flux 8 samen

32
samen RATHENAU INSTITUUT | JANUARI 2013

Upload: rathenau-instituut

Post on 03-Mar-2016

217 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

Flux Magazine is het relatiemagazine van het Rathenau Instituut. Flux biedt een stroom van inspirerende ideeën; uit de wetenschap, technologie, industrie en samenleving. In Flux 8 onder andere: Het thema ‘Samen.’ Soms moeilijk, soms eenvoudig. Robotauto’s. Zelf rijden is zó ontzettend 2012. Burgers verzetten zich massaal tegen energietechnologie. Zelfs tegen groene energie. De consument gaat de economie bepalen. Jammer dat bedrijven dat nog steeds niet doorhebben, zegt futuroloog Wim de Ridder. Wetenschappers en bestuurders komen van verschillende planeten. Toch is samenwerken aan maatschappelijke problemen niet onmogelijk.

TRANSCRIPT

Page 1: Flux 8 samen

samen

Ra

th

en

au

In

stIt

uu

t |

ja

nu

aR

I 2

01

3

Page 2: Flux 8 samen

i nhoud

4 Samen?Soms moeizaam, soms simpel.

6 BurgerverzetBurgers verzetten zich massaal tegen energietechnologie. Zelfs tegen groene energie. Maar als iedereen zijn achtertuin leeg houdt, gaat straks het licht uit. Een beetje sussen is niet genoeg.

12 KopieKunstenares Charlotte Jarvis liet van haar bloed, huid en haar, een gene-tische kopie van zichzelf maken. ‘Ik maak mezelf onsterfelijk’.

16 FuturologieDe consument gaat de economie bepalen. Tot in het extreme. Jammer dat bedrijven dat nog steeds niet doorhebben, zegt futuroloog Wim de Ridder.

22 Robotauto’sZelf rijden is zó ontzettend 2012. Nog even en de autonome auto brengt de kinderen naar de sportclub. Rij jij of rij ik?

26 SamenwerkenWetenschappers en bestuurders komen van verschillende planeten. Toch is samenwerken aan maat-schappelijke problemen – kennis coproduc tie – niet onmogelijk. Kwestie van communiceren.

Rubrieken Column Jan Staman 3 Feiten & Cijfers 15 Column Barend van der Meulen 29 Lezen 30

2

16

22

12

4

Page 3: Flux 8 samen

col umn

Gelegenheidscoalities

In Griekenland ontstaan momenteel overal lokale munt­eenheden, die vaak werken als een soort tegoedbonnen voor diensten en goederen. Met een dergelijke munt kun je een

liter olijfolie bijvoorbeeld omzetten in een half uur boekhou­den. De euro, die Griekenland peperduur heeft gemaakt voor zijn inwoners, heb je dan niet meer nodig.

Het is een voorbeeld van burgers die niet meer geloven in de staat. In Griekenland gebeurt dat in extreme mate, maar ook in Nederland is dat proces gaande. Nog niet zo lang geleden waren we ervan overtuigd dat het land waartoe we behoorden, ons veel kon geven. Van wieg tot graf waren we verzekerd van bescherming en verheffing, dachten we. Maar een halve eeuw na het toppunt van dat ideaal, de jaren vijftig, komen we tot de conclusie dat het zo niet werkt. De staat laat ons zitten met grote en slepende problemen. Dus kwijnt ook het traditionele burgerschap, waarin de hoop op een betere wereld zo belangrijk is, weg. De burger verwordt tot een consument van staatsaanbiedingen. Om ons heen zien we dan ook overal teleurgestelde burgers hun burgerschap opnieuw uitvinden in eigen kring. Bijvoorbeeld door nieuwe politieke bewegingen te beginnen. Ja, we zijn bang en onzeker, maar er is ook hoop.

‘Samen’ betekent tegenwoordig iets heel anders dan in de jaren '50. Mensen zoeken en vinden elkaar via allerlei nieuwe netwerken; op internet maar ook in het echte leven. De zuilen maken plaats voor gelegenheidscoalities. Samen keren burgers zich tegen schaliegaswinning. Maar er ontstaan ook initiatie­ven om als gemeenschap windmolens te beheren, zoals in deze Flux wordt beschreven. Mensen geven het burgerschap opnieuw vorm. Dat de staat daarbij wat uit beeld raakt, en zelf ook haar vorm opnieuw moet vinden, is helemaal niet erg. Het is zelfs nodig.

Jan Staman is directeur van het Rathenau instituut.

© A

nn

e va

n G

elde

r

3

Page 4: Flux 8 samen

P Rol oog

© S

CA

LA P

ictu

re L

ibra

ry |

Mu

seum

of M

oder

n A

rt, N

ew Y

ork

4

Page 5: Flux 8 samen

Fantastisch experiment: laat een schattig robotje ter grootte van een melkpak los in New York. Zorg dat de wieltjes van de robot – Tweenbot genoemd – maar één kant uit willen: rechtdoor. Zet op zijn rug een vlaggetje met daarop de woorden ‘help me’ en de bestemming die de robot wil bereiken. Studente Kacie Kinzer wilde zien of iemand de robot zou helpen. De New Yorkers slaagden met vlag en wimpel voor de test. Een poging om van de ene kant van Central Park naar de andere te komen, lukte dankzij 29 ‘vrijwilligers’ die het robotje in de juiste richting zetten, in slechts 42 minuten. Ondanks de dreiging van terrorisme en de notoir onbehulpzame New Yorkers.

Samenwerking is de sleutel tot succes. We corrigeren elkaar, duwen in de juiste richting, overleggen en steunen. Juist in deze tijd van individualisering zoeken we elkaar weer op. Daarover gaat deze Flux, over mensen (en steeds vaker ook robots) die samen protesteren, rijden en een toekomst uitstippelen. Dat gaat niet altijd goed, maar net als de Tweenbots bereiken we alleen samen onze bestemming.

5

Page 6: Flux 8 samen

hoofdaR t i ke l > Samen tegen vooR

Burger wil betrokken worden

TEKST PhILIP DRöGE

Dankzij sociale media en internet worden burgers steeds effectiever in het organiseren van protest. Zelfs groene en duurzame energietechnologie moet het ontgelden. [ > ]

© C

alin

Tat

u | D

ream

stim

e.co

m

6

Page 7: Flux 8 samen

[ > ]

verlaten energie-installatie in oost-europa. energieproductie stuit vaak op veel verzet.

7

Page 8: Flux 8 samen

Wat hebben Urk, Deventer, Buinerveen, Dalfsen en Wijk bij Duurstede met elkaar gemeen? Inwoners van deze gemeenten hebben de

afgelopen jaren met succes de bouw van nieuwe wind­turbines weten tegen te houden. De protesten waren vaak fel en efficiënt. Binnen korte tijd werden actiegroepen uit de grond gestampt die konden rekenen op brede steun. Resultaat? Een smadelijke aftocht van energiebedrijven. Hun molens gingen niet in genoemde gemeenten draaien. Maar waar dan wel? De lijst met mislukte windenergie­projecten is lang en dreigt nog veel langer te worden. Boze burgers communiceren dankzij internet makkelijk met elkaar en leren van elkaar. Iedere nieuwe protestgroep kan eenvoudig teren op de ervaring van voorgangers. Dat maakt burgers effectiever dan ooit en zorgt voor kopzorgen bij bestuurders die een groenere samenleving willen realiseren. Want als iedereen zijn achtertuin leeg weet te houden, dan gaat straks het licht toch echt uit.Dat energie duurzamer moet worden opgewekt, lijkt ech­ter een breed gedragen wens onder de Nederlandse bevol­king. Het kabinet streeft er al meer dan tien jaar naar. Maar waar moet dat dan gebeuren? Dat is de hamvraag. Ieder­een wil – liefst groene – stroom uit het stopcontact, maar niemand wil een windmolen of biovergasser in zijn of haar omgeving. Dat blijkt wel uit alle lokale protesten. Not In My Back Yard of kortweg nimby heet het verschijnsel in de volksmond, en het levert inmiddels grote hinder op bij het vergroenen van de samenleving.

een beetje gelukEen actueel voorbeeld van de nimby­tendens is het protest tegen de winning van schaliegas in Boxtel en Haaren. Schaliegas is in grote hoeveelheden voorradig in de Europese bodem. Om het naar boven te krijgen, moeten aardlagen worden gebroken middels hydraulic fracturing, kortweg fracking in het Engels. Ook worden chemicaliën gebruikt om het gas naar de oppervlakte te dwingen.In de Verenigde Staten heeft deze methode aardbevingen veroorzaakt en volgens sommige onderzoekers verontrei­nigt het lucht en grondwater. Dat maakt deze vorm van energie controversieel. Reden voor Stichting Schaliegasvrij Nederland om op de barricaden te gaan in de twee Noord­Brabantse gemeenten. Met succes, er komen daar geen boringen naar schaliegas.

De stichting is een coalitie van milieuorganisaties en buurtgroepen van bezorgde burgers. De penningmeester komt bijvoorbeeld van de buurtgroep Schalievrij Boxtel. Opmerkelijk wapenfeit: gaandeweg keerden beide gemeentebesturen zich tegen de gasboringen. Hoe kregen de actievoerders dat voor elkaar? Ko van Huissteden, voor­zitter van de stichting en toevallig ook aardwetenschapper, weet wel waarom.‘Mijn advies aan iedere burger die te maken krijgt met plannen voor de winning van schaliegas, is om zich goed te informeren. Als je precies weet wat de plannen zijn, kun je naar de gemeenteraad stappen en precies uitleggen waarom het een slecht idee is. Dáár, in de politiek, moet het vervolgens gaan leven.’Overigens moet je volgens Van Huissteden ook een beetje geluk hebben. ‘Sommige raadsleden worden uiteindelijk zelf actief, anderen interesseert het allemaal niets, die laten het gewoon lopen.’Lagere overheden die zich door burgers laten opstoken tegen landelijk energiebeleid, blijkt een effectieve protest­methode. Zo werden bijvoorbeeld in Barendrecht de plan­nen voor CO2­opslag onder een woonwijk getorpedeerd door de gemeenteraad. En wilden de provincies Noord­Holland en Groningen tot voor kort geen nieuwe windtur­bines plaatsen. Daarmee gingen lagere overheden dwars tegen de wil van Den Haag in. Enkele tientallen gemeenten hebben zich schaliegasvrij verklaard, terwijl de overheid schaliegas als ‘veelbelovend’ betitelt. Inmiddels liggen alle plannen voor boringen op de plank, in afwachting van onderzoek naar mogelijke risico’s.

Het protest tegen schaliegas is niet alleen lokaal, maar ook internationaal georganiseerd. Burgers zoeken elkaar over landsgrenzen op.Afgelopen oktober kwamen tegenstanders van schaliegas uit heel Europa voor het eerst bijeen om van elkaar te leren. Schaliegasvrij Nederland was er met één persoon bij in Brussel.

hoofdaR t i ke l

[ < ]

‘lagere overheden laten zich opstoken door burgers’

8

Page 9: Flux 8 samen

‘We hebben geen budget’, zegt Van Huissteden. ‘Volgens onze informatie heeft de schaliegaslobby de afgelopen jaren 24 miljoen euro uitgegeven. Wij moeten het doen met een paar duizend euro van Greenpeace en Milieudefensie.’Het wapen dat Nederlandse strijders tegen schaliegas wel in overvloed hebben, zetten ze volop in: het informeren van burgers en politici. Van Huissteden: ‘Ga praten met je buren, vrienden, collega’s en de lokale politiek. Organiseer een informatieavond waarop je mensen van bijvoorbeeld TNO uitnodigt om te vertellen wat fracking precies is. Ga naar de regionale krant. Dan pakt de politiek het misschien op en maak je een kans om het tegen te houden.’Over internationale samenwerking gesproken: in Boxtel werd de afschrikwekkende documentaire Gaslands uit de Verenigde Staten vertoond. Vooral de scène waarin

een boer ineens gas in plaats van water uit de kraan krijgt, maakte indruk. Hij steekt het aan en er volgt een steekvlam.

turbinehatersOok andere protestbewegingen werken samen over grenzen heen. Er is een heus European Platform Against Wind Power waar turbinehaters uit alle uithoeken van het continent tips kunnen krijgen om windenergieprojecten stil te leggen. Mensen in heel Europa hebben de afgelopen jaren effectieve methodes ontdekt om samen energievoor­zieningen uit hun achtertuinen te weren. Zelfs als het om ogenschijnlijk zeer duurzame initiatieven gaat.Actievoerders in Port Talbot (Groot Brittannië) hebben de bouw van een biomassacentrale tegengehouden. Een Iers project om getijden om te zetten in energie werd afgescho­ten na felle protesten. Franse vissers wisten de bouw van een turbinepark bij Bretagne te stoppen. Misschien is de term nimby zelfs nog te vriendelijk om het huidige tijdsgewricht te omschrijven. Soms lijkt elk project gedoemd om te mislukken. Een Australische jour­nalist bedacht daarom een paar jaar geleden het acroniem banana; dat staat voor Build Absolutely Nothing Anytime Near Anyone. Het verwoordt de onmacht van bestuurders om ook maar iets te kunnen plannen zonder dat de span­doeken worden gehesen.

Heeft de effectieve manier van protesteren het definitief onmogelijk gemaakt om de maatschappij te vergroenen? ‘Nee’, zegt Maria Pia Misiti, secretaris van de Associazione Pimby in Italië. ‘Het ligt er maar helemaal aan hoe je het aanpakt.’Haar organisatie – de naam staat voor Please In My Back Yard – probeert planners, politici en bevolking tot een dialoog te bewegen om zo minder projecten te laten mislukken.‘We hebben vele gevallen bestudeerd waarin mensen succesvol tegen infrastructuurprojecten protesteerden en we vonden steeds grote fouten in de communicatie door de overheid. Bij alle projecten die wél van de grond zijn gekomen, ontdekten we dat de lokale bevolking ervan profiteerde.’Bedoelt ze dat je de steun van gemeenschappen kunt kopen? ‘Het is meer compenseren en samenwer­ [ > ]

in Boxtel leidde een succesvolle samenwerking tussen protesterende burgers en de lokale politiek tot een verbod op schaliegasboringen.

9

Page 10: Flux 8 samen

ken dan kopen. De overheid wil een nieuwe weg of een energiecentrale; maar wat hebben de lokale mensen nodig? Misschien willen ze een park, een lokale weg of een gemeenschapscentrum. Wanneer je iets verliest, bijvoor­beeld een prachtig uitzicht of stilte, dan is het redelijk om in ruil daarvoor iets te krijgen.’

flink dwarsbomenZoals het Italiaanse voorbeeld toont, richt verzet van lokale gemeenschappen zich vaak niet op technologie als zodanig, maar meer op beleidsmakers en beslissingen die van bovenaf worden opgedrongen. Onderzoek naar maatschappelijke acceptatie van duurzame technologie versterkt dat beeld. Nimby is op zichzelf een leeg begrip, zeggen veel sociologen, een te simpele voorstelling van de complexe interactie tussen de overheid en burgers. Soms zijn hun protesten gebaseerd op werkelijke bezwaren, zoals bij schaliegas, soms zijn de protesten vooral gericht op de procedure rond energieprojecten. Burgers willen juist de dialoog met de overheid aangaan.‘Technologie is niet noodzakelijkerwijs het probleem, het kan ook onderdeel van de oplossing zijn’, zegt psychologe Gundula Hübner van de Martin­Luther­Universität in Halle­Wittenberg (Duitsland). Zij bestudeerde de accepta­tie van groene technologieën en milieuwetgeving door de bevolking. Hoewel ook duurzame dan wel klimaatneutrale technologie geregeld slachtoffer is van verzet, denkt ze dat duurzaamheid toch de sleutel is tot een geaccepteerde energieopwekking. Beter een windturbine dan een rokende schoorsteen, is haar conclusie.‘Er is qua acceptatie een groot verschil tussen een kern­centrale, een kolencentrale of een windenergieproject. Mensen hebben een voorkeur voor groene technologieën’, zegt Hübner. Ze nam bovengrondse elektriciteitsdraden in Duitsland en Groot­Brittannië onder de loep. Het gezond­heidsrisico daarvan blijkt verschillend te worden beoor­deeld door bewoners.‘Mensen hebben minder problemen met elektriciteits­

draden als ze maar weten dat er groene stroom doorheen gaat. Vooral als mensen horen dat er stroom wordt getrans­porteerd die is opgewekt met kolencentrales, dan hebben ze bezwaar.’Maar de protesten tegen windenergie dan? Bewijzen die niet dat ook duurzame energie het slachtoffer kan worden van volksverzet tegen alles dat nieuw is? Hübner: ‘Er zijn ook voorbeelden van gemeenschappen die zich vrijwillig hebben aangemeld voor een windfarm. Het zijn niet de turbines waar mensen problemen mee hebben, ze willen vooral worden betrokken bij de beslissing waar die dingen worden neergezet. Onderzoek toont aan dat mensen een diep wantrouwen koesteren tegen politici en planners die weinig transparant zijn. Ze willen deel uitmaken van het beslissingsproces, niet aan de zijlijn staan tot andere men­sen hebben besloten over hun regio. Negeer de bevolking en ze zal haar uiterste best doen om jouw plannen flink te dwarsbomen.’

liever één groteOverheid en burgers in symbiose, het zou zomaar de oplossing kunnen zijn. Juist door de burger te betrekken, kom je uiteindelijk tot een veel betere beslissing. Volgens onderzoeker Jurgen Ganzevles van het Rathenau Instituut moet je niet onderschatten hoeveel ‘gewone’ mensen in korte tijd kunnen leren.‘Burgers zijn niet zo dom als bestuurders soms denken. Uit onderzoek blijkt dat ze meestal tot dezelfde inzichten komen als experts, bijvoorbeeld als het gaat om de locatie van windmolens. Bij protesten tegen bepaalde projecten zie je dat burgers razendsnel op de hoogte zijn van voor­ en nadelen van bepaalde technieken. Een beetje sussen is dus niet genoeg; de overheid moet de mensen op hetzelfde niveau tegemoet treden. Spreek vooral over allerlei aspec­ten van een project. Hoe past het in het totaalplaatje voor energie?’Een nóg effectiever medicijn tegen nimby is het uiteraard als burgers zelf met initiatieven komen voor groene ener­gie. Op een aantal, vaak wat afgelegen, plekken in Europa gebeurt dat al; daar wekt de bevolking zelf energie op en profiteert daarvan. Als er knopen worden doorgehakt, dan doen burgers dat in onderling overleg. Meestal wordt die daadkracht ingegeven door een gebrek aan aandacht van ‘verre’ overheden en energiebedrijven, maar dat hoeft niet.

hoofdaR t i ke l

[ < ]

'negeer de bevolking en ze zal haar uiterste best doen om jouw plannen te dwarsbomen'

10

Page 11: Flux 8 samen

Een mooi voorbeeld is het Schotse eilandje Gigha (spreek uit Gie­Ja), waar de inwoners zelf drie tweedehands wind­molens hebben neergezet. De energie van die molens leveren de eilanders terug aan het net en ze krijgen korting op de stroom die ze zelf afnemen.

Andy Clements is de voorzitter van Gigha Renewable Energy, de stichting die de windmolens uitbaat. “De wind­molens zijn van de mensen van Gigha en wij verdienen er geld mee, niet als eenlingen, maar als gemeenschap. We leven met en door deze windmolens, ze pompen levens­bloed naar het eiland.’Dankzij de windmolens is er weer leven in de brouwerij op het eiland. In een paar jaar tijd steeg het inwoneraantal van 98 naar 145. Door de bedrijfsmatige aanpak is het eiland een aantrekkelijke vestigingsplek geworden. Weerstand

tegen de molens was er op Gigha niet, wel is van tevoren druk gediscussieerd waar ze moesten komen en van wie ze zouden zijn. Wat de doorslag heeft gegeven, is de manier waarop de eilanders de molens beheren: samen.Clements: ‘Waar je ook windmolens wilt neerzetten, er zullen altijd mensen zijn die het niet mooi vinden. Ik was een tijd geleden in Noorwegen voor een lezing in een dorp waar ze ook bezig zijn met allerlei groene energievormen. Daar had iedereen ruzie met iedereen, omdat windmolens en biovergassers daar allemaal in privaat eigendom waren. Iedereen had zijn eigen projectje en irriteerde daarmee zijn buurman die alleen de overlast had en niet de baten. Ik heb ze als advies gegeven: doe het samen. Bouw niet vijf klein­tjes, maar liever één grote molen.’

‘Meer lezen? Energie in 2030 – Maatschappelijke keuzes van nu’ www.rathenau.nl

‘Burgers zijn niet zo dom als bestuurders soms denken’

© R

ob M

arin

isse

n

de drie 'dansende dames' van het Schotse eiland gigha, een windmolenpark in handen van de gemeenschap.

11

Page 12: Flux 8 samen

k un S t & We t e n S chaP

Biokunstenaar Charlotte Jarvis maakte een genetische kopie van zichzelf. Ze won er een prijs mee.

TEKST PhILIP DRöGE FoTo’S EMILIE huDIG

‘Ik maak mezelf onsterfelijk’

Kunstenares Charlotte Jarvis won afgelopen december in Leiden de bio­kunst competitie Designers & Artists

4 Genomics Award (DA4GA). Ze doneert in het kader van haar winnende kunstproject bloed, huid en haar aan de stamcelonder­zoeksgroep van Universiteit Leiden. Deze cellen worden opnieuw geprogram meerd tot pluripotente stamcellen volgens een pro­cedé dat onlangs een Nobelprijs op leverde. Vervolgens worden deze stamcellen weer opgekweekt tot hart­, spier­ en vaat cellen. Deze collage van lichaamsdelen is een nieuw soort zelfportret. Biologisch gezien Charlotte, maar tegelijk losstaand van haar.

een zelfportret maken uit stamcellen, hoe kom je daarop? ‘Het idee is gedeelte­lijk ingeven door het feit dat experimenten met stamcellen zo controversieel zijn, vooral als het om embryonale stamcellen gaat. En dat terwijl er geweldige resultaten mee worden geboekt op het gebied van geneeskunde – ik geloof enorm in deze ontwikkelingen. Vorig jaar stuurde ik dit project ook al in voor de DA4GA, maar toen won ik niet. Toch ben ik met financiering van een andere partij doorgegaan en heb ik bewezen dat je met stamcellen weten­schap en kunst zeer intiem met elkaar kunt verbinden.’

Wat is het belang van je project? ‘Het is in essentie een performance – namelijk het afnemen en bewerken van mijn lichaams­materiaal – met als resultaat een kunstwerk, namelijk stamcellen die een kopie van mij opleveren. Die kopie kun je tentoonstellen

of verder gebruiken. Door deze stamcellen te kweken, maak ik mezelf onsterfelijk. Deze cellen zullen er waarschijnlijk nog zijn als ik er allang niet meer ben. Het gaat om mij, maar ook weer niet. Ik mag die cellen niet eens met mijn blote handen aanraken, anders kan ik een tumor op mijn huid krij­gen. Dat spanningsveld tussen mij en mijn materiaal, tussen samen en toch apart, dat vind ik erg boeiend.’

Wat heeft de wetenschap er aan? ‘Wetenschap wordt grotendeels uit publieke middelen gefinancierd, dus bestaat er een verplichting om het publiek te informeren. Dat kan op allerlei manieren, door artikelen te schrijven, interviews te geven of mee te werken aan zoiets als dit. Ik dacht in het begin dat genetici erg sceptisch tegenover mijn project zouden staan, maar in Leiden was men gelijk enthousiast. De genetici met wie ik werk, zijn nieuwsgierig naar hoe dit project afloopt; ze houden van het ongege­neerd lichamelijke en het creatieve van het maken van dit kunstwerk.’

Waarom heb je gekozen voor een weten schappelijk kunstproject? ‘Toen ik op school zat, wilde ik óf wetenschapper, óf kunstenaar worden. Ik heb eindexamen gedaan in alle exacte vakken, maar op het allerlaatste moment besloot ik toch naar de kunstacademie te gaan. Toen heb ik me voorgenomen om die twee werelden samen te brengen. De honger naar kennis en mijn creatieve kant kunnen echt in symbiose met elkaar leven. Ik heb die twee persoonlijk­heden in me.’

12

Page 13: Flux 8 samen

charlotte Jarvis voor een vertoning van haar performance.

13

Page 14: Flux 8 samen

Botsende culturen, ander jargon:kenniscoproductie tussen overheid, bedrijf, wetenschap en burger gaat niet vanzelf. Maar, zo ontdekte Tjerk Wardenaar, 'druk maakt alles vloeibaar'.

TEKST PhILIP DRöGE©

An

ne

van

Gel

der

14

P Rofi el

Samenwerken gaat niet vanzelf

Tjerk Wardenaar (1979) onder­zoekt voor het Rathenau Insti­tuut de coproductie van kennis

tussen overheden, bedrijven, weten­schappers en burgers. De industrieel ecoloog en filosoof bestudeert samen­werking van deze partijen rond grote maatschappelijke problemen, zoals klimaatverandering. ‘Dat doe ik door onderzoeksprogramma’s in Nederland, de Verenigde Staten en Duitsland te vergelijken. We hebben inmiddels veel materiaal voorhanden. Ik heb zestig interviews over de coproductie van kennis afgenomen in deze drie landen.’

En wat laat dit materiaal zien? ‘Vooral dat samenwerken niet vanzelf gaat. Bij co­creatie, zoals dit proces ook wel wordt genoemd, moet je buiten je eigen organisatie treden en kennis delen met anderen. Dat vraagt nogal wat aanpassing van partijen die gewend zijn kennis in eigen huis te ontwikkelen en te houden.’ Ook kun­nen organisatieculturen botsen. Of mensen spreken eenvoudigweg in een ander jargon. ‘Een mooi voorbeeld is het concept zekerheid. Wetenschap­pers praten niet graag in zekerheden, maar liever in termen als er is een aanwijzing dat… Beleidsmakers willen juist concrete voorspellingen hebben. Als deze twee groepen met elkaar gaan samenwerken, dan moeten ze eerst afspreken wat ze van elkaar verwachten.’

Druk maakt echter alles vloeibaar, ontdekte Wardenaar. Als er urgentie is, dan komt kenniscoproductie veel sneller van de grond. ‘In Europa is klimaatverandering geaccepteerd. Boeren in Duitsland zien de gevol­

gen van opwarming aan hun land. Ze willen graag samenwerken met wetenschappers en overheden om zich beter tegen een veranderend klimaat te wapenen.’ In de Verenigde Staten wordt die urgentie niet gevoeld en is klimaatverandering nog zeer contro­versieel. ‘Daar spreken wetenschappers vaak niet eens uit dat ze klimaatveran­dering bestuderen. Samenwerkings­verbanden komen daardoor niet van de grond. Na een verkennende studie komen er meestal geen maatregelen.’

De coproductie van kennis kan veel opleveren, concludeert Wardenaar, maar het vraagt een extra inspanning, vooral in het middenstuk van een project. Hij wijst naar een grafiek in de vorm van een U op zijn kantoormuur. ‘In het begin van een samenwerkings­project zijn mensen vaak enthousiast en willen ze graag samenwerken. Maar gaandeweg het project komt vaak de klad er in en ontstaan geregeld mis­verstanden. Dan haken mensen af. Als het project bijna is voltooid, zie je opnieuw veel aandacht, mensen willen nog snel invloed uitoefenen. Ideaal is als iedereen het hele project betrokken blijft, maar dat betekent dat je goede afspraken moet maken.’

tjerk Wardenaar is researcher bij het Rathenau instituut. hij onderzoekt de dynamiek en effecten van groot schalige onderzoeksprogramma's.

Page 15: Flux 8 samen

TEKST CLaaRTJE DooRENBoS

Van de zeven mil-

jard wereldburgers wonen er 16,7 miljoen in

Nederland. Vijftien procent van de Nederlanders voelt zich

vaak eenzaam. Vooral jon-geren tussen de 18 en 24 jaar.

Misschien kunnen zij eens naar de film met één van die

800.000 ouderen die altijd alleen eten.

Voor stunts met de

Aston Martin van James Bond in Skyfall,

maakte een 3D-printer drie replica’s van de auto. Met de 3D-printer van de Bijenkorf heb je in tien uur een schoen,

en dat voor 1250 euro. Dan moet je hem wel zelf in

elkaar zetten.

Bij de Caredroid, een

sociale robot die met eenzame ouderen praat,

hoeft dat waarschijnlijk niet. Hij komt over twee jaar op de

markt. Eva is ook zo’n zorgrobot in wording. Zij kan blikjes halen, al weet ze niet het verschil tussen

een blikje sinas en een blikje cola. De TU Delft sleutelt

daar nog aan.

Onder-zoekers voor-

spellen dat in de Yab-Yum van 2050 alleen

nog maar robots werken. Bij het Amerikaanse True Compan-

ion koop je nu al een seks­robot voor achthonderd euro. De Roxxxy-Pillow (zonder armen

en benen) past in een kus-sen. Handig als je moeder

komt stofzuigen.Als je moeder een

hekel heeft aan stof-zuigen, is daar de robot-

stofzuiger. Twee procent van de Nederlanders heeft er al een. Klinkt aantrekkelijk, maar in de praktijk valt het ding nog

een beetje tegen. Consu-mentenpanels geven de

robot een mager zesje.

Een Nederlands

gezin van vier perso-nen verbruikt gemiddeld

4694 kWh elektriciteit en 1500 m3 gas per jaar. Daarmee kunnen ze 4694

uur stofzuigen en 4500 keer onder de douche.

Geluk-kig komen er

elke dag ook weer 209.000 nieuwe wereldburgers

bij, van wie 500 in Nederland.

Het aandeel

her­nieuwbare­energie hierin (zon,

wind, waterkracht, omge-vingswarmte, aardwarmte en biomassa), is 4,2 pro-

cent. De regering wil dit verviervoudigen,

tot 16 procent in 2020.

Om minder afhanke-

lijk te worden van Rus-land moeten we misschien aan

het schaliegas (aardgas uit een gesteente). Europa heeft er 14.000

miljard kubieke meter van, genoeg om bijna dertig jaar aan de Europese gas-vraag te voldoen. De winning van scha-liegas (‘fracking’) is zeer omstreden.

37 Nederlandse gemeenten hebben zich ‘schaliegasvrij’ verklaard. Zij

verlenen geen medewerking aan boringen.

Meer kernenergie

dan? Tussen 1980 en 2009 kwamen in kerncen-

trale Borssele 372 bedrijfssto-ringen voor. Toch is kernenergie

de minst dodelijke energiebron. Steenkolen zijn het gevaarlijkst: alleen al aan de fijne deeltjes die

Amerikaanse kolenfabrieken uitstoten, sterven dagelijks

36 Amerikanen.

Bronnen: Alexanderklopping.nl, CBS, Dailymail, Energie wereld, Eoswetenschap, Eurostat, Milieucentraal, Milieudefensie, Motivaction, Nuon, PlanbureauvoordeLeefomgeving, Onjo, Robotsnu, Scientias, Trosradar, Trouw, WereldvandeVN, Windenergie, Wikipedia.

fei ten & c i Jfe R S

15

Page 16: Flux 8 samen

16

Page 17: Flux 8 samen

[ > ]

17

De consument gaat de economie bepalen’

Hij is al weer bezig met een nieuw boek. Niet meer door zelf te schrijven – ben je

gek – maar door zijn verhaal aan een computer te dicteren. Die maakt er dan automatisch geschreven tekst van. Futuroloog Wim de Ridder (67) is beslist een early adopter als het om technologie gaat. Op de universiteit maakte hij in de jaren zestig kennis met de allereerste computers. Enorme kasten zorgden dat hij zijn econo­

mische modellen makkelijker kon doorrekenen.‘Ik werkte tijdens mijn promotie­onderzoek op een computer van het Econometrisch Instituut in Rotter­dam die in die tijd vijf miljoen gulden kostte. Daar stopte je een berekening in en na een nacht rekenen had je de volgende dag de uitkomst.’Dankzij de groeiende mogelijkheden van computers begon De Ridder steeds verder in de toekomst te turen.

Het culmineerde in 1993 in het boek Kijken over de Eeuwgrens, waarin hij samen met collega’s verkende wat in de volgende eeuw stond te gebeuren. ‘Iedereen was nieuwsgierig wat het nieuwe millennium ons ging bren­gen. Het jaar 2000 was een moment waar de maatschappij lang naartoe had geleefd.’ Het werd de eerste van vele boeken over de toekomst en de opmaat naar een deeltijd hoog­leraarschap Toekomstonderzoek

i n teRvi e W > fu t uRol ogi e

De oprukkende doe­het­zelf economie gaat Nederland veranderen, voorspelt futuroloog Wim de Ridder. 'De technologie en het geld zijn er. Nu nog de visie.'

TEKST MIRJaM vaN IMMERZEEL FoTo’S EMILIE huDIG

Page 18: Flux 8 samen

aan de Universiteit Twente. Zijn ruime werkkamer in Oegstgeest is gevuld met een rijk leven van lezen, schrijven en reizen. Old school, dat wel. Zijn boekenkast is goed gevuld met papieren uitgaven en tastbare memorabilia. Het comfortabele zitje in het midden nodigt uit tot mijme­ren over het verleden en filosoferen over de toekomst. De Ridder plaatst ons aan een bureau met koffie en mini­Marsjes, en wacht welwillend de eerste vraag af, die hem al zo vaak is gesteld: wat gaat de nabije toekomst ons brengen?

geen doemdenkerIn zijn nieuwe boek De strategische revolutie geeft de futuroloog antwoord. Bijna achteloos voorspelt hij het einde van de gevestigde namen in het bedrijfsleven. De consument gaat namelijk de economie bepalen, tot in het extreme.Technologie wordt zo goedkoop dat wij steeds minder fabrikanten nodig hebben om aan producten te komen. Traditionele ondernemingen zullen eenvoudigweg worden omzeild. Bedrijven die nu nog onaantastbaar lijken, gaan in het geweld van deze doe­het­zelf­economie ten onder. Nieuwe bedrijven met revolutionaire vindingen zullen snel marktaandeel weten te veroveren. ‘Het wordt een komen en gaan van bedrijven.’Een voorbeeld? ‘Ik schrijf in mijn boek dat door de opkomst van duur­zame energie de elektriciteitsprijs op termijn zal dalen.' Zonnecellen waren lang te duur voor de meeste Neder­landse huishoudens, maar dat veran­dert in rap tempo. Zo snel dat volgens De Ridder in 2025 zelf opgewekte

elektriciteit zelfs vrijwel gratis is. Gratis? En dat al over 13 jaar? Zoals menig futuroloog is ook De Ridder in ieder geval geen doemdenker, eerder optimist. ‘De ontwikkeling van zonne­energie is dertig jaar geleden begonnen en iedere vier jaar gaan de kosten met 50 procent omlaag. Je kunt die lijn gewoon doortrekken. Op het ogenblik kun je met eigen panelen voor 20 cent per kilowattuur stroom maken. Dat is over vier jaar 10 cent en over acht jaar 5 cent.’Dat gaat de energiemarkt flink opschudden. De energiebedrijven hebben volgens de futuroloog de boodschap dat zelf opgewekte duur­zame technologie steeds goedkoper wordt en daardoor voor consumenten interessanter, lange tijd ontkend. Nu blijkt dat de energiemarkt in korte tijd drastisch verandert. ‘De laatste tijd wordt de overgang naar een nieuwe energiemix steeds duidelijker en wordt dit beeld steeds meer geaccep­teerd. Maar de energiebedrijven had­den eerder op deze toekomst kunnen anticiperen: zij hadden een vroegere bus kunnen nemen.’Zelfs de milieubeweging onderschat de snelheid van deze technologische veranderingen, sneert De Ridder. ‘Ik verwijt de milieuorganisaties dat ze juist deze geweldige ontwikkeling niet zien. Ze maken een scenario voor 2040, terwijl al na 2025 de uitstoot van CO2 zal verminderen.’ Zelf heeft hij nog geen panelen op het dak

gemonteerd. ‘Ik hoef toch niet alles uit te voeren wat ik voorspel.’

Zwarte zwaanEen zwarte zwaan heet een dergelijke uitvinding of onverwachte ontwik­keling die alles verandert, maar die slechts weinigen zien aankomen. De Ridder ziet overal zwarte zwanen.De uitdrukking stamt uit de tijd dat West­Europeanen alleen nog witte zwanen kenden. De kleur en het dier waren elkaars synoniem. Pas toen ontdekkingsreizigers Australië bereikten, zagen ze dat daar ook zwarte zwanen bestaan. De conclusie is dat je nooit moet aannemen dat een bepaalde situatie eindeloos zal voortbestaan; vroeg of laat gebeurt er iets waardoor je hele wereldbeeld kan kantelen.Volgens De Ridder is het een les die we maar moeilijk willen leren. Terwijl juist deze tijd barst van de revolutionaire veranderingen, met dank aan technologie. Volgens hem onderschatten belangenorganisaties als de ANWB de komst van robot­auto’s. Ook de auto­industrie en de overheid hebben geen belangstelling. ‘Ze zeggen: het is niet in ons belang, dus praten we er niet over. Dat vind ik kwalijk, omdat het op korte termijn toch gaat gebeuren en de ANWB dan klanten kan verliezen. Die auto is er namelijk al; hij is in Amerika getest, hij is geaccepteerd, hij is helemaal klaar. En hij komt ook op de Neder­landse markt.’Struisvogelgedrag is geen uitzonde­ring, zo betoogt De Ridder. Bestaande marktpartijen zijn traditioneel slecht in innoveren en het ontginnen van nieuwe markten. Hij illustreert dit

[ < ]

‘het wordt een komen en gaan van bedrijven’

18

i n teRvi e W

Page 19: Flux 8 samen

met het bekende verhaal van de bouwers van grote computers voor overheden en bedrijven die destijds geen brood zagen in computers voor consumenten. Dus bouwden mannen als Steve Wozniak en Steve Jobs maar hun eigen computertje en plakten ze er een lief plaatje van een appel op – omdat Jobs toevallig in een boom­gaard werkte. Een onbekende tech­neut met de naam Bill Gates schreef software voor thuiscomputers. Deze drie mannen hebben de wereld een

enorme zet gegeven richting digita­lisering van het dagelijkse leven en als bijwerking het marktaandeel van mainframemakers gedecimeerd. De Ridder vindt dat de wereld méér van dat soort visionaire doeners kan gebruiken. ‘Waar we grote behoefte aan hebben, zijn mensen die de brug weten te slaan tussen technologie en economie. Het gaat niet om het feit of een robotauto technisch interessant is. Waar het om draait, is of er per­spectief voor de samenleving in zit.

Dat je ziet wat technologie voor ons allemaal kan betekenen. Hoe burgers er hun voordeel mee kunnen doen en hoe we het verder gaan ontwikkelen.’Met die kennis kan Nederland gericht investeren, crisis of niet. Geld is er volgens De Ridder genoeg, nu nog visie en concrete acties. ‘Er is 900 miljard aan pensioenvermogen. Dat geld moet ergens worden belegd. Maar, roept iedereen, dat moet dan wel risicovrij gebeuren, want het zijn onze pensioenen! Daar zit net het probleem, we hebben zoveel geld in Nederland maar we durven er niets mee te doen. Terwijl er zulke grote kansen liggen om onze liquiditeit om te zetten in toekomstperspectief.’

Bevrijding mensheidMan en paard wil De Ridder best noemen. Samenwerking, dat is een concept waar we de komende jaren veel meer mee moeten doen. Het woord symbiose komt in zijn laatste boek vaak terug.Volgens hem zijn we bezig een deel van de industriële revolutie terug te draaien. ‘Toen hebben we arbeids­deling bedacht en specialisatie: mensen werden nog slechts ingezet op een deel van het productieproces, in plaats van één ding van begin tot einde te maken. Dankzij technologie kunnen we productie zo langzamer­hand in zijn geheel aan machines overlaten. Dat zou je zelfs de bevrij­ding van de mensheid kunnen noemen.’Wat komt daar voor in de plaats? ‘We gaan terug naar een situatie waarin mensen en organisaties meer onder­linge samenwerking gaan opzoeken en ook zelf weer dingen maken, met

19

Page 20: Flux 8 samen

hulp van technologie als 3D printers. Alleen nu in veel minder tijd en met veel minder kosten.’ Een eeuw geleden naaide moeder kleding voor het hele gezin en deed ze daar dagen, weken over. Nu kan een kleding­robot met hulp van een patroontje van internet binnen korte tijd een kekke outfit in elkaar zetten. Dág kledingwinkel.‘Dat lijkt misschien toekomstmuziek, maar deze ontwikkeling gaat razend­snel. Technologie wordt beter en kost steeds minder. De mainframe com­puter waarmee ik ooit begon kostte miljoenen en was maar toegankelijk voor een select gezelschap. Nu koopt Jan en alleman voor driehonderd euro een iPad waarmee je ook nog eens veel meer kan.’De 3D­printer past in die ontwikke­ling, meent De Ridder. Onlangs is de Bijenkorf begonnen met de verkoop.

‘Voor 1000 euro heb je er al een.’De doe­het­zelf­economie rukt op en zal een enorme impact hebben op de economie. ‘Als ik straks met een investering van een paar duizend euro mijn eigen energie kan opwek­ken, wat denk je dan dat er met die energie bedrijven gebeurt? Dit veran­dert de hele maatschappij.’ Leuk en aardig natuurlijk, maar als alles spotgoedkoop kan worden gemaakt, waar verdienen we dan nog ons geld mee? Dàt is inderdaad het grootste probleem, beaamt De Ridder.De oplossing ligt, wat hem betreft, in de vermarkting van beleving. ‘Daar valt veel geld te verdienen. Ik heb ooit een keer voor 150 euro op de tribune bij FC Barcelona gezeten. Met mij zaten iets van 90.000 mensen naar het voetbal te kijken. Al die mensen betalen voor de beleving, voor het gevoel ergens bij te zijn dat bijzonder is. Je ziet hetzelfde bij muziek. Je kunt een liedje voor 99 cent downloaden, maar met hetzelfde gemak betalen mensen 45 euro voor een concert.’

crisis helptEen roepende in de woestijn, dat voelt Wim de Ridder zich wel eens. Hij ziet een toekomst vol bedreigin­gen en mogelijkheden, maar juist de bedrijven waar het om gaat luisteren vaak te weinig. Gek genoeg helpt de crisis hem om zijn boodschap beter over te brengen.‘Het gaat nu slecht met de economie en ineens zie je overal futurologen opstaan die worden gehoord. We hebben allemaal een mooie spreek­portefeuille gekregen en we verdie­nen ons geld daarmee. Maar zodra de

economie weer gaat aantrekken, zal onze markt weer inzakken. Dan hoeft het ineens allemaal niet meer, want dan valt met een korte termijn visie makkelijker geld te verdienen.’ Binnen de academische wereld zelf neemt de belangstelling voor futuro­logie wel toe. Het is volgens hem een volwaardig academisch vak, maar de invloed van futurologen in de maat­schappij is nog te beperkt. De Ridder ergert zich aan ‘geneuzel over koop­krachtplaatjes’ in plaats van discus­sies over thema’s die nu werkelijk belangrijk zijn, zoals de economische veranderingen die volgens hem op stapel staan.‘We volgen weer het jaren tachtig­model. Het Centraal Planbureau is leidend in het hele debat, dus gaat het vooral over koopkracht. Dan denk ik bij mezelf: het moet anders. We moe­ten kijken naar de rol van Nederland en de rol van Europa. We moeten in het noorden van Europa niet bezui­nigen, maar juist investeren. Landen kunnen hun positie kwijtraken door niet in te zien welke kansen deze tijd ze biedt.’

[ < ]

‘het gaat nu slecht met de economie en ineens zie je nu overal futurologen’

20

i n teRvi e W

Page 21: Flux 8 samen

21

54he t ge tal

Percentage van wetenschappelijke artikelen door Nederlandse auteurs dat in samenwerking met buitenlandse

auteurs is geschreven in 2011. Nederland staat daarmee achtste in een ranglijst van internationale academische

samenwerking. Zwitserland staat op de eerste plaats met 66 procent.

Bron: Thomson Reuters/ CWTS Web of Science

Page 22: Flux 8 samen

Robots worden slimmer, zelfstandiger en mogen steeds meer meebeslissen. Straks nemen ze het stuur van ons over. Letterlijk.

TEKST JaaP MEIJERS FoTo'S EMILIE huDIG

Rij jij of rij ik?

22

Page 23: Flux 8 samen

Op een parkeerplaats achter de faculteit Werktuig­bouwkunde van de Technische Universiteit Eind­hoven staat een vrachtwagen. De rode DAF­truck

is de toekomst van het vrachtverkeer. Dankzij wat senso­ren en een extra computer achterin de cabine, kan deze vrachtwagen remmen en gas geven, zonder tussenkomst van een chauffeur.Boven de spiegel aan de bijrijderskant is bovendien een korte, witte antenne gemonteerd. Daarmee kan de truck communiceren met andere slimme auto’s. Voorliggers kunnen bijvoorbeeld een seintje geven als ze afremmen, waarop de computer van de truck direct reageert, veel snel­ler dan een chauffeur zou kunnen.Dit heet coöperatief rijden, legt student Michel Mol uit ter­wijl hij het portier opent. Hij studeert er op af. Door auto’s zelfstandiger te maken, kun je de menselijke fouten uit het verkeer halen. Auto’s die elkaar op de hoogte houden, kun­nen dichter op elkaar rijden, zonder dat het risico van een botsing toeneemt. Het systeem zorgt voor meer veiligheid, lager brandstofverbruik en een efficiënter gebruik van de weg.Binnen zit hoogleraar dynamics & control Henk Nijmeijer in zijn kantoor vol stapels papier én een grote autoband. In zijn vakjargon worden voertuigen die tijdens het rijden met elkaar overleggen, pelotons genoemd. Een konvooi vormen heet platooning. ‘Dát kunnen we inmiddels wel. In ieder geval in testsituaties. Er zijn al geen voeten meer nodig om gas te geven. Nu willen we ook de handen van het stuur’, vertelt hij.

Auto’s zijn de laatste jaren ‘denkende’ machines gewor­den. Navigatiesystemen vertellen niet alleen waar je heen moet, maar ook of je te hard rijdt. Nissan kwam in 2001 als eerste met een systeem dat het stuur laat trillen om de bestuurder te waarschuwen als hij de eigen weghelft verlaat. Maar de slimmigheid gaat steeds verder. De meeste intelligente systemen in auto’s zijn nu nog bedoeld om de bestuurder te informeren. De volgende stap bestaat uit auto’s die actief meedenken en zelfs taken overnemen. Er zijn al auto’s op de markt, zoals de Ford Focus en Audi A3, die volautomatisch kunnen fileparkeren. Je hoeft er soms niet eens meer voor achter het stuur te blijven zitten. Veel merken bouwen tegenwoordig een pre-crash-systeem in. Auto’s met zo’n systeem waarschuwen de rijder voor een aanstaande botsing. Of ze grijpen zelfs actief in. Sommige modellen schakelen zelf de remmen in om een ongeluk te voor komen, nog voordat de bestuurder de situatie heeft kunnen inschatten.

Spookfiles creërenHet trotse centrum van Nederlands onderzoek naar automatisering van voertuigen bevindt zich in Helmond. Automotive Campus NL is een bedrijventerrein dat er

misschien niet spectaculair uitziet, maar waar spannend onderzoek wordt gedaan. DITCM, de Dutch Integrated Test Site for Cooperative Mobility (door medewerkers gemaks­halve uitgesproken als ‘Ditsum’), is dé plek waar bedrijven, overheid en onderzoeksinstituten werken aan de auto van de toekomst.Het coöperatief rijden wordt uitgebreid getest op het circuit, maar onderzoekers gaan ook de openbare weg op. Vlakbij de automotive campus ligt een bijzonder stukje snelweg, de A270. Over een afstand van vijf kilometer staat elke honderd meter een witte paal met antennes en een camera. DITCM heeft met de gemeente afgesproken dat ze een paar keer per jaar dat stuk mogen afsluiten om er tests te doen.In het buitenland maakt dat behoorlijk indruk, vertelt Joëlle van den Broek, vanuit TNO projectleider van DITCM. ‘De collega’s van het Duitse testcentrum vielen van hun stoel toen ze hoorden dat wij een stuk snelweg mogen afsluiten. Zeker toen we vertelden dat we met auto’s rijden die nog niet gründlich zijn getest. Dat zou daar echt niet kunnen. Daarom is DITCM zo aantrekkelijk. Wij proberen dingen gewoon uit.’Vorig jaar sloten de onderzoekers een paar keer de snelweg af om kunstmatig files te creëren. Van den Broek: ‘Een derde van alle files ontstaat doordat mensen steeds iets langer remmen dan de auto voor ze. Zulke schokgolven kun je voorkomen.’Hoe goed dat lukte, was voor de onderzoekers een grote verrassing. Ze gingen ervan uit dat het merendeel van de auto’s intelligentie aan boord moeten hebben om derge­lijke spookfiles te voorkomen. Uit de experimenten op de A270 bleek het verkeer al veel beter door te stromen bij tien tot twintig procent slimme auto’s.

coöperatief rijdenIn een grote, bijna lege hal staan de auto’s waarmee TNO experimenteert. Voor het coöperatief rijden werden zes Priussen van Toyota aangepast. Bastiaan Krosse, program­maleider Cooperative Driving van TNO, laat het scherm­pje in het dashboard zien waarop hij uit drie typen cruise control kan kiezen.‘Priussen krijgen in de fabriek al normale cruise control en adaptive cruise control ingebouwd. Wij hebben daar dus cooperative adaptive cruise control aan toegevoegd, de virtuele verbinding tussen auto’s.’Zulke uitbreidingen zijn verbazingwekkend gemakkelijk in te bouwen. Net als veel andere moderne auto’s is de

‘in de google-auto kun je echt achterin gaan zitten’

23

ReP oR tage > au t onome au t o'S

Page 24: Flux 8 samen

Prius al zo geavanceerd, dat er amper gesleuteld hoeft te worden, vertelt TNO­onderzoeker Bart Scheepers. Hij laat de achterbak van de Prius zien, er liggen een paar kleine zwarte kastjes met knipperende lampjes in. ‘Voorheen moesten we een auto helemaal ombouwen. Nu kunnen we in een à twee dagen een standaard Prius ombouwen tot een coöperatief rijdende auto.’Maar als de technologie al zo vergevorderd is, hoe lang duurt het dan nog voordat auto’s ons helemaal zelfstandig kunnen vervoeren? Vanuit de markt voert optimisme de boventoon. Cadillac wil in 2015 met een autonome auto de openbare weg op. Volvo heeft bekendgemaakt in 2014 met een autonoom systeem te komen. Deze auto moet dan zelf kunnen rijden tot vijftig kilometer per uur. Daarmee zou vooral het filerijden de bestuurder uit handen worden genomen.Volgens voormalig directeur van autofabrikant Volvo, Stefan Jacoby, is het hard nodig dat auto’s zelf gaan rijden. Anders wil de volgende generatie misschien helemaal geen auto meer, zo zei hij tijdens een autobeurs vorig jaar. ‘Tieners zien de bestuurdersplaats als een plek waar ze niet steeds online kunnen zijn. Velen vinden voortdurend ver­bonden zijn belangrijker dan het hebben van een rijbewijs en een auto.’

dure sensorenGoogle is al zo ver. Het internetbedrijf kreeg in Californië en Nevada toestemming om met een autonome auto op de openbare weg te rijden. Maar die auto kost een miljoen dollar, en met zo’n prijskaartje zal de brede introductie van betaalbare autonome auto’s nog wel even op zich laten wachten.

Scheepers: ‘In die auto kun je echt achterin gaan zitten. Maar er moeten nog heel veel stappen gezet worden om tot productiemodellen te komen. De auto is uitgerust met ontzettend dure sensoren. Wij kijken veel meer naar de korte termijn en betaalbare systemen.’Maar volledig autonoom rijden gaat dus ooit kunnen? Professor Nijmeijer gelooft er niet écht in. ‘Een auto vol sensoren en computers kun je best autonoom laten rijden. Maar alles van tevoren doorrekenen kan niet. De wereld is zo complex en dynamisch. Wat als je op een tweebaans­weg rijdt, het stormt, er zijn auto’s aan het invoegen en de communicatieverbinding valt weg? Er zijn altijd situaties waarvoor je niet alle informatie hebt.’Van den Broek van TNO stelt het anders. ‘Je zult nooit altijd autonoom kunnen rijden. Het hangt ook af van je definitie: wat is autonoom? In ieder geval gaat het sneller dan we dachten. Eerst dachten we dat autonoom rijden pas zou kunnen in 2040. Nu houden we het op 2020.’Hét grote obstakel op de weg naar autonoom rijden is veiligheid. Daarom richt het meeste onderzoek zich op de betrouwbaarheid van systemen. Bastiaan Krosse, project manager Vehicle safety van TNO: ‘Er zijn Europese organisaties bezig met bedenken hoe je auto’s kunt gaan certificeren voor de weg. Ze formuleren criteria waaraan de auto moet voldoen. Waar moet de auto tegen kunnen? Bij welke scenario’s kunnen de inzittenden er nog zelf uit kruipen? Vervolgens kun je gaan testen. Wat je vooral moet doen, is heel veel kilometers maken.’En dan is er nog een obstakel te slechten: de mens zelf. Die houdt graag de touwtjes in handen. Vertrouwen we wel genoeg op techniek? Volgens Krosse hangt het van bewezen veiligheid af. Mensen zullen pas in een

[ < ]

op de automotive campus in helmond

wordt druk geëxperimen-teerd met de automatise-ring van verkeer. Zelfs op

een stuk openbare weg.

24

ReP oR tage

Page 25: Flux 8 samen

volautomatische auto durven stappen, als die geen rare dingen doet. ‘We verwachten van een robot heel veel. Als hij het maar iets beter doet dan een mens, dan is hij al nut­tig. Maar als een robot iemand doodrijdt, dan vinden we dat veel erger dan wanneer een dronken chauffeur dat doet.’Ergens is zulk wantrouwen gek, vindt hij: ‘We zijn bang voor iets wat we elders al normaal vinden. We stappen namelijk wel allemaal in een vliegtuig dat het grootste deel van de tijd op de automatische piloot vliegt.‘

geen voetgangersHet voorbeeld van de automatische piloot in vliegtui­gen illustreert nog een interessant probleem voor de toekomst. De Amerikaanse luchtvaartautoriteit FAA waarschuwde onlangs dat piloten langzaam maar zeker vergeten hoe ze moeten vliegen. Ze vertrouwen zo veel op de boordcomputer, dat ze zelf onvoldoende ervaring hebben. Een FAA­medewerkers had het zelfs over ‘automatiseringsverslaving’.

Stromen onze wegen straks vol met onervaren chauffeurs? En is dat erg?Net als een piloot moet ook een automobilist altijd kunnen ingrijpen. Nieuwe auto’s zoals de Prius komen de fabriek uit met een koppelsensor in het stuur. Daarmee kan de auto voelen wanneer de mens weer de macht grijpt.

In de autowerkplaats van de TU Eindhoven staat een autonoom voertuig in aanbouw. Delen van het chassis van koolstofvezel liggen erom heen, maar het frame en de banden zijn onmiskenbaar: een Formule1­auto. Over twee jaar moet hij helemaal klaar zijn en autonoom rondjes over het circuit kunnen racen.‘Het is een proof of concept,’ vertelt student Albert Maas. ‘Op een circuit is het veel makkelijker om auto’s zelfstan­dig te laten rijden. Er zijn geen kruispunten, geen stop­lichten en geen voetgangers.’De deelnemers aan de Formula Student – een race compe­titie voor aanstaande ingenieurs – hebben serieuze doelen. Over drie jaar moet de racewagen niet alleen klaar zijn en rijden op bio­ethanol, hij moet ook de echte Formule 1-coureurs verslaan. Soeverein én geheel autonoom. Behoor­lijk ambitieus, geeft Maas toe. ‘Absoluut. Maar ja: durf te dromen.’

‘Meer lezen? Overal robots. Automatisering van de liefde tot de dood’www.rathenau.nl

een omgebouwde Prius in het testcentrum.

25

Files vol lege auto’sWillen we dat eigenlijk wel, zelfsturende auto’s? lambèr Royakkers, universitair hoofd-docent ethiek en techniek aan de tu eindhoven, twijfelt daar niet aan. ‘Je krijgt er veel vrij-heid voor terug. Je kunt naar een feest gaan en meer biertjes drinken, want de auto rijdt je naar huis.’volgens hem zal de extra veilig-heid het uiteindelijk winnen van onze angst voor robots. tests van diverse autoproducenten laten al zien dat mensen heel snel wennen aan een auto die het sturen uit handen neemt.Royakkers: ‘ik verwacht dat de techniek over tien tot vijftien jaar zo goed is, dat de politiek autonoom rijden zal willen toelaten. het zal zeker een keer

gebeuren dat een automatische auto een kind zal aanrijden, maar statistisch zullen ze min-der ongelukken veroorzaken dan mensen.’Zal de overheid autonoom rijden dan ook verplichten, net als de autogordel? ‘om het aantal verkeersdoden te ver-minderen, zal de eu op termijn verplicht stellen dat auto’s zelf afstand houden en remmen voor voorliggers. misschien is het vervolgens niet meer gek als we niet zelf meer mogen rijden. Wil het systeem echt goed functio-neren, dan moet je zorgen dat er geen mens meer aan te pas komt.’als auto’s zichzelf gaan bestu-ren, wie is er dan eigenlijk schul-dig bij een ongeluk? Royakkers:

‘nieuwere auto’s hebben al een black box, het ecall-systeem. daarmee kun je goed achter-halen of de auto het ongeluk veroorzaakte, of bijvoorbeeld haperende stoplichten. de poli-tiek zou het moeten aandurven om juridisch vast te stellen wat de auto moet kunnen.’de verwachting dat autonoom rijden zal zorgen voor minder files en minder milieubelas-ting, vindt hij ‘totale onzin’: ‘een autonome auto staat niet van negen tot vijf op één plek. tijdens je werk kun je hem op weg sturen om bijvoorbeeld de kinderen naar hun sportclub te brengen. Zo komt er juist meer verkeer! ik denk dat vijftig procent van de ritten lege auto’s zullen zijn.’

Page 26: Flux 8 samen

Bestuurders schakelen graag sociale wetenschappers in om oplossingen aan te dragen

voor problemen die zij op hun bordje hebben. Denk aan probleemwijken, hangjongeren en drugsgebruik. Maar ja, wetenschappers zijn in de eerste plaats onderzoekers en geen probleem oplossers. Beleidsbepa­lers verwijten academici vaak dat ze te veel bezig zijn met hun eigen beperkte vakgebied, waardoor hun onderzoek niet tot concrete aanpak van problemen leidt. Op hun beurt kunnen wetenschappers zich mis­

kend voelen in hun expertise en overvraagd. De samenwerking tussen wetenschap en openbaar bestuur ver­loopt daarom nog al eens stroef.

Gerrit Breeman, directeur van de Arnhemse woningcorporatie Volks­huisvesting, weet er alles van. Hij werkte samen met een groep sociale wetenschappers om te bepalen hoe de gemeente zogenoemde Vogelaar­wijken uit het slop kon trekken. Het project ‘Werken aan sociaal weerbare wijken’ in samenwerking met het Groningse Instituut voor Integratie en Sociale Weerbaarheid (ISW), verliep moeizaam.Volgens Breeman waren de zes sociale wetenschappers vooral bezig met hun eigen specialisme (van integratie tot conflictbemiddeling en van sociale controle tot participatie) in plaats met de aanpak van de problemen in de wijk.De onderzoekers wilden in de eerste

plaats causale verbanden onomstote­lijk bewijzen en voelden zich niet geroepen om als ‘beleidsadviseur’ voor de corporatie op te treden. Breeman vond de oogst van het onderzoek dan ook teleurstellend. In vier jaar tijd leverde het slechts een paar resultaten op die hij kon aan­wenden in de praktijk.

Dat sociale wetenschappers andere prioriteiten hebben dan ambtenaren, is natuurlijk niet zo gek. Daarbij is de academische manier van werken gericht op publicaties, liefst in inter­nationale tijdschriften met aanzien. De mensen van de praktijk willen het liefst direct toepasbare aanwijzingen. Dat kan tot wederzijdse teleurstelling leiden.Breeman: ‘We hebben er gedurende het project last van gehad dat zij steeds moesten toetsen of iets “waar” of “niet waar” was in wetenschap­pelijke zin. Dan zeiden ze dat ze niet

‘onderzoekers zijn geen hoogopgeleide opbouw-werkers, ze moeten de wetenschap verder brengen’

26

Wetenschappers en bestuurders komen van verschillende planeten. Toch is samenwerken niet onmogelijk. Kwestie van communiceren.

Samenwerken = conventies loslaten

achteRgRon d > coP Roduc t i e va n kenn i S

TEKST yvoNNE ZoNDERoP

Page 27: Flux 8 samen

wetenschappelijk konden bewijzen dat een buurtpreventieonderzoek heeft bijgedragen aan de verbetering van een gevoel van veiligheid in de wijk. Ze hadden te weinig data, en dan konden ze het niet met een zeker percentage vast stellen.’

Toch hebben de onderzoekers in Arnhem wel degelijk hun best gedaan om hun opdrachtgever tegemoet te komen. Ze hebben zich grondig in de wijk verdiept, doken letterlijk in de buurt. Ze huurden er obscure kamer­tjes als uitvalsbasis.Jacques Wallage, als bijzonder hoog­leraar integratie en openbaar bestuur verbonden aan het ISW: ‘De onder­zoekers hebben zich echt onder de mensen begeven. Je leest in hun proefschriften hoe moeilijk het was om onderzoek te doen. In plaats van een vragenlijst door de bus te gooien, moesten ze met de inwoners een pilsje gaan drinken om ze aan de praat

te krijgen. We hebben ons enorm ingespannen om relaties te leggen, en dat is in onze ogen ook goed gelukt. De onderzoekers lieten de bewoners aan het woord, en als die boos waren, schreven ze dat op.’Maar het bleven wel wetenschappers, benadrukt Wallage. ‘De onderzoekers zijn geen hoogopgeleide opbouw­werkers, ze hebben de taak de weten­schap verder te brengen. Ze moeten het inzicht vergroten. Al was voor ons de subjectieve kant – het aan het woord laten van de burger – net zo belangrijk als de theorie.’

Misschien verwachten openbaar bestuur en wetenschap ook te veel van elkaar. Terry van Dijk, universi­tair hoofddocent planologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, leidde het onderzoeksproject in Arnhem. Hij denkt dat vooral de bestuurders te hoog gespannen verwachtingen hadden.

Hij zegt: ‘Als de praktijk kant­en­klare oplossingen verwacht, zullen ze beslist teleurgesteld raken. Maar als ze openstaan voor onvermoede inzichten, kan het goed werken.’ In zijn optiek zijn beleidsmakers vaak te gehaast en vinden ze het vooral vervelend om feiten te horen die niet stroken met hun wereldbeeld.Een recent advies van de Sociaal­Wetenschappelijke Raad van de KNAW is echter op de hand van bestuurder Breeman. Dit rapport stelt dat de sociale wetenschap meer invloed op de samenleving kan heb­ben als onderzoekers inzichten uit meerdere werkvelden zouden com­bineren. De wereld is zo complex geworden, dat de speurtocht naar causale verbanden niet de interessant­ste opbrengst oplevert. De commissie stelt dat meer samenspraak tussen wetenschappers, hun opdrachtgevers en het onderzoeksveld veel vaker zou moeten voorkomen.

voor het bestuderen van achterstandswijken moeten wetenschappers samenwerken met bewoners.

© W

ilm

a D

uijv

ekam

27

[ > ]

Page 28: Flux 8 samen

Met dat laatste heeft Trees Pels, deeltijdhoogleraar ‘Opvoeden in de multi­etnische stad’ aan de Vrije Universiteit Amsterdam, ruime ervaring opgedaan. Pels werkt als senior onderzoeker bij het Verwey­Jonker Instituut, een onafhankelijk sociaal­wetenschappelijk instituut dat onderzoek in opdracht verricht.‘‘In opdracht’ betekent dat je altijd de plicht hebt om na te denken hoe je resultaten in de praktijk landen,’ stelt ze. ‘Je kunt niet enkel onderzoek doen om het onder­zoek. Er zitten veel stappen tus­sen het afronden van een rapport met mooie aanbevelingen en het daadwerkelijk in de praktijk laten doorwerken van die aanbevelingen. Daar heb je de andere partijen echt voor nodig.’

Trees Pels is ook de drijvende kracht achter de multidisciplinaire Kennis­werkplaats Tienplus in Amsterdam. Hierin werken gemeente, kennis­instituten, pedagogische bureaus, migrantenorganisaties, scholen, ouders en jongeren aan manieren om Amsterdamse ouders te onder­steunen in de opvoeding van hun kinderen.Doel van de academische werk­plaats is het vergaren van kennis vanuit meerdere disciplines en vanuit meerdere verantwoordelijk­heden, in nauwe samenspraak met de doelgroep. Met deze aanpak zit Pels bovenop een trend. De Onderwijsraad adviseerde eerder al de oprichting van universitaire onderwijscentra die onderzoek en praktijk met elkaar verbinden.

Voor coproductie van bruikbare kennis is het belangrijk om aan bepaalde wetenschappelijke nor­men vast te houden, maar moeten sommige academische conventies worden losgelaten.Haar werkwijze komt in de buurt bij wat Breeman zo graag in zijn Arnhemse wijk had gezien: onder­zoek waarmee je in de praktijk meteen aan de slag kunt.Pels: ‘Je gebruikt wetenschappelijke methoden, maar je past ze flexibel toe en je zorgt dat de belangheb­benden steeds goed op de hoogte blijven van wat je doet en wat eruit komt.’De hoogleraar vindt dat onder­zoekers met de lokale context in het achterhoofd moeten werken. ‘Dat staat vaak haaks op de huidige opvattingen over goede weten­schap’, beaamt ze. Maar volgens Pels wordt er al wel nagedacht over andere criteria om sociale weten­schap te beoordelen.De KNAW komt naar verluidt dit jaar met een advies voor nieuwe criteria om de productie van onder­zoekers te beoordelen. Daarbij gaat het niet alleen om het onderzoek zelf, maar ook over de praktische bruikbaarheid van het onderzoek en de maatschappelijke erkenning die het oplevert. Een artikel in een vakblad, een optreden op radio of televisie, of een vermelding in een Kamerdebat draagt ook bij aan de verspreiding en toepassing van

wetenschappelijke inzichten. Ook zo vergroot je het nut van de sociale wetenschap.Het Arnhemse onderzoeksproject mag dan geen schoolvoorbeeld zijn van de effectieve coproductie van kennis die Pels bepleit, het eindigde wel met een positieve noot. Het ministerie van Binnenlandse Zaken vroeg de Groningse onderzoekers een korte, praktische handleiding te schrijven over wat ze hadden geleerd. Het resultaat daarvan is het boekje Weten wat werkt, met nuttige informatie over hoe inter­venties te evalueren. Een belangrijk advies voor coproductie werd daar­mee opgevolgd: betrek niet alleen de praktijk in je onderzoek, maar draag ook uit wat de resultaten zijn en wat de maatschappelijke relevan­tie is.

Dit artikel is een samenvatting van het hoofdstuk ‘Uitdagingen voor coproductie in de sociale sector’ door Yvonne Zonderop uit het boek Kenniscoproductie voor de grote maatschappelijke vraagstukken, een uitgave van het Rathenau Instituut die voorjaar 2013 verschijnt.

‘Je gebruikt weten-schappelijke methoden, maar je past ze flexibel toe’

28

achteRgRon d

Page 29: Flux 8 samen

Nobelprijzen worden aan individuele wetenschappers gegeven. Toch lijken er elk jaar meer Nobelprijzen naar landen te gaan dan naar wetenschappers. Andre Geim kreeg

de hoogste onderscheiding in de wetenschap voor zijn experimen­ten met grafeen. Hij kreeg hem als Rus (zo is hij geboren), Neder­lander (wat hij werd toen hij in Nijmegen werkte) en Engelsman (waar hij nu werkt). Voor Andre Geim maakt dat natuurlijk niet zoveel uit. Voor de regeringen wel.Regelmatig kom ik grafieken tegen waarin staat hoe vaak landen geciteerd worden. De score is nooit nul. Toch ken ik geen weten­schapper die ooit een land citeerde. Regeren is tellen, tellen is regeren. Het aantal Olympische medailles, de bloemen die vanuit Schiphol worden geëxporteerd, het aantal bezoekers van musea en het aantal Nederlandse onderzoekers dat in citaties staat. Ze tellen op tot wat we Nederland noemen.

Zo worden individuele handelingen samen een nationale presta­tie. Opdat wij weten waar ‘wij’ goed in zijn. Zonder ooit zelf een medaille gewonnen te hebben, lever je als Nederlander toch een topprestatie. En zonder ooit geciteerd te worden, is elke Nederlan­der toch een beetje onderzoeker. Het is de fictie van samen.

Misschien moeten ministers een voorbeeld nemen aan Kader Abdolah. Hij telt Nederland niet. In zijn boek Zeesla en de lepels van Alice vertelt hij over ons land als een wereld van echte fictie. Gecreëerd door uitvinders die al voor zich zien hoe hun ideeën Nederland veranderen. Zoals professor Pieter Jonker, die een robot ontwikkelt om bejaarden te helpen. We leren de jonge Tarek Ghobar kennen, met zijn koelingssysteem, dat water direct uit de kraan in ijs kan veranderen. De duurzame kleinschalige biogas­systemen van Chandler Elizabeth Hatton, nu nog voor Afrika. En de visuele taal van mijn voormalige collega Christian van ’t Hof die hij ontwerpt voor zijn dyslectische dochter.

Stel je voor: een regeerakkoord dat zo wordt geschreven. Zonder getelde containers, puntenwolken en taakstellingen. Maar mét een passage over de lob van Maher in 2014, over een vlucht wilde sneeuwklokjes, het meisje dat Malevitjs begreep en de Congolees die mij citeerde. Nu nog pure fictie.

© A

nn

e va

n G

elde

r

Barend van der meulen doet bij het Rathenau instituut onderzoek naar de dynamiek van wetenschap en weten-schapsbeleid en naar instrumenten voor wetenschapsbeleid.

29

col umn

De fictie van samen

Page 30: Flux 8 samen

Dankzij het internet kunnen we samenwerken op een schaal en een manier die tot voor

kort onmogelijk was. Daardoor kun­nen we veel beter gebruik maken van ieders ideeën, kennis, creativiteit en mankracht. Ook wel: de ‘wisdom of crowds’. Het boek ‘Samen slimmer’ (Stichting Toekomstbeeld der Tech­niek) van Rathenau Instituut­onder­zoeker maurits kreijveld duidt de techno logische en maatschappelijke megatrends. Hoe kunnen we gebruik maken van onze collectieve intelli­gentie? Welke keuzes moeten we nu al maken voor een toekomst waarin we ‘samen slimmer’ zijn? En hoe kunnen zorg, onderwijs, innovatie en democratie hierdoor blijvend veranderen?

Ook visionair: ‘Zeesla en de lepels van Alice’ (uitgeverij De Geus). Schrijver kader abdolah maakte een reis langs markante wetenschap­pers, uitvinders, kunstenaars en ondernemers met verrassende en boeiende ideeën over de toekomst van Nederland. In persoonlijke gesprekken met hen dringt hij door

tot hun drijfveren en diepste dro-men. Of ze nu sla op zee telen, bestek voor dementerenden ontwerpen, robots ontwikkelen die poëzie begrij­pen of een visuele taal maken voor dyslectici: tweeëntwintig portretten van bijzondere mensen.

Een optimistisch boek is Abundance (uitgeverij Free Press) van Peter diamandis (Google X­Prize) en Steven kotler (Wired). Anderhalve eeuw geleden werkte 90 procent van de Amerikanen in de landbouw; nu nog maar 2 procent. Komt door technologische vooruitgang, betogen de auteurs. En de snelheid van onze ontwikkeling neemt alleen maar toe. We staan nu aan het begin van een maatschappelijke en econo-mische revolutie, zo schrijven de twee. Dankzij techniek zal de levens­standaard drastisch omhoog gaan, we krijgen een economie van over-vloed – Abundance. Diamandis en Kotler hebben een inspirerend boek afgeleverd. Maar de voorspelling dat de wereld steeds overvloediger wordt en dat de mens minder hoeft te doen, wordt al meer dan een eeuw gemaakt.

Toch hebben we het vooral drukker gekregen. Dat maakt Abundance tot een ouderwets boek over de toekomst.

Realistischer, wellicht, zijn Rathenau onderzoekers Jurgen ganzevles en Rinie van est. In ‘Energie in 2030 – Maatschappelijke keuzes van nu’ (Uitgeverij Aeneas) manen zij ons naar de lange termijn te kijken en pijnlijke keuzes te maken betreffende onze energievoorziening. Uit de lijvige, maar leesbare studie blijkt dat Nederlanders zich met hand en tand verzetten tegen alle nieuwe ener­gietechnologie, groen of pikzwart. Schaliegas, kernenergie, windmolens, CO2­opslag en kolencentrales: alle energiebronnen die een dreigende energiecrisis kunnen afwenden, stuiten op stevig verzet. Het gevolg? Onduidelijkheid, politieke beslui­teloosheid en onzekerheid. Om ook na 2030 schone en betaalbare energie te hebben, moet Nederland nu al pijnlijke keuzes maken. Zie www.rathenau.nl

TEKST PhILIP DRöGE EN PaSCaL MESSER

30

le Zen

Page 31: Flux 8 samen

Het ultieme streven in de robotica-revolutie? Een op de mens geïnspi­reerde robot, die zelf kan handelen en beslissen. De robot die ons leven beter maakt: van de slaapkamer tot het slag­veld. Maar wat vinden we eigenlijk van soldatenrobots die zelf besluiten om te doden? Of dat robots dementerende ouderen vermaken? Voor welke taken willen wij robots inzetten? En wan­neer juist niet? Om de kansen van de roboticarevolutie te grijpen, moet daar nu al over worden nagedacht, vindt het Rathenau Instituut. In ‘overal robots. automatisering van de liefde tot de dood’ (Boom Lemma Uitgevers) verkennen auteurs Lambèr Royakkers, Floortje Daemen en Rinie van Est de kansen en risico’s van de nieuwste ontwikkelingen. Zie www.rathenau.nl

Volta is een nieuw tijdschrift over wetenschap, technologie en maatschap­pij. Een (Engelstalig) initiatief van 15 Europese wetenschappelijke instituten, waaronder het Rathenau Instituut. Het nieuwe nummer gaat o.a. over nanotechnologie. De voedselindus­trie blijft er stil over, maar de eerste nanoproducten vindt u binnenkort in

uw koelkast. ‘is that steak trying to tell you something?’ Kijk op www.pacitaproject.eu voor een gratis Volta abonnement.

Ondernemer en schrijver andrew keen concentreert zich vooral op het nu. Hij is wat men een contrarian noemt, iemand die zich niets aan­trekt van wat de goegemeente vindt, maar een eigen visie ontwikkelt, haaks op geaccepteerde waarheden. In zijn nieuwe boek Digital Vertigo (St. Martin’s Press) moeten de sociale media er aan geloven. Volgens Keen bedreigen die onze privacy op grote schaal. ‘Sociale media zijn niet gratis, stommelingen’, riep hij recent op een spreekbeurt de zaal in, waar men­sen zaten te twitteren dat ze naar de Brit zaten te luisteren. Digital Vertigo is een hilarisch boek waarin echte problemen worden besproken. Zoals waarom mensen steeds exhibitio­nistischer lijken te worden. Het boek roept de uitspraak van Julian Assange in herinnering dat internet ‘de grootste spionagemachine ter wereld is’. Geen gek idee als je weer eens de intiemste details op Facebook zet.

© A

gnet

e Sc

hlic

htk

rull

andrew keen

31

FluxMagazine

Blijf op de hoogte van recente ontwikkelingen in wetenschap en maatschappij en abonneer u nu gratis op Flux. Flux is een uitgave van het Rathenau Instituut en verschijnt twee keer per jaar. Stuur een mail met uw naam en adres gegevens naar [email protected]

col of on

RedactieadresPostbus 953662509 CJ Den HaagTelefoon (070) 342 15 42E­mail [email protected]

hoofdredactie en concept: Pascal MesserEind- en beeldredactie: Philip Dröge Redactieraad: Wouter Boon, Claartje Doorenbos, Rinie van Est, Ingrid Geesink, Barend van der Meulen, Antoinette ThijssenTekst: Claartje Doorenbos, Matthijs Dröge, Philip Dröge, Mirjam van Immerzeel, Jaap Meijers, Jan Staman, Barend van der Vermeulen, Yvonne Zonderopart direction en illustraties: Max Beinema Graphic DesignDruk: Drukkerij Groen, HoofddorpISSN: 1 388 – 1605

Suggesties, complimenten of kritiek? Mail de redactie, via [email protected]

Dit magazine is gedrukt op papier met het FSC­keurmerk. Alle rechten voorbehouden. Het in deze uitgave aan wezige materiaal mag noch geheel noch gedeeltelijk worden gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming van het Rathenau Instituut. De in deze uitgave geuite meningen zijn niet noodzakelijkerwijs die van het Rathenau Instituut. Meent u recht te hebben op een vergoeding wegens auteursrechten dan kunt u zich bij de uitgever melden.

Meer informatieKijk op www.rathenau.nl voor het downloaden van rapporten en eerdere uitgaven van Flux Magazine.

Page 32: Flux 8 samen