1
Meer Fiets,
Meer Ruimte
Typ hier om tekst in te voeren
Typ hier om tekst in te voeren
Typ hier om tekst in te voeren
Typ hier om tekst in te voeren
Typ hier om tekst in te voeren
Typ hier om tekst in te voeren
Typ hier om tekst in te voeren
Typ hier om tekst in te voeren
Typ hier om tekst in te voeren
Typ hier om tekst in te voeren Naar een schaalsprong in het fietsbeleid
2
Meer fiets, meer ruimte
Auteurs: Kees Bakker, Wim Bot, Saskia Kluit, Rob Koese, Astrid Koperberg, Kees Mourits,
Patricia Rijkse, Govert de With en Theo Zeegers
Eindredactie: Martijn van Es
Jaartal: 2012
Fotografie: Dan Kamminga, KuiperCompagnons, Fietsberaad, Ruth Catsburg, Movares e.a.
De Fietsersbond komt op voor de belangen van fietsers in Nederland en zet zich in voor meer en
betere mogelijkheden om te fietsen. Dat kan dankzij de steun van onze leden. De Fietsersbond heeft
35.000 leden, 150 afdelingen en 1500 actieve vrijwilligers, verspreid over heel Nederland.
Copyright Fietsersbond 2012
Overname van teksten is toegestaan met bronvermelding.
Fietsersbond
Postbus 2828
3500 GV Utrecht
www.fietsersbond.nl
3
Voorwoord ................................................................................................. 4
Meer fiets, meer ruimte ............................................................................. 5
De aanleiding ............................................................................................. 6
1. Veranderende patronen van mobiliteit ..................................................................... 6 2. Grenzen aan de groei? ............................................................................................... 7 3. Overheidsinvesteringen in tijden met krimpende budgetten ................................... 9
De voorstellen .......................................................................................... 11
1. De fiets in de ruimte ................................................................................................. 11 2. De fiets in het netwerk ............................................................................................. 14 3. De fiets in de voorziening ......................................................................................... 18 4. Innovatie in beleid .................................................................................................... 20
Samengevat: Wat de Fietsersbond wil ..................................................... 22
4
Het fietsgebruik in Nederland is hoog. We doen ruim
een kwart van al onze ritten met de fiets. Op een
doordeweekse dag stappen er ongeveer 5 miljoen
Nederlanders op de fiets, voor een kleine 14 miljoen
fietsritten. In de spits zitten er meer mensen op een
fiets dan in een auto. En het fietsgebruik neemt nog
steeds toe. Tussen 2002 en 2007 groeide het aandeel
van de fiets van 33% naar 35%1. Grote steden zoals
Amsterdam, Utrecht en Groningen meten een groei
van tussen de drie en vijf procent per jaar.
Oorzaken voor de groei zijn de verbeteringen van de fietsvoorzieningen maar ook het feit dat de fiets
goed aansluit bij grotere maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering, verduurzaming en
flexibelere mobiliteit. Daarbij worden de economische voordelen van fietsen, zoals een betere
gezondheid, een grotere bereikbaarheid en minder milieuvervuiling voor overheden en bedrijfsleven
steeds relevanter.
De Fietsersbond pleit ervoor dat de fiets komend decennium een nog grotere rol kan spelen. De
potentie voor groei is nog steeds enorm. Er zijn nu mensen die wel kunnen fietsen, maar het niet
doen. En er zijn mensen die nu fietsen maar die nadenken om voortaan met de auto of de bus te
gaan. De belemmeringen voor deze mensen willen we wegnemen zodat de fiets voor meer mensen
toegankelijk en aantrekkelijk wordt. We willen het aandeel van de fiets in ritten tot 7,5 kilometer
verder verhogen tot gemiddeld 40% in 2015 en 50% in 2020. Een dergelijke groei lukt niet met de
huidige voorzieningen en zonder vooruitziende blik zal de groei van het fietsgebruik stranden op de
grenzen die nu al bereikt worden.
De Fietsersbond heeft daarom, onder de titel Meer fiets, meer ruimte een visie op een schaalsprong
in het fietsbeleid ontwikkeld. De visie is bedoeld als vertrekpunt voor een ontwerpend gesprek over
de rol en plaats van de fiets in de stedelijke ruimte. De Fietsersbond nodigt gemeenten, provincies en
Fietsersbond-afdelingen de visie verder te ontwikkelen en te vertalen naar een schaalsprong in het
fietsbeleid op verschillende niveaus. En natuurlijk bij het realiseren van een schaalsprong voor de
fiets op straat.
Hugo van der Steenhoven
Directeur Fietsersbond
September 2012
1 in verplaatsingen tot 7,5 km
5
Wat is de schaalsprong en waarom is die nodig?
De fiets is in Nederland een groot succes. We waren al wereldkampioen fietsen en het fietsgebruik
neemt nog steeds toe. De fiets sluit goed aan bij de maatschappelijke ontwikkelingen van
individualisering, verduurzaming en flexibele mobiliteit. Als gevolg van deze ontwikkelingen en van
jarenlange investeringen in fietsbeleid, loopt de fiets steeds vaker tegen grenzen aan. Grenzen in de
ruimte die voor de fiets beschikbaar is en grenzen aan de voorzieningen die aan fietsers geboden
worden. Voorbeelden van deze grenzen zijn fietsers die elkaar dwars zitten op te smalle fietspaden,
drukke routes waar in de ochtend fietsfiles ontstaan en overvolle stationsstallingen.
Het imago van de fiets als goed vervoermiddel begint te lijden onder de spanning op het fietspad en
in de stalling. Bij grote drukte verdwijnen de kwetsbare fietsers van het pad en wordt de groei van
het fietsgebruik afgeremd.
De Fietsersbond denkt dat voor het oplossen van deze problemen het fietsbeleid in Nederland een
grote stap voorwaarts moet maken. In de afgelopen decennia heeft het fietsbeleid zich
geconcentreerd op goede en veilige fietsinfrastructuur. Dat is zeer belangrijk geweest voor het grote
aandeel fietsers in Nederland. Maar meer van hetzelfde is niet genoeg om op langere termijn de
nieuwe problemen op te lossen. Vooral niet omdat de vele fietsers strijden om de ruimte met andere
belangen.
Het is daarom tijd om in het fietsbeleid van Nederland een conceptuele sprong voorwaarts te maken:
een schaalsprong voor de fiets waarbij maat en schaal van de fietsvoorzieningen weer passend
worden voor het groeiende aantal fietsers. De Fietsersbond denkt dat deze schaalsprong
gerealiseerd wordt door een ontwikkeling op vier vlakken:
1) In het stedelijk gebied de fietser centraal zetten bij beleidsontwikkeling voor ruimtelijke
ordening en verkeer
2) Denken in verschillende netwerken voor de fiets
3) Vergroten van de maat en schaal van voorzieningen voor de fiets
4) Ontwikkelen van een nieuw budgettair paradigma voor de fiets
6
1. Veranderende patronen van mobiliteit
Opmars van de fiets en het fietsbeleid
Afgelopen jaren heeft de fiets sluipenderwijs een andere positie in de beleidsvorming gekregen. In
gemeenten is het fietsbeleid van een losstaand beleidsonderwerp steeds meer een integraal
onderdeel geworden van het totale verkeersbeleid. Het fietsbeleid beperkt zich steeds minder tot de
aanpak van infrastructuur en fietsvoorzieningen en richt zich meer op promotiecampagnes en
ruimtelijk ontwerp. En met succes: fietsen groeit als kool. Maar de ruimtelijke vertaling van de groei
blijft nog uit waardoor er nieuwe problemen ontstaan: overvolle stallingen en te drukke fietspaden.
Doorgaande verstedelijking
In de komende decennia zal de verstedelijking alleen maar groter worden. Dat is een ontwikkeling
die niet alleen in Nederland plaatsvindt, maar wereldwijd. Zoals bekend hebben hoge dichtheden
een positieve invloed op fietsgebruik en fietsgebruik een positieve invloed op intensief
ruimtegebruik. In stedelijk gebied is de fiets vaak sneller en gebruiksvriendelijker dan een auto of het
openbaar vervoer. En de fiets biedt mogelijkheden om problemen met bereikbaarheid te voorkomen
zonder dat het bouwpotentieel in de stad vermindert.
Ook commercieel gezien zijn er steeds meer aanwijzingen dat er
goede economische argumenten zijn om binnen stedelijke
gebieden in te zetten op fietsbeleid2. Fietsers besteden meer en
vaker geld als ze op pad zijn.
Het nieuwe werken
De manier waarop we ons verplaatsen is in het afgelopen
decennium sterk veranderd. Nieuwe digitale hulpmiddelen maken
mogelijk dat er op allerlei plaatsen buiten kantoren of fabrieken
gewerkt wordt. Ook tijdens het reizen kan er gewerkt worden en
worden contacten onderhouden. De auto sluit daar steeds minder
bij aan. Niet alleen is de reistijd met de auto lang, een bestuurder
kan weinig anders dan op het verkeer letten. De trein of het
werken op afstand is groeiend populair. Volgens de Fietsersbond
is de ontwikkeling van het nieuwe werken en multi-modaliteit een zeer relevante ontwikkeling voor
de stedenbouw. De fiets is een vervoermiddel dat prima aansluit bij de behoeften die ontstaan door
meer flexibele werktijden en werklocaties.
De fiets als innovatief voertuig
De fiets zelf verandert ook. De elektrische fietsen zijn bijna niet aan te slepen. In het straatbeeld zien
we daarnaast steeds meer bakfietsen en transportfietsen. De fiets is een lifestyleproduct. 85% van de
Nederlanders heeft een positief oordeel over de fiets, die gezien wordt als prettig, flexibel en
2 Onderzoeken van SOAB en Goudappel Coffeng 2011 naar bezoek en bestedingen in winkels door fietsers,
De stad Vancouver (Canada) verdient
geld voor ruimtelijke kwaliteit door te
bouwen in grotere dichtheden.
Intensief bebouwde gebieden worden
zwaarder belast dan de voorsteden.
Met de opbrengsten van deze tax
wordt de openbare ruimte met grotere
kwaliteit ingericht. Fietsen maakt
intensievere bouw mogelijk en wordt
beloond met mooi ingerichte routes.
Zo wast de ene hand de andere.
7
betrouwbaar3. Deze snelle ontwikkeling van de fiets dwingt overheden om opnieuw te kijken naar de
maat van de fietsvoorzieningen. Fietsen rijden in 2012 met een snelheid variërend van 10 tot 30 km
per uur over fietspaden met bochten die niet meer geschikt zijn voor de snelheid die deze fietsen
bereiken. De aanwezigheid op het fietspad van fietsers met een lage snelheid (zoals kinderen) en
fietsers met een hoge snelheid (racefietsers en elektrische fietsen) zorgt voor steeds meer ongemak.
Ook de toenemende breedte van fietsen maakt dat het op veel fietspaden krap is. Gevolg is dat
kwetsbare fietsers van het fietspad gedrukt worden en dat onderling het gevoel van stress en
onveiligheid ontstaat.
De fiets: vervoermiddel voor groeiend deel van de Nederlanders
De fiets is voor een grote groep mensen een belangrijk vervoermiddel. In 2012 heeft meer dan 40%
van de Nederlanders geen rijbewijs. Een groeiende groep mensen met een rijbewijs bezit geen auto,
vanuit financiële, milieu- of praktische argumenten. Hierdoor heeft
in steden nu al 30% van de huishoudens geen auto meer voor de
deur. De fiets is voor deze mensen vrijwel de enige manier om zich
individueel en onafhankelijk van anderen te verplaatsen.
De fiets wordt hierdoor ook wel het meest democratische
vervoermiddel genoemd. De economische crisis maakt dat meer
mensen de auto zullen laten staan en steeds vaker voor de fiets
zullen kiezen. De fiets als vervoermiddel wordt dus steeds
belangrijker, waardoor een verdere groei van het fietsverkeer is te
verwachten.
2. Grenzen aan de groei? De fietser en het fietsbeleid lopen door de genoemde ontwikkelingen steeds vaker tegen grenzen
aan, die afbreuk doen aan de voordelen van de fiets en een verdere groei belemmeren.
We noemen er een paar:
Fietsparkeren
Op steeds meer plekken is onvoldoende ruimte voor het parkeren van de fiets, met name in
binnensteden en bij stations. Fietsers kunnen steeds vaker geen vrij fietsenrek vinden,
waardoor ze hun fiets niet kunnen beschermen tegen diefstal. Gemeenten worden
geconfronteerd met grote hoeveelheden buiten de rekken geplaatste fietsen en met
klachten van winkeliers, het winkelend publiek en de hulpdiensten.
3 Feiten en cijfers, Fietsersbond 2011
“De fiets is voor veel mensen de enige
manier om zich individueel en
onafhankelijk van anderen te
verplaatsen. Dat is waarom de fiets
het meest democratische
vervoermiddel ter wereld is. Vrijwel
iedereen kan fietsen: arme en rijke
mensen, hoog- of laagopgeleide
mensen, kinderen en ouderen. “
Gil Peñalosa, directeur van 8-80 cities
8
Drukke en onveilige fietspaden
Door de populariteit van de snorscooter, racefiets en elektrische fiets kom je die als gewone
fietser steeds vaker tegen op het toch al drukke fietspad. Bovendien worden scooters steeds
breder, onder andere door uitstekende spiegels. Het snelheidsverschil tussen snorscooters
en elektrische fietsen en de gemiddelde fietser is groot. Maar ook los van het
snelheidsverschil leiden overvolle fietspaden tot onbehouwen gedrag op het fietspad. Deze
trend leidt tot verdringing van de meest onzekere en kwetsbare groepen fietsers: ouderen en
kinderen.
Daarmee samenhangend: smalle fietspaden en fietsstroken, hobbels en kuilen in het
wegdek, obstakels langs het fietspad en haakse bochten zijn voor fietsers een belangrijke
bron van onveiligheid. De eenzijdige ongevallen die ontstaan zijn een belangrijke oorzaak
voor de toename van het aantal fietsers dat door een ongeval in het ziekenhuis terecht komt.
Gespannen relatie met autoverkeer
Veel belangrijke fietsroutes vallen samen met gebiedsontsluitingswegen met hoge
intensiteiten van autoverkeer. Een derde van de gebiedsontsluitingswegen blijkt echter niet
veilig ingericht. Een combinatie van een drukke weg met onveilige inrichting betekent vooral
ook dat minder vaardige fietsers zoals kinderen en ouderen daar niet durven of mogen
fietsen. Juist deze groepen zijn het meest afhankelijk van de fiets voor hun zelfstandige
mobiliteit.
Fietsfiles
In steden met een hoog fietsgebruik staan fietsers steeds vaker in een fietsfile, vooral bij
verkeerslichten. Omdat opstelplaatsen niet altijd berekend zijn op de drukte worden
wachtende fietsers een obstakel voor fietsverkeer in andere richtingen.
9
Veiligheid voor fietsers: het einde van safety in numbers?
De belangrijkste factor voor de verkeersveiligheid van fietsers is het fietsen in grote aantallen. Dit
idee staat bekend als safety in numbers. Het succesvolle fietsbeleid van afgelopen jaren heeft dit
concept op veel plaatsen omarmd. Maar zonder verdere ontwikkeling in het fietsbeleid is het einde
van dit principe in zicht. In de afgelopen jaren tekent zich een negatieve tendens in de ongevalscijfers
bij fietsers af. Sinds 2010 stijgen die licht. Er zijn veel technologische oplossingen te bedenken om de
veiligheid voor fietsers te vergroten.
De Fietsersbond ziet als belangrijkste kans voor het vergroten van de veiligheid van fietsers het
verder vergroten van het aandeel fietsers. Ook daarom pleit de Fietsersbond voor een verdere groei
van het fietsverkeer tot 25% in 2015. Maar om die groei te faciliteren is het cruciaal dat er meer
ruimte komt. Want zonder die extra ruimte neemt het effect van safety in numbers vanzelfsprekend
af.
3. Overheidsinvesteringen in tijden met krimpende budgetten Sinds 2008 waait er een economische crisis door Europa. Het einde van deze crisis is nog niet in zicht
en overheden zullen ook in de komende jaren bij de besteding van hun beperkte budget scherpe
keuzes moeten maken. Fietsen is een manier van transport die veel oplevert en weinig kost. Fietsen
zorgt voor bereikbaarheid, een betere luchtkwaliteit en helpt obesitas voorkomen. Door de bijdrage
van de fiets op deze vlakken levert een kilometer fietsen zo’n 24 cent aan maatschappelijke baten
op. Dit in tegenstelling tot de auto, waar elke kilometer meer dan 50 cent aan maatschappelijke
kosten met zich meebrengt4. En in tegenstelling tot het openbaar vervoer, waar een
reizigerskilometer (exclusief de investeringen in de infrastructuur) 22 cent kost5. Een euro besteed
aan de fiets zou daarom op de overheidsbegroting eigenlijk beschouwd moeten worden als een
investering en niet als een kostenpost.
Stads-OV versus Fietsvoorziening
Op gemeentelijk en regionaal niveau is herziening van de budgettaire verdeling tussen fiets, stedelijk
openbaar vervoer en auto noodzakelijk. Gezien het genoemde multiplier-effect voor andere
beleidsvelden maar ook gezien het grote relatieve aandeel fietsritten in de grote steden, zou het
budget voor fietsvoorzieningen moeten stijgen zodat het de maatschappelijke relevantie van fietsen
beter weerspiegelt. Een aanzienlijk deel van de opgaven rondom fietsparkeren zou door een
herverdeling van de budgetten voor stads-OV en autoverkeer te realiseren zijn. Zeker in grotere
steden is een kritische blik op het fietsbeleid in de begroting daarom aan de orde.
Gecombineerd met een goed stedenbouwkundig ontwerp, krijgt een fietspad dezelfde stedelijke
allure als een OV-verbinding. Een gemeente krijgt voor veel minder geld een stedenbouwkundige
drager met een vergelijkbare of zelfs grotere vervoerwaarde. Daarbij kan de ruimte rondom zo’n
fietsverbinding ook nog eens intensiever en met minder kosten ontwikkeld worden. Dit in verband
met de milieueisen op het gebied van geluid & fijn stof en het feit dat fietsers vaker ‘uitstappen’ en
winkels bezoeken dan de tram- of busreiziger.
4 Onderzoek van de Danish Cycling Embassy 5 MON en Fietsberaad
10
Decentralisering als drempel
De systematiek van overheidsfinanciering waarbij fietsbeleid gedecentraliseerd wordt, lijkt een
belangrijke drempel te zijn voor de realisatie van een schaalsprong voor de fiets. Door deze
systematiek wordt een fietsbrug van 3 miljoen euro soms moeilijker te realiseren dan een metrolijn
van 3 miljard. Die 3 miljoen is namelijk op een gemeentebudget heel veel. Investeringen in een
rijks(spoor)wegennet wordt op rijksniveau met bijbehorende budgetten in stand gehouden. De fiets
is per strekkende meter heel goedkoop, maar een fietsnetwerk als geheel is heel duur door de grote
dichtheid (zie ook ‘Fiets in het netwerk’, voorstel 2). Binnen de structuurvisie van het Rijk zou
uitgewerkt moeten worden welke gebieden, verbindingen en voorzieningen een bovenlokaal belang
dienen, bijvoorbeeld door de bereikbaarheid van de G4 te verbeteren, en zodoende aanspraak
kunnen maken op een bijdrage vanuit het Rijk.
Investeren in de fiets loont dus, ook en vooral in crisistijd.
11
1. De fiets in de ruimte Van verkeersbeleid naar ruimtelijk beleid
De fiets valt nu vaak onder de verantwoordelijkheid van de wethouder verkeer en vervoer. De fiets
heeft echter, net als het openbaar vervoer en de auto, de potentie om als ruimtelijke drager te
dienen en zo stedenbouwkundige (en landschappelijke) kwaliteit op te roepen. Incidenteel wordt in
Nederland een fietspad al gebruikt als stedenbouwkundige drager. Het ontwerp van het fietspad
zorgt ervoor dat mensen zich in de wijk kunnen oriënteren. Ontwerpen vanuit de fiets levert prettige,
gezonde en goed bereikbare woonwijken op en is tevens de oplossing voor problemen die nu
ontstaan door de groei van het fietsgebruik.
De fiets als vertrekpunt in de stedenbouw
De stedenbouw maakt nu nog maar zeer beperkt gebruik van de potentiele ruimtelijke kwaliteit van
fietspaden en fietsvoorzieningen. Of het om herstructurering of om nieuwbouw gaat, vaak wordt de
fiets niet als leidraad voor het ontwerp genomen. En daarmee blijven kansen om de omgeving van
fietsvoorzieningen intensiever te gebruiken onbenut. Fietsvriendelijke steden zijn over het algemeen
intensief bebouwde steden met veel voorzieningen.
Ook de sociale waarde van de fietsers voor een nieuwe of oude wijk ,wordt nog maar beperkt gezien.
Veel fietsers kunnen de leefbaarheid en veiligheid van een wijk te vergroten. Fietsers houden door de
aard van het fietsen ongemerkt een ‘oogje in het zeil’. Bij herstructurering kan dat een belangrijke
12
sociale functie zijn, waardoor mensen zich op straat weer prettig voelen en het imago van een wijk
verbetert.
Het is van belang dat de fiets vanaf het allereerste stedenbouwkundige ontwerp (mede-) leidend is.
Alleen dan kan de kwaliteit en maat, die fietsvoorzieningen
ruimtelijk onderscheidend kunnen maken, gerealiseerd worden.
Hoge kwaliteit fietsvoorzieningen werken ruimtelijk
structurerend. Een bomvol fietspad waar mensen elkaar boos
toespreken werkt niet ordenend en een fietsenstalling waar een
aanzienlijk deel van de fietsen buiten de stalling staat levert niet
meer kwaliteit in de openbare ruimte op. Het is daarom van
belang om vanuit de fiets te ontwerpen.
De ruimtelijke vorm en impact van de fietsverbindingen
Fietsverbindingen hebben een eigen ruimtelijke vorm en impact in
het stedelijk gebied. Een OV-verbinding heeft stedenbouwkundig de vorm van een kralensnoer:
Rondom de haltes is de stedenbouwkundige kwaliteit en intensiteit groter dan tussen de haltes in.
Een fietsverbinding heeft vaak dezelfde of betere vervoerswaarde als een OV-lijn , maar zal
stedenbouwkundig meer als een lint functioneren. Fietsers hebben immers niets te maken met
haltes en kunnen het fietspad vrijwel elk moment verlaten. Sommige delen van het lint zullen wel
intensiever gebruikt worden (dikker lint, bijvoorbeeld bij een winkelcentrum) en andere delen
minder (dunner lint, bijvoorbeeld bij een park of tussen bebouwing). Dat verschil kan gebruikt
worden om commerciële of maatschappelijke activiteiten te plannen en zo diversiteit te realiseren.
De kralen aan het lint: vertrek en aankomst op de fiets
Letterlijk gezien kunnen fietsvoorzieningen gebruikt worden als duidelijke vertrek- of
aankomstpunten in de stad: als moderne toegangspoort van een gebied. Zoals een parkeergarage of
station dat nu ook vaak is. Veel mensen maken gebruik van de fiets als ze zaterdagmiddag naar de
stad gaan en toch zijn veel fietsenstallingen onzichtbaar in het straatbeeld, alsof ze niet mogen
bestaan.
De Fietsersbond pleit voor een herwaardering van fietsvoorzieningen en de fiets in het straatbeeld.
Zeker een grotere fietsenstalling verdient een goed architectonisch ontwerp. Gericht op
herkenbaarheid en identiteit van een gebied maar ook op gebruiksvriendelijkheid. Een markante
fietsenstalling werkt op twee manieren positief: Door de uitstraling van het ontwerp op de omgeving
en door het effect op straat. Een mooie fietsenstalling die er verzorgd uitziet (en voldoende ruimte
biedt) zal mensen aantrekken waardoor ze er gebruik van maken. Het wildparkeren op straat
vermindert. Als gevolg hiervan verbetert de kwaliteit van de openbare ruimte in het hele gebied.
Daarbij ontstaat in en rondom grote fietsenstallingen nieuw potentieel om commercieel in te zetten.
Opvallend is dat grotere fietsenstallingen vrijwel nooit gecombineerd worden met commerciële of
maatschappelijke diensten. Daar waar zelfs kleinere stations commercieel vastgoed kennen, hebben
stallingen met 3 of 4 keer zoveel bezoekers per dag alleen een bewaker bij de deur. Bekend is dat
fietsers makkelijk afstappen om dagelijkse en kleinere boodschappen te doen. Ook hier is een
dubbele werking te verwachten. Als een stalling ook bakker of kleine supermarkt heeft, verlevendigt
de buurt erom heen terwijl het wildparkeren vermindert. Zeker in de buurt van
herstructureringswijken kan het dubbele gebruik weer een betere leefbaarheid in de wijk opleveren.
“The best transportation-plan is a land
use plan. Density, mix and design
make active modes of mobility work.
Culture, texture and placemaking
define the succes of a bicycle policy”
Brent Todorian, stedenbouwer
Vancouver (Canada)
13
Economische potentie van de fiets in het ruimtelijk beleid
Er zijn verschillende financiële redenen waarom de fiets komende jaren interessant is als
uitgangspunt bij een stedenbouwkundig ontwerp.
Vergeleken met OV- en autoverbindingen, zijn fietsverbindingen zeer goedkoop: om aan te leggen en
om te onderhouden. Terwijl ze veel voor de bereikbaarheid en leefbaarheid van een gebied
betekent. Zo heeft Alkmaar onderzocht dat 10% meer fietsgebruik leidt tot 15% minder
voertuigverliesuren voor de auto en 20% minder parkeerdruk in het centrum6 . Doordat er minder
geld aan bereikbaarheid besteed hoeft te worden, kan een bouwplan dus goedkoper gerealiseerd
worden of kan het budget aan andere ruimtelijke opgaven besteed worden.
Een fietsroute heeft weinig emissies en geeft weinig geluid. In steden met een slechte luchtkwaliteit
of een hoog geluidsniveau kunnen bouwplannen die fors inzetten op fietsvoorzieningen relatief
goedkoop gerealiseerd worden. Dat heeft ook een planologisch voordeel: de kans dat een bouwplan
juridisch struikelt op milieunormen is kleiner als het aandeel fietsgebruik groter is.
Tot slot neemt de fiets weinig plaats in, zowel bij het parkeren als op de weg. Dit laat letterlijk meer
ruimte voor andere functies: bijvoorbeeld voor meer openbare ruimte waardoor de kwaliteit van het
totale plan verbetert of voor een groter aantal woningen waardoor de business case van een
stedenbouwkundig plan er beter uit komt te zien.
6 Onderzoek gemeente Alkmaar
14
2. De fiets in het netwerk Ontstapeling van fietsnetwerken = meer ruimte en meer snelheid
Historie
Historisch is het fietsnetwerk gewoon het hoofdwegennet. Toen de auto opkwam, heeft die de
hoofdwegen ingenomen en kreeg de fiets vooral kansen op secundaire wegen. Daar reden immers
minder auto’s en kon meer ruimte voor fietsers gemaakt worden. De Fietsersbond heeft, gesteund
door de principes van Duurzaam Veilig, de afgelopen jaren de situatie op de hoofdwegen enorm zien
verbeteren. Langs 50 km wegen horen vrijliggende fietspaden en die kwamen er ook.
Diverse fietsnetwerken
Sinds de jaren tachtig bestaat er een onderscheid tussen het hoofdfietsnetwerk en een onderliggend
fietsnetwerk, bestaande uit alle wegen waar fietsers mogen komen. Het hoofdfietsnetwerk heeft een
gemeentelijke oriëntatie, de routenetwerken een oriëntatie op wijken/buurten. Deels overlappen de
netwerken elkaar en is er een ‘gestapeld’ netwerk. Snel en langzaam fietsverkeer komt elkaar vooral
op deze stukken tegen.
De Fietsersbond pleit voor meer diversiteit binnen het fietsnetwerk en tegelijkertijd voor een
opschaling naar het regionale en landelijke niveau, gelijk aan de indeling van het robuuste
autonetwerk.
De Fietsersbond stelt voor drie niveaus in het fietsnetwerk te onderscheiden:
1) Verblijfsgebieden en onderliggend fietsnetwerk
2) Hoofdnetwerk
3) Regionaal (en landelijk) netwerk van fietssnelwegen
Ieder niveau heeft zijn eigen kenmerken en gebruikers. De verblijfsgebieden worden gebruikt door
kwetsbare fietsers zoals kinderen en ouderen. De regionale netwerken vooral door forenzen en
snelle fietsers. Elk netwerk heeft de maat en schaal om grote groepen fietsers met verschillende
snelheden een plek te geven.
Verblijfsgebieden en onderliggend fietsnetwerk
Zonder schaalsprong dreigt de fiets in woonwijken overlast te gaan veroorzaken. In verblijfsgebieden
staat de kwetsbare verkeersdeelnemer centraal. Kinderen spelen op straat en ouderen bewegen zich
rustig door de wijk. Als er echter honderden of zelfs duizenden fietsers door de woonwijk rijden, kan
dat hetzelfde effect geven als een autoweg: een gebied dat vermeden wordt door kwetsbare
mensen. De aantallen fietsers en de toegenomen snelheid van fietsen, maken dat er ruimtelijk en
verkeerskundig meer rekening met fietsers gehouden moet worden. Anders kan de veiligheid en
leefbaarheid in 30 km zones door fietsers onder druk komen te staan
Het vergroten van verblijfsgebieden en daarbinnen de fiets als vervoermiddel voorrang geven, is
noodzakelijk wanneer het gaat om de volgende generatie fietsvoorzieningen. De fysieke ruimte voor
de fiets in het fijnmazige wegennet wordt daarmee aanzienlijk vergroot. Voorrang voor fietsers in
onderdelen van 30 km zones zorgt er verder voor dat de fiets in de rest van het gebied geen overlast
geeft.
15
De Fietsersbond denkt dat het vergroten van het oppervlakte en het verder invullen van 30 km zones
tot volwaardige verblijfsgebieden een belangrijke basis is onder de schaalsprong voor de fiets. Er is
een fijnmazig netwerk nodig waar alle fietsers, groot, klein, kwetsbaar of assertief, hun fietsrit goed
kunnen beginnen en eindigen.
Naast inrichting speelt ook handhaving een belangrijke rol om de kwaliteit op dit deel van het
fietsnetwerk te realiseren. Er wordt nu nog door auto’s veel te vaak hard gereden binnen de
bebouwde kom. Ook de infrastructurele kwaliteit van de fietsroutes binnen verblijfsgebieden kan
nog aanzienlijk verbeterd worden: het weghalen of beter markeren van paaltjes, de keuze voor
comfortabele verharding en aandacht besteden aan de boogstralen.
Naast de verblijfsgebieden is de kwaliteit van het onderliggend fietsnetwerk van belang. Het gaat
hierbij om fijnmazige verbindende routes tussen buurten van de stad, die vaak over straten in de 30
km gebieden lopen. Maar het kan ook over recreatieve routes in het buitengebied gaan. Over het
algemeen zijn het routes die over bestaande wegen en deels over vrij liggende fietsroutes gaan. De
routes zijn ingericht om verschillende type fietsers aan te kunnen en hebben veel op en afritten.
Maar ze zijn niet bedoeld voor grote groepen doorgaand fietsverkeer.
Hoofdfietsnet
Het hoofdnetwerk bestaat uit robuuste verbindingen tussen woon- en werkgebieden binnen een
gemeente. De meest interessante hoofdroutes voor fietsers lopen niet langs de hoofdautowegen. De
hoofdnetwerken bestaan zelfs bij voorkeur uit routes die volledig onafhankelijk lopen van het
hoofdautonet. Door het hoofdfietsnetwerk op het onderliggende net te realiseren, ontstaan meer
mogelijkheden om het primaat bij de fiets te leggen. Hierdoor wordt de doorstroming voor de fiets
beter, maar ook de ruimte op het fietspad. Maar er zijn meer argumenten:
- Gezondheid
Langs drukke autowegen is de luchtkwaliteit slechter dan op autoluwe wegen. Langs
autoluwe wegen fietsen is dan ook gezonder dan langs drukke autowegen. Het gevaar voor
gezondheidsschade door een slechte luchtkwaliteit is voor fietsers aanzienlijk: ongeveer
anderhalf maal zo groot als het gevaar voor de gezondheid door verkeersonveiligheid.
16
Een vrij liggend fietsnetwerk met een goede luchtkwaliteit levert dus wat op. De
gezondheidswinst is tweeërlei: fietsers hebben geen last van een slechte luchtkwaliteit en
bewegen meer. De positieve effecten van meer bewegen zijn overigens 10 keer zo groot als
de negatieve effecten van slechte lucht en verkeersonveiligheid bij elkaar!
- Ruimte
De ruimte om fietspaden, met een maat en schaal om zowel e-bikes als bakfietsen
comfortabel samen te laten fietsen, aan te leggen ontbreekt vaak langs de hoofdautowegen.
Tenzij er hoofdwegen autoluw worden gemaakt (wat niet te verwachten is), blijft het
behelpen met vrijliggende fietspaden van een meter of 2 en komt een schaalsprong voor de
fiets niet in beeld.
- Veiligheid
Kruisingen van hoofdwegen zijn gevaarlijk en vragen lange wachttijden. Zowel fietsers als
bussen en auto’s hebben hier last van. Bij kruisingen met secundaire wegen krijgen fietsers
vaak geen voorrang waardoor fietsers onevenredig lang moeten wachten7.
- Concurrentiepositie fiets/auto
Als de fiets over langere afstand gedwongen wordt langs het hoofdautonet te fietsen, wordt
de fiets al snel een langzame auto. Door een separaat netwerk, waar de fiets voorang op de
auto heeft, wordt de fiets nog concurrerender in het stedelijk gebied. Op het
hoofdfietsnetwerk heeft de fiets weinig last van verkeersregelinstallaties: omdat deze
fietsvriendelijk staan ingesteld, dan wel omdat er conflictvrije kruisingen zijn gemaakt.
Gezien bovenstaande pleit de Fietsersbond opnieuw,
met extra nadruk, voor een separaat, ontstapeld,
hoofdfietsnetwerk. De hoofdautowegen zijn dan
‘toegankelijk’ voor de fiets, maar hoeven niet meer
dan dat te zijn. Het hoofdfietsnetwerk loopt volledig
apart. Dat betekent dat de ruimte voor fietsers in
feite verdubbelt, dat de problemen op de
hoofdwegen afnemen omdat het belang voor
(doorgaande) fietsers afneemt, en dat er makkelijker
onderscheid gemaakt kan worden tussen de
verschillende niveaus van het fietsnetwerk. Er
ontstaat als het ware een ‘plusnet fiets’ dat geheel
los ligt van het hoofdautonet, en dat de rol als drager
van de stedelijke verkeersstructuur op den duur kan
en zal overnemen.
Aan dat plusnet kun je dan ook realistisch hogere eisen stellen dan aan het routenetwerk met 400
meter maaswijdte: Geen kasseien, geen elementendrempels, mee met strooien, etc. Tegelijk kan het
het verkeerssysteem als geheel robuuster maken. Het auto en het fietssysteem hebben een andere
plaats, met ieder voorang op zijn eigen netwerk. Autovrije wegen worden makkelijker ‘verkoopbaar’
omdat er ook plekken zijn waar de auto duidelijk wél het primaat heeft.
7 Onderzoek door Fietserbond in o.a. Zuid-Oost Brabant en Utrecht
17
Fietssnelwegen
Het hoogste niveau van het fietsnetwerk heeft een regionale en zelfs landelijke functie: de
fietssnelweg. De fietssnelweg wordt bij uitstek ingericht voor snelle fietsen: ligfietsen, elektrische
fietsen en flink doortrappende fietsers. De gemiddelde aftand die er op dit netwerk wordt gefietst is
10 km of meer. De Fietsersbond wil dat de 20 fietssnelwegen die tot op heden zijn gepland verder
worden ontwikkeld en uiteindelijk leiden tot een landelijk dekkend netwerk van fietssnelwegen. In de
komende jaren moeten er minimaal 20 nieuwe fietssnelwegen ontwikkeld worden. In 2025 moet er
een landelijk dekkend netwerk zijn van fietsroutes die de inrichting van een fietssnelweg hebben.
De fiets in andere netwerken
Een grote groep mensen gebruikt de fiets naast de auto of gaat op de fiets naar het station. In de
afgelopen jaren is er veel nagedacht over het aansluiten van OV-netwerken op autonetwerken. De
fiets blijft daarbij nog onderbelicht en dat levert problemen op. Bijvoorbeeld overvolle
fietsenstallingen op stations, fietsen die in de spits niet met de trein of bus mee mogen en transferia
waar je wel met de bus verder de stad in kan, maar niet op een fiets. Het succes van de OV-fiets laat
zien dat de fiets voor veel mensen een aantrekkelijke vorm van voor- of natransport is.
Door een betere aansluiting van het fietsnetwerk op andere netwerken is daarom nog veel winst te
boeken.
18
3. De fiets in de voorziening Van last naar lust
De stallingsruimte is het vertrek en aankomstpunt van elke fietstocht. Omdat er elke dag ruim 14
miljoen ritten worden gemaakt en er dus 28 miljoen stallingplaatsen worden gebruikt, denkt de
Fietsersbond dat de stalling toe is aan een herwaardering. De stalling is nu een last voor de fietser
(die zijn fiets veilig weg wil zetten) en voor de overheid, die geconfronteerd wordt met overvolle
fietsenstallingen en fietsen die massaal op straat geparkeerd worden. Of de fiets op straat
geparkeerd wordt, in een schuur of in een stationsstalling, de stallingsruimte wordt nu vaak gezien
als probleem en niet als een oplossing. Oorzaak van het capaciteitsprobleem zit in de continu
achterlopende prognoses voor het fietsgebruik. Als wordt uitgegaan van reële cijfers schrikt men
vaak terug voor de kosten van de voorzieningen. Het is duidelijk dat daarmee een oplossing voor de
vele op straat geparkeerde fietsen niet in zicht komt. De Fietsersbond denkt dat met meer
architectonische kwaliteit en een realistische inschatting van de benodigde plaatsen veel te
verbeteren valt.
Stationsstallingen als markante punten in de stad
Een aantal gemeenten heeft er
voor gekozen om van de
(over)last een lust te maken. Zo
heeft Houten een
fietstransferium geopend
waarmee ze internationaal de
aandacht op zich wisten te
vestigen. De stad Groningen
maakte van het vergroten van
hun stationsstalling een
uithangbord voor hun
fietsbeleid: het Stadsbalkon. Ook
de gemeente Haarlem heeft zich
positief gemanifesteerd door de
grootste fietsenstalling van Europa te realiseren. Deze gemeenten hebben gekozen voor het
beschikbaar stellen van een aanzienlijke hoeveelheid ruimte voor de fiets en hebben zo aan het
fietsparkeren een positieve draai gegeven. De Fietsersbond zou graag zien dat andere gemeenten dit
voorbeeld volgen.
Op plaatsen waar het aantal geparkeerde fietsen erg groot is kan veel meer gewerkt worden met
doelgroepenbeleid en nieuwe digitale systemen. Een overheid kan hierdoor de ruimte in de stalling
beter gebruiken en dus ook een beter verdienmodel maken.
Leegstand te lijf met de fiets
In verschillende Nederlandse steden is de binnenstad fietsvrij verklaard en afgesloten voor fietsen.
De verantwoordelijke gemeenten noemden als argument de los geparkeerde fietsen op straat. Met
de krimp op de huurmarkt van commerciële ruimtes (leegstand) zijn er echter voldoende
mogelijkheden om fietsen in winkelgebieden goed te stallen.
19
In het kader van de schaalsprong pleit de Fietsersbond in centrumgebieden vooral voor veel kleinere
stallingen. Gebruikers voelen zich prettiger in kleine stallingen en de
realisatie is eenvoudiger en vaak ook goedkoper.
Scholen en kinderdagverblijven
De Fietsersbond ziet graag dat kinderen van jongs af aan op de fiets
naar school toe gaan. Door de toegenomen drukte op de weg en de
door schaalvergroting toegenomen afstanden naar school, is er een
verschuiving opgetreden naar de auto. Gevolg: een forse toename
van het aantal hachelijke verkeerssituaties rond de school want
ouders brengen hun kinderen liever met de auto. De laatste 30 jaar
is de gemiddelde leeftijd waarop kinderen zelfstandig aan het
verkeer deelnemen gestegen van 6 naar 9 jaar.
De veilige inrichting van de schoolomgeving wordt steeds
belangrijker. Enerzijds om ongelukken te voorkomen, anderzijds om
het fietsgebruik onder scholieren te stimuleren, zodat zij later zelfstandig naar het voortgezet
onderwijs kunnen fietsen. Om dit te realiseren zullen de wijkscholen via veilige school-thuis-
fietsroutes bereikbaar moeten zijn.
Een veilige schoolomgeving voldoet volgens de Fietsersbond aan de volgende zes criteria:
- Een autovrije zone van 100 meter aan rond de school;
- Aan de rand van de autovrije zone woonerven en 'kiss & ride’-voorzieningen;
- Een 30 km/u-zone tot minimaal 500 meter rond de school;
- De school is met de wijk verbonden via solitaire fietspaden en kinderroutes;
- Er zijn voldoende goede en goed bereikbare fietsenstallingen bij de school;
- Er is voldoende opstelruimte voor wachtende ouders aan de rand van de autovrije zone
zodat daar niet een nieuwe onveilige plaats ontstaat.
Sportparken
Fietsers laten de Fietsersbond regelmatig weten dat fietsvoorzieningen bij sportparken ontoereikend
zijn. Dat is vreemd want de afstand tussen de woning en het sportpark is voor veel mensen minder
dan 5 km. Fietsen is een goede fysieke warming-up voor het intensief sporten. Betere
fietsvoorzieningen leiden tot meer fietsgebruik.
Er zijn ook andere voordelen aan goede fietsvoorzieningen bij een sportclub. Een club die het fietsen
naar het sportterrein onderdeel maakt van de training kan efficiënter omgaan met de beschikbare
speelvelden, want de training op het veld kan worden ingekort. Dat scheelt kosten voor de club en
ruimte voor de gemeente omdat sportvelden intensiever gebruikt kunnen worden.
Woningen
Bij woningen is vanaf 2012 de fietsenstalling weer een verplicht onderdeel van het bouwbesluit. Dit is
een belangrijke stap voorwaarts. Nu zijn de stedenbouwkundigen en architecten aan zet om de
plaats van de fietsenstalling en de aansluiting van de stalling op de weg op te nemen als
ontwerpopgave in nieuwe plannen.
“Nederlandse kinderen zijn de meest
gelukkige ter wereld. Waarom? Omdat
ze zelf naar hun sport en school
kunnen fietsen. Kinderen zullen daarbij
van hun fiets vallen maar dat is een
goede ontwikkeling. Door te bewegen
voelen ze zich zelfstandig en wordt
obesitas verminderd.“
Paul Tranter, professor aan de
universiteit van New South Wales
(Australië) en schrijver van Children and
their urban environment.
20
4. Innovatie in beleid
In de G4 en de grotere steden is het aandeel fietsverkeer vaak meer dan 40% van het totale verkeer.
Deze groei weerspiegelt zich steeds meer
in de aandacht die beleidsmatig aan de
fiets wordt geven. Het wordt echter
beperkt weerspiegeld in de ruimte voor
fietsvoorzieningen op straat, in het
percentage van het budget dat wordt
besteed aan de fiets en in de voorrang die
op straat aan fietsers wordt gegeven. Om
een schaalsprong voor de fiets tot stand
te brengen, is niet alleen meer ruimtelijk
beleid nodig, de Fietsersbond denkt dat
ook andere beleidsvelden meer rekening
moeten houden met fietsers:
De fiets en de relatie met het parkeerbeleid
Amsterdam en andere grote steden hebben laten zien dat een consequent parkeerbeleid voor auto’s
leidt tot een groei van het fietsverkeer. Des te minder parkeerplaatsen voor auto’s des te meer er
wordt gefietst en des te meer ruimte er voor fietsers ontstaat. Maar er is ook een andere trend
zichtbaar: het steeds vaker verplicht betaald parkeren voor fietsen. Parkeerbeleid is dus
onlosmakelijk verbonden met het stimuleren van het gebruik van fietsvoorzieningen.
Kwaliteit, capaciteit & intensiteit op de fietsinfrastructuur
Niet alleen de capaciteit op het fietswegennet schiet soms te kort, ook de intensiteit en het verschil
in snelheid kan te groot zijn. De intensiteit en capaciteit van het fietsnetwerk wordt bijna niet
gemeten. De Fietsersbond pleit er daarom voor om in de komende jaren objectieve criteria te
bedenken waaraan de capaciteit, intensiteit en doorstroming afgemeten kan worden. De criteria
kunnen ook ingezet worden voor het bepalen van de plaats van een verbinding in de fietsnetwerken.
De fiets in de verkeersmodellering
De Fietsersbond pleit ervoor om binnen de verkeersmodellering gebruik te maken van een offensieve bijdrage van het fietsen en een vermindering van het autoverkeer. Dat vergt de ontwikkeling van een goed verkeersmodel waar fietsen in mee kan lopen of zelfs centraal is gezet.
Voor de hand liggend om in het model mee te nemen zijn zaken als het autoverkeer verminderen door parkeergelegenheid in de stad te beprijzen en door niet bang te zijn om de kraan voor autoverkeer dicht te draaien. Dus: “We willen dat de weg er X uitziet zodat er Y fietsen kunnen passeren. Dan kunnen hier dus maximaal Z auto’s per dag door”.
Ervaringen met opbrekingen en wegwerkzaamheden in het land hebben laten zien dat het decimeren van de capaciteit op het wegennet geen ramp is, mits de alternatieven zoals fietsen goed gefaciliteerd worden.
21
Innovatie bij auto’s
Een belangrijke bijdrage aan de schaalsprong voor de fiets kan, tot slot, ook door innovaties van
auto’s geleverd worden. Een belangrijke ontwikkeling is ISA (automatische snelheids aanpassing). De
ontwikkeling van ISA is tot nu toe vooral ingezet bij het verbeteren van de veiligheid van de
autorijders zelf. Zo remmen auto’s als ze te dicht op hun voorganger komen. Het wordt voor fietsen
echt interessant wanneer die techniek (weer) ingezet wordt om het wegennet, met name binnen
woonwijken veiliger te maken. De technische mogelijkheden om als overheid 30 km/uur af te
dwingen staan op de stoep. De overheid hoeft geen drempels aan te leggen en dus ook geen kosten
voor het onderhoud daarvan te maken. Een digitale afbakening van het gebied en een verplichting
van de techniek bij nieuwe auto’s is voldoende. En ook hier zijn weer veel kosten te besparen.
22
De Fietsersbond pleit voor een schaalsprong voor de fiets onder de noemer Meer fiets, meer ruimte.
Op het symposium met dezelfde naam presenteert de Fietsersbond deze visie. Dit document is
bedoeld als start van het gesprek over de opgaves die samenhangen met meer fietsen in het stedelijk
gebied. Komend jaar werken we de visie voor een aantal steden verder uit.
Hieronder staan de belangrijkste punten samengevat.
1) In het stedelijk gebied de fietser centraal zetten bij beleidsontwikkeling voor ruimtelijke
ordening en verkeer.
Gebruik van fietsinfrastructuur als leidend principe bij het ontwerpen en herontwerpen van
woongebieden.
Gebruik van fietsinfrastructuur als drager van een stedenbouwkundig plan.
Grote fietsvoorzieningen (stallingen of grootschalige fietsinfrastructuur) gebruiken als
aankomst of vertrekpunt in de stad.
Herwaardering van de fiets ten opzichte van het stedelijk openbaar vervoer in het
mobiliteitsbeleid van een gemeente.
2) Denken in verschillende netwerken voor de fiets.
Het ontwikkelen van 3 netwerken voor de fiets: onderliggend, hoofdnetwerk en een landelijk
dekkend netwerk van regionale snelfietsroutes.
De fiets faciliteren als voor- en natransport voor openbaar vervoer en aan de randen van de
stad.
Parkeerbeleid toepassen om fietsen te stimuleren.
De fiets volwaardig meenemen in de verkeersmodellering. Op plaatsen waar de fiets in de
meerderheid is, modellering gericht vanuit de fiets.
3) Vergroten van de maat en schaal van voorzieningen voor de fiets.
Het ontwikkelen van normen voor capaciteit, intensiteit en kwaliteit van fietsvoorzieningen
als infrastructuur en stallingen.
De maat en schaal van fietsinfrastructuur aanpassen op de technologische ontwikkeling van
de fiets (breedte, boogstralen, doorstroming).
Het realiseren van grootschalige stationsstallingen met een markant ontwerp. Het aantal
plaatsen koppelen aan de groei van het openbaar vervoer.
Grootschalige stallingen ruimtelijk zien als vertrek of aankomstpunt in een gebied.
In centrumgebieden veel kleinere stallingen om de vraag te spreiden.
De omgeving van scholen en BSO inrichten vanuit de fiets.
De omgeving van sportvoorzieningen inrichten vanuit de fiets.
Elke fiets een goede stalling. In huurwoningen, in koopwoningen en op de openbare weg.
23
4) Het ontwikkelen van een nieuw budgettair paradigma voor de fiets.
Herwaardeer de investeringen in stedelijk openbaar vervoer en fietsvoorzieningen op
gemeentelijk en regionaal niveau.
Grote investeringen in fietsvoorzieningen horen thuis op regionale of rijksbegrotingen (net
als de grotere regionale OV-projecten) zodat gemeentelijke budgetten niet meer beperkend
werken voor het bereiken van de maat en schaal van fietsvoorzieningen die nodig zijn.
Fietsbeleid heeft financieel een positief effect op verschillende maatschappelijke problemen.
Obesitas wordt voorkomen, de leefbaarheid in wijken vergroot etc. Beschouw de financiering
van fietsvoorzieningen daarom als investering in plaats van als kostenpost.
Financiële baten van de fiets (minder milieudruk, meer woningen of openbare ruimte)
meenemen in de business case van stedenbouwkundige plannen.