-
BRON
De Romeinse geschiedschrijver Titus Livius (64 v.Chr. – 7 n.Chr.) over spanningen in de Romeinse samenleving
in het begin van de Republiek (circa 450 voor Christus).
"Het feit dat twee patriciërs voor het jaar 448 voor Christus tot consul waren gekozen was niet naar de zin van
een van de volkstribunen, genaamd Trebonius; hij had het gevoel dat hij in deze zaak was bedrogen door de
partij van de aristocraten en verraden door zijn collega's; daarom kwam hij met een voorstel dat wie de plebejers
opriep om volkstribunen te kiezen daarmee door moest gaan tot er tien waren gekozen. De afkeer die hij
inderdaad tegen de patriciërs koesterde maakte hem gedurende het jaar van zijn ambt zo’n doorn in hun vlees,
dat hij de bijnaam asper - 'de stekelige' kreeg.
De volgende consuls, Marcus Geganius Macerinus en Gaius Julius, slaagden er in olie te gooien op de woeste
golven van twist tussen de volkstribunen en de jonge patriciërs, zonder een vijandige actie tegen het tribunaat te
beramen of de waardigheid van hun eigen partij op te offeren. Zij wisten de onrust onder de plebejers onder
controle te houden door uitstel van een oproep om zich te melden voor een veldtocht tegen de Volsci en de
Aequi, waarbij ze beweerden dat politieke rust in eigen land hand in hand ging met goede betrekkingen met
andere stammen, net zo als onenigheid in eigen land altijd het teken voor mogelijke vijanden was om ten strijde
te trekken. Hun vredespolitiek leidde zo tot een vermindering van de spanning binnen de staat. Niettemin bleef
de fundamentele vijandigheid tussen de twee bevolkingslagen bestaan; de een was er altijd snel bij om voordeel
te halen als de ander zich gematigd opstelde, en als de plebejers schijnbaar tevreden waren, was dat voor de
jonge patriciërs slechts het startsignaal om hen opnieuw lastig te vallen."
1 Door wie werden de consuls gekozen en wat was hun voornaamste taak?
2 Er werden steeds twee consuls gekozen en telkens voor slechts één jaar. Leg uit waarom dat zo was.
3 Als volkstribuun kreeg Trebonius van de patriciërs de bijnaam asper. Leg uit dat deze bijnaam aantoont
dat hij zijn ambt op de juiste wijze vervulde.
4 Uit bovenstaande bron blijkt duidelijk dat Rome een gelaagde samenleving was. Toon dat aan; let er
goed op dat je het verschil tussen de lagen duidelijk maakt.
5 Ontleen aan de bron hoe de consuls Macerinus en Julius de spanningen tussen de bevolkingslagen
wisten te verminderen.
6 Was de binnenlandse politiek van de consuls Macerinus en Julius volgens Livius normaal of juist
uitzonderlijk? Verklaar je antwoord vanuit de bron.
ROME - REPUBLIEK Consuls
Patriciërs-plebejers
TOETS
168
javascript:void(0)
-
2
ROME – REPUBLIEK Provincies
TOETS
183
BRON
De rechtsgeleerde en beroemde redenaar Marcus Tullius Cicero (106-43 v.Chr.) klaagt Gaius Verres aan, een
voormalige gouverneur van Sicilië.
"Maar de meest opzienbarende en talrijke voorbeelden en bewijzen van zijn misdadigheid komen van zijn
gouverneurschap in Sicilië. Drie jaar lang beroofde en plunderde hij de provincie zo grondig dat er geen sprake
van is dat deze in zijn voormalige toestand hersteld kan worden. Een reeks van eerlijke gouverneurs zou
gedurende een periode van vele jaren zelfs nauwelijks een gedeeltelijk herstel voor elkaar kunnen krijgen. In de
tijd dat Verres gouverneur was, genoten de Sicilianen noch het voordeel van hun eigen wetten, noch van de
bevelen van de Senaat van Rome, zelfs niet van de rechten die voor iedereen in de wereld gelden. Al het bezit
dat iemand op Sicilië vandaag nog heeft, is alleen wat toevallig ontsnapt is aan de aandacht van deze hebzuchtige
wellusteling of wat zijn oververzadigde honger heeft overleefd."
1 Verres werd er door Cicero van beschuldigd als gouverneur drie jaar lang de provincie Sicilië beroofd
en geplunderd te hebben. Welke taak had een gouverneur van een provincie dat hij dit kon doen?
2 Sicilië was een provincie van het Romeinse Rijk. Leg met een voorbeeld uit dat de Romeinen een
provincie anders behandelden dan de overwonnen stammen in Italië.
3 De Romeinen veroverden een groot wereldrijk, de vraag was dus hoe de Romeinen zich als veroveraars
tegenover de overwonnen volkeren gingen gedragen. Hoe dacht Cicero daar blijkbaar over: konden de
Romeinen hun gang gaan of waren er grenzen? Toon je antwoord aan met een (gedeelte van een) zin uit
de bron.
javascript:void(0)
-
3
BRON
In zijn wereldgeschiedenis beschreef de Griekse historicus Polybius (204-122 v.Chr.) het handhaven van de
discipline in het Romeinse leger.
"De gewone soldaten moeten de bevelen opvolgen van de tribunen en de tribunen moeten gehoorzamen aan de
consuls. Een tribuun (…) heeft de macht om boetes op te leggen, goederen in beslag te nemen en bevel te geven
tot een afranseling. De straf om dood geslagen te worden wordt ook opgelegd aan degenen die iets uit het
legerkamp stelen, die een vals getuigenis afleggen, die als volwassen man homoseksuele misdragingen plegen en
tenslotte aan iedereen die drie keer voor hetzelfde vergrijp is gestraft. De zojuist genoemde vergrijpen worden
als misdrijven gestraft. De volgende daden worden beschouwd als niet passend voor een man en niet eervol voor
een soldaat: een onjuist rapport aan de tribuun uitbrengen over je moed op het slagveld om zo een
onderscheiding te verwerven; uit angst de post verlaten die je is toegewezen in een bewakingseenheid; en
eveneens het uit angst op het slagveld weggooien van een van je wapens. Om deze reden zijn de mannen die in
een bewakingseenheid zijn opgesteld vaak tot een zekere dood gedoemd. Dit komt omdat ze op hun post zullen
blijven, zelfs al worden ze geweldig in aantal overtroffen, vanwege hun vrees voor de straf die hen wacht.
Hetzelfde geldt voor degenen die op het slagveld een schild of een zwaard of een ander wapen hebben verloren:
zij storten zich vaak op de vijand in de hoop dat zij of het wapen dat ze verloren hebben terugkrijgen, of anders
door hun dood ontsnappen aan de onvermijdelijke schande en de vernederingen die zij thuis zouden moeten
ondergaan."
1 Polybius spreekt in bovenstaande bron vooral over de 'gewone soldaten' in het Romeinse leger. Welke
mensen uit Rome waren die gewone soldaten?
2 Het Romeinse leger stond bekend als een sterk leger. Maak duidelijk dat Polybius in bovenstaande bron
daar een oorzaak van aangeeft.
3 Bepaal aan de hand van bovenstaande bron of het voor Romeinen belangrijk was om als een goed
soldaat beschouwd te worden. Leg je antwoord uit.
ROME – REPUBLIEK Leger
TOETS
180
javascript:void(0)
-
4
ROME - REPUBLIEK Grieks-Romeinse cultuur
Romanisering
TOETS
136
BRON I
Een fragment uit het geschrift 'Tusculanae Disputationes' van de beroemde Romeinse advocaat en senator Cicero
(106-43 v.Chr).
"Het is altijd mijn vaste overtuiging geweest dat wij Romeinen het bij al onze eigen uitvindingen verstandiger
aangepakt hebben dan de Grieken en wat we van hen hebben overgenomen, hebben we verbeterd, tenminste voor
zover het dingen waren die we de moeite waard vonden om ons mee bezig te houden.
Wat de Romeinen hebben bereikt, niet door studie, maar door hun natuurlijke aanleg, daar kunnen noch de
Grieken, noch enig ander volk tegenop. Als het gaat om theorie en literaire cultuur in al haar facetten, dan was
Griekenland ons altijd al de baas. Nu was het voor hen ook niet moeilijk ons daarin te verslaan, omdat wij niet
terugvochten."
BRON II
Reconstructietekening van een complex met de tempels van Bacchus,
Jupiter en Venus, in de 1ste-2de eeuw na Christus gebouwd in Baalbek in
Syrië.
1 In bron I geeft Cicero hoog
op over hetgeen de Romeinen
bereikt hebben, zowel de
Grieken als ieder ander volk
overtreffend. Geef één
concreet voorbeeld, waarop
Cicero zou kunnen wijzen om
zijn bewering te
ondersteunen.
2 Leg met twee aan bron I
ontleende voorbeelden uit dat
Cicero over het algemeen een
goed beeld geeft van het
ontstaan van een Grieks-
Romeinse cultuur.
3 Maak duidelijk dat je met
behulp van bron II de termen
Grieks-Romeinse cultuur en
romanisering van het
Romeinse Rijk kunt
aantonen. Twee antwoorden
dus.
javascript:void(0)
-
5
ROME - REPUBLIEK Grieks-Romeinse cultuur
Socrates
Cato de Oude
Romeinse staatsopvatting
TOETS
1059
BRON
De Griekse geschiedschrijver Plutarchus, die leefde van ca. 46 tot ca. 120 na Christus, schreef het volgende in
zijn biografie over Cato de Oude (234-149). Cato vervulde in de Republiek belangrijke politieke ambten.
"Dit deed Cato niet, zoals sommigen denken, uit afkeer tegen Carneades, maar omdat hij sowieso niets wilde
weten van de filosofie en het een eer vond te proberen iedere uiting van Griekse kunst en geleerdheid in een
kwaad daglicht te stellen. Zo noemde hij ook Socrates een zwetser en oproerkraaier, die zich, zo goed als hij kon,
tot tiran over zijn vaderland wilde maken, aangezien hij de oude gebruiken afschafte en zijn medeburgers
verleidde tot opvattingen die tegen de wetten ingingen. Ook maakte hij zich vrolijk over het langdradige
onderwijs van Isocrates en zei dat diens leerlingen bij hem oud geworden waren, om pas in het dodenrijk bij
Minos hun kunsten toe te passen en processen te voeren.
Ook bij zijn zoon probeerde hij de Griekse geleerdheid gehaat te maken en daarbij deed hij een voor zijn leeftijd
toch te gewaagde uitspraak, toen hij op de toon van de ziener voorspelde dat de Romeinen hun macht zouden
verliezen, wanneer zij hun hoofd volstopten met Griekse wetenschap."
1 Leg uit hoe de Romeinen voor het eerst in aanraking waren gekomen met de Griekse cultuur?
2 Je zou kunnen stellen dat Cato vanuit de traditionele Romeinse opvatting over de verhouding
tussen de staat en zijn inwoners de ideeën van Socrates interpreteerde. Ga op deze stelling in
door
a eerst uiteen te zetten hoe de Romeinen vanouds de verhouding tussen de Romeinse
staat en zijn inwoners zagen;
b vervolgens te beschrijven welke houding Socrates zijn leerlingen wilde bijbrengen en
c ten slotte de interpretatie van de ideeën van Socrates door Cato uit te leggen.
javascript:void(0)
-
6
ROME - REPUBLIEK Invloed Griekse cultuur
TOETS
253
BRON
De Griekse geschiedschrijver Plutarchus, die leefde van ca. 46–ca. 120 na Christus, schreef onder meer een
biografie van de Romeinse politicus en senator Cato Maior (234-149 voor Christus). Hieronder volgt een
fragment.
"Cato was er vanaf het begin ontevreden over dat de liefde voor de wetenschappen Rome binnensloop, omdat hij
bang was dat de jeugd nu haar ijver en vlijt hierop zou kunnen richten en de voorkeur zou geven aan de roem
vanwege welsprekendheid boven die vanwege daden en militaire dienst. Toen echter het aanzien van deze filosofen
in de stad toenam en een voorname man, genaamd Gaius Acilius, hun eerste toespraken tot de Senaat in het Latijn
vertaalde, waarvoor hij ijverig om toestemming smeekte, nam Cato het besluit alle filosofen onder een fatsoenlijk
voorwendsel uit de stad te verwijderen. Hij ging derhalve naar de Senaat en klaagde bij de autoriteiten dat een
gezantschap van mannen, die anderen alles, wat ze maar wilden, wijs konden maken, zo'n lange tijd werkeloos in
de stad verbleef. 'Men moet', meende hij, 'zo snel mogelijk een besluit nemen en de gezanten daarvan op de hoogte
stellen, opdat dezen in hun scholen terugkeren en de kinderen van de Grieken onderwijzen, de Romeinse
jongemannen evenwel, net als vroeger, alleen van de wet en de overheid horen'."
1 Leg uit hoe het mogelijk was dat de Romeinen al intensief kennis maakten met de Griekse cultuur nog
voordat Griekenland een deel van het Romeinse Rijk werd.
2 Ontleen aan de bron dat Cato een fundamenteel verschil zag tussen het Griekse en het traditionele Romeinse onderwijs aan jongeren.
3 Waarom zal Cato de toenemende invloed van de Griekse cultuur als een bedreiging voor de Romeinse
staat gezien hebben?
javascript:void(0)
-
7
ROME – REPUBLIEK Economie Rome
Belang van slaven
Positie patriciërs
TOETS
1782
BRON
De Romeinse patriciër en magistraat Marcus Porcius Cato 'de Oude' (234-149 voor Christus) schreef een soort
handboek voor eigenaars van landbouwbedrijven, 'De Agri Cultura'. In onderstaand fragment schrijft hij over de
behandeling van slaven.
"Wanneer het hoofd van een huishouding, nadat hij tot de familie-god heeft gebeden, op zijn landgoed aankomt,
moet hij een inspectieronde op zijn boerderij houden, indien mogelijk op dezelfde dag, zo niet dan op de volgende
dag. Als hij zich op de hoogte gesteld heeft hoe zijn boerderij is bewerkt en welke taken wel en welke niet
uitgevoerd zijn, moet hij de dag daarna zijn beheerder bij zich roepen en hem vragen welke de taken zijn die
uitgevoerd zijn en welke nog over blijven, en of ze op tijd gedaan zijn en of wat nog gedaan moet worden ook
gedaan kan worden en hoeveel wijn en graan en al het andere is geproduceerd. Wanneer hij dit vastgesteld heeft,
moet hij een berekening van het werk en van de benodigde tijd maken. Als het werk hem niet voldoende
toeschijnt en de beheerder begint met te zeggen hoezeer hij zich heeft ingespannen, maar dat de slaven niet goed
waren en dat het weer verschrikkelijk was en dat de slaven wegliepen en dat hij opgeroepen was om bepaalde
publieke taken te verrichten, dan moet u, als hij gestopt is met het noemen van deze en allerlei andere
verontschuldigingen, hem wijzen op uw berekening van het verrichte werk en de daaraan bestede tijd. Als hij stelt
dat het steeds regende, dan zijn er allerlei soorten taken die bij regenachtig weer gedaan kunnen worden –
wijnkruiken afwassen, deze met pek insmeren, het huis schoonmaken, graan opslaan, stallen uitmesten, een
gierput graven (…) Op dagen dat er openbare plechtigheden zijn zouden zij oude sloten kunnen uitbaggeren, aan
de openbare weg kunnen werken, doornstruiken kunnen terugsnoeien, de tuin kunnen omspitten, een boomgaard
kunnen opruimen (…) Als hij stelt dat de slaven ziek zijn geweest, hadden aan hen niet zulke grote porties
voedsel gegeven hoeven worden. Als u over dit alles voldoende te weten bent gekomen, zie er dan op toe dat al
het werk dat nog gedaan moet worden ook uitgevoerd wordt (…) Het hoofd van de huishouding moet zijn kuddes
inspecteren en een verkoping organiseren; hij moet de olijfolie verkopen als de prijs gunstig is (…) hij moet elke
oude os, koe of schaap verkopen die overtollig is, wol en huiden, een oude kar en oud gereedschap, een oude
slaaf, een zieke slaaf – alles wat de behoeftes te boven gaat."
1 Waardoor was er in de periode van de Republiek in het Romeinse Rijk een zeer groot aantal slaven
beschikbaar?
2 Ga na of je met het handboek van Cato kunt beredeneren dat de slaven een onmisbaar fundament onder
de Romeinse economie gingen vormen. Leg je antwoord uit.
3 Leg uit dat de wijze waarop Cato naar slaven keek mede verklaard kan worden door de positie die hij in
de Romeinse samenleving innam.
javascript:void(0)
-
8
ROME Onderwijs
Waarden en normen
Atheense democratie
Rol patriciërs
TOETS
1752
BRON
Het essay 'De liberis educandis' ('Over het onderwijzen van kinderen') is lange tijd toegeschreven aan de Griekse
geschiedschrijver Plutarchus, die leefde van ongeveer 50 – 120 na Christus, maar daar wordt tegenwoordig
ernstig aan getwijfeld. Hieronder staat een fragment uit dit stuk. Bacchus was de Romeinse god van de wijn en de
dronkenschap. Diogenes was een Griekse filosoof uit de vierde eeuw voor Christus.
"En nu wil ik u vertellen wat gewoonlijk die geweldige ouders te wachten staat, wanneer zij hun zonen slecht
opgevoed en verkeerd onderwezen hebben. Want wanneer zulke zonen de status van een man hebben bereikt en
zich, door minachting voor een gezonde en ordelijke levenswijze, op alle vormen van wanordelijke en slaafse
pleziertjes storten, dan zullen die ouders zeer veel berouw hebben van hun eigen verwaarlozing van de opvoeding
van hun kinderen, wanneer het te laat is om nog te veranderen; en zichzelf kwellen, zelfs tot in het waanzinnige,
over hun verdorven handelwijzen. Want dan maken sommige van die kinderen kennis met vleiers en klaplopers,
een berucht en verfoeilijk soort mensen, het ongedierte dat jongemannen bederft en te gronde richt; anderen
verspillen hun vermogen; weer anderen lijden schipbreuk door te gokken en te brassen. En sommigen wagen zich
aan nog stoutmoediger misdrijven, door overspel te plegen en deel te nemen aan de orgiën ter ere van Bacchus,
bereid om één keer liederlijk plezier te krijgen ten koste van hun levens. Als zij nu maar gesprekken gevoerd
hadden met deze of gene filosoof, dan zouden zij nooit verslaafd geraakt zijn aan levenswijzen als deze; hoewel
zij mogelijk ten minste geleerd zouden kunnen hebben om de voorschriften van Diogenes in praktijk te brengen,
door hem weliswaar in ruwe taal verwoord, maar toch, wat de strekking betreft, een grote waarheid bevattend,
toen hij een jonge man de raad gaf naar de openbare bordelen te gaan, dat hij dan door ervaring zichzelf de kennis
zou bijbrengen hoe zaken van grote waarde en zaken geheel zonder enige waarde daar evenveel waard zijn."
1 Waarom is volgens 'De liberis educandis' goed onderwijs voor kinderen belangrijk? Formuleer je
antwoord in eigen woorden.
2 Elders wordt in het essay geklaagd dat veel ouders niet bereid zijn om aan de leraren van hun kinderen
een behoorlijk loon te betalen. Welke interpretatie kun je – in het licht van deze klacht – aan de
opmerkingen uit de bron over de rol van de ouders geven?
3 Veel Grieken en Romeinen zagen het belang van goed onderwijs wel degelijk in. Leg uit waarom kennis
en inzicht belangrijk waren voor:
a het functioneren van de Atheense democratie;
b de patriciërs in de Romeinse Republiek.
javascript:void(0)
-
9
ROME - REPUBLIEK Uitbreiding
Optreden Caesar
TOETS
137
BRON
Fragment uit de 'Commentarii de bello Gallico' van Caesar, circa 50 v. Chr. De Haeduërs waren een Gallische
stam, gevestigd tussen de Loire en de Saône, die in de strijd om de hegemonie over Gallië sinds 121 v.Chr. Rome
als bondgenoot hadden.
"Er waren veel factoren die Caesar stimuleerden om deze zaak op te pakken, vooral omdat hij zag dat de Haeduërs,
die door de Senaat geregeld 'broeders en verwanten' waren genoemd, nu bijna als slaven totaal aan de wil van de
Germanen onderworpen waren. Met het oog op de machtspositie van het Romeinse volk, beschouwde hij die situatie
als een enorme schande, zowel voor zichzelf als voor de staat. Bovendien zag hij het als een gevaar voor het
Romeinse volk, dat de Germanen er geleidelijk aan een gewoonte van maakten de Rijn over te steken en dat een
groot aantal van hen Gallië binnenkwam. Hij was er zeker van dat deze woeste barbaren, als ze geheel Gallië in bezit
hadden, ook naar de Provence zouden oprukken en van daaruit verder zouden gaan naar Italië. Deze plannen moest
hij natuurlijk zo vroeg mogelijk blokkeren. Trouwens, die Germaan Ariovistus had zich zo arrogant en brutaal
gedragen, dat Caesar dat niet kon tolereren."
1 Welk gegeven kun je aan de bron ontlenen als je onderzoek doet naar de omstandigheden waardoor de
Romeinen in staat waren hun rijk voortdurend uit te breiden?
2 De 'Commentarii' waren niet zozeer een feitelijk verslag van de militaire operaties van Caesar in Gallië,
maar vooral een prachtig staaltje van diens politieke propaganda. Maak duidelijk hoe Caesar met
bovenstaand fragment op subtiele wijze zijn populariteit onder het Romeinse volk probeerde te vergroten.
javascript:void(0)
-
10
ROME – REPUBLIEK Betekenis republiek
Uitbreiding Romeinse Rijk
Legerhervorming
Burgeroorlog
Caesar
TOETS
1404
BRON
Halverwege de laatste eeuw voor Christus beschreef de Romeinse schrijver Sallustius in zijn 'De Catilinae
Coniuratione' de twee politieke facties in de Republiek.
"Nadat onder het consulaat van Cn. Pompejus en M. Crassus de macht der volkstribunen hersteld was, begonnen
jonge mannen, wier leeftijd en gemoed nog onstuimig waren, als zij de hoogste macht verkregen hadden, het volk
op te ruien door de Senaat te beschuldigen, en daarna door schenkingen en beloften de mensen nog meer op te
hitsen; zó werden zij zelf beroemd en machtig. Tegen hen streed met alle kracht het grootste gedeelte van de
patriciërs, in schijn voor de macht van de Senaat, in werkelijkheid echter voor hun eigen invloed. Want om in
korte woorden de waarheid te zeggen, al degenen die toentertijd een rol speelden, streden onder fraaie
voorwendsels - b. v. om de rechten van het volk te verdedigen, om de macht van de Senaat te vergroten, dus allen
onder de schijn van het algemeen belang - elk voor de vergroting van eigen macht en glorie. Niemand kende
bescheidenheid of maat in zijn streven, ieder die gezegepraald had maakte op ergerlijke wijze daarvan misbruik."
1 Maak duidelijk dat Sallustius in bovenstaande bron laat zien wat voor de Romeinen de kerngedachte
achter de Republikeinse staatsvorm was.
2 Waarom kun je stellen dat de steeds verdere uitbreiding van het Romeinse Rijk één van de oorzaken van
de ondermijning van de loyaliteit jegens de Republiek was (zoals die ook door Sallustius geconstateerd
werd)?
3 Toen Sallustius bovenstaande schreef was de burgeroorlog in het Romeinse Rijk nog in volle gang. Pas
later zou blijken dat eerst Caesar, maar uiteindelijk Octavianus/Augustus als winnaars uit de strijd
zouden komen. Leg uit dat de niet door Sallustius genoemde, maar al tientallen jaren eerder
doorgevoerde legerhervorming van Marius een doorslaggevende factor in de geslaagde greep naar de
macht door Caesar is geweest.
javascript:void(0)
-
11
ROME – REPUBLIEK Kenmerken
Verval Republiek
TOETS
146
BRON I
De Romeinse jurist Ulpianus (in 225 na Christus gestorven) schreef het volgende over het karakter van het
Romeinse recht:
"Als iemand aandacht wil besteden aan het recht, dient hij eerst te weten waar de term recht (ius) van is afgeleid.
Nu wordt beweerd van justitie (iustitia). In feite is ius, zoals Celsus op een knappe manier definieert, de kunst van
het goede en eerlijke. Van deze kunst mogen wij terecht de priesters genoemd worden; wij koesteren gerechtigheid
en laten merken dat wij kennis hebben van het goede en het eerlijke, het eerlijke van het oneerlijke scheidend,
tussen het toegestane en het verbodene onderscheid makend (…)"
BRON II
De Griekse geschiedschrijver Appianus schreef in de tweede eeuw na Christus een geschiedenis van Rome. In
onderstaand fragment beschrijft hij de ontwikkelingen op het Italiaanse platteland in de tweede eeuw voor
Christus:
"Toen zij de Italische stammen de een na de ander in de oorlog hadden onderworpen, pakten de Romeinen
gewoonlijk een deel van hun grond af en bouwden daar steden of zij wierven kolonisten uit hun eigen volk aan om
al bestaande in bezit te nemen, met de bedoeling deze als buitenposten te gebruiken (…) Maar net het
tegenovergesteld gebeurde; want de rijken, die bezit namen van het grootste deel van de niet verdeelde landerijen
en zich aangemoedigd voelden door het verstrijken van de tijd in het geloof dat zij nooit onteigend zouden worden,
slorpten elke er naast liggende strook en de lapjes grond van hun arme buren op, deels door aankoop met gebruik
van overredingskracht en deels door geweld. Zij gingen uitgestrekte stukken land in plaats van afzonderlijke
landerijen bebouwen, door aangekochte slaven als landarbeiders en herders te gebruiken, aangezien vrije arbeiders
vanuit de landbouw in het leger opgenomen konden worden. Tegelijk bracht het bezit van slaven hen groot
voordeel, omdat deze veel nakomelingen hadden en zonder risico in aantal toenamen, aangezien zij van militaire
dienst waren vrijgesteld. Zodoende werden bepaalde machtige mannen buitengewoon rijk en de klasse van de
slaven in het hele land verveelvoudigde, terwijl de gewone mensen in Italië in aantal en kracht afnamen, in de
verdrukking door armoede, belastingen en militaire dienst."
1 De Romeinen voerden na de verjaging van de laatste koning de republiek als staatsvorm in, vanuit een
specifieke gedachte over het doel van de staat in relatie tot haar inwoners. Leg uit dat de opvattingen van
Ulpianus (I) over het recht passen in de kerngedachte achter de republiek als staatsvorm. Begin je
antwoord met een omschrijving van die kerngedachte.
2 In de tweede eeuw voor Christus begon het verval van de republiek, die uiteindelijk met Augustus tot de
komst van het keizerrijk zou leiden. Maak duidelijk dat in het relaas van Appianus (II) een belangrijke
oorzaak van de latere ondergang van de republiek te vinden is.
javascript:void(0)
-
12
ROME – REPUBLIEK Res Publica
Staatsinrichting
Burgeroorlogen
TOETS
90
BRON I
Over de eerste twee jaren van de burgeroorlog
tussen hemzelf en Pompeius schreef Caesar 'De
Bello Civile'. In het volgende fragment spreekt hij
zijn soldaten toe, als hij in 49 voor Christus de
Rubicon (de grensrivier tussen Gallië en Italië) wil
oversteken.
"Toen Caesar van deze dingen op de hoogte werd
gebracht, sprak hij zijn soldaten toe; hij herinnerde
hen aan de wandaden die hem door zijn vijanden de
gehele tijd door waren aangedaan en klaagde dat
Pompeius van hem vervreemd was en door hen op
het verkeerde pad was gezet door jaloezie en een
boosaardige afkeer van zijn roem, hoewel hij altijd
de eer en waardigheid van Pompeius had
begunstigd en bevorderd. Hij klaagde dat er een
nieuwigheid was ingevoerd in de republiek, dat de
tussenkomst van de volkstribunen, die een paar jaar
geleden door Sylla was hersteld, als een misdaad
was gebrandmerkt en met wapengeweld was
onderdrukt; dat Sylla, die de volkstribunen al hun
overige macht had afgenomen, niettemin het recht
om tussenbeide te komen niet had beperkt; dat
Pompeius, die beweerde dat hij herstelde wat zij
hadden verloren, de privileges had afgeschaft die
zij vroeger hadden; dat steeds wanneer de Senaat
bepaalde 'dat de magistraten er voor zouden moeten
zorgen dat de republiek geen schade ondervond'
(woorden en een decreet waardoor het Romeinse
volk zich gedwongen voelde naar de wapenen te
grijpen), dat alleen gebeurde wanneer verderfelijke
wetten werden voorgesteld, wanneer de
volkstribunen ingrijpende maatregelen voorstelden
(…): dat nu niets van deze aard werd geprobeerd, er
werd zelfs niet aan gedacht: dat geen enkele wet
was afgekondigd, geen enkele intrige met het volk
gaande was, geen afscheiding gemaakt. Hij spoorde
hen aan tegen de boosaardigheid van zijn vijanden
de reputatie en de eer van die generaal te
verdedigen, onder wiens commando zij negen jaar
lang met het grootste succes de staat hadden
gesteund, veel succesvolle veldslagen hadden
uitgevochten en geheel Gallië en Germanië
onderworpen. De soldaten van het dertiende
legioen, dat daar aanwezig was (…), schreeuwden
allen dat zij bereid waren hun generaal en de
tribunen van het gewone volk tegen alle krenkingen
te verdedigen."
1 De term 'res publica' hield oorspronkelijk een
opvatting over de rol van de staat ten opzichte van
de samenleving. Welke rol was dat?
2 Waarom paste de monarchie (autocratie) niet in deze
opvatting over de rol van de staat?
3 Zowel de Senaat als de volkstribunen speelden in de
Romeinse republiek een rol ten opzichte van (onder
andere) de consuls. Leg uit dat aan de ene kant deze
rol overeenkomsten vertoonde, maar dat aan de
andere kant Senaat en volkstribunen tegenover
elkaar stonden. Twee antwoorden dus.
4 In de laatste eeuw voor Christus werd Rome
getroffen door burgeroorlogen. Leg uit welke rol de
legerhervorming van Marius heeft gespeeld bij het
uitbreken hiervan.
5 De gevolgen van de legerhervorming van Marius zie
je ook terug in het relaas van Caesar (bron I) over de
oversteek van de Rubicon. Toon dat aan.
6 Met welk argument verdedigde Caesar in zijn toespraak tot de soldaten (bron I) zijn greep naar de
macht?
7 Caesar had droomuitleggers; deze vertelden hem dat
de moeder in zijn droom (bron II) de Aarde was, de
bron van al het leven. Leg uit dat Plutarchus dit
verhaal vertelde om een ander motief van Caesar
duidelijk te maken.
BRON II
De Griekse schrijver en filosoof Plutarchus (ca. 46 – ca.
120 na Christus) sluit in zijn levensbeschrijving van
Caesar het verhaal over diens oversteek van de Rubicon
af met de volgende opmerking.
"Er wordt bovendien gezegd dat hij in de nacht voor hij
de rivier overstak een onnatuurlijke droom had; hij dacht
namelijk dat hij incestueuze geslachtsgemeenschap had
met zijn moeder."
javascript:void(0)
-
13
ROME - REPUBLIEK Caesar
Keizerrijk
TOETS
758
BRON I
De Romeinse geleerde Suetonius (circa 75 – 150 na Christus) is vooral beroemd vanwege zijn 'De vita Caesarum',
een serie biografieën over de eerste twaalf keizers. Over Julius Caesar schreef hij onder meer het volgende.
"Caesar was een uiterst bedreven zwaardvechter en ruiter en liet een verbazingwekkend uithoudingsvermogen zien.
Hij voerde zijn leger altijd aan in de voorste linie, vaker te voet dan in het zadel, ging zowel bij zon als bij regen
blootshoofds en kon met een ongelooflijke snelheid grote afstanden afleggen (…) Als Caesars troepen terugweken,
bracht hij hen vaak persoonlijk weer bij elkaar door vluchtelingen afzonderlijk bij de keel te grijpen en hen met
geweld om te draaien teneinde de vijand weer tegemoet te treden (…) Hij sprak zijn soldaten nooit aan met 'mijn
mannen', maar altijd met 'kameraden' (…) wat hen in een beter humeur bracht. Hij stelde de dagelijkse soldij van
de beroepssoldaten vast op het dubbele van wat deze geweest was en gaf bij gelegenheid iedere man een slaaf."
BRON II
Een van de generaals uit het leger van Caesar tijdens de veldtocht in Gallië, Hirtius, deed circa 42 voor Christus
de volgende uitspraak.
"Caesar zag dat zijn zachtmoedigheid zo algemeen bekend was dat niemand hem voor een wreedaard zou houden
als hij een enkele keer strenge maatregelen nam. Zo besloot hij alle anderen af te schrikken door een voorbeeld te
stellen bij de verdedigers van Uxellodunum. Al degenen die wapens gedragen hadden, liet hij de handen afhakken
en vervolgens vertrekken, zodat iedereen zou kunnen zien welke bestraffing boosdoeners kregen toegemeten."
1 Op het eerste gezicht spreken de bronnen I en II elkaar tegen wat betreft het karakter van Caesar. Leg dat
uit.
2 Beredeneer dat vanuit het perspectief van zijn politieke doelen de gedragingen van Caesar, zoals deze
blijken uit de bronnen I en II, goed met elkaar te rijmen zijn.
3 Suetonius (I) heeft de biografie van Caesar opgenomen in zijn verzameling van levensbeschrijvingen van
de eerste twaalf keizers. Geef een argument voor en een argument tegen deze keuze.
javascript:void(0)
-
14
ROME – REPUBLIEK Legerhervorming Marius
Moord op Caesar
Pax Romana
TOETS
184
BRON I
De staatsman en redenaar Marcus Tullius Cicero over de moord op Caesar, 44 v. Chr.
"Onze tiran verdiende zijn dood omdat hij een uitzondering maakte voor wat de zwaarste van alle misdrijven
was. Waarom zijn we op zoek naar bewijzen van kleine misdaad – onwettig verkregen erfenissen of oplichting
bij aan- en verkopen? Kijk, hier hebt u een man die de ambitie had de koning van het Romeinse volk en
heerser over de hele wereld te worden; en het lukte hem! Wie beweert dat een dergelijke ambitie in moreel
opzicht juist is, is gek; want hij praat de vernietiging van recht en vrijheid goed en denkt dat hun afschuwelijke
en verwerpelijke onderdrukking roemrijk is."
BRON II
De Romeinse geschiedschrijver en bestuurder Dio Cassius (ca. 150-235) over de moord op Caesar.
"(…) maar een noodlottige razernij, die zich meester maakte van een aantal mannen die jaloers waren door
zijn opkomst en hem haatten omdat hij belangrijker was dan henzelf, leidde tot zijn onwettige dood, terwijl het
een nieuwe naam toevoegde aan de boeken, waarin schanddaden opgetekend staan; het deed alle besluiten
[van Caesar] vervliegen en bezorgde de Romeinen opnieuw opstanden en burgeroorlogen na een tijd van
harmonie. Zeker, zijn moordenaars verklaarden dat ze met de vernietiging van Caesar zich tegelijk de
bevrijders van het volk hadden getoond: maar in werkelijkheid smeedden zij op goddeloze wijze een complot
tegen hem en brachten ze wanorde over de stad toen deze eindelijk een stabiele regering had."
1 Leg uit dat de legerhervorming van Marius de machtsgreep van Caesar mogelijk had gemaakt.
2 Cicero (I) en Dio Cassius (II) verschillen van mening over de motieven van de moordenaars van
Caesar. Leg dat verschil in eigen woorden uit.
3 Cicero (I) was ten tijde van de moord op Caesar lid van de Senaat. Maak vanuit dit gegeven zijn
oordeel over de moord op Caesar begrijpelijk.
4 Dio Cassius (II) was zich ongetwijfeld bewust van de 'Pax Romana'. Ga na of dit bewustzijn zijn
oordeel over de moord op Caesar beïnvloed kan hebben. Leg je antwoord uit.
javascript:void(0)
-
15
ROME Republiek
Keizerrijk
Positie/rol Senaat
TOETS
1650
BRON
In zijn werk 'Annales' vertelt de Romeinse geschiedschrijver Tacitus van de discussie in het jaar 48, tijdens het
keizerschap van Claudius, over het toelaten tot de Senaat van mensen uit de provincies. Gallia Comata is het
noordelijke deel van Gallië, overeenkomend met een groot deel van het huidige Frankrijk. Veneti en Insubres
waren Gallische stammen die in het noordoosten van het huidige Italië woonden. In de slag bij Alesia versloeg
Julius Caesar in 52 voor Christus definitief de Galliërs.
"Tijdens het consulaat van Aulus Vitellius en Lucius Vipstanus werd de kwestie van de aanvullen van de Senaat
besproken, en de hoofdelingen uit Gallia Comata, zoals het genoemd werd, die al lang de rechten van
bondgenoten en van Romeinse burgers hadden bezeten, streefden naar het privilege om openbare ambten in
Rome te verwerven. Er werd op allerlei manieren over het onderwerp gesproken en tegenover de keizer werd met
heftige argumenten verzet aangetekend. 'Italië' zo werd beweerd, 'is niet zo zwak dat het niet in staat zou zijn om
zijn eigen hoofdstad van een Senaat te voorzien. Ooit voldeden onze in eigen land geboren burgers voor mensen
van ons eigen soort en wij waren op geen enkele manier ontevreden met het Rome van vroeger. Tot op de dag
van vandaag halen we voorbeelden aan, die onder onze oude gewoontes de Romeinse aard lieten zien wat betreft
dapperheid en roem. Is het maar een kleinigheid dat Veneti en Insubres reeds het Senaatsgebouw zijn
binnengevallen, als een menigte vreemdelingen, een troep gevangenen, als men ’t zo zeggen mag, ons nu
opgedrongen wordt? Wat voor onderscheid zal er nog zijn voor de overblijfselen van onze adellijke families of
voor de verarmde senatoren uit Latium? Elke plek zal druk bezet zijn met deze miljonairs, wier voorvaderen uit
de tweede en derde generaties aan het hoofd van vijandige stammen onze legers met vuur en zwaard vernietigden
en waarachtig de goddelijke Julius in Alesia belegerden. Dit zijn herinneringen van kort geleden. Wat als de
gedachtenis naar boven komt van hen die in de citadel van Rome en op haar altaar vielen door de handen van
deze zelfde barbaren! Laat hen inderdaad de titel van burger dragen, maar laat hen geen afbreuk doen aan het
aanzien van de Senaat en de eer van het openbare ambt.'"
1 Uit bovenstaande bron blijkt duidelijk dat de positie van de Senaat in het Keizerrijk veranderd is. Geef
een toelichting op deze interpretatie door:
- eerst kort uit te leggen welke positie de Senaat innam in de staatsinrichting van de Republiek;
- daarna aan te geven wat er voor de senatoren op het spel stond in hun confrontatie met Caesar
in 44 voor Christus;
- vervolgens uit te leggen wat er – op grond van hun woorden in de bron – blijkbaar voor de
senatoren van belang was bij hun kritiek op het beleid van keizer Claudius en
- ten slotte met als uitgangspunt de aanduiding van Caesar als de "goddelijke Julius" door de
senatoren (bron) de verandering in de positie van de Senaat duidelijk te maken.
2 Volgens Tacitus was Claudius niet onder de indruk van de argumenten van de senatoren. Stel nu een
hypothese op waarin je twee motieven noemt voor Claudius om zijn beleid – mensen uit de
verschillende provincies in de Senaat benoemen – door te zetten.
javascript:void(0)
-
16
ROME – REPUBLIEK Betekenis republiek
Rol van de consuls
Senaat
TOETS
1635
BRON
De Griekse geschiedschrijver Polybius, die in de tweede eeuw voor Christus leefde, is vooral bekend door zijn
'Historiën', waarin hij de opkomst van Rome beschrijft. Het onderstaande fragment gaat over Rome aan einde
van de Punische Oorlogen.
"De consuls zijn, wanneer ze in Rome verblijven, voor ze de legers in het veld brengen, de meesters van alle
openbare aangelegenheden. Want alle andere magistraten, de volkstribunen uitgezonderd, zijn aan hen
onderworpen en gehouden hun bevelen te gehoorzamen. Zij introduceren ambassadeurs in de Senaat. Zij stellen
aan de Senaat ook de onderwerpen van debat voor; en regelen alle formaliteiten die in acht genomen worden bij
het opstellen van decreten. Het is al evenzeer een onderdeel van hun ambt om aanwezig te zijn bij die zaken, die
door het volk worden afgehandeld; om de volksvergaderingen bijeen te roepen; om aan hen de resoluties van de
Senaat te rapporteren; en om te bekrachtigen al wat door de meerderheid is bepaald. Wat betreft alle
voorbereidingen die gemaakt worden voor de oorlog, als ook wat betreft de hele organisatie in het veld, bezitten
zij een bijna absoluut gezag. Want aan hen komt het toe om de bondgenoten de diensten op te leggen die zij
gepast achten; om de militaire tribunen te benoemen; om de legioenen aan te werven en de noodzakelijke
oproepen te doen en om in het veld straffen op te leggen aan iedereen die onderworpen is aan hun commando.
Voeg hier aan toe dat zij evenzeer de macht hebben om al die sommen geld uit de publieke schatkist uit te geven,
die naar hun mening gepast zijn; waarvoor een quaestor hen vergezelt, die altijd bereid is om hun orders te
ontvangen en uit te voeren. Wanneer iemand daarom zijn aandacht richt op dit deel van de staatsinrichting, is het
heel redelijk dat hij tot de conclusie komt dat deze regering niets anders is dan eenvoudigweg een koningschap."
1 Leg uit wat voor de Romeinen de kerngedachte was achter de regeringsvorm van de Republiek.
2 Noem twee bepalingen met betrekking tot het ambt van consul, waarin je deze kerngedachte terug kunt
vinden. Leg steeds je antwoord uit.
3 Je kunt stellen dat enerzijds Polybius (bron) de macht en het gezag van de consuls in relatie tot de Senaat
nogal overdrijft, maar dat anderzijds zijn schets van die macht wel in de context van die tijd (de
Punische Oorlogen) gezien moet worden. Toon de juistheid van beide delen van deze stelling aan.
javascript:void(0)
-
17
ROME – REPUBLIEK Betekenis 'republiek'
Moord op Caesar
Interpretatie gebeurtenis
TOETS
254
BRON I
De Romeinse geschiedschrijver Gaius Suetonius Tranquillus (ca
70 – ca 135 na Christus) schreef onderstaande over de moord op
Caesar. Het 'vijfde uur' is tussen tien en elf uur in de ochtend, de
'iden van maart' zijn in het Romeinse kalendersysteem 15 maart.
Een 'stylus' is een houten pen, waarmee geschreven werd. Tillius
Cimber was een aanhanger van Caesar, Gaius Casca was nauw
met Caesar bevriend.
"Zowel om deze redenen en omdat hij zich niet fit voelde,
aarzelde hij lange tijd of hij thuis zou blijven en uit te stellen wat
hij in de Senaat van plan was te doen. Maar uiteindelijk vertrok
hij, aangespoord door Decimus Brutus om niet de voltallige
vergadering teleur te stellen die al enige tijd op hem gewacht had,
aan het einde van het vijfde uur. Toen hem onderweg door
iemand een briefje waarin het complot onthuld werd in de handen
duwde, deed hij dit bij andere, die hij in zijn linkerhand hield,
met de bedoeling om ze aanstonds te lezen. Toen, nadat veel
offerdieren waren geslacht en hij geen gunstige voortekenen kon
verkrijgen, betrad hij het Senaatsgebouw in strijd met de
onheilspellende tekenen, terwijl hij Spurinna uitlachte en hem een
valse profeet noemde, omdat de 'iden van maart' waren
aangebroken zonder hem kwaad te berokkenen. Spurinna
antwoordde dat zij inderdaad waren aangebroken, maar dat zij
nog niet voorbij waren.
Toen hij zijn zetel innam, gingen de samenzweerders om hem
heen staan alsof zij hem wilden begroeten en onmiddellijk kwam
Tillius Cimber, die de leiding op zich had genomen, naderbij
alsof hij hem iets wilde vragen. Toen Caesar hem met een
handgebaar afwimpelde naar een ander tijdstip, greep Cimber zijn
toga bij beide schouders. Toen Caesar riep: 'Waarom, dit is
geweld!', stak een van de Cascas hem van één kant precies onder
de keel. Caesar pakte Casca’s arm en stak er met zijn stylus
doorheen, maar toen hij probeerde naar zijn voeten te springen,
werd hij gestopt door een andere wond. Toen hij zag dat hij van
alle kanten was omringd door getrokken dolken, omhulde hij zijn
hoofd in zijn mantel en trok tegelijk met zijn linkerhand de slip
omlaag naar zijn voeten, om fatsoenlijker te vallen, met het
onderste deel van zijn lichaam ook bedekt. En op deze wijze werd
hij drie-en-twintig keer gestoken, zonder een woord te uiten,
maar alleen een kreun bij de eerste steek, hoewel sommigen
hebben geschreven dat hij, toen Marcus Brutus op hem
afstormde, in het Grieks zei: 'Gij ook, mijn kind?'
Alle samenzweerders gingen er vandoor, en hij lag daar enige tijd
levenloos, totdat tenslotte drie staatsslaven hem op een draagbaar
legden en hem naar huis brachten, met één arm naar beneden
hangend. En van zoveel wonden zou, naar de mening van de arts
Antistius, geen enkele dodelijk zijn gebleken, behalve de tweede
in de borst."
BRON II
Schilderij van de Fransman Jean-Léon
Gérôme uit 1867, met als titel 'Mort de
César'.
1 Volgens hun eigen zeggen wilden de senatoren met de moord op Caesar de
'republiek' redden. Leg precies uit welke
betekenis de Romeinen aan de 'republiek'
gaven.
2 Als gevolg van de uitbreiding van het
Romeinse Rijk was vooral bij de patriciërs
de loyaliteit jegens de republikeinse
gezindheid aangetast. Leg dat uit.
3 Je kunt stellen dat Livius in zijn verhaal
over de moord op Caesar (I) aan de ene
kant wel enige kritiek op het gedrag van
Caesar laat doorklinken, maar dat hij
anderzijds toch vooral de kant van Caesar
koos. Ontleen aan bron I telkens twee
argumenten voor beide onderdelen van
deze stelling.
4 Het schilderij van Gérôme (II) is duidelijk
een interpretatie van de moord op Caesar.
Leg dat aan de hand van een beschrijving
van de bron uit.
5 Beoordeel of Gérôme zich in zijn schilderij
(II) kan hebben gebaseerd op de
beschrijving die Livius (I) van de moord
op Caesar heeft gegeven. Leg je antwoord
uit
javascript:void(0)
-
18
ROME - REPUBLIEK Overgang Republiek naar Keizerrijk
TOETS
185
BRON I
Fragmenten uit de toespraak die de
voormalige consul Quintus Lucretius
Vespillo hield bij de begrafenis van zijn
vrouw Turia, 8 v. Chr.
"Waarom breng ik jouw onschatbare
kwaliteiten in herinnering, jouw
bescheidenheid, eerbied, minzaamheid,
jouw vriendelijke aard, jouw trouwe
vervulling van de huishoudelijke taken,
jouw verstandige godsdienstigheid, jouw
bescheiden elegantie, de bescheiden
eenvoud en verfijning van jouw
manieren? Moet ik nog spreken van
jouw gehechtheid aan je verwanten,
jouw genegenheid voor je familie – toen
je voor mijn moeder hetzelfde respect
had als voor je eigen ouders en voor haar
graf zorgde zoals je dat deed voor die
van je eigen moeder en vader – jij, die
ontelbare andere deugden deelt met
Romeinse dames, die ten zeerste aan hun
goede naam gehecht zijn? Deze
kwaliteiten, die ik in jou zie, zijn van
jezelf, maar door weinigen geëvenaard
of overtroffen; want de menselijke
ervaring leert ons hoe zeldzaam ze zijn
(…)
Toen de hele wereld weer in vrede leefde
en de Republiek hersteld was, volgden
vredige en gelukkige dagen. We
verlangden naar kinderen, die ons
misgund werden door een afgunstig lot.
Als Fortuna [godin van het geluk] ons
hierin had toegelachen, wat had er dan
ontbroken om ons geluk compleet te
maken? Maar een tegengestelde
bestemming maakte een eind aan onze
hoop (…) Ontroostbaar dat je mij zonder
kinderen zag (…) wilde je een eind aan
mijn verdriet maken door voor te stellen
van mij te scheiden, met het aanbod
plaats te maken voor een andere
echtgenote die wel vruchtbaar was, met
de enige bedoeling voor mij op zoek te
gaan (…) naar een vrouw onze
wederzijdse aanhankelijkheid waardig,
wier kinderen, naar je mij verzekerde, je
zou behandelen als je eigen."
BRON II
Gaius Petronius, waarschijnlijk een hoge dienaar van keizer Nero,
laat in zijn geschrift 'Het gastmaal van Trimalchio' iets zien van de
leefgewoontes van rijke Romeinen in het keizerrijk, circa 65 n. Chr.
"Een grote keuze aan voorgerechten werd toen binnengebracht; want
we hadden toen al onze plaatsen ingenomen, iedereen behalve
Trimalchio zelf voor wie de erezetel gereserveerd was. Onder de
voorwerpen die voor ons neergezet waren, bevond zich een jonge
ezel, gemaakt van Corinthisch brons en voorzien van een soort
pakzadel die aan de ene kant lichtgroene olijven en aan de andere
kant donkergroene bevatte. Aan weerskanten stonden twee schalen;
en op de randen was de naam van Trimalchio en het gewicht aan
zilver gegraveerd. Dan waren er kleine op een brug lijkende bouwsels
met daarop relmuizen, lekker gemaakt met honing en papaverzaden;
en dampende worsten waren op een zilveren rooster uitgestald, waar
zich donkere Syrische pruimen onder bevonden die zwarte kolen
moesten voorstellen en scharlaken granaatappelzaden om de rode
voor te stellen.
Te midden van al deze pracht werd Trimalchio binnengebracht met
het geluid van muziek en neergevleid op een stapel goedgevulde
kussens. Toen we hem zagen konden we ons lachen nauwelijks
inhouden; want zijn gladgeschoren kop leek wel uit een felrode
mantel geduwd te worden en om zijn nek was een lang, met franje
omzoomd servet geslagen met in het midden een brede purperen baan
van boven naar beneden. Om de pink van zijn linkerhand droeg hij
een enorme vergulde ring en om het onderste kootje van de vinger
daarnaast een ring die van puur goud leek te zijn, maar waar kleine
metalen sterretjes op aangebracht waren. Bovendien had hij, voor het
geval wij toch nog niet al zijn grootsheid in de gaten zouden hebben,
zijn rechterarm ontbloot, die was versierd met een gouden armband
en een diadeem van ivoor, vastgezet met een flonkerende speld.(…)
Spoedig daarna kwam er, voor de eerste keer, een einde aan onze
vrolijkheid: want toen een jonge slaaf, die er geenszins slecht uitzag,
temidden van de nieuwe bedienden was binnengekomen, greep
Trimalchio hem vast en begon hij hem langdurig te kussen. Waarop
Fortunata, om te bewijzen dat ze in het huwelijk dezelfde rechten had,
Trimalchio begon uit te schelden, hem uitmakend voor het schuim
van de aarde en een schandelijk persoon. Uiteindelijk noemde ze hem
een hond. Hierdoor beledigd smeet Trimalchio een beker in haar
gezicht en zij gilde alsof ze een oog verloren had en hield haar
trillende handen voor haar gezicht. Scintilla was ook flink van streek
en hield haar mantel om de ineengekrompen vrouw."
javascript:void(0)
-
19
1 Het verhaal van Vespillo (I) kun je kenmerkend noemen voor de leefgewoontes van veel Romeinen in
de tijd van de Republiek. Wat leert ons deze bron over die leefgewoontes?
2 Petronius (II) laat ons zien hoe de Romeinen tijdens het keizerrijk leefden. Wat was er in vergelijking
met de tijd van de Republiek (zoals die uit bron I blijkt) veranderd? Toon je antwoord vanuit de
bronnen aan.
3 In 8 voor Christus is er volgens Vespillo (I) sprake van herstel van de Republiek. Waarom kun je
stellen dat hij zichzelf daarmee voor de gek hield?
4 Leg uit waarom Vespillo (I) zich in 8 voor Christus wel degelijk kon inbeelden dat in Rome de
Republiek hersteld was.
-
20
ROME – REPUBLIEK Res publica
Burgeroorlogen
Keizerschap Augustus
TOETS
287
BRON
In zijn 'Annales' ging de Romeinse geschiedschrijver Tacitus (56-117) in op de machtsovername door Augustus.
Een 'triumvir' is een lid van een driemanschap, in de beslissende zeeslag bij Actium versloeg Octavianus
(Augustus) de vloot van Marcus Antonius (31 voor Christus).
"Na de dood van Brutus en Cassius was er geen enkel leger nog langer loyaal jegens de Republiek (…) De titel van
triumvir afleggend en paraderend als een consul en bewerend dat hijzelf tevreden was met de macht als
volkstribuun ter bescherming van het gewone volk, verleidde Augustus toen de soldaten met geschenken, het volk
met graan en alle mensen met verlokking van vrede en groeide hij geleidelijk in macht, in zijn handen de functies
van de senaat, de magistraten en de wetten verenigend. Niemand verzette zich tegen hem, want de moedigsten
waren in de strijd of door vogelvrijverklaring gevallen. Wat de overgebleven patriciërs betreft, hoe bereidwilliger
zij waren zich te onderwerpen, des te meer groeiden zij in rijkdom en ambten, met als gevolg dat zij, verheven door
de omwenteling, aan de veiligheid van het moment de voorkeur gaven boven de gevaren van het verleden.
Evenmin waren de provincies ongelukkig met deze stand van zaken, want zij wantrouwden de regering van de
senaat en het volk vanwege de twisten van de machtigen en de roofzucht van de ambtenaren, terwijl de
bescherming die hen door de wetten geboden werd geen effect had, aangezien de provincies regelmatig in
verwarring gebracht werden door geweld, samenzwering en ten slotte omkoping (…)
In het land zelf was alles vreedzaam; de ambtenaren droegen dezelfde titels als tevoren. De jongere generatie was
geboren na de overwinning bij Actium en zelfs velen van de oudere generatie waren geboren tijdens de
burgeroorlogen. Hoe weinig waren er nog over die de Republiek hadden meegemaakt!
Zo was de staatsvorm omgevormd en er was helemaal niets overgebleven van de goede oude manier van leven.
Beroofd van gelijkheid richtten allen zich op de bevelen van een princeps zonder ongerustheid voor de dag van
vandaag, omdat Augustus, in de kracht van zijn leven, zijn macht, die van zijn familie en de vrede bewaarde."
1 Wat was voor de Romeinen de grondgedachte achter de Republikeinse staatsvorm?
2 Leg uit dat je uit het verhaal van Tacitus kunt opmaken waardoor de Republikeinse gedachte in verval
raakte. Gebruik twee citaten uit de bron om je antwoord te ondersteunen.
3 Voor Tacitus was met de komst van Augustus de Republiek definitief voorbij. Toch liet Augustus Republikeinse vormen bestaan. Geef daarvan uit de bron twee voorbeelden en verklaar vervolgens deze
handelwijze van Augustus.
4 Enerzijds betreurde Tacitus de ondergang van de Republiek, anderzijds begreep hij heel goed, waarom de
meeste Romeinen zich gemakkelijk schikten in het keizerschap van Augustus. Leg beide delen van deze
stelling met behulp van de bron uit.
javascript:void(0)
-
21
ROME – REPUBLIEK Betekenis Republiek
Legerhervorming Marius
Burgeroorlogen
Sulla/Crassus
TOETS
1642
BRON
De Griekse geschiedschrijver Plutarchus, die van circa 46 – circa 120 na Christus leefde, vertelt in zijn
levensbeschrijving van de Romeinse generaal en politicus Crassus het volgende. Sulla was een generaal die van
83-79 voor Christus een alleenheerschappij in Rome gevestigd had.
"Als men de schandelijke waarheid moet vertellen, graaide hij het meeste bij elkaar met geweld en oorlog, door
van rampen, die de samenleving treffen, zijn grootste bron van inkomsten te maken. Want toen Sulla de macht in
Rome greep en het bezit verkocht van degenen die door hem ter dood waren gebracht, door dat als buit te
beschouwen en te benoemen en door er naar te streven zoveel mogelijk invloedrijke mannen tot zijn
medeplichtigen te maken, weigerde Crassus niet dergelijk bezit te aan te nemen of te kopen. Toen hij bovendien
in de gaten kreeg hoe natuurlijk en gewoon het in Rome was dat gebouwen afbrandden en instortten omdat ze zo
geweldig groot waren en heel dicht op elkaar stonden, kocht hij slaven die bouwvakkers en architecten waren.
Toen hij meer dan 500 van deze had, wilde hij huizen kopen die in brand stonden en de huizen die daar aan
grensden. De eigenaren zouden ze voor kleine bedragen van de hand doen, vanwege hun angst en onzekerheid,
zodat het grootste deel van Rome in zijn handen kwam."
1 Wat was voor de Romeinen de kernwaarde van de staatsvorm die zij Republiek noemden?
2 Plutarchus velde een hard oordeel over Crassus. Maak aan de hand van de feiten die hij in de bron noemt
duidelijk dat hij van oordeel was dat Crassus met zijn gedrag de juist die kernwaarde van de Romeinse
Republiek aantastte.
3 Generaals als Sulla en Crassus konden met de Romeinse legioenen streven naar politieke macht, in
sommige gevallen (Sulla bijvoorbeeld) uitlopend op alleenheerschappij. Leg nu uit dat dit een gevolg
was van een legerhervorming in 107 voor Christus op voorstel van de generaal Marius.
4 Maak duidelijk of de mogelijkheden om politieke macht te verwerven een bedoeld of een onbedoeld
gevolg waren van de legerhervorming van Marius.
javascript:void(0)
-
22
ROME – REPUBLIEK Aristocratie – democratie
Karakter republiek
Uitbreiding Romeinse Rijk
Rol patriciërs
TOETS
1686
BRON
De Griekse schrijver Polybios (203-120 voor Christus) schreef in zijn werk 'Historiën' het volgende over de
staatsinrichting van de Romeinse Republiek.
"Voor zij de legioenen de stad uitleiden, blijven de consuls in Rome en zijn zij de belangrijkste bestuurders. Alle
andere magistraten, behalve de volkstribunen, staan onder hen en nemen van hen bevelen aan. Zij stellen
buitenlandse ambassadeurs aan de Senaat voor; leggen zaken die bespreking behoeven aan haar voor; en zien op
de uitvoering van haar decreten toe. Als er verder staatszaken zijn die de instemming van het volk behoeven, is
het hun taak daar voor te zorgen, om de volksvergaderingen bijeen te roepen, om de voorstellen aan hen voor te
leggen en om de besluiten van de meerderheid uit te voeren (…)
De Senaat heeft de controle op de schatkist en regelt zowel inkomsten als uitgaven (…) Eveneens behoren alle
misdrijven, in Italië begaan, die een openbaar onderzoek vereisen, zoals verraad, samenzwering, vergiftiging of
opzettelijke moord, tot de bevoegdheden van de Senaat. Als daarnaast een individu of staat onder de Italiaanse
bondgenoten een geschil opgelost wil zien, een boete opgelegd wil hebben, hulp of bescherming verleend wil
hebben – al dit behoort tot de taak van de Senaat. Of opnieuw, buiten Italië, als het nodig is om een gezantschap te
sturen om oorlogvoerende staten te verzoenen, of hen te herinneren aan hun verplichtingen, of hen soms
vorderingen op te leggen, of hun onderwerping te verkrijgen of ten slotte om hen de oorlog te verklaren, dit is ook
het werk van de Senaat.
Na dit alles zou men natuurlijk geneigd zijn te vragen welk deel overblijft voor het volk (…) Opnieuw, het is het
volk dat ambten toekent aan degenen die dat verdienen, welke de meest eervolle beloningen voor publieke
verdienste zijn. Het heeft ook de absolute macht om wetten goed te keuren; en, het allerbelangrijkste, het is het
volk dat beraadslaagt over de vraag van vrede en oorlog."
1 Leg uit dat volgens Polybios de staatsinrichting van de Romeinse Republiek een mengsel van
aristocratische en democratische elementen was.
2 Ga na of het door Polybios beschreven regeringsstelsel geschikt was om de kerngedachte van de 'res
publica' waar te maken. Begin je antwoord met die kerngedachte te omschrijven en beantwoord
vervolgens beargumenteerd de vraag.
3 Polybios schreef zijn boek in de periode dat het Romeinse Rijk aanzienlijk uitgebreid werd. Waarom kun
je stellen dat juist die veroveringen op den duur de gewoonte ondermijnden dat patriciërs zich op grond
van hun 'publieke verdienste' probeerden te onderscheiden?
javascript:void(0)
-
23
ROME Hellenistische kunst
Grieks-Romeinse cultuur
Slavernij
TOETS
1885
BRON I
De 'Stier van Farnese' is het grootste op zichzelf staande beeldhouwwerk uit de Oudheid. Het wordt
toegeschreven aan Apollonius van Tralles, die op het Griekse eiland Rhodos leefde en het samen met zijn broer
op het eind van de tweede eeuw voor Christus maakte. Een Romeinse politicus, Asinius Pollio, voegde het een
kleine eeuw later toe aan zijn kunstcollectie. Het beeld verbeeldt de mythe van Dirce, die gedood wordt door de
tweelingbroers Amphion en Zethus door haar aan de hoorns van een stier vast te binden; het motief was dat Dirce
hun moeder, Antiope, gruwelijk had mishandeld.
http://cciv214fa2012.site.wesleyan.edu/hellenistic-period/drunkenoldwoman200sbce/javascript:void(0)
-
24
BRON II
Deze muurschildering van Amphion en Zethus, die Dirce aan een woeste stier vastbinden, is gevonden in de
'domus Vettii' in Pompeii. Dit was een van de meest luxueuze villa’s in Pompeii, bewoond door Aulus Vettius
Conviva en Aulus Vettius Restitutus, twee vrijgelaten slaven.
1 Bespreek de 'Stier van Farnese' (I) om duidelijk te maken dat dit beeld niet een voorbeeld is van
klassiek-Helleense, maar van Hellenistische kunst.
2 Beide bronnen (I en II) kun je gebruiken om een hoofdkenmerk van de cultuur van het Romeinse
Rijk toe te lichten. Maak dat voor beide bronnen afzonderlijk duidelijk.
3 Als je bron II in zijn historische context bestudeert, moet je concluderen dat het beeld van de
slavernij in het Romeinse Rijk niet eenduidig is. Licht dit toe door:
- eerst met een tweetal argumenten de traditionele positie van slaven in een gelaagde
samenleving aan te geven;
- vervolgens met drie argumenten duidelijk te maken dat bron II en de geschiedenis
daaromheen dit traditionele beeld aantasten.
-
25
ROME – REPUBLIEK Republiek
Burgeroorlog
Moord op Caesar
Legerhervorming Marius
TOETS
1753
BRON
In 43 voor Christus schreef de beroemde Romeinse politicus, advocaat en redenaar Cicero de volgende brief aan
Brutus, een van de moordenaars van Caesar. Cicero zelf was niet bij de moord betrokken, maar prees deze wel.
Lepidus en Marcus Antonius waren generaals (en bondgenoten van Caesar), die de Senaat onder druk zetten.
"Na de dood van Caesar, Brutus, hebt u niet vergeten wat ik zei dat door u en uw collega’s was genegeerd en welk
een donkere wolk ik boven de Republiek zag hangen. Een grote pest is door uw optreden verwijderd, een grote
smet op het Romeinse volk uitgewist. Maar nu is een manier om koninklijke macht uit te oefenen in de handen
gelegd van Lepidus en Antonius, van wie de eerste de meer wispelturige van de twee is, de laatste de meer
corrupte. Tegen deze mannen, aangevuurd door de ambitie om de staat overhoop te gooien, beschikten wij niet
over de beschermende kracht om ons te weer te stellen. Daarom stelde ik strenge maatregelen tegen Antonius voor
en ook strenge tegen Lepidus, met de bedoeling dat ik een waarschuwing zou afgeven tegen al diegenen, die van
zins waren om hun hartstocht naar macht na te volgen."
1 In zijn brief aan Brutus liet Cicero duidelijk blijken dat hij de moord op Caesar noodzakelijk achtte om
het karakter van de Republikeinse staatsvorm te redden. In welke zinsnede komt die overtuiging het best
naar voren? Licht je antwoord toe.
2 Uit zijn brief blijkt duidelijk dat Cicero er nog niet van overtuigd was dat met de dood van Caesar de
Republiek uit de gevarenzone was. Licht dit toe door
- eerst aan te geven dat Cicero zich in zijn brief wel bewust toonde van incidentele bedreigingen
voor de Republiek en
- vervolgens uit te leggen dat de legerhervorming van Marius (circa 105 voor Christus) door
Cicero niet genoemd werd, maar wel een structureel gevaar voor de Republikeinse staatsvorm
betekende.
javascript:void(0)
-
26
ROME Res Publica
Ondergang Republiek
Standplaatsgebondenheid
TOETS
1886
BRON
De Romeinse geschiedschrijver Sallustius leefde in de laatste eeuw voor Christus en was daardoor getuige van
de ondergang van de Romeinse Republiek. Onderstaand fragment komt uit zijn geschrift 'De Coniuratione
Catilinae'. Catilina was een Romeins staatsman, die tot tweemaal toe een staatsgreep voorbereid zou hebben.
"Maar toen door energie en rechtvaardigheid de staat groot geworden was, machtige koningen verslagen, wilde
stammen en reuzenvolkeren onderworpen waren, toen Carthago, de grote rivaal van het Romeinse rijk, met de
grond gelijk gemaakt was en landen en zeeën openlagen - toen keerde het noodlot zich tegen hen en greep de
omslag plaats. Voor hen, die harde arbeid, gevaar, nood en tegenspoed met gemak hadden doorstaan, bleek vrije
tijd en rijkdom, ieders ideaal, een niet te dragen last.
Heerszucht en hebzucht ontstonden en daaruit kwam alle kwaad voort. Want hebzucht ondermijnt trouw,
rechtschapenheid en andere deugden; zij leidt tot willekeur, wreedheid, godsverachting en omkoopbaarheid.
Heerszucht brengt de mens tot oneerlijkheid, doet hem het ene zeggen en het andere denken, vriendschap
afmeten aan het praktische nut in plaats van aan wezenlijke waarde en achter een braaf gezicht innerlijke
verdorvenheid verbergen.
Deze ondeugden namen eerst slechts langzaam toe en werden een enkele maal nog bestraft, maar later greep het
kwaad als pest om zich heen en veranderde het aanzicht van de maatschappij totaal. In plaats van rechtvaardig en
heilzaam werd het gezag ondraaglijk wreed."
1 Leg uit wat voor de Romeinen de kernwaarde van de Republikeinse regeringsvorm was. Neem in je
antwoord een zin(-snede) uit het geschrift van Sallustius op, waarin deze verwijst naar die kernwaarde.
2 Sallustius koppelt in zijn geschrift de ondergang van de Republiek aan de uitbreiding van het Romeinse
Rijk. Maak duidelijk dat je zijn redenering kunt onderbouwen met de manier waarop de Romeinen de
provincies bestuurden.
3 Sallustius stamde af van een plebeïsche familie en stond aan de kant van de 'populares' (volkspartij). Ga
aan de hand van de bron na of je kunt stellen dat je Sallustius zijn verslag van de samenzwering van
Catilina vanuit dit perspectief geschreven heeft. Leg je antwoord uit.
javascript:void(0)
-
27
ROME – REPUBLIEK Tweede Punische Oorlog
Hannibal
Rol bondgenoten
Betrouwbaarheid bronnen
TOETS
2043
BRON I
De Romeinse geschiedschrijver Livius beschreef (in de tijd van keizer Augustus) in zijn werk 'Ab Urbe Condita'
hoe Hannibal in de Tweede Punische Oorlog na het oversteken van de Alpen probeerde de Romeinen bij het
Trasumeense Meer in de val te lokken (217 voor Christus).
"Hannibal verwoestte al het land tussen de stad Cortona en het Trasumeense Meer met alle verschrikkingen van
de oorlog, om des te meer de toorn van de vijand op te wekken om wraak te nemen voor het onrecht dat de
bondgenoten was aangedaan. En reeds waren zij op plaatsen aangekomen die zeer geschikt waren voor een
hinderlaag, daar waar het Trasumeense Meer het dichtst de bergen van Cortona nadert. Het is daartussen maar
een heel smalle weg, het lijkt net alsof daar met opzet plaats voor was gemaakt. Daarna wordt het veld wat
opener en breder. Van daaruit rijzen heuvels op. Hier sloeg hij zijn kamp op een open plaats op, waar hij zichzelf
met alleen de Afrikanen en de Spanjaarden wilde legeren. De Balearische slingeraars en de overige licht
bewapenden voerde hij om de berg heen; de ruiterij stelde hij direct in de nabijheid van de smalle bergweggetjes
van het beboste gebergte op, waar ze door heuvels gemakkelijk dekking konden vinden, zodat de ruiterij de
Romeinen, toen die binnengedrongen waren, de weg versperde en dezen dus rondom door het meer en door de
bergen ingesloten waren."
BRON II
De Griekse geschiedschrijver Polybius, die leefde in de tweede eeuw voor Christus, beschreef in zijn werk
'Historiën' het optreden van Hannibal, nadat deze de Romeinen bij het Trasumeense Meer vernietigend verslagen
had. Maharbal was de commandant van de ruiterij in het leger van Hannibal.
"Hannibal evenwel, naar wie degenen die zich overgegeven hadden en ook de overige gevangenen gebracht
werden, liet allen, in totaal meer dan vijfduizend, bijeenroepen en verklaarde eerst dat Maharbal geen volmacht
had gehad om aan de eerstgenoemden te beloven dat ze gespaard zouden worden; vervolgens begon hij met een
aanklacht tegen de Romeinen. Toen hij hiermee klaar was, verdeelde hij alle Romeinen over de legeronderdelen
om hen als gevangenen te behandelen, de bondgenoten evenwel liet hij allemaal zonder losgeld naar hun
vaderland vertrekken, met dezelfde woorden als de eerste keer: hij was niet gekomen om met de Italiërs oorlog
te voeren, maar voor de vrijheid van de Italiërs met de Romeinen."
1 Beredeneer bij welk kenmerkend aspect de bronnen I en II passen.
2 De Italiaanse stammen, door Livius en Polybius 'bondgenoten' (van de Romeinen) genoemd, speelden
een cruciale rol in de strijd tussen de Romeinen en Hannibal in Italië tussen 217 en 206. Leg uit dat uit
de bronnen I en II blijkt dat zowel de Romeinen als Hannibal er naar streefden deze 'bondgenoten' aan
hun kant te houden respectievelijk te krijgen..
3 We kennen Hannibal vrijwel uitsluitend uit Romeinse en Griekse bronnen, niet uit Carthaagse.
Beredeneer wie van de twee, Livius (I) of Polybius (II), het meest betrouwbare beeld van Hannibal,
schetst. Leg je antwoord uit met verwijzingen naar beide bronnen.
javascript:void(0)
-
28
ROME – KEIZERRIJK Augustus
Vergoddelijking
Bronnenkritiek
TOETS
309
BRON I
Kort voor zijn dood in 14 na Christus schreef keizer Augustus zijn autobiografie, 'Res Gestae Divi Augusti'. In het
fragment hieronder beschrijft hij hoe hij als keizer aan de macht komt:
"Tijdens mijn zesde en zevende consulaat, nadat ik een eind aan de burgeroorlogen gemaakt had, droeg ik, nadat ik
met algemene instemming de hoogste macht had bereikt, de staat uit mijn eigen zeggenschap over aan de controle
door de Romeinse Senaat en het volk. Bij decreet van de Senaat ontving ik voor deze bereidwilligheid van mijn
kant de titel van Agustus, en de deurstijlen van mijn huis werden publiekelijk met lauweren overdekt, de
burgerkroon werd boven mijn deuropening bevestigd en in het Julische Senaatsgebouw werd een gouden schild
neergezet, dat mij, zoals de inscriptie op dit schild bewijst, door de Romeinse Senaat en het volk gegeven werd uit
erkentelijkheid voor mijn dapperheid, toegevendheid, rechtvaardigheid en toewijding. Daarna overtrof ik iedereen
in gezag, maar ik bezat niet meer macht dan de anderen, die in een bepaald openbaar ambt mijn collega's waren."
BRON II
Fragment uit de 'Vita Augusti' van de Romeinse geschiedschrijver Suetonius (69-140).
"Alle burgers van Rome boden hem in een vlaag van plotselinge eensgezindheid de titel 'vader van zijn vaderland'
aan - eerst het gewone volk, door een naar Antium gezonden afvaardiging, en daarna, omdat hij het afwees,
opnieuw in Rome bij het betreden van het theater, waar zij in massa's samendromden, allen lauwerkransen
dragend; naderhand de Senaat in het Senaatsgebouw, niet bij decreet of bij acclamatie, maar bij monde van
Valerius Messala. Sprekend namens de gehele vergadering zei hij: 'Moge geluk en goddelijke genade u en uw huis
ten deel vallen, Caesar Augustus; want zodoende denken wij te bidden om duurzame welvaart voor ons land en
geluk voor onze stad. De Senaat roept u in overeenstemming met het Romeinse volk als 'Vader van uw Vaderland'
aan.' Daarop antwoordde Augustus met tranen in zijn ogen (...): 'Nu ik mijn hoogste verwachtingen bereikt heb,
leden van de Senaat, wat kan ik meer van de onsterfelijke goden vragen dan dat ik deze zelfde eensgezinde
instemming van uw kant mag behouden helemaal tot aan het eind van mijn leven?'"
BRON III
Fragment uit de 'Annales' van de Romeinse geschiedschrijver Tacitus (ca. 55-ca. 117).
"Na de dood van Brutus en Cassius was geen enkel leger meer loyaal jegens de Republiek (...) Terwijl hij afstand
deed van de titel van lid van het driemanschap en paradeerde als consul, en terwijl hij beloofde dat hij zichzelf
tevreden stelde met de macht van een volkstribuun om het gewone volk te kunnen beschermen, verleidde Augustus
daarop de soldaten met geschenken, het volk met koren en iedereen met het aantrekkelijke vooruitzicht van vrede,
en geleidelijk aan werd zijn macht groter door in zijn handen de functies van de Senaat, van de magistraten, van de
wetten te concentreren. Niemand verzette zich tegen hem, daar de moedigsten in de strijd of in de vervolgingen
waren gevallen. Wat de overige aanzienlijken betreft, hoe meer zij bereid waren zich te onderwerpen, des te meer
zagen zij hun rijkdom en ambten toenemen, met het gevolg dat zij, in aanzien verhoogd door de omwenteling, de
veiligheid van het moment verkozen boven de gevaren van het verleden. Evenmin oordeelden de provincies
afwijzend over deze stand van zaken, want zij wantrouwden het bestuur van de Senaat en de volksvergadering
vanwege de machtsstrijd onder de aanzienlijken en de roofzucht van de ambtenaren, terwijl van de bescherming,
die hen door de wetten toegekend was, niets terecht kwam, daar de provincies herhaaldelijk in grote wanorde
gebracht werden door geweld, intriges en tenslotte omkoperij (...)
In het land zelf was alles rustig; de ambtenaren droegen dezelfde titels als tevoren. De jongere generatie was
geboren na de overwinning bij Actium, en ook velen van de oudere generatie waren geboren gedurende de
burgeroorlogen. Hoe weinigen waren nog in leven die de Republiek hadden meegemaakt!
Aldus werd de staatsregeling veranderd, en er bleef helemaal niets over van de goede oude samenleving. Beroofd
van hun gelijkheid zagen allen uit naar de bevelen van een 'princeps' zonder zich bewust te zijn van de situatie,
terwijl Augustus in de energieke jaren van zijn leven zijn macht, die van zijn familie en de vrede in stand hield."
http://mawdizzle.com/wp-content/uploads/2010/11/Augustus-Caesar-Statue.jpg
-
29
1 Zowel Augustus zelf (I), als de latere geschiedschrijvers Suetonius (II) en Tacitus (III) geven een
beeld van het aan de macht komen van Augustus. Toon nu vanuit deze drie bronnen aan dat het nodig
is bij deze gebeurtenis schijn en werkelijkheid goed uit elkaar te houden.
2 Suetonius (II) en Tacitus (III) waren tijdgenoten, maar beoordeelden het keizerschap van Augustus
niettemin heel verschillend. Toon dat met verwijzingen naar beide bronnen aan.
3 Augustus schreef zijn levensbeschrijving (I) vlak voor zijn dood in 14 na Christus. Leg nu uit dat uit
deze beschrijving blijkt dat hij, althans in Italië, nog niet als god vereerd werd, maar dat er al wel
sprake was van de verering van zijn 'genius'. Twee antwoorden dus.
4 Een autobiografie moet als historische bron uiterst behoedzaam benaderd worden. Maak dat duidelijk
door bron I te toetsen aan het werk van Suetonius (II) en Tacitus (III).
-
30
ROME – KEIZERRIJK Klassieke denken
Slavernij
Vroege christendom
TOETS
313
BRON
De Romeinse filosoof Seneca (4 v.-65 n.Chr.)schreef het volgende over de behandeling van slaven.
"Als u met betrekking tot degene, die u slaaf noemt, zou overwegen dat hij dezelfde oorsprong heeft, in hetzelfde
klimaat vertoeft, dezelfde lucht inademt en onderworpen is aan dezelfde wet van leven en dood als u zelf, dan zult
u het mogelijk achten hem te beschouwen als een vrijgeboren persoon, zoals hij vrij is u als een slaaf te
beschouwen (...)
Ik zal niet uitvoerig de behandeling van slaven bespreken, jegens wie wij ons wreed en arrogant gedragen. Maar dit
is de essentie van wat ik zou willen aanraden: behandel uw ondergeschikten zoals u door uw meerdere behandeld
zou willen worden. Denk iedere keer, dat u denkt over de macht die u over een slaaf hebt, na over de macht die uw
meester over u heeft. Maar u zegt: 'Ik heb geen meester.' Het zij zo. De wereld lacht u op dit moment toe; maar dat
hoeft niet altijd zo te blijven. Eens zou u zelf een slaaf kunnen zijn."
1 Seneca was één van de belangrijkste filosofen uit de eerste eeuw na Christus. Leg nu aan de hand van de bron uit dat Seneca met zijn opvattingen over de behandeling van slaven in de traditie van het klassieke
denken stond.
2 In de tijd van Seneca begon de opkomst van het Christendom in het Romeinse Rijk. In welk opzicht
konden de eerste Christenen de redenering van Seneca met betrekking tot de slavernij volgen en in welk
opzicht juist niet?
http://mawdizzle.com/wp-content/uploads/2010/11/Augustus-Caesar-Statue.jpg
-
31
ROME - KEIZERRIJK Pax Romana
Burgerrecht
TOETS
1035
BRON
Fragmenten uit een toespraak van een Romeinse bestuurder. Hierin spreekt hij figuurlijk Rome/het Romeinse Rijk
aan.
"Als iemand de uitgestrektheid van het rijk in ogenschouw neemt, moet hij verbaasd zijn dat zo’n klein deel de
wereld regeert, maar wanneer hij Rome en zijn omvang ziet, is het niet verbazingwekkend dat de gehele
bewoonbare wereld door zo’n hoofdstad bestuurd wordt (…) Uw bezittingen gaan gelijk op met de baan van de
zon (…) U regeert niet binnen vastgestelde grenzen, evenmin kan iemand de grenzen van uw machtsbereik
voorschrijven (…)
Wat een volk ook maar voortbrengt, kan hier gevonden worden, op ieder moment en in overvloed. Egypte, Sicilië
en het beschaafde deel van Afrika zijn uw boerderijen, schepen komen en gaan voortdurend.
Omvangrijk als het is, is uw rijk opmerkelijker door zijn grondigheid dan door zijn uitgestrektheid (…) De hele
wereld bidt eensgezind dat uw rijk voor altijd mag voortbestaan (…)
Maar de meest wonderlijke en bewonderenswaardige prestatie van alle, en die onze volle dankbaarheid verdient, is
deze (…) Als enige van de keizerrijken uit de geschiedenis heerst u over mensen die vrij zijn. U hebt niet deze of
gene streek toebedeeld aan een tiran of autocraat."
1 Leg met twee aanwijzingen uit de bron uit over welke periode in de geschiedenis van het Romeinse Rijk
deze toespraak gaat.
2 Op het eind van zijn toespraak stelt de Romeinse bestuurder dat het Romeinse Rijk heerst "over mensen
die vrij zijn". Leg van twee groepen uit de Romeinse samenleving uit dat voor hen deze bewering niet
opging.
3 Welk argument zal de Romeinse bestuurder gebruikt hebben om aan te tonen dat veel inwoners van het
Romeinse Rijk wel degelijk "vrij" waren?
http://mawdizzle.com/wp-content/uploads/2010/11/Augustus-Caesar-Statue.jpg
-
32
ROMEINSE RIJK Pompeii
Dagelijks leven
Positie van de vrouw
Vroege Christendom
TOETS
1923
BRON I
De stad Pompeii werd, als gevolg van een
uitbarsting van de vulkaan Vesuvius in 79 na
Christus in zeer korte tijd door een dikke laag as
bedekt, die het leven van het ene op het andere
moment geheel verstolde. Bij opgravingen sinds de
18de eeuw werd onder meer deze muurschildering
ontdekt in een bar aan de Via di Mercurio.
BRON II
In een ruimte, kennelijk bedoeld als slaapkamer, in een
villa in Pompeï werd bij opgravingen deze
wandschildering aangetroffen.
BRON III
Tertullianus (circa 160-circa 230 na Christus)
was een vroegchristelijke kerkgeleerde, die in
zijn werken vooral de christenen verdedigde
tegen niet-christenen. De volgende woorden
waren voor vrouwen bestemd.
"Besef je niet: Eva, dat ben jij? De vloek die
God uitsprak over jouw geslacht drukt nog
steeds op de wereld. Schuldig, moet je de lasten
dragen, Jij bent de poort van de duivel, jij
ontheiligde de noodlottige boom, jij als eerste
verried de wet van God, jij die met jouw
vleiende woorden de man murw maakte, over
wie de duivel niet met geweld kon heersen. Het
beeld van God, de man Adam, jij maakte hem
kapot, het was kinderspel voor jou. Jij verdiende
de dood, en het was de zoon van God die moest
sterven."
1 We mogen er van uitgaan dat de inwoners van het
Romeinse Rijk wandschilderingen lieten
aanbrengen over wat zij in hun dagelijks leven
belangrijk of mooi vonden. Wat leren ons wat dit
betreft de bronnen I en II? Per bron afzonderlijk
antwoorden.
2 Afgaande op de woorden van Tertullianus (III)
kun je beredeneren hoe de eerste christenen over
de vrouw dachten. Omschrijf welk beeld de eerste
christenen van de vrouw hadden.
3 Tertullianus zette het christelijk geloof en de
daaruit voortvloeiende waarden en normen af
tegen de heidense samenleving van de Romeinen.
Beredeneer vanuit bron III hoe hij over
wandschildering II geoordeeld zal hebben. Leg je
antwoord uit.
http://mawdizzle.com/wp-content/uploads/2010/11/Augustus-Caesar-Statue.jpg
-
33
ROMEINSE RIJK Grieks-Romeinse cultuur
Christenen t.o. Romeinse cultuur
TOETS
1937
BRON II
Mozaïek afkomstig uit het oostelijke deel
van het Romeinse Rijk, tweede eeuw na
Christus. Het beeldt Lycurgus uit, die als
tegenstander van Dionysus, de god van de
wijn en de dronkenschap, diens verering
verbood; uit wraak maakte Dionysus
Lycurgus waanzinnig en in die waanzin
doodde deze de nymf Ambrosia, die
daardoor in een wijnstruik veranderde.
BRON I
Vloermozaïek, gevonden in de Villa Romana del Casale, die circa
330 na Christus op het eiland Sicilië gebouwd is.
1 De cultuur van de Romeinen is
diepgaand door die van de Grieken
beïnvloed. Welke sporen kun je
daarvan in de bronnen I en II
terugvinden?
2 In de periode van het ontstaan van
deze mozaïeken (bronnen I en II)
was het Christendom volop in
opkomst. Leg van beide
mozaïeken afzonderlijk uit
waarom deze voor veel Christenen
aantoonden dat zij bepaalde
aspecten van de levenswijze van
de Romeinen moesten afwijzen.
http://mawdizzle.com/wp-content/uploads/2010/11/Augustus-Caesar-Statue.jpg
-
34
ROME - KEIZERRIJK Pax Romana
Verbreiding Christendom
TOETS
78
BRON
Kaart van de belangrijkste handelsroutes in het Romeinse Keizerrijk.
1 Waarom kun je deze kaart van de belangrijkste handelsroutes in het Romeinse Rijk omstreeks 200 na
Christus gebruiken om het begrip 'Pax Romana' uit te leggen?
2 Leg uit dat je met deze kaart ook de snelle verbreiding van het christendom in het Romeinse Rijk kunt
verklaren.
http://mawdizzle.com/wp-content/uploads/2010/11/Augustus-Caesar-Statue.jpg
-
35
ROME – KEIZERRIJK Pax Romana
Burgerschap
TOETS
312
BRON
Aelius Aristides (ca. 120-ca. 189), een Griekse wijsgeer, schreef een lofrede op de stad Rome.
"Noch de zee noch het feit dan men in een ver van Rome verwijderd land woont sluit iemand uit van het
burgerschap. Tussen Europa en Azië wordt in dit opzicht geen onderscheid gemaakt. Alles ligt open voor iedereen;
en niemand die geschikt is voor een ambt of een vertrouwenspositie is een vreemdeling (...) Gij hebt het woord
'Romein' niet op een stad, maar op een wereldomvattend volk van toepassing gemaakt (...) Gij deelt volkeren niet
langer in als Grieken of barbaren (...) Gij hebt de mensen opnieuw verdeeld in Romeinen en niet-Romeinen (...) Op
grond van deze indeling zijn er in iedere stad velen die niet minder medeburgers zijn van u dan van degenen die tot
hun eigen stam behoren, al hebben sommigen van hen dan ook nog nooit deze stad gezien."
1 Leg uit dat Aristides in zijn lofrede de 'Pax Romana' bezong. Laat daarbij duidelijk uitkomen welke facetten van de 'Pax Romana' hij vooral benadrukte.
2 Aristides stelde in bovenstaande bron dat het onderscheid tussen Romeinen en niet-Romeinen anders was
dan het verschil tussen Grieken en barbaren. Leg dat verschil uit.
http://mawdizzle.com/wp-content/uploads/2010/11/Augustus-Caesar-Statue.jpg
-
36
ROMEINSE RIJK Statistische gegevens
Gouden eeuw Athene
Punische Oorlogen
Pax Romana
Confrontatie met de Germanen
TOETS
1936
BRON I
Op basis van een groot aantal primaire en secundaire bronnen hebben Amerikaanse
historici, die zich bezighouden met 'necrometrics' (in de volksmond ook wel 'body
count' genoemd), het aantal Grieken en Romeinen geteld dat in oorlogen gesneuveld
is. Onderstaande grafiek geeft het resultaat van hun onderzoek weer.
BRON II
De waarde van de belangrijkste Romeinse munt, de denarius, was gebaseerd
op het aantal grammen zilver dat er in verwerkt was. Onderstaande grafiek
geeft de hoeveelheid zilver in de Romeinse denarii tussen 280 voor Christus
en 518 na Christus weer.
http://mawdizzle.com/wp-content/uploads/2010/11/Augustus-Caesar-Statue.jpg
-
37
1 Leg uit waarom het in zijn algemeenheid moeilijk is om over statistische gegevens over de geschiedenis
van de Grieken en Romeinen te beschikken.
2 Beredeneer welke gegevens vrijwel zeker betrouwbaarder zijn, die uit bron I of die uit bron II.
3 Geef de historische context (het verklarende verhaal) bij de statistische gegevens uit bron I voor:
a de vijfde eeuw voor Christus;
b het laatste kwart van de derde eeuw voor Christus en
c de eerste twee eeuwen na Christus.
4 Vanaf het begin van de derde eeuw na Christus heeft het Romeinse Rijk steeds meer soldaten nodig om
zich tegen binnenvallende Germaanse stammen te verdedigen. Beredeneer dat er een relatie zou kunnen
bestaan tussen deze groeiende behoefte aan soldaten en de gegevens in bron II.
-
38
ROME - KEIZERRIJK Pax Romana
Wegenstelsel
TOETS
448
BRON
Twee kaartjes over de aanleg van wegen in het Romeinse Rijk tijdens de periode van de 'pax romana'.
a situatie in het jaar 14 na Christus.
wegen gebouwd voor de regering
van Augustus
-------------- wegen gebouwd tijdens de regering
van Augustus
b situatie 180 na Christus.
Romeinse wegen
1 Leg uit wat we verstaan onder de 'pax romana'.
2 De beide kaartjes laten de aanleg van wegen tijdens de periode van de 'pax romana' zien. Toon met
verwijzingen naar de kaartjes aan dat dit wegennet in