Download - Jaar 1 - College 23 (ALLE SLIDES)
Marketing
College 23Herhaling van stof uit Blok 3
Creativiteit
• Vijf manieren om je creativiteit te ontwikkelen:
• Creatief waarnemen
• Uitstel van oordeel
• Flexibel associëren
• Divergeren
• Verbeeldingskracht ontwikkelen
Creatief waarnemen
• Denkpatronen worden steeds sterker (ze “slijten” in je hersenen)
• Wat zie je? Bedenk 3 dingen
Uitstel van oordeel
• Oordeel 1 (onbewust)
• Herken ik het?
• Kan ik er iets mee?
• Oordeel 2 (idee verkennen)
• Vind ik het relevant?
• Wat zijn de gevolgen?
• Oordeel 3
• Ga ik er iets mee doen of niet?
Uitstel van oordeel
• Schrijf je favoriete product / televisieprogramma / persoon op het blaadje
• Schrijf 5 negatieve dingen hierover op
• Schrijf je minst favoriete product / televisieprogramma / persoon op het blaadje
• Schrijf 5 positieve dingen hierover op
Flexibel associëren
• Associëren is verbindingen maken
• Waar denk je aan bij melk?
• Koe
• Melkboer
• Glas melk
• Wit
• Baby
• Melkpak
Flexibel associëren
• Dissociatie
• Een patroon doorbreken
• Resociatie
• Een terugkoppeling maken
Flexibel associëren
• Lees de volgende woorden zo snel mogelijk hardop
• Tarweveld
• Maïsveld
• Graanveld
• Beneveld
Flexibel associëren
• Geef hardop antwoord op de volgende vragen
• Welke kleur heeft de sneeuw?
• Wat is de kleur van de koelkast?
• Een schaakspel heeft twee soorten stukken: zwarte en ……
• Wat drinkt een koe?
Flexibel associëren
• Zeg de KLEUR van het woord, niet het woord zelf
Flexibel associëren
• Begin met het woord paddenstoel
• Maak zoveel mogelijk associaties
• Begin met het woord Japan
• Probeer bij het woord paddenstoel te eindigen
• Japan shii-take champignons paddenstoel
• Japan 2e Wereldoorlog Hiroshima kernbom paddenstoel
Divergeren
• Als je een oplossing zoekt kiezen we de “meest voor de hand liggende oplossing”
• Bij divergeren zoeken we verder
• Welke letter hoort niet in het rijtje thuis?
• A E I F U
Verbeeldingskracht
• Onze verbeeldingskracht is zeer krachtig
• Beelden zijn veel sterker dan woorden (a picture is worth a thousand words)
Verbeeldingskracht
• Hoe smaakt cola?
• Hoe voelt een baksteen aan?
• Hoe ruikt versgemaaid gras?
Verbeeldingskracht
• Hoe ruikt cola?
• Hoe smaakt een baksteen?
• Hoe voelt versgemaaid gras aan?
Concurrentie
• Wat is concurrentie?
• Elke ondernemer krijgt te
maken met concurrentie
• Concurrentie biedt nadelen,
maar ook voordelen!
Concurrentie
• We gaan kijken naar:
• Concurrentiesituatie
• Marktvormen
• Concurrentieanalyse
• SWOT analyse
Concurrentiesituatie
• Vier factoren die de concurrentiesituatie bepalen:
• Aantal vragers en aanbieders op de markt
• Weinig vraag en veel aanbod = veel concurrentie
• Het product dat wordt aangeboden (heterogeen / homogeen)
• Een product moet beter zijn dan die van de concurrent
• De doorzichtigheid van de markt
• Kan de consument de prijzen van concurrenten makkelijk zien?
• De toetredingsmogelijkheid van de markt
• Kan een concurrent makkelijk de markt betreden?
Marktvormen
• Door de vier factoren te combineren, krijg je een aantal marktvormen:
• Monopolie
• Oligopolie
• Homogene oligopolie
• Heterogene oligopolie
• Monopolistische concurrentie
• Polypolie of volledige mededinging
Opdracht
• Wat is een monopolie?
• Slechts één aanbieder, met een uniek product. Sterke marktpositie en heeft veel ruimte
voor de prijs.
• Virgin Galactic
Opdracht
• Wat is een homogene oligopolie?
• Drie tot vijf aanbieders, alle aanbieders bieden precies hetzelfde product aan.
• Media Markt / BCC
Opdracht
• Wat is een heterogene oligopolie?
• Drie tot vijf aanbieders, alle aanbieders bieden nét een iets ander product aan.
• Horecagelegenheden, hotels
Opdracht
• Wat is een monopolistische concurrentie?
• Veel aanbieders met producten die veel op elkaar lijken. Concurrenten proberen het
product uniek te maken en zo zich te kunnen onderscheiden.
• iPhone 6 en Samsung Galaxy S5
Opdracht
• Wat is een polypolie of volledige mededinging?
• Meerdere aanbieders met exact hetzelfde product. Veel concurrentie om prijs.
Als je de prijs verhoogt, raak je klanten kwijt, als je de prijs verlaagt, gaat je concurrent mee.
• Supermarkten
Concurrentieanalyse
• Concurrentie vindt op vier niveaus plaats
• Behoefteconcurrentie
• Een consument kan zijn / haar geld maar 1 keer uitgeven (auto / vakantie)
• Productvormconcurrentie
• Concurrentie tussen de verschillende vormen (zonvakantie / citytrip)
• Merkenconcurrentie
• Concurrentie tussen verschillende aanbieders (D-Reizen en Arke)
• Generieke concurrentie
• Aanbod dat anders is, maar dezelfde behoefte bevredigd (camping / hotel)
SWOT analyse
• SWOT analyse wordt uitgevoerd om je strategie te bepalen
• Strengths: Wat zijn de sterke punten van het bedrijf?
• Weaknesses: Wat zijn de zwakke punten van het bedrijf?
• Opportunities: Welke kansen zijn er voor het bedrijf?
• Threats: Welke bedreigingen zijn er voor het bedrijf?
Opdracht 4.10
• Men maakt onderscheid tussen een homogeen product en een heterogeen product. Het
begrip ‘homogeen’ is in tegenspraak met het begrip ‘marketing’. Leg uit waarom.
• Antwoord uit het boek: Marketing staat voor de markt naar je toe trekken. Dat doe je niet
door exact hetzelfde product als een ander aan te bieden.
• Waarom is dit een stomme vraag en een nog stommer antwoord?
Marktvormen
• Door de vier factoren te combineren, krijg je een aantal marktvormen:
• Monopolie
• Oligopolie
• Homogene oligopolie
• Heterogene oligopolie
• Monopolistische concurrentie
• Polypolie of volledige mededinging
Concurrentiefactoren
• Het aantal concurrenten wordt bepaald door deze vijf factoren
• Het benodigde kapitaal
• De aard van het product
• De omgevingsfactoren
• De eisen van de consument
• De groei van de vraagzijde van de verkoopmarkt
Concurrentiestrategieën
• Een ondernemer kan kiezen uit drie concurrentiestrategieën om zijn concurrentie voor
te blijven:
• Prijsgericht
• Productgericht
• Klantgericht
Prijsgericht
• Betrouwbare producten
• Lage prijzen
• Kosten beheersen
Productgericht
• Continu innoveren
• Product biedt een meerwaarde
• Beste imago
Klantgericht
• Product aanpassen op de klant
• Klantenbinding
• Actief op social media
Concurrentiestrategieën
Samenwerkingsverbanden
• Samenwerkingsverbanden zijn handig voor kleine ondernemers die op kosten letten
• Reclame en promotie
• Inkoop
• Grondstoffen
• Producten (goederen / diensten)
• Huisvesting (bedrijfsverzamelgebouwen)
• Administratie
• Belangenbehartiging
• Branchevereniging
• Winkeliersvereniging
Bedrijfsverzamelgebouwen
• Voor kleine bedrijven zijn er steeds vaker zogeheten bedrijfsverzamelgebouwen
Een terugblik
• Kennen we het
schema nog?
• Wat hebben we
al gehad?
• Wat gaan we nu
bekijken?
Inkoop- / verkoopmarkt
• Afgeleide vraag betekent dat de vraag van het bedrijf aan haar leverancier wordt
beïnvloed door de vraag van de gast / klant aan het bedrijf
Soorten leveranciers
• Toeleverende bedrijven van productonderdelen
• Touroperator koopt losse onderdelen in (vervoer, verblijf, activiteiten)
• Dat maakt de touroperator een industriële afnemer
• Toeleverende bedrijven van eindproducten
• Reisbureau koopt een kant-en-klaar pakket in bij de touroperator
• Dat maakt het reisbureau een intermediaire afnemer
• Toeleverende bedrijven van ondersteunende producten
• Papier voor de printer
• Brochures
• Telefoons en computers
Leveranciers kiezen
• Kosten
• Goedkoop inkopen is lagere verkoopprijs kunnen bieden (of meer winst)
• Nooit kwaliteit uit het oog verliezen!
• Kwaliteit
• ISO-norm (bepaalde regels waaraan moet worden voldaan, door extern bedrijf bekeken)
• Een keurmerk (ANVR / RECRON keurmerk)
• Ervaring (positieve ervaring)
• Service (extra trainingen of speciale programma’s)
• Risico (touroperator koopt hotelkamers in, maar mag ze teruggeven)
• Flexibiliteit (denk de leverancier mee met de organisatie?)
Leveranciersonderzoek
• Specificeren
• De ondernemer moet weten wát hij precies wil (verwachtingen creëren)
• Offreren en selecteren
• De ondernemer vraagt offertes aan bij de leveranciers en gaat met ze in gesprek
• De ondernemer kiest de meest interessante partij
• Onderhandelen en contracteren
• Er wordt onderhandeld over de prijs en een contract afgesloten tussen beide partijen
• Bestellen en bewaken
• De ondernemer moet nagaan of alles naar wens verloopt
• Tussentijds evalueren en, indien nodig, op zoek naar een nieuwe leverancier
Deze les
Publieksgroepen
• Net zoals in blok 1 besproken, zijn er 4 soorten publieksgroepen:
• Kapitaalverschaffers
• Overheden
• Media
• Overige publieksgroepen
Kapitaalverschaffers
• Banken en investeerders (kopers van aandelen)
• Banken lenen geld en willen hier rente voor terug
• Investeerders kopen een stukje van jouw bedrijf en willen dividend (een stukje winst)
• Ook kan het aandeel meer waard worden, hier verdient een investeerder mee
• Banken leveren advies over
• Branche ontwikkelingen
• Rekeningen openen
• Startkapitaal verkrijgen
• Omgaan met geld
Kapitaalverschaffers
• Als een bank geld leent, willen ze zekerheid:
• Een eigen huis als onderpand
• Spaarrekeningen, inventaris en voorraden
• Borgstelling van mensen uit je omgeving (familie)
• Borgstelling van de overheid
• Bij een lening of een krediet moet je letten op:
• Het te betalen rentepercentage
• Het opslagpercentage (winst voor de bank)
• De afbetalingsregeling
• Overige voorwaarden
Kapitaalverschaffers
• Lening of krediet?
• Lening is een vast bedrag met een vaste terugbetaaltermijn
• Krediet is een maximum bedrag wat iemand mag lenen (rood staan)
Overheden
• Een ondernemer moet bij de overheid / gemeente zijn voor:
• Vergunningen
• Bestemmingsplannen
• Stadsvernieuwingsplannen
• Structuurplannen (toekomstplannen)
• Verkeersplannen
Media
• Radio
• TV
• Internet
• Magazines
• Kranten
• Deze kun je gebruiken om meer publiciteit voor jouw bedrijf te krijgen
Overige publieksgroepen
• Hieronder rekenen we:
• Eigen omgeving (familieleden, kennissen, buren)
• Makelaars
• Kamer van Koophandel
• Werknemers- en werkgeversorganisaties
• Boekhouder / accountant
• Fiscus (de belastingdienst)
• Bedrijfsverenigingen (indien medewerkers werkloos of arbeidsongeschikt raakt)
• Verzekeringsmaatschappijen
• Milieuorganisaties
Omgevingsfactoren• Economische omgevingsfactoren
• Inkomen consument, werkgelegenheid, inflatie
• Klimatologische en geografische omgevingsfactoren
• Klimaat, weer, landschap
• Technologische omgevingsfactoren
• Internet, social media, computersystemen, betaalsystemen (iDEAL)
• Politieke / juridische omgevingsfactoren
• Wetten en regels (geen prijsafspraken, rookverbod, privacy persoonsgegevens)
• Culturele en sociale omgevingsfactoren
• Invloed van culturen / sociale klassen
• Demografische omgevingsfactoren
• Bevolkingsopbouw
• Grootte, leeftijd, bevolkingsgroei, aantal huishoudens en de grootte ervan
Trendonderzoek• Een trend kan twee dingen betekenen:
• Een constante verandering van de cijfers in een periode (zonder toeval of seizoensinvloed)
• Iets wat in opkomst is (dus het wordt in de toekomst populair):
• Smartphone
• Snapchat
• Een trendwatcher is de hele dag op zoek naar trends:
• http://www.frankwatching.com/archive/2015/03/09/swipen-smartwatches-de-4-opvallen
dste-trends-voor-mobiel
/
De organisatie• Twee onderdelen zijn belangrijk
• Interne factoren
• Bedrijfsformule
Interne factoren• De grenzen van het ondernemen worden door 5 factoren bepaald:
• De capaciteit van een onderneming
• Hoeveel hotelkamers / tafels / campingplaatsen zijn er?
• Financiën
• Is er voldoende budget om de plannen uit te voeren?
• De cultuur van een onderneming
• Hoe gedraagt het personeel zich? (Cultuur is heel moeilijk te veranderen)
• De administratie van een onderneming
• Hoe wordt alle informatie van je klanten en prospects bewaard?
• De kracht van de ondernemer zelf
• Heeft de ondernemer een studie gevolgd? Heeft hij ervaring?
Bedrijfsformule• De bedrijfsformule is een combinatie van de marketinginstrumenten (5 P’s)
• De marketinginstrumenten hebben vier kenmerken:
• Interdependentie
• Afhankelijk van elkaar
• Substitueerbaarheid
• Vervangbaar door elkaar
• Gelijktijdigheid
• Tegelijkertijd ingezet
• Multi-dimensionaal
• Meerdere manieren inzetbaar
Bedrijfsformule• Interdependentie (Afhankelijk van elkaar)
• Substitueerbaarheid (Vervangbaar door elkaar)
Bedrijfsformule• Gelijktijdigheid (Tegelijkertijd ingezet)
• Multi-dimensionaal (Meerdere manieren inzetbaar)