het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard...

92
FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2010 - 2011 Het gebruik van provisionele (immediaat) implantaten in de prothetische tandheelkunde Diedrik VAN CAUTER Promotor: Prof. Dr. G. Theuniers Co-promotor: Prof. Dr. H. De Bruyn Masterproef voorgedragen in de Tweede Master in het kader van de opleiding tot TANDARTS

Upload: others

Post on 17-Jan-2020

4 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

FACULTEIT GENEESKUNDE EN

GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN

Academiejaar 2010 - 2011

Het gebruik van provisionele (immediaat)

implantaten in de prothetische tandheelkunde

Diedrik VAN CAUTER

Promotor: Prof. Dr. G. Theuniers

Co-promotor: Prof. Dr. H. De Bruyn

Masterproef voorgedragen in de Tweede Master in het kader van de opleiding tot

TANDARTS

Page 2: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟
Page 3: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

FACULTEIT GENEESKUNDE EN

GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN

Academiejaar 2010 - 2011

Het gebruik van provisionele (immediaat)

implantaten in de prothetische tandheelkunde

Diedrik VAN CAUTER

Promotor: Prof. Dr. G. Theuniers

Co-promotor: Prof. Dr. H. De Bruyn

Masterproef voorgedragen in de Tweede Master in het kader van de opleiding tot

TANDARTS

Page 4: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

De auteur en de promotor geven de toelating deze Masterproef voor consultatie beschikbaar

te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder

de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting

uitdrukkelijk de bron te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze Masterproef.

28 april 2011

Diedrik Van Cauter Prof. Dr. G. Theuniers

Page 5: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

DANKWOORD

DANKWOORD

Alvorens deze masterproef door te lezen, vraag ik u met aandrang even te willen stil staan bij

het feit dat dit werkstuk enkel is kunnen tot stand komen dankzij de inbreng van verschillende

personen.

Mijn grote dank gaat in de eerste plaats uit naar mijn promotor, Prof. Dr. G. Theuniers, en

copromotor, Prof. Dr. H. De Bruyn, voor het gericht en deskundig sturen van dit werk vanuit

een eigen invalshoek.

De praktische inzichten die Prof. Dr. G. Theuniers mij heeft meegegeven en de diepgaande

gesprekken die ik met hem mocht hebben, zullen mij blijvend inspireren én als practicus én

als mens.

Mijn gaandeweg groeiende theoretische inzichten werden door Prof. Dr. H. De Bruyn kritisch

getoetst. Zijn opbouwende en intensieve begeleiding heeft mijn drang om „het te willen

weten‟ aangescherpt.

Ook Dr. L. Barbier ben ik zeer erkentelijk om zijn heldere toelichting en om het beschikbaar

stellen van pertinente casussen, de vrucht van een jarenlange ervaring. Dit droeg bij tot een

beter inzicht in de mogelijkheden van provisionele (immediaat) implantaten.

Verder dank ik Dr. C. De Clercq, Dr. L. Van Doorne, Ta. P. Nuytens en Ta. S. Velghe, die

elk op hun manier substantieel hebben bijgedragen tot deze masterproef.

Ten slotte dank ik mijn ouders, die mij alle kansen hebben geboden en steeds als één man

achter mij zijn blijven staan, ook in moeilijkere periodes, alsook mijn vriendin om haar niet

aflatende geduld en liefdevolle steun.

Page 6: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

INHOUDSTAFEL

INHOUDSTAFEL

DANKWOORD

INDHOUDSTAFEL

VERKLARENDE WOORDENLIJST

ABSTRACT ............................................................................................................................ 1

1 Inleiding............................................................................................................. 3 1.1 Implantaattoepassingen en achtergronden ......................................................... 3 1.1.1 De algemene gezondheidszorg ........................................................................... 3 1.1.2 De orale gezondheidszorg .................................................................................. 5 1.1.2.1 De orthodontische tandheelkunde ...................................................................... 6

1.1.2.2 De kindertandheelkunde ..................................................................................... 8 1.2 PII‟s in de prothetische tandheelkunde ............................................................ 11 1.2.1 Definitie en achtergrond ................................................................................... 11

1.2.2 Van een tijdelijk naar een „definitief‟ herstel: van PII‟s naar SDI‟s ................ 12 1.2.2.1 PII’s .................................................................................................................. 12 1.2.2.2 SDI’s ................................................................................................................. 17

1.2.3 Samenstelling PII‟s .......................................................................................... 20

1.2.4 Nadelen PII‟s .................................................................................................... 21

2 Doelstelling ...................................................................................................... 23

3 Literatuurstudie en casuïstiek ....................................................................... 24 3.1 Methodologie bij literatuurstudie ..................................................................... 24 3.2 Resultaten ......................................................................................................... 26

3.2.1 Tijdens de inhelingsfase van conventionele implantaten ................................. 26 3.2.1.1 Literatuur ......................................................................................................... 26 3.2.1.2 Casus ................................................................................................................ 33 3.2.1.3 Conclusie .......................................................................................................... 34

3.2.2 Tijdens de maturatie van met botgreffes geaugmenteerde regio‟s ................... 35

3.2.2.1 Literatuur ......................................................................................................... 35

3.2.2.2 Casus ................................................................................................................ 38 3.2.2.3 Conclusie .......................................................................................................... 39 3.2.3 Ter temporisatie bij de onvolgroeide patiënt .................................................... 40 3.2.3.1 Literatuur ......................................................................................................... 40 3.2.3.2 Casus ................................................................................................................ 41

3.2.3.3 Conclusie .......................................................................................................... 42 3.2.4 Als ultiem implantaat ....................................................................................... 42 3.2.4.1 Literatuur ......................................................................................................... 42 3.2.4.2 Casus ................................................................................................................ 43 3.2.4.3 Conclusie .......................................................................................................... 44

3.2.5 Overige toepassingen ....................................................................................... 45

3.2.5.1 Ter stabilisatie van een gids-/richtplaat ........................................................... 45

3.2.5.2 Ter reductie van TemporoMandibulaire Dysfunctie-stoornissen .................... 47

Page 7: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

INHOUDSTAFEL

3.3 Discussie ........................................................................................................... 48 3.3.1 Resultaten ......................................................................................................... 48 3.3.1.1 Tijdens de inhelingsfase van conventionele implantaten ................................. 48 3.3.1.2 Tijdens de maturatie van met botgreffes geaugmenteerde regio’s .................. 52

3.3.1.3 Ter temporisatie bij de onvolgroeide patiënt ................................................... 55 3.3.1.4 Als ultiem implantaat ....................................................................................... 56 3.3.2 Osseoïntegratie en bot-implantaat contact ....................................................... 57 3.3.3 Casuïstiek: de opvolging en evaluatie van PII‟s .............................................. 59 3.4 Eindconclusie ................................................................................................... 64

REFERENTIELIJST ............................................................................................................ 66

Page 8: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

VERKLARENDE WOORDENLIJST

VERKLARENDE WOORDENLIJST

BIC Bot-Implantaat Contact; de BIC-waarde geeft de OI-graad van een

implantaat en het percentage contact tussen het vitaal botoppervlak

enerzijds en het implantaatoppervlak anderzijds, weer.

BK Bovenkaak

BTI Bicon Temporary Implant (Bicon®, Boston, USA)

CZ-Ti Commercieel Zuiver Titanium

ED Ectodermale Dysplasie; ED is een zeldzame erfelijke aandoening,

gekenmerkt door een afwijkende groei en ontwikkeling van structuren,

ontstaan uit het ectoderm. Hierdoor ontbreken vaak zweetklieren,

gebitselementen en haar, is de huid vaak dun, zijn de nagels afwijkend

ontwikkeld en kan de neus misvormd zijn.

IPI Immediate Provisional Implant (Nobel Biocare®, Göteborg, Zweden)

MDI Mini Dental Implant (IMTEC Corp.®, Ardmore, USA)

MDL Mini Drive-Lock (Intra-Lock® Int., Florida, USA)

Mini-implantaat De term „mini-implantaat‟ is een arbitrair begrip. Deze implantaten

worden gekenmerkt door de specifieke afmetingen (< 2,5 mm diameter)

en design, de eenvoudigere chirurgische plaatsingsprocedure, het betere

comfort, de lagere kostprijs en de mogelijkheid tot OB (Reynders,

Ronchi en Bipat, 2009)1. Echter, Fritz et al. (2003)

2 beschreven al eerder

dat de term „mini-implantaten‟ niet alleen betrekking heeft op

implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook

kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

behoren. Ze kunnen worden gebruikt als smal-diameter implantaten

(SDI‟s), als zgn. „short dental implants‟ (korte implantaten) of als

eenvoudige mini-screws in de orthodontie. Mini-implantaten kunnen dus

zowel tijdelijk als blijvend in de kaak worden aangebracht.

Page 9: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

VERKLARENDE WOORDENLIJST

Mini-screw Een mini-screw is een eenvoudige, eendelige schroef met specifieke

afmetingen/design, die principieel onmiddellijk belast (OB) wordt en

slechts tijdelijk in de kaak wordt aangebracht. De term „mini-screw‟

verwijst vaak naar mini-implantaten die gebruikt worden in het

vakgebied van de orthodontie.

MTI Modular Transitional Implant (Dentatus®, New York, USA)

OB Onmiddellijke Belasting; bij de OB van tandheelkundige implantaten

worden de implantaten, conform het 1-fasig behandelprotocol, binnen de

48 uur na plaatsing belast met een prothetische suprastructuur.

OI Osseoïntegratie; OI is het verkrijgen van een direct contact tussen het

vitaal botoppervlak enerzijds en het implantaatoppervlak anderzijds.

Dr. Per-Ingvar Brånemark stelde dit vastgroeien van het bot aan het

implantaat als een absolute voorwaarde voor implantaatsucces.

OK Onderkaak

PII Provisioneel Immediaat Implantaat; een PII is een eenvoudige mini-

screw: een eendelig implantaat met specifieke afmetingen/design, die

principieel onmiddellijk belast (OB) wordt en slechts tijdelijk in de kaak

wordt aangebracht. PII‟s zorgen voor een onmiddellijk, functioneel en

esthetisch herstel.

SDI Smal-Diameter Implantaat; een SDI wordt geplaatst in die zones, waar

interproximaal onvoldoende ruimte beschikbaar is. Ze vallen gezien hun

integratie-eigenschappen en „definitieve‟ behandeldoel vaak buiten het

kader van deze masterproef en worden als alternatief voor een

conventioneel implantaat gebruikt. Een aantal producenten beweren

echter, al dan niet terecht, dat deze SDI‟s ook als PII‟s kunnen worden

gebruikt.

SLL Silhouette Laser Lok (Biolok International, Florida, USA)

Ti Titanium

Page 10: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

VERKLARENDE WOORDENLIJST

TMD TemporoMandibulaire Dysfunctie; onder TMD verstaat men het

disfunctioneren van het kaakcomplex door een combinatie van klachten

van het kauwstelsel, waarbij overwegend neuromusculaire en arthrogene

structuren betrokken zijn. TMD gaat vaak gepaard met volgende

symptomen: gewrichtsgeluiden, beperkte beweeglijkheid van het

kaakgewricht, bewegingsdeviatie van de OK en pijn in de regio van het

kaakgewricht en/of de kauwspieren (Klessens en Snijder, 2005)3.

UB Uitgestelde Belasting; bij late, conventionele of UB worden de

implantaten 3 tot 6 maanden na plaatsing belast.

Page 11: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

ABSTRACT 1

ABSTRACT

INLEIDING

Provisionele (immediaat) implantaten (PII‟s) werden initieel ontwikkeld als eendelige

implantaten met specifiek design, die principieel onmiddellijk belast (OB) werden. Aldus

zorgden ze voor een onmiddellijk, tijdelijk, functioneel en esthetisch herstel. Ze worden niet

alleen gebruikt in de prothetische tandheelkunde, maar ook als mini-screws en Temporary

Anchorage Devices (TAD‟s) in de orthodontische tandheelkunde voor tandverplaatsing en als

mini-implantaten in de kindertandheelkunde bij skeletaal en/of dentaal onvolgroeide

patiënten. Een aantal producenten en wetenschappers veronderstelden dat PII‟s mogelijk meer

zijn dan tijdelijke implantaten, wat leidde tot de ontwikkeling van mini-implantaten met brede

toepassingsmogelijkheden, zoals smal-diameter implantaten (SDI‟s) of mini-implantaten als

alternatief voor conventionele implantaten bij patiënten met financiële beperkingen en/of

medisch gecompromitteerde patiënten.

DOELSTELLING

In deze masterproef worden de toepassingsmogelijkheden van de PII‟s in de prothetische

tandheelkunde onderzocht en worden deze aan alternatieve behandelmogelijkheden getoetst.

METHODOLOGIE

Enerzijds wordt via de digitale database PubMed een vergelijkende literatuurstudie

uitgevoerd in de bestaande Engelstalige literatuur: de relevante resultaten worden

weerhouden na analyse van alle abstracts. Deze resultaten worden aangevuld met extra

publicaties uit de referentielijsten van de bekomen, relevante artikels. Anderzijds wordt

casuïstiek toegevoegd ter illustratie van het gebruik van PII‟s.

RESULTATEN

Er zijn 4 hoofdindicaties voor het gebruik van PII‟s (zie hierna: (1) t/m (4)): hier worden PII‟s

bij voorkeur gebruikt in combinatie met een vaste brug en onderling verbonden om een goede

prognose te waarborgen. PII‟s kunnen succesvol worden gebruikt (1) tijdens de inhelingsfase

van conventionele implantaten en (2) tijdens de maturatie van met botgreffes geaugmenteerde

Page 12: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

ABSTRACT 2

regio’s. Hoge succespercentages worden bekomen voor de beschreven evaluatietermijnen,

vaak 3 tot 6 maanden. Verder zijn PII‟s ook geïndiceerd (3) ter temporisatie bij de

onvolgroeide patiënt en (4) om als ultiem implantaat een brug in nood te redden: er zijn

echter onvoldoende kwalitatieve wetenschappelijke studies voorhanden die een voorspelbaar

behandelresultaat waarborgen. Volledigheidshalve wordt ook beschreven: het gebruik van

PII‟s (5) ter stabilisatie van een gids- of richtplaat en (6) ter reductie van

TemporoMandibulaire Dysfunctie-stoornissen.

CONCLUSIE

Hoewel PII‟s nuttig kunnen zijn tijdens de inhelingsfase van conventionele implantaten, toch

toont recent wetenschappelijk onderzoek aan dat de OB van conventionele implantaten een

betrouwbaar en eenvoudig alternatief is voor PII‟s in deze toepassing. Of mini-implantaten

als evenwaardig alternatief voor conventionele implantaten kunnen worden gebruikt om een

botgreffe te vermijden, is echter maar zeer de vraag. De OB van met botgreffes

geaugmenteerde regio‟s dient alvast te worden vermeden, waardoor het gebruik van PII‟s

toch nog steeds nuttig blijkt. Of de toepassing van PII‟s bij de onvolgroeide patiënt een

voorspelbare behandeloptie is, kan niet worden afgeleid uit de bestaande wetenschappelijke

studies. Alternatieve behandelopties zijn onder meer een etsbrug, een plaatprothese, een

autotransplantatie en/of een orthodontische behandeling. Verder is het onzeker of PII‟s of

SDI‟s voorspelbaar kunnen worden gebruikt als ultiem implantaat om een brug in nood te

redden. Toch zijn PII‟s meer dan tijdelijke implantaten. Er is echter onvoldoende klinisch en

histologisch wetenschappelijk bewijs voorhanden dat toelaat PII‟s, binnen de

4 bovenbesproken hoofdindicaties, als evenwaardige alternatieven voor conventionele

implantaten te beschouwen. Het gebruik van PII‟s ter stabilisatie van gids- of richtplaten of

ter reductie van TMD-stoornissen blijkt nauwelijks beschreven: een voorspelbaar

behandelresultaat kan op basis van de bestaande, wetenschappelijke literatuur niet worden

gewaarborgd.

Page 13: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 3

1 Inleiding

1.1 Implantaattoepassingen en achtergronden

Orale gezondheidszorg is zeker geen recent

gegeven, want reeds vele duizenden jaren

vóór de start van de huidige tijdrekening

was er al een erg primitieve vorm van

tandheelkunde en recent ontdekte Prof.

Andrea Cucina, medisch antropoloog aan de

universiteit van Missouri-Columbia,

beslepen molaarkronen bij de voorlopers

van de Indusbeschaving die uit die tijd

stammen (Coppa et al., 2006)5.

Een belangrijk tijdstip binnen het vakdomein van de prothetische tandheelkunde situeert zich

700 tot 500 jaar voor de start van onze tijdrekening. Toen ontwikkelden de Etrusken al

bruggen op basis van runderbeenderen en gouden kronen (Sullivan, 2001)6.

Een andere belangrijke ontwikkeling binnen de geschiedenis van de (prothetische)

tandheelkunde is ongetwijfeld de „start van de moderne tandheelkunde‟ in de 18de eeuw. In

1723 publiceerde de Franse chirurg Pierre Fauchard (1678-1761) „Le chirurgien dentiste‟, een

boek dat de verschillende facetten van de mondgezondheid belicht. Hij wordt beschouwd als

de vader van de moderne tandheelkunde. In dit boek, het eerste waarin een gebitsprothese

afgebeeld staat, beschrijft hij een systeem van orale gezondheidszorg (Lynch, O‟Sullivan en

McGillycuddy, 2006)7.

1.1.1 De algemene gezondheidszorg

Wanneer de aandacht wordt toegespitst op de recentere vernieuwingen in de orale

gezondheidszorg, komt men bij het behandelconcept van de implantologie. Implantaten

worden echter niet alleen in de orale, maar ook in de algemene gezondheidszorg toegepast.

Ter illustratie van het gebruik van implantaten in de algemene gezondheidszorg – meer

bepaald binnen het hoofd-halsgebied – wordt verwezen naar het gebruik ervan bij

gehoordeficiëntie en schedeldefecten.

Fig.1: Boormethode bij mensen, zoals 9000 jaar

geleden toegepast in Pakistan en omstreken4.

Page 14: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 4

Wat enerzijds de problematiek van de doofheid betreft, werd al heel wat wetenschappelijk

onderzoek verricht, wat leidde tot de ontwikkeling van de zgn. „bionische implantaten‟. Dit

zijn implantaten die de oorspronkelijke – intussen verloren gegane – functie maximaal

proberen te vervangen en waar mogelijk te verbeteren. De verdere ontwikkeling van de

30 jaar geleden ontwikkelde cochleaire implantaten kan in dit kader worden geplaatst. Door

het vervangen van de functie van verloren gegane haarcellen (in dit geval door cochleair

trauma), wordt de gehoorfunctie hersteld (Serin et al., 2010)8. In extreme gevallen, zoals bij

Neurofibromatosis Type 2-patiënten, waarbij zich een bilateraal akoestisch neuroma

ontwikkelt en waar een cochleair implantaat geen oplossing biedt, kan het gebruik van een

„Auditory Brainstem Implant‟ (ABI) overwogen worden. Bij deze patiënten is de nervus

cochlearis afgebroken. Directe stimulatie van de cochleaire nucleus met behulp van het ABI

zorgt voor het verdwijnen van de doofheid (Schwarz et al., 2008)9.

Anderzijds wordt ook bij uitgebreide schedeldefecten implantologie toegepast. Volgens

Sanan en Haines (1997)10

wordt cranioplastie al 4000 jaar toegepast. De grote doorbraak op

het vlak van implantaatmaterialen voor cranioplastie kwam echter pas in de 20ste

eeuw. Sinds

de 21ste

eeuw zijn er erg veel verschillende implantaten beschikbaar die zich onderscheiden

op het vlak van materiaal en geometrisch concept. Zo evalueerden Eufinger et al. (2005)11

retrospectief het gebruik van 169 „computer-assisted design/computer-assisted modeled

titanium-implants‟ (CAD/CAM Ti-implantaten), gebruikt voor een cranioplastie bij

166 patiënten met het oog op het sluiten van de flappen na een craniotomie. Cabraja, Klein en

Lehmann (2009)12

vergeleken deze CAD/CAM Ti-implantaten met hydroxylapatiet-

implantaten (HA) of polymethylmethacrylaat-implantaten (PMMA). Elk type implantaat

bleek aan een specifieke indicatie te beantwoorden. Men concludeerde dat dure,

HA-gebaseerde, keramische implantaten geen specifieke voordelen hebben ten opzichte van

de Ti- of PMMA-implantaten. Spetzger, Vougioukas en Schipper (2010)13

beschreven de

verschillende methodes voor het uitvoeren van een cranioplastie en koppelden de gebruikte

materialen aan een aantal succescriteria: de esthetiek en het gemak van de

plaatsingsprocedure (voorkeur voor Ti en PMMA) en de postoperatieve radiografische

diagnose (voorkeur voor keramische materialen en PMMA). Hieruit blijkt dat verder

onderzoek noodzakelijk is om een ideaal materiaal voor een perfecte reconstructie van een

schedelbotdefect te verkrijgen.

Page 15: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 5

1.1.2 De orale gezondheidszorg

Wanneer de implantaattoepassingen in het orale gebied worden beschouwd, situeert de

vroegste referentie naar dentale implantaten in de moderne literatuur zich in het begin van de

19de

eeuw (Sullivan, 2001)14

. De eerste bruikbare resultaten werden echter pas bekomen in

1937, toen Dr. Stock (Harvard University, Cambridge, USA) biocompatibele implantaten

ontwikkelde op basis van een cobalt-chroom-molybdeenlegering. Sindsdien werden vele

implantaatconcepten ontwikkeld.

Op basis van Brånemarks bevindingen, die aanvankelijk sceptisch werden onthaald in de

medische wereld, werden implantaten pas sinds 1982, na de „Toronto Conference on

Osseointegration in Clinical Dentistry‟, in het kader van blijvende behandelprotocollen

beoordeeld. De implantaatbehandeling werd sindsdien als wetenschappelijk onderbouwd

beschouwd en de toepassing ervan vond geleidelijk aan ingang in de Westerse wereld

(Sullivan, 2001)18

. Onder de vele implantaatconcepten die intussen hun ingang vonden, werd

binnen de orale gezondheidszorg op het einde van de vorige eeuw eveneens de stap gezet naar

de ontwikkeling van de zgn. provisionele immediaat implantaten (PII‟s). Een „PII‟ is een

eenvoudige „mini-screw‟: een eendelig implantaat met specifieke afmetingen/design, die

principieel onmiddellijk belast (OB) wordt en slechts tijdelijk in de kaak wordt aangebracht.

PII‟s zorgen voor een onmiddellijk, functioneel en esthetisch herstel. Zij worden gebruikt in

diverse vakdomeinen, zoals de „prothetische tandheelkunde‟ - en bij uitbreiding de

„parodontologie‟ en de „maxillofaciale heelkunde‟.

Er zijn een aantal varianten van het PII: „mini-screws‟ en „mini-implantaten‟. De termen

„mini-screw‟ en „mini-implantaat‟ worden door de auteurs vaak door elkaar gebruikt. Een

Fig.2: Dr. P.-I. Brånemark15

In 1952 werd een grote stap voorwaarts gezet in de

„Laboratoria voor vitale microscopie‟ aan de Universiteit van

Lund (Zweden). Daar voerde Dr. Per-Ingvar Brånemark in

vivo onderzoek uit naar de botheling bij konijnen. Hij vond tot

zijn eigen verrassing dat het geplaatste Ti-implantaat niet meer

kon worden verwijderd uit het konijnenbot (Schulte en

Heimke, 1976)16

. Het concept van de osseoïntegratie (OI) werd

aldus aangetoond en in 1965 voor het eerst toegepast bij een

menselijke patiënt (Albrektsson en Wennerberg, 2005)17

.

Page 16: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 6

„mini-screw‟ is een eenvoudige, eendelige schroef met specifieke afmetingen/design, die

principieel OB wordt en slechts tijdelijk in de kaak wordt aangebracht. De term „mini-screw‟

verwijst vaak naar „mini-implantaten‟ die gebruikt worden in het vakgebied van de

orthodontie. De term „mini-implantaat‟ is een arbitrair begrip. Deze implantaten worden

gekenmerkt door de specifieke afmetingen (< 2,5 mm diameter) en design, de eenvoudigere

chirurgische plaatsingsprocedure, het betere comfort, de lagere kostprijs en de mogelijkheid

tot OB (Reynders, Ronchi en Bipat, 2009)19

. Echter, Fritz et al. (2003)20

beschreven al eerder

dat de term „mini-implantaat‟ niet alleen betrekking heeft op implantaten met een smallere

diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de

„mini-implantaten‟ behoren. Ze kunnen worden gebruikt als smal-diameter implantaten

(SDI‟s), als zgn. „short dental implants‟ (korte implantaten) of als eenvoudige mini-screws in

de orthodontie. Mini-implantaten kunnen dus zowel tijdelijk als voor een langere periode in

de kaak worden aangebracht.

1.1.2.1 De orthodontische tandheelkunde

Bij orthodontische therapie wordt gebruik gemaakt van „Temporary Anchorage Devices‟

(TAD‟s). McGuire, Scheyer en Gallerano (2006)21

definieerden deze TAD‟s als ‘onmiddellijk

belaste mini-screws en osseogeïntegreerde palatale implantaten, tijdelijk geplaatst om

tandverplaatsing te controleren gedurende het verloop van een orthodontische behandeling’.

Deze mini-screws kunnen onder meer gebruikt worden ter intrusie van 1 of meerdere

elementen (Chang, Lee en Chun, 2004)22

, ter mesialisatie van molaren (Kyung, Choi en Park,

2003)23

, ter alignatie van buccaal of linguaal gekipte molaren (Weitz, Mukamal en Jurim,

1998)24

, ter retractie van het bovenfront (Paik, Woo en Boyd, 2003)25

, ter extrusie van

geankyloseerde of geïmpacteerde elementen (Kocsis et al., 201026

en Kim et al., 201027

) of

ter sluiting van een open beet (Kravitz en Kusnoto, 2007)28

. Verder worden deze mini-screws

ook in het kader van preprothetische orthodontie gebruikt: zo kunnen geëxtrudeerde

antagonisten geïntrudeerd worden zodat voldoende intermaxillaire ruimte beschikbaar is voor

een prothetisch herstel en kunnen gekipte molaren opgericht worden zodat voldoende

ondersnijding wordt gecreëerd om een frameprothese te kunnen plaatsen. Mogelijke

voordelen verbonden aan het gebruik van mini-screws zijn: het vermijden van een headgear,

lipbumper of andere hulpmiddelen, de minimale chirurgie zonder flapprocedure, het comfort

voor de patiënt, het nauwelijks of niet optreden van OI, de gemakkelijke verwijdering van

deze implantaten uit de kaak en de goede verankering die wordt bekomen. Mogelijke nadelen

verbonden aan dit systeem zijn: de beperkte krachten die kunnen worden uitgeoefend, de

Page 17: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 7

mogelijke beschadiging van wortels en anatomische structuren en het mogelijk interfereren

met de kaak bij specifieke kaakbewegingen29

.

Justens en De Bruyn (2008)30

evalueerden 50 Dual-Top® mini-screws (R.M. Orthodontics,

Denver, USA) in het kader van een intraorale verankering bij 21 patiënten, behandeld aan de

universiteit Gent. Bijna 70 % van deze mini-screws bleef stabiel tijdens de beoogde periode,

terwijl bij ± 1/3de

van de patiënten een herbehandeling nodig was tijdens de orthodontische

therapie. Hierbij dient men zich te realiseren dat de gemiddelde overleving van een mini-

screw in deze studie 31 dagen bedroeg. De overleving van elke mini-screw werd gescoord

aan de hand van een aantal criteria: een score van 1 („perfect resultaat‟ voor de beoogde

periode) tot en met 4 („faling‟ voor aanvang van de orthodontische therapie) werd toegekend.

Men zag een significante succesbeïnvloeding wanneer 1 week werd gewacht met belasting en

de anterieur geplaatste mini-screws bleken meer succesvol. Opvallend was dat parodontale

parameters de overleving niet significant beïnvloedden.

Reynders, Ronchi en Bipat (2009)31

beschreven in een systematische review het succes van

mini-screws in de orthodontie. De auteurs selecteerden 19 publicaties op basis van een aantal

inclusiecriteria. In alle studies werd een succes van > 80 % bekomen, wanneer mobiliteit en

verplaatsing als succes werden beschouwd. De aangepaste afmetingen en het afwijkende

design induceren een mechanische, eerder dan een OI van de mini-screws. Mini-screws

kunnen volgens deze studie gebruikt worden binnen het vakdomein van de „orthodontie‟, al is

verder onderzoek aangewezen om definitieve conclusies te kunnen trekken naar het

praktische gebruik ervan.

Crismani et al. (2010)32

publiceerden recent eveneens een review naar het gebruik van mini-

screws in het kader van een orthodontische behandeling. Op basis van 14 klinische studies,

goed voor 1519 mini-screws bij 452 patiënten, werd een succesratio van 83,8 % ± 7,4 %

bekomen. Echter, mini-screws met een diameter van 1-1,1 mm toonden een significant lager

succes ten opzichte van mini-screws met een diameter van 1,5-2,3 mm. Er kon worden

geconcludeerd dat het gebruik van deze mini-screws voor een orthodontische behandeling

enkel geïndiceerd was wanneer ze > 8 mm lang en > 1,2 mm dik waren. Onmiddellijke of

vervroegde belasting tot 200 cN toonde geen significante invloed op de stabiliteit van de

mini-screw. Ter vergelijking: Mountain, Wood en Toumba (2010)33

stelden vast dat de

bijtkracht in het melkgebit bij kinderen tussen 3 en 6 jaar 196,6 N ± 69,77 N bedraagt. De

bijtkracht wordt niet beïnvloed door de leeftijd, zolang voldoende natuurlijke tanden

Page 18: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 8

aanwezig zijn. Dit werd aangetoond door Motegi et al. (2009)34

in een onderzoek bij

46 bejaarden van gemiddeld 67 jaar met gemiddeld 25 resterende, natuurlijke elementen. De

gemiddelde bijtkracht bedroeg in deze populatie 942,9 N ± 440,1 N.

1.1.2.2 De kindertandheelkunde

Ook binnen het vakgebied van de „kindertandheelkunde‟ wordt gebruik gemaakt van PII‟s en

mini-implantaten. Het kaakbot bij kinderen is nog niet volgroeid, waardoor het gebruik van

conventionele (osseoïntegrerende) implantaten gecontra-indiceerd is. Conventionele

implantaten groeien namelijk niet mee, maar zitten als geankyloseerde elementen vast in het

kaakbot, waardoor de suprastructuur op het conventioneel implantaat in infraocclusie of

linguo-/palatopositie komt te staan, wat zich uit in een esthetisch en/of functioneel probleem.

Vandaar dat bij de plaatsing van deze implantaten rekening moet worden gehouden met de

resterende skeletale en dentale groei (Behr et al., 2008)35

. Brahim (2005)36

stelde dan ook

voor de plaatsing van conventionele implantaten uit te stellen tot de leeftijd van 15 en 18 jaar,

voor respectievelijk meisjes en jongens.

Op Heij et al. (2000)37

verklaarden dat de minimumleeftijd individueel bepaald is omwille

van het variabele verloop van de transversale, sagittale en verticale groei in onder- (OK) en

bovenkaak (BK). Het belang van dit groeipatroon werd toegelicht. Een standaard qua

minimale leeftijd om te implanteren werd afgewezen. Men stelde als criterium dat de

cranio-faciale en skeletale groei moest beëindigd zijn: bij meisjes rond 9-15 jaar en bij

jongens rond 11-17 jaar. Betrouwbare hulpmiddelen om een individueel groeipatroon te

analyseren zijn: het 6-maandelijks cefalometrisch tracen, het vaststellen van een lengtegroei

< 0.5 cm/jaar of het bepalen van de skeletale leeftijd van de patiënt.

Dat er onvoldoende bewijs is om systematisch vóór de leeftijd van 15 en 17 jaar, voor

respectievelijk meisjes en jongens, te implanteren, werd bevestigd door Behr et al. (2008)38

.

Vaak gaat men tegenwoordig zelfs refereren aan de minimumleeftijd van 18 en 21 jaar, voor

respectievelijk meisjes en jongens, om conventioneel te mogen implanteren. Iseri en Solow

(1996)39

beschreven al eerder dat ook bij meerderjarige meisjes (> 18 jaar) nog belangrijke

dimensionale wijzigingen kunnen optreden, onder meer door de voortschrijdende tanderuptie.

Deze beperking van de leeftijd toont aan dat alternatieve behandelopties in specifieke

gevallen nuttig kunnen zijn. Binnen het vakdomein van de „kindertandheelkunde‟ wordt

hierbij aan het gebruik van PII‟s, een etsbrug of een plaatprothese (bvb. een spoon denture)

Page 19: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 9

gedacht (Behr et al., 200840

; Imirzalioglu, Uckan en Haydar, 200241

). Op de geschikte leeftijd

kan dan desgewenst nog steeds overgegaan worden tot het conventioneel implanteren

(Morgan en Howe, 2003)42

.

Soms wordt een uitzondering gemaakt voor patiënten die pas na de geboorte tanden hebben

verloren, bvb. door een tumor of een trauma, of die lijden aan een ernstige congenitale

aandoening waarbij zich een multipele agenesie of hypodontie manifesteert. Wat deze laatste

groep betreft, wordt in de literatuur vaak verwezen naar kinderen met ectodermale dysplasie

(ED), non-syndromische hypodontie of orale clefts (Percinoto et al., 200143

; Brahim, 200544

).

Kramer, Baethge en Tschernitschek (2007)45

stelden dat reeds in de jeugdjaren conventioneel

mag worden geïmplanteerd bij deze patiëntengroep. Afwezigheid van wortels (natuurlijke of

artificiële) werkt namelijk een verdere botresorptie in de hand (Johnson et al., 2002)46

. Bij

voorkeur worden de conventionele implantaten geplaatst in de OK, eerder dan in de BK

(zeker bij het verbinden over de middellijn heen). Hierbij mag het psychosociale aspect niet

uit het oog worden verloren: Hogberg, Lagerheim en Sennerstam (1986)47

merkten op dat

kinderen met enige vorm van invaliditeit al op de leeftijd van 9 jaar beseffen afwijkend te zijn

ten opzichte van hun leeftijdsgenoten. Bij het bepalen van het ideale moment om tot

conventioneel implanteren over te gaan, dient men dus met de ernst van de hypodontie, de

resterende skeletale en dentale groei en het psychosociale aspect rekening te houden.

Conventioneel (definitief) implanteren bij ED-patiënten op de leeftijd van 3 jaar (Guckes,

McCarthy en Brahim, 1997)48

, 5 jaar (Smith et al., 1993)49

of bij het begin van de

adolescentie (Kearns et al., 1999)50

werd al beschreven. Toch is onvoldoende

langetermijnonderzoek en/of casuïstiek voorhanden om systematisch vóór de leeftijd van

15 en 18 jaar bij respectievelijk meisjes en jongens, conventioneel te mogen implanteren.

Stanford et al. (2008)51

toonden echter wel aan dat, ondanks het feit dat er vaker complicaties

(infectie, mechanische problemen, implantaatverlies) optreden bij ED-patiënten, een

overgrote meerderheid van deze patiënten heel tevreden is over haar keuze voor een

implantaatbehandeling. Sweeney et al. (2005)52

verklaarden de hogere implantaatfaling bij

ED-patiënten onder meer door de onderontwikkelde alveolaire kam bij deze patiëntengroep.

Dat conventioneel implanteren bij jonge ED-patiënten (zeker in combinatie met anodontie in

de OK) tussen 5 en 12 jaar niet evident is en een hoge implantaatfaling met zich meebrengt,

wordt ook in recenter onderzoek bevestigd (Bergendal, Ekman en Nilsson, 2008)53

.

Page 20: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 10

Ook het gebruik van mini-implantaten (Giannetti et al., 2010)54

en PII‟s (Artopoulou, Martin

en Suchko, 2009)55

bij ED-patiënten werd in de literatuur reeds beschreven. De toepassing

van deze alternatieve PII‟s wordt toegelicht in 3.2.3.

Verder worden mini-implantaten in de kindertandheelkunde ook gebruikt voor de tijdelijke

fixatie van getransplanteerde tanden (Nagata en Nagata, 2002)56

.

Page 21: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 11

1.2 PII’s in de prothetische tandheelkunde

1.2.1 Definitie en achtergrond

PII‟s zijn, zoals hoger vermeld, eenvoudige mini-screws: eendelige implantaten met

specifieke afmetingen/design, die principieel OB worden en slechts tijdelijk in de kaak

worden aangebracht. PII‟s zorgen aldus voor een onmiddellijk functioneel en esthetisch

herstel.

Deze masterproef spitst zich toe op de toepassing van PII‟s binnen het vakdomein van de

„prothetische‟ tandheelkunde.

De eerste literatuurverwijzing naar tijdelijke implantaten situeert zich in de jaren ‟70.

Jack Wimmer introduceerde de Lew Screw (Park Dental, New York, USA) en noemde ze

miniatuur-implantaten (Lew, 1970)57

. Deze implantaten vormden de basis voor de latere

ontwikkeling van de huidige PII-systemen. In de Nederlandstalige literatuur wordt ook de

term „transferimplantaten‟ gebruikt (Groenendijk, 2003)58

, in de Engelstalige literatuur wordt

dan weer vaak gesproken over „provisional implants‟, „transitional implants‟ of „temporary

implants‟. 2 soorten miniatuur-implantaten werden intussen ontwikkeld: de eerste wordt

slechts tijdelijk in de kaak geplaatst om een tijdelijke restauratie te dragen, de tweede wordt

als „definitieve‟ behandeloptie toegepast.

Afhankelijk van de primaire stabiliteit, gestoeld op het al dan niet osseoïntegreren (en de

botkwaliteit en botkwantiteit), kunnen deze PII‟s hetzij als tijdelijk, hetzij als „definitief‟

herstel worden beschouwd. Dit laatste staat echter haaks op de oorspronkelijke doelstelling

bij de introductie van dit type implantaat. De concrete functie van PII‟s wordt in de

literatuurstudie verder uitgediept.

PII‟s kunnen zowel in partieel als in volledig edentate situaties worden gebruikt en zowel in

de OK als in de BK, zowel anterieur als posterieur, gelokaliseerd worden. Uit de vele case

reports die beschikbaar zijn, blijkt een uitgebreid toepassingsgebied. De meeste

wetenschappers beschrijven een PII-afgesteunde vaste, tijdelijke voorziening (Ostman et al.,

2004)59

, maar ook het gebruik van PII-afgesteunde uitneembare, tijdelijke voorzieningen

wordt beschreven (Krenmair, Weinländer en Schmidinger, 2003)60

.

Afhankelijk van de concrete toepassing en de restdentitie kunnen variërende aantallen PII‟s

worden geplaatst. Vaak wordt aangeraden om er voldoende te plaatsen: dit heeft te maken

Page 22: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 12

met hun potentiële falingsgraad. Zo raadde Babbush (2001)61

aan om in een edentate OK en

BK minimaal respectievelijk 4 en 5 „Immediate Provisional Implants‟ (Nobel Biocare,

Göteborg, Zweden) te plaatsen, zoals tevens aangeraden door de producent. Groenendijk

(2003)62

stelde dat het gebruik van 1 PII per inter-implantaire ruimte en 1 PII mesiaal en

distaal van respectievelijk het meest anterieure en het meest posterieure implantaat goede

resultaten geeft.

1.2.2 Van een tijdelijk naar een ‘definitief’ herstel: van PII’s

naar SDI’s

1.2.2.1 PII’s

Hierna worden de verschillende PII-systemen onder de loep genomen: de Sendax Mini Dental

Implants enerzijds en de Immediate Provisional Implants en de TempImplants anderzijds.

De Sendax Mini Dental Implants (MDI, IMTEC Corp., Ardmore, USA) zijn eerder

mini-implantaten: door hun design en oppervlakte-eigenschappen vertonen zij vrij vaak OI.

Doordat MDI‟s potentieel kunnen osseoïntegreren (Balkin, Steflik en Naval, 2001)63

, kunnen

ze mogelijk als „definitieve‟ behandeloptie worden gebruikt, al dan niet in combinatie met

andere implantaten of tanden uit het restgebit (Sendax, 1996)64

.

Anderzijds zijn er de Immediate Provisional Implants (IPI, Nobel Biocare, Göteborg,

Zweden) en de TempImplants (TI, Straumann, Basel, Zwitserland). Zij vertonen eerder een

mechanische integratie op basis van hun schroefdesign en windingen. Door hun beperkte

ruwheid induceren ze minder vaak OI, wat hun tijdelijke karakter ten goede komt.

Ivanoff et al. (1997)65

stelden dat de implantaatdiameter mede de integratie van het

implantaat bepaalt. Zo zouden implantaten met een bredere diameter een hogere

implantaatstabiliteit geven ten opzichte van implantaten met een smallere diameter, zoals

PII‟s. PII‟s zouden bijgevolg een lagere stabiliteit vertonen dan sommige mini-implantaten,

wat het tijdelijke karakter van PII‟s opnieuw onderstreept en waardoor ze beter binnen deze

masterproef passen dan de mini-implantaten. Binnen het initiële PII-concept werd geen OI

beoogd opdat deze implantaten na de beoogde gebruikstijd gemakkelijk uit de kaak zouden

kunnen worden verwijderd. Het design van het implantaat speelt hierin een belangrijke rol:

het betreft een tappend schroefdesign (Landolt et al., 2004)66

. Kanie, Nagata en Ban (2004)67

vergeleken de mechanische eigenschappen van MDI‟s (IMTEC Corp., Ardmore, USA) en

Page 23: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 13

Modular Transitional Implants (MTI, Dentatus, New York, USA). Zij kwamen tot de

conclusie dat beide PII‟s, ondanks hun vergelijkbare vorm en dimensies, erg verschillende

oppervlakte- en mechanische eigenschappen vertonen. Zo blijken de MTI‟s een zacht

oppervlak te hebben, wat deze implantaten gemakkelijker bruikbaar en gietbaar maakt. Ze

blijken echter zwakker dan de MDI‟s, die dan weer een ruwer oppervlak hebben.

Het is duidelijk dat de keuze van het type PII primair zal bepaald worden door de beoogde

gebruikstijd ervan: mechanische dan wel OI speelt hierbij een belangrijke rol.

Bijgevolg kan het succes en/of de overleving van deze PII‟s enkel worden getoetst aan het feit

of zij, afhankelijk van de toepassing, al dan niet hun functie hebben kunnen vervullen voor de

vooropgestelde tijd. Daarom zijn algemene, eenduidige succescriteria voor PII‟s moeilijk te

hanteren.

In wat volgt gaat de aandacht uit naar een aantal PII-systemen, beschreven in de literatuur

(Tabel 1 en Fig. 3 t/m 8). De onderverdeling in Tabel 1 is enigszins arbitrair en geeft enkel

een aantal veelgebruikte systemen weer. Het betekent dus niet dat er geen andere systemen op

de markt zijn. Hierbij dient opgemerkt dat een aantal producenten claimden dat hun product

tot de PII‟s behoorden, terwijl latere studies aantoonden dat deze producten vaak niet aan

noodzakelijke kwaliteitsvereisten voldoen. Zo gaan sommigen osseoïntegreren – waar dat

binnen het initiële concept van de PII‟s helemaal niet de bedoeling was – of ze komen te

vroeg los te staan, corroderen of breken.

Type PII Diameter

(mm)

Koplengte

(mm)

Staartlengte

(mm) Materiaal

TempImplants

(Straumann®, Basel, Zwitserland) 2,0 6 10/12

Titanium legering:

Ti-6Al-7Nb *

IPI

(Nobel Biocare®, Göteborg,

Zweden)

2,8 8 14 Titanium legering:

Ti-6Al-4V **

MTI™

(Dentatus®, New York, USA) 1,8 7 7/10/14 CZ-Ti ***

MDI™

(IMTEC Corp.®, Ardmore, USA) 1,8 4 13/15/18

Titanium legering:

Ti-6Al-4V **

Tabel 1: Overzichtstabel die de geometrie en samenstelling van een aantal PII-systemen weergeeft.

* CZ-Ti, 7 % N(io)b(ium) en 6 % Al(uminium)

** 90 % Ti(tanium), 6 % Al(uminium), 4 % V(anadium), ≤0,25 % Fe(rrum) en ≤0,2 % O(xygenium)

*** CZ-Ti = Commercieel Zuiver Titanium (99,9 % Ti)

Page 24: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 14

Onderstaande figuren (Fig. 3 t/m 8) geven het design weer van de in Tabel 1 vermelde PII‟s:

1 Het TempImplant (TI, Straumann®, Basel, Zwitserland)

Fig. 3-4 : Design van de TempImplants68

2 Het Immediate Provisional Implant (IPI, Nobel Biocare®, Göteborg, Zweden)

Fig. 5: Design van het IPI 69

3 Het Modular Transitional Implant™ (MTI, Dentatus®, New York, USA)

Fig.6: Design van de MTI’s70

Page 25: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 15

4 Het Mini Dental Implant™ (MDI, IMTEC Corp.®, Ardmore, USA)

Fig.7-8: Design van de MDI’s71

Het ontbreken van een eenduidige kwaliteitscontrole van de beschikbare implantaatsystemen

verklaart deze arbitraire indeling en verklaart waarom in wetenschappelijke publicaties vaak

verschillende onderverdelingen worden gehanteerd. Zo beschreven Groenendijk (2003)72

en

Bulard (2002)73

slechts 3 zgn. transferimplantaatsytemen: de IPI‟s (Nobel Biocare, Göteborg,

Zweden), de MTI‟s (Dentatus, New York, USA) en de MDI‟s (IMTEC Corp., Ardmore,

USA). Rossein (2005)74

gaf dan weer een veel uitgebreider overzicht van zgn.

„narrow-bodied one-piece implants‟, die hij definieerde als ‘eendelige, zelftappende

implantaten met smallere diameter, voor OB’. In wat volgt wordt onderscheid gemaakt tussen

PII‟s, enkel en alleen voor tijdelijk gebruik, en mini-implantaten en SDI‟s, al dan niet als

„definitieve‟ behandeloptie.

De onderzochte MDI‟s (IMTEC Corp., Ardmore, USA) hebben dan wel een minder groot

contactoppervlak dan conventionele implantaten (Siddiqui, Sosvicka en Goetz, 2006)75

, ze

vertonen wel OI (Balkin, Steflik en Naval, 2001)76

en het percentage „bot-implantaat contact‟

(BIC) blijkt vergelijkbaar met dit van conventionele implantaten (Simon en Caputo, 2002)77

.

Froum et al. (2005)78

bevestigden deze bevindingen: ook zij stelden dat het BIC bij PII‟s

vergelijkbaar is met dat bij conventionele implantaten. Men vond een BIC van 52,9 %

± 13,81 % na onderzoek van 33 PII‟s bij 21 patiënten na gemiddeld 10,8 maanden belasting.

4 PII-systemen werden in deze studie beschreven: het IPI (Nobel Biocare, Göteborg,

Zweden), MTI (Dentatus, New York, USA), MDI (IMTEC Corp., Ardmore, USA) en BTI

(Bicon, Boston, USA). Deze resultaten suggereren dat een aantal PII‟s langer dan bedoeld

gebruikt kunnen worden, gezien hun potentie om te osseoïntegreren.

Zo beschreven Ravasini en Ravasini (2004)79

het gebruik van 2 mini-implantaten (MDI,

IMTEC Corp., Ardmore, USA) als conventionele pijlerelementen voor een

Page 26: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 16

overkappingsprothese bij de edentate patiënt. Dit is opvallend omdat deze PII‟s als tijdelijke

implantaten werden ontwikkeld, maar toch als „definitieve‟ behandeloptie zouden kunnen

worden gebruikt, althans zo suggereerden de auteurs. Om deze mogelijkheid correct te

evalueren, worden in Tabel 2 een aantal belangrijke studies weergegeven aangaande het

gebruik van deze MDI‟s en wordt het succes ervan geanalyseerd.

Shatkin et al. (2003)80, Ahn et al. (2004)81 en Mazor et al. (2004)82 bevestigden het vermoeden

dat de MDI‟s langer dan bedoeld gebruikt kunnen worden. Een uitgebreide studie van Bulard

en Vance (2005)83 toonde na analyse van 1029 MDI‟s aan dat deze mini-implantaten

succesvol blijken op middellange termijn: slechts 8,83 % van de MDI‟s faalden na 4 tot

96 maanden opvolging. Griffitts et al. (2005)84 plaatsten 4 MDI‟s tussen de foramina mentales

bij elke deelnemer aan de studie. Na 13 maanden bekwam men een succes van 97,4 %. Toch

is hier enige terughoudendheid aangewezen, daar in deze studie geen controlegroep werd

opgenomen en er geen langetermijnopvolging was.

Ten slotte vergeleken Shatkin et al. (2007)85 de resultaten van deze studies met hun eigen

resultaten. Zij analyseerden 2514 MDI‟s en kwamen tot een succes gaande van 83,2 % (bij

volledige protheses in de BK) tot 99 % (bij vaste bruggen in de OK). Het succes bij MDI-

afgesteunde vaste bruggen lag significant hoger dan dat bij MDI-afgesteunde uitneembare

protheses (98,3 % vs. 89,9 %).

Wanneer men de studies van Shatkin et al. (2003), Ahn et al. (2004), Mazor et al. (2004),

Bulard en Vance (2005) en Shatkin et al. (2007) analyseert, kan worden geconcludeerd dat de

overleving van MDI‟s varieert van 91,2 % tot 96,3 %. De studie van Griffitts et al. (2005)

toonde zelfs een hoger succespercentage, al werden de MDI‟s hier slechts 0 tot 13 maanden

opgevolgd.

Page 27: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 17

Referentie Aantal

I*

Aantal

P** Situatie Resultaat

Shatkin et al. (2003)86

933 NG***

- Edentate OK/BK

- Ter stabilisatie

vaste/uitneembare prothese

91,9 % succes

na 0-3 jaar

Ahn et al. (2004)87

27 11

- Edentate OK

- Ter stabilisatie

vaste/uitneembare prothese

96,3 % succes

na gemiddeld 21 weken

Mazor et al. (2004)88

32 32 - Enkelvoudige tandvervanging

- Ter stabilisatie kroon (vast)

94,0 % succes

na gemiddeld 5 jaar

Bulard en Vance

(2005)89

1029 NG*** NG***

91,2 % succes

na 4-96 maanden

Griffitts et al. (2005)90

116 30

- Edentate OK/BK

- Ter stabilisatie uitneembare

prothese

97,4 % succes

na 0-13 maanden

Shatkin et al. (2007)91

2514 531

- Partieel of volledig edentate

OK/BK

- Ter stabilisatie vast brugwerk

94,2 % succes

na gemiddeld 2,9 jaar

Tabel 2: Overzichtstabel die de studies samenvat waarin informatie over toepassing en resultaat van

MDI’s (IMTEC Corp., Ardmore, USA) is weergegeven.

* I = implantaten; ** P = patiënten; *** NG = niet gerapporteerd

Dat MDI‟s gebruikt kunnen worden voor een overkappingsprothese in de OK, met succes op

langere termijn, werd bevestigd door LaBarre, Ahlstrom en Noble (2008)92

. Zij vonden bij

626 mini-implantaten (IMTEC Corp., Ardmore, USA of Atlas, Dentatus, New York, USA),

geplaatst over een periode van 6 jaar, een cumulatief succes van 92,6 %. Ter vergelijking:

Astrand et al. (2004)93

kwamen in een 5-jarig prospectief onderzoek naar 184 conventionele

Astra Tech implantaten (Astra Tech AB, Mölndal, Zweden) tot een cumulatief succes van

98,4 %. Enerzijds blijken de MDI‟s meer dan zomaar PII‟s, anderzijds zijn er onvoldoende

langetermijndata voorhanden die MDI‟s bevestigen als evenwaardig alternatief voor

conventionele implantaten, wel integendeel. Bijgevolg is verder langetermijnonderzoek nodig

alvorens dit behandelconcept zijn ingang kan vinden als standaardtherapie.

1.2.2.2 SDI’s

De zoektocht naar eenvoudige, goedkopere, doch kwalitatief volwaardige implantaten, zette

een aantal producenten aan tot de verdere ontwikkeling van mini-implantaten met brede

toepassingsmogelijkheden: een overzichtslijst van deze SDI‟s wordt in Tabel 3 weergegeven.

Page 28: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 18

Door sommige producenten worden deze implantaten onder meer als PII‟s beschouwd. Bij

een aantal van de beschreven systemen treedt echter vaak OI op, wat men feitelijk liever wil

vermijden om een gemakkelijke verwijdering uit de kaak mogelijk te maken.

Producent Product Introductie-

jaar

Schroef-

diameter (mm)

Lengte

coronale

top (mm)

Staartlengte

(mm)

Dentatus MTI Monorail 1993 1,8 7 7/10/14

Nobel Biocare IPI 1999 2,8 8 14

IMTEC Corporation MDI 1999 1,8 4 13/15/18

Bicon BTI 2000 2,5 7 8/12

“O” Company ISD 2000 3,0 5,65/7 10/12/14

Stern ERA 2002 2,2 5 10/13/15/18

Hi-Tec Implants TRI 2003 2,4 3 10/13

Intra-Lock

International MDL 2003 2,0/2,5 5 10/13/15/18

Nobel Biocare NobelDirect 2004 3,0 8 13/15

Biolok International SLL 2004 2,5 5 8

Biohorizons Maximum OS 2004 3,0 5/7 12/15/18

Osteo Care Midi 2004 2,3/2,8/3,3/3,8/4,3 9 10/13/16/19

Dentatus Atlas 2004 1,8/2,2/2,4 5 7/10/14

Dentatus Anew 2004 1,8/2,2/2,4 7 7/10/14

Straumann TempImplant 2006 2,0 6 10/12

Unor AG i-Plant 2010 2,0 tot 3,0/3,6 3,9/7,6/7,9 8,1

Tabel 3: Overzichtstabel die de eendelige, smal-diameter implantaten (SDI’s) weergeeft.

De meeste SDI‟s, zoals de in 2004 ontwikkelde Atlas- of Anew-implantaten (Dentatus,

New York, USA), werden ontwikkeld met het oog op een „definitief‟, prothetisch herstel.

Door hun afwijkende afmetingen kunnen deze implantaten erg nuttig zijn voor gebruik in die

zones, waar slechts een beperkte hoeveelheid bot of ruimte beschikbaar is. Bovendien zijn ze

veel goedkoper dan conventionele implantaten en is de chirurgische procedure veel

eenvoudiger. Het spreekt voor zich dat wanneer deze implantaten voorspelbaar als definitieve

behandeloptie kunnen worden gebruikt, men veel vaker, goedkoper en zonder complexe

chirurgische en/of botophogingsprocedures met implantaten zou kunnen werken. Om deze

mini-implantaten veilig te kunnen toepassen, dient men een vergelijkende studie uit te voeren

Page 29: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 19

tussen de kosten-baten verhouding en de mogelijke complicaties (overleving en succes).

Uiteraard speelt ook de tevredenheid van de patiënt een belangrijke rol: deze wordt mede

bepaald door de kosten-baten verhouding, maar ook door de nabezwaren, het aantal zittijden,

de stoeltijd, de mogelijke complicaties en de totale behandeltijd.

Steeds meer wetenschappelijke publicaties over het gebruik van deze SDI‟s als „definitieve‟

behandeloptie verschijnen. Volgens deze zienswijze worden deze implantaten echter niet

meer als PII‟s beschouwd, maar als mini-implantaten onder meer bij de indicatie

„onvoldoende ruimte voor conventionele implantaten‟: onvoldoende verticaal bot of

interproximale ruimte (Comfort et al., 200594

; Rossein, 200595

; Flanagan, 200696

;

Christensen, 200697

; Flanagan, 200898

, Christensen, 200899

). Rossein (2005) beschreef het

gebruik van Atlas-implantaten (Dentatus, New York, USA) bij deze indicatie, terwijl

Flanagan (2006) dan weer het gebruik van MDI‟s (IMTEC Corp., Ardmore, USA) toelichtte.

Beide systemen bieden een kosteneffectief alternatief voor het conventionele

implantaatprotocol, maar vallen gezien hun integratie-eigenschappen en „definitief‟

behandeldoel buiten het kader van deze masterproef. Christensen (2008) bevestigde dat de

indeling transiënt-definitief erg arbitrair is. Als indicaties voor het gebruik van deze SDI‟s

gelden:

- er is onvoldoende bot aanwezig;

- botophoging is geen optie;

- uitgebreide chirurgische procedures dienen te worden vermeden bij de medisch

gecompromitteerde patiënt;

- conventionele implantaten zijn geen optie om financiële redenen.

Het blijft echter maar zeer de vraag of mini-implantaten en SDI‟s in de praktijk als

betrouwbare, definitieve behandeloptie, en dus als een evenwaardig alternatief voor

conventionele implantaten, mogen worden gebruikt. Zo kwamen Albrektsson et al. (2007)100

in een retrospectieve studie over de overleving van 550 NobelDirect implantaten

(Nobel Biocare, Göteborg, Zweden) tot een gemiddelde faling van 10,7 % na 1 jaar, terwijl

maar liefst 20 % van de mini-implantaten faalden.

Page 30: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 20

1.2.3 Samenstelling PII’s

Tabel 1 geeft ook de materiaalsamenstelling van de PII‟s weer. De exacte samenstelling van

deze eendelige implantaten is belangrijk omdat het mede de eigenschappen ervan bepaalt.

Alle in Tabel 1 opgenomen PII‟s zijn Ti-implantaten, al dan niet legeringen. Ti wordt vaak

gebruikt in de implantologie omwille van zijn uitstekende corrosieweerstand en

biocompatibiliteit in biologische vloeistoffen en zijn hoge weerstand-gewichtsratio

(Jones, 2001)101

. Toch zijn er onderling belangrijke verschillen naar samenstelling toe, vaak

gerelateerd aan het tijdstip waarop de producent het product commercialiseerde. Zo

ontwikkelde Dentatus al in 1993 het MTI-Monorail Systeem (Dentatus, New York, USA),

gemaakt van commercieel zuiver Ti (CZ-Ti). De recentere PII-systemen bestaan dan weer uit

Ti-legeringen, zoals de Ti-6Al-4V-legering (IPI, Nobel Biocare, Göteborg, Zweden en MDI,

IMTEC Corp., Ardmore, USA) en de Ti-6Al-7Nb-legering (TempImplants, Straumann,

Basel, Zwitserland). Deze blijken namelijk betere resultaten te geven voor bepaalde

eigenschappen. Zo bleek uit experimenteel onderzoek dat CZ-Ti minder goed scoort op het

vlak van (trek)sterkte, polijstbaarheid en slijtageweerstand (breukweerstand) dan Ti-6Al-4V.

CZ-Ti is als implantaatmateriaal bijgevolg minder geschikt voor toepassingen onder hoge

belasting, zoals uitgebreid brugwerk (Lopez, Jimenez en Gutierrez, 2003)102

.

Gezien de twijfels betreffende de biocompatibiliteit van de Ti-6Al-4V-legeringen – ten

gevolge van vanadium-ionenvrijstelling door corrosie – werden andere Ti-legeringen zoals

Ti-6Al-7Nb ontwikkeld (Okazaki et al., 1998)103

. Raman et al. (2005)104

onderzochten het

elektrochemische gedrag van CZ-Ti ten opzichte van Ti-6Al-7Nb in artificieel speeksel

(pH 7,4; 37°C). Uit dit experimenteel onderzoek, waarbij aan de hand van

potentiodynamische anodische polarisatietesten en open-circuit potentiaaltesten het

corrosiegedrag van beide legeringen werd onderzocht, kon worden besloten dat de

Ti-6Al-7Nb-legering beduidend minder corrosie vertoonde dan CZ-Ti. Elektrochemische

impedantietests bij Ti-6Al-7Nb toonden met behulp van een spectroscoop aan dat er na

10 dagen immersie in een elektrolytische oplossing een stabiele, compacte en passieve

oppervlakkige laag werd gevormd. Dit bewijst dat deze legering geschikt is als

implantaatmateriaal.

Page 31: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 21

1.2.4 Nadelen PII’s

Uiteraard zijn er ook een aantal beperkingen verbonden aan het gebruik van PII‟s.

Ten eerste is er extra stoeltijd nodig om de PII‟s en de tijdelijke voorziening te plaatsen. Deze

extra stoeltijd brengt samen met het vereiste labowerk een extra kost met zich mee voor de

patiënt.

Ten tweede falen deze implantaten door hun mechanische integratie-eigenschappen en

specifieke design vaker dan conventionele implantaten. Dit hoeft uiteraard geen probleem te

zijn, daar PII‟s principieel kaderen in een provisioneel behandelconcept. Het vereist wel het

gebruik van voldoende PII‟s, zodoende de mogelijke faling van een of meerdere PII‟s te

kunnen opvangen en de tijdelijke restauratie alsnog voldoende lang te kunnen behouden

(Babbush, 2001105

; zie ook punt 1.2.1). Ook een excessieve overbelasting van PII‟s, zeker in

regio‟s waar onvoldoende bot aanwezig is, kan breuk of prematuur verlies van het PII

induceren (Sendax, 1996106

; Petrungaro, 1997107

). Diezelfde breuk of faling kan op haar beurt

lokaal botverlies veroorzaken (Landolt et al., 2004)108

. Een correcte plaatsing van voldoende

PII‟s is dus niet altijd mogelijk. Het spreekt voor zich dat de positionering van PII‟s wordt

aangepast aan de locatie van de conventionele implantaten en niet omgekeerd. Een

proefopstelling (diagnostische wax-up, evt. richtplaat) is bijgevolg aangewezen, zodat men de

correcte lokalisatie van PII‟s kan bepalen (Petrungaro, 1997)109

.

Ten derde is er voldoende afstand nodig tussen de wortels onderling: natuurlijke (restgebit) of

synthetische wortels (conventionele implantaten). Wanneer PII‟s geplaatst worden in

combinatie met conventionele implantaten dient een minimale afstand van 1,5-2,5 mm tussen

beide in acht genomen, omdat anders de bloedvoorziening en de OI in het gedrang kunnen

komen (Poitras en Benko, 2001)110

. Nobel Biocare stelt zelfs minimaal 3 mm voorop bij de

IPI‟s (Nobel Biocare, Göteborg, Zweden). Petrungaro (1997)111

stelde dat wanneer PII‟s te

dicht bij het conventioneel implantaat worden geplaatst, een goede integratie met de

bestaande harde weefsels in het gedrang kan komen. Ook wanneer er onvoldoende corticaal

bot is en het beschikbare bot < 14 mm diep is, kan het gebruik van PII‟s gecontra-indiceerd

zijn. In deze gevallen is namelijk niet altijd voldoende stabiliteit mogelijk, tenzij er

additionele PII‟s kunnen geplaatst worden en/of voldoende restdentitie aanwezig is

(Babbush, 2001)112

. Eenzelfde afstand moet ook ten opzichte van natuurlijke wortels

gerespecteerd worden om externe wortelresorptie te voorkomen (El Askary en Shawkat,

Page 32: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Inleiding 22

2003)113

. Wanneer aan deze voorwaarden wordt voldaan, zouden PII‟s de conventionele

implantaten niet beïnvloeden. Een succesvolle OI van de conventionele implantaten kan dan

plaatsvinden (Schuppan, 2000)114

.

Ten vierde blijkt uit gedocumenteerde casussen, vermeld in de bestaande, wetenschappelijke

literatuur dat tijdelijke restauraties vaak gecementeerd worden op PII‟s. De nadelen

verbonden aan het cementeren van deze tijdelijke restauraties zijn: het moeilijk kunnen

aanpassen van de constructie, de mogelijke aanwezigheid van subgingivale cementresten en

het risico op breuk of verlies van het PII bij het verwijderen van tijdelijke, cementgebonden

restauraties (Landolt et al., 2004)115

. Een aantal producenten speelden hierop in en

ontwikkelden afwijkende PII‟s: SDI‟s met een schroefverankering (bvb. Anew, Dentatus,

New York, USA).

Ten slotte zijn parafunctionele gewoonten (bruxisme, knarsen) een contra-indicatie voor het

gebruik van PII‟s. Dit wordt benadrukt door sommige producenten, zoals bij de IPI‟s

(Nobel Biocare, Göteborg, Zweden)116

. Het specifieke design van PII‟s speelt hierin een

belangrijke rol: de implantaatdiameter bepaalt mede de implantaatweerstand tegen belasting

(Allum, Tomlinson en Joshi, 2008)117

. Het is bijgevolg niet ondenkbaar dat men, wanneer de

tijdelijke, uitneembare prothese ‟s nachts wordt uitgelaten, als gevolg van onbewust toebijten,

verlies van PII‟s door breuk riskeert.

Page 33: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Doelstelling 23

2 Doelstelling

In deze masterproef wordt onderzocht of en hoe PII‟s worden gebruikt in de prothetische

tandheelkunde.

Hiertoe wordt een vergelijkende analyse uitgevoerd op de bestaande, wetenschappelijke

literatuur: deze analyse wordt uitgevoerd per toepassingsgebied omdat de succescriteria

kunnen variëren afhankelijk van het beoogde doel. Verder wordt het gebruik van PII‟s bij

elke hoofdindicatie gedocumenteerd met een beknopte casus118

. Op deze manier wordt een

beter inzicht verkregen in het gebruik van PII‟s in de dagelijkse praktijk en in de chirurgische

procedure. Ten slotte wordt voor elk toepassingsgebied passend geconcludeerd.

In de discussie wordt enerzijds per hoofdtoepassing relevante achtergrondinformatie gegeven:

zo worden mogelijke behandelingen besproken en kritisch geëvalueerd. Anderzijds worden

de wetenschappelijke studies omtrent de OI en het BIC rondom PII‟s geanalyseerd en wordt

geëvalueerd wat de mogelijkheden van PII‟s zijn naar levensduur toe. Ter illustratie wordt

casuïstiek toegevoegd: PII‟s worden hier zowel klinisch als radiografisch geëvalueerd.

Tot slot wordt een eindconclusie opgemaakt. Hierin worden vragen beantwoord zoals: vinden

PII‟s op vandaag in de prothetische tandheelkunde nog toepassing of niet? Bestaan er

alternatieve, eventueel betere, behandelopties?

Page 34: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 24

3 Literatuurstudie en casuïstiek

3.1 Methodologie bij literatuurstudie

De wetenschappelijke literatuur werd bekomen via de digitale database PubMed. Initieel

werd gezocht op de algemene benaming voor PII‟s, namelijk „provisional immediate

implants‟. Deze opzoeking leverde 261 resultaten op, waarvan 7 reviews. Als enige extra

MeSH-term wordt „dental implants‟ voorgesteld. De aangepaste zoekactie leverde

234 resultaten op, waarvan 6 reviews. Uit deze resultaten werden de relevante artikels

geselecteerd: de relevante artikels werden bekomen na analyse van alle abstracts, waarbij

enkel resultaten aangaande PII‟s werden weerhouden. Op basis van deze bevindingen werden

verdere zoekacties uitgevoerd, waaruit de relevante publicaties werden weerhouden, zoals

weergegeven in Tabel 4:

ZOEKTERMEN MeSH-terms LIMITS HITS

(review) RELEVANTE

Provisional immediate implants

AND dental implants - Dental implants / 261 (7) 17 (0)

Provisional immediate implants

AND dental implants - Dental implants

Last 10

years 234 (6) 15 (0)

Transitional implants

AND dental implants - Dental implants / 67 (5) 31 (4)

Temporary implants

AND dental implants

NOT orthodontics

- Dental implants

- Orthodontics

Last 10

years 408 (32) 15(1)

Temporary implants

AND dental implants

NOT orthodontics

NOT immediate dental

implantation

- Dental implants

- Orthodontics

- Dental

implantation

Last 10

years 220 (15) 14 (1)

Temporary implants

AND dental implants

AND titanium

NOT orthodontics

- Dental implants

- Titanium

- Orthodontics

/ 64 (4) 4 (0)

MDI AND dental implants - Dental implants / 5 (1) 5 (1)

IPI AND dental implants - Dental implants / 3 (0) 2 (0)

MTI AND dental implants - Dental implants / 6 (0) 4 (0)

Tabel 4: Overzichtstabel die de zoekacties weergeeft, uitgevoerd via de digitale database PubMed.

Page 35: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 25

Deze lijst werd aangevuld met extra publicaties uit de referentielijsten van de bekomen,

relevante artikels. Deze zoekacties werden uitgevoerd in de Engelstalige literatuur, al dan niet

met verwijzingen naar anderstalige literatuur. Enkel tijdschriften opgenomen in de database

PubMed werden weerhouden, uitgezonderd de extra publicaties die via de referentielijsten

van de bekomen, relevante artikels werden bekomen.

Page 36: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 26

3.2 Resultaten

In wat volgt wordt op basis van de literatuurstudie de mogelijke toepassingsgebieden voor het

gebruik van PII‟s één na één behandeld. Naast de 4 hoofdtoepassingen worden

volledigheidshalve 2 bijkomende toepassingen besproken.

In hoofdzaak kan het gebruik van PII‟s geïndiceerd zijn als tijdelijke ondersteuning:

- tijdens de inhelingsfase van conventionele implantaten;

- tijdens de maturatie van met botgreffes geaugmenteerde regio‟s;

- ter temporisatie bij de onvolgroeide patiënt;

- als ultiem implantaat.

Naast deze hoofdtoepassingen zouden PII‟s volgens een aantal auteurs ook kunnen worden

gebruikt:

- ter stabilisatie van een gids- of richtplaat;

- ter reductie van TemporoMandibulaire Dysfunctie-stoornissen.

3.2.1 Tijdens de inhelingsfase van conventionele implantaten

3.2.1.1 Literatuur

PII‟s worden vooreerst gebruikt als drager van een onmiddellijke, tijdelijke restauratie tijdens

de OI van conventionele implantaten (zie Fig. 1b). Hiervoor kan een bestaande prothese

gebruikt worden (Sendax, 1996)119

. Om de retentie en stabiliteit van de bestaande prothese te

verhogen, wat voornamelijk in de OK soms noodzakelijk blijkt, kan men een O-ring

retentiesysteem gebruiken. Het O-ring attachement dient hierbij over het PII-abutment

aangepast te worden. Door de tapse top van het PII (5°) zal de O-ring een retentieve kracht

ontwikkelen. De positionering van de O-ring ten opzichte van het kopdeel van het PII speelt

hier een belangrijke rol: hoe meer de ring naar apicaal, hoe meer retentie men verkrijgt

(Okhubo et al., 2004)120

.

De resultaten worden onderverdeeld: er wordt een onderscheid gemaakt tussen uitneembaar

of vast prothetisch herstel en tussen partieel of volledig edentate kaken. In onderstaande

tabellen (Tabellen 5 t/m 7) worden PII‟s als succes beschouwd, wanneer ze voor de

Page 37: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 27

vooropgestelde tijd hun functie konden behouden. Het loskomen van PII‟s, mobiliteit leidend

tot storing van de normale functie, pijn, infectie, OI en breuk worden als faling beschouwd.

Ter afsteuning van een tijdelijke, vaste brug bij de partieel edentate

patiënt

Tabel 5 beschrijft het gebruik van PII‟s als drager van een tijdelijke, vaste brug tijdens de OI

van conventionele implantaten in de partieel edentate kaak.

In de wetenschappelijke, Engelstalige literatuur werden vaak case reports beschreven

(Nagata, Nagaoka en Mukunoki, 1999; Proussaefs, 2003; Lee, Frias en Lee, 2005) en slechts

beperkte studiegroepen geanalyseerd (Petrungaro, 1997). Op basis van case reports kunnen

geen betrouwbare conclusies worden afgeleid: hiervoor zijn meer uitgebreide onderzoeken

noodzakelijk.

Zo beschreef Petrungaro (1997) het gebruik van 7 MTI‟s (Dentatus, New York, USA) bij

3 patiënten: alle opgevolgde MTI‟s bleven voor de beoogde 6 maanden in de mond. Nagata,

Nagaoka en Mukunoki (1999) analyseerden 4 MTI‟s in een partieel edentate OK en

bekwamen een succespercentage van 100. Proussaefs (2003) evalueerde in een case report het

BIC van MTI‟s na 18 maanden belasting in een partieel edentate OK. Gezien de hoge

BIC-waarde (81,3 %) kan men vermoeden dat MTI‟s, langer dan initieel bedoeld, kunnen

functioneren in de kaak. Lee, Frias en Lee (2005) onderzochten 1 IPI (Nobel Biocare,

Göteborg, Zweden) in een partieel edentate BK. Deze case report wil aantonen dat natuurlijke

pijlers en IPI‟s samen kunnen gebruikt worden voor de afsteuning van een tijdelijke, vaste

brug tijdens de OI van conventionele implantaten.

Slechts weinig studies beschrijven een uitgebreidere onderzoeksgroep. In één van deze

studies, analyseerden Froum et al. (1998) het succes van 78 MTI‟s (Dentatus, New York,

USA) bij 15 partieel of volledig edentate patiënten. De MTI‟s werden, zoals in de meeste

onderzoeken, na 4 tot 6 maanden verwijderd: 6 MTI‟s bleken verloren en 7 MTI‟s bleken

mobiel te zijn. De mobiele MTI‟s werden als succes beschouwd omdat ze hun functie konden

uitoefenen voor de beoogde periode. Aldus werd een succes van 92,3 % bekomen. Simon en

Caputo (2002) onderzochten 31 MTI‟s in 4 partieel of volledig edentate kaken. Na 7 tot

15 maanden belasting werden deze PII‟s uit de kaak verwijderd: 5 van hen bleken

osseogeïntegreerd. Wanneer deze osseogeïntegreerde PII‟s als faling worden beschouwd,

wordt een succes van 83,9 % bekomen. Uit dit onderzoek bleek dat naarmate de MTI‟s langer

Page 38: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 28

overleefden, er meer torque nodig was om hen te verwijderen. Het breukrisico, gerelateerd

aan de te gebruiken torque, lag hoger in de OK omdat er daar een sterkere OI bleek op te

treden. Ostman et al. (2004) analyseerden dan weer 191 IPI‟s (Nobel Biocare, Göteborg,

Zweden) in 45 partieel of volledig edentate bovenkaken. Na minimaal 6 maanden belasting

bleken 7 IPI‟s verloren door pijn of infectie en 17 IPI‟s mobiel. De mobiele IPI‟s werden als

succes beschouwd omdat ze hun functie voor de beoogde periode konden uitoefenen: aldus

werd een succes van 96,4 % bekomen. Tot slot werd in het onderzoek van Krenmair et

al. (2008) de overleving van 98 IPI‟s bij 31 patiënten geanalyseerd. Twee onderzoeksgroepen

werden gedefinieerd: in „Groep 1‟ (18 patiënten) werden IPI‟s gebruikt tijdens de

integratiefase van conventionele implantaten, terwijl in „Groep 2‟ (13 patiënten) IPI‟s werden

gebruikt als drager voor een vaste brug tijdens de maturatie van de botgreffe. In een volgende

fase werden nieuwe IPI‟s geplaatst tijdens de OI van conventionele implantaten. In beide

onderzoeksgroepen bleek het gebruik van IPI‟s voorspelbaar. Enkel in „Groep 2‟, tijdens de

initiële botopbouwfase, gingen 3 van de 60 IPI‟s verloren. Pas na verwijdering van de initieel

geplaatste IPI‟s werden bij deze patiëntengroep conventionele implantaten en nieuwe IPI‟s

geplaatst.

Page 39: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 29

Aantal

- PII’s (I)

- Patiënten (P)

Type

PII’s Klinische situatie

Evaluatie-

termijn

(maanden)

Falingen/

reden Succes

Petrungaro

(1997)121

- 7 I

- 3 P MTI

Partieel edentate

OK/BK 6 Geen 100 %

Froum et al.

(1998)122

- 78 I

- 15 P MTI

Partieel/volledig

edentate OK/BK 4-6 6/los 92,3 %

Nagata, Nagaoka

en Mukunoki

(1999)123

- 4 I

- 1 P MTI Partieel edentate OK 6 Geen 100 %

Simon en Caputo

(2002)124

- 31 I

- 4 P MTI

Partieel/volledig

edentate OK/BK 7-15 5/OI*** 83,9 %

Proussaefs

(2003)125

- 5 I

- 1 P MTI Partieel edentate OK 18 Geen 100 %

Ostman et al.

(2004)126

- 192 I

- 45 P IPI

Partieel/volledig

edentate BK ≥6

7/pijn of

infectie 96,4 %

Lee, Frias en Lee

(2005)127

- 1 I

- 1 P IPI Partieel edentate BK 6 Geen 100 %

Krenmair et al.

(2008)128

- 98 I

- 31 P

° Gr1*: 1-fasig

° Gr2*: 2-fasig

IPI Partieel edendate

BK/OK

- BK:

gem. 6,9**

- OK:

gem. 3,0**

Geen 100 %

(Gr1*)

Tabel 5: Overzichtstabel die de studies weergeeft over het gebruik van PII’s, ter afsteuning van een vaste

brug bij de partieel edentate patiënt.

* Gr = Groep; ** gem. = gemiddeld; *** OI = osseoïntegratie

Ter afsteuning van een tijdelijke, vaste brug bij de volledig edentate

patiënt

Tabel 6 beschrijft het gebruik van PII‟s ter afsteuning van een tijdelijke, vaste brug tijdens de

OI van conventionele implantaten in de volledig edentate kaak.

Naast case reports (Bichacho et al., 1999; Rossein en Boris, 2001; Ravasini en Marinello,

2002) werden ook meer uitgebreide onderzoeken verricht. De studies van Froum et al. (1998),

Simon en Caputo (2002) en Ostman et al. (2004) werden voorheen al besproken (Tabel 5): zij

analyseerden zowel partieel als volledig edentate kaken.

Page 40: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 30

El Attar et al. (1999) vergeleken het gebruik van 2 conventionele implantaten in de

controlegroep met het gebruik van 2 additionele MTI‟s (Dentatus, New York, USA) in de

studiegroep, telkens bij 6 patiënten met een edentate OK. Na 4 maanden bleken 2 MTI‟s

mobiel. Deze MTI‟s werden echter als succes beschouwd omdat ze voor de vooropgestelde

tijd hun functie konden uitoefenen en de patiënt niet stoorden bij de functionele

kaakbewegingen. In dit onderzoek bleken de patiënten uit de studiegroep significant meer

tevreden en bleek er significant minder botresorptie op te treden dan in de controlegroep.

In de onderzoeken van Babbush (2001) en Ahn et al. (2004) werden voor PII‟s successen van

rond de 96 % beschreven na analyse van respectievelijk 53 IPI‟s (Nobel Biocare, Göteborg,

Zweden) en 27 PII‟s (MDI, IMTEC Corp., Ardmore, USA en MDL, Intra-Lock, Florida,

USA) na ongeveer 5 maanden belasting. In de studie van Ahn et al. (2004) werden bij de

deelnemers echter zowel vaste als uitneembare protheses geplaatst en werden de PII‟s zonder

onderscheid geëvalueerd.

Page 41: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 31

Aantal

- PII’s (I)

- Patiënten (P)

Type

PII’s Klinische situatie

Evaluatie-

termijn

(maanden)

Falingen/

reden Succes

Froum et al.

(1998)129

- 78 I

- 15 P MTI

Partieel/volledig

edentate OK/BK 4-6 6/los 92,3 %

Bichacho et al.

(1999)130

- 8 I

- 1 P MTI Edentate OK 3 1/los 87,5 %

El Attar et al.

(1999)131

- CG*: 6 P – geen

- SG*: 6 P – elk 2 I MTI Edentate OK 4 Geen 100 %

Babbush

(2001)132

- 53 I

- 12 P IPI Edentate OK/BK Gem. 4,6**

- 1/OI***

- 1/mobiel en

discomfortabel

96,2 %

Rossein en

Boris (2001)133

- 5 I

- 1 P MTI Edentate BK 1 Geen 100 %

Simon en

Caputo

(2002)134

- 31 I

- 4 P MTI

Partieel/volledig

edentate OK/BK 7-15 5/OI*** 83,9 %

Ravasini en

Marinello

(2002)135

- 3 I

- 1 P IPI Edentate OK 8 Geen 100 %

Ostman et al.

(2004)136

- 192 I

- 45 P IPI

Partieel/volledig

edentate BK ≥ 6 7/pijn of infectie 96,4 %

Ahn et al.

(2004)137

- 27 I

- 11 P

MDI

MDL

Vaste/uitneembare

prothese in edentate

OK

Gem. 5,3** 1/breuk bij

plaatsing 96,3 %

Tabel 6: Overzichtstabel die de studies weergeeft over het gebruik van PII’s, ter afsteuning van een vaste brug

bij de volledig edentate patiënt.

* CG/SG= controle-/studiegroep; ** gem. = gemiddeld; *** OI = osseoïntegratie

Ter afsteuning van een tijdelijke, uitneembare prothese

Tabel 7 vat de studies samen over het gebruik van PII‟s als drager van een tijdelijke,

uitneembare prothese tijdens de OI van conventionele implantaten in de partieel of volledig

edentate kaak.

Bohsali et al. (1999) beschreven het gebruik van 6 MTI‟s (Dentatus, New York, USA) in een

partieel edentate BK: enkel de natuurlijke hoektanden waren nog aanwezig. Na 6 maanden

functionele belasting bedroeg het BIC rondom MTI‟s 45 %. 1 MTI bleek te falen omwille van

overgevoeligheid, vermoedelijk door overbelasting.

Page 42: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 32

Krenmair, Weinländer en Schmidinger (2003) analyseerden 77 IPI‟s (Nobel Biocare,

Göteborg, Zweden) in 28 edentate kaken. Zij noteerden een succes van 63,8 % in de BK, wat

opvallend lager is dan in andere studies, en van 89,5 % in de OK. De IPI‟s faalden significant

vaker in de BK dan in de OK, in het bijzonder tijdens de eerste 4 maanden na insertie. Als

mogelijke verklaring hiervoor wezen de auteurs op de slechtere botkwaliteit in de BK. Verder

worden PII‟s in de BK principieel langer behouden dan in de OK, om tot een adequate OI van

de conventionele implantaten te komen. De methode waarbij 4 IPI‟s werden gebruikt ter

stabilisatie van de uitneembare prothese toonde significant meer faling dan wanneer de

prothese slechts door 2 IPI‟s werd afgesteund. Ostman et al. (2004)138

verklaarden het lage

succespercentage in deze studie door het niet onderling verbinden van de IPI‟s: zij stelden

voor om de PII‟s te verbinden, bvb. met een baarconstructie. In een onderzoek op 72 IPI‟s in

de edentate BK bij 18 patiënten werd het succes geobserveerd in 2 onafhankelijke groepen.

Bij de ene groep werden de 4 IPI‟s onderling niet verbonden: er werd een succes

geregistreerd van 62,5 %. Bij de andere groep werden de 4 IPI‟s onderling telkens verbonden

met een baarconstructie en vond men een significant hoger succes van 90,7 %. Verder wezen

de auteurs op de gemakkelijkere hanteerbaarheid en de verminderde noodzaak tot aanpassing

van de tijdelijke prothese bij het onderling verbinden van IPI‟s. Een zekere graad van

disparallellisme bij het niet verbinden van de IPI‟s, gepaard gaande met een zekere

microbeweging tijdens het functioneren, zou de lagere succesgraad kunnen verklaren

(Krenmair et al., 2005).

De studie van Leshem et al. (2003) onderzocht dan weer 40 TRI‟s (Hi-Tec Implants, Herzlia,

Israël) bij 20 patiënten. Geen enkele faling werd gerapporteerd na 3 maanden belasting.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat Roy en David Leshem, twee van de auteurs, financiële

belangen hebben bij de onderzochte implantaten.

Page 43: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 33

3.2.1.2 Casus

Een patiënt bood zich aan bij Dr. L. Barbier en Dr. C. De Clercq143

met een sterk

geresorbeerde, edentate BK (Fig. 1a). De patiënt wenste vast herstel in de BK. Door

Dr. De Clercq werd onder lokale anesthesie een bilaterale sinuslift uitgevoerd, waarvoor een

combinatie van biologisch en autoloog bot werd gebruikt. Simultaan werden 8 conventionele

implantaten en 6 PII‟s (IPI, Nobel Biocare, Göteborg, Zweden) geplaatst (Fig. 1b).

Dr. Barbier zorgde voor het prothetische herstel bij deze patiënt: bij de conventionele

implantaten werd het principe van een 2-fasig belastingsprotocol toegepast, terwijl de PII‟s

onmiddellijk werden belast (besproken in punt 3.3.1.1). Op deze manier kunnen

conventionele implantaten zonder functionele belasting ingroeien: de tijdelijke, vaste brug

wordt afgesteund door PII‟s (Fig. 1c-d). De mondhygiëne bij een tijdelijke brug blijkt niet

zo‟n probleem. Deze tijdelijke brug is namelijk vrij rond en de patiënt hoeft niet onder de

brug te reinigen, gezien de weinige plaqueretentie.

Aantal

- PII’s (I)

- Patiënten (P)

Type

PII’s

Klinische

situatie

Gemiddelde

evaluatie-

termijn

(maanden)

Falingen/reden Succes

Bohsali et al.

(1999)139

- 6 I

- 1 P MTI

Partieel

edentate

BK

6 1/pijn 83,3 %

Krenmair,

Weinländer en

Schmidinger

(2003)140

- 77 I

- 28 P IPI

Edentate

BK/OK

- BK: 6,9

- OK: 3

- BK: 21/58

- OK: 2/19

- BK: 63,8 %

- OK: 89,5 %

Leshem et al.

(2003)141

- 40 I

- 20 P TRI

Edentate

OK/BK 3 Geen 100 %

Krenmair et al.

(2005)142

- 72 I

- 10 P:

niet verbonden

- 8 P:

verbonden

IPI Edentate

BK 6,8

- niet verbonden:

15/40

- verbonden:

3/32

Gemiddeld 75 %

- niet verbonden:

62,5 %

- verbonden:

90,7 %

Tabel 7: Overzichtstabel die de studies weergeeft over het gebruik van PII’s, ter afsteuning van een uitneembare

prothese.

Page 44: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 34

Fig. 1a: Preoperatief radiografisch beeld (OPG) Fig. 1b: Radiografisch beeld (OPG) na insertie van

IPI’s en conventionele implantaten

Fig. 1c: Intraoraal beeld van de tijdelijke,

vaste brug Fig. 1d: Extraoraal beeld van de tijdelijke,

vaste brug

3.2.1.3 Conclusie

PII‟s werden oorspronkelijk gebruikt voor een vast, tijdelijk, prothetisch herstel tijdens de

OI-fase van conventionele implantaten. Een vaste brug wordt door de patiënt vaak als meer

comfortabel ervaren dan een uitneembare prothese. Daarenboven blijken PII‟s, gebruikt als

pijlerelementen voor een vaste brug, ook minder te falen, zeker wanneer de gebruikte PII‟s

onderling worden verbonden. In eerste instantie werden PII‟s voornamelijk bij de edentate

patiënt gebruikt, maar onderzoek toont aan dat ze uitstekend kunnen functioneren in

combinatie met natuurlijke elementen. Zowel de artificiële als de natuurlijke wortels kunnen

dan dienst doen als dragers van de tijdelijke prothese.

Wanneer met bovenstaande factoren rekening wordt gehouden, blijken PII‟s voor de

beschreven evaluatietermijnen – vaak 3 tot 6 maanden – een voorspelbare behandeloptie:

succespercentages van rond de 95 werden beschreven. Hierbij dient weliswaar benadrukt dat

de meeste studies werden uitgevoerd tussen 1997 en 2005, wat doet vermoeden dat het

gebruik van PII‟s binnen deze toepassing stilaan uitdooft en dat alternatieve behandelopties

werden ontwikkeld.

Page 45: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 35

3.2.2 Tijdens de maturatie van met botgreffes geaugmenteerde regio’s

3.2.2.1 Literatuur

PII‟s worden vervolgens gebruikt als drager van een onmiddellijke, tijdelijke restauratie

tijdens de maturatie van met botgreffes opgebouwde regio‟s (Fig. 2a). Hiervoor kan een

bestaande prothese aangepast worden, zodat deze over de PII‟s aansluit.

Tabel 8 geeft een samenvatting van de literatuur aangaande het gebruik van PII‟s als drager

van deze tijdelijke prothese. De PII‟s in Tabel 8 worden als succes beschouwd, wanneer ze

voor de vooropgestelde tijd hun functie konden behouden. Het loskomen van PII‟s, mobiliteit

leidend tot storing van de normale functie, pijn, infectie, OI en breuk worden als faling

beschouwd.

Petrungaro (1997) beschreef onder meer een case report ter illustratie. Bij een 66-jarige

vrouw werd de 3.4 geëxtraheerd en zij wenste een implantaat ter vervanging van dit element.

Doordat de buccale plaat verloren was gegaan ter hoogte van de implantaatzone, werd lokaal

botmateriaal ter herstel toegevoegd. Om een stressvrije maturatie van deze opgehoogde zone

mogelijk te maken, werd distolinguaal van het conventioneel implantaat een MTI (Dentatus,

New York, USA) geplaatst als drager van een vaste, tijdelijke kroon. 9 maanden later werd de

afdekschroef („cover screw‟) van het conventioneel implantaat en het PII verwijderd.

3 maanden later werd de nieuwe, tijdelijke kunststofkroon vervangen door een definitieve,

porseleinen restauratie. Petrungaro (2000) analyseerde 2 case reports, waarbij telkens 6 MTI‟s

werden geplaatst ter afsteuning van een tijdelijke prothese tijdens de maturatie van een

botgreffe. In dezelfde zittijd werd een sinuslift uitgevoerd en werden 6 MTI‟s geplaatst. Na

6 maanden werden de MTI‟s verwijderd en healing abutments over de conventionele

implantaten geplaatst. De tijdelijke prothese werd zo aangepast, dat deze mooi over de

abutments kon aansluiten. Deze procedure werd ook uitgebreid beschreven door Poitras en

Benko (2001)144

.

Babbush (2001) analyseerde 53 IPI‟s (Nobel Biocare, Göteborg, Zweden) in de edentate OK

of BK en kwam tot een succes van 96,2 % na gemiddeld 4,6 maanden belasting. Let wel,

zowel patiënten met als patiënten zonder botopbouw werden zonder onderscheid geëvalueerd.

In een studie over de overleving van IPI‟s (Nobel Biocare, Göteborg, Zweden) ter afsteuning

van een tijdelijke, uitneembare prothese, bekwamen Krenmair, Weinländer en Schmidinger

Page 46: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 36

(2003) een succes van 61,4 % na het uitvoeren van een bilaterale sinuslift in de edentate BK

bij 12 patiënten. Dit lage succespercentage kan mogelijk worden verklaard door het niet

onderling verbinden van de IPI‟s. In een studie van Krenmair et al. (2005) werd het succes

van al dan niet verbonden IPI‟s geëvalueerd na 6,8 maanden belasting. Bij 8 patiënten werd

een bilaterale sinuslift uitgevoerd. Omdat er in de resultaten van deze studie geen onderscheid

werd gemaakt tussen de patiënten die wel een sinusliftoperatie ondergingen en de patiënten

die er geen ondergingen, is het heel moeilijk om een correct beeld te krijgen van het

succespercentage in deze toepassing van PII‟s. Wel bevestigt deze studie de stelling dat het

gebruik van een baarconstructie ter verbinding van PII‟s een betere prognose geeft dan

wanneer PII‟s onafhankelijk van elkaar worden geplaatst. Krenmair et al. (2008) kwamen in

hun onderzoek tot een succes van 95 %, terwijl geen enkele faling werd waargenomen in de

controlegroep waar conventionele implantaten en IPI‟s simultaan werden geplaatst zonder

botopbouw.

In een studie van Groenendijk (2003) werden 2 casussen beschreven. Bij de ene patiënt werd

in de partieel edentate BK een sinusliftoperatie uitgevoerd en de processus alveolaris

verbreed met Cerasorb (Curasan AG, Kleinostheim, Duitsland) en autoloog bot. Simultaan

werden 5 PII‟s geplaatst: zij functioneerden als drager van de tijdelijke, vaste brug. Bij de

andere patiënt werd in de edentate BK een bilaterale sinusliftoperatie en verbreding van de

processus alveolaris uitgevoerd. Simultaan werden 4 PII‟s geplaatst, zodat het operatiegebied

en de conventionele implantaten konden worden ontzien. Bij beide patiënten bleken de PII‟s

succesvol.

Ahn et al. (2004) evalueerden 27 PII‟s (MDI, IMTEC Corp., Ardmore, USA en MDL,

Intra-Lock Int., Florida, USA) in de edentate OK van 12 patiënten. Bij alle patiënten werd een

botopbouw uitgevoerd (Allograft, doorstraald trabeculair bot, Rocky Mountain Tissue Bank,

Aurora, USA) en na 21 weken belasting werden de PII‟s verwijderd. Slechts 1 PII bleek te

hebben gefaald tijdens deze maturatie- en integratieperiode, meer bepaald door breuk.

Iezzi et al. (2007) voerden een histologisch onderzoek naar de OI-graad rondom PII‟s na een

bilaterale sinusliftoperatie in de partieel edentate BK: voor een optimaal resultaat werd

hiertoe Calciumsulfaat gebruikt als botsubstituut (CaS, Surgiplaster Sinus, Classimplant,

Rome, Italië). Men vond een BIC-waarde van 55 %: 40 % bleek origineel bot te zijn en 15 %

nieuwgevormd bot. De 2 gebruikte PII‟s (SLL, Biolok International, Florida, USA)

functioneerden 7 maanden succesvol in de kaak, waarna ze werden verwijderd. Pas dan

Page 47: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 37

werden 3 conventionele implantaten geplaatst: zij funtioneerden als dragers voor een vast,

definitief brugwerk.

- Aantal/type

PII

- Aantal

patiënten (P)

Klinische

situatie

Gemiddelde

evaluatie-

termijn

(maanden)

Greffe-

materiaal Succes

Petrungaro (1997)145

- 1/MTI

- 1 P

Partieel

edentate OK 9 NG*** 100 %

Petrungaro (2000)146

- 12/MTI

- 2 P

Vaste brug in

edentate BK 6

- 3 g GGB*

- 6 g RHA*

- 2 ml AB*

100 %

Babbush (2001)147

- 53/IPI

- 12 P

Edentate

OK/BK 4,6 NG*** 96,2 %

Krenmair, Weinländer

en Schmidinger (2003)148

- 44/IPI

- 12 P Edentate BK 6,9 NG*** 61,4 %

Groenendijk (2003)149

- 5/MTI

- 1 P

Partieel

edentate BK NG***

Cerasorb +

autoloog bot 100 %

- 4/IPI

- 1 P Edentate BK 6 NG*** 100 %

Ahn et al. (2004)150

- 25/MDI +

2/MDL

- 11 P

Edentate OK 5,25 Allograft 96,3 %

Krenmair et al. (2005)151

- 32/IPI

- 8 P Edentate BK 6,8 NG***

- Niet

verbonden:

62,5 %

- Verbonden:

90,7 %

Iezzi et al. (2007)152

- 2/SLL

- 1 P

Partieel

edentate BK 7 CaS ** 100 %

Krenmair et al. (2008)153

- 60/IPI

- 13 P

Partieel

edentate

OK/BK

- BK: 6,9

- OK: 3 NG*** 95 %

Tabel 8: Overzichtstabel die de studies weergeeft over het gebruik van PII’s in het kader van een

botophogingsprocedure en/of sinuslift.

* GGB: gedemineraliseerd gevriesdroogd bot; RHA: resorbeerbaar hydroxylapatiet; AB: autogeen bot

** CaS: Calciumsulfaat

*** NG = niet gerapporteerd

Page 48: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 38

3.2.2.2 Casus

Een patiënt was niet tevreden over de retentie en het comfort van zijn/haar bestaande,

volledige prothese in de BK en kwam met dit probleem bij Dr. L. Barbier en

Dr. J. Abeloos154

. Deze patiënt wenste een vast herstel: hiervoor bleek een botophoging

noodzakelijk, zodat men conventionele implantaten zou kunnen plaatsen. In een eerste fase

werd door Dr. Abeloos een botophoging uitgevoerd en werden 3 PII‟s (IPI, Nobel Biocare,

Göteborg, Zweden) geplaatst ter bescherming van deze greffe (Fig. 2a). Op deze manier kon

de volledige prothese door de IPI‟s worden afgesteund en werd mogelijk druk vanwege de

volledige prothese op de opgehoogde regio vermeden. 6 maanden later, wanneer matuur en

vitaal bot was gevormd, werden de IPI‟s verwijderd en 6 conventionele implantaten geplaatst

door Dr. Abeloos. Later werd door Dr. Barbier een vaste brug gefabriceerd, die afsteunde op

deze implantaten. De plaqueretentie onder een vaste, tijdelijke brug is erg beperkt en

bovendien is het verstandig zeker meerdere weken na een botgreffe de gingiva niet aan te

raken om de wonde niet te laten openvallen.

Fig. 2a: 3 IPI’s in BK tijdens maturatie botgreffe:

postoperatief, radiografisch beeld (OPG)

Bij een tweede patiënt diende men in de edentate BK een aantal chirurgische procedures uit te

voeren om vast brugwerk op conventionele implantaten mogelijk te maken (Fig. 2b). Zowel

een bilaterale sinuslift als een verbreding van de processus alveolaris werden door Dr. C. De

Clercq uitgevoerd. Om tot een goede afsteuning van de volledige prothese te komen, plaatste

Dr. De Clercq simultaan 6 PII‟s (IPI, Nobel Biocare, Göteborg, Zweden; Fig. 2c-d). Met een

vaste brug, afgesteund op deze IPI‟s, kon een stressvrije maturatie van de greffe plaatsvinden

(Fig. 2e). Dr. Barbier fabriceerde deze vaste brug, waardoor de patiënt 6 maanden normaal

kon functioneren (Fig. 2f-g). Vervolgens werden de IPI‟s verwijderd en 6 conventionele

implantaten geplaatst, waarop de tijdelijke brug kon afsteunen volgens het OB-protocol.

Page 49: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 39

Fig. 2b: Preoperatief, radiografisch beeld BK

(Dentascan, CT) in verschillende coupes Fig. 2c: Postoperatief, radiografisch beeld BK

(Dentascan, CT) met IPI’s

Fig. 2d: Intraoraal beeld na botopbouw

en plaatsing IPI’s Fig. 2e: Postoperatief, radiografisch beeld BK

(OPG) met IPI’s en osseosyntheseschroeven

Fig. 2f-g: Extra- en intraoraal beeld van de tijdelijke, vaste brug

3.2.2.3 Conclusie

PII‟s worden, al dan niet in combinatie met de restdentitie, gebruikt als drager van een

tijdelijke brug om de stressvrije maturatie van de botopgehoogde regio‟s mogelijk te maken.

Op deze manier kan de patiënt toch genieten van een onmiddellijk, functioneel en esthetisch

herstel. In deze situatie werden PII‟s vaak gebruikt en werden hoge successen van 95-100 %

genoteerd, behalve in de studies van Krenmair, Weinländer en Schmidinger (2003) en

Page 50: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 40

Krenmair et al. (2005). In deze laatste studies werden slechts (lagere) successen van rond de

60 % beschreven. Als mogelijke verklaring werd het niet onderling verbinden van de PII‟s

vermeld. Het onderling verbinden lijkt op basis van de beschikbare literatuur een belangrijke

voorwaarde om PII‟s succesvol te kunnen gebruiken voor de beschreven evaluatietermijnen.

3.2.3 Ter temporisatie bij de onvolgroeide patiënt

3.2.3.1 Literatuur

Ter illustratie van het gebruik van PII‟s als tijdelijke, prothetische oplossing bij een

onvolgroeide patiënt, in afwachting van een later, „definitief‟ herstel, worden in de

Engelstalige literatuur enkel case reports beschreven (Tabel 9). De PII‟s die behouden blijven

tot wanneer de patiënt volgroeid is, worden als succes beschouwd. Vaak echter werden de

PII‟s, geanalyseerd in deze case reports, onvoldoende lang opgevolgd om een correct beeld te

geven van hun mogelijkheden binnen deze toepassing.

Een eerste case report beschreef het gebruik van 2 PII‟s (MTI, Dentatus, New York, USA) ter

vervanging van de twee agenetische, laterale bovenincisieven bij een 14-jarig meisje. Na

18 maanden bleken de MTI‟s nog steeds stabiel. Men hoopte de MTI‟s nog 3 jaar te kunnen

behouden, waarna men conventionele implantaten zou plaatsen (Keller, 2001).

Güler et al. (2005) beschreven het gebruik van PII‟s in de partieel edentate OK van een

15-jarig meisje. Onder meer de 4 onderincisieven ontbraken door agenesie. 4 MDI‟s (IMTEC

Corp., Ardmore, USA) werden geplaatst ter vervanging. Een goed esthetisch en functioneel

resultaat werd gerapporteerd, maar de overleving van de MDI‟s werd niet geanalyseerd.

Een derde case report beschreef het gebruik van 2 IPI‟s (Nobel Biocare, Göteborg, Zweden)

ter vervanging van de twee agenetische, laterale bovenincisieven bij een 16-jarig meisje met

het Williams-Beuren Syndroom. De IPI‟s functioneerden al 4 jaar in de mond. Wanneer de

patiënte volgroeid zal zijn, zouden conventionele implantaten worden geplaatst (Mass,

Oelgiesser en Tal, 2007).

Ten slotte beschreven Artopoulou, Martin en Suchko (2009) het gebruik van 5 IPI‟s

(Nobel Biocare, Göteborg, Zweden) ter vervanging van 1 laterale bovenincisief en

4 onderpremolaren bij een 10-jarige ED-patiënt. Na 6 maanden bleken alle IPI‟s stabiel. De

IPI‟s blijven idealiter in de kaak tot wanneer de dentale en skeletale groei is voltooid.

Page 51: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 41

Aantal/type

PII

Evaluatie-

termijn

(maanden)

Relevante agenesieën Succes

Keller (2001)155

2/MTI 18 1.2 en 2.2 100 %

Güler et al.

(2005)156

4/MDI NG* 3.2, 3.1, 4.1 en 4.2 NG*

Mass, Oelgiesser

en Tal (2007)157

2/IPI 48 1.2 en 2.2 100 %

Artopoulou,

Martin en Suchko

(2009)158

5/IPI 6 2.2, 3.4, 3.5, 4.4 en 4.5 100 %

Tabel 9: Overzichtstabel die de studies weergeeft over het gebruik van PII’s bij de

onvolgroeide patiënt.

* NG = niet gerapporteerd

3.2.3.2 Casus

Een 13-jarige jongen werd gebeten door een hond: hierbij gingen een deel van en een aantal

tanden in de OK verloren (Fig. 3a t/m c). Zoals beschreven kunnen bij jonge patiënten nog

geen conventionele implantaten worden geplaatst omdat de skeletale en dentale groei nog niet

is voltooid. Verschillende oplossingen kunnen dan worden overwogen. Om de edentate zone

in het derde kwadrant (van 3.1 t/m 3.5) op te vullen, werden bij deze patiënt PII‟s (IPI,

Nobel Biocare, Göteborg, Zweden) geplaatst, in afwachting van een later, „definitief‟ herstel

met conventionele implantaten. Ter hoogte van de edentate zone plaatste Dr. C. De Clercq

4 IPI‟s (Fig. 3d) en werd door Dr. L. Barbier een vaste brug gemaakt die mooi over de PII‟s

aanpaste (Fig. 3e). Op deze manier kwam men bij deze patiënt tot een tijdelijke, esthetisch en

functioneel stabiele oplossing.

Fig. 3a t/m c: Preoperatieve, intraorale beelden en preoperatief, radiografisch beeld (OPG)

Page 52: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 42

3.2.3.3 Conclusie

Bij jongens en meisjes die dentaal en/of skeletaal nog niet volgroeid zijn, bieden PII‟s een

mogelijke tussenoplossing in afwachting van een later, „definitief‟ herstel. Enkele case reports

tonen dan wel aan dat PII‟s voor een beperkte periode goed kunnen functioneren, doch er zijn

geen langetermijnstudies voorhanden met voldoende grote steekproeven. Op basis van de

bestaande studies mag men het gebruik van PII‟s als drager van een tijdelijke prothese bij de

onvolgroeide patiënt voorlopig dan ook niet aanzien als een betrouwbare eerste keuze

behandeling.

3.2.4 Als ultiem implantaat

3.2.4.1 Literatuur

PII‟s kunnen ook gebruikt worden als tijdelijk, ultiem implantaat om een brug in nood te

redden, wanneer het bestaande kroon- en brugwerk zodanig ondermijnd is dat een

onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk is.

Groenendijk (2003)159

beschreef volgende toepassingsmogelijkheden PII‟s als

tussenoplossing in afwachting van een later, „definitief‟ herstel:

- als tijdelijke pijler(s) voor een tijdelijke brug onmiddellijk na tandverlies;

- als tijdelijke pijler(s) wanneer een of meerdere natuurlijke pijlers verloren zijn gegaan;

- als tijdelijke pijler(s) voor een tijdelijke brug;

- als tijdelijke pijler(s) ter stabilisatie van een bovenprothesse zonder verhemelteplaat.

PII‟s kunnen dus ook worden gebruikt om bruggen in moeilijkheden te redden. Spitler

(2002)160

beschreef hiervoor het gebruik van MTI‟s (Dentatus, New York, USA) of MDI‟s

(IMTEC Corp., Ardmore, USA). Als mogelijke indicaties vermeldde hij:

Fig. 3d: Postoperatief, intraoraal beeld na

plaatsing IPI’s Fig. 3e: Postoperatief, intraoraal beeld na

plaatsing IPI’s met vaste brug

Page 53: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 43

- een pijlerelement met wortelcariës, uitgebreid parodontaal verval of mobiliteit;

- een pijlerelement met een sterk aangetaste kroon;

- een pijlerelement met een persisterende periapicale infectie na een endodontische

behandeling;

- een pijlerelement met een falende opbouw onder de kroon;

- een pijlerelement met een (meerdere) gespleten wortel(s).

In deze gevallen kunnen PII‟s een tijdelijke uitkomst bieden, al dan niet in afwachting van

een later prothetisch herstel. Uit een aantal casussen door Spitler beschreven, blijkt dat op

deze manier een aantal jaren kan worden overbrugd, wat in specifieke gevallen erg nuttig kan

zijn. In de Engelstalige literatuur zijn geen onderzoeken aangaande de overleving en/of het

succes van dergelijke brugconstructies beschikbaar. Enkel de indicatie wordt in

bovenvermelde studies beschreven, al dan niet aangevuld met een of meerdere casussen.

3.2.4.2 Casus

Een patiënt bood zich aan op het AZ Sint-Jan, te Brugge. Na klinische en radiografische

controle bleken de bruggen in het 2de

en het 3de

kwadrant niet langer houdbaar: een aantal

pijlerelementen vertoonden een verhoogde mobiliteit, andere pijlerelementen vertoonden

wortelcariës ten gevolge van een falende randaansluiting (Fig. 4a t/m c). De patiënt wenste

later, wanneer hij daar financieel toe in staat zou zijn, vast brugwerk op implantaten. Intussen

drong een noodbehandeling zich op, zodat de bestaande pathologie toch zo goed mogelijk

kon worden behandeld. Dr. L. Barbier opteerde ervoor om het gebit waar mogelijk maximaal

te behouden, door alle pijlerelementen cariësvrij te maken en grondig te evalueren (Fig. 4d).

Ter hoogte van de 1.1 werd door Dr. J. Abeloos een PII (IPI, Nobel Biocare, Göteborg,

Zweden) geplaatst als noodzakelijke, extra pijler voor de (tijdelijke) brug (Fig. 4e). Met deze

tijdelijke, vaste brug kon de patiënt een aantal jaren overbruggen alvorens een meer

voorspelbare, „definitieve‟, doch duurdere behandeling te ondergaan (Fig. 4f-g).

Page 54: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 44

Fig. 4a: Preoperatief, intraoraal beeld Fig. 4b-c: Preoperatieve, radiografische beelden

Fig. 4d: Intraoraal beeld na exploratie

van de pijlerelementen Fig. 4e: Postoperatief, radiografisch beeld

(OPG) met IPI

Fig. 4f: Intraoraal beeld

van de nieuwe, vaste brug Fig. 4g: Extraoraal, frontaal beeld

van de nieuwe, vaste brug

3.2.4.3 Conclusie

Het gebruik van PII‟s als tussenoplossing om een brug in nood te redden, wanneer

onvoldoende geschikte pijlerelementen aanwezig zijn, wordt enkel als mogelijke indicatie

vermeld in de Engelstalige wetenschappelijke literatuur. Er zijn geen studies beschikbaar

betreffende de overleving van PII‟s in deze toepassing. Uitgebreide prospectieve en

retrospectieve studies zijn noodzakelijk om een correct beeld te geven van de overleving en

het succes ervan. Bijgevolg kan men, op basis van de bestaande wetenschappelijke literatuur,

Page 55: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 45

PII‟s voorlopig niet beschouwen als een betrouwbare eerste keuze behandeling bij deze

patiënten.

3.2.5 Overige toepassingen

3.2.5.1 Ter stabilisatie van een gids-/richtplaat

Literatuur

Tijdens de plaatsing van conventionele implantaten, kunnen PII‟s gebruikt worden als

fixatieschroeven voor de intraorale stabilisatie van een gids- of richtplaat.

Simon (2002)161

beschreef het gebruik van MTI‟s (Dentatus, New York, USA) als

fixatieschroeven voor gidsplaten voor de accurate positionering van conventionele

implantaten. Volgens de auteur is voornamelijk in de edentate OK voor metaalkeramische

restauraties een accurate implantaatpositionering belangrijk met het oog op een voorspelbaar,

esthetisch eindresultaat. In tegenstelling tot in de BK, waar de tubera maxillae en het palatum

voor een goede stabilisatie van de gidsplaat zorgen, blijkt een stabiele afsteuning in de OK

vaak minder evident. Sicilia et al. (2000)162

bevestigden dat een weefselgedragen chirurgische

gidsplaat weliswaar volstaat voor overkappingsprotheses of hybride, vaste protheses, maar

volgens deze auteurs zijn deze weefselgedragen gidsplaten niet altijd precies genoeg bij

metaalkeramische, implantaatgedragen vaste protheses. In deze gevallen kunnen PII‟s, als

stabilisatoren van een chirurgische gidsplaat, een waardig alternatief zijn.

Ook Aalam et al. (2005)163

en Wu en Khee (2006)164

beschreven het gebruik van PII‟s ter

stabilisatie van een chirurgische gidsplaat tijdens de plaatsing van conventionele implantaten

in de edentate OK. Aalam et al. (2005) gebruikten hiervoor IPI‟s (Nobel Biocare, Göteborg,

Zweden) en beschreven de plaatsingsprocedure van deze implantaten: slechts 2 IPI‟s werden

parallel en anterieur van beide retromolaarpaden gepositioneerd. Met behulp van „de pick-up

techniek‟ kan een coping aan de gidsplaat worden bevestigd: rondom laat men voldoende

autopolymeriserende kunsthars vloeien. De patiënt dient toe te bijten tijdens de uitharding,

zodat een stabiele gidsplaat wordt bekomen. Het gebruik van slechts 2 PII‟s biedt een aantal

voordelen:

- de lagere kostprijs en de eenvoudigere plaatsingsprocedure (cfr. parallellisme);

- het gereduceerde aantal noodzakelijke tandartsbezoeken;

- de goede hanteerbaarheid van de gidsplaat;

Page 56: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 46

- de PII‟s bevinden zich zodoende op voldoende afstand van de conventionele implantaten.

Wu en Khee (2006) gebruikten dan weer 3 PII‟s ter stabilisatie van de gidsplaat in de edentate

OK. In deze beschrijvende studie werden ook alternatieve technieken voorgesteld.

Ten slotte beschreven Yeh, Monaco en Buhite (2006)165

de klinische procedure over het

gebruik van PII‟s ter stabilisatie van een richtplaat. In de edentate OK werden

4 conventionele implantaten (Brånemark Mk IV Ti-Unite, Nobel Biocare, Göteborg, Zweden)

anterieur en 2 PII‟s (IPI, Nobel Biocare, Göteborg, Zweden) posterieur van de foraminae

mentale geplaatst. In dit onderzoek werd de richtplaat manueel over de weke weefsels

gestabiliseerd. Vervolgens postitioneerde men de 2 IPI‟s doorheen de richtplaat, weke en

harde weefsels zoals aangegeven door de boorschacht. Na verwijdering van de richtplaat, kon

deze accuraat gerepositioneerd worden, wat een exacte positionering van de conventionele

implantaten, zoals bepaald via een proefopstelling (diagnostische wax-up), mogelijk maakte.

Een belangrijk voordeel bij deze methode is dat de volledige procedure in 1 zittijd kan

worden afgewerkt.

Conclusie

Het gebruik van PII‟s ter stabilisatie van een gids- of richtplaat wordt in de literatuur slechts

in beperkte mate beschreven en/of geanalyseerd. Volgens een aantal auteurs kan

voornamelijk in de edentate OK, waar een weefselgedragen gids- of richtplaat niet altijd

voldoende stabiel blijkt, een PII bilateraal tussen het foramen mentale en het retromolaarpad

volstaan om een stabiele, gefixeerde gidsplaat te bekomen. De onderzoekers bleken erg

tevreden over de gebruikte methode, maar een objectieve, vergelijkende studie van een

weefselgedragen plaat enerzijds en een PII-afgesteunde plaat anderzijds, ontbreekt. De studie

van Sicilia et al. (2000) toonde wel aan dat bij gebruik van een gefixeerde richtplaat

significant minder implantaten buiten de geplande site werden geplaatst dan bij gebruik van

een weefselgedragen richtplaat. Uiteraard is het hierbij van primordiaal belang dat de PII‟s

correct gelokaliseerd worden, zodat de conventionele implantaten op de exacte plaats kunnen

worden gepositioneerd.

Page 57: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 47

3.2.5.2 Ter reductie van TemporoMandibulaire Dysfunctie-stoornissen

Literatuur

Een andere mogelijke toepassing van PII‟s is het gebruik ervan in het kader van de

TMD-problematiek. Patiënten met een slechtpassende, onvoldoende retentieve (volledige)

prothese klagen soms over kaakgewrichtsproblemen. Door de bestaande prothese telkens

weer aan te passen, kunnen de TMD-klachten toenemen (Ordonez en Eastmond, 2005) 166

.

Als mogelijke oplossing stelden Ordonez en Eastmond (2005)167

voor de bestaande,

volledige, uitneembare prothese aan te passen tot een overkappingsprothese op 4 mini-

implantaten (MDI, IMTEC Corp., Ardmore, USA). De auteurs analyseerden echter niet in

welke mate de uitgevoerde therapie succesvol was voor deze patiënten.

Conclusie

Het gebruik van PII‟s kent vele mogelijke toepassingen: het gebruik van PII‟s ter reductie van

TMD-klachten bij een slechtpassende uitneembare (plaat)prothese is er mogelijk één van.

Echter, geen enkele wetenschappelijke studie analyseert deze behandeloptie en er is geen

objectief wetenschappelijk bewijs voorhanden dat stelt dat de TMD-klachten effectief

verminderen, laat staan verdwijnen. Elders in de literatuur wordt deze indicatie niet vermeld:

bijgevolg wordt ze enkel volledigheidshalve toegevoegd.

Page 58: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 48

3.3 Discussie

In wat volgt worden volgende vragen beantwoord:

- Resultaten: hoe verhouden PII‟s zich tot mogelijke, alternatieve behandelopties?

- OI en BIC: hoe verhouden PII‟s zich histologisch tot conventionele implantaten?

- Casuïstiek: de opvolging en evaluatie van PII’s: hoe betrouwbaar blijken PII‟s in de

praktijk in een anterieure, beperkt belaste regio?

3.3.1 Resultaten

De in de literatuurstudie bekomen resultaten worden hierna verder geanalyseerd. In deze

analyse worden enkel de 4 hoofdtoepassingen betrokken. Hiertoe wordt per

toepassingsgebied de theoretische achtergrond geschetst, een of meerdere alternatieve

behandelopties besproken en een wetenschappelijk onderbouwde inschatting gemaakt van de

eerste keuze behandeloptie.

3.3.1.1 Tijdens de inhelingsfase van conventionele implantaten

Achtergrond

PII‟s werden kort na hun introductie beschouwd als medium voor een onmiddellijk, tijdelijk,

esthetisch en functioneel herstel in het kader van een complexere implantaatbehandeling.

Vroeger dacht men, zoals vooropgesteld in het conventionele 2-fasig Brånemark-protocol (zie

verder in dit punt), dat patiënten en practici de OI-periode van conventionele implantaten

dienden te respecteren alvorens deze implantaten te mogen belasten (Adell et al., 1981168

;

Brånemark, Zarb en Albrektsson, 1985 169

en Adell et al., 1990170

). Brånemark (1983)171

stelde als protocol een integratieperiode voorop van 3 maanden in de OK en van 6 maanden

in de BK. Men ging er van uit dat een goede primaire stabiliteit en een ongestoorde genezing

noodzakelijk waren om tot een voorspelbare OI te komen. Afhankelijk van de botkwaliteit

kon deze integratieperiode variëren van 3 tot 6 maanden in Type I en II bot en van 6 tot

9 maanden in Type III en IV bot (Adell, Lekholm en Brånemark, 1985)172

. In Type I bot vindt

men voornamelijk homogeen, compact bot terug en in Type II bot een dikke laag corticaal bot

rondom dens trabeculair bot. Type III bot bestaat dan weer uit een dunne laag corticaal bot

rondom dens trabeculair bot en Type IV bot uit een dunne laag corticaal bot rondom weinig

dens trabeculair bot („Index van Lekholm en Zarb‟)173

. Het spreekt voor zich dat deze lange

Page 59: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 49

postoperatieve OI-periode door veel patiënten zowel op esthetisch als op functioneel vlak als

ongunstig werd ervaren. Door de ontwikkeling van PII‟s werd dit probleem ondervangen: zij

zorgen intussen voor een belastingsvrije OI van conventionele implantaten (Petrungaro,

1997)174

.

Froum et al. (1999)175

beschreven de mogelijke klinische procedures en stelden op basis

hiervan een eenvoudige classificatie op:

- Type 1: na genezing van de alveolen worden simultaan PII‟s, conventionele implantaten

en een vaste, tijdelijke brug geplaatst;

- Type 2: onmiddellijk na de extracties worden simultaan PII‟s en een vaste, tijdelijke brug

geplaatst. Na genezing van de alveolen worden conventionele implantaten

geplaatst;

- Type 3: onmiddellijk na de extracties worden simultaan PII‟s, conventionele implantaten

en een vaste, tijdelijke brug geplaatst.

Tijdens de laatste decennia vond er een aanpassing plaats van het belastingsprotocol voor

conventionele implantaten. Zo evolueerde men van het originele 2-fasig Brånemark-protocol,

waarbij het implantaat tijdens de OI-periode in de kaak wordt geplaatst en onder het tandvlees

wordt afgedekt met een afdekschroef, naar een 1-fasig protocol, waarbij een deel van het

implantaat boven het tandvlees en in de mondholte uitsteekt. In tegenstelling tot bij het

2-fasig protocol, moet het implantaat bij het 1-fasig protocol na het plaatsen niet meer worden

vrijgelegd. Vervolgens werd overgegaan van het 1-fasig protocol naar het concept van vroege

belasting (VB) of OB van conventionele implantaten. Conventionele implantaten worden bij

VB en OB vroeger belast dan zoals door het originele 2-fasig Brånemark-protocol

voorgeschreven: bij OB is dit zelfs binnen de 48 uur na de plaatsing van deze implantaten.

Door de ontwikkeling van implantaatsystemen met een ruwer oppervlak ontstaat deze

alternatieve behandeloptie om tot een onmiddellijk, functioneel en esthetisch herstel te komen

in het complexe kader van een uitgebreide implantaatgedragen reconstructie (Javed en

Romanos, 2010)176

. Al in de jaren „80 werden de eerste concrete wetenschappelijke

onderzoeken betreffende OB uitgevoerd (Ledermann, 1984177

; Babbush, Kent en Misiek,

1986178

). Overlevingen van 91-98 % werden beschreven: deze prille resultaten deden

vermoeden dat een snellere belasting van implantaten mogelijk is. Balshi en Wolfinger

Page 60: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 50

(2000)179

stelden op basis van eerdere onderzoeken een nieuw protocol op betreffende OB.

Contra-indicaties waren voor hen:

- onvoldoende controle over de functionele krachten (bruxisme);

- een posterieure, enkelvoudige implantaatreconstructie, vaak gepaard gaande met een te

grote functionele belasting;

- de aanwezigheid van potentiële natuurlijke pijlers.

Guirado et al. (2002)180

bevestigden het succes van OB in een onderzoek op 18 implantaten

bij 13 patiënten: zij beschreven een succes van 100 % na OB. De tijdelijke kronen, geplaatst

op de implantaten, werden in deze studie uit occlusie genomen.

Degidi et al. (2003)181

toonden aan dat OB de OI van Ti-implantaten niet in de weg staat.

Matuur bot werd teruggevonden rond de 11 onderzochte implantaten die dienst deden als

meest distale verankering voor een vaste, tijdelijke brug.

Er kan echter hoogstwaarschijnlijk niet in alle gevallen zomaar tot OB worden overgegaan.

Een aantal aanbevelingen om tot een maximaal succes te komen werden geformuleerd door

Derbabian en Simonian (2005)182

:

- goede botkwaliteit en voldoende botkwantiteit;

- voorkeur voor implantaten ≥10 mm;

- voldoende implantaten en een evenwichtige verdeling in de boog;

- goede initiële stabiliteit;

- passief aanpassen van de tijdelijke restauraties;

- voldoende interocclusale ruimte;

- evenwichtige occlusale contacten;

- beperkte cantilevers;

- vermijden van het afnemen van tijdelijke restauraties tijdens de OI-periode;

- opletten bij parafunctionele gewoonten.

Deze aanbevelingen tonen aan dat er mogelijk een aantal beperkingen zijn. Dit werd

bevestigd door Javed en Romanos (2010)183

, die in een recente review stelden dat de

bekomen initiële stabiliteit bij OB afhankelijk is van verschillende factoren, zoals de

botkwaliteit/-kwantiteit, de vorm, het design en de oppervlaktekenmerken van het implantaat.

Page 61: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 51

De auteurs maakten een kanttekening bij het OB-protocol in geval van insufficiënte

botkwaliteit/-kwantiteit, multipele implantaten of na botophoging. Baig en Rajan (2010)184

wezen ook op het belang van patiëntgerelateerde factoren bij OB: roken, dunne gingiva,

slechte mondhygiëne en de potentiële aanwezigheid van infecties ter hoogte van de

implantaatsites zouden het implantaatsucces beïnvloeden. Anderen aanzien dan weer de

primaire stabiliteit als belangrijkste determinant voor succes: hoe stabieler het implantaat bij

initiële belasting, hoe minder microbeweging en hoe hoger het succespercentage zou zijn

(Cooper, Felton en Kugeloerg, 2001185

; Brochu, Anderson en Zarb, 2005186

; Fazel, Aalai en

Rismanchian, 2009187

).

Zodoende blijkt het gebruik van PII‟s tijdens de OI van conventionele implantaten in

specifieke gevallen nog steeds nuttig.

Romanos et al. (2010)188

analyseerden de bestaande literatuur aangaande OB en uitgestelde

belasting (UB). Deze analyse toonde echter hoge succespercentages zowel voor OB- als voor

UB-implantaten, een goede OI en een hoog BIC. Deze studie biedt belangrijk histologisch en

klinisch bewijs voor het gebruik van het OB-protocol bij de verschillende bottypes. Op basis

van deze review zou het gebruik van PII‟s in het kader van een tijdelijk, immediaat, esthetisch

en functioneel herstel tijdens de OI van conventionele implantaten sterk kunnen afnemen. De

tijdelijke brug, afgesteund op PII‟s (2-fasig protocol) of op conventionele implantaten

(OB-protocol), verschaft belangrijke informatie omtrent de occlusie en de esthetiek bij een

patiënt. Deze informatie kan gebruikt worden voor de planning van de definitieve,

prothetische suprastructuur (Landolt et al., 2004)189

.

Deze bevindingen werden in de meest recente studies bevestigd. Zo stelden Kacer, Dyer en

Kraut (2010)190

onomwonden dat OB-implantaten een voorspelbaar klinisch succes hebben,

zowel in de anterieure als in de posterieure OK. Zij distilleerden hun bevindingen uit een

2 jaren durend retrospectief onderzoek van 256 OB-implantaten bij 120 patiënten en kwamen

tot een succes van 99,4 % in de anterieure en 97 % in de posterieure OK. Deze waarden

komen overeen met de successen beschreven bij het 2-fasig implanteren.

Hoe dan ook is implanteren in de OK door het densere bot meer voorspelbaar dan in de BK.

Dit geldt zowel voor OB-implantaten (De Bruyn, Van de Velde en Collaert, 2008191

; Kacer,

Dyer en Kraut, 2010)192

als voor implantaten belast conform het conventionele Brånemark-

protocol (Jemt et al., 1996)193

. Chung, McCullagh en Irinakis (2010)194

stelden in een recente

review dat in tegenstelling tot in de OK, OB in de BK nog steeds met de nodige

Page 62: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 52

omzichtigheid dient benaderd, al wordt steeds meer wetenschappelijk bewijs vergaard dat

deze stelling ondermijnt, zowel in de posterieure (Van de Velde, Sennerby en De Bruyn,

2010)195

als in de anterieure BK (Mijiritsky et al., 2008196

; Van de Velde, Sennerby en

De Bruyn, 2010197

). Het is duidelijk dat het OB-concept intussen wijdverspreid is, zoals

bevestigd in recente studies (Collaert en De Bruyn, 2008198

; Bahat en Sullivan, 2010199

; ).

Kritische evaluatie en conclusie

Het gebruik van PII‟s tijdens de OI van conventionele implantaten is hoe dan ook sterk

verminderd, gezien de goede prognose bij het onmiddellijk belasten van conventionele

implantaten. Recent wetenschappelijk onderzoek toont ontegensprekelijk aan dat het

OB-protocol principieel zonder problemen kan worden toegepast zowel in de OK als in de

BK, anterieur en/of posterieur. Bijgevolg is de indicatie voor het gebruik van PII‟s in

combinatie met conventionele implantaten, zodat intussen een stressvrije integratie van

conventionele implantaten kan plaatsvinden, sterk ingeperkt. Ook door de eenvoudigere

chirurgische procedure verdient de OB van conventionele implantaten waar mogelijk de

voorkeur boven het additioneel gebruik van PII‟s in het kader van een onmiddellijk,

esthetisch en functioneel herstel.

3.3.1.2 Tijdens de maturatie van met botgreffes geaugmenteerde regio’s

Achtergrond

Dezelfde redenering, zoals hierboven geformuleerd voor de OI van conventionele

implantaten, geldt ook voor de stressvrije maturatie van botopgehoogde regio‟s. In een sterk

geresorbeerde kaak dient men een botgreffe uit te voeren: nieuwgevormd bot maakt de

plaatsing van conventionele implantaten mogelijk (Jovanovic, Spiekermann en Rizhter,

1992200

; Nevins en Mellonig, 1994201

).

Deze regio‟s dienen beschermd te worden tegen belasting – VB of OB – met het oog op een

stressvrije maturatie van de botgreffe. Ook in dit geval kunnen PII‟s uitkomst bieden: ze

maken de stressvrije maturatie van met botgreffes geaugmenteerde regio‟s mogelijk

(Petrungaro, 1997202

; Petrungaro, 2000203

). De PII‟s steunen namelijk de tijdelijke prothese af

tijdens deze maturatiefase.

Vele onderzoeken tonen aan dat er na een botopbouw vele maanden nodig zijn alvorens

matuur, vitaal bot wordt gevormd. Zo wachtten Brugnami et al. (1999)204

3 tot 9 maanden na

Page 63: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 53

de botophoging alvorens conventionele implantaten te plaatsen, terwijl Jemt en Lekholm

(2003)205

6,6 maanden wachtten. Intussen werd in het onderzoek van Jemt en Lekholm (2003)

bij elk van de 10 patiënten een mini-screw geplaatst ter hoogte van de ontbrekende centrale

bovenincisief. Maiorana et al. (2005)206

wachtten 5,4 maanden alvorens conventioneel te

implanteren en toonden aan dat een combinatie van autogeen bot en anorganisch runderbot

(BioOss, Osteohealth, New York, USA) achteraf significant minder resorbeerde dan wanneer

enkel autogeen bot werd gebruikt. Jemt en Lekholm (2005)207

wachtten 8 maanden in hun

prospectief onderzoek naar de botresorptie bij enkelvoudige implantaten in de anterieure BK

van 10 patiënten. In recentere onderzoeken werd de maturatiefase gereduceerd tot 3 maanden,

gebaseerd op de vaststelling dat reeds na 2 tot 4 maanden revascularisatie van de greffe

optrad (Lee, 2006)208

.

Bij voorkeur willen patiënten deze complexe botophogingsprocedure vermijden. In deze

gevallen kan het gebruik van mini-implantaten uitkomst bieden. Deze mini-implantaten

zouden als alternatieve, langetermijnoptie kunnen worden gebruikt, al is verder onderzoek

aangewezen om hieromtrent een eenduidige stelling te poneren. Zo zijn er onvoldoende

langetermijnresultaten voorhanden om deze mini-implantaten als evenwaardig alternatief

voor conventionele implantaten te beschouwen (Tabel 2). Zoals reeds vermeld volgden

Mazor et al. (2004)209

32 enkelvoudige mini-implantaten gedurende 5 jaar op. Door de te

uitgebreide, verticale botresorptie of de te nauwe interproximale ruimte konden geen

conventionele implantaten worden geplaatst, tenzij een botophoging werd uitgevoerd. De

alternatieve mini-implantaten werden in deze studie beschouwd als een definitieve

behandeloptie, zoals conventionele implantaten, en niet meer als een tijdelijke behandeloptie,

zoals PII‟s. Ook Shatkin et al. (2007)210

analyseerden het succes van mini-implantaten: in

deze studie werden 2514 mini-implantaten (MDI, IMTEC Corp., Ardmore, USA) geplaatst

bij 531 patiënten. Na gemiddeld 2,9 jaar bleken 94,2 % succesvol. Eerdere studies van Ahn et

al. (2004)211

en Bulard en Vance (2005)212

toonden vergelijkbare succespercentages. Ook

Ravasini en Ravasini (2004)213

beschreven in een case report het gebruik van MDI‟s als

definitieve abutments voor een overkappingsprothese. Vaak is het plaatsen van conventionele

implantaten bij ouderen om medische en/of financiële redenen niet aan de orde. Mini-

implantaten bieden hier mogelijk een uitweg: zij kunnen zowel als tijdelijk, semidefinitief of

als definitief abutment gebruikt worden, via een eenvoudig transmucosaal protocol. In de

beschreven casus werden MDI‟s gebruikt als definitieve abutments voor een

overkappingsprothese in de edentate OK en BK. Ook Sussman en Goodridge (2006)214

,

Page 64: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 54

Okhubo et al. (2006)215

, Cho et al. (2007)216

en LaBarre, Ahlstrom en Noble (2008)217

analyseerden het gebruik van mini-implantaten in de edentate OK als goedkoper alternatief

voor een overkappingsprothese op 2 conventionele implantaten (McGill-consensus).

Successen > 90 % werden beschreven op middellange termijn, maar door het gebrek aan

prospectieve en/of retrospectieve, vergelijkende langetermijnstudies kan nog geen eenduidig

behandelprotocol worden opgesteld.

Wanneer de stabiliteit van een MDI (IMTEC Corp., Ardmore, USA) en een conventioneel

implantaat (Brånemark, Nobel Biocare, Göteborg, Zweden) worden vergeleken, blijkt dat een

MDI onder invloed van laterale krachten na 2 minuten belasting een grotere en sneller

toenemende mobiliteit vertoont, voornamelijk ter hoogte van de cervicale implantaatzone

(Ertugrul en Pipko, 2006)218

. De auteurs verklaarden de lagere stabiliteit bij MDI‟s door hun

smallere diameter. Deze resultaten tonen aan dat MDI‟s minder stabiel zijn en bijgevolg biedt

deze studie belangrijk klinisch en radiografisch bewijs dat mini-implantaten niet zomaar als

evenwaardig alternatief voor conventionele implantaten mogen worden beschouwd. Deze

vaststelling werd bevestigd door Jefferies et al. (2008)219

. Zij bewezen dat de retentieve

kracht van MDI‟s en van conventionele implantaten (Replace Select, Nobel Biocare,

Göteborg, Zweden) significant verschilt: MDI‟s komen gemakkelijker los dan conventionele

implantaten.

Kritische evaluatie en conclusie

Wanneer een botophoging geïndiceerd is om de plaatsing van conventionele implantaten

mogelijk te maken, dient een maturatiefase van de botgreffe te worden gerespecteerd. Het is

hierbij aan te raden om de bestaande volledige of partiële prothese niet rechtstreeks te laten

afsteunen op de botopgehoogde regio, zodat een stressvrije maturatie van de botgreffe kan

plaatsvinden. Er treedt namelijk pas na 2 tot 4 maanden revascularisatie op van de botgreffe.

Om de patiënt intussen toch een esthetische en/of functionele oplossing aan te bieden, zijn

verschillende behandelopties mogelijk. Zoals vermeld kunnen PII‟s geplaatst worden ter

afsteuning van een tijdelijke prothese. Wanneer de patiënt echter niet bereid is deze

ophogingsprocedure te laten uitvoeren, wanneer een botophoging geen optie is om financiële

of medische redenen (minder begoeden of ouderen), of wanneer er onvoldoende bot aanwezig

is om conventionele implantaten te kunnen plaatsen, dient de patiënt er zich van bewust te

zijn dat, wanneer onvoldoende restdentitie aanwezig is en vast kroon- en brugwerk

onmogelijk is, een uitneembare prothese vaak het enige alternatief is. Wanneer de patiënt toch

Page 65: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 55

vast herstel wenst, kan het gebruik van mini-implantaten een goed behandelalternatief zijn

met een goede prognose op middellange termijn, maar met een onduidelijke uitkomst op

lange termijn (Christenen, 2006)220

. Het gebruik van deze mini-implantaten als alternatief

voor conventionele implantaten neemt voornamelijk in de USA sterk toe. Uit Misch‟

(2005)221

review blijkt duidelijk dat korte, dikke implantaten hier een uitweg kunnen bieden.

Deze implantaten geven klinisch betere resultaten dan PII‟s: beter een kort en dik, dan een

lang en smal implantaat.

3.3.1.3 Ter temporisatie bij de onvolgroeide patiënt

Achtergrond

Er mag niet zomaar conventioneel worden geïmplanteerd bij een onvolgroeide patiënt: de

craniofaciale en skeletale groei dient beëindigd te zijn (Behr et al., 2008)222

. Conventionele

implantaten worden echter wel soms gebruikt bij niet-volgroeide ED-patiënten of patiënten

met een andere, congenitale aandoening alwaar een hypodontie zich manifesteert (Percinoto

et al., 2001)223

. Voornamelijk case reports tonen dit aan.

Toch is er over het gebruik van conventionele implantaten bij minderjarige ED-patiënten

geen eensgezindheid. Stanford et al. (2008)224

bevestigden dan wel de hogere falingsgraad bij

deze patiëntengroep (24 %), toch bleek maar liefst 91 % van de 109 ondervraagden (zeer)

tevreden met het eindresultaat. Zelfs 95 % vond de behandeling de geïnvesteerde tijd en

kostprijs meer dan waard. Sweeney et al. (2005)225

analyseerden 61 conventionele

implantaten bij 15 ED-patiënten van gemiddeld 18 jaar. In deze studie bleken 88,5 % van de

implantaten succesvol te integreren na gemiddeld 40 maanden. Een andere studie analyseerde

het conventioneel implanteren bij Zweedse ED-patiënten jonger dan 16 jaar. 26 Patiënten

werden opgevolgd: 21 non-syndromische patiënten kregen 33 implantaten (agenesie of

trauma) en 5 ED-patiënten kregen 14 implantaten. Bij de non-syndromische patiëntengroep

overleefden 93,9 % van de implantaten, terwijl bij de ED-patiëntengroep slechts 35,7 %

overleefden op het moment van belasting. De smalle kaak en de specifieke perioperatieve

condities werden als mogelijke verklaring voor deze hoge faling aangehaald (Bergendal,

Ekman en Nilsson, 2008)226

. Enige voorzichtigheid bij het conventioneel implanteren lijkt

daarom ook bij deze patiëntengroep geboden en alternatieve behandelopties dienen absoluut

te worden overwogen. Als alternatief werd het gebruik van PII‟s, een etsbrug of een

plaatprothese (bvb. een spoon denture: ‘een mucosaal afgesteunde vervanging van 1 tot ten

Page 66: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 56

hoogste 3 frontelementen in de BK’; Battistuzzi et al., 1992227

) beschreven (Behr et al.,

2008228

; Imirzalioglu, Uckan en Haydar, 2002229

). Op de geschikte leeftijd kan men, indien

gewenst, nog steeds conventioneel implanteren (Morgan en Howe, 2003)230

. Andere

alternatieven zijn een autotransplantatie en/of een orthodontische behandeling.

Kritische evaluatie en conclusie

Conventioneel implanteren bij de onvolgroeide patiënt blijkt niet evident. Het gebruik van

alternatieve behandelopties geniet daarom de voorkeur: PII‟s, een etsbrug, een

autotransplantatie of een plaatprothese (bvb. een spoon denture). Vaak verkiest de patiënt

echter een vaste oplossing zoals bij het gebruik van PII‟s, een etsbrug of een

autotransplantatie al dan niet in combinatie met een orthodontische behandeling.

3.3.1.4 Als ultiem implantaat

Achtergrond

Dat PII‟s als ultieme implantaten voorspelbaar kunnen worden gebruikt om een brug in nood

te redden, wordt in de bestaande, wetenschappelijke literatuur niet aangetoond. Als alternatief

beschreven Kleinman, Mazor en Rossein (2006)231

het gebruik van SDI‟s (Anew, Dentatus,

New York, USA) in 2 case reports. Ook deze implantaten kunnen namelijk worden gebruikt

als laatste redmiddel om een brug in moeilijkheden toch nog tijdelijk te kunnen behouden, als

alternatief voor baar-, orthodontische draad-, composiet- of amalgaamtechnieken. Deze

auteurs beschreven een techniek waarbij door het occlusale vlak van het pontic-element heen

werd geboord, zodat de artificiële wortel kon worden geïnsereerd en men voldoende steun

bekwam om de bestaande brug (tijdelijk) te behouden.

Kritische evaluatie en conclusie

Onvoldoende langetermijnonderzoek is voorhanden om PII‟s in deze toepassing als

betrouwbare behandeloptie te mogen beschouwen. Of de alternatieve SDI‟s beter zijn, dient

nog te worden bewezen. Beide (zowel de PII‟s als de SDI‟s) lijken op basis van de huidige

kennis slechts halfslachtige oplossingen met onzekere prognose en dienen bijgevolg als

laatste redmiddel te worden aanzien en niet als voorkeursbehandeling. Andere mogelijke

alternatieven zijn onder meer het gebruik van baar-, orthodontische draad-, composiet- en

amalgaamtechnieken.

Page 67: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 57

3.3.2 Osseoïntegratie en bot-implantaat contact

In Tabel 10 worden de histologische en histomorphometrische studies over de OI en het BIC

rondom PII‟s geanalyseerd: deze studies geven een belangrijke, objectieve indicatie over de

duurzaamheid van PII‟s. Er dient opgemerkt dat voornamelijk MTI‟s (Dentatus, New York,

USA) werden geanalyseerd: zij vertonen na insertie in de kaak een zekere graad van OI. Deze

OI-graad wordt bepaald door het BIC. Op haar beurt wordt de BIC-waarde bepaald door

implantaatafhankelijke factoren, door de gebruikte chirurgische techniek en door het

belastingsprotocol (Albrektsson en Jacobsson, 1987)232

.

Er werden zowel bij mensen (Bohsali et al., 1999; Proussaefs et al. 2003; Froum et al., 2005;

Iezzi et al., 2007) als bij dieren (Zubery et al., 1999; Ottoni et al., 2004) histologische studies

over het BIC rondom PII‟s uitgevoerd. Uit Tabel 10 blijkt dat in de meeste studies na

ongeveer 6 maanden belasting een BIC van 35-65 % wordt gevonden. De hoogste waarden

worden apicaal teruggevonden, terwijl PII‟s coronaal vaak worden omgeven door

bindweefsel: dit lijkt geen negatieve invloed te hebben op het succes van PII‟s (Froum et al.,

1998)233

.

Zo kwamen Bohsali et al. (1999) tot een gemiddeld BIC van 45 % na analyse van 6 MTI‟s na

6 maanden belasting. Andere studies bevestigden deze resultaten (Tarnow en Froum, 1996234

;

Froum et al., 2005235

; Iezzi et al., 2007236

: besproken in punt 3.2.2.1).

Zubery et al. (1999) onderzochten 3 honden en vonden rondom de geanalyseerde PII‟s na

3,75 tot 4 maanden belasting een BIC van 46,1 % en 54,0 % wanneer de PII‟s niet werden

belast. Er bleek geen significant verband tussen het al dan niet belasten enerzijds en de

OI-graad anderzijds. 56 % van de onderzochte MTI‟s bleek te osseoïntegreren, wat de

verwijdering van deze implantaten ernstig bemoeilijkt: osseogeïntegreerde PII‟s kunnen

achteraf moeilijk uit de kaak worden verwijderd en impliceren bij verwijdering een

breukrisico (Nagata, Nagaoka en Mukunoki, 1999)237

. De studie van Ottoni en Chopard

(2004) gaf afwijkende resultaten: zij gaf een hogere BIC-waarde van meer dan 70 % rondom

de onderzochte PII‟s. Als mogelijke verklaring voor deze hogere BIC-waarde verwezen de

auteurs naar het niet onmiddellijk belasten van de PII‟s. Er is echter geen wetenschappelijk

bewijs dat deze stelling onderschrijft. Zubery et al. (1999) bekwamen weliswaar een hoger

BIC wanneer de PII‟s niet werden belast dan wanneer deze wel werden belast, maar er bleek

geen significant verband tussen beide. Doordat de in de studie van Ottoni en Chopard (2004)

Page 68: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 58

geanalyseerde PII‟s niet onmiddellijk werden belast, kan worden gesteld dat de resultaten van

deze studie buiten deze masterproef vallen: PII‟s worden principieel altijd onmiddellijk

belast.

Simon en Caputo (2002)238

suggereerden een hogere OI in de OK dan in de BK. De resultaten

van Froum et al. (2005) spraken dit tegen, maar mogelijk speelden de variabele locatie en het

variabele bottype hierin een rol (zoals besproken in punt 1.2.2.1).

Om de bekomen waarden correct te kunnen analyseren, moeten ze worden vergeleken met het

BIC rondom OB en UB conventionele implantaten. Steflik et al. (1996)239

onderzochten 120

implantaten van 6 verschillende implantaatsystemen bij 30 honden. Zij vonden een

BIC-waarde van 50,1 % tot 59,6 % en geen significant verschil tussen belaste en onbelaste

conventionele Ti-implantaten. Lederman, Schenk en Buser (1998)240

analyseerden post

mortem 4 OB conventionele implantaten en kwamen tot een BIC-waarde van 70-80 %, wat

overeenkomt met de waarden rond PII‟s, bekomen door Proussaefs (2003). Proussaefs (2003)

bevestigde hiermee in zijn onderzoek het vermoeden dat de onderzochte MTI‟s waarschijnlijk

langer dan bedoeld kunnen overleven. Hij baseerde deze stelling op de vaststelling dat na

18 maanden belasting een BIC-waarde van 81,3 % werd bekomen.

PII‟s blijken dan wel meer dan enkel tijdelijke implantaten, er is onvoldoende histologisch en

histomorphometrisch bewijs om PII‟s als een betrouwbaar, evenwaardig alternatief voor

conventionele implantaten, met een goede prognose op lange termijn, te beschouwen op basis

van de bestaande, wetenschappelijke studies: deze studies geven namelijk geen eenduidig

beeld.

Page 69: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 59

- Aantal/Type PII

- Deelnemers

Evaluatie-

termijn

(maanden)

Belastings-

protocol BIC-waarde**

Bohsali et al. (1999)241

- 6/MTI

- 1 mens 6 Belast 45 %

Zubery et al. (1999)242

- 18/MTI

- 3 honden 3,75-4

Belast 46,1 %

Onbelast 54 %

Proussaefs (2003)243

- 5/MTI

- 1 mens 18 Belast 81,3 %

Ottoni en Chopard

(2004)244

- 30/MTI

- 10 ratten Gem. 2* Onbelast 71,6 %

Froum et al. (2005)245

- 33/MTI

- 21 mensen Gem. 10,8* Belast 52,9 %

Iezzi et al. (2007)246

- 2/SLL

- 1 mens 7 Belast 55 %

Tabel 10: Overzichtstabel die de histologische en histomorphometrische studies weergeeft omtrent het

BIC rond PII’s.

* Gem. = gemiddeld; ** BIC-waarde = bot-implantaat contact waarde

3.3.3 Casuïstiek: de opvolging en evaluatie van PII’s

Uit wat vooraf gaat (o.m. punt 3.2.3) blijkt enerzijds dat PII‟s meer zijn dan uitsluitend

tijdelijke implantaten, maar anderzijds dat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs

beschikbaar is dat toelaat om ze als evenwaardig alternatief voor conventionele implantaten te

beschouwen. Om een beter beeld te krijgen van de levensduur van PII‟s en bijgevolg van hun

gebruiksmogelijkheden als „definitieve‟ behandeloptie, worden twee casussen besproken: de

patiënten werden opgevolgd en de ingestelde therapie geëvalueerd. Dit onderzoek werd

goedgekeurd door het Ethisch Comité van het UZ Gent (EC/2011/109).

Om PII‟s te evalueren als „definitieve‟ behandeloptie, worden ze aan bepaalde parameters

getoetst. Deze parameters werden geformuleerd door Albrektsson et al. (1986)247

en gelden

als standaardnorm voor implantaatbehandelingen en implantaatsucces:

- criterium 1: het afzonderlijke implantaat is immobiel;

- criterium 2: radiografisch is er geen peri-implantaire radiolucentie zichtbaar rond het

implantaat;

Page 70: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 60

- criterium 3: het verticale botverlies bedraagt maximaal 1,0 mm na 1 jaar en maximaal 0,2

mm per daaropvolgend jaar;

- criterium 4: het implantaat is asymptomatisch op het vlak van infectie, pijn, neuropathie,

paresthesie of beschadiging van de canalis mandibularis;

- criterium 5: minimaal 85 % succes na 5 jaar opvolging en 80 % na 10 jaar opvolging.

Gezien de hoge succespercentages in recentere studies en het ontbreken van objectieve

esthetische parameters, geldt deze standaardnorm als minimumvereiste voor succes.

Prof. Dr. G. Theuniers248

plaatste anderhalf jaar geleden bij 2 patiënten telkens 2 PII‟s (IPI,

Nobel Biocare, Göteborg, Zweden) als dragers van een, eveneens door hem geplaatste, vaste

brug in de partieel edentate OK (de 3.2 t/m 4.2 ontbraken). Ik assisteerde Prof. Dr. Theuniers

bij alle zittijden, volgde, in overleg met Prof. Dr. Theuniers, de IPI‟s op en evalueerde ze

drie- tot viermaandelijks op basis van bovenstaande succescriteria. Gedurende deze

controlesessies werden de implantaten zowel klinisch als radiografisch onderzocht. Bij de

klinische controle werden de IPI‟s geëvalueerd op gebied van pijn, infectie (ontsteking of

bloeding), neuropathie, paresthesie en mobiliteit. Bij de radiografische controle werd aan de

hand van een gestandaardiseerde intraorale opnametechniek de verticale botresorptie en

radiolucentie rondom de IPI‟s geëvalueerd. Hiertoe werd een fotohouder, geschikt voor

periapicale radiografische opnames, correct in de mond gepositioneerd en omspoten met

Futar D (Kettenbach, Huntington Beach, USA). Vervolgens werd de patiënt gevraagd om toe

te bijten: nadat het afdrukmateriaal was uitgehard, werd de houder uit de mond verwijderd

(Fig. 5a-b). Ter bepaling van de werkelijke verticale botresorptie werd tijdens de laatste

controlezittijd (15 maanden na plaatsing IPI‟s) een metalen bolletje aan de vaste brug

bevestigd. Door de werkelijke diameter van dit bolletje (5,8 mm) te vergelijken met zijn

radiografische diameter (6,8 mm bij patiënt x1 en 6,7 mm bij patiënt x2), kan men na meting

van de radiografische verticale botresorptie de werkelijke verticale botresorptie afleiden. De

radiografische verticale botresorptie werd bepaald door tot op 0,1 mm nauwkeurig de

verticale afmeting van de coronale verbrede, radiolucente zone (initieel de microgap ter

hoogte van de implantaathals) te bepalen. Uiteraard is het visueel vaak moeilijk vast te stellen

waar de verticale botresoprtie op de radiografie werkelijk stopt: het einde van de radiolucentie

rond het IPI, vaak een erg nauwe uitlopende radiolucente lijn, wordt hier als eindpunt van

botresorptie beschouwd. Bij de periapicale opnames werd gekozen voor volgende uniforme

instellingen: 0,14 sec en 70 kV.

Page 71: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 61

Fig. 5a-b: Gestandaardiseerde fotohouders gebruikt bij respectievelijk patiënten x1 en x2.

Patiënt x1 is een 65-jarige man die lijdt aan de ziekte van Parkinson. Aangezien de patiënt

geen uitneembare prothese verdraagt, werd op zijn uitdrukkelijke vraag een vaste

behandeloptie overwogen. Tijdens de controlezittijden bleek uit het klinisch onderzoek dat de

patiënt motorisch niet in staat was om zijn restgebit en de vaste brug correct te onderhouden:

telkens werd heel wat tandplaque en tandsteen teruggevonden ondanks de regelmatige

mondhygiëne-instructies. Toch bleken de IPI‟s op basis van bovenvermelde klinische criteria

succesvol: de patiënt had geen klachten en er werden ondanks de quasi onbestaande

mondhygiëne tot op heden geen relevante symptomen gediagnosticeerd. Het radiografisch

onderzoek echter wees uit dat rondom de hals van de IPI‟s naar apicaal toe een grote verticale

botresorptie was opgetreden: een verbrede radiolucente zone was zichtbaar op de

radiografieën. Figuren 6a t/m d geven chronologisch de gestandaardiseerde, periapicale

radiografische opnames weer bij deze patiënt. Na 4 maanden werd rondom de 2 IPI‟s

radiografisch respectievelijk 2,3 en 4,4 mm verticale botresorptie teruggevonden (Fig. 6a), na

8 maanden respectievelijk 3,5 en 5,8 mm (Fig. 6b) en na 12 maanden respectievelijk 3,7 en

6,4 mm (Fig. 6c). Tijdens de laatste controlezittijd, 15 maanden na plaatsing, kon de

fotohouder onmogelijk correct in de mond worden gepositioneerd als gevolg van het niet

kunnen stil houden van de OK en tong: dit verklaart de afwijkende positionering van de

fotohouder (Fig. 6d). Op dat ogenblik werd er een radiografische verticale botresorptie van

respectievelijk 4,3 en 6,7 mm gemeten, wat overeenkomt met een werkelijke botresorptie van

respectievelijk 3,7 en 5,7 mm (Fig. 6d). Deze IPI‟s kunnen op basis van bovenvermelde

criteria onmogelijk succesvol worden genoemd en dreigen binnen afzienbare tijd verloren te

Page 72: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 62

gaan. De vraag kan worden gesteld of deze patiënt, gezien zijn medische achtergrond, wel een

goede kandidaat was voor deze „definitieve‟ behandeling met IPI‟s: door het niet kunnen

stilhouden van de tong en de OK werd een continue druk uitgeoefend op de vaste brug en de

IPI‟s, wat de grote verticale botresorptie op relatief korte termijn kan verklaren. De erg

slechte mondhygiëne kan dit proces hebben versterkt.

Fig. 6a-b: Periapicale radiografische opnames van de IPI’s na respectievelijk 4 en 8 maanden.

Fig. 6c-d: Periapicale radiografische opnames van de IPI’s na respectievelijk 12 en 15 maanden.

Patiënt x2 is een 66-jarige vrouw zonder relevante medische problemen. De anderhalf jaar

geleden geplaatste IPI‟s werden tijdens de 4 controlezittijden zowel klinisch als radiografisch

geëvalueerd. Na klinisch onderzoek bleken de IPI‟s tot op heden asymptomatisch: de patiënt

heeft geen klachten, aan de klinische succescriteria is tot op heden voldaan en de

mondhygiëne-instructies zijn uitstekend opgevolgd. Ook na radiografisch onderzoek blijken

de IPI‟s succesvol: er is op de radiografieën geen verticale botresorptie en/of radiolucentie

waarneembaar langs of rond de implantaten (Fig. 7a t/m d). Bijgevolg beantwoorden deze

IPI‟s tot op vandaag aan de door Albrektsson et al. (1986) opgestelde succescriteria: uiteraard

is een langere, klinische en radiografische opvolging noodzakelijk om deze resultaten te

kunnen bevestigen en kan het 5de

succescriterium gezien de beperkte opvolgingstijd nog niet

worden afgetoetst.

Page 73: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 63

Fig. 7a-b: Periapicale radiografische opnames van de IPI’s na respectievelijk 4 en 8 maanden.

Fig. 7c-d: Periapicale radiografische opnames van de IPI’s na respectievelijk 12 en 15 maanden.

Deze casuïstiek bevestigt de nood aan verder onderzoek naar de mogelijke levensduur van

PII‟s, in dit geval IPI‟s (Nobel Biocare, Göteborg, Zweden). Op basis van deze casussen kan

weliswaar geen behandelprotocol worden opgesteld, er kan wel worden geconcludeerd dat

PII‟s als „definitieve‟ behandeloptie niet zomaar bij alle patiënten succesvol kunnen worden

toegepast.

Page 74: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 64

3.4 Eindconclusie

PII‟s worden nog steeds toegepast, maar het gebruik ervan in de hedendaagse,

tandheelkundige praktijk is sterk afgenomen. Zo blijken de beschikbare, alternatieve

behandelopties vaak eenvoudiger en betrouwbaarder dan PII‟s.

Het gebruik van PII‟s als drager van een provisionele voorziening tijdens de inhelingsfase van

conventionele implantaten blijkt nauwelijks of niet meer geïndiceerd: recent wetenschappelijk

onderzoek toont aan dat de OB van conventionele implantaten een betrouwbaar en

eenvoudiger alternatief is.

Het gebruik van PII‟s als drager van een provisionele voorziening tijdens de maturatie van

met botgreffes geaugmenteerde regio‟s blijkt nog steeds geïndiceerd. De OB van deze

botopgehoogde regio‟s moet worden vermeden om botresorptie te beperken.

Het gebruik van PII‟s bij de onvolgroeide patiënt in afwachting van een later, „definitief‟

herstel blijkt nog steeds geïndiceerd, ook al zijn de betreffende wetenschappelijke studies

schaars en al bestaan er vele alternatieve behandelopties.

Het gebruik van PII‟s als tussenoplossing om een brug in nood te redden blijkt dan wel

geïndiceerd, maar ook hier bestaat er onvoldoende bewijs om tot een voorspelbaar

behandelresultaat te komen: geen enkele wetenschappelijke studie beschrijft het succes van

PII‟s binnen deze toepassing. Bijgevolg kan het gebruik van PII‟s als voorkeurstherapie niet

worden gewettigd.

Het gebruik van PII‟s als fixatieschroeven ter stabilisatie van een gids- of richtplaat blijkt

geïndiceerd in de edentate OK, maar opnieuw zijn er onvoldoende wetenschappelijke studies

die een voorspelbaar behandelresultaat garanderen en blijken er eenvoudigere alternatieven

beschikbaar die een goede stabiliteit verzekeren.

Het gebruik van PII‟s ter reductie van TMD-stoornissen bij de edentate patiënt met een

uitneembare prothese wordt slechts volledigheidshalve bijgevoegd: slechts 1 studie vermeldt

deze indicatie. Bijgevolg kan men niet van een voorspelbaar behandelresultaat uitgaan.

Klinisch en histologisch wetenschappelijk onderzoek toont aan dat een aantal PII-systemen

langer dan initieel bedoeld, kunnen functioneren in de kaak. Echter, er werden lagere

succespercentages gerapporteerd dan bij conventionele implantaten en bovendien is er

Page 75: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

Literatuurstudie en casuïstiek 65

onvoldoende klinisch en/of histologisch langetermijnonderzoek voorhanden dat een

voorspelbaar resultaat waarborgt. De aanvaardbare succespercentages en goedkopere

productieprijs hebben een aantal producenten er intussen toe aangezet om eenvoudigere mini-

implantaten en SDI‟s te ontwikkelen als alternatieven voor conventionele implantaten: er is

echter verder onderzoek noodzakelijk alvorens hen als evenwaardige alternatieven te kunnen

bevestigen.

Page 76: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

REFERENTIELIJST 66

REFERENTIELIJST

1 Reynders R., Ronchi L., Bipat S. Mini-implants in orthodontics: a systematic review of the literature. Am

J Orthod Dentofacial Orthop, 2009; 135:1-19

2 Fritz U., Diedrich P., Kinzinger G., Al-Said M. The anchorage quality of mini-implants towards

translatory and extrusive forces. J Orofac Orthop, 2003; 64:293-304

3 Klessens M., Snijder F. Een patiënte met TemporoMandibulaire Dysfunctie. Behandeling vanuit een

multidisciplinair perspectief. Logopedie en Foniatrie, 2005; 11:336-341

4 http://www.msnbc.msn.com/id/12168308/

5 Coppa A., Bondioli L., Cucina A., Frayer D.W., Jarrige C., Jarrige J.-F., Quivron G., Rossi M., Vidale

M., Macchiarelli R. Palaeontology: early Neolithic tradition of dentistry. Nature, 2006; 440:755-756

6 Sullivan R.M. Implant dentistry and the concept of osseointegration: a historical perspective. J Calif Dent

Assoc, 2001; 29:737-745

7 Lynch C.D., O‟Sullivan V.R., McGillycuddy C.T. Pierre Fauchard: the Father of Modern Dentistry.

Br Dent J, 2006; 201:779-781

8 Serin G.M., Derinsu U., Sari M., Gergin Ö., Ciprut A., Akdas F., Batman C. Cochlear implantation in

patients with bilateral cochlear trauma. Am J Otolaryngol, 2010; 31:350-355

9 Schwarz M.S., Otto S.R., Shannon R.V., Hitselberger W.E., Brackmann D.E. Auditory brainstem

implants. Neurotherapeutics, 2008; 5:128-136

10 Sanan A., Haines S.J. Repairing holes in the head: a history of cranioplasty. Neurosurgery, 1997; 40:588-

603

11 Eufinger H., Rasche C., Wehmöller M., Schmieder K., Scholz M., Weihe S., Scherer P. CAD/CAM

titanium implants for cranioplasty – an evaluation of success and quality of life of 169 consecutive

implants with regard to size and location. J Comp Ass Radiol Surg, 2005; 1:197-203

12 Cabraja M., Klein M., Lehmann T.-N. Long-term results following titanium cranioplasty of large skull

defects. Neurosurg Focus, 2009; 26:1-7

13 Spetzger U., Vougioukas V., Schipper J. Materials and techniques for osseous skull reconstruction.

Minim Invasive Ther Allied Technol, 2010; 19:110-121

14 Sullivan R.M. Implant dentistry and the concept of osseointegration: a historical perspective. J Calif Dent

Assoc, 2001; 29:737-745

15 http://www.tahmaseb.be/implantaten

16 Schulte W., Heimke G. The Tübingen immediate implant. Quintessence, 1976; 27:17-23

Page 77: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

REFERENTIELIJST 67

17 Albrektsson T., Wennerberg A. The impact of oral implants – past and future, 1966-2042. J Can Dent

Assoc, 2005; 71:327

18 Sullivan R.M. Implant dentistry and the concept of osseointegration: a historical perspective. J Calif Dent

Assoc, 2001; 29:737-745

19 Reynders R., Ronchi L., Bipat S. Mini-implants in orthodontics: a systematic review of the literature. Am

J Orthod Dentofacial Orthop, 2009; 135:1-19

20 Fritz U., Diedrich P., Kinzinger G., Al-Said M. The anchorage quality of mini-implants towards

translatory and extrusive forces. J Orofac Orthop, 2003; 64:293-304

21 McGuire M.K., Scheyer A.D., Gallerano R.L. Temporary anchorage devices (TAD) for tooth movement:

a review and case reports. J Periodontol, 2006, 77:1613-1624

22 Chang Y.-J., Lee H.-S., Chun Y.-S. Microscrew anchorage for molar intrusion. J Clin Orthod, 2004;

38:325-333

23 Kyung S.H., Choi J.H., Park Y.C. Miniscrew anchorage used to protract lower second molars into first

molar extraction sites. J Clin Orthod, 2003; 37:575-579

24 Weitz M.L., Mukamal E.O., Jurim A. An orthodontic device to capitalize on the rigid fixation of

osseointegrated implants. Int J Periodontics Restorative Dent, 1998; 18:240-247

25 Paik C.H., Woo Y.J., Boyd R.L. Treatment of an adult patient with vertical excess using miniscrew

fixation. J Clin Orthod, 2003; 37:423-428

26 Kocsis A., Seres L., Kocsis-Savanya A., Kovacs A. Skeletal anchorage: use of miniscrews for impacted

maxillary canine management. Fogorv Sz, 2010; 103:3-9

27 Kim J.W., Park J.Y., Baek S.H., Kim T.W., Chang Y.I. Forced eruption of an impacted third molar using

a bracket-head miniscrew. J Clin Orthod, 2010; 44:313-318

28 Kravitz N.D., Kusnoto B. Posterior impaction with orthodontic miniscrews for openbite closure and

improvement of facial profile. World J Orthod, 2007; 8:157-166

29 Graham J. Seminar 10: Temporary Anchorage Devices (TAD‟s). In: Paroseminar: Integrated

Orthodontics, Lichtervelde

30 Justens E., De Bruyn H. Clinical outcome of mini-screws used as orthodontic anchorage. Clin Implant

Dent Relat Res, 2008; 10:174-180

31 Reynders R., Ronchi L., Bipat S. Mini-implants in orthodontics: a systematic review of the literature. Am

J Orthod Dentofacial Orthop, 2009; 135:1-19

32 Crismani A.G., Bertl M.H., Celar A.G., Bantleon H.-P., Burstone C.J. Miniscrews in orthodontic

treatment: review and analysis of published clinical trials. Am J Orhod Dentofacial Orthop, 2010;

137:108-113

Page 78: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

REFERENTIELIJST 68

33 Mountain G., Wood D., Toumba J. Bite force measurement in children with primary dentition.

Int J Paediatr Dent, 2011; 21:112-118

34 Motegi E., Nomura M., Tachiki C., Miyazaki H., Takeuchi F., Takaku S., Abe Y., Miyatani M., Ogai T.,

Fuma A., Fukagawa H., Kano M., Sueishi K. Occlusal force in people in their sixties attending college

for elderly. Bull Tokyo Dent Coll, 2009; 50:135-140

35 Behr M., Driemel O., Mertins V., Gerlach T., Kolbeck C., Rohr N., Reichert T.E., Handel G. Concept for

the treatment of adolescent patients with permanent missing teeth. Oral Maxillofac Surg, 2008; 12:49-60

36 Brahim S.J. Dental implants in children. Oral Maxillofac Surg Clin N Am, 2005; 17:375-381

37 Op Heij D.G., Opdebeeck H., Van Steenberghe D., Quirynen M. Age as compromising factor for implant

insertion. Periodontol 2000, 2003; 33:172-184

38 Behr M., Driemel O., Mertins V., Gerlach T., Kolbeck C., Rohr N., Reichert T.E., Handel G. Concept for

the treatment of adolescent patients with permanent missing teeth. Oral Maxillofac Surg, 2008; 12:49-60

39 Iseri H., Solow B. Continued eruption of maxillary incisors and first molars in girls from 9 to 25 years,

studies by the implant method. Eur J Orthodont, 1996; 18:246-256

40 Behr M., Driemel O., Mertins V., Gerlach T., Kolbeck C., Rohr N., Reichert T.E., Handel G. Concept for

the treatment of adolescent patients with permanent missing teeth. Oral Maxillofac Surg, 2008; 12:49-60

41 Imirzalioglu P., Uckan S., Haydar S.G. Surgical and prosthodontic treatment alternatives for children and

adolescents with ectodermal dysplasia: a clinical report. J Prosthet Dent, 2002; 88:569-572

42 Morgan C., Howe L. The restorative management of hypodontia with implants: I. Overview of alternative

treatment options. Dent Update, 2003; 30:562-568

43 Percinoto C., Vieira A.E., Barbieri C.M., Melhado F.L., Moreira K.S. Use of dental implants in children:

a literature review. Quintessence Int, 2001; 32:381-383

44 Brahim S.J. Dental implants in children. Oral Maxillofacial Surg Clin N Am, 2005; 17:375-381

45 Kramer F.J., Baethge C., Tschernitschek H. Implants in children with ectodermal dysplasia: a case report

and literature review. Clin Oral Impl Res, 2007; 18:140-146

46 Johnson E.L., Roberts M.W., Guckes A.D., Bailey L.J., Phillips C.L., Wrig J.T. Analysis of craniofacial

development in children with hypohidrotic ectodermal dysplasia. Am J of Medical Genetics, 2002;

112:327-334

47 Hogberg G., Lagerheim B., Sennerstam R. The 9-year crisis reflected at a rehabilitation center, at a health

care center and at a child and adolescent psychiatric center. Lakartidningen, 1986; 83:2038-2042

48 Guckes A.D., McCarthy G.R., Brahim J. Use of endosseous implants in a 3-year-old child with

ectodermal dysplasia: case report and 5-year follow up. Pediatr Dent, 1997; 19:282-285

Page 79: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

REFERENTIELIJST 69

49 Smith R.A., Vargervik K., Kearns G., Bosch C., Koumjian J. Placement of an endosseous implant in a

growing child with ectodermal dysplasia. Oral Surg Oral Med Oral Pathol, 1993; 75:669-673

50 Kearns G., Sharma A., Perrott D., Schmidt B., Kaban L., Vargervik K. Placement of endosseous implants

in children and adolescents with hereditary ectodermal dysplasia. Oral Surg Oral Med Oral Pathol, 1999;

88:5-10

51 Stanford C.M., Guckes A., Fete M., Srun S., Richter M.K. Perceptions of outcomes of implant therapy in

patients with ectodermal dysplasia syndromes. Int J Prosthodont, 2008; 21:195-200

52 Sweeney I.P., Ferguson J.W., Heggie A.A., Lucas J.O. Treatment outcomes for adolescent ectodermal

dysplasia patients treated with dental implants. Int J Paediatr Dent, 2005; 15:241-248

53 Bergendal B., Ekman A., Nilsson P. Implant failure in young children with ectodermal dysplasia: a

retrospective evaluation of use and outcome of dental implant treatment in children in Sweden. Int J Oral

Maxillofac Implants, 2008; 23:520-524

54 Giannetti L., Diago M.D.A., Vecci F., Consolo U. Mini-implants in growing patients: a case report.

Pediatr Dent, 2010; 32:239-244

55 Artopoulou I.I., Martin J.W., Suchko G.D. Prosthodontic rehabilitation of a 10-year old ectodermal

dysplasia patient using provisional implants. Pediatr Dent, 2009; 31:52-57

56 Nagata M., Nagata S. Mini-implant is effective as a transitional fixation anchorage for transplantation of

teeth. Japan J Cons Dent, 2002; 45:69-73

57 Lew I. The endosseous implant: evaluations and modifications. Dent Clin North Am, 1970; 14:201-213

58 Groenendijk E. Dental Ingenuity 2. Implant treatment using transitional implants. Ned Tijdschr

Tandheelkd, 2003; 110:311-315

59 Ostman P.O., Hellman M., Nilson H., Ericsson I. Provisional implants: a clinical prospective study in 45

patients, from implant placement to delivery of the final bridge. Clin Implant Dent Relat Res, 2004;

6:142-149

60 Krenmair G., Weinländer M., Schmidinger S. Provisional implants for anchoring removable interim

prostheses in edentulous jaws: a clinical study. Int J Oral Maxillofac Implants, 2003; 18:582-588

61 Babbush C.A. Provisional implants: surgical and prosthetic aspects. Impl Dent, 2001; 10:113-120

62 Groenendijk E. Dental Ingenuity 2. Implant treatment using transitional implants. Ned Tijdschr

Tandheelkd, 2003; 110:311-315

63 Balkin B.E., Steflik D.E., Naval F. Mini-dental implant insertion with the auto-advance technique for

ongoing applications. J Oral Implantol, 2001; 27:32-37

64 Sendax V.I. Mini-implants as adjuncts for transitional prostheses. Dent Implantol Update, 1996; 7:12-15

Page 80: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

REFERENTIELIJST 70

65 Ivanoff C.J., Sennerby L., Johansson C., Rangert B., Lekholm U. Influence of implant diameters on the

integration of screw implants. An experimental study in rabbits. Int J Oral Maxillofac Surg, 1997;

26:141-148

66 Landolt M., Park S.H., Galasso D., Cho S.-C., Elian N., Froum S., Tarnow D.P. Survival Rates of

Transitional Implants Supporting Screw Retained Restorations. Department of Implant Dentistry, New

York University College of Dentistry, 2004; 8th

International Symposium on Periodontics & Restorative

Dentistry, ‘New concepts and optimal dental practice’

67 Kanie T., Nagata M., Ban S. Comparison of the mechanical properties of 2 prosthetic mini-implants.

Implant Dent, 2004; 13:251-256

68 http://www.straumann.nl/undefined.htm/pc_15x_268_tempimplant.pdf

69 http://colleges.ksu.edu.sa/Dentistry/NBUPP/Documents/Nobel%20Biocare%20Manuals/Immediate

%20Provis ional%20Implant.pdf

70 http://www.dentatususa.com/fileadmin/user_upload/PDF/MTI_StepByStep_sm.pdf

71 http://solutions.3m.com

72 Groenendijk E. Dental ingenuity 2. Implant treatment using transitional implants. Ned Tijdschr

Tandheelkd, 2003; 110:311-315

73 Bulard R.A. Mini dental implants: enhancing patient satisfaction and practice income. Dent Today, 2001;

20:82-85

74 Rossein K.D. Retaining and stabilizing dentures with narrow-bodied implants. Dent Today, 2005;

24:100-106

75 Siddiqui A.A., Sosvicka M., Goetz M. Use of mini implants for replacement and immediate loading of

two single-tooth restorations: a clinical case report. J Oral Implantol, 2006; 32:82-86

76 Balkin B.E., Steflik D.E., Naval F. Mini-dental implant insertion with the auto-advance technique for

ongoing applications. J Oral Implantol, 2001; 27:32-37

77 Simon H., Caputo A.A. Removal torque of immediately loaded transitional endosseous implants in

human subjects. Int J Oral Maxillofac Implants, 2002; 17:839-845

78 Froum S.J., Simon H., Cho S.C., Elian N., Rohrer M.D., Tarnow D.P. Histologic evaluation of bone-

implant contact of immediately loaded transitional implants after 6 to 27 months. Int J Oral Maxillofac

Implants, 2005; 20:54-60

79 Ravasini T., Ravasini F. Utilizzo di “mini-dental-implant” come pilastro per overdenture in pazienti della

terza èta. Ital Oral Surg, 2004; 5:1-6

80 Shatkin T.E., Shatkin S., Oppenheimer A.J., Oppenheimer B.D. A simplified approach to implant

dentistry with mini dental implants. Alpha Omegan, 2003; 96:7-15

Page 81: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

REFERENTIELIJST 71

81 Ahn M.R., An K.M., Choi J.H., Sohn D.S. Immediate loading with mini dental implants in the fully

edentulous mandible. Implant Dent, 2004; 13:367-372

82 Mazor Z., Steigmann M., Leshem R., Peleg M. Mini-implants to reconstruct missing teeth in severe ridge

deficiency and small interdental space: a 5-year case series. Implant Dent, 2004; 13:336-341

83 Bulard R.A., Vance J.B. Multi-clinic evaluation using mini-dental implants for long-term denture

stabilization: a preliminary biometric evaluation. Compend Contin Educ Dent, 2005; 26:892-897

84 Griffitts T.M., Collins C.P., Collins P.C., Wash S. Mini dental implants: an adjunct for retention,

stability, and comfort for the edentulous patient. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod,

2005; 100:81-84

85 Shatkin T.E., Shatkin S., Oppenheimer B.D., Oppenheimer A.J. Mini dental implants for long-term fixed

and removable prosthetics: a retrospective analysis of 2514 implants placed over a five-year period.

Compent Contin Educ Dent, 2007; 28:92-101

86 Shatkin T.E., Shatkin S., Oppenheimer A.J., Oppenheimer B.D. A simplified approach to implant

dentistry with mini dental implants. Alpha Omegan, 2003; 96:7-15

87 Ahn M.R., An K.M., Choi J.H., Sohn D.S. Immediate loading with mini dental implants in the fully

edentulous mandible. Implant Dent, 2004; 13:367-372

88 Mazor Z., Steigmann M., Leshem R., Peleg M. Mini-implants to reconstruct missing teeth in severe ridge

deficiency and small interdental space: a 5-year case series. Implant Dent, 2004; 13:336-341

89 Bulard R.A., Vance J.B. Multi-clinic evaluation using mini-dental implants for long-term denture

stabilization: a preliminary biometric evaluation. Compend Contin Educ Dent, 2005; 26:892-897

90 Griffitts T.M., Collins C.P., Collins P.C., Wash S. Mini dental implants: an adjunct for retention,

stability, and comfort for the edentulous patient. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod,

2005; 100:81-84

91 Shatkin T.E., Shatkin S., Oppenheimer B.D., Oppenheimer A.J. Mini dental implants for long-term fixed

and removable prosthetics: a retrospective analysis of 2514 implants placed over a five-year period.

Compent Contin Educ Dent, 2007; 28:92-101

92 LaBarre E.E., Ahlstrom R.H., Noble R.H. Narrow diameter implants for mandibular denture retention.

J Calif Dent Assoc, 2008; 36:283-286

93 Astrand P., Engquist B., Dahlgren S., Grondahl K., Engquist E., Feldman H. Astra Tech and Branemark

system implants: a 5-year prospective study of marginal bone reactions. Clin Oral Implants Res, 2004;

15:413-420

94 Comfort M.B., Chu F.C.S., Chai J., Wat P.Y.P., Chow T.W. A 5-year prospective study on small

diameter screw-shaped oral implants. J Oral Rehabil, 2005; 32:341-345

Page 82: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

REFERENTIELIJST 72

95 Rossein K.D. Retaining and stabilizing dentures with narrow-bodied implants. Dent Today, 2005;

24:100-106

96 Flanagan D. Implant-supported fixed prosthetic treatment using very small-diameter implants: a case

report. J Oral Implantol, 2006; 32:34-37

97 Christensen G.J. The mini-implant has arrived. J Am Dent Assoc, 2006; 137:387-390

98 Flanagan D. Fixed partial dentures and crowns supported by very small diameter dental implants in

compromised sites. Implant Dent, 2008; 17:182-191

99 Christensen G.J. Critical appraisal. Mini implants: good or bad for long-term service. J Esthet Restor

Dent, 2008; 20:343-348

100 Albrektsson T., Gottlow J., Meirelles L., Ostman P.-L., Rocci A., Sennerby L. Survival of NobelDirect

implants – an analysis of 550 consecutively placed implants at 18 different clinical centers. Clin Implant

Dent Relat Res, 2007; 9:65-70

101 Jones F.H. Teeth and bones: applications of surface science to dental materials and related biomaterials.

Surf Sci Rep, 2001; 42:75-205

102 Lopez M.F., Jimenez J.A., Gutierrez A. The corrosion study of surface modified vanadium free titanium

alloys. Electrochim Acta, 2003; 48:1395-1401

103 Okazaki Y., Rao S., Ito Y., Tateishi T. Corrosion resistance, mechanical properties, corrosion fatigue

strength and cytocompatibility of new Ti alloys without Al and V. Biomaterials, 1998; 19:1197

104 Raman V., Tamilselvi S., Nanjundan S., Rajendran N. Electrochemical Behaviour of Titanium and

Titanium Alloy in Artificial Saliva. Trends Biomater Artif Organs, 2005; 18:137-140

105 Babbush C.A. Provisional implants: surgical and prosthetic aspects. Impl Dent, 2001; 10:113-120

106 Sendax V.I. Mini-implants as adjuncts for transitional prostheses. Dent Implantol Update, 1996; 7:12-15

107 Petrungaro P.S. Fixed temporization and bone-augmented ridge stabilization with transitional implants.

Pract Periodontics Aesthet Dent, 1997; 9:1071-1080

108 Landolt M., Park S.H., Galasso D., Cho S.-C., Elian N., Froum S., Tarnow D.P. Survival Rates of

Transitional Implants Supporting Screw Retained Restorations. Department of Implant Dentistry, New

York University College of Dentistry, 2004; 8th

International Symposium on Periodontics & Restorative

Dentistry, ‘New concepts and optimal dental practice’

109 Petrungaro P.S. Fixed temporization and bone-augmented ridge stabilization with transitional implants.

Pract Periodontics Aesthet Dent, 1997; 9:1071-1080

110 Poitras Y., Benko Y. Implantology: transitional implants: a solution for patient satisfaction. Oral Health

J, 2001; 8:25-46

Page 83: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

REFERENTIELIJST 73

111 Petrungaro P.S. Fixed temporization and bone-augmented ridge stabilization with transitional implants.

Pract Periodontics Aesthet Dent, 1997; 9:1071-1080

112 Babbush C.A. Provisional implants: surgical and prosthetic aspects. Impl Dent, 2001; 10:113-120

113 El Askary A.E.S., Shawkat A. Provisionalisation in aesthetic implant dentistry. Int Mag Oral Implantol,

2003; 4:8-13

114 Schuppan K. Immediate provisional implant therapy. Global Forum, Nobel Biocare International

Newsletter, 2000; 13:7

115 Landolt M., Park S.H., Galasso D., Cho S.-C., Elian N., Froum S., Tarnow D.P. Survival Rates of

Transitional Implants Supporting Screw Retained Restorations. Department of Implant Dentistry, New

York University College of Dentistry, 2004; 8th

International Symposium on Periodontics & Restorative

Dentistry, ‘New concepts and optimal dental practice’

116 Uit: „Immediate Provisional Implant Clinical Procedure & Product Catalog‟, Nobel Biocare, Göteborg,

Zweden, 2005

117 Allum S.R., Tomlinson R.A., Joshi R. The impact of loads on standard diameter, small diameter and mini

implants: a comparative laboratory study. Clin Oral Implants Res, 2008; 19:553-559

118 De casussen werden bekomen via Dr. Lieven Barbier. Dr. Barbier is in 1989 afgestudeerd als licentiaat in

de Tandheelkunde aan de KUL. Hij is sinds 1993 Specialist in de Prothetische Tandheelkunde. In 1995

behaalde hij zijn doctoraat in de Medische Wetenschappen en hij werkte van 1994 tot 2000 deeltijds als

wetenschappelijk medewerker aan de afdeling Prothetische Tandheelkunde. Momenteel is hij

medeverantwoordelijk voor de opleiding in de Prothetische Tandheelkunde in het Stagecentrum

Tandheelkunde van het AZ Sint-Jan te Brugge. Hij heeft een privé-praktijk in Brugge en is bestuurslid bij

het LUTV en bij het PUC in West-Vlaanderen. Tevens is hij voorzitter van de VAPR (Vereniging

Assistenten Prothetische en Restauratieve tandheelkunde KUL).

119 Sendax V.I. Mini-implants as adjuncts for transitional prostheses. Dent Implantol Update, 1996; 7:12-15

120 Okhubo C., Sato J., Hosoi T., Kurtz K.S. O-ring attachments for transitional implant-retained

overdentures. J Prosthet Dent, 2004; 91:195-197

121 Petrungaro P.S. Fixed temporization and bone-augmented ridge stabilization with transitional implants.

Pract Periodontics Aesthet Dent, 1997; 9:1071-1080

122 Froum S., Emtiaz S., Bloom M.J., Scolnick J., Tarnow D.P. The use of transitional implants for

immediate fixed temporary prostheses in case(s) of implant restorations. Pract Periodontics Aesthet Dent,

1998; 10:737-748

123 Nagata M., Nagaoka S., Mukunoki O. The efficacy of modular transitional implants placed

simultaneously with implant fixtures. Compend Contin Educ Dent, 1999; 20:39-46

124 Simon H., Caputo A.A. Removal torque of immediately loaded transitional endosseous implants in

human subjects. Int J Oral Maxillofac Implants, 2002; 17:839-845

Page 84: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

REFERENTIELIJST 74

125 Proussaefs P. Histologic evaluation of an immediately loaded titanium provisional implant retrieved after

functioning for 18 months: a clinical report. J Prosthet Dent, 2003; 89:331-334

126 Ostman P.O., Hellman M., Nilson H., Ericsson I. Provisional implants: a clinical prospective study in 45

patients, from implant placement to delivery of the final bridge. Clin Implant Dent Relat Res, 2004;

6:142-149

127 Lee J.-H., Frias V., Lee K.-W. Use of an immediate provisional implant to support a full-arch restoration:

a clinical report. J Prosthodont, 2005; 14:127-130

128 Krenmair G., Krainhöfner M., Weinländer M., Piehslinger E. Provisional implants for immediate

restoration of partially edentulous jaws: a clinical study. Int J Oral Maxillofac Implants, 2008; 23:717-

725

129 Froum S., Emtiaz S., Bloom M.J., Scolnick J., Tarnow D.P. The use of transitional implants for

immediate fixed temporary prostheses in case(s) of implant restorations. Pract Periodontics Aesthet Dent,

1998; 10:737-748

130 Bichacho N., Landsberg C., Rohrer M., Davidovich Y. Immediate fixed transitional restoration in implant

therapy. Pract Periodont Aesthet Dent, 1999; 11:45-51

131 El Attar M.S., El Shazly D., Osman S., El Domiati S., Salloum M.G. Study of the effect of using mini-

transitional implants as temporary abutments in implant overdenture cases. Implant Dent, 1999; 8:152-

158

132 Babbush C.A. Provisional implants: surgical and prosthetic aspects. Impl Dent, 2001; 10:113-120

133 Rossein K.D., Boris F. Stabilizing a full denture with transitional implant-supported splint. Contemp Esth

Rest Dent, 2001; 5:68-76

134 Simon H., Caputo A.A. Removal torque of immediately loaded transitional endosseous implants in

human subjects. Int J Oral Maxillofac Implants, 2002; 17:839-845

135 Ravasini T., Marinello C.P. Immediate provisional implants as abutments for an overdenture in the

mandibular edentulous jaw: case presentation. Pract Proced Aesthet Dent, 2002; 14:673-678

136 Ostman P.O., Hellman M., Nilson H., Ericsson I. Provisional implants: a clinical prospective study in 45

patients, from implant placement to delivery of the final bridge. Clin Implant Dent Relat Res, 2004;

6:142-149

137 Ahn M.R., An K.M., Choi J.H., Sohn D.S. Immediate loading with mini dental implants in the fully

edentulous mandible. Implant Dent, 2004; 13:367-372

138 Ostman P.O., Hellman M., Nilson H., Ericsson I. Provisional implants: a clinical prospective study in 45

patients, from implant placement to delivery of the final bridge. Clin Implant Dent Relat Res, 2004;

6:142-149

Page 85: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

REFERENTIELIJST 75

139 Bohsali K., Simon H., Kan J.Y., Redd M. Modular transitional implants to support the interim maxillary

overdenture. Compend Contin Educ Dent, 1999; 20:975-984

140 Krenmair G., Weinländer M., Schmidinger S. Provisional implants for anchoring removable interim

prostheses in edentulous jaws: a clinical study. Int J Oral Maxillofac Implants, 2003; 18:582-588

141 Leshem D., Mazor Z., Leshem R., Rosen D. A simple technique for fabrication of immediate interim

removable prosthesis supported by transitional implants. Implant Dent, 2003; 121:227-231

142 Krenmair G., Fürhauser R., Weinländer M., Piehslinger E. Maxillary interim overdentures retained by

splinted or unsplinted provisional implants. Int J Prosthodont, 2005; 18:195-200

143 Dr. Calix De Clercq is in 1976 afgestudeerd als dokter in de geneeskunde en in 1976 als licentiaat in de

tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit in Groningen. Hij volgde een specialisatieopleiding in Aken (D)

en in Leuven en behaalde in 1979 zijn erkenning als stomatoloog. Sinds 1980 is hij staflid aan de afdeling

„Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie‟ van het AZ Sint-Jan te Brugge. In 1990 behaalde hij zijn

getuigschrift van bijzondere bevoegdheid in de Orale en Maxillofaciale heelkunde. Van 1992 tot 2003

was hij academisch consulent aan het UZ te Gent in de Dienst „Stomatologie en Maxillo-faciale

Chirurgie. In 1996 werd hij „Fellow of the European Board of Oro-Maxillo-Facial Surgery‟ (Zürich).

Sinds 1999 is hij stagemeester MKA en sinds 2001 diensthoofd van de afdeling „Mond-, Kaak-en

Aangezichtschirurgie‟ van het AZ Sint-Jan te Brugge. Daarnaast is hij voorzitter van de Nederlandstalige

erkenningscommissie MKA en sinds 1 januari 2010 bijzonder gastdocent aan de KUL.

144 Poitras Y., Benko Y. Transitional implants: a solution for patient satisfaction. Oral Health J, 2001 ;

91:25-44

145 Petrungaro P.S. Fixed temporization and bone-augmented ridge stabilization with transitional implants.

Pract Periodontics Aesthet Dent, 1997; 9:1071-1080

146 Petrungaro P.S. Reconstruction of severely resorbed atrophic maxillae and management with transitional

implants. Implant Dent, 2000; 9:271-277

147 Babbush C.A. Provisional implants: surgical and prosthetic aspects. Impl Dent, 2001; 10:113-120

148 Krenmair G., Weinländer M., Schmidinger S. Provisional implants for anchoring removable interim

prostheses in edentulous jaws: a clinical study. Int J Oral Maxillofac Implants, 2003; 18:582-588

149 Groenendijk E. Dental ingenuity 2. Implant treatment using transitional implants. Ned Tijdschr

Tandheelkd, 2003; 110:311-315

150 Ahn M.R., An K.M., Choi J.H., Sohn D.S. Immediate loading with mini dental implants in the fully

edentulous mandible. Implant Dent, 2004; 13:367-372

151 Krenmair G., Fürhauser R., Weinländer M., Piehslinger E. Maxillary interim overdentures retained by

splinted or unsplinted provisional implants. Int J Prosthodont, 2005; 18:195-200

Page 86: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

REFERENTIELIJST 76

152 Iezzi G., Fiera E., Scarano A., Pecora G., Piattelli A. Histologic evaluation of a provisional implant

retrieved from man 7 months after placement in a sinus augmented with calcium sulphate: a case report.

J Oral Implantol, 2007; 33:89-95

153 Krenmair G., Krainhöfner M., Weinländer M., Piehslinger E. Provisional implants for immediate

restoration of partially edentulous jaws: a clinical study. Int J Oral Maxillofac Implants, 2008; 23:717-

725

154 Dr. Johan Abeloos is afgestudeerd als dokter in de geneeskunde in 1983 en voltooide zijn opleiding

tandheelkunde in 1986 aan de KUL. Vervolgens volgde hij een opleiding tot Mond-, Kaak en

Aangezichtschirurg aan de KUL, Universität Freiburg (D), AZ Sint-Jan Brugge, Children‟s Hospital

Boston (VS) en Lausanne (CH). Momenteel is hij staflid op de dienst MKA in het AZ Sint-Jan te Brugge

– Oostende AV. Hij is lid van de Medische Raad van het AZ Sint-Jan. Hij is „Fellow van de European

Board of Oral and Maxillofacial Surgery‟ en tevens coördinator van het multidisciplinair oncologisch

centrum hoofd en hals. Daarnaast is hij reviewer van het International Journal of Maxillofacial Surgery

voor items van reconstructieve chirurgische aard.

155 Keller G.W. Temporarily replacing congenitally missing maxillary lateral incisors in teenagers using

transitional implants. Implant News&Views, 2001; 3:1-4

156 Güler N., Cildir S., Iseri U., Sandalli N., Dilek O. Hypohidrotic ectodermal dysplasia with bilateral

impacted teeth at the coronoid process: a case rehabilitated with mini dental implants. Oral Surg Oral

Med Oral Pathol Oral Radiol Endod, 2005; 99:34-38

157 Mass E., Oelgiesser D., Tal H. Transitional implants in a patient with Williams-Beuren syndrome: a

4-year follow-up. Spec Care Dentist, 2007; 27:112-116

158 Artopoulou I.I., Martin J.W., Suchko G.D. Prosthodontic rehabilitation of a 10-year old ectodermal

dysplasia patient using provisional implants. Pediatr Dent, 2009; 31:52-57

159 Groenendijk E. Dental ingenuity 2. Implant treatment using transitional implants. Ned Tijdschr

Tandheelkd, 2003; 110:311-315

160 Spitler N.S. Rescuing bridges in trouble. Implant News&Views, 2002; 4:3-5,10

161 Simon H. Use of transitional implants to support a surgical guide: enhancing the accuracy of implant

placement. J Prosthet Dent, 2002; 87:229-32

162 Sicilia A., Enrile F.J., Buitrago P., Zubizarreta J. Evaluation of the precision obtained with a fixed

surgical template in the placement of implants for rehabilitation of the completely edentulous maxilla: a

clinical report. Int J Oral Maxillofac Implants, 2000; 15:272-277

163 Aalam A.A., Reshad M., Chee W.W., Nowzari H. Surgical template stabilization with transitional

implants in the treatment of the edentulous mandible: a technical note. Int J Oral Maxillofac Implants,

2005; 20:462-465

164 Wu A.Y., Chee W. Use of 3 transitional implants as stabilization aid for predictable immediate loading of

implants in the edentulous mandible. Quintessence Int, 2006; 37:627-631

Page 87: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

REFERENTIELIJST 77

165 Yeh S., Monaco E.A., Buhite R.J. Using transitional implants as fixation screws to stabilize a surgifcal

template for accurate implant placement: a clinical report. J Prosthet Dent, 2006; 93:509-513

166 Ordonez A., Eastmond V. Mini-dental implants – they‟re here to stay. Postgraduate Dentist Carribean,

2006; 3:7-12

167 Ordonez A., Eastmond V. Mini-dental implants – they‟re here to stay. Postgraduate Dentist Carribean,

2006; 3:7-12

168 Adell R., Lekholm U., Rockler B., Brånemark P.-I. A 15-year study of osseointegrated implants in the

treatment of the edentulous jaw. Int J Oral Surg, 1981; 10:387-416

169 Brånemark P.-I., Zarb G.A., Albrektsson T. Tissue-integrated prostheses: osseointegration in clinical

dentistry. Quintessence, 1985; 11:211-232

170 Adell R., Eriksson B., Lekholm U., Brånemark P.-I., Jemt T. Long-term follow-up study of

osseointegrated implants in the treatment of totally edentulous jaws. Int J Oral Maxillofac Implants,

1990; 5:347-359

171 Brånemark P.I. Osseointegration and its experimental background. J Prosthet Dent, 1983; 50:399-410

172 Adell R., Lekholm U., Brånemark P.-I. Surgical procedures. In: Brånemark P.-I., Zarb G.A., Albrektsson

T. Tissue-integrated prostheses: osseointegration in clinical dentistry. Quintessence, 1985; 11:211-232

173 Naert I., van Steenberghe D., „Prognostische factoren voor een duurzaam resultaat van implantaat-

gedragen overkappingsprothesen‟ In: Kalk W., van Waas M.A.J., van Os J.H., Postema N., De volledige

gebitsprothese in woord en beeld, Houten, Bohn Stafleu van Loghum, 2001, blz. 323

174 Petrungaro P.S. Fixed temporization and bone-augmented ridge stabilization with transitional implants.

Pract Periodontics Aesthet Dent, 1997; 9:1071-1080

175 Froum S., Emtiaz S., Bloom M.J., Scolnick J., Tarnow D.P. The use of transitional implants for

immediate fixed temporary prostheses in cases of implant restorations. Pract Periodontics Aesthet Dent,

1998; 10:737-748.

176 Javed F., Romanos G.E. The role of primary stability for successful immediate loading of dental

implants. A literature review. J Dent, 2010; 38:612-620

177 Ledermann P.D. Das TPS-schraubeimplantat nach siebenjähriger anwendung. Quintessence, 1984;

30:1-11

178 Babbush C.A., Kent J., Misiek D. Titanium plasma-sprayed (TPS) screw implants for the reconstruction

of the edentulous mandible. J Oral Maxillofac Surg, 1986; 44:274-282

179 Balshi T.J., Wolfinger G.J. A new protocol for immediate functional loading of dental implants. Dent

Today, 2000; 20:60-65

Page 88: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

REFERENTIELIJST 78

180 Guirado J.L.C., Yuguero R.S., Perez V.F., Pelluz A.M. Immediate anterior implant placement and early

loading by provisional acrylic crowns: a prospective study after a one-year follow-up period. J Ir Dent

Assoc, 2002; 48:43-49

181 Degidi M., Scarano A., Petrone G., Piatelli A. Histologic analysis of clinically retrieved immediately

loaded titanium implants: a report of 11 cases. Clin Implant Dent Relat Res, 2003; 5:89-93

182 Derbabian K., Simonian K. Immediate loading of dental implants: overview and rationale. J Calif Dent

Assoc, 2005; 33:337-341

183 Javed F., Romanos G.E. The role of primary stability for successful immediate loading of dental

implants. A literature review. J Dent, 2010; 38:612-620

184 Baig M.R., Rajan G. Immediate placement and loading of implants in anterior maxilla using an altered

screw-retained implant fixed prosthesis. Indian J Dent Res, 2010; 21:311-313

185 Cooper L., Felton D., Kugelberg C. A multicenter 12 month evaluation of single-tooth implants

restorations 3 weeks after 1 stage surgery. Int J Oral Maxillofac Implants, 2001; 16:182-192

186 Brochu J., Anderson J., Zarb G. The influence of early loading on bony crest height and stability: a pilot

study. Int J Prosthodont, 2005; 18:506-512

187 Fazel A., Aalai S., Rismanchian M. Effect of macro-design of immediately loaded implants on

micromotion and stress distribution in surrounding bone using finite element analysis. Implant Dent,

2009; 18:345-352

188 Romanos G., Froum S., Hery C., Cho S.C., Tarnow D. Survival rate of immediately vs delayed loaded

implants: analysis of the current literature. J Oral Implantol, 2010; 36:315-324

189 Landolt M., Park S.H., Galasso D., Cho S.-C., Elian N., Froum S., Tarnow D.P. Survival Rates of

Transitional Implants Supporting Screw Retained Restorations. Department of Implant Dentistry, New

York University College of Dentistry, 2004; 8th

International Symposium on Periodontics & Restorative

Dentistry, ‘New concepts and optimal dental practice’

190 Kacer C.M., Dyer J.D., Kraut R.A. Immediate loading of dental implants in the anterior and posterior

mandible: a retrospective study of 120 cases. J Oral Maxillofac Surg, 2010; 68:2861-2867

191 De Bruyn H., Van de Velde T., Collaert B. Immediate functional loading of TiOblast dental implants in

full-arch edentulous mandibles: a 3-year prospective study. Clin Oral Implants Res, 2008; 19:717-723

192 Kacer C.M., Dyer J.D., Kraut R.A. Immediate loading of dental implants in the anterior and posterior

mandible: a retrospective study of 120 cases. J Oral Maxillofac Surg, 2010; 68:2861-2867

193 Jemt T., Chai J., Harnett J., Heath M.R., Hutton J.E., Johns R.B. A 5-year prospective multicenter follow-

up report on overdentures supported by osseointegrated implants. Int J Oral Maxillofac Implants, 1996;

11:291-298

Page 89: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

REFERENTIELIJST 79

194 Chung S., McCullagh A., Irinakis T. Immediate loading in the maxillary arch. Evidence based guidelines

to improve success rates. A review. J Oral Implantol 2010, Epub ahead of print

195 Van de Velde T., Sennerby L., De Bruyn H. The clinical and radiographic outcome of implants placed in

the posterior maxilla with a guided flapless approach and immediately restored with a provisional

rehabilitation: a randomized clinical trial. Clin Oral Implants Res, 2010; 21:1223-1233

196 Mijiritsky E., Mardinger O., Mazor Z., Chaushu G. Immediate provisionalization of single-tooth implants

in fresh-extraction sites at the maxillary esthetic zone: up to 6-years of follow-up. Implant Dent, 2009;

18:326-333

197 Van de Velde T., Sennerby L., De Bruyn H. The clinical and radiographic outcome of implants placed in

the posterior maxilla with a guided flapless approach and immediately restored with a provisional

rehabilitation: a randomized clinical trial. Clin Oral Implants Res, 2010; 21:1223-1233

198 Collaert B., De Bruyn H. Immediate functional loading of TiOblast dental implants in full-arch

edentulous maxillae: a 3-year prospective study. Clin Oral Implants Res, 2008; 19:1254-1260

199 Bahat O., Sullivan R.M. Parameters for successful implant integration revisited Part II: Algorithm for

immediate loading Diagnostic factors. Clin Implant Dent Relat Res, 2010; 12:13-22

200 Jovanovic S.A., Spiekermann H., Rizhter E.J. Bone regeneration on implants with dehisced defect sites: a

clinical study. Int J Oral Maxillofac Implants, 1992; 7:233-245

201 Nevins M., Mellonig J.T. The advantages of localized ridge augmentation prior to implant placement: a

staged event. Int J Periodontics Restorative Dent, 1994;14:96-111

202 Petrungaro P.S. Fixed temporization and bone-augmented ridge stabilization with transitional implants.

Pract Periodontics Aesthet Dent, 1997; 9:1071-1080

203 Petrungaro P.S. Reconstruction of severely resorbed atrophic maxillae and management with transitional

implants. Implant Dent, 2000; 9:271-277

204 Brugnami F., Then P., Moroi H., Kabani S., Leone C. GBR in human extraction sockets and ridge defects

prior to implant placement: clinical results and histologic evidence of osteoblastic activities in DFDBA.

Int J Period Rest Dent, 1999; 19:259-267

205 Jemt T., Lekholm U. Measurement of buccal tissue volumes at single-implant restorations after local

bone grafting in maxillas: a 3-year clinical prospective study case series. Clin Impl Dent, 2003; 5:63-81

206 Maiorana C., Beretta M., Salina S., Santoro F. Reduction of autogenous bone graft resorption by means

of BioOss coverage: a prospective study. Int J Period Rest Dent, 2005; 25:19-25

207 Jemt T., Lekholm U. Single implants and buccal bone grafts in the anterior maxilla. Clin Impl Dent,

2005; 7:127-135

208 Lee C.Y. Immediate load protocol for anterior maxilla with cortical bone from mandibular ramus. Impl

Dent, 2006; 15:153-159

Page 90: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

REFERENTIELIJST 80

209 Mazor Z., Steigmann M., Leshem R., Peleg M. Mini-implants to reconstruct missing teeth in severe ridge

deficiency and small interdental space: a 5-year case series. Implant Dent, 2004; 13:336-341

210 Shatkin T.E., Shatkin S., Oppenheimer B.D., Oppenheimer A.J. Mini dental implants for long-term fixed

and removable prosthetics: a retrospective analysis of 2514 implants placed over a five-year period.

Compend Contin Educ Dent, 2007; 28:92-101

211 Ahn M.R., An K.M., Choi J.H., Sohn D.S. Immediate loading with mini dental implants in the fully

edentulous mandible. Implant Dent, 2004; 13:367-372

212 Bulard R.A., Vance J.B. Multi-clinic evaluation using mini-dental implants for long-term denture

stabilization: a preliminary biometric evaluation. Compend Contin Educ Dent, 2005; 26:892-897

213 Ravasini T., Ravasini F. Utilizzo di “mini-dental-implant” come pilastro per overdenture in pazienti della

terza èta. Ital Oral Surg, 2004; 5:1-6

214 Sussman H.I., Goodridge O.F. Use of SIG device to accurately place permanent miniature dental

implants to retain mandibular overdenture: a case report. N Y State Dent J, 2006; 72:34-38

215 Okhubo C., Kobayashi M., Suzuki Y., Sato J., Hosoi T., Kurtz K.S. Evaluation of transitional implant

stabilized overdentures: a case series report. J Oral Rehab, 2006; 33:416-422

216 Cho S.C., Froum S., Tai C.H., Cho Y.S., Elian N., Tarnow D.P. Immediate loading of narrow-diameter

implants with overdentures in severely atrophic mandibles. Pract Proced Aesthet Dent, 2007; 19:167-174

217 LaBarre E.E., Ahlstrom R.H., Noble R.H. Narrow diameter implants for mandibular denture retention.

J Calif Dent Assoc, 2008; 36:283-286

218 Ertugrul H.Z., Pipko D.J. Measuring mobility of 2 dental implant fixtures of different configurations: an

in vitro study. Implant Dent, 2005; 15:290-297

219 Jefferies S.R., Boston D.W., Damrow M.P., Galbraith C.T. Comparison of detachment forces of two

implant overdenture attachment types: effect of detachment speed. Am J Dent, 2008; 21:244-250

220 Christensen G.J. The mini-implant has arrived. J Am Dent Assoc, 2006; 137:387-390

221 Misch C.E. Short dental implants: a literature review and rationale for use. Dent Today, 2005; 24:64-68

222 Behr M., Driemel O., Mertins V., Gerlach T., Kolbeck C., Rohr N., Reichert T.E., Handel G. Concept for

the treatment of adolescent patients with permanent missing teeth. Oral Maxillofac Surg, 2008; 12:49-60

223 Percinoto C., Vieira A.E., Barbieri C.M., Melhado F.L., Moreira K.S. Use of dental implants in children:

a literature review. Quintessence Int, 2001; 32:381-383

224 Stanford C.M., Guckes A., Fete M., Srun S., Richter M.K. Perceptions of outcomes of implant therapy in

patients with ectodermal dysplasia syndromes. Int J Prosthodont, 2008; 21:195-200

Page 91: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

REFERENTIELIJST 81

225 Sweeney P., Ferguson J.W., Heggie A.A., Lucas J.O. Treatment outcomes for adolescent ectodermal

dysplasia patients treated with dental implants. Int J Paediatric Dent, 2005; 15:241-248

226 Bergendal B., Ekman K., Nilsson P. Implant failure in young children with ectodermal dysplasia: a

retrospective evaluation of use and outcome of dental implant treatment in children in Sweden. Int J Oral

Maxillofac Implants, 2008; 23:520-524

227 Battistuzzi P.G.F.C.M., Käyser A.F., Keltjens H.M.A.M., Plasmans P.J.J.M., De partiële prothese:

uitgangspunten bij de diagnostiek en de behandeling van het gemutileerde gebit, Houten, Bohn Stafleu

van Loghum, 1992, blz. 71-72

228 Behr M., Driemel O., Mertins V., Gerlach T., Kolbeck C., Rohr N., Reichert T.E., Handel G. Concept for

the treatment of adolescent patients with permanent missing teeth. Oral Maxillofac Surg, 2008; 12:49-60

229 Imirzalioglu P., Uckan S., Haydar S.G. Surgical and prosthodontic treatment alternatives for children and

adolescents with ectodermal dysplasia: a clinical report. J Prosthet Dent, 2002; 88:569-572

230 Morgan C., Howe L. The restorative management of hypodontia with implants: I. Overview of alternative

treatment options. Dent Update, 2003; 30:562-568

231 Kleinman M., Mazor Z., Rossein K. Emergency intraoral repairs with narrow-bodied implants. Inside

Dent, 2006; 1:70-74

232 Albrektsson T., Jacobsson M. Bone-metal interface in osseointegration. J Prosthet Dent, 1987;

57:597-607

233 Froum S., Emtiaz S., Bloom M., Scolnick J., Tarnow D. The use of transitional implants for immediate

fixed temporary prostheses in cases of implant restorations. Pract Periodontics Aesthet Dent, 1998;

10:737-746

234 Tarnow D., Froum S. A case report and histology of MTI modular transitional implant. NYU School of

Dentistry, 1996 Abstract

235 Froum S., Simon H., Cho C.S., Elian N., Rohrer M.D., Tarnow D.P. Histologic evaluation of bone-

implant contact of immediately loaded transitional implants after 6 to 27 months. Int J Oral Maxillofac

Implants, 2005; 20:54-60

236 Iezzi G., Fiera E., Scarano A., Pecora G., Piattelli A. Histologic evaluation of a provisional implant

retrieved from man 7 months after placement in a sinus augmented with calcium sulphate: a case report.

J Oral Implantol, 2007; 33:89-95

237 Nagata M., Nagaoka S., Mukunoki O. The efficacy of modular transitional implants placed

simultaneously with implant fixtures. Compend Contin Educ Dent, 1999; 20:39-46

238 Simon H., Caputo A.A. Removal torque of immediately loaded transitional endosseous implants in

human subjects. Int J Oral Maxillofac Implants, 2002; 17:839-845

Page 92: Het gebruik van provisionele (immediaat) …...implantaten met een smallere diameter en standaard lengte, maar dat ook kortere implantaten met standaard diameter tot de „mini-implantaten‟

REFERENTIELIJST 82

239 Steflik D.E., Lake F.T., Sisk A.L. A comparative investigation in dogs: 2-year morphometric results of

the dental implant-bone interface. Int J Oral Maxillofac Implants, 1996; 11:15-25

240 Ledermann P.D., Schenk R.K., Buser D. Long-lasting osseointegration of immediately loaded, bar-

connected TPS screws after 12 years of function: a histologic case report of a 95-year-old patient.

Int J Periodontics Restorative Dent, 1998; 18:552-563

241 Boshali K., Simon H., Kan J.Y., Redd M. Modular transitional implants to support the interim maxillary

overdenture. Compend Contin Educ Dent, 1999; 20:975-984

242 Zubery Y., Bichacho N., Moses O., Tal H. Immediate loading of modular transitional implants; a

histologic and histomorphometric study in dogs. Int J Periodontics Restorative Dent, 1999; 19:343-353

243 Proussaefs P. Histologic evaluation of an immediately loaded titanium provisional implant retrieved after

functioning for 18 months: a clinical report. J Prosthet Dent, 2003; 89:331-334

244 Ottoni C.E.C., Chopard R.P. Histomorphometric evaluation of new bone formation in diabetic rats

submitted to insertion of temporary implants. Braz Dent J, 2004; 15:87-92

245 Froum S., Simon H., Cho C.S., Elian N., Rohrer M.D., Tarnow D.P. Histologic evaluation of bone-

implant contact of immediately loaded transitional implants after 6 to 27 months. Int J Oral Maxillofac

Implants, 2005; 20:54-60

246 Iezzi G., Fiera E., Scarano A., Pecora G., Piattelli A. Histologic evaluation of a provisional implant

retrieved from man 7 months after placement in a sinus augmented with calcium sulphate: a case report.

J Oral Implantol, 2007; 33:89-95

247 Albrektsson T., Zarb G., Worthington P., Eriksson A.R. The long-term efficacy of currently used dental

implants: a review and proposed criteria of success. Int J Oral Maxillofac Implants, 1986; 1:11-25

248 Prof. Dr. G. Theuniers studeerde aan de KUL en behaalde zijn doctoraat in de tandheelkunde in 1984.

Sinds 1985 was zijn hoofdopdracht het theoretisch en klinisch onderwijs in de prothetodontie. Na vele

jaren de kliniek prothese te hebben geleid aan de KUL werd hij voltijds benoemd aan de UGent en werd

hij afdelingshoofd van de afdeling „Prothetische tandheelkunde‟. Hij was reeds gastprofessor bij de

vakgroep tandheelkunde sedert 2002 en is tevens gastprofessor in Monastir (Tunesië).