SAMENVATTING:
SOCIALE EN
CULTUREL
E PEDAGOGI
EK2019-2020
2
3
INHOUDSTAFEL:
1. Inleiding 1.1. Grote regionale verschillen 1.2. Een veelsoortige praktijk 1.3. Sociale pedagogiek
2. Een werkdefinitie: waar staat sociale pedagogiek voor? 3. Korte geschiedenis
3.1. Geworteld in de Verlichting 3.2. Een theoretische oorsprong in Duitsland 3.3. Andere inspirerende denkers voor de sociale pedagogiek
4. Gezamenlijke kwesties en uitdagingen 4.1. Spanning adaptatie- transformatie 4.2. Geen methode of techniek, wel een perspectief 4.3. Holistische antropologie 4.4. Ervaringsgerichtheid 4.5. Bottom-up processen: samen vorm geven aan een collectieve toekomst
3 VRAGEN BINNEN DE SOCIALE EN CULTURELE PEDAGOGIEK:
1) VRAAG 1: Wat maakt de sociale en culturele pedagogiek tot een bepaalde pedagogiek College 1- 4
2) VRAAG 2: Wat zijn de typische en hedendaagse voorbeelden van praktijken van de sociale en culturele pedagogiek?
College 5- 6 3) VRAAG 3: Op welke manier levert de sociale en culturele pedagogiek een bijdrage aan
burgerschapseducatie? College 7-8
4
VRAAG 1: WAT MAAKT DE SOCIALE EN CULTURELE PEDAGOGIEK TOT EEN BEPAALDE PEDAGOGIEK
1.INLEIDING
Eigen aan de sociale en culturele pedagogiek = werken met:
Kinderen Jongeren Volwassenen
Maakt educatieve praktijken ook op erg diverse plekken mogelijk bijvoorbeeld in een buurt, binnen het jeugdwerk, binnen hulpverenigingen, binnen zorg etc. (ook te zien aan educatieve praktijken waar de onderzoeksgroep Educatie, cultuur en samenleving zich over buigt)
OPMERKING: = SOCIALE PEDAGOGIEK? IPV SOCIALE & CULTURELE PEDAGOGIEK?
Sociale pedagogiek = term die doorheen de geschiedenis & ook in de hedendaagse wetenschappelijke literatuur het meest wordt gehanteerd.
Waarom dan sociale & culturele pedagogiek?
KU Leuven = vanaf 2010 benaming ‘sociale en culturele pedagogiek’ Deze keuze = samen met de oprichting van het Laboratorium voor Educatie en Samenlevingo = ontstaan door samensmelten van de voormalige onderzoeksgroepen fundamentele pedagogiek en
sociale pedagogiek = uiteenlopend onderzoek verschillende processen en contexten van educatie (school, gezin, begeleiding, volwassenenwerk, jeugdwerk, …)
Focus op ‘sociale én culturele’ pedagogiek?
gegrond in verschillende evoluties1. In Vlaanderen = lange traditie om niet enkel te focussen op ‘het sociale’ maar ook op ‘het
culturele’ Bv= sociaal-cultureel volwassenenwerk dat initiatieven als:
Vorming Plus Welzijnschakels Labo vzw (cf. infra)
2. Zowel in de sociaal-pedagogische theorievorming als in de praktijk = groeiende aandacht voor hoe het artistieke/de kunst ook relevante educatieve processen in gang kan zetten.
Bv: sociaal-artistieke projecten zoals: ‘De Tartaren’ een sociaal-pedagogische methodiek als ‘Theater van de Onderdrukten’ (cf.
infra)3. Een van de hedendaagse uitdagingen voor een maatschappelijk geëngageerde pedagogiek de
= groeiende culturele diversiteit in onze samenleving.
Superdiversiteit:
= vroeger: Vlaamse landschap = 1 dominante; brede gedeelde cultuur nu= veelvoud va tradities & verschijningsvormen!!
5
+++ aantal mensen met een migratieachtergrond nooit eerder = er op het grondgebied van het Vlaamse Gewest meer inwoners zonder de Belgische
nationaliteit dan nu o 8% van de Vlaamse bevolking heeft een vreemde nationaliteit o Bijna 20% heeft een buitenlandse herkomst
Diversificatie binnen de migratiestroom o Terwijl we rond 1960 en 1970 = grote groepen van gastarbeiders uit een beperkt aantal
landen rond de Middellandse zeeo NU= komen migranten vanuit alle hoeken van de wereld !!
o De motieven voor het verlaten van hun land lopen sterk uiteen:o Sommige verlaten hun landen uit schrik voor oorlog en repressieo Anderen willen een paar jaar hard werken om met de spaarcenten een zaak op
te starten in het land van herkomst
Een sluitende definitie geven van sociale pedagogie(k), is niet eenvoudig: Sociale pedagogiek = theorievorming rond sociale pedagogie = sociaalpedagogische praktijk
1. Het sociaal-pedagogisch landschap wordt gekenmerkt door een enorme diversiteit (niet enkel in theorievorming)
2. Grote verschillen wat betreft de situering van de sociaal-pedagogische discipline 3. Grote verschillen tussen concrete sociaal-pedagogische praktijken
1.1 GROTE REGIONALE VERSCHILLEN
In vele landen = onderzoek als onderwijs rond sociale pedagogiek MAAR = invulling en situeren ≠ hetzelfde!
Binnen de sociale en culturele pedagogiek zijn er sterke regionale verschillen:
Voorbeelden:
Groot-Brittannië = sociale pedagogiek lang een onbekende zowel in theorie als in de praktijko Vooral = werken vanuit theorieën en praktijken van sociaal werko Eind van de 20ste en het begin van de 21ste eeuw = interesse in sociale pedagogiek leidde
tot: vormgeving van een opleiding sociale pedagogiek Duitsland: een lange geschiedenis van theorievorming en praktijk rond sociale pedagogiek
o De sociale en culturele pedagogiek = daar zijn oorsprongo De term soc en cult pedagogiek = aanvankelijk ontwikkeld door theoretici zoals:
Mager, Diesterweg en Natorp = de focus binnen de pedagogiek verleggen van het individu naar de relatie tussen het individu
Na WO II = de sociale pedagogiek eerder aansluiten bij de sociale wetenschappen Theorievorming = meer bij sociaalwerk aanleunen Die verbinding tussen sociaal werk & sociale pedagogiek = opl sociaal
pedagoog 2007: Sociale pedagogiek en sociaal werk geïntegreerd tot 1 opleiding = Soziale
Arbeit Vlaanderen: in 1960 ontstond de sociale pedagogiek als aparte wetenschappelijke discipline en
afstudeerrichting in 1960 universiteiten = eigen opleiding!o Gent = ‘Sociaal werk & sociale pedagogiek’ // VUB = ‘agogische wetenschappen’
6
o KU Leuven = focus op soc & cult = binnen bach en master pedagogische wetenschappen MAAR minder accent op sociaal werk & EERDER = educatieve praktijken buiten onderwijs & dmv hun educatie = betrokkenheid op maatschappelijke kwesties +++
1.2 EEN VEELSOORTIGE PRAKTIJK
Ook de sociaal-pedagogische praktijk wordt gekenmerkt door een enorme verscheidenheid:
1) In de sociaal-pedagogische praktijk wordt er niet gewerkt rond 1 welomschreven doelgroep o Maatschappelijk kwetsbare groepen zoals: gedetineerden, gezinnen die in armoede leven,
jongeren die door de jeugdrechter in een instelling zijn geplaatst, vluchtelingen die onderdak en een opstap naar een nieuw leven nodig hebben
o OOK Algemener: volwassenenonderwijs 2) De praktijken zijn niet toe te schrijven aan 1 specifiek beleidsdomein
o Beleidsdomein: welzijn -> sociaal werk, welzijnswerk, kinderopvang o Beleidsdomein: cultuur en jeugd -> sociaal-cultureel volwassenenwerk en jeugdwerk o Beleidsdomein: onderwijs en vorming o Beleidsdomein: integratie en inburgering
3) Sociaal-pedagogische praktijken kunnen zowel in formele organisaties als in informele verbanden georganiseerd worden
o Cursus in Vormingsplus, een woonproject georganiseerd door Samenlevingsopbouw, een informele praatcafé, een toneelstuk door en voor gedetineerden
o -> sociaal- pedagogische praktijk is enorm divers
1.3 SOCIALE PEDAGOGIEK: GEEN ENKELVODUGE OMSCHRIJVING MOGELIJK
Sociale pedagogiek is veelsoortig & niet strikt omlijnd -> in tegenstelling tot de onderwijspedagogiek of orthopedagogiek
Wordt soms op een negatieve manier gedefinieerd
MAAR het feit dat er geen enkelvoudige omschrijving is = kan ook als vruchtbaar worden gezien voor de theoretische verdieping van sociaal-pedagogische praktijken
–> denkers en praktijkmensen = zich verbinden met de sociale pedagogiek = immers van in het begin verplicht geweest om het bestaan en het belang van sociale pedagogiek te verantwoorden = vooral beschrijven wat het niet is = HIER: verder kijken dan die negatieve definitie
Dit heeft geleid tot een genuanceerd debat, rijk aan verschillende theoretische analyses !
2. EEN WERKDEFINITIE: WAAR STAAT SOCIALE PEDAGOGIEK VOOR?
Definitie: sociale en culturele pedagogiek:
Heeft te maken met het ‘sociale’ en het ‘pedagogische’
o sociale en educatieve interventies = gecombineerd om gestalte te geven aan het mens-zijn & het samenleven
Wat maakt het specifiek?o haar engagement om zich letterlijk binnen het sociale of maatschappelijke leven te gaan bewegen
stelt zich telkens opnieuw de vraag wat een zinvol samenleven kan & moet inhouden doet dit via de aanname dat de sociale omstandigheden van de mens beïnvloed (kunnen)
worden door educatie
7
o Richt zich tot groepen & wil oog hebben voor hoe mensen zich tot elkaar verhouden gaat uit van een diversiteit aan: menselijke verhoudingen & groepsverbanden
elk van deze verhoudingen = de mogelijkheid tot educatie bv. een volkshogeschool, jeugdbeweging, jeugdhui
VRAAG 1: WAT MAAKT DE SOCIALE EN CULTURELE PEDAGOGIEK TOT EEN SPECIFIEKE PEDAGOGIEK?
Hoorcollege 1
SOCIALE EN CULTURELE PEDAGOGIEK?
ORGANISATIES:
Kunstvormen: toneel, fotografie = sociaal creatieve organisaties: kunst met kwetsbare groepen: gevangenis, psychiatrie, armoede, migranten
Die mensen kunnen zo tonen hoe ze de wereld en de buurt ervaren aan een gewoon publiek
Bij’De Vieze Gasten: www.deviezegasten.org Cie Tartaren: www.tartaren.be = Leuvense organisatie De Figuranten: www.defiguranten.be Globe Aroma: www.globearoma.be kleinVerhaal: www.kleinverhaal.be
Murga: www.murga.be Tutti Fratelli: www.tuttifratelli.be = Antwerpse organisatie die theater maakt rond verschillende
thema’s zoals armoede en mensen die aan de rand van de samenleving zitten. Unie der Zorgelozen: www.uniederzorgelozen.be Victoria Deluxe: www.victoriadeluxe.be Wit.h: www.vzwwith.org Zinneke: www.zinneke.org
Poster met organisaties van sociaal cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen:
Definitie: verenigingen: lokale groepen die op een bepaald domein gemeenschappelijk zijn + vrijwilligerswerk
8
o Pedagogen helpen hier ook bij om hen samen te brengen en kansen te geven via de overheid Definitie: bewegingen: bepaalt maatsch kwestie heel centraal stellen (bewegingen beogen
maatschappelijke verandering) Vormingsinstellingen:
o wisper muzische vorming + danseno zorgzaam mantelzorg: moeder/ vader + voor kind met beperking
Definitie: volkshogescholen: in Vlaanderen zijn verenigingen zonder winstoogmerk (vzw`s) die door de Vlaamse overheid en soms bijkomend door provincie en gemeente worden gesubsidieerd om in te staan voor de vorming van volwassenen.
Ondersteuningsinstituut:
Samenlevingsopbouw Vlaanderen
Regionale instituten:
Samenlevingsopbouw Antwerpen stad Samenlevingsopbouw Brussel Samenlevingsopbouw Gent Samenlevingsopbouw
Oost-Vlaanderen Samenlevingsopbouw
RIMO Limburg Samenlevingsopbouw
Riso Vlaams-Brabant Samenlevingsopbouw
West-Vlaanderen Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie
= organisatie die inzet om samenleving mogelijk maken focus: buurten met mensen die in armoede leven + migratie achtergrond (sociale uitsluiting)
= klein lokaaltje, opbouwwerkers gaan naar buurten om te kijken wat er nodig is: fietsenstalling, facturen, sociaal-restaurants zien de problemen NIET als INDIVIDUELE PROBLEMEN MAAR ALS STRUCTURELE PROBLEMEN dus gaan als groep een oplossing zoeken
JEUGDWERK
Niet enkel chiro, scouts Voorbeeld: de Ambrassade:
zet de jeugd, het jeugdwerk, jeugdinformatie en het jeugdbeleid op de kaart We versterken de positie van kinderen en jongeren in de samenleving, we dragen bij tot het
geluk en welzijn van alle kinderen en alle jongeren en hebben daardoor een positieve impact op hun levenskwaliteit.
DUS… SOCIALE EN CULTURELE PEDAGOGIEK
Sociale en culturele pedagogiek staat voor veelsoortige praktijken….
9
o Zijn heel divers Soms op een ‘negatieve’ wijze omschreven ‘het is pedagogiek maar geen onderwijs of ortho-pedagogiek’
o Omdat het zo divers is = soms moeilijk om te zeggen waar het wel over gaat Geen welomschreven ‘doelgroep’ (richten zich tot ‘iedereen’ en dus zeker ook tot maatschappelijk
kwetsbare groepen). o Iedereen is dus een doelgroep van zeker 1 vd praktijken
Rijke discussies over focus en eigen aanpak en nood aan theoretische verdiepingo Sociale pedagogiek? Sociale culturele pedagogiek?o Richten naar maatsch kwetsbare groepen
WERKDEFINITIE
Het is een pedagogiek waarin sociale én educatieve interventies gecombineerd worden om vorm of gestalte te geven aan het mens-zijn en het samenleven
• Beweegt zich ‘letterlijk’ binnen het maatschappelijke leven
• ‘Wat is zinvol samen leven’ wordt telkens weer gesteld
• In het zich tot elkaar verhouden, ligt de mogelijkheid tot educatie (erg diverse vormen dragen de mogelijkheid van educatie in zich: bv. in de vorm van een volkshogeschool, in de vorm van een buurthuis, in de vorm van een jeugdbeweging of een jeugdhuis).
LEERSTOF: TEKSTMATERIAAL
teksten die bijdragen aan theorievorming/concepten inzake sociale en culturele pedagogiek teksten waar een empirisch onderzoek wordt gepresenteerd = case presenteren teksten waar eigen aandachtspunten/structuur van een specifiek werkveld centraal staan.
Elke tekst proberen te vatten = wie is die auteur? Wat is de manier van die auteur om om te gaan met kwesties van soc + cult ped
3. KORTE GESCHIEDENIS
= diepgaander inzicht? kijken naar hoe ‘sociaal’ en ‘pedagogiek’ een invulling krijgen! = afh van keuzes doorheen de geschiedenis & doorheen gesch = andere noties van sociale pedagogiek
3.1 GEWORTELD IN DE VERLICHTING
WIE INTRODUCEERDE DE TERM ‘SOCIALE PEDAGOGIEK’ ?
De ‘oorsprong’ van de sociale pedagogiek wordt, afhankelijk van de auteur die de geschiedenis schetst, = verschillend gesitueerd
Toch lijken de meeste auteurs het erover eens te zijn dat de term ‘sociale pedagogiek’ voor het eerst werd gebruikt in de 19de eeuw De sociale pedagogiek is dus een modern fenomeen = ze heeft haar wortels in de ideeën en de idealen van de Verlichting
Eerste vermelding van sociale ped = in Duitsland rond 1850 = bakermat van sociale ped.
De verlichting wordt gekenmerkt door de idealen van:
vrijheid
10
gelijkheid broederlijkheid nadruk op de rede(lijkheid) ideeën van sociale vooruitgang -> vanaf de verlichting begon men te geloven in de maakbaarheid van
de mens en de maatschappij
= deze Verlichtingsidealen droegen bij tot politieke en sociaaleconomische omwentelingen
Enerzijds = de Verlichtingsidealen politiek hun weerslag in processen van democratisering (Amerikaanse en Franse revolutie) macht eerst quasi- volledig bij de koning lag de macht steeds meer naar ‘het’ volk
Anderzijds = de idealen ook gematerialiseerd in de industriële revolutie
Het geloof in sociale vooruitgang = bijdragen aan een ingrijpende, radicale overgang van een traditionele agrarische een geïndustrialiseerde en verstedelijkte maatschappij
o Traditionele agrarische samenleving = kleine, sterk geïntegreerde en uniforme gemeenschappen
o een samenleving die tegelijk ontzettend breed, complex en gefragmenteerd was
MEER INZICHT IN DEZE ONTWIKKELINGEN:
TÖNNIES (1855-1936): GEMEINSCHAFT EN GESELLSCHAFT
o Duitse socioloog o Grote impact op samenlevingo Gemeenschap & Maatschappij = onderscheidde 2 ideaaltypische vormen van samenleven o Zijn analyse is = sociologisch & gaat niet in op het pedagogische
Gemeinschaft = gemeenschap
vorm van samenleven = kenmerkend voor de pre-industriële samenleving Duurzame nabijheid van mensen tot elkaar
o in kleine agrarische gemeenschappen = mensen elkaar als vanzelfsprekend voortdurend tegen & waren ze op elkaar aangewezen
o Mensen = zeer beperkt afh van de mensen die buiten deze kleine gemeenschap & een geringe arbeidsdeling (=iedereen had dus zeer gelijke arbeidstaken & droeg bij aan functioneren vd samenleving)
Emile Durkheim (1858-1917): kenmerken van zo een samenleving:o sterke vormen van mechanische solidariteit = gebaseerd op het
uitoefenen van sociale druko duidelijke groepsregelso morele plicht om voor elkaar te zorgen
een solidariteit die mogelijk = binnen een hechte groep van mensen met gemeenschappelijke wortels & een sterke groepsidentiteit & een duidelijke hiërarchische ordening
Gesellschaft = maatschappij
Door de industrialisatie groeide de differentiatie aan taken die via arbeid konden worden opgenomen & ontstond een samenleving waar elk lid een specifieke arbeidstaak te vervullen had
Zowel de ruimtelijke & de sociale mobiliteit namen toe door industrialisatie
11
Grote aantallen arbeiders = in fabrieken massaproducten fabriceren Van platteland = mannen, vrouwen en kinderen de fabriekssteden = werken
o de sl = zakelijker, complexer, vluchtiger en anoniemer o de onderlinge afhankelijkheden +++
De samenleving = gebaseerd op het idee = iedere persoon = een specifieke taak
o iedereen = sterk afh van de anderen voor het uitbouwen van een eigen leven
ontmoetingen tss mensen van verschillende afkomsten plaats confrontaties & conflicten groeiend besef dat de menselijkheid van andere groepen erkend diende te worden
Emile Durkheim (1858-11917): organische solidariteit = een solidariteit die slechts langzaam en op basis van veel strijd kon ontstaan
o Geleidelijk = voornamelijk in West-Europa = systemen een verlies aan inkomen door ontslag, ziekte, arbeidsongeschiktheid op een collectieve wijze zouden regelen
De industrialisering leidde tot een tal van nieuwe sociale problemen:
Enorme kloof tussen arm en rijk, proletariaat en bourgeoisie Uitsluiting Slechte huisvestiging Kinderarbeid
GEVOLG: de sociale pedagogiek = poging om een antwoord te bieden op deze sociale kwesties
OVERTUIGING: men = mensen helpen om om te gaan met deze nieuwe sociale en politieke uitdagingen
Vertaling van die overtuiging ≠ eenvormig!o Afh van context & samenlevingsprobemeno Afh van positionering tav de waarden ‘vrijheid’, ‘gelijkheid’ en ‘broederlijkheid’ & het
vooruitgangsdenken = groeide basisovertuigingen & wortels uit tot verschillende sociale praktijken!
In de diversiteit aan praktijken die uit deze overtuigingen voortvloeiden, kunnen verschillende visies onderscheiden worden:
Begin 20ste eeuw -> praktijken die zich verbinden met: o volksverheffing en volksontwikkeling:
via educatie= iedereen kan vormen tot redelijke burgers & vrije individuen die hun sociale verantwoordelijkheid opnemen & anderen respecteren
DOEL = niet kunnen lezen, schrijven en rekenen, maar ook = burgers die in staat zijn om een afgewogen, beargumenteerde mening te vormen over onderwerpen
o Een uitgesproken kritische of progressieve invulling van het verlichtingsdenken: burgers bevrijden van maatschappelijke structuren die hen onmondig houden
de uiteindelijke ambitie van deze praktijken = die inzetten op opvoeding en mondigheid = om systemen om te buigen tot rechtvaardige, meer democratische systemen
Op het einde van de 20ste eeuw en aan het begin van de 21ste eeuw:o sommige praktijken = een zoektocht om het Verlichtingsdenken als uitgangspunt van
handelen te verlaten praktijken = postverlichtingsdenken
aan de slag met de toegenomen culturele diversiteit in onze samenleving, vorm geven aan meer duurzame vormen van leven, werken en wonen
12
= praktijken die zich laten uitdagen door maatschappelijke vragen van de 21ste eeuw en hierbij de idee van ‘de’ mens als universeel en eenduidig richtinggevend kader verlaten !!
3.2 EEN THEORETISCHE OORSPRONG IN DUITSLAND
De theorievorming rond sociale pedagogiek heeft haar wortels in Duitsland. Het waren de Duitse pedagogen Karl Mager en Adolf Diesterweg die rond 1850 voor het eerst de term ‘Sozialpädagogik’ hanteerden
2 MANNEN DIE AFZONDERLIJK VAN ELKAAR IN DEZELFDE TIJDSGEEST VERMELDING MAKEN VAN DE SOCIALE PEDAGOGIEK
MAGER (1810 – 1858): ZETTE SOCIALE PEDAGOGIEK AF TEGEN:
de individuele pedagogiek = te sterke focus op educatie van individu staatspedagogiek = een te sterke focus op de integratie van het individu in de
sociale sfeer die door de staat wordt ingesteld Het aanpassen van het individu in de bestaande sociale orde Integreren van mensen in de sociale sfeer (=wat ze belangrijk acht: kennis,
attitudes…) waar die staat (Duitsland) voor staat = normatief + sturen
Sociale pedagogiek = pedagogische theorievorming moest gaan over bemiddeling tussen ‘het individuele’ en ‘het sociale’ & hield dus ook steeds een transformatie in van deze beide polen
Belang van ‘totale opvoeding’: een theorie van de opvoeding tot sociale burgers die in en vanuit vrijheid eigen leven vormgeven = van in begin een poging om aan gewone burgers een kans te geven om te denken over hoe zij de samenleving vorm willen geven = SOCIAAL PEDAGOGIEK
≠ theorie die enkel ging over individuele ontw OF collectief socialiseren De bemiddeling tussen ‘het individuele’ en het ‘sociale’
Aandacht voor pedagogische praktijk die totale opv mogelijk maakte Erziehung= opvoeding is breder dan ‘leren’ en ‘onderwijzen’
DIESTERWEG (1790 – 1866): ANDER ACCENT:
geïnspireerd door Pestalozzi & Rousseau educatie een sociale missie te hebben = bestrijden van armoede & stimuleren van democratie en
gelijkheid (=sociale verbetering)
13
educatie moest bijdragen tot Bildung = goed onderwijs dat moest bijdragen tot de zelfontplooiing van de mens
industrialisering van maatschappij = trekken naar stad veel armoede + ongelijkheid er moet dus een pedagogiek zijn die democratie en gelijkheid stimuleert veel arbeiders = bewust laaggeschoold
DUS = ontwierp een onderwijsprogramma waarin sociale problemen van de arbeiders aan bod kwamen
Idee : alle burgers = gelijk streven naar Volksschule vb: Film Priester Daens denkt hetzelfde in onze streken
‘Volksschule’: onderwijs voor het volk = de geijkte weg om iedereen de kans te geven zichzelf te ontwikkelen het eigen leven te bepalen de eigen situatie te verbeteren = zowel richten op jongeren als volwassen verspreiden & stimuleren van juiste attitudes
pleitte ook voor: een betere positie van de leerkracht de afschaffing van de kinderarbeid minstens 8 jaar verplicht onderwijs voor iedereen
“centralverein für das Wohl der arbeitenden Klassen” :
een vereniging = lezingen organiseerde & zich inzette voor het oprichten van zieken- en pensioenkassen
opgericht door de rijkere bourgeoisie = iets doen aan de condities van het proletariaat
MAAR VAN EEN REVOLUTIE WAS GEEN SPRAKE:
-> de vereniging = toegankelijk voor iedereen, toch bleef het bestuur in handen van de bourgeoisie !! (hoewel Diesterweg eerder in evolutie geloofde) ONDERWIJS VOOR HET VOLK = STERK VERBONDEN MET VOLKSVERHEFFING!!!
Tot op vandaag = veel initiatieven via andere vormen van onderwijs op te richten die het mogelijk maakt voor jongeren en volwassen om het pad dat onderwijs biedt toch mogelijk te maken
Tweede kans onderwijs: wanneer op 18j = geen diploma secundair onderwijs via tweede kans onderwijs: toch diploma
Alfabetiseringsonderwijs/ leerpunten volwassen waarbij lezen/ schrijven / rekenen moeilijk gaat = toch onder te knie krijgen op latere leeftijd = ook migranten om Nederlands onder de knie te krijgen
NATORP (1854-1924): RADICAALSTE VERTEGENWOORDIG VAN DE SOCIALE PEDAGOGIEK, GEMEENSCHAPSVORMING
= peetvader van de sociale pedagogiek, begin 20ste E
Alle pedagogische theorievormingen = rekening houden met de interactie tussen educatieve processen en de samenleving
14
o Wederzijdse betrokkenheid van individu en samenleving Benadrukt het belang van gemeenschapsopvoeding Op theoretisch vlak = de sociale pedagogiek te onderzoeken hoe educatie verbonden was met de
sociale condities waarin mensen leven Centraal = het gebrek aan educatieve kansen in de arbeidsklasse
o Theoretisch begrip van condities en problemen = belangrijko OOK = praktisch handelen! = stimuleren van gewenste sociale & educatieve omstandigheden
Mensen = zelf actief de wereld zouden vorm geven & te maken tot een plaats die waard was om in te leven
o sociale pedagogiek= hiertoe bijdrageno Via sociale pedagogiek = sociale kwesties, de gemeenschap en het gemeenschapsleven
vormgegeven worden
sociale pedagogiek = geen onderdeel maar het is de pedagogiek op zich zelf, er kan geen andere pedagogiek zijn dan gemeenschapspedagogiek = RADICAAL
individu en samenleving zijn altijd op elkaar betrokken + deze wederzijdse betrokkenheid (niet vanzelfsprekend dus verder voeden) wordt gevoed door gemeenschapsopvoeding (= sociale ped)
Mens niet zien als individu maar als iemand die deel uitmaakt van gemeenschap opvoeding is altijd sociaal bepaald en gemeenschap wordt pas mogelijk door opvoeding “zonder opv = geen sprake van gemeenschap, zonder gemeenschap = geen opv” Doelen: opvoeden tot gemeenschap !!
HERMAN NOHL (1879 - 1960):
Focus= op een sociaaleconomische wijze interveniëren in het concrete leven van mensen Overbruggen van de kloof tussen theorie en praktijk Sociale pedagogiek = naast theoretisch concept = OOK bepaalde opvatting van professioneel
handeleno Sociale pedagogiek = vooral sociale hulp!
naar weeskinderen en jeugd zoeken naar initiatieven buiten de sfeer van de familie en de school = slagen er niet
in om een aangepaste opvoeding te geven, vooral over liefde en begri
een educatief proces dat gegrond is in liefde en begrip voor maatschappelijke situatie waar jongeren zich in bevinden
o = oprichting jeugdvolkshogeschool = soort jeugdbeweging o rond 1930 = overgenomen door de Nazi’s
Ze verspreidden er niet enkel hun eigen ideeën misbruikten tevens het gehele sociaalpedagogische gedachtengoed om mensen te
socialiseren in hun totalitaire overtuigingen ☹
= belangrijke inspiratie voor Hitler Jugend = sociale pedagogiek = zwarte bladzijden daarom heeft het in Duitsland even geduurd voor ze het idee van sociale ped opnieuw opnamen
Wanneer het doel van de maatschappelijke transformatie uit het oog verloren wordt, kunnen sociaalpedagogische praktijken immers makkelijk een middel worden voor politieke regimes
15
Vanaf 1960 trachtte men in Duitsland de idee van de sociale pedagogiek als zelfstandige academische discipline in ere te herstellen.
Een nieuwe generatie van progressieve sociale pedagogen (zoals Mollenhauer en Thiersch) = de ideeën van Natorp en Nohl een meer eigentijdse invulling
o beïnvloedt door de Frankfurter Schuleo zagen, net als hun voorgangers sociale pedagogiek = een autonome discipline
Ze haalden echter, in tegenstelling tot hun voorgangers die eerder theoretisch-filosofisch geïnspireerd waren OOK = sterk de banden aan met een sociale en sociologische analyse van de samenleving
Bovendien keken ze niet primair naar onderwijs, maar dachten vooral na over educatie buiten formele instellingen
KLAUS MOLLENHAUER: 1928-1998: EMANCIPATORISCHE PRAKTIJK:
een kritische analyse van de samenleving = een belangrijke taak van de sociale pedagogiek De ontwikkeling van de industriële consumptiemaatschappij in 1960 had een kloof doen ontstaan
tussen:o enerzijds een pedagogiek die gezin en school nog altijd als dé opvoedingskernen bij
uitstek zag o anderzijds een samenleving die veel meer invloeden omvatte dan deze twee
opvoedingskernen Wil het pedagogisch denken radicaal de-institutionaliseren pedagogische interventies = diende
niet langer meer gericht te zijn op het realiseren van institutionele doelstellingen doelstellingen die door hulpverleners worden bedacht
Lebenswelt = leefwereld:o de manier waarop mensen problemen & gebeurtenissen in hun leven tegemoet treden &
daar dus ook zelf antwoorden of oplossingen trachten voor te zoekeno vaardigheden = verschillend van het denken en handelen van professionals
Pedagogische interventies = bouwen op de talloze momenten van ‘deskundigheid’ van mensen zelf
o daarin demonstreren de mensen zelf hoe ze hun leven trachten uit te bouwen o wat ze hierbij belangrijk vinden =de leefwereld van de mensen zelfo GEVOLG: rechtvaardigheid en gelijkheid treden naar voren
Op die manier = een bottom-up sociaal beleid vorm krijgen Pedagogische interventies & sociaal beleid = in elkaars verlengde Sociaal-pedagogen = zich actief te engageren om dat sociaal beleid mee vorm te geven
Sommigen = kritiek deze invulling = gemakkelijk uit het oog verliezen ten gunste van de sociaal-politieke doelstellingen
HANS THIERSCH: 1935: LEEFWERELDGERICHT DENKEN
Beschouwd als een van dé vertegenwoordigers van de kritische sociale pedagogiek Bekijkt de sociale pedagogiek meer vanuit een sociaal werkperspectief
o Na WO II = sociaal werk: repressieve, disciplinaire en administratieve vorm
16
Focus op professionalisering & uitbouw gespecialiseerde diensten = conservatief & autoritair karakter
Lebensweltorientierung (Jürgen Habernas) = leefwereldgericht werken o bekritiseerd de dominante, institutionele vorm van hulpverlenen
hulpverleners = hun eigen diagnoses en omschrijving van problemen opleggen doen geen recht aan de complexe werkelijkheid waarin mensen zich bevinden,
MAAR interpreteren het probleem vanuit een eigen theorie (bv. een hulpverlener die sterk gericht is op welzijn, zal het probleem enkel bekijken met de “welzijns”bril) of vanuit een bepaalde institutionele structuur (bv. vertrekkend vanuit de vraag welke organisatie of dienst deze persoon kan helpen)
o hierin = sociaal werkers & sociaal pedagogen = ‘alledaagse’ = centraal! Vertrekken van manier waarop mensen zelf naar problemen kijken In leven onderdompelen & in complexe werkelijkheid, relaties en zorgen van die
mensen met wie ze werken Stimuleren om mensen kritisch te laten nadenken over hun huidige situatie
Nadenken over sociale oorzaken van hun problemen & zo zoeken naar dingen die bijdragen tot een beter leven
Mens = wisselwerking met omgeving = voortdurend Zoekt naar manieren om leven op een zinvolle manier op te bouwen
SOMS = hulp van buitenaf leefgerichtwerk nodig= samen zoeken naar een reconstructie van die leefwereld = dynamische & complexe relatie tss persoon en samenleving naar boven
= hulp aan het individu verbinden met politieke actie “hoe kan sociale rechtvaardigheid mogelijk gemaakt worden” !! ipv problemen waarrond ze willen werken = beter begrijpen koloniseren ze de problemen & alledaagse leven van mensen met wie ze willen werken
VERSCHILLENDE FASES BINNEN LEEFWERELDGERICHT WERKEN:
1) de situatie wordt geanalyseerd
(2) een schematische oplossing wordt ontworpen met het oog op het creëren van nieuwe perspectieven
(3) de oplossing wordt stap voor stap gerealiseerd, beoordeeld en aangepast.
Deze fasering mag niet begrepen worden als een welomschreven stappenplan de handelingen in deze fases van leefwereldgericht werken steeds als ‘onzeker’ en ‘met een open einde‘ opgevat moeten worden
De sociaalpedagogische praktijk heeft immers betrekking op interacties tussen mensen en deze kunnen niet gepland of vertaald worden in welomschreven, op voorhand vastgelegde resultaten
OSKAR NEGT (1934) : EXEMPLARISCH ERVARINGSLERENo Maakte deel uit van Frankfurt Schule & schreef: Sociologische fantasie & exemplarisch lereno Herstructurering en verandering in West-Duitsland door sociale veranderingen in j60
Van industriële naar diensteneconomie
17
Discussie of het voor Duitse vakbonden en arbeidersklasse nog mogelijk was om de veranderende samenleving mee vorm te geven
o In deze context = theoretische onderbouwing voor zijn exemplarisch leren ontwikkeldo Had ervaring in vormingswerk van Duitse vakbondsbeweging
o Ervaringen van leerlingen koppelen aan politieke en maatschappelijke analyses (hier: arbeiders)o Leren vertrekt vanuit ervaringen die exemplarisch zijn = voorbeeld ervaringeno Samen met anderen leren
Ervaring = exemplarisch als ze gaat over: De individuele ervaring van de arbeider Sociale condities waaronder deze ervaring tot stand kwam
De aanname dat arbeiders zelf in staat zijn om de maatschappelijke omstandigheden die hun leven mee vorm geven te analyseren, te interpreteren, te verklaren en ook strategieën te ontwikkelen om de situatie te veranderen dagelijkse ervaringen verbinden met maatschappelijke analyse= kunnen zo ontdekken welke sociale, economische en politieke processen = die ervaring mee vormgeven!
Exemplarische inzichten = vanuit de ervaring van de lerenden zelf Ervaring = belangrijk aanknopingspunt om te leren & deze inzichten kunnen leiden tot actie De kennis die uit deze reflectie voortkwam = niet op zich maar werd gebruikt/toegepast om de eigen
praktijk ook te veranderen
Een zelfregulerend proces:
Sociaal proces : sterk afg van communicatie, uitwisseling & wederzijds begrip
= samen bepaald wat de focus zou zijn en hoe men de noodzakelijke kennis waarop men reflecteerde zou verzamelen gaat niet om een zuiver individueel & cognitief proces
Holistisch leerconcept
richtte zich op subjectieve ervaringen die een groep van mensen gemeenschappelijk hebben & benaderde deze ervaringen in al zijn cognitieve, sociale en emotionele dimensies. = hoe leeft de subjectieve ervaring in de groep = hoe nagaan vanuit gemeenschappelijkheid actie + reflectie stimuleren
TONKO TEN HAVE (1906-1975): VERANDERKUNDEo Nog steeds verwarring rond de term ‘sociale pedagogiek’
o Dus verdere uitwerking in jaren 60o Meest belangrijke theoreticus vd agogische wetenschap in de jaren 60 &70 (in Ned)o Bouwde verder op werk Duitse collega’s
Vooral inspiratie: door theorieën van geplande sociale verandering & groepsdynamica = in VS
‘sociale opvoeding’ = inspiratie merkte de verwarring op!o Sociale pedagogiek gebruikt om processen met zowel kinderen, volwassenen, ouders, als groepen
te beschrijven Zetten zich hier vanaf = een historisch gegroeide situatie ☹
Pleit voor:o Zuiverheid in terminologieo Pedagogiek = bestemd voor het individuele werk met het kind
o Sociale pedagogiek = strikt genomen over sociale opvoeding van het kind
18
o Pedagogie, andragogie, gerontologie = afhankelijk van de doelgroep (kinderen, volwassenen of bejaarden) & afhankelijk vd keuze voor individueel of sociaal/ collectief werk Veranderkunde = overkoepelende term voor wetenschappelijke studie over deze praktijkvormen
o De ontwikkeling hiervan = in jaren 70 in Nederland & Vlaanderen erg populair!o Bracht verschillende soorten jeugd-en volwassenenwerk onder 1 parapluo Na jaren 70 = --- aantrekkingskracht
3.3 ANDERE INSPIRERENDE DENKERS
Duitsland = een sterke traditie in theorievorming rond sociale pedagogiek is er een levendige academische discipline & zoeken naar aansluiting bij hedendaagse nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen
Die academische zoektocht gaat samen met een sociaalpedagogische beroepsopleiding & een bruisende sociaal pedagogische praktijk
Maar sociaal-pedagogische denkers = niet alleen Duits!!!
OOK hierbuiten = veel praktijkmedewerkers & theoretici
Praktijkmedewerkers? o = hebben een praktijk uitgewerkt & hebben die theoretisch onderbouwdo Verwezen niet expliciet naar sociale pedagogie = TOCH vertrokken vanuit veronderstelling
dat eductaie = belangrijke bijdrage aan het veranderen van de samenleving
NIKOLAY FREDERIK SEVERIN GRUNDTVIG (1783-1872): SCHOOL FOR LIFE
Liet een enorm oevre na o Niet alleen indruk nagelaten op Deense samenleving & staatsstructuuro Teksten over educatie = intellectuele basis voor wereldwijde volksschoolbeweging
Intellectuele vader van Westerse volwassenonderwijs Leefde in beginnende democratie = ook Denemarken = belangrijke stappen richting democratie
o Verschillende wetten = opgeheven & toegevoegdo Onderwijs = verplicht o Adviesraden ingericht = waar volk hun stem kon laten klinken Grundtvig zag potentieel
Zou enkel lukken als volk voldoende geschoold was Schreef zijn plannen neer vanuit bekommernis om ‘de stem van het volk’
Volks(hoge)school/ school voor het leven = bedacht door hemo “waar alles zou gaan over de Koning, het Volk, het Land en de Moedertaal, en waar zangers
[de leerkrachten] de Koning en het Land zouden bezingen in woorden die ze bij het volk zouden halen”
o Zou bijdragen aan de stem van het volk die vruchtbaar zou zijn Zette zich sterk af tegen een aantal dominante tendensen
o wetenschap interpretatie = staat los van maatsch realiteit = machteloos & betekenisloos Wetenschappelijke kennis = volgens hem niet enkel het strikt kenbare opzoeken,
maar eigenlijk vooral “levende ideeën en kennis die gaat over gedeelde bestemming van verlichting in het menselijke leven”
Wetenschappelijke kennis en populair leveno Met elkaar verbindeno Anders verliest wetenschap haar spirituele dimensie & vervalt het populair leren in
oppervlakkigheid
19
Tegen Latijnse grammatica scholen = ‘scholen van de dood’, zijn levensloos & latijnse cultuur = flauwe kopie van het Griekse
o Te veel gericht op noteren, schrijven en examens ☹o maar spreken met elkaar om door te dringen Deense cultuur: spreek-taal = via spreken
kennis verwerven
DOEL VAN DE VOLKSEDUCATIE:= Livsoplysning: inzicht krijgen in eigen leven enkel bereikt worden via een levendig proces van wederzijds lesgeven en levende interactie
Onderwijs = geen instructie of beroepsopleidng MAAR = een verlichting vh individu dat zich verbonden weet met de hele mensheid en de natie en die het mogelijk maakt op een andere & betere manier wordt nagedacht over sociale relatie
Een individu dat zich verbonden weet met de bredere mensheid en dit over verleden, heden en toekomst heen
Grundtvig was zich hierbij erg bewust van de spanning tussen het individu en het sociale die het doel van ‘Livsoplysning’ met zich meebrengt = INZICHT KRIJGEN IN HET EIGEN LEVEN
Als educatie gericht = op het zelfbewuste individu (zij het binnen een duidelijke sociale cohesie) = reëel risico dat de nadruk in de praktijk sterker op het individu komt te liggen en dat de gemeenschap uit het oog verloren wordt
Kan enkel bereikt worden via levendig proces van wederzijds lesgeven & levende interactieo Leerkracht = samen met studenten leren in een soort kameraadschapo Leren vertrekt vanuit gelijkenisseno Leren = enkel mogelijk groot respect voor levenservaring van beide partijen
Volksscholen = residentiële scholen leerkrachten & leerlingen = aantal maanden samenleven & werken
o Organisatie & bestuur = opgenomen door leerlingen en leerkrachten Leerlingen = oefenen in studentenraar : zelfbestuur & voorbereid op participatie in
politieke adviesraden WAT OP SCHOOL GEBEURDE = MOEST OOK REVELANT ZIJN VOOR DE STUDENTEN;
MEEBEPALEN WAAROVER ZE HET WILLEN HEBBEN
Noorse en Scandinavische mythologie in plaats van lege, dode en steriele Latijnse cultuur
= kennis maken met rijkdom & kracht van hun eigen:
levende moedertaal de nationale geschiedenis grondwettelijke kader geografie wetenschap literatuur praten over kwesties die Deense gemeenschap & samenleving aanbelangden
METHODE:
Nadruk op conversatie en mondelinge communicatie nota’s nemen = afgeraden & geen examens belang van orale en levende interactie!
20
Bv: leerling die klaagt dat hij het niet kan onthouden als hij niets opschrijft reactie van Christen Kold: je moet je geen zorgen maken, moest het over ‘dode’ kennis gaan was het wel erg maar nu luister ja naar mij met plezier en dan wanneer je het nodig hebt zal het vanzelf wel weer naar boven komen
levende interactie & levende woord (orale en de orale, lokale cultuur) = centraal
volkshogenscholen opgericht in landelijke gebieden van Denemarken = voor jonge mannen en vrouwen mensen die al een professionele activiteit hadden
GRUNDTVIG ALS…
protestantse bisschop = geïnspireerd oor christelijke-protestantse ideeën MAAR = in zijn latere werk = humanist
o Eerste instantie = menso Tweede instantie = christen christelijk zijn is niet aanhangen aan een geloof maar de ander
kunnen zien als goddelijke schepping Ook aanhangers van andere overtuigingen = ‘christelijk perspectief’ op de
medemens Catechetisch onderwijs = niet voor op school behoorde tot domein vd kerk
Nationalist = door de nadruk op het Scandinavische erfgoed, de Deense moedertaal en nationale cultuur
o = FOUT ‘Folkelighed’= volksheid wijst op een gemeenschapsleven waarin iedereen een plaats krijgt
o Niet de nadruk op een gemeenschap die iedereen uitsluit = nationalismeo Nadruk = gedeeld menszijno TOCH = eerst eigen cultuur leren kennen zonder kennis over eigen culturele identiteit =
andere culturen ook niet begrijpen/ respecteren
MAAR TOCH = zijn visie op educatie = gevestigd in christelijk-theologische overwegingen
Denk aan conceptualisering van zijn idee ‘levende interactie’ is een geseculariseerde interpretatie van een theologisch begrip
o Staat centraal in sacrament van de eucharistie term die Jezus gebruikte bij het laatste avondmaal
Grundtvig-programma = uitgevoerd en vertaald naar concrete volksscholeno Eerste volksschool = geleid & georganiseerd door Christen Kolf
Grundtvig zelf = intellectueel heel actief maar bleef op de zijlijn in praktische uitwerking
Volksscholen = enorme groei eerst Deense platteland, later ook Duitsland & uiteindelijk wereldwijd
In Vlaanderen = populair in het kader van de Vlaamse ontvoogdingssrokf Ook in ontwikkelingslanden = Tanzania
Noord-Amerika = Highlander Folk Schoolo Hier gingen Martin Luther King & Rosa Parks (als kleurling voorraan in bus gaan zitten)
21
o Cruciale rol in burgerrechten beweging van jaren 50-60
Vader van Volkshogescholen (7 in Vlaanderen): allerlei cursussen volgen in de vrije tijd geen diploma halen maar puur uit interesse (bij volwassenen) om daar met anderen over te spreken & Bestaat nog in Scandinavische landen vooral voor jongeren die nog niet weten wat ze willen studeren = over dingen bijleren (18-20j)
Grote impact op volwassenenonderwijs daarom: Europese Commissie = zijn naam in de titel voor haar programma rond levenslang & levensbreed leren
PAULO FREIRE (1921-1988): PEDAGOGIE VAN DE ONDERDRUKTEN
= was een Braziliaans sociaal pedagoog, hoogleraar & minister van onderwijs
‘revolutionaire’ alfabetiseringsmethode voor volwassenen = impact in eigen land groot succes!!
Was zo emanciperend dat hij beschuldigd werd een subversieve kracht te zijn die het volk de regering opzette
o Werd gevangen genomen & verbannen Grote invloed op:
o Volwassenonderwijso Ontwikkelingswerk in 3de wereldlandeno Alfabetiseringswerk
Inspiratie uit: Weber, Hegel, Fromm, Althusser en Satre ook de bevrijdingstheologie kritiek op bestaande, koloniserende Braziliaanse onderwijssysteem
o Cultuur van zwijgen & zo de bestaande machtsverhouding tussen onderdrukten en onderdrukkers behield (depositaire educatie)
ZIJN ALTERNATIEF: PROBLEMATISERENDE OPVOEDING
= wil men tot emancipatie komen dan moet het onderwijs leerling niet ‘voederen’, MAAR samen met hem problematiseren, reflecteren, ageren en dialogeren
PEDAGOGIE DER ONDERDRUKTEN
= beschrijft zijn alternatieve methode werkt emanciperend & benadrukt ideaal van de bevrijding en humanisering van onderdrukten én onderdrukkers
Vertrekpunt: vaststelling dat de samenleving waarin hij leeft, gekenmerkt w door een onrechtvaardige tegenstelling tss onderdrukkers en onderdrukten, die vrijheid onmogelijk maakt en dehumaniserend is voor zowel onderdrukten als onderdrukkers
Cultuur van het zwijgen
het fenomeen waarbij onderdrukten zich het objectiverende bewustzijn van de onderdrukkers eigen maken gaan zichzelf zien zoals de onderdrukkers hen ‘objectief’ zien (vb. lui, dom) lijkt ofdat de gegeven situatie onveranderlijk is (passiviteit, fatalisme) en als er al frustratie of agressie is =
ten nadele van andere onderdrukteno Houdt die onrechtvaardige sociale en politieke orde in stand ☹
Depositaire onderwijs (of de depositaire opvoeding) = een mechanisch proces van overdracht waarbij de leerkracht, die wetend is, de onwetende, passieve leerling ‘vult’
Draagt bij aan cultuur van het zwijgen proces van overdracht van inhoud die statisch is
22
stimuleert de lln niet tot creativiteit of kritisch bewust zijno MAAR duwt hen verder in een situatie van passiviteit en lichtgelovigheid
Kloof tussen mens en wereld: “de mens is alleen in de wereld, maar niet met de wereld of met anderen” Leerkracht bepaalt hoe deze wereld in de lln intreedt Leerkracht maakt wereld los vh bewustzijn vd llnen en doodt zo de intentionaliteit van dienst bewustzijn
o Ontkende de historische roeping van ieder mens tot humanisering & bevestigt zij de onderdrukking
Problematiserend onderwijs (alternatief) gaat uit van een andere visie op mens en wereld
De mens is met de wereld en met anderen Hij leert niet doordat hij als een container gevuld wordt
o maar doordat hij met anderen communiceert brengt dus communicatie tot stand rond een herkenbaar object dat bemiddelt tussen leerkrachten-
leerlingen en leerlingen-leerkrachten o stimuleert zo “op de werkelijkheid gerichte reflectie en actie”o Lln≠ containers MAAR mede-onderzoekers
Dialoog = centraal: het betreft een ontmoeting die gemeenschappelijke actie en reflectie, van leerkrachten en leerlingen, mogelijk maakt
o Via deze dialoog, kan de cultuur van het zwijgen doorbroken worden & kunnen de onderdrukten, en in tweede instantie ook de onderdrukkers, zichzelf bevrijden
PEDAGOGIE V. FREIRE RADICALE PEDAGOGIE
Beschrijft pedagogie die de transformatie vh individu en uiteindelijk vd maatschappelijke orde beoogto Wil niet zeggen dat hij wist hoe die andere orde er moest uitzien op voorhando Denken gaat niet uit van ‘de cirkel van zekerheid’o Het is geen denken dat de geschiedenis als bezit behandelt of dat losstaat van de strijd van
mensen Denken dat radicaal verbonden is met handelen
JOHN DEWEY (1859-1952)= Amerikaanse filosoof gedachtengoed = erg belangrijk voor (sociale) pedagogiek, psychologie en de politieke filosofie
= was een academische duizendpoot:
schreef veel boeken en artikels over verschillende onderwerpen eigen laboratorium school: hier onderzocht hij pedagogische praktijken en ideeën
o experimenteerde er met het vormen projectmatig leren: wou lln laten leren door ZELF te ervaren, te ontdekken en te doen
was ook verbonden aan het Hull House & gaf er les
MEEST RELEVANT VOOR SOCIALE PEDAGOGIEK:
Pragmatisme
23
Zette zich af tgn de klassieke opvatting dat de mens eerst theorie dient te verwerven en pas daarna obv de theorie tot handelen kan komen
Stelde dat handelen en kennis, praktijk en theorie intrinsiek verbonden zijn beide gaan uit van een verband met de wereld
o Mens staat niet los van de wereld, door zijn handelen en kennen is de mens hiermee verbonden Ervaring = centraal begrip laat de mens toe om dieper tot de werkelijkheid door te dringen
o dualistische theorieën = menselijke ervaring is een gegeven dat de waarheid verbergt Mens = wezen dat ervaart, handelt en bepaalde overtuigingen en ideeën heeft
o Door zijn ervaringen = opmerken dat zijn handelingen & kennen niet op elkaar zijn afgestemd Adhv voortdurend proces v ervaringen bevragen, handelen en overtuigingen bijstellen,
komt de mens tot een grotere kennis van en inzicht in de werkelijkheid (waarvan hij deel uitmaakt & mee verbonden is)
Deze pragmatische opvatting = sterk verbonden met zij ideeën over leren door ervaring
Wederkerige relatie tss democratie en opvoeding !!
Mensen = niet als individu geboren Mens = van nature een sociaal wezen dat zijn eigen individualiteit ontleent aan de gemeenschap
o Mens groeit uit tot ‘ik’ doordat hij ingebed is in een groep en met anderen interreageert Hij verbond democratie en opvoeding met elkaar
o Democratie is meer dan een staatsvorm “Democratie is een vorm van samenleven, van gezamenlijke op communicatie
gebaseerde ervaring. Democratie functioneert daarbij als de omgeving waarin zowel voor het individu als voor de samenleving de meest optimale coördinatie van sociale en individuele factoren tot stand kan komen. De relatie tussen democratie en opvoeding geldt echter ook in de andere richting. Opvoeding is… een middel om het democratische gehalte van een samenleving in stand te houden dan wel te vergroten”
School: een plaats waarin lln het democratisch samenleven oefenen School: mini-mtpij waarin lln oefenen samenwerken, communiceren…
JANE ADAMS (1860-1935)
1931 = nobel prijs voor de vrede (als eerste vrouw) Grondvesten van sociaal werk + educatief werk bij ons in opbouw + samenopbouwswerk
“These groups which are called settlements have naturally sought the spots where the dearth of this applied knowledge was most obvious, the depressed quarter of the great cities. They gravitate to these spots, not with the object of finding clinical material, not to found ‘sociological laboratories”, not, indeed, with the analytical motive at all, but rather in a reaction from that motive, with a desire to use synthetically and directly whatever knowledge, they, as a group, may possess, to test its validity and to discover the conditions under which this knowledge may be employed” (Jane Addams, 1899, p. 35).
via educatief werk een nieuwe samenleving opbouwen + zicht houden op maatsch probl = maakte deel uit van sociale nederzettingen kiezen ervoor om te wonen + werken op een plek
waar heel wat vragen worden gesteld: in een huis samen in interactie + gesprek zoeken naar wat hen kan helpen om maatsch condities te verbeteren
Oprichtster van Hull House = sociaal huis in Chicago met Ellen Gatses Star opgericht voor arbeiders die in een uitbuitend sweating systeem werken
24
Inspiratie = Toynbee Hall idee dat mensen verbonden aan de universiteit tussen de armen moesten gaan wonen om daar met hen te ijveren voor een beter lokaal bestuur en te streven naar een breder sociaal en intellectueel leven = ‘university extensions’ in het verlengde van de universiteit
Vanuit antwoorden op noden uit de buurt = projecten zoals: theater, jeugdrechtbank, speeltuin, publieke keuken, publiek zwembad…& cursussen voor volwassenen, nieuwe wetten rond kinderarbeid, verzamelen van demografische gegevens ( Hull House Maps & Papers)
Goed voorbeeld van hoe sociaalwerk van onderuit, door zelf grondige analyses te maken, mede het sociaal beleid kan bepalen
Een vd pioniers van samenlevingsopbouw & buurtwerking Sterk geïnspireerd door pragmatisme belang van kennis = toepasbaarheid & bruikbaarheid
o Deze settlements = plaatsen waar kennis ingezet wordt voor en verbonden wordt met vragen in de samenleving
o Centrale missie = concreet aanwenden van kennis Settlers moesten trekken naar plaatsen waar een gebrek was aan toegepaste kennis = bv
daar waar armen & gemarginaliseerden woonden = NIET kennis importeren, testen of verspreiden MAAR = kennis die al aanwezig was in de
buurt samen te brengen, te ontw en toe te passen
Sociale nederzettingen (social settlements)= wereldwijde beweging van mensen die besloten om in steden tussen arme, gemarginaliseerde groepen te gaan wonen
Problemen waar mensen mee te maken hebben zijn niet in eerste instantie individuele problemen, maar problemen die te maken hebben met de samenleving
Samen zoeken naar oplossingen
Sympathetic knowledge (meelevende kennis) = basisidee achter Hull House
Door een fysieke locatie, een huis, aan te bieden kunnen mensen met verschillende achtergronden met elkaar in contact komen.
Door met elkaar te praten, te dansen, te feesten, te sporten, … wordt ‘sympathetic knowledge’ oftewel ‘sociaal meelevende kennis’ opgebouwd.
De afstand tussen mensen wordt op die manier verkleind omdat de zogenaamde ‘abstracte’ ander een concrete persoon wordt. Door de andere beter te leren kennen, worden eigen ervaringen en inzichten bijgesteld en aangepast. Door de andere beter te begrijpen, en empathie te ontwikkelen, zullen mensen ook op een meer positieve of constructieve manier met elkaar om kunnen gaan.
“Lateral progress” (laterale, zijdelingse vooruitgang)
Vooruitgang vindt enkel plaats als er vooruitgang is voor allen. Vooruitgang voor enkelingen leidt niet tot werkelijke vooruitgang.
Vooruitgang kan enkel het resultaat zijn van democratische processen. Vooruitgang kan dus niet top-down opgedrongen worden of ook niet enkel gebaseerd zijn op principes
vb. vrouwenbeweging (grondlegger) en vakbondswerk
25
SOCIALE PEDAGOGIEK = NIET ENKEL HET PEDAGOGISCHE OOK HET SOCIALE EN POLITIEKE WERKVELD
in de geschiedenis = sociale pedagogiek interesse voor economische o uitgesproken voorbeeld = Canadese Antigonish beweging uit eerste helft 20ste E
volwassenvorming = middel tot verbetering van sociale en economische organisatie dmv publieke vergaderingen & lokale studiegroepen
sterktes & zwaktes van de gemeenschap in kaart brengen = die analyses = vaak leiden tot oprichting van coöperatieven
koppelen aan heel wat praktijken vandaag de dag die een opleving hebben Een coöperatie is "... een autonome organisatie van personen die zich
vrijwillig verenigen om hun gemeenschappelijke economische, sociale en culturele behoeften en ambities te behartigen door middel van een onderneming waarvan ze samen eigenaar zijn en die ze democratisch controleren" (ICA-definitie).
o niet enkel in Canada = ook in Europa = volksverheffing + volksontwikkeling = nauw samenhangen met oprichting van coöperaties & volksbanken
o ook in Latijns-Amerika = in j70 = inspiratie Freire = verschillende soorten coöperatieve bewegingen
VANDAAG = hernieuwde interesse in het economische binnen de sociale pedagogieko Praktijken rond:
Social profit Repair cafés Community supported agriculture Aandacht voor de commons & peer to peer in de theorievorming
Repair-café: veel dingen zijn zo gemaakt om stuk te gaan
o Economische markt: alle belang bij dat we dingen niet herstellen maar nieuwe dingen kopen
o Dus halt aan roepen + dingen samen repareren kosteloos: ze doen het graag en omdat ze het belangrijk vinden dat de economie van consumptiegoederen stopt en de afvalberg kleiner wordt
CSA boerderijen: landbouwers die mensen in een bepaalde straal vragen of ze geen geld willen storten in hun bedrijf en in ruil daarvan krijgen ze een pakket voedsel + soms ook mee oogsten
o 1 landbouwer + netwerk van consumenten om op lokaal niveau producten te produceren = ook vervoer
o Voedselproductie die zeer globaal + kapitaalintensief geworden is = doorbreken
Zie leesseminarie 2
26
OOK = BEDRIJFSLEVEN IN DE 20STE EEUW GEINSPIREERD DOOR EEN AANTAL SOCIAALPEDAGOGISCHE DENKERS SPRAKEN IN HUN WERK OVER LEREN IN GROEPEN & ORGANISATIES
MARY PARKER FOLLET (1838-1933)
= vandaag voornamelijk geciteerd in werken over management, organisationeel leren en organisatiestudies
MAAR oorspronkelijk = haar ideeën een reflectie op praktijken van informeel leren (binnen groepen en gemeenschappen)
was actief in Roxby Neighbourhood House = een buurt in Boston die gekenmerkt werd door een grote diversiteit
Later = voorvechter van het oprichten van gemeenschapscentra in publieke scholeno Via deze gemeenschapscentra = mensen van verschillende afkomst namelijk bijeengebracht
worden, om een ruimte te scheppen ‘for overcoming civic apathy, further mutual understanding among groups, and
creating a local framework for the integration of churches, trade associations, lodges and youth groups’ (Quandt 1970, p. 39 in Infed.org, 2016).
schreef, op basis van haar ervaringen met deze gemeenschapscentra = een aantal reflecties neer over de relatie tussen individu, groep, gemeenschap en het politieke
o Ook hertaalde ze deze inzichten over de werking van groepen en gemeenschappen, in een aantal reflecties over bedrijfsvoering, management, organisationeel leren en teamwerking.
Net als Jane Addams = geloofde in het belang van diversiteit en verschilo Diversiteit samenleving sterker maken en verrijken
verschillen genegeerd ? = kunnen deze bovendien diezelfde samenleving aantastenDAAROM:
mensen = elkaar, doorheen de verschillen, leren kennen Door met elkaar te communiceren & met elkaar te interageren = mensen
daadwerkelijk leren, in het ontwikkelen van een grotere creativiteit
Zo = ook een specifiek begrip van democratie geïntroduceerd: “To be a democrat is not to decide on a certain form of human association, it is to learn how to live with other men… The group process contains the secret of collective life, it is the key to democracy, it is the master lesson for every individual to learn, it is our chief hope for the political, the social, the international life of the future” (Follett 1918, p. 22-23 in infed.org, 2016).
Democratisch burgerschap = voornamelijk geleerd in groepen, verenigingen en associaties met anderen
Wat is macht?
macht = niet enkel een substantie iets waarover een bepaalde actor beschikt & iets dat deze actor over een andere actor uitoefent (power over)
ook als een kracht die mensen door samen te handelen, kunnen verwerven (power with)
De vraag ‘hoe samen macht ontwikkelen?’ = de centrale vraag in sociale relaties:
“What is the central problem of social relations? It is the question of power… But our task is not to learn where to place power; it is how to develop power. We frequently hear nowadays of ‘transferring power as the panacea for all our ills. Genuine power can only be grown, it will slip from every arbitrary hand that grasps it; for genuine power is not coercive control, but coactive control. Coercive power is the curse of the universe; coactive power, the enrichment and advancement of every human soul.”
(Follett, 1924, p. xii-xiii in Infed,org, 2016)
27
RAYMOND WILLIAMS (1921-1988): PUBLIEKE PEDAGOGIE
Uitvinder interdisciplinaire veld ‘culturele studies’ wordt zelden herdacht als educatief denker MAAR zijn werk = indirect veel ideeën voortgebracht die sociaalpedagogisch denken en doen hebben geïnspireerd
Educatie = middel
(1) om mensen, van alle leeftijden, onder te dompelen in een gemeenschappelijke cultuur (2) om deze cultuur net te verfijnen obv de individuele ervaringen van de participanten
Volwasseneneducatie:
bood volgens hem unieke kans om de sociale hiërarchie die door andere vormen van educatie gecreëerd werd, ongedaan te maken
Via volwasseneneducatie konden volwassenen namelijk in contact komen met andere (types) mensen, met wie ze anders wellicht niet zouden interageren
o Zo gaf het de mogelijkheid om bijvoorbeeld een fabrieksarbeider met een dokter in gesprek te laten treden over filosofie
Educatie = nauw betrokken bij het uitbouwen van een democratische samenlevingo iedereen die betrokken is bij dit proces, inclusief de ‘vormingswerker of lesgever’, gevormd
moet wordeno Lesgevers en studenten ontmoetten elkaar als gelijken ° proces van democratisch leren
Publieke pedagogie:
= pedagogische benadering die zich richt op educatieve processen en praktijken buiten het formele schoolsysteem (zoals kerken, bibs, musea, jeugdwerkingen, onderzoeksinstituten, vrijwilligers organisaties, militaire organisaties etc.)
Er schuilde hierin een groot democratisch potentieel dwz een potentieel om sociale veranderingen teweeg te brengen = tegenhangen van commercialisering
William verbindt het belang van nieuwe communicatiemiddelen met deze notie van publieke pedagogie
Moderne massamedia (bv.: massamedia: tv, radio, film) educatieve bronnen die het democratisch gehalte van pedagogische praktijken kunnen vergroten
o Dit is evenwel niet gegarandeerd, er is geen absoluut verband = gezien bv de gevaren van ongelijke toegang tot deze nieuwe informatieproductie
Bv.: commercialisering vd drukperso Gedachte achter de drukpers = oorspronkelijk educatief (vormen van opinies & verspreiden
van ideeën) o MAAR door de opkomst van de massareclame drukpers = medium waarin een slechte
keuze aan feiten en opinies domineren Heeft het vormen van een geïnformeerde kritische bevolking ook vaak gehinderd
Handbook of public pedagogy = hoe verschillende dingen pedagogiek kunnen worden
28
4. GEZAMENLIJKE KWESTIES EN UITDAGINGEN
Diverse figuren & praktijken in loop van 19de en 20ste E = sociale pedagogiek zeer verschillend geïnterpreteerd en vormgegeven TOCH een aantal belangrijke centrale thema’s of centrale kernvragen
4.1 SPANNING ADAPTATIE – TRANSFORMATIE
sociaal pedagoog werkt steeds rond maatschappelijke uitdagingen, is op erg diverse plekken actief… & = ook steeds nadenken over welke positie hij daar wil innemen
leerkracht of orthopedagoog pedagogisch = bepaalde welomschreven, min of meer vastliggende, context - en zijn positie hierdoor ook min of meer omlijnd is sociaal pedagoog = vaak minder het geval
Geconfronteerd met steeds nieuwe sociale uitdagingen & veranderende contexten = steeds opnieuw:
o bepalen hoe hij zal handeleno hoe hij zich verhoudt tegenover de maatschappelijke vragen die naar voren tredeno welk soort van educatieve praktijk hij tot stand wil brengen
Deze keuzes hangen af van:
de context en de uitdagingen waarrond wordt gewerkt ook van de expliciete keuze van sociaal pedagogen om bijvoorbeeld in te zetten op waarden zoals:
o emancipatie, solidariteit, burgerparticipatie, duurzame ontwikkeling
Grosso modo kunnen we, geïnspireerd door Hämäläinen (2012) en Eriksson (2014), 3 ideaaltypische posities onderscheiden:
1: FOCUS: OP HET WERKEN OP HET NIVEAU VAN DE EDUCANDUS Sociaal pedagogische interventie gericht ‘versterkten’ van bv mensen in armoede
o Sociale vraagstukken = het best aangepakt door de educandus (de arme, de jongere in kansenwijken…) in staat te stellen om op een andere manier deel te nemen aan de samenleving
o Sociaal pedagogische interventie beoogt een verandering op het niveau vd individuele educantus
Minder ingezet op veranderingen op het niveau vd samenleving zelf of op vlak vd structuren die de problemen waarmee mensen te maken hebben, in stand houden
Deze houding kwam terug in de idee van ‘volksverheffing’ :(19e-20e E) (zie eerder)o In deze volkshogescholen werd vorming aangeboden aan arbeiders of jongeren uit de
arbeidersklasseo vorming was vaak voornamelijk gericht op de morele en zedelijke vorming en focuste later
ook meer op de intellectuele, culturele en sociale vorming Vandaag = deze houding terug in het volwassenenonderwijs:
o Programma’s die vertrekken vd veronderstelling dat sociale problemen aangepakt moeten worden door het individu te vormen (denk aan Nederlands als 2de taal)
o Door vorming (de taal leren) slaagt het individu erin zich aan te passen aan en in te passen in de maatschappij
o Kritiek op deze positie: ze stelt de maatschappelijke structuren, die sociale problemen creëren, onvoldoende in vraag te conformistisch
29
2: SOCIAAL PEDAGOOG FOCUST VOORNAMELIJK OP HET WERKEN ROND SOCIALE STRUCTUREN EN PROCESSEN
De veranderingen die hij met interventie beoogt ligt niet primair op het niveau vh individu, maar op het niveau vd maatschappelijke structuren en processen
Doel: een vorm van maatschappelijke emancipatie: individuen versterken door maatschappelijke structuren en processen te
transformeren en te democratiseren wil niet zeggen dat hij zich alleen & als individuele deskundige richt op het
rechtstreekse aanpakken van de sociale problemen nodigt betrokkenen uit om samen met hen te reflecteren over onrechtvaardige maatschappelijke structuren & eventueel actie errond te voeren
Deze positie was !! in de ‘nieuwe’ sociale bewegingen uit de jaren 60-70: bv Greenpace, Amnesty International, de vredesbeweging en een aantal ngo’s….
In hun werk = vaak combi tussen vormingswerk & maatschappelijke actie Vandaag: deze houding word nog herkent in aantal praktijken EVA (1 keer per week vegetarisch
eten = zo vlees industrie dwingen om vleesproductie anders te organiseren) Kritiek:
o ze is te hoogdravend en te naïefo Sociaal-pedagogen zijn in die soort van positie onvoldoende bewust van het paternalisme dat
ook in hun positie werkzaam is Hoewel = hun interventies ‘open’ voorstellen doorheen hun acties = toch een
wereld beeld aan mensen opdringen met en voor wie ze werken
3: SOCIALE PROBLEMEN EN UITDAGINGEN WORDEN BEST AANGEPAKT DOOR OVERLEG EN DIALOOG MOGELIJK TE MAKEN
Deze positie = minder radicaal dan het mobilisatiemodel (2e positie) & minder conformistisch dan het aan-en inpassingsmodel (1e positie)
o = overtuiging dat dialoog en deliberatie-> essentiële processen = die kunnen bijdragen tot persoonlijke én maatschappelijke verandering
Een goede, open dialoog = centraal o wordt verbonden met het belang van burgerparticipatie & een democratische samenlevingo Via een goede dialoog =
andermans perspectief beter begrijpen kunnen verschillende inzichten en belangen mekaar benaderen kan er een nieuwe gedeeld begrip ontstaan
Deze positie = in sociaalpedagogische praktijken die inzetten op het samenbrengen van mensen met verschillende achtergronden of met verschillende posities of functies in de samenleving
‘Recht-op’ = vereniging waarin armen het woord nemen legt nadruk op het organiseren van dialoog tuss armen en beleidsmakers
Kritiek op dit model: verandering niet enkel bereikt wordt door dialoog vaak komt verandering er pas na conflict en het uitoefenen van tegenmacht
30
Focus van sociaal pedagogisch handelen
Welke educatieve dynamiek? Voorbeelden
Maatschappelijke structuren en processen
Geen reflectie zonder actie
Mobilisatiemodel
Alfabetisering volgens Freire = leren lezen van de wereld wilt dat er actie ondernomen wordt = naar vakbond stappen geen reflectie zonder actie
EVA vegetarisch eten = donderdag = veggiedag elke dag vlees hoeft niet + het kan anders!
Overleg, dialoog en debat = processen van participatie bv: dorpsplein heraangelegd? Bewoners ook betrekken! = aanspreken als burger
Burgerschap als praktijk = treed naar voren door het te doen + dialogeren = zo komt burgerschap tot stand (niet door de identiteitskaart, stemrecht)
Emancipatorische praktijk (vb.Mollenhauer)
Verenigingen waar armen het woord nemen verspreid over Vlaanderen: van generatie op generatie arm = generatiearmoede! samenkomen om leuke dingen te doen + te laten spreken over de problemen en zo een beleidsrapport te schrijven = als input om beleid rond armoede te bekijken
Educandus Inpassingsmodel aan vereisten van arbeidsmarkt + andere systemen
Volksverheffing = oud woord (komt van industrialisering)
Volk verheffen tot culturele standaarden die geldig is in de samenleving + werden bewogen door kunst
Nederlands als tweede taal = mensen die migreren naar hier als je hier wilt blijven + werken = Nederlands aanleren als 2de taal!
Sociale huisvesting: huis bepaald obv inkomsten = je MOET Nederlands leren om een huis te krijgen
Poging om ze te betrekken in samenleving of inpassingsmodel?
BELANGRIJKE OPMERKING:
= het zijn ideaaltypische beschrijvingen die ons toelaten om de sociaal pedagogische praktijk beter te begrijpen
deze opdeling = dus geen classificatieschema waarmee men sociaalpedagogische praktijken strikt van elkaar kan onderscheiden
o In verschillende sociaalpedagogische praktijken = de posities wisselend alle drie aan bod al lijkt er wel vaak een sterker accent te liggen op één van de drie posities
31
ENKELE VOORBEELDEN
Bv: hoe bepaalde volksverheffingspraktijken ook sterk verankerd waren in de dynamieken rond vakverenigingen, spaarkassen, … dan lijkt volksverheffing niet enkel als ‘aan- en inpassing’ gecategoriseerd te kunnen worden
Bv:Omgekeerd lijkt EVA, wanneer het vegetarische recepten promoot = niet enkel te gaan over brede mobilisatie MAAR OOK over het werken op niveau van het individu
Bv: In het werk van Freire = we de combinatie van de drieposities zeer duidelijk terug
1. In het alfabetiseringswerk = duidelijke gerichtheid op het veranderen van maatschappelijke structuren (en meer specifiek op het aanpakken van structurele onderdrukkingsmechanismen) = ingezet op mobilisatie en emancipatie (positie 2).
2. In het proces van alfabetisering zelf = schuilt echter ook een belangrijk aspect van aan- en inpassing De arme leert lezen en schrijven & schakelt zich zo in de maatschappij in en verwerft een capaciteit die hem toelaat invloed uit te oefenen op deze maatschappij (positie 1)
3. Ook de derde positie = In de relatie leerkracht-student sterke nadruk op het belang van een open dialoog
De leerkracht (die vaak eigenlijk uit de ‘onderdrukkers’-groep kom) = niet iemand die zijn ideeën oplegt aan de student MAAR iemand die leert van en laat leren in dialoog met de studenten
open dialoog = maakt het mogelijk de student tot diepgaande reflectie komt over de maatschappelijke positie waarin hij zich bevindt en over hoe mechanismen van maatschappelijke uitsluiting doorbroken kunnen worden (positie 3).
Hoe een sociaal pedagoog zich tot deze drie posities verhoudt (aanpassing en inpassing, mobilisatie en emancipatie, dialoog en participatie) = bepaald door:
de context waarrrond hij werkt het thema waarrond hij werkt de manier waarop sociaal pedagogen zich willen bewegen in het onvermijdelijke spanningsveld
tussen:o het ‘inpassen van het individu in de maatschappij’o ‘het veranderen van de maatschappelijke structuren’
Deze spanning = inherent aan de sociale pedagogiek & wordt door Lorenz (1994) als volgt omschreven:
“Is social pedagogy essentially the embodiment of dominant societal interests which regard all educational projects, schools, kindergarten or adult education, as a way of taking its values to all sections of the population
and of exercising more effective social control; or is social pedagogy the critical conscience of pedagogy, the thorn in the flesh of official agenda, an emancipatory program for self-directed learning processes inside and outside the education system geared towards the transformation of society?” (Lorenz 1994, p. 93, in Smith,
2009).
De vraag van Lorenz opnieuw een fundamentele spanning weer eigen aan het sociaalpedagogisch perspectief:
1. ofwel mensen socialiseren zodat ze kunnen functioneren in de bestaande maatschappelijke structuren2. ofwel mensen emanciperen & ook inzetten op het veranderen van maatschappelijke structuren
Sociaal pedagoog = werken op/kijken naar het punt waar maatschappelijke structuren en individuele ontplooiing elkaar ontmoeten = met een dubbele uitdaging geconfronteerd:
32
“Enerzijds de uitdaging om individuen voor te bereiden op de samenleving en anderzijds de uitnodiging om de samenleving te stimuleren rekening te houden met de persoonlijke en sociale noden van deze personen ”
(Schugurensky, 2014, 371).
Deze spanning = inherent aan de dubbele missie een pedagogische en een sociale & leidt tot hevige spanningen tussen sociaal pedagogen die men zou kunnen opdelen in twee kampen:
1. Enerzijds = een progressieve, emancipatorische traditie elke persoon het recht heeft zich, vanuit zijn volle potentieel, te ontplooien & dat de samenleving de verantwoordelijkheid heeft de condities te creëren die dit mogelijk maken
2. Anderzijds = een meer conservatieve traditie sociale stabiliteit door middel van onder andere educatie zodat individuen zich aanpassen aan de maatschappelijk structuren
o Theorieën en praktijken van sociale pedagogiek = in een breed spectrum Aan de ene zijde van dit spectrum = een grote focus op sociale controle en
aanpassing aan de status quo (sociale reproductie) Aan de andere zijde t = een sterke focus op kritische analyse en emancipatie (sociale
transformatie traditie)
Tussen beide zijden van het spectrum bevinden = zich vele gradaties
In de drie hierboven beschreven posities en hun respectievelijke kritieken zien we deze spanning terugkomen:
De derde positie, die dialoog promoot = tussen beide uiteinden van het spectrum te bewegen Bewegend binnen dit spanningsveld = het sociaalpedagogisch werk zich houden om niet
geïnstrumentaliseerd te worden door de bestaande ordeo Denk aan Nohl = zijn gedachtegoed werd gebruikt om mensen achter de kar van het nazisme
te spannen
4.2 GEEN METHODE OF TECHNIEK, WEL EEN PERSPECTIEF
Sociale pedagogiek = beschouwd worden als een manier van denken waarin het sociale en het educatieve samen een plaats krijgen
perspectief op mens en samenleving, en de waardevolle bijdrage die educatie in de relatie tss beiden kan leveren
o sociaal pedagoog = specifieke methoden & werkvormen hantereno handelen valt niet samen met het volgen van procedures die door een bep werkvorm of
methode worden voorgeschreveno Voor de sociale pedagogiek draait het in de eerste plaats om een ‘ethos’:
een handelen dat getuigt van een specifieke houding tegenover educatie en belangrijke maatschappelijke waarden (zoals democratie, solidariteit en rechtvaardigheid
manier waarop de methoden en werkvormen mee worden ingezet = bepaald door dit ethos
sommige methoden en werkvormen = meer mogelijkheden daarom soms typerend gezien voor de sociale pedagogiek
VB: methoden die groepswerk trachten te bevorderen, die de ervaringen van deelnemers mee te betrekken in de educatieve praktijk, creatieve of artistieke methoden die deelnemers stimuleren om hun kijk op de wereld uit te drukken, en methoden die burgerparticipatie mogelijk maken
33
MARIETTE HELLEMANS: SPEECH = OOK OP DEZE MANIER HET BELANG VAN HET PEDAGOGISCH ETHOS NAAR VOREN HALEN (OOK TEKST LEZEN)
Hellemans richtte zich tegen:o een denken waarin het pedagogisch handelen gelijk wordt gesteld aan het handelen van een
deskundigeo een kijk het pedagogisch handelen gelijk wordt gesteld aan het handelen van iemand die
geleerd heeft methodieken op een juiste manier toe te passen Deze kijk op professionaliteit= in onze samenleving meer en meer gevraagd
o past volgens Hellemans meer bij het handelen van de ingenieur!o 1 gemeenschappelijk put: beiden hun handelen = gericht om dingen, mensen en situaties
beter te maken In het handelen als pedagoog = meer op het spel dan het correct toepassen van wetenschappelijke
inzichten en methodiekeno De pedagoog = gericht op humanisering
vanuit dit engagement = hij of zij steeds weer de vraag moeten stellen: Of wàt men vanuit deskundigheid kan legitimeren ook datgene is wat men
op dat moment moet doen Als sociaal pedagoog = het niet mogelijk (ook niet wenselijk) om (probleem)situaties volgens een strikt
opgesteld stappenplan en middel-doel denken te willen beheersen en het educatief proces op die manier volledig voorspelbaar te maken geldt voor alle pedagogen!
Doordat de sociale pedagogiek = niet vanuit een vastgelegde methode naar een op voorhand bepaald doel kan werke zij vandaag – meer dan ooit – voor een aantal uitdagende vragen gesteld
courante discours dat vraagt om kostenefficiëntie en ‘evidence based’ werken = zij onder andere uitgedaagd om overtuigende en authentieke antwoorden te formuleren op vragen zoals
‘Hoe kan sociaal pedagogisch werk geëvalueerd worden?’ ‘Hoe kan een sociaal pedagoog bewijzen dat zijn interventie ‘werkt’?’.
PLEIDOOI VOOR EEN BEETJE IDEALITEIT – HELLEMANS TEKST 1
Zoals een ingenieur een wagen ontwerpt en hierbij gebruik maakt van technieken die ontwikkeld zijn op basis van theoretische inzichten ontleend aan disciplines van de mechanica
?? zo ook ontwikkelen pedagogen weliswaar geen wagens maar mensen en puttend uit andere disciplines??
In pedagogische wetenschappen = veel verwachten van hersenscans + zo weten wat het probleem is bij kinderen met leerproblemen + van daaruit handelen
Verschillende criteria waaraan ze moeten voldoen heel duidelijk omschreven = noodzakelijk Gezinnen = met do’s en don’ts beladen = relatie tussen k & o wordt gestuurd door verschillende
plannen en criteria
34
DE VERGELIJKING GAAT NIET OP!HANDELEN ALS PEDAGOOG? WAT IS TYPISCH DAARAAN?
Geen be-werken van materiaal en zelfs geen be-handelen maar een samen-handelen. Opvoeding is niet werken met mensen, het is in relatie zijn met mensen
Verbetering is ook het doel van het ontwerp van de ingenieur maar het perspectief van verbetering in opvoeding is uiteindelijk humanisering. Opvoeding impliceert een engagement voor een betere, een humanere wereld waarin mensen als ‘iemand’ erkend worden, erkend worden in hun menselijke waardigheid.
Humanisering is echter geen finaliteit, geen doel dat vlekkeloos in een middel – doel schema kan worden ingepast. Het is een perspectief dat op een andere manier werkzaam is .
EEN RADICAAL VOORBEELD….
Wat te doen met jongeren die een moord hebben gepleegd? verwijst naar documentaire die ze gezien heeft
Handelt het begeleidingsteam on-professioneel wanneer ze naar heropname streven van die jongeren in de samenleving?
In het nemen van die risico’s is men nooit volledig gedekt door ‘deskundigheid’. Een opvallend/pedagogisch antwoord. “Het team kan gesteund op wetenschappelijk onderbouwde analyses en prognoses een aanpak uittekenen
die volstrekt gedekt wordt door deskundigheid.” Maar de vraag die blijft hangen:
o Is het nu gewoon dit dat men op dat moment moet doen? o Doet men ook genoeg … binnen de grenzen van wat men weet en kan weten? o Doet men recht aan de betrokkenen in dit geval alle betrokkenen?
‘EEN GEWAAGDE ACTIE’
Niet de gewaagde actie die we ons inbeelden! Een onderscheid tussen begrijpen en rechtvaardigen Het oordeel zal niet zondermeer kunnen worden afgeleid uit deskundigheid.
Zolang ik iets doe omdat ik weet, binnen de grenzen van wat ik weet, te moeten doen ben ik alleen maar bezig invulling te geven aan een gekend programma (wat ik weet/kan begrijpen).
• Het moment van de gewaagde actie, het moment van het denken van het ‘misschien’ waarin men moet uitvinden wat kan zijn zonder te weten = belangrijk aspect van pedagogisch handelen
BEROEP EN PROFESSIE
Professie houdt een engagement in. Beroepen waarbij er meer in het spel is dan vakdeskundigheid Beroepen die bovenop het weten, het kunnen, de competentie een soort verplichting inhouden,
een verplichting t.a.v. iets wat niet meteen kan ingevuld worden maar waarvan wel de overtuiging bestaat dat mogelijk kan gemaakt worden. Het gaat om iets wat misschien zou kunnen zijn.
Het denken van dit misschien is van een andere aard dan het kennen en weten.
35
Het kennen geeft een antwoord op de vraag ‘wat waar is’ maar het weten van wat is kan geen antwoord geven op de vraag naar wat juist en te-recht is.
Handelen vanuit kennis of wat weet ik van iets wat niet gegrond is in die kennis
Het denken vindt zijn aanzet buiten zichzelf , in het aangesproken zijn door het of de andere in een concrete situatie.
Het denken heeft een antwoordkarakter. Het is een antwoord op een situatie die hier en nu vraagt om een oordeel betreffende wat juist is.
KERNKWESTIE: EEN PERSPECTIEF BIEDEN….
• Methoden en werkvormen zijn geen stappenplannen: geen garantie op het bereiken van vooraf bepaalde doelen.
• Sociaal pedagogisch handelen wil altijd voor ieder kind, iedere jongere en iedere volwassene de mogelijkheid van een toekomst openen en ook open houden.
‘Educatieve ervaring’ (cfr. Hellemans)
Het samen vorm geven van een antwoord waarin mensen kunnen ervaren dat ze niet gevangen zijn in hun milieu of volkomen bepaald zijn door hun verleden, dat ze (opnieuw) ‘kunnen’ (beginnen) en dus een bijdrage kunnen leveren aan een meer duurzame, rechtvaardig samenleven.
• Bij sociale pedagogiek gaat het om het samen handelen en concrete vorm willen geven aan belangrijke maatschappelijke waarden (zoals democratie, solidariteit, rechtvaardigheid, humanisering…). De democratische noodzaak: om de samenleving in termen van pluraliteit en zelfs van conflict en niet in termen van eenheid en consensus te denken.
4.3 HOLISTISCHE PERSPECTIEF OP DE MENS
meeste sociaalpedagogische theorieën en praktijken hebben dit gemeenschappelijko mens is niet enkel een cognitief wezen, maar wordt gezien als zowel een intellectueel,
politiek, sociaal, moreel en fysiek persoon sociale pedagogiek = aandacht voor de ‘hele mens’ & hiermee zet ze een belangrijke traditie binnen de
pedagogiek verder Pestalozzi: een opvoeding die tegemoet komt aan de hele persoon, met hoofd, hart en handen, en die
dus ook aandacht heeft voor de emotionele en morele aspecten van de menselijke ontwikkeling een opvoeding die de gehele mens aanspreekt
De aandacht voor de gehele mens = duidelijk aanwezig binnen huidige sociaal-culturele volwassenenwerk
5 complementaire bestaansdimensies (van vormingswerkers):= vijf verschillende manieren om te kijken naar een bepaald individu of een bepaalde groep individuen
1) Cognitieve kennisverwerker en rationele onderzoeker
Kennen = centraal begrip rede vormt de basis Kennis verwerven Inzicht krijgen
36
Beroep doen op de rede Doel: kennis en inzicht om de wereld beter te begrijpen en zich zelfstandig te kunnen oriënteren
Vb: lezingen & cursussen
2) Handelingsgerichte en vaardige actor
Kunnen = centraal Vaardigheden Handelingsbekwaamheid Handelingsgerichtheid Doel: handelingsbekwame burgers en vaardige actoren die volwaardig kunnen participeren en mee de
samenleving vorm geven
Vb: leren voeren van een dialoog, het leren omgaan met verschillen, vaardigheidstraining, ICT-cursus
3) Zin-en waardenzoeker
Zingeving en betekenisverlening Zoektocht naar het waardevolle Wat verantwoord is Normatieve karakter van onze tussenkomsten Morele reflectie Doel: ethisch handelen en een rechtvaardige samenleving
Vb: debat over ethische en politieke belangrijke thema’s, het mee vorm geven aan een actie tegen discriminatie van vluchtelingen op de woningmarkt, een natuurwandeling waarin naast kennis ook de vraag naar een meer duurzaam samenleven een kans krijgt
4) Communicatieve en actieve luisterende mens
Ontmoeting Dialoog Delen van ervaringen Complementair aan kennisverwerver Doel: zich kunnen plaatsen in de dagelijkse leefwereld en die leefwereld evenwichtig duiden
Vb: opzetten van discussiefora, het mogelijk maken van intervisie gesprekken binnen een groep van professionals, het organiseren van een publiek debat waar diverse perspectieven op een maatschappelijk probleem naar voren kunnen treden
5) Levenskrachtige en creatieve explorator
Expressie Zintuigelijke waarnemingen Zoeken naar het mooie in de mens, de natuur, in de kunst Stimuleren van het Speelse Plezier maken Doel: een esthetisch bestaan, een ludiek leven
Vb: het stimuleren van culturele expressie via toneel, het opzetten van gezellige ontmoetingsactiviteiten, organiseren van een culturele uitstap
37
Vormingswerker = vaak aandacht voor meer dan 1 basisdimensieo Bv: bij vaardigheidstraing (computergebruik, klussen, ecologisch tuinieren) = ook
kennisverwerving belangrijk Bij ecologisch tuinieren = kennis, vaardigheid & ethische dimensie
4.4 ERVARINGSGERICHTHEID
Sociaalpedagogische praktijkwerkers en theoretici, en met name zij die zich sterk engageren rond de tweede
(mobilisatie en emancipatie) en de derde positie (dialoog), hechten veel belang aan ervaring verbonden met een centraal kenmerk vd sociale ped
Sociaalpedagogisch handelen = telkens in andere, sociale contexten, met nieuwe uitdagingen en maatschappelijke kwesties
er zijn dus geen algemeen geldende succesformules of regels om mensen te emanciperen Wat werkt = vaak afhankelijk van de context, kwesties, overtuigingen…
De sociaal pedagoog = ‘gedoemd’ om telkens opnieuw te zoeken, samen met de mensen met wie hij werkt, naar een aanpak die een antwoord biedt op de vragen die mensen ervaren
het gaat om het zoeken naar een antwoord op maatschappelijke vragen die zich NU stellen = daarom = vertrekken vanuit concrete ervaringen die mensen hebben in een bepaalde setting
sociaal pedagoog = NIET richten op triviale ervaringen MAAR over ervaringen die iets zeggen over de samenleving en de maatschappelijke conditie waarin mensen zich bevinden
Wat de sociaal pedagoog met deze anderen bindt is de ervaring van de situatie. Door vanuit deze ervaring te vertrekken, over deze ervaring uit te wisselen en te reflecteren, kunnen ze samen komen tot leren en handelen.
Belang van ervaring & leren door ervaring ‘pragmatisme’ (Dewey) en ‘kritische pedagogiek’ (Freire)o dualistische wereldbeeld = gaat uit van een tegenstelling tussen zogenaamde praktische
kennis en theoretische kennis (Dewey)o Praktijk en theorie = innig verbonden!!
Kennis ligt dus niet vast en algemene waarheidsaanspraken = onmogelijk Kennis = door alle betrokkenen samen geconstrueerd & komt tot stand in handelen
van mensen in concrete situaties Door over zulke ervaringen na te denken = andere manier van verstaan en
handelen mogelijk
DUS: Pragmatisme: kennis = niet echt waarheidsuitspraken doen altijd iets wat tot stand komt met betrokkenen + evolueert door de tijd (geen absolute waarheid) = is pas waardevol als mensen in hun handelen/ doen ermee aan de slag kunnen gaan
Dewey & pragmatisme (hoorcollege)
Schoolpedagoog + hoe klas vormgeven in een klas: oefenen burgerschap! Focus: burgerschap + delen met sociaalpedagogen Manier waarop hij naar kennis en ervaring kijk!
Ervaring is niet een sluier die de mens van de wereld afsluit, maar juist een middel om steeds dieper tot de werkelijkheid door te dringen.
38
het statische mensbeeld wat in de filosofie overheerst sinds Plato waarbij filosofen zich bezig houden met het trachten vast te leggen van de kern van het menszijn.
o Dewey gaat uit van een mens die vanaf zijn geboorte actief bezig is kennis te vergaren, problemen te analyseren en op te lossen (of te omzeilen).
o Een mens dus die niet alleen onderworpen is aan krachten van zijn omgeving maar die ook probeert te veranderen. = handelen + betrokkenheid op anderen!
o De mens is in staat te anticiperen en zich aan te passen, of zelfs zijn omgeving aan te passen.
Alleen door te handelen – en dus niet door louter passieve observatie – kan kennis worden verworven. En die kennis blijft altijd verbonden met het handelen: ze drukt immers de relatie uit tussen onze handelingen en de gevolgen ervan.
De mens is ondenkbaar zonder zijn sociale context, al zijn ervaringen zijn opgebouwd in die omgeving. = interactie met sociale omgeving
o Bij alles wat hij overweegt kan hij niet anders dan de sociale context meenemen. Hiermee wordt het individu niet tegenover de gemeenschap geplaatst, maar wordt beschouwd als deelnemer in de gemeenschap. = van wat ik doen impact op anderen
o geen dualistisch model maar een benadering vanuit een samenhang. De mens is niet denkbaar in isolement = daardoor wat is burgerschap/ democratie?
Democratie heeft met méér te maken dan met bestuurskunde alleen, maar met een manier van samen leven die als zodanig naadloos volgt uit de intersubjectieve constitutie van de mens. = democratie als een praktijk! = ook in klassituaties toepassen (hoe burgerschap in klas kan tot stand komen)
Belang van ervaring (Freire) kritische pedagogiek:
= via concrete ervaring + benoemen van wereld = ook nood aan bewustwording dat de ervaringen van mensen beïnvloed zijn door machtsprocessen dus er is een pedagogisch proces nodig om hun kijk te veranderen maakt mogelijk dat de samenleving niet vanzelfsprekend wordt gezien
Wordt kritisch bevraagd & kan veranderd worden Deelnemers = niet alleen de wereld via eigen ervaringen op een aansprekende wijze aanschouwen
o Ook der ervaringen benoemen (to name the world) o Geprikkeld worden om ze te deleno Te analysereno Aangezet om onrechtvaardige maatschappelijke structuren en systemen te verandereno Een ambitie om de samenleving verder te ‘democratiseren’
Instituties & ook de school & andere educatieve praktijken = sleutelrol hierbij Het zijn vormen van handelen die op grond van sociale aanvaarding uitgekristaliseerd tot + -
gestandaardiseerde en vanzelfsprekende routineso De ervaring van de routines die binnen deze instituties tot stand komen = nooit louter
individueel MAAR = maken deel uit van wat sommige vertegenwoordigers van de kritische pedagogiek ‘leefwereld’ hebben genoemd
39
Deze =zowel materiële als immateriële aspecten van een bepaalde manier van leven, doorgegeven en bevestigd via socialisatieprocessen en ideologische apparaten (school, media, kerk)
Het betreft dus niet alleen waarden of oordelen over goed en kwaad, mooi of lelijk, MAAR OOK de wijze waarop we wonen, arbeid inrichten, onderwijs organiseren etc.
De keuzes die een samenleving over dit alles maakt = vaak gebaseerd op machtsverschillen & mogen daarom volgens de kritische pedagogiek niet als noodzakelijk of onvermijdelijk worden gezien door kritisch te kijken naar de ervaringen van deze routines, in de leefwereld, en deze samen te analyseren en kritisch te bevragen wordt er ruimte gecreëerd om voor mogelijke verandering
Een probleemstellende pedagogie = leren lezen + schrijven van mensen op latere leeftijd hoe alfabetiseer je die mensen? LEREN LEZEN VAN DE WOORDEN LATEN SAMENGAAN MET LEREN LEZEN VAN DE WERELD
o Woorden die centraal staan in dagelijkse leven gebruiken + aanleren om taal te leren als basis = concrete situatie van maatschappelijke uitsluiting
o Van daaruit een gesprek starten =ervaring + uitsluiting bespreekbaar makeno Ook begrippenkader ontw = belangrijk begrip: grenssituaties= kan het niet anders, klopt het
wel? staan op grens: het kan niet anders/ het klopt niet, het zou anders moeten kunnen Pedagoog moet ‘tussen de mensen staan/gaan leven’ en op basis van die ervaring generatieve thema’s
ontwikkelen:o thema’s die de mensen in kwestie echt aanbelangen/hen aanspreken (voedsel, huisvesting,
arbeidscondities, etc.)o thema’s die een gesprek mogelijk maken waarin de structurele ongelijkheden naar voren
kunnen komen en kunnen leiden tot actie en verandering van structuren (erkennen van grenssituaties: onbeproefde mogelijkheden)
o vanzelfsprekendheid openbreken
Het thematisch onderzoeko Onder de mensen gaan om ‘vitale’ thema’s uit de ‘directe leefsituatie’ van de deelnemers op
te pikkeno Wat opbouwwerkers doen = dichtbij dit! = luisteren: waar zijn mensen mee bezig
De themakeuze
o generatieve thema’s (cruciale thema’s) grenssituaties = centraal in leven mensen + kunnen zorgen voor bewustwording
Het problematiseren
o Codering: via visualisering (voorwerpen, foto’s, maquettes, liedjes, tekeningen in het zand..) worden beelden gemaakt die verband houden met een bepaalde leefsituatie. = hoe de thema’s overbrengen
o Decodering is het kritische vragen stellen rond deze situatie/ dit thema.
De actie, samen met de mensen
Actie is geen project van een revolutionair, een ontwikkelingswerker, een opbouwwerker, vormingswerker etc. !Na de actie is weer reflectie nodig om te kijken of wat we ondernomen hebben ook resultaat heeft…
40
4.5 BOTTOM-UP PROCESSEN: SAMEN VORMGEVEN AAN EEN COLLECTIEVE TOEKOMST
Element van ervaring = sterk verbonden met een gerichtheid van sociaal pedagogen op het stimuleren van wat we ‘bottom-up processen’ kunnen noemen
= veranderingsprocessen die ’van onderuit’ worden gestimuleerd en geïnitieerd (in tegenstelling tot top-down processen die van bovenuit, vanuit de hiërarchie worden ingevoerd)
Sociaalpedagogische praktijken willen de ervaringen van bepaalde, gemarginaliseerde groepen centraal stellen.
o Zo trachten ze om via bijvoorbeeld alfabetiseringswerk (cf. Freire) = inzicht te krijgen in deze ervaringen door ze samen met de deelnemers te analyseren
o Of nog = de sociaal pedagoog samen met deelnemers aan een cursus van de volkshogeschool trachten om meer zicht te krijgen op hun ervaringen met en visie op een bepaalde samenlevingsvraagstuk (cf. Grundtvig in Denemarken)
o Of een sociaal pedagoog probeert, geïnspireerd door het werk van Thiersch, samen met diegenen die hij wil helpen hun complexe leefwereld te begrijpen, kritisch te analyseren en na te gaan welke politieke acties mogelijk zijn om de situatie daadwerkelijk te verbeteren
In dit soort interventies waarin de ervaringen van de ‘begunstigde’, ‘de leerling’, ‘de doelgroep’, centraal komen te staan = de sociaal pedagoog en de ‘begunstigden’ = echter het risico om de ongelijkheid het verschil dat tussen hen bestaat te cultiveren & dus te bevestigen
Sociaal pedagoog = initiatief nemen intervenieert en ‘hulp’ biedt = snel de neiging ( al dan niet bewust)
om (hem) zijn stempel (te laten) drukken op de analyses en acties Ook = mogelijk (al dan niet gewild) relaties van afhankelijkheid ontstaan tussen de sociaal pedagoog
en de ‘begunstigde’
Om dit te vermijden = zeer veel aandacht besteed aan:
Participatie het stimuleren van bottom-up processen het versterken van de autonomie van gemarginaliseerde groepen
= niet aan anderen te vertellen wat ze moeten doen MAAR samen met anderen, van onderuit, collectieve oplossingen voor sociale problemen te bedenken en voor te stellen
Daarom = ideeën als participatie en eigenaarschap (het zelf ‘vorm geven aan’, het ‘eigenaar zijn van’ een proces) richtinggevend voor het handelen van de sociaal pedagoog
= ook de reden waarom men in sociale pedagogiek de ‘aanname van gelijkheid’ benadrukt
o het sociaalpedagogische proces = steunen op de overtuiging dat alle deelnemers aan het leerproces (inclusief de sociaal pedagoog) au fond gelijk zijn.
ook verbinden met ‘participerend leren’
= het soort leren dat onder andere Dewey centraal wilde stellen verbond dit leren met de waarde en het belang van een zich steeds vernieuwende democratie
WE MOGEN GEEN ONDERSCHEID MAKEN TUSSEN PEDAGOGIEK & DEMOCRATIE = pedagogiek is geen opstapje naar democratie dus gaat dewey pedagogische criteria formuleren waardoor elke pedagogische praktijd (klassituatie, initiatieven) waar criteria van democratie belangrijk zijn
41
Twee pedagogische criteria waaraan deze zouden moeten voldoen.
o Ten eerste gaat het om de vraag hoe talrijk en gevarieerd de stemmen zijn die een kans krijgen om van zich te laten horen. = inspanning voor groepen van mensen waarvoor het niet zo makkelijk is om hun stem te laten horen
o Ten tweede gaat het om de vraag hoe volledig en vrij de interacties tussen de verschillende groepen zijn die hun kijk op het samen leven vandaag willen binnen brengen. = stemmen een kans geven = door middel van vrijheid machts; culturele verschillen mogen geen rol spelen!
Het belang van het participatieve, het samen nadenken over bepaalde ervaringen hangt ook samen met de focus van sociaal pedagogen op het ‘collectieve’ het ‘tot inzicht komen’ = altijd in groep
de therapeutische relatie of het case work in het sociaal werk -waarin de hulpverlener een relatie aangaat met een cliënt en eventueel ook diens omgeving (vb. trajectbegeleiding OCMW)
Binnen deze groepen:
dialoog te stimuleren ervaringen uit te wisselen samen te reflecteren over een andere samenleving
Dit betekent evenwel niet dat sociale pedagogiek (enkel) gaat over samen voeren van politieke actie. Hoewel ‘samen actie voeren om veranderingen te bewerkstelligen’ een gevolg kan zijn van of kan samengaan met sociaalpedagogische processen, zijn collectieve actie en protest niet gelijk aan sociaalpedagogisch werk
Collectieve actie =‘samen een bepaald doel bereiken’
Sociale pedagogiek = ‘samen een [onbepaalde] bestemming of invulling geven aan de toekomst’
ONDERSCHEID TUSSEN ‘HET ORGANISEREN VAN POLITIEKE ACTIES’ EN ‘HET MOGELIJK MAKEN VAN EDUCATIE’
mooie illustratie = confrontatie tussen Myles Horton en Saul Alinsky = beiden erg actief waren in de Amerikaanse burgerrechtenbeweging
o Myles Horton = pedagoog Geïnspireerd door de volkshogeschool van Grundtvig richtte hij de Highlander Folk
School opo Alinsky was een organisator van ludieke verzetsacties
In een gesprek met Freire = Horton het verschil tussen hemzelf, als pedagoog, & Alinsky, als organisator van acties (Horton & Freire, 1990).
Horton stelt: “If the purpose is to solve the problem, there are a lot of ways to solve the problem that are so much simpler than going through all this education process. Solving the problem can’t be the goal of education.
It can be the goal of organizations. That’s why I don't think organizing and education are the same thing. Organizing implies that there’s a specific limited goal that needs to be achieved, and the purpose is to achieve that goal. Now if that’s it, then the easiest way to get that done solves the problem. But if education is to be
part of the process, then you may not actually get the problem solved, but you’ve educated a lot of people. You
42
have to make that choice. That’s why I say there is a difference. I do think participatory research and education are the same thing, but I think organizing and education are not the same. I think the goal is different”.
Hoewel mobilisatie & actie = niet volledig los staan van het educatieve (cf. supra) de sociale pedagogiek dus niet over het samen bereiken van een concreet op voorhand vastgelegd doel (vb. het bereiken van betere arbeidsomstandigheden, het kunnen lezen).
MAAR HET GAAT OM:
samen reflecteren over de bestaande orde het worden van andere mensen
o die op een andere manier nadenken over en handelen in de bestaande orde. het scheppen van een andere toekomst
Vooruitgang in de sociale pedagogiek = niet :
het wegwerken van een deficit op individueel vlak (vb. 1 persoon die kan leren lezen) het wegwerken van een deficit op structureel vlak (vb. toekenning van migrantenstemrecht)
Wel:
het vormen van een gemeenschap die zelf bestemming geeft aan zichzelf en aan de toekomst
Verschil politiek activist & sociale pedagoog:
Ideologie van waaruit politieke activisten denken = hoe op te lossen Sociaal pedagoog: niet denken in termen van direct oplossen + hoe = processen stimuleren + organiseren
politieke actie probleem oplossen: verschillende oplossingen buiten educatieo Organiseren: werken met specifiek doel + alles is erop gericht om dat doel te bereikeno Educatie: niet in slagen om het probleem om te lossen = maar in een zinvol educatief proces
gegaan met mensen accent verschil!o Heel je proces niet te sterk richten naar oplossen = bewust wording, reflecteren, anders zien,
kennis vergaren = educatief proces dat waardevol is!
Het gaat voor de sociaal pedagoog niet over het oplossen van problemen/het bestendigen of optimaliseren van het bestaande (bvb. drempels verlagen van voetbalclub voor anderstalige kinderen maar niet stil staan bij de vraag wat er nog allemaal speelt waardoor deze kinderen de weg naar de lokale voetbalclub niet vinden/wat en wie zijn wij?)
o Toegang tot chiro = makkelijker maken organiseren door verlagen lidgeld/ niet verplichten van uniform Sociaal pedagoog; eerder waar staat chiro voor = mss idee herdenken zodat andere groepen hun weg wel vinden : kleine aanpassingen maken!
EXTRA INFO UIT COLLEGES:
WAT DRIJFT DE SOCIALE PEDAGOGIEK?
43
Staat van bij haar begin voor de vraag hoe zij de idealen van de Verlichting voor iedereen (volksverheffing, durf te denken, vooruitgang dankzij menselijke interventie) wil waar maken maar heeft ook aandacht voor samenlevingsproblemen die het gevolg zijn van een te ver doorgedreven vooruitgangsgeloof = iedereen kan door rationeel nadenken zichzelf verheffen vol mens te worden buiten arbeid
Ambivalente relatie naar verlichting = sociale ped. staat tussen de twee volgende punten
o Tenvolle mens worden + rationaliteito Verlichting = zorgt voor maatsch problemen door aanmoedigen van technologie gebruik
De mens is geen op zichzelf staand individu, maar maakt altijd deel uit van een gemeenschap.
Maatschappelijke uitsluiting dient te worden tegengegaan door samenleving gevormd (‘kritische pedagogiek’)
Een doorgeslagen professionalisering dient te worden tegen gegaan (‘leefwereldgericht (wat mensen ervaren in dagelijks leven) sociaal werk’) daar ligt grond van helpen
Belang van democratie/ burgerschap en openbreken van éénzijdige kijk van humanisme( kern van de mens) /verlichting (‘diversiteitsdenken’(heel recent), ‘duurzame ontwikkeling’, …)
INTERMEZZODE AANDACHT VOOR GEMEENSCHAPSVORMING
Sociale pedagogen delen deze focus met klassieke sociologen (bvb. Durkheim, Simmel, Tönnies): veranderingen in het type gemeenschap
o sociale pedagogiek ontstaan = wat is de gemeenschap in een stad, wat is het verschil met dorpen? = hoe is samenleven in moderne samenleving mogelijk = ook sociologen delen die vraag
De preïndustriële samenleving is een landbouwmaatschappij (gemeinschaft Tönnies)
o duurzame nabijheid/weinig contact met ‘anderen’/geringe arbeidsdeling
o mensen = betrokken op elkaar omwille van sterke groepsidentiteit en duidelijke regels en hiërarchie (mechanische solidariteit) = iedereen kent elkaar = als er een vreemde binnenkwam Groot onderscheid tussen wie zijn wij en wie hoort er niet bij (groepsidentiteit) = heel mechanisch: duidelijk + iedereen doet wat ze moeten doen
Met de opkomst van de industrialisering (en de verankering van de natiestaat) = gemeenschapsleven een andere basis. (cfr. gesellschaft (Tönnis) en organische solidariteit)
o Beeld van lichaam: ledematen moeten zoeken hoe ze op elkaar betrokken kunnen worden = fundamentele verandering in hoe samenleven
Arbeidsmigranten vertrokken uit arme plattelandsstreken naar de fabriekssteden werken + sociaal te stijgen.
Door de industrialisatie groeide de arbeidsdifferentiatie en expandeerde de ruimtelijke en sociale mobiliteit.
De samenleving = zakelijker, complexer, vluchtiger en anoniemer MAAR tegelijk namen de onderlinge afhankelijkheden toe en onderkende men door de ontmoetingen en confrontaties de menselijkheid
44
van andere groepen die van helemaal ergens anders komen kan je niet meer uit de weg gaan landbouwsamenleving
o Nu: als je ziek bent = zo georganiseerd dat je een uitkering krijgt = buffer, vorm van solidariteit waardoor je genezen geraakt + leven kan opbouwen = uitgesponnen regels om solidariteit met veel mensen vorm te geven = koude solidariteit (geregeld via regels) warme solidariteit: tussen mensen landbouwgemeenschap
Uit deze netwerken ontstonden nieuwe informele en formele vormen van solidariteit. Risico’s op ontslag, op ziekte, op arbeidsongeschiktheid werden door vakbonden, verlichte fabriekseigenaren en later door de overheid ondergebracht in collectieve regelingen.
De grote trend die uit dergelijke analyses naar voren treedt: van traditionele gemeenschappen in kleine verbanden op basis van informaliteit en gelijkenis naar een modern gemeenschapsleven dat gestalte krijgt in grotere verbanden, gegrondvest op lossere vormen van gelijkenis…. = samenleven wel mogelijk maken
BIJDRAGE SOCIALE EN CULTURELE PEDAGOGIEK:
o Mensen samenbrengen (ontmoeten, spreken, vertellen, discussie, tekenen, toneel maken, foto’s…)
o Waarin thema’s naar voren kunnen treden die met het samenleven te maken hebben (vb. problemen huisvesting = uit dagdagelijkse leven) = hoe ze de samenleving ervaren bespreken
o Erg diverse vormen om dit naar voren te halen: via kunst, via tekeningen in het zand, via het leren lezen/schrijven,… = samen met mensen zoeken hoe ze dat aanklagen, hoe het stopt, hoe concreet aan de slag gaan met een groep mensen
o Ervaring dat het niet om individuele problemen gaat en krachten bundelen om maatschappelijke verandering te stimuleren. = individuele kwesties verwijzen altijd naar vragen over hoe huisvesting vandaag de dag wordt georganiseerd
GEMEENSCHAPSVORMING EN SUPERDIVERSE SAMENLEVING
Nu: nieuwe fase ingetreden socioloog Vertovec: samenleving = heel divers + neemt als maar toe
We hebben te maken met een totaal andere samenleving maar we lijken nog altijd gericht te zijn op de samenleving van een halve eeuw terug
Superdiversiteit
o Is meer dan een synoniem voor diversiteit of multiculturaliteit
o nieuwe fase in migratie & demografie = veel discussies over + standpunten
Term Steven Vertovec (2007)
Op amper een halve eeuw van een samenleving met beperkte etnisch-culturele diversiteit naar een immigratiesamenleving
45
Onze samenleving verandert sneller dan onze manier van kijken & denken. Belang van eigentijdse denk- en handelingskaders
SUPERDIVERSITEIT? KINDEREN KLEUREN DE STEDENANTWERPEN, 2013
0-9 kleuterklas + lager onderwijs =wie is van allochtone/ autochtone afkomst = hier: grootste groep met heel diverse achtergrond
Ookal komt er hier niemand meer naar hier ligt de verhouding autochtoon/ allochtoon anders dan een halve eeuw geleden
42% bewoners van allochtone origine 50% bij -40-ers 60% bij kinderen
herkomst ouders inbegrepen Ook zonder nieuwe migratie wordt Antwerpen een ‘majority-minority cities’: steden
waar de meerderheid van de bewoners uit een brede waaier van minderheden bestaat. = kwantitatieve breuk
Zoals nu reeds wereldsteden als New York, Sao Paolo, Toronto of Sydney Vandaag ook Brussel, Rotterdam & Amsterdam
EEN KWALITATIEVE BREUK: DIVERSITEIT IN DE DIVERSITEIT
een enorme hybriditeit in de achtergronden van migranten Meer nationaliteiten Meertaligheid Religieuze diversiteit groeit Diversiteit in migratiemotieven Diversiteit in verblijfsstatuten Diversiteit in sociaal-economische posities= hoog en laag geschoolden mensen (roma)zigeuners =
armoede meenemen naar hier Diversiteit in & tussen gemeenschappen Meer transnationalisme = voor een paar weken hier werken: op en af gaan + in
zomervakantieterug naar hun land gaan = contact tussen familieleden aanhouden
= zoeken hoe samenleving mogelijk is
SOCIAAL ÉN CULTURELE PEDAGOGIEK
• Social/ public pedagogy
• Waarom ook cultureel?
• Omwille van superdiversiteit
• Omwille van opkomst van kunst voor iedereen = werken aan kunst en cultuurdemocratie
• Omwille van brede veld van sociaal-cultureel en educatief werk = diverse praktijken
46
SOCIALE PEDAGOGIEK?
Een werkdefinitie = accenten + concreet initiatief kan nog verschillen= pedagogiek waarin sociale én educatieve interventies gecombineerd worden om vorm of gestalte te geven aan het mens-zijn en het samenleven
o Sociale interventies: hoe mensen samenbrengen om het leren te bevordereno Beweegt zich ‘letterlijk’ binnen het maatschappelijke leven = heel kort op de vragen die de
samenleving oproept antwoorden ontw + hebben geen klaslokaal maar een andere verzamelplaats = zelf gebouwen opzoeken om samen met mensen in proces te gaan
o De vraag ‘Wat is zinvol samen leven’ wordt telkens weer gesteld = wat is democratisch/ rechtvaardig samenleven centraal! Kernvraag!
o In het zich tot elkaar verhouden, ligt heel wat mogelijkheden tot educatie = vb. ‘Highlander school’ mensen altijd in een cirkel: zo gaat spreken naar elkaar toe veel makkelijker
Kernkwesties/ kernvrageno Het enorm belang van ervaring van mensen = ervaringsleren: cruciaalo Bottom-up processen= van wat mensen meemaken beginnen en dan zoeken naar hoe
samenleven mogelijk makeno De gehele mens= mensen in geheel + diverse manieren van mens zijn = niet alleen rationeel =
ook spelen + zoeken naar zien = versch dimensies van mens proberen aan te sprekeno Een perspectief bieden…
‘Ervaringsgerichte pedagogiek/ democratie’o Aanpassen versus maatschappelijke transformatie
‘kritische pedagogiek’
5. UITBREIDING
SOCIALE EN CULTURELE PEDAGOGIEK ALS EEN SPECIFIEKE PEDAGOGIEK?
WAT DRIJFT DE SOCIALE PEDAGOGIEK? = TUSSENTIJDSE SAMENVATTING!
Staat van bij haar begin voor de vraag hoe zij de idealen van de Verlichting via educatie wil waar maken maar heeft ook aandacht voor samenlevingsproblemen die het gevolg zijn van een te ver doorgedreven vooruitgangsgeloof
o De mens is geen op zichzelf staand individu, maar maakt altijd deel uit van een gemeenschap.
Educatie kan niet zonder gemeenschap en gemeenschap kan niet zonder educatie (‘gemeenschapseducatie’)
o Maatschappelijke uitsluiting dient te worden tegengegaan (‘kritische pedagogiek’) = elk individu krijgt even veel kansen: belangrijk richtingspunt (Freire)
47
o De sociaal pedagoog besteedt veel aandacht aan het samen kennis genereren die het samen leven mogelijk maakt (‘pragmatiek’)
o Een doorgeslagen professionalisering dient te worden tegen gegaan (‘leefwereldgericht werk’)
Let op als je als sociaal werker met mensen werkt dat je dat niet doet vanuit doelstellingen die je zelf belangrijk vindt maar vanuit de dingen die de mensen zelf belangrijk vinden = kennis van de problemen + hoe ze opgelost kunnen worden
Professionals weten niet alles!
o Belang van democratie en openbreken van éénzijdige kijk van humanisme/verlichting = vooruitgang, visie van de mens terwijl we in een samenleving leven die superdivers is + dingen tonen dat we onze wereld aan het belasten zijn + er zal mss zelfs geen wereld meer zijn voor ons nageslacht. (‘duurzame ontwikkeling’, nieuwe vormen van gemeenschap in superdiversiteit…)
SOCIALE PEDAGOGIEK?
Een werkdefinitie
Het is een pedagogiek waarin sociale én educatieve interventies (manieren om mensen samen te brengen , niet gefocust op individuen) gecombineerd worden om vorm of gestalte te geven aan het mens-zijn en het samenleven
o Beweegt zich ‘letterlijk’ binnen het maatschappelijke leven o De vraag ‘Wat is zinvol samen leven’ wordt telkens weer gesteld
Niet: wie ben ik als individu, wat zijn mijn zwaktes, sterktes Maar wat betekent het met het samenleven met elkaar
o In het zich tot elkaar verhouden, ligt heel wat mogelijkheden tot educatie Informeel leren! (niet formeel zoals onderwijs)
o Kernkwesties Het belang van ervaring Bottom-up processen
48
De gehele mens
• Een perspectief bieden…
Ervaringsgerichte pedagogiek/ democratie
• Aanpassen versus maatschappelijke transformatie
Kritische pedagogiek
LEESSEMINARIE 1: PAOLO FREIRE (ZIE OOK SCHEMA & VRAGEN)EEN PEDAGOGIE VAN DE ONDERDRUKTEN
Educatie heeft altijd te maken met een vraag naar samen leven.
Haalt naar voren dat educatie nooit neutraal is: staat ten dienste van de verdere onderdrukking of van bewustwording/emancipatie. altijd perspectief meebrengen
Reageert tegen een opvatting waarin educatie wordt gezien als een middel om mensen in te passen in een samenleving die uitsluiting in de hand werkt.
Aandacht voor vorming: een besef dat er ook een ander leven en samen leven mogelijk is.
DE PEDAGOGIEK VAN FREIRE
49
Freire werd belast met de concrete taak volwassen mensen te leren lezen en schrijven.
En verbond dit met en emancipatorische opdracht: het leren lezen van de wereld:
dat mensen zich bewust worden van processen van onderdrukking: ervaren dat er geen noodzaak zit in de gangbare orde der dingen en dat structurele verandering mogelijk is
o Magisch bewust zijn: voelen dat het niet klopt maar zien geen manier om dat te veranderen dat mensen zich engageren om de strijd aan te gaan en hun menselijkheid en vrijheid te herwinnen,
om zelf en in eigen naam vorm en betekenis te geven aan hun wereld.
BEKIJK DE FILM‘DE KINDEREN VAN DE BORINAGE’
• Is een reportage van Patric Jean over de sociale wantoestanden in de armste wijken van de Borinage (Henegouwen), in een soort ‘brief-film’ vorm gericht aan Henri Storck.
• Bijna 70 jaar na de memorabele documentaire van Henri Storck (Misère au Borinage = sluiting van de mijnen : ☹), gaat de jonge Belgische filmmaker Patric Jean op zoek naar zijn eigen Borinage-wortels.
• Soms zwartwit om vgl te maken
• Hij treft er een streek aan die er zo mogelijk nog slechter aan toe is.
• Hij filmt er de sociale ellende: verdwenen mijnen, armoede, krotwoningen. Via een ex-mijnwerker, Emile, geeft hij de stille armoede een stem.
• Voice-over = geïnspireerd door Freiriaans gedachtengoed!
https://youtu.be/YgTAzglTqPw
FILM ZE LEVEN ALS IN EEN SOCIALE GOOT
• Eén rode draad: ziekte, de afwezigheid van sociale diensten, plaatsing van kinderen in centra voor gehandicapten terugblik naar zwart wit beelden = kinderen moeten testen doen waaruit blijkt dat ze achterstanden hebben = vindt fenomeen nog altijd terug armoede zorgt dus voor achterstand
• De hoop op een beter leven bestaat niet bij die mensen: ze hebben aanvaard dat ze nutteloos, onbekwaam en zelfs schadelijk zijn ( ze maken de vgl met een hond die op straat leeft die zelfs meer doet dan wat zij kunnen doen)
‘MARGINALISERING?’‘AFHANKELIJKHEID’?
Cineast wilt ‘de stilte begrijpen’
Mensen zijn nog ‘louter’ toeschouwers bij wat er in hun leven/leefomgeving gebeurt
‘Wie geminacht wordt, minacht zichzelf’ ‘Ze beloven dit, ze beloven dat …. maar ze doen niks’ ‘Ze houden ons voor de gek’ ‘Het stadspark wordt schoongehouden, maar hier komen ze nooit.’ ‘Eén rode draad: ziekte, de afwezigheid van sociale diensten, plaatsing van kinderen in centra voor
gehandicapten’ ‘De hoop op een beter leven bestaat niet: ze hebben aanvaard dat ze nutteloos, onbekwaam en zelfs
schadelijk zijn’ ‘Ze vergelijken zich met de honden die op straat leven’
50
‘Geen spoor van opstand ondanks affiche omtrent avondklok’ na een bep uur niet meer op straat mogen
‘Soms doorbreken ze de stilte, zonder te weten in welk stuk ze dan spelen’
FREIRE HAALT HET ZWIJGEN NAAR VOREN… DE STILLE ARMOEDE
Armoede creëert dat mensen stom worden, niet meer nadenken om hun leven te veranderen
Mensen zijn nog ‘louter’ toeschouwers bij wat er in hun leven/leefomgeving gebeurt
Freire haalt naar voren dat dit kan leiden tot een eigen ‘cultuurpatroon’
o ‘cultuur van het zwijgen’: isolement, berusting, apathie, weinig aangepaste voorzieningen
o ‘criminalisering’ die leiden tot maatschappelijke uitsluiting
o ‘permanent afhankelijk zijn van bijstand’
Freire haalt naar voren dat dit eigen cultuurpatroon geen eigenschap is van mensen maar een gevolg van een leerproces (socialisatie) = het is niet de mensen zelf maar een soort cultuur die hun stil houdt!
LEESSEMINARIE 2BECOMING A COMMONER: THE COMMONS AS SITES FOR AFFECTIVE SOCIO-NATURE ENCOUNTERS AND CO-BECOMINGS
de Canadese Antigonish beweging koppelen aan heel wat praktijken vandaag de dag die een opleving hebben
o Volwassenenvorming als een middel tot sociale en economische organisatie en verbetering. Concreet trachtte deze beweging, door middel van publieke vergaderingen en lokale studieclubs, de sterktes en zwaktes van de gemeenschap in kaart te brengen. Vaak leidden deze analyses tot de oprichting van coöperatieven (huisvestingscoöperatieven, handelscoöperaties…) Dit gebeurde niet enkel in Canada.
o Een coöperatie is "... een autonome organisatie van personen die zich vrijwillig verenigen om hun gemeenschappelijke economische, sociale en culturele behoeften en ambities te behartigen door middel van een onderneming waarvan ze samen eigenaar zijn en die ze democratisch controleren" (ICA-definitie).
Repair-café: veel dingen zijn zo gemaakt om stuk te gaan
o Economische markt: alle belang bij dat we dingen niet herstellen maar nieuwe dingen kopen
51
o Dus halt aan roepen + dingen samen repareren kosteloos: ze doen het graag en omdat ze het belangrijk vinden dat de economie van consumptiegoederen stopt en de afvalberg kleiner wordt
CSA boerderijen: landbouwers die mensen in een bepaalde straal vragen of ze geen geld willen storten in hun bedrijf en in ruil daarvan krijgen ze een pakket voedsel + soms ook mee oogsten
o 1 landbouwer + netwerk van consumenten om op lokaal niveau producten te produceren = ook vervoer
o Voedselproductie die zeer globaal + kapitaalintensief geworden is = doorbreken
BECOMING A COMMONER: THE COMMONS AS SITES FOR AFFECTIVE SOCIO-NATURE ENCOUNTERS AND CO-BECOMINGS (LAATSTE TEKST)
de negatieve impact van de vrije markt te controleren door geldwaarde te beperken
o CAMBIO: auto’s delen de gebruikswaarde daarvan centraal te zetten = niet de geld waarde + dat je dat individueel MOET bezitten!
te streven naar een economie in evenwicht (in tegenstelling tot groei)
te werken aan gemeengoed, niet enkel het individuele goed
mensen weer in contact te brengen met de dingen, het leefmilieu, de natuur en met elkaar = besef van relatie van de dingen en de gebruikswaarde daarvan wordt sterker
Commons?
o een veelheid aan goederen of hulpbronnen die gaan van de meest tastbare, bijvoorbeeld water, tot de meest virtuele, zoals open source software, met daartussenin bijvoorbeeld een stedelijk netwerk om fietsen te delen. Ze worden gekenmerkt door een diversiteit aan productiewijzen en beheersvormen. (wikipedia = met ons allen creeëren + gebruiken)
o Essentieel is dat de commons collectieve actie teweegbrengen die uitgaat van een gemeenschap of een netwerk van burgers.
o de commons zijn niet alleen maar een hulpbron. Het is een hulpbron(bv: wikipedia) én een gemeenschap én de sociale protocollen én de waarden om gedeelde hulpbronnen te beheren. = zodat het niet omgezet wordt in geldwaarde
COMMONS
De commons bieden een woordenschat om onze verbeelding weer te prikkelen, ze banen de weg om de ecologische en sociale transitie te doen slagen.
Het zijn geen private goederen, die op de markt worden uitgewisseld en enkel beantwoorden aan een logica van persoonlijk voordeel, noch publieke goederen, geproduceerd door de staat.
De commons komen voort uit een andere benadering. Ze bestaan door de wilskracht van gemeenschappen die zich organiseren om collectief een hulpbron te beheren, om zo de duurzaamheid en de bereikbaarheid ervan voor iedereen te verzekeren, soms in interactie met de markt, soms met de staat, soms met beide
52
EEN KORTE GESCHIEDENIS…
• De bakermat van de commons = 12e-13e eeuwse Europa
• Het was toen een kwestie van het grondgebruik te beheren, voor landbouw, weiland of bos, vooral omdat de demografische druk aanleiding gaf om sterker in te zetten op landbouw en veeteelt. Het concept gemeengoed maakte bovendien bemiddeling mogelijk bij geschillen tussen landheer en boer.
• De economie leert ons dat digitale hulpbronnen specifieke kenmerken vertonen: ze zijn reproduceerbaar aan een marginale kost van bijna nul euro, ze ontnemen hun initiële bezitter zijn eigendom niet als hij die deelt (niet-concurrerend goed), en brengen daarmee vanuit hun oorsprong het principe van schaarste aan het wankelen, waarop heel onze economische gedachte sinds Adam Smith en Ricardo is gebaseerd.
• Meewerken aan het schrijven van software, een artikel in Wikipedia verbeteren, een open elektronisch systeem ontwerpen, de film die je onlangs zag aanraden aan een vriend, een digitaal boek lenen of op afstand een auto uitvinden die weinig energie verbruikt, al deze acties, van de kleinste tot de meest ambitieuze, maken deel uit van een economie van samenwerking, die ontsnapt aan de traditionele canon van de economie van schaarste.
TEKST 1 PLEIDOOI VOOR EEN BEETJE IDEALITEIT (ZIE HIERBOVEN
TEKST 2: A COMPASS FOR POPULAR EDUCATORS
Onderzoek in Zuid-Afrika Manier waarop popular education vorm heeft gekregen, spanningsvelden, apartheidsregime = blijft
nog nazinderen Verschillende auteurs die bepaalde begrippen gebruiken + er hun betekenis aan geven belangrijk
om te kijken naar artikels waar naar verwezen wordt
OPBOUW VAN DE TEKST
Probleemstelling: je haalt een probleem naar voren op 2 manieren:o Verwijzen naar empirische realiteito Aangeven als auteur: op welke auteurs baseer ik mij, met welke bril kijk ik naar het probleem
Onderzoekswijze methodologie, designo Bepaalt veel = instrument om werkelijkheid te ontginnen
Presentatie van resultaten: grootste deel van artikel Besluit:
o Samenvattingo Een vervolg onderzoek dat we kunnen formuleren obv dit onderzoeko Inzoomen op 1 element van het onderzoek + daar op reflecteren
53
DEEL 1 – INZET VAN DE TEKST
TWEE BELANGRIJKE GEBEURTENISSEN? = BIJZONDER BEGIN VAN DE TEKST
Gebeurtenis 1:
in 1976: het toneelspel 'Fantastical History of a Useless Man' het geweld van politiek en economie (koloniale geschiedenis) kwam naar voren
o 2 koloniale figuren die op de munt van Zuid-Afrika hebben gestaan, deel van koloniale geschiedenis = economie & politiek waren dus erg met elkaar verstrengeld
o Deze doen in het toneelstuk een stap terug om dan ruimte te geven aan de gewone man die tot dan toe erg ‘useless’ werd gezien kon zo initiatief nemen = verder zetten? Alles doen kantelen?
Er moest iets veranderen de stemloze mensen moesten gehoord worden een revolutie = nodig
Gebeurtenis 2:
De Soweto-schoolkinderen die neergeschoten werden omdat ze in opstand kwamen. o Kinderen kwamen op voor hun recht om op dezelfde manier naar school te mogen gaan als
de blanken een regime dat beslist om te schieten op kinderen die het recht op onderwijs bepleiten!
o Soweto = dorpen met krotwoningen (van wat ze vinden huizen maken + zo leven)o Door industrialisering = geen woning in stad zelf construeren
Gewoon leven opbouwen met de dingen die ze vinden
Deze gebeurtenissen = mensen aangezet om zich:o te organisereno te mobiliseren o hun stem te verheffen
Er moest iets veranderen aan de grote tegenstellingen tussen arm en rijk en de grote onrechtvaardigheid!
De auteurs geven met deze twee voorbeelden aan hoe Popular Education haar voedingsbodem in dergelijke gebeurtenissen vond:
o maatschappelijke tegenstellingen (arm, rijk, zwart, blank, rechthebbend, rechtloos)o utopieën dat dat het anders kan
54
o ‘het volk’ begon te beseffen dat ze een stem hadden + die moesten verheffen om een ander soort samenleving te creëren zien we vandaag nog (klimaatsacties) vanuit ervaring: als we niet op straat komen, niet spijbelen gaat er niets veranderen aan het klimaatbeleid
De verwijzing schept een kader, waardoor het voor de lezer makkelijk is om zich in te leven in de manier waarop en de periode waarin 'popular education' tot stand kwam en hoe zich dat verderzet(te)…..
o De vormen van popular education hangen af/worden mede bepaald door historische gebeurtenissen in een land… = voortdurend in ontwikkeling
De jaren na die gebeurtenis begonnen er allemaal burgerinitiatieven de kop op te steken.
o Het toont ook hoe popular education ontstaat door veranderende relatie tot de staat (die toen nog apartheid verdedigde).
Soms praktijken: subsidies van de overheid + willen meebepalen Zijn we nu tegen de overheid omdat die mee staat voor wat er in de maatschappij scheef zit
of zoeken we naar constructieve samenwerking?
Dit doen ze omdat popular education steeds een antwoord is op bepaalde historische feiten, en door deze verschillende historische feiten te bekijken kunnen we begrijpen hoe het komt dat er verschillende vormen van popular education zijn.
o Elke nieuwe tijd vraagt om nieuwe strategieën en praktijken, er zijn dus constant nieuwe uitvindingen. zijn constant nieuwe uitvindingen/ innovaties!
o Nieuwe praktijken, andere gaan weg
21 jaar na de democratische verkiezingen hopen veel werkende mensen nog steeds op een meer egalitaire samenleving en een leven van waardigheid.
o Populair onderwijs draagt bij tot het besef van deze hoop!? o Klopt dat vandaag de dag nog? Nog altijd even levendig?
METHODOLOGIE EN FOCUS VAN ONDERZOEK?
Sneeuwbal-effect: beginnen met groep van respondenten + je vertrouwt erop dat als je aan hun vraagt: ken je nog relevante respondenten? doorheen onderzoek respondenten verzamelen!
o Mappingoefening van alles wat er bestaato literatuurstudieso interviewden personen binnen organisaties, ook in andere landen! niet alles is
neergeschreven, met de mensen praten!o observeerden initiatieven en bijeenkomsteno focus: het doel en de theoretische grondslagen van de praktijken o ook de concrete praktijken (opvoedingssessies = foute vertaling: anders dan wat auteurs
bedoelden) binnen de organisaties zelf Participerende aanpak waarbij net als bij PE kennis wordt vergaard door middel van dialoog
half gestructureerd interview: gesprek staat centraal, geen soort enquête-format (niet aansturen op gestandaardiseerde antwoorden)ook andere thema’s aanhalen
reflectie over de praktijk wordt door het gesprek aangescherpt + gearticuleerd vaak na interview: interessant om zo na te denken over hun praktijk!
Rijke + genuanceerde data Kenmerk van popular education = ervaringsgericht bottom-up
55
Het doel van de studie is net zoals het doel van PE de interesse levendig houden voor en actief engagement in de popular education
Participatory action research (PAR): kennis geconstrueerd wordt door middel van dialogen wederzijds proces met onderzoek iets veranderen in die praktijk + samen nadenken wat
staat hier centraal + WEL interveniëren = samen iets veranderen in de praktijk! Dewey: kennis wordt niet opgeslagen in boeken maar in pluraliteit
Dit is ook het geval bij 'popular education' onderzoek + opvoeding hebben tools en processen ontwikkeld die alle deelnemers toelaten te spreken en gehoord te worden.
Wiens kennis telt en nuttig geacht wordt om het doel te bereiken, wordt zowel duidelijk in PAR als 'popular education'.
De kritische reflectie = voor zowel de PAR processen als de 'popular education' een cruciaal gegeven
The research helped us to formulate ‘theories grounded in radical commitments’ which in turn shaped and encouraged us to ‘discover things scientifically that more conventional, establishment theories merely serve to hide from sight.’ (p.99)
Radicale betrokkenheid naar voren halen Sommige dingen zijn vaak onzichtbaar dus die kleine, goede & kritische praktijken (tegen de
maatschappelijke orde) ook bekijken
METHODOLOGIE EN FOCUS?
Generally, there appears to be consensus that popular education is concerned with conscientisation, in Freirean terms, learning ‘to read the word and the world’ and action, confronting hegemony and working for transformation = Freire = heel belangrijk voor dit onderzoek!
Key elements that are
(i) it challenges the status-quo (but not necessarily the ‘capitalist system’),
(ii) it supports the co-construction rather than simply transmission of knowledge,
(iii) the role of popular education is to conscientise towards social action (p. 100)
POPULAR EDUCATION?
= gaat om een enorme diversiteit hoe pedagoog wordt benoemd
56
NAAM VAN PEDAGOOG:
• ‘educators’• ‘popular educators’• ‘labour educator’• ‘cultural activist’• ‘activist educator’• ‘feminist educators’• ‘community worker’• ‘worker educator’• ‘radical educator’• ‘social movements’
ONDERWERPEN
• Van alfabetisering tot arbeid
• Van cultuur tot gezondheid (in Gent bv: rond voeding werken)
• Van landbouwontwikkeling tot huisvesting
• Trade unions
• NGO
• Community based structures
• Faith-based organisations
• Women empowerment
• Life-skill training
l’education populaire and l’education populaire autonome (social transformation)working class education; ‘progressiveand radical education’; adult education for democracy; popular education engagingwith social movements
Popular education is understood to be popular, as distinct from merely populist, in the sense that it is rooted in the real interests and struggles of ordinary people;
o Pedagogiek van het volk, van de gewone man
Afscheiden van populistisch/ populisme: komt vandaag de dag erg op in de politiek = in opmars (zowel links als rechts) claimen dat je vanuit het volk gaat spreken: kritiek dat de politiek door veel te veel experten wordt geleid
o Rechts: Vlaams Belang op populistische wijze aangeven om vanuit de schrik van het volk voor migranten te spreken = zonder het te bewijzen dat het de stem is van het volk = toch claimen!
o Vaak een negatief kenmerk maar die populistische politici raken toch een snaar bij sommige mensen die niet akkoord zij met de politiek die gebaseerd is op experten
it is overtly political and critical of the status quo; = veel vragen stellen rond de manier waarop de samenleving zou moeten veranderen (popular education)
57
it is committed to progressive social and political change. (Martin 1999, p. 4) (p. 100)
DEEL 2 – SPANNINGSVELDEN
Social mobility Social mobilization
Horizontale macht Verticale macht
“Een voet binnen de overheid” “Een voet buiten de overheid”
Eén kennisbron Diversiteit aan kennisbronnen
Korte termijn Lange termijn
VRAAG 1
“Volgens mij heb je twee opties: ofwel kies je ervoor om via ‘kleine’ lokale projecten te werken rond veiligheid in de buurt, het rondslingeren van afval in de buurt,… dit zijn allemaal thema’s en projecten waar je goed bij scoort bij gemeenten en steden. Dat is trouwens een waardevolle keuze, want ook al veranderen ze de wereld niet onmiddellijk, ze zijn zeer zinvol voor de mensen die eraan deelnemen. Ofwel opteer je ervoor om compromisloos te gaan voor keuzes die nodig zijn om wel tot echte maatschappelijke verandering te komen. Hiervoor zal je soms extreme standpunten moeten innemen en daarmee zal je mensen tegen de schenen schoppen. Daar moet je dan ook de consequenties van dragen, want je zult daarop afgerekend worden.”
Bij welke van de spanningen die Von Kotze in haar artikel beschrijft sluit het citaat van de Directeur van Samenlevingsopbouw Vlaams-Brabant aan?
“Een voet binnen de overheid” “Een voet buiten de overheid”: gaan we voor thema’s die de overheid belangrijk vindt of gaan we voor initiatieven die tegen de overheid in gaan + waar we kritiek gaan op krijgen
Korte termijn Lange termijn : opruimen: direct zichtbaar = makkelijker zo krijg je mss meer ondersteuning andere dingen die langer duren om te bereiken + zijn moeilijker
VRAAG 2
Een gerichtheid op sociale mobiliteit vraagt dat een groep van mensen in beweging wordt gebracht voor belangrijke maatschappelijke doelen. Educatieve initiatieven zijn hierbij cruciaal, maar ook stakingen en acties kunnen hiertoe bijdragen.
Akkoord
Niet akkoord
‘MOBILITEIT’ VERSUS ‘MOBILIZATION’?
58
Sociale mobiliteit = proces waarbij je hoger op de maatschappelijke ladder wilt geraken klimmen in posities van samenleving (orde/ hiërarchie)
o Veel educatieve initiatieven zijn daarop gericht= Freire: mensen leren lezen + schrijven verschuift ook naar mobilisatie = ik ga niet akkoord met de ordening die gemaakt wordt in de samenleving
o Mensen inpassen/ helpen om hen de kennis en vaardigheden bij te brengen die de samenleving vraagt of mensen proberen in beweging te brengen om tegen die hiërarchie in te gaan
o Mobiliteit = makkelijker overheid 😊
education has become increasingly instrumentalised and oriented towards short-term and under-resourced vocationalism (wat de arbeidsmarkt vraagt). Education for empowerment (kracht geven & emancipatie) is inspired by the dream to ‘climb out’ of present miseries and embarkon a better life – the image often being one of a staircase leading towards the light
Gedachtengoed van Freire:
o However, popular education for empowerment runs the risk that participants do not make the connection between self and others and fail to use their newly ‘empowered’ status to assist others for collective change.
Distinction between empowerment and emancipation (Inglis)
‘Empowerment involves people developing capacities to act successfully within the existing system and structures of power, while emancipation concerns critically analyzing, resisting and challenging structures of power’
Organisations running popular education that aims at ‘life skills’ are one example This education primarily targets individual transformation; there is a notion of individual deficit that
needs to be corrected through education with the hope and belief that this ‘changed self’ will be confident to act for the good of others.
‘EMPOWERMENT’ VERSUS ‘EMANCIPATION’?
Staan in elkaars verlengdeo If you don’t recognise your own hurt and your own pain and your own ‘stuff’ that you’ve been
through and ‘give yourself a break’, allow yourself to acknowledge what you need to work on in order to, in a way, feel more self-confident, acting collectively is difficult.
o Opletten om dat verschil niet te scherp te zien! ‘beyond the binary of ‘either/or’
o Engage people so that they can relate [….] by connecting what they are concerned with and bringing it together with the collective […] there must be some moments where there is an attempt to help people to socially analyse […] to see the issue beyond the individual as part of the societal … and then trying to develop a strategy of action […] building baby steps.
o Eerst werken aan empowerment (gevoel +++) daarna emancipatie proberen te verwezelijken
59
VRAAG 3
Eigen aan de initiatieven van 'popular education' is dat ze er altijd in slagen om samen ervaringen uit te wisselen en samen nieuwe kennis op te bouwen via een wederzijdse verhouding. (zelf doen = overgeslagen in les!!!!)
Akkoord Niet akkoord
HORIZONTAAL VERSUS VERTICAAL
Popular educators often find that participants struggle to articulate the knowledge and skills necessary for engaging in political and educational endeavours despite all their experience (Endresen and von Kotze 2005). The ongoing racism, still much in evidence in the geographies of cities, cultural symbols and highly unequal relationships, compounds the problem.
Therefore, an important first task in any popular education undertaking is the attempt to establish more horizontal relationships of power. These must be consciously established and continuously re-negotiated or else participants’ reluctance to voice views and interpretations may be interpreted by the educator as a lack of confidence, and responded to inappropriately.
The purpose of dialogue is to encourage the emergence of organic intellectuals – rather than continue the hegemony of expert knowledge transmission in a vertical teacher-pupil relationship.
Similarly, educators run the risk of reinforcing unequal relations when they do not go beyond encouraging the ‘sharing’ of participants’ experiences. Uncritical acceptance of what is said may appear as a process of valorising experience. Yet, it may well be a patronising attitude that stops critical questioning and analysis oriented towards understanding ‘false consciousness’ and imagining ‘what might be possible’.
Redelijk snel : relatie verticaal ik als expert ☹
'KNOWLEDGE WARS' (P. 105-106)
‘Ordinary people are teachers already and carry useful and valuable knowledge with them to be shared with others’ is an important starting point for him.
‘Working on the mines, realising that I could learn a huge amount from these men who’d never been to school (…) was a fundamental shift in my understanding of power relations of who actually has the wisdom around here, and the analysis, and recognizing that I knew very little in many instances’.
But: The tension of what and whose knowledge counts, when and where, is one that is alive amongst popular educators. Knowledge is not always created through action, and analysis of that knowledge does not necessarily inform decisions towards new forms of action (Gaventa and Cornwall 2001, p. 75–76).
Oorlogskennis: moeilijk om vanuit horizontale relatie die verschillende soorten van kennis naast elkaar te zetten
o Kennis van gewone mens; kennis van politieke machtsfiguren, experteno Gesprekken tussen die mensen proberen mogelijk maken + als pedagoog zo proberen bij te
sturen in die meerstemmigheido Burgerjury = goed bestuderen + met experten zo een visie van de burgers presenteren
= belangrijk aandachtspunt sociaal pedagogen
HET CONCEPT 'REVOLUTIONARY PATIENCE' (P. 106)
60
to describe an attitude, a mindset, a complex virtue that holds in tension a sense of urgency consistent with the size of the problem we face and a resilience that meets setbacks and defeats with both hope and determination to remain in the struggle for the long haul.
focus to tackling immediate problems on the ground; they aim for results not just ‘in my lifetime’ but within reach
the dominant tendency of many development and advocacy NGOs is to compartmentalize the world into ‘issues’, and ‘projects’, and the practice of an ‘ideology of pragmatism’ which entails an unwillingness to name or confront capitalism directly.
‘HET MIDDENVELD’ : VERHOUDING TOT DE OVERHEID
Niet opschuiven naar punten = maar vanuit: waar staat de groep voor, algemeen belang! Bv jeugdwerk = in middenveld
o Willen we net dicht of ver weg van de overheid zijn?
GEORGANISEERD MIDDENVELD= HET TOPJE VAN DE IJSBERG
Wat zichtbaar is = initiatieven, organisaties, praktijken die zich verhouden tot die overheid krijgen subsitdies, gebouw, personeel
MAAR= er zit ook een heel interessante onderwereld in klein, kritisch, interessant, opkomend …
Organisaties met een stevige structuur, ruime achterban, brede naambekendheid (vaak met financiële steun van overheid)
Sociaal-culturele praktijken ontwikkelen zich overal waar mensen samen ageren en interageren met het oog op vormgeving en vernieuwing van mens en maatschappij
Differentiating between strategic participation and non-participation with the state; working from within to push and re-shape what they find; identifying gaps to use
61
institutional interstices; inequalities needs to be transformed and this cannot happen within the institutions of the state
Filmpje:
Daar staat democratie voor
Reclaimen: heropeisen om het samen te hebben over maatschappelijke kwesties Vb: ruimte opnieuw gebruiken parkeerplaatsen
Reframe: herformuleren van de manier waarop maatschappelijke kwesties doorgaans omgeschreven worden/ herdefiniëren van maatschappelijke vragen
Langdurig werklozen: willen werken + iets wat ze graag doen hen niet verplichten!
DEEL 3 - KOMPAS
Instrument ontw om op woelige zee van popular education zich te bewegen!
TRADITIES? SPANNINGEN?
Tradities continuïteit van normen, overtuigingen en praktijken en zorgen ervoor dat deze van generatie op generatie wordt doorgegeven. = geen goed begrip om woeligheid/ veranderlijkheid van soc ped in Zuid-Afrika te beschrijven
!!! Een eenduidige definitie geven van 'popular education' is quasi onmogelijk.
Door de verschillende visies en praktijken, kan men ook niet spreken over 'de grote tradities van de popular education'. Popular education verandert over de tijd en de context, het past zich aan. Verschillende sociaal pedagogen beogen dan ook andere doelen te bereiken op andere manieren. Hierdoor ontstaan er spanningen, verschuivingen en experimenten.
'Popular education' is ontstaan als een fluctuerende, veranderende praktijk die zich verzet tegen eenvoudige categorisering in 'tradities'.
"Popular education" is een continu veranderende praktijk. Het moet altijd gezien worden in de gehele context, het komt in verschillende vormen op verschillende plaatsen en tijden voor. Daarbovenop vindt het zichzelf ook voortdurend opnieuw uit. In tegenstelling tot tradities die de continuïteit van normen, praktijken en overtuigingen over generaties heen benadrukken, zijn spanningen, verschuivingen en nieuwe experimenten betere benamingen.
KOMPAS?
Het kompas is zo geconstrueerd dat eigenlijk alle 'tensions' in de vier kwadranten verwerkt zitten. (het woelige en regelmatig veranderend water van PE)
Het is een denkinstrument dat ons in staat stelt om concurrerende, vaak tegenstrijdige aanspraken over PE te begrijpen.
Als 'popular educators' moeten we ons bewust zijn van de mate waarin de politiek een impact heeft op onze keuzes die we maken.
Het kompas heeft een bepaalde overtuigingskracht nl. fungeert als een gids voor acties bv: de naald zegt ons welke richting we moeten uitgaan, of laat ons zien hoe ver we van het pad zijn afgeweken (welke kwadranten overbevolkt zijn).
62
o Freiriaanse gedachtengoed moet levendig gehouden worden! = hoe ver zijn we afgeweken van een andere invulling dan het freiriaanse
1. De auteurs bieden het kompas aan als 'denkinstrument' om 'popular educators' te helpen om over hun individuele en collectieve praxis te reflecteren.
2. Om 'popular educators' te ondersteunen in hun zoektocht naar radicale alternatieven. (Freiriaanse roots)
- Men kan het kompas gebruiken om zichzelf vragen te stellen zoals: "Zijn we afgedwaald naar individuele empowerment/bewustzijn, vergelijkbaar met de 'populaire educatie' van Silver die erop gericht is de gematigden tot rust te brengen door mannen(sic) te vormen met specifieke vaardigheden voor bepaalde banen en onderhouden van een onrechtvaardig systeem?"
- Het toont de afgelegde route aan -het bewust blijven van gevaren van de politieke impact in de samenleving -het alternatieve pad aantonen
VRAAG 2: KWADRANT 1, 2, 3, 4?
“Op het nieuws hoorden we constant berichten over de massale toestroom van vluchtelingen in België en de moeilijkheden om iedereen goed op te vangen. We speelden al een tijdje met het idee om iets te doen voor deze vluchtelingen, en dan specifiek voor de vrouwen. Vlakbij ons kantoor ligt het opvangcentrum Klein Kasteeltje, dus het leek ons logisch om eens bij hen aan te kloppen” zegt Isabel van CÎME. Tijdens een gesprek met de medewerkers bleek al snel dat een pakket met verzorgingsproducten heel wat zou kunnen doen voor de moraal van deze vrouwelijke vluchtelingen. Chantal, die deel uitmaakt van het team van het Klein Kasteeltje, vertelt het volgende: “De vrouwen die hier verblijven hebben een lange vluchtweg achter de rug, waarin ze alleen maar bezig geweest zijn met overleven. Eenmaal aangekomen in het Klein Kasteeltje wonen zij met veel mensen samen op een heel kleine oppervlakte. Van privacy is dus geen sprake. Verder krijgen zij bij aankomst een pakket met enkel de hoogstnodige basisproducten wat hygiëne betreft, zoals een tandpasta, zeep en shampoo.” Eén van de problemen waar deze vrouwen dan ook mee kampen is volgens Chantal het gebrek aan eigenwaarde, privacy en de mogelijkheid tot me-time.”
Popular education for empowerment
63
o Bij ambtenareno Terug een zelfbeeld creëren, doet goed …o Bottom-up: vanuit wat er leeft bij de mensen
(KOMPAS KENNEN!!! Vragen ook op examen)
VRAAG 3: KWADRANT 1, 2, 3, 4?
Donderdag Veggiedag is een campagne van EVA die jou wil tonen hoe je één dag in de week lekker en gezond vegetarisch kan eten. Het is dé ideale manier om tegelijk iets voor je eigen gezondheid te doen als voor het klimaat. Bovendien zorg je meteen ook voor een betere voedselverdeling in de wereld en voor gelukkigere dieren. En dat allemaal door gewoon één dag in de week anders te eten. De wereld veranderen was nog nooit zo makkelijk. En lekker! En voor wie nog twijfelt, zetten we graag even enkele concrete feiten op een rijtje:
• Door mee te doen aan Donderdag Veggiedag verklein je het risico op hart- en vaatziekten, diabtes type 2 en sommige kankers. Je krijgt minder slechte cholesterol binnen en blijft makkelijker slank.
• Voor de productie van 1 kilogram rundvlees is 15.000 liter water nodig. Ter vergelijking: voor 1 kilogram tarwe is dat slechts 900 liter.
• Door gedurende 1 jaar mee te doen aan Donderdag Veggiedag verminder je je broeikasuitstoot evenveel als wanneer je 1.250 kilometer zou fietsen in plaats van de auto te nemen.
• Wereldwijd sneuvelt er jaarlijks 3 miljoen hectare bos voor de vleesconsumptie, dat is een oppervlakte zo groot als België.
• Door gedurende 1 jaar 1 dag in de week veggie te eten, spaar je elk jaar het leven van ruim 20 dieren. Wie krijgt er daar nu geen supergevoel van :-)!
Topdown: van organisatie naar individu Overheid: belang bij dierenproductie als je radicaal kiest voor veggie voeding = ☹ overheid Lange termijn WEL
o Spanningsveld!!
VRAAG 4: KWADRANT 1, 2, 3, 4?
Torekens werd als complementaire munt in september 2010 geïntroduceerd in de Gentse Rabotwijk (wijk met grote concentratie van mensen in armoede = versch afkomsten). De bedoeling was om de inzet voor buurt-, buren- en milieuzorg in de wijk op een alternatieve manier te waarderen. Wanneer bewoners een bloembak plaatsen, een geveltuintje installeren of de buurt net houden, kunnen zij Torekes verdienen. Die kunnen ze vervolgens gebruiken voor lokale en duurzame consumptie, bijvoorbeeld bij de aankoop van gezonde voeding bij lokale handelaars, maaltijden in het sociaal restaurant of spaarlampen in het Torekesloket. Opvallend is de grote, vrijwillige inzet van bewoners die niet of nauwelijks op de arbeidsmarkt aanwezig zijn, waaronder ook een aantal mensen die bij de VDAB als ‘onbemiddelbaar’ geboekstaafd staan.
Het Torekesproject maakt op die manier een kritische kijk mogelijk op de gangbare definities van arbeid en wie daarvan uitgesloten wordt. Er zit een pleidooi in om werk op een andere manier te waarderen en te organiseren, met meer vrijheid voor de werknemer zelf. Een praktijk die aanvankelijk gericht was op de integratie van diverse bewoners binnen de wijk via het incentief van een complementaire munt, stelt op die manier uiteindelijk maatschappelijke uitsluiting aan de kaak. De inzet van opbouwwerkers die de moeilijke vragen van buurtbewoners niet opzij schuiven, maar tot de kern van de zaak maken is hiervoor noodzakelijk.
64
Begin: vanboven links op korte termijn, zelfwaarde gevoel +++, overheid <3 vanuit stad Gent Einde: popular education for radical transformation kritische vragen = zinvol!
VRAAG 2: WAT ZIJN DE TYPISCHE EN HEDENDAAGSE VOORBEELDEN VAN PRAKTIJKEN VAN DE SOCIALE EN CULTURELE PEDAGOGIEK?
SOCIAAL-CULTUREEL EN EDUCATIEF WERK IN VLAANDEREN: SOCIAAL-ARTISTIEK WERK EN SAMENLEVINGSOPBOUWTEKSTEN DIE VOORLIGGEN IN CURSUS
EXAMENSTOF
Trienekens, S. & Hillaert, W. (2015). Kunst in transitie. Manifest voor participatieve kunst-praktijken. Brussel: Demos & CAL-XL.
Keremans, J. (2010). Sociaal artistiek werk, ‘A state of mind’? Sociaal Welzijnsmagazine, 4. ID van ‐Samenlevingsopbouw (2017). Missie, Referentiekader, Waardenkader.
VERDER LEZEN (MOET NIET)
65
Voordracht door Alain Storme n.a.v. zijn pensionering en de boekvoorstelling van Dwarsliggers voor opbouwwerk op 18 april 2016.
VOORDRACHT DOOR ANN VAN DEN BERG N.A.V. GROTE PARTICIPATIE DEBAT OP 2 SEPTEMBER 2016.
Van den Bergh, A. & Cleveringa, S. (2015). Kunst in transitie. Praktijken in de Scheldmondregio. Brussel: Demos & CAL-XL. (moet niet)
Storme, Alain (2015). Opbouwwerk en verzet. Opbouwwerk Brussel.
AANDACHTSPUNTEN VAN DEZE LES
SOCIAAL-ARTISTIEKE PRAKTIJKEN
Grote diversiteit aan initiatieven Participatiegedachte staat centraal Hebben eigen een historiek en beleid: cultuur en maatschappelijk kwetsbare groepen Kernkwaliteiten participatieve kunstpraktijken
SAMENLEVINGSOPBOUW
Missie en maatschappelijke opdracht Participatief werken als voornaamste werkprincipe Historiek en beleid: sociale uitsluiting en maatschappelijk kwetsbare groepen Kernopdrachten van de opbouwwerker
SOCIAAL-ARTISTIEKE PRAKTIJKEN
EEN GROTE DIVERSITEIT AAN INITIATIEVEN
Niet eenduidig: veel initiatieven, doelgroepen… Theater Antigone Wit.h De Figuranten Unie Der Zorgelozen Manoeuvre Victoria Deluxe = dmv spel & verbeelding & dans een stem
geven De Vieze Gasten Platform-K = dansen met en zonder beperking Tutti Fratelli = toneelgezelschap, geen echt amateurgezelschap,
iets bijzonderder kleinVerhaal Madam Fortuna Globe Aroma Zinneke
66
Compagnie Tartaren Let’s go urban ...
SOCIAAL-ARTISTIEK: EEN MEERVOUDIG EN COMPLEX BEGRIP
Sociaal-artistiek werk als containerbegrip: diversiteit aan ontstaansgronden, werkwijzen en methoden, klemtonen en uitgangspunten
werkt in en vanuit diverse contexten en met diverse deelnemers
Sociaal en artistiek: twee evenwaardige polen
Procesmatig werken met verschillende leefwerelden en verhalen van alle soorten burgers (mensen in armoede, nieuwkomers, mensen met een beperking ook buurtbewoners!)
Aanraken van maatschappelijke thema’s en problematieken vanuit hun leefwereld vertrekken
Artistiek proces = begeleid door een kunstenaar proces & product zijn belangrijk: moet aanvoelen wat er leeft en beweegt bij de mensen
Naast initiëren in kunst en cultuur geven deelnemers mee vorm aan het hele proces (soms ook politiek = opkomen voor democratie)
Inzetten om multitude aan artistieke vormen = dansen, fotoprojecten, social media
State of mind: participatiegedachte staat central = ieder mens is deel van een cultuur en moet de kans krijgen om die cultuur te uiten = actieve cultuur participatie van mensen uit kansengroepen
HISTORIEK: ONSTAAN VAN SOCIAAL-ARTISTIEKE PRAKTIJKEN IN VLAANDEREN
1989-1991: Zwarte Zondagen – kantelmoment in Vlaanderen eerste overwinningen van Vlaamsblok ☹
o Kunstenaars worden op hun ‘verantwoordelijkheid’ bevraagdo Kantelmoment in Vlaanderen! = toenemende aandacht binnen cultuurbeleid voor kans
armoede in Vlaanderen 1994 – Algemeen Verslag over de Armoede
o Dankzij Lobbywerk van ATD-Vierde wereld (all together for dignity) Ommekeer in denken en beleid rond armoede Cultuur als belangrijk levensdomein
Cultuur is geen luxe, het is een grondrecht Culturele armoede is de zwaarste vorm van uitsluiting Cultuur is hefboom om armoede & uitsluiting te bestrijden = zorgt ervoor
dat de mens zich kan ontplooien
BELEIDSEVOLUTIE 1996 – Projectoproep ART 23*
67
Koning Boudewijnstichting (steunt projecten voor burgers die zich organiseren voor een betere samenleving) en Kunst en Democratie (nu Dēmos = kenniscentrum dat zich inzet op participatie van kansengroepen aan jeugd,cultuur en sport)
o Verwijst naar artikel uit de Belgische Grondwet: recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing garandeert
o Initiatieven ondersteunen die artistieke dimensie koppelen aan een proces van sociale integratie, maatschappelijke participatie en emancipatie
2000 – Vlaams minister van Cultuur Bert Anciaux een experimenteel reglement in werking = rijk cultureel landschap creëren Groot succes: honderden projectaanvragen
o Voor het eerst sprake van sociaal-artistieke projecten + definitie van die projecten
BELEIDSEVOLUTIE: EXPERIMENTELE REGLEMENT
DEFINITIE: ‘experimenteel reglement voor de financiële ondersteuning van sociaal-artistieke projecten’:
!!! ≠ geen praktijken maar projecten werken met methodiek : volgens een stappenplan!
Laagdrempelig Processen opgezet worden
o Groepen in (sociaal-)culturele achterstelling o Deskundige kunstenaars & educatieve werkers o Om via participatieo Emancipatie en integratie te bevorderen o Artistieke zowel middel als doel
Ook andere subsidies ontstaan
o Federaal Minister van Maatschappelijke Integratie: OCMW’s krijgen middelen om sociale, culturele en sportieve participatie te bevorderen
o Steden geven subsidies aan lokale projecteno Sociaal-Impulsfonds (SIF = overheidssubsidie) geeft subsidies aan lokale projecten = bestrijden van
kansarmoede 2003: hield op met bestaan opgenomen in gemeentenfonds en stedenfonds
o Sociaal-artistieke praktijken/projecten zoeken vaak op verschillende plaatsen subsidies
2004 – Overgangsreglement Anciauxo Overgangsmaatregelen tot 2006o Nieuw element: stedelijke ontwikkeling door nieuwe investeringen
Hoger niveau: geen tweederangskunst maar volwaardige kunst die op zichzelf ook volwaardig was
Elementen sociaal-artistieke projecten:
Procesmatig werken Artistieke input (en meestal output) Sociale output Grensoverschrijdende samenwerking tal van actoren Actieve betrokkenheid
deelnemers & gelijkwaardigheid met begeleiders
68
TRANSVERSALE ONDERSTEUNING
2004 Erfgoeddecreet: sociaal-artistieke projecten gericht op het ontsluiten van cultureel erfgoed 2006 Kunstendecreet: koppeling aan kunstensector – spanning met sociale inslag – zowel
projectsubsidiëring als structurele ondersteuning sociaal-artistiek werk als sector in het nieuwe decreet
o Bracht mogelijkheden mee: Projectmatige & structurele middelen Verankering, grotere kans op meer jarige subsidies en grotere bestaanszekerheid Ruimte aan praktijken om zich te ontwikkelen Grotere werkingen die structureel erkend werden & meerdere jaren werden
gesubsidieerd o Toonde aan dat cultuur en kunstenbeleid wou inzetten op diversiteit en
gemeenschapsvormingo NADEEL: sociale aspect kwam onder druk te staan verschilde van ART 23 projecten
2008 Participatiedecreet: ondersteunt, verrijkt en prikkelt bestaande decreten inzake participatie (sport, jeugd, cultuur) = divers aanbod voor diverse mensen
o Context ontwikkelen waarbinnen kan worden nagedacht & ingespeeld worden het wegwerken van participatiedrempels
o Zinvolle projectwerkingen ontstonden met soc-art inslag er moesten na 3j impulssubsidies andere subsidies gevonden worden dus veel projecten moesten stoppen
GRONDIGE HERWERKING KUNSTENDECREET
Nu (in de laatste 2 beleidsperiodes) veel minder aandacht voor sociaal-artistiek werk binnen beleidsnota’s cultuur
o Nadruk nu: ondernemerschap, cultuurmanagement, culturele economie en digitalisering 2012: Minister Schauvliege (minister van cultuur) : herbekijken van de positie van het sociaal-artistiek
werk binnen het kunstendecreet = nadruk ligt meer om proces dan product
2013: ‘Vereenvoudiging’ kunstensector; ‘o een functiegerichte benadering van het kunstenlandschap: Kunstorganisaties moeten nu zelf
hun ‘artistiek DNA’ samenstellen en omschrijven op basis van vijf functies (ontwikkeling, productie, presentatie, participatie en reflectie)
o het ontwikkelen en toepassen van visie, concepten en processen die bijdragen tot de participatie, zowel als actieve deelname aan kunst als het confronteren met kunst, met aandacht voor maatschappelijke en culturele diversiteit
o sociaal-artistiek’ bestaat als term en sector niet meer in beleidsdocumenten = enkel binnen participatieve methoden te herkennen!
o 1Kunstensteunpunt
69
BELEIDSEVOLUTIE – HERVORMING DECREET HERVORMING VAN KUNSTENSECTOR WORDT DEFINITIEF
2015: Besparingsactie minister Gatz:• Niet enkel op financiële vlak pleidooi voor een sterkere kunstensector met minder organisaties: “ik besef dat er heel wat organisaties via het Kunstendecreet geen werkingsmiddelen (meer)
krijgen, maar in de huidige economische context elke organisatie een beetje geven, vond ik geen optie”
o Sterke afname van sociaal-artistieke projecten die projectsubsidies ontvangen binnen het Kunstendecreet
UNIE DER ZORGELOZEN
70
2015: stakingen door de besparingsactie!
SOCIAAL-ARTISTIEK > PARTICIPATIEVE KUNSTPRAKTIJKEN
owv allerhande connotaties en waardes van de term ‘sociaal-artistiek’ & verschuivende beleidsaccenten: spreken we vaak van: ‘participatieve kunstpraktijken’:
“Het gaat dan om een vorm van artistiek onderzoek waarin kunstenaars samen met burgers op zoek gaan naar de juiste vorm om alternatieve stemmen en interpretaties te laten weerklinken. Ze begrijpen hun artistieke werk als de motor van een breder proces dan enkel de creatie van een voorzien eindproduct. Hun participatieve werkwijze mikt op het zichtbaar maken van mechanismen van macht en uitsluiting en maakt mensen bewust van welke strijd er werkelijk wordt gevoerd” (Trienekens & Hillaert, 2015, p. 5)
Eerder als een werkmethodiek gezien ipv sector/ discipline methode om sociale met artistieke te verbinden!
Sluit ook aan bij maatsch tendensen waarbij aparte sectoren onder druk komen te staan ten voordele van bredere werkmethodieken!
Meerwaarde? Maatschappelijke waarde: complexe maatschappelijke vraagstukken niet louter ‘matters of fact’ (feitelijke kwesties) maar ook gedeelde zorg/ verontwaardiging ‘matters of concern’
Verbindende kracht van kunst: brug tussen systeem- en leefwereld = centraal Sleutelfunctie: ‘Herbemiddeling’= ingesloten verhoudingen worden in vraag gesteld:
o sociale diensten: meer inzicht in beleving van hun klanteno overheden: kijken anders naar vaste aanpak van vluchtelingen of werklozen
71
MANIFEST VOOR PARTICIPATIEVE KUNSTPRAKTIJKEN
“het manifest moet in geen geval gelezen worden als een receptenboek. Het biedt wel inspirerende ingrediënten, een kader en een taal om in dialoog te kunnen gaan met verschillende partners, je eigen uitgangspunten te verhelderen en gezamenlijke doelstellingen te bepalen” (Trienekens & Hillaert)
4 KERNKWALITEITEN:
1. Contextueel
2. Artistiek
3. Participatief
4. Transformatief
KLEINVERHAAL & BIBLIOTHEEK VAN OOSTENDE SAMENWERKINGSPROJECT: BAKEN STADSLABO: NADENKEN OVER DE TOEKOMST VAN DE STAD OOSTENDE
1. Contextueel:
Artistiek onderzoek naar maatschappelijk vraagstuk Het Oostende van de toekomst (impact stadsontwikkelingsprojecten voor diverse burgers)
2. Artistiek:
De regie die nog steeds ligt bij een kunstenaars Artistieke ateliers o.l.v. beeldend kunstenaar Vincent Laute specialisatie: maken van
levensgrote maquettes
3. Participatief:
Burgers & relevante praktijken worden betrokken rond de maatschappelijke bekommernis & er wordt ruimte gecreëerd voor herbemiddeling van onderlinge relaties
betrekken van uiteenlopende vertegenwoordiging van Oostendenaars om de toekomst van hun stad te verbeelden = breed publiek
Ateliers en instuifmomenten in de bib - maken van maquettes “Het publiek debat werd gevoerd op de maquettes zelf via briefjes die bib bezoekers erbij
konden leggen” breder publiek bereiken!
4. Transformatief:
Beoogde resultaat in artistieke productie voor een breed publiek kan tot nieuwe perspectieven leiden
De maquettes over de deelnemers ‘hun’ Oostende werden getoond aan een breed publiek tijdens tentoonstelling ‘Stad in de Steigers’
In gesprek met beleidsmakers en experts in stadsontwikkeling = verruimde hun blik over hoe de bewoners zelf kijken+ impact op hun stadontwprojecten
Strategische allianties: samenwerking bibliotheek en KleinVerhaal
72
SPANNINGSVELDEN
= hoe en onder welke omstandigheden de participatieve kunstpraktijken functioneren
Urgentiegevoel: o Verschillende sectoren van de zorg, onderwijs en kunsten zelf = geen inzicht in mogelijke
veranderingsvermogen van de kunsteno Kunstenveld zelf = te weinig verantwoordelijkheid voor maatschappelijke uitdagingen waar
andere sectoren mee kampen
noodzaak tot herbemiddeling tussen systeem- en leefwereld, tussen ‘matters of fact’ en ‘matters of concern’ wordt onvoldoende aangevoeld door versch sectoren
Omgaan met (on)afhankelijkheid: o vanuit autonomie inspelen op het onvoorziene = geen garantie van uitkomst vs
nuttigheidsverwachting systeemwereld van overheid (weten graag op voorhand wat de uitkomst van het project gaat worden)
Sector onder druk: o grens tussen meer zelfredzame financiële positie en knieval voor de zich terugtrekkende
overheid: ‘waar eindigt financiële emancipatie en begint ideologische prostitutie?’o hoe elkaar versterken & niet beconcurreren = in tijden van financiële schaarsteo te vaak ingezet als cultureel schaamlapje voor de harde afspraak van onze welvaartstaat
laten sociaal artistieke praktijken zich hiervoor gebruiken of verzetten ze zich hiertegen?
Hoe kunstenaars zich zich herdefiniëren zonder geïnstrumentaliseerd te worden of zichzelf te instrumentaliseren
Hoe kunnen ze autonome kracht behouden en zich toch engageren in de snel veranderde samenleving
STREEFBEELD 2025
Participatieve kunstpraktijk als noodzakelijk en volwaardig onderdeel van een samenleving in transitie Volwaardige plek in het kunstenveld
o in contact met vele andere maatschappelijke terreinen o Samenwerkend vennootschap tussen 4 partijen
Kunstenaars: als agitators Overheden: erkennen en waarderen deze kunstpraktijk naast andere
publieke domeinen, laten toe om hun eigen evidenties te bevragen Middenveld/maatschappelijke organisaties (scholen, ngo’s, vakbonden,…):
signaalfunctie, pro-actief inzetten van kunstprojecten Kunstenorganisaties: als noodzakelijk scharnier tussen kunstenaars en
samenleving, participatieve praktijken om hun publieke draagvlak te versterken én te bevragen.
73
SAMENLEVINGSOPBOUW
MISSIE VAN SAMENLEVINGSOPBOUW
“Samenlevingsopbouw draagt bij aan een rechtvaardige en duurzame samenleving door situaties van maatschappelijke achterstelling en sociale uitsluiting weg te werken. We focussen op maatschappelijke mechanismen en structuren die dergelijke situaties veroorzaken en in stand houden. Het realiseren van de toegang tot grond- en mensenrechten voor mensen in maatschappelijk kwetsbare posities staat hierbij centraal.” (ID Samenlevingsopbouw)
MAATSCHAPPELIJKE OPDRACHT
MENSEN IN MAATSCHAPPELIJK KWETSBARE POSITIES:
Theorie maatschappelijke kwetsbaarheid (Vettenburg): samenspel van elkaar versterkende factoren die op versch niveaus werkzaam zijn & op elkaar inspelen = vertrekpunt van samenlevingsopbouw
Zeer diverse groep: Mensen in armoede, laaggeschoolde langdurig werklozen, mensen die vereenzaamd leven, asielzoekers, mensen zonder wettig verblijf, langdurig zieken, maatschappelijk kwetsbare ouderen, jongeren, ….
GROND- EN MENSENRECHTEN ALS KOMPAS:
Wie verstoken blijft van deze rechten wordt bedreigd met achterstelling en uitsluiting en is maatschappelijk kwetsbaar = daar gaat samenlevingsopbouw vanuit!
In België heeft elke burger recht op (centrale grond & mensenrechten):
Arbeid Sociale zekerheid, geneeskundige en juridische bijstand Huisvesting Gezond leefmilieu Culturele en maatschappelijke ontplooiing Onderwijs
Onderscheid juridische en ethische benadering
Juridisch: rechten als waarborgfunctie om bestaande rechten te realiseren of af te dwingen Ethisch: rechten zijn het resultaat van maatschappelijke en politieke strijd en zijn dus aanpasbaar,
verbeterbaar en uitbreidbaar = besef hiervan! Grond & mensenrechten zijn dus niet altijd aangepast = daarom dus verbeteren/ uitbreiden
2 INVALSHOEKEN OM TE WERKEN AAN OORZAKEN VAN MAATSCHAPPELIJKE KWETSBAARHEID
74
doelgroepgericht gebiedsgericht
inzetten op het realiseren van drie sporen
TWEE KERNOPDRACHTEN
Politieke kernopdracht: Structurele verandering te verwezenlijken o Structureel = niet eenmalig, lange termijn effect, afdwingbaar, rijkt verder dan de direct bij
het project betrokken doelgroepo Mensen betrekken bij raden, commissies… van beleido Actie voeren bvb voor meer sociale woningen, rond energiefactuur…
o sociaal beleid: afgestemd op mensen in maatsch kwetsbare posities! o participatief gecorrigeerd beleid: mensen mogen ook zelf mee deelnemen aan
voorbereiding, uitvoering en evaluatie van bepaalde maatregeleno Werken op inhoud van beleid & wijze waarop het tot stand komt & dat corrigeren
Agogische kernopdracht: Mensen versterken in maatsch kwetsbare posities & ondersteunen = heel centraal
o Versterken van veerkrachtige binnenkant = leren dat ze wel grip hebben op hun leven!, zich laten goed voelen, weten dat ze iemand zijn en dat er er mogen zijn
o Aanscherpen kritisch bewustzijn= inzicht in maatschappelijke context & hun eigen leveno Bevorderen participatie (beleids- en maatschappelijke participatie)
Lijkt evident maar is een hele stap voor hun Beleid= heel breed lokaal & bovenlokaal, besturen van voorzieningen (OCMW’s),
instanties, organisatie
!!! Beide kernopdrachten zijn onlosmakelijk verbonden…
75
Samen met een groep mensen die kampt met
Finaliteit: toegang tot 1/ meerdere grondrechten voor personen met moeilijkheden
VB: woonwagenbewoners RIMO LIMBUG: inzetten van verbetering woonsituaties
Samen met bewoners in aandachtsgebieden (= buurt, stadswijk, dorp, streek = gebied dat gekenmerkt wordt door een groep van mensen in maatschappelijk kwetsbare situatie = die daar wonen of daarvan gebruikmaken daar doen er zich veel achterstellingen en uitsluitingen voor) eenzelfde achterstellingsproblematiek inzetten op het realiseren van 3 sporen = zorgen dat die mensen maximale kansen krijgen
Toegang tot grondrechten en burgerrechteno Bestaande aanbod in buurten toegankelijker
maken, oplossingen bieden voor urgente problemen
Community buildingo Ruimte voor ontmoeting, dialogen,
onderhandelingo Stimuleren van netwerkvorming tussen
buurtbewoners Ruimte publiek maken = mee nadenken, bepalen en
meewerken aan toekomst van het gebied & bestaande publieke ruimtes bespelen , nieuwe plekken installeren
o Via upcycling met publieke ruimtes spelen
Niet gelijktijdig, niet evenveel!
GESCHIEDENIS SECTOR:
‘40/’50-’75: PIONIERSJAREN = EERSTE 25J
1. Buurt(opbouw)werk Buurtwerk:
o religieus geïnspireerd – caritasgedachte: buurthuizen als ontmoetingsplaatsen voor armen = pastoor!
o allerhande private initiatieven in verpauperde stedelijke volksbuurteno heel informeel, niet gesystematiseerd
Buurtopbouwwerko Vanuit maatschappijkritische en democratiseringstendenzen jaren ’60: vertrekken
vanuit probleemdefiniëring en bewustwordingsproces doelgroep zelf (zie Freire = tegen caritas afzetten)
Bv: het lampeke in Leuveno Beperkte projectsubsidies vanuit Cultuur (‘bijzondere vorm van volksontwikkeling’)
2. Territoriaal opbouwwerk (iets later) Gemeentelijk of meer regionaal gericht (streekopbouwwerk)
o Diversiteit in thema’s (leefmilieu, sociaal-economische ontwikkelingen, toerisme, welzijnsbeleid …) en aanpak (gesprekstafels, sociale actie, politiserend opbouwwerk)
o Zoeken aansluiting bij nieuwe sociale bewegingen (derdewereld, milieu,…) voeren vaak een radicaler betoog & vragen om sociale actie!
3. Categoriaal opbouwwerk (’70) Specifieke bevolkingsgroepen (thuislozen, vrouwen, holebi’s, ethnisch-culturele
minderheden, woonwagenbewoners) Pleidooi voor aangepaste voorziening bijzondere doelgroepen Publieke opnie sensibiliseren = eenzijdig oordeel doorbreken
Antwerpen: centrum van buitenlandse werknemers4. Functioneel opbouwwerk (halverwege ‘70)
Themagebonden (welzijn, onderwijs, huisvesting)o ‘70: lappendeken van nieuwe werkvormen en voorzieningen in het
welzijnslandschap (OCMW’s, CAW’s, Geestelijke Gezondheid, onthaaltehuizen voor thuislozen)
o Nood aan overleg en samenwerking: eerste vorm van welzijnstafels, welzijnsoverleg en welzijnsraad krijgt vorm!
o Eerste sociale kaarten & welzijnsgidsen werden hier ontwikkeld
ENKELE VASTSTELLINGEN:
Ontstaansgeschiedenis vanuit diverse invalshoeken en diverse posities (linkse idealisten, informele basisgroepen, volkshogescholen, intercommunales, welzijnsen vormingsinitiatieven)
Grote diversiteit in aanpak en werkwijze Geen eenduidigheid in definiëring en conceptualisering = weinig eenvormigheid en duidigheid Weinig tot geen initiatiefname bij de overheid (in tegenstelling tot Nederland) beperkte
projectsubsidies in kader volksontw in cultuur// onderwijs of bonden namen ook geen initiatief!
Eind Jaren ’70: introductie van de termen ‘kansarmen’ en ‘kansarmoede’
76
1979: Atlas ‘Kansarmoede’: besef van kansenongelijkheid op vlak van inkomen, arbeid, onderwijs en huisvesting (vergt integrale aanpak)
’80: HERSTRUCTURERING
1983: herstructurering door minister Cultuur (liberaal) Poma: halt aan ‘grote onduidelijkheid en gebrek aan eenvormigheid’ binnen werkveld van opbouwwerk!o Methodisch: Projectmatig werken afgebakend in tijd en ruimte = concreet: afronding van project
moest ook een punt zetten achter permanente beschikbaarheid van opbouwwerker = ☹ werd een manier van werken, louter methode = enkel zo werken in ruil voor financiering van de overheid
o Organisatorisch: Centralisatie en rationalisering, niet settelen in buurthuis, niet lang werken op 1 platform
o één groot ondersteuningsinstituut (VIBOSO), regionale instituten met tijdelijke projecten (RISO’s) schaalvergroting!
o Vliegende opbouwwerkers in flexibel interventieteam o Scherpere taakomlijning van taak van opbouwwerk geen toelage uit budget van RISO’s =
werden overgeheven aan andere sectoreno Geen permanente subsidies meer voor buurtwerk = omdat ze niet wouden deelnemen aal RISO’s
o Verliest erkenning
NEO-LIBERALE CONTEXT & MARKTDENKEN! = samenleving: burgers zijn enkel consumenten
“Opbouwwerkers niet langer maatschappijkritische idealisten maar sociale professionals die met een methodiekenkoffer op weg worden gestuurd om maatschappelijke problemen via een projectmatige aanpak te managen”
’90 DECRETAAL KADER
1991: decreet maatschappelijk opbouwwerk = eigen wettelijk kader!• meer zekerheid door erkenning via decretaal kader
financiering via meerjarenplanning (ruimere thematische planning mogelijk)• overheveling van cultuur naar welzijn• financiële middelen worden vastgelegd armoede bestrijding MAAR niet iedereen akkoord!
= bedreiging & versmalling van hun praktijk ☹ & lokale overheden gaan hun hiervoor ook inschakelen!
Deskundigheid Samenlevingsopbouw wordt ‘ingehuurd’: erkenning verlies autonomie (doelstellingen zijn niet hetzelfde als hun maatschappelijke opdracht) + resultaatsgerichte financiering doet intrede
2000: LEEFBAARHEID & SOCIALE COHESIE
Sociale cohesie = het woord bij uitstek!
leefbaarheidsprojecten in kader van stadsvernieuwing en wijkontwikkeling = in lokale bestureno imago van gemarginaliseerde wijken opkrikken
consensusdenken primeert (maatschappelijk conflict is naar de achtergrond verdwenen) = rol van overheid = eerder stimulerend & individuele verantwh en schuldmodel van burgers benadrukken
meer en meer kritiek: sociale cohesie is niet neutraal, gaat machtsverhoudingen uit de weg, werkt sterk depolitiserend
Individuele verantwoordelijkheid
77
Verenging van blik: lokale problemen vragen geen lokale maar bovenlokale oplossingen Participatiesamenleving doet zijn intrede Samenlevingsopbouw maakt terug een keuze voor meer politiserend werken
Heel zoekend naar eigen identiteit en profilering + hoe samenwerken en afzetten tegen overheid Uitvoerende positie
2010: GRONDRECHTEN EN MAKELAAR IN OPLOSSINGEN
Hernieuwd referentiekader = wringen tegen overheid! Prioritaire inzet op realisatie grondrechten Samenlevingsopbouw als motor van beleidsverandering
o Vb. project Energie en Armoede (Samenlevingsopbouw Antwerpen): afdwingen wetgevend kader voor minimale levering elektriciteit en gas
o Vb. Campagne Ieder Stem Telt: sociale thema’s in het verkiezingsdebat naar voren schuiven Samenlevingsopbouw als makelaar in oplossingen
o Inzetten op innovatieve oplossingen voor gemeenschappelijke problemen (op vlak van onderwijs, werk, wonen, gezondheid, maatschappelijke dienstverlening,…)
Vb. De STEK (vertrouwde basisvoorziening in de buurt) = waar organisaties & vrijwilligers samen ijveren naar sociale beschermingen en sneller verwijzen naar hulpvoorzieningen
STRUCTUUR SECTOR VANDAAG:
8 Regionale instituten:
= in elke provincie & extra in Antwerpen, Brussel en Gent
Samenlevingsopbouw Antwerpen stad Samenlevingsopbouw Brussel Samenlevingsopbouw Gent Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen Samenlevingsopbouw RIMO Limburg Samenlevingsopbouw RISO Vlaams-Brabant Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie
Ondersteuningsinstituut: SAM steunpunt mens in samenleving
78
1) VRAAG 3: Op welke manier levert de sociale en culturele pedagogiek een bijdrage aan burgerschapseducatie?
JEUGDWERK:HET VLAAMS JEUGDWERKLANDSCHAP: PLAATS VAN HET JEUGDWERK
79
Afhankelijk van het bestuurlijk niveau waar jeugdwerk zich toe verhoudt kan je een territoriale opdeling in het Vlaamse jeugdwerklandschap maken. Je zal dan jeugdwerk vinden op zowel lokaal, regionaal tot bovenlokaal en Vlaams niveau.
LOKAAL JEUGDWERK (OF PLAATSELIJK JEUGDWERK)
Hieronder vinden we alle jeugdwerkverenigingen die zich op buurt- of gemeentelijk niveau organiseren, dus lokaal of plaatselijk.
= vaak: eerstelijnsjeugdwerk hoofdzakelijk georganiseerd door vrijwilligers grote verscheidenheid in werkvormen & soorten binnen het lokaal jeugdwerk
o Gaande van het muziekatelier in het buurthuis, tot de lokale jeugdbewegingsgroepen en de speelpleinwerking in de jeugdlokalen van de gemeente, tot het jeugdhuis dat een paar straten verderop is gelegen, … .
Lokaal of plaatselijk jeugdwerk kan meestal reken op ondersteuning vanuit het gemeentebestuur of wordt door de gemeenten zelf georganiseerd.
EEN TUSSEN NIVEAU
INTERGEMEENTELIJK & STEDELIJK JEUGDWERK
Steeds meer samenwerking tussen gemeenten en hun jeugdverenigingen onderling.
Jeugdwerkverenigingen stoppen niet aan de gemeentegrens & bereiken vaak ook kinderen en jongeren van buurgemeenten.
Op sommige plaatsen wordt er over de grenzen heen samengewerkt en vinden we dus ook intergemeentelijk jeugdwerk terug.
Ook stedelijk jeugdwerk kan je hier plaatsen. Zij werken wel plaatselijk en lokaal, maar zijn verspreid over of richten zich op een grootstedelijke regio (bv. Brussel, Antwerpen, Gent, …).
Intergemeentelijk en stedelijk jeugdwerk kan meestal rekenen op ondersteuning vanuit verschillende gemeentebesturen die samenwerkingsprojecten opzetten of vanuit grote stadsbesturen. In sommige
80
gevallen worden ze door het stads- of gemeentebestuur zelf georganiseerd of voeren ze opdrachten uit voor het bestuur.
REGIONAAL (& PROVINCIAAL) JEUGDWERK
Voor 2018 = ook de provincies verschillende jeugddiensten en ondersteuningsmaatregelen voor jeugdwerk en ook vandaag bestaat er nog steeds een aanbod op provinciaal niveau.
Vlaams erkende jeugdwerkverenigingen moeten een spreiding halen over minstens 4 provincies (of 3 provincies en het Brussels hoofdstedelijk gewest).
Niet al het jeugdwerk = over zo een groot gebied actief. Wanneer jeugdwerk voornamelijk actief is in één provincie of een bepaalde grote regio (en niet enkel
in een grootstedelijk gebied of een samenwerking tussen enkele buurgemeenten, zie hierboven) = regionaal jeugdwerk.
Regionaal of provinciaal jeugdwerk = vroeger meestal ondersteuning vanuit de provinciale besturen.
!!! Vanaf 2018 heeft een provincie echter geen gemeenschapsgebonden bevoegdheden meer.
Die bevoegdheden & het bijhorende personeel = overgedragen naar de Vlaamse Gemeenschap of naar de gemeenten en steden.
Ten laatste op 1 januari 2018 zullen de provincies geen taken meer uitvoeren in het kader van cultuur, jeugd, sport of welzijn
Er bestaan wel nog steeds veel provinciale uitleendiensten en vormingscentra’s waar jeugdverenigingen gebruik van kunnen maken
De meeste Vlaams erkende jeugdwerkverenigingen zijn actief in meerdere regio’s, maar hebben vaak ook regionale tussenstructuren waar hun lokale afdelingen kunnen samenkomen of ondersteund worden. Hier bevinden we ons op de grens met waar het bovenlokaal en Vlaams jeugdwerk start.
BOVENLOKAAL JEUGDWERK
= niet gericht is op één buurt of regio, maar het lokale niveau overstijgt.
Er bestaat hier wel verwarring met wanneer we onderscheid maken tussen lokaal, regionaal en bovenlokaal of Vlaams jeugdwerk
niet door iedereen op dezelfde manier gebruikt. Een voorbeeld:
o recente decreet houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzonder doelgroepen.
o Hierin= zowel jeugdhuizen en jeugdwerk met maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren middelen aanvragen, maar deze werkingen zijn meestal lokaal ingebed.
Men spreekt in dit decreet ook van 'bovenlokaal' jeugdwerk met kinderen en jongeren met een handicap. Dit is voornamelijk gericht op organisaties die vroeger enkel actief waren in een welbepaalde provincie of regio. Ten slotte zijn ook intergemeentelijke projectverenigingen opgenomen in dit decreet.
"Bovenlokaal' = eerder een verzamelbegrip geworden dat al het jeugdwerk kan bundelen dat het gemeentelijk belang of niveau overstijgt. Vroeger: gebruikt om vooral jeugdwerk te benoemen dat op meerdere plaatsen in Vlaanderen een aanbod had vandaag Vlaams jeugdwerk noemen.
VLAAMS JEUGDWERK
81
Vlaams jeugdwerk is jeugdwerk dat actief is in heel Vlaanderen, en dus in meerdere regio's en provincies en aanbod heeft
Vaak= overkoepelen lokale jeugdverenigingen of initiatieven en/of hebben ze informerende of ondersteunende diensten voor deze lokale werkingen
Je vindt hier zowel eerstelijns als tweedelijns jeugdwerk of een combinatie terug. o Vlaams eerstelijnsjeugdwerk = dezelfde kenmerken als lokaal eerstelijns jeugdwerk & heeft
dus een rechtstreeks aanbod naar kinderen & jongeren maar rekruteert zijn kinderen en begeleiders/vrijwilligers breder als buurt- en gemeentelijk niveau.
o Vlaams tweedelijnsjeugdwerk overkoepelt of verenigt een bepaalde groep van lokale jeugdverenigingen en/of organiseert een bepaalde ondersteuning, vorming of informatieverstrekking aan lokaal, regionaal of bovenlokaal jeugdwerk.
o Veel van dit Vlaams jeugdwerk organiseert zichzelf wel in verschillende regio's of heeft aparte deelwerkingen in de provincies, maar hebben één Vlaamse centrale hoofdzetel [2].
Vlaams jeugdwerk kan erkend worden volgens het Vlaams decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid. Hiervoor moeten zo o.a. aan de voorwaarde voldoen om minstens in 3 of 4 provincies actief te zijn om in aanmerking te komen voor subsidiëring.
JEUGDVERENIGINGEN MET BIJZONDERE OPDRACHT (OF BOVENBOUW)
In Vlaanderen zijn er ook nog een aantal organisaties die vaak tussen overheid en het bovenlokale en Vlaamse jeugdwerk staan. Dit is voornamelijk derdelijns jeugdwerk. Ze worden in het decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid beschreven als jeugdverenigingen met een bijzondere opdracht, in de jeugdwerkvolksmond zegt men bovenbouworganisaties.
AARD VAN HET JEUGDWERK
Afhankelijk van de pedagogische relatie die organisaties hebben of de afstand tot de kinderen die ze innemen kan je 3 soorten jeugdwerk onderscheiden.
1E LIJN
We spreken over eerstelijns jeugdwerk bij:
initiatieven, vormingen of producten van jeugdverenigingen die zich rechtstreeks richten op kinderen en jongeren
Doelgroep: haar deelnemende kinderen en jongeren en staat het dichtste bij deze doelgroep.
Voorbeelden zijn: een lokale jeugdbewegingsgroep, een vakantie- of kamp, een speelplein, een jeugdhuis, een plaatselijk jeugdatelier of artistieke workshop, een informatieproduct voor jongeren, … .
2E LIJN
Tweedelijns jeugdwerk zijn:
initiatieven, vormingen, diensten of producten van jeugdverenigingen die zich richten op de ondersteuning, begeleiding, vorming of informatieverstrekking van of voor het eerstelijns jeugdwerk
De doelgroep: meestal de verantwoordelijken en organisatoren van het eerstelijns jeugdwerk
Voorbeelden zijn: de nationale secretariaten van de jeugdbewegingen of hun regionale afdelingen, koepelorganisaties of federaties die een bepaalde werksoort ondersteunen, jeugdverenigingen met een specifiek ondersteuningsaanbod voor eerstelijns jeugdwerk of jeugdwerker, een jeugdorganisatie die bepaalde info verstrekt aan de eerstelijns jeugdwerker, ... .
3E LIJN
Derdelijns jeugdwerk zijn:
82
initiatieven, vormingen, diensten of producten van jeugdverenigingen die zich richten op de ondersteuning, begeleiding, vorming of informatieverstrekking van of voor het tweedelijnsjeugdwerk.
Ook: de vertegenwoordiging en/of belangenbehartiging van de jeugdwerksector in zijn geheel of een specifieke werksoort of werkvorm.
belangrijke schakel tussen de overheid, beleidsmakers en de jeugdwerksector. o In Vlaanderen zijn een aantal van deze derdelijnsorganisaties ook gekend als de 'bovenbouw
organisaties' (jeugdverenigingen met een bijzondere opdracht). Onrechtstreeks hebben deze derdelijns jeugdwerkverenigingen ook een impact op het eerstelijns jeugdwerk.
1E-2E-3E LIJN
De meeste lokale en regionale jeugdwerkverenigingen zijn voornamelijk eerstelijns jeugdverenigingen. De meeste Vlaamse jeugdverenigingen zijn tweedelijns jeugdverenigingen. Maar jeugdwerkverenigingen combineren vaak eerste- en tweedelijns jeugdwerk. Slechts een kleine groep van jeugdverenigingen combineren zowel eerste-, tweede- als derdelijns jeugdwerk.
WERKSOORTEN EN -VORMEN
Het Jeugdwerk in Vlaanderen = grote variëteit en diversiteit!
Opdelen in verschillende werksoorten en -vormen heeft het gevaar om een jeugdvereniging in een hokje te steken waar het niet meer buiten de lijntjes mag kleuren, of zich hiertoe moet beperken.
Dat wil onderstaande opdeling zeker niet bereiken, maar het helpt wel om het overzicht te behouden in ons rijke jeugdwerklandschap.
4 VLAAMSE WERKSOORTEN
83
Het Vlaamse decreet voor jeugd- en kinderrechtenbeleid regelt de subsidiëring voor het Vlaamse jeugdwerk. Naast de verenigingen met een bijzondere opdracht worden de verenigingen in 4 werksoorten opgedeeld. Elke werksoort heeft zijn eigen modules die ze minimum moeten behalen om erkend te worden en subsidiëring te kunnen ontvangen.
Landelijk georganiseerde jeugdverenigingen Jeugdverenigingen informatie en participatie Cultuureducatieve jeugdverenigingen Politieke jongerenbewegingen Jeugdverenigingen met een bijzondere opdracht
LANDELIJK GEORGANISEERDE JEUGDVERENIGINGEN
Landelijk georganiseerde jeugdverenigingen houden zich bezig met de begeleiding van lokale jeugdwerkinitiatieven, HET organiseren van een activiteitenaanbod voor de jeugd en de vorming van jeugdwerkers. Om erkend en gesubsidieerd te worden moeten ze minstens actief zijn in 4 provincies van het Nederlandse taalgebied (of 3 provincies van het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad).
In 2018 [1] waren er 66 landelijk erkende jeugdwerkverenigingen.
Landelijk jeugdwerk is de werksoort die al het langste bestaat. De term ‘landelijk’ is behouden gebleven van het eerste Vlaamse decreet (ter lande Vlaanderen) voor jeugdwerk: het decreet van 22 januari 1975 tot regeling van de erkenning en subsidiëring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk.
VERENIGINGEN INFORMATIE EN PARTICIPATIE
84
Verenigingen informatie en participatie moeten om erkend en gesubsidieerd te worden voldoen aan één van deze 3 doelstellingen:
1. Een kwaliteitsvol informatieaanbod voorzien voor of over de jeugd of over de rechten van het kind. 2. Begeleiden van participatieprocessen van de jeugd in het beleid van overheden of instellingen met als
doel de jeugd te betrekken bij het opstellen, uitvoeren en evalueren van het beleid van overheden of instellingen.
3. Begeleiden en opzetten van mediaproductie door en over de jeugd.
In 2018 [2] waren er 11 erkende verenigingen informatie en participatie.
Sinds augustus 2001 subsidieert de Vlaamse overheid projecten rond participatie, communicatie en informatie voor de jeugd. Vanaf 2004 werden er ook verenigingen structureel erkend.
Lees hier meer over de historiek van jeugdverenigingen informatie en participatie.
CULTUUREDUCATIEVE VERENIGINGEN
Cultuureducatieve verenigingen stimuleren de artistieke creativiteit van de jeugd en geven kinderen en jongeren de kans om de taal van de kunsten te leren begrijpen en gebruiken.
In 2018 [3] waren er 20 erkende cultuureducatieve jeugdwerkverenigingen.
Vóór 2000 beschikte de Vlaamse overheid niet over een instrument waarmee creatieve, artistieke ideeën van en voor jongeren konden worden ondersteund. Vanaf 2001 werden er wel projecten over jeugdcultuur gesubsidieerd en vanaf 2003 ook kuntsteducatieve verenigingen.
POLITIEKE JONGERENBEWEGINGEN
Politieke jongerenbewegingen zijn ledenverenigingen van personen tot en met dertig jaar, die jongeren stimuleert om actief burgerschap op te nemen en jongeren sensibiliseert en vormt met het oog op hun participatie in de politieke besluitvorming, in de werking van een welbepaalde politieke partij en in het maatschappelijk debat. In de praktijk gaat het hier om politieke jongerenbewegingen van een Vlaamse politieke moederpartij.
In 2018 waren er ook 7 politieke jongerenbewegingen.
Ze werden pas toegevoegd aan het decreet van 2012 en kregen dus vanaf 2014 ook structurele middelen. Sinds 2017 zijn ze hun subsidies echter terug kwijtgeraakt door een beslissing van de minister van jeugd, maar kunnen ze wel nog steeds erkend worden als jeugdwerk en zo dus ook beroep doen op ondersteuning en dienstverlening voor jeugdwerkverenigingen. De Vlaamse Jeugdraad schreef er in mei 2017 dit advies over: Advies erkenning politieke jongerenbewegingen.
85
JEUGDWERKVERENIGINGEN MET EEN BIJZONDERE OPDRACHT
Voor de uitvoering van bepaalde specifieke taken worden er in het Vlaams Jeugd- en kinderrechten decreet 5 vzw’s en de Vlaamse Jeugdraad aangeduid. We noemen ze soms ook de bovenbouw organisaties. Ze voorzien ondersteuning voor Vlaamse jeugdwerkorganisaties of lokale jeugddiensten, vertegenwoordigen de jeugdwerksector en behartigen de belangen van kinderen, jongeren en hun rechten of doen hier onderzoek naar. Ze vormen hiermee een belangrijke schakel tussen kinderen- en jongeren, hun organisaties (de jeugdwerksector) en de overheid en andere beleidsmakers.
De 5 bovenbouworganisaties zijn: De Ambrassade & Vlaamse Jeugdraad, JINT , VVJ , KEKI en de Kinderrechtencoalitie.
Er zijn ook nog 3 andere organisaties met een bijzondere opdracht, maar deze worden geregeld door een ander decreet van 6 juli 2012 houdende subsidiëring van hostels, jeugdverblijfcentra, ondersteuningsstructuren en de vzw ADJ.
Het gaat hier over de Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme (ADJ), Centrum voor Jeugdtoerisme (CJT) en de Vlaamse Jeugdherbergen (VJH).
Nog een buitenbeentje is de Uitleendienst Kampeermateriaal (ULDK) die zelf wordt beheerd door de Vlaamse Overheid.
VERSCHILLENDE WERKVORMEN
Uiteraard gaat het hierboven enkel over de Vlaamse werksoorten zoals beschreven in een decreet. Er zijn ook vele andere opdelingen te maken, maar deze worden nergens als zodanig (formeel) vastgelegd of bepaald. Om een onderscheid te maken benoemen we hier enkele werkvormen zoals we die in de praktijk tegenkomen.
Jeugdbewegingen zoals Chirojeugd Vlaanderen, Scouts en Gidsen Vlaanderen, KLJ, KSA, JNM, Jeugd Rode Kruis, …. Deze jeugdbewegingen in Vlaanderen organiseren ook jaarlijkse een dag van de jeugdbeweging.
Jongerenbewegingen en verenigingen, zoals bijvoorbeeld KAJ. Jeugdhuizen en –clubs, waarvan de meeste lid zijn van FORMAAT. Speelpleinwerkingen, waarvan de meeste lid zijn van de Vlaamse Dienst Speelpleinwerk Vakantie- en kamporganisaties voor kinderen en jongeren zoals Kazou, Joetz, Krunsj, Free-Time,
Koning Kevin, Activak, … . De meeste van deze organisaties zijn verenigd in kampnet.be. Jeugdateliers en jeugdmuziekateliers. Jeugdverenigingen voor amateurkunsten. Studentenverenigingen en –clubs. Jeugddiensten en jeugdcentrums. Politieke jongerenbewegingen zoals Jong CD&V, Jong Groen, Jong Socialisten, Jong VLD, Jong N-VA, … Gespecialiseerde jeugdverenigingen met een specifieke doelgroep, werkveld, thema of ideologie.
Bijvoorbeeld actief op het terrein van milieueducatie, kunstzinnige vorming, wetenschappen, een bepaalde hobby of specifiek interesseveld van kinderen en jongeren, …
...
ANDERE INDELINGEN
86
Soms worden jeugdwerkverenigingen ook ingedeeld naar hun doelgroep. Bijvoorbeeld: kansarme jeugd, maatschappelijk kwetsbare jeugd, allochtone jeugd, laaggeschoolde jeugd, kinderen en jongeren met een handicap, ... . Hier wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen 'algemeen jeugdwerk' of het 'specifieke jeugdwerk' dat zich aldus richt tot een specifieke doelgroep.
In heel wat gevallen zijn jeugdverenigingen ook ideologisch geprofileerd (levensbeschouwelijk, politiek, religieus). Deze ideologische link stamt vaak uit een verleden. Bij sommige jeugdwerkverenigingen is deze nog zeer zichtbaar aanwezig en vormen ze een belangrijk leidmotief voor de werking. Bij andere verenigingen is de afstand tot de ideologie erg groot geworden en heeft het nog meer weinig invloed om de manier van werken.
Binnen verschillende werkvormen kan er ook een onderscheid gemaakt worden in de leeftijd: bijvoorbeeld kleuterateliers, tienerwerkingen, ... . Maar deze opdeling verschilt erg sterk per werksoort en kan niet in algemene termen gesteld worden.
HET BELEID
VOORAF: OVER SECTORAAL EN CATEGORIAAL JEUGDBELEID
Jeugdbeleid in Vlaanderen bevindt zich op een uniek kruispunt vanuit het oogpunt van beleidsordening: Jeugdbeleid is een categoriaal beleidsthema, het is beleid gericht op een categorie van de bevolking: kinderen en jongeren. Het gaat ruimer dan een vrijetijdsbeleid voor kinderen en jongeren. Het doorkruist sectorale beleidsdomeinen zoals sportbeleid, cultuurbeleid, sociaal beleid, ruimtelijke planning … als je vb. een nieuw fietspad aanlegt, heeft dat ook invloed op kinderen en jongeren. Beleidsmaatregelen die een overheid treft naar kinderen en jongeren, doorkruisen dus noodgedwongen verschillende beleidsdomeinen en sectoren.
Hoewel jeugdbeleid een categoriaal karakter heeft, is ‘Jeugd’ ook een sectoraal beleidsdomein. Er bestaat immers zoiets als de jeugdwerksector, die door een specifieke minister, met een eigen kabinet en administratie wordt opgevolgd.
Jeugdwerkbeleid is dus zowel categoriaal als sectoraal van aard; een unieke positie in Vlaams beleid. De aard van het beestje vertaalt zich ook naar het decreet houdende een vernieuwd Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid: het decreet bevat zowel instrumenten die op breed jeugdbeleid gericht zijn, als een hoop artikelen die vorm geven aan de jeugdwerksector en haar vele verenigingen.
EEN PAAR DEFINITIES
87
Het decreet bakent haar doelgroep af door een aantal belangrijke definities aan de start op te nemen:
jeugd: personen tot en met dertig jaar, of een deel van die bevolkingsgroep;
jeugdsector: de op basis van dit decreet gesubsidieerde verenigingen;
jeugdwerk: sociaal-cultureel werk op basis van niet-commerciële doelen voor of door de jeugd van drie tot en met dertig jaar, in de vrije tijd, onder educatieve begeleiding en ter bevordering van de algemene en integrale ontwikkeling van de jeugd die daaraan deelneemt op vrijwillige basis;
jeugdwerker: elke persoon die verantwoordelijkheid op zich neemt in jeugdwerk en aantoonbare ervaring heeft, of inspanningen levert op het vlak van scholing of vorming met betrekking tot jeugdwerk;
jeugd- en kinderrechtenbeleid: de integrale en geïntegreerde visie en de daarop gebaseerde systematische en planmatige maatregelen van een overheid die een waarneembaar effect beogen op de jeugd, met bijzondere aandacht voor de rechten van het kind, als ethisch en wettelijk kader;
rechten van het kind: de rechten van het kind, vermeld in de bepalingen en beginselen van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, aangenomen in New York op 20 november 1989, en in de bijbehorende facultatieve protocollen, zoals goedgekeurd door het Vlaams Parlement;
werkingssubsidie : een subsidie die toegekend wordt ter ondersteuning van de personeels- en werkingskosten die voortvloeien uit een structurele werking die een continu en permanent karakter vertoont.
BASISINSTRUMENTEN
Het Vlaams decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid start met de categoriale invulling van jeugdbeleid en beschrijft een heel aantal instrumenten waarover de Vlaamse regering beschikt om jeugdbeleid te maken en te doen uitvoeren.
VLAAMS JEUGD- EN KINDERRECHTENBELEIDSPLAN (JKP)
Art 3. § 1. Uiterlijk een jaar na het begin van elke regeerperiode legt de Vlaamse Regering een Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan voor aan het Vlaams Parlement.
Dat jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan legt het jeugden kinderrechtenbeleid van de Vlaamse Regering vast. Het geeft voor de volgende beleidsperiode en binnen een algehele visie op de jeugd en het jeugd- en kinderrechtenbeleid, de prioritaire doelstellingen van de Vlaamse Regering aan en bepaalt de resultaatsindicatoren.
Het beschrijft de wijze waarop de Vlaamse Regering binnen haar bevoegdheden de volgende beleidsdoelstellingen uitvoert :
het creëren en borgen van gelijke kansen voor alle kinderen en jongeren;
het creëren en borgen van brede ontwikkelingskansen voor kinderen en jongeren;
het creëren van ruimte voor kinderen en jongeren;
het verhogen van de formele en informele betrokkenheid van kinderen en jongeren bij de samenleving. Daarbij houdt de Vlaamse Regering rekening met de behoeften en mogelijkheden van kinderen en jongeren en de jeugdsector.
88
Kortom: het Vlaams Jeugd- en Kinderrechtenbeleidsplan (JKP) is een verplichting voor de minister van Jeugd en legt in concrete indicatoren vast waar de Vlaamse regering met haar categoriaal jeugdbeleid mee naar toe wil. Bij het opstellen van het JKP worden dan ook allerlei participatieve methodes toegepast zodat de jeugdsector, experten, vertegenwoordigers van jeugd en besturen, … kunnen deelnemen.
Tussentijds (na het 2e jaar van uitvoering) bezorgt de regering aan het Vlaams Parlement en de Kinderrechtencommissaris een rapport over de uitvoering van het plan. In het laatste jaar van uitvoering komt er een eindrapport.
JOKER
Art. 4. Bij elk ontwerp van decreet dat wordt ingediend bij het Vlaams Parlement, wordt een kind- en jongereneffectrapport, afgekort JoKER, gevoegd, als de voorgenomen beslissing het belang van personen jonger dan vijfentwintig jaar rechtstreeks raakt.
Een JoKER, of jongere- en kind-effectrapport moet bij elk ontwerp van decreet van de Vlaamse regering worden opgemaakt om het geschatte effect van de voorgenomen beslissingen op kinderen en jongeren jonger dan 25 toe te lichten. Het bevat minstens:
Een beschrijving van het effect van het nieuwe beleid op de situatie van het kind / de jongere.
Een beschrijving van het effect op de situatie van kind en jongere zonder het nieuwe beleid.
Alternatieven voor het nieuwe beleid, in het bijzonder van mogelijke maatregelen om negatieve effecten te vermijden.
Op die manier tracht men op objectieve wijze vergelijking te kunnen maken van verschillende situaties alvorens nieuw beleid in voege te laten treden.
AANSPREEKPUNTEN JEUGD- EN KINDERRECHTENBELEID
Art. 5. § 1. De leidend ambtenaren van alle departementen en van de intern en extern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid die daartoe door de Vlaamse Regering zijn aangewezen, wijzen een ambtenaar aan als aanspreekpunt jeugd- en kinderrechtenbeleid.
De aanspreekpunten jeugd- en kinderrechtenbeleid hebben als taak:
een bijdrage te leveren ter voorbereiding van het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan (JKP);
te zorgen voor de monitoring en verslaggeving over de uitvoering van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind en het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan;
de effecten op kinderen en jongeren en hun rechten in te schatten van het beleid dat door hun departement of agentschap wordt voorbereid of uitgevoerd.
Dit alles om het voornemen van categoriaal beleid te voeren ook echt uitvoering te laten vinden in andere departementen en administraties.
STAAT VAN DE JEUGD
Art. 6. De Vlaamse Regering zorgt voor de publicatie van een ‘staat van de jeugd’.
89
De ‘staat van de jeugd’ is een wetenschappelijk onderbouwd rapport over de leefwereld van de jeugd, waarin ook ontwikkelingen op lange termijn worden gesignaleerd. De jeugdmonitor of JOP-monitor, leefwereld van de jeugd, waarin ook longitudinale ontwikkelingen worden gesignaleerd. De staat van de jeugd verschijnt ten minste om de vijf jaar en maakt deel uit van de omgevingsanalyse voor het nieuwe Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan.
BIJZONDERE OPDRACHT
Voor de uitvoering van bepaalde specifieke taken wordt in een het Vlaamse decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid een aantal verenigngen aangeduid en een Vlaamse Jeugdraad opgericht. Deze organisaties fungeren als belangenbehartiger of ondersteuningsstructuur voor een bepaald deel van de jeugdsector, of om verenigingen die belast zijn met beleidsvoorbereidende of beleidsuitvoerende taken. We noemen ze ook wel de 'bovenbouw' organisaties.
DE VLAAMSE JEUGDRAAD
Art. 7. § 1. De Vlaamse Regering zorgt voor de oprichting van een jeugdraad.
De Vlaamse Jeugdraad is een officieel adviesorgaan van minister en parlement. Ze heeft als doel op eigen initiatief, op verzoek van de Vlaamse Regering of van het Vlaams Parlement advies uit te brengen over alle aangelegenheden die de jeugd betreffen en de jeugd te vertegenwoordigen. Hoewel de adviezen niet bindend zijn, gelden ze toch als een sterke inbreng van jongeren in het beleid dat een Vlaamse regering voert.
De jeugdraad wordt elke 3 jaar verkozen en bestaat uit ten minste 16 en ten hoogste 24 leden, waarvan minstens een derde jonger is dan vijfentwintig jaar bij het begin van het mandaat. Ten hoogste twee derde van de leden zijn personen van hetzelfde geslacht. Op die manier wordt een diverse groep samengesteld om advies te geven betreffende jeugdbeleid.
DE AMBRASSADE
Art. 8 § 1. De Vlaamse Regering subsidieert een vereniging met de volgende taken : (1) de praktijkontwikkeling, de praktijkondersteuning en het informeren van en over de jeugdsector; (2) de ondersteuning van de jeugdraad, vermeld in artikel 7; (3) het informeren van kinderen en jongeren.
De Ambrassade is een organisatie die het Vlaamse jeugdbeleid sterker maakt door expertise op te bouwen en te delen, door de jeugdorganisaties te versterken, door jeugdinformatie kwaliteitsvoller te maken en door onze schouders te zetten onder de Vlaamse Jeugdraad.
De Ambrassade is een belangrijke schakel tussen overheid, middenveld en jeugd. De Ambrassade zet samen met tal van partners projecten op rond jeugdwerkloosheid, kinderarmoede, jeugdruimte en leren.
JINT
Art. 8 § 4. De Vlaamse Regering subsidieert de vereniging zonder winstoogmerk Jint – coördinatieorgaan voor internationale jongerenwerking.
90
JINT heeft de opdracht om de internationale mobiliteit en samenwerking van jongeren en jeugdorganisaties te stimuleren en te ondersteunen. De Vlaamse overheid subsidieert de vzw JINT – coördinatieorgaan voor internationale jongerenwerking met als doel:
de internationale uitwisseling en samenwerking van, voor en door de jeugd te bevorderen op basis van internationale uitwisseling en samenwerking,
de reflectie over jeugd, jeugdwerk en jeugdwerk- en jeugdbeleid door alle betrokken actoren te bevorderen.
Bovendien werd JINT door de Vlaamse overheid aangeduid:
als nationaal agentschap om het programma Jeugd in Actie van de Europese Unie uit te voeren
als Vlaamse partner in het als Eurodesknetwerk van de Europese Unie als Vlaamse partner in het Platform voor Europese Jongerenactiviteiten (PEJA)
als begeleider van de subsidieaanvragers voor internationale jongerenprojecten
als nationale partner in het kader van het Transnationaal Vrijwilligerswerk van de Raad van Europa
als organisatie voor ontvangstbezoeken in het kader van de culturele akkoorden
om concreet gestalte te geven aan gezamenlijk overleg en visievorming met niet-gouvernementele en gouvernementele actoren, omtrent ontwikkelingen inzake internationaal jeugdbeleid.
VERENIGING VLAAMSE JEUGDDIENSTEN (VVJ)
Art. 8 § 3. Met het oog op de praktijkontwikkeling, de praktijkondersteuning en het informeren van en over het gemeentelijke en provinciale jeugdbeleid, subsidieert de Vlaamse Regering een vereniging als ondersteuningsorganisatie voor de gemeentelijke jeugddiensten.
De Vereniging Vlaamse Jeugddiensten (VVJ) informeert en ondersteunt als ledenorganisatie de steden en gemeenten in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij de voorbereiding en uitvoering van het lokale jeugdbeleid. VVJ levert een uitgebreid pakket diensten aan lokale besturen, jeugddiensten én jeugdraden met onder meer vorming, uitwisseling, begeleiding, advies en publicaties.
KENNISCENTRUM KINDERRECHTEN (KEKI)
Art. 8 § 2. De Vlaamse Regering subsidieert een vereniging als kenniscentrum kinderrechten om de kennis over de rechten van het kind op nationaal en internationaal niveau te verhogen.
Het Keki bevordert een interuniversitaire samenwerking die tot doel heeft de kennis over de rechten van het kind, die het resultaat is van
91
wetenschappelijk onderzoek op nationaal en internationaal niveau, samen te brengen, toegankelijk te maken, te verspreiden en te stimuleren.
KINDERRECHTENCOALITIE
Art. 8 § 5. De Vlaamse Regering subsidieert een koepelorganisatie van niet-gouvernementele organisaties voor de voorbereiding, redactie en verspreiding van een rapport over de wijze waarop in Vlaanderen invulling gegeven wordt aan de rechten van het kind.
De Kinderrechtencoalitie is een netwerk van niet-gouvernementele organisaties die actief zijn op het vlak van kinderrechten. Ze rapporteert over de naleving van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind in België en draagt actief bij tot de promotie. Dat doet ze enerzijds door informatie en expertise in verband met de toepassing van het IVRK te bundelen en samen te brengen. Anderzijds ook door belangenbehartiging, lobbywerk, monitoring van het beleid en het bekendmaken van de visie en aanbevelingen van NGO’s.
EN HUN REGELGEVING
In tegenstelling tot de andere vereniging die in het decreet worden vermeld, verloopt de erkenning van de bovenbouwactoren niet via het modulesysteem, maar zijn ze de facto erkend door de hierboven genoemde artikels in het decreet. De subsidiëring van de bovenbouw gebeurt met een vijfjaarlijkse beleidsnota. Op basis van die beleidsnota bepaalt de minister het beschikbare vijfjaarlijks financieringsbudget wat vastgelegd wordt in een subsidieovereenkomst.
GESCHIEDENIS: OVER OOIEVAARS & BLOEMKOLEN:
(zie pdf bestand)
SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK DEEL 1INLEIDING
• Een rijkdom aan initiatieven … (sector/werkveld)
• Belangrijke bepalingen van het nieuwe decreet schetsen
• Ingaan op kernbegrippen van het sociaal-cultureel volwassenenwerk
Examenstof:
- Slides
- Twee toelichtingen door Gie van den Eeckhaut
- Iemand die binnen het steunpunt socius werkt probeert voor het sociaal cultureel volwassenwerk ondersteunende initiatieven mogelijk te maken = hebben er dus een goed zicht op!
- En volgende linken naar toelichtingen over kernbegrippen en nieuwe decreet
• https://socius.be/krachtlijnen-van-het-decreet/
92
• https://socius.be/sociaal-culturele-rollen/
• https://socius.be/functies-en-functiemix/
HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK
Geschiedenis werkveld gaat terug tot de 19e eeuw
Vaak van naam en gedaante veranderd:
• In het begin: volksverheffing, volksopvoeding, volksontwikkeling samenleving = aan het industrialisering = dus voor volk dat aan het werk is een soort opvoeding geven
• Later: emancipatiewerk, sociaal-cultureel vormingswerk, volwasseneneducatie en meer recent: Sociaal-cultureel volwassenenwerk (= SCvW)
Verandering duidt op het veranderlijke en dynamische karakter van het terrein: constant zoeken naar positie, identiteit en legitimiteit (ook in Afrika: popular education)
Gaandeweg is SCvW geprofessionaliseerd en heeft erkenning gekregen. (zie later)
BESCHRIJVING
Onderdeel van het beleidsveld sociaal-cultureel werk Gericht op volwassenen Sector van het niet-formeel en informeel leren gericht op leren MAAR niet zoals in onderwijs
o formeelo Het is niet gericht op het behalen van een diploma of attest = eerder interesse
Personen nemen er vrijwillig deel aan, los van enig schoolverband en beroepsopleiding (in de vrije tijd = activiteiten)
Sociaal-culturele praktijken die verbinding creëren tussen burgers onderling of tussen burgers en de samenleving, die de spelregels in de samenleving ter discussie stellen of die alternatieven ontwikkelen en de huidige spelregels veranderen.
Ontmoeting en ontspanning
FILMPJES:
1ste:
vele vrijwilligers die aanwezig zijn in SCVW onderscheid tussen verschillende vrijwilligers
o sociaal veranderaars: streven maatschappelijke verandering nao buitenbloeiers: willen samen zijn & zich inzetten voor de groepo binnenbloeiers: willen zichzelf ontplooieno passanten: uit nuttigheids-of nieuwsgierigheidoveregingen
2de:
soort promofilmpje in soort van activiteiten bespreken & wat het beoogt
o 2 miljoen mensen zijn actief o Fietstochten, museum, lezingen, dans of fotocursussen
93
o Kooklessen zo nieuwe vrienden maken & nederlands gaat voorruit, computercursussen Alle mensen samenbrengen = voor iedereen! Jezelf ontplooien & in samenleving engageren Geeft vorm aan samenleving, haalt het beste in mensen naar boven & laat ze
schitteren
SAMEN DE SAMENLEVING MAKEN
Toelichting 1 door Gie van den Eeckhaut
• https://www.youtube.com/watch?v=rUK3wpr-g0A
KORTE SAMENVATTING:
• Elke samenleving = maakwerk mensen maken dus die samenleving
• Bv: restjesredders = overschotten zinvol gebruiken, verenigen in kleine ontmoeten, theater, sporten, filmcursus= woord en beeld, leentuinen= grote appartementen en mensen die wel een tuin hebben maar er niet voor kunnen zorgen elkaar helpen = sociaalcontacten, huiskamergesprekken met vluchtelingen
DUS= allemaal volwassen mensen die vrijwillig en in hun vrije tijd samenkomen & aan de slag gaan
• Waarom?
• Willen iets verbeteren aan de wereld = sommige dingen zijn onrechtvaardig en willen er zelf iets aan doen!
• Willen deel zijn van gemeenschap & er zorg voor dragen
• Zelf iets van leren, rijker en sterker van worden = ontwikkelingskans!
• Basis= ontmoeting! alles wat die mensen doen daarin gebeurd van alles:
• Ze leren: expliciet & implliciet
• Maken & smaken cultuur
• Maatschappelijk engagement opnemen
• Vormen een gemeenschap
• Activiteiten, vrijwilligers = zet de samenleving in beweging
• Verbindende rol: iedereen met iedereen in gesprek laten gaan, banden opbouwen
• Kritische rol: samenleving bekijken, nadenken en erover spreken
• Laboratorium rol: denken= oplossingen proberen te vinden voor vraagstukken in samenleving (praktijk)
WAAROM? … zou de samenleving moeten investeren in verenigingswerk, in samen een film bespreken, in een cursus over breien, in samen een leentuin onderhouden…. ?
94
We moeten de samenleving samen vorm geven, richting geven = dat kan de overheid niet alleen!o Denk aan de moderne democratie: een deel gestuurd door overheid omdat we nood hebben
aan een bepaalde groep mensen die het algemeen belang verdedigd! (gaat ook in samenspel met de markt: behoeften die we nodig hebben & economische waarde geven aan dingen die we nodig hebben en ons werk)
Echt belangrijk: private leefwereld! Soms: daaruit treden naar de civiele maatschappij/ maatschappelijk middenveld
(ziekenhuizen, jeugdwerk… = willen allemaal richting geven) Vanuit zorg voor onze gemeenschap/ we willen iets veranderen Ons verenigen met andere burgers om overheid en markt te beïnvloeden Door interactie tussen al die civiele actoren = overheid & markt beïnvloeden
& zo de keuzes waarnemen van burgerso Onze plaats/ rol daarin = daarom wil de overheid ons appreciëren ze willen zorg
uitspreken voor een gezonde democratie: burgers in het democratisch proces hun stem laten horen & om hun te laten meezoeken hoe maatschappelijke problemen een oplossing krijgen
Decreet daarvoor geschapen 2017 = regelt de relatie met de overheid vanuit 2 perspectieven
1. Vertrouwen in keuzes van burgers: ze weten zelf best welke themas belangrijk zijn & hoe ze daaraan moeten werken
2. Vereiste van kwaliteitsvol werk: soort eis omdat er een grote subsidie naar gaat
Er zitten heel wat organisaties in dat middenveld!
UIT DE TOELICHTING 1ELKE SAMENLEVING IS MAAKWERK: MENSEN MAKEN SAMEN DE SAMENLEVING
• Restjesredders – andere economische modellen
95
• De vele verenigingen: bijeenkomsten in ontmoetingscentra, parochiehuizen, cafézaaltjes van mensen die gewoon ‘het gewone’ met elkaar organiseren. Van feesten over lezingen over gesprekken.
• een filmcursus, waarin mensen in tien avonden met woord en beeld doorheen de filmgeschiedenis worden geleid, telkens afgesloten met een iconische film voor de besproken periode.
• Leentuinen appartementen en tuinen van oudere mensen – verbinden, duurzaamheid, gemeenschapsvorming
• Huiskamergesprekken over de vluchtelingencrisis
• EVA – Donderdag Veggiedag
• …
UIT DE TOELICHTING 1ONTMOETEN IN DE VRIJE TIJD
• Volwassenen
• Vrijwillig – vrije tijd
• Waarom?
Mensen willen iets veranderen aan de wereld – werken aan maatschappelijke uitdagingen, spelregels veranderen.
Mensen willen deel uitmaken van een gemeenschap, er zich voor inzetten – er zich thuis in voelen.
Mensen willen zich ontwikkelen, willen groeien, zelf beter en sterker en rijker worden.
En ze willen dat allemaal doen samen met anderen, vanuit plezier, betrokkenheid, bewogenheid. Maar dus vooral ‘samen’: altijd in groepen …
de vier functies – samen leren, samen beweging maken, samen gemeenschap vormen, samen cultuur maken en smaken
UIT DE TOELICHTING 1MEER DAN 200.000 VRIJWILLIGERS
Naar schatting ergens tussen de 250.000 en 300.000 activiteiten per jaar Verenigd in en ondersteund door meer dan 120 door Vlaamse Gemeenschap erkende professionele organisaties Aangevuld met organisaties en diensten op lokale of regionale shaal In allerlei vormen en kleuren: typische vormings- en cursusinstellingen. Verenigingen. Bewegingen.
Burgerinitiatieven. Diensten verbonden aan lokale besturen, online-platformen, coöperatieven. Rond een amalgaam aan thema’s: gezin, persoonlijke ontwikkeling, duurzaam samenleven,
cultuurbeleving, wetenschap, etnisch-culturele identiteit, gendervraagstukken, participatie, … Met heel diverse groepen en gemeenschappen …
3 KAPSTOKKEN OM JE TE ORIËNTEREN IN HET SCVW
1) VAN ONDER NAAR BOVEN
VAN SC-PRAKTIJKEN NAAR SC-VOLWASSENENWERK
96
= Drie-stapsdynamiek!
1) SOCIAAL-CULTURELE PRAKTIJKEN: OMSCHRIJVING:
Praktijken die ontstaan vanuit het initiatief en de bewogenheid van mensen om vorm te geven aan hun maatschappelijke omgeving
o Bv: corona: hoe we mensen kunnen helpen… Doorheen deze praktijken ontplooien mensen zich,
leren ze, engageren ze zich, ondernemen actie, geven ze vorm aan de gemeenschap, nemen deel aan cultuur of creëren en beleven cultuur, bouwen aan een democratische, inclusieve en duurzame samenleving = voor iedereen!
In die praktijken ontmoeten mensen of groepen elkaar en komen ze samen tot doelgericht handelen.
o Sociale: Streven naar menswaardigheid en sociale rechtvaardigheid; iedereen ‘als gelijke’
behandelen (= publieke opdracht) in combinatie met de vaststelling dat we ons in ‘ongelijke situaties’ bevinden soms vraagt het extra inspanning naar bepaalde groepen toe
Sociaal in de zin van ‘samen’, ‘in groep’.o Culturele:
Overbrengen van en vormgeven aan symbolen en denkbeelden/ waarden Vanuit verschillende culturele achtergronden, contexten… zoeken naar
betekenisvolle en gedeelde referentiekaders
VAN SOCIAAL-CULTURELE PRAKTIJKEN NAAR SOCIAAL-CULTUREEL WERK = WAT IS HET ONDERSCHEID?
o Wanneer worden sociaal-culturele praktijken sociaal-cultureel werk? Sociaal-cultureel werk = een geïnstitutionaliseerde vorm van sociaal-culturele
praktijken. vormgeven als een echte organisatie Deze institutionalisering voltrekt zich via drie bewegingen:
O PROFESSIONALISERING: De mate waarin sociaal-culturele praktijken kenmerken vertonen van
professionalisering: Op het niveau van de professional: body of knowledge, competenties
(vaardigheden, attitude…)
97
o Diverse beroepsprofielen: afdelingsbegeleider, programmator, campagnemedewerker, vormingswerker… .
Op het niveau van de organisatie: kwaliteitszorg, kennismanagement, beleidsplanning…
O OVERHEIDSREGULERING: Belangrijke hefboom om zich te kunnen professionalisering Hoe meer sociaal-culturele praktijken onderworpen zijn aan overheidsinmenging of
reglementering, hoe meer we spreken over sociaal-cultureel werk (beroep kunnen doen op subsidies):
De overheid erkent en subsidieert organisaties. Voor erkenning en subsidiëring stelt de overheid wel voorwaarden op. geld om beroepskrachten aan te werven
Voor onze sector: het decreet sociaal-cultureel volwassenenwerk O FORMALISERING
De as van formalisering: van praktijken met een informeel karakter tot gevestigde formele organisaties of instituten
Informele sociaal-culturele praktijken: kracht in ontmoeting en de bewogenheid. Soms gebrek aan een goed uitgebouwde organisatie
Geformaliseerde organisaties: veel aandacht en middelen aan formalisering en verliezen soms primaire doelstellingen (hun maatschappelijk project) uit het oog door focus om zich als organisatie om een formaliserende manier te organiseren
SOCIAAL-CULTUREEL WERK = HET TOPJE VAN DE IJSBERG
Sociaal-cultureel werk is slechts het topje van de ijsberg. (onder water zijn er allerlei praktijken waar mensen samen interageren met het oog op het vernieuwen en vormgeven van de maatschappij)
Sociaal-culturele praktijken ontwikkelen zich overal waar mensen samen ageren en interageren met het oog op vormgeving en vernieuwing van mens en maatschappij
VERSCHIL TUSSEN SECTOR EN WERKVELD
Sector = al die organisaties, die een formele erkenning hebben gekregen en gesubsidieerd worden onder een bepaald decreet.
Het werkveld = is veel ruimer; ook zij werken samen met groepen, rond maatschappelijke kwesties, ook met heel wat gelijkaardig DNA. Burgerinitiatieven, buurtwerkingen, …
2) VAN BOVEN NAAR ONDER
98
VLAAMSE OVERHEID TELT 11 BELEIDSDOMEINEN
BELEIDSDOMEIN CULTUUR, JEUGD, SPORT EN MEDIA
SCVW is onderdeel van het Beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media
o De bevoegde ministers (legislatuur 2019-2023 zit verdeeld over verschillende ministers ): Jan Jambon, Minister-president van de Vlaamse
Regering en Vlaams minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, ICT en Facilitair Management = verantwoordelijk voor SCVW
Ben Weyts, Viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand
Benjamin Dalle, Vlaams minister van Brussel, Jeugd en Mediao Onderdeel beleidsveld sociaal-cultureel werk
DEPARTEMENT CULTUUR, JEUGD EN MEDIA
AFDELING SOCIAAL-CULTUREEL WERK
99
Sociaal-cultureel volwassenenwerkLokaal cultuurbeleidAmateurkunstenCircusJeugdwerk
Decreet Sociaal-cultureel volwassenenwerk:o De 7 krachtlijnen van het decreet:
1. Het civiel perspectief (initiatieven waarin burgers allerlei zaken organiseren met betrokkenheid op maatschappelijke vraagstukken)
2. Opereren in de vrije tijd3. Sociaal-culturele participatie4. Kiezen voor een open benadering met stimulansen voor vernieuwing, innovatie en
kwaliteit5. Een sterkere kwalitatieve benadering6. Klemtoon op verduidelijking van de 3 rollen van het scvw binnen beleidsplan!7. Opereren op 3 niveaus = moeten kunnen aantonen naar individuen, eigen
organisatie & samenleving toe!
DOELSTELLING DECREET 2017, ARTIKEL 3
Centrale focus:
o Dit decreet heeft tot doel om in het domein van het sociaal-cultureel volwassenenwerko organisaties te subsidiëren die,o vanuit een civiel perspectief eno met respect voor de gemeenschappelijke sokkel van waarden, fundamentele rechten en vrijheden,o een betekenisvolle bijdrage leveren aan de emancipatie en dialoog van mensen en groepeno én aan de versterking van een duurzame, inclusieve, solidaire en democratische samenlevingo door sociaal-culturele participatie en gedeeld burgerschap van volwassenen te bevordereno en gedeelde samenlevingsvraagstukken tot publieke zaak te maken.o Hiervoor ontwikkelen en verspreiden zij praktijken die hierop een werkend antwoord kunnen bieden.
BEOORDELINGSELEMENTEN BIJ TOEKENNING SUBSIDIES DECREET 2017
= elke organisatie moet om de vier jaar een beleidsnota schrijven over wat ze de komende 4 jaar wilt doen en hoe ze dit wil bereiken de overheid: heeft een bepaald format gemaakt en vraagt hun om via die aandachtspunten die beleidsnota te schrijven
Ook commissies die op bezoek gaan bij de organisaties om te kijken of alles er wel in vermeld staano Bv: volkshogescholen = nu aan het controleren!
Beoordelingselementen inhoudelijk deel
1° de bijdrage van de missie en de visie van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie aan het doel van het decreet;
100
2° de relatie van de missie en de visie van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie tot de door de organisatie omschreven actuele maatschappelijke context;
3° de bijdrage van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie aan de realisatie van de drie sociaal-culturele rollen;
4° de strategische en operationele doelstellingen van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie; (zoveel cursussen, naar die doelgroep = operat ; binnen de 4jaar vooral inzetten op geletterdheid van de computer = strategisch en wordt concreet gemaakt adhv de operationele)
5° de verduidelijking van de keuze voor minstens twee sociaal-culturele functies, een toelichting bij de functiemix en de uitwerking daarvan in relatie tot de missie en de visie van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie;
6° de werking met een relevantie en uitstraling voor het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of de werking met een relevantie en uitstraling voor het Nederlandse taalgebied;
7° een gesubsidieerde werking die zich grotendeels afspeelt binnen de vrije tijd;
8° a) de werking voor het brede publiek en de keuzes daarin voor gemeenschappen, doelgroepen of kansengroepen;
b) de werking voor kansengroepen en de keuzes daarin voor gemeenschappen, doelgroepen of het brede publiek;
9° de plaats van vrijwilligers in de sociaal-culturele volwassenenorganisatie en de manier waarop ze betrokken en ondersteund worden in relatie tot de visie en missie van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie.
Beoordelingselementen zakelijk deel
1° een geïntegreerd zakelijk kwaliteits- en financieel meerjarenbeleid;
2° de toepassing van de principes van goed bestuur;
101
3° de afstemming tussen het voormelde inhoudelijke en zakelijke deel van het beleidsplan.
SCHEMA:
HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK - DEEL 23) VAN BINNENUIT
WERKSOORTEN
DE ERKENDE EN GESUBSIDIEERDE ORGANISATIES = sector van scvw
Belangrijkste criterium waarop ze subsidies gaven!
102
• Werksoorten zijn een ordeningscriterium binnen het decreet van 2003: een manier om de sector te structureren, te erkennen en gericht te subsidiëren en gaan terug op historische ontwikkelingen = moesten elk een verschillend format invullen!
• In het decreet van 2017 zal dit structureringscriterium wegvallen: enkel nog ‘landelijke’ organisaties die voor Vlaanderen (eventueel plus Brussel) werken of die werken voor een specifieke regio.
!! ookal is er geen selectiecriterium meer = toch gaan ze zich beschrijven als een vereniging, beweging ….
VERENIGINGEN:
Netwerk van lokale afdelingen of groepen = ontstaan erg bottom up! (hiërarchische structuur) Zijn al redelijk oud! Vrijwilligers zorgen er voor de goede gang van zaken: zij organiseren activiteiten voor leden en
andere geïnteresseerden. heel veel lokale afdeling! Geen professionals aan het werk denk aan Chiro of Scouts
Activiteiten: algemeen van opzet en/of toegespitst op een bepaalde doelgroep (senioren, gezinnen, …) of een bepaald thema dat ze extra in de aandacht brengen! (leefmilieu, cultuurbeleving…). gaan mee met actualiteit
Professioneel ondersteund: Nationaal of provinciaal zorgt voor ondersteuning (afdelingsbegeleiding…) = secretariaten!
Cijfers: 56 sociaal-culturele verenigingen. Samen goed voor zo’n 14.000 lokale afdelingen en groepen!
BEWEGINGEN:
Veel recenter Maatschappelijke verandering realiseren en mensen in beweging brengen Organisatie met een landelijk karakter Gespecialiseerd in een thema of een cluster van nauw verwante thema’s: b.v. mobiliteit, actief
burgerschap, vrede, armoedebestrijding, duurzaam omgaan met geld, … (EVA) Zijn niet zo gestructureerd = 1 Vlaams secretariaat, soms enkele regionale secretariaten ze
richt zich tot een ruim publiek = niet op 1 groep! Een beweging organiseert activiteiten op het vlak van sensibilisatie, educatie en sociale actie Cijfers: 35 bewegingen actief in Vlaanderen.
103
Erke
nde
en g
esub
sidie
erde
or
gani
satie
s
Verenigingen
Bewegingen
Volkshogescholen (V+)
Landelijke vormingsinstellingen
LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN:
Landelijke organisatie (voor heel Vlaanderen) Ruim educatief aanbod voor volwassenen aan. Zowel laagdrempelig als diepgravend. Expertise en specialisatie in een bepaald thema (natuur en milieu, zingeving, zorg, persoonlijkheid
en relaties, …) of een bepaalde doelgroep (personen met een handicap, gesyndiceerden). Cijfers: 24 landelijke vormingsinstellingen.
VOLKSHOGESCHOLEN OF VORMINGPLUSCENTRA:
Regionale volkshogescholen die elk in een eigen regio werken Staan dichtbij school = ontwikkelingen van cursussen! Een pluralistische organisatie : niet volgens ideologie organiseren! Maar voor iedereen! Via netwerking en samenwerkingsverbanden versterken zij de niet-formele educatie in hun regio
(organiseren, structureren, coördineren...). als er gaten zijn: initiatief ontwikkelen!! = soort hogeschool voor volwassenen die aan het werk zijn & in hun vrije tijd iets leren!
Activiteiten: korte of langere cursussen voor volwassenen over zeer uiteenlopende thema’s. Opzetten van langdurende projecten, meestal in samenwerking met andere organisaties (ook op
regionale schaal initiatieven ontwikkelen om verandering te brengen in de manier waarop rond armoede gewerkt wordt in die regio)
Cijfers: Van West-Vlaanderen tot Limburg telt Vlaanderen 13 Vormingplus-centra = zoals een bibiotheek (eigenlijk gemeentelijk) zo is Vlaanderen verdeeld in 13 regio’s en in elke regio is zo een centrum aanwezig! (sommigen moesten fusioneren!)
WAT HEBBEN ZE DAN GEMEENSCHAPPELIJK?
Een enorme diversiteit aan doelgroepen, thema’s, missies en visies, activiteiten en manier van werken…
Overheid = begrippen construeren om die gemeenschappelijkheid aan te tonen!
SOCIAAL-CULTURELE PRAKTIJKEN EIGEN AAN HET SCVW
104
A. SOCIAAL-CULTURELE PRAKTIJKEN WORDEN GEREALISEERD DOORHEEN SOCIAAL-CULTURELE FUNCTIES
1. WAT IS EEN SOCIAAL-CULTURELE FUNCTIE?
Een weloverwogen keuze over de aard van de sociaal-culturele interventies (hoe ga je als SC-professional interveniëren?)
o Functie: soort van interventiestrategie Het gaat over de aard, vorm en structurering van de
praktijken die je opzet en de processen die je daarmee beoogt.
Interventiestrategie ≠ doelstelling op zich
2. DE FUNCTIES: DE CULTUURFUNCTIE, DE LEERFUNCTIE, DE MAATSCHAPPELIJKE BEWEGINGSFUNCTIE, DE GEMEENSCHAPSVORMENDE FUNCTIE
Filmpje: doelstelling: nieuwkomers integreren in onze samenleving Stel dat Vormingplus geen SC-organisatie was:
o Aard van de activiteiten: mensen een verplichte taaltest laten afleggen zodat ze de taal leren. op veel striktere manier er mee omgaan!
o Hier: leerfunctie op heel informele manier invullen! Vormingplus is een sociaal-culturele orga!nisatie:
o Leerfunctie: nieuwkomers en Vlamingen leren op informele manier van elkaar.o Gemeenschapsvormende functie: versterken van de interactie tussen
nieuwkomers/anderstaligen en Vlamingen De leerfunctie: doelgericht opzetten van leeromgevingen die het leren door
individuen, groepen of gemeenschappen mogelijk maken en bevorderen. Wat kan dit concreet betekenen? Leren van elkaar, al doende leren,
ervaringsleren, leren in groep, kritische reflectie, zelf betekenis geven; niet-formeel (vormingsplus) en informeel (mensen samenbrengen in de vrije tijd & dingen doen!
Filmpje: doelstelling: kernwapens weg uit België
105
Stel dat Vredesactie geen SC-organisatie was:• Aard van de activiteiten: wetenschappelijk onderzoek voeren om het gevaar van kernwapens te
staven, gerechtelijke acties ondernemen…• Vredesactie is een sociaal-culturele organisatie:
• Maatschappelijke bewegingsfunctie: mensen/groepen ruimte bieden om zelf sociale actie te ondernemen en zelf verandering in gang zetten, te wegen op het beleid.
• De maatschappelijke bewegingsfunctie: doelgericht ruimte creëren voor engagement en politisering met het oog op veranderingen in denken en handelen en in de inrichting van de maatschappij.
• Wat kan dit concreet betekenen? Mensen/groepen worden versterkt (empowerment) om deel te nemen aan de samenleving en/of mensen/groepen ondernemen sociale actie om verandering in gang te zetten, bij te dragen aan maatschappelijke verandering (emancipatie).
106
verschillende accenten zijn mogelijko Onderste stuk driehoek: ga je individuen aanpassen/ integreren of de samenleving
veranderen Empowerment? Krijgen mensen een ervaring dat ze sterker worden als persoon & zo
zijn ze meer bewust van hoe de samenleving in elkaar zit & zich niet laten bepalen door de maatschappij
Sociale verandering = veranderen van samenleving Daartussen? Engagement = mensen moeten betrokken geraken bij discussies/ wat
er leeft in de samenleving
Filmpje: doelstelling: een open en diverse samenleving creëren
AIF+ is een sociaal-culturele organisatie:
• Gemeenschapsvormende functie: samen tafelen, mensen op elkaar betrekken, zowel mensen die het goed hebben als mensen die het minder goed hebben. Mensen uit hun isolement halen en lokaal netwerk creëren
• De gemeenschapsvormende functie: doelgericht ondersteunen en faciliteren van processen en praktijken die leiden tot vormen en ondersteunen van groepen en gemeenschappen of versterken van de interactie tussen groepen en gemeenschappen.
• Wat kan dit concreet betekenen? Het meer, beter en/of anders gemeenschap vormen, leren in gemeenschap, zelf gemeenschap vormen (groepsvorming), versterken en vernieuwen van het sociale weefsel…
‘Gemeenschapsvorming’ we nemen het snel in de mond maar wat is er nu belangrijk als we hierover spreken
Gemeenschap als entiteit (herkenbaar voor mensen die er deel van uit maken & zij die er niet bijhoren)
o Gemeenschap als een gedeeld (groep) en universeel (samenleving) na te streven gegeven
o Bv: Hitlerjügend! sluiten zich af van gehele samenleving = niet echte gemeenschapsvorming
Gemeenschap als pluraliteit (stapje verder)
o Gemeenschap als praktijk van dialoog met de verschil(len) die anderen representeren
Beide betekenissen zijn belangrijk in SCVW!
107
o We kunnen niet spreken over ‘gemeenschap’ wanneer de leden van een groep zich enkel verhouden tot elkaar ‘in’ een welbepaalde context (want dan gaat het over ‘een groep’), maar alleen dan wanneer elk lid en/of de groep zich ook in verhouding stelt, zich ‘relateert tot’ een welbepaalde context (hetzij t.a.v. de eigen groep, andere groepen, dan wel de ruimere samenleving). En daar zijn steeds belangen, opvattingen, waarden en normen mee gemoeid.
• Cultuurfunctie: door samen te tafelen uitwisselen van cultuur.
108
Filmpje: doelstelling: mensen in kans armoede integreren in de maatschappij
Stel dat KWB geen SC-organisatie was:
• Aard van de activiteiten: mensen verplicht vrijwilligerswerk laten doen om zich te integreren.
KWB is een sociaal-culturele organisatie:
• Cultuurfunctie: mensen laten fotograferen, cultuur laten maken, beleven en bevragen
• De cultuurfunctie: beoogt sociaal-culturele interventies die er op gericht zijn om cultuur als sociaal gedeeld repertoire van tekens, betekenis en zin te creëren, te bewaren, te delen en er aan deel te nemen.
• Wat kan dit cocreet betekenen? Cultuur leren kennen, consumeren, uitwisselen van cultuur, culturele interacties tussen mensen, cultuur of culturen bevragen, cultuur creëren/maken, beleven,
• Gemeenschapsvormende functie: fotografie is het bindend element waarrond mensen sociaal weefsel opbouwen
3. ONT-MOETING EN ONTSPANNING
Ook het belang van de ontmoetings- en ontspanningsfunctie wordt erkend
Het is de gemeenschappelijke pijler om sociaal-culturele praktijken te ontwikkelen
maar het wordt niet als een onderscheidende functie gezien door het beleid
4. PRAKTIJKEN ZIJN MULTIFUNCTIONEEL
109
Sociaal-culturele praktijken realiseren nooit slechts één functie, maar werken steeds vanuit een combinatie van functies.
Ze zijn intrinsiek multifunctioneel.
Net de mix van functies is typerend voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk en werkt onderscheidend ten opzichte van andere sectoren.
HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK - DEEL 3
B. SOCIAAL-CULTURELE PRAKTIJKEN ZIJN VERANDERINGSGERICHT
1. MISSIE EN WAARDEGEDREVEN
Missiegedreven organisaties: Vanuit een visie op de toekomst de huidige
samenleving veranderen in een gedroomde samenleving. Dit doen ze aan de hand van sociaal-culturele praktijken die de spelregels in de samenleving uitdagen en veranderen
Waardegedreven organisaties: Op het middenveld mogen
middenveldspelers specifieke waarden en normen hebben.
Deze kunnen cultureel, levensbeschouwelijk of ideologisch van aard zijn: christelijke, vrijzinnig, pluralistisch… . Socialistisch, liberaal, Vlaamsgezind…
SCVW als SPELER OP HET MIDDENVELD
DRIE MAATSCHAPPELIJKE ROLLENO BELANG VAN DE ROLLEN IN HET DECREET:
Waarom met de rollen beginnen?
110
De rollen zijn het eerste kompas. = waar wil de organisatie op inzetten, wat zijn hun accenten!
Het gewicht van de rollen heeft te maken met de missie en visie van de organisatie, de
positionering in de samenleving en welke bijdrage ze wil leveren aan de samenleving.
Je kan niet kiezen (bij functies wel), maar je kan wel accenten leggen door de visie die je als organisatie hebt ten aanzien van die rollen. Het geeft reliëf aan de organisatie.
EEN VOORBEELD INZAKE ACCENT DIE ELK ROL LEGT:
= beeld je in dat alles om zwemmen draait daarin zal ook ongelijkheid onstaan = hoe zou SCVW dit oplossen?
VERBINDENDE ROL
Memorie van Toelichting:
De ‘verbindende rol’ verwijst naar processen waarbij actoren (mensen, groepen, gemeenschappen) op elkaar betrokken geraken met wederzijdse erkenning, vertrouwen en wederkerigheid tot gevolg.
In relatienetwerken, groepen en gemeenschappen kunnen individuen zich actief verhouden op anderen, de omgeving en de brede samenleving en er verantwoordelijkheid en eigenaarschap in opnemen.
Individuen ontwikkelen zo hun relationeel burgerschap. Daarin ligt de maatschappelijke betekenis van de verbindende rol
Mensen verbinden:
= mensen samenbrengen in vrije tijd, verschillende gemeenschappen vormen obv niveau en dan misschien samenbrengen - iedereen krijgt een kans & niemand valt buiten de boot
111
KRITISCHE ROL
Memorie van Toelichting
De ‘kritische rol’ verwijst naar processen van reflexieve waardering en stellingname ten aanzien van de heersende cultuur en samenleving.
Mensen worden zich bewust van kwesties, betrekken er zich op en maken ze mee tot publieke kwestie. = bevragen van hoe zit die maatschappij nu in elkaar
Individuen ontwikkelen zo hun kritisch burgerschap. Daarin ligt de maatschappelijke betekenis van de kritische rol. Uiteraard moet dit gebeuren met respect voor het kader en de doelstelling van het decreet en in het
bijzonder voor de principes en de regels van de democratie en het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens.
INSTITUTEN & STRUCTUREN bevragen:
LABORATORIUMROLMemorie van Toelichting
De ‘laboratoriumrol’ verwijst naar processen van maatschappelijke verandering als antwoord op samenlevingskwesties.
In maatschappelijk innoverende praktijken, zoeken en proberen mensen, groepen, organisaties en gemeenschappen al lerend antwoorden te vinden op maatschappelijke uitdagingen.
Organisaties kunnen daartoe exploreren met nieuwe strategieën, methodes, thema’s functiemixen, … en mogen daar ook in mislukken.
Individuen ontwikkelen zo hun ondernemend burgerschap. Daarin ligt de maatschappelijke betekenis van de laboratoriumrol.
112
MAATSCHAPPELIJKE SPELREGELS veranderen:
Maatschappelijke innovatie:o Toelichting 2 door Gie van den Eeckhaut o https://www.youtube.com/watch?v=4d0A1ir7rew o Maatschappelijk innoveren?
= die vorm van innovatie waarbij we binnen een bepaald speelveld de spelregels veranderen regels die de interacties tusssen mensen bepalen, wetten, voorzieningen, culturele elementen
Veranderen maatschappelijke spelregels realiseren (denk aan femenisme = greep in tot diepste vezels van ons leven vroeger)
o Innovatie als resultaat versus innovatie als proces? Heeft meer te maken met de vorm innovatie als proces = veel belangrijker
voortdurend het leerproces aangaan!o Hardnekkige kwesties?
Zijn complex omdat er veel actoren bij betrokken zijn, de wetenschap geraakt er niet uit, weten ook niet hoe ze het moeten oplossen, is nooit eenduidig
Dwingt ons om te denken dat de praktijken die we ontwikkelen maar een effect krijgen door het samenstromen van praktijken op veel plaatsen! (denk aan vrouwenbeweging, sociale strijd…)
o Maatschappelijk innoverende praktijken? Vb: transitie, deeleconomie: principe dat we niet meer perce goederen in eigendom
moeten hebben! autodelen, samenhuizen, fietsen…// anders omgaan met voedselproductie = samentuinen, stadstuintjes delen… // weggeefkasten: geen winst, hopen dat je iemand blij maakt en dat die zelf er iets mee kan, je gelooft erin dat hij het zelf gebruikt & niet verkoopt economische spelregels
Elk van die praktijken houdt een voorafbeelding in van de spelregels die we in de toekomst willen zien we organiseren ze zo om duidelijk te maken dat deze spelregel beter is dan de huidige
Geduld = noodzakelijk!o Voorafbeelding van toekomstige spelregels?
113
Voedselproducten, consumptie van energie, grondstoffen en mobiliteit
o Hypothese van veelbelovendheid? We geloven dat we op deze manier deze maatschappelijk spelregels kunnen
veranderen Wat we doen = veel belovend & kan een voorafspiegeling zijn van wat we willen
realiseren in de toekomsto Dubbele V-organisaties?
Organisaties zoeken hoe ze de verbondenheid met de wereld kunnen versterken1. Minder centraal gestuurd worden maar goed weten wat er in de
samenleving gebeurd & daarmee in interactie staan, welke dingen err spelen VERBONDEN
2. Responsief zijn & niet vastzitten in vooruitgeschoven planningen, van uit een bewogenheid & bevlogen vanuit passie en energie VLOEIBAAR
114
115
VRAAG 3: OP WELKE MANIER LEVERT DE SOCIALE EN CULTURELE PEDAGOGIEK EEN BIJDRAGE AAN BURGERSCHAPSEDUCATIE?
GERT BIESTA:PRESENTATIE:
Burgerschap & democratie Onderwijs verlangen om te bestaan op een volwassen manier Hoe moeten we democratie zien set van gemeenschappelijke waarden?
o Meerderheid 😊 / ☹ verschillende status? = democratie blijft bestaan zolang het volk het wilt!
Europa = gemeenschappelijke waarden wie bezit deze waarden?
Van ‘ons’ = roept vragen opo Wat is onderwijzen? Wat houdt dat in?
De nieuwe generatie in onze maatschappij inleiden Maatschappij = een plaats met muren burgerschapseducatie = aan de
deur in die muur? “onze grenzen” = houdt bepaalde mensen binnen en anderen net buiten is dat democratie?
o Wat is gemeenschappelijkheid?o Wat zijn waarden?o …
BURGERSCHAP
3 betekenisseno Sociale definitie: sociale cohesie en integratie maar dat is niet voldoenden om van een
democratie te spreken WANT veel landen scoren hoog op deze waarden maar daar is geen democratie
o Morele definitie: verantwoordelijkheid, respect, actief burgerschap in Schotse scholen: leerlingen opleiden tot actieve burgers!
3 soorten: Persoonlijk verantwoordelijke burgers = goed doen
o Zijn niet geïnteresseerd in democratie & de waarden! Deelnemende burgers = in actie komen Rechtvaardigheidsgerichte burgers = alles doen & durven een grotere vraag
te stellen wijst op de connectie tussen burgerschap & democratie
o Politieke definitie: “democratische” staat pluraliteit Democratie ≠ makkelijk wie behoort tot ‘iedereen’ = steeds meer mensen
toevoegen Principe van gelijkheid & principe van vrijheid! = rommelig maar andere alternatieve zijn erger (Churchchill)
116
MAAR:
Democratie = historische uitvindingo Pluraliteit = eenheid in verscheidenheid moet collectief veroverd worden & aan gewerkt
worden pluraliteit & verschil = eerder een mogelijkheidsvoorwaarde voor democratie dan een resultaat!
o ≠ natuurlijk maar artificieel (als het natuurlijk was zou het wel makkelijk zijn)o = politiek project daarom is het niet rationeel!o Verscheidenheid = vervangbaar & mogelijk
Niet elke verscheidenheid = waardig! pluraliteit = noodzakelijk om democratie te verkrijgen!
Zolang er een meerderheid is die de gemeenschappelijke waarden aanmoedigt in een democratie, hebben we een democratie en volgens mij dus ook een waardevolle pluraliteit. Indien de meerderheid deze waarden niet aanmoedigt, is de pluraliteit niet waardevol.
Democratie ≠ keuze!
o iedereen een keuze geven ≠ democratie!!! Een keuze geven = opties op het menu Democratie = wat er op het menu gaat staan bepalen
o Je moet naar iedereen zijn voorkeur luisteren & dan collectief beslissen wat uit al die meningen vertaalt kan worden naar de samenleving
!!!TRANSFORMATIE VAN VERLANGEN NAAR IETS WAT WE COLLECTIEF OVEREENKOMEN!!!
Populisten die zeggen: als je voor mij stemt krijg je alles wat je wilt!
Daarvoor zijn collectieve waarden nodig! = je kan niet altijd krijgen wat je wilt & dit moet men leren! (soms op een pijnlijke manier) = er moet een soort limiet zijn aan het laten bloeien van studenten!
117
Democratie & haar waarden:
Gelijkheid Vrijheid Solidariteit = iets terug doen! = proactieve dimensie van gelijkheid Oefenen telkens druk uit op elkaar! = constitutieve spanning! maakt beide polen van de
spanning mogelijk = zetten elkaar onder drukt = maakt tegelijk pas mogelijk dat ze bestaan er altijd over onderhandelen = een educatieve opdracht!
Als we meer vrijheid willen, dan drukt dat op meer gelijkheid en als we meer gelijkheid willen dan drukt dat op onze vrijheid. Solidariteit betekent dat je ook iets moet teruggeven, je kan niet enkel nemen!
GEMEENSCHAPPELIJKHEID
Arendt = geen common ground Maar een common world!
o Maar de wereld is niet echt onze thuis = democratische uitdaging om ons thuis te voelen in de wereld
Geen oorlog voeren over verlangens maar over vrijheid, gelijkheid & solidariteit
Onderwijs = ruimte maken tussen wat kinderen verlangen en wat verlangbaar is!
Disconnectie van achter je verlangen aan lopen! Niet tegen kinderen zeggen wat hun verlangens MOETEN zijn omdat wij het zogezegd beter weten MAAR: hun vragen: is dat wat je moet verlangen ook wat je echt wilt?
In de wereld staan: brengt weerstand met zich mee!
Wereld = anders kan kinderen frustreren!o We kunnen harder pushen om onze ideeën waar te makeno We kunne ook een stap terug zetten omdat de wereld moeilijker is dan gedacht = anderen
mogen het doen te veel stappen achteruit = verdwijnen van wereld ☹ Taak van het onderwijs & de democratie: een midden zoeken en proberen in dat midden te blijven
NOTIE VAN VOLWASSENHEID
= een manier van het leiden van je leven, waarin je probeert in de wereld aanwezig te zijn zonder te denken dat je het middelpunt van het universum bent!
Is eigenlijk vaak makkelijker voor kinderen! Opvoedende vraag: wat kan ik verlangen in een wereld waarin ik rekening moet houden met anderen
en de wereld zelf?o Opvoeding kan hierin een tussenkomende functie hebben!
= dingen aanbrengen waaraan ze niet zelf aan gedacht hadden waardoor ze kennis maken met de echte wereld
Deze processen = tijd nodig!o School moet vertragen = nadenken over moeilijkheden ipv je school zo snel
mogelijk proberen af te makeno Daar kunnen ze oefenen & dingen voelen omdat we in een wereld zijn waar
we altijd goed MOETEN presteren! Democratische opvoeding begint hier!
o Begint vroeg & met weinig woorden Met de kennismaking met de wereld Weerstandige materialen
Planten = je kan denken dat ze sneller moeten groeien maar daarom gebeurt het nog niet
Voor dieren zorgen = vragen je zorg Samenwerken voor je praat!
118
Burgerschapseducatie ≠ in cirkels zitten & argumenten op tafel gooien en dan gaan voor het betere argument begint meer op basislevel!
DEMOCRATIE & HAAR WAARDEN
Democratie = historische uitvinding & politiek project moeilijkheid!
Argumenten verzinnen om te zeggen dat democratie een goed systeem iso Zij die argumenten voor geven = die geloven al in democratie o Als je niet gelooft geraakt je er niet
Wat zijn die waarden van democratie eigenlijk?
= gelijkheid, vrijheid, solidariteit (verantw)
Ideologie die we zomaar kunnen veranderen met een andere? NEE!!!o Maken het mogelijk om in verscheidenheid/ veelheid te leven!o Het is geen structuur maar een infrastructuur moet op de juiste plaats vastliggen
Zo: wordt mogelijk om waarden te hebben die tot niemand behoren = ongemeenschappelijk! niemand kan ze opeisen maar we hebben ze nodig om in democratie te leven
Historisch argument? Momenten waarin het niet meer mogelijk is om in pluraliteit te leven totalitaire regimes ☹
VERBAND MET DE CURSUS:
VERBAND MET DE CURSUS 1:
We hebben voor elk van de vier sociaal-pedagogische werkvelden centrale aandachtspunten geformuleerd of begrippen geïntroduceerd deze naar voren schuiven als cruciaal voor de manier waarop ze initiatieven vorm geven; geef voor elk werkveld één à twee begrippen die je kan verbinden met de manier waarop Biesta burgerschapseducatie ziet en beargumenteer op welke manier deze begrippen uitdrukking geven aan burgerschapseducatie volgens Biesta.
Kunnen we ook het tegenovergestelde stellen? Dat er een cruciaal begrip door een bepaald werkveld naar voren wordt geschoven en eigenlijk ingaat tegen wat Biesta als een eigentijdse vorm van burgerschapseducatie omschrijft.
(Prof.)
Laten we starten met sociaal cultureel volwassenenwerk.
Als we even kijken naar de drie rollen. Ze moeten alle drie opgenomen worden en hoe kan je dit verbinden met hoe Biesta nadenkt over de rol die educatie kan opnemen in het blijvend mogelijk maken van democratie?
119
Geeft iemand even aan of je deze vraag op dit moment nog niet kan beantwoorden... misschien omdat jullie nog doende zijn met het verwerken van de cursus?
(Geen antwoord van leerlingen)
(Prof.)
Ik ga nu ook even naar samenlevingsopbouw. We hebben gezien dat dit werkveld meer en meer projectmatig moet werken nl. rond specifieke problemen en op korte termijn daar oplossingen voor vinden. Wat zou Biesta hierover aangeven gezien zijn specifieke kijk op school/burgerschapseducatie (het vertragen, het experimenteren...)? J
In de tekst waarin wordt ingegaan op de geschiedenis van het jeugdwerk worden twee spanningsvelden geschetst: één daarvan is de spanning tussen georganiseerd jeugdwerk door volwassenen en jongeren die zichzelf gaan organiseren. Welke burgerschapseducatie zie je sterk naar voren treden in jeugdwerk dat door volwassenen wordt georganiseerd?
Samenlevingsopbouw pleit voor meer aandacht voor de maatschappelijk kwetsbare groepen, die niet kunnen mee genieten van bepaalde essentiële grondrechten die noodzakelijk zijn voor een menswaardig bestaan. Ze doen er dan ook alles aan om in te zetten op deze grondrechten, door effectief samen met hen te werken om deze zo goed mogelijk te kunnen verkrijgen, zodat ze ook kunnen genieten van beleidsmaatregelen.Zo geeft Biesta ook aan dat er op school op een trage manier geleerd moet worden, omdat kinderen nog niet klaar zijn om op alleen maar de presteren (wat de maatschappij wel van ons verwacht), maar dat ze net de kans krijgen om te oefenen en te exprimenteren. Het gaat niet over uw verlangen nagaan, maar waar kunnen we het verlangen vinden dat ons helpt om goed samen te leven. Deze visie sluit onmiddellijk aan bij samenlevingsopbouw: niet ieder zijn eigen belang nastreven, maar niet in die diversiteit de gemeenschappelijke connecties zoeken en zo verder werken aan een gemeenschappelijke problematiek die er heerst.
Het is inderdaad zo dat samenlevinglevingsopbouw mensenrechten als kompas hanteren en ze geven dit ook duidelijk naar de samenleving aan. Ze hebben dus een werking waarin wordt geprobeerd om mensen in armoede en sociale uitsluiting mee democratie vorm te geven (hen een stem te geven) en tegelijkertijd proberen ze dus ook de discussie aan te gaan over wat belangrijk is om samen te leven vandaag voor iedereen. Om het met de woorden van Biesta te zeggen: ze proberen wat er op het menu van de samenleving staat mee vorm te geven, daar een discussie over aan te wakkeren.
Zijn dat de 3 rollen van de pijlen? het gaan van sociaal-culturele praktijken naar sociaal-cultureel volwassenwerk politiek die een stimulerend beleid probeert te voeren tov het sociaal-cultureel volwassenwerk het opnemen van werksoorten, functies en rollen
120
Ik dacht misschien gewoon de sociaal culturele rollen, namelijk de kritische rol, de labaratoriumrol en de verbindende rol?
Ik dacht hier ook aan maar was niet zeker. Kritische rol: de organisatie moet inspanningen doen om zoveel mogelijk mensen te betrekken. Hierbij is het nodig om een discussie aan te gaan en zo de ervaringen te delen. Daarnaast is die discussie ook de manier om een creatieve oplossing te vinden, door de maatschappelijke spelregels te veranderen, voor problemen die mensen eventueel ondervinden. Biesta wilt dit ook bereiken in het onderwijs. Hij vraagt om onderwijs dat ervoor zorgt dat kinderen kritisch nadenken over problemen en zo oplossingen vinden. In het onderwijs krijgen ze de tijd en ruimte om dit te doen.Laboratoriumrol: deze rol staat sentraal in het idee van BIesta over onderwijs. De laboratoriumrol houdt in dat het werkveld gebruik maakt van experimenten, wat inhoudt dat het kan mislukken. Dit wordt niet afgestraft. Ook in het onderwijs dat Biesta gerealiseerd zou willen, Krijgen kinderen de kans om de tijd die ze nodig hebben om een oplossing te vinden, te gebruiken en daarnaast is er de ruimte om een fout te ge--begaan/om een oplossing uit tedenken die niet werkt.
Organisaties dienen inderdaad de drie rollen op te nemen en je kan een verband leggen tussen verbindende rol en sociale definitie van burgerschap, kritische rol en morele definitie van burgerschap en laboratorium rol en politieke definitie van burgerschap.Dat ze ze alle drie dienen op te nemen toont hoe dit werkveld de grote uitdagingen wel ziet van democratie: niet enkel mensen samen brengen, niet enkel mensen kritische competenties bijbrengen maar ook mee die samenleving/democratie vorm geven.
(Prof.)
In het sociaal artistiek werk staan 4 kernkwaliteiten centraal (contextueel, artistiek, participatief en transformatief). Zijn dit kwaliteiten die vooral een sociale vorm van burgerschap mogelijk maken, een morele vorm van burgerschap of wat Biesta een politieke of democratische vorm van burgerschap noemt?
Deze kernkwaliteiten maken deel uit van de morele vorm van burgerschap.
121
Geef je even aan waarom je dit vindt? waarom deze kernkwaliteiten vooral inzetten op bepaalde vormen van gedrag?
Hij zou specifieke problemen aanpakken op korte termijn een goed idee kunnen vinden, omdat Biesta pleit voor onderwijs dat kinderen aanspoort om de wereld te leren kennen, met alle tegenslagen/moeilijkheden die zich hierbij aanbieden. Door kortetermijnproblemen aan te pakken, komen deze problemen in de andacht en kunnen ze bekend raken. In het onderwijs zouden kinderen dan de tijd en ruimte krijgen om hun oplossing opo deze soort problemen te vormen, met de mogelijkheid om te falen. DIt zagen we ook bij de verschillende domeinen gezien: er is ruimte om te falen.
Met problemen op korte termijn bedoel je dus ook problemen die zich nu aandienen in de samenleving en Biesta vind het inderdaad belangrijk dat kinderen/jongeren kunnen experimenteren met oplossingen en dat dit niet hoeft te betekenen dat alles ook snel opgelot geraakt. Het experiment kan dus ook falen. We zagen deze gedachte ook duidelijk naar voren treden bij de laboratorium rol die organisaties binnen het sociaal cultureel volwassenenwerk dienen op te nemen.
VERBAND CURSUS 2
Kan je Biesta's ideeën omtrent concrete praktijken van burgerschapseducatie ook verbinden met de praktijken die jullie zelf hebben geanalyseerd? En hoe kan je dit koppelen aan de 4 sociaal-pedagogische 'kernkwesties' die in de cursus aan bod komen (ervaring, bottom-up processen, de hele mens, perspectief bieden)?
(Prof.)
De voorbeelden die Biesta op het einde van zijn lezing geeft zijn misschien wel weinig 'schools' in de zin we hebben van de school vooral het beeld van luisterende leerlingen op schoolbanken. Hij geeft het voorbeeld van mee een tuin vol groenten of bloemen mogelijk maken, mee voor dieren zorgen, samen leren werken zonder daar te veel afspraken rond te maken of over te spreken.
Zijn dit nu net niet het soort van praktijken die in jullie gekozen initiatief centraal staan? Wat zijn de kenmerken van deze voorbeelden volgens Biesta en waarom zijn dit volgens hem belangrijke voorbeelden van burgerschapseducatie?
Ze geven de leerlingen niet enkel wat de leerlingen willen of waar ze achter vragen., ze bieden hen ook dingen aan waar de leerlingen zelfs het bestaan niet van weten. Verder is een belangrijk kenmerk ook dat ze de leerlingen de tijd geven om de wereld te ontdekken. In het begin doen ze dit liefst zonder al te veel woorden. Ze oefenen wat het betekent om je thuis te voelen in de wereld. (Joke Mertens*)
Herken je deze kenmerken in het initiatief dat je gekozen hebt? vb. confronteren met iets
122
wara je het bestaan niet van afweet, tijd geven en nemen om dit te ervaren/te bestuderen, niet al te snel naar woorden grijpen/uitleg geven maar gewoon doen/ervaren...
Dit dacht ik ook! In ons eigen initiatief gaat het ook om nieuwe dingen ontdekken. Als deze zaken niet worden aangereikt, zullen ze ook nooit geleerd kunnen worden.
Deze voorbeelden hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat ze geen woorden als basis hebben: work together before we talk together is het idee. Beginnen met burgerschapseducatie moet vroeg en dus eerst op een basis level, in plaats van meteen over te gaan naar discussie. Deze voorbeelden tonen ook dat niet alles en iedereen doen wat jij wilt. Een plant zal niet sneller groeien omdat jij dat wilt, of omdat jij heel hard denkt dat dat wel zal gebeuren. Dit sluit aan bij burgerschap in een democratie: om een goede burger te zijn, moet je rekening houden met de verschillende ideeën en frictie met je eigen ideeën/wensen.
Zie mijn vraag op het antwoord van Joke Mertens. (*)Zijn dit net kenmerken die veel kansen krijgen binnen jeugdwerk, sociaal artistiek werk, samenlevinsgopbouw, sociaal cultureel volwassenenwerk.Biesta heeft het enkel over de 'school' maar in de manier waarop hij praktijken beschrijft die voor een school belangrijk kunnen zijn, zit toch heel wat kenmerken die net door de sociale pedagogiek en haar rijkdom aan praktijken worden gekoesterd/bevorderd.
Democratie moet bottom-up aangebracht worden en moet op ervaring gericht zijn. Democratie start met het ontdekken van de wereld, pas daarna nadenken over de wereld. Starten vanuit de leerlingen en hun ervaringen in de plaats van zaken op te leggen aan de kinderen. Ze zelf laten ontdekken en perspectieven ontwikkelen. Link naar eigen initiatief: starten vanuit de leefwereld van dansers met een beperking en van daaruit verder werken, kans geven aan de dansers om zich te ontplooien, niet zeggen hoe de dansers moeten bewegen maar samen ontdekken welke bewegingen ze maken, ... Link naar Freire?
123
TEKST VAN POLS: “VIER KERNPRAKTIJKEN VAN SAMEN-LEVEN/ BURGERSCHAP)Een verslag van een etnografisch onderzoek naar het ‘wassen’ van psychiatrische patiënten in diverse instellingen in Nederland (J. Pols)
De tekst is een artikel gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift. In deze tekst zijn dan ook volgende bouwstenen van een wetenschappelijk artikel aanwezig:
probleemstelling (wat is de centrale focus/vraag en waarom is dit een maatschappelijk relevante vraag?); state-of-the-art (welke andere onderzoekers hebben reeds over deze vraag geschreven/onderzoek
gedaan); methodologische verantwoording (welke methoden werden gebruikt in dit onderzoek en waarom werden
net deze methoden gekozen om een antwoord te kunnen formuleren op de vraag die voorlag) uitgebreide weergave van analyse van de empirische data conclusie en het open van een discussie
In het artikel wordt uitgebreid ingegaan op een empirisch onderzoek naar het ‘wassen’ van psychiatrische patiënten in diverse instellingen in Nederland. De onderzoekster focust zich op hoe dit wassen concreet vorm krijgt en verbindt de handelingen en het spreken tijdens het wassen met erg diverse vormen van burgerschap.
Deze discussie wordt al lang gevoerd: moeten we die mensen opsluiten in psychiatrische klinieken ver van de samenleving? Altijd maar meer en meer medicatie geven of maken we het door dit erger? Komen ze hierdoor nog verder te staan van de samenleving
Bestaat al vanaf jaren 60: ook veel tegen-bewegingen: antipsychiatrie enkele voorbeeldeno One flew over the cuckooks nesto Wie is van houto Het trieste der tropen
Jeanette Pols is bijzonder hoogleraar ‘Social theory, humanism and materialities’ aan de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. In haar onderzoek richt zij zich op de vraag naar welke vormen van goede zorg er gepraktiseerd worden in de langdurige geestelijke gezondheidszorg in Nederland. Ze wil met haar onderzoek inzichten leveren over hoe de vraag naar goede zorg ook steeds verbonden is met de vraag hoe samen te leven vandaag.
In haar etnografisch onderzoek heeft ze bijzondere aandacht voor hoe de ontwikkeling van waarden en kennis inzake zorg ingebed zijn in wat zij sociaal materiële praktijken of repertoires noemt.
Komt van een participerende observatie binnen stammen die onbekend was MAAR eigenlijk kan je die houding/ logica door zeer veel te observeren & gesprekken naar voren halen
De interne logica van die praktijk naar voren halen! = wat stelt zich hier aan soort van samenleven?
Dit zijn specifieke manieren van interacties (sociale) en het gebruik van specifieke dingen ( materiële zaken) die dus mee zorg vorm geven.
124
= ook binnen de psychiatrische kliniek & de manier waarop het personeel omgaat met die mensen = ook de ervaring krijgen dat ze deel uit maken van een samenleving (in de kliniek zelf een samenleving oprichten)
CENTRALE GEDACHTE TEKST
De tekst brengt in beeld hoe burgerschap enerzijds gedacht wordt als een praktijk waarin patiënten eerst dienen te bewijzen hoe ze voldoen aan bepaalde voorwaarden (bvb. ik weet wat mijn individuele noden zijn, ik kan aantonen dat ik bepaalde vaardigheden heb verworven, ik toon een actieve betrokkenheid op het samen leven) alvorens ze kunnen participeren aan de samenleving versus hoe burgerschap ook kan gedacht worden als iets dat iedereen sowieso opneemt (zonder bewijslast) en telkens weer ook tot stand komt in concrete zorgrelaties.
Centraal uitgangspunt van dit onderzoek is dat een zorgrelatie niet langer buiten de samenleving (‘out there’) staat maar er mee deel van uit maakt én dit samenleven mee vorm geeft. Op basis van dit uitgangspunt en het specifieke perspectief op zorg dat hiermee verbonden is, is het ook mogelijk om een onderscheid te maken tussen verschillende manieren waarop dit samen leven vorm krijgt: vormen van samen leven die specifieke voorwaarden oplegt en vormen van samen leven waarin dit als een gedeelde verantwoordelijkheid wordt gezien (cfr. wat Pols als ‘een relationele kijk’ op zorg en burgerschap benoemt).
Dit binnenbrengen van relationeel burgerschap in zorg maakt het mogelijk oog te hebben voor de concrete praktijk (i.p.v. het doel) van zorg. Zorg en burgerschap als een relationele praktijk vertrekt dan niet vanuit een a priori gedefinieerde norm over wat noodzakelijk is om deel te kunnen uitmaken van de samenleving ‘out there’. Een dergelijke praktijk schuift ook een andere kijk op professionaliteit naar voren.
Professionaliteit staat daarbij dan niet in het teken van het bereiken van een a priori gedefinieerd doel, vaak gezien als het (zo veel mogelijk) overbodig maken van zorg en / of afhankelijkheid, noch kan het gezien worden als een loutere toepassing van methoden. Dit wil geenszins zeggen dat er geen sprake meer is van professionaliteit, wel dat professionaliteit herdacht wordt als het opnemen van de verantwoordelijkheid voor het continueren van zorg in ‘moeilijke situaties’ en het (telkens weer) onderhandelen tussen diverse perspectieven die in deze situaties aanwezig zijn (van de professional maar dus ook van de patiënt).
WAAROM DEZE TEKST?
Mooi voorbeeld van hoe pedagogen in iets alledaags vooronderstellingen van burgerschap naar voren brengen
Interessante poging tot empirisch onderzoek: focus op handelingen/praktijken (niet enkel op verantwoording): hoe geven mensen vorm aan wat ze belangrijk achten in het samen leven met elkaar.
o Pols heeft het over 4 repertoires: een geheel van handelingen idealen kennis materialiteit
Pols haalt naar voren hoe in het wassen van patiënten (een op het eerste gezicht ‘neutrale’ activiteit) bepaalde opvattingen inzake samen leven/burgerschap vorm krijgt.
o Niet de vraag ‘of die patiënten burgers zijn’ maar ‘welke vorm’ van samenleven/burgerschap moet verder worden gestimuleerd ze gaat er al vanuit dat ze burger zijn
o de invulling daarvan komt mede tot stand door de gesprekken en handelingen tijdens het wassen
125
Ook Pols heeft het over ‘de gewaagde actie’ van Hellemans het repertoire van het relationeel burgerschap verbinden met de gewaagde actie van de pedagoog
REPERTOIRE ÉÉN: HET WASSEN
Verplegend personeel tracht patiënt ‘te verleiden’: wat zijn de voorkeuren van patiënt (washandje of spons, badschuim of zeep…) hartelijke verpleegster
o Weten wat de eigen voorkeuren zijn en zich ook organiseren om deze te verkrijgen probeert voeling te krijgen met de voorkeuren
o Het bewaken van de private sfeer omdat wassen een private aangelegenheid is Een patiënt is iemand die van anderen verschilt door eigen smaak, belangen en normen daar dus
zoveel mogelijk rekening mee houden! Toelaten van verschil betekent dus tot op zekere hoogte tolerantie voor ‘vuil zijn’.
REPERTOIRE ÉÉN: ‘DE PRIVATE BURGER’
Ook herkenbaar in bepaalde discussies over burgerschap: gaat om de vrijheid van iedere burgero Vrijheid van het individu om tegemoet te komen aan eigen verlangens en belangen (respect
voor privacy en zelfsturing zijn centrale waarden) De overheid mag zeggen wat ik in mijn huis moet hebben van energievoorziening,
maar voor de rest is het mijn huis en bepaal ik wat er in gebeurdo Een gemeenschap is een verzameling van individuen, elk met eigen voorkeuren en belangeno Het (niet) wassen doet een spanning ontstaan tussen het belang van individuele autonomie
en de autonomie van anderen (‘dit gaat te ver’ of ‘wettelijke grens’). = PROBLEEM
REPERTOIRE TWEE: HET WASSEN
Krijgt voor door verplegers en verpleegsters die denken dat wassen een vaardigheid is die iedereen kan/moet verwerven en dus het aanleren van deze vaardigheid staat centraal (‘trainen’)
Assessment en planning zijn van belang om vaardigheden op een transparante wijze in kaart te brengen/aan te leren die vaardigheden zijn nodig voor een herintrede in de samenleving!
Professioneel ingrijpen is legitiem want gericht op het herintrede in samenleving, het stimuleren van onafhankelijkheid
REPERTOIRE TWEE: ‘DE ONAFHANKELIJKE BURGER’
Het belang van basisvaardigheden om als burger een onafhankelijk leven te leiden: zo veel mogelijk zelf doen en hierdoor eigen leven organiseren en zelf keuzes maken.
Vrijheid kan je pas verwerven via het aanleren van vaardigheden. Professionals kunnen hierbij ondersteuning bieden, zij beschouwen zichzelf niet als deel uitmakend
van publieke sfeer/ ruimte waar er mss discussie over is, over wat een onafhankelijke burger is (ze zijn neutraal)
‘Vuil zijn’ is geen optie en er zijn dus geen alternatieven ter beschikking om zelf invulling te geven aan ‘burgerschap’.
126
REPERTOIRE DRIE: HET WASSEN
Professionals trachten voeling te krijgen met eigen levensproject (iets wat hun motiveerd, iets wat er op wijst dat ze nog betrokken zijn op de samenleving) van patiënten en dit ook verder te stimuleren (als meerwaarde voor samenleving). gesprek aangaan
Het aanleren van wassen moet dus altijd betekenis krijgen vanuit deze behoefte om eigen levensproject te vervullen (het kan ook altijd georganiseerd worden).
o Bv: ‘oh uw kleindochter komt op bezoek, dan gaan we u wassen he’ & ‘Mark gaat kaarten dus hij moet er toch goed uitzien’
‘wassen’ en ‘gekleed’ zijn: basisvoorwaarden om te kunnen doen wat echt van belang is o cfr. Piramide van Maslow: soort van behoeftes die belangrijk zijn voor mensen eerst
basisbehoeften(eten, wassen…) en daarna verlangen om iemand te zijn in de samenleving
REPERTOIRE DRIE: DE ACTIEVE BURGER
Niet de ‘geactiveerde’ burger Een burger is iemand die er in slaagt zijn capaciteiten tot volle ontwikkeling te brengen en op die
manier een bijdrage te leveren aan de samenleving: door te werken, door te reizen, door contacten te leggen etc.
o Bv: in de krokusvakantie ‘moet je toch gaan skiën’ = verwachting van actief zijn in de samenleving over de veronderstellingen is er weinig discussie
Wat het eigen levensproject is, blijft een private aangelegenheid. Het ‘niet’ wassen is een indicatie dat psychiatrische patiënten nooit tot burgerschap zullen komen.
REPERTOIRE VIER: HET WASSEN
Bij het ‘wassen’ gaat het, zoals vele andere handelingen, in de eerste plaats om het zorg dragen voor het samen leven tussen verzorgers en patiënten, (niet een basisvaardigheid of een middel om hogere doelen te bereiken).
Het gaat om het samen leven met anderen dat steeds weer tot stand komt in dagdagelijkse handelingen. (niet toepassen van een methode, wel onvoorspelbaar en telkens weer voorwerp van conversatie). bekijkt de dag op zichzelf: het is niet zoiets als een vast stramien, maar kan van dag tot dag verschillen
o In kleine handelingen: wie ben ik als verpleegster voor die patiënt = soort onzekerheid/ kwetsbaarheid ik moet zelf nadenken hoe we dat vandaag gaan doen
o Ze ontkennen dus het abnormaal zijn wel, maar vinden dat het ‘vastbinden’ van patiënten en het abnormale van die patiënten niet altijd naar voren moet komen
Onderhandelen/conversatie is van belang want er zijn geen vaste normen en gericht op het openen van nieuwe mogelijkheden.
REPERTOIRE VIER: DE RELATIONELE BURGER
Vindt een nieuw woord uit ‘relationeel burgerschap’ Het is in relatie met anderen dat ‘patiënt’ zijn en ‘verpleger’ zijn vorm krijgt en ook telkens weer ter
discussie kan worden gesteld (een geëngageerde/kritische betrokkenheid op elkaar)o It is not only the patients who have to be or to become citizens, but the nurses as well. By
being part of the network of their patients, they enact the citizenship they proclaimo In doing so, the citizens establish new norms together. ‘‘Normality’’ in relations between
citizens does not refer to norms that are given (such as autonomy); the norms have to be performed, refreshed, and re-established in each situation (see Winance 2001, 2002).
127
FOCUS OP ‘AUTONOMIE’LEIDT TOT PROBLEMEN
Wat is de focus op ‘samen leven’ wanneer ‘autonomie’ de centrale waarde is? ‘It is unclear how the autonomous individuals can relate to one another, apart from not hindering each other.’
o Het gaat in eerste instantie altijd over de autonome persoon = altijd het vertrekpunt! De kliniek of residentieel verblijf wordt niet als een plek gezien waar ‘discussie/publiek debat’ mogelijk
is (wat is normaal/abnormaal, wie ben ik als professional) = zou mee inzet kunnen zijn van publieke discussies
Vanuit de aandacht voor autonomie is er de aanname dat burgers gelijk zijn in hun rechten, plichten en competenties. Dit perspectief leidt al snel tot problemen wanneer sommige personen afwijken van deze norm.
128
129
130
LEESSEMINARIE 2: FREIRE: PEDAGOGY OF THE OPRESSED (SCHEMA
Hoofdstuk 2
Banking concept of education/ depositaire opvoeding Probleemstellende pedagogie (libertarian education)
Teacher-student relationship
Narratief karakter, geen dialoog & onderscheid tussen leerling en leerkracht en moedigt die tegenstelling ook aan:
- de lrk weet alles, de ll niets, de lrk spreekt, de lln luisteren, de lrk disciplineert, de, lln zijn gedsisciplineerd, de lrk kiest het programma, de lln passen zich aan
Een verticale relatie
Moet doorbroken worden zodat beide student & leerkracht worden meer partnerschap
Leerkracht en student zijn geen twee tegenpolen maar werken simultaan.
Een horizontale relatie
Education Het wordt levensloos en versteend = ‘narration sickness’ ‘storten’ zoals bij een bank
Verloopt via 2 stappeno De leerkracht herkent een onderwerp wanneer hij zijn les
voorbereido Daarna legt hij het uit aan zijn leerlingen
Zonder reflectie praat hij erover met zijn leerlingen, ze moeten het gewoon onthouden omdat het onderwerp eerder in bezit is van de leerkracht leidt tot het mechanisch memoriseren van de leerstof, ‘act of
depositing’
= actie van cognitie niet transfer van info
Het te kennen object intermedieert tussen de leerling en de leerkracht
= oplossing van teacher-student contradictie zodat dialoog mogelijk wordt
geen dominante relatie meer Niet opdelen in 2 stappen
Problematiseren, reflecteren, ageren, dialogeren communiceren! Stimuleren van op ‘werkelijkheid gerichte actie en reflectie’, onderwijs als oefenen van vrijheid
Teacher = een vertellend Subject of storter
= stimuleert leerlingen niet tot een kritisch bewustzijn of creativiteit moeten zich aanpassen aan de wereld en de realiteit
= hoe meer containers hij vult, hoe beter hij is
= doet niet aan communicatie maar aan storten van info in het hoofd van de student
=cognitieve actor nieuwe term: teacher-student met students-teacher
Is niet meer de enige die onderwijst Leert dingen bij in dialoog met student Reflecteert samen met studenten en her-reflecteerd dus altijd Creëert situaties waarbij kennis op het level van doxa (onderwijzen)
vervangen wordt door kennis op het level van logos (menselijke kennis)
131
Student = een patiënt die moet luisteren
=in een passieve houding, moet mechanisch dingen onthouden ze worden containers die gevuld worden door de leerkracht
= een bank die geld ontvangt, het onthouden en herhalen
= hoe meer ze zich laten vullen, des te beter ze zijn
= enkel in de wereld, niet met de wereld
= een necrofiel mechanisch, onorganisch, liever geheugen dan ervaring, hebben eerder dan zijn, houdt van controle en bezit = zo vermoord hij het leven
= cognitieve actor nieuwe term: teacher-student met students-teacher
Terwijl ze onderwezen worden onderwijzen ze zelf Kritische bewust
Content
Reality
Statisch, in compartimenten en voorspellend, hebben geen betekenis, alles staat vast, is fatalistisch, levensloze, verstarde, emotieloze realiteit, en de realiteit is dus een soort permanentie
NECROFILIE: houden van de dood de inhoud is onbeweeglijk, dood, statisch..
Authentiek denken denken over de realiteit dmv communicatie
De realiteit is een proces, het ondergaat voortdurend transformaties/ veranderingen. Het is dynamisch en een soort biofilie.
BIOFILIE: is in beweging, levend liefde voor het leven, open voor een veranderende inhoud
Individuals Zijn aanpasbaar en beheersbaar
De leerlingen: zijn vervreemd zoals slaven en accepteren de onwetendheid ze ontdekken zo nooit dat zij de leerkracht onderwijzen
Individu = onafgewerkt & onvoltooid wezen, los van de wereld
Ze zijn geen marginalen of leven niet buiten de samenleving en moeten dus niet re-integreren in de samenleving MAAR de structuur van de samenleving moet veranderen zodat ze ‘wezens voor zichzelf’ kunnen zijn.
De mens is dus samen met wereld. De mens als bewust, intentioneel wezen, mens in wording Historiciteit van het individu wordt ook als startpunt gezien
Je kan nooit tot voltooiing komen omdat het constant in beweging is.
Oppression/ revolution (?)
Men kan geen echt mens worden de onderdrukking zit men in het geloven dat anderen onwetend
De leerkracht: beschouwt de leerlingen als onwetend om zo zijn eigen bestaan te rechtvaardigen (onderdrukker), ze verplichten de onderdrukten om zich aan te passen aan de samenleving die ze hebben ‘verlaten’ (onderdrukte)
= ook necrofiel
In opstand komen tegen de verhindering van het zelfstandig beslissen en nadenken! (zich vrijmaken van de onderdrukking!!)
Mensen niet tot object maken!
Zien dat de wereld heel de tijd veranderd Elke situatie wordt het object van hun cognitie Tegemoet komen aan de roeping van de mens kennis verwerven = gaat niet door individualisme/ isolatie wel door gemeenschap en solidariteit
= humanistisch; mensen moeten vechten voor hun emancipatie door de autoriteit en de foute perceptie van de wereld te overwinnen en zich te vervreemden van het intellectualisme, hun creatieve kracht gebruiken= de mensen mogen de vraag ‘waarom’ stellen
132
Hoofdstuk 3 – Vragenverdeling A
Ga bij het beantwoorden van je vragen ook steeds op zoek naar een voorbeeld uit de tekst.
Vraag 1:
In Freire’s dialogale/problematiserende pedagogiek staat het (de)coderen van generatieve thema’s centraal, thema’s die toelaten om pregnante kwesties en ‘grenssituaties’ uit de leefwereld van de studenten op begrip te brengen.
- Wat zijn generatieve thema’s?
o Generatieve thema’s/ betekenisvolle thema’s zijn thema’s die betrekkingen hebben op het dagelijkse leven van het ‘gewone volk’/ de onderdrukten. Generatieve thema’s vormen het vertrekpunt voor dialoog. Een voorwaarde daarvoor is dat er sprake is van een mens-wereld relatie is. = probleemstellende pedagogiek
o ‘generatieve’ brengt nieuwe thema’s opgang!
o Moeten komen vanuit een groep en aanbelangen die groep ook
o Hangt af van historische context/ moment, de lokale situatie en het tijdstip!
o leerkracht kiest thema’s = banking- Wat houdt het (de)coderen in? (p77)
o Codering: via visualisering worden beelden gemaakt die verband houden met een bepaalde leefsituatie.
Van abstracte naar concrete situatie Eigen invulling = eigen representatie van die situatie = zichzelf herkennen in de
situatieo Decodering representeren van een bestaande situatie, een proces van representatie naar
concrete situatie waarin zij/hij zich bevindt- Wat zijn grenssituaties? Geef een voorbeeld (dit mag het voorbeeld uit het boek zijn). Welke frictie
brengen grenssituaties met zich mee?
o Men spreekt van een grenssituatie wanneer er spanning is tussen het vaststellen van grenzen en vrijheid, wanneer de realiteit is getransformeerd.
o In de tekst vonden we het voorbeeld van de dronkaard. De arbeiders slagen erin het verband tussen de lage lonen, de uitbuiting en het dronkenschap te verbaliseren. Ze worden zich bewust van de situatie. Ze komen tot het besef dat de dronkaard aan het werk is en dus een meerwaarde vormt. Uiteindelijk kunnen de andere arbeiders zich identificeren met de dronkaard.
Hij heeft een bijdrage geleverd aan de maatschappij en dat hij dronken is hoort daarbij
o Wanneer mensen zich afzonderen van de wereld die ze kritisch bekijken, wanneer ze zichzelf afzonderen van hun activiteit en zelf hun beslissingen nemen en laten beïnvloeden door hun relatie met de wereld en anderen overwinnen mensen de situaties die hen beperken (p71-72) & (p89) wanneer situaties gezien worden door mensen als moeilijkheden, als obstakels naar hun vrijheid komen die situaties meer naar de voorgrond te staan
133
mensen gaan op deze uitdagingen reageren met acties en die acties worden grenssituaties genoemd!
Ze negeren ze liever of overwinnen ze liever dan er aan toe te geven! Ze moeten een situatie die hen inperkt te boven komen
o Kijken vanuit mensen hun oogpunt Dit komt door hoop en vertrouwen Kunnen enkel overwonnen worden door actie te ondernemen op de
concrete historische realiteit waarin de historisch gezien grenssituaties voorkomen
o Wanneer de realiteit weer transformeert = nieuwe grenssituaties De manier waarop met je zo een situatie omgaat hangt er vanaf hoe je naar die situatie kijkt Situaties die je begrenzen en die je zou moeten ‘overkomen’
- Op welke manier zien jullie deze pedagogiek wel/niet werkzaam in de praktijk die jullie analyseren? Welke thema’s en grenssituaties zijn hier bepalend, hoe wordt er ge(de)codeerd?
Vraag 2:
Freire’s dialogale/problematiserende pedagogiek volgt natuurlijk een heel eigen ‘didactische’ methode, bepalend voor de relatie tussen opvoeder en student; toch wordt de eerste fase van zijn methode wel degelijk door (wetenschappelijk) onderzoek gevormd, waar ook experts bij betrokken zijn.
‐ Wat is het belang van deze onderzoeksfase?
Gedurende de eerste fase zoekt de problematiserende opvoeding de ‘generatieve themas’ en onderzoekt die. Een algemene inventarisatie van woorden in het milieu van de mense, waarmee men een totaalindruk van hun bestaan probeert te verkrijgen: hun denken, taalgebruik, de problematiek, enz.
o Opzoek gaan naar generatieve thema’so Meeleven en meekijken in hun leveno Generatieve thema is niet neutraal = definiëren als een probleem (p80)o Uit alledaagse halen!
‐ Hoe ziet dit onderzoek eruit bij Freire?
1. Bij het eerste contact moeten de onderzoekers een aanzienlijk aantal personen voor een informeel treffen bij elkaar te zien krijgen, om over de bedoelingen van hun verblijf in de streek te kunnen praten.
2. Intussen beginnen de onderzoekers met hun eigen bezoeken aan de streek, daarbij mogen ze zich nooit opdringen, maar ze moeten tactvol optreden.
3. Tijdens hun bezoeken bepalen de onderzoekers hun kritisch ‘doel’ voor de streek die zij bestuderen, alsof het voor hen een enorme, unieke, levende ‘code’ was, die zij moeten ontcijferen.
4. Ze noteren alles, ook schijnbaar onbelangrijke dingen: de manier waarop de mensen praten, hun levensstijl, hun manier van doen.
5. Het is van essentieel belang dat de onderzoekers de streek onder verschillende omstandigheden zien. 6. Geen enkele activiteit mag aan de aandacht van de onderzoeker ontsnappen gedurende deze eerste
oriëntatie. 7. Na elk observatiebezoek dient de onderzoeker een kort verslag te maken, waarover met het gehele
team gediscussieerd kan worden om op die manier de voorlopige resultaten van zowel de professionele onderzoekers alsook van de plaatselijke assistenten te evalueren.
8. De evaluatiebijeenkomsten zijn de tweede fase bij de codering van de unieke levende code.
134
9. Daarna is er een nieuwe analyse vereist van de onderzoekers, waarop een nieuw evaluerend en kritisch samenzijn volgt. Vertegenwoordigers van de inwoners nemen deel aan alle activiteiten als leden van het onderzoeksteam.
10. Wanneer er tegenstellingen naar voren komen, mag men er zeker van zijn dat dit een belangrijke inhoud is. Deze tegenstellingen vormen de grenssituaties, ze behelzen themata en maken taken opmerkzaam.
VERSCHILLENDE STADIA:
STAGE 1: p81
Informele vergadering, doelstelling Vrijwilligers vragen die hun willen assisteren
STAGE 2: p84
Evaluatie bijeenkomsten, unieke levende code gaan decoderen Contradicties
STAGE 3: p88
Terug naar gemeenschap, samenzitten met inwoners in thematische onderzoekscirkels
STAGE 4: p90
Vragen aan specialisten (sociologen, psychologen om daar een interview van af te nemen) en interview herbeluisteren & herinterpreteren met het gene dat je tot dan al onderzocht hebt
‐ En wat zegt dit over de ‘dialectische’ verhouding tussen denken/reflectie en praktijk/actie bij Freire?o Actie en reflectie zijn geen 2 losstaande polen
2 zijden van dezelfde medaille Als je de hele tijd aan het reflecteren bent = verbalisme ☹ Als je de hele tijd aan het ondernemen/doen bent = activisme ☹
Geen van de twee is gewenst = moeten samen voorkomen!o Voor Freire zijn actie en reflectie geen twee losstaande polen. Ze liggen in hetzelfde veld: er is
een verband tussen beide en er is een zone waarin beide bijna niet meer van elkaar te onderscheiden zijn. Dit is zeer belangrijk als men pedagogisch wilt denken. Reflectie is ook actie omdat je in de werkelijkheid ingrijpt, ook door na te denken.
135
136