frederik smit, linda sontag & bibi van wolput (2002). realisatie kerndoelen een onmogelijke...
DESCRIPTION
Wat is bekend hoe kleine basisscholen de onderwijskwaliteit kunnen optimaliseren? In het najaar van 2000 konden scholen en andere instellingen in het veld onder- zoeksvragen indienen in het kader van kortlopend onderzoek van de Landelijke Pedagogische Centra. Vragen van de directeur, Harm Gelling, van de Christelijke Basisschool ‘De Wegwijzer’ te Bellingwolde (Groningen) hadden betrekking op de realisatie van kerndoelen op kleine basisscholen: – Is het aantal vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden en (aspecten van) vakken haalbaar te onderwijzen op de kleine basisschool? – Welke scenario’s hanteren scholen die – naar eigen zeggen – er in slagen aandacht te schenken aan alle (aspecten van) vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden? De antwoorden op die vragen zijn beschreven in het onderzoeksverslag: ‘Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen.’ Het ITS en het IVA hebben dit onderzoek uitgevoerd in opdracht van de Beleidsgroep onderwijsonderzoek van de Landelijke Pedagogische Centra. De Beleidsgroep had van het ministerie van OCW de taak gekregen kortlopend onderzoek te coördineren. Het onderzoek was gericht op de directe toepassing in de onderwijspraktijk. Het onderzoeksteam heeft bestaan uit Frederik Smit, Linda Sontag, Bibi van Wolput, Nico van Kessel, Jos van Kuijk en Marjan Vermeulen. Er zijn gesprekken gevoerd met directies en leraren en begeleiders van kleine basisscholen.TRANSCRIPT
Realisatie kerndoelen eenonmogelijke opgave?Een onderzoek naar ‘good practices’
op kleine basisscholen
Frederik SmitLinda Sontag
Bibi van Wolput
REALISATIE KERNDOELEN EEN ONMOGELIJKE OPGAVE?
ii
Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen Frederik Smit Linda Sontag Bibi van Wolput juni 2002
iv
De particuliere prijs van deze uitgave is ¼ 12,- Deze uitgave is te bestellen bij het ITS, 024 - 365 35 00. CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK DEN HAAG Smit, Frederik Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? / Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput - Nijmegen: ITS ISBN 90 – 5554 - 190 - 0 NUGI 722
2002 Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het ITS van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijme-gen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
v
Voorwoord In het najaar van 2000 konden scholen en andere instellingen in het veld onder-zoeksvragen indienen in het kader van kortlopend onderzoek van de Landelijke Pedago-gische Centra. Vragen van de directeur, Harm Gelling, van de Christelijke Basisschool ‘De Wegwijzer’ te Bellingwolde (Groningen) hadden betrekking op de realisatie van kerndoelen op kleine basisscholen: - Is het aantal vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden en (aspecten van) vakken
haalbaar te onderwijzen op de kleine basisschool? - Welke scenario’s hanteren scholen die - naar eigen zeggen - er in slagen aandacht te
schenken aan alle (aspecten van) vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden? De antwoorden op die vragen vormen de voorliggende brochure. De opdracht voor dit onderzoek is verleend door de Beleidsgroep onderwijsonderzoek van de Landelijke Pedagogische Centra. De Beleidsgroep heeft van het ministerie van OCenW de taak gekregen het kortlopend onderzoek te coördineren. Het onderzoek is gericht op de directe toepassing in de onderwijspraktijk. De gerichtheid op praktische toepassing laat natuurlijk onverlet dat het onderzoek op wetenschappelijk verantwoorde wijze is uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd door het ITS en het IVA, onder verantwoordelijkheid van de alliantie ‘De Nijmegen-Amsterdam-connectie’, waarin participeren het genoemde ITS te Nijmegen, het SCO-Kohnstamm Instituut te Amsterdam en de leerstoel Onderwijsrecht van de Juridische faculteit KU Nijmegen. Het team heeft bestaan uit Frederik Smit, Linda Sontag, Bibi van Wolput, Nico van Kessel, Jos van Kuijk en Marjan Vermeulen. Er zijn gesprekken gevoerd met directies en leraren en begeleiders van kleine basisscho-len. Wij zijn allen zeer erkentelijk voor de bereidwillige medewerking aan het onderzoek. Nico van Kessel Coördinator alliantie ‘De Nijmegen-Amsterdam-connectie’
vi
vii
Inhoudsopgave Voorwoord v 1. Achtergronden van het onderzoek 1
1.1 Inleiding 1 1.2 Achtergronden van kerndoelen 1
1.2.1 Formele aspecten 1 1.2.2 Organisatorische aspecten 4 1.2.3 Realisatie van kerndoelen 7 1.2.4 Beleidsmatig aspecten 7
1.3 Aanleiding en doel van het onderzoek 8 1.4 Verdere opbouw van het rapport 9
2. Probleemstelling, onderzoeksopzet en -uitvoering 11
2.1 Inleiding 11 2.2 Probleemstelling, selectie van scholen, respons en verloop van het veldwerk 11
3. Functioneren kerndoelen 15 3.1 Inleiding 15 3.2 De beschrijving van organisatorische aspecten van de kerndoelen 15 3.3 Verschijningsvormen en realisatie van de kerndoelen 19
3.3.1 Hoe gaan scholen met de kerndoelen om? 19 3.3.2 Concrete vormgeving van het leerstofaanbod in de alledaagse
praktijk 20 3.4 Analyse functioneren kerndoelen op beleidsmatige aspecten 22 3.5 Balans van de beschrijvende kenmerken 24
4. Scenario’s, bevorderende factoren en werkwijzen 27
4.1 Inleiding 27 4.2 Beantwoording onderzoeksvragen 27 4.3 Bevorderende factoren en werkwijzen 30 4.4 Stappenplan realisatie kerndoelen 33 4.5 Samenvattend 34
Bijlage 37
viii
1
1 Achtergronden van het onderzoek 1.1 Inleiding In dit rapport wordt het onderzoek beschreven naar de realisatie van kerndoelen in het basisonderwijs. Paragraaf 1.2 geeft een beschrijving van de achtergronden van kerndoelen binnen het leerstofaanbod in het basisonderwijs. In paragraaf 1.3 komt de aanleiding en het doel van het onderzoek aan de orde. Paragraaf 1.4 schetst de verdere opbouw van het rapport. 1.2 Achtergronden van kerndoelen 1.2.1 Formele aspecten De wettelijk voorgeschreven doelen voor het basisonderwijs bestaan uit algemene doel-stellingen en kerndoelen. Algemene doelstellingen Als algemene doelstelling voor het basisonderwijs is vastgesteld dat dit onderwijs de grondslag moet leggen voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs1. Het basis-onderwijs moet worden afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen en in elk geval worden gericht op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, op het ontwikkelen van creativiteit, het verwerven van de noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden. Daarbij moet er van worden uitgegaan dat leerlingen opgroeien in een multiculturele samenleving. Ten aanzien van leerlingen die extra zorg behoeven, is het onderwijs gericht op individuele begeleiding die is afge-stemd op de behoeften van de leerling. De algemene doelstellingen in de Wet op het primair onderwijs hebben een breed en omvattend karakter. Er wordt geen na te streven resultaat omschreven. Of de algemene doelen worden bereikt, is daardoor niet of nauwe-lijks vast te stellen.
1 WPO: Wet op het primair onderwijs: Staatsblad 1998, nr. 495, artikel 9, artikel 2.
2
Kerndoelen Kerndoelen geven een beschrijving van kwaliteiten van leerlingen op schoolniveau op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden. De kerndoelen zijn bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld1. Scholen moeten de kerndoelen hanteren als aan het eind van het basisonderwijs te bereiken doelstellingen2. In de structuur van de kerndoelen worden zes leergebied specifieke kerndoelen onderscheiden: Nederlandse taal (Friese taal geldt voor scholen in de provincie Friesland), Engelse taal, rekenen/wiskunde, oriëntatie op mens en wereld3, lichamelijke opvoeding en kunstzinnige oriëntatie4. De kerndoelen hebben niet alleen betrekking op kennisinhouden, maar ook op persoonlijke vaardigheden in leerge-biedoverstijgende kerndoelen die gegroepeerd zijn rond de thema’s: werkhouding, wer-ken volgens een plan, gebruik van uiteenlopende leerstrategieën, zelfbeeld, sociaal gedrag en nieuwe media. Indirect hebben de kerndoelen ook invloed op pedagogisch-didactische werkvormen. Zo schrijven de leergebiedoverstijgende kerndoelen voor dat leerlingen plezier hebben en houden in leeractiviteiten, gericht deelnemen aan groepsac-tiviteiten, respectvol met anderen kunnen omgaan en over voldoende zelfvertrouwen beschikken5. Kwaliteit onderwijs De kwaliteit van het onderwijs wordt in belangrijke mate bepaald door de wijze waarop scholen hun leerstofaanbod inrichten. De kerndoelen vormen hierin een belangrijk element6. Deze kerndoelen zijn in 1998 herzien en in de nieuwe versie niet alleen aan de nieuwe ontwikkelingen aangepast, maar ook aangescherpt en nadrukkelijk omschreven in termen van eisen die aan het eind van het basisonderwijs aan de leerlingen kunnen worden gesteld: leerlingen moeten bijvoorbeeld iets kennen, kunnen, begrijpen of verkla-ren. Geprobeerd is om scholen opbrengst gerichter te laten werken. De herziene kerndoe-len zijn weliswaar in outputtermen beschreven, maar er wordt geen (minimaal of wense-lijk) beheersingsniveau aangegeven.
1 Een bevoegd gezag van een bijzondere school kan eventueel eigen kerndoelen voor de school vaststellen.
Deze kerndoelen behoren van een gelijk niveau te zijn en moeten aan de inspectie ter beoordeling worden voorgelegd.
2 WPO: Wet op het primair onderwijs: Staatsblad 1998, nr. 495, artikel 9, lid 6. 3 Oriëntatie op mens en wereld is onderverdeeld in: aardrijkskunde, geschiedenis, samenleving, techniek,
milieu, gezond en redzaam gedrag, natuuronderwijs. 4 Kunstzinnige oriëntatie is onderverdeeld in: tekenen en handvaardigheid, muziek, spel, bevordering van het
taalgebruik en beweging. 5 Besluit kerndoelen basisonderwijs 1998, Staatsblad 1998, nr. 354. 6 Letschert, J.F.M. (1998). Wieden in een geheime tuin. Een studie naar kerndoelen in het Nederlandse
basisonderwijs. Enschede: SLO.
3
Van goed functionerende scholen is volgens de inspectie sprake als de kwaliteit van het leerstofaanbod voldoende dekkend is voor de kerndoelen bij Nederlandse taal, rekenen en wiskunde, en aangeboden tot en met het niveau van groep 8. Op ruim 60 procent van de scholen dekt het aanbod voor Nederlandse taal de kerndoelen in voldoende mate. Voor rekenen en wiskunde is dat op bijna 90 procent van de scholen het geval. Opvallend is dat bijna een tiende van de scholen er niet in slaagt in voldoende mate leerstof aan te bieden wat betreft taal en rekenen tot en met het niveau van groep 81. Kwaliteitsbeleid Met de invoering van de kerndoelen en de recente aanpassing van de verantwoor-dingsplicht van scholen in het kader van het kwaliteitsbeleid is een nieuw type deugde-lijkheidseisen geïntroduceerd. De kerndoelen basisonderwijs gelden als een ‘inspanningsverplichting’ voor scholen. De kerndoelen leggen, zoals gezegd, geen niveau vast dat door de leerlingen moet worden bereikt. Zij zijn zodanig geformuleerd dat de school er een eigen invulling en uitwerking aan kan geven. Kerndoelen zijn daardoor niet eenvoudig als basis voor een minimumkwaliteit van de school te beschouwen. Bij andere deugdelijkheidseisen is het in principe zo dat een school wel of niet aan de eisen voldoet; bij de kerndoelen zullen de manieren waarop scholen de kerndoelen uitwerken sterk kunnen verschillen2. Documenten kwaliteitsbeleid Elke school dient een kwaliteitsbeleid te ontwikkelen en daarover verantwoording af te leggen aan de ouders over de doelstellingen en de resultaten ervan3. Basisscholen zijn verplicht om het beleid met betrekking tot de kwaliteit van de school in een schoolplan te beschrijven4. De schoolgids basisonderwijs bevat voor ouders, voogden, verzorgers en leerlingen informatie over de missie c.q. onderwijsvisie van de school: de doelen van het onderwijs, de wijze waarop de zorg voor het jonge kind en de zorg voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften wordt vormgegeven, de wijze waarop de verplichte on-derwijstijd wordt benut, de geldelijke bijdrage, de rechten en plichten van de ouders, de verzorgers, de leerlingen en het bevoegd gezag waaronder informatie over de klachtenre-geling5. Per augustus 1999 is een verantwoording over de resultaten van het onderwijs voorgeschreven6. Verantwoording wordt ook afgelegd in het zogenaamde zorgplan1. De
1 Inspectie van het onderwijs (2000). Onderwijsverslag over het jaar 1999. 2 Onderwijsraad, Schoolkwaliteit in beeld. Voorstellen voor een verantwoorde openbaarmaking van gegevens
over de kwaliteit van scholen, adviesnr. 990487/368, p. 17, 3 Staatsblad 1998, nr. 398. 4 WPO, artikel 12, lid 4. 5 WPO, artikel 13. 6 De Wet van 18 juni 1998 tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met onder meer de
invoering van het schoolplan, de schoolgids en het klachtrecht (Staatsblad 1998, nr. 398, artikel V).
4
verantwoording over de besteding van de extra middelen voor het bestrijden van onder-wijsachterstanden moeten scholen geven in het onderwijsachterstandenplan. Dit plan wordt, na op overeenstemming gericht overleg met de bevoegde gezagsorganen, vastge-steld door de gemeenteraad2. 1.2.2 Organisatorische aspecten Uit onderzoek naar het functioneren van effectieve scholen blijkt dat behalve de school-organisatie, ook de onderwijsvisie , organisatiecultuur en onderwijskundige vormgeving invloed hebben op de onderwijsopbrengsten3. De mate waarin de kerndoelen gerealiseerd worden zegt iets over de mate van effectiviteit van de school. Schoolorganisatie Onder de schoolorganisatie van de school verstaan we de afspraken die gemaakt zijn en de maatregelen die zijn genomen om het onderwijs op school mogelijk te maken, bij-voorbeeld wat betreft de vaststelling van de schooltijden, de groepsindeling en de huisvestingsvoorzieningen. Kleine scholen hebben doorgaans te weinig leerlingen voor het formeren van acht aparte jaargroepen. Deze scholen zijn daardoor veelal noodge-dwongen leerlingen van twee of meer jaargroepen bij elkaar in één klas te plaatsen in zogenaamde combinatieklassen. Meestal bestaan combinatieklassen uit een samenvoe-ging van twee jaargroepen4. Onderwijsvisie Door de grotere autonomie van scholen en de noodzaak om zich ten opzichte van ouders te verantwoorden, zijn scholen steeds meer genoodzaakt eigen beleid te voeren op basis van een missie c.q. onderwijsvisie: een specifiek cluster van algemene doelen dat in relatie staat tot overtuigingen, attitudes en activiteiten5. Voor iedere school is het van levensbelang te weten wat zijn klanten willen. Een eigen visie is te bepalen op basis van de beantwoording van de vragen van wat men als doelstellingen voor de komende jaren wil realiseren. De doelen moeten vervolgens vertaald worden in een praktische aanpak,
1 WPO, artikel 19. 2 WPO, artikel 166. 3 Edmonds, R. (1979). A discussion of the literature and issues related to effective schooling. Cambridge:
Center for Urban Studies. Harvard Graduate School of Education. Rosenholtz, S.J. & Simpson, C. (1990). Workplace conditions and the rise and fall of teachers’ commitment. Sociology of Education, 63, 241-257.
4 Zie: Kral, M. (1997), Instructie en leren in combinatieklassen. Een onderzoek naar de effectiviteitsverschillen tussen combinatieklassen en enkelvoudige klassen in het basisonderwijs. Ubbergen: Tandem Felix, p. 4-5.
5 Hoyle, E. (1986), The politics of school management. London: Hodder and Stoughton, p. 112.
5
zeg maar vaststelling van speerpunten, die op korte en (middel)lange termijn te realiseren is. Het vaststellen van de sterke en zwakke kanten van de school is een eerste stap in het proces van doelformulering bij het verbeteren van de kwaliteit van de prestaties van de school. Uiteraard dient te worden nagegaan wat dit betekent voor alle betrokkenen bij het onderwijs. Organisatiecultuur Onder de organisatiecultuur of het organisatieklimaat verstaan we het geheel van waar-den, normen en verwachtingen die richtinggevend zijn voor de activiteiten van de leden van het schoolteam en voor de manier van vormgeving van die activiteiten. Waarden, normen en verwachtingen hebben te maken met interactie(s) en met verantwoordelijk-heden1. De organisatiecultuur - met dimensies als leiderschapstijl, besluitvormingsat-titude, relaties tussen personen, interne openheid - wordt meestal niet gerelateerd aan de leerprestaties van de leerlingen, maar veeleer aan de betrokkenheid, de werkmotivatie van leerkrachten/directies, de arbeidsbevrediging van betrokkenen op school, de inno-vatiebereidheid en het probleemoplossend vermogen2. Leerkrachten op kleine scholen blijken meer betrokken te zijn bij de beleidsvorming dan leerkrachten op grote scholen. Op kleine scholen blijkt daarentegen minder sprake te zijn van een prestatiegerichte sfeer dan op grote scholen3. Onderwijskundige vormgeving De onderwijskundige vormgeving van het onderwijs is de wijze waarop scholen de onderwijsprogramma’s zo inrichten opdat de wettelijk vastgelegde kerndoelen bereikbaar zijn. De scholen zijn hierin vrij. Meningen verschillen of de school met name een ‘leerin-stituut’ of een ‘leefgemeenschap’ moet zijn4. De meer traditionele opvatting hierover kan inhoudelijk worden omschreven als leerstof-gericht onderwijs. De leerstofgerichtheid bestaat uit een patroon van opvattingen met een nadruk op voorbereiding op het voortgezet onderwijs, een beroep als doel van het onder-wijs, nadruk op een ordelijk en gestructureerd leerklimaat, aandacht voor basisvakken, de leertijd effectief te besteden en een accent op prestaties en diploma’s. De moderne opvatting hierover kan omschreven worden als leerlinggericht onderwijs. Dit onderwijs bestaat uit een patroon van opvattingen met een nadruk op vorming als
1 Mahieu en Dietvorst (1989). Scholen gelijmd. In: Organisatiecultuur van scholen (red. C. Dietvorst & P.
Mahieu). Samsom H.D. Tjeenk Willink, p. 13. 2 Vilsteren, C. van & B. Witziers. Schoolcultuur. In: Organisatiecultuur van scholen (red. C. Dietvorst & P.
Mahieu). Samsom H.D. Tjeenk Willink, p. 53. 3 Zie: Kral, M. (1997), Instructie en leren in combinatieklassen. Een onderzoek naar de effectiviteitsverschillen
tussen combinatieklassen en enkelvoudige klassen in het basisonderwijs. Ubbergen: Tandem Felix, p. 199. 4 Denessen, E. (1999). Opvattingen over onderwijs: Leerstofgerichtheid en leerlinggerichtheid in Neder-
land. Leuven: Garant.
6
doel van het onderwijs, een nadruk op een democratische inrichting van het onderwijs, aandacht voor sociale en creatieve vakken en accent op individuele leeractiviteiten1. Kerndoelen beschrijven datgene wat in het basisonderwijs op basis van een onderwijs-visie moet en kan worden gerealiseerd in het onderwijs. De doelen hebben een hybride karakter2: geformuleerd als eisen aan leerlingen, stelt het intentioneel ook eisen aan de onderwijskundige vormgeving van het onderwijs (bijvoorbeeld de keuze voor het be-vorderen van prestaties in de vakken taal, rekenen en lezen en het gebruik van toetsen), de organisatiecultuur (onderlinge verhoudingen) en de schoolorganisatie (voor kleine scholen: de aanpak van het werken met combinatieklassen). De mate waarin de vier begrippen (onderwijsvisie, organisatiecultuur, schoolorganisatie en onderwijskundige vormgeving) elkaar stimuleren dan wel tegenwerken bij de realisa-tie van kerndoelen, zou mede kunnen worden bepaald door omgevingsfactoren als de inschakeling van een schoolbegeleidingsdienst. Zie schema 1.3. Schema 1.3 - Relatie tussen realisatie van kerndoelen, onderwijsvisie, organisatiecultuur, schoolorganisatie en onderwijskundige vormgeving van het onderwijs
1 Denessen, a.h.w., p. 26. 2 Letschert, J.F.M. (1998). Wieden in een geheime tuin. Een studie naar kerndoelen in het Nederlandse
basisonderwijs. Enschede: SLO, p. 126.
onderwijs-visie
school-organisatie
onderwijskundigevormgeving
organisatie-cultuur
realisatiekerndoelen
omgevingomgeving
7
1.2.3 Realisatie van kerndoelen De rijksoverheid geeft door het vaststellen van kerndoelen sturing aan de inhoud van het onderwijs. Schrijvers van schoolboeken gebruiken de kerndoelen bij het vervaardigen van nieuwe leerboeken en ander lesmateriaal. Toetsinstituten als het Cito hanteren de kerndoelen als richtlijn bij het opstellen van tussentijdse toetsen en eindtoetsen. Scholen worden vooral langs deze indirecte wegen (gebruik van schoolboeken, en toetsmateriaal) beïnvloed de kerndoelen te hanteren1. Van de scholen mag worden verwacht dat zij voldoende onderwijstijd plannen voor het aanleren van basisvaardigheden in Nederlandse taal en rekenen en wiskunde2. De aandacht die leerkrachten aan vakken besteden hangt dan ook voor een belangrijk deel af van de aandacht die daarvoor in de methoden is ingeruimd3. Om goede resultaten te kunnen boeken is de kwaliteit van het handelen van leerkrachten cruciaal. Belangrijk is in dit verband dat vorderingen regelmatig worden geregistreerd, geëvalueerd en teruggekoppeld naar de leerlingen. Daardoor wordt de onderwijsaanpak ook minder vrijblijvend en meer gestructureerd. Vooral voor zwakke leerlingen wordt met name de rekentijd soms verlengd door ze huiswerk mee te geven4. Het leerstofaanbod blijkt op ruim 80 procent van de scholen voldoende afgestemd te zijn op relevante verschillen tussen leerlingen, vooral dankzij de aanschaf (en goed gebruik) van nieuwe methoden met begeleiding van onderwijsbegeleidingsdiensten5. 1.2.4 Beleidsmatige aspecten Kerndoelen geven een beschrijving van kwaliteiten van leerlingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden. De wetgever ziet het realiseren van de kerndoelen als een inspanningsverplichting voor scholen. In de kerndoelen worden echter geen niveaus vastgelegd die leerlingen moeten bereiken. De doelen zijn zo geformuleerd dat scholen - binnen zekere grenzen - er een eigen invulling aan kunnen geven. Dit betekent dat direc-ties en leerkrachten over de feitelijke realisatie van de kerndoelen met elkaar van gedach-ten moeten wisselen en besluit en dienen te nemen ten aanzien van welke aspecten de kerndoelen in het schoolbeleid een plaats krijgen.
1 Bronneman-Helmers, H.M. (1999), Scholen onder druk: Op zoek naar de taak van de school in een veran-
derende samenleving, SCP, Den Haag. 2 Inspectie van het onderwijs (2000). Onderwijsverslag over het jaar 1999. p. 60. 3 Zie: Aarnoutse (1998); Hofman & Guldemond, (1999). 4 Wang e.a. (1990). 5 Inspectie van het onderwijs, a.h.w., 2000.
8
We onderscheiden de volgende vijf beleidsmatige aspecten in verband met het werken met de kerndoelen: 1. evaluerend vermogen1: de mate waarin scholen gebruik maken van standaardtoetsen
en de wijze waarop wordt omgegaan met toetsresultaten; 2. vermogen tot zorgverbreding2: de mate waarin het beleid en de praktijk van de school
is afgestemd op de opvang van zwakke en begaafde leerlingen; 3. beleidsvormend vermogen3: de mate van betrokkenheid en samenwerking van directie,
leerkrachten en ouders bij de realisatie van de kerndoelen; 4. centraliteit kerndoelen in het schoolbeleid: waargenomen positie van kerndoe-
lenrealisatie en functioneren ervan temidden van andere beleidspunten; 5. functioneren kerndoelen in evaluatiecyclus: rol van de kerndoelen in de relatie tot de
kwaliteitsbewaking van het onderwijs: de mate waarin men de afstand vaststelt tussen de door de school geformuleerde missie (uitgangspunten, doelstellingen, eindtermen, operationele doelen) en de onderwijsrealiteit.
1.3 Aanleiding en doel van het onderzoek De laatste tien à vijftien jaar zijn de condities waaronder basisscholen moeten werken sterk veranderd: toenemende concurrentie tussen scholen, mondiger worden van ouders en veranderingen in de leerlingenpopulatie. Ook de eisen met betrekking tot de inhoud van het onderwijs en de pedagogisch-didactische aanpak zijn toegenomen. Gesignaleerde tegenstrijdigheden betreft het Weer-Samen-Naar-School-beleid en het daarbij behorende onderwijs-op-maat dat leerlinggericht is versus het leerstofgerichte beleid dat wordt ingegeven door Cito-toetsen en inspectie-oordelen. Er zijn daarnaast grote verschillen in populatie en daarmee van de aanpak die scholen voorstaan. Scholen kiezen doorgaans zo veel mogelijk voor een eigen invulling van vakken en het curriculum wordt waar moge-lijk volgens eigen principes (vrijheid van onderwijs) ingevuld4.
1 Veenman, S. (1996a). Cognitieve en niet-cognitieve leeruitkomsten van leerlingen in combinatieklassen: een
‘best evidence’-synthese. Nijmegen. Vakgroep Onderwijskunde KUN. Veenman, S. (1996b). Effects of multigrade and multi-age classes reconsidered. Review of Educational Re-search, 66, (3), 323-340.
2 Veenman, S., Lem, P. et al. (1996). Effectieve instructie en doelmatig klassemanagement: Een schoolver-beteringsprogramma voor enkelvoudige en combinatieklassen (zesde druk). Amsterdam/Lisse: Swets & Zeitlinger.
Veenman, S., & Raemaekers, J. (1996). Retentie-effecten van een nascholingsprogramma voor effectieve instructie en klassemanagement. Pedagogische Studiën 73, 357-371.
3 Sleegers, P.J.C. (1991). School en Beleidsvoering. Een onderzoek naar de relatie tussen het beleidsvoerend vermogen van scholen en het benutten van de beleidsruimte door scholen. Nijmegen: Katholieke Universiteit.
4 Bronneman, a.h.w., 1999.
9
Scholen verschillen niet alleen in het soort onderwijsresultaten dat zij nastreven, maar ook in de wijze waarop zij die resultaten trachten te bereiken. Kleinere scholen hebben vaker dan grotere scholen een opbrengst die lager is dan mag worden verwacht in com-binatie met essentiële tekortkomingen in het onderwijsleerproces. Scholen met honderd of minder leerlingen functioneren minder vaak naar behoren dan grotere scholen1. Als gevolg van de toegenomen maatschappelijke eisen kampt het basisonderwijs met een overladen onderwijsprogramma. De Commissie Evaluatie Basisonderwijs concludeert in 1994 dat ‘het huidige aanbod in het basisonderwijs door scholen niet gerealiseerd kan worden binnen de beschikbare hoeveelheid onderwijstijd’2. Na de herziening van de kerndoelen in 1998 lijkt de haalbaarheid echter niet verbeterd. De Onderwijsraad consta-teert in haar advies over de herziene kerndoelen ‘dat deze soms onrealistisch hoog ge-steld zijn en door het merendeel van de leerlingen niet bereikt zullen worden’3. Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe kleine scholen er, naar eigen zeggen, wél in slagen de kerndoelen te realiseren. 1.4 Verdere opbouw van het rapport In het volgende hoofdstuk komt de probleemstelling, de onderzoeksopzet en -uitvoering aan de orde. In hoofdstuk 3 bespreken we de resultaten van de casestudies en wordt een voorlopige balans opgemaakt. In hoofdstuk 4 worden bevorderende factoren en werkwij-zen beschreven voor scholen die gericht aan de slag willen met de kerndoelen.
1 Inspectie van het Onderwijs, a.h.w., 2000. 2 CEB (1994). Zicht op kwaliteit. Evaluatie van het basisonderwijs. Den Haag: SDU. 3 Onderwijsraad (1997). Advies kerndoelen basisonderwijs en basisvorming. Den Haag.
10
11
2 Probleemstelling, onderzoeksopzet en -uitvoering 2.1 Inleiding Paragraaf 2.2 geeft een beschrijving van de probleemstelling, de selectie van scholen, respons en verloop van het veldwerk. 2.2 Probleemstelling, selectie van scholen, respons en verloop van het veldwerk De probleemstelling van het onderzoek sluit aan bij de vragen van de aanvrager van het onderzoek: de directeur van de Christelijke Basisschool ‘De Wegwijzer’ te Bellingwolde (Groningen). Als hoofdvragen gelden: 1. Is het aantal vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden en (aspecten van) vakken
haalbaar te onderwijzen op de kleine basisschool? 2. Welke scenario’s hanteren scholen die - naar eigen zeggen - er in slagen aandacht te
schenken aan alle (aspecten van) vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden? Onderzoeksopzet Gestart is met een gesprek met de aanvrager. Ter beantwoording van de onder-zoeksvragen zijn vanaf mei 2001 tot augustus 2001 casestudies uitgevoerd. In totaal zijn 17 cases bestudeerd. De belangrijkste criteria voor de selectie van de scholen waren: 1. de mate waarin de school voldeed aan voorwaarden voor ´good practices´; 2. het aantal leerlingen dat de school telde; 3. de spreiding met betrekking tot leerlingenpopulatie, regio, denominatie en onderwijs-
kundige inrichting. In tabel 2.1 en tabel 2.2 (zie bijlage) wordt dieper ingegaan op de selectie van de cases. In tabel 2.3 staat een overzicht van de scholen die hebben deelgenomen aan het onder-zoek.
12
Tabel 2.3 - Geselecteerde cases (inclusief de school van de aanvrager) naar leerlingen-aantal, regio, denominatie en onderwijskundige inrichting
leerlingen- aantal
Provincie denominatie onderwijskundige inrichting
1 83 Friesland openbaar Jenaplan/Freinet-elementen
2 54 Friesland P.-C. Jenaplan/Dalton-elementen
3 83 Gelderland P.-C. 4 98 Friesland R.-K. 5 42 Drenthe openbaar 6 33 Drenthe openbaar Jenaplan/Freinet-
elementen 7 90 Friesland openbaar 8 51 Friesland openbaar Jenaplan-elemen-
ten 9 98 Noord-Brabant P.-C. 10* 116 Zeeland R.-K. 11 80 Noord-Brabant R.-K. 12 75 Noord-Brabant openbaar 13 98 Zeeland P.-C. 14 81 Utrecht P.-C. 15 73 Utrecht openbaar 16* 113 Utrecht openbaar 17** 63 Groningen P.-C.
* Scholen geselecteerd uit het bestand van scholen met meer dan 100 leerlingen, omdat er geen
scholen aanwezig waren met de gewenste kenmerken in de categorie scholen met 100 of minder leerlingen of groeischool.
* * School van de aanvrager.
Het gemiddeld aantal leerlingen op de 17 kleine scholen uit de onderzoeksgroep bedraagt 78. De kleinste school telt slechts 33 leerlingen en de grootste 116 leerlingen. Op de meeste scholen hebben zich in de in de vijf jaren voorafgaand aan het onderzoek geen belangrijke wijzigingen in de samenstelling van de leerlingenpopulatie voorgedaan. In twee gevallen deed zich een (forse) stijging van het leerlingenaantal voor. Op twee scholen is sprake van een dalend aantal leerlingen.
13
Opzet van de cases Per case zijn relevante (beleids)documenten van de school bestudeerd1 en is op locatie een gesprek gevoerd met de directie. Daarnaast zijn er (groeps)gesprekken gevoerd met 2 à 3 leerkrachten (bovenbouw, middenbouw en onderbouw)2 . Indien relevant is de schoolbegeleider die de betreffende school heeft geadviseerd in verband met de vorm-geving van kerndoelen en de keuzes van methoden ook geïnterviewd. Er zijn gesprekken gevoerd met in totaal 17 directieleden, 58 leerkrachten en 8 schoolbegeleiders. Ten behoeve van de gesprekken zijn topiclijsten ontworpen. In de topiclijst voorgelegd aan de directies lag het accent op schoolkenmerken, de visie van het management op het omgaan met kerndoelen en het beleid inzake de vormgeving van de kerndoelen. In de topiclijsten voor de individuele leerkrachten lag het accent op de taakopvattingen, typen resultaten die men nastreeft, ervaringen en wensen wat betreft overleg en samenwerking tussen leerkrachten, directie en schoolbegeleidingsdienst (knelpunten, verbeterpunten) en de ervaringen en wensen wat betreft de afstemming tussen (discrepanties in) aanbod en kerndoelen vanuit de eigen optiek. In de topiclijsten voor de schoolbegeleiders lag het accent op de gemaakte keuzes bij de methoden en de aard van de begeleiding die is gegeven (zie schema 2.4). Schema 2.4 - Gevraagde informatie
Schoolleiders: - algemene schoolgegevens - gemaakte keuzes en eigen kerndoelen voor de school - hoe kerndoelen worden bereikt - hoe het management zicht heeft op de bereikte kerndoelen - gemaakte keuzes en prioriteiten om te voldoen aan de kerndoelen - hoe de directie richting geeft aan het team opdat het onderwijsaanbod verantwoord is - hoe de concrete vormgeving van het leerstofaanbod in de alledaagse onderwijspraktijk plaats
vindt - of verwachtingen over de invoering van kerndoelen zijn uitgekomen - visies op onderwijs en taakopvatting van de school - nagestreefde resultaten - gesignaleerde managementproblemen, gevonden oplossingen en rol van de leerkrachten hier-
bij
1 Schoolplan, schoolgids, klachtenregeling, zorgplan, onderwijsachterstandenplan. 2 Er zijn geen (groeps)gesprekken gevoerd met de leerkrachten van de school van de aanvrager, omdat hiervoor
geen toestemming werd verleend door de nieuw aangestelde locatieleider.
14
Leerkrachten: - bekendheid kerndoelen - welke kerndoelen wel en niet aan de orde komen - aandacht voor etnische en culturele verscheidenheid schoolpopulatie - differentiatie naar behoeftes van leerlingen - vakinhoudelijke en vakdidactische opvattingen/groeperingsvormen - relatie tussen vakken, kerndoelen, gehanteerde methoden, werkwijzen en activiteiten - taakopvatting - (check) nagestreefde resultaten - gesignaleerde problemen en gevonden oplossingen Schoolbegeleiders: - bekendheid met kerndoelen betreffende school - aandacht voor kerndoelen in gesprekken met de school - rol begeleider - gesignaleerde problemen en gevonden oplossingen
De interviews zijn door de onderzoekers afgenomen. De concepten van de topiclijsten en het concepteindrapport zijn ter bespreking voorgelegd aan de aanvrager.
15
3 Functioneren kerndoelen 3.1 Inleiding We bespreken in dit hoofdstuk de resultaten van onze bezoeken aan de scholen. De gegevens worden daartoe geordend volgens een aantal aspecten van kerndoelen die in hoofdstuk 1 zijn beschreven. In paragraaf 3.2 wordt aan de hand van de schooldocumen-ten een beschrijving gegeven van de scholen op organisatorische aspecten van de kern-doelen: missie c.q. onderwijsvisie, schoolorganisatie, organisatiecultuur en onderwijskundige vormgeving. In paragraaf 3.3 worden aan de hand van de gesprekken de manier waarop binnen de scholen de realisatie van de kerndoelen plaatsvindt weergegeven. Ten slotte wordt in paragraaf 3.4 elk van de onderzochte scholen getypeerd aan de hand van een vijftal beleidsmatige factoren die belangrijk zijn in verband met het werken met de kerndoelen: evaluerend vermogen, vermogen tot zorgverbreding, beleidsvormend vermogen, centraliteit kerndoelen in het schoolbeleid en het functioneren van de kerndoelen in de evaluatiecyclus. Dit zal gebeuren op basis van de door ons gevoerde gesprekken en de beschikbare schooldocumenten. In paragraaf 3.5 maken we de balans op van de informatie uit de casestudies. 3.2 De beschrijving van organisatorische aspecten van de kerndoelen De manier waarop scholen kerndoelen kunnen realiseren zouden (mede) kunnen worden bepaald door de visie, de cultuur, de organisatie en de onderwijskundige vormgeving van het onderwijs. In paragraaf 1.2.2 is het begrip missie/onderwijsvisie, omschreven als een voor een bepaalde school specifiek cluster van algemene doelen die in relatie staan tot overtuigingen, attitudes en activiteiten. De organisatiecultuur is de wijze waarop leer-krachten en leerlingen met elkaar omgaan in het streven naar productieve en goede intermenselijke verhoudingen. Het concept schoolorganisatie is gedefinieerd als de afspraken die gemaakt zijn en maatregelen die zijn genomen om het onderwijs op school mogelijk te maken, bijvoorbeeld wat betreft de groepsindeling. Onder het begrip onder-wijskundige vormgeving verstaan we de wijze waarop scholen de onderwijsprogramma’s zo inrichten opdat de wettelijk vastgelegde kerndoelen bereikt worden. De organisatorische aspecten van kerndoelen zijn door de scholen beschreven in de schooldocumenten. In overzicht 3.1 (zie bijlage) is een beschrijving opgenomen van de onderwijsvisie, organisatiecultuur, schoolorganisatie en onderwijskundige vormgeving van de onderzochte scholen zoals wij die in de schooldocumenten zijn tegengekomen. Hieronder volgt per aspect een overzicht daarvan.
16
Missie/onderwijsvisie In de geformuleerde missies c.q. onderwijsvisies van de 17 scholen is doorgaans diffuus en vaag geformuleerd hoe het schoolteam aankijkt tegen wat men wil bereiken met het onderwijs. De verwoorde missies hebben veelal betrekking op de volgende functies van de school1: - leerfunctie: het belangrijkste uitgangspunt voor de scholen is het streven de leerlingen
een ononderbroken leerproces c.q. ontwikkelingsgang te laten doorlopen. Leerlingen wordt kennis bijgebracht over de traditionele kennisgebieden, maar ook staan vaak de kennis en vaardigheden op sociaal gebied centraal (‘als kinderen maar goed in hun vel zitten, ontspannen zijn, vrij zijn, dan willen ze wel met je mee bewegen, dan willen ze wel dingen leren’); Een aantal scholen benadrukt in hun missie dat elk kind verschillend is en zijn eigen ontwikkeling doormaakt: ‘onderlinge verschillen worden geaccepteerd’, ‘de basis van het ontwikkelingsproces ligt in het kind zelf’, ‘kinderen zijn nieuwsgierig en zoeken steeds een uitdaging’, ‘uit het kind halen wat er in zit’. Een enkele school benoemt als speerpunt in hun missie de kwaliteit van het onderwijs. Dit wordt uitgedrukt in termen van: . onderwijsaanbod (‘adequaat’, ‘leerlingvolgend’, ‘op maat’, ‘veilig leer- en werk-
klimaat’); . begeleiding (‘effectief’, ‘duidelijke structuur en organisatie’); . eisen aan leerlingen (‘leerlingen worden uitgedaagd om vanuit een hoge betrok-
kenheid zich te ontwikkelen’); - kwalificatiefunctie: de school bereidt leerlingen voor op het voortgezet onderwijs, en
wel zodanig dat de leerlingen voldoende basis bezitten om het voortgezet onderwijs te volgen. Ook de voorbereiding op de toekomst (na het voortgezet onderwijs) wordt vaak in de missie genoemd: ‘mede vormen tot toekomstige volwassenen’, ‘voorberei-den op de maatschappij’ en ‘toerusten voor volwaardige plaats in de samenleving’.
- socialisatiefunctie: de scholen zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid voor de socialisering van de leerlingen. De scholen streven er naar dat alle leerlingen zich vei-lig en thuis voelen en dat zij met plezier naar school gaan. Men tracht dit streven te verwezenlijken door de leerlingen van jongs af aan respect voor elkaar aan te leren. Dit doen zij bijvoorbeeld door onder andere in de kleutergroepen niet altijd de vriendjes of vriendinnetjes samen een werkje te laten maken, maar juist met een klasgenootje waar de leerling weinig of niet mee omgaat. Zodoende leren zij dat medeleerlingen andere gedachten, gewoonten, uitgangspunten en grenzen hebben. Op de P.-C. en R.-K scho-len wordt in de missie nadrukkelijk aandacht besteed aan waarden en normen vanuit de christelijke en katholieke geloofstradities.
1 Dalin, P., (1989). Organisatieontwikkeling in school en onderwijs. Alpen aan den Rijn: Samsom Uitgeverij.
17
Schoolorganisatie De scholen in het onderzoek hebben gemiddeld vier groepen. Het kleinste aantal dat voor komt bedraagt drie en het grootste aantal vijf. Deze kleine scholen hebben dus allemaal gecombineerde groepen. Om praktische overwegingen betreft het doorgaans de combina-ties van twee (bijvoorbeeld groep 3 en 4) of drie leerjaren (bijvoorbeeld groep 6, 7 en 8). Bij de samenstelling van de gecombineerde groepen wordt op sommige scholen bewust rekening gehouden met leerlingkenmerken. De basisopstelling in combinatiegroepen bestaat doorgaans uit groepjes leerlingen die per jaargroep bij elkaar zitten. De jaargroe-pen functioneren als het ware als gescheiden groepen, die om beurten les krijgen1. Op maar een paar scholen wordt met jaargroep-overstijgende niveau-/subgroepen gewerkt die variëren per vakken. De meeste groepen hebben twee vaste leerkrachten (parttimers). Het merendeel van de leerkrachten op de door ons bezochte scholen is vrouw. Op vier van de scholen is een vrouwelijke directeur. Meestal is de directeur ook groepsleraar of vervangt deze bij ADV of ziekte. De directeuren hebben zo’n anderhalf à twee dagen in de week tijd voor de uitoefening van directietaken (taakrealisatie). De scholen hebben over het algemeen ondersteuning (gehad) van de onderwijsbegelei-dingsdienst bij de introductie van nieuwe lesmethoden na de invoering van de kerndoe-len. Meestal blijft het bij advisering over de meest geschikte methoden. Op bijna alle scholen zijn intensieve contacten met ouders. Op de meeste scholen verrichten de ouders ondersteunende activiteiten ten behoeve van het onderwijsleerproces, zoals assisteren bij het leesonderwijs. Organisatiecultuur De begrippen organisatieklimaat en organisatiecultuur worden nogal eens door elkaar gebruikt en hebben doorgaans betrekking op de wijze waarop men met elkaar op school omgaat. Bijna alle bezochte scholen hebben in hun schoolgidsen een duidelijk standpunt bepaald over hoe een werkelijk gevoel van ‘lidmaatschap’ van de schoolgemeenschap kan worden gecreëerd, over hoe de leerkrachten als team (willen) samenwerken, welke mogelijkheden er zijn om invloed uit te oefenen op het beleid van de school, welke manier van werken op school gewenst is, welke procedures voor probleem- en conflict-oplossingen er zijn en hoe aan een ‘eigen’ cultuur wordt gewerkt. Gezien het geringe aantal leerkrachten op scholen is er een grote betrokkenheid van het schoolteam bij het beleid. Doordat het in dit onderzoek om kleine scholen in kleine gemeenschappen gaat, vervullen de scholen veelal een buurtfunctie. Daardoor is er ook een grote betrokkenheid van de ouders bij het onderwijs. Met name bij de nieuwe scholen is in de regel heel duidelijk sprake van een visie waar het hele team achter staat. Er wordt bij het aantrekken van nieuwe leerkrachten - voor zover de scholen daar enige zeggenschap over hebben én de krappe arbeidsmarkt dat
18
toelaat - op gelet dat deze passen binnen het team. Voor het team werkt het doorgaans heel motiverend dat men het idee heeft iets met elkaar aan het opbouwen te zijn. Op één van de scholen had het team ooit in een teamvergadering de opdracht gekregen om hun droomschool te beschrijven. Het was opvallend dat alle leerkrachten in hun beschrijving de focus hadden gelegd op de beleving van het kind en het bieden van adaptief onderwijs en niet op hoge prestaties of een goede uitstroom. Op deze school werd de samenwerking binnen het team als zeer positief ervaren. Leerkrachten hadden het gevoel dat zij altijd bij elkaar konden aankloppen en vonden hun overeenkomst in visie bijna vanzelfsprekend. Zo uitgesproken homogeen waren niet alle teams, maar wij troffen op de scholen vaak een gemotiveerd team aan dat goed met elkaar kon opschieten en bereid was om extra inspanningen te verrichten voor de school (zelf materiaal maken e.d.). Op vier scholen was het team ook bereid om buiten de lesuren om dingen te doen en elkaar te ontlasten. Onderwijskundige vormgeving Gemiddeld zitten er in de groepen rond de 20 leerlingen, maar er zijn ook hele kleine groepen van maar zeven à acht leerlingen en grote groepen van wel 30 leerlingen. Een klein aantal leerlingen biedt leerkrachten (redelijk veel) mogelijkheden extra begeleiding te geven aan elk kind. Daar staat tegenover dat de aandacht verdeeld moet worden over verschillende groepen. Er wordt meestal een alternerende instructie gegeven aan de ene en aan de andere jaargroep. In gecombineerde groepen wordt vaak afwisselend met leerlingen uit de ene en leerlingen uit de andere aanwezige jaargroep gewerkt. De leer-lingen die niet betrokken zijn, doen doorgaans individueel werk. De leerkrachten proberen zo veel mogelijk te differentiëren in hun onderwijs. Ze zeggen rekening te houden met de individuele mogelijkheden van een kind. Daartoe beschikken ze in de regel over een uitgebreide testbatterij met methodegebonden toetsen en Cito-toetsen. Enkele scholen geven expliciet aan dat zij streven naar het geven van adaptief onderwijs. Een paar scholen kenmerken zich door een klassikale aanpak met veel struc-tuur. In paragraaf 3.3 beschrijven we eerst de verschijningsvormen en ontwikkeling van de kerndoelen aan de hand van de gemaakte keuzes bij de vaststelling van de kerndoelen. Vervolgens krijgt de concrete vormgeving van het leerstofaanbod in de alledaagse schoolpraktijk aandacht.
1 Zie ook: Veenman, S., Lem, P., Voeten, M., Winkelmolen, G. & Lassche, H. (1986). Onderwijs in combina-
tieklassen. ‘s - Gravenhage: Instituut voor Onderzoek van het Onderwijs.
19
3.3 Verschijningsvormen en realisatie van de kerndoelen In deze paragraaf wordt beschreven op welke manier de scholen zijn omgegaan met de invoering van de kerndoelen en veranderingen met betrekking tot de kerndoelen. Verder gaan we in op de manier waarop zij de kerndoelen in hun onderwijs vormgeven. 3.3.1 Hoe gaan scholen met de kerndoelen om? De scholen hebben na het vaststellen van de kerndoelen door het ministerie op verschil-lende manieren hiervan kennis genomen, meestal via de brochure van het ministerie, maar in een enkel geval ook via de schoolbegeleidingsdienst. Een enkele school heeft een boekje aangeschaft over de kerndoelen. De verwachtingen ten aanzien van de kerndoelen waren overigens niet hoog gespannen, enkele directeuren en leerkrachten vonden zelfs dat de eisen aan de geformuleerde kerndoelen erg laag gesteld waren: ‘Je moet als school wel heel slecht zijn om daaronder te blijven’. Over het algemeen heeft de invoering van de kerndoelen niet geleid tot grote veranderingen in het onderwijsprogramma van de door ons bezochte scholen. Op deze scholen was het leerstofaanbod volgens de onder-wijsinspectie voor Nederlandse taal, rekenen en wiskunde dekkend voor de kerndoelen. Bij de invoering heeft elke school ongeveer hetzelfde proces doorlopen. Eerst heeft het team kennis genomen van de kerndoelen, vervolgens zijn de methoden bekeken op het feit of zij voldeden aan de kerndoelen. Bij de ene school gebeurde dit grondiger dan bij de andere school. Als methoden niet (geheel) voldeden, werd in sommige gevallen aanvullend materiaal gezocht of gemaakt. Het niet voldoen van de methoden was voor de scholen geen aanleiding om direct andere methoden aan te schaffen. Dit was financieel doorgaans geen haalbare kaart. In de meeste gevallen bleken de scholen echter al op een zodanige manier te werken dat aanpassing van het onderwijsaanbod niet of nauwelijks noodzakelijk was. Volgens de meeste directies verwoorden de kerndoelen wat zij eigen-lijk al die tijd op hun school aan de leerlingen onderwezen. Voor slechts een enkele school was de invoering van de kerndoelen aanleiding om de door hen gebruikte metho-den uitvoerig onder de loep te nemen en zonodig aan te passen. De aanschaf van een nieuwe methode is veelal de aanleiding om na te gaan of deze methoden nog wel voldoen aan de kerndoelen. Docenten en directies zijn zich, volgens hun zeggen, bewuster geworden van hetgeen op hun school aan de orde komt. De school is een soort spiegel voorgehouden of de leerstof die ze aanbieden wel passend is. Op sommige scholen is het de bedoeling dat de kerndoelen regelmatig in de teamverga-deringen ter sprake komen om problemen te signaleren en hiervoor oplossingen te be-denken. Vaak blijft het bij goede voornemens als scholen hun aandacht richten op het verbeteren van de teamvorming (zeker met een relatief nieuw team). Een veelgehoord
20
excuus is dat er al zoveel dingen op de leerkrachten af komen dat er niet veel tijd meer voor over blijft. 3.3.2 Concrete vormgeving van het leerstofaanbod in de alledaagse praktijk De vormgeving van het leerstofaanbod op basis van de kerndoelen wordt in alle scholen bepaald door de aanwezigheid van methoden. Welke methoden dat zijn, voor welke vakken deze aangeschaft worden en de manier waarop de methode gebruikt wordt ver-schilt echter per school, en per leerkracht. Aanwezigheid methoden Op de meeste scholen werd al methodisch gewerkt voordat de kerndoelen werden vastge-steld. In de kleutergroepen wordt vaak met voorlopers van methoden voor Nederlandse taal en rekenen/wiskunde gewerkt. De meeste scholen die we bezochten, werken niet alleen met methoden voor Nederlandse taal en rekenen/wiskunde, maar ook voor andere leergebieden (zoals schrijven en wereldoriëntatie). Eén van de scholen vindt het echter niet zinvol om een methode aan te schaffen voor wereldoriëntatie, omdat deze snel verouderd zou zijn. Deze school verzorgt dit onderwijs liever via projecten: ‘zo blijf je goed bij de tijd’. Vakken met betrekking tot kunstzinnige oriëntatie (bijvoorbeeld tekenen en muziek) leveren de scholen de nodige hoofdbrekens op wanneer hiervoor een methode wordt aangeschaft. Zeker bij deze vakken worden eventueel aangeschafte methoden vaak niet integraal gebruikt, maar vooral als ideeënbron gehanteerd. Volgens de scholen komen de leergebiedoverstijgende kerndoelen door de verschillende gehanteerde methoden heen aan de orde. Ook deze kerndoelen stellen de scholen soms voor problemen: ze zijn niet goed meetbaar en er zijn geen of nauwelijks methoden voor. Een enkele school probeert door middel van nascholing (bijvoorbeeld een cursus zelf-standig werken) meer te leren over het onderwijzen van deze vaardigheden. Nieuwe methode Wanneer een methode aan vervanging toe is, spelen op de door ons bezochte scholen meestal drie criteria een rol bij de keuze van een nieuwe methode, in willekeurige volg-orde zijn dit: 1. de bruikbaarheid van de methode in een combinatiegroep, 2. de dekking van de kerndoelen in de methode en 3. of de nieuwe methode past het binnen de onder-wijskundige visie van de school. Volgens een aantal schoolleiders is het niet meer nodig om bij de aanschaf van een nieuwe methode te bekijken of deze voldoet aan de kerndoe-len, omdat zij er op vertrouwen dat de auteurs van de nieuwe methoden dit toch wel zelf zullen doen. Als bij de keuze van een nieuwe methode het advies van de schoolbegelei-dingsdienst wordt gevraagd, richt zich dit meestal op vragen over de manier waarop je naar een methode kunt kijken en hoe je methoden met elkaar kunt vergelijken om tot een verantwoorde beslissing te komen.
21
De keuze van een nieuwe methode verloopt op de scholen doorgaans in de volgende stappen: a. Inventarisatie en bundelen van ervaringen met methoden. Nadat in de perso-
neelsvergadering aan de orde is geweest om een bepaalde methode te vervangen, in-ventariseert men wat verbeterpunten moeten zijn bij de invoering van de nieuwe me-thode en aan de hand hiervan wordt een lijst met aandachtspunten opgesteld en crite-ria geformuleerd waaraan een methode dient te voldoen: bijvoorbeeld zelfstandig mee kunnen werken in combinatiegroepen. De directies/schoolteams vragen vervolgens methoden ter inzage, die door betrokken leerkrachten worden bestudeerd. Zo moge-lijk maakt men gebruik van bestaande beoordelingen en wordt informatie bij gebrui-kers (eventueel bij de schoolbegeleidingsdienst) ingewonnen.
b. Keuze maken. In de personeelsvergadering wordt een keuze gemaakt voor de aan-schaf van de methode (soms met hulp van de schoolbegeleidingsdienst).
c. Opstellen van een plan. Tenslotte stelt de directeur of het gehele team een invoe-ringstraject op.
Gebruik methoden Het is opvallend dat de leerkrachten van (bijna) alle scholen vanaf groep 3 zich nauwge-zet houden aan de aanwijzingen die in de handleidingen van de methoden worden gege-ven. In veel gevallen wordt de methode helemaal gevolgd (‘dan weet je zeker dat je alles gedaan hebt’). Het komt voor dat niet alle onderdelen van een methode worden aangebo-den in verband met tijdgebrek. Soms vervalt een onderdeel en vervangt de leerkracht de lesinhoud door ander (zelfgemaakt) materiaal. Wat minder ervaren leerkrachten zijn soms wat huiverig om onderdelen van een methode te missen, omdat zij bang zijn om belangrijke onderdelen over te slaan. Meer ervaren leerkrachten merken op dat zij be-paalde methoden zo goed kennen dat zij precies weten wat ze over kunnen slaan en wat niet. Ook worden onderdelen wel naar volgende leerjaren overgeheveld. Het maken van eigen materiaal wordt overigens niet door alle scholen aangemoedigd, één directeur vraagt zich af of de leerlingen, wanneer van de methode afgeweken wordt, zich nog wel alle leerstof eigen maken. In de kleutergroepen worden voorlopers van methoden, door-gaans als ideeënbron gebruikt. Volgens een groot aantal leerkrachten moeten zij prioriteiten stellen in het programma: ‘Als je alles precies zou moeten doen volgens de methode, zou je veel te veel niet klaar krijgen, we zouden zeven dagen les moeten geven om alles helemaal te kunnen doen’. Over het algemeen trachten de scholen de onderwijstijd zo effectief mogelijk in te vullen zonder de ‘leuke’ dingen uit het oog te verliezen. De keuzes die gemaakt worden wan-neer het programma te vol is, zijn lang niet altijd ten gunste van taal, rekenen of de zaakvakken. De leerkrachten vinden het over het algemeen ook heel belangrijk dat ook de creatieve vakken aan bod komen. Maar in de meeste gevallen houden ze er toch wel rekening mee dat de kernvakken uiteindelijk niet echt in het gedrang komen.
22
Het is echter niet altijd duidelijk hoe de leerkrachten prioriteiten stellen in het leer-stofaanbod, welke keuzes zij maken bij een tekort aan tijd, op basis van welke informatie zij een beslissing nemen, of zij dat zelfstandig doen of in overleg met de schoolleiding. Op twee relatief nieuwe scholen zijn hierover wel duidelijk afspraken gemaakt binnen het team. 3.4 Analyse functioneren kerndoelen op beleidsmatige aspecten In deze paragraaf gaan we aan de hand van een aantal beleidsmatige aspecten van de kerndoelen na wat de betekenis daarvan is voor het functioneren van het onderwijsaanbod van de onderzochte basisscholen. In hoofdstuk 1 werd onderscheid gemaakt naar vijf beleidsmatige aspecten in verband met het werken met de kerndoelen: 1. evaluerend vermogen1; 2. vermogen tot zorgverbreding2; 3. beleidsvormend vermogen3; 4. centraliteit kerndoelen in het schoolbeleid; 5. functioneren kerndoelen in evaluatiecyclus. De criteria zijn toegepast op basis van (subjectieve) informatie die in de gesprekken is verstrekt door de betrokkenen en door middel van de objectieve gegevens in de be-schikbare schooldocumenten. In matrix 3.2 (zie bijlage) zijn onze bevindingen schema-tisch weergegeven. Hieronder worden de bevindingen uit de analyse per kenmerk of factor samengevat. Evaluerend vermogen Nagenoeg alle scholen nemen systematisch toetsen af voor het volgen van de vorderingen van de leerlingen. Verreweg het grootste gedeelte van de scholen maakt voor het toetsen gebruik van een leerlingvolgsysteem waarin methode-onafhankelijke toetsen zijn opge-
1 Veenman, S. (1996a). Cognitieve en niet-cognitieve leeruitkomsten van leerlingen in combinatieklassen: een
‘best evidence’-synthese. Nijmegen. Vakgroep Onderwijskunde KUN. Veenman, S. (1996b). Effects of multigrade and multi-age classes reconsidered. Review of Educational Research, 66, (3), 323-340.
2 Veenman, S., Lem, P. et al. (1996). Effectieve instructie en doelmatig klassemanagement: Een schoolver-beteringsprogramma voor enkelvoudige en combinatieklassen (zesde druk). Amsterdam/Lisse: Swets & Zeitlinger.
Veenman, S., & Raemaekers, J. (1996). Retentie-effecten van een nascholingsprogramma voor effectieve instructie en klassemanagement. Pedagogische Studiën 73, 357-371.
3 Sleegers, P.J.C. (1991). School en Beleidsvoering. Een onderzoek naar de relatie tussen het beleidsvoerend vermogen van scholen en het benutten van de beleidsruimte door scholen. Nijmegen: Katholieke Universi-teit.
23
nomen. De meeste scholen geven aan (een deel van) het Cito leerlingvolgsysteem te gebruiken. Dit systeem is vooral een instrument voor het volgen van de ontwikkeling in de basisvaardigheden (lezen, taal, rekenen) en heeft als doel om kinderen die een leer-probleem hebben of dreigen te krijgen vroegtijdig te herkennen en te helpen. In veel mindere mate komt het voor dat scholen ook de ontwikkeling van de leerlingen op soci-aal-emotioneel gebied (gaan) volgen. Eén school gaat verder dan het sec vastleggen van verworven vaardigheden en probeert ook vast te stellen in hoeverre de resultaten die leerlingen hebben bereikt door de omgang met de onderwijsgevenden en door de omgang met de methoden kunnen worden bepaald. Vermogen tot zorgverbreding Alle scholen in ons onderzoek hebben procedures voor het omgaan met leerlingen die extra zorg behoeven om de kerndoelen te kunnen halen. Bij de meeste scholen is deze procedure vastgelegd in de schoolgids. Het zorgsysteem van een school treedt meestal in werking wanneer problemen in de klas gesignaleerd worden of wanneer uit de resultaten op de toetsen van het leerlingvolgsysteem blijkt dat leerlingen uitvallen. Naar aanleiding van leerlingbesprekingen, worden hulpvragen vastgesteld, handelingsplannen opgesteld en het onderwijs afgestemd op de individuele behoeften. De zorg neemt op de scholen diverse vormen aan, variërend van een individuele of groepsgewijze aanpak, in de klas tot specifieke hulp van een remedial teacher. Bij de ‘zwaardere’ gevallen kan overwogen worden tot kleuterschoolverlenging, zitten blijven, een speciaal programma, of aanmel-ding bij de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) teneinde verwijzing naar het speciaal onderwijs in gang te zetten. Enkele scholen vallen op doordat zij op een iets andere manier vorm geven aan de zorg-verbreding. Zij hebben bijvoorbeeld een ‘zorgteam’ samengesteld dat op afstand de school begeleidt; zij richten hun aandacht op preventieve zorgverbreding, proberen de voordelen van combinatiegroepen uit te buiten (leerlingen van verschillende leeftijden en niveaus die elkaar helpen) en begeleiden leerlingen die terug verwezen zijn vanuit het speciaal onderwijs. Onderdelen waar sommige scholen moeite mee hebben bij de zorgverbreding zijn: de evaluatie van handelingsplannen, het aanpassen van leerstof en instructie op basis van handelingsplannen en het vertalen van toetsgegevens in groeps- en/of handelingsplannen. Beleidsvormend vermogen De term beleid gebruiken scholen veelal om een geheel van beleidsbeslissingen aan te duiden en verwijst naar de doelen die men nastreeft en de wegen die men daartoe wil bewandelen. De beleidsvorming is dan al het werk - zoals studies, overleg en onderhan-deling- dat verricht moeten worden om tot beleidsbeslissingen te komen. Op (bijna) alle bezochte scholen is een (sterk) ‘gevoel’ van gezamenlijkheid aanwezig welke zichtbaar is in een grote betrokkenheid van de leerkrachten bij het reilen en zeilen van de school. In de communicatieprocessen tussen leerkrachten en directies zijn bij de door ons be-zochte kleine scholen een tweetal stijlen van communiceren dominant:
24
- Leerkrachten functioneren als klankbord en sparringpartner van de directie. De di-rectie wil zich best door de leerkrachtenteam laten beïnvloeden, als het maar binnen bepaalde grenzen blijft. Zo’n leerkrachtenteam is doorgaans een hechte groep. De be-sluitvorming binnen de school verloopt soepel. Directie en leerkrachten hebben maar een half woord nodig om begrepen te worden. Argumentatie en discussie vinden plaats vanuit het idee om er samen uit te komen. Binnen het team bestaat een hoge mate van consensus.
- Leerkrachten binnen het team functioneren als kritische overhoorders en ‘counterparts’ van de directie. De meeste leerkrachten hebben een lange staat van dienst, zijn deskun-dig en hebben voor de directie/bestuur een meerwaarde. Zij kunnen als ‘tegenspelers’ van het management optreden, omdat ze veel ervaring hebben en soms een stevig net-werk hebben opgebouwd binnen en buiten de school. Deze leerkrachtenteams kijken graag mee over de schouders van de directies om in-vloed te kunnen hebben op de keuze- en beslissingsmomenten van de directies. De leerkrachten in deze teams proberen in een zo vroeg mogelijk stadium van de besluit-vorming hun ideeën duidelijk te maken.
Schoolteams hebben veelal geen overleg met ouders over de realisatie van de kerndoelen. Centraliteit kerndoelen in het schoolbeleid De realisatie van de kerndoelen temidden van andere beleidspunten vormt een belangrijk terugkerend thema bij de teamvergaderingen. De mate waarin de kerndoelen richtingge-vend zijn voor het beleid verschilt per school. De kerndoelen worden als richtsnoer gebruikt bij aanschaf van methoden. In het schoolplan en soms ook in de schoolgids wordt aangegeven welke methoden worden gebruikt en of ze voldoen aan de kerndoelen. De methoden worden doorgaans veelal planmatig na een aantal jaren tegen het licht gehouden of ze nog de toets der kritiek kunnen doorstaan. Functioneren kerndoelen in evaluatiecyclus Scholen hebben veelal een globaal beeld van welke kerndoelen door welke leerlingen precies gehaald worden. Dit komt omdat de kerndoelen globaal zijn omschreven, zodat ook onduidelijk is wat beheersing van deze doelen precies inhoudt. Het is opvallend dat ouders als direct belanghebbenden meestal niet betrokken worden bij discussies over de kerndoelen en het afstemmen van het onderwijsaanbod op de behoeften van leerlingen. 3.5 Balans van de beschrijvende kenmerken In deze paragraaf wordt de balans opgemaakt van de beschrijvingen van de scholen op basis van organisatorische aspecten van de kerndoelen, de manier waarop de scholen de kerndoelen in de praktijk vormgeven en de vijf beleidsmatige aspecten.
25
Tussen scholen zijn enige verschillen in hun missie/onderwijsvisie op het onderwijs. Schoolteams hebben doorgaans een leerstofgerichte benadering met daarnaast oog voor de behoeften van de individuele leerlingen. Bijna alle scholen streven ernaar een opti-maal pedagogisch klimaat te realiseren, vormen van ondersteuning te bieden, optimale begeleiding van leerlingen te organiseren, adequate voorzieningen ten behoeve van alle leerlingen te treffen, een goed geoutilleerde leeromgeving aan te bieden en een prettige leef- en werksfeer in een pluriforme omgeving te creëren. De attitude is veelal: ‘we wil-len het gewoon goed doen en er voor zorgen dat er geen terugval komt’. De meeste scholen werken vanwege hun omvang met combinatiegroepen van twee of drie leerjaren. Binnen deze groepen wordt meestal in het aanbod ‘van nature’ gedifferen-tieerd. De behoeftes van de leerlingen worden onderscheiden in ‘middle of the road’ leerlingen, zorgleerlingen en hoogbegaafde leerlingen. In de aanpak wordt er rekening mee gehouden dat ‘kinderen krijgen wat ze nodig hebben’. Op de scholen heerst vaak een gevoel van ́ lidmaatschap´ van de schoolgemeenschap. De betrokkenheid van leerkrachten bij het reilen en zeilen van de school is groot. Op de meeste scholen is er overeenstemming in het team over de manier van werken op school en is men, ook buiten schooluren, bereid om dingen te doen en elkaar te ontlasten. De invoering van de kerndoelen heeft niet geleid tot veel verandering in het onderwijs-programma. Het leerstofaanbod (voor taal, rekenen, wiskunde) is op de bezochte scholen dekkend voor de kerndoelen. Het realiseren van de kerndoelen is op alle bezochte scho-len mogelijk door het gebruik van methoden. Voor de keuze en aanschaf van nieuwe methoden hebben de scholen een aantal belangrijke criteria. Het gebruik van de metho-den verschilt tussen scholen en leerkrachten, maar over het algemeen worden de metho-den vrij nauwgezet gevolgd. Wat betreft de beleidsmatige aspecten van de kerndoelen lijken de scholen in ons onder-zoek zich te kenmerken door: - een open en constructieve communicatie tussen directie en personeelsleden; - het consequent gebruik van testen en toetsen; - een strakke planning van het leerstofaanbod; - het durven maken van keuzes in het onderwijsaanbod. De meeste scholen hebben een goed systeem van leerlingzorg: zij volgen de leerlingen met methode-afhankelijke en methode-onafhankelijke toetsen, signaleren uitvallers, stellen handelingsplannen op en remediëren ten behoeve van alle op een voor de inspec-tie aanvaardbare wijze.
26
27
4 Scenario’s, bevorderende factoren en werkwijzen 4.1. Inleiding In dit hoofdstuk geven we allereerst een antwoord op de vragen die in hoofdstuk 1 zijn geformuleerd. Vervolgens zullen de resultaten van ons onderzoek vertaald worden in een aantal aanbevelingen voor de praktijk. We sluiten het hoofdstuk af met een samenvat-ting. 4.2 Beantwoording onderzoeksvragen Op basis van de onderzoeksgegevens komen we tot de volgende conclusies: 1. Is het aantal vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden en (aspecten van) vakken
haalbaar te onderwijzen op de basisschool?
De meeste door ons bezochte scholen zeggen dat zij er in slagen hun leerlingen te laten voldoen aan de kerndoelen met betrekking tot taal en rekenen. Een enkele school heeft leerlingen die dit niet (op alle gebieden) halen, deze leerlingen volgen soms een aangepast programma. Men kan niet altijd aangeven of men er ook in slaagt kerndoelen met betrekking tot de andere leergebieden te realiseren. Met name als ervoor bepaalde vakken geen methoden worden gebruikt, blijkt dat lastiger te zijn. Het merendeel van de scholen ontleent informatie over het behalen van de kerndoelen aan het leerlingvolgsysteem. Als de Cito scores voldoende zijn, dan ‘zit het wel goed met de kerndoelen’ is de algemeen geldende mening. Er zijn voor de afnemers van het onderwijs (ouders) geen waarborgen dat de school de leerlingen, ongeacht hun capaciteiten, tenminste de basistoerusting biedt die voor een aanvaardbaar minimumperspectief onmisbaar zijn.
Hoewel de meeste scholen een goed zorgsysteem hebben, is daarmee nog niet gezegd dat de kerndoelen ook worden gerealiseerd. De kerndoelen komen volgens de schoolleiders en leerkrachten doorgaans voldoende aan bod, maar het is voor hen veelal onduidelijk voor welke leergebieden de kerndoelen wel of niet voldoende naar voren komen en welke leerlingen de kerndoelen wel of niet halen. Volgens de geïnterviewden zal een deel van de leerlingen ook niet alle kerndoelen kunnen halen, omdat ze daarvoor niet de capaciteiten hebben. We kunnen hieruit concluderen dat de realisatie van de kerndoelen in hun volle breedte voor alle leerlingen op alle scho-len onhaalbaar is.
De bezochte scholen zijn – volgens hun eigen perceptie – in staat de kerndoelen aan te bieden, omdat ze doorgaans een leerstofgerichte benadering hebben (men houdt
28
zich doorgaans strikt aan hetgeen de methoden voorschrijven), met daarnaast ook aandacht voor de behoeften van de individuele leerlingen. Ervaren leerkrachten gaan veelal losser met de methoden om en durven veelal gemakkelijker elementen weg te laten in hun onderwijsaanbod dan hun jongeren collega’s. Scholen hebben zelden eigen kerndoelen toegevoegd aan hetgeen het ministerie voorschrijft. De directies hebben doorgaans traditionele opvattingen over de onderwijskundige vormgeving van het onderwijs. Het management gaat er vanuit dat de kerndoelen bereikt worden als men zich ‘gewoon’ houdt aan de methoden en het lesprogramma afwerkt. De kerndoelen kunnen volgens de schoolteams worden bereikt door voor zoveel moge-lijk vakken een methode te hanteren waarvan bekend is dat die aan de kwaliteitseisen van de onderwijsinspectie of de schoolbegeleidingsdienst voldoet. Directies hebben feitelijk niet een duidelijk beeld of alle leerlingen de kerndoelen halen. De Cito-scores zijn voor de meeste directies een indicatie of de kerndoelen zijn gerealiseerd.
(Bijna) alle scholen hebben er voor gekozen om eerst voor de vakken taal, lezen en rekenen goede methoden aan te schaffen met hulp van onderwijsbegeleidingsdien-sten en langzamerhand (afhankelijk van de financiële mogelijkheden) voor alle vak-ken nieuwe methoden te introduceren die er op gericht zijn de kerndoelen te realise-ren. Tijdens teamvergaderingen stellen directies soms de kerndoelen aan de orde, maar veel tijd besteed men er niet aan. De concrete vormgeving van het leerstofaan-bod wordt aan de leerkrachten overgelaten. Schoolbegeleidingsdiensten worden in-geschakeld bij problemen. Ouders worden (bijna) niet betrokken bij onderwerpen die de kerndoelen aangaan.
De bezochte scholen zijn voor hun idee niet veel anders gaan werken sinds de invoe-ring van de kerndoelen, omdat ze altijd al in het onderwijs de leerstof (methode) cen-traal stelden. De meeste directeuren zijn van mening dat hun school een goede voor-bereiding dient te zijn op het vervolgonderwijs. Men streeft er naar om behalve de intellectuele kwaliteiten van leerlingen, ook de sociale en emotionele ontwikkeling van leerlingen te stimuleren.
Als managementproblemen wat betreft de realisatie van een optimaal onderwijsaan-bod worden genoemd: geen invloed kunnen uitoefenen op de keuze van leerkrachten bij vacatures en (geen) geld hebben om een voor alle vakken nieuwe methoden te kunnen aanschaffen. Leerkrachten worden door de directie gestimuleerd zelf (extra) materiaal te maken en extra inspanningen te leveren buiten de schooltijden ten be-hoeve van het optimaliseren van het onderwijsaanbod.
Samenvattend. De bezochte kleine basisscholen met honderd of minder leerlingen,
scoren volgens de onderwijsinspectie goed in de mate waarin het leerstofaanbod maatschappelijk relevant, eigentijds en onderwijskundig verantwoord is. Uit het on-derzoek blijkt dat deze scholen er vanuit gaan dat de meeste leerlingen de kerndoe-len voor taal, lezen en rekenen halen als ze zich houden aan de aanwijzingen in de methoden. Deze methoden zijn in samenspraak met een onderwijsbegeleidingsdienst gekozen. In het onderwijsprogramma van deze scholen ligt de nadruk op een ordelijk
29
en gestructureerd leerklimaat en is de aandacht met name gericht op de basisvakken (taal, lezen, rekenen). Het realiseren van de kerndoelen is voor deze geselecteerde kleine scholen niet echt een opgave, omdat voorafgaande aan de invoering van de kerndoelen de nadruk van het onderwijs lag op effectieve besteding van de leertijd en een optimale voorbereiding op het voortgezet onderwijs. Deze lijn heeft men doorge-trokken met behulp van nieuwe methoden, die dekkend zijn voor de kerndoelen.
2. Welke scenario’s hanteren scholen die - naar eigen zeggen - er in slagen aandacht te
schenken aan alle vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden? De leerkrachten van de bezochte scholen zijn in het algemeen bekend met de kern-
doelen en welke kerndoelen wel en niet aan de orde komen tijdens de lessen. Voor de meeste leerkrachten is het niet noodzakelijk (veel) aandacht te schenken aan de etni-sche en culturele verscheidenheid van de schoolpopulatie, omdat de geselecteerde scholen veelal weinig of geen achterstandsleerlingen hebben. De leerkrachten zijn in de praktijk niet alleen gericht op de kernvakken lezen, schijven en rekenen, maar vinden de creatieve en sociale vakken ook van belang om daar aandacht aan te schenken. De meeste leerkrachten op de bezochte scholen werken met gecombineer-de groepen, die in jaargroepen bij elkaar zitten omdat te weinig leerlingen de school bezoeken. Men tracht in het onderwijsaanbod in de regel zoveel mogelijk te differen-tiëren naar behoeftes van leerlingen, systematisch de leervorderingen te toetsen en zich zorgvuldig te houden aan de procedures voor het omgaan met leerlingen die ex-tra zorg behoeven. Het zelfstandig werken van leerlingen wordt nadrukkelijk gesti-muleerd om de verschillende jaargroepen die samen in één klas zitten om beurten les te kunnen geven. Leerkrachten proberen doorgaans op schoolniveau in een vroeg stadium van de besluitvorming de keuze- en beslissingsmomenten van directies te beïnvloeden.
De methoden worden meestal na een paar jaren doorgelicht of ze nog aan de moder-ne eisen voldoen. Bij minder dan de helft van de bezochte scholen ligt sterk de na-druk op het leveren van prestaties en het systematisch afnemen van gestandaardi-seerde toetsen voor een of meer vakken (veelal taal, lezen en rekenen). De vorderin-gen van de leerlingen op deze scholen worden regelmatig getoetst en de resultaten van de toetsen worden verwerkt in het leerlingvolgsysteem. Dit met als doel om kin-deren die een leerprobleem hebben of dreigen te krijgen vroegtijdig te herkennen en te helpen. De leerprestaties worden op (bijna) alle scholen voortdurend gemonitord. Dit houdt in dat de leerkrachten steeds op de hoogte zijn van de leerprestaties van leerlingen en zonodig gepaste hulp kunnen bieden. Gesignaleerde problemen hebben met name betrekking op overladen programma en het gebrek aan tijd om buiten het lesprogramma ‘spontaan’ aandacht te besteden aan actuele onderwerpen. Ouders spelen (bijna) geen rol van betekenis bij de realisatie van de kerndoelen.
30
Samenvattend. Kleine scholen die, naar eigen zeggen, er in slagen aandacht te schenken aan alle vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden, hanteren een leerstofgericht scena-rio met nadruk op een ordelijk en gestructureerd leerklimaat en aandacht voor de basis-vakken. Men probeert meestal zoveel mogelijk maatwerk te leveren in het onderwijs-aanbod. Dat betekent dat de schoolteams in hun programma’s in de regel zoveel moge-lijk proberen te differentiëren naar behoeftes van leerlingen, de leervorderingen syste-matisch trachten te monitoren en zich inspannen leerlingen extra zorg te geven die dat nodig hebben. Leerkrachten stimuleren nadrukkelijk leerlingen van jongs af aan zelf-standig te leren werken. Men besteedt in het onderwijsprogramma echter relatief weinig aandacht aan de actualiteit. Ouders worden veelal niet (intensief) betrokken bij discus-sies over de realisatie van kerndoelen en het afstemmen van het onderwijsaanbod op de behoeften van leerlingen. 4.3 Bevorderende factoren en werkwijzen Aan de hand van onze bevindingen zal een aantal bevorderende factoren en werkwijzen voor de praktijk worden geformuleerd. Wij hebben ervoor gekozen om dit te doen aan de hand van de vijf beleidsmatige aspecten van de realisatie van kerndoelen omdat deze, meer dan organisatorische aspecten, beïnvloed en veranderd kunnen worden. Vergroten evaluerend vermogen en vermogen tot zorgverbreding Scholen kunnen moeite hebben met het vaststellen van de mate waarin zij de kerndoelen daadwerkelijk realiseren. Voor de kernvakken en (in iets mindere mate) de zaakvakken zijn ruimschoots methoden voorhanden die gebaseerd zijn op de kerndoelen. In elke methode zitten controletaken die gerelateerd zijn aan de kerndoelen. Door het afnemen van deze taken kan vrij eenvoudig bepaald worden welke leerlingen achter blijven en extra hulp behoeven. In de methoden zijn veelal voorzieningen opgenomen in de vorm van herhalingsstof om deze leerlingen op het gewenste niveau te brengen. Scholen schakelen vaak onderwijsbegeleidingsdiensten in om hen te begeleiden bij de keuze van een geschikte methode1. Door het gebruik van de controletaken en genormeerde toetsen kan redelijk objectief worden vastgesteld in welk mate de kerndoelen behaald worden. Daarnaast verdient het aanbeveling om gebruik te maken van genormeerde, methode-onafhankelijke toetsen. Het voordeel van het gebruik van deze toetsen is dat de resulta-ten vergeleken kunnen worden met de prestaties van een landelijke groep leerlingen en dat de school zo haar positie kan bepalen ten opzichte van een groep vergelijkbare
1 De onderwijsraad ondersteunt het idee om op grond van een aantal (nader te bepalen) kwaliteitscriteria
waarvan het beoordelingscriterium ‘dekkend voor de kerndoelen’ er een is, alle gepubliceerde onderwijs-methoden in kaart te brengen.
Onderwijsraad (2002), De kern van het doel. Reactie op het advies van de commissie Wijnen over de kerndoelen basisonderwijs. Den Haag: Onderwijsraad.
31
scholen. Zulk soort toetsen worden bijvoorbeeld ontwikkeld door het Cito. Ook de instrumenten in het Cito leerlingvolgsysteem gaan uit van hetgeen in de kerndoelen beschreven staat. Door het opstellen van een toetskalender weten leerkrachten, ouders en leerlingen welke leervorderingen worden vastgesteld, wanneer en waarmee. Schoolteams vinden het problematisch hoe zij de ontwikkeling van de leerlingen in de creatieve vakken kunnen toetsen of de kerndoelen gerealiseerd zijn. Zij zeggen daarvoor niet over de instrumenten te beschikken. Vergroten beleidsvormend vermogen Schoolteams hebben een grote vrijheid in hoe zij de kerndoelen op hun school vorm willen geven. De omgang tussen teamleden en directieleden hangt samen met de hou-ding van de leerkrachten (zijn zij actief en zoeken zij zelf contact met de directie, collega’s en ouders over het bereiken van de kerndoelen of zijn zij passief en komen zij nooit tot het formuleren van voorstellen), de houding van de directie (stelt het manage-ment er prijs op dat vanuit de leerkrachten wordt meegedacht over het onderwijskundig beleid), de taakopvatting van de leerkrachten (zijn zij gericht op belangen van perso-neelsleden of leerlingen die zij onder hun hoede hebben, of zijn zij gericht op het belang van de gehele school), de taakopvatting van het management (streeft het management een grote bemoeienis na van leerkrachten en ouders op school of zet het hen juist op afstand). Suggesties die genoemd zijn door geïnterviewden om een optimale werkrelatie tussen leerkrachten en directie te realiseren: - stel onvrede over de wijze van omgaan tussen leerkrachten en directie aan de orde en
stel veranderingen voor in de omgangspatronen; - bespreek de gewenste veranderingen en peil de bereidheid bij betrokkenen om in een
open discussie naar elkaar toe te groeien; - maak de overlegvergaderingen tussen leerkrachten en directie effectiever door be-
halve de inhoud van het werk ook het proces van samenwerken tot onderwerp van bespreking te maken;
- wees open en geef duidelijk aan wat men van elkaar en van de directie verwacht; - benadruk dat u in overleg en in samenwerking tot oplossingen wilt kunnen komen en
dat leerkrachten en directie elkaar nodig hebben; - tracht oplossingsgericht te denken in plaats van te zoeken naar de schuldige; - streef naar overeenstemming met alle betrokkenen. De waarde van het overleg schuilt in de uitnodiging richting direct betrokkenen om zich periodiek tegenover elkaar te verantwoorden. Op basis van de bevindingen op scholen zouden schoolteams en ouders zouden meer als partners kunnen gaan functioneren bij het realisatie van de kerndoelen. Dat wil onder meer zeggen:
32
- zich bewust worden dat men elkaar nodig heeft; - vaststellen wat de wederzijdse verwachtingen van elkaar zijn ten aanzien van (de
realisatie van) het onderwijsaanbod en hoe men als ‘natuurlijke bondgenoten’ kan gaan samenwerken om de kwaliteit van het onderwijsaanbod te verbeteren;
- op school- en groepsniveau afspraken maken over de informatie-uitwisseling, de afstemming van opvattingen, wensen en verantwoordelijkheden die de verschillende partijen hebben aan de orde te stellen;
- elkaar (gaan) aanspreken op eigen capaciteiten en verantwoordelijkheden. Versterken centraliteit kerndoelen in het schoolbeleid Scholen worden steeds meer verantwoordelijk gehouden voor hun eigen kwaliteit. Onderwijs heeft kwaliteit als de school haar beloftes waar maakt. ‘Goed’ onderwijs houdt in dat de school leerlingen aflevert die de beoogde vaardigheden en attitudes hebben aangeleerd zoals vastgelegd in de kerndoelen. De kwaliteit van het onderwijs hangt nauw samen met het gebruik van het lesmateriaal door de leerkrachten. Leerkrachten dienen op basis van een duidelijk signaleringsysteem aanwijzingen te krijgen welke hulp zij aan leerlingen dienen te verstrekken zodat alle leerlingen zo optimaal mogelijk kunnen presteren. Leerlingvolgsystemen kunnen alleen goed functioneren als leerkrachten de beschikbare informatie over het al of niet realise-ren van de kerndoelen aan elkaar doorgeven. Dat veronderstelt dat ze niet alleen bereid moeten zijn tot overleg over de ontwikkeling van hun leerlingen, maar ook over hun eigen rol daarbij. Directies zouden ervoor zorg kunnen dragen dat alle betrokkenen over de informatie beschikken die nodig is om samen te kunnen functioneren binnen een team, en een klimaat te scheppen dat iedereen zich mede verantwoordelijk voelt voor het werk op de school. Een systematische en goed voorbereide keuze van methoden en implementatie van methoden, systematische screening van leerlingvorderingen en systematische aandacht voor de kerndoelen in teamvergaderingen is daarbij van groot belang. Versterken functioneren kerndoelen in beleidscyclus1 Scholen zijn zelf verantwoordelijk voor hun resultaten: zij moeten zorgen voor een goede interne kwaliteitsbewaking. De samenleving mag scholen aanspreken op hun resultaten. Hierbij past overleg met ‘checks and balances’ binnen het schoolteam én overleg met de ouders als afnemers van het onderwijs. Scholen zouden richting ouders uitgangspunten kunnen formuleren wat zij onder ‘goed’ onderwijs verstaan.
1 Zie: Cees Bos: Kwaliteitszorg: hoe doe je dat? Het opzetten van een systeem voor kwaliteitszorg dat is
afgestemd op het Toetsingskader Voortgezet Onderwijs (inspectie). In: Meso-Magazine 21e jaargang num-mer 16, pp. 16-20. Letschert, J.F.M. (1998). Wieden in een geheime tuin. Een studie naar kerndoelen in het Nederlandse basisonderwijs. Enschede: SLO.
33
4.4 Stappenplan realisatie kerndoelen In een ‘stappenplan realisatie kerndoelen’ zou het schoolteam kunnen aangeven op welke wijze zij de kwaliteit van het onderwijsaanbod waarborgt. Het beleidsvormend vermogen van scholen met betrekking tot de realisatie van de kerndoelen kan worden vergroot door ouders te laten participeren in zo’n plan van aanpak. Stap 1: Kerndoelen bespreken - inventarisatie: wat doen we wel of niet goed (sterkte/zwakte analyse)? - reflectie op de huidige situatie: welke kerndoelen komen voldoende aan bod en hoe-
veel leerlingen halen de kerndoelen? - diagnose: welke onderwerpen moeten prioriteit hebben? - verbeterplan voor de lange termijn vaststellen: op basis van duidelijke en beargumen-
teerde keuzes, met een groot draagvlak onder schoolteam en ouders. Stap 2: Kerndoelen beschrijven - wat streven wij na (doelen)? welke (typen) leerlingen moeten welke kerndoelen
halen? - ontwikkelen en formuleren van een visie: formuleren van beginselen van ‘goed’
onderwijs; - wat beloven we ouders (haalbaarheid en daarbij passende condities)? Stap 3 Kerndoelen realiseren - doen wat we beloven: toepassen in de praktijk; - (beter) samenwerken, samen leren, van elkaar leren; - ontwikkelen van een schoolorganisatie waarbij de kerndoelen voldoende rich-
tinggevend kunnen zijn en op enigerlei wijze toetsbaar zijn: maak duidelijk wat be-heersing van kerndoelen zou moeten inhouden.
Stap 4 Haalbaarheid kerndoelen beoordelen of laten beoordelen - vinden wij zelf, dat wij doen wat we beloofd hebben? (interne beoordeling van de
kerndoelen); - vinden anderen, dat wij doen wat we beloofd hebben? (externe beoordeling kerndoe-
len door ouders, schoolbegeleidingsdienst); - controleren, bewaken. Stap 5 Functioneren kerndoelen evalueren - gegeven beoordelingen inventariseren; - beoordelingsgegevens analyseren; - conclusies trekken en voorleggen ter bespreking.
34
Stap 6 Functioneren kerndoelen waarborgen - hoe houden we onze kwaliteit vast? - bepalen wat er vastgelegd moet worden. Stap 7 Kwaliteit kerndoelen verbeteren - wat moet er verbeterd worden? - verbeterplan opstellen. Stap 8 Verbeteringen evalueren - verbeteringen gerealiseerd? - reflectie: wat gaat er wel of niet goed? - bijstellen (zie andermaal stap 1 en 2).
4.5 Samenvattend De onderwijsinspectie heeft een aantal jaren geleden vastgesteld dat kleinere basisscho-len (met honderd of minder leerlingen) minder vaak naar behoren functioneren dan grotere scholen. De opbrengst van de kleinere scholen is doorgaans lager dan mag worden verwacht in combinatie met essentiële tekortkomingen in het onderwijsleerpro-ces1. Hoe realiseren schoolteams kerndoelen op kleine scholen die volgens die volgens de onderwijsinspectie wél goed scoren in de mate waarin het leerstofaanbod maat-schappelijk relevant, eigentijds en onderwijskundig verantwoord is? Op basis van de onderzoeksgegevens kunnen we het volgende beeld schetsen: In het algemeen kan men stellen dat kleine scholen, naar eigen zeggen, in staat zijn de kerndoelen te realiseren als zij in samenspraak met onderwijsbegeleidingsdiensten methoden gebruiken die gebaseerd zijn op de kerndoelen. De realisatie van kerndoelen komt veelal niet aan de orde tijdens teamvergaderingen, omdat het onderwerp slechts op de achtergrond een rol speelt bij de inrichting van het onderwijsprogramma. De invoe-ring van de kerndoelen heeft niet geleid tot veel verandering in het onderwijsprogram-ma. Het leerstofaanbod (voor taal, rekenen, wiskunde) is op de bezochte scholen dek-kend voor de kerndoelen. Inrichting onderwijsprogramma: - met het realiseren van de kerndoelen heeft men, voor zover men dat zelf kan inschat-
ten, weinig problemen. De schoolteams van de onderzochte kleine scholen besteden de leertijd zo effectief mogelijk teneinde de leerlingen zo optimaal mogelijk voor te bereiden op het voortgezet onderwijs.
1 Inspectie van het onderwijs (2000). Onderwijsverslag over het jaar 1999.
35
Aandacht voor vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden: - de onderzochte scholen proberen meestal zoveel mogelijk maatwerk te leveren in het
onderwijsaanbod wat betreft de vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden door te differentiëren naar behoeftes van leerlingen, de leervorderingen systematisch te moni-toren en leerlingen extra zorg te geven die dat nodig hebben. Men besteedt aan de actualiteit in het onderwijsprogramma relatief weinig aandacht.
Bevorderende factoren en werkwijzen realisatie kerndoelen: - het evaluerend vermogen en het vermogen tot zorgverbreding van kleine basisscholen
kan worden vergroot door bij de lessen effectief gebruik te maken van controletaken, genormeerde toetsen en methode-onafhankelijke toetsen. Het opstellen van een toets-kalender geeft leerkrachten, ouders en leerlingen houvast bij het vaststellen van de leervorderingen;
- schoolleiding en leerkrachten kunnen het beleidsvormend vermogen van kleine basisscholen wat betreft de omgang met kerndoelen vergroten door ouders te betrekken bij de realisatie van de kwaliteit van de kerndoelen;
- de centraliteit van kerndoelen in het schoolbeleid kan worden versterkt door een weloverwogen methodenkeuze, systematische aandacht voor de omgang met de kern-doelen en regelmatige bespreking van de vorderingen van leerlingen in teamvergade-ringen;
- de kerndoelen kunnen een prominenter plaats krijgen in de beleidscyclus door de realisatie van de kerndoelen vaker op de agenda te zetten bij teamvergaderingen en in het overleg met de medezeggenschapsraad. Scholen zouden uitgangspunten kunnen formuleren wat men onder ‘optimaal’ onderwijs verstaat en ouders laten participeren in een ‘stappenplan realisatie kerndoelen’.
36
37
Bijlage Bijlage bij hoofdstuk 2 Selectie van de cases Ten behoeve van de selectie van de cases zijn drie informatiebronnen aangeboord: het bestand Integraal Schooltoezicht (IST, 2000) van de onderwijsinspectie, gesprekken met onderwijsinspecteurs en directeuren van basisscholen. We selecteerden op basis van het IST-bestand in eerste instantie 30 basisscholen (met honderd of minder leerlingen) die goed scoren in de mate waarin het leerstofaanbod maatschappelijk relevant, eigentijds en onderwijskundig verantwoord is1. Vervolgens is op basis van de bestudeerde IST-verslagen (en bij een deel van de scholen ook op basis van informatie van de directeu-ren), uiteindelijk twintig scholen gekozen. Bij de selectie heeft de nadruk gelegen op ‘good practices’ van kleine basisscholen. We hebben niet gezocht naar een representatief beeld over hoeveel scholen het wel of niet halen.
1 De inspectie gaat na in hoeverre de kerndoelen in het onderwijsaanbod van scholen tot uiting komen. De
bevindingen van de inspectie op dit punt geven een belangrijke indicatie van de wijze waarop scholen zich inspannen om de kerndoelen bij leerlingen te realiseren. Zij geven echter geen, of maar in beperkte mate, een beeld van de uitkomsten van die inspanningen, in de zin van resultaten die bij leerlingen worden bereikt. Het is daardoor niet goed mogelijk om vast te stellen hoe doeltreffend een school is bij het realiseren van de kerndoelen.
38
‘Good practices’ zijn scholen waar volgens de inspectie: a. de kwaliteit van het leerstofaanbod voldoende is: dekkend voor de kerndoelen bij
Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, en aangeboden tot en met het niveau van groep 8 én;
b. de kwaliteit van het didactisch handelen van leerkrachten voldoende is: leerkrachten geven duidelijke uitleg, houden de leerlingen betrokken bij de les en organiseren het onderwijsleerproces doelmatig én;
c. de kwaliteit van de leerlingenzorg voldoende is: de ontwikkeling van leerlingen wordt systematisch gevolgd en voor zorgleerlingen zijn handelingsplannen beschikbaar;
d. de gemiddelde leerlingscores op de toets aan het eind van de basisschool liggen de laatste drie jaren ten minste op het niveau dat op grond van de samenstelling van de leerlingenpopulatie mag worden verwacht (Onderwijsinspectie, 2000).
Op verzoek van de aanvrager is ook als selectiecriterium toegevoegd om scholen te kiezen die trachten elementen van (traditionele) onderwijsvernieuwingsscholen te realise-ren als Montessori, Freinet, Dalton, Jenaplan en Vrije Scholen. De directies van 20 scholen hebben een uitnodiging ontvangen voor deelname aan het onderzoek. Vier schoolleiders wilden niet dat hun school aan het onderzoek zou deelne-men in verband met de werkdruk voor het personeel of zegden af vanwege andere omstandigheden. Uiteindelijk bleven 16 scholen over. Zie tabel 2.1 en tabel 2.2. Tabel 2.1 - Steekproefomvang kleine scholen (honderd of minder leerlingen) met ‘good practices’
basisscholen
Omvang steekproef* n %
populatie scholen basisonderwijs 6978 100
populatie kleine scholen 686 10
kleine scholen met ‘good practices’ 162 2
kleine scholen met ‘good practices’ in geselecteerde regio’s 97 1 * Bron: Scholenbestand Onderwijsinspectie
39
Tabel 2.2 - Selectie steekproefomvang, naar geselecteerde regio’s
basisscholen
Omvang steekproef* n %
kleine scholen met ‘good practices’ in geselecteerde regio’s 97 100
kleine scholen met ‘good practices’ in Noord Nederland 82 100
kleine scholen met ‘good practices’ in Zuid en Midden Nederland 15 100
selectie kleine scholen met ‘good practices’ in Noord Nederland 8 10
selectie kleine scholen met ‘good practices’ in Zuid en Midden Neder-land
8 53
* Bron: Scholenbestand Onderwijsinspectie
Onderzoekers van het ITS bezochten 8 scholen in de rurale gebieden van de provincies Friesland, Drenthe en Gelderland. Het gaat om de basisscholen: De Bernebregge in Opeinde, Christelijke basisschool in Neerynen, ’t Echtenest in Echten, Lytse Wiman in Twyzel, Sinnehonk in Aldtsjerk, Sint Jozef in Heeg, Skoalfinne in Balk en OBS Wapser-veen in Wapserveen. Onderzoekers van het IVA bekeken 8 scholen in de provincies Limburg, Zeeland, Noord-Brabant en Utrecht basisscholen: het Baken in IJsselstein, de Eevliet in Poortvliet, de Linde in Macharen, Oventje in Zeeland (provincie Noord Brabant), Ridderspoor in Houten, de Schute in Biggekerke, Ds. Swildenschool in Gemert en de Zuidwend in Eemnes. We kozen alleen kleine scholen omdat de vormgeving van kerndoelen op kleine scholen niet vergelijkbaar is met grotere scholen én omdat een directeur van een kleine school de aanvrager is.
40
Bijlage bij hoofdstuk 3 Overzicht 3.1 - Onderwijsvisie, organisatiecultuur en onderwijskundige vormgeving van de zeventien onderzochte basisscholen
Basisschool 1 Missie/onderwijsvisie. Goed onderwijs bieden wat elk afzonderlijk kind nodig heeft. Wij willen dat kinderen zich individueel kunnen ontwikkelen en rekening leren te houden met anderen. Dat kinderen zich leren verantwoordelijk te voelen voor hun werk en gedrag. Ouders worden zo veel mogelijk bij activiteiten betrokken. Schoolorganisatie. Een kleine basisschool die de laatste jaren is gegroeid van drie naar vier combinatiegroepen van in totaal 80 leerlingen. De groepsgrootte bedraagt gemiddeld zo'n 20 kinderen per combinatiegroep (groepen 2, 3, 4/5, 6/7/8). Organisatiecultuur. Directeur richt zich op het ontwikkelen van een ‘wij-gevoel’ en dat betekent veel tijd besteden aan vieringen, ruzies beslechten, activiteiten organiseren waardoor leerlingen zelfvertrouwen krijgen. Onderwijskundige vormgeving. De school heeft gekozen voor een kindgerichte benadering: het kind en zijn/haar wereld staat centraal, wordt serieus genomen en krijgt de ruimte. Over en weer is er sprake van respect in een open situatie. Het kind kan zich individueel ontwikkelen en leert rekening te houden met anderen. Kinderen leren zich verantwoordelijk te voelen voor eigen gedrag door te werken met weektaken en ‘takenbordjes’. Onderlinge samenwerking wordt aangemoedigd. De leerkracht wordt gezien als stimulator en begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen.
Basisschool 2 Missie/onderwijsvisie. De kinderen (bege)leiden in hun ontwikkeling naar zelfstandigheid en rekening houdend met verschillen in aanleg, intelligentie, werktempo en verschillen op sociaal en emotioneel vlak. Dit in samenspraak met de ouders. Schoolorganisatie. De 54 leerlingen zijn opgesplitst in jaargroepen 1,2, groep 3,4,5, en groep 6,7,8, Leerlingen werken op eigen niveau en zitten bij elkaar in groepjes die dezelfde stof krijgen aange-boden. Ouderparticipatie vindt plaats bij technisch lezen, beeldende vorming, werken met meetlijn, kleuteractiviteiten, de organisatie en begeleiding tijdens het schoolkamp. Sterke punten: een hecht schoolteam en visie op de ‘ideale’ school. Organisatiecultuur. Openheid naar de omgeving en proberen een veilige school te zijn waarbij niet alleen het leren voorop staat, maar ook het omgaan met elkaar. De omgang met ouders wordt zeer belangrijk gevonden: hen er bij betrekken en van hen leren geeft de school kansen om leerlingen (nog) beter te begeleiden. Onderwijskundige vormgeving. Het onderwijs is zo ingericht dat elk kind op zijn/haar niveau wordt aangesproken en uitgedaagd om zich nieuwe leerstof eigen te maken.
41
Basisschool 3 Missie/onderwijsvisie. Het onderwijs de kinderen zodanig in hun groei naar volwassenheid be-geleiden dat zij zich goed op die taak voorbereiden in een omgeving waar zij zich thuis voelen. (‘We doen er alles aan om uit uw kind te halen wat er in zit.’). De ouders spelen daarbij een stimule-rende rol. Schoolorganisatie. Het onderwijs aan de 83 leerlingen wordt gegeven in de combinatieklassen van groepen 1/2, 3/4, 5/6, 7/8. De leerlingen krijgen de leerstof in jaargroepen aangeboden. Organisatiecultuur. Grote betrokkenheid van leerkrachten bij reilen en zeilen van de school. In de school moet het klimaat !sjalom zijn: je moet in vrede met elkaar, met je omgeving, met je Schep-per, maar ook met jezelf om kunnen gaan. In zo n klimaat ontstaan relaties die wederkerig zijn. Als ouders een klacht hebben over het personeel of het bevoegd gezag, is men altijd bereid daarover te praten en een oplossing voor de problemen te zoeken. Onderwijskundige vormgeving. Het onderwijs is zo georganiseerd dat er voor elk kind wat te leren valt op zijn/haar niveau. Kinderen worden uitgedaagd zich een gefundeerde mening te vormen over allerlei onderwerpen, waarbij het standpunt van de ander als waardevol beschouwd moet worden.
Basisschool 4 Missie/onderwijsvisie. Een open katholieke school waar iedere leerling van gelijke waarde is. De kinderen worden geleerd zich te ontwikkelen tot weerbare burgers die ook zorg willen dragen voor elkaar. Schoolorganisatie. Het onderwijs aan de 98 leerlingen wordt gegeven in 4 combinatiegroepen, de groepsgrootte varieert van 28 tot 40 leerlingen. Het leerlingenaantal is redelijk stabiel, met een lichte neiging tot groei. Organisatiecultuur. De school is een oefenplaats waarin de ander niet een tegenstander is, maar een medemens. Kinderen moeten zich thuis kunnen voelen in een groep. Het gaat erom vanuit de eigen verantwoordelijkheid en mogelijkheden een bijdrage te leveren aan een menswaardig leefmilieu. Leerkrachten zijn nauw betrokken bij de beleidsvorming en innovaties. Onderwijskundige vormgeving. Leerlingen worden in werksituaties uitgedaagd en geholpen hun kwaliteiten te leren kennen en ontwikkelen. Soms wordt voor klassikale instructie gekozen, ook krijgen de kinderen individuele- en groepsopdrachten (in groepen met kinderen van verschillende leeftijden). De kinderen leren elkaar te helpen en te stimuleren binnen de groep. De school wil bij de kinderen gemeenschapszin ontwikkelen: waarden en normen zoals solidariteit, respect spelen hierbij een belangrijke rol.
42
Basisschool 5 Missie/onderwijsvisie. Elk kind uit het dorp een goede plek op de school geven waardoor het op zijn/haar niveau zo breed mogelijk kan ontwikkelen tot een zelfstandig, sociaal en kritisch denkend persoon in een multiculturele samenleving. Schoolorganisatie. Leerlingen van dezelfde leeftijd zitten bij elkaar in de klas (jaarklassensysteem). De 42 leerlingen zijn verdeeld over de groepen 1/2, 3/4, 5/6, 7/8. Organisatiecultuur. Gestreefd wordt om een stimulerend pedagogisch klimaat te creëren: een open, ontspannen sfeer met respect voor elkaar waarbij leerlingen zich thuis voelen. Democratische besluitvormingsprocedures, teamgeest en een goed oudercontact zijn daarbij van belang. Onderwijskundige vormgeving. Ieder kind via een ononderbroken leer- en ontwikkelingsproces kennis en vaardigheden laten verwerven zoals beschreven in de kerndoelen. Veel aandacht voor het versterken en verbeteren van het klassen- en schoolklimaat (sociaal gedrag) en voor de leergebied-overstijgende kerndoelen, zoals werkhouding, werken volgens een plan, gebruik maken van uiteen-lopende leerstrategieën en nieuwe media. De in gebruik zijnde en nog aan te schaffen onderwijsleer-pakketten waarborgen de leerprocessen en maken het mogelijk te voldoen aan de wettelijke plicht de kerndoelen te realiseren.
Basisschool 6 Missie/onderwijsvisie. Het onderwijs zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de mogelijkheden en beperkingen van de leerlingen. Schoolorganisatie. De 33 leerlingen zijn verdeeld over de groepen 1/2, 3/4/5/, 6/7/8. Organisatiecultuur. Scheppen van een klimaat opdat leerkrachten zich optimaal kunnen richten op hun taken. Naast het aanbieden van basisvaardigheden taal, lezen, schrijven en rekenen staat hoog in het vaandel dat leerlingen lekker in hun vel (gaan) zitten, een zelfstandige leerhouding ontwikkelen en leren samenwerken. Onderwijskundige vormgeving. Het zelfstandig werken neemt een belangrijke plaats in binnen de klassenorganisatie. Bij de kleuters wordt met een planbord gewerkt, de groepen 3 tot en met 5 werken aan een dagtaak en de groepen 6 tot en met 8 werken met een weektaak.
Basisschool 7 Missie/onderwijsvisie. Het onderwijs is erop gericht om de leerlingen de nodige algemene en levensbeschouwelijke kennis, creativiteit, instrumentele en lichamelijke vaardigheden eigen te laten maken. Het doel is bij de leerlingen een actieve en zelfstandige leerhouding aan te kweken. Schoolorganisatie. De 90 leerlingen zijn opgedeeld in de groepen 1/2, 3/4, 5/6, 7/8 waarbij de leerstof wordt afgestemd op het ontwikkelingsniveau van het kind. Organisatiecultuur. Een collegiale samenwerking (in samenspraak met de ouders) gericht op het creëren van een leersituaties die een continue ontwikkeling bij de kinderen bewerkstelligt. Onderwijskundige vormgeving. Het onderwijs zo organiseren dat elk kind op individueel- of groepsniveau de leerstof krijgt aangeboden die bij zijn of haar ontwikkeling past via ervarings-gericht werken, milieuverrijking en ervaringsgerichte dialoog. Binnen klassikaal onderwijs wordt gedifferentieerd naar inhoud en tempo (aandacht voor zelfstandig werken en taakwerk).
43
Basisschool 8 Missie/onderwijsvisie. Een openbare school, die zowel in de onderwijsleerprocessen als in de bijdrage aan de opvoeding van de kinderen centraal stellen: het vergroten van zelfstandigheid, het kweken van zelfvertrouwen, kritisch leren denken en verantwoordelijkheid leren dragen voor het eigen handelen. Schoolorganisatie. De 51 leerlingen zijn verdeeld over de groepen 1/2, 3/4/5, 6/7/8. Elk kind krijgt leerstof die past bij zijn haar ontwikkelingsniveau. Organisatiecultuur. Interne openheid: leerkrachten stemmen hun benadering op elkaar af en veel za-ken worden met de leerlingen besproken. Men wil de leerlingen laten ervaren dat zij hun vreugde en verdriet op school kunnen uiten. Onderwijskundige vormgeving. We streven er naar dat de leerlingen bij het verlaten van het basison-derwijs voldoen aan de schooldoelen die in overeenstemming zijn met de kerndoelen zoals die in de Wet op het basisonderwijs zijn vastgelegd, een goede basis is gelegd voor optimale omgang met anderen, leerlingen zich op hun niveau zowel mondeling als schriftelijk kunnen uitdrukken, op een eigen manier kunnen omgaan met creatieve uitingen van anderen en voldoende zijn toebereid voor het voor hen weggelegde vervolgonderwijs.
Basisschool 9 Missie/onderwijsvisie. Ontwikkeling vanuit veiligheid en vertrouwen. Iedere leerling heeft zijn eigen mogelijkheden, onderlinge verschillen worden geaccepteerd. Er is wederzijds respect voor leerlingen en leerkrachten. Leerlingen worden voorbereid op de toekomstige maatschappij. Het streven is dat iedere leerling zich op school thuis voelt en met plezier de lessen volgt. De school vindt het belang-rijk om modern en vernieuwend te blijven en steekt daar ook geld in. Er is bijvoorbeeld veel aan-dacht voor het ‘leren-leren’. Schoolorganisatie. De school kent 4 combinatiegroepen met elk ongeveer 25 leerlingen. Er werken 6 leerkrachten op de school (5.5 fte), er is geen ondersteunend personeel aanwezig. De directeur neemt regelmatig vervanging voor zijn rekening. Enkele leerkrachten zijn al langer aan de school verbonden, anderen zijn er recent komen werken. De leerlingpopulatie bestaat vooral uit 1.00 leerlingen. De school wordt bewust klein gehouden door middel van een aannamebeleid. Organisatiecultuur. Enkele leerkrachten zijn al langer aan de school verbonden, anderen zijn er recent komen werken. De samenwerking is goed, iedereen kent elkaar goed. De school stelt be-hoorlijke eisen aan de leerkrachten en de leerlingen. Als adagium geldt: ‘Op je lauweren rusten doe je maar thuis, op school wordt de tijd nuttig besteed’. Onderwijskundige vormgeving. In de groepen 1 en 2 wordt gewerkt volgens het EGO-principe (ervaringsgericht onderwijs). Het lokaal is ingericht met een grote diversiteit aan hoeken en mate- riaal, er worden uitdagende activiteiten aangeboden waarmee een actieve inbreng van de leerlingen wordt gestimuleerd. De ontwikkeling van de kinderen in groep 1 en 2 wordt nauwgezet gevolgd. Vanaf groep 3 wordt methodisch gewerkt, maar in groep 3/4 vindt men in het onderwijs ook nog ele-menten van het ervaringsgericht leren (hoeken). De leerkrachten hebben een grote inbreng in de wijze waarop de lesmethoden worden gevolgd: vervangend of aanvullend materiaal wordt gebruikt als een methode geen vruchten afwerpt. Vanaf groep 5 wordt een heel strak rooster gehanteerd. Om de kerndoelen te kunnen bereiken werkt men methodisch en wordt niet meer gedaan dan nodig is. In het didactisch handelen is veel aandacht voor zelfstandig werken, gedifferentieerd naar tempo en niveau. De leerlingenzorg is goed georganiseerd. De school kent een leerlingvolgsysteem met methode(-onafhankelijke) toetsen.
44
Basisschool 10 Missie/onderwijsvisie. De school wil leerlingen mede vormen tot toekomstige volwassenen die in emotioneel opzicht stevig in hun schoenen staan, die over communicatieve en sociale vaardigheden beschikken en kunnen samenwerken. De school beoogt de leerlingen op het creatieve vlak moge-lijkheden en ruimte te bieden. Daarnaast wil school de leerlingen over die lees- schrijf- en reken-vaardigheden aanleren om na de basisschool de overgang naar het voortgezet onderwijs goed te laten verlopen, kennis te laten verwerven op het gebied van wereldoriënterende vakken en die houding bij te brengen die gericht is op inzichtelijk leren, op zelfstandigheid, op zelfverantwoordelijkheid, op het nemen van initiatieven en het maken van keuzen. Schoolorganisatie. De school kent vier groepen met een combinatie van twee leerjaren. Groep 3/4 krijgt deels samen, deels apart les. Het leerlingaantal is vrij stabiel. De leerlingpopulatie is divers, ongeveer een derde van de leerlingen heeft een gewicht. Dit schooljaar is de school een groeischool, waardoor ze extra formatie hebben gekregen. Deze wordt onder andere ingezet in groep 2. Organisatiecultuur. De school vervult een buurtfunctie, de lokale gemeenschap heeft zich in het verleden erg ingezet voor het behoud van de school. De ouders zijn betrokken bij het onderwijs. Onderwijskundige vormgeving. De school probeert leerlingen adaptief onderwijs aan te bieden (maar laat kinderen wel doubleren als blijkt dat zij ‘achterop’ raken). Vanaf groep 2 wordt met projecten gewerkt en onderwijs gegeven naar de EGO-principes (ervaringsgericht onderwijs). Leerlingen werken met weektaken, de ene groep krijgt instructie terwijl de andere groep zelfstandig werkt. Binnen de weektaken is het mogelijk om leerlingen individuele stof aan te bieden. Voor bijna alle vakken wordt met methoden gewerkt. De directie benadrukt bij de leerkrachten dat het volgen van de methoden belangrijk is. Volgens de leerkrachten is het programma altijd overladen. Als zij zich beperken tot de ‘gewone’ vakken en projecten te combineren, lukt het wel. De leerlingzorg is in aanzet goed opgezet. Er is sprake van een goede toetslijn. Basisschool 11 Missie/onderwijsvisie. De school stelt zich ten doel vanuit katholieke grondslag aan elk kind de kans te bieden zich naar vermogen voor te bereiden op een volwaardige plaats in de samenleving. De school tracht in samenwerking met ouders in haar onderwijs christelijke normen en waarden, kennis en vaardigheden over te dragen. Schoolorganisatie. De school kent vier combinatiegroepen, elke groep kent een combinatie van twee opeenvolgende leerjaren. Elke combinatiegroep heeft één vaste leerkracht of twee deeltijd-leerkrachten. De leerlingpopulatie bestaat uit arbeiderskinderen, een goed middenkader en wat kinderen van boerenfamilies. De school is de enige in het dorp dat ongeveer 800 inwoners telt. De school kan rekenen op een (zeer gewaardeerde) vrijwilligster die onderwijsondersteunende en administratieve taken voor haar rekening neemt. Organisatiecultuur. De directeur probeert regelmaat, structuur, rust en een prettige, veilige atmos-feer in de school te brengen. Hij brengt deze manier van werken regelmatig tijdens teambesprekin-gen ter sprake. De leerkrachten zijn er tevreden over. Vergaderingen worden door de directeur goed voorbereid, dit wordt door de leerkrachten gewaardeerd, het scheelt tijd en versnelt de besluitvor-ming. De leerkrachten hebben niet veel extra taken buiten het lesgeven om. Onderwijskundige vormgeving. Klassikale aanpak met veel structuur. Het streven is dat alle leerlin-gen op hun niveau presteren. Na de klassikale instructie wordt de leerstof op eigen niveau verwerkt. Er is geen ‘maatwerk’ instructie. De basisvaardigheden (lezen, rekenen en taal) vormen de kern-taken. De methoden worden door de leerkrachten, in grote lijnen, goed gevolgd. Dit geldt zeker vanaf groep 5. Bij de zaakvakken is er meer eigen inbreng van de leerkrachten. De school kent veel structuur, niet alleen naar de leerlingen toe, maar ook binnen het team. De directeur probeert structuur en rust in de school te brengen en brengt deze manier van werken regelmatig in het team ter sprake. Het onderwijs op deze school maakt een gedegen indruk.
45
Basisschool 12 Missie/onderwijsvisie.: ‘Leren’ betekent op deze school niet alleen aandacht voor lezen, taal, rekenen en de zaakvakken, maar ook expressievakken en sociaal emotionele vorming krijgen een belangrijke plaats binnen het schoolgebeuren. Zelfstandigheid en samenwerking krijgen binnen alle vakgebieden ruime aandacht. Schoolorganisatie. De school telt vier combinatiegroepen waarbij in elke groep twee opeenvolgende leerjaren zijn gecombineerd. De school heeft een parttime directrice die ook in groep 2 lesgeeft en 5 parttime leerkrachten. Eén van de leerkrachten in groep 3/4 is tevens zorgcoördinator en samen met een andere leerkracht remedial teacher. De school wordt overwegend bevolkt door 1.00 leerlingen. Organisatiecultuur. Leerkrachten werken goed met elkaar samen. Het team zit op één lijn qua onderwijsvisie en ze kunnen goed bij elkaar terecht met vragen of problemen. Ze durven elkaar dingen te vragen. De sfeer is collegiaal, de leerkrachten werken niet op eilandjes. Onderwijskundige vormgeving. De school streeft naar adaptief onderwijs. De leerkrachten proberen rekening te houden met de verschillende behoeftes van kinderen door differentiatie op het gebied van instructie, interactie en klassenmanagement. Voor alle leerstofgebieden worden methoden gebruikt. In groep 2 worden voorlopers van methoden gebruikt en wordt thematisch gewerkt. In groep 3 tot en met 8 wordt programmagericht gewerkt waarbij in principe de methode helemaal wordt gevolgd. Het komt wel voor dat een onderdeel van een methode uitvalt of vervangen wordt door ander materiaal. In principe moeten alle leerlingen de basisstof beheersen. Na een groepsgewij-ze instructie gaan de leerlingen zelfstandig aan het werk, daarbij hebben de leerkrachten mogelijk-heden zowel naar zwakke als naar goede leerlingen te differentiëren. Het afgelopen jaar heeft het team zich georiënteerd op meervoudige intelligentie en adaptief onderwijs.
Basisschool 13 Missie/onderwijsvisie. De basis van het ontwikkelingsproces ligt in het kind zelf. Als het zich goed voelt en het naar zijn zin heeft, gaat het leren als vanzelf. Het kind moet zich gerespecteerd voelen en gewaardeerd voelen. De omgeving moet kindvriendelijk zijn en uitdagen tot exploratie. De leer-kracht is meer begeleider bij het onderwijsleerproces dan lesgever. Hij stimuleert de zelfwerk-zaamheid, en helpt waar het kind ondersteunt moet worden. Het doel is de kinderen tot maximale ‘prestaties’ te komt. Schoolorganisatie. De school is een groeischool, gestart in 1998. In het schooljaar 2000-2001 waren er twee kleutergroepen, een groep 3 en vier combinatiegroepen. Naast de directeur werken er negen leerkrachten, een klasse-assistent en een conciërge. In de toekomst zal de school nog verder uit-groeien. De school wordt voornamelijk bezocht door 1.00 leerlingen. De directeur heeft geen eigen groep, maar vervangt wel leerkrachten in geval van ziekte of ADV. Organisatiecultuur. Dankzij een goede organisatie is voor elke leerkracht duidelijk wat van hem of haar verwacht wordt. Er is een schoolmap, waarin regels en afspraken staan. Hierdoor worden binnen de hele school dezelfde regels e.d. gehanteerd en is duidelijk wat wel en niet kan. De leer-krachten zijn erg gemotiveerd. Zij hebben bewust gekozen voor het werk op een groeischool. Dat betekent veel taken en drukte, maar het met elkaar bouwen aan een nieuwe school geeft ook veel voldoening. Nieuwe leerkrachten worden zoveel mogelijk uitgekozen op het feit of ze de visie van de school delen. Onderwijskundige vormgeving. Adaptief onderwijs: onderwijs naar draagkracht. Bij de kleuters ligt de nadruk op spelen, ervaringen opdoen, experimenteren, kijken en nadoen. Vanaf groep 3 wordt het accent meer gelegd op het aanleren van instrumentele vaardigheden als lezen, schrijven, rekenen en het uitbreiden van kennis. In de midden- en bovenbouw wordt er met dag- en weektaken gewerkt. Er wordt gewerkt met basisstof die door iedereen verwerkt moet worden. Daarnaast is er extra instructie en stof voor degenen die problemen ondervinden met de basisstof. En er is verdiepingsstof voor degenen waarvoor de basisstof niet toereikend is. De kinderen leren zelfstandig te werken, maar ook belangrijk is dat de ze leren samenwerken. De leervorderingen worden bijgehouden door middel van een leerlingvolgsysteem. Aan het einde van groep acht wordt een eindtoets afgenomen, maar niet de Cito-eindtoets.
46
Basisschool 14 Missie/onderwijsvisie. Nieuwsgierigheid is een ingebakken eigenschap van de mens. Kinderen zijn ook nieuwsgierig en zullen steeds een nieuwe uitdaging zoeken. Op school stimuleren we kinderen daartoe en geven er ook richting aan. We vinden dat kinderen een prettige tijd moeten hebben op onze school. Daarom proberen we een goede sfeer te realiseren, die veilig en vertrouwd is. Daar-binnen doen leerkrachten er alles aan om uit het kind te halen wat erin zit. Ook vertellen we de kinderen steeds weer dat er regels gelden op school. Orde en regelmaat zorgen voor ruimte en aandacht voor ieder kind. Schoolorganisatie. Start van het schooljaar met vier combinatieklassen (groep 1/2. 3/4, 5/6 en 7/8). Halverwege het schooljaar komt er een tweede kleuterklas bij, waarin de jongste kleuters komen met de nieuwe aanwas. De school is klassikaal georganiseerd, kinderen uit eenzelfde leeftijdsgroep zitten bij elkaar. Elke klas heeft twee vaste leerkrachten en heeft ongeveer 30 leerlingen. De directrice staat niet voor de klas. Een van de leerkrachten doet remedial teaching en interne begeleiding (totaal één dag in de week). Verder is er een vakleerkracht voor gymnastiek. De leerlingpopulatie bestaat in zijn geheel uit 1.00 leerlingen. Organisatiecultuur. De cultuur is niet geheel duidelijk uit het beschikbare materiaal. Onderwijskundige vormgeving. Binnen de leeftijdsgroepen wordt rekening gehouden met goede en zwakke leerlingen. Bij de keuze van methoden houdt men er rekening mee dat iedere groep zoveel mogelijk en zo goed mogelijk toegesneden oefenstof krijgt. Lezen, taal en rekenen zijn de kernge-bieden. Als de ontwikkeling van kinderen wat minder volgens de regels verloopt, kan de school zelf hulp bieden, zo nodig besteedt de zorgcoördinator buiten de groep tijd aan het kind. Soms werkt een kind in één of meer gebieden met een aangepast programma. Binnen de gebruikte methoden en materialen bestaan voldoende differentiatiemogelijkheden om begaafde kinderen aan hun trekken te laten komen.Vanaf groep 3 worden de schoolvorderingen bijgehouden met onder andere het Cito-leerlingvolgsysteem.
47
Basisschool 15 Missie/onderwijsvisie. Vanuit de Bijbel als inspiratiebron, willen we elkaar stimuleren tot verant-woordelijkheid voor deze aarde en de samenleving. Onze uitgangspunten hierbij zijn verantwoorde-lijkheid, solidariteit en gerechtigheid. Vanuit onze christelijke gedachte is onze school een open school, dat wil zeggen dat iedereen van harte welkom is die de regels van de school respecteert. Dit betekent elk kind een veilige en liefdevolle omgeving trachten te geven, waarin het gestimuleerd wordt zichzelf te ontplooien en waarin het onbekommerd een plaats temidden van andere kinderen kan innemen. Organisatiecultuur. Een goede samenwerking tussen bestuur, directie, leerkrachten, kinderen en ouders, vormt de basis voor een goed schoolklimaat. Het uitgangspunt van het team is: een ‘goede’ school maak je met z´n allen. Schoolorganisatie. De school is in 1996 gesticht. Het is een school in ontwikkeling. Er wordt ge-werkt met een jaarklassensysteem. Op grond van het aantal leerlingen zijn er combinatiegroepen gevormd. Er werken vijf leerkrachten en één dag per week is er een remedial teacher. Eén van de leerkrachten draagt zorg voor de interne begeleiding. De directeur staat niet voor de klas. Onderwijskundige vormgeving. Binnen het jaarklassensysteem werken de kinderen zoveel mogelijk zelfstandig. Er wordt rekening gehouden met de verschillen in leerlingen. Bij een aantal methodes wordt de leerstof gedifferentieerd aangeboden, zodat de leerling die wat meer aan kan, de mogelijk-heid hiertoe krijgt, en de wat zwakkere leerling extra oefening of op een andere manier de stof aangeboden krijgt. Leerlingen mogen tijdens zelfstandig werken zelf bepalen in welke volgorde ze hun werk maken. De kinderen leren om planmatig om te gaan met hun tijd. Via de toetsen van het leerlingvolgsysteem, de methodegebonden toetsen en de Cito-eindtoets worden de resultaten van de leerlingen bewaakt.
Basisschool 16 Missie/onderwijsvisie. De school wil een opvoedende leefgemeenschap zijn waar kinderen niet alleen kennis vergaren, maar ook zelfvertrouwen krijgen, zelfkennis op doen en sociaal positief gedrag leren. De bedoeling is dat het kind behalve veel kennis en vaardigheden vergaart ook elke dag met plezier naar school gaat. De ouders hebben daarbij een belangrijke, stimulerende rol. Schoolorganisatie. De school bestaat uit vier combinatiegroepen, er werken vijf leerkrachten. De locatieleider geeft een halve dag les. Het leerlingaantal is al jaren vrij constant. De leerlingpopulatie bestaat voor een groot deel uit 1.25 leerlingen. Organisatiecultuur. De samenwerking binnen de school berust op principes van respect, wederzijdse hulp, eerlijkheid, openheid, vertrouwen, veiligheid en jezelf mogen zijn. Onderwijskundige vormgeving. Leerkrachten benaderen de kinderen positief en letten met name op hun sterke kanten. Door het positieve gedrag of capaciteiten te belonen, krijgt een kind een positief beeld over zichzelf en zal het zich daarnaar gaan gedragen. Er wordt in de omgang nadrukkelijk rekening gehouden met de ontwikkelingsfasen van de kinderen. Naast het aanleren van taal en rekenen, wordt aandacht besteed aan de sociale, emotionele en creatieve ontwikkeling. Via het Cito-leerlingvolgsysteem kunnen leerproblemen vroegtijdig worden onderkend en hulp worden geboden.
48
Basisschool 17 Missie/onderwijsvisie. Op school staan de kinderen centraal en kunnen zij in een warm pedagogisch klimaat tot hun recht komen. De school is een ontmoetingsplaats van mensen die hun normen en waarden ontlenen aan een christelijke maatschappijvisie. Vredesopvoeding staat centraal. Het onderwijs is Europees en mondiaal gericht. Kernwoorden in de onderwijsvisie zijn: betrokkenheid, verantwoordelijkheid, zelfstandigheid, creativiteit en respect voor elkaar en voor andere culturen. Schoolorganisatie. Aan de 63 leerlingen wordt les gegeven in combinatiegroepen volgens het jaargroepen-leerstofsysteem (de leerstof wordt met de groep doorgewerkt) en er is altijd de moge-lijkheid dat met kinderen die dat nodig hebben meer individuele aandacht krijgen. Leerlingen worden gericht gestimuleerd zelfstandig te werken. Organisatiecultuur. De leerkrachten werken niet op eigen houtje, maar besteden vrij veel tijd aan samenwerking en overleg. Het team streeft ernaar leerlingen een prettige school- en klassensfeer aan te bieden. Duidelijke regels nemen daarbij een belangrijke plaats in. Er wordt gestreefd naar mo-menten van ‘goed-samenzijn’ via kringgesprekken, zang en vieringen. Onderwijskundige vormgeving. Het streven is de leerlingen de kerndoelen aan te bieden. Naast een klassikale aanpak is individuele begeleiding mogelijk.
49
Mat
rix
3.2
- A
naly
se fu
ncti
oner
en r
eali
sati
e ke
rndo
elen
op
hoof
dlij
nen
ev
alue
rend
ve
rmog
en
verm
ogen
tot
zorg
verb
redi
ng
bele
idsv
orm
end
ve
rmog
en
cent
rali
teit
ker
ndoe
len
in
scho
olbe
leid
fu
ncti
oner
en k
ernd
oele
n in
eva
luat
iecy
clus
S
choo
l 1
P
edag
ogis
che
ge
orië
ntee
rde
scho
ol
(erv
arin
gsge
rich
t wer
-ke
n) m
et o
og v
oor
effe
ctie
f ge
brui
k m
aken
va
n to
etsm
ater
iaal
.
Dui
deli
jke
proc
edur
es
voor
opv
ang
van
leer
-li
ngen
die
ext
ra z
org
be-
hoev
en.
Hec
ht s
choo
ltea
m m
et
een
visi
e op
de
‘ide
ale’
sc
hool
als
een
kle
ine
ge-
mee
nsch
ap m
et v
eel a
an-
dach
t voo
r id
eolo
giev
or-
min
g en
bra
inst
orm
ses-
sies
ove
r be
leid
sont
wik
-ke
ling
(le
erkr
acht
en a
ls
coun
terp
art d
irec
teur
).
Het
taak
gebi
ed ‘
leer
in-
houd
en’ i
s ee
n be
lang
rijk
on
derd
eel v
an d
e te
am-
verg
ader
inge
n w
at b
etre
ft
de g
ehan
teer
de m
etho
-de
n.
Ker
ndoe
len
vorm
en b
e-la
ngri
jk o
nder
deel
van
de
activ
itei
ten
van
het
scho
olte
am te
r ve
rbet
e-ri
ng k
wal
itei
t ond
erw
ijs
en h
et o
rgan
iser
en v
an
jaar
groe
pove
rsti
jgen
de
activ
itei
ten.
Sch
ool 2
Een
(ze
er)
goed
sys
teem
va
n le
erli
ngen
zorg
. H
et o
nder
wij
s ke
nt e
en
grot
e pl
anm
atig
heid
: le
erli
jnen
in d
e on
der-
bouw
ond
er a
nder
e zo
geno
emde
(‘m
eer-
wek
enpl
anni
ngen
’)
Een
kw
alit
eits
zorg
sys-
teem
dat
de
kind
ersc
hoe-
nen
is o
ntgr
oeid
: ged
e-ta
ille
erde
zor
gbre
edte
-pr
oced
ures
, dui
deli
jk
sign
aler
ing-
en
adm
ini-
stra
tiesy
stee
m.
Een
bet
rokk
en e
n ge
mo-
tivee
rd te
am d
at m
et g
ro-
te in
zet l
esge
eft a
an d
e sc
hool
. D
irec
teur
/int
ern
bege
lei-
der
grot
e in
vloe
d op
be-
leid
svor
min
g; te
am
func
tion
eert
als
kla
nk-
bord
dir
ecte
ur.
Rea
lisa
tie
(ond
erde
len
van)
ker
ndoe
len
is h
et
sleu
telb
egri
p.
Aan
dach
t voo
r fl
exib
el
groe
pere
n va
n gr
oepe
n in
ve
rban
d m
et in
stru
ctie
-le
erti
jd.
50
Ver
volg
Mat
rix
3.2
- A
naly
se fu
ncti
oner
en r
eali
sati
e ke
rndo
elen
op
hoof
dlij
nen
ev
alue
rend
ve
rmog
en
verm
ogen
tot
zorg
verb
redi
ng
bele
idsv
orm
end
ve
rmog
en
cent
rali
teit
ker
ndoe
len
in
scho
olbe
leid
fu
ncti
oner
en k
ernd
oele
n in
eva
luat
iecy
clus
S
choo
l 3
L
eerl
ingv
olgs
yste
em
best
aat u
it e
en s
amen
-ha
ngen
d ge
heel
van
toet
-se
n en
een
reg
istr
atie
-sy
stee
m.
Rem
edia
l tea
cher
s st
elle
n
hand
elin
gspl
anne
n op
vo
or le
erli
ngen
met
pro
-bl
emen
. A
ls e
xtra
zor
g ni
et g
e-no
eg is
: kle
uter
scho
ol-
verl
engi
ng, z
itte
n bl
ij-
ven,
spe
ciaa
l pro
gram
-m
a, v
erw
ijzi
ng n
aar
Per
-m
anen
te C
omm
issi
e L
eerl
inge
nzor
g.
Gem
otiv
eerd
team
dat
de
kwal
itei
t van
het
ond
er-
wijs
in g
ezam
enlij
k ov
er-
leg
wil
waa
rbor
gen.
De
kern
doel
en k
omen
re
gelm
atig
aan
de
orde
ti
jden
s pe
rson
eelv
erga
-de
ring
en.
Er
wor
dt v
oort
dure
nd
nage
gaan
of
het o
nder
-w
ijsa
anbo
d vo
ldoe
t aan
de
ker
ndoe
len.
Sch
ool 4
De
scho
ol g
ebru
ikt e
en
leer
ling
volg
syst
eem
om
zi
jn o
nder
wij
s te
eva
lue-
ren.
Daa
rbij
kom
t ste
eds
ter
tafe
l in
hoev
erre
het
le
erre
sult
aat d
at e
en le
er-
ling
hee
ft b
erei
kt d
oor
zijn
om
gang
met
de
on-
derw
ijsg
even
de e
n do
or
zijn
om
gang
met
de
met
hode
kan
wor
den
be-
paal
d.
De
inte
rne
bege
leid
er
(IB
-er)
coö
rdin
eert
de
zorg
verb
redi
ng e
n be
-w
aakt
afs
prak
en r
ond
de
spec
iale
leer
ling
enzo
rg.
Jaar
lijk
s w
orde
n er
pla
n-ne
n vo
or v
erbe
teri
ng v
an
de le
erli
ngen
zorg
ont
-w
ikke
ld.
Dir
ecte
ur e
n le
erkr
acht
en
hebb
en d
ezel
fde
visi
e op
on
derw
ijs:
iede
reen
sta
at
acht
er d
e ge
koze
n st
rate
-gi
e om
de
kern
doel
en te
re
alis
eren
.
Ker
ndoe
len
spel
en e
en
bela
ngri
jke
rol i
n te
am-
verg
ader
inge
n en
ove
rleg
m
et o
nder
wij
sbeg
elei
-de
rs.
De
lesm
etho
den
wor
den
plan
mat
ig g
eëva
luee
rd
(aan
de
hand
van
de
kern
doel
en)
en in
dien
no
dig
vern
ieuw
d.
51
Ver
volg
Mat
rix
3.2
- A
naly
se fu
ncti
oner
en r
eali
sati
e ke
rndo
elen
op
hoof
dlij
nen
ev
alue
rend
ve
rmog
en
verm
ogen
tot
zorg
verb
redi
ng
bele
idsv
orm
end
ve
rmog
en
cent
rali
teit
ker
ndoe
len
in
scho
olbe
leid
fu
ncti
oner
en k
ernd
oele
n in
eva
luat
iecy
clus
S
choo
l 5
L
eerl
ingv
olgs
yste
em
wor
dt v
erfi
jnd
en u
itge
-br
eid
met
soc
iaal
-em
oti-
onel
e on
twik
keli
ng.
Ged
etai
llee
rde
besc
hrij
-vi
ng v
an h
et r
eali
sere
n va
n kw
alit
eits
bele
id e
n kw
alit
eits
bevo
rder
ende
m
aatr
egel
en v
an d
e le
erkr
acht
en.
Gro
te b
etro
kken
heid
van
te
am b
ij b
elei
dsvo
orne
-m
ens
(kla
nkbo
rdfu
ncti
e).
Op
basi
s va
n sc
hool
diag
-no
sete
st w
orde
n be
leid
s-vo
orne
men
s ge
form
u-le
erd
en u
itge
voer
d.
Aan
scha
f en
impl
emen
-ta
tie
van
met
hode
n en
aa
nsch
af v
an (
addi
tio-
neel
) m
ater
iaal
.
Sch
ool 6
Lee
rlin
gvol
gsys
teem
w
ordt
ste
eds
mee
r in
tegr
aal o
nder
deel
van
he
t ond
erw
ijs.
Inte
rne
bege
leid
er s
peel
t ee
n st
imul
eren
de r
ol b
ij
verg
roti
ng z
orgb
reed
te.
Mog
elij
khed
en o
m b
e-le
id te
voe
ren
door
coh
e-si
e in
sch
oolt
eam
en
ade-
quat
e sc
hool
bege
leid
ing.
Ker
ndoe
len
vorm
en h
et
uitg
angs
punt
voo
r sc
hool
bele
id.
Ker
ndoe
len
zijn
de
rich
t-li
jnen
voo
r va
stst
elle
n in
houd
van
de
less
en.
S
choo
l 7
L
eerl
inge
n w
orde
n op
va
stge
stel
de ti
jden
ge-
toet
st e
n vo
rder
inge
n ho
udt m
en b
ij in
een
le
erli
ngvo
lgsy
stee
m.
Lee
rlin
gbes
prek
inge
n va
n he
n di
e op
vall
en
omda
t ze
moe
ite
hebb
en
met
de
leer
stof
of
juis
t ge
mak
keli
jk d
oor-
wer
ken.
Aan
de
hand
van
het
le
erli
ngvo
lgsy
stee
m
wor
dt h
et o
nder
wij
s af
-ge
stem
d op
de
indi
vidu
e-le
mog
elij
khed
en a
an d
e ha
nd v
an e
en w
erkp
lan
met
hul
p va
n ee
n in
tern
e be
gele
ider
. ‘Z
orgt
eam
’ beg
elei
dt o
p af
stan
d de
sch
ool.
Zak
elij
ke a
naly
ses
vor-
men
de
basi
s va
n be
-le
idsp
lann
en d
ie in
sa-
men
spra
ak m
et h
et
leer
krac
hten
team
wor
den
opge
stel
d.
Att
itud
e bi
j tea
mle
den
om c
ontin
ue g
ezam
enlij
k he
t ond
erw
ijs
te w
ille
n ev
alue
ren
en a
an v
erbe
te-
ring
te w
erke
n.
Sam
enha
ng tu
ssen
wer
k-w
ijze
n, k
ernd
oele
n en
ge
hant
eerd
e m
etho
den
staa
n re
gelm
atig
op
de
agen
da o
m h
et b
elei
d te
ev
alue
ren.
52
Ver
volg
Mat
rix
3.2
- A
naly
se fu
ncti
oner
en r
eali
sati
e ke
rndo
elen
op
hoof
dlij
nen
ev
alue
rend
ve
rmog
en
verm
ogen
tot
zorg
verb
redi
ng
bele
idsv
orm
end
ve
rmog
en
cent
rali
teit
ker
ndoe
len
in
scho
olbe
leid
fu
ncti
oner
en k
ernd
oele
n in
eva
luat
iecy
clus
S
choo
l 8
E
en p
rofe
ssio
nele
re
gist
rati
e op
geze
t van
w
at d
e le
erli
ngen
doe
n en
kun
nen.
Lee
rlin
gvol
gsys
teem
/ le
erli
ng-d
ossi
er w
ordt
ge
opti
mal
isee
rd e
n vo
lgsy
stee
m v
oor
soci
aal-
emot
ione
le o
nt-
wik
keli
ng in
gevo
erd,
ge-
base
erd
op p
reve
ntie
ve
zorg
verb
redi
ng.
Ged
reve
nhei
d bi
j het
pe
rson
eel o
m h
oge
kwa-
lite
it te
leve
ren
rich
ting
kl
ante
n.
Men
hou
dt n
adru
kkel
ijk
reke
ning
met
ker
ndoe
len
en m
et k
euze
van
met
ho-
den
en w
erkw
ijze
n.
Met
hode
n m
et o
nafh
an-
keli
jke
toet
sen
wor
den
inge
voer
d.
Eva
luat
ie v
an v
akke
n en
or
iënt
atie
op
nieu
we
met
hode
n.
Sch
ool 9
Fre
quen
t geb
ruik
van
zo
wel
met
hode
gebo
nden
to
etse
n al
s C
ito
toet
sen.
S
choo
l han
teer
t toe
tska
-le
nder
.
De
leer
ling
enzo
rg is
go
ed g
eorg
anis
eerd
: zo-
dra
leer
ling
uit
valt
wor
dt
indi
vidu
eel o
f gr
oeps
ge-
wij
s hu
lp g
ebod
en.
De
sam
enw
erki
ng tu
ssen
de
leer
krac
hten
is
adeq
uaat
, ied
eree
n ke
nt
elka
ar g
oed.
Eén
kee
r pe
r ja
ar w
orde
n fu
ncti
one-
ring
sges
prek
ken
gevo
erd.
D
e sc
hool
voe
rt ta
akbe
-le
id.
In s
choo
lgid
s w
orde
n de
m
etho
den
geno
emd
die
men
geb
ruik
t. Te
am h
eeft
m
etho
des
beke
ken
op
kern
doel
en e
n ze
lf
aanv
ulle
nd o
f ni
euw
ma-
teri
aal g
ezoc
ht. K
ernd
oe-
len
zijn
leid
raad
bij
keu
-ze
s va
n m
etho
den.
De
invo
erin
g va
n de
ker
n-do
elen
hee
ft n
iet t
ot v
eel
vera
nder
inge
n in
het
on
derw
ijs
gele
id.
De
scho
ol b
erei
kt d
e ke
rndo
elen
doo
r va
naf
groe
p 5
een
heel
str
ak
lesr
oost
er te
han
tere
n.
Uit
gang
spun
t: d
e ke
rndo
elen
zij
n ha
alba
ar
als
je m
etho
disc
h en
nut
-ti
g w
erkt
en
niet
mee
r do
et d
an n
odig
is.
53
Ver
volg
Mat
rix
3.2
- A
naly
se fu
ncti
oner
en r
eali
sati
e ke
rndo
elen
op
hoof
dlij
nen
ev
alue
rend
ve
rmog
en
verm
ogen
tot
zorg
verb
redi
ng
bele
idsv
orm
end
ve
rmog
en
cent
rali
teit
ker
ndoe
len
in
scho
olbe
leid
fu
ncti
oner
en k
ernd
oele
n in
eva
luat
iecy
clus
S
choo
l 10
Sch
ool h
eeft
leer
ling
-vo
lgsy
stee
m (
CLV
S).
Er
is s
prak
e va
n ee
n go
ede
toet
slij
n.
Sin
ds e
en p
aar
jaar
hou
dt
het t
eam
leer
ling
besp
re-
king
en.
Soc
iaal
em
otio
nele
as-
pect
van
de
ontw
ikke
ling
va
n de
leer
ling
en is
voo
r he
t tea
m e
rg b
elan
grij
k.
In f
unct
ione
ring
s-ge
spre
kken
wor
dt v
eel
aand
acht
bes
teed
aan
on
twik
keli
ng e
n w
elbe
-vi
nden
leer
krac
hten
en
de r
eali
sati
e va
n de
pl
anni
ng.
Team
hee
ft k
enni
s ge
no-
men
van
de
kern
doel
en.
Wei
nig
verw
acht
inge
n va
n ke
rndo
elen
. Wor
den
wel
geb
ruik
t als
leid
raad
bi
j aan
scha
f ni
euw
e m
etho
den,
maa
r ve
el
inbr
eng
leer
krac
hten
. K
ernd
oele
n w
orde
n al
s w
ette
lijk
e m
inim
um
gezi
en. T
eam
vin
dt h
et
nive
au la
ag g
efor
mu-
leer
d.
De
Cit
o re
sult
aten
hou
dt
men
goe
d in
de
gate
n, a
ls
er v
eran
deri
ngen
in
optr
eden
wor
dt d
it
besp
roke
n. D
it is
som
s ee
n re
den
om ie
ts in
de
gebr
uikt
e m
etho
den
te
vera
nder
en. H
et is
nie
t be
kend
of
alle
leer
ling
en
de k
ernd
oele
n ha
len.
Als
de
doe
lste
llin
gen
van
de
met
hode
s ge
haal
d w
or-
den,
den
kt m
en d
at
kern
doel
en z
ijn
bere
ikt.
54
Ver
volg
Mat
rix
3.2
- A
naly
se fu
ncti
oner
en r
eali
sati
e ke
rndo
elen
op
hoof
dlij
nen
ev
alue
rend
ve
rmog
en
verm
ogen
tot
zorg
verb
redi
ng
bele
idsv
orm
end
ve
rmog
en
cent
rali
teit
ker
ndoe
len
in
scho
olbe
leid
fu
ncti
oner
en k
ernd
oele
n in
eva
luat
iecy
clus
S
choo
l 11
S
choo
l maa
kt g
ebru
ik
van
de to
etse
n va
n he
t C
ito
leer
ling
volg
syst
eem
en
met
hode
gebo
nden
to
etse
n. D
e ev
alua
tie
leid
t ech
ter
nog
tot o
n-vo
ldoe
nde
aanp
assi
ng
van
inst
ruct
ie e
n le
er-
stof
.
Op
de s
choo
l wor
den
op
een
plan
mat
ige
wij
ze
leer
ling
besp
reki
ngen
ge
houd
en. G
roep
slee
r-kr
acht
en k
unne
n to
etsg
e-ge
vens
nog
onv
oldo
ende
ve
rtal
en in
gro
eps-
en/
of
hand
elin
gspl
an.
Dir
ecte
ur b
reng
t reg
el-
mat
ig m
anie
r va
n w
erke
n in
het
team
ter
spra
ke,
om d
eze
te v
erbe
tere
n V
erga
deri
ngen
wor
den
door
de
dire
cteu
r go
ed
voor
bere
id: s
chee
lt ti
jd
en v
ersn
elt d
e be
slui
t-vo
rmin
g. D
e le
erkr
acht
en
hebb
en n
iet v
eel e
xtra
ta
ken
buit
en h
et le
sge-
ven.
Lee
rkra
chte
n ke
nnen
on
geve
er in
houd
ker
n-do
elen
, maa
r is
nie
t ri
chti
ngge
vend
voo
r he
t on
derw
ijs.
Het
team
he
eft e
igen
bee
ld b
ij w
at
leer
ling
en m
oete
n ku
n-ne
n en
is v
an m
enin
g da
t di
t goe
d w
erkt
. De
kern
-do
elen
wor
den
niet
in d
e sc
hool
gids
, wel
in h
et
scho
olpl
an b
ij d
e va
kken
ge
noem
d. I
n sc
hool
plan
w
orde
n bi
j elk
vak
gebi
ed
de s
peci
fiek
e do
elen
ge-
noem
d. D
eze
doel
en z
ijn
geba
seer
d op
de
kern
-do
elen
.
Met
hode
n w
orde
n in
gr
ote
lijn
en b
est g
oed
gevo
lgd.
Zek
er v
anaf
gr
oep
5. M
etho
den
wor
-de
n ni
et s
laaf
s ge
volg
d,
de le
erkr
acht
en h
ebbe
n ru
imte
om
er
sele
ctie
in
aan
te b
reng
en. H
et le
er-
stof
aanb
od is
str
ak g
e-pl
and,
als
het
jaar
af
is
moe
t het
boe
k be
hand
eld
zijn
. De
erva
ren
leer
-kr
acht
en m
aken
vaa
k ze
lf
keuz
es in
wat
ze
aanb
ie-
den.
55
Ver
volg
Mat
rix
3.2
- A
naly
se fu
ncti
oner
en r
eali
sati
e ke
rndo
elen
op
hoof
dlij
nen
ev
alue
rend
ve
rmog
en
verm
ogen
tot
zorg
verb
redi
ng
bele
idsv
orm
end
ve
rmog
en
cent
rali
teit
ker
ndoe
len
in
scho
olbe
leid
fu
ncti
oner
en k
ernd
oele
n in
eva
luat
iecy
clus
S
choo
l 12
S
choo
l geb
ruik
t del
en
van
Cit
o le
erli
ngvo
lg-
syst
eem
en
is v
an p
lan
dit u
it te
bre
iden
. Sch
ool
hant
eert
toet
skal
ende
r.
Team
sch
oolt
zic
h bi
j wat
be
tref
t ada
ptie
f on
der-
wij
s en
mee
rvou
dige
in
tell
igen
tie.
Sys
teem
va
n zo
rgve
rbre
ding
is
ster
k pu
nt v
an d
e sc
hool
.
De
sam
enw
erki
ng b
inne
n he
t tea
m w
ordt
doo
r de
le
erkr
acht
en a
ls p
osit
ief
erva
ren.
Ond
erw
ijsg
e-ve
nden
heb
ben
het
gevo
el o
p éé
n li
jn te
zi
tten
en
dat z
e bi
j elk
aar
tere
cht k
unne
n m
et
prob
lem
en e
n vr
agen
. Dit
w
erkt
doo
r in
de
sfee
r. H
et li
jkt b
ijna
van
zelf
-sp
reke
nd d
at m
en
deze
lfde
vis
ie h
eeft
.
Er
is o
ver
de k
ernd
oele
n ee
n bo
ekje
aan
gesc
haft
en
dat
is b
inne
n he
t tea
m
besp
roke
n. I
nvoe
ring
ke
rndo
elen
hee
ft n
iet t
ot
veel
ver
ande
ring
en
gele
id. E
nkel
e le
erkr
ach-
ten
vind
en k
ernd
oele
n la
ag e
n br
eed
gefo
rmu-
leer
d. G
loba
le to
etsi
ng
van
onde
rwij
spro
gram
ma
op k
ernd
oele
n.
Voo
r al
le le
erst
ofge
bie-
den
wor
den
met
hode
s ge
brui
kt d
ie v
oldo
en a
an
de k
ernd
oele
n. D
e m
e-th
oden
wor
den
in
prin
cipe
hel
emaa
l ge
volg
d. S
oms
wor
dt e
en
onde
rdee
l ver
vang
en
door
and
er m
ater
iaal
. M
en v
indt
all
e va
kken
be
lang
rijk
, ond
er ti
jds-
druk
wor
dt n
iet p
erse
ge
koze
n vo
or c
ogni
tiev
e va
kken
.
56
Ver
volg
Mat
rix
3.2
- A
naly
se fu
ncti
oner
en r
eali
sati
e ke
rndo
elen
op
hoof
dlij
nen
ev
alue
rend
ve
rmog
en
verm
ogen
tot
zorg
verb
redi
ng
bele
idsv
orm
end
ve
rmog
en
cent
rali
teit
ker
ndoe
len
in
scho
olbe
leid
fu
ncti
oner
en k
ernd
oele
n in
eva
luat
iecy
clus
S
choo
l 13
Sch
ool g
ebru
ikt C
ito
leer
ling
volg
syst
eem
en
met
hode
ngeb
onde
n to
et-
sen.
In
groe
p 1
en 2
w
ordt
de
ontw
ikke
ling
ge
volg
d d.
m.v
. (ze
lfon
t-w
ikke
lde)
obs
erva
tiel
ijs-
ten.
Men
hou
dt d
e so
ciaa
l em
otio
nele
on
twik
keli
ng b
ij a
.d.h
.v.
obse
rvat
ies.
De
Cit
o ei
ndto
est w
ordt
nie
t ge-
brui
kt. A
ls e
indt
oets
w
ordt
IS
I to
ets
gebr
uikt
.
Bij
sig
nale
ring
van
pro
-bl
emen
wor
dt h
et z
org-
syst
eem
in w
erki
ng g
e-st
eld.
Eer
st o
nder
neem
t de
leer
krac
ht z
elf
acti
e,
verv
olge
ns k
an d
e IB
-er
erbi
j geh
aald
wor
den
(ops
tell
en h
ande
ling
s-pl
an),
tens
lott
e de
sc
hool
bege
leid
ings
-di
enst
. De
scho
ol m
aakt
de
el u
it v
an h
et s
amen
-w
erki
ngsv
erba
nd. D
e IB
-er
bes
pree
kt te
n m
inst
e dr
ie m
aal p
er ja
ar d
e to
etsr
esul
tate
n m
et d
e gr
oeps
leer
krac
ht.
Er
is e
en s
choo
lmap
, w
aari
n al
le s
choo
lafs
pra-
ken
op p
apie
r st
aan,
zo-
als
rege
ls e
n om
gang
met
de
leer
stof
, zod
at
iede
reen
dez
elfd
e re
gels
ha
ntee
rt. V
oor
nieu
we
leer
krac
hten
is d
it
duid
elij
k. E
lke
nieu
we
leer
krac
ht k
rijg
t een
m
ento
r. D
e in
zet v
an h
et te
am is
gr
oot e
n de
sfe
er is
goe
d bi
nnen
het
team
.
Bij
de
keuz
e va
n m
etho
-de
s w
as e
en a
anta
l jar
en
gele
den
aand
acht
voo
r de
ke
rndo
elen
, teg
enw
oor-
dig
min
der,
wan
t nie
uwe
met
hode
s vo
ldoe
n to
ch
aan
de k
ernd
oele
n. in
de
scho
olgi
ds s
taat
ver
mel
d da
t de
kern
doel
en d
e ka
-de
rs z
ijn
waa
raan
het
on-
derw
ijs
op s
choo
l vol
-do
et.
Voo
r so
mm
ige
vakg
ebie
-de
n zi
jn d
e do
elen
te a
m-
biti
eus,
zoa
ls v
oor
bijv
. m
uzie
k. M
en e
rvaa
rt d
at
het w
erke
n m
et k
ernd
oe-
len
in s
trij
d is
met
het
ge-
ven
van
adap
tief
ond
er-
wij
s: je
kan
nie
t van
all
e ki
nder
en h
etze
lfde
ver
-w
acht
en.
In h
et s
choo
lpla
n st
aat
van
alle
ker
ndoe
len
aang
egev
en h
oe m
en d
at
vorm
gee
ft. V
oor
alle
va
kken
, beh
alve
gym
, zi
jn m
etho
den
aanw
ezig
. H
et s
trev
en is
om
met
zo
veel
mog
elij
k ki
nder
en
de m
etho
des
t/m
het
ni
veau
van
gro
ep 8
doo
r te
wer
ken.
Om
dat e
r ge
en v
akle
erkr
acht
en o
p sc
hool
zij
n, is
de
invu
l-li
ng v
an e
n aa
ndac
ht
voor
met
nam
e de
‘c
reat
ieve
vak
ken’
wel
af
hank
elij
k va
n de
in
tere
sse
van
de in
di-
vidu
ele
leer
krac
ht.
Het
‘le
ren
lere
n’ e
n he
t ‘l
eren
wer
ken’
ach
t men
va
n gr
oot b
elan
g.
57
Ver
volg
Mat
rix
3.2
- A
naly
se fu
ncti
oner
en r
eali
sati
e ke
rndo
elen
op
hoof
dlij
nen
ev
alue
rend
ve
rmog
en
verm
ogen
tot
zorg
verb
redi
ng
bele
idsv
orm
end
ve
rmog
en
cent
rali
teit
ker
ndoe
len
in
scho
olbe
leid
fu
ncti
oner
en k
ernd
oele
n in
eva
luat
iecy
clus
S
choo
l 14
De
scho
ol g
ebru
ikt m
e-th
oden
gebo
nden
toet
sen
en h
et C
ito
leer
ling
volg
-sy
stee
m.
Toet
sres
ulta
ten
kom
en
aan
de o
rde
in d
e ve
rgad
erin
gen.
E
r w
ordt
ook
geb
ruik
ge
maa
kt v
an e
mot
ione
le
obse
rvat
ieli
jste
n.
Kin
dere
n m
et p
robl
emen
w
orde
n zo
vee
l mog
elij
k bi
nnen
de
klas
opg
e-va
ngen
. Z
orgk
inde
ren
wor
den
rege
lmat
ig in
de
inte
rne
bege
leid
ings
besp
re-
king
en a
an d
e or
de
gest
eld.
A
ls e
r aa
nlei
ding
toe
is
kan
de z
orgc
oörd
inat
or
buit
en d
e kl
as a
anda
cht
best
eden
aan
leer
ling
en
die
dit n
odig
heb
ben.
In
dien
nod
ig w
ordt
er
ook
spec
iali
stis
che
hulp
ge
vraa
gd a
an d
e sc
hool
-be
gele
idin
gsdi
enst
en
het
zorg
loke
t van
het
spe
ci-
aal o
nder
wij
s.
Ver
gade
ring
en z
ijn
alti
jd
met
all
e le
den
van
het
team
. Er
is v
eel o
verl
eg
nodi
g om
dat e
r ve
el
part
timer
s w
erke
n. E
r w
ordt
goe
d sa
men
ge-
wer
kt: c
olle
ga´s
pro
bere
n el
kaar
te o
ntla
sten
en
spri
ngen
voo
r el
kaar
in.
Er
is v
eel i
nzet
van
all
e le
erkr
acht
en, o
ok b
uite
n de
lesu
ren
om, v
anui
t een
so
ort i
deal
ism
e.
Om
dat m
etho
den
tege
n-w
oord
ig a
llem
aal a
an d
e ke
rndo
elen
vol
doen
w
ordt
daa
r ni
et m
eer
ex-
plic
iet n
aar
geke
ken.
De
erva
ring
en m
et d
e m
etho
des
wor
den
rege
lmat
ig b
inne
n he
t te
am g
eëva
luee
rd. I
n de
sc
hool
gids
wor
dt v
an a
lle
vakg
ebie
den
aang
egev
en
wel
ke m
etho
des
gebr
uikt
w
orde
n m
et e
en k
orte
be
schr
ijvi
ng.
De
vakk
en ta
al e
n re
kene
n ne
men
het
gr
oots
te d
eel v
an d
e on
derw
ijst
ijd
in b
esla
g.
De
zaak
vakk
en k
omen
va
ak n
aar
aanl
eidi
ng v
an
bepa
alde
geb
eurt
enis
sen
aan
de o
rde.
Daa
rnaa
st
zijn
er
ook
met
hode
n vo
or. V
anaf
gro
ep 4
w
ordt
ong
evee
r 3
uur
per
wee
k aa
n cr
eati
eve
vor-
min
g be
stee
d.
Er
wor
dt o
p ge
let d
at
naas
t de
kern
vakk
en o
ok
alle
and
ere
vakk
en a
an
de o
rde
kom
en. A
ls h
et
mog
elij
k is
wor
den
vak-
ken
geco
mbi
neer
d.
58
Ver
volg
Mat
rix
3.2
- A
naly
se fu
ncti
oner
en r
eali
sati
e ke
rndo
elen
op
hoof
dlij
nen
ev
alue
rend
ve
rmog
en
verm
ogen
tot
zorg
verb
redi
ng
bele
idsv
orm
end
ve
rmog
en
cent
rali
teit
ker
ndoe
len
in
scho
olbe
leid
fu
ncti
oner
en k
ernd
oele
n in
eva
luat
iecy
clus
S
choo
l 15
Sch
ool g
ebru
ikt l
eerl
ing-
volg
syst
eem
van
Cit
o en
m
etho
deng
ebon
den
toet
-se
n. D
e re
sult
aten
wor
-de
n re
gelm
atig
bes
pro-
ken
in te
amve
rgad
erin
g.
Zod
ra e
r (l
eer)
prob
lem
en
bij e
en k
ind
gesi
gnal
eerd
w
orde
n, o
nder
zoek
t men
w
aard
oor
dit k
omt e
n w
at e
raan
ged
aan
kan
wor
den.
Er
is e
en in
tern
e be
gele
ider
die
dit
pro
ces
bege
leid
t. A
ls d
e pr
oble
men
te
groo
t zij
n, w
ordt
ext
erne
hu
lp in
gesc
hake
ld.
Als
één
van
de
ster
ke
punt
en u
it e
en s
terk
te-
zwak
te z
elf-
anal
yse
kom
t na
ar v
oren
: ond
erli
nge
coll
egia
lite
it.
De
onde
rwij
svis
ie v
an d
e sc
hool
wor
dt d
oor
het
hele
team
ged
rage
n. E
n er
is g
rote
inze
t van
ie
dere
en. M
et e
lkaa
r w
il
men
goe
d on
derw
ijs
aanb
iede
n. N
ieuw
e le
erkr
acht
en m
oete
n ad
apti
ef o
nder
wij
s ku
nnen
gev
en e
n kr
ijge
n ee
n va
n de
and
ere
leer
krac
hten
als
coa
ch.
Het
vol
doen
aan
de
kern
-do
elen
is g
een
verd
ien-
ste,
maa
r ko
mt d
oor
ge-
brui
k va
n ni
euw
e m
etho
-de
s.
Lee
rgeb
iedo
vers
tijg
ende
ke
rndo
elen
kom
en ti
j-de
ns d
e ´g
ewon
e´ le
ssen
aa
n de
ord
e.
Zow
el in
de
scho
olgi
ds
als
het s
choo
lpla
n w
or-
den
de g
ebru
ikte
met
ho-
des
voor
all
e va
kgeb
ie-
den
besp
roke
n.
De
leer
krac
hten
ste
llen
da
t er
te w
eini
g ti
jd is
om
de
met
hode
s te
eva
lue-
ren.
Men
maa
kt k
euze
s in
het
ov
erla
den
onde
rwij
spro
-gr
amm
a. W
at d
e ki
nde-
ren
van
de k
ernv
akke
n m
oete
n w
eten
, kom
t in
iede
r ge
val a
an d
e or
de.
De
crea
tiev
e va
kken
ko-
men
vaa
k vi
a pr
ojec
ten
aan
de o
rde,
de
ene
keer
m
uzie
k, v
ervo
lgen
s dr
a-m
a, e
nz.
59
Ver
volg
Mat
rix
3.2
- A
naly
se fu
ncti
oner
en r
eali
sati
e ke
rndo
elen
op
hoof
dlij
nen
ev
alue
rend
ve
rmog
en
verm
ogen
tot
zorg
verb
redi
ng
bele
idsv
orm
end
ve
rmog
en
cent
rali
teit
ker
ndoe
len
in
scho
olbe
leid
fu
ncti
oner
en k
ernd
oele
n in
eva
luat
iecy
clus
S
choo
l 16
Op
scho
ol w
ordt
ge-
wer
kt m
et h
et C
ito
leer
-li
ngvo
lgsy
stee
m e
n m
etho
dege
bond
en
toet
sen.
H
et te
am h
oudt
reg
elm
a-ti
g le
erli
ngbe
spre
king
en.
In g
roep
1 e
n 2
wor
den
obse
rvat
ieli
jste
n bi
jge-
houd
en o
ver
de o
ntw
ik-
keli
ng v
an d
e ki
nder
en.
Doo
r m
idde
l van
het
le
erli
ngvo
lgsy
stee
m w
or-
den
kind
eren
die
bel
em-
mer
inge
n on
derv
inde
n vr
oegt
ijdi
g on
derk
end
en
kan
(ind
ien
nodi
g) e
en
hand
elin
gspl
an o
pges
teld
w
orde
n. I
n ee
rste
inst
an-
tie
vind
t hul
p zo
vee
l m
ogel
ijk
plaa
ts in
de
ei-
gen
groe
p. O
nder
steu
-ni
ng (
van
kind
en
leer
-kr
acht
) w
ordt
geg
even
do
or d
e in
tern
beg
elei
der.
Als
de
scho
ol h
et
onda
nks
alle
rlei
ond
er-
steu
nig
en m
aatr
egel
en
het k
ind
niet
ver
der
kan
help
en w
ordt
des
kund
ige
hulp
van
bui
ten
gezo
cht.
De
leer
krac
hten
heb
ben
een
voor
beel
dfun
ctie
vo
or d
e ki
nder
en h
oe
men
met
elk
aar
omga
at.
Bes
liss
inge
n ov
er
onde
rwij
sver
nieu
win
gen
en k
euze
s va
n ni
euw
e m
etho
den
wor
den
door
he
t hel
e te
am g
enom
en.
Oud
ers
wor
den
op v
er-
schi
llen
de m
anie
ren
bij
de s
choo
l bet
rokk
en, z
o-da
t het
ook
‘hu
n’ s
choo
l w
ordt
.
Wat
de
kind
eren
op
scho
ol le
ren
slui
t aan
bij
de
ker
ndoe
len.
De
be-
doel
ing
is d
at z
ovee
l mo-
geli
jk le
erli
ngen
het
ei
ndni
veau
van
gro
ep 8
be
reik
en.
De
gebr
uikt
e m
etho
den
voor
de
vers
chil
lend
e va
kgeb
iede
n st
aan
be-
schr
even
in d
e sc
hool
-gi
ds e
n he
t sch
oolp
lan.
N
og n
iet v
oor
alle
vak
-ke
n zi
jn (
nieu
we)
met
ho-
den
aang
esch
aft.
De
leer
-ge
bied
over
stij
gend
e ke
rndo
elen
zij
n al
in d
e m
etho
den
voor
de
vak-
ken
verw
erkt
.
Spe
erpu
nt b
inne
n de
sc
hool
zij
n de
ker
nvak
-ke
n. D
it is
nod
ig o
mda
t er
vee
l (ta
al)z
wak
ke k
in-
dere
n op
sch
ool z
itte
n.
De
scho
ol v
indt
zel
f da
t ze
hie
rdoo
r ei
genl
ijk
te
wei
nig
aand
acht
kun
nen
best
eden
aan
vak
ken
zo-
als
zing
en e
n ha
ndva
ar-
digh
eid.
D
e ex
tra
form
atie
die
m
en h
eeft
voo
r de
1.9
0 en
1.2
5 le
erli
ngen
gaa
t na
ar d
e ex
tra
bege
leid
ing
van
leer
ling
en b
ij d
e ke
rnva
kken
.
60
Ver
volg
Mat
rix
3.2
- A
naly
se fu
ncti
oner
en r
eali
sati
e ke
rndo
elen
op
hoof
dlij
nen
ev
alue
rend
ve
rmog
en
verm
ogen
tot
zorg
verb
redi
ng
bele
idsv
orm
end
ve
rmog
en
cent
rali
teit
ker
ndoe
len
in
scho
olbe
leid
fu
ncti
oner
en k
ernd
oele
n in
eva
luat
iecy
clus
S
choo
l 17
De
vele
obs
erva
tie-
in-
stru
men
ten
toet
sen
en
spec
iale
pro
gram
ma’
s vo
rmen
de
basi
s vo
or
desk
undi
ge b
egel
eidi
ng
van
zorg
leer
ling
en.
Dee
lnam
e aa
n ee
n pr
o-je
ct in
tegr
ale
met
hode
n va
n kw
alit
eits
zorg
Voo
rdel
en v
an c
ombi
na-
tieg
roep
en w
orde
n ui
tge-
buit
, inz
et v
an k
lass
en-
verk
lein
ings
mid
dele
n,
een
goed
wer
kend
sys
-te
em v
an k
lass
enm
ana-
gem
ent e
n ge
brui
k va
n kw
alit
eits
kaar
ten
Vee
lvul
dig
en s
oms
‘ver
-pl
icht
’ ove
rleg
. V
eel a
anda
cht v
oor
keuz
e va
n m
etho
den
en m
ater
i-al
en d
ie g
ebru
ikt w
orde
n om
de
kern
doel
en a
an te
le
ren.
D
eeln
ame
aan
inte
rnat
io-
nali
seri
ngsp
roje
ct (
‘all
di
ffer
ent,
all e
qual
’)
Ond
erw
ijsk
undi
g be
leid
is
het
cen
traa
l ond
erde
el
van
de e
valu
atie
van
be-
leid
spro
cess
en.