handleiding begeleider biotoopstudie jongeren bos iw 120215 · 8 opdracht 2: bodem en micro-klimaat...
TRANSCRIPT
Biotoopstudie bos
1ste en 2de graad secundair onderwijs
Handleiding begeleider
2
WAT Het bos is een levensgemeenschap van planten en dieren waarin bomen het meest opvallen. Op
aarde bestaan er verschillende bostypes die variëren van klimaatsgebied tot klimaatsgebied. In ons
land komen van nature loofbossen voor.
Door de jongeren in de huid van een natuuronderzoeker te laten kruipen, komen ze te weten wat de
heide is en wie haar bewoners zijn.
OPZET
Het veldwerk spitst zich voornamelijk toe op een gemengd loofbos versus naaldbos.
Dit zijn de 5 thema’s n.l.
1. de bodem en haar bodemprofiel: bodemstalen van gemengd loofbos en naaldbos met elkaar
vergelijken
2. de bodem en het micro-klimaat: diverse metingen in gemengd loofbos, naaldbos en op een
open plek uitvoeren en deze met elkaar vergelijken
3. de begroeiing, het licht en de bodemdichtheid in gemengd loofbos en naaldbos: o.a. het
determineren van planten en bomen
4. dierenleven en biodiversiteit: determineren van ongewervelde diertjes
5. variatie in bosstructuur en beheer
Ons uitgangspunt is om de jongeren zo zelfstandig mogelijk de opdrachten te laten uitvoeren,
vergelijkingen te laten maken en verwerkingsopdrachten op te lossen. Belangrijk hierbij is dat je als
begeleider elke opdracht kort toelicht en de nodige afspraken maakt.
De jongeren krijgen een veldwerkboekje waarbij de onderzoeksopdrachten stap-voor-stap
beschreven staan. Bij elke onderzoeksopdracht vind je het nodige onderzoeksmateriaal terug:
meetinstrumenten, grondboor, determineerkaarten, veldgidsen, … .
De groep splits je op in 5 subgroepjes, zodat elk groep met 1 thema aan de slag kan gaan.
Het veldwerk onder onze begeleiding duurt 2 uur. Binnen deze tijdsspanne kunnen jongeren zeker 3
van de 5 opdrachten volledig uitvoeren. Elke opdracht duurt ca 20 min. We werken met een
doorschuifsysteem. Nadien volgt er een gezamenlijke bespreking van de verwerkingsopdrachten,
zodat het heidebiotoop een duidelijke omkadering krijgt.
Als je het veldwerk in eigen handen neemt, kan je natuurlijk de tijdsduur verlengen.
Veldwerk: onderzoek in een gemengd (loof)bos versus naaldbos
3
DOELSTELLINGEN
Met deze biotoopstudie willen we voornamelijk ingaan op
• de wetenschappelijke methode
(experiment/meting, waarneming, determinatie, weergave van resultaten, besluitvorming)
• het analyseren van een biotoop en de onderlinge relaties tussen bodem, plantengroei, dieren
en de mens in kaart brengen.
De doelstellingen zijn gelinkt aan de VOETEN (de nieuwe vakoverschrijdende eindtermen) en het
nieuwe leerplan natuurwetenschappen.
MATERIAAL
Al het materiaal vind je terug in onze koffer op natuur & avontuur.
Het veldwerkboekje voor de groep en de handleiding (met resultaten en besprekingen) voor de
begeleider kan je downloaden op onze website.
PLAATS
Onder begeleiding is de afspraakplaats natuur & avontuur ofwel loods 327, gelegen aan de
Spiegelaar.
Neem je het veldwerk in eigen handen, dan kan je naar de volgende plaatsen gaan (zie kaart). Dit zijn
echter suggesties. Belangrijk is dat je 2 soorten bossen vindt: een gemengd bos en een naaldbos
met nauwelijks ondergroei.
Als begeleider kan je deze vraag als inleiding stellen:
Je staat nu voor 2 bosgebieden (bos 1 en bos 2). Laat je eerste blik over de heide dwalen.
• Wat zie je? Wat valt je op? Geef 3 opvallende waarnemingen.
• Hoe zou je bos 1 benoemen? En hoe bos 2? Spreek in de grote groep af en noteer dit voor
elke opdracht zodat je de juiste waarnemingen noteert.
o kaal, open plekken, geen onder begroeiing, vrij saai: allemaal dezelfde bomen ����
naaldbos
o groen, veel onderbegroeiing (struiken), verschillende soorten bomen, dichte bosjes ����
gemengd loofbos
• Hoe zijn deze verschillen ontstaan denk je?
Eén bos is natuurlijk ontstaan; de andere heeft de mens beïnvloed (o.a. uitgedund, gekapt,
volop betreden,…).
Vraag aan de jongeren door:
o Is bos altijd bos geweest?
o Wat is een natuurlijk bos? Waar zouden deze in België nog bestaan?
o Wat is een oerbos? Waar ter wereld zouden deze bossen nog bestaan?
Conclusie: de mens heeft in veel landschappen en bossen ingegrepen.
De ingevulde gegevens geven je een beeld van wat de mogelijke resultaten kunnen zijn. Houd er
echter rekening mee dat de resultaten van de groep aanzienlijk kunnen afwijken. Alles hangt ook af
van welke heidegebieden je onderzoekt.
Waar nodig, geven we extra achtergrondinformatie mee of verwijzen we naar de infobundel met de
algemene achtergrondinfo. Deze bundel geeft de algemene ontstaansgeschiedenis van de heide
weer met zijn typische bewoners.
Verkennende opdracht (voor iedereen)
Onderzoeksopdrachten (in groepjes)
6
OPDRACHT 1: BODEM EN GRONDSTAAL (BODEMPROFIEL)
Wat
• Je neemt zowel een grondstaal in het gemengd bos als in het naaldbos.
• Je vergelijkt beide bodemstalen met elkaar a.h.v. een schema.
Deze opdracht zal de meeste tijd vragen (mogelijk >20 min.). Volg deze opdracht zeker goed op.
Oplossingen
naaldbos
(gemengd) loofbos
Uit wat is de strooisellaag
samengesteld?
mos, dennennaalden,
dennenappels
blaadjes, takken en twijgjes,
eikels, grassen, schors,
gevallen besjes,…
Hoe dik is de humuslaag?
(in cm)
< 5 cm
> 5 cm
Welke grondsoort is het?
zand
zand
7
bodemprofiel
naaldbos
(gemengd) bos
• Maak een schets van de
doorsnede
• van de bodem (=
bodemprofiel).
• Duid de verschillende
lagen aan a.h.v. de
kleurschakeringen.
• Benoem de
kleurschakeringen (zwart,
grijs, lichtbruin,
donkerbruin, roestbruin,
geel).
• Meet de dikte van elke laag
en noteer deze bij het
schema.
• Benoem de lagen a.h.v. de
termen uit de bodemkunde
(zie bundel).
• Voel per laag aan de aarde.
• Is deze droog (D), vochtig
(V) of nat (N)?
cm term + kleurschakering +
vochtigheid
0
(A0)
ruwe humuslaag met
bosstrooisellaag
vrij droog (D)
0-5
(A1)
humushoudend zand
donkerbruin - zwart
5-
35
(A2)
uitgeloogde horizont
(licht)bruin
droog tot licht vochtig
35-
80
(B)
aanrijkingshorizont,
bruin en roestbruin (ijzer)
droog
80+
(C)
Moedermateriaal: zand,
(bleek)geel
droog
cm term + kleurschakering
+ vochtigheid
0
(A0)
ruwe-humuslaag
bosstrooisellaag
eerder vochtig (V)
0-20
(A1)
humushoudend zand
donkerbruin-zwart
vrij vochtig
15-
45
(A2)
uitgeloogde horizont
bruin
droog tot licht vochtig
45-
100
(B)
aanrijkingshorizont
bruin
100+
(C)
moedermateriaal: zand
(bleek)geel
droog
8
OPDRACHT 2: BODEM EN MICRO-KLIMAAT
Wat
• Je voert de volgende metingen zowel in het gemengd bos als in het naaldbos uit n.l.
o de temperatuur
o de bodemvochtigheid
o de lichtsterkte
o de windsnelheid
• Je noteert de meetresultaten in een tabel.
Oplossingen
datum en tijdstip meting
vroege najaar - september
bewolking
nauwelijks bewokt (1/8)
naaldbos
gemengd bos
temperatuur (°C)
schaduw
21
zon
23
schaduw
19
zon
20
bodemvochtigheid
0,5 – 1,5 = droog
4 = vochtig
lichtsterkte (lux)
23.700
10.270
windsnelheid (m/s)
1,0 – 1,5
0,0
9
OPDRACHT 3: BEGROEIING, LICHT EN BODEMDICHTHEID
Wat
• Je determineert verschillende bomen en planten in het gemengd bos als in het naaldbos.
• Je bepaalt de bedekkinggraad van deze bomen en planten.
• Je meet de lichtsterkte in het gemengd bos en in het naaldbos.
• Je voert de proef ‘bodemdichtheid’ uit
Meer toelichting van de begrippen ‘bedekkinggraad’ en ‘bodemdichtheid’ vind je in de
achtergrondinfo ‘begroeiing, licht en bodemdichtheid’.
Even verduidelijken
De bedekkinggraad is de maat van oppervlakte die een bepaalde plantensoort inneemt.
We drukken dit uit in cijfers namelijk
1. minder dan 10 % van het proefvlak is door deze plant bedekt
2. 10 tot 50 % van het proefvlak is door deze plant bedekt
3. meer dan 50 % van het proefvlak is door deze plant bedekt
De bedekkinggraad zal van onderzoeksgebied tot onderzoeksgebied verschillende zijn.
10
Oplossingen
naaldbos
gemengd bos
planten
bedekkingsgraad
planten
bedekkingsgraad
bochtige smele
mos
3
2
stekelvaren
pijpenstrootje
bochtige smele
braamstruik
mos
(haar-, sterretjes-,
klauwtjes-)
wilde kamperfoelie
2
1
1
2
1
1
bomen
bedekkingsgraad
bomen
bedekkingsgraad
grove den
zeeden
(ruwe) berk
3
1
1
zomereik
berk
grove den
zeeden
(douglas)spar
sporkehout (of vuilboom)
lijsterbes
esdoorn
2
2
2
1
1
1
1
1
naaldbos
gemengd bos
lichtsterkte (lux)
23.700
lichtsterkte (lux)
10.270
bodemdichtheid
Hoeveel slagen heb je
nodig:
• in het bos
• langs rand bospad
• midden op het bospad
7
48
67
bodemdichtheid
Hoeveel slagen heb je
nodig:
• in het bos
• langs rand bospad
• midden op het bospad
5
44
63
11
OPDRACHT 4: DIERENLEVEN EN BIODIVERSITEIT
Wat
• Je onderzoekt in een afgebakend gebiedje de bodemdiertjes.
• Je spoort zoveel diertjes tussen de struiken en de bomen op.
• Je onderzoekt het dierenleven in dood hout.
• Je brengt al deze ongewervelde diertjes op naam.
Oplossingen
dieren in naaldbos
gemengd bos
naam aantal naam aantal bodem regenworm 1
(wolfs)spin 5
regenworm 3
naaktslak 2
larven/maden vlieg >50
miljoenpoot 1
duizendpoot 2
pissebed 5
hooiwagen 1
(wolfs)spin en ander 5
loopkever 1
sprinkhaan 1
struiken en bomen lieveheersbeestje 2
nachtvlinder 2
lieveheersbeestje 3
nachtvlinder 4
zweefvlieg 2
langpootmug 1
dood hout pissebed 3
oorworm 3
miljoenpoot 2
duizendpoot 3
pissebed 5
oorworm 3
miljoenpoot 2
duizendpoot 4
(kleine water)salamander 1
(rode bos)mier 2
hoeveelheid dood hout (%)?
minder dan 10% 25 % of meer
totaal aantal groepen (families)
dieren
5
7
totaal aantal verschillende
soorten dieren
8
20
12
OPDRACHT 5: VARIATIE IN BOSSTRUCTUUR (BEHEER)
Wat
• Je onderzoekt hoe de 2 bossen samengesteld zijn.
• Je meet de hoogte van een boom in elk proefvlak.
• Je meet de leeftijd van een boom in elk proefvlak.
Oplossingen
naaldbos
gemengd bos
1. begroeiingslagen
2 (moslaag en boomlaag))
4
(moslaag, kruidlaag, struiklaag
en boomlaag)
2. ontstaan van het bos
lijkt aangeplant
lijkt gezaaid
3. leeftijdverhouding
overheersende boomsoort is
gemeten hoogte
berekende leeftijd
gelijkjarig
grove den
28
+/- 20
ongelijkjarig
inlandse eik(zomereik)
32
+/- 30
4. soortensamenstelling
merendeel homogeen
heterogeen of gemengd
(veel soorten aanwezig)
13
BESLUIT: BIOTOOPSTUDIE BOS
Wat
• Los volgende verwerkingsvragen en –opdrachten op.
Baseer je op je waarnemingen en meetresultaten.
1. Oplossingen: de bodem, het dierenleven en de biodiversiteit
a) In welk bos is de strooisellaag het dikst? Leg uit.
Gemengd loofbos: aangezien de strooisellaag gevarieerder is, is er meer voedsel voor de
bodemdieren om af te breken. Dikwijls bestaat het loofbos uit inheemse bomen waarop de
inheemse bodemdieren verzot zijn. Naalden zijn taaier (en dikwijls ook uitheems), waardoor minder
bodemdieren ze lekker vinden.
b) In welk bos is de humuslaag het dikst? Leg uit.
Gemengd loofbos: er is meer begroeiing, dus meer bladeren, takken en vruchten die op de grond
zullen vallen.
N.B. Het kan ook zijn dat de strooisellaag in het naaldbos dikker is: naalden zijn immers zuur en
vergaan moeilijker dan bladeren.
c) Wat is de rol van de bodemdieren?
Zij leven in en van het strooisel. Zij eten geleidelijk aan alles in de strooisellaag op. Zo helpen zij bij
de afbraak tot humus. In humus zitten veel bodemmineralen, wat belangrijke voedingsstoffen voor
alle planten en bomen in het bos zijn.
Welke bodemdiertjes (organismen) breken de strooisellaag tot humus af?
Voornamelijk regenwormen, pissebedden, miljoenpoten naast de vele schimmels (en
paddenstoelen).
d) In welk bos leven de meeste bodemdiertjes? Leg uit.
Gemengd loofbos: hier is veel meer variatie in planten, struiken en bomen ���� grotere voedselkeuze
���� meer verschillende soorten bodemdiertjes kunnen hier leven DUS een grotere biodiversiteit.
Zijn de verschillen te wijten aan de grondsoort en de bodemvochtigheid?
Neen, want de grondsoort en de bodemvochtigheid is juist hetzelfde.
e) In welk bos leven de meest verschillende soorten dieren? Verklaar.
Gemengd loofbos: hier is veel meer variatie in planten, struiken en bomen en dood hout ���� er is een
grotere voedselkeuze ���� meer planteneters (= ook prooidieren) trekken op hun beurt roofdieren aan.
Kortom er is een grotere biodiversiteit in een gemengd loofbos, dan in een (homogeen) naaldbos.
f) In welke mate speelt dood hout een belangrijke rol in het bosleven? Wat vind jij dat er met het dood
hout in het bos mag gebeuren (laten liggen of verwijderen)? Motiveer je antwoord.
Veel dieren en planten zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van dood hout:
• voedsel: in dood hout nestelen zich vele insecten en hun larven die op hun beurt o.a. de
spechten aantrekken
14
• schuilplaatsen en beschutting b.v. salamanders verstoppen zich onder vochtig rottend hout;
sommige insecten zoals het vliegend hert kunnen niet zonder dood hout overleven.
• woon- en nestgelegenheid b.v. spechtenholen; vleermuizen die in boomholtes wonen
Kortom, het is noodzakelijk om dood hout in de bossen te laten liggen zodat het
boskringloopsysteem niet in elkaar stuikt.
2. Oplossingen: de bodem en het micro-klimaat
a) In welk gebied is de lichtsterkte het grootst? Hoe komt dit?
Naaldbos: er zijn meer open plekken, nauwelijks dichte begroeiing waardoor het(direct) zonlicht
gemakkelijk tot op de bodem doordringt.
In een loofbos houden de bladeren van de struiken en de bomen het zonlicht tegen (meer schaduw).
b) Op welke plaats heb je de laagste temperatuur gemeten? Hoe komt dit?
Gemengd loofbos: loofbomen zijn als parasols en houden het direct zonlicht tegen.
In een open naaldbos dringt het direct zonlicht tot op de bodem door, waardoor de bodem
gemakkelijker opwarmt.
c) Waar heb je de grootste windsnelheden waargenomen? Hoe komt dit?
Naaldbos: het is meer open gebied, waardoor de wind gemakkelijk kan spelen.
In een loofbos doen de bomen dienst als windschermen.
d) Waar is de luchtvochtigheid het kleinst? Hoe komt dit?
Open naaldbos: er is een uitdrogend effect van de wind.
In het gemengd loofbos is er meer dichte begroeiing en dus meer bladeren die op hun beurt meer
water zullen verdampen. Bladeren van loofbomen en struiken zijn veelal groter dan de naalden van
de naaldbomen.
e) Vat samen: welk micro-klimaat heerst er in het bos? Schrap wat niet past.
• HOGE of LAGE vochtigheid
• VEEL of WEINIG wind
• VEEL of WEINIG licht
• GROTE of KLEINE temperatuurverschillen
3. Oplossingen: de begroeiing, het licht en de bodemdichtheid + variatie in bosstructuur
a) Maak een top 3 van de bomen die het meest voorkomen in elk gebied. Doe dit op soortnaam.
gemengd bos naaldbos
1. inlandse eik (zomereik)
2. sporkenhout
3. (ruwe) berk
1. grove den
2. berk
3. zeeden
15
b) In welk gebied vind je het meeste dood hout? Hoe komt dit denk je?
Gemengd loofbos: er is hier veel meer begroeiing en de bomen/struiken verschillen in leeftijd.
c) Hoe komt het dat deze 2 bossen (zo) verschillen van elkaar? Geef 2 redenen op.
In oorsprong zijn alle naaldbomen (o.a. de grove den en de zeeden aangeplant). Enkele jaren
geleden is er grondig gekapt en de naaldbossen uitgedund. Zo bieden de open naaldbossen nu veel
speelruimte m.a.w. hier lopen veel meer kinderen door, waardoor onderbegroeiing niet veel kans
krijgt om op te schieten.
Ook in de gemengde bossen is er gekapt geweest. Doordat er meer licht tot op de bodem kon
doordringen is er veel onderbegroeiing gekomen (o.a. sporkehout, lijsterbes en hulst) door zaad
verspreid door de dieren (o.a. gaai, specht, muizen,…).
d) In welk bos lijkt de menselijke invloed het grootst? Leg uit.
Naaldbos: vermits er hier veel meer gelopen wordt. Beide bossen zijn echter door de mens
beïnvloed. Oerbossen (onaangetaste bossen) bestaan in België niet meer.
e) Welke invloed heeft licht op de onderbegroeiing?
Hoe donkerder het bos, hoe minder planten (kruiden) en struiken er kunnen groeien. Planten
hebben immers zonlicht nodig voor hun fotosyntheseproces.
Welke plant is een typische schaduwplant?
Varens b.v. koningsvaren, adelaarsvaren en stekelvaren; hulst.
f) Waar vind je het meeste variatie aan planten: midden in het bos, in de zon of aan de rand van de
bossen? Waarom denk je dit?
Aan de rand van het bos: er is zowel zon als schaduw. De meeste planten houden niet van het volle
zonlicht, tenzij ze hieraan aangepast zijn noch van volle schaduw, vermits ze te weinig zonlicht
opvangen.
g) Waar is de bodemdichtheid het laagst is en waar het hoogst? Verklaar.
• het laagst: midden in het bos ���� er zijn veel open poriën ���� nauwelijks verdichting van de
bodem
• het hoogst: midden op het (bos)pad ���� er zijn weinig open poriën ���� de bodem is verdicht
Noem 2 factoren die invloed hebben op de bodemdichtheid.
1. Veelvuldige betreding (door mensen of paarden) verdicht de bodem (= hoge bodemdichtheid).
2. Machines zoals tractors in het bos (b.v. bij houtkap) laten diepe sporen achter en verdichten
eveneens de bodem.
3. Vele bodemdiertjes en –dieren graven gangen in de bodem, waardoor de grond beter doorlucht
wordt.
h) Waar denk jij dat de tere worteltjes van kiemende boomzaden het makkelijkste in de bodem (midden
in het bos, langs het bospad of op het bospad) kunnen dringen? Hoezo?
In het bos: kiemende planten verkiezen een lage bodemdichtheid d.w.z. veel open poriën, waardoor
16
ze met hun tere worteltjes gemakkelijk aan lucht, water en voedingsstoffen kunnen komen en zo
goed kunnen groeien.
17
ARTIKEL AANTAL PRIJS/STUK IN € 1
Algemeen
veldonderzoek bos – handleiding begeleider 2de en 3de graad BO
opdrachtkaarten veldonderzoek bos – 2de en 3de graad BO
1
1
5,00
5,00
biotoopstudie bos – veldwerkboekje 1ste en 2de graad SO
biotoopstudie bos – handleiding begeleider 1ste en 2de graad SO
1
1
10,00
10,00
bundel achtergrondinfo bos 1 10,00
schrijfplanken
potloden
5
5
2,50
0,50
boeken
• speurboekje voor de jonge boswachter
• natuurtalenten: op zoek naar de bronnen in het bos
1
1
10,00
15,00
Bodem en grondstaal (bodemprofiel)
achtergrondinfo ‘bodem en grondstaal’ 1 5,00
grondboor met
• dakgoten (half open PVC-buizen)
1
2
61,00
4,00
bordjes 2 1,50
schopje 1 5,00
lintmeter 1 10,00
tabel ‘grondonderzoek’ 2 1,00
Bodem en micro-klimaat
achtergrondinfo ‘bodem en micro-klimaat’ 1 5,00
thermometer klein
thermometer groot
1
1
6,50
32,00
bodemvochtigheidsmeter met
• priem (= grote nagel)
• hamer
1
1
1
18,00
1,50
3,00
windsnelheidsmeter met opbergtasje 1 50,00
luxmeter met opbergtasje
zowel te gebruiken voor ‘bodem en microklimaat’ als ‘begroeiing, licht en
bodemdichtheid’
1 86,00
ring in bruine kunststof met
• flesje water (best zelf mee te brengen)
1 1,00
1 Bij beschadiging en /of verlies van materiaal uit de boskoffer zullen we bovenstaande prijzen aanrekenen.
Materiaallijst boskoffer
18
Begroeiing, licht en bodemdichtheid
bundel achtergrondinfo ‘begroeiing, licht en bodemdichtheid’ 1 5,00
houten hamer
piket
1
2
6,00
1,00
afbakeningslint of afbakeningstouw met
• afbakeningsschijven
1
8
4,00
1,00
zoekkaart
• loof- en naaldbomen & struiken (boshuis Ravels)
• bomen (agentschap natuur en bos)
• bomen aan knoppen herkennen
• bomenwaaier
• bos- en heideplanten
• bermplanten
• grassen, varens en mossen
4
2
1
2
1
1
1
2,00
2,00
2,00
9,00
2,00
2,00
2,00
veldgids bomen 1 30,00
boomhoogtemeter van Franck 1 5,00
lintmeter 1 10,00
Dierenleven en biodiversiteit
vouwmeter 1 3,00
schopje 1 5,00
bordje 2 1,50
loepenpotje 5 5,00
wit doek (nylon) 1 15,00
zoekkaart
• dierenkaartjes (met opdrachten)
• minidiertjes
• gallen op bladeren en knoppen
• dagvlinders
• nachtvlinders
• rupsen
• hommels
• muggen, vliegen, bijen en wespen
• vogels
• dierensporen
o vraatsporen
o loopsporen
11
5
1
1
1
1
1
1
1
1
1
0,50
2,00
2,00
2,00
2,00
2,00
2,00
2,00
2,00
2,00
2,00
boeken
• insectengids
• diersporengids ‘welk dierspoor is dat?’
1
1
30,00
16,50
Variatie in bosstructuur (beheer)
achtergrondinfo ‘variatie in bosstructuur’ 1 5,00
spiegeltje 5 1,50
zoekkaart zwammen in het bos 2 2,00