focus op effect
DESCRIPTION
verslag KCR Conferentie Focus op Effect 7 november 2011 te RotterdamTRANSCRIPT
- 2 -KCR Focus op Effect
KCR Conferentie ‘Focus op Effect’
Onderwerp VerslagKCRConferentieFocusopEffect
Datum/tijd 7 november 2011, 14.00-17.00 u
Locatie De Machinist , Willem Buytewechstraat, Rotterdam
De keynote lezing van ‘Focus op Effect’ gaat over het meten van de resultaten van cultuuronderwijs in Rot-
terdam en is verzorgd door prof. dr. Barend van Heusden (hoogleraar Cultuur en Cognitie bij de Rijksuniver-
siteit Groningen). Deze keynote is als aparte download beschikbaar op www.kc-r.nl.
Na de keynote gingen 4 groepen deelnemers aan de slag met de volgende opdracht:
Opdracht
Formuleer een alinea in een beleidsnotitie, waarmee scholen en culturele instellingen aangeven hoe zij het
cultuuronderwijs binnen de eigen organisatie de komende periode zullen vormgeven.
Barend van Heusden
- 3 -KCR Focus op Effect
“de verbetering van de cognitieve vakken onder invloed van de culturele vakken meetbaar maken”
Deelnemerstafel1
Aanwezig
Jozef Kok (voorzitter), Fred Wartna (directeur Villa
Zebra), Jaco van den Dool (docent cultuurweten-
schappen Erasmus Universiteit), Rikkert den Hol-
lander (dienst JOS), Peter Koedood (directeur Mr.
Van Eijckschool), Olga Smit (dienst Kunst en Cultuur
Rotterdam), Anton Molenaar (gemeenteraadslid voor
Leefbaar Rotterdam), Anne Marie Backes (manager
KCR), Inge van der Heul (Onderwijsraad)
Discussie
Het kunstonderwijs wordt heel vaak in de hoek van
de niet-cognitieve vakken geplaatst. Uit de onder-
zoeksresultaten, waaraan Barend van Heusden in
zijn lezing refereerde, blijkt duidelijk dat er wel
effecten zijn op de prestaties van kinderen. Om
dat effect aantoonbaar te maken zijn methodieken
ontwikkeld, die ook voor de beoordeling van de
kunstvakken kunnen gelden. De leerkrachten moeten
leren hoe zij dat effect kunnen bereiken binnen
hun lesprogramma’s. Een leerkracht werkt aan het
aanleren van de basisvaardigheden van het cultu-
reel zelfbewustzijn en aan de daarvoor benodigde
media–vaardigheden .
Het belangrijkste van cultuureducatie is volgens
Barend van Heusden de verbeelding, het bedenken.
Dat heeft een effect op waarnemen, conceptualise-
ren en analyseren. Maar wat heeft een schoolhoofd
aan verbeelding als hij de opdracht heeft de Cito-
uitslagen te verbeteren? De politiek steunt onderzoek
en (experimentele) projecten om te zien of kunst- en
cultuureducatie daadwerkelijk de cognitieve vaardig-
heid verbetert. Het project DVD, Denken Voelen
Doen is geïnitieerd door Leefbaar Rotterdam. Het
project moet aantonen dat het integreren van een
kunstdiscipline in het onderwijscurriculum leidt tot
verbetering van de sociale en cognitieve ontwik-
keling van kinderen. Als na vijf jaar blijkt dat dit
project te weinig aantoonbaar effect heeft opgele-
verd, wordt de steun weer ingetrokken. Het is dus
van belang instrumenten te ontwikkelen waarmee de
verbetering van de cognitieve vakken onder invloed
van de culturele vakken kan worden gemeten. De
leerkrachten weten heel goed dat het leren verbeel-
den, het je kunnen voorstellen en het inleven helpen
bij taalontwikkeling, maar beschikken niet over een
instrument om het effect aantoonbaar te maken.
De Mr. Van Eijckschool heeft Dans in de verlengde
leertijd opgenomen, en heeft het vak op het rapport
gezet, zodat de vorderingen van de kinderen beoor-
deeld worden en gepresenteerd. Met vakspecialisten
werkt de Mr. Van Eijckschool nu aan een methode
van beoordelen.
In Duitsland wordt gewerkt met culturele competen-
ties, waarbij kinderen zelf hun doelen formuleren
en hun eigen ontwikkeling beoordelen. Dat blijken
kinderen heel goed te kunnen doen als de leerkracht
er serieus mee omgaat. In Nederland wordt vaak
een portfolio gebruikt, wat de aanzet kan geven tot
de ontwikkeling van een breed beoordelingssysteem
voor cultuuronderwijs. Het is van belang dat voor de
beoordeling van de vorderingen in cultuureducatie
op korte termijn een instrumentarium wordt ontwik-
keld. Komt dat er niet, dan zakt cultuureducatie weer
- 4 -KCR Focus op Effect
terug in de marge. Doordat cultuur uit het vakken-
pakket op de pabo is verdwenen, wordt het steeds
moeilijker om met leerkrachten over het effect van
cultuur ( en daarin kunst-)onderwijs te praten. In
Amsterdam worden in de wijk studies gedaan naar
het effect van kunstonderwijs op de ontwikkeling van
kinderen. Uit dat onderzoek wordt de legitimiteit van
het kunstonderwijs aangetoond. Kinderen die cogni-
tief niet zo knap zijn komen soms in de kunstvakken
soms beter tot hun recht. Dat versterkt hun zelfver-
trouwen, dat weer een effect heeft op het rekenen.
Vroeger werden vakken als Tekenen en Gym struc-
tureel met een cijfer beoordeeld. Waarom is dat afge-
schaft? In de jaren ‘50 was er de canon: als je deed
zoals het hoorde, was het goed. Daarmee lag er ook
een standaard voor de kwaliteit van cultuuronder-
wijs. De revolutie van de jaren ‘70 heeft die normen
verworpen, met als gevolg dat we nu niet meer
weten “hoe het hoort” en “ het niet kunnen beoorde-
len”. Conclusie: we moeten de standaardisering van
kwaliteit terughalen zonder de klok terug te zetten.
Volgens de theorie van Barend van Heusden is het
van belang om de doelen en verwachtingen voor
de kunst- en cultuurvakken scherp te krijgen, zodat
er een evaluatie-instrument kan worden gecreëerd.
Tegelijkertijd moet in het vermogen van leerkrachten
worden geïnvesteerd om de vorming in de kunst- en
cultuurvakken te kunnen beoordelen. We moeten
met elkaar afspreken wat we met het kunst- en
cultuuronderwijs willen bereiken om te kunnen
vaststellen of we bereikt hebben wat we beoogden
te bereiken. Het formuleren van verwachtingen,
doelen en evaluaties kunnen scholen en culturele
instellingen als opdracht meenemen. Voor de Mr.
Van Eijckschool is het van belang dat het vak Dans
in 2013 aan de Cito-toets is toegevoegd. Cito zou
de opdracht moeten krijgen voor dit bepaalde type
onderwijs de evaluaties professioneler te maken. Het
cultuuronderwijs heeft er belang bij te komen tot
een systematiek van beoordelen die aansluit bij de
bestaande beoordelingsmethodiek.
Formuleringvandealinea
Dekunst-encultuureducatieoponzeschoolwil
opbrengstgerichtzijn,datwilzeggen:wijwillen
formulerenwatwewillenbereikenenhoewedat
willenbereikenenhoewevaststellenofwedatheb-
benbereiktwatwewildenbereiken.
Anne Marie Backes en Barend van Heusden
- 5 -KCR Focus op Effect
Deelnemerstafel2
Aanwezig
Judith van Gelder (docent primair onderwijs en
cultuur coördinator), Beerend Lenstra (Music Mat-
ters), Peter Asjee ( Hogeschool Inholland), Xandra de
Vroom (dienst JOS), Irja Hartenberg (stagiaire KCR),
Jim de Vries, vz (KCR), Aziem Jarmohamed (directeur
Imeldaschool), Verolique Jacobse (Kunstgebouw
Zuid-Holland), Ocker van Munster (directeur SKVR),
Peggy Brandon (directeur Mocca), Annemarie Tim-
mermans (KRC).
Discussie
Op de vraag van de voorzitter over waargenomen
meetbare effecten van cultuureducatie wordt verwe-
zen naar het project ‘Denken Voelen Doen’ (DVD)
dat een initiatief is van Leefbaar Rotterdam. Dit
project moet aantonen dat het integreren van een
kunstdiscipline in het onderwijscurriculum leidt tot
verbetering van de sociale en cognitieve ontwikke-
ling van kinderen. Wetenschappelijk onderzoek uit
Berlijn heeft daarnaast aangetoond dat het Filosofie
een positief effect heeft op de sociale en cognitieve
ontwikkelingen van kinderen. In eigen kring is waar-
genomen dat zanglessen de sociale competentie van
kinderen, hun weerbaarheid en hun zelfvertrouwen
doen toenemen en dat het daarnaast ook effect heeft
op het cultureel zelfbewustzijn van kinderen. De
leerkracht is een belangrijke factor in de ontwikke-
ling van sensorische en motorische vaardigheden.
Een goed opgeleide en goed gemotiveerde leerkracht
kan bij een kind talent onderkennen, vaardigheden
aanleren en een bewustwordingsproces ontwik-
kelen. Het onderwijsbeleid is volgens de richtlijnen
van de landelijke overheid vooral gericht op de
ontwikkeling van taal- en rekenvaardigheden. De
gemeente Rotterdam wil cultuureducatie opnemen
in het curriculum van de scholen om langs die weg
tevens de Cito-scores te verbeteren. De gemeente is
niet direct geïnteresseerd in de ontwikkeling van de
vaardigheden op het gebied van een kunstdiscipline.
Cultuureducatie kan effect hebben op social inclu-
sion, het jezelf presenteren, het schoolklimaat en
het burgerschap. Deze effecten komen niet overeen
met de gemeentelijke doelstelling. Bij problemen in
de taalontwikkeling kan een van de kunstdiscipli-
nes verbetering brengen. Het is van belang dat ook
gezocht wordt naar aansluiting bij programma’s als
‘Beter presteren’. De provincie volgt de ontwikkelin-
gen in Rotterdam, maar is nog niet overtuigd van een
meetbaar effect van cultuureducatie op de cognitieve
ontwikkeling. Legitimering van cultuureducatie ligt
- 6 -KCR Focus op Effect
“docent is cruciale factor bij het welslagen van het beleid”
in de verankering van cultuureducatie in het curricu-
lum van de scholen. Daarbij wordt opnieuw de rol
van de docent aan de orde gesteld als cruciale factor
bij het welslagen van dit voorgenomen beleid. Als de
docent het belang ervan inziet is er meer potentie.
De gemeente wil door het project Denken Voelen
Doen die verankering tot stand brengen. Ook als
per school de mate van verankering verschilt, is het
van belang de drempels laag te houden. De voorzit-
ter concludeert dat de vergadering van mening is
dat van cultuureducatie bepaalde effecten verwacht
mogen worden, mits er voor de langere termijn in
geïnvesteerd wordt en er samenwerking plaatsvindt.
In Rotterdam moet iedere school aandacht besteden
aan cultuureducatie. Het gaat niet om een bepaalde
hoeveelheid lesuren, maar om het resultaat dat wordt
bereikt. Een school die al begonnen is met cultuur-
educatie merkt geen effect van de lessen, een andere
school stelt een lichte stijging van de Cito-score vast,
maar kan niet aantonen dat dit het gevolg is van de
kunsteducatie. Wel aantoonbaar is dat de kinderen
creatiever geworden zijn. Aan de orde komen het
nut van meer lesuren in rekenen en taal versus de
effectiviteit van het onderwijs. Heeft samenhang
binnen de vakken meer effect op taal en rekenen?
Formuleringvandealinea
Vanuitgemeente,provincie,onderwijsenculturele
instellingenwordenverschillendeeffectentenaan-
zienvanhetcultureel(zelf)bewustzijn,verbeelding
enmediagebruikverwacht.Voorwaardendaarbij
zijnduurzameinvesteringenininhoudsniveau,legi-
timeringensamenwerking.
- 7 -KCR Focus op Effect
Deelnemerstafel3
Aanwezig
Vincent van Roon (Melanchton Prinses Irene), Judith
Vorwerk (TENT), Saskia Roering (JOS), Tanya Lodder
(Digital Playground), Sylvia Wiegers (SKVR), Marian-
ne van de Velde (Jeugdcultuurfonds), Hadewijch de
Jong (RUG/Cultuur in de Spiegel), Eva Monen (KCR),
Ingrid Duindam (KCR), Marja van Tienhoven (vz)
Discussie
Culturele instellingen en scholen gebruiken verschil-
lende begrippen in hun cultuurbeleidsplannen. Ken-
nismaken met cultuur, cultuur als sociale bezigheid
en bewustwording worden als belangrijkste begrip-
pen genoemd. Leerlingen van Digital Playground
worden zich steeds meer bewust van wat media
inhoudt en dat zij met de media om leren gaan. Dit
doen de kinderen door vaardigheden te ontwikkelen,
vertaald naar de begrippen Verbeelden en Conceptu-
aliseren uit de presentatie van Barend van Heusden.
In het voorbeeld betekent het woord ‘media’ uitge-
legd als ‘nieuwe media’: computers en televisie. Het
onderwijs vindt de toetsbaarheid van cultuureducatie
van belang. Wanneer het onderwijs getoetst kan
worden op effecten, krijgt het bestaansrecht. Naar
verwachting eindigt de discussie over de legitime-
ring wanneer een vak aantoonbaar effect heeft en
het getoetst wordt. Toetsen is ook een instrument
om talent zichtbaar te maken. Leerlingen kunnen
vaak niet doorstromen naar het kunstvakonderwijs
omdat zij niet het juiste niveau hebben of achter-
stand in de taalvaardigheid of iets dergelijks, terwijl
ze wel zeer getalenteerd kunnen zijn. Met behulp
van toetsing kan dit zichtbaar gemaakt worden. De
gemeente ziet vooral de verbetering van taal- en
rekenvaardigheid als hoofddoel. Met behulp van een
goed toetsingssysteem verwachten de scholen aan te
kunnen tonen dat cultuureducatie een positief effect
heeft op de cognitieve vakken. De SKVR zoekt een
kapstok is voor het cultuuronderwijs, zodat er een
doorlopende leerlijn is in de ontwikkeling van de
kinderen. Hierbij staan het creërend vermogen, het
presenteren en de sociale vaardigheden centraal. Er
zijn inmiddels eindtermen beschreven, nu wordt on-
derzocht hoe die getoetst kunnen worden. De Cito-
toets heeft als nadeel dat snel toets-
baar resultaat verwacht wordt. Het
KCR ziet bij de scholen een behoefte
om doelen te bereiken. Hoe stel je
vast dat je doel is bereikt? Het is van
belang dat alle beoordelaars met
dezelfde maat meten. In het beleids-
stuk moet aan de orde komen hoe op
de toetsing gereflecteerd wordt. Het
is belangrijk dat scholen stil staan
bij wat ze precies toetsen en dat het
belang van het kind - binnen een be-
paalde context - daarbij het uitgangs-
punt vormt. In het maatschappelijk
bestaan zijn flexibiliteit en creativiteit
heel belangrijk, een basisvaardigheid
om een mondig burger te kunnen zijn. De gemeente
benoemt een brede ontwikkeling in het beleid. De
brede ontwikkeling moet breed worden opgevat,
zolang de basis (taal en rekenen) maar in orde zijn.
Hoe meet je goed burgerschap? Goed burgerschap
kan eigenlijk tien jaar later pas getoetst worden.
Formuleringvandealinea
Hetcultuuronderwijsontwikkeltvaardigheden,
gerichtopflexibeleencreatieveburgers,doorop
langetermijnteinvesterenalsschoolenculturele
instelling,metaandachtvoorreflectieentoetsing.
- 8 -KCR Focus op Effect
Deelnemerstafel4
Aanwezig
Wil Walvis (KCR), Patrick van der Weide (RO Thea-
ter), Arno van Riet (Pabo Thomas More), Marjo van
Hoorn (Cultuurnetwerk), Fianne Konings (Cultuur in
de Spiegel), Celine Boot (Pabo Thomas More), Pepijn
Verhoeven (KCR), Anna van der Goot (KCR), Jacque-
line Schellingerhout (SKVR)
Discussie
Cultuuronderwijs wordt veelal ad hoc ingezet. De
gemeente financiert op projectbasis. Er is gebrek aan
structuur en vakdocenten. De onderwijssector sugge-
reert dat verschillende kunstdisciplines een samen-
werkingsverband met elkaar aangaan en samen een
(vraaggericht) aanbod formuleren dat (beter) aansluit
op het curriculum van de school. Zoals cultuuredu-
catie momenteel wordt ingezet is het niet meetbaar.
Er moet meer gekeken worden naar de vraag van de
school. Onderwijsthema’s moeten worden samen-
gebracht met cultuuronderwijs. Een bezoek aan een
culturele instelling is slechts één manier van invullen
van cultuuronderwijs. De school heeft niet genoeg
kennis (én tijd) in huis om vorm en uitvoering te ge-
ven aan het kader dat Barend van Heusden schetst.
Cultuuronderwijs moet aansluiten op de cognitieve
ontwikkeling van kinderen (theorie Piaget). Cultuur-
onderwijs wordt niet per leerjaar vormgegeven, maar
voor de gehele schoolloopbaan.
Scholen moeten de juiste (praktische) handvatten
krijgen om het cultureel (zelf)bewustzijn van de leer-
lingen in kaart te brengen en daarmee het cultuur-
onderwijs vorm te geven. Dit vraagt van de school
dat zij kunnen formuleren waar ze nu staan, waar
ze naartoe willen en hoe ze daar komen. Scholen
moeten zichzelf de juiste vragen stellen. In hoeverre
is het cultureel (zelf)bewustzijn van de leerlingen
ontwikkeld? In hoeverre moet het cultureel (zelf)
bewustzijn zijn ontwikkeld bij het verlaten van de
school? Hoe kom je van beginpunt naar eindpunt?
Kan structuur worden gegeven aan het cultuuronder-
wijs en kan het inbedding vinden in het curriculum.
Formuleringvandealinea
In2012gaanweaandeslagmethetinkaart
brengenvanhetcultureel(zelf)bewustzijnvande
leerlingen.Weformulerentevensheteinddoelvan
onscultuuronderwijs.Weonderzoekenhoewevan
debestaandesituatienaardegewenstesituatiekun-
nenkomen.
- 9 -KCR Focus op Effect
Plenaireafronding
Barend van Heusden concludeert dat tafel 1 en tafel 4 eigenlijk dezelfde opdracht hebben geformuleerd.
Voor het vaststellen van de resultaten zou een systeem van meten worden ontwikkeld. Zoals geopperd
ligt het in de lijn als het Rijk de Cito hierin een opdracht kan geven. Tafel 1 constateert een zekere vrijblij-
vendheid ten aanzien van het cultuuronderwijs. De onderwijsmensen willen meer houvast als het gaat om
‘opbrengstgericht denken’. Wat houdt dat precies in? Zijn dat bijvoorbeeld 40 tekeningen per jaar? Spreker
begrijpt dat zo concreet vaardigheden gemeten moeten kunnen worden om grip te krijgen op de resultaten.
Maar opbrengstgericht denken is ook doelgericht denken: wat wil ik bereiken met de kinderen, welk doel
heb ik voor ogen? Aan tafel 2 zat een gemêleerd gezelschap dat zich vooral vragen stelde bij de verwachtin-
gen. Op de vraag wat cultuureducatie inhoudt, kwamen veel ideeën bovendrijven. We leven in een maat-
schappij die direct in een kramp schiet als aan verwachtingen moet worden voldaan. Men kampt met de
onzekerheid niet te kunnen voldoen aan de beoogde effecten en gewenste resultaten. De ‘duurzame inves-
tering’ slaat op het beleid van de gemeente en de landelijke overheid. Spreker aarzelt even bij de betekenis
van het woord ‘flexibel’ van tafel 3 omdat uit een recent onderzoek blijkt dat dit woord ook negatieve kanten
heeft. Hier wordt met flexibel bedoeld dat mensen wendbaar genoeg zijn hun eigen weg om in de maat-
schappij kunnen vinden. Algemeen is be-
langrijk voor het proces dat de scholen met
elkaar samenwerking en gezamenlijk een
visie ontwikkelen. In reactie op de alinea
van tafel 4 merkt spreker op dat de les die
je kunt trekken uit de ervaring van de twee
verschillende scholen met heel verschil-
lende populaties is, dat een school eerst
moet onderzoeken wat er in het geheugen
van de verschillende kinderen zit om daar
een plan op te trekken.
Volgens Ocker van Munster suggereert de
alinea van tafel 4, dat het onderwijs alle-
maal dezelfde soort mensen moet afleve-
ren, mede dankzij de Cito-toets. De vraag
is: Is dat wat we willen? De onderwijssector zou daar een visie op moeten ontwikkelen. Barend antwoordt
dat scholen kinderen een bepaald kader moeten aanbieden passend bij hun niveau: een bepaalde mate van
zelfbewustzijn, van waaruit zij zich verder ontwikkelen. Zij krijgen tools aangeboden die hen in staat gesteld
zich verder te ontwikkelen naar eigen keuze. Dat moet je kinderen leren. Je kunt je leerdoelen formuleren
voor het traject dat je wilt afleggen. In de praktijk zie je dat ook. We leggen een traject af met verschillende
begin- en eindsituaties.
Tot slot wordt een vraag uit de zaal gesteld die op ieders lippen ligt: “Het is nu november 2011, Barend,
wanneer is je onderzoek klaar?”
www.cultuurindespiegel.nl
www.kc-r.nl