1
Toekomstvisie zorg
Vijftien speerpunten voor hervorming
van gezondheids- en welzijnszorg
Toekomstvisie zorg
Vijftien speerpunten voor hervorming van gezondheids- en welzijnszorg
Waarde(n)volle zorg1*
Gezondheid is van onschatbare waarde. Dat beseffen vooral zij die ziek zijn of mensen die ziekte
kennen in hun familie of in hun omgeving. We geloven dan ook dat zorg eveneens van onschatbare
waarde is. Zorg is een belangrijk goed dat een appèl doet aan ons allen en aangeeft dat wij verplicht
zijn hier samen zorg voor te dragen.
Het plan dat we voorstellen is een uitwerking van hoe we een waardengedreven zorg kunnen
ontwikkelen.
En waarde in verschillende betekenis van het woord :
-de waarde en positie die we willen geven aan preventie en vroegdetectie als uitgangspunt
voor goede zorg en het voorkomen van gezondheidsproblemen
-de waarde die we willen creëren door elke patiënt/cliënt mee verantwoordelijkheid te
geven, een patiënt die we sterker willen maken door hem mee te betrekken als partner in de zorg
-de waarde die we willen geven aan een maatschappijvisie die mensen met beperkingen,
met chronische ziekten of met handicap, kwetsbare ouderen, jongeren met problemen of mensen
1*Waarde(n)volle zorg : Innestocongres CD&V –november 2013
** De waarde-agenda naar “the value-agenda :the strategy that will fix Health-care” M. Porter & T. Lee
Harvard Business review – oktober 2013
2
met psychische problemen een eigen zinvolle plek in de gewone samenleving wil geven in de
samenleving
-de waarde en de waardering die we willen geven aan alle welzijnsactoren en zorgverleners
die zich dagelijks met al hun professionele kwaliteiten inzetten voor onze hoogkwalitatieve zorg
-de waarde die we willen creëren inzetten op meetbare en transparante kwaliteit van zorg
-de uitdaging om meerwaarde te halen uit een doelmatiger inzet van middelen om deze
kwaliteit te halen
-de waarde die we willen geven aan innovatie, hoe we vanuit ons internationaal
gereputeerd wetenschappelijk onderzoek in combinatie met het ondernemerschap van ons
bedrijfsleven een economische meerwaarde kunnen realiseren
- de waarde van een volwaardige sociale bescherming, waarvoor ook op Vlaams niveau een
eigen verzekeringssysteem wordt opgezet
Elk van de 15 pijlers bevat een duidelijke visie en concrete actiepunten hoe we een meerwaarde
willen creëren voor de gezondheidszorg.
U kan dit plan dan ook opvatten als een technisch uitgewerkt plan om dit te bereiken. Tegelijkertijd
kan je het lezen als de waarde(n)-agenda die wij U aanreiken voor de toekomstontwikkeling van
welzijn en zorg. We geloven dat we allen samen deze waardenagenda voor de patiënt en zijn
omgeving kunnen realiseren door :
- de kracht van ons zorgend maatschappelijk middenveld ,
- de dagelijkse inzet van de professionele hulpverleners en de organisaties in welzijn en zorg
- de waardeondersteunende overheid.
Kortom de inzet op een warme samenleving.
We willen u allen uitnodigen om dit plan grondig door te lezen en een gedragenheid met alle stake-
holders verder uit te diepen.
We willen vooral vanaf morgen samen met u deze waarden-agenda verder realiseren.
We investeren veel in gezondheid. En terecht. Gezondheid en goede zorg zijn essentieel voor onze
levenskwaliteit.
De komende jaren willen we gaan voor economische groei mét sociale vooruitgang. Dit vergt een
goed onderbouwde visie over hoe we in de toekomst onze zorg willen organiseren.
De Eurobarometer geeft aan dat Belgen het meest tevreden zijn over hun gezondheidszorg van alle
Europeanen en welzijn staat op de eerste plaats in bevragingen over wat we prioritair vinden. We
hebben dan ook een schitterend systeem waarin bijna iedereen verzekerd is in een solidair
mechanisme, waar de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen, waar artsen en andere
zorgverleners meestal een snelle en uitstekende service verlenen en waar men permanent naar
innovatie streeft.
Maar we staan ook voor grote uitdagingen. We moeten ons systeem aanpassen om het
toekomstbestendig te maken, waarbij samenwerking, kostenefficiëntie en kwaliteitsbewaking
belangrijke doelstellingen zijn.
Het 3-D-plan (gezondheids)zorg van CD&V gaat uit van 15 speerpunten om concrete voorstellen te
formuleren op de uitdagingen die zich vandaag en naar de toekomst stellen.
3
We maken bij die punten geen onderscheid naargelang het om Vlaamse dan wel federale
bevoegdheden gaat, want alleen door een globale visie over bevoegdheidsniveaus heen kan een
goed zorgmodel tot stand komen.
We pleiten voor een collectief en solidair verzekeringsmodel in de zorg, zowel op het federale als op
het Vlaamse niveau. Ook Brussel laten we daarbij niet in de steek. Dit vraagt een specifieke aanpak,
waarvan de uitwerking buiten het bestek valt van deze nota. De uitgangspunten zijn:
cliëntgecentreerde zorg, innovatie, een kwaliteitsvol en toegankelijk zorgaanbod met een beheerste
en ‘slimme’ groei van het aanbod. En we ontwikkelen een echte Vlaamse sociale bescherming
We hebben de voorbije jaren ook in economisch moeilijke tijden heel wat geïnvesteerd in zorg. Tal
van prestaties werden opgenomen in de terugbetaling van de ziekteverzekering. Enkele opvallende
verbeteringen zijn: de verlaging van de ziekenhuisfactuur voor de patiënt door een verbod op kamer-
en ereloonsupplementen op twee en meerpersoonskamers. Het uitstrijkje ter preventie van
baarmoederhalskanker werd volledig ten laste genomen. De verplichting om het goedkoopste
geneesmiddel af te leveren bij voorschrift op stofnaam resulteerde in een drastische verlaging van de
prijs. Apothekers kunnen voortaan worden vergoed voor begeleidingsgesprekken met patiënten bij
chronische aandoeningen. Chronisch zieken kunnen voortaan automatisch van bepaalde rechten
genieten. De sociale derdebetaler werd ingevoerd. Er werd geïnvesteerd in een betere zorg voor
chronisch zieken, in zorgpaden voor diabetes en nierinsufficiëntie, de verbetering van de
ziekteverzekering voor zelfstandigen door de opname van de kleine risico’s in het verzekerde pakket,
…
In de federale gezondheidszorg bedroeg de groei van de uitgaven tussen 2009 en 2012 jaarlijks 1.6%.
Dit is aanzienlijk minder dan de jaren ervoor.
Opdeling budget RIZIV - federaal 2014 - belangrijkste posten,
Totaal 40.414
Prestaties (de geneeskundige verstrekkingen) 27.861
honoraria van geneesheren 7.802
honoraria tandheelkunidgen 867
farmaceutische verstrekkingen 4.391
honoraria van verpleegkundigen 1.345
verpleegdagprijs 5.863
RVT/ROB/MRS-MRPA 2.305
Rest 5.288
Prestaties van de uitkerings- en moederschapsverzekering (primaire
arbeidsongeschiktheid (<1jaar), invaliditeit, moederschap, vaderschap
en adoptie), aangevuld met begrafeniskosten. 6.999
Prestaties mijnwerkers (Invaliditeitspensioen mijnwerkers,
vakantiegeld, en verwarmingstoelage) 1.800
Beheerskosten 1.814
4
Overdrachten naar de FOD Volksgezondheid obv de Wet ziekenhuizen
(Ziekenhuizen (22,77% ligdag), PVT, beschut wonen,gevangenen,
andere instell.& geïnterneerdende 1.940
Opdeling budget Vlaanderen (welzijn en zorg) - 2014 - belangrijkste
posten
Totaal 3.878.314
Jongerenwelzijn 445.201
Kinderopvang 525.024
PMH 1.411.628
Zorgverzekering 216.320
VIPA 211.303
Ziekenhuizen en GGZ 87.406
Preventieve gezondheidszorg 60.565
Thuis-en ouderenzorgbeleid 715.445
Gezondheidzorg algemeen 29.338
Welzijnsbeleid algemeen 176.084
Ook in Vlaanderen werd in de zorg voor personen met een beperking, ouderen, en andere
doelgroepen geïnvesteerd onder meer door een uitbreiding van het aanbod. Het welzijnsbudget
steeg met 30%.
De meeste opvallende groeicijfers zijn:
24.146 extra plaatsen in de zorg voor personen met een handicap, waarvan 22.985 voor
thuisbegeleiding waar de erkenning wordt uitgedrukt in het aantal begeleidingsmomenten
(geen aantal plaatsen dus)
2.1 mio uren in de thuiszorg de voorbije vijf jaar
7379 wooneenheden in de residentiële ouderenzorg de voorbije vijf jaar
(investeringssubsidies Vlaams, zorgkost een riziv aangelegenheid)
er is een totaal uitbreidingsbudget toegekend van 5,8 mio euro deze legislatuur voor
geestelijke gezondheidszorg (o.a. uitbreiding kinderen- en jongerenteams CGG, uitbreiding
ouderenteams CGG (10 VTE), structurele verankering buddyproject Vlaanderen CGG,
uitbreiding CGG suïcidepreventie, …)
Hieronder is per sector het groeipercentage weergegeven:
Evolutie per sector 2009 2014 toename
Jongerenwelzijn 359.771 445.201 1,2
Kinderopvang 438.431 525.024 1,2
PMH 1.098.120 1.411.628 1,3
Zorgverzekering 153.780 216.320 1,4
VIPA 83.202 211.303 2,5
Ziekenhuizen en GGZ 69.266 87.406 1,3
Preventieve gezondheidszorg 51.691 60.565 1,2
5
Thuiszorg en ouderenzorgbeleid 557.359 715.445 1,3
Ondanks de aanzienlijke investering in de uitbreiding van het zorgaanbod, blijft er een kloof tussen
de noden en het voorziene aanbod. Om hier een antwoord op te bieden, is er ook nood aan een
andere organisatie van onze zorg. Daarvoor zijn de voorbije jaren al belangrijke stappen gezet. Met
dit plan zetten we de bakens uit voor een toekomstbestendige zorg en een warm Vlaanderen.
1. Een Vlaamse sociale bescherming naar het model van de zorgverzekering
A. Context
Na de 6de staatshervorming beslist Vlaanderen voortaan zelf over revalidatie, aspecten van
geestelijke gezondheidszorg, ouderenzorg, preventie en eerstelijnszorg, over tegemoetkomingen in
hulp aan bejaarden, mobiliteitshulpmiddelen, de dienstencheques en kinderbijslag.
Er moeten de komende jaren belangrijke keuzes worden gemaakt: kiezen we voor een
verzekeringsmodel of voor een sociale bescherming die enkel inzet op de laagste inkomensgroepen?
Kiezen we voor brede solidariteit of voor meer ‘ieder voor zich’? Kiezen we voor meer
overheidssturing of geven we ook verantwoordelijkheid aan actoren die zich inzetten voor een goede
gezondheidszorg? Gaan we de nieuwe bevoegdheden gewoon toevoegen aan de bestaande Vlaamse
beleidsdomeinen en hun systemen?
Of grijpen we de kans om die sociale bescherming op Vlaams niveau verder uit te bouwen tot een
volwaardig en coherent geheel? De staathervorming maakt een samenhangend, transparant
zorgbeleid en een sociale bescherming op maat van de Vlaming mogelijk. Ook op federaal niveau is
de zesde staatshervorming een aanzet voor vernieuwing: hoe kunnen we anders en beter werken?
We moeten in de ziekteverzekering af van de ad hoc begrotingsaanpak die uitsluitend een korte
termijn aanpak is. Ook een goede samenwerking tussen het federale en gemeenschapsniveau blijft
van groot belang voor het welslagen van geïntegreerde zorg. Maar ook dat is een keuze: gaan we
naar een conflictmodel of naar een volwassen samenwerkingsmodel (zie punt 15)?
B. Onze visie
Onze sociale bescherming kent voortaan twee onderdelen: de federale Sociale Zekerheid en de
Vlaamse Sociale Bescherming. De vergoeding van ziektekosten blijft voor het grootste deel behoren
tot de federale Sociale Zekerheid. De federale Sociale Zekerheid en de Vlaamse Sociale Bescherming
(VSB) vullen elkaar aan.
De VSB bestaat uit een universele Vlaamse Volksverzekering. Ze bevat tegemoetkomingen,
persoonlijke bijdragen voor diensten aan het gezin, in welzijn en zorg. Ze vertrekt vanuit een visie van
versterking van de cliënt en geeft prioriteit aan thuiszorg, preventie en het verhogen van de
zelfredzaamheid. De rechten worden zoveel mogelijk automatisch toegekend . De Vlaamse
Brusselaars moeten er zoveel mogelijk, voor kunnen kiezen om toe te treden tot de Vlaamse sociale
bescherming.
De VSB wordt gefinancierd met algemene middelen en een premie van alle inwoners. De huidige
financiering van de diensten en tegemoetkomingen in de VSB is toegewezen aan de Vlaamse
Volksverzekering. Er is een aanpassing van de premie nodig om het verzekeringskarakter van de VSB
6
te behouden. Deze aanpassing mag de lasten voor gezinnen niet verhogen. Dat betekent dat andere
lasten, bijvoorbeeld het Vlaamse aandeel in de personenbelasting, moeten afnemen naarmate de
premie hoger uitkomt. De premie is uitsluitend bedoeld voor sociale bescherming. Daardoor
verhogen we ook het draagvlak voor dit sociaal beleid. De Vlaming weet waarvoor hij (een deel van
zijn) belastingen betaalt. We zetten de middelen zo efficiënt mogelijk in.
Vlaamse Sociale Bescherming (Vlaanderen + Brussel)
Tegemoetkomingen Zorg Gezinsondersteuning
De zorgverzekering.
Tegemoetkoming hulp aan bejaarden (THAB)
Persoonsgerichte financieringen: residentiële ouderenzorg en
personen met een handicap
Revalidatie
Hulpmiddelen
Eigen bijdrageregeling thuiszorg, geestelijke gezondheidszorg en
Maximumfactuur
Dienstencheques zorg
Kinderbijslag
Studietoelagen
Inkomensgerelateerde Kinderopvang
Dienstencheques
C. Concreet
De premie voor de zorgverzekering is nu beperkt tot 25 euro per jaar en 10 euro voor wie verhoogde
tegemoetkoming heeft in de ziekteverzekering. Over het concrete bedrag moet overlegd worden,
maar het spreekt voor zich dat in een verzekeringssysteem die premie belangrijker wordt. Dit onder
twee voorwaarden:
1. als de premie substantieel verhoogd wordt, moet zij meer dan vandaag gekoppeld worden
aan het inkomen of inkomenscategorieën;
2. de premieaanpassing moet voor de burgerverzekerde financieel neutraal zijn. Dat wil zeggen
dat een premieaanpassing gepaard gaat met een verlaging van de personenbelasting.
2. Uitgaven beheersen met sociale vooruitgang
A. Context
Vanuit technologische innovatie zijn de voorbije decennia de mogelijkheden van de gezondheidszorg
enorm toegenomen. Sommige innovaties zijn kostenbesparend, maar een groot deel van de
toegenomen mogelijkheden betreft zeer gecompliceerde en dure diagnostische onderzoeken of
therapeutische mogelijkheden. De paradox is dat deze innovaties enerzijds vaak een belangrijke
kostendrijver zijn van het gezondheidszorgsysteem en anderzijds wel degelijk een verbetering van
overleving en levenskwaliteit voor patiënten kunnen inhouden.
7
Door de stijgende levensverwachting gekoppeld aan demografische verschuiving zijn er meer en
meer ouderen in onze samenleving. De gemiddelde levensverwachting bedraagt momenteel 80,35
jaar. Tegen 2030 zal het aantal 80-plussers stijgen met maar liefst 40%. Dat betekent dat er tegen
dan in Vlaanderen meer dan anderhalf miljoen 65-plussers zullen zijn.
Vlaanderen zal duidelijke keuzes moeten maken over de manier van financiering om zo een
duurzaam systeem van toegankelijke zorg en zorg op maat mogelijk te maken. De financiële impact
van de vergrijzing zal, dat weten we, ook niet gering zijn. Volgens de Hoge Raad voor Financiën zal
het geheel van de sociale uitgaven (pensioenen, gezondheidszorg, werkloosheid,
arbeidsongeschiktheid,…) evolueren van 25,3% van het BBP in 2011 naar 31,4% van het BBP in 2060.
De budgettaire kosten van de vergrijzing die tussen 2011 en 2017 zowat 1,4% van het BBP bedragen,
zullen voor de periode 2017 – 2060 oplopen tot 4,7% van het BBP. Uit het ‘Ageing Report 2012’ van
de Europese Commissie blijkt dat de twee uitgavencategorieën ‘acute’ en ‘langdurige zorg’ een heel
verschillende dynamiek kennen. Waar het basisniveau van de uitgaven voor acute gezondheidszorg
daalt van 7,6% naar 6,3% van het BBP, stijgt dat van de uitgaven voor langdurige zorg van 1,5% naar
2,3%. Het aandeel personen met dementie bedroeg in 2010 zo’n 100.000 en zal tegen 2020
aangegroeid zijn met 30%. Twee derde van die mensen wonen thuis. En het wordt algemeen
aangenomen dat de trend van de-institutionalisering in zorg en welzijn zich nog verder zal
doorzetten.
Maar de vergrijzing is niet de enige factor die de zorgkosten de hoogte induwt en verklaart slechts
een deel van de uitgavenstijging. Ook loonkosten, toegenomen technische mogelijkheden en de
toegenomen verwachtingen/behoeften van de burgers spelen een rol in deze opwaartse trend. Die
laatste aspecten moeten voldoende transparant worden gemaakt en moeten ook aan bod komen in
het debat over de toekomst van de zorg.
Steeds meer zaken die we vroeger als een maatschappelijk probleem zagen, zien we nu als een
medische aandoening. Problemen die we vroeger samen, op school of in de familie regelden, worden
nu in de zorg opgenomen. Bij dyslexie, zorg voor ouderen en levensproblematiek worden
tegenwoordig vaak hulpverleners betrokken, terwijl dat vroeger niet het geval was. Globaal genomen
is de welzijnszorg geprofessionaliseerd. Dat kan veel opleveren, maar heeft ook hogere
verwachtingen en zorguitgaven tot gevolg.
We accepteren steeds minder ongemakken en we vragen ook meer van de zorg en zorgverleners.
De aankomende genetische revolutie laat bovendien toe dat meer gepersonaliseerde geneeskunde
mogelijk wordt. Medische interventies zijn ook vaak minder belastend en ingrijpend geworden, wat
drempelverlagend werkt. Het zorgaanbod zal in toenemende mate afgestemd worden op deze
persoonlijke wensen. Door de technologiegedreven innovaties stijgen de aanbodmogelijkheden. Een
van de kernproblemen met in sé soms goede innoverende technologie is de té brede
indicatiestelling, waardoor veel meer mensen worden behandeld met bepaalde dure
geneesmiddelen of implantaten dan strikt noodzakelijk.
Het optimaliseren van de gezondheidszorg aan een beheersbaarheid van de kosten is dus de
uitdagingen waarvoor we staan.
8
B. Visie
Goed beseffend dat de toekomst van de zorg, gezien de budgettaire context, moeilijke keuzes vergt
over verschuiving van middelen en doortastende hervormingen, blijven we geloven in een solidair
zorgsysteem voor alle lagen en groepen van de bevolking. Individuele spaarformules fiscaal
aanmoedigen als een vorm van sociale bescherming is voor het garanderen van lange termijnrisico’s
veel minder efficiënt. We pleiten voor een collectief en solidair verzekeringsmodel zowel op het
federale als het Vlaamse niveau. Dat kan, zoals nu met de hospitalisatieverzekering het geval is, ook
op Vlaams niveau aangevuld worden met commerciële producten.
Noodzakelijke besparingen in de overheidsbudgetten mogen geen afbreuk doen aan het warme
Vlaanderen dat voor CD&V een norm is. De groei van de welzijns- en zorguitgaven moet gebaseerd
zijn op objectieve inschattingen van de evoluties op het gebied van vergrijzing en de huidige en
toekomstige zorgbehoeften. De stijgende nood aan zorg voor gezinnen, ouderen en personen met
een handicap moet een antwoord krijgen.
De zorg moet ook in de toekomst toegankelijk, betaalbaar en kwaliteitsvol zijn. We herschikken de
budgetten met het oog op een andere organisatie van zorg:
verschuiving van focus van acute naar chronische zorg, zonder afbreuk te doen aan de
blijvende noodzaak van een goed uitgebouwde acute zorgverlening
de keuze voor geïntegreerde kwaliteitszorg
het aanmoedigen van patiënt empowerment en vertrekken van de noden van de
patiënt/cliënt van zorg
C. Concreet
We garanderen een stabiel, beperkt, maar duidelijk groeipad voor de gezondheidssector in
het kader van een meerjarenbegroting. Een groeipad voor onze gezondheidsuitgaven wordt
gekoppeld aan het formuleren van halflange en lange termijn doelstellingen en duidelijke
afspraken over de maximale inspanningen van de diverse financiers van het stelsel. Dit alles
vraagt om een meerjarenbegroting, die op een strikte manier gehandhaafd en gemonitord
moet worden, maar die soepel genoeg moet zijn om zo nodig bijgestuurd te kunnen worden.
Dit moet gepaard gaan met het formuleren van SMART gezondheidsdoelstellingen, ook op
federaal niveau. Deze doelstellingen worden bij voorkeur tussen de verschillende niveaus
(Gemeenschappen en Federaal) afgesproken in het “Toekomstinstituut” dat door het
Vlinderakkoord werd ingesteld, en waarbij beide beleidsniveaus geresponsabiliseerd worden
voor het halen van de gewenste resultaten. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de afbouw van
acute ziekenhuisbedden zodat budget beschikbaar wordt voor rustoordenbedden, investeren
in gezondheidsvoorlichting en preventie zodat uitgaven voor geneesmiddelenverbruik en
heelkunde getemperd worden,… Een dergelijke aanpak bevordert ook de transparantie van
9
de keuzes die in zorg gemaakt worden en die zo ook voorwerp kunnen zijn van een
maatschappelijk en politiek debat.
We voorzien een verder groeipad voor zorg in Vlaanderen. Volgende drie zaken moeten
samen gelezen worden.
1. Er is de meerjarenbegroting van minister Muyters, met evolutie constante parameters:
450 mio euro. Daarmee kunnen we voldoen aan constante kostendrijvers Vlaams niveau
zoals weddedriften , index, verdere evolutie zorgverzekering, animatiewerking,
gezinszorg
2. Er is een extra enveloppe van 750 mio euro. Daarmee kunnen we de uitrol van het
decreet persoonsvolgende financiering in de sector personen met een handicap
doorvoeren, de uitrol van het decreet Kinderopvang doorvoeren en aanbodsuitbreiding
in de jeugdhulp realiseren
3. Er zijn dan ook nog de overgedragen bevoegdheden in het kader van de zesde
staatshervorming, met aparte groeiparameters. Een in totaal van 7,5 mia euro extra in
2015, groeiend tot 8,6 mia euro in 2019. Daarmee kunnen we tegemoetkomen aan de
inschattingen in het kader van de Bijzondere Financieringswet van de behoeften van de
diverse overgedragen bevoegdheden door de zesde staatshervorming (vb. de evolutie
van het budget kinderbijslag aan 0-18 jarigen, de evolutie van het budget voor ouderen:
80-plussers).
Het extra budget van 750 mio euro wordt gecompenseerd op de globale
besparingsinspanning die in het Sociaal –Economisch plan van CD&V wordt voorgesteld ten
behoeve van 2 mia euro op de Vlaamse uitgaven. Dat is een inspanning die vergelijkbaar is
met de besparing die we deze legislatuur hebben gedaan tijdens de eerste 2 jaren. Vermits
de Vlaamse budgetmassa door de zesde staatshervorming toeneemt van 28 miljard euro tot
38 miljard euro moet deze inspanning opnieuw haalbaar zijn. Daarnaast wordt op Vlaams
niveau een investeringsplan voor economie en innovatie, onderwijs, mobiliteit, milieu en
zorg voorzien van 2,7 miljard euro bovenop constant beleid. De zorginvesteringen zullen
daarin hun plaats krijgen.
We voorzien op federaal niveau een groei van de totale sociale zekerheid met 0,9%
bovenop de inflatie, plus daarbovenop de integrale welvaartsenveloppe. De totale groei
voor de sociale zekerheid wordt dus geraamd op 1,4% boven inflatie. Die groei is voldoende
om een realistische evolutie van de zorguitgaven de komende jaren ook op federaal niveau
te kunnen ondervangen.
Daarnaast voorzien we op federaal niveau ook het behoud van de welvaartsenveloppe die
ook ingezet kan worden voor de inkomensvervangende- en integratietegemoetkoming. Einde
legislatuur bedraagt die enveloppe 1,7 miljard euro.
We zetten de schaarse middelen zo efficiënt mogelijk in
10
we beheersen de kosten door maatregelen die impact hebben op de prijs: bijvoorbeeld
prijs-volume contracten voor geneesmiddelen en hulpmiddelen, invoering van
referentieterugbetaling op niveau van geneesmiddelenklasse, de aanbesteding voor
geneesmiddelen en terugbetaalbaar medisch materiaal;
we verschuiven geleidelijk voor sommige handelingen van prestatiefinanciering naar een
meer pathologiegerelateerde financiering in functie van de gestelde diagnose en het
daarbij horende behandelingstraject;
we realiseren geleidelijk een meer evenwichtige financiering van diverse medische
disciplines. We doen dat op basis van objectieve ijkpunten van intellectuele input,
werkbelasting en continuïteitsverplichtingen;
we realiseren een kostenbeheersing door maatregelen met impact op het volume:
bijvoorbeeld sensibilisering over het voorschrijfprofiel, het ter beschikking stellen van
eenheidsdosissen, een betere beheersing van de hoeveelheid geleverde zorg;
het voorschrijven van geneesmiddelen moet gebeuren op basis van evidence based
richtlijnen met ruimte voor afwijkingen. De terugbetaling van geneesmiddelen moet,
rekening houden met de reële therapeutische meerwaarde ervan die geëvalueerd wordt
op basis van objectieve informatie en in overleg met de stakeholders;
de rol van de ziekenfondsen inzake het beheer, de uitvoering en het overleg binnen de
verzekering geneeskundige verzorging moet worden aangepast aan de zich wijzigende
omstandigheden. In de eerste plaats moet worden ingezet op een doorgedreven
informatisering van de administratieve processen en het realiseren van schaalvoordelen.
Dit moet leiden tot een vereenvoudiging van de administratieve circuits. De ontsluiting
en het systematisch gebruik van de beschikbare gegevens voor benchmarking van
zorgvoorzieningen, voor het detecteren van ongefundeerde praktijkvariatie en voor de
analyse van het goed gebruik van middelen inzake chronische zorg maken een
versterking van de financiële verantwoordelijkheid mogelijk. Om een goede verhouding
tussen kost en kwaliteit te garanderen kan bekeken worden of afspraken gemaakt
kunnen worden met de ziekenhuizen of samenwerkingsverbanden m.b.t. criteria op het
vlak van kostprijs, verwachte ligduur en bepaalde structurele kwaliteitseigenschappen.
Dat overleg moet dan wel gebeuren op basis van objectieve en transparante criteria en
zonder belangenvermenging.
Hun rol inzake het bevorderen van preventie en 'health literacy' moet hierbij worden
gevaloriseerd. De verzekeringinstellingen moeten op een proactieve wijze de naleving
van de akkoorden en overeenkomsten monitoren. De permanente doorlichting van de
kernprocessen (performantie van de controleprocedures, inspanningen inzake re-
integratie inzake arbeidsongeschiktheid,...) zal gebeuren op basis van een nieuw
evaluatiemechanisme.
we hebben permanent aandacht voor het vermijden van onnodige werkingskosten door
onnodig complexe regelingen te vermijden en te streven naar automatisering waar
mogelijk. Dit mag niet ten koste gaan van een goede administratieve dienstverlening aan
de burger zowel van de overheid als van de meewerkende middenveldorganisaties zoals
de zorgkassen en ziekenfondsen en OCMW,…
11
3. De cliënt en zijn sociaal netwerk centraal
A. Context
De patiënt/cliënt aan het stuur
Autonomie en keuzevrijheid zijn belangrijke waarden in onze samenleving. Bovendien zorgen
migratie, diversiteit in leefwijze en individualisering voor een grotere verscheidenheid in wensen en
behoeften. De toenemende individualisering, emancipatie en diversiteit in de samenleving, in
combinatie met de stijgende welvaart en de beschikbaarheid van informatie, leiden ertoe dat de
zorgvraag verder stijgt en meer persoonsgericht wordt.
Een sociale bescherming moet hiermee rekening houden. De evolutie van een meer
aanbodgestuurde financiering van welzijnsdiensten naar een meer vraaggestuurde financiering,
speelt in op die trend.
De patiënt/cliënt is niet langer een passieve ontvanger van zorg, maar geëmancipeerd tot een
geïnformeerde zorggebruiker die op zoek gaat naar kwaliteitsvolle zorg voor een correcte prijs. Dat is
een goede evolutie die we toejuichen. We beseffen natuurlijk wel dat niet het beeld van de zeer
rationele, goed geïnformeerde burger in de realiteit wel moet genuanceerd worden.
Het uitgangspunt is wel dat men de patiënt of cliënt zelf meer erkend als deskundige in zijn eigen
aandoening of in zijn zorgnood. Het staat vast dat de resultaten van de zorg beter zijn als de patiënt
of cliënt zelf deelneemt aan zijn zorgproces. De doelstelling is daarom om de zelfredzaamheid van
mensen te versterken en ze daardoor sterker te maken om een volwaardige partner te zijn in de
zorgrelatie.
De ontwikkeling van websites met betrouwbare gezondheidsinformatie, het transparant maken van
informatie over kwaliteit, de toegang verlenen tot de eigen dossiergegevens, zijn allemaal
ontwikkelingen die passen in dit kader. Deze visie is alvast meegenomen in het recente decreet
gegevensdeling dat de organisatie van het netwerk voor de gegevensdeling tussen de actoren in de
zorg regelt. De gedachte dat de cliënt medebeheerder is van zijn patiënt/cliëntdossier, wordt
hierdoor decretaal verankerd via het decreet. De patiënt/cliënt staat hierbij centraal, het decreet legt
zijn positie expliciet vast, hij/zij beslist of en welke gegevens gedeeld worden.
Het gezin en het sociaal netwerk als eerste zorgverlener
Naast een emancipatorische visie op de patiënt/cliënt die zoveel mogelijk zijn zorgtraject mee vorm
geeft, is het ook belangrijk om het sociaal netwerk van de patiënt /cliënt in zijn onmiddellijke
omgeving te versterken en de valoriseren. De voorbije jaren heeft de Vlaamse overheid consequent
de kaart getrokken van de vermaatschappelijking van zorg. Vermaatschappelijking van zorg betekent,
inzetten op de inclusiegedachte: de samenleving zo organiseren dat de sterk toegenomen vraag naar
professionele zorg in balans blijft met het appel van zorgen voor elkaar. Deze maatschappijvisie
houdt in dat mensen met beperkingen, met chronische ziekten of met een handicap, kwetsbare
ouderen, jongeren met problemen of mensen met psychische noden een eigen zinvolle plek in de
gewone samenleving moeten kunnen innemen.
12
Zorgbehoevenden verkiezen meestal ook zelf om thuis te blijven en de overstap naar residentiële
zorg zo lang mogelijk uit te stellen. Uit onder andere de toepassing van de zorgverzekering blijkt
echter dat heel wat zwaar zorgbehoevenden slechts heel beperkt een beroep doen op professionele
zorg en dus bijna uitsluitend omringd worden door mantelzorg. Dat geldt ook voor mensen met
ernstige problemen zoals dementie, van wie naar schatting 70% thuis verblijft. We beschikken in
Vlaanderen niet over nauwkeurige inschattingen van het aantal mantelzorgers. Maar hun rol is van
onschatbare waarde in de zorg.
In het Vlaamse Ouderenbeleidsplan 2010-2014 en het Woonzorgdecreet worden zelfzorg en
mantelzorg sterk benadrukt. In het Dementieplan Vlaanderen en het transitieplan Dementiekundige
basiszorg wordt dit nogmaals krachtig herhaald. De beleidskeuze is dus zeer duidelijk: we zetten
eerst in op het versterken van de zelfredzaamheid en zelfzorg, dan op het ondersteunen en
waarderen van mantelzorg en in functie daarvan mobiliseren we professionele zorg en hulp. Hierbij
houden we rekening met de draagkracht en mogelijkheden van eenieder.
In internationale studies stellen we ook vast dat de omgeving en familie van patiënten veel meer
voorzien in informele ondersteuning (i.e. mantelzorg) dan in andere landen het geval is. België is
hiermee de koploper binnen het OESO-peloton. Deze kracht van een zorgzaam Vlaanderen moeten
we koesteren en ondersteunen. Uit studies blijkt immers ook dat mantelzorgers het vaak moeilijk
hebben en dat de zorg ook zwaar kan zijn om te dragen. Die ondersteuning gebeurt best op
verschillende manieren. De voorbije jaren werd ingezet op het versterken van de aanvullende
professionele zorg zoals kortverblijf, respijthuizen, nachtzorg, vrijwillige oppas, dagverzorging,
gezinszorg om de mantelzorger te kunnen ontlasten.
Ook de erkenning en financiering van verenigingen van mantelzorgers die de mantelzorg informatie
aanbieden, lotgenotencontact organiseren en de mantelzorger kunnen vertegenwoordigen op
diverse beleidsfora draagt hiertoe bij. In het transitieplan dementiekundige basiszorg werd daarom
ook resoluut de kaart getrokken van het versterken van de mantelzorg door psycho-educatie.
B. Onze visie
Ons uitgangspunt voor de manier waarop wij met zorg willen omgaan, is zeer duidelijk: de cliënt
beslist. We helpen hem zijn behoefte aan zorg goed in te schatten en te benoemen, en finaal bepaalt
hij zelf hoe hij zijn zorg en ondersteuning organiseert.
Zoals Prof. Nys in zijn visienota “slimmer zorgen voor morgen” stelt, moeten de behoeften, vragen en
doelstellingen van de gebruiker en zijn omgeving het uitgangspunt zijn en moeten we streven naar
een paradigmashift van ‘probleem-georiënteerde’ naar ‘doel-georiënteerde zorg en ondersteuning’.
Dat doel is niet het genezen van ziekte, maar een goede kwaliteit van leven.
Zelfmanagement, patiënt empowerment, de cliënt als (co-) producent van zorg staan dus centraal.
In een zorgende samenleving is professionele zorg niet voor alles de oplossing, maar treedt ze eerder
– rekening houdend met de draagkracht en mogelijkheden van eenieder - ondersteunend en
aanvullend op ten aanzien van het sociaal netwerk en de eigen kracht van de patiënt. Dit is het
principe van vermaatschappelijking van de zorg.
13
Er is een paradigmashift nodig, waarbij we de patiënt en zijn natuurlijk netwerk versterken, de
nadruk leggen op de thuiszorg en de eerstelijnszorg waar mogelijk en de medicalisering van
welzijnsvragen tegengaan. Een verdere evolutie van probleemgerichte naar doelgerichte zorg en van
het aanbodgestuurde naar het vraaggestuurde is noodzakelijk. De diverse zorgverstrekkers moeten
ondersteund worden om dit mee te realiseren. Steeds met en in het belang van de zorggebruiker.
Die zorgverlening verloopt getrapt. De zelfzorg staat daar het dichtste bij. Wat volgt, zijn mantelzorg
en wijk- en buurtzorg, vervolgens professionele eerstelijnszorg en gespecialiseerde zorg en
ondersteuning. Professionele zorg moet het sociaal netwerk en de eigen kracht van mensen
aanvullen en ondersteunen. De trappen zijn geen schotten, integendeel, ze sluiten naadloos op
elkaar aan, kunnen elkaar vervolledigen en leveren uiteindelijk een continuüm van zorgverlening op.
We kiezen er wél voor om in eerste instantie de meest laagdrempelige zorgvormen te ondersteunen,
die zorg die het nauwst aanleunt bij de thuis van de patiënt/cliënt. Getrapte zorg veronderstelt dat
hulpverleners in de verschillende zorgvormen vlot kunnen en willen samenwerken. De overheid kan
daarbij helpen door de regelgeving eenvoudig en beperkt te houden. We versterken wie aanwezig is
in de buurt van mensen met tijdelijke of langdurige zorgbehoeften.
Er is de voorbije jaren op tal van terreinen geïnvesteerd in een zorgverlening die ingebed is in het
vertrouwde sociale netwerk van de patiënt/cliënt. De ondersteuning van de mantelzorger is daarin
essentieel. Recent werd ook het wetsontwerp goedgekeurd dat een statuut toekent aan de
mantelzorger, wat een eerste stap kan zijn in het toekennen van sociale rechten aan de
mantelzorger.
Een concrete stap in die erkenning van de mantelzorger is ook de regeling die werd getroffen op het
vlak van aansprakelijkheid. Vandaag stellen mantelzorgers die dagelijks of bij bijzondere
omstandigheden een persoon bijstaan waarmee ze samenleven, handelingen die zouden kunnen
worden beschouwd als een onwettige uitoefening van de verpleegkunde. We denken hierbij bv. aan
het toedienen van inspuitingen aan chronisch zieken. Een wetswijziging van 7 maart 2014 zorgt
ervoor dat zij hiervoor niet vervolgd kunnen worden. Dergelijke handelingen kunnen perfect worden
uitgevoerd door naasten van de patiënt als zij daarbij worden begeleid door een derde.
Maar minstens even belangrijk is het voorzien van psycho-educatie, lotgenotencontact en van een
flankerend aanbod aan professionele zorg die de mantelzorg kan bijstaan in de toch wel vaak zware
taak.
C. Concreet
Het welzijns- en zorgbeleid is gericht zijn op het versterken van de patiënt/cliënt als actor in de zorg.
De patiënt/cliënt heeft de regie over zijn eigen leven.
Daarom werken wij verder aan:
het verder uitbouwen van een persoonsvolgende financiering van de zorg voor personen met
een handicap. Ook voor de ontwikkeling van de ouderenzorg moet in die richting gedacht
worden;
het uitwerken van een handvest voor (collectieve) rechten van de cliënt/zorggebruiker. Tot
de rechten van de cliënt behoort de invloed op de kwaliteit van de zorg, op een
betrokkenheid op een of andere wijze in de besturen van de zorginstellingen en op de
14
samenwerking tussen zorginstellingen. Een en ander wordt ondersteund door het
klachtrecht;
het garanderen van de toegang tot goede, correcte en tijdige informatie zowel over
gezondheid, het zorgaanbod, de kostprijs als de kwaliteit van zorg;
een goede vertegenwoordiging van de patiënt/zorggebruiker in het overlegmodel;
de toegang tot het eigen medisch dossier voor de patiënt. De patiënt health viewer laat toe
om de gegevens van het eigen dossier te raadplegen. Hiervoor zijn de eerste stappen al gezet
voor de vaccinatiegegevens. De komende jaren moet Vitalink, het digitale platform voor het
veilig delen van gezondheids- en welzijnsgegevens, verder in die zin worden ontwikkeld. Zo
krijgt de patiënt en zorggebruiker zelf meer grip op zijn gezondheid en kan hij deelnemen aan
zijn zorg door hem toegang te geven tot zijn eigen gegevens;
het verbeteren van de toegang tot de ombudsfunctie voor individuele patiënten;
het stimuleren, waar mogelijk en wenselijk, van zelfzorg, al dan niet mits ondersteuning door
de mantelzorger en/of door laagdrempelige professionele zorg. Dat geldt uiteraard voor de
activiteiten van het dagelijks leven maar ook voor meer complexe handelingen door onder
meer gebruik te maken van de mogelijkheden die ICT biedt en door innovatieve methoden
van behandeling die veel gebruiksvriendelijker zijn bij nierinsufficiëntie, longaandoeningen
en andere chronische aandoeningen;
het voorzien van de functie van coördinator of zorgcoach voor complexere zorgvragen;
het ontwikkelen van woonzorgzones.
Mensen die zorg op zich nemen voor hun familie, vrienden, buren (de mantelzorgers)… en
vrijwilligers moeten zich meer dan nu het geval is, ondersteund en gewaardeerd weten.
Dat kan door:
wie zich inzet als mantelzorger ook de garantie te geven dat ze kunnen rekenen op
welzijnsdiensten en zorg wanneer het nodig is. Zo hoeven zij zich geen zorgen te maken over
het moment waarop de zorg hun draagkracht overstijgt of waarop zij er niet meer zijn;
te investeren in tijdelijke opvangmogelijkheden om mantelzorgers op adem te laten komen
(respijtzorg);
de vertrouwenspersoon, aangeduid door de patiënt/cliënt, ook toegang te verlenen tot de
medische en welzijnsgegevens van het elektronisch dossier;
het aanbieden van informatie, vorming en psychosociale ondersteuning aan mantelzorgers;
een hoger jaarplafond voor onkostenvergoedingen voor vrijwilligerswerk in de welzijns- en
gezondheidszorg, in het bijzonder voor oppashulp;
op basis van een uniforme definitie (Vlaams en federaal) en het reeds goedgekeurde
wetsontwerp maken we verder werk van een uniform statuut voor de mantelzorger. We
gaan na of aan dit statuut rechten kunnen worden verbonden en onderzoeken of er naar
analogie met de vrijwilligersverzekering ook voor mantelzorgers een verzekering kan komen.
15
4. Voorkomen is beter dan genezen. Preventie krijgt de bovenhand
A. Context
Het Vlaams budget voor Preventieve gezondheidszorg nam de voorbije jaren toe met 9 mio euro, van
51,7 mio tot 60,6 mio euro.
Waarvan :
voeding en beweging : + 944 deuro : van 897 deuro naar 1.841 deuro
suicidepreventie : + 1 mio euro : van 1,56 mio naar 2,56 mio
seksuele gezondheid : = : van 3,18 mio naar 3,16 mio euro
ongevallenpreventie : + 131 deuro : van 136 deuro naar 267 deuro
middelengebruik : + 800 deuro : van 3,1 mio euro naar 3,9 mio euro
bevolkingsonderzoek borstkanker : + 240 deuro : van 4,46 mio naar 4,6 mio
bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker : + 500 deuro : van 300 deuro naar 790
deuro
bevolkingsonderzoek darmkanker : + 1,3 mio : was nieuw
thema-overschrijdend en divers (logo’s, partnerorganisaties, ..) : - 600 deuro : van 3,1
mio naar 2,5 mio
vaccins : kostprijs vaccins voor Vlaanderen evolueert met 1,3 mio euro, van 8,6 mio
naar 9,9 mio euro, met een federale RIZIV-cofinanciering van grootteorde 16, 5 mio
euro, die met de zesde staatshervorming overkomt naar de Vlaamse Gemeenschap.
B. Onze visie
De komende jaren geven we prioriteit aan preventie. Meer investeren in preventie en in
gezondheidspromotie in de nabijheid van de mensen, levert meer fysisch en psychisch welbevinden
op. Door sommige ziekten te voorkomen of tijdig op te sporen en complicaties te vermijden,
vermijden we grotere kosten in het latere leven.
Na de staathervorming zullen alleen de gemeenschappen nog preventie-initiatieven kunnen nemen.
Dit belet niet dat de prestaties binnen de ziekteverzekering die nodig zijn voor de uitvoering van
bepaalde preventieve acties, niet meer mogelijk zouden zijn.
16
C. Concreet
Meer preventie veronderstelt een wetenschappelijk onderbouwd preventiebeleid. De
financiering van het Vlaamse preventiebeleid moet evolueren van projectmatig naar meer
structureel en moet gebaseerd op gezondheidsdoelstellingen;
Het formuleren, monitoren en handhaven van dergelijke gezondheidsdoelstellingen is een
taak die voorwerp moet zijn van bespreking in het Toekomstinstituut2. Op die manier kan de
link worden gelegd tussen preventie en de uitgaven van de ziekteverzekering, inclusief het
belonen van Gemeenschappen die door het bereiken van hun doelstellingen de uitgaven van
de federale ziekteverzekering terugdringen en het sanctioneren van de Gemeenschappen die
niet voldoen op dit vlak. In preventieprotocollen met de federale overheid komen afspraken
over de financiering van prestaties in de ziekteverzekering die bijdragen aan het
preventiebeleid in de deelstaten.
De bestaande gezondheidsdoelstellingen voeding en beweging, vaccinatie, middelengebruik,
suïcidepreventie, kankerscreening en ongevalpreventie willen we verder uitbreiden of laten
evolueren in functie van nieuwe wetenschappelijke inzichten.
De preventieve gezondheidszorg binnen de consultatiebureaus voor het jonge kind, de CLB’s
en de bedrijfsgeneeskundige diensten spelen een belangrijke rol in de preventie en
vroegdetectie van diverse problematieken. We blijven hierop inzetten en betrekken hen als
belangrijke partners in het zorgbeleid.
Enkel inzetten op educatie om gezondheidsschade door alcohol te vermijden, is niet
voldoende. Alcohol is een erg schadelijke drug geworden. Om goede voornemens om te
zetten in reëel gedrag zijn ook maatregelen nodig naar beschikbaarheid, zeker voor de meest
gevoelige groepen. We werken maatregelen uit naar beperking van aanwezigheid van
alcohol in drankautomaten en verkoop tijdens de nachtperiode.
Voor een rookstopbeleid is een betere prijspolitiek nodig: (zie 3 d plan): we kunnen de
verschuiving van sigaretten naar roltabak counteren door ook daarop de prijs in te grijpen.
We maken werk van het nationaal HIV-plan, waar we vanuit Vlaanderen betrokken zijn: zo
zetten we met HIV-preventie verder in op de prioritaire risicogroepen. We maken werk van
een doorgedreven screeningsstrategie die beter en vroegtijdig opspoort en onmiddellijk
toegang verleent tot de nodige zorg en begeleiding;
Naar schatting zijn er in ons land ongeveer 70.000 mensen besmet met hepatitis C, de helft
van de mensen zou niet weten dat ze besmet zijn. Het virus tast de lever aan en leidt zonder
behandeling tot levercirrose en -kanker. Een grote sensibilisering, vroegtijdige diagnose,
toegang tot een optimale behandeling en doorgedreven opvolging zijn noodzakelijk. Op basis
van wetenschappelijk onderzoek en in samenwerking met gezondheidsprofessionals (gastro-
enterologen gespecialiseerd in hepatologie, vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen
van gastro-enterologen, artsen verbonden met de aidsreferentiecentra, vertegenwoordigers
van de centra ter behandeling van verslavingen, enz.) en met de patiëntenverenigingen
maken we, in overleg tussen de federale overheid en de gemeenschappen, werk van een
2 In de Bijzondere Wet tot uitvoering van de zesde staatshervorming wordt een Toekomstinstituut opgericht
dat antwoorden moet formuleren in overleg met de deelstaten voer de grote uitdagingen inzake
gezondheidszorg
17
hepatitisplan. De hoofddoelstellingen van dit plan zijn: het aantal besmettingen
terugdringen, het aantal seropositieve personen die hun toestand op tijd kennen doen
toenemen, en de behandeling en de levenskwaliteit van de patiënten verbeteren. Hepatitis C
blijft een zorgwekkend volksgezondheidsprobleem.
5. Keuze voor Integrale zorg en samenwerking
A. Context
De organisatie van welzijn en gezondheid in België en Vlaanderen is grotendeels organisch gegroeid
vanuit het vrij initiatief en gebeurt vandaag nog steeds op basis van vele indelingen van doelgroep,
sector, levensbeschouwing, bevoegdheidsniveaus, type aanbieder of discipline. De laatste jaren
groeit consensus over het feit dat goede zorg vaak multidisciplinair en transmuraal is, continuïteit
veronderstelt en er daarom heel wat zorgactoren hierbij betrokken zijn. Die weg is al ingeslagen op
verschillende terreinen: de zorgpaden nierinsufficiëntie, diabetes, samenwerking voor de integrale
jeugdhulp, de samenwerking tussen thuiszorg en de ondersteuning van personen met een handicap
en de samenwerking tussen wonen en welzijn. Maar er zijn nog andere belangrijke barrières en
hindernissen: de zorg voor personen met een handicap en de geestelijke gezondheidszorg zijn heel
erg verschillend georganiseerd en gefinancierd, zo ook de residentiële ouderenzorg en andere
residentiële zorgvormen.
Als we de patiënt/cliënt centraal willen stellen enerzijds en tot een kostenefficiënte zorg willen
komen anderzijds is er absoluut nood aan meer interdisciplinaire en intersectorale samenwerking.
Dit was een rode draad in het Vlaams welzijns- en gezondheidsbeleid
De Vlaamse overheid is op dit ogenblik bevoegd voor de erkenning en subsidiëring van de
Samenwerkingsinitiatieven Eerstelijnsgezondheidszorg (SEL’s) en de erkenning van de Geïntegreerde
Diensten Thuisverzorging (GDT’s). De subsidiëring van de GDT’s wordt door de federale overheid
uitgevoerd. De federale overheid draagt de verantwoordelijkheid voor de erkenning en subsidiëring
van de huisartsenkringen. De Lokale Multidisciplinaire Netwerken zijn een zuiver federaal initiatief.
Dat geldt ook voor het Impulseofonds. De subsidiëring van de palliatieve samenwerkingsverbanden
en de Multidisciplinaire Begeleidingsequipes Palliatieve Verzorging worden door de federale
overheid uitgevoerd. De erkenning van de palliatieve samenwerkingsverbanden en de erkenning en
subsidiëring van de palliatieve netwerken is een Vlaamse bevoegdheid. Na de 6e staatshervorming
wordt Vlaanderen bevoegd voor de ondersteuning van de gezondheidszorgberoepen van de eerste
lijn en de organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg (Impulseofonds, Huisartsenkringen, Lokale
Multidisciplinaire Netwerken (LMN), Geïntegreerde Diensten Thuiszorg (GDT), worden aan de
deelstaten overgedragen). De palliatieve netwerken en de palliatieve multidisciplinaire teams
worden ook aan de deelstaten overgedragen.
Dit biedt een unieke kans om die integrale zorg voor de patiënt/cliënt waar te maken.
Een verdere evolutie naar vormen van persoonsvolgende financiering en overlegstructuren op
verschillende niveaus (micro-, meso- en macroniveau) zal bovendien de integrale zorg bevorderen.
18
B. Onze visie
De afbouw van de schotten in de gezondheids- en welzijnszorg en een regelluw kader zorgen voor
meer samenwerking tussen verschillende zorgvormen en voor meer continuïteit van zorg. Een
multidisciplinaire aanpak gaat hand in hand met een andere financiering hiervoor.
We streven naar een model van eerstelijnszorg dat samenwerking centraal stelt op micro- meso- en
macroniveau om de gepaste zorg te verlenen aan zorgbehoevenden en patiënten/cliënten. Dit
vereist vaak multidisciplinair werken, waarbij zowel gezondheidszorgactoren als welzijnsactoren
betrokken zijn. Dit vereist een aangepaste planning en financiering van de zorg (cf. supra). Ook
tussen eerstelijnszorg en gespecialiseerde zorg is samenwerking absoluut noodzakelijk.
Een verdere evolutie naar vormen van persoonsvolgende financiering en overlegstructuren op
verschillende niveaus (micro-, meso- en macroniveau) zal de integrale zorg bevorderen.
C. Concreet
De financiering integreert ook elementen van financiering op basis van kwaliteit en van
samenwerking en overleg.
We maken de overlegstructuren efficiënter door ze onderling af te stemmen en te laten
samensmelten waar mogelijk. Overleg tussen eerstelijnsgezondheidszorg, woonzorg,
geestelijke gezondheidszorg, extramurale gespecialiseerde zorg en ziekenhuiszorg, palliatie,
preventie en welzijn worden op kleinstedelijk niveau georganiseerd om goed werkbare
afsprakenkaders, gericht op kwaliteitsvolle persoonsgerichte zorg en efficiëntieverhoging
door betere samenwerking.
We hertekenen het revalidatielandschap na de zesde staatshervorming in het licht van de
doelstellen van integrale zorg
We werken de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap verder
uit. In een eerste trap introduceren we een basisondersteuningsforfait voor alle personen
met een erkende handicap, in combinatie met een aanbod van rechtstreeks toegankelijke
zorg en ondersteuning. Daarnaast maken we werk van een persoonsvolgend budget (in
cash of voucher) voor personen die nood hebben aan intensieve zorg en ondersteuning;
dit is de tweede trap. Met dit budget zullen personen met een handicap de nodige zorg
en ondersteuning kunnen inkopen bij door het VAPH vergunde diensten en voorzieningen
en/ of zelf zorg en ondersteuning kunnen organiseren met een cashbudget. Uiteraard zal
een systeemwijziging op zich niet volstaan. Daarom is ook op Vlaams niveau een
budgettair groeipad voorzien.
Daarnaast willen we ook werk maken van een overkoepelend plan voor de participatie
van mensen met een beperking of chronische aandoening. Dit plan, dat moet sporen met
bestaande initiatieven, moet werk maken van acties die de participatiekansen van deze
mensen in de Vlaamse samenleving bevordert. En dat is niet alleen een zaak van Welzijn
en Volksgezondheid. Ook vanuit het onderwijs, de arbeidsmarkt, het woonbeleid en de
culturele sector zijn acties vereist. Samen met de mensen met een beperking en hun
19
context willen we een dergelijk plan vormgeven. Bijzondere aandacht moet daarbij gaan
naar specifieke doelgroepen zoals bijv. personen met autisme.
6. Zorg voor talent: een aangepaste planning van de verschillende
beroepsgroepen
A. Context
Het dagelijks engagement van hoogwaardige geprofessionaliseerde zorgverleners is van de
basispijlers voor een hoogkwalitatieve dienstverlening aan onze patiënten. Aandacht voor dit
uniek menselijk potentieel is dan ook een belangrijk thema in ons (gezondheids)zorgbeleid.
Het medewerkerspotentieel in de gezondheidszorg zal in de komende jaren drastisch wijzigen.
Gelijktijdig met de vergrijzing van de bevolking stromen in de komende jaren ook heel wat
zorgverleners (huisartsen, specialisten en verpleegkundigen,…) uit wegens pensionering. De
nieuwe instroom zal deze uitstroom slechts deels compenseren, o.a. wegens de toenemende
wens voor deeltijds werk en voor een gezonde work-life balance.
Terwijl het aanbod aan zorgverleners wellicht zal dalen, zal de nood aan zorgverleners blijven
stijgen. Dit verwacht tekort aan medewerkers wordt deels geremedieerd via een actief
rekruterings- en retentiebeleid (bv. eindeloopbaanmaatregelen voor oudere werknemers) en via
het actief stimuleren van jongeren om opleidingen in de gezondheidszorg te volgen. Ook het
onderwijs staat hierbij voor een grote uitdaging.
Voor andere zorgberoepen wordt de planning van het aanbod een grote uitdaging. Omdat het
duidelijk werd dat er omwille van de vergrijzing van de bevolking alsook omwille de een groot
aandeel van het zorgpersoneel dat op pensioen zal gaan, een tekort aan zorgpersoneel dreigde te
komen, werd er een actieplan ‘Werk maken van werk in de zorgsector’ uitgewerkt en op 21 mei
2010 binnen de Vlaamse regering op tafel gelegd. Met dit actieplan wilden wij enkele acties
oplijsten ter bevordering van de werkgelegenheid in de zorgsector om zo de problematiek van het
tekort aan zorgpersoneel te kunnen aanpakken.
De twee belangrijkste pijlers binnen het actieplan behelzen het versterken van de instroom
enerzijds en het efficiënter en effectiever inzetten van het huidig zorgpersoneel anderzijds.
Onder leiding van de Vlaamse zorgambassadeur is er 3 jaar op rij een grootscheepse
promotiecampagne uitgewerkt om jongeren bij het bepalen van hun studiekeuze te informeren
over de mogelijkheden die er zijn in de zorg- en welzijnssector. Uit de resultaten van de studie
Tempus Fugit (o.l.v. professor Pacolet) blijkt dat de promotiecampagnes de voorbije jaren hun
vruchten hebben afgeworpen. Zo is de instroom van studenten verpleegkunde sinds 2009
gestegen met 40%.
20
In het gezondheidszorg werd de voorbije jaren gestreefd naar een betere planning van het aanbod
aan bepaalde zorgverleners om een beter te anticiperen op toekomstige zorgvraag. Zodoende wordt
ook vermeden dat overtallen ontstaan in professionele groepen met een teveel aan zorgaanbod,
hetgeen mogelijks zou lijden tot creatie van een aanbod geïnduceerde vraag. Maar dit proces moet
evolueren met voortschrijdend inzicht voor alle stakeholders.
Een belangrijke hefboom in de planning van het toekomstig zorgaanbod is de opleiding en vorming
van de juiste competenties. De contingentering van de artsen is een eerste voorbeeld geweest om te
kiezen voor een planning op basis van een objectief model van de toekomstige nood aan artsen op
basis. Door het installeren van een toelatingsproef kon tegelijkertijd de instroom worden
gereguleerd en tegelijkertijd de kwaliteit van de opleiding worden geconcentreerd. Hierdoor kon
voorzien worden in meer kwaliteit van de opleiding. (De studie efficiëntie van vorig jaar was 92,5 %
voor geneeskunde en 90 % voor tandheelkunde).
De komende jaren moeten we gebruiken om verder te gaan op de ingeslagen weg, met name werken
aan zorgorganisatie, aan de vermaatschappelijking van de zorg en de reorganisatie van het
opleidingslandschap.
B. Onze visie
Sommige alternatieve gezondheidsberoepen (osteopaten e.d.) hebben nog steeds geen wettelijk
kader zodat er grote rechtsonzekerheid voor de beoefenaars bestaat en de patiënten geen veilige
gereguleerde context kan geboden worden. De patiënt moet dit kunnen doen bij erkende niet-
conventionele beoefenaars. 700.000 patiënten doen een beroep op osteopaten en chiropractors, en
dit vertegenwoordigt 1.6 miljoen handelingen per jaar met hoge patiënttevredenheid.
Het wordt een belangrijke opdracht om het beleid met betrekking tot de uitoefening van de
gezondheidsberoepen bij te sturen. In het KB 78 blijven er bovendien belangrijke lacunes in de
rechtszekerheid van de uitoefening van een aantal gezondheidsberoepen.
Een goed gezondheidsbeleid blijft inzetten op een zorg van talent. Dit was terecht een van de
belangrijke pijlers binnen Flanders’ Care om de aantrekkelijkheid van een job in de gezondheidszorg
te verhogen.
Complementair aan het behouden van personeel en aantrekken van nieuw potentieel zal ons
zorgpersoneel ook op een “slimmere” manier moeten worden ingezet. We willen dan ook onverkort
blijven gaan voor de actielijnen van de Zoekconferentie en de conclusies van het “Slimmer Zorgen
voor Morgen” congres waarin strategische keuzes worden voorgesteld om meer en anders doen met
de beschikbare medewerkers, met het behoud van de kwaliteit van zorg en met aandacht voor de
goede werkomstandigheden.
Sommige beroepsgroepen zullen in het wijzigend zorglandschap dan ook wijzigende rollen en taken
krijgen. Zo zal de huisarts een (hoofd)rol krijgen met betrekking tot het medische luik, in de
eerstelijnsgezondheidszorg en zal hij met alle andere actoren binnen de eerstelijnsgezondheidszorg
21
in multidisciplinaire samenwerking zijn patiënt als zorgcoach op maat begeleiden doorheen een
individueel ondersteuningsplan.
De hoeksteen van een beleid van professionele medewerkers blijft uitgaan van goede planning die
berust op een goed kadaster van de bestaande beroepsgroepen en wetenschappelijk onderbouwde
modellen.
Zo dient de contingentering van artsen behouden te blijven en oplossingen uitgewerkt te worden om
de knelpuntberoepen te intensiveren door betere en kwaliteitsvolle stageplaatsen aan te bieden met
voldoende expliciete opleidingstijd. Tenslotte begint ook bij brede lagen van de artsenberoepsgroep
de vraag te groeien naar een vorm van HRM-beleid. Dit biedt hoopvolle perspectieven naar deze
beroepsgroep om de competenties beter te ontwikkelen, burn-outs te vermijden e.d. De retentie en
de uitstroom is bv ook een belangrijk probleem voor een aantal specialismen. De kennis en
vaardigheid om dit HRM-beleid met artsen en voor artsen te ontwikkeling moet aangemoedigd
worden.
C. Concreet
De verschuiving van acute naar chronische zorg:
We zetten in op ontwikkeling van een strategisch reflectie om de planning van de
beroepsgroepen te monitoren in functie van de wijzigende zorgvraag en de opties in de
organisatie van het zorglandschap.
We werken aan een betere organisatie en planning van zorgverleners en zorgaanbieders :
We vertrekken van een duidelijke visie op de organisatie van onze (gezondheids)zorg: wat is
het takenpakket van de huisarts, hoe werken we grijze zones weg in
verpleegkundige/zorgkundige handelingen.
We zorgen voor een professionele organisatie van de nieuwe bevoegdheid inzake erkenning
van gezondheidsberoepen.
We willen beschikken over een operationeel up-to-date kadaster van gezondheidsberoepen
– ook op Vlaams niveau –dat ons zicht geeft op het bestaande medische aanbod.
We maken wetenschappelijk onderbouwde planningsmodellen waarmee we aanhoudend
het vereiste aantal artsen en deelspecialiteiten opvolgen. We houden vast aan duidelijke
afspraken over de contingentering.
We benutten de dubbele cohorte van artsen in 2018 (overgang naar de zesjarige opleiding)
om de lacunes inzake knelpuntdisciplines op te lossen. Door de creatie van goede
stageplaatsen, met voldoende expliciete opleidingstijd kunnen meer artsen overtuigd
worden in die keuze. We vragen ook aangepaste en toereikende financiering van
stageplaatsen voor artsen-specialisten.
We actualiseren het KB 78 inzake uitoefening van de gezondheidsberoepen om de niet-
erkende beroepsgroepen een passend kader te geven of de regelgeving over bestaande
beroepsgroepen te actualiseren. We willen tot functiedifferentiatie komen vanuit een
‘kerntakendebat’ rond het werken in de zorg, zonder afbreuk te doen aan de bestaande
opleidingen binnen de zorg. Schaarste op de arbeidsmarkt leidt tot meer werken in de ‘grijze
zone’. Een actualisering van ‘K.B. nr. 78’ dringt zich op, waarbij zorgkundigen meer
22
handelingen zouden moeten kunnen stellen. Binnen dit fundamenteel debat moeten de
zorgkundigen zelf en de sociale partners rechtstreeks betrokken worden door hun
vertegenwoordigers.
We maken werk van de erkenning van de osteopaten en de chiropractors. De erkenning
betreft de activiteiten die door KCE als evidenced based worden beschouwd, zoals
behandeling voor lage rug en nekpijn.
We realiseren met betrekking tot de kinesisten een harmonisatie van de opleiding met een
betere spreiding in de contingentering van de diverse doelgroepen binnen de kinesitherapie,
een vlottere erkenningsprocedure en onderzoeken de mogelijkheden van een directe
toegang in het kader van bepaalde zorgtrajecten en zorgpaden.
We erkennen de rol van de apothekers als expert van het geneesmiddel en zijn gebruik
binnen het multidisciplinair zorgteam rond chronische en zorgbehoevende patiënten en als
zorgverstrekker bv. in het kader van het opstellen van een medicatieschema,
begeleidingsgesprekken voor nieuwe medicatie,…
We onderzoeken op welke manier de rol van de tandarts in de preventieve gezondheidszorg
duurzaam kunnen invullen.
Bij de opbouw van overlegstructuren en de ondersteuning van de eerste lijn hebben we
respect voor het feit dat zorgverstrekkers vaak zelfstandigen zijn die dus in hun
praktijkvoering op de juiste manier ondersteund moeten worden.
We zetten onze acties verder ter promotie van de instroom en de zij-instroom in de
opleidingen.
7. Naar een nieuw gezondheidslandschap door betere planning van het
aanbod
A. Context
Het huidige zorglandschap zal zich hertekenen in functie van de veranderende zorgvraag. Er zal zich
in de komende jaren een dubbele transformatie voordoen. Vooreerst zullen medische kennis en
technologie verder aanleiding geven tot sub- en superspecialisatie. Die evolutie noopt tot
concentratie van expertise, apparatuur en financiële middelen voor superspecialistische diagnoses en
behandelingen om kwaliteitsvolle zorg te garanderen.
Tegelijkertijd doet zich een evolutie voor naar meer chronische zorg bij een steeds ouder wordende
populatie met meer multimorbiditeit. Op die zorgvraag wordt best een antwoord geboden vanuit
een meer algemene aanpak met nabijheid van eerstelijnszorg, ouderenzorg en regionale
ziekenhuiszorg essentieel voor de (ouder wordende) patiënt.
Tegelijkertijd verhoogt door een veranderende maatschappij ook het aantal mensen dat met
psychisch lijden kampt en komt het geestelijke gezondheidszorglandschap onder druk te staan.
Er is consensus dat iedere patiënt zo lang mogelijk en zo zelfstandig mogelijk in de vertrouwde
thuisomgeving moet kunnen worden ondersteund en dat desinstitutionalisering van de zorg
wenselijk is. Die visie staat in schril contrast met de vaststelling dat België in vergelijking met
23
internationale benchmarks een vrij hoog aantal bedden heeft. In België zijn momenteel ongeveer
45.000 acute, 18.000 psychiatrische en 7.000 subacute bedden beschikbaar. Dat betekent dat we
met ongeveer 4 acute bedden per duizend inwoners ons als één van de meest beddengerichte
gezondheidssystemen van Europa situeren
Uit recente studie (Portella: Antares Consulting -2014) blijkt dat tot ons acute beddenhuis voor 27%
wordt ingenomen door patiënten die er langer dan 1 maand verblijft, 15 % van de bedcapaciteit
wordt besteed aan heropnames die mogelijks ten dele hadden kunnen vermeden worden.
Ondanks de incentive in de ziekenhuisfinanciering voor een kortere verblijfsduur in onze
ziekenhuizen, blijft onze verblijfsduur in internationale vergelijking vrij hoog. Met een gemiddelde
verblijfsduur van 7,8 dagen scoren we significant hoger dan het OECD-gemiddelde van 7,2 dagen, en
veel hoger dan de Scandinavische landen of de Verenigde Staten met een verblijfduur van 4,8 dagen.
B. Onze visie
Er is nood aan een paradigmashift: een planning van het zorgaanbod die de zorgvraag beter
beantwoordt. Door een betere planning kan ons aanbodgericht zorgsysteem omgevormd worden tot
een gezondheidslandschap dat beter aansluit bij de behoefte van onze populatie.
Al het cijfermateriaal toont aan dat er een substantiële ingreep kan gebeuren in het beter gebruik
van onze acute bedcapaciteit. De conversie van acute naar subacute beddencapaciteit zou al een
meer aangepast aanbod kunnen creëren. De hertekeningen van het landschap van de
revalidatieziekenhuizen nav de 6e staatshervorming vormen daarbij een bijzondere opportuniteit om
samen met de sector daarin strategische keuzes te maken. Daarnaast kan een beweging ingezet
worden om de zorgvraag meer binnen het proximale gezondheidsnetwerk rond de patiënt zelf op te
vangen. Daarbij moeten randvoorwaarden gecreëerd worden door voldoende capaciteit, middelen
en expertise te voorzien in de eerstelijn en de thuiszorg en moet de mantelzorg worden versterkt.
Tegelijkertijd zal een nieuwe geïntegreerde benadering nodig zijn om de overgangen tussen de
ziekenhuisopname en de thuissituatie beter op te vangen en zullen alle actoren meer in regie
gebracht worden om een doelmatig zorgcontinuüm te realiseren.
Omwille van de schaarse in expertise wordt gespecialiseerde zorg verder geconcentreerd in functie
van een betere outcome. Het samenbrengen van hoogtechnologische uitrusting in minder centra
vermijdt een gedupliceerd en duur overaanbod en houdt daardoor ruimte om in te zetten op de
vereiste innovatie. De groei in het aantal (oudere) patiënten met chronische pathologie die
langdurige opvolging nodig hebben, vereist wel een behoud van voldoende geografisch gespreide
ziekenhuizen (of campussen) die basiszorg, dichtbij de patiënt aanbieden
Taakafspraken en samenwerking in nieuwe netwerken zijn de sleutel om het zorgaanbod op elkaar af
te stemmen. Tegelijk kunnen conversiemogelijkheden naar subacute bedden of naar nieuwe
zorgvormen het zorgaanbod beter doen aansluiten op de vraag.
De omschakeling van acute ziekenhuiszorg naar een integrale zorg met meer aandacht voor
chronisch zieken kan zich progressief realiseren. Het brede draagvlak van de conferentie chronische
zieken opent perspectieven om dat zowel op federaal niveau als op het niveau van de
gemeenschappen in consensus verder uit te werken.
24
Zorgprogramma gestuurde samenwerkingen kunnen op een geïntegreerde manier de patiënten in
hun langdurige zorgtrajecten begeleiden (bv diabeteszorg, Niet Aangeboren Hersenaandoeningen,
degeneratieve spierziekten…)
In de geestelijke gezondheidszorg moet verder worden ingezet op de hertekening van het
zorglandschap vanuit de pilootprojecten van artikel 107. Daarbij moet onderzocht worden in
hoeverre er nog nieuwe netwerkinitiatieven kunnen opgestart worden in de minder (of niet) gedekte
gebieden en hoe daarvoor financiering kan worden gevonden uit het afbouwen van bedden. Verder
lijkt het opportuun om verder in te zetten op de pilootprojecten eerstelijnspsychologen en die
praktijkondersteunende samenwerkingsverbanden verder te versterken
C. Concreet
Op basis van de analyse van de evolutie van zorgvraag en input van experten wordt in
overleg met stakeholders op het terrein een Blauwdruk Gezondheidslandschap uitgewerkt
dat de krijtlijnen bevat van het gewenste gezondheidszorgkader per gemeenschap. Zo
kunnen Vlaanderen en de andere gemeenschappen elk de strategische prioriteiten in hun
gezondheidszorgsysteem maken.
Binnen die globale contouren worden de diverse zorgpartners uitgenodigd om onder diverse
vormen van zorgverlening onderling taakafspraken te maken en hun aanbod op elkaar af te
stemmen in regionale vraaggeoriënteerde strategische gezondheidsplannen. Die regionale
samenwerking wordt aangemoedigd om de doelmatigheid van de gezondheidszorg in hun
regio op basis van indicatoren op te volgen en continu te verbeteren.
De zorgstrategische plannen van onze ziekenhuizen, instellingen en organisaties kunnen dan
getoetst worden binnen de regionale strategische taakafspraken die tussen de zorgpartners
onderling zijn afgesproken.
We zetten in op een vereenvoudigde en versterkte structuur in de werking van de eerste lijn
gekoppeld aan aangepaste zorgregio’s. In overleg met de verschillende zorgpartners zoeken
we afstemming tussen de werkgebieden van het zorgoverleg en de kringwerkingen van de
zorgberoepen, zodat overlappingen en witte vlekken verdwijnen. Dankzij de nieuwe
bevoegdheidsverdeling na de staatshervorming kunnen we nu bottom-up eenvoudiger
overlegstructuren ontwikkelen in de eerstelijnszorg en de bestaande Vlaamse concepten en
de door de federale ziekteverzekering gefinancierde systemen integreren (o.a. de ordening
van Huisartskringen, LMN, de SEL en LOGO’s). De nieuwe samenwerkingsverbanden
eerstelijn zullen een pluridisciplinaire samenwerking tussen verschillende eerstelijns actoren
nu ook structureel mogelijk maken. We zetten in op een verhoogde synergie tussen
partnerorganisaties en organisaties met terreinwerking zoals de palliatieve netwerken, de
Expertisecentra Dementie,… Waar mogelijk zorgen we voor één infoloket, zodat mensen
met een zorgnood meteen en zonder zoektocht weten waar ze terecht kunnen. Door hun
laagdrempelige toegang en geografische spreiding kunnen zorgkassen en ziekenfondsen
samen met de CAW’s, OCMW’s en lokale dienstencentra daar een belangrijke rol in spelen.
25
We valoriseren de rol van een basisziekenhuis met bijkomende reconversiemogelijkheden
van acute bedden naar subacute bedden dat samen met alle lokale zorgpartners een
kwaliteitsvolle zorg dicht bij de mensen brengt;
We stimuleren innovatie door nieuwe zorgvormen die lacunes in een gemoderniseerd
zorglandschap invullen. We denken daarbij aan de ontwikkeling van zorghotels, regiecentra
voor ouderenzorg, huizen voor chronische zorg,….
Een bijzondere uitdaging daarbij wordt ook het herdenken van de woonzorgcentra die zich
via een concept van “onzichtbare zorg” zullen integreren in het normale ruimtelijk en sociaal
weefsel van de wijk of de stad.
We werken verder aan de uitbreiding van het aanbod om tegemoet te komen aan de
toenemende noden.
Ook extramurale gespecialiseerde centra en poliklinische “anderhalve lijn centra” maken
deel uit van het nieuwe zorglandschap, maar dan wel beantwoordend aan dezelfde normen
en kwaliteit als bij de vergelijkbare functies in de intramurale instellingen en met deelname
in de lokale permanentieregeling.
Op Vlaams niveau moet een kader voor de erkenning van samenwerkingsverbanden in de
eerste lijn worden ontwikkeld.
We concentreren hooggespecialiseerde zorg in functie van betere outcome en beheersing
van de kost. Concentratie van expertise, apparatuur en financiële middelen voor
superspecialistische diagnoses en behandelingen zal noodzakelijk zijn om kwaliteitsvolle
zorg betaalbaar te houden.
We zetten in op een expliciete netwerking tussen de verschillende zorgpartners in functie
van het ondersteunen van zorgtrajecten
We gaan voor een hervorming van de financiering die op een evenwichtige manier de
geleverde expertise en inzet van middelen reflecteert
8. Een aangepaste (ziekenhuis)financiering
A. Context
De financiering van ons zorgsysteem reflecteert onze aanbodgeoriënteerde opbouw per sector.
Tegelijkertijd is ons systeem sterk nomenclatuurgedreven en versnipperd per medisch specialisme en
per prestatie. De huidige nomenclatuur bestaat meer dan 25 jaar en werd de voorbije jaren met
kleine elementen veranderd, maar zonder veel fundamentele wijziging.
De gefractioneerde benadering van de financiering is zeer sterk gericht op het honoreren van
individuele prestaties terwijl de moderne zorgorganisaties eerder gebaseerd zijn op teamwerk en
interactie. Verschuivingen in de zorg werden niet altijd gevolgd door verschuiving in de betoelaging.
26
Tenslotte is er in ons huidig financieringssysteem geen component die kwaliteit of outcome mee in
rekening brengt.
Tegelijkertijd is er een algemeen aanvaarde vaststelling dat ziekenhuizen voor hun werking in het
BFM ondergefinancierd worden. De correctie daarvan leidt onder meer tot onnodige en weinig
productieve discussies tussen directies en artsen.
B. Onze visie
Ons uitgangspunt is een financieringssysteem dat waardegedreven zorg ondersteunt. Het wijzigende
zorglandschap impliceert ook een aangepast financieringssysteem dat aan alle stakeholders (artsen,
ziekenhuisdirecties , de overheid,…) meer prikkels geeft tot een doelmatiger gebruik van middelen en
een betere outcome. Alle actoren zouden best breed moeten betrokken zijn bij de uitwerking van de
transformatie van dat systeem, onderbouwd door wetenschappelijke onderzoek en internationale
referenties.
Om dat te realiseren wordt best uitgegaan van de positieve dynamieken in de sector om die transitie
te realiseren. Daarbij zou voor de ziekenhuizen een garantie van een globaal budget aan een
ziekenhuis of een samenwerkingsverband een stabiel kader kunnen creëren om de nodige
optimalisatie-bewegingen op te starten.
De financiële benefits voor de inkrimping van de hospitalisatiecapaciteit (door verkorting van
verblijfsduur of door substitutie door ambulante en dagactiviteit) kunnen dan deels aangewend
worden ter correctie van de structurele onderfinanciering in de sector, zodat de overblijvende
verantwoorde ziekenhuisligdagen kostendekkend gefinancierd worden .
Tegelijkertijd kunen door die indikking van de verpleegdagprijs ook initiatieven rond
kwaliteitswerking en investering in ICT worden aangemoedigd en meer geïnvesteerd worden in een
HRM-beleid voor artsen.
Vanuit de overheveling van de nieuwe bevoegdheid inzake erkenningsnormen kunnen de
gemeenschappen het regelensysteem van de erkenningsnormen sterk vereenvoudigen en de
invoering van bijkomende kostendragende normen deels vervangen door een dynamische
kwaliteitssysteem en kwaliteitsindicatoren (cfr infra)
Door administratieve vereenvoudiging kan een deel van de personeelsmiddelen met meer
toegevoegde waarde elders worden ingezet. Innovatieve (dure) technologische ontwikkelingen
zouden best eerst tijdelijk worden gefinancierd in een beperkt aantal centra gekoppeld aan een
Health technology Assessment traject via aparte budgetten.
De financiering zal gedeeltelijk verschuiven van een prestatiegerichte financiering naar een
(gemengde) financiering die multidisciplinair werkt en overleg bevordert en ook outcome stimuleert.
Daarbij wordt gekozen voor een verderzetting van een overlegmodel waarin de
artsenberoepsgroepen zelf mee voorstellen uitwerken. We zoeken naar een formule om te
onderhandelen met de artsen over meer evenwicht in en modernisering van de nomenclatuur o.a.
door het inzichtelijk maken van het intellectueel honorarium en de vergoeding voor de apparatuur.
27
Een fundamentele hefboom is de evolutie naar een gebundelde financiering door het samenbrengen
van budgetten uit de diverse financiële stromen in functie van een bepaald zorgtraject of
zorgepisode. Planbare en gestandaardiseerde zorg kunnen gefinancierd worden via een op voorhand
gedefinieerd all-in budget per type van patiënt . Voor de begeleiding van langdurige zorg is een meer
bredere bundeling van middelen aangewezen waarbij netwerken met verschillende zorgpartners de
budgettaire verantwoordelijkheid nemen om totaalzorg van een populatie gekoppeld aan outcome-
indicatoren op te nemen. Een eerste stap werd daarin gezet door de financiering van de
zorgtrajecten diabetes en chronische nierinsufficiëntie en dat zou kunnen uitgebreid worden naar
andere trajecten (COPD, Niet Aangeboren Hersenaandoeningen,…) Een meer globaal voorbeeld was
het recentelijke samenbrengen van middelen in nieuwe netwerken binnen de psychiatrie naar
aanleiding van artikel 107. Best wordt daarbij uitgegaan van pilootprojecten gedragen door de
betrokken partners.
Daarvoor zal een sectoroverschrijdende bundeling van middelen nodig zijn die desgevallend in
asymmetrische interfederale akkoorden worden vastgelegd, zodat men voor elke gemeenschap de
financiering kan enten op de strategische prioriteiten van hun gezondheidszorgmodel.
C. Concreet
De ziekenhuisfinanciering dient progressief herzien te worden met de betrokken
stakeholders in functie van meer doelmatigheid en met inclusie van kwaliteitscriteria. De
bijdragen van de artsen in de financiering van de ziekenhuizen moet daarbij mee worden
bekeken.
We creëren een stabiel en voorspelbaar budgettair kader waarin de sector zelf initiatieven
kan nemen tot een doelmatiger gebruik van middelen en een betere outcome. De
vrijgekomen budgetten door minder ziekenhuiscapaciteit kunnen voorzien worden voor
reconversies of financiering van de nieuwe opdrachten in ziekenhuizen en remediëren aan
de structurele onderfinanciering BFM
We activeren de onderhandeling over een meer billijke verdeling van de artsenhonoraria
tussen de medische disciplines op basis van objectieve criteria van intellectuele inbreng,
verantwoordelijkheid en inzet.
We zetten stappen naar een meer gebundelde financiering per pathologie of per episode :
- Planbare gestandaardiseerde zorg kan gefinancierd worden door een op voorhand
gedefinieerd all-in forfait
- De financiering van zorgtrajecten wordt uitgebreid (diabeteszorg, nierinsufficiëntie)
naar andere doelgroepen (COPD, niet-aangeboren hersenaandoeningen,…).
- We leren uit de pilootprojecten 107 in de geestelijke gezondheidszorg of
gelijkaardige transformaties kunnen gebeuren voor andere segmenten van ons
zorgsysteem
Waar mogelijk introduceren we daarbij een dynamiek naar pay for quality, met correcties
voor de complexiteit van de case-mix (om patiëntselectie en ongewenste
28
doorverwijsstromen te vermijden). We proberen de kostenstructuur te verlagen door
administratieve vereenvoudiging en door waar mogelijk in de erkenningswetgeving
verouderende normen te vervangen door nieuwe kwaliteitsdynamieken.
De financiering wordt afgestemd op de wijzigende zorgmodaliteiten (bv. daghospitalisatie,
kortdurend verblijf) en nieuwe zorgvormen (zorghotel, nieuwe extramurale initiatieven).
Specifieke taken als research, opleiding van artsen en innovatie worden correct vergoed.
De ziekenhuisfacturen moeten transparant en overzichtelijk zijn en tijdig aan de patiënt
worden bezorgd.
Tariefzekerheid van patiënten moet worden gegarandeerd. De ereloonsupplementen
moeten binnen billijke contouren worden afgesproken.
We creëren sectoroverschrijdende proefprojecten met bundeling van financiële stromen. We
voorzien daarbij de opening voor asymmetrische interfederale financieringsakkoorden om
dat mogelijk te maken.
9. Inzetten op kwaliteit en innovatie
A. Context
Welzijn staat op de eerste plaats in bevragingen over wat we prioritair vinden. De tevredenheid over
de zorg is hoog. Op de Eurobarometer van 2012 staan we aan de leiding van de Europese landen met
een score van 6,3 op een schaal die van -10 tot 10 gaat. De relatie tussen de patiënt en de
zorgverstrekker scoort goed. Als Vlamingen zijn we trots op ons zorgsysteem, dat we tot de besten
van de wereld rekenen. Uit een voorgaande barometer in 2010 blijkt dat slechts 3% van de Belgen de
gezondheidszorg als problematisch beschouwt t.o.v. 15% van andere Europeanen. We leven langer
dankzij een goede gezondheidszorg, die verantwoordelijk is voor 60% van de stijging in
levensverwachting, zo berekende het federale planbureau in 2014. 40% van de stijging in gewonnen
jaren houdt verband met een gewijzigde levensstijl, omgeving en andere factoren.
België is inderdaad ‘excellent’ als het gaat over zorgparameters zoals de 5 jaren overleving bij
darmkanker en het voorkomen van complicaties tijdens of na een operatie. Met betrekking tot
preventie en levensstijl, behoren we tot de grootste groente-eters wereldwijd. Het aantal rokers
neemt geleidelijk af. In het domein van acute zorg hebben we een uitgebreid aanbod zonder lange
wachttijden. Patiënten en zorgverstrekkers kennen een grote vrijheid in het opzoeken en verstrekken
van zorg.
Maar er is ruimte voor verbetering: op een aantal internationaal vergelijkbare kwaliteitsparameters
op vlak van gezondheidszorg situeert België zich eerder in de middenmoot dan in de kopgroep.
Enkele voorbeelden waar we minder goed in scoren zijn: sterfte na baarmoederhalskanker,
darmkanker, borstkanker, na beroerte en hartinfarct, het antibioticagebruik, het gebruik van
medische beeldvorming …
29
Ook in het Vlaamse welzijns- en ouderenzorgbeleid staat kwaliteit terecht hoog op de
prioriteitenlijst. Zowel voor de ziekenhuizen als de woonzorgcentra zijn er belangrijke stappen gezet
naar het meten en transparant maken van de kwaliteit. Sinds 2013 moeten de woonzorgcentra
kwaliteitsindicatoren meten en registreren aan het Agentschap Zorg en Gezondheid. Sinds kort zijn
die ook publiek gemaakt voor de burger.
Voor de ziekenhuizen is er ook een kentering gemaakt op het vlak van kwaliteitsmeting en
indicatoren. Ondertussen participeren alle Vlaamse ziekenhuizen aan het Vlaams Indicatorenproject
VIP². Eind vorig jaar zetten de meeste ziekenhuizen reeds hun resultaten voor borstkanker op hun
website en de rest van de indicatoren volgt in de loop van 2014. Met de kwaliteitsindicatoren
verschaffen de ziekenhuizen transparantie en objectieve informatie over eigen concrete resultaten
en kwaliteitsbeleid. De meeste Vlaamse ziekenhuizen zijn ondertussen ook in een
ziekenhuisaccrediteringstraject gestapt en het Zorginspectiemodel werd de voorbije jaren ook
grondig geactualiseerd.
Ook voor de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) werd een Vlaams Indicatorenproject opgezet met het
oog op sectorbrede kwaliteitsindicatoren voor de CGG, beschut wonen, psychiatrische afdelingen in
algemene ziekenhuizen, psychiatrische ziekenhuizen en psychiatrisch verzorgingstehuizen.
Om kwaliteitsvolle en betaalbare zorg te kunnen blijven garanderen, heeft de Vlaamse overheid de
voorbije jaren ingezet op innovatie. Via verschillende instrumenten, zoals de Flanders’ Care
demonstratieprojecten, kunnen ondernemers samen met welzijns- en gezondheidsvoorzieningen
nieuwe concepten en technologieën uittesten in een gecontroleerde omgeving. Met de Proeftuinen
Zorg wordt gezocht naar vernieuwende processen en producten om de sterk stijgende en diverse
zorgvragen van ouderen in Vlaanderen te kunnen beantwoorden.
Ons land kent een hoge concentratie van universiteiten met topklinische expertise en een sterk
uitgebouwde onderzoekstraditie die een internationale reputatie geniet. Uit de interactie tussen
beiden groeit translationeel onderzoek, waarbij innovatie in fundamentele onderzoeksmodellen snel
doorstromen naar de klinische toepassing en waarbij omgekeerd een topklinische patiëntenzorg
nieuwe onderzoekspistes induceert. Ook buiten de universiteiten heerst een cultuur van
voortdurend op zoek zijn naar innovaties. Op tal van domeinen staan we aan de top van
spitstechnogische innovaties , in de zorg (genoomanalyse, tissue engeneering en celtherapie,
vruchtbaarheidstechnologie, transplantgeneeskunde, …).
Belangrijke hefboom is een klimaat van samenwerking met de bedrijfswereld en het stimuleren van
oprichting van spin-offs. Daardoor worden innovaties niet alleen sneller ontwikkeld tot concrete
zorgtoepassingen, maar kan ook door valorisatie van de intellectuele knowhow verder in nieuw
onderzoek geïnvesteerd worden.
Samenwerking en afstemming tussen het federale en het deelstatelijk bestuursniveau is noodzakelijk
als we de innovaties werkelijk willen integreren in onze zorgorganisatie. We weten uit de ervaringen
in de regio's in Europa die op innovatie inzetten, dat die innovaties maar moeizaam doordringen tot
de zorgpraktijk. Uit de demonstratieprojecten van Flanders’ Care leren we hetzelfde: de manier
waarop in de financieringssystemen incentives voor het aanwenden van innoverende diensten,
producten of processen beschikbaar zijn, is cruciaal. Dat kan het verschil maken tussen 'een creatief
idee, een demo of een idee dat massaal kan uitgerold en vermarkt kan worden’.
30
Het uitwisselen van medische gegevens tussen zorgverleners onderling of tussen patiënt en
zorgverlener ligt aan de basis van heel wat nieuwe toepassingsmogelijkheden. Voldoende
waarborgen bieden op vlak van informatieveiligheid, bescherming van de persoonlijke levenssfeer en
het beroepsgeheim zijn belangrijk. Daarom richtte de overheid het e-Health platform op. Daarvoor
bestaat een samenwerkingsprotocol tussen de federale overheid en de gemeenschappen.
Een actieplan voor de informatisering van de gezondheidszorg 2013-2018 wordt momenteel
uitgevoerd om de samenwerking tussen de actoren van de gezondheidzorg te vergemakkelijken en
op dat vlak zijn de eerste realisaties zichtbaar. De huisartsen worden ondersteund in hun opdracht
van globale zorg voor de patiënt en van bevordering van de coördinatie en de continuïteit van de
verstrekte zorg.
Dat houdt onder meer in: een rechtstreeks overmaken van geneesmiddelenvoorschriften aan de
apotheek, elektronische aanvraag van toelating van geneesmiddelen bij het ziekenfonds, beveiligde
elektronische berichten ontvangen en overmaken.
Zorgverleners hebben gratis toegang tot een persoonlijke e-healthbox om op een veilige manier
berichten te ontvangen van andere actoren in de gezondheidszorg. Patiënten kunnen hun
vaccinatiegegevens bekijken dankzij de Patiënt Health viewer.
Er is de voorbije jaren ook veel aandacht gegaan naar het zoeken van innoverende concepten in
ruimtelijke ordening en de inpassing van residentiële zorg. Het is duidelijk dat de ambitie om
mensen zo lang mogelijk in hun thuissituatie te ondersteunen alleen gerealiseerd kan worden, als
alternatieve woonvormen alle kansen krijgen. We hebben daar zwaar op ingezet: denk aan het
concept van assistentiewoningen, maar ook de fiscale incentives en de financiële ondersteuning voor
de ontwikkeling van woningen aangepast voor personen met een handicap.
Naast het inzetten op ICT, nieuwe ruimtelijke woonprojecten voor zorg, regelluwe ruimtes en
nieuwe financieringssystemen, zijn ook stappen gezet in de ontwikkeling van diagnostische
instrumenten, en in het bijzonder de premodule BELRAI. De premodule werd ontwikkeld om een
vereenvoudigde inschaling toe te laten bij minder complexe zorgsituaties. Die premodule is
volledig afgestemd op de BELRAI, zodat zij naadloos kan overgaan naar een meer uitgebreide
beoordeling van de zorgbehoevendheid waar dat nodig is. Die premodule wordt momenteel
getest.
B. Onze Visie
Investeren in innovatie
Zorginnovatie biedt kansen op vernieuwende zorg waarmee we het hoofd kunnen bieden aan de
uitdagingen van de toekomst. Zorginnovatie moet elk aspect van zorg ten goede komen. Er is de
zorgorganisatorische innovatie die onder andere gaat over de inzet en planning van personeel en
over nieuwe zorgvormen. Er is de technologische innovatie die zich afspeelt in ICT, voor
geneesmiddelen en technologische hulpmiddelen.
31
In Vlaanderen zijn alle ingrediënten aanwezig om een innovatiebeleid te voeren, gebaseerd op onze
wetenschappelijke toppositie in gezondheidszorg en technologie, ons ondernemend bedrijfsklimaat,
ons hoogkwalitatief zorgaanbod en nauw betrokken lokale overheden. Door het samenbrengen van
al die actoren die elk vanuit hun invalshoek een kijk hebben op zorg en innovatie in een “quadrupel
helix” kan kruisbestuiving ontstaan die deze kennis verder katalyseert tot concrete realisaties.
Zorginnovatie moet patiëntgericht en betrouwbaar zijn. De patiënt/bewoner moet een berekenbaar
voordeel hebben bij innovatie.
Kwaliteitsmeting en publieke transparantie
Meer transparantie over de kwaliteit van zorg bevordert niet alleen de kwaliteit van het
zorgaanbod, maar geeft ook uitvoering aan een visie van ‘patient empowerment’. Ze versterkt de
individuele verantwoordelijkheid, autonomie en het aandeel van de patiënt in zijn eigen
zorgproces.
Verder inzetten op informatisering van de gezondheidszorg
E-health verder ontwikkelen was en blijft een absolute prioriteit. Het is een conditio sine qua non om
de communicatie tussen de verschillende actoren binnen de gezondheidszorg te optimaliseren. De
communicatie moet zowel verbeterd worden op iedere lijn afzonderlijk als tussen de verschillende
lijnen onderling. De communicatie moet trouwens niet beperkt blijven tussen zorgverstrekkers
onderling, of tussen zorgverleners en verzekeraars, ook de patiënt moet erbij betrokken worden. We
bevrijden op die manier het medisch en paramedisch personeel van omslachtige of overbodige
administratieve taken, zodat ze zich ten volle aan de patiënt kunnen wijden. De patiënt moet een
betere zorg kunnen genieten, dankzij een grotere kennis van zijn dossier en zo, samen met de
zorgverleners, een actieve rol in zijn gezondheid spelen. We gaan ronduit voor het uitbouwen van
een elektronisch medisch dossier, dat op termijn de ruggengraat moet kunnen vormen van de
zorgplanning rond een concrete aandoening van een concrete patiënt.
Meer uniforme indicatiestelling
Voor een kwaliteitsvolle zorg en toegang tot zorg voor chronisch zieken, personen met een
beperking of beperkte zelfredzaamheid gebaseerd op objectiveerde behoefte, is het essentieel dat
bestaande inschalingsinstrumenten zo snel mogelijk op elkaar worden afgestemd en dat ze
uitmonden in een uniforme en transversale indicatiestelling. Zo moeten mensen niet telkens
opnieuw hun zorgbehoefte laten beoordelen alvorens recht te hebben op zorg of een
tegemoetkoming.
Maar ook de afstemming en samenwerking tussen de actoren op het terrein wordt erdoor
vergemakkelijkt. Om de continuïteit van de zorg te garanderen, is samenwerking tussen
zorgactoren over bevoegdheidsniveaus heen onontbeerlijk. De uitwerking van een instrument van
inschaling van zorgnoden (zoals BELRAI), het delen van medische gegevens voor preventie en
behandeling, … vereisen de gecoördineerde medewerking van federale en Vlaamse
32
beleidsverantwoordelijken en de betrokken zorgverstrekkers. Dat zien we al gebeuren in
bijvoorbeeld gegevensdelingssystemen als Vitalink en e-health.
C. Concreet
Kwaliteitsindicatoren maken kwaliteit van zorg zichtbaar. Daarom willen we
kwaliteitsnormen en -indicatoren voor alle Vlaamse zorgaanbieders. Die moeten bottom-up
tot stand komen. Zelfcontrole en systemen van accreditatie door de sector zelf moeten deel
uitmaken van dat kwaliteitsdenken. De tijdens de huidige regeerperiode in samenwerking
met de sector opgestarte initiatieven worden samengebracht in een Vlaams
Expertisecentrum voor Zorgkwaliteit. Het centrum werkt nauw samen met de
zorgaanbieders, met de partners als de ziekenfondsen, het Kankerregister en het WIV gezien
hun belangrijke expertise in medische gegevensanalyse en in kwaliteitsevaluatie.
Kwaliteitsmeting aan de hand van indicatoren moet worden verdergezet en uitgebreid. De
eerste basisset kwaliteitsindicatoren wordt de volgende jaren verder uitgebreid naar de
meeste courante aandoeningen, rekening houdende met de haalbaarheid en validiteit van de
gegevens. Patiënten hebben recht op toegankelijke informatie over de kwaliteit van de
gezondheidszorg. We maken die indicatoren transparant en leesbaar voor de burger in
samenwerking met het Vlaams Patiëntenplatform en alle partijen betrokken bij het
kwaliteitsindicatorenproject en willen een centrale gebruiksvriendelijke website, waar de
patiënt terecht kan om betrouwbare kwaliteitsinformatie van een zorgaanbieder terug te
vinden.
Het beleid moet de noodzakelijke randvoorwaarden creëren om innovatie op het terrein
mogelijk te maken door regelluwe kaders te creëren. Bestaande initiatieven zoals Flanders’
Care zetten we graag voort en worden mee ingeschakeld om doelmatige innovatie in de
domeinen met de grootste zorgnood te verwezenlijken.
We maken werk van de veralgemeende uitbouw van het elektronisch patiëntendossier. Zo
kunnen naadloze overgangen tussen verschillende zorgvormen en -voorzieningen ontstaan.
Het voorschrijfgedrag inzake geneesmiddelen, klinische onderzoeken en technische
prestaties kan worden gerationaliseerd. De administratieve last voor zowel patiënten als
zorgverstrekkers wordt beperkt .
We bouwen ICT- en internetgebaseerde diensten die de zorg- en welzijnsverlening
ondersteunen verder uit. Fragmentatie moet worden vermeden en transparantie voor de
patiënt gegarandeerd. Ook de vandaag reeds 2.664 bestaande informatiesystemen moeten
beter op elkaar worden afgestemd om een meerwaarde voor de zorggebruiker en
zorgverstrekkers te betekenen. Onze voortrekkersrol in de ontwikkeling van nieuwe
technologieën in de gezondheidssector (bv. Flanders Care) moet verder worden uitgebouwd.
We stimuleren innovatie in de ontwikkeling van assistieve technologieën. Een
leeftijdsonafhankelijk hulpmiddelenbeleid waarin ook andere formules dan
eigendomverwerving van hulpmiddelen door de gebruiker mogelijk zijn en waar meer
aandacht gaat naar de dienstverlening en onderhoud van de hulpmiddelen, is voor de
chronische zorg is belangrijk.
33
Onze voortrekkersrol in de ontwikkeling van nieuwe technologieën in de gezondheidssector
(bv. Flanders Care) moet verder worden versterkt.
We bouwen Vlaanderen verder uit tot een leidinggevende regio in innovatie en
translationeel onderzoek met internationale uitstraling. We pleitten voor meer
samenwerking tussen onze universiteiten en zetten verder in op onze interuniversitaire
researchinitiatieven VIB, CMI,…
We voorzien in onze opleiding van artsen en zorgberoepen voldoende wetenschappelijke
prikkels en investeren in excellence om wetenschappers meer mogelijkheden te geven om
zich te ontplooien.
We zetten in op nog meer interactie tussen onze ondernemingen en het klinisch onderzoek.
We creëren een faciliterend klimaat samen met de farmaceutische sector om hoogwaardige
clinical trials naar hier te brengen.
Voor een kwaliteitsvolle zorg en toegang tot zorg op basis van geobjectiveerde behoefte
realiseren we een meer uniforme en transversale indicatiestelling.
Om tot een meer eenvormige inschaling te komen in zowel de ouderenzorg als de thuiszorg,
moet verder gewerkt worden aan de invoering van BELRAI en de vereenvoudigde screening
(premodule) die is ontwikkeld. Dat instrument, dat gebaseerd is op een internationaal
gevalideerde schaal en aangepast werd aan de Belgische context, zal een vollediger beeld
geven op de beperkingen van de zorggebruiker en aldus een betere doorverwijzing mogelijk
maken en zo ook de kwaliteit van de zorgverlening opkrikken. Op die manier kan BELRAI ook
bijdragen tot ontschotting en samenwerking tussen verschillende actoren in de zorg en tot
een meer vraaggestuurde zorg.
10. Naar een integrale benadering in de geestelijke gezondheidszorg
A. Context
Een op vier mensen kampt in zijn of haar leven met ernstige psychische problemen. Psychische
problemen zijn in onze hectische samenleving geen uitzondering. Denken we maar aan burn-out,
postnatale depressie ... Geestelijke gezondheidszorg is en blijft de komende jaren een prioriteir
thema in de gezondheidszorg.
Er is de voorbije jaren reeds hard gewerkt aan het doorbreken van de taboesfeer rond geestelijke
gezondheid en aan suïcidepreventie onder meer door het toegankelijker maken van de hulpverlening
en het versterken van de eerstelijnszorg.
Enkele voorbeelden van heel concrete realisaties zijn: het buddyproject Vlaanderen dat
psychiatrische patiënten helpt om te re-integreren in de maatschappij en heropnames te vermijden,
het project Te Gek!? om de geestelijke gezondheidsproblemen uit de taboesfeer te halen, het
nieuwe telefoonnummer 1813 van de Zelfmoordlijn, het ontwikkelen van online hulpverlening, de
34
uitbreiding van capaciteit en opleiding van vrijwilligers bij de Zelfmoordlijn en Teleonthaal, de
preventiecoaches in de lagere scholen.
Ook op dat terrein is er vruchtbaar samengewerkt tussen het federale niveau en de deelstaten in het
kader van artikel 107-projecten. Het doel van die hervorming was de ontwikkeling van een
gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg door de realisatie van zorgnetwerken en
zorgcircuits. Die hervorming betekent dat er een volledig GGZ-aanbod moet zijn voor volwassenen
met psychische problemen met de nodige dwarsverbanden naar belendende sectoren. Centraal staat
de continuïteit van zorg. Door de samenwerking met de federale overheid kon het personeel, dat
verbonden is aan de bedden in psychiatrische ziekenhuizen op een andere manier worden ingezet.
11 Vlaamse projecten werden opgezet voor drie jaar. Het gaat onder andere om mobiele
behandelingsteams voor acute of chronische problematiek, teams voor psychosociale rehabilitatie, …
Maar onze bijzondere aandacht gaat ook uit naar de kinderen en jongeren. Op 24/2 tekenden de
ministers bevoegd voor Volksgezondheid en gezondheidsbeleid in België een aanvullende
gemeenschappelijke verklaring op de gemeenschappelijke verklaring van 10 december 2012 voor de
realisatie van netwerken en zorgcircuits in de GGZ voor kinderen en jongeren. Daarmee zetten de
ministers de deur open om samen een vernieuwd beleid inzake geestelijk gezondheid voor kinderen
en jongeren uit te denken.
De aanvullende gemeenschappelijke verklaring vormt de basis voor de verdere samenwerking tussen
de gemeenschappen, de gewesten en de federale overheid. De aanvullende verklaring wil de
hoofdlijnen van het nieuwe geestelijke gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren aangeven,
gebaseerd op een maatschappelijke situering en actuele wetenschappelijke studies, en vervolgens
omgezet in een strategisch plan dat een nieuw beleidsmodel beschrijft. Het beleid geestelijke
gezondheid gaat breder dan de sector gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg
(kinderpsychiatrie, centra geestelijke gezondheidszorg). De overheden hebben de opdracht om oog
te hebben voor het brede perspectief van het nieuwe beleid geestelijke gezondheid en om de
sectorexterne partners aan te spreken op hun verantwoordelijkheden naar de geestelijke gezondheid
van kinderen, jongeren en hun context.
We streven naar een model van een geestelijk gezondheidsbeleid dat meerdere functies in de
samenleving vervult, gebruik makend van de sterktes, de positie en de opdrachten van alle actieve en
betrokken partners. Zo zal het beleidsmodel geestelijke gezondheid streven naar een vroege
detectie, screening en oriëntatie van kinderen met een mogelijke psychische en psychiatrische
problematiek met of zonder hulpvraag. Ook heeft het beleidsmodel aandacht voor de verdere
uitbouw van de diagnostiek en de behandeling. Inclusie in alle levensdomeinen, dat wil zeggen
optimale participatie van het kind in de samenleving en het mogelijk maken van uitwisseling van
expertise in alle sectoren zijn tenslotte pijlers die de continuïteit en de professionaliteit van de
hulpverlening moeten verhogen.
De verwachte opleveringen bestaan uit een gids en praktische beleidsscenario’s, met andere
woorden concreet te implementeren maatregelen die voorzien zijn van een timing, een
begrotingsvoorstel met financieringstechnieken en gedetailleerde voorstellen tot wijziging van elke
35
relevante regelgeving. In het jaar 2015 zouden de eerste netwerken en zorgcircuits in de GGZ van
start moeten gaan.
B. Onze Visie
We zetten onze inspanningen verder in het terugdringen van suïcide, het vermaatschappelijken van
de geestelijke gezondheidszorg, het toegankelijker maken van het aanbod en de efficiënte inzet van
personeel en middelen naast de nodige uitbreiding. De staatshervorming schept bovendien
mogelijkheden om flexibele woonvormen uit te bouwen op maat van de woon- en zorgbehoefte van
de patiënt.
We willen actief zoeken naar antwoorden op hulpvragen van adolescenten met veelvoudige en
complexe problemen, die zich manifesteren in onder meer extreme gedragsproblemen, agressie,
geweldpleging of internaliserende problemen die fysiek auto-destructief zijn. We zijn er ons van
bewust dat een aanpak van de problematiek bijzondere engagementen, afstemming en
samenwerking vraagt van alle betrokkenen en instanties om een versterkte en doeltreffende zorg uit
te bouwen, op het juiste moment, met de juiste intensiteit en met de juiste bundeling van actoren.
Daarenboven situeert de problematiek zich in een gemeenschappelijk gebied van diverse sectoren.
Een doorgedreven intersectorale aanpak is logischerwijs een cruciale succesfactor in de aanpak van
complexe meervoudige problematiek.
C. Concreet
We zetten in op werk- en zorgtrajecten en arbeidszorg voor volwassenen met een
psychiatrische problematiek.
Ook in de geestelijke gezondheidszorg willen we publieke transparantie over de geleverde
zorgkwaliteit door de invoering van kwaliteitsindicatoren en andere kwaliteitssystemen.
Daarbij gaat specifieke aandacht naar het doelmatig gebruik van psychofarmaca bij jongeren
en volwassenen.
We zetten in op vroegdetectie en preventie met bijzondere aandacht voor:
Verder implementatie van de eerstelijnspsychologische functie
mensen in armoede met GGZ-problemen
jongvolwassenen met dubbeldiagnose
verdere uitbouw van het Vlaams actieplan suïcidepreventie
36
We zorgen voor
• een verdere uitbouw en verankering van de zorgcircuits art 107
• een inkanteling Beschut wonen en PVT in het Vlaamse
zorgaanbod voor personen met een psychische problematiek en
een meer actieve reconversie naar meer ambulante begeleiding
in plaats van langdurige opnames.
• een snelle uitvoering van de wet op de erkenning
psychologen/orthopedagogen/psychotherapeuten en voor een
terugbetaling van psychologische behandeling door de
psycholoog of psychotherapeut in het kader van zorgpaden en
zorgtrajecten.
We streven naar een doorgedreven samenwerking in het belang van de jongere, naar een
geïndividualiseerde aanpak voor de aandachtsgroep en een aangepast opnamebeleid. We
starten met de zorgcircuits voor kinderen en jongeren
We bouwen bijkomende capaciteit uit voor kinderen en jongeren in de gespecialiseerde GGZ
Naar analogie met de “Samenwerkingsinitiatieven Eerstelijnsgezondheidszorg” (SEL) dient de
overheid op middellange termijn in het decreet geestelijke gezondheidszorg, de opdrachten,
doelstellingen en werkingsbeginselen vast te leggen van het samenwerkingsinitiatief of
netwerk. De zorgaanbieders zullen samen instaan en verantwoordelijkheid dragen voor de
zorgcoördinatie en de zorgafstemming. Die netwerken worden gevormd op basis van een
overeenkomst waarin de verschillende zorgaanbieders hun functionele samenwerking
omschrijven en zich engageren om de taakafspraken en de modaliteiten van de functionele
samenwerking na te leven.
Die samenwerkingsverbanden werken nauw samen met en leveren expertise aan andere
actoren werkzaam in zowel de preventieve als de eerstelijnsgezondheidszorg, maar ook in
sectoren die niet ressorteren onder de gezondheidszorg zoals politie, justitie,…
11. Een aangepaste drughulpverlening
A. Context
Verslaving is een complexe problematiek en mensen met verslavingsproblemen en hun omgeving zijn
niet altijd een eenvoudig te benaderen/behandelen doelgroep. We vinden het belangrijk dat de
verslavingsproblematiek steeds vanuit verschillende dimensies wordt benaderd. Zowel biologische,
psychologische als sociaal-maatschappelijke factoren spelen een rol, en moeten de nodige aandacht
krijgen bij behandeling. Het welzijn en de gezondheid van de cliënt en zijn of haar omgeving moeten
daarbij altijd de voornaamste zorg zijn.
37
Op federaal niveau financiert het RIZIV de categoriale, gespecialiseerde drugshulp op basis van
conventies. Het zijn die conventies die, in het kader van de 6e staatshervorming, overgeheveld
worden naar het Vlaamse niveau.
Daarnaast zijn er ook de psychiatrische ziekenhuizen (PZ) en de psychiatrische afdelingen van de
algemene ziekenhuizen (PAAZ) en een aantal projecten (meestal federaal gefinancierd), rond
specifieke topics, zoals dubbeldiagnose, crisisopvang, ... Alle voornoemde blijven in hoofdzaak
federaal, ook na de staatshervorming. Ook Justitie en Binnenlandse Zaken financieren momenteel
een aantal relevante activiteiten, in hoofdzaak rond hulp in gevangenissen en alternatieve
maatregelen.
Om het beleid van beide niveaus op elkaar af te stemmen, zijn er een aantal structuren: de
Interministeriële Conferentie Drugs, de Algemene Cel Drugs en een aantal werkcellen, waaronder de
Cel Gezondheidsbeleid Drugs. Ook op provinciaal en lokaal niveau zijn er structuren voor
afstemming: de overlegplatforms GGZ en de (ondertussen stopgezette) projecten zorgcoördinatie.
We pleiten ervoor om die fora te behouden, zodanig dat een complementaire en geïntegreerde
benadering mogelijk blijkt.
Op federaal niveau financiert tot op vandaag het RIZIV de categoriale, gespecialiseerde drugshulp op
basis van conventies. Die conventies die, in het kader van de 6e staatshervorming, overgeheveld
worden naar het Vlaamse niveau. Daarnaast zijn er ook de psychiatrische ziekenhuizen (PZ) en de
psychiatrische afdelingen van de algemene ziekenhuizen (PAAZ) en een aantal projecten (meestal
federaal gefinancierd), rond specifieke topics, zoals dubbeldiagnose, crisisopvang, ... Alle
voornoemde blijven in hoofdzaak federaal, ook na de staatshervorming. Ook Justitie en Binnenlandse
Zaken financieren momenteel een aantal relevante activiteiten, in hoofdzaak rond hulp in
gevangenissen, veiligheidscontracten en alternatieve maatregelen. Afstemming tussen alle
betrokken beleidsniveaus zal altijd vereist zijn, ook bij invulling van het nieuwe drugsbeleid, met de
6de staatshervorming.
Vlaanderen is tot op vandaag bevoegd voor de preventieve gezondheidszorg. Er is een Vlaamse
gezondheidsdoelstelling Tabak, Alcohol en Drugs, en een Vlaams actieplan voor de periode 2009 –
2015. Belangrijkste actoren zijn de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen
(partnerorganisatie), de Vlaamse Logo’s (lokaal gezondheidsoverleg), de preventiewerkers bij de
Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG’s), en de terreinorganisaties. Op Vlaams niveau werd
ingezet op preventie en vroeginterventie. Preventie is ontrading en gebeurt door mensen te
versterken, zodat ze gezonde, positieve keuzes kunnen maken. De preventie richt zich op alle risico’s
op verslaving, legaal en illegaal. De legalisering van cannabisproductie- en gebruik is dan ook
uitgesloten. De campagne “Laat je niet vangen” is dan ook een antwoord op de verwarrende signalen
die de voorbije jaren zijn gegeven en die een beeld van banalisering kunnen ophangen.
Vroeginterventie: als mensen, ondanks de preventie, toch verslaafd raken, moeten we dat zo vroeg
mogelijk detecteren en ze middelen aanreiken om hun verslaving af te bouwen en daarvan te
genezen. Zo is ingezet op preventiewerkers, verbonden aan de Centra voor Geestelijke
Gezondheidzorg.
38
B. Visie
CD&V komt bij verslaving consequent op voor een ontradingsstrategie.
CD&V kiest ervoor om na de staatshervorming de verslavingszorg een specifieke plaats te geven in de
geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen. We gaan ervan uit dat verslavingszorg geïntegreerd
wordt in de ruimere geestelijke gezondheidszorg. Verslaving wordt terecht gezien als een
psychiatrisch stoornis. Het overgrote deel van de middelen inzake hulpverlening voor verslaving
bevindt zich nu al in zowel de psychiatrische ziekenhuizen als de psychiatrische afdelingen van de
algemene ziekenhuizen.
Die hebben daarover al heel wat expertise. Bij de uitbouw van het nieuwe Vlaamse drugsbeleid zal
dus moeten ingezet worden op een inhoudelijke integratie. Maar er zal altijd een categorie
verslaafden zijn die door hun problematiek en vooral hun gedrag een veiligheidsrisico voor reguliere
zorgprogramma’s betekenen, zodat daarvoor specifieke categoriale programma’s (ambulant en
residentieel) nodig zijn.
Cliënten en hun omgeving moeten een pakket aan zorg krijgen dat aangepast is aan hun persoonlijke
noden en mogelijkheden. Organisatiestructuren mogen een dergelijke ‘zorg op maat’ niet in de weg
staan.
C. Concreet
Het zorgaanbod moet op een heldere manier worden beschreven in ‘zorgmodules’, in een
gemeenschappelijke taal, die voor alle betrokkenen, over de sectoren heen, begrijpelijk is.
Elke cliënt moet een individueel ‘zorgtraject’ krijgen: een pakket van modules dat aangepast
is aan zijn of haar behoeftes. Grenzen tussen organisaties en/of beleidsniveaus mogen
daarbij geen rol spelen.
Regelmatig overleg tussen de verschillende hulpverleners die betrokken zijn bij een
zorgtraject onderling, en met de cliënt zelf, is cruciaal.
Het aanbod moet worden uitgebreid, de geografische spreiding moet evenwichtiger, de
drempels naar zorg moeten we wegwerken.
Afstemming tussen alle betrokken beleidsniveaus.
De verdere uitbouw van voorziening-overstijgende zorgprogramma’s en
samenwerkingsverbanden voor de drie leeftijdsdoelgroepen (kinderen en jongeren,
volwassenen en ouderen) vindt plaats binnen de geestelijke gezondheidszorg. Binnen deze
zorgprogramma’s worden specifieke zorgtrajecten uitgebouwd voor verslaafden.
Financiering kan gebeuren op basis van prestaties of via enveloppefinanciering. Bij
enveloppefinanciering kan de organisatie an sich worden gefinancierd, of de zorgmodules, of
een combinatie van beide. Al deze systemen hebben voor- en nadelen, maar dit hoeft in
principe geen invloed te hebben op de kwaliteit van de inhoudelijke werking.
39
12. Een efficiënt geneesmiddelenbeleid
A. Context
De uitgaven voor geneesmiddelen in België zijn hoog: 16 % van de totale uitgaven voor
gezondheidszorg of bijna 6 miljard euro. De factuur voor geneesmiddelen is trouwens het hoogste
bedrag in het gedeelte kosten dat de patiënt zelf betaalt.
België heeft een hoog geneesmiddelenverbruik. Uit de kwaliteitsmeting in de woonzorgcentra is
onlangs gebleken dat zeker bij ouderen het geneesmiddelengebruik erg hoog, te hoog ligt. De
registratieresultaten zijn overigens complementair aan wat al lang vermeld wordt in
wetenschappelijke literatuur. Ook het RIZIV en Volksgezondheid werken al jaren aan de
overconsumptie bij ouderen en andere doelgroepen
Maar geneesmiddelen en onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen blijven een wezenlijk onderdeel
van ons gezondheidsbeleid.
We zijn in België op wereldvlak een toonaangevend biofarmaland. De rechtstreekse tewerkstelling
bedraagt 32 000 werknemers.
B. Onze Visie
Inzake geneesmiddelenbeleid moet een goede mix worden gevonden tussen betaalbaarheid en
toegankelijkheid enerzijds en het bevorderen en ontwikkelen van duurzame en dynamische
innovatie.
Dat vergt een globaal beleid over de bevoegdheidsniveaus heen.
C. Concreet
Een dialoog met alle partners, met inbegrip van de patiënten, is vereist om de noodzakelijke
prioriteiten vast te stellen voor de komende periode. Daarbij moet een stabiel en houdbaar
groeipad worden uitgezet, zowel voor de ambulante als voor de ziekenhuissector. Binnen die
enveloppe moeten keuzes worden gemaakt. De globale patiëntenfactuur mag daarbij niet
verhogen.
De komende jaren zal het beleid worden verdergezet om het maximaal gebruik van
goedkope geneesmiddelen te bevorderen. Het systeem van plafondprijzen zal worden
verbreed. De toegang tot biosimilaire geneesmiddelen moet worden bevorderd.
40
Een grondig debat moet worden gevoerd met betrekking tot de financiering van zeer dure
geneesmiddelen en weesgeneesmiddelen. De beslissingen inzake terugbetaling van die
geneesmiddelen moeten transparant zijn en gebaseerd op een set van wetenschappelijke,
economische en ethische criteria. Daarbij moet ook worden nagegaan of geen meer
geïntegreerde financiering kan worden tot stand gebracht per zorgpad. Het nationaal plan
zeldzame ziekten wordt verder uitgerold.
Ook internationale samenwerking moet daarbij worden uitgebouwd, met het oog op het
uitwisselen van alle nuttige informatie en het delen van schaarse expertise.
De opvolging van de beslissingen moet optimaal worden gemonitord om snelle bijsturingen
van onvoorziene uitgaven te corrigeren. Dat vergt de ontsluiting van alle nuttige
gegevensbronnen. Daarbij moeten ook de nodige stappen worden gezet om het zogenaamd
personalised medicine in de verzekering geneeskundige verzorging te integreren. Daartoe is
een aanpassing van de terugbetalingsregels noodzakelijk.
Verder moet ook meer aandacht worden besteed aan het terugdringen van onnodige
polyfarmacie en het bevorderen van therapietrouw. Farmacotherapeutisch overleg moet
worden gestimuleerd met het oog op het realiseren van een rationeel gebruik en
voorschrijven van de geneesmiddelen. In de akkoorden met de zorgverleners moet daarbij
de nodige positieve prikkels worden ingebouwd.
Elektronisch voorschrijven van geneesmiddelen moet de standaard worden. In het algemeen
moet initiatieven inzake administratieve vereenvoudiging worden versterkt.
13. Betaalbaarheid en toegankelijkheid van zorg en dichten van de
gezondheidskloof
A. Context
De federale en Vlaamse overheid leveren belangrijke inspanningen om de zorg voor iedereen
betaalbaar te houden.
Op Vlaams niveau zijn eigen bijdragen voor de zorg meestal in verhouding tot inkomen en
gezinssamenstelling, kunnen zwaar zorgbehoevenden beroep doen op de zorgverzekering en hebben
mensen kosteloos toegang tot bepaalde hulpverlening bijvoorbeeld de Huizen van het Kind, de CAW,
maatschappelijk werk van de ziekenfondsen, de vertrouwenscentra…
Ter bescherming van de zwakkeren, versterkte de ziekteverzekering de jongste jaren de verschillende
selectiemechanismen zoals de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, de sociale derde betaler
voor wie recht heeft op verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering of zich in een tijdelijke
financiële noodsituatie bevinden en de maximumfactuur. Nieuwe forfaits voor chronisch zieken
werden ingevoerd en een specifiek statuut wordt verder uitgewerkt. Toch blijft er nog heel wat te
41
doen en blijven er gezondheidsongelijkheden. Die zijn vooral het gevolg van sociale ongelijkheid op
het vlak van huisvesting , omgeving, werkomstandigheden, werkloosheid, inkomen, onderwijs,…
Zowel de ongelijkheid in gezondheid als de ongelijkheid in het gebruik van gezondheidszorg nemen
toe. De studies tonen bijvoorbeeld aan dat kwetsbaardere bevolkingsgroepen minder een GMD
hebben en vaker naar de spoeddienst in het ziekenhuis gaan.
Dat weerspiegelt zich in een lagere levensverwachting, meer chronische aandoeningen en meer
uitstel van zorg.
Het is duidelijk dat het dichten van de gezondheidskloof enkel kan door een gezamenlijke aanpak van
alle betrokken beleidsdomeinen met de nadruk op armoedebeleid, onderwijs en huisvesting.
B. Onze visie
Betaalbaar
Zorg moet toegankelijk, kwaliteitsvol en betaalbaar zijn. Het uitgangspunt is een solidair
zorgsysteem voor alle lagen en groepen van de bevolking.
Een solidaire gezondheidszorg betekent dat wie gezond is, bijdraagt voor wie ziek is en dat wie het
financieel beter heeft, bijdraagt voor wie het moeilijk heeft. Het wil ook zeggen dat commerciële
drijfveren in de (gezondheids)zorg niet de bovenhand mogen halen.
Toegankelijk
De toegang tot zorg moet worden verleend op basis van een (geobjectiveerde) behoefte en niet op
basis van de financiële mogelijkheden van de patiënt. We moeten vermijden dat er een aparte zorg
ontstaat voor kansarmen of dat er significante kwaliteitsverschillen optreden in de aangeboden zorg
voor welgestelden en voor anderen. Bijzondere aandacht moet daarbij gaan naar de toegang tot de
zorg en preventiemaatregelen voor de laagste inkomensgroepen.
Voor de meeste zorgvormen en ook in de gezondheidszorg wordt er terecht een eigen bijdrage
gevraagd aan de zorggebruiker. De eigen bijdrage is enerzijds een aanvulling van de financiering voor
bepaalde zorgvormen, anderzijds een instrument dat een zeker kostenbewustzijn beoogt bij de
zorggebruiker
Een eigen bijdrage mag en maakt mensen ervan bewust dat zorg niet gratis is. Maar de eigen
bijdragen voor gezondheidszorg liggen hoog in België. Wij willen geen blinde besparingen die leiden
tot nog hogere bijdragen voor gezondheidszorg. Gezondheidszorg moet voor iedereen financieel
toegankelijk zijn en blijven. We moeten wel op een objectieve manier het debat durven voeren over
wat gepaste zorg is. Brute leeftijdscriteria om te beslissen of een ingreep wel of niet noodzakelijk is,
zijn geen goed antwoord hierop.
42
C. Concreet
Voor een meer financieel toegankelijke zorg werken we aan:
De patiënt moet vooraf weten wat de zorg die hij krijgt, kost. Hij moet duidelijker dan
vandaag zicht krijgen op de tarieven van artsen voor consultaties. Voor een
ziekenhuisopname moet de patiënt de kostprijs van de opname kennen. Ziekenfondsen,
ziekenhuizen en artsen moeten dat samen bewerkstelligen. Ziekenhuisfacturen moeten
transparant en overzichtelijk zijn en tijdig aan de patiënt worden bezorgd.
We realiseren een maximumfactuur in de thuiszorg
We waken over de invoering van de verplichte en automatische toekenning van het recht op
sociale derdebetaler vanaf 2015. Dit in eerste instantie bij huisartsen en tandartsen en voor
alle verstrekkingen inzake raadplegingen en huisbezoeken
In de verschillende welzijnssectoren zoals de gezinszorg, de geestelijke gezondheidszorg, de
zorg voor personen met een handicap is het nodig om de verschillende eigen
bijdragesystemen meer op elkaar af te stemmen oa door de inkomensberekening op een
meer gelijke manier te doen.
De premie voor de Vlaamse sociale bescherming (zie punt 1) houdt op termijn rekening met
het inkomen en wordt gecompenseerd door een fiscale afcentiem.
Voor het dichten van de gezondheidskloof werken we aan:
een globale gezondheidspolitiek die alle determinanten van onze gezondheid omvat. Er
zullen maatregelen nodig zijn in een hele reeks domeinen die gelinkt zijn met een slechtere
gezondheidstoestand: huisvesting, arbeid, onderwijs, maatschappij-opbouw en participatie,…
Enkel zo kunnen we de bestaande gezondheidsongelijkheden verkleinen.
een aangepaste aanpak voor het versterken van de patiënt/zorggebruiker die in armoede
leeft door het actief betrekken van de verenigingen die deze groepen bereiken zoals
verenigingen waar armen het woord nemen
een volwaardige plaats van de Wijkgezondheidscentra binnen het eerstelijnsaanbod
aangepaste campagnes op vlak van preventieve zorg die vertrekken van de leefwereld en
cultuur van deze doelgroep.
bijzondere inspanningen voor de doelgroep van kinderen met een belangrijke rol voor Kind
en Gezin, , de pre- en postnatale zorg , de consultatiebureau’s in en de huizen van het kind,
het onderwijs en de CLB’s.
een sterke eerstelijnszorg die via de derdebetalersregeling nagenoeg kosteloos is voor de
armste doelgroepen
Verder is het ook absoluut nodig om van het dichten van de gezondheidskloof een
beleidsoverkoepelende doelstelling te maken.
43
14. Een aangepast beheer en overlegmodel
A. Onze visie
We geloven niet in een overheid die van bovenaf alles oplegt. Een goed beleid vergt een goed
overleg met alle belanghebbenden. We staan in Vlaanderen hier voor belangrijke keuzes.
De beheersstructuur van de Vlaamse sociale bescherming moet de verschillende actoren in één
overlegmodel samenbrengen en ze responsabiliseren.
Op federaal vlak pleiten wij voor het behoud en de modernisering van het overlegmodel. We pleiten
voor het integreren van concrete gezondheidsdoelstellingen in akkoorden en overeenkomsten.
CD&V is voorstander van een systeem van medebeheer en beleidsruimte voor alle betrokken
actoren die mee verantwoordelijkheid willen dragen. De politieke overheid moet de doelstellingen
bepalen en zorgen voor het budgettaire kader. Die doelstellingen moeten verder worden vertaald
naar concrete acties voor elk van de onderdelen van de zorg. Die vertaling is bij uitstek voorwerp van
overleg, waarbij de vier kernactoren nl. de gebruikers, de zorgverleners en zorgvoorzieningen, de
overheid en de verzekeraars hun specifieke expertise in brengen. De toewijzing van mandaten moet
gebeuren op basis van representativiteit, expertise en ervaring.
De patiënt/cliënt staat centraal en moet ook betrokken worden in dit model van overleg en
medebeheer. Een dialoog met de sector vereist dus dat ook op Vlaams niveau de zorgberoepen en
de zorgaanbieders vertegenwoordigd zijn in een overleg- en beheersstructuur.
De ziekenfondsen hebben als financieel verantwoordelijke verzekeraars en vertegenwoordigers van
hun leden een belangrijke bijdrage in dit overlegmodel. Zij kunnen bovendien de link leggen tussen
het federale niveau en het niveau van de deelstaten. In de Vlaamse sociale bescherming wordt een
rol opgenomen door de zorgkassen.
In het federale overlegmodel spelen ook de sociale partners een belangrijke rol. Zij zijn de financiers
van de federale ziekteverzekering gezien een groot deel van de ziekteverzekering betaald worden
met bijdragen op arbeid.
Dit geldt niet langer voor de Vlaamse sociale bescherming. Daar staat tegenover dat de Vlaamse
overheid in de visie van CD&V op de Vlaamse sociale bescherming in Vlaanderen - mensen
versterken -, en vanuit de nood aan een zeer dynamisch regionaal economisch beleid, de Vlaamse
overheid – onverkort de federale bevoegdheden - ook verwachtingen heeft voor het sociaal overleg
in de ondernemingen in het Vlaamse Gewest. Dat overleg gaat over thema's zoals de combinatie
werk en gezin en zorg, de aansluiting van opleiding en onderwijs op de noden van de
ondernemingen, de relatie van de loonsonderhandelingen en de financiële toegankelijkheid van zorg
en over de manier waarop in Vlaanderen de fiscale lasten op arbeid evolueren. CD&V vindt de
betrokkenheid van de sociale partners bij de Vlaamse sociale bescherming daarom belangrijk voor
het creëren van het nodige draagvlak.
Voor deze evoluties en hoe de sociale partners en de Vlaamse overheid ze omzetten in nieuwe
verhoudingen en beheersstructuren moet er volgens CD&V een Vlaams sociaal pact komen.
44
B. Concreet
We vereenvoudigen de overlegstructuren binnen het RIZIV om overlappingen te vermijden
en over de verschillende zorgdomeinen te kunnen samenwerken.
Met beheersovereenkomsten tussen de politieke overheid en de actoren moet de visie van
de Vlaamse regering en het parlement op zorg en welzijn met minstens een perspectief van
één legislatuur, worden omgezet in concrete maatregelen.
We garanderen inspraak en adviesrecht voor alle betrokken actoren. Waarbij opgebouwde
expertise wordt gehonoreerd en waarbij ook belangrijke actoren die tot op heden nog niet of
onvoldoende betrokken zijn, worden geëngageerd, zoals representatieve
vertegenwoordigers van gebruikers- en patiëntenorganisaties. Inspraak moet gepaard gaan
met responsabilisering.
We zorgen voor representatieve partners in het overlegmodel, waarbij zowel welzijnsactoren
als gezondheidszorgactoren een plaats moeten krijgen.
15. Naar een volwassen samenwerking tussen de bevoegdheidsniveaus
Zorg en welzijn hangen niet van één beleidsniveau af. Zowel het Europese, het federale, het
gemeenschapsniveau als het provinciale en lokale niveau hebben hier een verantwoordelijkheid. Wat
het provinciale niveau betreft zijn voor de ontwikkelingen in welzijn en zorg de sociale planning en de
bevordering van de intersectorale samenwerking als kern taak een opportuniteit. De evolutie naar
een meer buurtgerichte benadering van de chronische zorg maakt ook dat de regierol van de lokale
overheid aan belang wint. CD&V vindt dat om die rol goed te kunnen waarmaken, lokale besturen
hun regierol en mogelijke rol als actor op een of andere manier moeten scheiden.
Opdat er in het zorgaanbod geen hiaten of een overaanbod zouden ontstaan en om die ambitie - een
op maat geleverde zorg- samen met de vraag naar meer administratieve eenvoud, te kunnen
waarmaken zijn er samenwerkingsakkoorden nodig tussen de federale overheid en de deelstaten.
Het Instituut voor de Toekomst, waar de verschillende bevoegde ministers met elkaar in overleg
zullen treden, moet bijdragen tot een coherent en duurzaam gezondheidsbeleid.
Samenwerking moet omgezet in gezamenlijke gezondheidsdoelstellingen, maar ook administratieve
vereenvoudigingen zoals bijvoorbeeld samenwerking rond gegevensstromen (zoals eenmaal
inbrengen van attesten voor personen met een beperking), maar ook in een gezamenlijk beheer van
e –health enz...
We weten uit cijfers en indicatoren dat de consumptie van gezondheidszorg verschilt in de
verschillende delen van het land. Vlaanderen ontwikkelt sterker de eerstelijnzorg, gebruikt meer
verpleegkundige zorg en revalidatie bij chronische aandoeningen en ontwikkelt meer residentiële
psychiatrische verzorging. In Wallonie worden meer geneesmiddelen gebruikt. In Brussel is er een
overconsumptie van raadplegingen. Zeker nu we de evolutie moeten inzetten naar een meer op
45
chronische zorg afgestemd model, moeten de dynamieken in de verschillende regio's alle kansen
krijgen. Het wordt de uitdaging voor het RIZIV en de stakeholders die er in actief zijn om daarvoor
een goed beheersmodel te ontwikkelen.
Zoals uit de voorbereidende werken van de zesde staatshervorming ook blijkt, moeten daarbij
asymmetrische ontwikkelingen en dus asymmetrische akkoorden tussen RIZIV en federale overheid
en de gemeenschappen mogelijk zijn.
Ook het overlegmodel, met partners die voor een groot deel op beide bevoegdheidsdomeinen actief
zijn, biedt kansen om vanuit een globale visie zorg te organiseren.
Een kader voor de erkenning van die partners op het deelstaatniveau moet ontwikkeld worden. Het
is onze overtuiging dat concept waarin de overheid het (stabiel) kader bepaalt, toeziet op
toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid en ruimte geeft aan vertegenwoordigers van patiënten
en alle stakeholders om op een geresponsabiliseerde manier initiatief te ontwikkelen, succesvol kan
zijn.