Faculteit der Sociale Wetenschappen OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008
OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008, inwerkingtredend op 1 september 2007 1 / 14
Onderwijs- en examenregeling masteropleiding pedagogische wetenschappen
2007-2008
Overzicht inhoud
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Toepasbaarheid regeling
Artikel 1.2 Begripsbepalingen
Artikel 1.3. Doel van de opleiding
Artikel 1.4 Vorm van de opleiding
Artikel 1.5 Examens van de opleiding
Artikel 1.6 Studielast
Artikel 1.7 Taal
Paragraaf 2 De masteropleiding
Artikel 2.1 Samenstelling masteropleiding
Artikel 2.2 Onderwijsvormen in de masteropleiding
Paragraaf 3 Tentamens en examens
Artikel 3.1 Volgorde tentamens
Artikel 3.2 Tijdvakken en frequentie tentamens
Artikel 3.3 Eisen tentamens
Artikel 3.4 Vorm tentamens
Artikel 3.5 Mondelinge tentamens
Artikel 3.6 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag
Artikel 3.7 Geldigheidsduur
Artikel 3.8 Inzagerecht
Artikel 3.9 Recht op nabespreking
Artikel 3.10 Vrijstelling
Artikel 3.11 Examen
Artikel 3.12 Judicia
Artikel 3.13 Graad
Paragraaf 4 Vooropleiding
Artikel 4.1 Toelatingseisen masteropleiding
Artikel 4.2 Bewijs van toelating
Artikel 4.3 Flexibele instroom in de masteropleiding
Artikel 4.4 Nederlandse taal
Paragraaf 5 Studiebegeleiding
Artikel 5.1 Studievoortgangsregistratie
Artikel 5.2 Studiebegeleiding
Paragraaf 6 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.1 Overgangsbepalingen
Artikel 6.2 Vaststelling en wijziging
Artikel 6.3 Bekendmaking
Artikel 6.4 Inwerkingtreding
Bijlage 1 Nadere uitwerking doelstelling en eindtermen masteropleiding
Bijlage 1a Specifieke doelstellingen en eindtermen masteropleiding pedagogische wetenschappen, variant
orthopedagogiek: gezin en gedrag
Bijlage 1b Specifieke doelstellingen en eindtermen masteropleiding pedagogische wetenschappen, variant
orthopedagogiek: leren en ontwikkeling
Bijlage 2 Gedragscode vreemde taal, als bedoeld in art. 7.2 sub c WHW
Bijlage 3 Fraude bij examens, tentamens en schriftelijke werkstukken
Bijlage 4 Verplichtstelling aanwezigheid bij werkgroepen
Faculteit der Sociale Wetenschappen OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008
OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008, inwerkingtredend op 1 september 2007 2 / 14
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Toepasbaarheid regeling
Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de masteropleiding pedagogische
wetenschappen (hierna te noemen: de opleiding). De opleiding wordt verzorgd door het onderwijsinstituut
pedagogische wetenschappen en onderwijskunde (hierna te noemen: het onderwijsinstituut) binnen de
faculteit sociale wetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen (hierna te noemen: de faculteit).
Artikel 1.2 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. de wet: de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek afgekort tot WHW en zoals
sindsdien gewijzigd;
b. opleiding: de masteropleiding bedoeld in art. 7.3a, lid 1 sub b van de wet, i.c. de masteropleiding ad art.
1.1. sub 1;
c. student: hij of zij die is ingeschreven aan de Radboud Universiteit Nijmegen voor het volgen van het
onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding;
d. bacheloropleiding: de opleiding bedoeld in art. 7.3a, lid 1 sub a van de wet;
e. practicum: een praktische oefening als bedoeld in art. 7.13, lid 2 sub d van de wet, in één van de volgende
vormen:
– het schrijven van een scriptie;
– het maken van een werkstuk of een proefontwerp;
– het uitvoeren van een ontwerp- of onderzoekopdracht;
– het verrichten van een literatuurstudie;
– combinaties van bovengenoemde activiteiten;
– het verrichten van een stage;
– het deelnemen aan veldwerk of een excursie;
– het uitvoeren van proeven en experimenten;
– of het deelnemen aan een andere onderwijsactiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde
vaardigheden;
f. tentamen: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student met betrekking tot
een bepaalde onderwijseenheid, alsmede de beoordeling van dat onderzoek door minstens één daartoe
door de examencommissie aangewezen examinator;
g. examen: toetsing, waarbij door de examencommissie wordt vastgesteld of alle tentamens van de tot de
opleiding behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd (conform art. 7.10 van de wet);
h. examencommissie: de examencommissie van een opleiding ingesteld conform art. 7.12 van de wet, hier
bedoeld de examencommissie van de opleiding;
i. examinator: degene die door de examencommissie wordt aangewezen ten behoeve van het afnemen van
tentamens, conform art. 7.12 van de wet;
j. opleidingscommissie: de opleidingscommissie bedoeld in art. 9.18 van de wet, hier bedoeld de
opleidingscommissie van de opleiding;
k. uitvoeringsregeling: de uitvoeringsregeling behorende bij de OER en geldend voor de opleiding;
l. werkdag: maandag t/m vrijdag m.u.v. de erkende feestdagen;
m. studiegids: de gids van het onderwijsinstituut, bevattende de specifieke informatie over de opleiding;
n. instelling: Radboud Universiteit Nijmegen;
o. directeur: de directeur van het onderwijsinstituut;
p. decaan: de decaan van de faculteit;
q. gezamenlijke vergadering: de gezamenlijke vergadering van de onderdeelcommissie (van de universitaire
ondernemingsraad) en de facultaire studentenraad van de faculteit.
Artikel 1.3. Doel van de opleiding
1. Met de opleiding wordt beoogd:
a. studenten gevorderde kennis, vaardigheden en inzicht op het gebied van de pedagogische
wetenschappen bij te brengen;
Faculteit der Sociale Wetenschappen OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008
OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008, inwerkingtredend op 1 september 2007 3 / 14
b. studenten een gevorderde academische vorming bij te brengen;
c. studenten het genoemde onder lid 1 sub a en b op zodanig niveau bij te brengen dat dit aansluit op de
bacheloropleiding pedagogische wetenschappen;
d. studenten zodanig op te leiden, dat deze na voltooiing van de opleiding in staat zijn tot het zelfstandig
verrichten van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de pedagogische wetenschappen, en een
vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter;
e. studenten zodanig op te leiden dat zij in staat zijn om kennis en inzicht en probleemoplossende
vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of
multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied der pedagogische wetenschappen;
f. studenten op te leiden die in staat zijn om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan;
g. studenten op te leiden die in staat zijn om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of
beperkte informatie en die daarbij rekening houden met sociaal maatschappelijke en ethische
verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen;
h. studenten op te leiden die in staat zijn om conclusies, alsmede kennis, motieven en overwegingen die
daaraan ten grondslag liggen, duidelijk over te brengen op een publiek van specialisten en niet-
specialisten.
2. Studenten die de opleiding met goed gevolg hebben afgerond beschikken over:
a. gevorderde kennis, inzicht en vaardigheden op het terrein van de pedagogische wetenschappen;
b. vaardigheden om zelfstandig onderzoek te verrichten op het terrein van de pedagogische
wetenschappen;
c. voldoende kennis om een vervolgstudie op het terrein van de pedagogische wetenschappen aan te gaan
met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.
3. De nadere uitwerking van lid 1 en 2 is als bijlage 1 bij deze regeling opgenomen.
Artikel 1.4 Vorm van de opleiding
De opleiding wordt voltijds verzorgd.
Artikel 1.5 Examens van de opleiding
In de opleiding kan het masterexamen worden afgelegd.
Artikel 1.6 Studielast
1. De studielast wordt uitgedrukt in eenheden van het European Credit Transfer System (EC).
2. Eén EC staat gelijk aan 28 uren studie.
3. Het masterexamen heeft een studielast van 60 EC.
Artikel 1.7 Taal
1. Het onderwijs wordt in de Nederlandse taal gegeven (art. 7.2 WHW). Hiervan mag in de volgende
gevallen worden afgeweken:
a. bij een opleiding voor een vreemde taal;
b. bij een gastcollege door een anderstalige docent;
c. wanneer de specifieke aard, inrichting of kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de
studenten daartoe noodzaakt.
2. Wanneer het onderwijs in een andere taal wordt gegeven, dan is hiervoor de gedragscode vreemde taal
van toepassing, als bedoeld in art. 7.2 sub c WHW. Deze gedragscode is opgenomen als bijlage 2 bij deze
regeling.
Paragraaf 2 De masteropleiding
Artikel 2.1 Samenstelling masteropleiding
1. De masteropleiding kent twee varianten:
a. Orthopedagogiek: gezin en gedrag (OGG);
b. Orthopedagogiek: leren en ontwikkeling (OLO).
2. Elke variant omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast (in EC; totaal 60):
a. stage....................................................................................................................................................20
b. scriptie ................................................................................................................................................20
Faculteit der Sociale Wetenschappen OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008
OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008, inwerkingtredend op 1 september 2007 4 / 14
c. casuïstiek ............................................................................................................................................10
d. twee verdiepende modules.................................................................................................................10
In de variant OGG betreft het de volgende twee modulen van elk 5 EC:
– ontwikkelingspsychopathologie II: eetstoornissen en verslaving;
– professionele klinische competenties.
In de variant OLO betreft het de volgende twee modulen van elk 5 EC:
– variatie in communicatie en taal;
– variatie in cognitie en informatiewerking.
3. Een beschrijving van de in lid 2 genoemde onderdelen is opgenomen in de studiegids.
Artikel 2.2 Onderwijsvormen in de masteropleiding
1. De volgende onderdelen in de masteropleiding, als genoemd in art. 2.1 lid 2, omvatten, naast het
onderwijs in de vorm van hoorcolleges, een practicum als bedoeld in art. 1.2 sub e:
a. stage;
b. casuïstiek;
c. scriptie;
d. professionele klinische competenties (alleen voor OGG).
2. Bij bepaalde onderdelen kan aanwezigheid verplicht worden gesteld. Nadere bepalingen hieromtrent zijn
opgenomen in bijlage 4.
Paragraaf 3 Tentamens en examens
Artikel 3.1 Volgorde tentamens
Er geldt geen specifieke volgorde waarin tentamens moeten worden afgelegd.
Artikel 3.2 Tijdvakken en frequentie tentamens
1. Tot het afleggen van de tentamens van de in art. 2.1 lid 2 genoemde onderdelen wordt in elk academisch
jaar tweemaal de gelegenheid gegeven op de door de directeur vóór het begin van studiejaar vastgestelde
data. Alle studenten mogen aan de tweede gelegenheid deelnemen, zij het dat het bij de eerste
gelegenheid behaalde cijfer vervalt. Dezelfde regel is van toepassing als studenten een tweede kans voor
dat onderdeel willen waarnemen in daarop volgende studiejaren.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt tot het afleggen van het tentamen van een onderdeel waarvan
het onderwijs in een bepaald studiejaar niet is gegeven, in dat jaar slechts éénmaal de gelegenheid
gegeven.
3. Met inachtneming van het gestelde in lid 2 kan ieder die studeert voor het masterexamen van de opleiding
en in één academisch jaar niet slaagt voor een studieonderdeel, in het volgend academisch jaar weer aan
de toetsing deelnemen, maar zal dan getoetst worden over de inhoud die het onderdeel heeft in het nieuwe
academische jaar.
4. Ten aanzien van het in lid 1, 2 en 3 gestelde kan door de examencommissie een afwijkende beslissing
genomen worden, wanneer de student door bijzondere omstandigheden niet in de gelegenheid is geweest
aan de geboden gelegenheden deel te nemen en de voortgang van de studie hierdoor ernstig belemmerd
zou worden. Alvorens een dergelijk besluit te nemen, wint de examencommissie advies in bij de
studieadviseur over de omstandigheden en de studievoortgang.
Artikel 3.3 Eisen tentamens
De tentameneisen dienen bij aanvang van de cursus bekendgemaakt te zijn.
Artikel 3.4 Vorm tentamens
1. De tentamens van de onderdelen, genoemd in artikel 2.1 lid 2 worden schriftelijk afgelegd, met
uitzondering van de volgende tentamens, die op de daarbij aangegeven wijze worden afgelegd:
a. stage: stagerapport en oordeel interne en externe begeleider;
b. casuïstiek: eindrapport;
c. scriptie: eindproduct;
d. professionele klinische competenties: participatie, inzet en rapportage bij tussentijdse opdrachten en
eindopdracht.
Faculteit der Sociale Wetenschappen OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008
OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008, inwerkingtredend op 1 september 2007 5 / 14
2. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan
vorenbedoeld wordt afgelegd.
3. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel
mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo
nodig deskundig advies in alvorens te beslissen.
Artikel 3.5 Mondelinge tentamens
1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders
heeft bepaald.
2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende
examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft
gemaakt.
Artikel 3.6 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag
1. De uitslag van een tentamen wordt door de examinator vastgesteld in de vorm van een cijfer op de schaal
van 0 (= laagst te behalen kwalificatie) tot en met 10 (= hoogst te behalen kwalificatie), waarbij alleen
hele en halve cijfers, uitgezonderd het cijfer 5,5 mogen worden gegeven. Hierbij geldt dat het cijfer vanaf
6 beschouwd wordt als een voldoende.
2. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag beargumenteerd vast
en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit.
3. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast en verschaft het
onderwijsdienstverleningscentrum (ODC) van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de
registratie en de bekendmaking van de uitslag aan de student. De uitslag moet binnen vijftien werkdagen
na de dag waarop het tentamen is afgelegd aan studenten bekend zijn via het ODC. Deze regel geldt ook
voor schriftelijke deeltentamens. Bij tentamens met open vragen en meer dan 100 deelnemers geldt een
nakijktermijn van twintig werkdagen.
4. De termijn van vijftien/twintig werkdagen in het voorgaande lid 3 moet zo worden gelezen, dat tussen de
datum van het bekendmaken van de uitslag van een tentamen en de datum van de herkansing tenminste
een termijn van twee weken dient te zijn.
5. De examinator maakt vóór het tentamen bekend wanneer de uitslag bekend zal zijn.
6. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de
examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring
omtrent de uitslag zal ontvangen. Bij werkstukken geldt de regel dat op de vooraf vastgestelde
inleverdatum afgesproken wordt binnen welke termijn het werkstuk nagekeken zal zijn. Deze termijn is
maximaal vijftien werkdagen en bij meer dan 100 studenten twintig werkdagen. Deze regel geldt zowel
voor de eerste met een cijfer te waarderen versie als de definitieve versie van het werkstuk. Studenten
leveren de eerste versie van hun werkstuk in, krijgen feedback binnen de in dit lid genoemde termijn,
leveren daarna de definitieve versie in, die binnen de in dit lid genoemde termijn moet zijn nagekeken.
Als de student het werkstuk daarna wil herkansen, dan moet een geheel nieuw werkstuk worden
geschreven. Bij scripties geldt de regel dat op de vooraf vastgestelde inleverdatum afgesproken wordt
binnen welke termijn de scriptie nagekeken zal zijn. Deze termijn is maximaal vijftien werkdagen. De
wijze waarop en termijn waarbinnen de eventuele feedback door de student verwerkt moet worden, is
opgenomen in het scriptiereglement.
7. Op de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het
inzagerecht, bedoeld in art. 4.7 lid 1, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor
de examens. De termijn daarvoor bedraagt vier weken.
8. Ingeval tijdens een tentamen een vermoeden van fraude ontstaat, is de frauderegeling van kracht, zoals
opgenomen als bijlage 3 bij deze OER. Deze regeling geldt ook bij plagiaat in werkstukken.
Artikel 3.7 Geldigheidsduur
1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan de examencommissie voor een onderdeel, waarvan het
tentamen langer dan vier jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen,
alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen.
Faculteit der Sociale Wetenschappen OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008
OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008, inwerkingtredend op 1 september 2007 6 / 14
3. De bewaartermijn van tentamens, werkstukken en cijferlijsten bedraagt twee jaar nadat de uitslag is
vastgesteld en verwerkt; de bewaartermijn van masterscripties bedraagt tien jaar.
Artikel 3.8 Inzagerecht
1. Binnen ten hoogste drie weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de
student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk en in de normen aan de hand waarvan het is
beoordeeld. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van zijn werk, met
uitzondering van multiple choice tentamens.
2. Gedurende de in lid 1 genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en
opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede uitleg over de normen aan de hand waarvan
beoordeling heeft plaatsgevonden.
3. De examencommissie kan bepalen, dat de inzage geschiedt op een vaste plaats en op een vast tijdstip.
Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus
vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden binnen de in
lid 1 genoemde termijn.
4. Tegelijkertijd met de uitslag van het tentamen wordt op Blackboard en eventueel Ad Valvas
bekendgemaakt op welke wijze, met vermelding van plaats en tijd, de inzage geregeld is. De inzage vindt
niet eerder plaats dan een week na de bekendmaking.
Artikel 3.9 Recht op nabespreking
1. Gedurende een termijn van vier weken na de bekendmaking van de uitslag van een tentamen kan een
student of groep studenten aan de examinator verzoeken om een nabespreking. Alsdan wordt de
beoordeling van het tentamen toegelicht.
2. De examinator kan, alvorens een individuele nabespreking toe te staan, een collectieve nabespreking over
alle onderdelen van het tentamen organiseren.
Artikel 3.10 Vrijstelling
1. De examencommissie kan op individueel en schriftelijk verzoek, gehoord de desbetreffende examinator,
vrijstelling verlenen van een tentamen (of een deel ervan), indien de student vóór de eerste toetsings-
datum van het onderdeel waarvoor vrijstelling wordt gevraagd voldoet aan de hierna te noemen
voorwaarden met betrekking tot het desbetreffende onderdeel:
a. het bewijs overlegt van het hebben voldaan aan een qua inhoud, studielast en niveau overeenkomstig
onderdeel van een andere universitaire opleiding in Nederland dan wel het buitenland, dan wel van een
hogere beroepsopleiding in Nederland;
b. en/of het bewijs overlegt van verrichte werkzaamheden met een overeenkomst naar inhoud,
tijdsinvestering en niveau, met het betreffende onderdeel.
2. De examencommissie kan op individueel en schriftelijk verzoek, gedocumenteerd als in lid 1 beschreven,
onderdelen van de tentamens van de opleiding vervangen door onderdelen van een andere universitaire
opleiding in Nederland dan wel het buitenland, mits deze vervanging wordt goedgekeurd voorafgaand aan
de eerste tentamendatum van het onderdeel waarvoor de vervanging wordt gevraagd.
Artikel 3.11 Examen
1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student voldoende bewijzen overlegt
van door hem behaalde tentamens en de daarmee verworven academische vorming.
2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen
naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding,
indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens haar daartoe aanleiding geven.
3. Tot het afleggen van het masterexamen wordt de gelegenheid geboden nadat de student voor alle
onderdelen van het masterexamen ten minste een voldoende heeft behaald.
4. Het afleggen van het examen van de opleiding is geformaliseerd. Dit betekent dat wanneer de
examencommissie constateert dat alle onderdelen van het examen door de betreffende student behaald
zijn, het mastergetuigschrift door de instelling zal worden uitgereikt. Bij die gelegenheid worden van de
student geen aparte studieprestaties gevraagd.
Faculteit der Sociale Wetenschappen OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008
OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008, inwerkingtredend op 1 september 2007 7 / 14
Artikel 3.12 Judicia
1. De uitslag van het masterexamen kent de volgende judicia:
a. Geslaagd: geen judicium: alle onderdelen tenminste 6; het gemiddelde van alle onderdelen ligt tussen
6,0 en 7.5;
b. Bene meritum: het gemiddelde van alle onderdelen ligt tussen 7,5 en 8.0;
c. Cum laude: het gemiddelde van alle onderdelen ligt tussen 8.0 en 9.0;
d. Summa cum laude: het gemiddelde van alle onderdelen is groter dan 9.0.
2. De examencommissie kan op individuele basis afwijken van het gestelde in het vorige lid, indien het naar
haar oordeel gerechtvaardigd is een ander judicium toe te kennen.
3. Geen judicium wordt toegekend waneer de omvang van de vrijstellingen in EC meer dan de helft van de
omvang van het aantal te behalen EC bedraagt.
4. De examencommissie bepaalt of een judicium is behaald op basis van de criteria in voorgaand lid 1.
Artikel 3.13 Graad
1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad 'Master of Science' (MSc)
verleend.
2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.
Paragraaf 4 Vooropleiding
Artikel 4.1 Toelatingseisen masteropleiding
1. Tot de opleiding worden rechtstreeks toegelaten:
a. degene die beschikt over het getuigschrift van de klinische variant van de bacheloropleiding
pedagogische wetenschappen aan de instelling;
b. degene die in het bezit is van het bewijs van toelating, dat het College van Bestuur voor het
desbetreffende studiejaar afgeeft (zie art. 4.2).
2. Met betrekking tot degene die het afsluitend examen van een verwante bacheloropleiding in een der
sociale wetenschappen met goed gevolg heeft afgelegd, geldt het bepaalde in lid 1. In deze gevallen kan
de examencommissie aanvullende eisen stellen naast de eisen die in artikel 4.3 lid 2 van dit reglement zijn
opgenomen.
3. Degenen die in het bezit zijn van een bachelordiploma pedagogische wetenschappen behaald aan een
andere universiteit worden toegelaten mits zij voldoen aan de eisen voor de NVO-registratie basis-
orthopedagoog of daaraan voldoen na voltooiing van de masteropleiding pedagogische wetenschappen
aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Het betreft de volgende eisen:
– minimaal 37 EC besteed aan basisvakken;
– minimaal 43 EC besteed aan hulpverlening;
– minimaal 40 EC besteed aan onderzoek.
De examencommissie bepaalt of een student op grond van deze criteria zonder meer tot de master-
opleiding kan worden toegelaten. Is dat niet het geval dan stelt zij aanvullende eisen zodat de student na
voltooiing van de masteropleiding voldoet aan de eisen voor de NVO-registratie basis-orthopedagoog.
Artikel 4.2 Bewijs van toelating
1. Voor het bewijs van toelating komt in aanmerking degene die:
a. in het bezit is van een getuigschrift dat ten minste gelijkwaardig is aan het getuigschrift als bedoeld in
artikel 4.1 lid 1 sub a;
b. anderszins naar het oordeel van de examencommissie blijk heeft gegeven van geschiktheid voor het
volgen van de opleiding;
c. na het behalen van een HBO bachelorgetuigschrift de vereiste onderdelen (vrijstellingenprogramma)
van de bacheloropleiding pedagogische wetenschappen van de instelling heeft behaald.
2. De examencommissie kan bepalen dat de kandidaat aanvullende onderdelen binnen de faculteit behaalt
alvorens deze wordt toegelaten tot de opleiding.
Artikel 4.3 Flexibele instroom in de masteropleiding
1. De examencommissie kan, voorzover de beschikbare onderwijscapaciteit dit toelaat, besluiten dat de
student die is ingeschreven voor de bacheloropleiding pedagogische wetenschappen, kan worden
Faculteit der Sociale Wetenschappen OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008
OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008, inwerkingtredend op 1 september 2007 8 / 14
toegelaten tot het onderwijs van de masteropleiding voordat deze met goed gevolg het afsluitend examen
van de genoemde bacheloropleiding heeft afgelegd.
2. Toelating is alleen mogelijk, als de student voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. er is voldoende resultaat behaald voor en/of vrijstelling verleend van de onderdelen van het bachelor-
examen met een studielast van tenminste 170 EC;
b. Voor aanvang van de stage en casuïstiek is voldoende resultaat behaald voor ten minste de volgende
onderdelen van de bacheloropleiding:
– klinisch practicum;
– behandelingsmethodiek;
– methodiek van psychodiagnostiek;
– psychometrie.
c. Voor aanvang van de scriptie is voldoende resultaat behaald voor ten minste de volgende onderdelen
van de bacheloropleiding:
– onderzoekseminar;
– toetsende statistiek.
3. De behaalde tentamenresultaten van de student die krachtens dit artikel tot het onderwijs van de opleiding
is toegelaten krijgen hun formele geldigheid nadat het afsluitende examen van de in het eerste lid
bedoelde bacheloropleiding met goed gevolg is afgelegd en de student formeel voor de masteropleiding is
ingeschreven.
Artikel 4.4 Nederlandse taal
Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg
afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal.
Paragraaf 5 Studiebegeleiding
Artikel 5.1 Studievoortgangsregistratie
De decaan draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat tenminste eenmaal per jaar
aan elke student een overzicht verschaft kan worden van de door hem behaalde resultaten in relatie tot het
onderwijs- en examenprogramma van de opleiding.
Artikel 5.2 Studiebegeleiding
De decaan draagt zorg voor de introductie en studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn
ingeschreven.
Paragraaf 6 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.1 Overgangsbepalingen
Deze onderwijs- en examenregeling is van toepassing op studenten die de opleiding beginnen in het
academisch jaar 2007-2008.
Artikel 6.2 Vaststelling en wijziging
1. Vaststelling en wijziging van deze regeling geschiedt door de decaan bij afzonderlijk besluit, de directeur
gehoord en na voorafgaande instemming van de gezamenlijke vergadering.
2. De directeur wordt inzake vaststelling en wijziging van deze regeling geadviseerd door de opleidings-
commissie.
3. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van
de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.
4. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige andere beslissing, die
krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student.
Artikel 6.3 Bekendmaking
1. De decaan draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen
die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken.
2. Elke belangstellende kan op het onderwijsdienstverleningscentrum (ODC) een exemplaar van de in lid 1
bedoelde stukken verkrijgen.
Faculteit der Sociale Wetenschappen OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008
OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008, inwerkingtredend op 1 september 2007 9 / 14
Artikel 6.4 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 september 2007.
Aldus vastgesteld door de decaan op 20 juni 2007.
Faculteit der Sociale Wetenschappen OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008
OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008, inwerkingtredend op 1 september 2007 10 / 14
Bijlagen OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008
Bijlage 1 Nadere uitwerking doelstelling en eindtermen masteropleiding
Bijlage 1a Specifieke doelstellingen en eindtermen masteropleiding pedagogische wetenschappen, variant
orthopedagogiek: gezin en gedrag
Afgestudeerden kunnen opvoedingsproblemen van gezinnen en opvoedings- en gedragsproblemen van
kinderen en jongeren verklaren, alsmede onderzoek naar en diagnostiek en behandeling van deze problemen
verrichten. Van elke afgestudeerde van deze opleidingsvariant wordt het volgende verwacht:
1. specifieke gevorderde kennis van en inzicht in:
1.1 vigerende orthopedagogische theorieën en modellen betreffende het ontstaan en de behandeling van
gezins-, opvoedings- en gedragsproblemen, alsmede inzicht in de validiteit, reikwijdte en
mogelijkheden van die theorieën en modellen;
1.2 de werkterreinen van gezins-, opvoedings- en gedragsproblemen en meer grondig en specifiek ten
aanzien van een of meer praktijksituaties;
1.3 specifieke psychodiagnostische theorie en praktijk met betrekking tot gezins-, opvoedings- en
gedragsproblemen, alsmede inzicht in de validiteit, reikwijdte en mogelijkheden van diagnostische
instrumenten en interventiemethodieken;
1.4 de onderzoekmethodologie die in staat stelt opvattingen die voortvloeien uit een kritische reflectie op
deze theorieën te toetsen, niet alleen in grensverleggend onderzoek maar ook in de eigen diagnostische
en behandelingspraktijk;
1.5 de gangbare preventie- en interventiemethodieken op het terrein van gezins-, opvoedings- en
gedragsproblemen;
1.6 omstandigheden in persoon en omgeving die een faciliterende of belemmerende rol kunnen spelen in
het doen van diagnostiek en de realisering van interventies;
2. specifieke beroepsvaardigheden:
2.1 blijk geven van beheersing van specifieke beroepsvaardigheden te weten:
• het uitvoeren van de diagnostische cyclus met betrekking tot gezins-, opvoedings- en gedrags-
problemen;
• het toepassen van diagnostische instrumenten (waaronder tests) en van de principes van diagnostische
besluitvorming;
• het verzamelen van kennis over het cliëntsysteem en omgevingsfactoren;
• observatie, rapportage en communicatie;
• het opzetten, plannen en uitvoeren van interventies en/of behandelingen;
• het evalueren van de effecten van behandeling en andere vormen van hulpverlening door middel van
wetenschappelijke methoden;
• het geven van leiding aan individuen, groepen of organisatieonderdelen;
2.2 zelfstandig wetenschappelijk onderzoek kunnen uitvoeren op het gebied van opvoedings- en
gedragsproblemen van gezinnen en van kinderen of jongeren;
2.3 in staat zijn, indien nodig, met anderen pedagogische vraagstukken te analyseren en aan te pakken en
op effectieve en wetenschappelijk onderbouwde wijze daarover schriftelijk en mondeling kunnen
rapporteren. Dit impliceert dat een master zich een aantal academische vaardigheden en
beroepsvaardigheden op specifiek en gevorderd niveau heeft eigen gemaakt omvattende:
• de ontwikkelingen in het vakgebied kunnen bijhouden;
• beschikken over goede sociale en communicatieve vaardigheden;
• in teamverband kunnen werken;
• zelfstandig en resultaatgericht kunnen werken;
• schriftelijk kunnen rapporteren;
• mondeling kunnen presenteren (inclusief gebruik technische hulpmiddelen);
• vergaderingen en discussies kunnen leiden;
• organisatorische vaardigheden;
• argumentatievaardigheden: een betoog met argumenten kunnen onderbouwen;
Faculteit der Sociale Wetenschappen OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008
OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008, inwerkingtredend op 1 september 2007 11 / 14
• analytische vaardigheden, snel en efficiënt informatie kunnen vergaren en verwerken;
• diagnostische vaardigheden;
• probleemoplossingsvaardigheden: complexe problemen kunnen definiëren, analyseren, systematisch
kunnen oplossen en daarover advies kunnen uitbrengen;
• computervaardigheden: informatie kunnen verzamelen en verwerken met behulp van de computer met
gebruikmaking van de actuele systemen;
3. specifieke beroepsattitudes: er blijk van geven:
3.1 zich een wetenschappelijke discipline te hebben eigen gemaakt, die tot uiting komt in:
• kritische reflectie en zelfreflectie;
• een objectieve en onafhankelijke houding;
• analytisch vermogen;
• respecteren en hanteren van normen- en waardenstelsels, eigen aan het vakgebied;
3.2 een beroepshouding te hebben verworven, gekenmerkt door:
• (zelf)reflectie m.b.t. opvoedings-, gedrags- en gezinsvraagstukken, relevant in de hulpverlening;
• respect voor elke cliënt of cliëntsysteem en voor de wijze waarop deze hun problematiek ervaren en
willen veranderen;
• acceptatie/respect voor normen en waarden van cliënten;
• het zich bewust zijn van eigen normen en waarden en de ontwikkeling daarin in relatie tot
hulpvragenden;
• het in staat zijn tot het geven van consult en advies (zowel aan individuen, groepen als instituties);
• het inzetten van persoonlijke kennis en vaardigheden ten behoeve van anderen en in functie van
veranderingsaspecten;
3.3 bereid zijn een bijdrage te leveren aan veranderingsprocessen op het praktijkgebied van de
pedagogische wetenschappen:
• blijk geven van een kritische en open houding ten opzichte van pedagogische vernieuwingen;
• begrip tonen voor de complexiteit van de problemen met betrekking tot veranderingsprocessen binnen
pedagogische instituties;
• blijk geven van een onderzoekende houding ten opzichte van verschijnselen, personen en instituties op
het gebied van opvoeding en leren;
3.4 bereid zijn tot samenwerking met andere beroepsbeoefenaren, ongeacht hun disciplinaire achtergrond
of functie:
• de bereidheid tonen samen te werken met praktijkmensen, vakgenoten en andere wetenschappers;
• blijk geven van een kritische en open houding ten opzichte van opvattingen en inzichten van anderen;
3.5 bereid zijn zich professioneel verder te ontwikkelen en zich op de hoogte te houden van de
ontwikkelingen in het vakgebied.
Bijlage 1b Specifieke doelstellingen en eindtermen masteropleiding pedagogische wetenschappen, variant
orthopedagogiek: leren en ontwikkeling
Afgestudeerden kunnen leer- en ontwikkelingsproblemen van kinderen en jeugdigen verklaren, alsmede
onderzoek naar deze problemen verrichten, deze problemen diagnosticeren en behandelingen ontwerpen
voor deze personen, voor zover deze problemen bestaan of voortvloeien uit:
– communicatie- en taalproblemen;
– problemen met lezen, spellen en/of rekenen;
– verstandelijke handicaps;
– lichamelijke handicaps;
– auditieve of visuele handicaps;
– hoogbegaafdheid.
Van elke afgestudeerde van deze opleidingsvariant wordt het volgende verwacht:
1. specifieke gevorderde kennis van en inzicht in:
1.1 vigerende orthopedagogische theorieën en modellen betreffende het ontstaan en de behandeling van
leer- en ontwikkelingsproblemen, alsmede inzicht in de validiteit, reikwijdte en mogelijkheden van die
theorieën en modellen;
Faculteit der Sociale Wetenschappen OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008
OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008, inwerkingtredend op 1 september 2007 12 / 14
1.2 de werkterreinen van leer- en ontwikkelingsproblemen en meer grondig en specifiek ten aanzien van
een of meer praktijksituaties;
1.3 specifieke psychodiagnostische theorie en praktijk met betrekking tot leer- en ontwikkelings-
problemen, alsmede inzicht in de validiteit, reikwijdte en mogelijkheden van diagnostische
instrumenten en interventiemethodieken;
1.4 de onderzoekmethodologie die in staat stelt opvattingen die voortvloeien uit een kritische reflectie op
deze theorieën te toetsen, niet alleen in grensverleggend onderzoek maar ook in de eigen diagnostische
en behandelingspraktijk;
1.5 de gangbare interventiemethodieken (van preventie tot compensatie) voor elk van de onderscheiden
probleemdomeinen;
1.6 omstandigheden in persoon en omgeving die een faciliterende of belemmerende rol kunnen spelen in
het doen van diagnostiek en de realisering van interventies (beperkt tot één van de genoemde
probleemdomeinen, naar keuze);
2. specifieke beroepsvaardigheden:
2.1 blijk geven van beheersing van specifieke beroepsvaardigheden:
• het gebruik van het diagnostisch instrumentarium voor één van de probleemdomeinen;
• het toepassen van de principes van diagnostische besluitvorming;
• de toepassing van gangbare interventiemethodieken voor één van de onderscheiden
probleemdomeinen;
• het systematisch opstellen van beargumenteerde behandelingsplannen voor individuele personen of
voor groepen, uitvoeren van deze plannen en evaluatie van de uitvoering en de opbrengst van deze
plannen, voor één van de onderscheiden probleemdomeinen;
• het systematisch begeleiden van opvoeders in het uitvoeren van beargumenteerde
behandelingsplannen voor individuele personen of voor groepen;
• rapportage – volgens voorgeschreven of gangbaar stramien – over wetenschappelijk onderzoek en
over de diagnostiek en behandeling van individuele personen of van groepen.
2.2 zelfstandig wetenschappelijk onderzoek kunnen uitvoeren op het gebied van leer- en
ontwikkelingsproblemen van kinderen en jeugdigen;
2.3 in staat zijn met anderen pedagogische vraagstukken te analyseren en aan te pakken en op effectieve
en wetenschappelijk onderbouwde wijze daarover schriftelijk en mondeling kunnen rapporteren. Dit
impliceert dat een master zich een aantal academische vaardigheden en beroepsvaardigheden op
specifiek en gevorderd niveau heeft eigen gemaakt, omvattende:
• de ontwikkelingen in het vakgebied kunnen bijhouden;
• beschikken over goede sociale en communicatieve vaardigheden;
• in teamverband kunnen werken;
• zelfstandig en resultaatgericht kunnen werken;
• schriftelijk kunnen rapporteren;
• mondeling kunnen presenteren (inclusief gebruik technische hulpmiddelen);
• vergaderingen en discussies kunnen leiden;
• organisatorische vaardigheden;
• argumentatievaardigheden: een betoog met argumenten kunnen onderbouwen;
• analytische vaardigheden, snel en efficiënt informatie kunnen vergaren en verwerken;
• diagnostische vaardigheden;
• probleemoplossingsvaardigheden: complexe problemen kunnen definiëren, analyseren, systematisch
kunnen oplossen en daarover advies kunnen uitbrengen;
• computervaardigheden: informatie kunnen verzamelen en verwerken met behulp van de computer met
gebruikmaking van de actuele systemen;
3. specifieke beroepsattitudes: blijk geven van:
3.1 een wetenschappelijke attitude die tot uitdrukking komt in kritische reflectie, zowel op theorieën die
voor de orthopedagogiek van leer- en ontwikkelingsproblemen relevant zijn als op de procedures en
middelen voor diagnostiek en interventie, en op eigen denken en handelen hierbij;
Faculteit der Sociale Wetenschappen OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008
OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008, inwerkingtredend op 1 september 2007 13 / 14
3.2 inzicht in eigen waarden en normen, weet hebben van andere systemen van waarden en normen, en
met verschillen daarin kunnen omgaan;
3.3 bereid zijn een bijdrage te leveren aan veranderingsprocessen op het praktijkgebied van de
pedagogische wetenschappen:
• blijk geven van een kritische en open houding ten opzichte van pedagogische vernieuwingen;
• begrip tonen voor de complexiteit van de problemen met betrekking tot veranderingsprocessen binnen
pedagogische instituties;
• blijk geven van een onderzoekende houding ten opzichte van verschijnselen, personen en instituties op
het gebied van opvoeding en leren;
3.4 bereid zijn tot samenwerking met andere beroepsbeoefenaren, ongeacht hun disciplinaire achtergrond
of functie:
• de bereidheid tonen samen te werken met praktijkmensen, vakgenoten en andere wetenschappers;
• blijk geven van een kritische en open houding ten opzichte van opvattingen en inzichten van anderen;
3.5 bereid zijn zich professioneel verder te ontwikkelen en zich op de hoogte te houden van de
ontwikkelingen in het vakgebied.
Bijlage 2 Gedragscode vreemde taal, als bedoeld in art. 7.2 sub c WHW
Artikel 1
Binnen de Radboud Universiteit Nijmegen kan het verzorgen van onderwijs en het afnemen van tentamens
en examens in een andere taal dan het Nederlands geschieden indien de specifieke aard, inrichting of
kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt.
Artikel 2
Een besluit tot het gebruik van een vreemde taal wordt genomen door de decaan van de desbetreffende
faculteit, na advies ingewonnen te hebben van de opleidingscommissie. De decaan neemt daarbij de
volgende uitgangspunten in acht:
– de noodzaak van het gebruik van een andere taal dan het Nederlands dient vast te staan;
– tentamens en examens kunnen op verzoek van de student in het Nederlands worden afgelegd;
– het gebruik van een vreemde taal mag niet leiden tot verzwaring van de studielast van de opleiding;
– het anderstalig onderwijs voldoet aan dezelfde kwaliteitseisen als het onderwijs verzorgd in het
Nederlands.
Artikel 3
In de OER van de opleiding wordt het besluit van de decaan verwerkt.
Artikel 4
De decaan van de faculteit brengt jaarlijks het College van Bestuur verslag uit van de door hem genomen
besluiten.
Bijlage 3 Fraude bij examens, tentamens en schriftelijke werkstukken
Artikel 1
Wanneer tijdens een schriftelijk tentamen een vermoeden van fraude ontstaat, wordt hiervan door de
surveillant terstond op een daartoe aanwezig protocol aantekening gemaakt. De surveillant maakt tevens een
aantekening op het antwoordblad van de deelnemer die van fraude verdacht wordt, hetzij op het moment dat
de fraude wordt geconstateerd, hetzij wanneer de deelnemer zijn antwoordblad inlevert. Na afloop van het
tentamen maakt de surveillant een kort schriftelijk verslag op van de (vermeende) fraude. Dit verslag wordt
ter hand gesteld van de betrokken examinator. De examinandus wordt in de gelegenheid gesteld hieraan een
schriftelijk commentaar toe te voegen. De examinator is verplicht contact op te nemen met de voorzitter van
de examencommissie, waarbij het schriftelijk verslag en het eventuele commentaar daarop worden
overgelegd en maatregelen kunnen worden voorgesteld.
Artikel 2
De voorzitter van de examencommissie hoort zowel de betrokken student(en) als de examinator, en legt
vervolgens zijn oordeel voor aan de examencommissie, inclusief eventueel te nemen maatregelen. In geval
van fraude, in welke vorm dan ook, kan de examencommissie de examinandus uitsluiten van verdere
Faculteit der Sociale Wetenschappen OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008
OER MSc pedagogische wetenschappen 2007-2008, inwerkingtredend op 1 september 2007 14 / 14
deelname aan het desbetreffende examenonderdeel, als ook van deelname aan andere examenonderdelen,
voor een periode van ten hoogste een jaar nadat de fraude is geconstateerd. De examencommissie stelt de
betrokken student(en), de examinator, alsmede de directeur van het onderwijsinstituut van de getroffen
maatregelen op de hoogte. (De examencommissie kan haar voorzitter in deze ook mandateren, met
verantwoording achteraf.)
Artikel 3
Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing in geval van een vermoeden plagiaat en/of andere
vormen van fraude bij het maken van schriftelijke opdrachten, werkstukken, en dergelijke.
Artikel 4
Studenten kunnen tegen de beslissing van de examencommissie binnen dertig dagen beroep instellen bij het
College van Beroep voor de Examens.
Bijlage 4 Verplichtstelling aanwezigheid bij werkgroepen
Indien aanwezigheid bij werkgroepen verplicht is, dienen studenten minimaal 80% aanwezig te zijn bij
werkgroepen die gekoppeld zijn aan hoorcolleges. Bij minder dan 80% aanwezigheid dient een vervangende
opdracht te worden gemaakt. Indien een student minder dan 50% aanwezig is geweest bij een werkgroep kan
deze worden uitgesloten van deelname aan het tentamen. In geval van bijzondere omstandigheden kan bij de
examencommissie een uitzondering op bovenstaande regeling worden aangevraagd.