financiële positie mbo-scholen: sector financieel gezond ......het totale resultaat van de sector...
TRANSCRIPT
Inzichten uit de financiële benchmark MBO
Financiële positie MBO-scholen: sector financieel gezond, maar beeld per school verschilt
Sectorresultaten verslagjaar 2017Oktober 2018
Inhoud
Vooraf 5
Samenvatting 6
Financiële kengetallen sector
Rentabiliteit 2017 t.o.v. 2016 meer dan gehalveerd 8
Aantal scholen met meerjarig negatief rendement gestegen 9
Solvabiliteit stabiel en binnen signaleringsgrenzen OCW 10
Liquiditeit stabiel op 1,6 11
Nadere analyse financiële kengetallen
Combinatie van financiële kengetallen toont positief financieel beeld van de sector 13
Kengetallen naar type school: rentabiliteit AOC’s blijft dalen 14
Financiële kengetallen naar omvang school 15
Kosten en baten
Aantal studenten opnieuw gestegen 17
Totale baten licht gedaald, kosten cao- en pensioenverplichtingen gestegen 18
Aandeel kosten onderwijspersoneel stabiel 19
Opnieuw iets minder studenten per fte onderwijzend personeel 20
Salariskosten per fte in loondienst met 2,7% gestegen 21
Aantal m2 neemt toe, huisvestingskosten per m2 dalen 22
ICT-kosten gemiddeld 4,9% van de totale kosten 24
Bijlagen
Bijlage A: Begripsomschrijvingen en aantal deelnemers aan financiële benchmark 26
Bijlage B: Onderzoeksverantwoording 27
Bijlage C: Financiële positionering mbo-scholen 28
3
4
Vooraf
De MBO Raad presenteert ook dit jaar weer de resultaten van de financiële benchmark in de mbo-sector, als onderdeel van de bredere Benchmark middelbaar beroepsonderwijs. Zie voor meer informatie op www.mboraad.nl.
In 2017 namen 62 van de in totaal 64 mbo-scholen aan de benchmark deel. De STC-Group en Edudelta Onderwijsgroep namen niet deel.
Als geheel genomen is de sector financieel gezond. De afgelopen jaren heeft de sector zich positief ontwikkeld op financieel gebied, door stabilisatie en door inzet van een steeds groter aandeel middelen voor onderwijspersoneel. Die positieve ontwikkeling is ook in 2017 zichtbaar, ondanks het feit dat de rentabiliteit in 2017 duidelijk is gedaald. De stevige solvabiliteit en liquiditeit van de sector zorgen ervoor dat de continuïteit van de sector duurzaam is geborgd.
Toch zijn en blijven er scholen die in zwaarder weer verkeren. Het aantal scholen bijvoorbeeld dat meerdere jaren achtereen te maken heeft met een negatief financieel resultaat, neemt toe. Alertheid blijft hier geboden.
Bij dit algemene beeld passen twee opmerkingen.
In de eerste plaats is het gemiddelde sectorbeeld niet per definitie ook het beeld van individuele scholen. Door onder meer de wijze waarop de rijksbijdrage over de scholen wordt verdeeld en door regiogebonden verschillen is, de spreiding van de resultaten over de scholen soms fors. De sector laat een stabiele, solide financiële positie zien en tegelijkertijd zijn er wel degelijk scholen die het financieel moeilijk hebben.
In de tweede plaats dient de sector zich voor te bereiden op de verwachte daling van het aantal studenten in het mbo. De referentieraming van het ministerie van OCW voorziet vanaf 2019 een constante daling. De regionale verschillen zijn groot. Er zijn regio’s waar een daling met tientallen procenten wordt verwacht, waarvan de krimp inmiddels al is ingezet. Het is dus zaak voor de sector om te zorgen voor financiële flexibiliteit, zodat tijdig op deze ontwikkeling kan worden ingespeeld. In een sector waar een zeer groot deel van de middelen wordt ingezet voor huisvesting en vast personeel vergt een aanpassing vaak een doorlooptijd van meerdere jaren. Daar komt bij dat in de afgelopen jaren niet zelden incidentele middelen voor de sector beschikbaar zijn gekomen, die er mede voor hebben gezorgd dat de sector financieel het hoofd boven water kon houden. Op voorhand kan er niet van worden uitgegaan dat ook de komende jaren geregeld incidentele middelen beschikbaar komen. Bovendien is een belangrijk deel van de extra middelen ‘prestatieafhankelijk’ en bedoeld voor specifieke doelen (geoormerkt geld). Niet alle mbo-scholen slagen er in dezelfde mate in om de prestatieafhankelijke middelen daadwerkelijk te verzilveren.
MBO Raad | Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2017 5
Samenvatting
Tabel 1: Samenvatting kengetallen
Kengetal 2016 2017 Mutatie
Rentabiliteit 1,1% 0,5% -0,6 procentpunt
Percentage scholen met negatief rendement 37,5% 35,5% -2 procentpunt
Solvabiliteit 54,8% 55,2% 0,4 procentpunt
Liquiditeit 1,62 1,58 -0,04
Aandeel onderwijzend plus direct onderwijsondersteunend personeel in personeelslasten 83,1% 83,1% 0,0
Rijksbijdrage € 3.850.505.189 € 3.876.051.170 € 25.545.981
Aantal studenten gewogen voor leerweg 426.793 432.478 5.685
Aantal gewogen studenten per fte onderwijzend personeel 15,2 15,0 -0,2
Bron: Benchmark MBO 2016 en 2017
De rentabiliteit van de mbo-scholen is in 2017 meer dan gehalveerd en bedraagt 0,5% (in 2016 1,1%). Het aantal scholen met een negatief rendement is ongeveer gelijk gebleven, maar wel zijn er meer scholen die te maken hebben met een meerjarig negatief rendement. Zo hebben in 2017 15 scholen twee jaar achter elkaar een negatief rendement behaald, versus 3 in 2016. De scholen die verlies lijden, lijden gemiddeld ook steeds meer verlies. Overigens behoeft een negatief rendement geen negatief signaal te zijn: het kan bewust beleid zijn, bijvoorbeeld om een hoge solvabiliteit af te toppen met een investering in de kwaliteit van onderwijs.
De solvabiliteit – de mogelijkheid te voldoen aan langetermijnverplichtingen - is stabiel en bedraagt 55,2%. Dat betekent sectorbreed een solvabiliteit die voldoende hoog is om tegenslagen op te vangen.
De gemiddelde liquiditeit – de mogelijkheid te voldoen aan kortetermijnverplichtingen - is stabiel gebleven: 1,6. Daarmee blijft de sector gemiddeld in staat om aan de kortlopende verplichtingen te voldoen.
Het aantal studenten is voor het tweede achtereenvolgende jaar gestegen, in 2017 met 2,4%. Uitgedrukt in gewogen studenten - een weging toegepast voor voltijd- en deeltijdstudenten – bedraagt de stijging 1,5%. De rijksbijdrage per student – gewogen voor leerweg - is eveneens gestegen, van € 9.202 in 2016 tot € 9.308 in 2017.
In 2017 heeft de sector opnieuw meer onderwijzend personeel per student in kunnen zetten: gemiddeld 1 fte per 15,0 studenten, versus 1 per 15,2 in 2016.
Het aantal vierkante meter dat in de sector beschikbaar is voor onderwijs, is toegenomen van 65.767 tot 67.686, terwijl de huisvestingslasten per vierkante meter zijn gedaald: € 118 in 2017 versus € 122 in 2016.
6
Financiële kengetallen sectorRentabiliteit: van 1,1% naar 0,5%
Solvabiliteit: van 54,8% naar 55,2%
Liquiditeit: stabiel gebleven met 1,6
Vijftien scholen met tweejarig negatief resultaat
Rentabiliteit 2017 t.o.v. 2016 meer dan gehalveerd
Figuur 1: Ontwikkeling rentabiliteit 2011 – 2017 en begrote rentabiliteit 2018 en 2019
Figuur 2: Rentabiliteit per school 2017
Bron: Benchmark 2011 - 2017
Bron: Benchmark MBO 2017
Rentabiliteit Aandeel NOABegroting/raming
2011
n = 61
0,2%
2012
n = 60
0,4%
2014
n = 62
1,1%
2015
n = 64
4,1%
2016
n = 64
0,8%
1,1%
2017
n = 62
0,9%
2018 2019
n = 62 n = 62
1,1%1,0%
2013
n = 63
2,3%
0,5% 0,5%
0%
1%
2%
3%
4%
5%
ROC AOC
n = 62
Gemiddelde 2017: 0,5%Vakschool
-15%
-10%
-5%
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
Rentabiliteit wordt in deze benchmark gedefinieerd als het resultaat ten opzichte van de totale baten. In 2017 bedroeg de rentabiliteit van de mbo-scholen 0,5%. Er is sprake van een daling ten opzichte van 2016 met 0,6%. Het meerjarenbeeld laat een eenmalige piek zien in 2015, toen pas laat in het jaar bekend werd hoeveel kwaliteitsgelden beschikbaar zouden komen. De rentabiliteit in 2017 is mager te noemen in vergelijking met de begroting en de voorgaande vier jaren.
De rentabiliteit in 2017 bleef achter bij de begrote rentabiliteit van 0,9%. Dat is ongebruikelijk: mbo-scholen ramen meestal voorzichtig, met als gevolg dat de gerealiseerde rentabiliteit gewoonlijk hoger is. In 2017 hebben de scholen dus tegenvallers moeten incasseren. Voor 2018 en 2019 is de rentabiliteit begroot op 1,1% respectievelijk 1,0%. De scholen voorzien dus weer een lichte stijging. In tabel 2 zijn de verschillen tussen gerealiseerde en begrote rentabiliteit weergegeven van de (60) scholen waarvan een begroting voor de benchmark beschikbaar was. Een kwart van de scholen, 25,0%, is in 2017 meer dan 2,5 procentpunt lager uitgekomen dan begroot. In 2016 was dat 10,3%.
In figuur 2 is de rentabiliteit van alle scholen weergegeven. In de figuur valt de hoge rentabiliteit (18,4%) rechts in de figuur op. Laten we deze school buiten beschouwing, dan, varieert de rentabiliteit van -11,7% tot 8,7% (2016: tussen -10,6% en 12,3%). De verschillen tussen de scholen zijn in 2017 net als in 2016 iets afgenomen.
Tabel 2: Gerealiseerde versus begrote rentabiliteit
Aantal instellingen 2017
Percentage instellingen 2017
Meer dan 5 procentpunt hoger dan begroot 4 6,7%
2,5 tot 5 procentpunt hoger dan begroot 4 6,7%
1 tot 2,5 procentpunt hoger dan begroot 10 16,7%
0 tot 1 procentpunt hoger dan begroot 10 16,7%
0 tot 1 procentpunt lager dan begroot 9 15,0%
1 tot 2,5 procentpunt lager dan begroot 8 13,3%
2,5 tot 5 procentpunt lager dan begroot 11 18,3%
Meer dan 5 procentpunt lager dan begroot 4 6,7%
60 100%
Bron: Benchmark MBO 2017
8
Aantal scholen met meerjarig negatief rendement gestegen
Net als in 2016 heeft in 2017 ruim een derde van de mbo-scholen een negatief resultaat behaald. Wel werd de gemiddelde rentabiliteit van de scholen die verlies lijden, in 2017 slechter: -3,7% versus -3,0% in 2016. Hoewel een (gering) negatief resultaat niet alarmerend hoeft te zijn, voldoet opnieuw een substantieel percentage van de scholen niet aan de eisen die banken stellen aan derentabiliteit.
Het aantal scholen met een meerjarig negatief resultaat is in 2017 gestegen: er zijn nu vijftien scholen die twee jaar achtereen verlies maken: 11 ROC’s, 3 AOC’s en één vakschool. In 2016 waren er vier scholen met een meerjarig negatief resultaat. Van de vijftien scholen met meerjarig negatief resultaat zijn er drie die nu drie jaar achtereen een negatief resultaat hebben behaald. Twee scholen hebben nu vier jaar achtereen verlies geleden en één school zes jaar.
De helft van de scholen (31) heeft nu twee jaar achtereen een positief resultaat behaald. 30 van deze 31 scholen hebben drie jaar achtereen een positief resultaat behaald, 26 gedurende vier jaar, 23 gedurende vijf jaar en 20 gedurende zes jaar achtereen.
Het totale resultaat van de sector in 2017, € 5.379.300 is het saldo van een positief en een negatief resultaat, zie tabel 5. In 2016 bedroeg het totale resultaat € 77.835.176, een aanzienlijk hoger bedrag dus. Het bedrag van 2016 is inclusief het resultaat van ROC Leiden, dat een (meerjarig in te zetten) donatie ontving om de financiële situatie op orde te krijgen. Het beeld blijft dat het totale resultaat van de sector over de jaren heen een aanzienlijk wisselend beeld vertoont.
Tabel 4: Meerjarig negatieve rentabiliteit 2012-2017
Jaar Scholen met negatieve rentabiliteit Totaal aantal scholen
Aantal scholen Gemiddelde rentabiliteit
Percentage scholen
2016 en 2017 15 -4,8% 24,2% 62
2015 t/m 2017 3 -6,2% 4,8% 62
2014 t/m 2017 2 -7,5% 3,2% 62
2013 t/m 2017 1 -5,2% 1,6% 62
2012 t/m 2017 1 -5,2% 1,7% 60
Bron: Benchmark MBO 2012 – 2017
Tabel 5: Meerjarig positieve rentabiliteit 2012-2017
Jaar Scholen met negatieve rentabiliteit Totaal aantal scholen
Aantal scholen Gemiddelde rentabiliteit
Percentage scholen
2016 en 2017 31 2,6% 50,0% 62
2015 t/m 2017 30 2,5% 48,4% 62
2014 t/m 2017 26 2,4% 41,9% 62
2013 t/m 2017 23 2,3% 37,1% 62
2012 t/m 2017 20 2,3% 33,3% 60
Bron: Benchmark MBO 2012 – 2017
Tabel 6: Opbouw resultaat 2017
Resultaat 2017 Totaal aantal scholen
Totale resultaat € 5.379.300 62
Resultaat positief € 69.677.100 40
Resultaat negatief -€ 64.297.800 22
Bron: Benchmark MBO 2017
Tabel 7: Omvang sectorresultaat 2011 – 2017
Jaar Totale omvang resultaat (in miljoenen euro’s)
Totaal aantal scholen
2017 € 5,4 62
2016 € 77,8 64
2015 € 178,4 64
2014 € 27,3 62
2013 € 96,2 63
2012 € 6,8 60
2011 € -37,7 61
Bron: Benchmark MBO 2011 – 2017
Tabel 3: Negatieve rentabiliteit 2011 – 2017
Jaar Scholen met negatieve rentabiliteit Totaal aantal scholen
Aantal scholen Gemiddelde rentabiliteit
Percentage scholen
2017 22 -3,7% 35,5% 62
2016 24 -3,0% 37,5% 64
2015 7 -2,6% 10,9% 64
2014 11 -8,3% 17,7% 62
2013 12 -3,9% 19,0% 63
2012 21 -4,1% 35,0% 60
2011 22 -4,3% 36,1% 61
Bron: Benchmark MBO 2011 – 2017
MBO Raad | Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2017 9
Solvabiliteit stabiel en binnen signaleringsgrenzen OCW
De solvabiliteit wordt in deze benchmark gedefinieerd als het eigen vermogen exclusief voorzieningen ten opzichte van het totale vermogen (ook wel solvabiliteit I genoemd). Het gaat hierbij om de gemiddelde solvabiliteit van de instellingen (ongewogen) en niet de cumulatieve solvabiliteit van de gehele sector. De solvabiliteit van de scholen is over de jaren heen redelijk stabiel, licht stijgend. In 2017 bedraagt de solvabiliteit 55,2%. Daarmee blijft de solvabiliteit gemiddeld ruim binnen de signaleringsgrenzen die het ministerie van OCW hanteert, namelijk 30 – 60%.
De solvabiliteit kent opnieuw een grote spreiding – van 13,4% tot 92,3%. Er zijn in 2017 net als in 2016 geen scholen meer met een negatieve solvabiliteit. Slechts drie scholen hebben te maken met een solvabiliteit van minder dan 30%.
In het benchmarkrapport 2016 is al benoemd dat de sector zich ervan bewust is dat de solvabiliteit van de mbo-scholen goed op orde is, en bij sommige scholen boven de signaleringsgrens. Deze scholen staan de komende jaren voor de opgave om de groei van de solvabiliteit af te toppen. Complicerende factor hierbij is dat scholen die de solvabiliteit zouden willen verlagen door het creëren van een meerjarige negatieve rentabiliteit, te maken krijgen met een toezichtskader dat een negatieve rentabiliteit ziet als een signaal van risicovol financieel beleid.
Het totale bedrag aan vreemd vermogen bij de mbo-scholen is in 2017 nagenoeg gelijkt aan 2016: € 1,028 miljard versus € 1,022 miljard. Daarbij wordt opgemerkt dat er in 2016 64 scholen deelnamen aan de benchmark, in 2017 62.
Figuur 3: Ontwikkeling solvabiliteit 2015 – 2017
Figuur 4: Solvabiliteit per mbo-school 2017
Bron: Benchmark MBO 2015 – 2017
Bron: Benchmark MBO 2016
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Solvabiliteit
53,6%
2015
n = 64
54,8%
2016
n = 64
55,2%
2017
n = 62
ROC AOC
n = 62
Gemiddelde 2017: 55,2%Vakschool
0%
25%
50%
75%
100%
Figuur 5: Ontwikkeling vreemd vermogen 2010 – 2017 in miljoenen euro’s
Bron: Benchmark MBO 2010 – 2017
Vreemd vermogen
€-
€ 200
€ 400
€ 600
€ 800
€ 1.000
€ 1.200
€ 1.109
2014
n = 62
€ 1.007
2015
n = 64
€ 1.028
2016
n = 64
€ 1.022
2017
n = 62
€ 1.150
2012
n = 60
€ 1.190
2011
n = 61
€ 1.190
2013
n = 63
€ 1.078
2010
n = 62
10
Liquiditeit stabiel op 1,6
In 2017 bedraagt de liquiditeit van de mbo-scholen 1,6. De liquiditeit zegt iets over de mate waarin de mbo-scholen aan hun verplichtingen op korte termijn kunnen voldoen (vlottende activa gedeeld door kortlopende schulden).
De liquiditeit varieert van 0,1 tot 4,5; opnieuw een iets kleinere bandbreedte dan vorig jaar. Een liquiditeit van minder dan 1 is op zich hanteerbaar als de school scherp stuurt op de liquide middelen. Banken hanteren echter voor het verstrekken van leningen doorgaans een minimum van 0,7. In 2017 zijn er acht scholen met een liquiditeit van minder dan 0,7. In 2016 waren er elf scholen met een liquiditeit van minder dan 0,7 en in 2015 vijftien, zodat een gunstige trend zichtbaar is.
Figuur 6: Ontwikkeling liquiditeit 2015 – 2017
Figuur 7: Liquiditeit per mbo-school 2017
Bron: Benchmark MBO 2015 – 2017
Bron: Benchmark MBO 2017
0
0,2
0,4
0,6
0,8
1,0
1,2
1,4
1,6
Liquiditeit
1,6
2017
n = 62
1,5
2015
n = 64
2016
n = 64
1,6
ROC AOC
n = 62
Gemiddelde 2017: 15,0Vakschool
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
MBO Raad | Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2017 11
Nadere analyse financiële kengetallen
Positief beeld op sectorniveau
Rentabiliteit AOC’s nu twee jaar negatief
Combinatie van financiële kengetallen toont positief financieel beeld van de sectorVoor een goed inzicht in de financiële duurzaamheid van de sector worden in deze benchmark niet alleen de afzonderlijke financiële kengetallen besproken, maar ook de combinatie daarvan. In figuur 8 zijn rentabiliteit en de liquiditeit gecombineerd weergegeven: de rentabiliteit op de y-as en de liquiditeit op de x-as. Elk figuurtje stelt een school voor, gedifferentieerd naar grootteklasse.
Net als in vorige jaren zijn in de figuur de signaleringsgrenzen ingetekend die het ministerie van OCW voor de financiële kengetallen hanteert:• een rentabiliteit van minimaal 0% gemiddeld over de
afgelopen drie jaar (de periode van drie jaar borgt dat incidentele schommelingen het beeld niet te zeer beïnvloeden);
• een liquiditeit van minimaal 0,5; NB. Deze grens is minder streng dan de grens van 0,7 die de banken hanteren.
De scholen boven de horizontale grenslijn in de figuur hebben over drie jaren bezien een positieve rentabiliteit. De scholen rechts van de verticale grenslijn hebben een liquiditeit van meer dan 0,5.
Figuur 8: Financiële positionering mbo-scholen 2017 met signaleringsgrenzen OCW
Bron: Benchmark MBO 2015 - 2017
-15%
-10%
-5%
0%
5%
10%
15%
0 10,5 2 3 4 5
Gem
iddeld
ere
nta
bili
teit
2015-2
017
Liquiditeit n =61
€ 36 - 70 miljoen
€ 71 - 105 miljoen
€ 106 - 300 miljoen
€ 0 - 35 miljoen
3 41
3 14
Combinatie van deze getallen betekent dat de scholen in het groengekleurde kwadrant vanuit de perspectieven rentabiliteit en liquiditeit op basis van de grenzen van OCW financieel gezond genoemd kunnen worden, zeker gezien de stevige solvabiliteit. In het groene kwadrant bevinden zich 41 scholen. Dat zijn er minder dan in 2016 (53), maar bedacht moet worden dat een negatieve rentabiliteit bewust beleid kan zijn, bijvoorbeeld om de solvabiliteit af te toppen. De figuur laat verder zien dat 3 scholen zowel voor wat betreft de rentabiliteit als de liquiditeit buiten de grenzen vallen. Dit zijn scholen waar extra alertheid nodig is.
MBO Raad | Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2017 13
Aan figuur 9 is te zien, dat het feit dat de rentabiliteit van de mbo-scholen in 2017 een positief resultaat behalen, geheel aan de vakscholen te danken is. De ROC’s behalen gemiddeld een net iets negatieve rentabiliteit (-0,1%), de AOC’s een negatieve rentabiliteit van -1,0% en de vakscholen een positieve rentabiliteit van 4,6%. Daarmee zijn ook de verschillen tussen de schooltypen toegenomen. Voor de AOC’s geldt dat de rentabiliteit nu drie jaar achtereen is gedaald, en twee jaar achtereen negatief is. Een signaal dat voor deze scholen werkelijk knelpunten kunnen ontstaan.
De solvabiliteit van de drie schooltypen is ook in 2017 iets dichter naar elkaar toe gegroeid. De solvabiliteit van de ROC’s bedraagt 54,0%, die van de AOC’s 57,2% en die van de vakscholen 58,3%. Bij alle schooltypen is sprake van een stijging, dus ook bij de AOC’s waar de rentabiliteit negatief is.
De liquiditeit van de ROC’s is met 0,1 gedaald, de liquiditeit van AOC’s en vakscholen met 0,1 gestegen.
Kengetallen naar type school: rentabiliteit AOC’s blijft dalen
Figuur 10: Solvabiliteit ROC’s, AOC’s en vakscholen 2015 – 2017
Figuur 9: Rentabiliteit 2015 – 2017 per type school
Figuur 11: Liquiditeit ROC’s, AOC’s en vakscholen 2015 – 2017
Bron: Benchmark MBO 2015 – 2017
Bron: Benchmark MBO 2015 – 2017
Bron: Benchmark MBO 2015 – 2017
2015 2016 2017
44%
46%
48%
50%
52%
54%
56%
58%
60%
62%
50,0%
60,0% 60,0%
53,7%
57,0% 57,0%
54,0%
57,2%
58,3%
ROC AOC Vakschool
2015
4,3%
-0,6%
7,3%
0,4%
ROC AOC Vakschool
2016 2017
0
1%
-1%
-2%
2%
3%
4%
5%
6%
7%
8%
-1,0%
1,7%
-0,1%0,5%
4,6%
0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
2015 2016 2017
1,4 1,3
2,2
1,61,4
2,1
1,5 1,5
2,2
ROC AOC Vakschool
14
Figuur 12 laat zien dat alleen de kleinste scholen met een omzet tot en met € 35 miljoen in 2017 een stijging van de rentabiliteit hebben gekend. Dit zijn vaak vakscholen. De rentabiliteit van alle andere grootteklassen is gedaald. Ook in 2016 hadden de grotere scholen te maken met een dalende rentabiliteit. In 2017 is de rentabiliteitsdaling het grootst in de categorie scholen met een omvang van tussen de € 71 en de € 105 miljoen: van 2,6% in 2017 naar 0,1% in 2017.
De solvabiliteit van de grootste scholen met een omzet van € 106 miljoen en meer blijft opnieuw iets achter bij de solvabiliteit van kleinere scholen. Bovendien is bij de grootste scholen spraken van een (lichte) daling van de solvabiliteit, van 47,9% tot 46,6%. Toch is ook op de grootste scholen de solvabiliteit gemiddeld zeer goed op orde.
De verschillen in liquiditeit zijn in 2017 duidelijk toegenomen. De liquiditeit neemt af naarmate de omvang toeneemt. In de kleinste scholen bedraagt de liquiditeit 2,3, in de grootste 1,0. Maar in alle gevallen is gemiddeld sprake van een liquiditeit waarmee scholen goed in staat zijn om aan kortlopende verplichtingen te voldoen.
Financiële kengetallen naar omvang school
Figuur 12: Rentabiliteit per grootteklasse 2015 – 2017
Bron: Benchmark MBO 2015 – 2017
2015
4,8% 4,8%
2,5%
0,8%
3,4% 3,4%
2,6%
1,1%
-0,2%0,1%
€ 0 - 35 miljoen € 36 - 70 miljoen € 71 - 105 miljoen € 106 - 300 miljoen
2016 2017
0
1
-1
2
3
4
5
6
-0,4%
Figuur 13: Solvabiliteit per grootteklasse 2015 – 2017
Bron: Benchmark MBO 2015 – 2017
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
60,5%
57,9%
47,4%
57,2%58,3%
55,1%
47,9%48,1%
58,4%57,1%
59,3%
46,6%
2015
€ 0 - 35 miljoen € 36 - 70 miljoen € 71 - 105 miljoen € 106 - 300 miljoen
2016 2017
Figuur 14: Liquiditeit per grootteklasse 2015 – 2017
Bron: Benchmark MBO 2015 – 2017
0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
2015 2016 2017
2,1
1,7
2,3
2,01,8
1,3
1,0 1,1 1,0
1,5 1,5
€ 0 - 35 miljoen € 36 - 70 miljoen € 71 - 105 miljoen € 106 - 300 miljoen
1,6
MBO Raad | Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2017 15
Kosten en baten
Aantal gewogen studenten als basis voor bekostiging opnieuw licht gestegen (1,5%)
Totale baten dalen met 0,7%
Meer personeel per student ingezet: 1 fte per 15,0 studenten, in 2016 1 per 15,2
Huisvestingskosten per m2 verder gedaald: van € 122 naar € 118
Aantal studenten opnieuw gestegen
Het aantal studenten is net als vorig jaar gestegen, en wel met 2,35%. In 2016 bedroeg de stijging 0,86%. De stijging komt in 2017 grotendeels voor rekening van de BBL, de beroepsbegeleidende leerweg. Het aantal studenten dat een BOL-deeltijd volgt, is nu nagenoeg nihil geworden (3 studenten). Het aantal studenten in de BOL-voltijd is gestegen met 0,6%. Nadere analyse leert dat in ongeveer de helft van het aantal scholen het aantal studenten stijgt, maar dat de andere helft te maken heeft met een daling.
Tabel 8: Ontwikkeling aantal studenten (absoluut) 2012 – 2017
Aantal deelnemers Mutatie 1-10-17 t.o.v. 1-10-16
Per 1-10-11 Per 1-10-12 Per 1-10-13 Per 1-10-14 Per 1-10-15 Per 1-10-2016 Per 1-10-2017 Aantal Percentage
BBL 159.239 147.402 125.439 102.661 95.642 99.738 108.580 8.842 9,24%
BOL deeltijd 7.915 5.276 3.004 941 187 22 3 -19 -86,36%
BOL voltijd 348.395 353.386 366.772 376.255 375.726 375.926 378.186 2.260 0,60%
Totaal 515.549 506.067 495.215 479.857 471.555 475.686 486.769 11.083 2,35%
Bron: Benchmark MBO 2012 – 2017
Tabel 9: Ontwikkeling gewogen aantal studenten 2012 – 2017
Aantal gewogen studenten Mutatie 1-10-17 t.o.v. 1-10-16
Per 1-10-11 Per 1-10-12 Per 1-10-13 Per 1-10-14 Per 1-10-15 Per 1-10-2016 Per 1-10-2017 Aantal Percentage
Totaal 408.708 408.428 413.090 428.056 423.641 426.793 432.478 5.685 1,5%
Bron: Benchmark MBO 2012 – 2017
Het aantal gewogen studenten, dat is het aantal dat de basis vormt voor bekostiging is in 2017 eveneens opnieuw licht gestegen: met 1,5%. In 2016 bedroeg de stijging 0,74%. In de weging tellen BOL-studenten voor 1,0 mee en BBL-studenten voor 0,5.
Figuur 15: Ontwikkeling aantal studenten per leerweg absoluut en totaal gewogen 2011 – 2017
Bron: Benchmark MBO 2012 – 2017
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
300.000
350.000
400.000
450.000
BBL BOL deeltijd
Per1-10-11
Per1-10-12
Per1-10-13
Per1-10-14
Per1-10-15
Per1-10-16
Per1-10-17
BOL voltijd Totaal gewogen aantal deelnemers
MBO Raad | Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2017 17
In 2017 is de totale rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs opnieuw gestegen, met 0,7%. De rijksbijdrage voor het voortgezet onderwijs (voor de mbo-scholen die ook voortgezet onderwijs bieden) daalde met 2,8% en de overige baten met 8,2%. Per saldo betekent dit een lichte daling van de totale baten, en wel met 0,7%
De rijksbijdrage per student (gewogen naar voltijd en deeltijd) is gestegen: van € 9.202 tot € 9.308. De stijging is opmerkelijk, omdat juist een daling werd verwacht. De rijksbijdrage is immers gebaseerd op het aantal studenten twee jaar vóór het boekjaar, 2015 dus in dit geval, en toen was het aantal studenten kleiner dan in 2017. De bijdrage per gewogen student verschilt per school, onder meer afhankelijk van het type school, de aangeboden opleidingen en de historische ontwikkeling van het aantal studenten. De rijksbijdrage varieert per school van € 7.974 tot € 12.688.
De rijksbijdrage per fte is na een daling weer gestegen, van € 94.846 tot € 95.582. Dat is een stijging van 0,8%. Daarbij moet echter wel worden bedacht dat door cao-verplichtingen de kosten per fte in het najaar van 2017 met 3% zijn toegenomen. Ook de pensioenverplichtingen namen toe. Samen leiden deze verplichtingen tot een kostenstijging van 5% op jaarbasis; voor 2017 geldt een kostenstijging van ongeveer 3%, omdat de wijzigingen pas later in het jaar zijn ingegaan. De kostenstijging is dus groter dan de stijging van de rijksbijdrage. Dit is bewust beleid van de rijksoverheid, die via een doelmatigheidskorting wil komen tot kostenbeheersing.
De rijksbijdrage per fte is in vakscholen hoger dan in ROC’s en AOC’s: respectievelijk € 105.427, € 93.551 en € 94.264.
Tabel 10: Ontwikkelingen rijksbijdragen 2016 – 2017 gebaseerd op 62 scholen, in miljoenen euro’s
Rijksbijdrage Mutatie 2017 ten opzichte van 2016
Baten 2016 2017 € %
Rijksbijdragen beroepsonderwijs € 3.851 € 3.876 € 25 0,7%
Rijksbijdragen voortgezet onderwijs € 537 € 522 -€ 15 -2,8%
Overige baten € 557 € 512 -€ 45 -8,2%
Totale baten € 4.945 € 4.910 -€ 35 -0,7%
Bron: Benchmark MBO 2016 – 2017
Totale baten licht gedaald, kosten cao- en pensioenverplichtingen gestegen
De sector heeft in 2017 een groter percentage van de totale baten ingezet voor personeel. Het aandeel personeelskosten is met 71,6% het hoogste in de afgelopen drie jaar. Een daling is vooral zichtbaar in het aandeel overige kosten en het aandeel afschrijvingen.
Figuur 16: Ontwikkeling kostenstructuur 2015 – 2017
Bron: Benchmark MBO 2015 – 2017
4,2%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Personeels-kosten
Huisvestings-kosten
Afschrijvingen Overigekosten
70,7%
3,8%
6,7%
6,3%
12,5%
2015
n = 64
Overigepersoneelskosten
2016 2017
n = 64 n = 62
70,5% 71,6%
4,3%
6,5% 6,3%
6,3% 6,1%
12,4% 11,8%
18
Aandeel kosten onderwijspersoneel stabiel
Tabel 11: Ontwikkeling formatie 2016 – 2017
Formatie Mutatie 2017 ten opzichte van 2016
Functiegroepen 2016 2017 Aantal %
Onderwijzend en direct onderwijsondersteunend personeel 33.585 33.983 398 1,2%
Indirect onderwijsondersteunen personeel en directie/ management 7.338 7.189 (149) -2,0%
Totaal 40.923 41.172 249 0,6%
Bron: Benchmark MBO 2016 – 2017
In de opbouw van de personeelskosten is weinig verandering te zien in de afgelopen drie jaar. Het aandeel kosten van onderwijzend personeel is in 2017 ten opzichte van 2016 met 0,1% gestegen, het aandeel direct onderwijsondersteunend personeel is met eenzelfde percentage gedaald. Het aandeel kosten voor indirect onderwijsondersteunend personeel is met 0,1% gestegen, het aandeel kosten voor directie en management met 0,1% gedaald.
In absolute zin is de formatie onderwijzend en direct onderwijsondersteunend personeel met 398 fte (1,2%) toegenomen, en de formatie indirect onderwijsondersteunend personeel en directie/management met 149 (2,0%) afgenomen. Per saldo een toename van de personeelsformatie met 0,6%.
Figuur 17: Ontwikkeling opbouw personeelslasten 2015 – 2017
Bron: Benchmark MBO 2015 – 2017
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Onderwijzendpersoneel
Direct onderwijsonder-steunend personeel
Indirect onderwijsonder-steunend personeel
Directie enmanagement
2016 2017
n = 64 n = 62
69,4% 69,5% 69,6%
13,6% 13,7% 13,6%
13,4% 13,3% 13,4%
3,6% 3,5% 3,4%
2015
n = 64
MBO Raad | Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2017 19
Figuur 18: Aantal gewogen studenten per fte onderwijzend personeel 2015 - 2017
Figuur 19: Spreiding aantal gewogen studenten per fte onderwijzend personeel 2017
Bron: Benchmark MBO 2015 - 2017
Bron: Benchmark MBO 2017
2015 2016 2017
n = 64 n = 64 n = 62
2
4
6
8
10
12
14
16
18
15,3 15,2 15,0
0
0
5
10
15
20
ROC AOC
n = 62
Gemiddelde 2017: 15,0Vakschool
Het aantal studenten per fte is in 2017 opnieuw gedaald. Of anders gezegd: de sector heeft in 2017 opnieuw meer onderwijzend personeel per student ingezet: Het is het derde jaar achtereen dat dit is gelukt, en dat ondanks de toename van het aantal studenten in 2016 en 2017. In 2017 wordt gemiddeld 1fte per 15,0 studenten ingezet, in 2016 1 fte per 15,2 studenten. De genoemde aantallen studenten zijn gewogen voor de leerweg van de student.
Het aantal studenten per fte varieert per school: de spreiding loopt van 9,6 tot 18,3. De AOC’s zetten gemiddeld het meeste personeel in: 1 fte per 13,5 studenten. De ROC’s nemen een middenpositie in met 1 fte per 15,1 studenten, en de vakscholen zetten 1 fte per 15,7 studenten in. De trend dat het aantal studenten per fte daalt, is in alle drie de schooltypen zichtbaar, en ook in alle grootteklassen Op sectorniveau daalt het aantal studenten per fte nu voor het vierde achtereenvolgende jaar.
Opnieuw iets minder studenten per fte onderwijzend personeel
20
De salariskosten per fte in loondienst zijn in 2017 met 2,7% gestegen tot € 68.664 (in 2016 bedroeg de stijging 1,4%). De stijging is mede het gevolg van cao-loonontwikkeling en pensioenstijging. De salariskosten per fte variëren per school van € 57.644 tot € 80.676.
De salariskosten per fte zijn opnieuw het hoogst bij de AOC’s: € 70.228 versus € 67.967 bij de ROC’s en € 70.030 bij de vakscholen. De salariskosten zijn bij de AOC’s bovendien het meest gestegen in 2017.
Een vergelijking tussen de grootteklassen leert dat de salariskosten bij kleinere scholen hoger zijn dan in grotere. De verschillen nemen echter af. De salariskosten zijn in alle grootteklassen gestegen.
Salariskosten per fte in loondienst met 2,7% gestegen
Figuur 20: Ontwikkelingen salariskosten per fte in loondienst 2015 – 2017
Bron: Benchmark MBO 2015 – 2017
2015 2016 2017
n = 64 n = 64 n = 62
€-
€ 10.000
€ 20.000
€ 30.000
€ 40.000
€ 50.000
€ 60.000
€ 70.000
€ 80.000
€ 65.260 € 66.834€ 68.664
Figuur 21: Salariskosten per fte in loondienst per type school 2015 – 2017
Bron: Benchmark MBO 2015 – 2017
€ 60.000
€ 61.000
€ 62.000
€ 63.000
€ 64.000
€ 65.000
€ 66.000
€ 67.000
€ 68.000
€ 72.000
€ 71.000
€ 70.000
€ 69.000
2017
n = 62
2016
n = 64
2015
n = 64
ROC AOC Vakschool
€ 66.355
€ 67.966€ 66.889
€ 70.228
€ 68.826€ 70.030
€ 64.687
€ 66.455
€ 66.405
Figuur 22: Salariskosten per fte in loondienst per grootteklasse 2015 – 2017
Bron: Benchmark MBO 2015 – 2017
€ 60.000
€ 61.000
€ 62.000
€ 63.000
€ 64.000
€ 65.000
€ 66.000
€ 67.000
€ 68.000
€ 69.000
€ 70.000
€ 0 - 35 miljoen € 36 - 70 miljoen € 71 - 105 miljoen € 106 - 300 miljoen
2017
n = 62
2016
n = 64
2015
n = 64
€ 66.222
€ 67.790
€ 69.055
€ 64.701
€ 66.203
€ 68.891
€ 64.718
€ 66.739
€ 68.290
€ 65.341
€ 66.521
€ 68.374
MBO Raad | Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2017 21
Het aantal vierkante meters dat de mbo-scholen in totaal beschikbaar hebben voor het onderwijsproces of de ondersteuning daarvan, is in 2017 gestegen van 65.767 tot 67.686, een stijging van 2,9%. Dit ligt in lijn met de stijging van het aantal studenten.
Het aantal vierkante meters per gewogen student is in 2017 gelijk aan het aantal in 2016: 9,1. De spreiding is fors: van 5,4 tot 24,2 vierkante meter per gewogen student. Evenals in voorgaande jaren is het aantal vierkante meters per gewogen student bij de ROC’s lager dan bij de AOC’s en vakscholen: respectievelijk 8,0, 11,0 en 11,8 vierkante meter. Grotere scholen hebben minder vierkante meters per gewogen student dan kleinere. Het aandeel vastgoed in eigendom is in 2017 gelijk gebleven: 79%.
De kosten per vierkante meter zijn in 2017 opnieuw gedaald en bedragen € 118, versus € 122 in 2016 en € 125 in 2015.De opbouw van de huisvestingskosten laat zien dat in de afgelopen drie jaar vooral het aandeel huurkosten jaarlijks is gestegen, en dat in 2017 ook het aandeel afschrijvingen weer is gestegen. Een kostendaling is vooral te zien bij de rentelasten.
Aantal m2 neemt toe, huisvestingskosten per m2 dalen
Figuur 23: Totale aantal vierkante meters beschikbaar voor onderwijsproces of ondersteuning daarvan
Figuur 24: Aantal vierkante meters per gewogen student 2015 - 2017
Tabel 12: Opbouw huisvestingskosten 2015 – 2017
Opbouw huisvestingskosten Sector 2015
Sector 2016
Sector 2017
Huur 20% 21% 22%
Verzekeringen 1% 1% 1%
Dotatie onderhoudsvoorziening 3% 3% 4%
Klein onderhoud en exploitatie 9% 11% 10%
Energie en water 10% 11% 10%
Schoonmaakkosten 4% 4% 5%
Heffingen 4% 4% 4%
Overige huisvestingslasten 4% 4% 3%
Afschrijving gebouwen 35% 32% 34%
Rentelasten (vastgoedgerelateerde deel) 9% 9% 7%
Totale huisvestingskosten 100% 100% 100%
Bron: Benchmark MBO 2015 – 2017
Bron: Benchmark MBO 2015 – 2017
Bron: Benchmark MBO 2015 – 2017
Aantal m2 beschikbaar voor onderwijsproces of ondersteuning daarvan
65.079
65.766
67.686
2016 2017
n = 64 n = 62
2015
n = 64
63.500
64.000
64.500
65.000
65.500
66.000
66.500
67.000
67.500
68.000
m2 per gewogen student
9,2 9,1 9,1
2016 2017
n = 64 n = 62
2015
n = 64
-
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
7,0
8,0
9,0
10,0
22
Het aantal vierkante meters dat scholen in eigendom hebben, is iets gedaald; 79,1% in 2017 versus 79,3% in 2016. Ook in 2016 was er sprake van een lichte daling. Drie scholen hebben geen panden in eigendom.
Figuur 25: Aandeel vierkante meters in eigendom 2017
Bron: Benchmark MBO 2017
1 2 3 4 5 6 7 8 910
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
11
ROC AOC
n = 62
Gemiddelde 2017: 79,1%Vakschool
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
MBO Raad | Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2017 23
Het aandeel ICT-kosten in de totale kosten is in 2017 nagenoeg ongewijzigd gebleven: 4,9% versus 4,8% in 2016. Wel zijn de gemiddelde personele lasten van ICT-personeel gestegen, van € 60.763 tot € 62.730.
Binnen de ICT-kosten is het aandeel kosten van inhuur en uitbesteding opnieuw gestegen. Het aandeel bedraagt in 2017 13,5% versus 12,5% in 2016 en 10,3% in 2015. Het aandeel kosten voor hardware is met 17,9% in 2017 lager dan in 2016 (18,8%). NB. De kostenverschillen 2015/2016 voor de aandelen hardware en afschrijvingen worden veroorzaakt door een gewijzigde toerekening.
ICT-kosten gemiddeld 4,9% van de totale kosten
Tabel 14: : Opbouw ICT-kosten 2015 – 2017
2015 2016 2017
Aandeel personele ICT kosten (inclusief detacheringen)
30,2% 31,7% 32,0%
Aandeel inhuur en uitbesteding 10,3% 12,5% 13,5%
Aandeel hardware 5,5% 18,8% 17,9%
Aandeel softwarekosten 20,3% 24,4% 25,2%
Aandeel datacommunicatie 5,8% 7,1% 6,5%
Aandeel telefonie 4,2% 4,0% 3,7%
Aandeel organisatiekosten 1,3% 1,3% 1,1%
Aandeel afschrijvingen ICT en telefonie 22,3% 0,0% 0,0%
Totaal 100,0% 100,0% 100,0%
Bron: Benchmark MBO 2015 - 2017
Tabel 13: Kengetallen ICT 2015 – 2017
Kengetal/indicator 2015 2016 2017
Aandeel ICT in totale kosten 5,3% 4,8% 4,9%
Activeringsgrens activa € 1.609 € 1.726 € 1.659
Gemiddelde personele last personeel ICT in loondienst
€ 59.206 € 60.763 € 62.730
Aandeel van de totale formatiekosten dat aan ICT wordt besteed
3,0% 3,0% 3,0%
Bron: Benchmark MBO 2015 - 2017
24
Bijlagen
Bijlage A: Begripsomschrijvingen en aantal deelnemers aan financiële benchmark
Tabel A-1: Begripsomschrijving
Begrip Omschrijving
Rentabiliteit Het resultaat van de gewone bedrijfsvoering als percentage van de baten van de gewone bedrijfsvoering; omvat resultaat mbo, educatie, contractactiviteiten en andere diensten
Solvabiliteit Het eigen vermogen als percentage van het totale vermogen. In de benchmark wordt solvabiliteit I gebruikt: het eigen vermogen exclusief voorzieningen ten opzichte van het totale vermogen.
Liquiditeit Vlottende activa gedeeld door de kortlopende schulden (current ratio)
Signaleringsgrenzen Grenzen die het ministerie van OCW hanteert voor de risicobepaling.
Vierkante meters In relatie tot huisvestingskosten: vierkante meters beschikbaar voor het onderwijsproces of ter ondersteuning daarvan
Bron: Benchmark MBO
Tabel A-2: Aantal aan de benchmark deelnemende scholen per type
Type school 2015 2016 2017
ROC 43 43 42
AOC 11 11 10
Vakschool 10 10 10
Totaal 64 64 62
Bron: Benchmark MBO 2015 – 2017
Tabel A-3: Aantal aan de benchmark deelnemende scholen per grootteklasse
Grootteklasse in rijksbijdrage per jaar 2015 2016 2017
Klasse S: minder dan € 35 mln 17 17 16
Klasse M: tussen € 35 mln en € 70 mln 16 16 16
Klasse L: tussen € 71 mln en € 105 mln 16 16 14
Klasse XL: meer dan € 106 mln 15 15 16
Totaal 64 64 62
Bron: Benchmark MBO 2015 – 2017
In de benchmark MBO 2017 zijn van 62 scholen de gegevens ontvangen, met uitzondering van de STC-Group en Edudelta Onderwijsgroep namen alle Nederlandse mbo-scholen deel aan de benchmark.
De namen van de deelnemende scholen zijn opgenomen in de figuren in bijlage C.
26
Bijlage B: Onderzoeksverantwoording
De financiële benchmark MBO wordt door PwC uitgevoerd in opdracht van en in nauwe samenwerking met de MBO Raad.
PwC maakt gebruik van gegevens uit het Elektronisch Financieel Jaarverslag (EFJ), door de scholen aangeleverd via het XBRL Onderwijs Portaal OCW / DUO. Deze gegevens worden aangevuld door de scholen die aan de benchmark deelnemen en via een uploadsysteem aangeleverd bij PwC. De gegevens die in de benchmark zijn gebruikt, zijn door PwC gevalideerd maar er is geen accountantscontrole uitgevoerd. De scholen blijven verantwoordelijk voor de kwaliteit van de aan PwC aangeleverde gegevens.
De gevalideerde gegevens zijn door PwC verwerkt tot spiegelrapportages voor de individuele scholen en tot het sectorbeeld in deze rapportage. De conclusies in dit sectorrapport zijn in samenwerking met de MBO Raad tot stand gekomen.
De financiële benchmark is zoveel mogelijk toegespitst op het mbo. Eventuele andere activiteiten van de instellingen zijn buiten beschouwing gebleven, behalve als de kengetallen niet uit te splitsen waren. Dit is het geval bij de rentabiliteit, solvabiliteit, liquiditeit en huisvestingskosten per vierkante meter; deze kengetallen hebben dan ook betrekking op de gehele instelling. Om tot een toerekening van kosten aan het mbo te komen, hebben de scholen zelf de kosten van het onderwijzend personeel gesplitst.
De andere personeelskosten zijn door PwC toegerekend op basis van het aandeel mbo in de rijksbijdrage van de instelling.
De sectorcijfers in dit rapport zijn – tenzij anders vermeld - de ongewogen gemiddelden van alle aan de benchmark deelnemende scholen. De scores van de scholen zijn dus bij elkaar opgeteld en gedeeld door 64, zonder rekening te houden met de omvang van de school. Die keuze is gemaakt omdat het in de benchmark gaat om de prestaties van de school, ongeacht de omvang.
Indien absolute aantallen (zoals de hoogte van de rijksbijdrage) over meerdere jaren zijn vergeleken, is de vergelijking gebaseerd op het aantal scholen dat in alle betreffende jaren aan de benchmark heeft deelgenomen.
Dit is gedaan om te voorkomen dat mutaties moeten worden toegeschreven aan een verschil in aantallen scholen.
Daar waar in het rapport een verschil wordt benoemd, wordt gedoeld op een statistische significantie bij een betrouwbaarheidsniveau van 95%. Dit betekent dat de kans dat het verschil op toeval berust kleiner is dan 5%.
Figuur B-1: Schematische opbouw kosten
Bron: Benchmark MBO
Middelbaarberoepsonderwijs
Voortgezetonderwijs/vmbo
Educatie Contractonderwijs
Personeelskostenonderwijzend
personeel
Personeelskostenonderwijzend
personeel
Personeelskostenonderwijzend
personeel
Personeelskostenonderwijzend
personeel
Personeelskosten ondersteunende diensten
Afschrijvingen
Huisvestingskosten
Overige kosten
Totaal instellingen
MBO Raad | Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2017 27
n = 62 instellingen
Gemiddelde = 0,5%
ROC Arcus College
ROC A12
Summa College
ROC De Leijgraaf
Nordwin College
Regio College
ROC Mondriaan
ROC Horizon College
Helicon Opleidingen
ROC Tilburg
ROC Friese Poort
AOC De Groene Welle
ROC van Twente
ROC Aventus
ROC Top
ROC Midden Nederland
Wellantcollege
SOMA College
Aeres MBO
Scalda
Lentiz
AOC Oost
Noorderpoort
AOC Terra
ROC West-Brabant
ROC Ter AA
MBO Utrecht
Graafschap College
Zadkine
ROC Rijn IJssel
AOC Clusius College
Koning Willem I College
Drenthe College
Nimeto
ROC Kop van Noord-Holland
ROC Nijmegen
Friesland College
MBO Amersfoort
Leeuwenborgh Opleidingen
Cibap
ROC van Amsterdam
ROC Nova College
Albeda College
Hout- en Meubileringscollege
ROC Rivor
SintLucas
MBO Rijnland
ROC Gilde Opleidingen
Da Vinci College
Grafisch Lyceum Utrecht
Alfa-college
Leidse Instrumentmakersschool
ROC Menso Alting
ROC Flevoland
Landstede
Citaverde College
Deltion College
Hoornbeeck College
Mediacollege Amsterdam
SG De Rooi Pannen
Grafisch Lyceum Rotterdam
SVO Opleidingen
-15% -10% -5% 0% 5% 10% 15% 20%
Bijlage C: Financiële positionering mbo-scholenTabel C-1: Rentabiliteit 2017
Bron: Benchmark MBO 2017
28
Gemiddelde = 55,2%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
n = 62 instellingen
Leidse Instrumentmakersschool
Zadkine
MBO Rijnland
Landstede
Lentiz
Aeres MBO
ROC Nijmegen
Noorderpoort
ROC Flevoland
Cibap
Nordwin College
Alfa-college
ROC van Amsterdam
MBO Amersfoort
Albeda College
ROC Top
Hoornbeeck College
ROC van Twente
SOMA College
ROC Mondriaan
MBO Utrecht
Mediacollege Amsterdam
Wellantcollege
Da Vinci College
Regio College
Scalda
ROC Midden Nederland
Deltion College
ROC Aventus
ROC Gilde Opleidingen
Drenthe College
Nimeto
Friesland College
ROC De Leijgraaf
ROC Horizon College
ROC West-Brabant
Summa College
AOC Terra
ROC Ter AA
Leeuwenborgh Opleidingen
AOC Clusius College
ROC Tilburg
AOC De Groene Welle
ROC Menso Alting
ROC Kop van Noord-Holland
SVO Opleidingen
Koning Willem I College
ROC Rivor
Graafschap College
ROC Friese Poort
Helicon Opleidingen
Hout- en Meubileringscollege
ROC Rijn IJssel
ROC A12
Grafisch Lyceum Utrecht
ROC Nova College
ROC Arcus College
SintLucas
AOC Oost
Citaverde College
SG De Rooi Pannen
Grafisch Lyceum Rotterdam
Tabel C-2: Solvabiliteit 2017
Bron: Benchmark MBO 2017
MBO Raad | Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2017 29
0 1 2 3 4
n = 62 instellingen
Gemiddelde = 1,6
5
Hoornbeeck College
Hout- en Meubileringscollege
ROC Horizon College
Nordwin College
Zadkine
Regio College
Aeres MBO
Scalda
ROC Tilburg
Wellantcollege
AOC Clusius College
ROC De Leijgraaf
ROC Nijmegen
Drenthe College
Noorderpoort
ROC van Twente
Summa College
Landstede
MBO Rijnland
Leeuwenborgh Opleidingen
Friesland College
Albeda College
ROC van Amsterdam
Da Vinci College
ROC Friese Poort
ROC Aventus
Leidse Instrumentmakersschool
ROC Mondriaan
ROC Flevoland
ROC Gilde Opleidingen
ROC West-Brabant
ROC Rijn IJssel
AOC Terra
Lentiz
MBO Amersfoort
Cibap
Koning Willem I College
Nimeto
ROC Midden Nederland
Deltion College
ROC Arcus College
Alfa-college
AOC De Groene Welle
Graafschap College
ROC Ter AA
Helicon Opleidingen
Mediacollege Amsterdam
SOMA College
Citaverde College
ROC Kop van Noord-Holland
ROC Top
SintLucas
ROC Nova College
ROC A12
Grafisch Lyceum Rotterdam
SG De Rooi Pannen
MBO Utrecht
Grafisch Lyceum Utrecht
ROC Rivor
AOC Oost
ROC Menso Alting
SVO Opleidingen
Tabel C-3: Liquiditeit 2017
Bron: Benchmark MBO 2017
30
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%
Gemiddelde = 70,6%
n = 62 instellingen
80% 90%
SOMA College
Leidse Instrumentmakersschool
SVO Opleidingen
SG De Rooi Pannen
AOC Groenhorst College
SintLucas
ROC Arcus College
Grafisch Lyceum Rotterdam
ROC A12
AOC Terra
Hout- en Meubileringscollege
ROC Gilde Opleidingen
Deltion College
Koning Willem I College
ROC Nijmegen
Noorderpoort
Grafisch Lyceum Utrecht
Landstede
Helicon Opleidingen
MBO Utrecht
ROC van Amsterdam
ROC Leiden
ROC Top
Graafschap College
ROC Aventus
MBO Amersfoort
Drenthe College
Summa College
ROC Horizon College
ROC Rijn IJssel
Alfa-college
ROC Flevoland
AOC De Groene Welle
ROC van Twente
Mediacollege Amsterdam
Regio College
AOC Oost
Wellantcollege
Nordwin College
ROC Midden Nederland
ROC Nova College
ROC West-Brabant
ROC Menso Alting
Hoornbeeck College
AOC Clusius College
ROC De Leijgraaf
Albeda College
ROC Kop van Noord-Holland
Da Vinci College
Friesland College
ROC Rivor
ROC Friese Poort
ROC Ter AA
ROC Mondriaan
ROC Tilburg
Leeuwenborgh Opleidingen
Citaverde College
Cibap
Nimeto
Scalda
Zadkine
Lentiz
Tabel C-4: Personeelskosten ten opzichte van de totale lasten van de instelling in 2017
Bron: Benchmark MBO 2017
MBO Raad | Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2017 31
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%
Gemiddelde = 70,4%
n = 62 instellingen
90%
Regio College
SVO Opleidingen
ROC A12
Noorderpoort
Zadkine
ROC Ter AA
ROC Nova College
Da Vinci College
Koning Willem I College
ROC Horizon College
MBO Utrecht
SOMA College
Drenthe College
Scalda
Alfa-college
ROC van Amsterdam
MBO Rijnland
Albeda College
Helicon Opleidingen
Grafisch Lyceum Rotterdam
ROC Rijn IJssel
Leeuwenborgh Opleidingen
Landstede
ROC De Leijgraaf
ROC Aventus
ROC Friese Poort
Lentiz
ROC Nijmegen
ROC Arcus College
Leidse Instrumentmakersschool
Cibap
Mediacollege Amsterdam
ROC Gilde Opleidingen
Nimeto
ROC West-Brabant
Grafisch Lyceum Utrecht
ROC Midden Nederland
Summa College
ROC van Twente
Friesland College
ROC Top
ROC Rivor
MBO Amersfoort
ROC Menso Alting
ROC Mondriaan
SG De Rooi Pannen
Graafschap College
ROC Flevoland
Nordwin College
ROC Tilburg
Wellantcollege
Hout- en Meubileringscollege
AOC Oost
SintLucas
Deltion College
AOC Clusius College
Aeres MBO
AOC De Groene Welle
ROC Kop van Noord-Holland
Citaverde College
Hoornbeeck College
AOC Terra
Tabel C-5: Personeelskosten onderwijzend personeel ten opzichte van de totale personeelskosten beroepsonderwijs in 2017
Bron: Benchmark MBO 2017
32
€ 0 € 10.000 € 20.000 € 30.000 € 40.000 € 50.000 € 60.000 € 70.000 € 80.000 € 90.000
n = 62 instellingen
Gemiddelde = € 68.664
ROC Menso Alting
Leidse Instrumentmakersschool
ROC Horizon College
ROC Friese Poort
Helicon Opleidingen
ROC Kop van Noord-Holland
MBO Utrecht
Drenthe College
Landstede
ROC van Twente
ROC Gilde Opleidingen
Grafisch Lyceum Rotterdam
MBO Amersfoort
Koning Willem I College
Deltion College
Graafschap College
SintLucas
ROC Mondriaan
ROC Aventus
ROC Arcus College
Hout- en Meubileringscollege
ROC De Leijgraaf
Alfa-college
Friesland College
ROC A12
Zadkine
Citaverde College
Nordwin College
ROC Rijn IJssel
ROC van Amsterdam
Noorderpoort
SG De Rooi Pannen
ROC Top
ROC Nijmegen
ROC Midden Nederland
Hoornbeeck College
Summa College
ROC Tilburg
Leeuwenborgh Opleidingen
AOC Clusius College
Regio College
ROC Rivor
AOC Oost
SOMA College
Aeres MBO
Albeda College
AOC De Groene Welle
Scalda
Lentiz
ROC West-Brabant
Wellantcollege
MBO Rijnland
Cibap
ROC Ter AA
ROC Flevoland
ROC Nova College
Da Vinci College
Mediacollege Amsterdam
Grafisch Lyceum Utrecht
Nimeto
SVO Opleidingen
AOC Terra
Tabel C-6: Personeelskosten per fte in loondienst beroepsonderwijs in 2017
Bron: Benchmark MBO 2017
MBO Raad | Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2017 33
0 5 10 15 20
n = 62 instellingen
Citaverde College
SOMA College
Leidse Instrumentmakersschool
Nordwin College
ROC Top
ROC De Leijgraaf
AOC Clusius College
AOC Oost
ROC Kop van Noord-Holland
Helicon Opleidingen
Lentiz
ROC Menso Alting
ROC Friese Poort
ROC West-Brabant
ROC Tilburg
ROC Mondriaan
WellantcollegeROC Ter AA
Leeuwenborgh Opleidingen
Hoornbeeck College
Graafschap College
ROC van Twente
ROC Arcus College
ROC Gilde Opleidingen
AOC De Groene Welle
ROC Rivor
Friesland College
Albeda College
SintLucas
ROC Horizon College
Scalda
MBO Amersfoort
ROC Flevoland
ROC Rijn IJssel
ROC Midden Nederland
Aeres MBO
MBO Rijnland
Drenthe College
MBO Utrecht
Summa College
ROC Aventus
ROC Nijmegen
Hout- en Meubileringscollege
Regio College
Nimeto
Koning Willem I CollegeSG De Rooi Pannen
ROC van Amsterdam
AOC Terra
ZadkineLandstede
Deltion College
ROC A12
Alfa-college
ROC Nova College
Da Vinci College
Grafisch Lyceum Utrecht
Cibap
SVO Opleidingen
Noorderpoort
Grafisch Lyceum Rotterdam
Mediacollege Amsterdam
Gemiddelde = 15,0
Tabel C-7: Aantal gewogen deelnemers per fte onderwijzend personeel in 2017
Bron: Benchmark MBO 2017
34
€ 0 € 50 € 100 € 150 € 200 € 250 € 300
n = 62 instellingen
Gemiddelde = € 118
Lentiz
Citaverde College
Cibap
ROC Menso Alting
AOC Terra
Leeuwenborgh Opleidingen
Leidse Instrumentmakersschool
Nordwin College
SG De Rooi Pannen
AOC Oost
AOC De Groene Welle
ROC West-Brabant
ROC Rijn IJssel
ROC Tilburg
Nimeto
ROC Ter AA
Wellantcollege
ROC Gilde Opleidingen
ROC Nova College
Summa College
SVO Opleidingen
Albeda College
ROC Arcus College
ROC Horizon College
Scalda
Grafisch Lyceum Rotterdam
AOC Groenhorst College
ROC Friese Poort
ROC Midden Nederland
Helicon Opleidingen
ROC Aventus
ROC Rivor
ROC Kop van Noord-Holland
ROC A12
AOC Clusius College
MBO Utrecht
Noorderpoort
SintLucas
ROC Flevoland
Drenthe College
Landstede
Graafschap College
Hoornbeeck College
Da Vinci College
ROC De Leijgraaf
ROC Mondriaan
Alfa-college
Zadkine
ROC van Amsterdam
Hout- en Meubileringscollege
ROC van Twente
Regio College
Koning Willem I College
Mediacollege Amsterdam
MBO Amersfoort
Deltion College
Grafisch Lyceum Utrecht
ROC Leiden
Friesland College
ROC Nijmegen
ROC Top
SOMA College
Tabel C-8: Huisvestingskosten per m2 in 2017
Bron: Benchmark MBO 2017
MBO Raad | Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2017 35
© 2018 Benchmark MBO. Alle rechten voorbehouden.MBO Raad
Postbus 2051, 3440 DB Woerden(0348) 75 35 [email protected]
In samenwerking met PwC