hand van een

Page 84: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

84

prepositioneel object met voor gebeuren. We zagen immers al dat nominale

benefactiefobjecten, vergelijkbaar met de dativus commodi in het Duits, in de Nederlandse

standaardtaal nog niet productief waren (Colleman 2010). Hebben we hier dan te maken met

niet-standaardtalige benefactiefconstructies? We vergelijken de situatie met het Duits.

Leirbukt (1997) classificeerde dit semantisch gebruik als een subtype van het bekommen-

passief, het zogezegde subjectiveren van de dativus commodi. De begunstigde wordt in het

Duits namelijk hoofdzakelijk door middel van de datiefnaamval weergegeven. Ook een PP

met für ‘voor’, anstelle von ‘in plaats van’ of zugunsten ‘ten gunste van’ is een – nieuwere –

mogelijkheid om het belanghebbend voorwerp uit te drukken (Leirbukt 1997:5-8). Leirbukt

heeft het daarnaast ook over de dativus incommodi, waarbij het indirect object net géén baat

heeft bij de handeling. Het veroorzaakte resultaat is er ten ongunste van dat object, zie

(127).

(127) a. Sie ruiniert dem Lehrer die Biologiestunde.

‘Ze ruïneert de biologieles ten ongunste van de leeraar.’

b. Der Lehrer bekam die Biologiestunde ruiniert.

Voor het Duits kunnen we dus zeker en vast spreken over de receptivering van de

benefactiefconstructie, een productief subtype van de dubbelobjectconstructie waarin het

indirect object de begunstigde van de actie vertegenwoordigt. Het Duits is door het behoud

van de naamvallen echter nog veel synthetischer dan het Nederlands, waardoor

grammaticale en thematische rollen gemakkelijker te herkennen zijn. Het Nederlands is

daarentegen aangewezen op functiewoorden en voorzetsels om de zinshiërarchie duidelijk

te maken. De nominale benefactiefconstructie is dan ook (nog) geen productief procedé in

het Standaardnederlands (Colleman 2010). In de standaardtaal wordt ze momenteel enkel

getolereerd met inschenken en bereiden en ook in de regionale variëteiten zien we grote

verschillen tussen wat kan en niet kan. Die actuele status van niet-standaardtaligheid was

een eerste reden om de bovenstaande zinnen niet tot de receptiefconstructie te rekenen.

Een tweede reden vonden we in de bestaande literatuur over het receptieve gebruik van

krijgen. Met uitzondering van inwilligen in de ANS, werden dergelijke werkwoorden nog niet

opgenomen in de werkwoordcategorisaties van De Schutter (1989), Broekhuis en Cornips

(2012) en Colleman (2015).

Net zoals bij de receptiefconstructie, lijkt het nuttig om ook voor deze constructie de

frequentieverdeling per decennium te bekijken. Op basis van tabel 25 zien we bijvoorbeeld

dat de resultatief-benefactieve constructie niet veel later dan de eerste receptiefconstructies

Page 85: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

85

met betalen en vergoeden (decennium 1830-1839) voorkomt. In de tabel kunnen we

daarnaast de genormaliseerde tokenfrequentie voor de 19de eeuw vinden: 0,0035 attestaties

per miljoen woorden. Daaruit kunnen we afleiden dat de resultatief-benefactiefconstructie in

de hele 19de eeuw duidelijk minder frequent voorkomt dan de receptieve constructie,

waarvan de genormaliseerde frequentie weliswaar ook klein, maar toch 100 keer groter was

(0,35 per miljoen woorden). De genormaliseerde frequentie van de resultatief-benefactieve

constructie lijkt zelfs af te nemen of alleszins te stagneren naar het einde van de eeuw toe,

zie grafiek 10. Het grootste verschil met de ontwikkeling van de receptiefconstructie situeert

zich echter bij het aantal types. Waar het aantal types binnen de receptiefconstructie vanaf

1860 fors toeneemt, lijkt de set van werkwoorden die het benefactieve gebruik van de

resultatiefconstructie toelaten, te stagneren tot een achttal types. Het standaardtalige

karakter van zulke constructies blijft dan ook, net zoals bij de benefactiefconstructie (zie o.a.

Colleman 2010), erg onduidelijk (Broekhuis & Cornips 1994:177). Toch lijkt de resultatief-

benefactieve betekenis vrij helder over te komen. Dergelijke constructies met niet-

valentiegbonden benefactieven komen immers al productief voor in regionaal taalgebruik in

Nederlands Limburg (zie Broekhuis & Cornips 1994:177 en Clement & Glaser 2014:197).

Merk op dat die onderzochte regio rond Heerlen vlakbij de Duitse grens en Aken ligt.

Decennium Totaal aantal woorden Tokens Types Genormaliseerde frequentie

1840-1849 75.746.702 5 2 0,066

1850-1859 115.054.355 0 0 0

1860-1869 146.818.406 6 5 0,041

1870-1879 306.204.786 3 2 0,01

1880-1889 493.138.868 16 6 0,032

1890-1899 878.485.695 47 6 0,053

1840-1899 2.015.448.812 77 8 0,0035

Tabel 25: Type- en tokenfrequentie van de resultatief-benefactieve constructie in het 19de-

eeuwse KB-corpus (Genormaliseerde frequentie: aantal voorkomens per miljoen woorden)

Page 86: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

86

Grafiek 10: Genormaliseerde tokenfrequentie (per miljoen woorden) doorheen de 19de eeuw

voor de benefactief-resultatieve en receptieve constructie

Uit grafiek 10 zou men daarnaast ook kunnen afleiden dat de opkomst van de

receptiefconstructie de productiviteit van de resultatief-benefactieve variant van krijgen

enigszins tegenhield. Colleman (2006:260) meende eerder al dat de receptiefconstructie de

verspreiding van het indirecte passief tegenwerkte of in de toekomst alleszins zal

tegenwerken (zie ook Declerq 2016:16). De grammaticaliteit van beide constructies is dan

ook omstreden. Zowel de dativus commodi met krijgen (en met uitbreiding de actieve

benefactiefconstructie) als het indirecte passief komen weliswaar voor, vooral in gesproken

taalgebruik; toch lijkt de receptiefconstructie voor beide gevallen een alternatief te bieden,

dat hoger staat op het vlak van grammaticaliteit.

Wat vertelt dit resultatief-benefactieve gebruik van krijgen als hulpwerkwoord ons nu over de

(ontwikkeling van) de receptiefconstructie? Op die vraag lijken twee mogelijke antwoorden

mogelijk. Ten eerste kan een verband tussen beide constructies wijzen op een verwante

moederconstructie. Voor de resultatief-benefactieve is het verband met de

resultatiefconstructie immers heel helder. De semantische (resultatieve) waarde van krijgen

bleef ongewijzigd, maar het subject noemde niet langer het agens, maar een begunstigde.

Die visie gaat er dus, net zoals Landsbergen (2006a), van uit dat het resultatieve gebruik van

krijgen ouder zou zijn en terug zou gaan op eerste gebruiken in de 17de en 18de eeuw.

Aangezien de eerste attestaties van de resultatief-benefactieve constructie en de

receptiefconstructie ongeveer gelijktijdig optreden (tussen 1830 en1849), zou dit kunnen

wijzen op diezelfde moederconstructie. Het lijkt dus plausibel dat de resultatiefconstructie in

de beginjaren van de 19de eeuw steeds sterker ingeburgerd raakte, stilaan minder voor de

0

0,1

0,2

0,3

0,4

0,5

0,6

Benefactief-resultatieveconstructie

Receptiefconstructie

Page 87: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

87

hand liggende werkwoorden (bv. ditransitieve) opriep en ook vatbaar werd voor nieuwe

thematische rollen (bv. recipiens en beneficiary).

Een tweede hypothese gaat uit van een nauwer verband tussen de resultatief-benefactieve

en de receptieve constructie. Het zou namelijk ook kunnen dat de ene uit de andere

voortgevloeid is. We kijken nog eens naar de eerste voorbeeldzinnen met betalen en

vergoeden. Kunnen we die zinnen met een resultatief-benefactieve leeswijze verzoenen?

Het is alleszins goed mogelijk dat zowel vergoeden als betalen een bepaalde

toestandsverandering uitdrukken: een onbetaalde som wordt ingelost. De co-predicatieve

participia vergoed en betaald fungeren dan als resultaatsgezegde bij het direct object. Het

grootste struikelblok is echter het subject, dat veel moeilijker een beneficiary te noemen is.

Uiteraard hebben de subjecten wel baat bij de geldoverdracht, maar die gunst is niet het

uitgangspunt van het agens. Bovendien kunnen we de onderstaande zinnen niet met een

voor-object parafraseren. Voor de actieve zin moeten we het normale nominale indirect

object of het prepositionele aan-object gebruiken, vergelijk de receptieve zinnen (128) en

(129) met het resultatief-benefactieve gebruik in (130).

(128) a. Hij is overtuigd op deze wijze wel tienmaal de kosten van den

Hospitaalbouw te zullen vergoed krijgen. (1830, Algemeen Handelsblad)

b. De verzekering vergoedt de kosten van de hospitaalbouw aan hem.

(129) a. […] kolonel Wylde gaf kennis, dat het Spaansche bewind geneigd was alle

manschap van fret legioen voor een, twee of drie jaren, naar keuze in dienst te

houden, en dat alle den 10den Junij hunne achterstallen zouden betaald

krijgen. (1835, Leeuwarder Courant)

b. Op 10 juni zal het Spaanse bewind (aan) iedereen de achterstallen betalen.

(130) a. Het ministerie-Dupuy heeft inmiddels door de correctioneele rechtbank te

Parijs zijn wensch vervuld gekregen.

b. De correctionele rechtbank in Parijs vervulde de wens voor het ministerie-

Dupuy.

Secundaire literatuur over deze resultatief-benefactieve gebruikswijze van krijgen is er

momenteel nog niet voorhanden. Verder onderzoek zou zich bijvoorbeeld kunnen toeleggen

op de autonomie van de constructie. Daarnaast kan deze vorm van perspectiefomkering

wellicht een nieuw licht werpen op de status van de actieve benefactiefconstructie. Krijgt

krijgen er een constructie bij of is het slechts een (tijdelijk) subtype van de resultatieve en/of

benefactieve constructie?

Page 88: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

88

4.3. Conceptuele aspecten

De algemene semantiek van de receptiefconstructie in de 19de eeuw kunnen we als volgt

samenvatten: In de receptiefconstuctie vindt een overdracht (aanvankelijk enkel materieel,

nadien ook figuurlijk) plaats tussen een bron- en een doelinstantie. Het doel of recipiens

wordt daarbij tot subject van de constructie gepromoveerd, terwijl de bron (agens)

semantisch niet geprofileerd hoeft te zijn. De manier waarop het patiens overgedragen

wordt, wordt gespecificeerd in het hoofdwerkwoord van de constructie, dat als voltooid

deelwoord optreedt. Net zoals bij de resultatiefconstructie, wijst dat participium echter nog in

zekere zin op een veranderde status van het patiens: het is ofwel betaald, bezorgd of

meegedeeld. De betekenis van krijgen als hoofdwerkwoord heeft in de receptiefconstructie

dus nog duidelijk standgehouden. In vergelijking met andere werkwoorden die tot

hulpwerkwoorden gegrammaticaliseerd werden, is de algemene tendens van semantische

verbleking bij krijgen duidelijk minder sterk aanwezig.

Voor het indirecte passief oordeelt Declerq (2016:31) dat het recipiens topic (“verplicht

aanwezig, menselijk en geaffecteerd”) moet zijn om als subject in dergelijke constructies te

kunnen voorkomen. Daarmee volgt ze de criteria van Van Langendonck (2000), die de

levendigheid van het indirect object als basisvoorwaarde voor subjectspromotie stelt. Dat

principe lijken we ook te kunnen toepassen op het recipiens in de receptiefconstructie. De

vermelde subjecten zijn inderdaad voor het overgrote deel personen of groepen van mensen

die als doel van de overdracht fungeren. Dat ligt niet enkel aan de topicaliseerbaarheid, maar

ook aan de werkwoordcategorieën. Zo verwacht je bij werkwoorden van betalen of

communicatiewerkwoorden niet meteen een onbezield voorwerp of dier als recipiens.

Bovendien drukken de meeste werkwoorden van bezorgen, en zeker de

partikelwerkwoorden met toe, een bepaalde graad van verhevenheid uit, die enkel op

personen gericht kan zijn. Een dier kan je maar moeilijk zijn voedsel toebedelen…

Diedrichsen (2012) ging voor de Duitse constructie nog dieper in op de graad van topicaliteit

van het recipiens. Hoe pronominaler het recipiens, hoe meer men volgens haar zou kiezen

voor receptivering. Bij eigennamen verkiest men immers veel sterker de actieve zin. Een

dergelijke tendens lijkt echter niet op te vallen in de data uit het KB-corpus.

Page 89: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

89

4.4. Contactlinguïstisch: invloed van het Duits?

Wanneer we Leirbukts werkwoordclassificatie (1997, zie tabel 7 in 2.5) vergelijken met de

Nederlandse werkwoorden die we in de 19de eeuw aantroffen, dan komen we tot de

volgende overeenkomsten en verschillen. Allereerst bevat de Nederlandse constructie

duidelijk meer semantische restricties. Werkwoorden die de overdracht blokkeren, zoals

weigeren en verzwijgen (respectievelijk Verben des Verweigerns und des Verbergens),

komen niet voor. Ook privatieve werkwoorden (intransformative Verben des Nehmens), die

de richting van de overdracht omkeren, zijn niet productief in de Nederlandse

receptiefconstructie. Zelfs bij de werkwoordcategorieën die wel met de Nederlandse

werkwoorden van bezorgen (Verben des Gebens und des Beschaffens) en de

communicatiewerkwoorden (Verben des Zeigens, des Hören-Lassens und des Mitteilens)

corresponderen, treden restricties op. Zo lijkt het aantal types in het Duits alvast veel hoger

te liggen. Overeenkomsten vinden we bijvoorbeeld bij bezahlen ‘betalen’, vergüten

‘vergoeden’, schenken en bestätigen ‘bevestigen’. Toch heeft Leirbukt (1997) het over een

heleboel semantische subtypes die - alvast in de Nederlandse data uit de 19de eeuw - nog

niet geattesteerd werden. Bij de overdrachtswerkwoorden is dat bijvoorbeeld de

zogenaamde Herunterhauen-Klasse, werkwoorden die de overdracht met een krachtige actie

of een vorm van geweld specificeren, meestal gelinkt met sporttaal (ballern, boxen, hacken,

reinknallen,…). Ook bij de communicatiewerkwoorden presenteert Leirbukt (1997) al een

hele set aan semantische subklasses (o.a. werkwoorden van bevestigen, suggereren,

verduidelijken en aanbevelen), waarvoor nog geen Nederlandse equivalenten werden

gevonden. Een dergelijke subcategorisering lijkt voor de 19de-eeuwse attestaties door het

beperkte aantal van zes types immers nog niet mogelijk.

Een formeel subtype dat niet door Leirbukt (1997) vermeld, of alleszins niet apart

gecategoriseerd, werd, zijn de partikelwerkwoorden met zu, vergelijkbaar met de

partikelwerkwoorden met toe. Enkel bij de communicatiewerkwoorden wijst hij op de

enigszins heimelijke vormen zuflüstern ‘toefluisteren’, zuraunen ‘toelispelen’ en zuwispern

‘toefezelen’ (Leirbukt 1997:79). Toch lijken de prototypischere werkwoorden als zuschicken

‘toesturen’, zusagen ‘toezeggen’ of zuweisen ‘toewijzen’ ook perfect in te voegen in het

bekommen-passief, ze regeren namelijk allemaal een datiefobject (DUDEN

2011:2083+2087+2091). In de volgende paragraaf zal bovendien het belang van die

categorie in het Nederlands aangetoond worden.

De beperkte set aan werkwoorden in de Nederlandse variant is dus een eerste argument om

het receptieve gebruik van krijgen niet als een productief procedé van perspectiefomkering,

Page 90: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

90

maar veeleer als een semantisch beperktere constructie te beschouwen. Een tweede

argument vinden we bij het direct object van de Nederlandse receptiefcontructie. Dat patiens

is haast in alle gevallen verplicht aanwezig. Slechts bij enkele werkwoorden van betalen kan

het overgedragen object eventueel weggelaten worden, omdat de betekenis van het

werkwoord voldoende duidelijk maakt dat het om een som geld gaat.

(131) ? De werknemers krijgen pas volgende week betaald.

(132) *Vandaag krijgt hij niet geleverd.

(133) *In het theater kregen we toegewezen.

(134) *Vanmorgen kreeg ik van Piet meegedeeld.

In het Duits kan het bekommen-passief daarentegen bij enkele werkwoorden wel zonder

direct object (accusatiefobject) voorkomen. Bepaalde werkwoorden, zoals de helfen-klasse,

roepen zelfs geen accusatiefobject op. Voor het Duits houden we het dus beter bij het

datiefpassief: een productief vervormingsprocedé dat het datiefobject uit de actieve zin tot

subject promoveert. Het bekommen-passief biedt daardoor een alternatief voor ditransitieve

werkwoorden, die niet alleen hun accustatiefobject (met het werden-passief), maar ook hun

datiefobject kunnen subjectiveren. Daarnaast biedt het ook een passiveringsmogelijkheid

aan werkwoorden die in hun valentieschema geen accusatiefobject bevatten.

Ook uit de con- en cotext waarin de vroegste receptiefconstructies opduiken, kunnen we

geen rechtstreekse link met het Duits afleiden. De vroeg-19de-eeuwse artikelen bevatten

weliswaar productieve naamvalsuitgangen en hier en daar een conjunctief (zie

voorbeeldzinnen 135-137), over zogenaamde germanismen kunnen we niet spreken (zie De

Grauwe 1985). Een duidelijke invloed van de Duitse constructie op de Nederlandse

receptiefconstructie in de standaardtaal is er dus niet echt. In regionaal taalgebruik zien we

daarentegen wel enkele opmerkelijke verschillen in de Limburgse steden nabij de Duitse

grens. In Clement en Glasers (2014:202) enquêteonderzoek werden constructies met een

privatief of antidatief werkwoord of met een possessieve datief bijvoorbeeld door de

meerderheid van de Limburgse informanten goedgekeurd. Het Duits (of Nederduits, zie Lenz

2012) oefent in de grensgebieden dus hoogstwaarschijnlijk een zekere druk uit om in het

Nederlands hetzelfde te kunnen uitdrukken. In het KB-corpus zien we die regionale invloed

niet terug. De eerste receptiefconstructies kwamen immers voor in het op de Randstad

georiënteerde Algemeen Handelsblad en de Friese Leeuwarder Courant 24 . Bovendien

24 Meer info over de regionale kleuring en geschiedenis van beide kranten is te vinden op

https://www.nrcmedia.nl/geschiedenis-nrc/ en https://www.ndcmediagroep.nl/kanaal/leeuwarder-courant/.

Page 91: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

91

bevatte het 19de-eeuwse sample geen Limburgse dagbladen of kranten. Een gelijkaardig

onderzoek in een 19de-eeuwse krant als het Venloosch Dagblad zou misschien een hogere

frequentie aan receptiefconstructies aan het licht kunnen brengen.

(135) […], indien het geoorloofd ware dit beeld openlijk ten zijnen voordeelen toon te

stellen. (Algemeen Handelsblad 1830)

(136) Deze provincie, welker uitgestrektheid, zoo men weet, vrij aanzienlijk is, […].

(Leeuwarder Courant 1836)

(137) Het graven van dit Kanaal kostte den ondernemeren aanzienlijke sommen […].

(Leeuwarder Courant 1836)

4.5. Het ontstaan van de receptiefconstructie: genese of synthese?

De classificatie van de geattesteerde werkwoorden, de semantische eigenschappen en de

verschillende constructies die we net niet tot de receptiefconstructie rekenden, zijn enkele

factoren die de 19de-eeuwse ontstaansgeschiedenis moeten blootleggen. Een belangrijke

dichotomie bij die beschrijving is de tegenstelling genese-synthese. Is de receptiefconstructie

met andere woorden voortgevloeid uit één oudere constructie (resultatief, ditransitief of co-

predicatief) of is het, zoals Florkin (2014:8) het omschreef, een samenloop van die

verschillende constructies?

We blikken even terug op de tokenfrequenties van de verschillende werkwoordcategorieën in

de constructie. In grafiek 11 werden de vier categorieën (naar Colleman 2015) naast elkaar

weergegeven. In hoeverre geven de tokenfrequenties en de opkomst van die categorieën het

ontwikkelingsproces van de receptiefconstructie weer?

Page 92: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

92

Grafiek 11: Genormaliseerde tokenfrequentie (per miljoen woorden) van werkwoorden in de

receptiefconstructie

Het lijkt er dus sterk op dat de werkwoorden van betalen aan de basis van de Nederlandse

receptiefconstructie liggen. Daarnaast houden we ook best rekening met de eerder

beschreven resultatief-benefactieve constructie (zie 4.2.6.2). We vermeldden in die

paragraaf immers al dat de participia van betalen of vergoeden in de vroegste attestaties ook

co-predicatief geïnterpreteerd kunnen worden. Ze drukken bij objecten als een som, zijn loon

of de rekening het resultaatsgezegde uit. Net zoals een wens vervuld en een eis ingewilligd

werd, werd een som betaald. Toch is er een materieel betekenisverschil: een vervulde wens

of een ingewilligde eis is niet tastbaar, terwijl men de betaalde som door middel van geld wel

tastbaar kan maken. Het subject heeft niet langer uitsluitend belang bij de handeling, met

betalen ontvangt hij ook voor het eerst iets. De benefactieve factor wordt minder prominent

en zal steeds meer door een receptieve factor vervangen worden: er komt een materiële

overdracht centraal te staan.

In tegenstelling tot de divalente werkwoorden in de resultatief-benefactieve constructie, zijn

betalen en vergoeden bovendien trivalente werkwoorden: ze roepen drie medespelers op

(IEM betaalt IEM IETS). Bij werkwoorden als inwilligen, maken en vervullen trad er weliswaar

0

0,05

0,1

0,15

0,2

0,25

0,3

0,35

0,4

0,45

werkwoorden van betalen

werkwoorden van bezorgen

partikelwerkwoorden met toe

communicatiewerkwoorden

Page 93: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

93

ook een derde medespeler op, de zogenaamde beneficiary, maar die wordt door

Vandeweghe, Devos en De Meersman (2013) niet tot de vaste actanten uit het

valentieschema gerekend. We zien dus semantisch-structurele persistentie van het

werkwoord betalen, dat zijn ditransitieve valentieschema aanhoudt in combinatie met het

hulpwerkwoord krijgen. Bovendien zal ook de semantische persistentie van krijgen zelf

(overdracht) ervoor zorgen dat het recipiens sterker geprofileerd wordt.

Hoogstwaarschijnlijk hebben dus we te maken met een herinterpretatie, Diedrichsen

(2012:1176) spreekt over misinterpretatie, van ambigue resultatiefconstructies, waarbij de

betekenis van het hulpwerkwoord krijgen ‘iets ontvangen’ zich weer sterker heeft

gemanifesteerd. De resultatiefconstructie bestond immers al twee eeuwen langer en kende

reeds een eigen ontwikkeling. Waar aanvankelijk enkel PP’s het resultaatsgezegde

uitdrukten, traden er vanaf de 18de eeuw ook adjectieven en voltooide deelwoorden op

(Landsbergen 2006a). Aan het begin van de 19de eeuw bemerkt Landsbergen (2006a) een

duidelijke productiviteit met al minder voor de hand liggende werkwoorden, wat we met de

data van dit onderzoek ook zeker kunnen aantonen. Onderstaande voorbeelden van

resultatiefconstructies werden bijvoorbeeld gevonden in het decennium 1830-1839.

(138) Mooije Moutgarst haalde den prijs van den laatsten marktdag , doch andere

soorten lagen zwaar op de hand en werden hier en daar voor minder geld

afgestaan ten einde schepen, die lang gelegen hadden, opgeruimd te krijgen.

(Algemeen Handelsblad 1836)

(139) Er worden liedjes rondgezongen en uitgevent, […]; het zijn jeremiades over de

mislukte huwelijken, waarin onder anderen de vraag voorkomt, wat, als het zoo

veel moeite kost om den oudsten zoon gehuwd te krijgen, het dan wel zijn zal met

de jongere zoons en met de dochters. (Algemeen Handelsblad 1836)

Voorbeeldzin (140) lijkt het verband tussen beide constructies perfect te bevatten. Zowel de

resultatief- (verkocht) als de receptiefconstructie (betaald) komen er voor met dezelfde vorm

van krijgen. Het subject hij is in dezelfde (bij)zin dus zowel agens (bij verkopen) als recipiens

(bij betalen).

(140) Heer […] heeft den vethandelaar […] tot drie maanden gevangenisstraf

veroordeeld, omdat hij een halven klinkersteen in rundvet verborgen had, en

dezen voor vet verkocht en betaald kreeg. (Rotterdamsch Nieuwsblad 1892)

Page 94: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

94

Met de ontwikkeling uit de resultatiefconstructie kunnen we dus de hypotheses van

Landsbergen (2006a & 2006b), Van Leeuwen (2006) en Colleman (2015) bijtreden. We

moeten bovendien veeleer spreken over een genese dan over een synthese van meerdere

constructies. Het is niet zo dat de combinatie van de resultatief- en dubbelobjectconstructie

leidde tot de receptiefconstructie. Integendeel, de hoge productiviteit en constructievrijheid

maakte het mogelijk om ditransitieve werkwoorden van betalen in de resultatiefconstructie in

te voegen, wat een verandering van de semantiek met zich meebracht. Het zou echter

verkeerd zijn te denken dat vanaf dan alle ditransitieve werkwoorden in de

receptiefconstructie optreden. De data-analyse wees immers uit dat de paradigma-

uitbreiding een faseproces is, dat vanaf het midden van de 19de eeuw op gang komt.

De eerste paradigma-uitbreiding heeft plaats in het decennium 1840-1849, waarin

werkwoorden van bezorgen voor het eerst in de receptiefconstructie voorkomen. De

geldtransfer wordt uitgebreid naar een algemene overdracht van goederen. Ook hier kunnen

de participia nog steeds betrekking hebben op een toestandsverandering van het direct

object (bv. Het pakket is geleverd/bezorgd.), maar dat resultaat is veel minder geprofileerd

dan het recipiens, dat als subject optreedt. Daarna is het wachten tot het decennium 1870-

1879 voor de volgende paradigma-uitbreiding. Met toewijzen verschijnt het eerste

partikelwerkoord met toe binnen de set aan werkwoordmogelijkheden. Dergelijke

werkwoorden profileren niet alleen de doelgerichtheid, ze specificeren daarnaast ook een

bepaalde wijze van overdracht. Bovendien lijken die partikelwerkwoorden onlosmakelijk

verbonden te zijn met de receptiefconstructie. Werkwoorden zoals toesturen, toewijzen of

toebedelen kunnen immers niet gecombineerd worden met de resultatieve betekenis van

krijgen. Daardoor kunnen we vanaf de jaren 1870 spreken over de vastlegging van de

constructionalisatie. Het structurele patroon en de overdrachtssemantiek van de constructie

worden helder en raken ingeburgerd in het (standaard)taalgebruik.

In datzelfde decennium kunnen we bovendien nog een andere paradigma-uitbreiding

onderscheiden. Door processen van metaphorical extension (overdracht van informatie)

treden ook communicatiewerkwoorden voor het eerst op. Die categorie blijft in de 19de-

eeuwse data slechts een nichecategorie met een beperkt aantal types én tokens. De

communicatiewerkwoorden vormen echter wel al een voorbode voor de latere post-

constructionalisatie in de 20ste en 21ste eeuw, die beschreven werd in Colleman (2015). Zijn

onderzoek wees bovendien uit, dat niet enkel ditranstieve, maar ook transitieve werkwoorden

in de constructie kunnen optreden. We kunnen de 19de-eeuwse ontwikkeling van de

receptiefconstructie dus beschouwen als een proces richting een vast structureel en

Page 95: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

95

conceptueel patroon (constructionalisatie), dat door een productiviteitstoename in de 20ste

eeuw steeds helderder en weer vrijer zal worden (post-constructionalisatie).

Met de voorafgaande analyse wijken we voor het Nederlands dus af van Lenz’ (2012)

ontstaanshypothese voor het Duits. Zij zag het bekommen-passief als een herinterpretatie

van co-predicatieve participia met bekommen, kriegen en erhalten en wees vooral op de

afwezigheid van de resultatiefconstructie in de Hoogduitse dialecten als tegenargument voor

een herinterpretatie van het resultatieve kriegen. Het Nederduits, dat veel sterker verwant is

met het Nederlands, kent de resultatiefconstructie met kriegen wel. Toch deed de vorige

paragraaf een directe invloed van het Duits op de ontstaansgeschiedenis van de

receptiefconstructie uitsluiten. Het Duits oefende waarschijnlijk wel druk uit om in het

Nederlands iets gelijkaardigs te kunnen zeggen. De Duitse constructie is door het actieve

naamvalsysteem echter nog veel sterker met de datief verbonden, waardoor we ze veeleer

als een passiveringsalternatief voor werkwoorden met een datiefobject moeten bekijken. Het

grammaticale procedé wint er van de unieke semantiek, die in vergelijking met het

Nederlands veel minder afgebakend is.

Page 96: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

96

Page 97: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

97

5. Conclusie

Deze scriptie startte met het artikel van Van der Horst (2002), die de resultatiefconstructie als

het nieuwe krijgen presenteerde. Na de analyse van de onderzoeksresultaten kunnen we

echter oordelen dat het receptieve gebruik van krijgen jonger is. Toch is dat “nieuwere

krijgen” ouder dan aanvankelijk gedacht. Royen (1952) plaatste het ontstaan aan het begin

van de 20ste eeuw, met een vroegste voorbeeldzin uit 1907. Dit onderzoek kon het prille

begin daarentegen 70 jaar vroeger plaatsen. Vanaf 1830 doken in de krantenartikelen uit het

KB-corpus immers voorbeelden op van receptiefconstructies. In de vroegste zinnen konden

enkel werkwoorden van betalen als participium in de constructie optreden, later werd die

restrictie uitgebreid tot algemene overdrachtswerkwoorden als bezorgen en leveren. In de

jaren 1870 lijkt de receptiefconstructie zich echt te constructionaliseren. Vanaf dan komen

ook communicatiewerkwoorden, die de overdracht veeleer metaforisch verstaan, en de

partikelwerkwoorden met toe voor. Die laatste categorie is trouwens onlosmakelijk met de

receptiefconstructie verbonden. De (doelgerichte) semantiek van werkwoorden als

toezenden, toewijzen en toebedelen leent zich immers veel moeilijker tot het gebruik in

resultatieve constructies, terwijl werkwoorden als betalen, leveren of aankondigen dat nog

gemakkelijker kunnen.

De vorige zin suggereerde het al enigszins: de receptiefconstructie lijkt inderdaad zijn wortels

te vinden in het resultatieve krijgen. Het participium kan immers in vele gevallen nog gelezen

worden als een resultaatsgezegde (het pakketje is geleverd, het bedrag is betaald). Bij de

vroegste receptiefconstructies heeft er zich waarschijnlijk een herinterpretatie van het subject

voorgedaan. Het subject was niet langer het agens van het hoofdwerkwoord, zoals in de

resultatiefconstructie, maar het recipiens. Die herinterpretatie werd hoogstwaarschijnlijk

veroorzaakt door een set van ditransitieve werkwoorden, waarvan hun valentieschema die

recipiensrol bevat: de werkwoorden van betalen (IEM betaalt IEM IETS). Colleman

(2015:233) suggereerde reeds een dergelijke ontstaanscontext.

In this way, the results corroborate Van Leeuwen’s (2006) suggestion that the krijgen-

passive probably originated in resultative krijgen-uses with ditransitive ‘transfer’ verbs.

We can even narrow it down to a specific subclass of transfer verbs, albeit tentatively;

there is some textual evidence suggesting that the combination of resultative krijgen

with verbs of paying such as betalen ‘pay’, uitbetalen ‘pay out’, vergoeden

‘compensate,’ etc. was the very first cluster of krijgen-resultatives uses in which this

reinterpretation of the subject as a mere recipient occurred. This is an interesting

Page 98: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

98

working hypothesis for more systematic research in (late) 19th-century texts

(Colleman 2015:233).

Collemans (2015:233) hypothese kunnen we dus niet langer als tentatief beschouwen. De

19de-eeuwse data wezen wel degelijk op een verband tussen betalingswerkwoorden en de

vroegste attestaties van de constructie.

De receptiefconstructie lijkt dus een volgende stap in het grammaticalisatieproces van krijgen

te zijn. Toch kunnen we niet van een volledige grammaticalisatie spreken. Zo blijft de set aan

hoofdwerkwoorden in de constructie nog zeer beperkt. Bovendien zagen we bij de

woordvolgordealternantie voor de 19de eeuw een absolute dominantie van de PART-krijgen-

volgorde, wat kan wijzen op een nog onvolledige auxiliarisering (Hoekstra 1984:71). Ten

slotte spreekt ook de semantische persistentie van krijgen een volledige grammaticalisatie

tegen. De oorspronkelijke betekenis van het werkwoord ‘iets ontvangen’ is amper verbleekt

en treedt, in tegenstelling tot de resultatiefconstructie, terug op de voorgrond.

Die semantische persistentie is in het Duitse bekommen-passief dan weer veel minder sterk

aanwezig. In de Duitse variant komen namelijk ook privatieve, antidatieve en intransitieve

werkwoorden voor, die in principe in strijd zijn met de basissemantiek van krijgen. Vanuit dat

opzicht en met de grotere set werkwoorden in het achterhoofd kunnen we dus besluiten dat

het Duitse datiefpassief sterker gegrammaticaliseerd is dan de Nederlandse

receptiefconstructie. Het Duits beschikt veel sterker over een syntactisch

vervormingsprocedé met beperkte keuzemogelijkheid (bekommen, kriegen en erhalten) om

vrijwel alle datiefobjecten te topicaliseren.

Voor het Nederlands behouden we bewust de term receptiefconstructie. Zeker in de 19de

eeuw treedt de constructie immers op als een beperkt verbreid verschijnsel met geringe,

maar specifieke werkwoordmogelijkheden. Een algemeen vervormingsprocedé voor

ditransitieve werkwoorden kunnen we het dus niet noemen. Daarvoor zijn de betekenissen

van de vier grote werkwoordcategorieën (werkwoorden van betalen, werkwoorden van

bezorgen, partikelwerkwoorden met toe en communicatiewerkwoorden) te specifiek en

semantisch beperkt.

Verder onderzoek zou zich kunnen richten op de geografische ontstaansgeschiedenis van

de constructie. Kunnen we Limburg, op basis van de enquête van Clement en Glaser (2014),

wel degelijk als ontstaansregio van de constructie beschouwen? Hoe zit het daarnaast in het

Belgisch Nederlands? Kent de constructie daar ook dezelfde acceptatie en verspreiding?

Page 99: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

99

Een ander onderzoek zou zich ook met de receptivering van de benefactiefconstructie

kunnen bezighouden. Voor het Duits is de dativus commodi één van de subtypes van het

bekommen-passief, voor de Nederlandse receptiefconstructie werd dat afgekeurd. De

nominale benefactiefconstructie is immers niet productief in actieve standaardtalige zinnen

(Colleman 2010). Toch vonden we in het KB-corpus enkele voorbeelden van resultatief-

benefactieve gebruikswijzen van krijgen, die bovendien gelijktijdig met de eerste attestaties

van de receptiefconstructie voorkwamen. Komen dergelijke zinnen nog steeds voor in 20ste-

of 21ste-eeuws taalgebruik?

Page 100: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

100

Page 101: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

101

Referentielijst

ANS = Haeseryn, W., K. Romijn, G. Geerts, J. De Rooij & M. C. Van den Toorn (1997).

Algemene Nederlandse Spraakkunst. Groningen: Nijhoff.

Blom, C. (2005). Complex Predicates in Dutch – Synchrony and Diachrony. Utrecht: LOT

Publications.

Broekhuis, H. & L. Cornips (1994). Undative Constructions. Linguistics 32(2), 173-189.

Broekhuis, H. & L. Cornips (2012). ‘The verb krijgen “to get” as an undative verb’.

Linguistics 50(6), 1205-1249.

Broekhuis, H., N. Corver & R. Vos (2015). Syntax of Dutch. Verbs and Verb Phrases:

Volume I. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Clement, M. & E. Glaser (2014). ‘Hoe krijg je dit gepubliceerd? “Krijgen”-constructies in het

Nederlands’. In: Van de Velde, F., H. Smessaert, F. Van Eynde & S. Verbrugge

(red.), Patroon in argument. Een dubbelfeestbundel bij het emiteraat van Willem Van

Belle en Joop van der Horst. Leuven: Leuven University Press, 195-214.

Colleman, T. (2006). De Nederlandse datiefalternatie: een constructioneel en

corpusgebaseerd onderzoek [doctoraat]. Gent: Universiteit Gent.

Colleman, T. (2010). ‘Lectal variation in constructional semantics: “Benefactive” ditransitives

in Dutch’. In: Geeraerts, D., G. Kristiansen & Y. Peirsman (red.), Advances in

Cognitive Sociolinguistics. Berlijn: De Gruyter, 191-221.

Colleman, T. (2012). ‘Ditransitieve constructies in het Nederlands: semasiologische en

onomasiologische kwesties’. Nederlandse Taalkunde 17(3), 345-361.

Colleman, T. (2015). ‘Constructionalization and post-constructionalization: the

constructional semantics of the Dutch krijgen-passive in a diachronic perspective’. In:

Barðdal, J. (red.), Diachronic construction grammar. Amsterdam: John Benjamins

Publishing Company, 213-255.

Page 102: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

102

Colleman, T. (2016). ‘Over werkwoordalternanties in de Syntax of Dutch’. Nederlandse

Taalkunde 21(2), 241-252.

Colleman, T. & D. Rens (2016). ‘Het krijgen-passief en de werkwoordelijke eindgroep. Een

diachrone voorstudie op basis van Delpher’. Studies van de Belgische Kring voor

Linguïstiek 10. <http://www.bkl-cbl.be/>

De Beul, M. (2016). Baant de sportverslaggeving zich een andere weg? De weg-

constructie in de Nederlandstalige sportjournalistiek [niet-gepubliceerde

bachelorscriptie]. Gent: Universiteit Gent.

Declerq, K. (2016). Naar een verbeterde beschrijving van het persoonlijk passief in de

Algemene Nederlandse Spraakkunst. Een studie van de recente taalkundige

literatuur [masterscriptie]. Gent: Universiteit Gent.

De Grauwe, L. (1985). Ingeburgerde en nieuwe germanismen. Gent: s.n.

De Schutter, G. (1989). ‘Casussen, syntactische functietoekenning en gemarkeerdheid.’

Antwerp Papers in Linguistics 63. Antwerpen: Universiteit Antwerpen.

Diedrichsen, E. (2012). ‘What you give is what you GET? On reanalysis, semantic

extension and functional motivation with the German “bekommen”-passive

construction’. Linguistics 50 (6), 1163-1204.

DUDEN (2011) = Scholze-Stubenrecht W. et al. Duden: Deutsches Universalwörterbuch.

Das umfassende Bedeutungswörterbuch der deutschen Gegenwartssprache.

Mannheim: Bibliographisches Institut.

DUDEN (2016) = Wöllstein, A. Duden: Die Grammatik. Unentbehrlich für richtiges Deutsch.

(9de dr.). Berlijn: Dudenverlag.

Eroms, W. (1978). ‘Zur Konversion der Dativphrasen’. Sprachwissenschaft 3, 375-405.

EWN (2007) = Philippa, M., F. Debrabandere & A. Quak. Etymologisch Woordenboek van

het Nederlands. Amsterdam: Amsterdam University Press. Geraadpleegd op 4

januari 2016 via http://www.etymologie.nl.

Page 103: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

103

Florkin, J. (2014). De Nederlandse receptiefconstructie. Een comparatieve studie naar

aanvaardbare werkwoorden in het Belgisch-Nederlands en Nederlands-Nederlands

[masterscriptie]. Gent: Universiteit Gent.

Givon T. & L. Yang (1994). ‘The rise of the English get-passive’. In: Fox, B. & P.J.

Hopper (red.), Voice. Form and function. Amsterdam: John Benjamins Publishing

Company, 119-149.

Glaser, E. (2005). ‘Krieg und kriegen: Zur Arealität der BEKOMMEN-Periphrasen’. In:

Günther, U.K., A.H. Buhofer & E. Piirainen (red.), “Krieg und Frieden” –

Auseinandersetzungen und Versöhnung in Diskursen. Tübingen: Francke, 43-64.

Goldberg, A. E. (1995). Constructions: A Construction Grammar approach to argument

structure. Chicago; London: University of Chicago Press.

Goldberg, A. E. (1996). ‘Making one’s way through the data’. In: Shibatani, M. & S. A.

Thompson (red.), Grammatical constructions. Then, Form and Meaning. Oxford:

Oxford University Press, 29-53.

Grondelaers, S. & R. Van Hout (2011). ‘The standard language situation in the Low

Countries: Top-down and bottom-up variations on a diaglossic theme’. Journal of

Germanic Linguistics 23 (3), 199-243.

Heine, B (2003). ‘Grammaticalization’. In: Joseph, B. D. & R. D. Janda (red.), The handbook

of historical linguistics. Oxford: Blackwell Publishing, 575-601.

Hoekstra, T. (1984). Transitivity: grammatical relations in government-binding theory.

Dordrecht: Foris.

Hopper, P. J. & E. C. Traugott (2003). Grammaticalization. Cambridge: Cambridge

University Press.

Hopper, P. J. (1991). ‘On some principles of grammaticalization’. In: Traugott, E. C. & B.

Heine (red.), Approaches to grammaticalization. Amsterdam: John Benjamins, 17-35.

Janssens, G. & A. Marynissen (2008). Het Nederlands vroeger en nu. Leuven: Acco.

Page 104: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

104

Kuteva, T. (2004). Auxiliation. An enquiry into the nature of grammaticalization. Oxford:

Oxford University Press.

Landsbergen, F. (2006a). ‘Krijgen, kriegen en get: een vergelijkend onderzoek naar

betekenisverandering en grammaticalisatie’. In: Hüning, M., U. Vogl, T. van der

Wouden & A. Verhagen (red.), Nederlands tussen Duits en Engels. Handelingen van

de workshop op 30 september en 1 oktober 2005 aan de Freie Universität Berlin.

Leiden: Stichting Neerlandistiek Leiden, 259-272.

Landsbergen, F. (2006b). ‘Getting a sense of krijgen. A diachronic study of its polysemy and

grammaticalization’. Linguistics in the Netherlands, 150-161.

Landsbergen, F. (2009). Cultural evolutionary modeling of patterns in language change.

Exercices in evolutionary linguistics. Utrecht: LOT Publications.

Lasch, A. (2017). Nonagentive Konstruktionen des Deutschen. Berlijn: de Gruyter Mouton.

Lehmann, C. (2002). ‘Thoughts on grammaticalization’. Arbeitspapiere des Seminars für

allgemeine Sprachwissenschaft der Universität Erfurt. Erfurt: Erfurt University Press.

Leirbukt, O. (1997). Untersuchungen zum “bekommen”-Passiv im heutigen Deutsch

(Reihe Germanistische Linguistik; 177). Tübingen: Niemeyer.

Lenz, A. (2009). ‘On the perspectivization of a recipient role: Cross-linguistic results from a

speech production experiment on GET-passives in German, Dutch and

Luxemburgisch’. Groninger Arbeiten zur germanistischen Linguistik (GAGL) 49, 125-

144.

Lenz, A. (2012). ‘On the genenis of the German recipient passive. Two competing

hypotheses in the light of the current dialect data’. In: De Vogelaer G. & G. Seiler

(red.), The Dialect Laboratory: Dialects as a testing ground for theories of language

change. Amsterdam: John Benjamins Publishing Company, 121-138.

Lenz, A. (2013). Von kriegen und bekommen. Kognitiv-semantische, variationslinguistische

und sprachgeschichtliche Perspektiven (Linguistik – Impulse & Tendenzen 53). Berlin

/ New York: De Gruyter.

Page 105: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

105

Reddy, M. J. (1979). ‘The conduit metaphor. A case of frame conflict in our language about

language’. In: Ortony, A. (red.), Metaphor and Thought. Cambridge: Cambridge

University Press, 284-310.

Royen, P. G. (1952). ‘Een aktief-passieve konstruktie’. De nieuwe taalgids 45, 258-261.

Schermer-Vermeer, E.C. (1991). Substantiële versus formele taalbeschrijving: het indirect

object in het Nederlands [doctoraat]. Amsterdam: Universiteit Van Amsterdam.

Traugott, F. C. & G. Trousdale (2013). Constructionalization und constructional changes.

Oxford: Oxford University Press.

Verhagen, A. (2003). ‘Hoe het Nederlands zich een weg baant. Vergelijkende en

historische observaties vanuit een constructieperspectief’. Thema Weerbaar

Nederlands (Speciaal nr. van: Ned. taalk. Gron.) 8 (4), 328-346.

Van Bree, C. (1981). Hebben-constructies en datiefconstructies binnen het Nederlands

taalgebied: een taalgeografisch onderzoek. Leiden: Universiteit Leiden.

Van Bree, C. (1996). Historische Taalkunde. Leuven / Amersfoort: Acco.

Van der Horst, J. (2002). ‘Het nieuwe krijgen. Hoe er een hulpwerkwoord bijkomt’. Onze Taal

71 (6), 174-176.

Vandeweghe, W., M. Devos & F. De Meersman (2013). Grammatica van de Nederlandse

zin. Antwerpen: Garant.

Van Langendonck, W. (2000). ‘Semantic role configurations and syntactic pattern of the

Dutch indirect object’. In: Shannon, T.F. & J.P. Snapper (red.), The Berkeley

conference on Dutch linguistics 1997: the Dutch language at the milennium. Lanham:

University Press of America, 79-92.

Van Leeuwen, M. (2006). Een baan aangeboden krijgen? Dat krijg ik nooit gedaan! Een

synchroon en diachroon onderzoek naar de gebruiksmogelijkheden van krijgen +

participium in het kader van de constructiegrammatica [masterscriptie]. Leuven:

Leuven University Press.

Page 106: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

106

Page 107: HET NIEUWERE KRIJGEN - Ghent University€¦ · leunt hij aan bij de door Goldberg (1995) beoefende constructiegrammatica, die het lexicon en de grammatica niet langer als aparte

107