NEET-jongeren in Antwerpen
Kwantificering
Beleidsgericht cijferrapport In opdracht van Stad Antwerpen en VDAB in Antwerpen
Johan Desseyn & Kathleen Hoefnagels
Juni 2015
P A G I N A 1
NEET-jongeren in Antwerpen
Inhoudstafel
1. Inleiding 2 2. Ongeveer 7100 NEET’s in Antwerpen 5 3. Eén derde volledig van de radar 7 4. Verhouding man/vrouw verschilt naar soort NEET 9 5. Er zijn (bijna) geen minderjarige NEET’s, maar ze zijn wel vaak allochtoon 10 6. Geen NEET’s, maar toch … 12 7. Conclusies en aanbevelingen 14
P A G I N A 2
1. Inleiding
1.1. Het concept NEET–jongeren
Jongeren die niet werken, geen onderwijs volgen, en evenmin deelnemen aan training
of opleiding — Het concept NEET-jongeren verwijst naar de arbeidsmarktpositie van
bepaalde jongeren van 15 tot 24 jaar. NEET staat voor ‘Not in Employment, Education or
Training’1. NEET-jongeren zijn dus personen vanaf 15 tot 24 jaar, die niet werken, geen
onderwijs volgen, en evenmin deelnemen aan training of opleiding. Hun voorkomen wordt
meestal uitgedrukt als een breuk (de zogenaamde NEET-indicator) in relatie tot het totale
aantal jongeren. Om de NEET-indicator te bepalen, wordt gebruik gemaakt van de Labour
Force Survey, in België bekend als de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK)2.
Jeugdwerkloosheidscijfers aanvullen — Het NEET-concept vormt een aanvulling op
jeugdwerkloosheid. In tegenstelling tot jeugdwerkloosheid telt het ook jongeren die officieel
niet op de arbeidsmarkt zijn (en dus niet ingeschreven zijn als niet-werkende werkzoekende
bij VDAB) en bakent het beter de meest kwetsbare groep van niet-werkenden af door enkel
te tellen wie zijn of haar afstand tot de arbeidsmarkt niet aan het verkorten is via onderwijs,
of een opleiding of training3.
1 Eigenlijk is de letterlijke formulering: ‘Neither in employment nor in any education nor
training’. European Commission, Youth neither in employment nor education and training
(NEET). Presentation of data for the 27 Member States, EMCO Contribution. 2 Als criterium voor niet-werken geldt het niet voldoen aan de ILO definitie voor het hebben
van een betrekking (minstens 1 uur betaald werk tijdens referentieweek). Als criterium voor het
volgen van onderwijs of training gelden als referentieperiode de vier voorgaande weken.
European Foundation for the improvement of living and working conditions; NEETs Young
people net in employment, education or training: characteristics, costs and policy responses in
Europe. Dublin; p. 22. 3 In tegenstelling tot Europese rapportages over werkloosheid (Eurostat, gebaseerd op LFS)
rekent VDAB niet-werkende werkzoekenden in opleiding niet mee bij de bepaling van het
Jeugdwerkloosheid in Vlaanderen en Antwerpen
De jeugdwerkloosheidsgraad in Vlaanderen bedroeg eind mei 2015 13,6%. In Antwerpen liep deze zelfs op tot 22,7%. Beide cijfers illustreren zowel de kwetsbare positie van jongeren – de totale werkloosheidsgraad in Vlaanderen was slechts 7,4% - als de specifieke problematiek van de grootstad.
Bron: Arvastat; www.arvastat.be; situatie mei ’15 (meest recente cijfers)
P A G I N A 3
Detailleren van een kwetsbare groep — In het beter bepalen van het aantal jongeren in
een kwetsbare arbeidsmarktpositie zit de belangrijkste relevantie van het NEET-concept.
Jeugdwerkloosheidscijfers, en met name de jeugdwerkloosheidsgraad, illustreren weliswaar
de kwetsbare positie van jongeren op de arbeidsmarkt (zie kader); maar met het oog op
beleid (oa. welzijn, armoedebestrijding, activering…) is het belangrijk voorbij de grenzen van
de officiële arbeidsmarkt te kijken4 en in te zoomen op zij die zich niet voorbereiden op
werk via onderwijs, opleiding of training.
Geen info over Antwerpse NEET’s — NEET-jongeren worden tot op vandaag in Vlaanderen
enkel in kaart gebracht via de EAK. Uit de meest recente publicatie van de survey-resultaten
blijkt 10,5 procent van de Vlaamse jongeren5 en 12,1 procent van de jongeren in de
provincie Antwerpen NEET te zijn6. Behalve een uitsplitsing naar geslacht, is er geen extra
informatie over de samenstelling van deze laatste groep. Evenmin laten de survey-data toe
in te zoomen op de specifieke situatie in Antwerpen of inzicht te krijgen in het profiel van
de Antwerpse NEET-jongeren.
werkloosheidscijfer of de werkloosheidsgraad. De Vlaamse werkloosheidscijfers slagen er in die
zin dus al beter in dan de Europese cijfers te focussen op de groep die zijn afstand tot de
arbeidsmarkt niet aan het verkorten is. Echter, personen die officieel niet op de arbeidsmarkt
zijn, blijven ook in de VDAB-cijfers buiten beeld. 4 Het belang om voorbij de grenzen van de officiële arbeidsmarkt te kijken wordt voor
Vlaanderen naar de toekomst toe wellicht sowieso nog groter. Met de op til zijnde verstrenging
van de voorwaarden om een inschakelingsuitkering te ontvangen, dreigen ongekwalificeerde
schoolverlaters, zelfs als ze willen werken, zich niet meer bij VDAB als werkzoekende in te
schrijven. De cijfers over wie officieel op de arbeidsmarkt is, dreigen daarmee een minder goede
afspiegeling van de reële arbeidsmarkt te worden dan vandaag het geval is. 5 Steunpunt WSE, Cijfer 2013 6 http://appsso.eurostat.ec.europa.eu/nui/submitViewTableAction.do
NEET-indicator (%) voor provincie Antwerpen (2009-2013 - geslacht)
2009 2010 2011 2012 2013
M 6,0 9,0 11,6 9,6 12,8
V 6,5 7,6 10,6 9,6 11,4
T 6,3 8,4 11,1 9,6 12,1
Bron: Eurostat (NUTS-2)
P A G I N A 4
1.2. Doelstelling van het onderzoek
Antwerpse NEET’s in kaart brengen — De voorliggende studie, in opdracht van de Stad
Antwerpen en de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) in
Antwerpen, wil een antwoord bieden aan de informatie-armoede over NEET-jongeren in
Antwerpen en wil vanuit een analyse van de data adviseren hoe versterkende
(arbeidsmarktgerichte) beleidsinitiatieven er het best kunnen uitzien. Dit reflecteert in drie
onderzoeksluiken:
Kwantitatieve foto: Het eerste luik wil een zo scherp mogelijk beeld schetsen van de
NEET-populatie op basis van administratieve databronnen. Dit behelst enerzijds het
becijferen van de omvang van de totale groep NEET-jongeren, en anderzijds het
detailleren van de groep aan de hand van demografische achtergrondkenmerken.
Kwalitatieve foto: Het tweede luik beschrijft op basis van een uitgebreide set
kwalitatieve interviews met voornamelijk NEET’s wie de NEET’s zijn, waarom ze in die
positie terecht kwamen, en welke hefbomen voorhanden zijn om NEET’s opnieuw
duurzaam op weg naar, of aan het werk te krijgen.
Beleidsaanbevelingen: het sluitstuk van de studie doet op basis van zowel de
kwantitatieve als de kwalitatieve bevindingen aanbevelingen richting beleid om de
NEET problematiek te voorkomen en waar nodig te remediëren.
Kwantificering krijgt beslag in beleidsgericht cijferrapport — Voorliggend rapport vat de
resultaten van de kwantificering samen. Het start met een totaalcijfer voor het aantal NEET’s
in Antwerpen, zoals dat op basis van administratieve data direct of indirect afleidbaar is.
Daarna zet het dit cijfer in perspectief en splitst het op in verschillende deelgroepen
naargelang hun positie en historiek op de arbeidsmarkt. In derde instantie detailleert het
rapport de Antwerpse NEET’s naar geslacht, leeftijd en origine. Het beschrijvende deel sluit
af met de aandacht te vestigen op een groep jongeren die volgens de gehanteerde definitie
geen NEET’s zijn, maar waarvan de mate waarin ze deelnemen aan onderwijs, opleiding of
training ter discussie gesteld kan worden. Het laatste luik van dit rapport vertaalt de
bevindingen in beleidsadvies.
P A G I N A 5
2. Ongeveer 7100 NEET’s in Antwerpen
7123 NEET’s als meest betrouwbare uitkomst — Op basis van administratieve data kan
afgeleid worden dat eind 2012 – dit is de meest recente datum waarvoor alle nodige cijfers
beschikbaar zijn - Antwerpen 7123 NEET-jongeren telde. Dit cijfer wordt bekomen door van
alle personen van 15 tot 24 jaar met woonplaats Antwerpen alle jongeren af te trekken die
zeker geen NEET zijn. Bij deze kwantificering wordt behalve op administratieve data
weliswaar ook beroep gedaan op een beperkte set veronderstellingen, maar niettemin lijkt
dit resultaat betrouwbaar. Immers, dit cijfer is consistent met de ondergrens van 6958
NEET’s waartoe een andere methode en andere administratieve data leiden. Dit tweede cijfer
resulteert namelijk uit de som van alle personen die als NEET in administratieve databanken
traceerbaar zijn. Omdat sommige NEET’s echter onmogelijk als dusdanig traceerbaar zijn –
met name zij die zich nooit bij VDAB of OCMW aanmeldden, geldt dit echter slechts als een
ondergrens, en zijn de 7123 NEET’s die via de eerste methode bekomen werden een meer
betrouwbare uitkomst.
NEET-indicator van 12,1 procent — De 7123 NEET’s op een totale populatie van 58.930
15-tot 24 jarigen in Antwerpen stemt overeen met een NEET-indicator van 12,1 procent. Op
hetzelfde meetmoment beliep de NEET-indicator volgens de EAK 9,2 procent voor gans
Vlaanderen en 9,6 procent voor de Provincie Antwerpen. De kwantificering op basis van
administratieve data en gefocust op Antwerpen bevestigt daarmee de verwachte
concentratie van NEET’s in de grootstad. Het verschil van bijna 3 procentpunt ten aanzien
van het Vlaamse cijfer betekent immers dat het aandeel NEET’s in Antwerpen meer dan 30
procent hoger ligt dan in de rest van Vlaanderen.
Iets meer NEET’s dan jeugdwerklozen — Volgens VDAB telde Antwerpen eind 2012 6490
niet-werkende werkzoekenden onder de 25 jaar. Daarmee ligt het jeugdwerkloosheidscijfer
iets onder het aantal NEET’s op hetzelfde moment. Dat er meer NEET’s zijn dan
jeugdwerklozen verbaast niet echt: de jeugdwerkloosheid telt immers niet de NEET’s die
officieel niet op de arbeidsmarkt zijn – zij die niet ingeschreven zijn als werkzoekende bij
VDAB —, terwijl, met uitzondering van diegenen die in een begeleidingstraject richting werk
Kwantificering NEET-jongeren: bovengrens, ondergrens en jeugdwerkloosheid als referentie (eind 2012)
7123 6958
6490
0
1000
2000
3000
4000
5000
6000
7000
8000
Meer details over de berekeningsmethode en de gemaakte veronderstellingen – en simulaties met alternatieve aannames - zijn gebundeld in een apart technisch, methodologisch rapport.
P A G I N A 6
zitten, alle jeugdwerklozen wel aan het NEET-profiel voldoen. Dit en het feit dat de aantallen
voor jeugdwerkloosheid en NEET’s niet heel ver uit elkaar liggen, wil echter niet zeggen dat
beide termen en de personen die erachter schuil gaan, ongeveer overlappen. Zoals verderop
zal blijken verschillen NEET’s zowel qua demografisch profiel als qua aanspreekbaarheid en
afstand tot werk nogal van het gemiddelde profiel van een jeugdwerkloze.
P A G I N A 7
3. Eén derde volledig van de radar
Eén derde van de NEET’s is officieel niet op de arbeidsmarkt en volgde nooit een traject
bij VDAB of OCMW — 2315 jongeren, of 32,5 procent van de Antwerpse NEET’s is niet
ingeschreven als werkzoekende bij VDAB, en volgde evenmin ooit een traject bij VDAB of
OCMW richting werk. Een gedeelte schreef zich zelfs nooit in als werkzoekende, en betrad
officieel dus nooit de arbeidsmarkt, een ander deel stapte – althans officieel - terug uit de
arbeidsmarkt, nog voor ooit een traject werd opgestart. Ten aanzien van deze NEET’s heeft
zowel VDAB als OCMW dus geen of zeer weinig aanknopingspunten; ze zijn als het ware
volledig van de radar. Daarmee komen we op een knelpunt dat een belangrijk deel van de
NEET-populatie onderscheidt van de doorsnee jongere in werkloosheid. In tegenstelling tot
deze laatste, die officieel op de arbeidsmarkt is, zijn NEET-jongeren moeilijker of zelfs niet
bereik- of aanspreekbaar voor arbeidsmarkt- of trajectbemiddelaars.
Bij iets meer dan 10 procent van de NEET’s zijn sporen van transmissie — Van 876
NEET’s, goed voor 12,3 procent van alle Antwerpse NEET’s vinden we in hun VDAB dossier
‘sporen van transmissie’. Dat betekent dat het gaat om jongeren die zich weliswaar ooit
inschreven als werkzoekende, maar niet voldeden aan de verplichtingen die samenhangen
met hun inschrijving als werkzoekende of als deelnemer aan een begeleidings- of
opleidingstraject. Het is dus een groep NEET’s die zich onderscheidt door signalen van
afhaken in hun historiek als werkzoekende. Sommigen van hen bevinden zich officieel nog
steeds op de arbeidsmarkt – ze hebben dus nog een actief dossier bij VDAB-, bij anderen is
dat niet meer het geval.
Goed een kwart van de NEET’s volgde netjes een traject — Het volgen van een traject bij
VDAB of OCMW is geen garantie om te ontsnappen aan het NEET-statuut. 1945 jongeren
namen deel aan een opleidings- of begeleidingstraject richting werk bij VDAB of OCMW,
volgden dat zoals bedoeld, maar bleven nadien zonder job. Ze vertegenwoordigen 27,3
procent van de NEET-populatie. Een deel van hen is nog steeds ingeschreven als
werkzoekende, een deel van hen heeft officieel de arbeidsmarkt verlaten.
P A G I N A 8
Meer dan een kwart van de NEET’s is ingeschreven als werkzoekende, maar nam nog
niet deel aan een traject richting werk — 1987 jongeren of 27,9 procent Antwerpse NEET’s
zijn ingeschreven als werkzoekende, en dus officieel op de arbeidsmarkt, maar verkeren in
het NEET statuut omdat ze sinds hun uitstroom uit onderwijs of werk nog geen traject van
VDAB of OCMW richting werk startten. In hun VDAB dossier komen echter evenmin sporen
van transmissie voor. Het gaat dus goeddeels over schoolverlaters en jongeren die recent
werkzoekend zijn geworden. Er kan dus afgeleid worden dat deze NEET’s wellicht de minst
problematische subpopulatie NEET’s zijn.
Minder dan 6 op 10 is officieel op zoek naar werk — 4016 jongeren of 56,4 procent van
de NEET’s zijn officieel op zoek naar werk en dus op de arbeidsmarkt. Daartegenover staan
echter ook 3107 NEET’s die – althans officieel — niet op zoek zijn naar werk. In het
internationaal jargon worden deze jongeren als ‘NLFET’ aangeduid – ‘neither in the labour
force nor in education or training’. Het is duidelijk dat de gemiddelde afstand tot werk voor
deze NEET’s groot is. Het gaat om in concreto over absoluut verzuimers, personen die zich
nooit inschreven bij VDAB, over een deel van de personen met een passief dossier bij VDAB
en over OCMW klanten die (tijdelijk) vrijgesteld zijn van activering. De afbakening van NLFET
benadrukt misschien nog het meest de relevantie van het in kaart brengen van NEET’s. Geen
van deze NLFET’s zit immers in de jeugdwerkloosheidscijfers.
56,4%Officieel op zoek
naar werk
43,6%Officieel niet op zoek naar werk
(NLFET)
Samenstelling van de Antwerpse NEET-populatie (N= 7123; eind 2012)
P A G I N A 9
4. Verhouding man/vrouw verschilt naar soort NEET
Globaal genomen ongeveer evenveel mannen als vrouwen — Met 50,8 procent mannen
en 49,2 procent vrouwen zijn beide geslachten ongeveer gelijk vertegenwoordigd in de
NEET populatie. Uitgedrukt in de kans om NEET te zijn als man, respectievelijk als vrouw –
de NEET-indicator dus - is er eveneens slechts een klein verschil: voor mannen is de NEET-
indicator 12,2 procent, voor vrouwen 11,9 procent. Deze min of meer evenwichtige
man/vrouw verhouding met betrekking tot NEET’s staat in contrast met de sterke
oververtegenwoordiging van mannen in de Antwerpse jeugdwerkloosheid waar ze een
aandeel van 56,9 procent uitmaken (Arvastat; situatie december 2012). Tussen de
verschillende deelgroepen NEET’s zijn er dan ook wél aanzienlijke verschillen in de
man/vrouw verhouding.
Mannen sterk oververtegenwoordigd bij NEET’s met netjes gevolgd traject en bij
afhakers — 55,7 procent van de jongeren die ondanks een goed gevolgd traject nog NEET
zijn, is een man. Binnen de groep NEET’s die in hun historiek als werkzoekende reeds sporen
van transmissie lieten optekenen, is het overwicht van mannen nog groter: daarvan is maar
liefst 66,0 procent een man.
Vrouwen ruim in de meerderheid bij NEET’s die officieel niet op de arbeidsmarkt zijn —
In de deelgroep NEET’s die officieel niet op de arbeidsmarkt zijn, zijn vrouwen met een
aandeel van 55,5 procent sterk oververtegenwoordigd. Bij hen die daarenboven nooit in een
VDAB of OCMW-traject richting werk participeerden, is het onevenwicht tussen mannen en
vrouwen zelfs nog groter: in deze deelgroep is bijna 6 op de 10 vrouw (59,1%).
NEET’s in Antwerpen naar geslacht (eind 2012)
AANTAL PROCENT NEET-INDICATOR
M 3618 50,8% 12,2
V 3505 49,2% 11,9
T 7123 100,0% 12,1
P A G I N A 1 0
5. Er zijn (bijna) geen minderjarige NEET’s, maar ze zijn wel
vaak allochtoon
Slechts enkele tientallen minderjarige NEET’s — Hoewel jongeren vanaf 15 jaar in
aanmerking komen om NEET te zijn, telt Antwerpen uiteindelijk nauwelijks minderjarige
NEET’s. Op 52 ‘absoluut verzuimers’ en enkele minderjarige OCMW-klanten na, zijn alle
NEET’s 18 plus. Uiteindelijk hoeft dit niet te verbazen: dankzij de leerplicht volgen 15 tot 17
jarigen in de regel onderwijs en kunnen ze dus onmogelijk NEET zijn.
Ook relatief weinig NEET’s bij 18-19 jarigen — 18 en 19 jarigen maken 19,9 procent van
de Antwerpse NEET populatie uit. Ze zijn daarmee ongeveer evenredig vertegenwoordigd in
de NEET-populatie in vergelijking met hun proportie in de totale leeftijdsgroep van 15-24
jarigen in Antwerpen (18,4%). Aangezien 15-17 jarigen quasi geheel afwezig zijn, is dat
aandeel verrassend laag. Het illustreert dat het risico om NEET te zijn toch nog verder
toeneemt eens men 20 jaar of ouder is. Bij 18-19 jarigen blijkt die kans 13/100; bij 20-24
jarigen loopt de kans op tot 17/100.
Overtuigende aanwijzingen voor zeer grote oververtegenwoordiging van allochtonen —
Op basis van de verzamelde data is het moeilijk sluitende antwoorden te geven met
betrekking tot de samenstelling van de NEET-populatie naar nationaliteit of origine7.
Niettemin zijn er overtuigende aanwijzingen voor een sterke oververtegenwoordiging van
allochtonen in de NEET-populatie: van de totale Antwerpse populatie van 15-24 jarigen
heeft 14 procent een niet-EU nationaliteit. Bij de groep die niet werkt en noch onderwijs
volgt (secundair of hoger) — deze groep bestaat uit 13.089 personen en voor ruim de helft
uit NEET’s — is het aandeel met een niet-EU nationaliteit echter 29 procent. Het contrast
van dit aandeel met de 17 procent met een niet-EU-nationaliteit in de Antwerpse
7 De gegevens over nationaliteit van cursisten volwassenenonderwijs lijken zeer
onwaarschijnlijk (geen enkele cursist met niet-EU-nationaleit) en vanwege VDAB werden
gegevens op basis van huidige en vroegere nationaliteit verzameld wat problemen stelt naar
vergelijkbaarheid.
De kans om NEET te zijn in Antwerpen (eind 2012)
17%
13%
0%
0% 5% 10% 15% 20%
20-24 jarigen
18-19 jarigen
15-17 jarigen
P A G I N A 1 1
jeugdwerkloosheidscijfers, maakt de indicatie alleen maar dwingender. Het benadrukt
bovendien hoe NEET’s ook qua demografisch profiel gemiddeld in een minder gunstige
arbeidsmarktpositie zitten dan de jeugdwerkloze.
P A G I N A 1 2
6. Geen NEET’s, maar toch …
Een heterogene groep — De kwantificering bracht de Antwerpse NEET’s in beeld op basis
van administratieve data. Bij deze oefening kwamen echter ook andere categorieën jongeren
in beeld die formeel geen NEET’s zijn, maar waarvoor wel argumenten te vinden zijn om ze
niettemin als dusdanig te beschouwen, of om ze minstens te overwegen bij het vormgeven
van het (lokale) beleid ten aanzien van NEET’s. Het gaat om een heterogene groep
jongeren.
Problematische spijbelaars of leerlingen in leertijd, maar zonder leerovereenkomst:
deze groep bestaat uit 1781 leerlingen. Onder problematisch spijbelen wordt
begrepen ‘meer dan 30 halve dag ongewettigd afwezig. Het gaat om leerlingen die
formeel wel ingeschreven zijn onderwijs (en dus geen NEET zijn), maar de facto niet
op regelmatige manier onderwijs volgen, waardoor ze (of minstens een deel ervan)
in de praktijk misschien evengoed als NEET beschouwd zou kunnen worden.
Studenten die in de loop van het academiejaar geen studiepunten verwierven: deze
groep telt 940 studenten. Het gaat om studenten met een actieve inschrijving in het
hoger onderwijs maar die in de loop van het academiejaar geen enkel extra
studiepunten behaald hebben. Dit betekent dat ze geen leervooruitgang geboekt
hebben, en dus kan de vraag gesteld worden of ze de facto wel als studerend
beschouwd kunnen worden.
Cursisten volwassenenonderwijs die niet financierbaar zijn: Het volwassenenonderwijs
telt 1163 cursisten die niet financierbaar zijn. Aangezien de financierbaarheid,
behalve aan het voldoen aan de inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden voor de
inschrijving, voornamelijk gekoppeld aan het voldoende aanwezig zijn (bij minstens
2/3 van de lestijden) mag aangenomen worden dat deze cursisten niet op
regelmatige manier deelnemen aan de opleiding(en) waarvoor ze ingeschreven zijn.
Ook hier kan dus twijfel zijn of deze personen niet beter aan de NEET-criteria
voldoen dan hun formele inschrijving in onderwijs laat uitschijnen.
Werkzoekenden in begeleidingstraject: De databanken van OCMW en VDAB tellen
1781 werkzoekenden en klanten die weliswaar in een traject richting werk zitten,
Geen NEETs, maar toch ….
Problematische spijbelaars 1781
Studenten zonder extra studiepunten 940
Niet-financierbare cursisten VWO 1163
+ Werkzoekenden in begeleiding 1781
- Overlap tussen wz in bgl. en VWO 89
TOTAAL 5576
Bij het optellen wordt aangenomen dat 5 procent van de werkzoekenden in begeleiding cursist is in het volwassenenonderwijs. Via deze aanname wordt vermeden dat dezelfde personen twee maal geteld worden.
P A G I N A 1 3
maar waarbij dat traject louter bestaat uit interne of externe arbeidsbegeleiding
(voor wat betreft OCMW-klanten) of waarbij het traject niet ingevuld wordt door
een finaliteitsopleiding of IBO (voor wat betreft VDAB-trajecten), zodat de mate
waarin ze ‘opleiding volgen’ betwist kan worden.
9,5 procent van alle Antwerpse 15-24 jarigen, één derde minderjarig — Samen
vormen deze categorieën jongeren een omvangrijke groep van 5576 personen. Dit komt
overeen met 9,5 procent van alle Antwerpse jongeren in de leeftijdsgroep 15-24 jaar.
Anders dan de NEET-populatie is deze overwegend mannelijk (58,2%) en bestaat hij tot
bijna een derde uit minderjarigen (32,2%).
P A G I N A 1 4
7. Conclusies en aanbevelingen
Kwantificering van NEET’s op basis van administratieve data is mogelijk — Voorliggend
rapport getuigt dat het in kaart brengen van NEET’s op basis van administratieve data een
haalbare oefening is. Het laat toe de situatie in een specifieke gemeente of stad te
becijferen, en verschaft inzichten in het profiel van de NEET’s naargelang enkele
demografische kenmerken en hun historiek op de arbeidsmarkt. Daarnaast vestigt de
methode ook de aandacht op categorieën jongeren die geen NEET zijn, maar waarvoor wel
argumenten te vinden zijn om ze niettemin als dusdanig te beschouwen. Tegelijk blijkt dat
met de huidig beschikbare data de kwantificering meer dan twee jaar achterloopt op de
actualiteit, dat ze niet zonder een beperkte set aannames kan en dat een verdere
detaillering van de cijfers wenselijk is.
Aan te bevelen verbeteringen in de administratieve registratie en ontsluiting — De
drieledige problematiek met betrekking tot de kwantificering van NEET’s – namelijk
actualiteit, betrouwbaarheid en relevantie – kan in de eerste plaats aangepakt worden door
verbeteringen door te voeren in de bijhouding en ontsluitbaarheid van persoonsgegevens in
administratieve databanken.
Het sneller beschikbaar maken van het aantal werkenden via de Kruispuntbank
Sociale Zekerheid. de KSZ-gegevens over de werkenden zijn de data waarop de
grootste vertraging zit. Mochten deze sneller beschikbaar zijn, zou de actualiteit van
de NEET-kwantificering gevoelig verhoogd kunnen worden. Bovendien zou dat ook
de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de kwantificering ten goede komen,
omdat de algemene teneur is dat de performantie van het databeheer bij de
dataleveranciers met de jaren toeneemt – bvb. onderwijs en ocmw hebben steeds
meer en nauwkeurigere informatie over hun populatie.
Het koppelen van de gegevens van KSZ met informatie over de schoollopende
populatie, ook in volwassenenonderwijs. Via een dergelijke koppeling zou een
overlap tussen cijfers over werkenden en zij die onderwijs volgen, vermeden kunnen
worden. Om dat soort dubbeltellingen te counteren, werd nu het overlappercentage
P A G I N A 1 5
tussen beide categorieën zoals gemeten in de EAK 4/2012 -1/2013 voor het
grootstedelijk gebied Brussel gebruikt. Met de koppeling van KSZ-gegevens met de
diplomadatabank (Leer- en Ervaringsbewijzendatabank LED) worden intussen
stappen gezet in de richting van een dergelijke koppeling.
De uitbreiding van de automatische update van actieve VDAB-dossiers aan de hand
van Dimona-data, naar passieve VDAB-dossiers. Sommige personen met een passief
dossier zijn niet van de arbeidsmarkt verdwenen zoals hun passief dossier
suggereert. Een update van de status van die dossiers op basis van Dimona zoals nu
reeds gebeurt met actieve dossiers, zou een extrapolatie van het aandeel OCMW
klanten dat gehercategoriseerd werd van niet op de arbeidsmarkt naar werkend
overbodig maken en de betrouwbaarheid van de kwantificering ten goede komen.
Een koppeling van VDAB-dossiers met gegevens vanwege onderwijs over wie
schoolloopt zou eveneens tot een betrouwbaardere kwantificering kunnen leiden.
Alle ongewenste overlap tussen personen met een VDAB-dossier en personen die
ingeschreven zijn in een Vlaamse onderwijsinstelling zou dan vermeden kunnen
worden. Nu werd bij de kwantificering aangenomen dat 5 procent van de
werkzoekenden in opleiding en begeleiding ook vervat zit in de onderwijscijfers.
Hoewel de impact van deze aanname op het globale cijfer klein is (van de orde van
120 eenheden per 5% aangenomen overlap) zou een koppeling die deze arbitraire
inschatting overbodig maakt, een stap vooruit zijn.
Het op een makkelijk ontsluitbare manier bijhouden van hoe iemand is opgenomen
in de bevolkingsregisters. NEET-cijfers op basis van de EAK hebben normaal enkel
betrekking op personen ingeschreven in het bevolkings – of vreemdelingenregister.
Personen in het wachtregister of zonder wettige verblijfplaats worden buiten
beschouwing gelaten. Bij de verwerking van de administratieve data kon deze
selectie niet steeds gemaakt worden en was het afhankelijk van de dataleverancier
soms mogelijk dat personen uit het wachtregister (bvb. VDAB) of zelfs zonder
wettige verblijfplaats (onderwijs) in de cijfers inbegrepen zaten.
Betere registratie van nationaliteit en origine. De gegevens over nationaliteit van
Antwerpse jongeren in VWO leken hoogst onwaarschijnlijk (niemand met niet-EU-
nationaliteit) en duiden er op dat er vermoedelijk sprake is van een niet-
P A G I N A 1 6
consequente bijhouding van nationaliteit in de databanken. Verder verdient het
aanbeveling in alle databanken de variabele ‘origine’ op te nemen zoals VDAB die
definieert op basis van huidige en vorige nationaliteit. in functie van de
arbeidsmarktbeleid lijkt dit kenmerk immers relevanter dan nationaliteit.
Aan te bevelen verfijningen en uitbreidingen van de kwantificering zelf — De cijfers
kunnen gevoelig aan relevantie winnen, mochten de huidige gegevens naar de toekomst
toe aangevuld worden:
Duur van het ‘NEET-statuut’: De huidige kwantificering laat niet toe het onderscheid
te maken tussen personen die pas afgestudeerd zijn en zij die sinds jaar en dag
inactief zijn. Een detaillering van de duur van het NEET-statuut zou hier reliëf in
aanbrengen en zo een betere indicatie geven van de kwetsbaarheid en afstand tot
werk van de verschillende NEET-jongeren. Andere kenmerken die het beeld in die
zin verder zouden verscherpen zijn de verlopen tijd sinds het laatst gevolgde traject,
of sinds het verlaten van de arbeidsmarkt.
Andere indicaties van kwetsbaarheid: In de huidige studie werd het kenmerk
nationaliteit niet op sluitende manier verzameld, hier is zeker ruimte voor
verbetering. Kenmerken die bijkomend misschien ook in kaart gebracht kunnen
worden en de relevantie van de cijfers zouden verhogen, zijn onderwijsniveau en
invaliditeit (Riziv).
Een historische reeks: Het zou goed zijn als de huidige meting niet op zichzelf blijft
staan, maar het startpunt vormt van een tijdsreeks die jaar na jaar het aantal NEET’s
meet. Op die manier de impact van beleid ook opgevolgd worden. Mochten meer
meetpunten per jaar geintroduceerd worden, moet men zich bewustzijn van de
seizoensgebonden variaties in het aantal NEET’s.
Ordening van onderwijs-, opleidings- en begeleidingstrajecten: Met betrekking tot
de personen die formeel geen NEET zijn, zou een verdere detaillering van hun
onderwijs of opleidings- of begeleidingstraject naar intensiteit, en mate waarin het
de afstand tot de arbeidsmarkt verkleint (bvb. op basis van doorstroompercentage)
wenselijk zijn. Hierbij zal het belangrijk zijn dat de gehanteerde criteria naar
P A G I N A 1 7
opleidings- en begeleidingstrajecten zowel toepasbaar zijn op OCMW- als op VDAB
trajecten. Wat betreft spijbelaars, zal Discimus vanaf schooljaar ’13-14 toelaten ook
spijbelgedrag meer genuanceerd te vertalen in termen van probleemgedrag.
Beleidsaanbevelingen die rechtstreeks voortvloeien uit de huidige becijfering — Los van
het kwalitatieve luik suggereert de kwantificering alvast de volgende adviezen:
Specifieke aanpak van NEET’s in Antwerpen: De cijfers tonen duidelijk aan dat het
aandeel NEET’s in Antwerpen een derde hoger ligt dan het Vlaams gemiddelde. Het
lijkt dan ook aangewezen deze specifieke situatie met een aangepast beleid te
beantwoorden.
Beperk aanpak niet tot toeleiden van officiële werkzoekenden: De NEET populatie
bevindt zich voor meer dan 40 procent niet op de officiële arbeidsmarkt. Wie de
NEET-populatie wil doen afnemen focust de inspanningen dus best niet alleen op
wie officieel op zoek is naar werk.
Wees voorbereid op groep met andere demografische kenmerken dan doorsnee
jeugdwerkloze: De kwantificering illustreert dat NEET’s vaker vrouw zijn dan een
gemiddelde jeugdwerkloze, en dat ze vaker allochtoon zijn. In zoverre NEET’s een
persoonlijke aanpak vergen, kan het beleid zich hier maar beter op afstemmen.
Neem ook niet-NEET’s in overweging bij beleidskeuzes in functie van NEET-beleid:
Zelfs de administratieve data die meestal juist een binair denken in de hand werken,
suggereren het bestaan van een omvangrijke groep jongeren in een grijze zone.
Officieel zijn ze geen NEET, maar zelfs hun administratief record, suggereert om ze
aandacht te geven bij het voorkomen of remediëren van de NEET-problematiek. Het
is vooral de omvang van deze groep – met zoveel minder dan de NEET-populatie
zijn ze niet — die alarmerend is.