faculteit der geesteswetenschappen nwsbrf#150 / 07 · 2012. 9. 13. · nodig. binnen de fgw is dat...

16
Nwsbrf#150 / 07.2012 In een Rotterdams ziekenhuis brak een bacterie uit. Welke preventieve maatregelen waren genomen om dit te voorkomen? Bij een opleiding van InHolland zijn diploma’s via een alternatieve route verstrekt zonder dat studenten volledig aan de eisen voldeden. Media haakten massaal in op deze kwesties en er klonk een brede en luide roep naar controle op kwaliteit, ook in het onderwijs. Net als in de zorg, moeten opleidingen niet alleen goed zijn, maar moet die kwaliteit ook aantoonbaar en zichtbaar gemaakt worden. Een van de indicatoren voor de kwaliteit van een opleiding is toetsing, een essentieel onderdeel van onderwijs. Het gaat daarbij zowel om de afzonderlijke toetsen als om hun onderlinge samenhang. Drie onderwijs- ontwikkelingen in een breder verband vra- gen om toetsbeleid: de Wet Versterking Besturing uit 2010, het nieuwe accredita- tiestelsel van de NVAO per januari 2011 en het beleidsstuk Kader Toetsbeleid UvA (december 2010). Er is dus toetsbeleid nodig. Binnen de FGw is dat inmiddels ontwikkeld en er is een aantal maatregelen vastgelegd die verbetering van de kwaliteit van het onderwijs beogen. In september gaan de veranderingen van start. Marjolein Blaauboer, beleidsmedewerker Kwaliteitszorg Onderwijs (faculteitsbureau) ziet mooie kansen in dit beleid, los van de externe druk. ‘Een opleiding wordt steeds meer gezien als een curriculum met een opbouw en duidelijke, expliciete samen- hang. Dat vereist afstemming van toetsing door de opleiding als geheel: per opleiding structureel in kaart brengen welke kennis en vaardigheden getoetst worden, hoe die zich afzonderlijk en als totaal verhouden tot de eindtermen en of er voldoende afwisseling is in de toetsvormen door de opleiding heen. Door afspraken over toet- sen kan een opleiding gemakkelijker evalu- eren of de afzonderlijke vakken in samen- hang leiden tot de eindtermen. Dat is een onderdeel van kwaliteitszorg.’ Samenhan- gende curricula én verankerde en transpa- rante controle maken het gemakkelijker om de kwaliteit van een opleiding vast te stellen, voor de buitenwacht en voor stu- denten en docenten. Maar gebrek aan een systematiek voor toetsing betekent niet a priori dat er een probleem is met de kwaliteit van een oplei- ding. Blaauboer: ‘Uitgangspunt is dat onze docenten goed zijn en dat er goed getoetst wordt. Maar als er iets niet goed lijkt te Verhoging van de toetskwaliteit en transparantie zijn de uitgangspunten van het facultaire toetsbeleid, dat vanaf september 2012 gefaseerd wordt ingevoerd. Een schets van de achtergronden, het belang en de betekenis van de maatregelen. Nut en noodzaak van toetsbeleid Toetsbeleid: kwaliteit van afzon- derlijke toetsen en hun onder- linge samenhang. Over toetsen, leerdoelen en eindtermen 1 Interview over Toetsbeleid 4 Nieuws 4 Onderzoek 4 Onderwijs 5 Column Bibliotheek 6 Boek in beeld 8 Creative Industries: een speerpunt 10 De Openbaring 11 De Glinsterende Geest 13 In ’t kort 14 In en uit dienst 14 Bijzondere Collecties 15 Onderwijsprijs FGw 2012 15 Column OR 16 Grenzeloze wetenschappen Faculteit der Geesteswetenschappen

Upload: others

Post on 26-Jul-2021

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Faculteit der Geesteswetenschappen Nwsbrf#150 / 07 · 2012. 9. 13. · nodig. Binnen de FGw is dat inmiddels ontwikkeld en er is een aantal maatregelen vastgelegd die verbetering

Nwsbrf#150 / 07.2012

In een Rotterdams ziekenhuis brak een bacterie uit. Welke preventieve maatregelen waren genomen om dit te voorkomen? Bij een opleiding van InHolland zijn diploma’s via een alternatieve route verstrekt zonder dat studenten volledig aan de eisen voldeden. Media haakten massaal in op deze kwesties en er klonk een brede en luide roep naar controle op kwaliteit, ook in het onderwijs. Net als in de zorg, moeten opleidingen niet alleen goed zijn, maar moet die kwaliteit ook aantoonbaar en zichtbaar gemaakt worden.

Een van de indicatoren voor de kwaliteit van een opleiding is toetsing, een essentieel onderdeel van onderwijs. Het gaat daarbij zowel om de afzonderlijke toetsen als om hun onderlinge samenhang. Drie onderwijs- ontwikkelingen in een breder verband vra-gen om toetsbeleid: de Wet Versterking Besturing uit 2010, het nieuwe accredita-tiestelsel van de NVAO per januari 2011 en het beleidsstuk Kader Toetsbeleid UvA (december 2010). Er is dus toetsbeleid nodig. Binnen de FGw is dat inmiddels ontwikkeld en er is een aantal maatregelen vastgelegd die verbetering van de kwaliteit van het onderwijs beogen. In september gaan de veranderingen van start.

Marjolein Blaauboer, beleidsmedewerker Kwaliteitszorg Onderwijs (faculteitsbureau) ziet mooie kansen in dit beleid, los van de externe druk. ‘Een opleiding wordt steeds meer gezien als een curriculum met een opbouw en duidelijke, expliciete samen-hang. Dat vereist afstemming van toetsing door de opleiding als geheel: per opleiding structureel in kaart brengen welke kennis en vaardigheden getoetst worden, hoe die zich afzonderlijk en als totaal verhouden tot de eindtermen en of er voldoende afwisseling is in de toetsvormen door de opleiding heen. Door afspraken over toet-sen kan een opleiding gemakkelijker evalu-eren of de afzonderlijke vakken in samen-hang leiden tot de eindtermen. Dat is een onderdeel van kwaliteitszorg.’ Samenhan-gende curricula én verankerde en transpa-rante controle maken het gemakkelijker om de kwaliteit van een opleiding vast te stellen, voor de buitenwacht en voor stu-denten en docenten.

Maar gebrek aan een systematiek voor toetsing betekent niet a priori dat er een probleem is met de kwaliteit van een oplei-ding. Blaauboer: ‘Uitgangspunt is dat onze docenten goed zijn en dat er goed getoetst wordt. Maar als er iets niet goed lijkt te

Verhoging van de toetskwaliteit en transparantie zijn de uitgangspunten van het facultaire toetsbeleid, dat vanaf september 2012 gefaseerd wordt ingevoerd. Een schets van de achtergronden, het belang en de betekenis van de maatregelen.

Nut en noodzaak van toetsbeleidToetsbeleid: kwaliteit van afzon­

derlijke toetsen en hun onder­

linge samenhang. Over toetsen,

leerdoelen en eindtermen

1 Interview over Toetsbeleid 4 Nieuws 4 Onderzoek 4 Onderwijs 5 Column Bibliotheek 6 Boek in beeld 8 Creative Industries: een speerpunt 10 De Openbaring 11 De Glinsterende Geest 13 In ’t kort 14 In en uit dienst 14 Bijzondere Collecties 15 Onderwijsprijs FGw 2012 15 Column OR 16 Grenzeloze wetenschappen

Faculteit der Geesteswetenschappen

Page 2: Faculteit der Geesteswetenschappen Nwsbrf#150 / 07 · 2012. 9. 13. · nodig. Binnen de FGw is dat inmiddels ontwikkeld en er is een aantal maatregelen vastgelegd die verbetering

zijn of misgaat, blijft dat onzichtbaar als een achterliggende systematiek ontbreekt. Res-pect voor en vertrouwen in de kwaliteit van het hoger onderwijs zijn niet langer van- zelfsprekend. De maatschappij vraagt van ons dat transparant en controleerbaar gemaakt wordt of een opleiding het goed doet en dat die kwaliteit geborgd is.’

Kader Toetsbeleid FGwNaast de maatschappelijke roep om contro-leerbaarheid zijn er drie aanleidingen voor ontwikkeling van facultair toetsbeleid. In de eerste plaats krijgen kwaliteitsborging en -bewaking van toetsing en examens een meer prominente plaats met de Wet Versterking Besturing uit 2010, waarin de rol van de exa-mencommissies wordt versterkt door daar de verantwoordelijkheid te beleggen voor de kwaliteit van toetsing binnen een opleiding. In de tweede plaats gaat het onderdeel toet-sing zwaarder wegen bij de visitatie en oplei-dingsbeoordeling bij de invoering van het nieuwe accreditatiestelsel van de NVAO. Een opleiding die onvoldoende scoort op toetsing, verliest zijn accreditatie. Op basis van deze ontwikkelingen is in december 2010 UvA-breed een universitair kader toetsbeleid vast-gesteld, waarin het CvB aan de hand van rand-voorwaarden goed toetsbeleid voorschrijft.

‘De faculteit en opleidingen krijgen in het universitair kader bij de beleidsbepaling veel ruimte,’ stelt Blaauboer. ‘De UvA heeft in het Kader Toetsbeleid 22 voorwaarden vastgesteld, die zijn af te stemmen op het onderwijs aan een faculteit. We kunnen putten uit ervaringen van andere faculteiten, die voorlopen met hun toetsbeleid. Bij geneeskunde en psychologie bijvoorbeeld wordt van docenten gevraagd om een toetsmatrijs te maken, die helpt bij het ontwerpen van een toets. Ook zijn er elders bijvoorbeeld toetscommissies, die vooraf de kwaliteit van een collegereeks beoordelen en die achteraf statistische analyses uitvoeren op multiple choice-toetsen.’

Per maart 2012 is een facultaire Project-groep Toetsbeleid ingesteld, die bestaat uit Anne Bannink (coördinator van de Basis-kwalificatie Onderwijs - BKO), Joost Bolten (BKO-coördinator), Jacques Bos (hoofd onderwijs Wijsbegeerte), Nynke Bos (team- leider ICT & Onderwijs), Ronald de Rooij (voorzitter bachelorexamencommissie Taal- en letterkunde) en Jan de Vries (voorzitter examencommissie GSH). De projectgroep heeft tot taak het facultaire toetsbeleid uit te werken in concrete werkwijzen, betrokke-nen te informeren en kennis te delen. Marjo-lein Blaauboer ondersteunt deze project-groep en de examencommissies, en zij stemt het toetsbeleid af met de hoofden onderwijs.

Op 5 juni heeft het DB het Kader Toets- beleid FGw vastgesteld, dat tot stand kwam in overleg met de examencommissies, de project-groep, de hoofden onderwijs en het bestuur. De Projectgroep Toetsbeleid signaleerde in de 22 UvA-brede voorwaarden zes thema’s: - kwaliteitsborging van toetsen- afstemming van toetsvormen, leerdoelen en eindtermen- transparantie- controleerbaarheid - deskundigheidsbevordering- toetsmomenten.Blaauboer: ‘Veel van de 22 voorwaarden uit het universitaire kader toetsbeleid zijn staande praktijk aan de FGw. Het thema ‘toetsmo-menten’ is al eerder uitgewerkt in de BMA-maatregelen (Beginnen-Meedoen-Afronden): toetsmomenten zijn toen wel bewust verspreid over het semester en de opleiding. Maar de andere thema’s kunnen we op onderdelen nog verbeteren.’

Als vervolg op het Kader Toetsbeleid FGw kwam een Plan van aanpak Toetsbeleid FGw dat de implementatie van het beleid aan de FGw beschrijft en de rol van de betrokken partijen specificeert. Zo zijn examinatoren (docenten) en programmateamleiders betrokken bij de uitvoering van het toets-beleid. De examencommissie heeft een controlerende en initiërende taak en voor de opleidingscommissies is een belangrijke adviserende rol weggelegd. Naast een rol-verdeling geeft dit plan van aanpak een tijd-schema voor de invoering van de maatrege-len en de verantwoordelijken daarvoor.

Kwaliteitsborging toetsen: rol examencommissies De voorgestelde maatregelen betekenen een verzwaring van de rol van de examen-commissies, zoals voorgeschreven in de Wet Versterking Besturing 2010. De controlerende functie wordt versterkt. Zo ontstaat er binnen iedere opleiding een onafhankelijk gremium dat waakt over de kwaliteit van de toetsen en examens.

Examencommissies moeten de toetsing binnen een opleiding onder de loep nemen, maar de vorm van die controle staat een exa-mencommissie in principe vrij. ‘Die invulling is afhankelijk van factoren als het aantal opleidingen en vakken,’ zegt Blaauboer. ‘Een examencommissie kan bijvoorbeeld alle toets-dossiers opvragen en deze stuk voor stuk controleren. Maar er kan ook gekozen worden om steekproefsgewijs te controleren en bij-voorbeeld een externe toetscommissie van deskundigen in te huren. Het gaat erom dat een opleiding aan een examencommissie kan laten zien op welke manier de afstemming van toetsing per opleiding geregeld is en hoe de kwaliteit geborgd is.’

De verzwaring van de rol van de examen-commissie betekent extra inspanningen, die gecompenseerd worden door toekenning van extra uren voor de leden van examencom-missies. En er is verdere ondersteuning: de ambtelijk secretarissen, de ICT-afdeling (digitaal archiveren) en de beleidsmedewerkers.

Afstemming toetsvormen, leerdoelen en eindtermenEen van de aanleidingen voor ontwikkeling van toetsbeleid is het nieuwe accreditatie-stelsel, dat in januari 2011 is ingegaan. De vroegere accreditatie was tijdrovend en bracht veel papierwerk met zich mee. Het nieuwe stelsel beoogt efficiënter te zijn en berust op twee pijlers: een instellingstoets, die de hele universiteit betreft en let op overkoepelende onderwerpen als kwaliteitszorg, en daarnaast een beperkte opleidingsbeoordeling met toetsing als zwaartepunt. Blaauboer: ‘De accreditatieprocedure is voor opleidingen beperkter dan voorheen, omdat een deel al op instellingsniveau gebeurt. Op het niveau van de opleiding moet het onderdeel toetsing door de visitatiecommissie met een voldoende beoordeeld worden. Het gaat zowel om de waarborg van de kwaliteit van toetsen en onderlinge afstemming, als om het niveau van de afsluitende onderdelen (werkstukken, scripties) waaruit duidelijk moet worden dat

Een opleiding is

een samenhangend

curriculum

Een onvoldoende voor

toetsing betekent geen

accreditatie

UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen 2

Page 3: Faculteit der Geesteswetenschappen Nwsbrf#150 / 07 · 2012. 9. 13. · nodig. Binnen de FGw is dat inmiddels ontwikkeld en er is een aantal maatregelen vastgelegd die verbetering

de student aan de eindtermen voldoet. Beide moeten als voldoende beoordeeld worden om geaccrediteerd te worden. Geen accredi-tatie leidt uiteindelijk tot opheffing van de opleiding, want er mag geen diploma worden verstrekt.’

Het accreditatiestelsel gaat ervan uit dat toetsing de leeropbrengsten van een vak in kaart brengt. Door toetsen nauwkeurig af te stemmen op de colleges, onder meer door toetsvormen en leerdoelen vooraf vast te stellen en aan te laten sluiten bij de eindtermen van de opleiding, is te achterhalen of afgestu-deerde studenten het juiste niveau bezitten. Overleg tussen de docenten binnen program-mateams bevordert afstemming van onder-wijsvormen en toetsvormen binnen een oplei- ding. De opbouw van een curriculum krijgt zo meer samenhang, terwijl de kwaliteit van de opleiding zichtbaar gemaakt wordt door controle. Op die manier dragen docenten, programmateams en examencommissies gezamenlijk verantwoordelijkheid voor een kwalitatief hoogwaardige opleiding.

Blaauboer: ‘Een slecht opgezette enquête geeft onbetrouwbare onderzoeksresultaten. Hetzelfde geldt natuurlijk voor een toets. Als die niet is afgestemd op de inhoud van de colleges of de literatuur en op de gestelde leerdoelen, dan weet je nog steeds niet of studenten het gewenste niveau van kennis en vaardigheden hebben behaald. En als je toet-sing binnen een opleiding niet afstemt, bestaat de kans dat bij verschillende vakken dezelfde kennis en vaardigheden worden getoetst. Uitgangspunt van het accreditatiestelsel is dus dat er sprake is van een samenhangend curriculum.’

Toetsdossiers: transparantie en controleerbaarheidHet zwaartepunt in het facultaire beleid ligt op de controleerbaarheid en deskundigheids-bevordering. Het thema ‘controleerbaarheid’ krijgt vorm door de invoering van toets-dossiers, waarin de opleiding het relevante toetsmateriaal archiveert. Daarmee kan ach-teraf verantwoording worden afgelegd. Som-mige FGw-docenten hielden al een toets-dossier bij, maar vanaf september gaan alle

docenten dat doen, waardoor de controle op de kwaliteit van toetsen toeneemt. Dat bete-kent aanvankelijk extra inspanning, al was het maar door onwennigheid. ‘In september gaan docenten ook met een nieuw programma aan de slag. Invoering van toetsdossiers komt dus in een drukke periode. Maar niet alles hoeft voor de start van het semester al af te zijn. In september worden er bijeenkomsten georganiseerd over het maken van goede toetsen en de verslaglegging daarvan. Met toetsdossiers kunnen de afgestemde toets-vormen, leer doelen en eindtermen achteraf gecontroleerd worden.’

Deskundigheidsbevordering: docentprofessionaliseringEen tweede belangrijk thema uit het facultaire kader is deskundigheidsbevordering. In de prestatieafspraken tussen de UvA en het ministerie van OCW als vervolg op het hoofdlijnenakkoord van december 2011 is vastgelegd dat 70% van alle vaste onderwijs-gevenden over het certificaat basiskwalificatie onderwijs (BKO) gaat beschikken. De FGw wil de BKO en bijscholing op het gebied van toetsbeleid zoveel mogelijk combineren. De behoefte van medewerkers staat daarbij centraal: docenten beschikken al over didac-tische kennis en het doel is om docenten te ondersteunen bij het verder professionalise-ren van hun onderwijs. Bijvoorbeeld door uitbreiding van het repertoire aan werkvormen en toetsen.

Voor die deskundigheidsbevordering wordt nog voor september 2013 een aantal maatre-gelen genomen. Er komt bij- en nascholing op het gebied van toetsing voor examinatoren en programmateams. Verder komt er een coördinator docentprofessionalisering, die verantwoordelijk is voor het opleidings- en scholingsaanbod. Ook zal deze coördinator beleid opstellen om onderwijsprestaties van docenten te beoordelen. De departements-voorzitters zullen ieder jaar de behoefte aan bij- en nascholing inventariseren.

Melle van Loenen

FGw zet in op docent­

professionalisering en

controleerbaarheid

Nwsbrf#150 / 07.2012 3

Page 4: Faculteit der Geesteswetenschappen Nwsbrf#150 / 07 · 2012. 9. 13. · nodig. Binnen de FGw is dat inmiddels ontwikkeld en er is een aantal maatregelen vastgelegd die verbetering

Hidma volgt Verheugd op bij ACLCDrs. Marten Hidma is per 1 september benoemd tot coördinator van het ACLC, naast zijn functie als beleidsmede­werker bij de

afdeling Onderzoek van de FGw. Hij volgt Els Verheugd­Daatzelaar op, die sinds 2004 coördinator van het ACLC was. Op vrijdag 21 september neemt dr. Els Ver­heugd­Daatzelaar afscheid van de FGw en gaat zij met (vervroegd) pensioen. Haar lange universitaire carrière is zij begonnen bij de Universiteit Utrecht, waarna zij naar de UvA overstapte en werkte als docent bij Frans.

Fellowship voor Früchtl in Bad Homburg

Josef Früchtl, hoogleraar Filo­sofie van kunst en cultuur, is uit­genodigd voor een fellowship bij het Institute for Advanced Studies in the Humanities

in Bad Homburg, verbonden met de Goethe Universität in Frankfurt. Früchtl zal er de eerste tijd van zijn sabbatical leave verblijven, van oktober tot december 2012, en werken aan het project ‘Democracy of Emotions. On the Use of the Aesthetic for Politics’.

Nieuws

Roessler departements-voorzitter Prof. dr. Beate Roessler, is per 1 september benoemd tot departements­voorzitter van

Wijsbegeerte. Zij volgt hiermee prof. dr. Josef Früchtl op die sinds september 2007 deze rol vervulde.

Nicolaï en Van Velden in Raad van Toezicht UvA Mr. drs. Atzo Nicolaï is door de Minister van OCW benoemd tot voorzitter van de Raden van Toezicht van de UvA en van de HvA. Daarnaast treedt drs. Lidwin van Velden als lid toe tot de Raad van Toezicht van de UvA. De benoemingen gaan in per 1 juli 2012 en zijn voor een periode van vier jaar.De Raden van Toezicht beoordelen het bestuur van de universiteit en de hogeschool in hun geheel en staan het College van Bestuur met raad bij. Belangrijke plandocu­menten zoals het instellingsplan, de begro­ting, het financieel jaarverslag en het bestuurs­ en beheersreglement zijn onder­worpen aan goedkeuring van de raad. medewerker.uva.nl/fgw

10 juli: bijeenkomst voor aanvragers VIDI, ERC of Marie Curie GrantHet Bureau Kennistransfer organiseert op 10 juli de workshop ‘Excellence day’ voor jonge onderzoekers die een VIDI, ERC of Marie Curie grant aan willen vragen. De workshop biedt informatie over de verschil­lende beurzen, die ook worden vergeleken zodat de aanvragen een strategische keuze kan maken. Aan bod komen: NWO VIDI, ERC Starting Grant, ERC Consolidator Grant, Marie Curie fellowships. De workshop wordt op 10 juli tweemaal aangeboden, om 10 uur op locatie Science Park en om 14 uur op een locatie in het cen­trum van Amsterdam. Aanmelding is ver­plicht. Sprekers zijn: Lenny Vos, VIDI beleidsmedewerker NWO; Esther Verhoeven, Agentschap NL, National Contactpoint FP7 Grants; Anna Goedhard, Agentschap NL, National Contactpoint FP7 Grants; dr. Maren Pannemann, adviseur onderzoekssubsidies UvA Bureau Kennistransfer; en dr. Jorrit Kelder, adviseur onderzoekssubsidies UvA Bureau Kennistransfer.Onderzoekers kunnen zich tot 5 juli aanmelden door een mail te sturen naar [email protected] onder vermelding ‘Excellence day’.

Onderwijs

Van der Poel weg als directeur College of Humanities

Ieme van der Poel, hoogleraar Franse letter­kunde, zal haar functie van directeur van het College of Humanities per 1 oktober 2012

neerleggen. De datum is zo gekozen om haar opvolger in staat te stellen grote dossiers tijdig op te nemen. Van der Poel krijgt zo ook de gelegenheid de periode tot haar emeritaat te wijden aan haar onderzoek.

Wie meldt zich aan voor het honoursprogramma?Dit collegejaar is het nieuwe facultaire honoursprogramma van start gegaan. Ruim 20 tweedejaars studenten volgden in het tweede semester het interdisciplinaire vak Digital Humanities. In het derde jaar doen zij een Research Practicum bij een van de onderzoekinstituten en schrijven zij een verzwaarde scriptie. Vanaf 2 juli t/m 14 september kunnen de huidige eerstejaars studenten weer sollici­teren naar een plek in het facultaire honoursprogramma van volgend college­jaar. Kandidaten voor het programma zijn studenten die alle vakken in het eerste jaar (zonder herkansingen) behaalden, met een cijfergemiddelde van minimaal een 7,5. Het honoursprogramma is bedoeld voor bachelorstudenten die meer uitdaging zoeken dan het reguliere studieprogramma hen biedt. De Facultaire Honourscommissie vraagt docenten, studieadviseurs en tutoren om potentiële kandidaten actief op het honoursprogramma te wijzen. Een per­soonlijke benadering kan een extra aan­sporing zijn. Informatie over het programma, de aan­melding en selectie is te vinden op student.uva.nl/fgw­honoursprogramma.

FGw-studenten winnen Ons Amsterdam ScriptieprijsOp 3 mei is voor de tweede maal de Ons Amsterdam Scriptieprijs uitgereikt. In 2010 kende het maandblad over het heden en verleden van Amsterdam voor het eerst de jaarlijkse scriptieprijs toe. Dit jaar zijn een eerste en een tweede prijs toegekend, beide aan studenten van de FGw. Jan Tervoort (Geschiedenis) ontving de eerste prijs voor zijn bachelorscriptie ‘De habitués van de Salons des Variétés van Amsterdam 1839­1865’. De tweede prijs was voor Petra Grooteman (Kunstgeschiedenis) voor haar driedelige masterscriptie ‘De uitbreiding van het Amsterdamse stadhuis 1922­1932. De gemeente als opdrachtgever voor beeldende kunst en bouwkunst’.

Onderzoek

NWO-call Creatieve Industrie: € 6,5 miljoenOp initiatief van minister Verhagen zijn negen topsectoren in het leven geroepen om wetenschappelijk onderzoek en vragen vanuit het bedrijfsleven beter op elkaar aan te laten sluiten. Voor de Geestesweten­schappen is de topsector ‘Creatieve Indus­trie’ van belang. NWO Geesteswetenschap­pen gaat een substantieel deel van het onderzoeksbudget verdelen onder aanvra­gen in het kader van de topsector Creatieve Industrie. Op dit moment loopt de eerste ‘call’ ter waarde van 6,5 miljoen euro. Onderzoekers kunnen tot half oktober aanvragen indie­nen voor een embedded research project (max. 125.000 euro) of een strategisch onderzoeksproject (max. 600.000 euro). Belangrijke voorwaarde is dat er een con­sortium gevormd moet worden met ten minste één private partner en dat het con­sortium 30% van het NWO­budget moet matchen. Voor meer informatie over de NWO­call Creatieve Industrie, maar ook voor hulp bij het vinden van een private partner en het schrijven van een aanvraag, zie medewerker.uva.nl/fgw­taskforce­ topsectoren

UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen 4

Page 5: Faculteit der Geesteswetenschappen Nwsbrf#150 / 07 · 2012. 9. 13. · nodig. Binnen de FGw is dat inmiddels ontwikkeld en er is een aantal maatregelen vastgelegd die verbetering

De jury bestond uit Peter­Paul de Baar, Herman Beliën, Petra van Dam, Herman de Liagre Bóhl en Piet de Rooy.

Doorstroom van BA naar MA?Zo’n 40% van onze bachelorstudenten besluit geen master aan de FGw te volgen. Oktober 2011 gaf het DB aan bureau Regioplan de opdracht om deze uitstroom te onderzoeken. De faculteit streeft ernaar de uitstroom van bachelors terug te brengen naar 25%, en voor deze studenten zouden factoren buiten de UvA doorslaggevend moeten zijn in hun besluit om de UvA te verlaten.De onderzoeksresultaten zijn opgetekend in het rapport Bachelor Uitstroom Onderzoek. De onderzoekspopulatie betrof het cohort bachelorstudenten dat in 2010­2011 een diploma aan de FGw behaalde. De belang­rijkste resultaten: ­ 19% van de uitstroom gaat een master buiten de FGw volgen. Van deze groep blijven drie op de tien binnen de UvA stu­deren; de helft vertrekt naar een andere Nederlandse universiteit; 19% hiervan vertrekt naar het buitenland voor een masteropleiding. ­ 28% van de uitstroom stopt met studeren. De meesten van hen werken; 19% volgt een andere opleiding dan een master. ­ Een kwart van de uitstromers overweegt om terug te keren naar de FGw voor een master. 28% is voornemens elders een master te doen, terwijl 16% geen master meer wil gaan volgen. De overige 31% weet nog niet of ze een master willen volgen. Deze laatste groep is potentieel te interesseren voor een FGw­master. ­ De groep alumni die hun studie niet met een master vervolgen, bestaat met name uit oudere studenten en studenten die rela­tief lang over hun bachelor hebben gedaan.

Het DB heeft op basis van deze uitkomsten besloten tot:­ verbetering van de beroepsoriëntatie van bachelors en masters;­ verbetering van de studievoortgang, zoals beoogd wordt met de maatregelen studiesucces;­ zichtbaar maken welke docenten master­onderwijs verzorgen en wat hun specialisa­ties zijn;­ verbetering van informatie over masters en het verschil in niveau en inhoud tussen bachelor en master benadrukken;­ verbetering van de voorlichting over de master in de bachelorfase.Zie voor het rapport van het Bachelor Uit­stroomonderzoek: medewerker.uva.nl/fgw­beleidsdossiers.

Column Bibliotheek

Mediatheek en UBPer 1 april 2012 is een deel van de dienstverlening van de Mediatheek door de Faculteit der Geestesweten-schappen overgedragen aan de Universiteitsbibliotheek. Het betreft het beheer en de organisatie van de media-theekcollectie en de AV-dienstverlening. Eveneens zijn drie medewerkers bij de UB in dienst getreden. Voor-alsnog heeft dat geen consequenties voor de dienstver-lening. De komende maanden wordt geïnventariseerd hoe die dienstverlening het best geïntegreerd kan wor-den in de dienstverlening in de bibliotheek van het PC Hoofthuis. Uitgangspunt daarbij is dat de huidige voorzieningen in de buurt van de gebruikers blijven.Voor studenten en docenten is de Mediatheek geopend op maandag t/m donderdag van 08.45-20.00 uur en op vrijdag van 08.45-17.00 uur. Voor het aanvragen en/of beschikbaar stellen van materiaal in de Mediatheek kunnen docenten contact opnemen met Diana Tjin-A Cheong (tel. 525 4583); [email protected]) of Matthieu Uittenbogaard (tel. 525 4589; [email protected]). De digitalisatiestudie (DiDo) wordt ondersteund door het facultaire HITlab.

Voor vragen over de integratie van de Mediatheek in de UB kunt u eventueel contact opnemen met de projectleider Patrick Beekveldt (tel. 525 4762); [email protected]). student.uva.nl/fgw-mediatheek

RefWorks, zoekmachine, UvAwebDeze zomer veranderen er een aantal belangrijke diensten. Ter herinnering:- Per 1 juli a.s. wordt het programma EndNote van alle UvA-werkplekken verwijderd vanwege het beëindigen van de licentie op dit programma voor het beheer van uw literatuurgegevens. In plaats van EndNote wordt al ruim een jaar het programma RefWorks beschikbaar gesteld, dat grotendeels dezelfde functionaliteit biedt als EndNote maar daarnaast aangeboden wordt via het web waardoor u voor het beheer van uw literatuur-gegevens niet gebonden bent aan uw UvA-werkplek, maar deze gegevens overal kunt raadplegen waar internet beschikbaar is. De UB biedt regelmatig cursus-sen aan in het gebruik van RefWorks; de eerstvolgende is op 10 juli a.s.RefWorks: uba.uva.nl/dienstverlening- Met de komst van de nieuwe zoekmachine verdwijnt de ‘oude’ Digitale Bibliotheek. Deze zal nog tot 1 oktober beschikbaar blijven op het bekende webadres, maar het is belangrijk om voor die datum eventuele persoonlijke selecties van e-journals en databases alsmede attende-ringsprofielen over te zetten naar de nieuwe zoek-omgeving. Uiteraard kan er een beroep gedaan worden op assistentie vanuit de bibliotheek.Nieuwe zoekmachine: lib.uva.nl‘Oude’ Digitale Bibliotheek: digitaal.uba.uva.nlUBAcoach: diensten.uba.uva.nl/forms/qp/qp-prod-nl.html- UvA-breed wordt hard gewerkt aan de vernieuwing van het UvAweb die met ingang van het nieuwe acade-misch jaar 2012/2013 gerealiseerd moet worden. Ook de website van de UB zal in het kader van dit project ingrijpend vernieuwd worden. Verbetering van de navigatiestructuur en verbetering van de zoekfunctie zijn twee belangrijke doelstellingen van de vernieuwing.Vernieuwing UvAweb: medewerker.uva.nl/nieuw-uvaweb

Nwsbrf#150 / 07.2012 5

Page 6: Faculteit der Geesteswetenschappen Nwsbrf#150 / 07 · 2012. 9. 13. · nodig. Binnen de FGw is dat inmiddels ontwikkeld en er is een aantal maatregelen vastgelegd die verbetering

Vrouwelijke filosofen. Een historisch overzicht­ C. Ceton (red.), K. Vintges e.a.­ Atlas, Amsterdam: 2012­ ISBN 978 90 450 0768 7

Waarom komen vrouwelijke denkers in curricula, filoso­fische cursussen en overzichtswerken zo weinig aan bod? Door de eeuwen heen hebben talloze vrouwen zich verdiept in een veelheid aan filosofische thema’s, maar deze denkers zijn veelal onzichtbaar gebleven. Uitgesloten van officiële onderwijsinstel lingen namen vele vrouwelijke denkers hun toevlucht tot andere vormen van filosofie bedrijven, zoals briefwisselingen en essays. En dat levert een onschatbare rijkdom aan filosofische bronnen op, zoals dit boek laat zien. Werk van 67 vrou­welijke denkers uit 3 eeuwen wordt bij elkaar gebracht; van de oudheid tot onze eeuw; van islamitische en katholieke mystica’s, een achttiende­eeuwse Nederlandse logica tot een Nigeriaanse politiek filosofe.

Karen Vintges is ud Philosophy and Public Affairs.

Wortatlas der arabischen Dialekte. Band II: Materielle Kultur. ­ Peter Behnstedt en Manfred Woidich ­ Brill: Leiden, 2012 (Handbook of Oriental Studies,

Section one The Near and Middle East 100/II)­ ISBN 978 90 0421 156 8

De ‘Wortatlas der arabischen Dialekte’ geeft een over­zicht van de lexicale rijkdom van het Arabisch. Dit is het tweede van vier geplande delen en bevat 126 onomasio­logische kleurenkaarten. Iedere kaart is gewijd aan een onderwerp van materiële cultuur ­ zoals ‘gebouwen’, ‘huishoudelijke voorwerpen’, ‘kledij’ ­ en voorzien van de benamingen in verschillende dialecten. De informatie is verzameld uit de dialectologische literatuur of ver­kregen uit veldwerk. De kaarten bevatten legenda in verschillende talen. Iedere kaart wordt gevolgd door een commentaar waarin dieper wordt ingegaan op de bronnen, de verschillende vormen, en semantische en etymologische kwesties. De atlas is de eerste in zijn soort van de Arabische wereld.

Manfred Woidich is emeritus hoogleraar Arabisch, Semitologie, de Islam en zijn sociaal-historische aspecten en het Syrisch.

Zakynthos­ Marc Boog en Eddo Hartman­ Cossee, Amsterdam: 2012­ ISBN 978 90 5936 350 2

Sinds 2005 doen UvA onderzoekers en stu­denten archeologisch onderzoek op het Griekse eiland Zakynthos, een project onder leiding van Gert Jan van Wijngaarden. Het betreft landschappelijk onderzoek waarbij de archeologie van het eiland in kaart wordt gebracht. Tijdens dit werk raakten de onderzoekers onder de indruk van de vele

ruïnes, die het gevolg zijn van aardbevingen. De laatste grote, destructieve aardbeving vond plaats in 1953, die ervoor was in 1893 en daarvoor in 1927: een regelmaat van ongeveer 60 jaar. Op uitnodiging van de archeologen brachten dichter Marc Boog en fotograaf Eddo Hart­mann het landschap literair en fotografisch in beeld. Het resultaat is een blijvend monu­ment voor een veranderend landschap.

Gert Jan van Wijngaarden is uhd Archeologie.

Boek in beeldDe publicaties in deze rubriek zijn de afgelopen periode toegestuurd aan de redactie van de Nieuwsbrief. Toegezonden boeken worden bewaard tot de eerstvolgende facultaire Boekenborrel, waar de boeken worden tentoongesteld. Boekenborrels vinden tweemaal per jaar plaats ter ere van de auteurs. Na de Boekenborrel worden de daar getoonde publicaties geretourneerd aan de eigenaars.

Recentelijk verschenen publica­ties van de hand van weten­schappers van de faculteit kunnen worden opgestuurd t.a.v. de redactie van de Nieuwsbrief, Spuistraat 210 (kamer 1.03), 1012 VT Amsterdam.

Een beschrijving van een ingezonden boek, waarin in maximaal 100 woorden voor niet­vakgenoten wordt aange­geven waar het boek over gaat, en wat het belang of het bijzon­ dere van het boek is, kan worden gestuurd aan: [email protected]. In aanmerking voor deze rubriek komen boeken die via een officieel erkende uitgeverij zijn verschenen. Ook disserta­ties van medewerkers van de faculteit die langs officiële kanalen in boekvorm zijn verschenen, kunnen worden ingezonden. Syllabi komen niet in aanmerking.

UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen 6

Page 7: Faculteit der Geesteswetenschappen Nwsbrf#150 / 07 · 2012. 9. 13. · nodig. Binnen de FGw is dat inmiddels ontwikkeld en er is een aantal maatregelen vastgelegd die verbetering

Middle Arabic and Mixed Arabic: Diachrony and Synchrony. ­ Liesbeth Zack en Arie Schippers (eds.)­ Leiden: Brill 2012. (Studies in Semitic

Languages and Linguistics 64)­ ISBN 978 90 0422 229 8

Middel­Arabisch is een geschreven Arabisch, dat gezien spelling en taalstructuur verschilt van Klassiek of dialectaal Arabisch en een tussenstadium weergeeft. Meng­Arabisch is een mix van Modern Standaard Arabisch en Arabische dialecten. De relatie tussen beide wordt sinds enkele jaren systematisch onderzocht.

Deze uitgave bevat een selectie artikelen die zijn gebaseerd op lezingen tijdens de tweede conferentie van de Association for the Study of Middle and Mixed Arabic (UvA 2007). De artikelen beschrijven en analyseren de taalkundige kenmerken en spellings­kenmerken van islamitische, joodse en christelijke Arabische teksten (zoals folklore, religieuze en taalkundige literatuur). Ook is er aandacht voor onderwerpen als mengtaal en diglossie.

Liesbeth Zack is ud Semitische talen en culturen, Arie Schippers gastonderzoeker Semitische talen en culturen.

Het succes van tweetalig opvoeden­ Elisabeth van der Linden en Folkert Kuiken­ Acco, Leuven, Den Haag: 2012­ ISBN 978 90 3348 815 3

Dit boek wil ouders en opvoeders helpen om de vraag te beantwoorden of het al dan niet een goed idee is om hun kinderen tweetalig op te voeden. Enkele hoofdstukken geven inzicht in de taalontwikkeling van eentalige en twee­ talige kinderen. Voorts gaan de auteurs in op de vraag hoe ouders een tweetalige opvoeding het best kunnen aanpak­ken. Ook wordt nodige aandacht besteed aan de voordelen van tweetaligheid en aan de resultaten van wetenschappelijk onderzoek naar het tegelijkertijd leren van twee talen. Door de brede bespreking van het verschijnsel tweetaligheid is het boek een aanrader voor iedere lezer die in tweetaligheid geïnteresseerd is.

Folkert Kuiken is bijzonder hoogleraar Nederlands als tweede taal vanwege de gemeente Amsterdam. Elisabeth van der Linden was tot voor kort uhd Tweede-taalverwerving.

Le frontiere del Sud. Culture e lingue a contatto­ Maria Bonaria Urban, Ronald de Rooy,

Ineke Vedder, Mauro Scorretti­ CUEC Editrice, Cagliari: 2011.­ ISBN 978 88 8467 723 5

In Le frontiere del Sud wordt de herdefinië­ring van “het Zuiden” in de hedendaagse Italiaanse cultuur onderzocht, tegen de achtergrond van de stereotypen waarmee dit begrip eeuwenlang is geïdentificeerd. Uit verschillende essays komt het beeld naar voren van een Zuiden dat zich trans­formeert van een vastgeroest begrip naar een beweeglijke metafoor, die de natuur­lijke geografische grenzen overstijgt om uitdrukking te geven aan een moeizame menselijke zoektocht naar nieuwe zeker­heden. De bijdragen worden met elkaar verbonden door het perspectief van de bestudeerde schrijvers en werken: die van stemmen en getuigenissen die uit het Zuiden afkomstig zijn en op het Zuiden zijn gericht. Na eeuwenlang door anderen te zijn verteld, vertelt de wereld van het Zuiden eindelijk over zichzelf.

De auteurs zijn werkzaam bij Romaanse talen en culturen: Maria Urban als docent, Ronald de Rooy als uhd, en Ineke Vedder en Mauro Scorretti als ud.

Reconsidering the Postmodern. European Literature Beyond Relativism­ Thomas Vaessens, Yra van Dijk (eds.)­ Amsterdam University Press, Amsterdam: 2012­ ISBN 978 90 8964 369 8

Thomas Vaessens en Yra van Dijk (red.) verkennen in Euro-pean Literature Beyond Relativism. Reconsidering the Postmodern de stand van de Europese roman en de kriti­sche discussie daaromheen. Hoewel het postmodernisme herhaaldelijk is doodverklaard, blijkt de contemporaine roman er nog voortdurend mee in discussie te zijn. Deze postmoderne erfenis in de huidige literatuur wordt in deze bundel kritisch beschouwd. Twaalf specialisten (veelal medewerkers van deze faculteit) voeren de lezer mee op een reis van Michel Houellebecq tot Arnon Grunberg, van Javier Marías tot Zadie Smith. De comparatieve invalshoek laat zien dat de Westerse roman van nu op zoek is naar nieuwe waarden na de relativerende kracht van het postmodernisme. Thomas Vaessens is hoogleraar Nederlandse letterkunde, Yra van Dijk is ud Nederlandse letterkunde.

Nwsbrf#150 / 07.2012 7

Page 8: Faculteit der Geesteswetenschappen Nwsbrf#150 / 07 · 2012. 9. 13. · nodig. Binnen de FGw is dat inmiddels ontwikkeld en er is een aantal maatregelen vastgelegd die verbetering

dat op termijn de helft van het budget van NWO Geesteswetenschappen via calls ver-deeld zou gaan worden onder aanvragen in het kader van deze topsector. De toenmalige decaan José van Dijk vond dat de faculteit zich hier tijdig op moest voorbereiden. Destijds had de faculteit door een exploitatie-overschot extra financiële middelen en het faculteitsbestuur heeft toen besloten om daarmee de onderzoeksspeerpunten Creative Industries en Digital Humanities op te rich-ten. Voor ieder speerpunt werd 200.000 euro beschikbaar gesteld.

Het voornaamste doel van de speerpunten was om vooruitlopend op het topsectoren-beleid alvast een positie te verwerven binnen de creatieve industrie, zodat we goed voor-bereid zouden zijn op de NWO-calls. De faculteit heeft nu eenmaal geen grote traditie als het gaat om derdegeldstroomonderzoek; de relatie tussen het bedrijfsleven en de geesteswetenschappen is niet erg sterk ont-wikkeld. Voor mij persoonlijk was de crea-tieve industrie tot vorig jaar eigenlijk ook terra incognita.’

Vormgeving speerpunt‘In juli 2011 vroeg het faculteitsbestuur me om met een voorstel te komen voor de inrichting van het speerpunt en een werkbare vorm te bedenken voor publiek-private samenwerking. Al vrij snel werd het idee geopperd om te gaan werken met embedded researchers. Dat houdt in dat jonge onderzoekers, die net hun master hebben afgerond en op termijn graag een PhD-traject in willen, voor een periode van zes tot negen maanden geplaatst worden bij bedrijven of instellingen in de creatieve industrie. Naast een werkbare invulling van het speerpunt leek dit een goede manier om te onderzoeken welke onderzoeksvragen er leefden in de creatieve industrie en hoe we vanuit geesteswetenschappelijk perspectief een bijdrage zouden kunnen leveren aan de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten.

Daarop ben ik bij een aantal bedrijven en instellingen langsgegaan. Ik heb ze gevraagd of ze interesse zouden hebben in een embedded researcher en zo ja, welke onderzoeksvragen ze graag opgelost zouden zien. Hoewel de

Creative Industries: een speerpunt

‘Er zijn de afgelopen twintig jaar heel wat wetenschappelijke discussies gevoerd over wat Creative Industries inhoudt. De term is overgewaaid uit het Engeland van Tony Blair. De toenmalige Labourregering wilde de Britse industrie, die flink aan concurrentie-kracht had ingeboet, een stevige vernieuwings-impuls geven. Onder de naam Cool Britain werd alles wat creatief was gemobiliseerd om innovatie en renovatie van de Britse industrie te bewerkstelligen. Creative Industry is daar ontstaan als een verzamelnaam voor de inzet van creatieve kwaliteiten, kennis en vaardig-heden voor de vernieuwing en verbetering van industriële producten en processen.

De oprichting van het onderzoeksspeer-punt Creative Industries vorig jaar oktober heeft alles te maken met het Nederlandse topsectorenbeleid. Het idee achter het topsectorenbeleid komt overeen met wat Labour probeerde te bewerkstelligen in Engeland: verbindingen tot stand brengen tussen in dit geval de wetenschap en het bedrijfsleven om zo innovatie en economische groei te stimuleren. Creative Industries is één van de negen topsectoren die is aange wezen

door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I) als aan-dachtspunt voor de Nederlandse economie. EL&I wil dat onder andere NWO onder-zoeksgelden gericht gaat investeren in deze sectoren. Nederland hoopt zo in 2020 een toppositie in Europa te bewerkstelligen.

Binnen de topsector wordt een pragmatische definitie van Creative Industries gehanteerd. De topsector heeft een aantal sectoren aan-gewezen die onder Creative Industries vallen, waaronder Games, Media & ICT en Cultural Heritage en Bussiness Innovation. Er is een enorme variatie aan bedrijven en private instellingen die hier onder vallen; van uitge-vers en telecomaanbieders tot kleine startup gamebedrijven.’

Geesteswetenschappen en Creative Industries‘Innovatie in de creatieve industrie wordt vaak geassocieerd met technologische innovatie en het optimaliseren van bedrijfs-processen. Daardoor voelen met name technische en sociale wetenschappers zich aangesproken door het topsectorenbeleid maar de creatieve industrie heeft ook veel raakvlakken met de geesteswetenschappen. Uit de projecten die nu lopen binnen het speerpunt Creative Industries blijkt dat er binnen de sector behoefte is aan kennis over het functioneren van ecologieën en alterna-tieve vormen van waardegeneratie. Dat zijn onderwerpen die voor de geestesweten-schappen interessant zijn.

Begin 2011 werd duidelijk dat Creative Industries was aangewezen als topsector en

Onderzoekers in

bedrijven

Sinds najaar 2011 is Jan Simons trekker van het onderzoeksspeerpunt Creative Industries, naast zijn functie als uhd Nieuwe media. Net als het andere speerpunt Digital Humanities, is Creative Industries door de FGw opgericht in anticipatie op het landelijke topsectorenbeleid. Als trekker is Simons onder andere verantwoordelijk voor het vinden van private partners die geïnteresseerd zijn in samenwerking met de FGw.

UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen 8

Page 9: Faculteit der Geesteswetenschappen Nwsbrf#150 / 07 · 2012. 9. 13. · nodig. Binnen de FGw is dat inmiddels ontwikkeld en er is een aantal maatregelen vastgelegd die verbetering

articulatie van een duidelijke onderzoeks-vraag niet gemakkelijk bleek, was er veel animo. In november 2011 is het speerpunt officieel van start gegaan.

Eén van de eerste taken was het vinden van partners die met ons in zee wilden. Het streven was om een brede portefeuille op te bouwen, met partners die de volle breedte van de creatieve industrie weerspiegelen: van start­ups tot grote internationale bedrijven, van publieke instellingen tot commerciële bedrij-ven. Zo kwam ik bijvoorbeeld uit bij een brancheorganisatie als Virtueel Platform, die in Nederland de e-cultuur vertegenwoordigt. Een handig contact, want Virtueel Platform kent de creatieve industrie op zijn duimpje. Een oud-student Nieuwe media attendeerde ons op Appsterdam, een platform voor kleine Amsterdamse app-ontwikkelaars. De directeur van Mediamatic, Willem Velthoven, ken ik al jaren dus die heb ik opgebeld, even-als Marleen Stikker, de directeur van Waag-Society. Ik heb veel meer contacten uit mijn netwerk gebeld en gevraagd of ze nog inte-ressante suggesties hadden. Uiteindelijk kwam zo een sneeuwbaleffect tot stand; na verloop van tijd belden bedrijven ons in plaats van andersom.

Daarnaast moesten er ook kandidaat-onderzoekers worden geworven die aan de slag wilden als embedded researcher. Er is voor gekozen om in te zetten op post-master en pre-PhD studenten. Onderzoekers die net zijn afgestudeerd zijn vaak het meest up to date qua kennis en expertise. Daarnaast is het speerpunt niet bedoeld als dienstverle-nende instelling; de faculteit moet er iets uit halen in de vorm van bijvoorbeeld doorlo-pende onderzoeksprojecten. Dan zijn pas afgestudeerden die een PhD-onderzoek willen doen interessant. Eén van de eisen die wordt gesteld is dan ook dat de embedded researchers een PhD-voorstel afleveren.’

Embedded researchers‘Soms zagen bedrijven jonge onderzoekers aan voor stagiairs die veel tijd en moeite kosten en weinig opleveren. Het kostte hier en daar wat overredingskracht om bedrijven van het tegendeel te overtuigen. We hebben daarom bewust ook op werkervaring geselecteerd uit

de 40 kandidaat-onderzoekers die zich aan-meldden na calls via het Masters of Media blog (voor en door studenten Nieuwe Media), de Graduate School for Humanities en het PhDO programma van Waag Society (gericht op belangstellenden voor een practice based PhD). Die kandidaten hebben we laten pitchen bij de geselecteerde bedrijven en in overleg is er een keuze gemaakt.

Dit heeft geresulteerd in zes embedded research projecten die inmiddels allemaal van start zijn gegaan. De projecten worden bege-leid door Sebastian Olma, die sinds januari dit jaar halftime voor het speerpunt werkt. Hij coördineert de onderzoekers en onder-houdt de contacten met de bedrijven. De embedded researchers hebben een aanstelling van een jaar met een gemiddelde omvang van 0,5 fte. Ze werken deels embedded bij bedrij-ven, maar hebben ook een werkplek op de Vendelstraat 8.

Het project bij Appsterdam was één van de eerste. Olga Paraskevopoulou, alumna van de master Nieuwe media, is daar embedded researcher. Zij doet onderzoek naar welke samenwerkingsverbanden er bestaan in de app-wereld, hoe die tot stand komen en hoe die gevaloriseerd kunnen worden. Dit moet resulteren in een app waarin de Amsterdamse app-ontwikkelaars community gevisuali-seerd wordt.

Er loopt ook een project bij FROG, een groot internationaal ontwerpbureau dat zich richt op de emotionele band van gebruikers met producten. FROG ontwierp bijvoor-beeld de eerste Apple Macintosh computer. Natalie Dixon, ook alumna van de master Nieuwe media, onderzoekt of het ontwerp-proces bij FROG en de verborgen en intuï-tieve kennis die daarin samenkomt, geobjec-tiveerd kan worden. Nog een interessant project loopt bij Submarine, een media-bedrijf dat onder andere documentaires en

nieuwe-media producten produceert. Sub-marine was geïnteresseerd in de vraag hoe sociale media kunnen worden ingezet bij de ontwikkeling van nieuwe producten. Sociale media bieden een hoop informatie over gebruikers, hoe kan die informatie geïnter-preteerd worden zodat deze bruikbaar is? Marc Stumpel is de embedded researcher die daar het komende half jaar onderzoek naar doet.’

Nabije toekomst‘Naast de lopende projecten zijn er zeker nog vier projecten die we eigenlijk zo zouden kunnen starten. Zo zijn we samen met Digital Humanities bezig een project vorm te geven met het Stedelijk Museum. Het Stedelijk wil een aantal oude, spraakmakende tentoonstel-lingen opnieuw ontsluiten voor groot publiek, via bijvoorbeeld een app. Dit levert een aantal interessante onderzoeksvragen op: hoe ga je ontsluiten, welke media zijn daarvoor geschikt, wat is de carrière van een kunstwerk, wat is de culturele contekst van een tentoonstelling, etc?

In de toekomst willen we vanuit het speer-punt graag meer samenwerken met de onder-zoekszwaartepunten binnen de faculteit, bijvoorbeeld met het zwaartepunt Brain and Cognition. Bedrijven als Mediamatic en de WaagSociety hebben een aantal lifescience-projecten lopen die raken aan de neuro-wetenschappen. Daar zie ik tal van mogelijk-heden voor samenwerking.

Verder denk ik dat het belangrijk is dat het speerpunt in de nabije toekomst meer inge-bed raakt in de faculteit. We gaan ons meer bezig houden met de vraag hoe de onderzoe-ken die nu lopen aansluiten bij de facultaire onderzoeksprogramma’s. Die inbedding is nodig. In het ideale geval worden embedded researchers in de toekomst gevoed vanuit facultaire onderzoeksprojecten. Als dan de NWO-call in het kader van de topsector Creatieve Industrie komt kunnen embedded researchers vanuit lopend onderzoek geplaatst worden bij bedrijven. Door de ervaring die we nu opdoen, zou het speerpunt Creative Industries prima een makelaarsrol kunnen vervullen.’

Inger de Bruin

Topsectoren:

voorsprong FGw

Nwsbrf#150 / 07.2012 9

Page 10: Faculteit der Geesteswetenschappen Nwsbrf#150 / 07 · 2012. 9. 13. · nodig. Binnen de FGw is dat inmiddels ontwikkeld en er is een aantal maatregelen vastgelegd die verbetering

Een aaneenschakeling van handboeken domineerde het eerste jaar van mijn studie Geschiedenis aan deze faculteit. Alles leek al uitgezocht en vervat in vrij feitelijke, afgeronde verhalen. Kort samengevat, ik had er meer van verwacht. Pas laat in het eerste jaar wist de stof me te raken, toen het ging over Fernand Braudel (1902-1985) en zijn pogingen om verschillende vormen van historische tijd te onderscheiden.

Als onderwijzer in Algiers, tussen 1924 en 1932, raakte Braudel gefascineerd door de Middellandse Zee. Hij begon aan een disser-tatie over de politieke strijd tussen Spanje en het Ottomaanse Rijk in de zestiende eeuw, maar gooide zijn onderzoek volledig om onder invloed van de Franse historiografische vernieuwingsbeweging Annales. De Annales zette zich af tegen de traditionele geschied-schrijving waarin politieke, militaire en diplomatieke ontwikkelingen de chronologie dicteerden. Braudel besloot het accent te verleggen naar de geologische, sociale en economische ontwikkelingen. Voordat hij aan schrijven toekwam, brak de Tweede Wereldoorlog uit. Als krijgsgevangene in Duitsland, zonder aantekeningen of boeken, schreef hij tussen 1940 en 1945 in ruim honderd schriftjes La Méditerranée et le monde méditerranéen à l’époque de Philippe II (1949). Deze ontstaansgeschiedenis en Braudels innovatieve benadering deden me besluiten dit driedelige werk te gaan lezen.

Braudel experimenteerde met manieren om de historische tijd in een narratief te vangen. Zijn geschiedenis van de zestiende-eeuwse Middellandse Zee bestaat uit drie tijdslagen, uitgewerkt in drie verschillende delen. Het eerste deel presenteert de geschie-denis van de zee, bergketens, woestijnen en het klimaat. Het gaat Braudel hier om de

cyclische ritmes die deze vrijwel onverander-lijke elementen aan de mens opleggen. De tijd versnelt in het tweede deel, dat is gewijd aan economische conjuncturen en sociale structuren. Het laatste deel is eigenlijk een verrassend traditionele politieke geschiedenis van de Spaans-Ottomaanse relaties tijdens de regering van de Spaanse koning Filips II. Voor mij, als beginnende student, was het idee van drie tijdslagen een openbaring: hier-over nadenkend zag ik opeens de onderste twee lagen als tektonische platen over elkaar schuiven, terwijl de politieke geschiedenis gereduceerd werd tot histoire événementielle.

Bij lezing en herlezing van het boek ver-rassen vooral de poëtische beschrijving van het mediterrane landschap en de enorme hoeveelheid anekdotes die Braudel over zijn lezers uitstort. Overal duiken herders, vissers, handelaren, vorsten, bankiers en piraten op. Paradoxaal genoeg doen al die mensen er, in Braudels optiek, uiteindelijk nauwelijks toe. Zoals John Elliott in een recensie schreef: ‘Braudel’s mountains move his men, but never his men the mountains’. De keuze om politieke ontwikkelingen geen beslissende rol toe te kennen is een methodologische, maar ook zijn krijgsgevangenschap, zo gaf Braudel later aan, versterkte zijn idee dat het handelen van het individu nauwelijks histo-rische impact heeft.

La Méditerranée is niet alleen een van de meest bepalende twintigste-eeuwse geschied-werken, het is ook flink bekritiseerd. David Abulafia’s recente The great sea: a human history of the Mediterranean, bijvoorbeeld, pleit juist voor het incorporeren van de mens en menselijke netwerken als historische actoren. Toch blijft La Méditerranée een belangrijk boek, al was het maar omdat het een eerste poging was de vroegmoderne

Middellandse Zee als geheel te beschrijven. Ik raadpleeg het nog regelmatig, ook voor mijn eigen onderzoek naar vroegmoderne mediterrane contacten over politieke, culturele en religieuze grenzen heen. Of het nu gaat om het traceren van netwerken van Neder-landse bekeerlingen tot de islam in Noord-Afrika of de invloed van klimatologische schommelingen op de Venetiaanse politiek. Maar bovenal is La Méditerranée een monu-ment voor de historiografische ontwikkelingen van de eerste helft van de twintigste eeuw, waarin Braudel probeert om voor die tijd nieuwe benaderingen samen te smeden tot één histoire totale.

Fernand Braudel: La Méditerranée et le monde méditerranéen à l’époque de Philippe II (1949), vertaald als De Middellandse zee en de medi­terrane wereld ten tijde van Filips II (1992) Maartje van Gelder is universitair docent Nieuwe geschiedenis.

Elke maand (her)leest een geestesweten schapper een

belangrijk werk voor het eigen vakgebied. Belangrijk omdat het

toonaangevend of baan brekend was, een grote discussie opleverde,

omdat het werk alom erkend is in de canon of juist voor de recensent

persoonlijk een openbaring betekende.

De Openbaring

Van Gelder herleest Braudel

UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen 1 0

Page 11: Faculteit der Geesteswetenschappen Nwsbrf#150 / 07 · 2012. 9. 13. · nodig. Binnen de FGw is dat inmiddels ontwikkeld en er is een aantal maatregelen vastgelegd die verbetering

Herbegrafenis nationalistische Litouwse premier

Het NOS Radio 1 Journaal van 17 mei

berichtte over de controversiële herbegra-fenis van de Litouwse oud-premier Juozas Abrazevicius-Brazaitis, die op die dag in de Litouwse hoofdstad Kaunas plaats-vond. Brazaitis was een nationalist, die zitting nam in de zogenaamde voorlopige regering van Litouwen, die werd uitge-roepen in Kaunas op 23 juni 1941, een dag voor de Duitsers daar aankwamen. Op dezelfde dag brak een pogrom uit. Brazaitis bleef premier tot de Duitsers zes weken later de regering ontbonden. Hij vluchtte naar de VS en bouwde een nieuw leven op. Karel Berkhoff, gast-onderzoeker bij Geschiedenis en senior onderzoeker aan het NIOD, stelt dat er sprake is van een opmerkelijke herbegrafenis. ‘Gedurende zijn regering zijn allerlei wetten ontworpen, die erg antisemitisch waren en waar consensus over bestond. Er werd gezegd: joden zijn communisten, zij moeten dwangarbeid gaan verrichten. Zijn regering erkende dat er iets gedaan moest worden met de joden, maar vond tegelijkertijd dat Litouwse burgers joden niet mochten doden.’ De rol van Brazaitis in de pogrom van 23 juni is altijd omstreden geweest. ‘Het is niet aangetoond dat hij daar een rol in heeft gespeeld, maar het Litouwse activistenfront, waar hij lid van was, was daar wel heel erg mee bezig.’ De herbe-grafenis leidt zowel in Litouwen als daar-buiten tot verontwaardiging. ‘In Litouwen wonen niet zoveel joden meer. Bijna 95% van alle joden in Litouwen is in 1941 binnen heel korte tijd vermoord. Men vindt het daarom een grof schandaal dat bijvoorbeeld de kosten van dit transport van Brazaikis lichaam worden betaald door de Litouwse regering.’

Rijksmuseum is Gesamtkonzept

In Dagblad de Limburger van 21 mei aandacht voor de lezing die Anne van Grevenstein, emeritus hoogleraar Praktijk van conservering en restauratie, in Roermond verzorgde naar

aanleiding van haar bijdrage aan de restauratie van schilderingen van de Roermondse architect Pierre Cuypers in het Rijksmuseum. Van Grevenstein spreekt van de organische eenheid die het interieur en exterieur in het originele uitvoering van Cuypers vormden. Het exterieur van het museum genoot een beschermde status, maar het interieur was overgeleverd aan de smaak van de opeen-volgende museumdirecties, die regelmatig de witkwast ter hand namen. Cuypers zou daar volgens Van Grevenstein geen goed woord voor over hebben gehad. ‘Het Rijksmuseum is een Gesamt-konzept. Het interieur en exterieur zijn in zijn visie onlosmakelijk met elkaar verbonden. De decoratieve muurschilderingen zijn de accenten voor de lijnen en vormen van zijn architectuur.’ Van Grevenstein werkte met een team van deskundigen aan de restau-ratie van muur- en plafondschilderingen in onder meer de biblio-theek en de voorhal van het Rijksmuseum. ‘We hadden ook gebruik kunnen maken van computergesneden sjablonen en airbrush, maar hebben gekozen voor de originele negentiende-eeuwse technieken zoals Cuypers en zijn mensen die gebruikt moeten hebben.’ Het resultaat werd halverwege juni opgeleverd, en zal begin 2013 door bezoekers te bewonderen zijn, als het Rijksmuseum zijn deuren weer opent.

Eten is verbonden met cultuur

In Trouw van 23 mei aandacht voor de emotie achter het verbouwen en eten van voedsel. Volgens Antonia Mazel, promovenda Cultuurfilosofie, had de alternatieve voedselbeweging tot voor kort iets van een tegen-cultuur. ‘Slow Food heeft daar nog iets van weg. Je afzetten tegen de grootschalige voedselindustrie. Het is echter een veelkoppige en daardoor

diffuse beweging aan het worden.’ Mazel wijst bijvoorbeeld op het succes van tv-kok Jamie Oliver, die in haar ogen zowel oprecht als commercieel is. Daarnaast stelt zij dat de Slow Food-beweging nu in vele landen actief is, ‘met als kernpunt het bewaren van tradities die teloorgaan door de activiteiten van wereldwijd werkende voedselconcerns. Duurzaamheid is daar later langzaam ingeslopen.’ Steeds meer wil de consument weten waar voedsel vandaan komt en hoe het wordt gemaakt. ‘Ik zie dat als meer dan een trend. En de behoefte aan echtheid gaat verder dan voedsel, zie de reissector (echte belevingen), mode (duurzame stoffen), design (materialen recyclen).’ De Slow Food-beweging ondersteunt volgens Mazel het beeld dat eten verbonden is met cultuur. ‘Men zoekt ankerpunten in de vorm van tradities. Als die er niet meer zijn, worden die gecreëerd.’ Een voorbeeld van zo’n ankerpunt zijn volgens Mazel over-de-datum-eetclubs. ‘Die gebruiken producten die volgens de verpakking over de datum zijn, maar nog goed zijn te gebruiken. Die datum werkt verspilling in de hand. Men is dus kritisch naar grote bedrijven. Voedsel is een mooi middel om dat te delen.’

De Glinsterende Geest

Wetenschap wordt bedreven binnen de muren van de universiteit, de vruchten van de wetenschap mogen gelukkig ook daarbuiten worden geplukt. Wetenschappers, ook die van de Faculteit der Geestesweten­schappen, zijn regelmatig in het nieuws. Omdat hun onderzoek interessante en soms direct toepasbare resultaten heeft opgeleverd, of om vanuit hun expertise actuele ontwikkelingen te becommentariëren. Deze rubriek biedt een (onvolledig) overzicht van berichten in en optredens voor de media. De redactie roept alle geesteswetenschappers op zelf melding te maken van nieuwsberichten en mediaoptredens via [email protected].

De Glinsterende Geest

Nwsbrf#150 / 07.2012 1 1

Page 12: Faculteit der Geesteswetenschappen Nwsbrf#150 / 07 · 2012. 9. 13. · nodig. Binnen de FGw is dat inmiddels ontwikkeld en er is een aantal maatregelen vastgelegd die verbetering

Vaessens over P.C. Hooftprijs-winnaar Oosterhoff

In Het Parool van 24 mei aandacht voor de uitreiking van de P.C. Hooftprijs aan de dichter Tonnus Oosterhoff. Eerder won Oosterhoff al de C. Buddingh’-prijs, de Herman Gorter-prijs, de Multatuliprijs en de Jan Campert Prijs. Volgens het juryrapport raakt de poëzie van Oosterhoff ‘gebieden van taal, werkelijkheid en ervaring, die op een unieke manier worden vormgegeven. Oosterhoffs poëzie is met dat al in hoge mate vernieuwend, ze heeft de Neder-landse dichtkunst van diverse keurslijven bevrijd, niet planmatig of vanuit een dichterlijke ideologie, maar door per-soonlijke oorspronkelijkheid en het bij-zondere talent van de auteur voor het vastleggen of liever gezegd juist beweeg-lijk maken van moeilijk benoembare sensaties.’ Thomas Vaessens, hoogleraar Moderne Nederlandse letterkunde, volgt het werk van Oosterhoff al jaren met interesse. ‘Je ziet een heel duidelijke ont-wikkeling in het oeuvre van Oosterhoff. Hij begint redelijk conventioneel. Op het hoogtepunt verandert hij steeds van vorm: eerst ontdekt hij de technische foefjes, zoals in zijn bewegende gedichten, maar als hij hierop is uitgekeken, gebruikt hij die technische foefjes toch weer op papier.’ Vaessens roemt Oosterhoff als de meest aansprekende dichter van dit moment. ‘Oosterhoff heeft een totaal andere manier van denken dan andere dichters. Hij brengt zware onderwerpen heel licht en open, zonder dat het flauwe-kul wordt. Zijn poëzie is vaak erg geestig.’

Pleij onderwijst Nederlands elftal

Op 25 mei berichtte Het Parool over een bezoek dat Herman Pleij, emeritus hoogleraar Historische Nederlandse letterkunde, bracht aan de selectie van het Nederlands elftal. Pleij verzorgde op uitnodiging van de teammanager een college in het spelershotel in de Zwitserse

stad Lausanne, ter voorbereiding op de excursie van de voetballers op 5 juni aan het voormalige concentratiekamp Auschwitz. Volgens Pleij is het logisch dat de stervoet-ballers een van de meest beruchte plaatsen op aarde bezoeken. ‘Als je straks in Krakau op twintig kilometer van de verschrikkelijkste plek ter wereld bent, móet je er gewoon heen.’ Pleij sprak een half uur voor een stille spelersgroep. ‘Ik heb de aan wezigheid en de geschiedenis van het kamp in een breder verband geplaatst. Uitgelegd waarom het in Polen ligt en niet in Duitsland. We hebben het gehad over begrippen als identiteit, mentaliteit, nationalisme, superioriteit en volksaard. We hebben geprobeerd een indus-trieel moordcomplex dat zijn weerga niet kent, te plaatsen in een bepaald kader.’ Die aanpak had succes. Pleij: ‘Je moet het hanteerbaar maken. Ik merkte dat de jongens uitermate geïntrigeerd raakten. Ze kenden de naam van het kamp, maar de impact niet precies. Er ontstond discussie en zelfs de ochtend na de les werd ik er nog over aange-sproken. De gretigheid daarbij van de spelers heeft me erg verrast, in positieve zin. De sfeer was, hoe gek dat in dit verband ook klinkt, eigenlijk erg goed.’

De Jong over jubileum Openluchtmuseum

Naar aanleiding van het honderdjarig bestaan wijdde het Dagblad van

het Noorden op 2 juni een reportage aan het Openluchtmuseum. Directeur Pieter-Matthijs Gijsbers vertelt over zijn plannen voor een verbreding van de collectie, waarin meer aandacht zal zijn voor stedelijke en alloch-tone invloeden. Zo werden er in april drie panden uit de Amsterdamse Jordaan geopend. In de toekomst wil Gijsbers onder meer botsautootjes van de kermis uit de jaren zeventig, een aangepaste gehandicapten-woning en een kebabkraam in de collectie opnemen. Volgens Ad de Jong, hoogleraar Nederlandse cultuurgeschiedenis, in het bij-zonder de studie der voorwerpen (vanwege het Koninklijk Oudheidkundig Genoot-schap), is een focus op het platteland niet meer van deze tijd. ‘Drie woningen uit de Jordaan, daar zouden de oprichters van het Openluchtmuseum honderd jaar geleden heel vreemd tegenaan gekeken hebben. Maar de veronderstelling van de oprichters dat de volkscultuur alleen op het platteland leeft, is achterhaald.’ Dat dit een geleidelijk proces is, heeft deels te maken met het beschikbare budget. Maar het museum is nog steeds populair. De Jong: ‘Al vanaf het ontstaan, tijdens de verzuiling, werd het museum als een nationaal bindend element beschouwd, vergelijkbaar met de monarchie. Dat geldt nog steeds. Het doel uit 1912, eenheid in verscheidenheid, blijft ook in 2012 actueel.’

Droevigheid in mineur toonladders?

In AVRO’s Roodshow van 5 juni aandacht

voor de conclusies van Duitse onderzoe-kers van de Freie Universität Berlin, die tot de conclusie zijn gekomen dat de pop-muziek de laatste jaren minder vrolijk is dan voorheen. Zij wijten dit aan het feit dat het aantal popnummers dat geschre-ven is in mineur toonsoort sinds de jaren zestig bijna is verdubbeld. Henkjan Honing, hoogleraar Cognitieve en Computationele Muziekwetenschap, onderschrijft de gegevens uit het onder-zoek. ‘Als je kijkt naar liedjes over die periode, zie je inderdaad dat er significant meer liedjes in een mineur toonsoort zijn geschreven, ook in lagere tempo’s. En we weten uit ander ongerelateerd onderzoek dat in ieder geval in de Westerse cultuur we soms mineur droeviger vinden klinken dan in majeur, maar dat is cultuurgebon-den.’ De oorzaak is volgens Honing gele-gen in de ruimere mogelijkheden van een mineur toonsoort. ‘Je kunt meer vrolijke, maar ook droevige aspecten uiten in een mineur toonsoort dan in een majeur toonsoort, er zit meer spanning in. Maar ik vind het te kort door te bocht om te stellen dat mineur altijd droeviger klinkt. Vaak is iets mineur, maar klinkt het hele-maal niet droevig. De manier waarop de mineur toonsoort gebruikt wordt, bepaalt of het inderdaad dat effect van droevig-heid opwekt in de luisteraar.’

UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen 1 2

Page 13: Faculteit der Geesteswetenschappen Nwsbrf#150 / 07 · 2012. 9. 13. · nodig. Binnen de FGw is dat inmiddels ontwikkeld en er is een aantal maatregelen vastgelegd die verbetering

In ’t kort

Psychologie Magazine besteedde op 1 mei aan-dacht aan een onderzoek van de Canadese taal-wetenschapper Joan Lee, die stelde dat frequente sms’ers een kleine woor-denschat hebben. Volgens

Hans Bennis, hoogleraar taal variatie, is sms-en en twitteren echter een verrijking van de taal. ‘Ze hebben ons afkortingen en verhas-pelingen als “LOL”, “strx” en “xieje” opge-leverd, creatieve uitvindingen waarvoor juist kennis van de taal nodig is.’ Bennis is niet erg onder de indruk van Lee’s onderzoek. ‘De onderzoekster reduceert taalbeheersing tot het herkennen van weinig gebruikte woor-den. Maar taalbeheersing is veel meer. Het gaat bijvoorbeeld ook om foutloos schrijven, in volzinnen praten, etcetera.’

Net als Facebook en Google verzamelt Twitter veel gegevens van gebrui-kers, zo berichtte de Provinciale Zeeuwse Courant op 2 juni. Anne Helmond, promovenda Mediastudies, trok deze

conclusie toen zij inzage eiste in alle data die Twitter van haar had opgeslagen. ‘De opmer-kelijkste data die Twitter verzamelde, waren de 152 telefoonnummers en 1186 mailadressen van de contacten in mijn mobiele telefoon. Deze waren verkregen door middel van de find-friends-functie, waarbij Twitter je gehele adresboek van je mobiele telefoon kopieert, inclusief alle telefoonnummers en mailadres-sen van je contacten.’

In dagblad De Gelderlan­der en BN De Stem van 25 mei aandacht voor de nieuwe vormgeving van het NOS Journaal. Huub Wijfjes, bijzonder hoogle-raar Geschiedenis van de Nederlandse radio en

televisie (Erik de Vries leerstoel, vanwege de Stichting Erik en Hans en de Stichting Beeld en Geluid) plaatst de veranderingen in histo-risch perspectief: niet alle formatwijzigingen pakten in het verleden goed uit. ‘Neem de duopresentatie in de jaren ‘80. De twee pre-sentatoren gingen elkaar voorzetjes geven en wat heen en weer keuvelen. Dat was de kijker niet gewend, en hij was er ook niet van gediend. Het RTL Nieuws is informeler, daar werkt het wel.’ Wijfjes hoopt dat het achtuurjournaal niet teveel zal veranderen. ‘Het NOS Journaal is een instituut, daar moet je niet teveel aan sleutelen. Laat het een gedegen tegenwicht zijn voor de mensen met een hoge informatiebehoefte.’

Herdenken overdacht

De Groene Amster­dammer publiceerde op 23 mei ‘Het verle-

den doet ertoe’, een essay van Hans Blom, emeritus hoogleraar Nederlandse geschie-denis sedert de Middeleeuwen. Dit essay droeg hij op 5 mei voor op de herden-kingsbijeenkomst in de Johannes de Doperkerk in Wageningen. Volgens Blom is het herdenken van WO II meer dan alleen maar terugdenken aan wat Neder-land is overkomen. ‘Het is ook een poging om het verleden een rol te laten spelen bij het nadenken over de toekomst, al komt dit in de dagelijkse politiek vaak niet tot uiting.’ Volgens Blom bepaalt het verleden mede de toekomst en is dat daarom een goede reden het verleden te bestuderen. ‘In de wijze waarop dat verleden een rol speelt en wij het een rol willen laten spe-len, lopen twee nagenoeg tegengestelde attitudes door elkaar: historisch bewust-zijn en collectieve herinnering. Collectieve herinnering legt meestal juist een één-op-één-relatie met het verleden, haalt eruit wat nu direct bruikbaar lijkt en beklem-toont daardoor de gelijksoortigheid van heden en verleden. Zonder reflectie van-uit die andere component, het historisch bewustzijn, draagt dat het gevaar in zich van vrijblijvend wensdenken of contra-productieve effecten.’ Daarom is Blom van mening dat men zich bij tijd en wijle af dient te vragen of rituele herdenkingen, die draaien om onze waarden, nog bevre-digend functioneren. ‘Mijn zorg betreft vooral het risico dat de herdenkingen afglijden tot vrijblijvende uiterlijke verto-ningen van de dag. Het is nodig de her-denkingen steeds opnieuw in een adequate context te plaatsen.’

De Groot geportretteerd

Op 22 mei in Het Parool een portret van hoogle-raar Muziekwetenschap Rokus de Groot, naar

aanleiding van zijn emeritaat. De Groot, opgegroeid in een streng protestants gezin, werd op jonge leeftijd al door zingen, orgel-spel, spelen en componeren gegrepen. Saskia Kersenboom, uhd theaterwetenschappen, bewondert de werkwijze van De Groot. ‘Zijn nieuwsgierigheid, ontroering en bevlo-genheid brengen hem op nieuwe sporen. Hij volgt die sporen en daar komen dan vaak onverwacht nieuwe dingen uit.’ Louis Grijp, hoofdredacteur van het naslagwerk Een muziekgeschiedenis der Nederlanden, over De Groot: ‘Aan de ene kant is hij filosofisch ingesteld. Hij reist veelvuldig naar India en is geboeid door de andere levenswijze: niet het Nederlandse hollen. Tegelijkertijd had hij de afgelopen jaren een enorm drukke baan als wetenschapper en heeft hij door keihard werken een vakgroep tot bloei weten te brengen.’ Kersenboom spreekt haar waarde-ring uit voor de interculturele polyfonie die De Groot uitvond. ‘In een recente compo-sitie bijvoorbeeld, die zowel in Nederland als in India succes oogstte, zet hij een Indiase vioolspeler naast iemand die de Engelse hoorn bespeelt. De eerste werkt met impro-visatie, gevoed door de orale cultuur in India, de tweede speelt een westerse partituur. Beiden spelen volgens hun eigen achtergrond, maar stemmen zich tijdens het spelen wel op elkaar af. De onvoorspelbaarheid van de combinatie maakt het risicovol, maar ook spannend. Dat is dapper.’

Nwsbrf#150 / 07.2012 1 3

Page 14: Faculteit der Geesteswetenschappen Nwsbrf#150 / 07 · 2012. 9. 13. · nodig. Binnen de FGw is dat inmiddels ontwikkeld en er is een aantal maatregelen vastgelegd die verbetering

In en uit dienst

In dienst

Juni 2012- mw. Boukje Cnossen MA, afdeling Onderzoek- mw. Hagar Donners MSc, medewerker onderwijsadministratie Mediastudies- dhr. dr. Tomas Lentz, onderzoeker Taalwetenschap- mw. dr. Manon Parry, universitair docent Geschiedenis- dhr. Riccardo Pinosio BA, student-assistent Logic and Language- mw. prof. dr. Ellen Rutten, hoogleraar Slavische talen en culturen- mw. Linda van der Wende BA, student-assistent Geschiedenis- dhr. drs. Vadim Kimmelman, docent Taalwetenschap

Juli 2012- dhr. dr. Stephen Amico, universitair docent Mediastudies

Uit dienst

Juni 2012(aanvulling eerdere Nieuwsbrief)- mw. Neeltje van Aardenne BA, student-assistent Kunstgeschiedenis, in dienst 01.09.2011- mw. Leonor Álvarez Francés BA, student-assistent Kunstgeschiedenis, in dienst 01.09.2011- mw. Marieken van den Bichelaer BA, student-assistent Kunstgeschiedenis, in dienst 01.09.2011- dhr. drs. Martin Boeckhout, promovendus ASCA, Wijsbegeerte, in dienst 01.06.2008- mw. Rosalyn Borst, student-assistent Kunstgeschiedenis, in dienst 01.09.2011- mw. Naomi Kloosterboer BA, student-assistent Philosophy and Public Affairs, in dienst 01.03.2012- mw. Jenny Körber BA, student-assistent Kunstgeschiedenis, in dienst 01.09.2011- mw. Merel Kramer BA, student-assistent Kunstgeschiedenis, in dienst 01.09.2011- mw. Nikki Lakeman BA, student-assistent Kunstgeschiedenis, in dienst 01.09.2011- mw. dr. Sabine Lichtenstein, universitair docent Muziekwetenschap, in dienst 01.02.1984- mw. dr. Bieke Mahieu, onderzoeker Religiestudies, in dienst 01.01.2012- mw. drs. Marrigje Paijmans, docent Nederlandse Letterkunde, in dienst 15.03.2012- dhr. Michael Putter, student-assistent Kunstgeschiedenis, in dienst 01.09.2011- mw. Sidra Shahid MA, student-assistent Critical Cultural Theory, in dienst 01.03.2012- mw. Marloes Scholtens MA, student-assis-tent Kunstgeschiedenis, in dienst 01.09.2011

­ mw. drs. Jennifer Steetskamp, promo­vendus ASCA,Mediastudies, in dienst 01.09.2007­ mw. Marleen Vincenten MA, student­assistent Kunstgeschiedenis, in dienst 01.09.2011

Juli 2012­ mw. dr. Eleonora Bergvelt, universitair hoofddocent Algemene cultuurweten­schappen, in dienst 01.01.1992­ dhr. prof. dr. Rokus de Groot, hoogleraar Muziekwetenschap, in dienst 04.09.1970­ dhr. Heimir Freyr Vidarsson, promovendus ACLC, Nederlandse taalkunde, in dienst 01.02.2010

Bijzondere Collecties

Boeken van ver ­ Books from AfarDe Leerstoelgroep Boekwetenschap en Handschriftenkunde en de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam organiseren in augustus voor de derde keer een summerschool over de geschiedenis van het boek. Het aanbod van cursussen, work-shops en evenementen is aantrekkelijk voor iedereen die geïnteresseerd is in boekgeschie-denis: onderzoekers, studenten, bibliotheek- en museummedewerkers en alle andere lief-hebbers van boeken en manuscripten, biblio - theken en antiquariaten, druktechnieken en typografie.

Het thema van deze summerschool is Boeken van ver. Het sluit aan bij de tentoon-stelling De diaspora van het Armeense boek 1512­2012, te zien bij de Bijzondere Collecties van 13 juni t/m 9 september. Het programma van de summerschool bevat onderdelen die binnen het thema passen, maar ook andere onderwerpen komen aan bod. Deelnemers kunnen een keuze maken uit een ‘à la carte’-programma, met zowel Nederlands- als Engelstalige onderdelen. Naast cursussen en workshops zijn er een boekensalon, voor-stellingen met een toverlantaarn en een openluchtlezing in Artis met muziek. De summerschool wordt afgesloten met de vierde Frederik Mullerlezing.Zie voor meer informatie: bc.uba.uva.nl/

De diaspora van het Armeense boek 1512­201213 juni t/m 16 september 2012In 1512 verscheen voor het eerst een boek gedrukt in Armeense letters. De Armeense boekdrukkunst ontwikkelde zich in Europese steden als Venetië en Constantinopel, en kwam in de zeventiende eeuw tot bloei in Amsterdam. Opmerkelijke boeken, manu-scripten en typografisch materiaal laten deze geschiedenis zien. Ook wordt een beeld gegeven van Armenië en van de Armeense gemeenschap in Amsterdam.

UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen 1 4

Page 15: Faculteit der Geesteswetenschappen Nwsbrf#150 / 07 · 2012. 9. 13. · nodig. Binnen de FGw is dat inmiddels ontwikkeld en er is een aantal maatregelen vastgelegd die verbetering

Column OR

Voor altijd tijdelijk? “Als je voor een dubbeltje geboren bent,

bereik je nooit een stuiver meer.”

Louis Davids zong het al en het Memo Vast/Tijdelijk, waarin het faculteitsbestuur het facultaire aanstellingsbeleid uiteenzet, resoneert dit inzicht.

Of je Grieks, Latijn of twintig talen kent,

Gerust, de UvA tart je.

Je verbeeldt je dat je aan je carrière werkt,

maar heus het maakt niet uit.

Als je tijdelijk bent aangesteld,

bereik je nooit een stuiver meer.

Met onze docenten Klassieke Talen is het goed afgelopen, maar daarmee lijkt het hek niet van de dam. Van hogerhand (het CvB) is vastgesteld dat we een zogenaamde flexschil moeten hebben van 20% tijdelijk personeel. Aan ons om te kijken hoe we dat percen­tage halen. In het Memo Vast/Tijdelijk kiest het bestuur voor alles voor duidelijkheid: je hebt vaste medewerkers en je hebt tijdelijke medewerkers, en tijdelijk is tijdelijk.

Het Memo maakt melding van een vlootschouw. Dat lijkt dan weer alsof er toch ook op talent en ambitie gelet wordt. Die vlootschouw bleek bij navraag echter een veredeld tienminutengesprek van het bestuur met afdelingsvoorzitters. De Ondernemingsraad is voor­stander van een vlootschouw, maar dan wel van een die de naam vlootschouw waardig is. Helemaal als daarbij dan niet alleen op onderzoektalent gelet wordt, maar ook op talent voor onderwijs geven en voor kennisvalorisatie, zou dat ook medewerkers zonder vaste en volledige baan kansen kunnen bieden. In kennisintensieve sectoren is onzekerheid, evenals een aanstelling in deeltijd, een indicator voor oplopende achterstanden. Wij hebben daarom het bestuur geadviseerd om goed functionerende tijdelijke medewerkers en parttimers voorrang te geven bij de invulling van vacatures.

De verplichte flexschil is niet alleen frustrerend voor de tijdelijke krachten die samen die schil vormen. Hij heeft ook ongewenste gevolgen op opleidingsniveau. Het is lastig een opleiding in de lucht te houden als je steeds nieuwe docenten moet inwerken. Door verschillende oorzaken is bij sommige opleidingen in de praktijk soms 50% of meer van het personeel tijdelijk. Dit leidt tot situaties waarbij er niet genoeg vaste staf meer is om sleutelposities in het onderwijsprogramma, en in bestuur, beheer en management, te bemensen. We hebben het bestuur dan ook aangeraden om de norm van 20% voor tijdelijk personeel alleen op het niveau van de faculteit als geheel te hanteren en er daarbij zorg voor te dragen dat deze norm in ieder geval op het niveau van de opleidingen niet wordt overschreden.

En nu maar hopen dat het faculteitsbestuur deze adviezen serieus wil overwegen. Wij signaleren sinds onze HRM­notitie (van 8­2­2011) positieve ontwikkelingen op HRM­gebied. Maar het kan altijd beter. Als het om de positie van parttimers en tijdelijk personeel gaat moet het beter. Het opheffen van ongelijke kansen werkt motiverend en is in het belang van zowel de medewerkers als de faculteit. Hoe dan ook is het van tweeën één: of het bestuur doet iets met het Instellingsplan ‘Oog voor talent’, of het raadt mede­werkers aan zich neer te leggen bij hun lot: “Als je voor een dubbeltje geboren bent, bereik je nooit een stuiver meer…”.

Onderwijsprijs FGw 2012 voor Cultuur-kunde Spaans en Rationality, Cognition and Reasoning

Op 20 juni vond de uitreiking plaats van de Onderwijsprijs FGw 2012. Een jury bestaande uit medewerkers en studenten van de faculteit kende de prijs toe aan het bachelorvak Cultuurkunde Spaans van Antonio Sánchez Jiménez en het mastervak Rationality, Cognition and Reasoning van Michiel van Lambalgen. De twee winnaars ontvingen uit handen van decaan Frank van Vree een cheque ter waarde van € 1500. Het juryrapport meldt dat studenten van Cultuurkunde Spaans het op prijs stellen dat het Spaans is aangepast aan hun niveau en zij zijn zeer te spreken over de verschillende soorten cursusmateriaal (teksten, beelden en video’s). Over Rationality, Cognition and Reasoning schrijft een student: ‘Kritisch en interdisciplinair denken, onderzoek bedenken en uitvoeren, presenteren, schrijven en discussiëren komen allemaal aan bod. De docent zorgt er op origi­nele wijze voor dat de stof tot leven komt (…).’Voor de Onderwijsprijs FGw 2012 werden in totaal elf vakken voor­gedragen, waaruit de jury een shortlist opstelde van vier vakken:­ bachelorvak Cultuurkunde Spaans van Antonio Sánchez Jiménez (Taal­ en letterkunde) ­ bachelorvak Taal en Interactie van Ingrid van Alphen (Taal­ en letterkunde)­ mastervak Ontwikkeling leermiddelen NT2 van Folkert Kuiken (Neerlandistiek)­ mastervak Rationality, Cognition and Reasoning van Michiel van Lambalgen (Wijsbegeerte).Tijdens de publieke uitreiking presenteerden de vier docenten hun genomineerde vak. Na de presentaties trok de jury zich terug voor beraad, waarna zij de twee winnende vakken van de Onderwijsprijs FGw 2012 bekend maakte.Zie voor het juryrapport: medewerker.uva.nl/ fgw­onderwijsprijs

Nwsbrf#150 / 07.2012 1 5

Page 16: Faculteit der Geesteswetenschappen Nwsbrf#150 / 07 · 2012. 9. 13. · nodig. Binnen de FGw is dat inmiddels ontwikkeld en er is een aantal maatregelen vastgelegd die verbetering

‘Bijeenkomsten van alumni hebben voor mij meerwaarde. Niet alleen is het leuk om oud-studenten tegen te komen, het is ook een manier om een vinger aan de pols te houden. Dankzij mijn alumni weet ik bijvoorbeeld hoeveel een beginnend journalist kan accep-teren als salaris. Van die kennis hebben stu-denten weer profijt op het moment bij hun eerste stappen op de arbeidsmarkt.’ Mirjam Prenger, docent Mediastudies, organiseerde het tienjarig jubileum van Journalistiek en media en houdt intensief contact met oud-studenten. ‘Zo’n 80 % van de alumni is lid van de linkedin-groep van de opleiding. Dat is een hele makkelijke manier om hen op de hoogte te houden van interessante activiteiten.’ Jaarlijks organiseert organiseert Prenger met haar studenten een à twee bijeenkomsten voor alumni. ‘We behandelen dan thema’s als freelance journalistiek, fondsenwerving en in opdracht schrijven. Daar heb je als journalist vaak mee te maken.’

Ook Eveline Feteris, uhd Taalbeheersing en Argumentatietheorie en Retorica en coör-dinator van de master Tekst en communicatie, organiseerde bij het vijfjarig bestaan van de opleiding met haar studenten een lustrum-middag. ‘Dat leek ons een goede manier om alumni, studenten en mensen uit het veld met elkaar in contact te brengen. Iedere student deed iets wat bij zijn eigen kwaliteiten en karakter paste. De een maakte filmpjes en een ander bereidde het debat voor met de gastspreker, weer een ander coördineerde een almanak. Het bureau Alumnirelaties finan-cierde deels het lustrumboekje en het master-bureau heeft meebetaald aan de borrel.’

Het congres ter ere van het 25-jarig bestaan van Europese Studies werd voorna-

melijk op poten gezet door het secretariaat. Het lustrum was in 2009, maar bij Tatjana Das van het secretariaat, staat de avond nog in het geheugen gegrift. ‘De opleiding en zijn geschiedenis stonden centraal. Zo spraken onder meer Joep Leerssen, Karel van der Toorn en Katelijne Buitenweg over het nut van de opleiding en de verankering in de gees-teswetenschappen. En in het discussiepanel hadden we een succesvolle student, een docent, een politica en iemand uit het Brus-selse bedrijfsleven opgenomen. Zo wilden we de vele mogelijkheden van de studie laten zien.’

Het 100-jarig jubileum van Frans, op 12 oktober, wordt aangegrepen om alumni, studenten en docenten met elkaar te verbinden. Jelle Koopmans, uhd Franse letterkunde: ‘Aan de ene kant is het voor de opleidingen heel goed om te weten waar mensen terecht komen, en aan de andere kant is het voor de alumni prettig om elkaar weer eens te zien.’ Veel alumni komen af op de mastercourses voor docenten in het voort gezet onderwijs. ‘Dat is volgens mij heel goed, omdat docen-ten Frans zo in contact blijven met wat er in de wetenschap gebeurt.’

Enkele opleidingen verzorgen ook een almanak met gegevens van oud-studenten en medewerkers. Zo heeft Mediastudies er twee gepubliceerd, de meest recente editie verscheen

in 2006 en werd onder studenten, alumni en docenten verspreid. In september verschijnt voor de vijfde maal een almanak van de Algemene cultuurwetenschappen, ter gelegen-heid van het 25-jarig bestaan. Christine Delhaye, ud Algemene cultuurwetenschappen, coördineert die editie. ‘Met de almanak willen we de geschiedenis van de opleiding vertellen. Alle docenten schrijven over hun onderzoek en onderwijs, daarnaast publiceren we een lijst met afgestudeerden, datum van afstuderen en scriptieonderwerp.’ Een aantal oud-studenten wordt uitgelicht. Delhaye: ‘We willen voor-beelden geven van studenten die op mooie posities in de culturele sector terecht zijn gekomen. Een alumnus merkte op dat veel studenten moeten vechten op de arbeids-markt. Dat verhaal wilde ik ook plaatsen, maar daarvoor kwam het helaas te laat.’

Melle van Loenen

14 september: presentatie almanak Algemene cultuurwetenschappen. 12 oktober: lustrum Frans (hum.uva.nl/100jaarfrans)

Grenzeloze wetenschappenBij enkele opleidingen aan de FGw is er een heuse alumni­traditie, anderen viere alleen de jubilea. Welke tradities zijn er zoal en waarom steken sommige opleidingen energie in aluminibeleid? Met de Universiteitsdag nog vers in het geheugen, ging de redactie op zoek naar sporen van lustra, congressen en almanakken aan onze faculteit.

De Nieuwsbrief FGw is een uitgave van het Dagelijks Bestuur van de Faculteit der Geesteswetenschappen | #150 / 07.2012 | archief www.hum.uva.nl/nieuwsbriefeindredactie Mas Fopma, Melle van Loenen (student­assistent), tel. 020­525 5336, nieuws­[email protected] | verspreiding en abonnementen nieuws­[email protected] deadline kopij Nieuwsbrief 151 10.08.2012 | vormgeving www.crasborn.nl foto’s Eduard Lampe