ROMY OOSTERBAAN P4 KENNISPORTFOLIO BEDRIJFSECONOMIEBalans:Bezittingen (vermogen) en schulden
Eigen Vermogen: Winstreserve
Agioreserve
Herwaarderingsreserve
Aandelen
Schulden:Vreemd vermogen lang
Vreemd vermogen kort
Hypotheek: Een lening om een pand te financieren, als je niet aan je betalingsplichten voldoet mag de bank je
huis verkopen. Dan blijf je zitten zonder huis en met een restschuld.
Resultatenrekening:Kosten en opbrengsten
absourcing costing (integrale kostprijs) = v/w x c/n
Resultatenrekening is een periode: bijvoorbeeld 2e kwartaal 2013
De kosten moeten ook echt in die periode gemaakt zijn
Resultatenrekening is niet gelijk, moet je gelijk maken met: Winst (linkerkant)
Liquiditeitsoverzicht:Ontvangsten en uitgaven
Verschil ontvangsten en opbrengsten: Opbrengsten is bijvoorbeeld pilsje betalen op maandag met een bonnetje, dat bonnetje is €4 waard.
Dat is de opbrengst. Ze betalen pas aan het eind van de week, dan zijn het ontvangsten.
Liquiditeitsrekening is ook nooit gelijk, moet je gelijk maken met: kastoename (rechterkant) of kasafname
(linkerkant).
Kastoename gaat naar balans.
Kas e.b. (eindbalans) = Kas b.b. (beginbalans) +/- liq mutatie (kastoename/kasafname)
Winst gaat naar eigen vermogen
EV eb = EV bb +/- resultaat (winst/verlies) +/- privé onttrekkingen
Komt veel overeen met P1 bedrijfseconomie
INNOVATIE THEORIE
Waarde propositie (value proposition):Je hebt nu bepaald welke segmenten je onderkent maar wat ga je ze aanbieden. Waarom zijn ze bereid jouw
product te kopen. Wat onderscheidt jouw aanbod van dat van de concurrenten. Hoe beter je je aanbod (waarde
voor de klant) afstemt op de klant hoe succesvoller je bent. Waarom zou een klant jou product of dienst willen
afnemen ? Welke waarde kan het voor hem hebben ?)
Wat levert het product de klant op:- Helpt de klant een klus te klaren
- De klant is aangetrokken door het ontwerp
- Het product geeft de klant status (merk)
- Geeft de klant een goede prijs/kwaliteitverhouding
- Helpt de klant Kosten te besparen
- Beperkt risico voor een klant
- maakt (andere) producten beschikbaar voor de klant
- Geeft de klant gebruikersgemak
- Et cetera
Channels:De wijze waarop een bedrijf met zijn klantsegmenten communiceert en ze bereikt om een waardepropositie te
leveren.
Een klantrelatie gaat door 5 fasen. Voor elke fasen kunnen dezelfde maar ook andere kanalen relevant zijn.
Bijvoorbeeld meubels. Voor fase 1 en 2 spelen internet een belangrijke rol maar vervolgens zal de aankoop nog
grotendeels in een meubelzaak gebeuren. Et cetera. Oefening: bedenk van een aantal producten en leveranciers
hoe de distributieketen is georganiseerd. Kunnen de studenten tot voorbeelden komen waarin de verschillende
fasen duidelijk verschillende kanalen kennen. Zijn er voorbeelden waarvan de kanalen in de laatste jaren sterk
veranderd zijn.
Doel customer Relationships:- Nieuwe klanten aantrekken (Klantacquisitie)- Bestaande klanten blijven klant (klantretentie)- Meer verkopen aan bestaande klanten (upselling)
Soorten klantrelaties:- Persoonlijke hulp
- Toegewezen persoonlijke hulp
- Self Service
- Geautomatiseerde diensten
- Communities
- Co-creatie
Revenue streams:- Verkoop (overdracht van eigendom fysiek product)
- Gebruikersfee (dienstverlening naar gebruik)
- Abonnementsgelden (vast tarief)
- Uitleen/huur/lease
- Licentieverlening (auteursrecht/patenten)
- Brokerage fee (commissie percentage)
- Reclame
Key activities:
De belangrijkste dingen die een bedrijf moet doen om te zorgen dat een businessmodel werkt. - Productie (ontwerpen,maken en leveren)- Probleem oplossen- Platform of netwerk
Key resources (kernmiddelen):- Fysieke resources (vaste activa,infrastructuur)
- Intellectuele resources (kennis,informatie,patenten)
- Human resources (kennis en kunde)
- Financiële resources
Key Partners:Er zijn nauwelijks nog bedrijven die geen samenwerking aangaan met andere partijen om hun businessmodel te
realiseren. Het kiezen van de juiste strategische partnerships is dan ook van levensbelang voor het optimaliseren
van het businessmodel. Partnerships kunnen verschillende vormen hebben en de reden voor het kiezen van
partnerships kunnen verschillen.
Type strategische samenwerkingen: Allianties Senseo: philips (apparaten) en Douwe Egberts (koffiepads)
Coöptatie: BMW levert de motoren voor Saab (concurrenten leveren aan elkaar)
Joint venture: Lipton is JV van Pepsico en Unielever
Klant/lev: transportbedrijf Norbert Dentressangle en Ikea hebben strategische alliantie voor distributie en
warehousing. RR levert al sinds jaar en dag vliegtuigmotoren voor Boeing. Ontwerpen worden op elkaar
afgestemd.
Waarom key partners:- optimaliseren en schaalvoordelen
- Beperken van risico en onzekerheid
- Acquisitie van bepaalde resources en activiteiten die men zelf niet heeft.
Cost structure:- Waardegestuurde businessmodellen versus kostengestuurde businessmodellen
- Vaste versus variabele kosten
Demografisch:Ontwikkelingen in de bevolkingssamenstelling. De vergrijzing heeft effecten op het bestedingsgedrag van de
bevolking. Denk bijvoorbeeld aan de gezondheidszorg. Philips heeft zich gespecialiseerd op medical systems met
dit aspect als achtergrond bijvoorbeeld.
Economisch:In crisistijden in het bestedingsgedrag van mensen anders. Bijvoorbeeld er wordt minder buiten de deur gegeten
en meer thuis.
Sociaal-cultureel:Ontwikkelingen in het gedrag van de bevolking. Voorbeelden: imigratie leidt tot ander koopgedrag bijv. in eten,
kleding et cetera. Mode bepaalt gedrag. TV programma’s, evenementen. Identificatiefiguren. Trend voorbeeld:
Online verkoop neemt toe
Technologisch:Nieuwe technologische ontwikkelingen.
Ecologisch:Opwarming van de aarde.
Politiek:AWO leeftijd omhoog.
5 krachtenmodel Porter:- Positie van het bedrijf tegenover concurrenten. (veel concurrenten, grote concurrenten e.d.)
- Onderhandelingsmacht van de toeleveranciers. Voorbeeld Apple tegenover Appleshops.
- Onderhandelingspositie van de klanten. Bijv. Grote afnemers zoals Albert Heijn
- Substituten dreiging. Bijvoorbeeld: trein tegenover auto. Film tegenover TV of Theater.
- Dreiging nieuwe toetreders: hoe gemakkelijk is het om de markt te betreden. Hoge investeringen,
Kennisintensief minder gemakkelijk toetreding.
Treacy & Wiersema en Hagel & Singer (McKinsey) Beide auteurskoppels komen tot de conclusie dat een bedrijf
moet kiezen om in 1 aspect het beste te zijn. Zij komen tot de conclusie dat er feitelijk 3 keuzes zijn nl
1. Proberen door productinnovatie telkens de concurrentie voor te zijn. De klant kiest het beste, meest
vooruitstrevend product.
2. Proberen door de klant aan je te binden. De klant is loyaal omdat hij zich gekend voelt door het bedrijf en/of
er een bepaald gevoel bij heeft.
3. Proberen de kwaliteit/prijs verhouding zo scherp mogelijk te zetten. Hiervoor is standaardisatie, efficiency,
schaal en scopevoordelen en procesinnovatie essentieel. De klant koopt vanwege de beste
prijs/kwaliteitverhouding.
3 core business typen>>
Productlevenscyclus Levitt >>
Innovation Adoption Curve (Rogers):
Er is een groep van innovators die perse als eerste het nieuwste van het nieuwste willen hebben. Dit is de groep
die ‘s nachts voor de Apple winkel gaat liggen voor de Ipad. Deze groep is ook bereid om onvolkomenheden aan
een product te accepteren (productfouten, gebrek aan support, incompatibiliteit met andere producten et cetera).
Zij kopen ook vaak de producten die uiteindelijk het in de markt niet blijken te doen. Vervolgens volgt de groep
van early adopters. Deze behoren tot de eersten die een HD tv kopen. Zij volgen de marktstandaard maar wil wel
het nieuwste van het nieuwste. Dan volgt de early majority en de late majority. Dit is de grote groep die geleidelijk
overstapt op een nieuwe flatscreen als de oude TV al wat jaartjes oud is. De laggards is de groep die heel laat
instapt in een nieuw product. Die kopen pas een nieuwe TV als de oude (zwart-wit) echt versleten is en niet meer
te repareren.
Stappen in productontwikkeling (Kotler):Hoe nu te komen tot de introductie van een nieuw product. Kotler hanteert hiervoor een stappenplan dat begint
met ideeën genereren en eindigt met de introductie.
1. Brainstormen over alle mogelijke ideeën.
2. Ideeën globaal toetsen in de markt en op haalbaarheid d.m.v. deskundigen en klantenpanels e.d.
3. Het concept verder uitwerken en testen op grotere klantpopulaties middels marktonderzoeksbureaus. Hiermee
krijgt het definitieve concept/product vorm. (maken van testmodellen, mock-ups e.d.)
4. Marketing strategie: Het geheel van vermarkten, prijsstrategie, distributiestrategie,promotiestrategie e.d.
5. De bedrijfseconomische analyse: wordt met dit product met deze marketingstrategie voldoende omzet en
winst gemaakt. Return-on-investment.
6. Productontwikkeling: Het werkelijk verder ontwikkelen van het product en het daarvoor in te richten
productieproces.
7. Test marketing: Op kleinere schaal introduceren via testwinkels e.d. om het product verder te verbeteren
(Sluit aan op gebruik maken van de innovators in de adoptiecurve van Rogers)
8. De introductie: verdere uitrol van het product.
Patroon 1: Ontbundeling
Week 4, 3 core business typen
Patroon 2: Long Tail
Voorheen: Beperkt aantal producten met grote volumes nodig
Nu: Groot aantal producten met kleine volumes mogelijk
Patroon 3: Multi sided platforms
- Het samenbrengen van twee of meer verschillende maar onderling afhankelijke groepen klanten. Deelname van
de ene groep bepaalt de waarde voor de andere groep
- Het netwerkeffect: waarde groeit naarmate gebruikersaantal toeneemt.
- Vaak wordt de ene doelgroep (of product) gesubsidieerd (gratis of goedkoop gebruik) om het gebruikersaantal
te vergroten
- Daarmee waarde verhogen voor de andere doelgroep of product.
Patroon 4: Free
- Eén substantieel klantsegment kan continu profiteren van een kosteloos aanbod.
- Niet betalende klanten worden dus gefinancierd door wel betalende klanten.
Freemium:- Gratis basisdiensten
- Betaalde premium diensten
Baiy & Hook:- Goedkope eerste aankoop (Lokaas)
- Stimuleert duurdere vervolgaankopen (Hook)
Patroon 5 en 6: Open Businessmodellen
INTELLECTUEEL EIGENDOMSRECHT
Portretrecht:Artikel 20 auteurswet- Geldt voor portret
- in opdracht
- Auteursrecht portret komt auteur toe
- Auteur niet bevoegd tot openbaarmaking
- Tenzij overeengekomen
Artikel 21 auteurswet:- Portret
- Zonder opdracht
- Openbaarmaking
- Niet geoorloofd voorzover
- Een redelijk belang zich verzet
10 stappen:1. Rechterlijke instantie?
2. Welke plaats?
3. Datum uitspraak?
4. Partijen?
5. Feiten?
6. Argumenten partijen?
7. Vordering(en)?
8. Relevante wetsartikelen?
9. Beslissing?
10. motivering?
7 stappen (gewoon):1. Wie zijn de partijen?
2. Waar gaat het over?
3. Zoek het juiste artikel in de wet
4. X
5. Noem criteria uit artikel
6. Toets aan deze criteria
7. Wat is de conclusie
8. Antwoord op vraag
Wanneer zal een redelijk belang zich hier tegen verzetten.
Bij bekende nederlanders moet je er mee kunnen leven dat je ooit in de krant kan komen te staan omdat je
bekend bent.
Lezen/analyseren van rechtspraak:functies rechtspraak:
- geschillenbeslechting (2 verschillende meningen).
- rechtsbron (vage normen vul je als rechter in).
Artikel 1 Auteurswet Het uitsluitend recht van de
- maker van een
- werk van letterkunde, wetenschap of kunst (…)
- om dit te openbaren en te verveelvoudigen
Artikel 10 AuteurswetWerk van letterkunde wetenschap of kunst
De maker:- De maker is de geestelijk schepper
- Dus niet alleen schrijver, maar ook bijv componisten en filmmakers
- artikel 4 Auteurswet: vermoeden
Recht van openbaring/verveelvoudiging- Als je het auteursrecht ‘hebt’ dan heb je het alleenrecht tot exploitatie:
- Dit omvat openbaarmaking en verveelvoudiging
- Overdracht mogelijk (artikel 2, lid 2 Aw)
- Hoe lang geldt de bescherming?
Vereisten auteursrecht:1) aantonen dat je de maker bent
2) zekere mate van originaliteit
3) geconcretiseerd in product/werk (Staat op papier)
Werkgever en werknemer:Art. 7 Auteurswet
Gevolgen van inbreuk/handhaving:- Verbod vragen
- Dwangsom
- Schadevergoeding
- Winstafdracht
- Strafrecht
Dwangsom: Bij elke keer dat het nog een keer gebeurd moet je steeds het bedrag van de dwangsom betalen.
Octrooirecht:- Alleenrecht van de uitvinder om zijn uitvinding commercieel uit te baten
- Octrooirecht is een eigendomsrecht
- Octrooi = patent
Wetten:Rijksoctrooiwet, artikel 4, 6 en 7!
- uitvinding: technisch voortbrengsel of werkwijze
- nieuw: of iets toevoegen aan wat al bekend was
- inventief: oplossing voor een probleem
- industrieel toepasbaar: technisch functionerend
Procedure:- octrooiaanvraag Octrooicentrum NL (artikel 24 Octr.w)
- inschrijving op formele eisen
- geen inhoudelijke controle
- rechter oordeelt over de criteria
- bescherming geldt 20 jaar
Rechtsmiddelen:- Schadevergoeding (art. 70)
- Staking (art 6:162 BW) evt. met dwangsom
- Vernietigen vragen (art 75 ev)
Merkenrecht:Merk: een teken (woord, naam of afbeelding) waarmee de handelswaren / diensten van een onderneming
onderscheiden worden van handelswaren / diensten van concurrenten.
art. 2.1 e.v. Benelux Verdrag I.E.
Functies merk:- Herkomstfunctie (onderscheidt, individualiseert)
- Garantiefunctie (voor bepaalde kwaliteit)
- Reclamefunctie
Type merken:Woordmerken
Beeldmerken
Vormmerken
Kleurmerken
Slagzinnen
Onderscheidend vermogen:Of een merk ONDERSCHEIDEND VERMOGEN heeft hangt af van de vraag of HET PUBLIEK voor wie de
gemerkte waar bestemd is het betrokken merk als onderscheidend beschouwt
Rechthebbende op een merk:- deponeert (aanmelden)
- gebruikt (10 jaar normaal gebruiken + verlengen), stilzitten is funest!!!
- beschermt (onderzoek, procedures etc.)
Vormen merkinbreuk art. 2.20 BVIE- piraterij
- associatie
- grappenmakers
- ongerechtvaardigd voordeel
Rechtsbescherming:verbod met dwangsom (in Kort Geding)
schadevergoeding (art. 2.21 BVIE)- inbreukmakende goederen en de gebruikte productiemiddelen opvorderen
- geld opeisen als gevolg van inbreuk
- herkomst goederen mededelen
Verwarringsgevaar/associatiegevaarHet gaat er om dat het publiek bij het zien van het teken/merk zal denken aan het teken/merk dat men al kende.
Het publiek legt een verband.
3 manieren waarop merken op elkaar lijken:1. Visueel
2. Auditief
3. begripsmatig
Handelsnaam:De naam waaronder de onderneming wordt gedreven (art. 1 Hnw) - Doel is het onderscheiden van een onderneming
- iedere ondernemer is vrij om een handelsnaam te kiezen, de wet geeft slechts een aantal verbodsbepalingen
- Ontstaat door gebruik
Misleidende handelsnamen:- Misleiding omtrent eigendom (art 3 Hnw)
- Misleiding omtrent rechtsvorm (art 4 Hnw)
- Overige misleiding (art 5b Hnw)
Conflicterende handelsnamen:Verbod artikel 5 Hnw
- Oudere handelsnaam tegen jongere handelsnaam
- Rechtmatig voeren
- Verwarringsgevaar
Aard onderneming
Plaats vestiging
Botsing handelsnaam en merk:Verbod artikel 5a Hnw
- Oud merk tegen jongere handelsnaam
- Handelsnaam lijkt teveel op merk
- Verwarringsgevaar over herkomst
Rechtshandhaving:Artikel 6 Hnw: veroordelen tot wijziging
Artikel 6:162 BW: verbod en schadevergoedin