Download - Hogeschool Utrecht, Instituut Archimedes
Hogeschool Utrecht, Instituut Archimedes
Opleiding: Lerarenopleidingen; hbo-bachelor Locatie: Utrecht Croho’s: z.o.z. Varianten: voltijd/deeltijd
Visitatiedata: 14, 15 en 16 september 2009
© Netherlands Quality Agency (NQA)
Utrecht, februari 2010
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 2/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 3/164
Overzicht opleidingen, varianten en crohonummers
Cluster Welzijn, Zorg en Maatschappij varianten crohonummer
Aardrijkskunde voltijd/deeltijd 35201
Geschiedenis voltijd/deeltijd 35197
Welzijn en zorg voltijd/deeltijd 35388
Omgangskunde voltijd/deeltijd 35421
Cluster Talen
Duits voltijd/deeltijd 35193
Engels voltijd/deeltijd 35195
Frans voltijd/deeltijd 35196
Nederlands voltijd/deeltijd 35198
Spaans voltijd/deeltijd 35255
Cluster Exact
Biologie voltijd/deeltijd 35301
Natuurkunde voltijd/deeltijd 35261
Scheikunde voltijd/deeltijd 35199
Techniek voltijd/deeltijd 35254
Wiskunde voltijd/deeltijd 35221
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 4/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 5/164
Inhoud
Inhoud 5
Deel A: Onderwerpen 7
1.1 Voorwoord 9
1.2 Inleiding 10
1.3 Werkwijze 12
1.4 Oordeelsvorming 14
1.5 Oordelen per facet en onderwerp
Deel B: Facetten 21
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 23
Onderwerp 2 Programma 27
Onderwerp 3 Inzet van personeel 42
Onderwerp 4 Voorzieningen 46
Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 49
Onderwerp 6 Resultaten 54
Deel C: Nadere onderbouwing van de opleidingsspecifieke facetten 61
Cluster Welzijn, zorg en maatschappij 63
Cluster Talen 75
Cluster Exact 94
Deel D: Bijlagen 115
Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 116
Bijlage 2: Deskundigheden panelleden 137
Bijlage 3: Bezoekprogramma 154
Bijlage 4: Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal 156
Bijlage 5: Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties 164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 6/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 7/164
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 8/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 9/164
1.1 Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA veertien 2de graads
lerarenopleidingen (hbo bachelor) van Instituut Archimedes van Hogeschool Utrecht heeft
onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek
heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het
onderzoek is begonnen in juni 2009 toen de zelfevaluatierapporten deel A: Generiek en deel
B: Opleidingsspecifiek zijn aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de
opleidingen gevisiteerd op 14, 15 en 16 september 2009.
Het panel bestond uit:
De heer drs. ir. A. Mittelmeijer RI (voorzitter, domeinpanellid cluster Welzijn, zorg en
maatschappij);
Mevrouw drs. T.J.G. van der Heijden (domeinpanellid cluster Talen en adviseur Nederlands);
De heer drs. A.J. Mast (domeinpanellid cluster Exact en adviseur Scheikunde);
Mevrouw R. van Aelst (student panellid);
Mevrouw drs. M.E. Voorthuis (NQA-auditor);
Mevrouw Y. Griffioen-Kingma (NQA-auditor);
De heer drs. L.S. van der Veen (NQA-auditor).
Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de
werkwijze van visiterende en beoordelende instanties (NVAO, oktober 2007). Het panel
beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder
vakdeskundigheid wordt verstaan: “vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en
vertrouwd zijn met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau, de oriëntatie
van de te beoordelen opleidingen”. Daarnaast beschikt het panel over
onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid
(zie bijlage 2).
Zoals wordt beschreven in paragraaf 1.3 is voor deze visitatie het kernpanel aangevuld met
een aantal vakadviseurs, die het kernpanel op de facetten 2.1, 2.2, 2.3, 2.7, 2.8 en 6.1
hebben geadviseerd over de afzonderlijke opleidingen.
De adviseurs waren:
De heer J.G. Bakkelo (adviseur Duits)
Mevrouw drs. M.J. Bodde (adviseur Engels)
De heer dr. A. Hoeflaak (adviseur Frans)
De heer drs. J. Espinola Vasquez (adviseur Spaans)
Mevrouw drs. J.W.M.J. Daemen (adviseur Wiskunde)
Mevrouw drs. J.E. Frederik (adviseur Techniek)
De heer dr. H. Vos (adviseur Natuurkunde)
De heer drs. C.J. Smeets (adviseur Biologie)
De heer J. Gaasterland (adviseur Aardrijkskunde)
Mevrouw drs. J.I.G.M. Tuithof (adviseur Geschiedenis)
Mevrouw E.L. Dansen (adviseur Gezondheidszorg en welzijn)
Mevrouw Mr. G.M.E. Braakhuis (adviseur Omgangskunde)
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 10/164
Het rapport bestaat de volgende delen:
• Deel A: het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de
basiskwaliteit van de opleidingen op onderwerpniveau worden uitgesproken met
daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om
oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel over de
opleidingen geformuleerd.
• Deel B: het Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en
argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan
uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent), conform het
voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende
instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven.
Voor een uitgebreide beschrijving van de wijze waarop de oordelen tot stand zijn
gekomen wordt verwezen naar paragraaf 1.4 Oordeelsvorming. Het Facetrapport
vormt de basis van het Onderwerprapport.
• Deel C: dit deel bevat een aanvullende onderbouwing voor de facetten 2.1, 2.2, 2.3,
2.7, 2.8 en 6.1.
• Deel D: in dit deel zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
1.2 Inleiding
Instituut Archimedes maakt deel uit van de Faculteit Educatie (FE) van de Hogeschool
Utrecht. De faculteit is één van de grootste educatieve faculteiten van Nederland met ruim
8.000 studenten, circa 800 medewerkers, 16 bachelor- en 14 masteropleidingen. Naast
Archimedes kent de faculteit de volgende instituten:
- Instituut Theo Thijssen (ITT), de lerarenopleiding primair onderwijs;
- Seminarium voor Orthopedagogiek (SvO), opleidingen voor speciaal onderwijs;
- Instituut voor Gebaren, Taal en Dovenstudies (IGT&D), opleidingen voor
dovenstudies/gebarentaal;
- Interfacultair Instituut Pedagogiek (IIP), opleidingen pedagogiek.
De Faculteit Educatie voert landelijk op een breed terrein nascholings- en contractactiviteiten
uit in de educatieve en pedagogische sector (PO, VO, MBO, lerarenopleidingen, jeugdzorg
en dovenstudies).
De Faculteit Educatie heeft acht lectoraten: “lesgeven in de multiculturele school”, “leer- en
gedragsproblemen in de onderwijspraktijk”, “beroepsonderwijs”, “vernieuwende
opleidingsmethodiek en -didactiek”, “spel”, “leesproblemen”, “gecijferdheid” en
“dovenstudies”. De lectoraten en de opleidingen voeren samen praktijkgericht en
toepassingsgericht onderzoek uit.
Instituut Archimedes
Instituut Archimedes wordt aangestuurd door de Algemeen Directeur en de Adjunct
Directeur. Onder hen ressorteren vier afdelingen: Beleid en kwaliteit en ICT, Planning en
Control, Personeel en Organisatie en het Bedrijfsbureau aan de ene kant en het Centrum
Archimedes, Professionalisering en Communicatie en PR aan de andere kant. Onder deze
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 11/164
afdelingen vallen de vakgroepen1, die in vier clusters zijn verdeeld (zie voor een beschrijving
van de clusters de volgende paragraaf).
Instituut Archimedes biedt zowel eerste, als tweedegraads lerarenopleidingen aan; in totaal
23: 14 bacheloropleidingen met een voltijd en deeltijd variant en 9 masteropleidingen.
De laatste jaren is de instroom van studenten zowel bij de bachelor- als bij de
masteropleidingen aanzienlijk toegenomen. Het totaal aantal studenten in de
bacheloropleiding is 3069, waarvan 1068 als voltijdstudent zijn ingeschreven. De
masteropleidingen hebben 590 studenten. Het aantal medewerkers van Archimedes was in
januari 2009 in totaal 238, waarvan 194 behoren tot het onderwijzend personeel. Het totale
aantal fte was op dat moment 173, waarvan 141 fte onderwijzend personeel.
Clusters van opleidingen
De hbo-bachelor lerarenopleidingen van Archimedes zijn georganiseerd in vier clusters. Het
werken in clusterverband geeft mogelijkheden om vakoverstijgende invullingen in de
programma’s te realiseren. Het biedt tevens de mogelijkheid voor docenten om verschillende
samenwerkingsverbanden te realiseren en om studenten over de grenzen van hun vak te
laten kijken. De samenwerking biedt ook mogelijkheden om onderdelen van vakken
gezamenlijk aan te bieden als antwoord op de “kleine vakkenproblematiek”. Dit is
bijvoorbeeld het geval binnen de vakgroep nastec, waarin de opleidingen Natuurkunde,
Scheikunde en Techniek samenwerken. De clustering biedt ook mogelijkheden voor
studenten op opleidingsscholen, waar wordt gewerkt met leergebieden. Dit laatste geldt
bijvoorbeeld voor de studenten, die het traject Samen op Scholen (SoS) volgen.
Er worden de volgende vier clusters onderscheiden:
- het cluster Welzijn, Zorg en Maatschappij. Dit cluster omvat de opleidingen
Aardrijkskunde, Geschiedenis, Omgangskunde en Gezondheidszorg & welzijn;
- het cluster Talen met de opleidingen Duits, Engels, Frans, Nederlands en Spaans;
- het cluster Exact met de opleidingen Biologie, Natuurkunde, Scheikunde, Techniek en
Wiskunde. In dit cluster werken Natuurkunde, Scheikunde en Techniek al jaren intensief
samen als de vakgroep nastec;
- het cluster proeftuin. In het cluster proeftuin zijn specifieke projecten ondergebracht,
zoals de opleidingsvormen “Innovatieve Didactiek, Educatie” (IDEE) en “Samen op
Scholen” (SoS). Deze opleidingsvormen zijn in het kader van de vormgeving van
uitstroomprofielen binnen de lerarenopleiding samen met de scholen ontwikkeld. In
principe worden aan deze “varianten” dezelfde eisen gesteld als aan de “reguliere”
opleidingen. Indien er afwijkingen en/of verschillen zijn worden deze in het rapport
beschreven.
Beleidsteams en Bureau Ondersteuning leerlijnen (BOL)
Alle veertien opleidingen, zowel de voltijd- als de deeltijdvariant leiden op tot dezelfde
competenties. Elk cluster heeft een clustercontactpersoon voor de leerlijnen
WerkErvaringsReflectie (WER), Studieloopbaanbegeleiding (SLB) en de integrale lijn. Deze
werken samen in het Bureau Ondersteuning Leerlijnen (BOL), waarmee een
Archimedesbrede afstemming is gewaarborgd. BOL organiseert ook het werkplekleren voor
1 In het rapport is “vakgroep” vervangen door “opleiding”.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 12/164
“Samen opleiden”. Het bureau vormt het loket voor de opleidingsscholen. Van elk cluster
heeft één teamleider een Archimedesbrede portefeuille onderwijs. Deze teamleiders maken
samen met het hoofd BOL deel uit van het beleidsteam onderwijs. Naast beleidsteams
Onderwijs kent Instituut Archimedes het beleidsteam Contracten & professionalisering en
beleidsteam Bedrijfsvoering.
Bureau Assessments
Het Bureau Assessments organiseert alle assessments binnen Archimedes, te weten het
assessment voor zij-instromers en EVC (eerder verworven competenties), het assessment
hoofdfasebekwaam (toelating tot het tweede studiejaar), het assessments
afstudeerbekwaam (toelating tot de lio-fase) en het assessment startbekwaam (toelating tot
het beroep). Het assessments afstudeerbekwaam en startbekwaam worden in principe altijd
afgenomen door een assessor van het opleidingsinstituut en een veldassessor. Alle
(veld)assessoren hebben de interne opleiding tot assessor gevolgd en zijn aldus
gecertificeerde en gekwalificeerde assessoren.
De Gemeenschappelijke Opleidingscommissie (GOC)
Instituut Archimedes heeft naast een actieve studentenraad “Arch” ook een
gemeenschappelijke opleidingscommissie (GOC). De GOC is vertegenwoordigd in de
beleidsteams en in verschillende werkgroepen. Deze vertegenwoordiging maakt het mogelijk
dat het GOC in een vroeg stadium betrokken is bij de besluitvorming. Samen met de GOC
wordt gewerkt aan het activeren van de VakAdviesCommissies (VAC). Deze
commissies, die per opleiding zijn georganiseerd, bestaan uit een vertegenwoordiging van
studenten en docenten en hebben een adviserende taak bij vernieuwingen en aanpassingen
van de opleidingen.
1.3 Werkwijze
De beoordeling van de opleidingen door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is
neergelegd in het Beoordelingsprotocol (NQA, 2008). Deze werkwijze wordt hieronder
beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader
dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1).
NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek
door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase.
De voorbereidingsfase
Allereerst heeft de NQA-auditor het zelfevaluatierapport (deel A: Generiek en deel B:
Opleidingsspecifiek) gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op
bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden en de vakadviseurs zich
in augustus 2009 inhoudelijk voor op het bezoek, dat plaatsvond op 14, 15 en 16 september
2009.
Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport en de bijlagen, formuleerden hun voorlopige
oordelen op basis van argumenten en formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen
door aan de NQA-auditor.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 13/164
Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor
kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een
voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid.
De opleidingen hebben in het zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk
domeinspecifiek referentiekader zij kiezen. De NQA-auditor heeft met de
domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke
doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het
Facetrapport (deel B) is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het
domeinspecifieke kader en de opleidingsprogramma’s zijn gebaseerd.
Het bezoek door het panel, specifieke werkwijze visitaties lerarenopleidingen 2009
Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschappen aan de NVAO in november 2007 is het visitatiebezoek uitgebreid met twee
extra bezoekdagen. Deze uitbreiding van de visitatie is afgesproken voor alle
lerarenopleidingen. Hierdoor is het mogelijk geworden dieper in te gaan op het hbo-niveau,
door een intensieve bestudering en bespreking van door studenten gemaakte werkstukken,
toetsen, portfolio’s et cetera.
Tijdens de eerste dag heeft het panel materiaal bestudeerd en heeft Archimedes zich
gepresenteerd door een presentatie over haar onderwijsconcepten: Samen Opleiden,
Samen op Scholen (SoS) en Innovatieve Didactiek en Educatie (IDEE) en het
leerlijnenmodel. Ook waren er tijdens de eerste dag gesprekken met het midden en het
hoger management en met enkele lectoren. Tijdens de tweede dag hebben het panel en de
adviseurs documenten bestudeerd en vonden er gesprekken plaats met studenten, docenten
en alumni uit de drie clusters. Thema van deze dag was het door de veertien opleidingen
gerealiseerde niveau. Tijdens de derde bezoekdag heeft het panel gesproken met cio’s
(collega’s in opleidingen), lerarenopleiders en schoolopleiders, studenten, docenten,
veldassessoren en vertegenwoordigers uit het werkveld. Het panel voerde een afsluitend
gesprek met het midden en hoger management (zie voor een volledig overzicht van het
bezoekprogramma bijlage 3).
Bij de bestudering van het studiemateriaal en tijdens de gevoerde gesprekken heeft het
panel bijzondere aandacht besteed aan de verhouding tussen de vakinhoud (Kennisbasis)
en de meer algemene didactiek. Tenslotte heeft het panel, zoals gebruikelijk, aandacht
besteed aan de docent-student ratio, het aantal contacturen, het aantal door studenten
besteedde uren, het opleidingsniveau van de docenten en aan de verbeteringen sinds de
vorige visitatie. Over de inrichting van de visitaties voor de lerarenopleidingen is vooraf
overleg gevoerd met de NVAO.
Tussen de gesprekken heeft het panel ruimte ingelast om bevindingen uit te wisselen om te
komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. In het afsluitende gesprek met
het midden en hogere management heeft de voorzitter van het panel een beknopte
mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel,
zonder expliciete oordelen uit te spreken.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 14/164
De fase van rapporteren
Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage
opgesteld, bestaande uit het Onderwerprapport en het Facetrapport, waarin de kwaliteit van
de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan Archimedes accreditatie voor de veertien
opleidingen aanvragen bij de NVAO.
Op verzoek van het panel heeft Archimedes na het visitatiebezoek nog enkele portfolio’s en
schoolprojecten van respectievelijk studenten Engels Frans en Spaans aangeleverd,
aangezien het panel na de eerste bezoekdag twijfel had over de wijze waarop de kwaliteit
van de portfolio’s wordt bewaakt en de wijze waarop de schoolprojecten worden beoordeeld.
Het panel hecht veel belang aan de kwaliteit van het portfolio, omdat het de basis vormt voor
de afname van het assessment startbekwaam. Het panel en de adviseurs van Engels, Frans
en Spaans hebben de “nieuwe” producten bestudeerd en meegewogen in hun oordelen.
Het concept Totaalrapport werd opgestuurd in november 2009. Archimedes heeft naast een
reactie op het concept Totaalrapport betreffende feitelijke onjuistheden, op verzoek van het
panel tevens enkele documenten opgestuurd over de toetsing en beoordeling van de
portfolio’s en schoolprojecten bij Engels. Het betreft een actielijst van het Beleidsteam
Onderwijs (3 juli 2009). Hierin wordt aangekondigd dat aan het beoordelingsformulier van het
portfolio een beschrijving wordt toegevoegd van de oordelen excellent, goed, voldoende en
onvoldoende. Deze beschrijving dient als handwijzer voor de assessoren om hun oordeel op
te baseren. Vanaf september 2009 zijn de aangepaste formulieren in gebruik genomen.
Tevens heeft Archimedes een nieuw Beoordelingsformulier voor de Schoolprojecten
opgestuurd (27 november 2009). Beide documenten zijn door het panel en de adviseur van
Engels bestudeerd (zie voor een beschrijving van de bevindingen van het panel deel B, facet
2.8 en deel C, Engels, facet 2.8). Ook heeft Archimedes een verbeterplan opgestuurd met
betrekking tot de toetsing en beoordeling bij Spaans (Plan van Aanpak “ Verbeteringen
kwaliteit toetsing en beoordeling bacheloropleiding Spaans”. Januari 2010). Daarna heeft
Archimedes de eerste resultaten van de implementatie ervan (enkele studiehandleidingen en
een aantal toetsen) opgestuurd. Zowel het verbeterplan als de cursushandleidingen en de
toetsen zijn door het panel en de adviseur van Spaans bestudeerd (zie voor een beschrijving
van de bevindingen van het panel deel B, facet 2.8 en deel C, Spaans, facet 2.8).
Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in februari 2010. Het visitatierapport is
uiteindelijk in dezelfde maand ter beschikking gesteld aan Instituut Archimedes, die het
rapport samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
1.4 Oordeelsvorming
In deze paragraaf wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van
de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels
zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de
notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling
rekening gehouden met accenten die de opleidingen leggen, het domeinspecifieke kader en
een positionering ten opzichte van andere 2de graads lerarenopleidingen.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 15/164
Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van:
• weging van de oordelen op facetniveau;
• benchmarking;
• generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden;
• bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’.
Voor de beoordeling op facetniveau wordt bij bestaande opleidingen, zoals hier het geval is,
een vierpuntsschaal gehanteerd, te weten ’onvoldoende’, ’voldoende’, ’goed’ en ’excellent’.
De NVAO formuleert in het accreditatiekader het volgende:
”De waarderingen ’onvoldoende’ en ’voldoende’ zijn het eerste markeringspunt
voor de beoordeling van de VBI. De waarderingen ’goed’ en ’excellent’ laten zien
dat de kwaliteit uitstijgt boven de basiskwaliteit. De waardering ’excellent’ is als
score op de beoordelingsschaal opgenomen mede om ’best practices’ in beeld te
brengen die een voorbeeldwerking kunnen hebben voor andere opleidingen.”
(Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs, NVAO februari 2003)
NQA heeft de bovenstaande formulering van de NVAO als volgt geoperationaliseerd: “Als
uitgangspunt wordt door NQA de waardering ’goed’ genomen. De waardering voor elk facet
is ’goed’, tenzij het panel opmerkingen plaatst. De volgende vuistregels voor waarderingen
worden door NQA, met instemming van de NVAO, in acht genomen: onvoldoende: het facet
is niet aan de maat, voldoende: het facet is aan de maat, maar het panel plaatst één of meer
kritische kanttekeningen. Goed: het facet is aan de maat, het panel plaatst geen kritische
kanttekeningen. Excellent: het facet is dermate aan de maat dat van een uitzonderlijk niveau
gesproken kan worden. Het facet 2.6 ’studieduur’ wordt met ’voldaan’ of ’niet voldaan’
beoordeeld” (NQA-protocol 2008).
In de oordelen over de onderwerpen wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen
over de facetten, gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide)
argumentatie is te vinden in deel B van dit rapport: de Facetten.
Archimedes biedt voltijd- en deeltijdopleidingen. Het merendeel van de studenten van de
opleidingen van Archimedes volgt de deeltijdvariant. De bevindingen en argumenten in het
rapport hebben, indien er geen onderscheid in de tekst wordt gemaakt betrekking op zowel
de deeltijd-, als de voltijdvariant van de opleidingen. Indien hiertussen verschillen zijn,
worden deze beschreven.
Beoordeling van de afzonderlijke opleidingen
Deel B van dit rapport: Facetten bevat de beoordeling van de 14 opleidingen op alle facetten
van het accreditatiekader. Deel C is gebaseerd op de bevindingen van de adviseurs voor de
verschillende opleidingen op de facetten 2.1, 2.2, 2.3, 2.7, 2.8 en 6.1. Deze bevindingen
dienen als aanvullende onderbouwing van de oordeelsvorming door het kernpanel, zoals
beschreven in deel B.
Het Instituut Archimedes voert centraal beleid ten aanzien van de uitvoering van de
lerarenopleidingen. Dat neemt niet weg dat de opleidingen daarbinnen de nodige ruimte
hebben met betrekking tot de specifieke invulling. Deze wordt beschreven in deel C van het
rapport.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 16/164
1.5 Oordelen per facet en onderwerp
Cluster Welzijn, zorg en maatschappij
Aardrijks-
kunde
Geschiede-
nis
G en W Omgangs-
kunde
Onderwerp/ Facet
vt dt vt dt vt dt vt dt
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding
1.1 Domeinspecifieke eisen g g g g g g g g
1.2 Niveau bachelor g g g g g g g g
1.3 Oriëntatie HBO bachelor v v v v v v v v
Totaaloordeel p p p p p p p p
Onderwerp 2 Programma
2.1 Eisen HBO v v v v v v v v
2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma g g g g g g v v
2.3 Samenhang in opleidingsprogramma v v v v v v v v
2.4 Studielast v v v v v v v v
2.5 Instroom v v v v v v v v
2.6 Duur vold vold vold vold vold vold vold vold
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud g g g g g g g g
2.8 Beoordeling en toetsing v v v v v v v v
Totaaloordeel p p p p p p p p
Onderwerp 3 Inzet van personeel
3.1 Eisen HBO g g g g g g g g
3.2 Kwantiteit personeel g g g g g g g g
3.3 Kwaliteit personeel g g g g g g g g
Totaaloordeel p p p p p p p p
Onderwerp 4 Voorzieningen
4.1 Materiële voorzieningen g g g g g g g g
4.2 Studiebegeleiding v v v v v v v v
Totaaloordeel p p p p p p p p
Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg
5.1 Evaluatie resultaten g g g g g g g g
5.2 Maatregelen tot verbetering v v v v v v v v
5.3 Betrekken van medewerkers, studenten,
alumni en het beroepenveld
v v v v v v v v
Totaaloordeel p p p p p p p p
Onderwerp 6 Resultaten
6.1 Gerealiseerd niveau v v v v v v v v
6.2 Onderwijsrendement o o o o o g g g
Totaaloordeel p p p p p p p p
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 17/164
Cluster Talen
Nederlands
Engels
Duits
Frans
Spaans
Onderwerp/ Facet
vt dt vt dt vt dt vt dt vt dt
Onderwerp 1
Doelstelling van de opleiding
1.1 Domeinspecifieke eisen g g g g g g g g g g
1.2 Niveau bachelor g g g g g g g g g g
1.3 Oriëntatie HBO bachelor v v v v v v v v v v
Totaaloordeel p p p p p p p p p p
Onderwerp 2 Programma
2.1 Eisen HBO v v v v v v v v v v
2.2 Relatie doelstellingen en inhoud
programma
g g g g g g g g g g
2.3 Samenhang in
opleidingsprogramma
v v v v v v v v v v
2.4 Studielast v v v v v v v v v v
2.5 Instroom v v v v v v v v v v
2.6 Duur vold vold vold vold vold. vold. vold vold vold vold
2.7 Afstemming tussen vormgeving
en inhoud
g g g g g g g g g g
2.8 Beoordeling en toetsing v v v v v v v v v v
Totaaloordeel p p p p p p p p p p
Onderwerp 3 Inzet van personeel
3.1 Eisen HBO g g g g g g g g g g
3.2 Kwantiteit personeel g g g g g g g g g g
3.3 Kwaliteit personeel g g g g g g g g g g
Totaaloordeel p p p p p p p p p p
Onderwerp 4 Voorzieningen
4.1 Materiële voorzieningen g g g g g g g g g g
4.2 Studiebegeleiding v v v v v v v v v v
Totaaloordeel p p p p p p p p p p
Onderwerp 5
Interne kwaliteitszorg
5.1 Evaluatie resultaten g g g g g g g g g g
5.2 Maatregelen tot verbetering v v v v v v v v v v
5.3 Betrekken van medewerkers,
studenten, alumni en het
beroepenveld
v v v v v v v v v v
Totaaloordeel p p p p p p p p p p
Onderwerp 6 Resultaten
6.1 Gerealiseerd niveau v v v v v v v v v v
6.2 Onderwijsrendement o g o o g g g g o g
Totaaloordeel p p p p p p p p p p
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 18/164
Cluster Exact
Wiskunde
Natuurkund
e
Scheikunde
Biologie
Techniek
Onderwerp/ Facet
vt dt vt dt vt dt vt dt vt dt
Onderwerp 1
Doelstelling van de opleiding
1.1 Domeinspecifieke eisen g g g g g g g g g g
1.2 Niveau bachelor g g g g g g g g g g
1.3 Oriëntatie HBO bachelor v v v v v v v v v v
Totaaloordeel p p p p p p p p p p
Onderwerp 2 Programma
2.1 Eisen HBO v v v v v v v v v v
2.2 Relatie doelstellingen en inhoud
programma
g g g g g g g g g g
2.3 Samenhang in
opleidingsprogramma
v v v v v v v v v v
2.4 Studielast v v v v v v v v v v
2.5 Instroom v v v v v v v v v v
2.6 Duur vold vold vold vold vold vold vold vold vold vold
2.7 Afstemming tussen vormgeving
en inhoud
g g g g g g g g g g
2.8 Beoordeling en toetsing v v v v v v v v v v
Totaaloordeel p p p p p p p p p p
Onderwerp 3 Inzet van personeel
3.1 Eisen HBO g g g g g g g g g g
3.2 Kwantiteit personeel g g g g g g g g g g
3.3 Kwaliteit personeel g g g g g g g g g g
Totaaloordeel p p p p p p p p p p
Onderwerp 4 Voorzieningen
4.1 Materiële voorzieningen g g g g g g g g g g
4.2 Studiebegeleiding v v v v v v v v v v
Totaaloordeel p p p p p p p p p p
Onderwerp 5
Interne kwaliteitszorg
5.1 Evaluatie resultaten g g g g g g g g g g
5.2 Maatregelen tot verbetering v v v v v v v v v v
5.3 Betrekken van medewerkers,
studenten, alumni en het
beroepenveld
v v v v v v v v v v
Totaaloordeel p p p p p p p p p p
Onderwerp 6 Resultaten
6.1 Gerealiseerd niveau v v v v v v v v v v
6.2 Onderwijsrendement o o o g o g o g o g
Totaaloordeel p p p p p p p p p p
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 19/164
Doelstellingen opleiding
De facetten 1.1 Domeinspecifieke eisen en 1.2 Niveau bachelor worden door het panel voor
alle opleidingen, voor zowel de voltijd- als de deeltijdvariant met een goed beoordeeld. Facet
1.3 Oriëntatie hbo-bachelor wordt door het panel voor alle opleidingen, voor zowel de voltijd-
als de deeltijdvariant met een voldoende beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 1
Doelstellingen is derhalve voor de beide varianten van alle veertien opleidingen positief.
Programma
De facetten 2.1 Eisen HBO, 2.3 Samenhang in het opleidingsprogramma, 2.4. Studielast en
2.5 Instroom worden door het panel voor alle opleidingen, voor zowel de voltijd- als de
deeltijdvariant met een voldoende beoordeeld. Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud
programma wordt door het panel voor de beide varianten van alle opleidingen, uitgezonderd
Omgangskunde, met een goed beoordeeld. De opleiding Omgangskunde wordt op dit facet
met een voldoende beoordeeld. Facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud wordt
door het panel voor alle opleidingen, voor zowel de voltijd- als de deeltijdvariant met een
goed beoordeeld. Aan facet 2.6 Duur is door de beide varianten van alle opleidingen
voldaan. Facet 2.8 Toetsing en beoordeling wordt voor de beide varianten van alle
opleidingen met een voldoende beoordeeld. Zoals al beschreven in de paragraaf Fase van
rapporten heeft Archimedes na het visitatiebezoek een verbeterplan voor de toetsing en
beoordeling van het portfolio en het schoolproject bij de opleiding Engels aangeleverd. De
bestudering ervan door het panel heeft ertoe geleid dat facet 2.8 voor Engels met een
voldoende is beoordeeld. Ook voor Spaans heeft Archimedes na het visitatiebezoek een
verbeterplan voor de toetsing en beoordeling en de eerste resultaten hiervan (een aantal
toetsen) nagestuurd. De bestudering ervan door het panel heeft ertoe geleid dat facet 2.8
ook voor Spaans met een voldoende is beoordeeld.
Het panel komt op basis van het bovenstaande voor de beide varianten van alle opleidingen
tot een positief oordeel op het onderwerp Programma.
Inzet van personeel
De facetten 3.1 Eisen HBO en 3.2 Kwantiteit personeel en 3.3 Kwaliteit personeel worden
door het panel voor de beide varianten van alle opleidingen met een goed beoordeeld. Het
oordeel over onderwerp 3 is derhalve voor de beide varianten van alle opleidingen positief.
Voorzieningen
Facet 4.1 Materiële voorzieningen wordt door het panel voor alle opleidingen, voor zowel de
voltijd- als de deeltijdvariant met een goed beoordeeld. Het oordeel over facet 4.2
Studiebegeleiding beoordeelt het panel voor de beide varianten van alle opleidingen met een
voldoende. Het oordeel over onderwerp 4 is derhalve voor de beide varianten van alle
opleidingen positief.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 20/164
Interne kwaliteitszorg
Facet 5.1 Evaluatieresultaten wordt door het panel voor alle opleidingen, voor zowel de
voltijd- als de deeltijdvariant met een goed beoordeeld. De facetten 5.2 Maatregelen tot
verbetering en 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
worden door het panel voor alle opleidingen, voor zowel de voltijd- als de deeltijdvariant met
een voldoende beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 5 is derhalve voor de beide
varianten van alle opleidingen positief.
Resultaten
Het panel beoordeelt facet 6.1 Gerealiseerd niveau voor de beide varianten van alle
opleidingen met een voldoende.
Voor facet 6.2 Onderwijsrendement geeft het panel het oordeel goed of onvoldoende. Het
panel geeft het oordeel goed, indien het afstudeerrendement van cohort 2002-2003 voldoet
aan het streefrendement van 55%. Het panel geeft het oordeel onvoldoende als het
afstudeerrendement van dit cohort niet voldoet aan het streefrendement van 55% en/of als er
voor dit cohort geen afstudeerrendement op het niveau van een variant beschikbaar is. Het
panel beoordeelt op basis van deze argumenten de beide varianten (voltijd en deeltijd) van
de opleidingen Frans en Duits met een goed. Het panel beoordeelt de beide varianten (voltijd
en deeltijd) van de opleidingen Engels, Aardrijkskunde, Geschiedenis en Wiskunde op basis
hiervan met een onvoldoende. Van de opleidingen Nederlands, Spaans, Gezondheidszorg
en welzijn, Omgangskunde, Natuurkunde, Scheikunde, Biologie en Techniek beoordeelt het
panel de voltijdvariant met een onvoldoende en de deeltijdvariant met een goed.
Het panel komt ondanks de onvoldoendes voor één of de beide varianten van een aantal
opleidingen op facet 6.2 voor de beide varianten van alle veertien opleidingen tot een
positief oordeel op het onderwerp Resultaten. De onvoldoendes worden volgens het panel
gecompenseerd door de oordelen voldoende op facet 6.1.
Totaaloordeel
Op grond van de drie voorgaande schema’s en de inhoudelijke onderbouwing daarvan, blijkt
dat de beide varianten van alle veertien opleidingen positief scoren op alle zes de
onderwerpen. De conclusie is dat het totaaloordeel van het panel over de voltijd- en de
deeltijdvariant van alle veertien 2de graads lerarenopleidingen van het Instituut Archimedes
positief is.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 21/164
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 22/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 23/164
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed G en W Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Omgangskunde Goed Biologie Goed
Spaans Goed Techniek Goed
Criterium
- De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse)
vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende
domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De programma’s van alle veertien opleidingen 2degraads lerarenopleidingen van
Archimedes zijn gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel, de zeven SBL-
bekwaamheidseisen en de landelijke domeinspecifieke Kennisbases.
• De in de Wet BIO geformuleerde competenties voor het beroep van leraar en de
kennisvereisten, zoals vastgelegd in de Kennisbasis voor de verschillende
schoolvakken, zijn bepalend voor het startniveau van de beginnende docent.
• De Kennisbasis kan voor elke opleiding onderscheiden worden in de generieke en de
specifieke Kennisbasis. De generieke Kennisbasis bevat het didactisch en pedagogisch-
didactisch handelen in de meest brede zin en gaat uit van het concept van de brede
professionaliteit. Het gaat hier om de hele set van competenties met uitzondering van de
vakinhoudelijke competenties. De generieke Kennisbasis is inmiddels landelijk
vastgesteld. De vakspecifieke Kennisbasis is gericht op de inhoud van de afzonderlijke
(school)vakken. Voor de meeste vakken is deze Kennisbasis al landelijk vastgesteld en
vormgegeven (juli 2009).
• De zeven SBL-competenties zijn afgeleid van vier beroepsrollen: de inter-persoonlijke,
de pedagogische, de vakinhoudelijke en -didactische en de organisatorische beroepsrol.
Deze rollen zijn in vier beroepssituaties verder geconcretiseerd. De zeven SBL-
competenties zijn:
1. Interpersoonlijk competent: leiding geven en zorgen voor een goede sfeer van
omgaan met en samenwerking tussen leerlingen.
2. Pedagogisch competent: zorgen voor een veilige leeromgeving en bevorderen van
persoonlijke sociale en morele ontwikkeling en het bevorderen van de ontwikkeling
tot een zelfstandig en verantwoordelijk persoon.
3. Vakinhoudelijk en -didactisch competent: zorgen voor een krachtige leeromgeving en
bevorderen van het leren.
4. Organisatorisch competent: zorgen voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte
sfeer en structuur in de leeromgeving.
5. Competent in samenwerken in een team: zorgen dat het werk afgestemd is op dat
van de collega’s en bijdragen aan het goed functioneren van de schoolorganisatie.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 24/164
6. Competent in samenwerken met de omgeving: in het belang van de leerlingen een
relatie onderhouden met ouders, buurt, bedrijven en instellingen.
7. Competent in reflectie en ontwikkeling: zorgen voor de eigen professionele
ontwikkeling en de professionele kwaliteit van de beroepsuitoefening.
• Deze zeven algemene competenties zijn voor elke afzonderlijke opleiding aangevuld
met kennis uit de landelijke Kennisbasis. Voor elk van de veertien bacheloropleidingen
zijn de beroepsrollen van de vakspecialist en vakdidacticus domeinspecifiek ingevuld.
• In de generieke Kennisbasis worden momenteel de onderzoeks- en de ICT-
vaardigheden verder ontwikkeld. Lectoraten en samenwerking met andere
lerarenopleidingen spelen hierbij een belangrijke rol.
• Instituut Archimedes profileert zich op drie aspecten: 1) de samenwerking binnen het
educatief Partnership, het zogenoemde Utrechtse model, 2) het competentiegerichte
onderwijsmodel en 3) het aanbod van minoren, zowel op het niveau van de faculteit als
het instituut.
• Instituut Archimedes heeft een goede en hechte relatie met de opleidingsscholen, c.q.
het werkveld. Samen met de opleidingsscholen is een keurmerk ontwikkeld. Gestreefd
wordt om in ADEF-verband het keurmerk een landelijke geldigheid te geven.
• Met name in het Talencluster is sprake van een internationale oriëntatie, door de
contacten die er zijn met buitenlandse universiteiten en doordat studenten een deel van
hun studietijd verblijven aan een buitenlandse universiteit. Verder nemen docenten uit
enkele opleidingen uit het cluster Exact regelmatig deel aan internationale conferenties.
Zij leveren een bijdrage aan internationale tijdschriften of vergelijken het eigen
curriculum met buitenlandse curricula. In het cluster Welzijn, zorg en maatschappij is de
internationale oriëntatie beperkt. Studenten van de opleiding Aardrijkskunde gaan op
excursie naar het buitenland, onder andere naar Marokko.
• Er is er geen instituutsbrede, dan wel opleidingsspecifieke (internationale) profilering en
positionering ten opzichte van dezelfde lerarenopleidingen bij andere instituten. In
ADEF-verband komt de profilering en positionering ten opzichte van elkaar wel aan de
orde. Ook zijn er in Beleidsagenda Lerarenopleidingen gezamenlijke afspraken gemaakt
over een gezamenlijke profilering, zo heeft het management het panel laten weten.
• Het panel komt voor de beide varianten van alle veertien opleidingen tot het oordeel
goed op dit facet. Alle veertien opleidingen voldoen aan de criteria van dit facet.
Archimedes heeft het panel overtuigd van haar argumenten om zich niet ten opzichte
van de andere instituten van 2de graads lerarenopleidingen te profileren en zich ook niet
internationaal te positioneren en weegt deze kanttekeningen aldus niet mee in het
oordeel.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 25/164
Facet 1.2 Niveau bachelor
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed G en W Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Omgangskunde Goed Biologie Goed
Spaans Goed Techniek Goed
Criterium
- De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal
geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Instituut Archimedes heeft competenties geformuleerd op bachelorniveau, die zijn
afgeleid van de Dublin descriptoren (2002). De competenties zijn gebaseerd op de
domeincompetenties van het domein Hoger Pedagogisch Onderwijs, die op hun beurt
tot stand zijn gekomen in het kader van de uitvoering van de Beleidsagenda
Lerarenopleidingen. De domeincompetenties zijn aldus gerelateerd aan de Dublin
descriptoren.
• In een matrix wordt de relatie tussen SBL-competenties en Dublin descriptoren gegeven.
De SBL-competenties zijn uitgewerkt binnen vier door Archimedes onderscheiden
leerlijnen: de conceptuele lijn, de integrale lijn, de werkervarings- en reflectielijn (WER-
lijn) en de SLB-lijn. De Dublin descriptoren zijn gebruikt om voor elke cursus toetscriteria
c.q. beoordelingscriteria te formuleren. Elke opleiding werkt met toetsmatrices, waardoor
het bachelorniveau van de vakinhouden en de beroepsvoorbereiding worden
gewaarborgd. Voor de competenties zijn bijbehorende gedragsindicatoren geformuleerd,
die op drie niveaus worden geëxpliciteerd 1) aan het einde van de propedeuse:
hoofdfasebekwaam, 2) aan het einde van de hoofdfase: afstudeerbekwaam, 3) aan het
einde van de afstudeerfase: startbekwaam. Per competentie bepalen de
gedragsindicatoren welk concreet gedrag de student moet kunnen laten zien aan het
eind van elke studiefase. De beoordeling van de realisatie ervan vindt aldus plaats in de
vorm van drie assessments (zie voor een uitwerking facet 2.8). Op het moment van de
visitatie (september 2009) waren deze gedragsindicatoren voor twee niveaus uitgewerkt:
afstudeerbekwaam en startbekwaam.
• Een voorbeeld uit de genoemde matrix, waarin de Dublin descriptoren zijn gerelateerd
aan alle zeven SBL-competenties is de Dublin descriptor “Kennis en Inzicht”. Deze komt
terug in de SBL-competentie 1 “Interpersoonlijk in communicatie” door aandacht te
besteden aan communicatie, interculturele communicatie en groepsdynamica. Deze
Dublin descriptor komt in de SBL-competentie 2 “Pedagogisch” onder andere terug in:
aandacht voor opvoeding, leren, ontwikkeling en mogelijkheden en belemmeringen
daarbinnen. In de SBL-competentie 3 “Vakinhoudelijk en didactisch” komt deze
descriptor terug in het fundament en de leerinhoud van de vakken en in de didactiek en
in SBL-competentie 4 “Organisatorisch” in klassenmanagement en organisatorische
aspecten van leeromgevingen. Deze Dublin descriptor is in de SBL-competentie 5
“Samenwerken met collega’s” geoperationaliseerd in onder andere samenwerking en
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 26/164
onderwijsinnovatie. In de SBL-competentie 6 “Samenwerken in de omgeving” wordt de
descriptor gerealiseerd door de infrastructuur waarin scholen onderdeel zijn van een
sociale, culturele, maatschappelijke, educatieve en economische omgeving. Tot slot de
SBL-competentie 7 ”Reflectie” wordt geoperationaliseerd in (gedrags)psychologische
loopbaanontwikkeling en vormen van professionele ontwikkeling.
• Het panel beoordeelt de beide varianten van alle veertien opleidingen met het oordeel
goed, omdat zij aan alle criteria van dit facet voldoen.
Facet 1.3 Oriëntatie bachelor
Nederlands Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende
Frans Voldoende Geschiedenis Voldoende Natuurkunde Voldoende
Duits Voldoende G en W Voldoende Scheikunde Voldoende
Engels Voldoende Omgangskunde Voldoende Biologie Voldoende
Spaans Voldoende Techniek Voldoende
Criteria
- De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het
relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties.
- De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een
specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding
vereist is of dienstig is.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De door Archimedes gehanteerde eindcompetenties zijn, zoals al beschreven bij facet
1.1 afgeleid van de SBL-bekwaamheidseisen en zijn vastgelegd in de wet BIO.
• De opleidingen van Archimedes voeren regelmatig overleg met het beroepenveld over
de afstemming van de kwaliteit van de afgestudeerden. De stuurgroepen die zich
hiermee bezighouden zijn de stuurgroep (Opleidings)school, de stuurgroep SoS, de
stuurgroep IDEE en de stuurgroep Dieptepilots. Deze stuurgroepen functioneren
volgens Archimedes als werkveldadviescommissies. Het panel heeft tijdens de
bezoekdagen geconstateerd dat de stuurgroepen zich voornamelijk bezighouden met de
begeleiding van de implementatie van de vernieuwingstrajecten. Volgens het panel
functioneren deze commissies niet als werkveldadviescommissies, omdat zij niet
structureel worden betrokken bij de evaluatie en bijstelling van de
opleidingsprogramma’s. Het panel vraagt zich af op welke wijze de opleidingen wel
structureel, bijvoorbeeld via een werkveldcommissie communiceren met het werkveld.
• Studenten van Archimedes worden opgeleid tot het docentschap in het voortgezet
onderwijs (VO), het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie (BVE).
• Afgestudeerden vinden zichzelf in voldoende mate startbekwaam, zo blijkt onder andere
uit de HBO-Monitor 2008.
• Het panel is van mening dat de beide varianten van alle veertien opleidingen op één
kanttekening na aan alle criteria van dit facet voldoen. De kanttekening heeft betrekking
op het feit dat geen van de opleidingen een werkveldadviescommissie heeft. Deze
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 27/164
kanttekening van het panel zorgt ervoor dat de beide varianten van alle veertien
opleidingen met een voldoende in plaats van een goed worden beoordeeld.
Onderwerp 2 Programma
Facet 2.1 Eisen HBO
Nederlands Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende
Frans Voldoende Geschiedenis Voldoende Natuurkunde Voldoende
Duits Voldoende G en W Voldoende Scheikunde Voldoende
Engels Voldoende Omgangskunde Voldoende Biologie Voldoende
Spaans Voldoende Techniek Voldoende
Oordelen per opleiding
Criteria
- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk
ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast)
onderzoek.
- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het
vakgebied/de discipline.
- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft
aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De kennis waarover een startbekwame leraar moet beschikken is per vak vastgelegd in
de landelijke Kennisbasis (zie ook facet 1.1). Het betreft kennis van de leerling, kennis
van het leren en onderwijzen en vakinhoudelijke en vakdidactische kennis. Inmiddels
zijn alle opleidingen van Archimedes aan de slag gegaan met de Kennisbasis. Kennis
vormt aldus een integraal onderdeel van de te verwerven SBL-competenties, die onder
andere verworven worden in de beroepsomgeving. Vanaf 2008-2009 is de
kenniscomponent van alle opleidingen van Archimedes uitgebreid met 12 EC. Het panel
vindt dit een goede ontwikkeling.
• Studenten verwerven kennis met name binnen de conceptuele lijn, onder andere door
het bestuderen van literatuur. Naar aanleiding van de resultaten van de interne audit
(2007) en de evaluatie van het model “Competentiegericht leren en opleiden, (CLO)”
(2006) wordt thans meer aandacht besteed aan vakliteratuur in de opleidingen. Met
ingang van het studiejaar 2007-2008 worden hogere en meer expliciete eisen gesteld
aan het gebruik van literatuur en andere bronnen bij de integrale projecten. Tevens is
het beoordelingscriterium ‘theoretische verantwoording’ in de assessments ingevoerd,
waardoor de student zijn handelen en zijn keuzes moet verantwoorden op basis van
bestudeerde literatuur. Dit doet hij onder andere in zijn portfolio.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 28/164
• Studenten komen gedurende het hele opleidingstraject in aanraking met de
beroepspraktijk en met actuele ontwikkelingen hierbinnen. Dit gebeurt het meest
expliciet in de Werkervarings- en Reflectielijn (de WER-lijn) en de integrale leerlijn (zie
voor een beschrijving van de leerlijnen facet 2.2), die door alle jaren heenlopen.
Voltijdstudenten zijn binnen de WER-lijn gedurende alle vier de jaren werkzaam op
(opleidings)scholen. Zij werken op verschillende schooltypen: het VMBO, MBO en de
volwasseneneducatie, de HAVO en het VWO. Uitgangspunt is dat zij niet langer dan
twee jaar op dezelfde school werkzaam zijn. Deeltijdstudenten kunnen in aanmerking
komen voor vrijstelling van de stage. Zij zijn immers meestal al werkzaam op een
school. Tweederde van de deeltijdstudenten werkt op een eigen school en een derde
werkt op een (opleidings)school. In de Gids voor werkplekleren en Schoolprojecten voor
de tweedegraads opleiding. Deeltijd 2008-2009 wordt vermeld dat het verschil van de
deeltijdstudenten met de voltijdstudenten wat betreft de stages met name de omvang
van de activiteiten op de leerwerkplek betreft. Studenten kunnen in minder tijd het WER-
programma doorlopen.
• Studenten komen ook in aanraking met de beroepspraktijk door groepsgewijs of
individueel aan beroepsrelevante producten te werken.
• In het derde en vierde jaar van de opleiding voeren studenten een schoolproject uit in
opdracht van hun (opleidings)school. Hierin oefenen zij beroepsvaardigheden.
• Het panel heeft tijdens de bezoekdagen de literatuur, zowel de vakliteratuur als de
vakdidactische literatuur bestudeerd en is hierover te spreken. Voor alle vakken geldt
dat de literatuur van voldoende niveau is. De meeste vakliteratuur is up-to-date en
relevant voor het opleiden van 2de graads docenten, zo oordeelt het panel.
• Aandacht voor toegepast onderzoek is er, zo wordt in het zelfevaluatierapport vermeld,
in de conceptuele en integrale leerlijn. Docentonderzoekers, die verbonden zijn aan
academieteams en kenniskringen van lectoraten spelen hierbij volgens het
zelfevaluatierapport een belangrijke rol. In 2007-2008 is een werkgroep in het leven
geroepen die Archimedesbreed een kader moet ontwikkelen voor de vormgeving van de
onderzoekslijn, met als doel om meer structureel aandacht te besteden aan onderzoek
en onderzoeksvaardigheden. Tijdens de bezoekdag heeft het panel geconstateerd dat
er in alle veertien opleidingen nog te weinig aandacht wordt besteed aan onderzoek en
onderzoeksvaardigheden. Het panel heeft dit onder andere vastgesteld op basis van het
gesprek met enkele lectoren en leden van kenniskringen. Uit deze gesprekken bleek dat
de lectoren nog onvoldoende structurele contacten hebben met de opleidingen en dat
dientengevolge de invloed van de lectoren en de kenniskringen op het curriculum nog te
gering is. Het panel hecht daar aan, gelet op het feit dat Archimedes meedoet aan de
dieptepilot “de Academische opleidingsschool”, die in 2006 is gestart en onlangs is
gecontinueerd. Doel van de pilot is om het opleiden van leraren en schoolontwikkeling
dichter bij elkaar te brengen door expliciet aandacht te besteden aan onderzoek binnen
de school. Daarnaast neemt Archimedes deel aan het project “Professional in beeld”,
waarin voor vmbo-scholen wordt onderzocht waaruit het vakmanschap van een docent
in het VMBO bestaat.
• Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 en 2009 (STO 2008 en 2009) blijkt dat
studenten tevreden zijn over de aandacht die in de programma’s wordt besteed aan de
beroepspraktijk. De aansluiting bij actuele ontwikkelingen wordt gewaardeerd met de
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 29/164
score 3,5 (in 2008 en 2009) op een vijfpuntsschaal en studenten waarderen de
praktijkgerichtheid van de opleiding met de score 3,6 (zowel in 2008 als in 2009). Dit
beeld komt ook naar voren uit de gesprekken, die het panel met de studenten heeft
gevoerd.
• Het panel concludeert dat de opleidingen er in voldoende mate voor zorgen dat
studenten in aanraking komen met de beroepspraktijk. Zij verwerven hun kennis en
vaardigheden door een voortdurende interactie tussen hetgeen zij in hun opleiding en
hun (opleidings)school leren. Echter, het panel heeft ook geconstateerd dat er
instituutsbreed in de curricula nog te weinig aandacht wordt besteed aan
(actie)onderzoek en studenten te weinig geschoold worden in onderzoeksvaardigheden.
Dit maakt dat het panel de beide varianten van alle veertien opleidingen beoordeelt met
een voldoende in plaats van een goed.
Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed G en W Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Omgangskunde Voldoende Biologie Goed
Spaans Goed Techniek Goed
Criteria:
- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau,
oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
- De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van
(onderdelen van) het programma.
- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde
eindkwalificaties te bereiken.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Instituut Archimedes heeft in 2002 gekozen voor competentiegericht onderwijs en
opleiden. Dit concept wordt in alle veertien opleidingen gehanteerd. Het
competentiegericht opleiden krijgt vorm door middel van vier leerlijnen: de SLB-lijn, de
WER-lijn, de integrale leerlijn en de conceptuele- en vaardighedenlijn.
• De opleiding bestaat uit twee fasen: de propedeutische fase (jaar 1) en de hoofdfase
(jaar 2, 3 en 4). In de hoofdfase wordt een onderscheid gemaakt in enerzijds het tweede
en het derde jaar en anderzijds het vierde jaar (de afstudeerfase).
• Archimedes heeft gekozen voor het leerlijnenmodel om het leren in de praktijk een
duidelijke plaats te kunnen geven in het onderwijsmodel en om een structurele
koppeling met het leren in de opleidingen te waarborgen.
• De SLB heeft drie doelen: reflectie, zelfsturing en het signaleren van studieoverstijgende
problematiek bij studenten en hen zo nodig verwijzen. Binnen de SLB-leerlijn worden
groepsbijeenkomsten en individuele gesprekken gevoerd (zie voor een uitwerking van
de SLB-lijn facet 4.2). In de WER-lijn staat het leren in de praktijk centraal. De
voltijdstudenten komen vanaf het eerste jaar op de (opleidings)scholen, waar zij
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 30/164
assisterende taken en leeractiviteiten uitvoeren. Deeltijdstudenten werken vaak al op
een school. De WER-lijn is voor deze studenten meer toegesneden op hun profiel.
Voltijdstudenten worden in het eerste jaar en deeltijdstudenten in alle leerjaren begeleid
door een WER-docent. In de integrale leerlijn werken studenten aan een beroepstaak of
-product, waarbij kennis, vaardigheden en houding geïntegreerd aan bod komen. In de
conceptuele leerlijn staat het verwerven van kennis van het vak en de vakdidactiek
centraal en worden ook inzichten en vaardigheden verworven. Voor het aanleren van
“kennis met een grote K” worden inhoudelijke experts ingezet.
• Binnen de opleidingsvormen SoS en IDEE wordt ook gewerkt volgens een model dat is
gebaseerd op het leerlijnenmodel, alhoewel dit hier enigszins vanaf wijkt. Zo
onderscheidt het IDEE-model in de uitwerking van de leerlijnen drie gebieden, namelijk
School & vak, School & beroep en School & werk. En bij SoS wordt in de WER-lijn
gefocust op het leren van ervaringen in de beroepspraktijk en in de leerlijnen
WER/Integraal op het verbinden van de conceptuele kennis met beroepsproducten en
het leren van ervaringen. Het panel is van mening dat ook de programma’s van deze
varianten voldoende mogelijkheden bieden om de SBL- eindcompetenties te realiseren.
• Elke opleiding beschikt over een matrix, waarin de leerdoelen van de modulen zijn
gerelateerd aan de eindkwalificaties. In de studiegidsen van de opleidingen zijn bij alle
programmaonderdelen leerdoelen geformuleerd, die corresponderen met de SBL-
bekwaamheidseisen.
• De vier leerlijnen lopen door de vier jaren heen. In het zelfevaluatierapport wordt een
overzicht gegeven van het aantal EC per leerjaar per leerlijn. Voor de SLB zijn in het
totaal 16 EC gereserveerd, voor de WER-lijn 60 EC. Voor de integrale leerlijn zijn 50 EC
gereserveerd en voor de Conceptuele en vaardighedenlijn 84 EC. 30 EC zijn
gereserveerd voor de profilering (zie voor een uitwerking per opleiding deel C van dit
rapport).
• Het panel heeft voor alle opleidingen vastgesteld dat de programma’s en de
gehanteerde werkvormen in ruime mate mogelijkheden bieden om de SBL-
eindcompetenties te kunnen realiseren. Er wordt volgens het panel in ruim voldoende
mate aandacht besteed aan reflectieve vaardigheden, alhoewel de kwaliteit ervan in
enkele opleidingen - met name in het talencluster - niet voldoende uit de verf komt, zo
laat de kwaliteit van de portfolio’s zien.
• Het panel concludeert dat in dertien van de veertien opleidingen alle zeven SBL-
eindkwalificaties volledig worden afgedekt door de opleidingsprogramma’s. Het panel
komt op basis hiervan voor de beide varianten van de dertien opleidingen tot het oordeel
goed op dit facet. Ten aanzien van de opleiding Omgangskunde is het panel van mening
dat explicieter aangegeven zou kunnen worden aan welke competenties en welke
gedragsindicatoren studenten in de verschillende programmaonderdelen werken. Het
panel beoordeelt deze opleiding op basis van deze kanttekening tot het oordeel
voldoende in plaats van goed.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 31/164
Facet 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma
Nederlands Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende
Frans Voldoende Geschiedenis Voldoende Natuurkunde Voldoende
Duits voldoende G en W Voldoende Scheikunde Voldoende
Engels Voldoende Omgangskunde Voldoende Biologie Voldoende
Spaans Voldoende Techniek Voldoende
Criterium
- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• In alle veertien opleidingen van Archimedes wordt verticale samenhang gerealiseerd
door de zeven SBL-competenties, die in alle vier de leerlijnen terugkomen.
• Horizontale samenhang wordt onder andere gerealiseerd doordat de student naar
aanleiding van zijn ervaringen in de praktijk zijn eigen leervragen formuleert, die weer
zijn gebaseerd op datgene wat hij heeft geleerd binnen de conceptuele leerlijn en die hij
kan toepassen in de WER-lijn. Alle drie de clusters hebben om de samenhang van de
leerlijnen SLB, WER en integraal te bewaken een clustercoördinator. De
clustercoördinatoren van de drie clusters werken samen in het centrale Bureau
Ondersteuning Leerlijnen (BOL). De opleidingsteams in de clusters zorgen voor de
onderlinge afstemming en communicatie naar die docenten, die in hun eigen cluster de
betreffende leerlijn uitvoeren. Zij zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling en de
borging van de samenhang binnen de conceptuele leerlijn.
• Ook de SLB-leerlijn zorgt voor samenhang in het curriculum. Immers, binnen deze
leerlijn brengt de student zijn leerervaringen uit de andere leerlijnen bij elkaar en
relateert deze aan de bekwaamheidseisen. Deze beschrijft de student in zijn persoonlijk
ontwikkelingsplan en portfolio en komen vervolgens aan de orde in de drie
assessments.
• Om de samenhang binnen de individuele leertrajecten zoveel mogelijk te waarborgen
geldt voor een aantal cursussen een ingangseis.
• Naar aanleiding van de CLO-evaluatie (2006) en de interne audit (2007) heeft
Archimedes geconstateerd dat de leerlijnen WER en SLB qua inhoud en begeleiding
overlap vertoonden. Er is sinds het studiejaar 2008-2009 een aantal verbeteringen
doorgevoerd om de overlap eruit te halen en zo de samenhang tussen deze leerlijnen te
verbeteren. Op het niveau van de opleidingen worden bijeenkomsten voor eerstejaars
studenten georganiseerd over onderwijskundige en vakdidactische thema’s. De
organisatie hiervan is in handen van het kernteam van docenten van een cluster. Dit
kernteam is ook verantwoordelijk voor de begeleiding van studenten binnen zowel WER-
lijn als de SLB-lijn. Ook zijn de studiehandleidingen van de SLB-lijn en de WER-lijn
thans beter op elkaar afgestemd.
• De studenten met wie het panel heeft gesproken, vertelden dat er nog steeds sprake is
van overlap tussen de WER- en de SLB-lijn. Het panel heeft vastgesteld dat dit de
aandacht van het management heeft.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 32/164
• Uit de resultaten van het STO 2008 en 2009 en de evaluatie van de WER-lijn blijkt dat
studenten tevreden zijn over de samenhang van het programma. Zowel in 2008 als in
2009 was de score in het STO 3,4 op een vijfpuntsschaal. In het studiejaar 2008-2009
heeft een werkgroep een advies uitgebracht over hoe de samenhang in het curriculum
het best tot zijn recht komt (Veranderingen bacheloropleiding 2009-2010).
• Het panel is van oordeel dat de samenhang van alle veertien opleidingen voldoende is
en dat Archimedes goed op weg is om de samenhang nog beter te borgen. Het
leerlijnenmodel draagt volgens het panel in belangrijke mate bij aan de samenhang. De
nog steeds aanwezige overlap tussen de WER en de SLB-lijn, die afbreuk doet aan de
samenhang tussen deze beide lijnen, heeft de aandacht van het management, zo heeft
het panel vastgesteld. Vanwege deze kanttekening beoordeelt het panel de beide
varianten van de veertien opleidingen niet met een goed, maar met een voldoende (zie
voor een uitwerking per opleiding deel C van dit rapport).
Facet 2.4 Studielast
Nederlands Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende
Frans Voldoende Geschiedenis Voldoende Natuurkunde Voldoende
Duits Voldoende G en W Voldoende Scheikunde Voldoende
Engels Voldoende Omgangskunde Voldoende Biologie Voldoende
Spaans Voldoende Techniek Voldoende
Criterium:
- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat
programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden
weggenomen.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Het jaarrooster van alle veertien opleidingen van Archimedes is opgedeeld in 4 perioden
van 10 of 11 weken. Elke periode kent een standaardopbouw bestaande uit 7 lesweken,
een hertoetsweek, een toetsweek en enkele studieweken. Het rooster is vastgelegd in
een onderwijsjaarrooster. Een overzicht van het aantal EC per jaar en de verdeling van
de studielast over de leerlijnen is opgenomen in de studiegidsen. Het aantal contacturen
voor het eerste en tweede jaar van de voltijdopleiding is 12. In het derde jaar zijn 9
contacturen geprogrammeerd. Voor de deeltijdvariant zijn in het eerste en het tweede
jaar 8 contacturen geprogrammeerd. In het derde jaar zijn dat er 6. Het vierde jaar is
zowel in de voltijd- als de deeltijdvariant gereserveerd voor de lio-stage en het
afstuderen. Hiervoor zijn volgens Archimedes geen contacturen te normeren.
• De opleidingen kennen verschillende trajecten: het voltijd- en deeltijdtraject en
(individuele) maatwerktrajecten, bijvoorbeeld in het kader van de Wet op de zij-instroom,
de Kopopleiding of voor mbo-doorstromers.
Door de grote hoeveelheid maatwerktrajecten zijn de opleidingen met een grote mate
van flexibiliteit te volgen. Om studenten de mogelijkheid te bieden om aan hun eigen
leervragen te werken, hoeft een aantal cursussen niet in een vaste volgorde gevolgd te
worden. Ook de flexibele roostering voor de deeltijdopleiding zorgt ervoor dat de
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 33/164
deeltijdstudenten hun eigen keuzes kunnen maken. Zij kunnen in één periode
conceptuele cursussen volgen uit jaar 1 en jaar 2.
• Door de vele maatwerktrajecten is het lastig om vast te stellen of het aantal uren dat
studenten aan de studie besteden overeenkomt met het geprogrammeerde aantal
contacturen. In het gesprek dat het panel met de studenten heeft gevoerd is geen
eenduidig beeld naar voren gekomen wat betreft de door de studenten ervaren
studielast. Het panel heeft in dit gesprek wel de indruk gekregen dat studenten de
studielast als enigszins aan de lichte kant beoordelen.
• Het panel vraagt zich, mede door de vele maatwerktrajecten, of het management
voldoende waarborgen heeft ingebouwd om vast te stellen of de gerealiseerde studielast
overeenkomt met de genormeerde studielast. Het panel vindt het jaarlijkse STO hiervoor
onvoldoende waarborg bieden. Het panel hecht hier veel belang aan, met het oog op de
vele (maatwerk)trajecten, die Archimedes aanbiedt.
• De studenten hebben het panel laten weten dat er geen duidelijke struikelvakken zijn.
Archimedes werkt met een Bindend Studieadvies aan het einde van de propedeuse.
Om in aanmerking te komen voor een positief advies dient de student aan het einde van
het eerste jaar 40 van de 60 EC hebben behaald. Verplicht zijn minimaal 4 EC uit de
SLB-lijn, 8 EC uit de integrale leerlijn en 16 uit de conceptuele leerlijn. Om deel te
mogen nemen aan het assessment aan het einde van het eerste jaar moet een student
2 EC hebben behaald in de SLB-lijn, 6 in de WER-lijn, 16 in de integrale lijn en 28 in de
conceptuele lijn.
• Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de spreiding van de
studielast over het jaar (2008: score 3,2 en 2009: score 3,0). Studenten beoordelen de
vraag of de opleiding te doen is in de tijd die ervoor staat met de scores 3,5 (2008) en
3,2 (2009).
• Uit evaluaties van de integrale leerlijn (2006-2007) is gebleken dat de gerealiseerde
studielast voor de studenten lager was dan gepland. Daarom zijn met ingang van het
studiejaar 2007-2008 bij de integrale projecten meer en zwaardere eisen gesteld aan de
literatuur en andere bronnen. De eisen zijn beschreven in de cursushandleidingen bij de
integrale projecten.
• Uit cursusevaluaties van de WER en SLB (2006-2007) blijkt dat studenten minder tijd
nodig hadden dan de voor de cursussen in deze lijnen genormeerde studielast. Daarom
is het aantal EC van zowel de WER-lijn als de SLB-lijn per periode verminderd, terwijl de
inhoud gelijk is gebleven. De vrijgekomen uren zijn gebruikt voor een uitbreiding van het
aantal EC in de conceptuele leerlijn.
• Het panel is overwegend positief over de wijze waarop de veertien opleidingen zorgen
voor een goede studeerbaarheid van de programma’s. Er zijn geen aanwijsbare
belemmeringen, die van invloed zijn op de studievoortgang van studenten. De enige
zorg die het panel heeft, heeft betrekking op de gerealiseerde studielast. Temeer daar
het panel van studenten heeft gehoord dat zij hun opleiding als enigszins licht ervaren.
Het panel vindt dat hier onvoldoende aandacht voor is en vindt dat er meer systematisch
gemeten moet worden of de gerealiseerde studielast overeenkomt met de genormeerde
studielast. Het panel vindt het positief dat Archimedes onlangs het aantal EC van de
WER-lijn en de SLB-lijn heeft gereduceerd, terwijl de inhoud hetzelfde is gebleven.
Hierdoor is de studielast van deze lijnen verzwaard. Door een weging van deze
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 34/164
argumenten, komt het panel voor de beide varianten van de veertien opleidingen tot het
oordeel voldoende op dit facet.
Facet 2.5 Instroom
Nederlands Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende
Frans Voldoende Geschiedenis Voldoende Natuurkunde Voldoende
Duits Voldoende G en W Voldoende Scheikunde Voldoende
Engels Voldoende Omgangskunde Voldoende Biologie Voldoende
Spaans Voldoende Techniek Voldoende
Criterium
- Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende
studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee
vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Van alle studenten die worden toegelaten tot Archimedes volgt circa 30% een
voltijdopleiding en 70% een deeltijdopleiding.
• De toelatingseisen van de opleidingen staan beschreven in de Onderwijs- en
Examenregeling (OER) en de studiegidsen en zijn nader uitgewerkt in de brochure
Opleidingsoverzicht en toelatingsvoorwaarden Faculteit Educatie 2009-2010. Deze
brochure is opgenomen in de OER. In de Inschrijvingsregeling HU 2008-2009 zijn
nadere specificaties over de toelatingseisen opgenomen. Studenten kunnen worden
toegelaten op basis van een havo of vwo diploma, een op de WEB gebaseerd diploma
van een middenkaderopleiding, van een specialistenopleiding, of van een bij ministeriële
regeling aangewezen vakopleiding.
• Ook een propedeutisch examen van een hogeschool of universiteit geeft toegang tot de
opleidingen, evenals een afgerond hbo-diploma, wo-diploma op bachelor-, master- of
doctoraal niveau. Archimedes hanteert voor elke opleidingsvariant en -vorm de
wettelijke instroomeisen. Allochtone studenten zijn toelaatbaar met een NT2 diploma op
niveau II en een geldig buitenlands dipoma van voldoende niveau. Afhankelijk van hun
vooropleiding moeten deze studenten een vaktoets afleggen om toegelaten te kunnen
worden.
• Studenten die instromen in de Kopopleiding dienen te beschikken over een afgeronde
bacheloropleiding of gelijkwaardige studie. Een overzicht van deze opleidingen wordt
gegeven in de Studiegids Kopopleiding 2008/2009.
• Indien een student niet voldoet aan één van de hierboven beschreven eisen en 21 jaar
of ouder is, kan de faculteitsdirectie toestemming geven tot toelating, in het geval een
student in een nader onderzoek blijk geeft van geschiktheid voor het betreffende
onderwijs en de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst. Om meer bekendheid te
geven aan de 21+ regeling heeft Archimedes een nieuwe voorlichtingsfolder gemaakt.
• Om toegelaten te worden tot de opleidingsvorm SoS solliciteert de student bij de school,
waar hij zijn traject gaat volgen. Daarnaast heeft hij een intakegesprek met de
instituutscoach, tijdens welke hij wordt bevraagd over zijn vermogen tot zelfsturing.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 35/164
Verder doorloopt de toelating zoals hierboven is beschreven. De opleidingsvorm IDEE
kent geen aparte eisen voor de instroom, aangezien studenten pas vanaf het tweede
jaar kunnen instromen. Wel wordt er aan het begin van het traject een goede check op
de studievoortgang van de student uitgevoerd (Werkplekleren op een IDEE-school:
procedure van aanstelling).
• Voor elke opleidingsvariant (Samen Opleiden, SoS en IDEE) is specifiek
voorlichtingsmateriaal en een studiegids beschikbaar.
• Archimedes biedt naast deze varianten met de daarbij behorende toelatingseisen de
mogelijkheid om een individueel maatwerktraject te volgen. Om vrijstellingen vast te
kunnen stellen, wordt gewerkt met een vrijstellingenmatrix, die voor alle
opleidingsvarianten en -vormen wordt gebruikt. Op basis van deze matrix wordt bepaald
hoeveel punten een student nog moet behalen. Vervolgens wordt op basis van een
intakegesprek of een assessment vastgesteld welk programma de student moet volgen.
Indicatoren voor de te volgen cursussen zijn de eerder behaalde diploma’s en de
werkervaring van de student. De examencommissie verstrekt de vrijstellingen en stelt
het examenprogramma van de student vast.
• De groep studenten, voornamelijk deeltijd, die niet aan de wettelijke toelatingseisen
voldoet en voor wie met behulp van de matrix niet kan worden bepaald voor welke
vrijstellingen zij in aanmerking komen, doorlopen een individuele toelatingsprocedure,
waarvan een intakegesprek onderdeel uitmaakt. Ook aan deze studenten verleent de
examencommissie de vrijstellingen.
• Archimedes streeft ernaar om de instroom van allochtone studenten te bevorderen
(Diversiteit en Taalbeleid. Een aanzet tot beleid in Instituut Archimedes, 2008). Ook wil
zij de instroom van mbo’ers verbeteren. Hiervoor is een beleidsgroep opgericht, die
hierover adviezen moet geven. Eén van de adviezen is een verzwaarde intake.
• In het kader van het Regionaal Samenwerkingsverband Lerarenopleidingen in de regio
Utrecht wordt in samenwerking met de Universiteit Utrecht een onderzoek uitgevoerd
naar de doorstroming van het MBO naar het HBO. Maatregelen die in dit kader worden
genomen zijn een betere voorlichting aan mbo’ers en een verbetering van de kwaliteit
van de 21+ toets.
• Archimedes sluit met haar competentiegerichte onderwijs, de vier leerlijnen met zowel
aandacht voor de theorie als de praktijk en de grote variëteit aan trajecten goed aan bij
de gedifferentieerde instroom van studenten, zo heeft het panel vastgesteld. Met name
ook doordat studenten hun eigen leerproces kunnen sturen, is deze aansluiting voor
elke student zo optimaal mogelijk.
• Uit evaluatieresultaten blijkt dat studenten tevreden zijn over de aansluiting op de
vooropleiding, zowel qua vorm en inhoud en de informatie die voorafgaand aan de
opleiding wordt verstrekt. De scores over de aansluiting zijn 3,4 (2008) en 3,3 (2009).
De informatie over de inhoud van de opleiding wordt gewaardeerd met de score 3,2 (in
2008 en 2009). Relatief onbekend zijn de door het instituut aangeboden
bijspijkercursussen, ook wel instapcursussen of inscholingscursussen genoemd. Het
instituut probeert hier thans meer bekendheid aan te geven en de inhoudelijke
aansluiting op de vooropleidingen te optimaliseren.
• Het panel heeft waardering voor de wijze waarop Archimedes tegemoet komt aan de
wensen van individuele studenten door zoveel mogelijk maatwerktrajecten aan te
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 36/164
bieden. De vrijstellingenmatrix is volgens het panel een goed instrument om structureel
en efficiënt na te gaan welk traject een student het beste kan volgen. Echter, het panel
vindt de wijze waarop Archimedes de matrix gebruikt enigszins rigide en instrumenteel.
Het panel vraagt zich bij het gebruik van de matrix af of er wel een zo optimaal mogelijk
traject kan worden gevonden, met name voor instromers vanuit het MBO. Het panel
komt met name op basis van deze constatering voor alle opleidingen tot het oordeel
voldoende in plaats van goed op dit facet.
Facet 2.6 Duur
Nederlands Voldaan Aardrijkskunde Voldaan Wiskunde Voldaan
Frans Voldaan Geschiedenis Voldaan Natuurkunde Voldaan
Duits Voldaan G en W Voldaan Scheikunde Voldaan
Engels Voldaan Omgangskunde Voldaan Biologie Voldaan
Spaans Voldaan Techniek Voldaan
Criterium
- De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum:
hbo-bachelor: 240 studiepunten.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Alle veertien 2de graards lerarenopleidingen van Archimedes hebben een omvang van
240 EC, waarvan 210 EC zijn gereserveerd voor de major en 30 EC voor de minor, de
zogenoemde profileringsruimte. In elk jaar zijn 60 EC geprogrammeerd.
• Voor de Kopopleiding en de zij-instroom zijn kwantitatieve eisen vastgelegd in het
convenant van de HBO-raad, het document van OCW: Een samenhangend
opleidingsstelsel voor de onderwijsberoepen (oktober 2003) en de Wet op de zij-instroom.
• Het panel heeft vastgesteld dat de beide varianten van alle veertien opleidingen voldoen
aan de norm van 240 EC.
Facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed G en W Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Omgangskunde Goed Biologie Goed
Spaans Goed Techniek Goed
Criteria
- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.
- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 37/164
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• In het hogeschooldocument Koers 2012: Strategisch plan van Hogeschool Utrecht 2007-
2012 (HU, februari 2007) staat beschreven dat het onderwijs competentie- en
vraaggericht dient te zijn, zowel richting het werkveld als richting de student.
• Het didactisch concept en de hierop gebaseerde uitgangspunten van het Instituut
Archimedes sluiten hierbij aan. Zowel het concept als de uitgangspunten zijn
beschreven in de documenten: Ontwerp voor het opleiden van leraren (Instituut
Archimedes, 2002), Oh zit dat zo… ? Een uitwerking van basisdocument ‘Ontwerp voor
het opleiden van leraren. (Instituut Archimedes, 2006) en in het Visiedocument Instituut
Archimedes (2009). De belangrijkste uitgangspunten van het didactisch concept zijn: 1)
opleiden samen met het veld, 2) het ontwikkelen van competenties, 3) het voor de
beroepspraktijk uitvoeren van betekenisvolle taken, eenheden en opdrachten, 4) het
stimuleren en ontwikkelen van zelfverantwoordelijkheid, zelfsturing en lerend vermogen
van studenten en 5) het stimuleren van samenwerking tussen de studenten onderling en
tussen de student en de collega’s op de school. De programma’s zijn vormgegeven
langs vier leerlijnen: de SLB-lijn, de WER-lijn, de integrale lijn en de conceptuele lijn (zie
ook facet 2.2).
Het leren reflecteren wordt als een zeer belangrijk onderdeel van het leerproces van
individuele studenten beschouwd. Alhoewel dit in eerste instantie binnen de WER-lijn
wordt aangeleerd, zijn alle leerlijnen gedurende de hele opleiding hiermee doordesemd.
Studenten met wie het panel heeft gesproken, verschilden van mening over het nut van
de hoeveelheid tijd en aandacht die wordt besteed aan het leren reflecteren (zie ook
deel C van het rapport), alhoewel het panel de indruk heeft gekregen dat de meeste
studenten het leren reflecteren als nuttig ervaren en deze vaardigheid daadwerkelijk in
de (toekomstige) beroepspraktijk gebruiken. Alumni vertelden het panel dat zij
regelmatig reflecteren op hun functioneren. Het kunnen reflecteren blijkt voor hen een
goed hulpmiddel om problemen in de praktijk te analyseren en op te lossen.
• Het didactisch concept, dat een grote mate van vrijheid biedt, geeft volgens het panel
goede mogelijkheden om de zeven SBL-competenties te kunnen realiseren en studenten
op te leiden tot zelfstandige, zelfsturende professionals op hbo-bachelorniveau.
• De keuze voor de in de verschillende leerlijnen gehanteerde werkvormen zijn afhankelijk
van de inhoud (de leerstof), de leerdoelen en de groep studenten. In alle opleidingen
worden de volgende werkvormen gehanteerd: hoorcolleges, werkcolleges, presentaties,
projecten, intervisie, zelfstudie, coaching, groepswerk en het portfolio. Deze passen
volgens het panel goed bij het competentiegericht leren binnen Archimedes.
• In de cursusbeschrijvingen in de studiegidsen wordt bij elke cursus beschreven welke
werkvormen gebruikt worden.
• Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten de afwisseling in werkvormen als ruim
voldoende beoordelen. De scores zijn 3,5 (2008) en 3,4 (2009).
• Het panel is van oordeel dat Archimedes een duidelijk herkenbaar didactisch concept
hanteert en aantoonbaar werkt aan een verdere implementatie ervan. De binnen de vier
leerlijnen gehanteerde werkvormen passen goed en dragen zichtbaar bij aan de
ontwikkeling van kennis en vaardigheden en uiteindelijk aan de realisatie van de zeven
SBL-competenties, zo oordeelt het panel (zie voor een uitwerking per opleiding deel C
van dit rapport).
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 38/164
Facet 2.8 Beoordeling en toetsing
Nederlands Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende
Frans Voldoende Geschiedenis Voldoende Natuurkunde Voldoende
Duits Voldoende G en W Voldoende Scheikunde Voldoende
Engels Voldoende Omgangskunde Voldoende Biologie Voldoende
Spaans Voldoende Techniek Voldoende
Criterium
- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten
de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Archimedes heeft het toetsbeleid beschreven in het document Kader voor toetsing en
beoordeling in de bacheloropleidingen, Instituut Archimedes (juni 2008). In dit document
zijn kwaliteitskenmerken geformuleerd, die betrekking hebben op de inhoud (wat wordt
getoetst), het proces (hoe wordt getoetst), de functie (waartoe wordt beoordeeld) en de
kwaliteitsborging van de toetsing.
• De belangrijkste doelstellingen van het toetsen zijn het vaststellen 1) of de student over
de zeven de SBL-bekwaamheidseisen beschikt, 2) of hij de onderliggende kennis heeft
verworven en 3) of hij het hbo-bachelorniveau heeft bereikt.
• Om de kwaliteit van het toetsproces en de toetsen te waarborgen, hanteert Archimedes
de volgende uitgangspunten:
1) de student krijgt een reële kans in de toets een bewijs van zijn beheersing van de
vakinhoud of vakdidactiek te laten zien;
2) de examinatoren van de opleiding lichten de student goed in over de toetsopzet en
criteria, door deze duidelijk te vermelden in de cursushandleiding en deze uitvoerig
te bespreken in de lessen;
3) de beoordeling wordt op een transparante wijze uitgevoerd;
4) de opleiding werkt met beoordelingsmodellen bij elke schriftelijke toets en bij een
groot aantal opdrachten;
5) de opleiding werkt met toetsen die representatief zijn en
6) elke toets heeft twee eigenaren, die de kwaliteit van de toets beoordelen.
• Resultaten van schriftelijke toetsen, alsook de WER-verslagen, praktijkopdrachten en
essays, worden uiterlijk drie weken na afname bekend gemaakt. Het resultaat van een
mondeling tentamen (waaronder ook een assessment) wordt direct aan de student
bekend gemaakt.
• Op instituutsniveau wordt de kwaliteit van de toetsen gewaarborgd door participatie in
landelijke netwerken als K3 (Kennisbasis, Kennistoets en Kennisbank). Ook worden
momenteel rubrics ontwikkeld, zodat de studenten al bij aanvang van de cursus weten
waarop zij getoetst worden en welke criteria worden gehanteerd.
• Met ingang van het studiejaar 2009-2010 is bij elke opleiding een toetsmatrix
operationeel, die een overzicht geeft van de dekking van de SBL-bekwaamheidseisen
en de Kennisbasis.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 39/164
• Voor het toetsen van de verworven kennis worden de komende jaren digitale
kennistoetsen ingevoerd. Tevens wordt samen met andere lerarenopleidingen een
digitale toetsenbank ontwikkeld om de Kennisbasis te kunnen toetsen.
• In de vier leerlijnen wordt elk onderdeel met een toets afgesloten. In de WER-lijn wordt
de student beoordeeld op basis van het leerwerkplan, de leerwerkverslagen,
bewijsmateriaal voor het portfolio en een ontwikkelingsgericht advies van de
schoolopleider en/of de werkplekbegeleider, het zogenoemde schoolproject. De
beoordelingscriteria voor de toetsing van de onderdelen in de WER-lijn zijn opgenomen
in de WER-gidsen. Alle onderdelen van deze lijn moeten met een voldoende worden
afgesloten.
• De beoordeling van studenten in de integrale leerlijn gebeurt gedeeltelijk op basis van
groepswerk. Studenten worden ook individueel beoordeeld op basis van hun individuele
aandeel aan het groepsproduct. Het uiteindelijke individuele oordeel in de integrale
leerlijn is gebaseerd op het procesverslag, peerbeoordelingen en het resultaat van de
bevraging van de individuele student over het groepsproduct. De beoordelingscriteria
zijn opgenomen in de studiehandleidingen.
• Een belangrijk onderdeel van de integrale leerlijn in het vierde jaar is het schoolproject,
dat studenten in hun (opleidings)school uitvoeren. De inhoudelijke beoordeling is in
handen van de opdrachtgever in de (opleidings)school. De beoordeling van het proces
is de verantwoordelijkheid van de instituutsbegeleider. Met ingang van heden zal, indien
het schoolproject een sterke vakinhoudelijke component heeft, ook een vakdocent de
inhoud van het project beoordelen. Naar het oordeel van het panel zal dit de
(inhoudelijke) kwaliteit van de schoolprojecten ten goede komen.
• Voor zowel de inhoudelijke, als de procesbegeleiding zijn beoordelingsformulieren
beschikbaar. In het formulier van de procesbeoordeling is aangegeven waar een student
aan moet voldoen om het oordeel voldoende, dan wel goed te krijgen. De
productbeoordeling en de procesbeoordeling tellen elk voor vijftig procent mee in het
eindoordeel.
• Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek ten aanzien van de opleiding Engels
geconstateerd dat de begeleider in de (opleidings)school niet altijd gebruik maakt van de
beoordelingsformulieren van de opleidingen. Archimedes heeft een document
opgesteld, waarin staat dat met ingang van heden erop wordt toegezien dat
schoolbegeleiders altijd de voor de schoolprojecten bestemde beoordelingsformulieren
gebruiken. Het panel heeft er vertrouwen in dat dit ook daadwerkelijk gebeurt.
• Binnen de conceptuele leerlijn wordt gebruik gemaakt van verschillende toetsvormen,
zoals schriftelijke toetsen, digitale toetsen, individuele en groepsopdrachten, verslagen
en presentaties. Toetsing van de inhoudelijke kennis vindt plaats door middel van
schriftelijke kennistoetsen. In het eerste jaar zijn deze vooral gericht op kennis en het
kunnen toepassen ervan. Vanaf het tweede jaar worden studenten ook getoetst op hun
oordeelsvorming. Een voorbeeld hiervan is een onderzoek(je) in het derde jaar, waarbij
de oordeelsvorming door de student een belangrijk toetscriterium is. Toetsing van de
vakdidactiek gebeurt door middel van vakdidactische opdrachten en toetsvormen, zoals
het houden van een presentatie en/of het maken van eigen materiaal. De
beoordelingscriteria voor de verschillende toetsen zijn opgenomen in de
studiehandleiding of in de cursusbeschrijving in de studiegids.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 40/164
• In de SLB-lijn wordt de student beoordeeld op basis van zijn persoonlijk
ontwikkelingsplan (POP), zijn portfolio, zijn inbreng op bijeenkomsten, individuele en
groepsopdrachten en het geven, ontvangen en verwerken van peerfeedback. Het panel
heeft na de bestudering van portfolio’s van alle opleidingen vastgesteld dat de
beoordelingscriteria eenduidiger gehanteerd moeten worden. Ook plaatst het panel een
kanttekening bij het feit dat de begeleiding bij het portfolio alleen in handen is van de
SLB’er en dat hierbij geen vakdocent betrokken is.
• Naast de hiervoor genoemde toetsvormen, wordt de student beoordeeld door middel
van de volgende assessments: het assessment hoofdfasebekwaam (aan het einde van
het eerste jaar), het assessment afstudeerbekwaam (aan het einde van het derde jaar)
en het assessment startbekwaam (aan het eind van het vierde jaar). Studenten dienen
op deze drie niveaus te laten zien, dat zij in staat zijn om hun vakinhoudelijke en
vakdidactische kennis en vaardigheden op een adequate wijze toe te passen in de
beroepspraktijk. Bij elk assessment is in principe een veldassessor en een vakassessor
aanwezig. Archimedes werkt met ruim 120 gecertificeerde veldassessoren en 75
opleidingsassessoren.
• Het assessment startbekwaam is gebaseerd op het portfolio en tijdens het assessment
houdt de student een presentatie en wordt bij hem een criteriumgericht interview
afgenomen (op basis van de presentatie en een portfolio). De beoordelingscriteria voor
dit assessment zijn opgenomen in de studiehandleidingen voor het assessment en
uitgewerkt in de beoordelingsformulieren, die de assessoren hanteren. Ten behoeve van
de ontwikkelingsgerichtheid van de beoordeling zijn bij het assessment
hoofdfasebekwaam en afstudeerbekwaam peerassesoren betrokken. Ook het werkveld
is betrokken bij de assessments als beoordelaar in de vorm van een veldassessor bij het
assessment afstudeerbekwaam en startbekwaam. Uit het gesprek met de
veldassessoren bleek dat er niet in alle gevallen een vakassessor betrokken is bij het
assessment. Het panel is van mening dat dit wel het geval zou moeten zijn. Het panel
heeft vastgesteld dat dit inmiddels de aandacht van het management heeft en dat het
management erop zal toezien dat dit vanaf heden wel gebeurt.
• In de opleidingsvorm SoS maakt de collega in opleiding (cio) een persoonlijk
opleidingsplan (Vooruitblik), met daarin opgenomen zijn leerdoelen. Dit document is het
studieprogramma van de student. Na een half jaar wordt de “Vooruitblik” in een
voortgangsgesprek geëvalueerd en beoordeeld in de zogenoemde “Terugblik”. Hiervoor
zijn beoordelingscriteria geformuleerd. De instituutscoach beoordeelt samen met de
examinatoren, de leergebiedopleider en de schoolopleider de student en kent de EC
toe. Beoordeeld worden: het leren van ervaringen, beroepsproducten en vakinhouden.
• De Faculteit Educatie heeft een examencommissie, die is verdeeld in meerdere “
kamers”. Kamer Archimedes heeft tot taak om het examenbeleid, zoals dat is
geformuleerd in de wettelijke kaders, de OER en het toetsbeleid van het instituut uit te
voeren. De kamer is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de examinering en de
toetsen. Regelingen omtrent de toetsing zijn vastgelegd in de OER van de HU, de OER
van de Faculteit Educatie en de uitwerking van de bepalingen in de OER-HU-FE in de
studiegidsen.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 41/164
• Het panel concludeert op basis van de bestudeerde kennistoetsen van alle veertien
opleidingen dat deze van een voldoende tot goede kwaliteit zijn. De vragen zijn van een
goed niveau en de feedback op de toetsen is in orde. Echter, de beoordelingscriteria bij
de toetsen zouden in het algemeen transparanter geformuleerd kunnen worden, zo
heeft het panel vastgesteld. Het panel heeft van alle opleidingen ook portfolio’s
bestudeerd en van dertien van de veertien opleidingen schoolprojecten (voor
Aardrijkskunde niet). Het panel heeft voor deze producten verschillende
beoordelingsformulieren aangetroffen. Een verklaring hiervoor is dat in het studiejaar
2008-2009 een aantal opleidingen heeft meegedaan aan een pilot toetsing en
beoordeling van deze producten. Vanaf 2009-2010 worden door alle opleidingen van
Archimedes dezelfde beoordelingsformulieren gebruikt. Ten aanzien van de portfolio’s,
die een belangrijke basis vormen voor het assessment startbekwaam, concludeert het
panel dat de beoordelingscriteria verder geoperationaliseerd zouden moeten worden,
zodat de gegeven oordelen Archimedesbreed beter gestandaardiseerd kunnen worden.
• Het panel heeft ten aanzien van de bestudeerde portfolio’s van Spaans en Engels
geconstateerd dat de SLB’ers, die studenten het groene sein geven om deel te kunnen
nemen aan het assessment startbekwaam niet in alle gevallen strikt genoeg toezien op
de kwaliteit van de portfolio’s. Archimedes heeft er in een reactie op gewezen dat een
portfolio van een mindere kwaliteit altijd kan worden gecompenseerd door een goede
presentatie en/of criteriumgerichte interview tijdens het assessment startbekwaam.
• Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de wijze van toetsing
en beoordeling. De scores zijn 3,2 (2008) en 3,3 (2009). “Vooraf wordt duidelijk
aangegeven waarop ik word beoordeeld” scoort 3,4 (2008) en 3,3 (2009). En “de
aansluiting van de toetsing op het onderwijs” scoort 3,5 (2008) en 3,3 (2009).
• Het panel oordeelt positief over de toetsing en beoordeling binnen Archimedes. Het
instituut en ook de afzonderlijke opleidingen werken voortdurend aan de verbetering van
de toetsing en beoordeling. Voorbeelden hiervan zijn de ontwikkeling van rubrics en de
verbetering van de beoordelingsformulieren voor portfolio’s en schoolprojecten.
Desondanks plaatst het panel enkele kanttekeningen bij de toetsing en beoordeling.
Deze hebben betrekking op de duidelijkheid en uniformiteit van (het gebruik van) de
beoordelingscriteria voor de toetsen en de beoordeling van de schoolprojecten. Het
panel heeft vastgesteld dat Archimedes werkt aan meer eenduidige beoordelingscriteria
voor de toetsen en rubrics ontwikkelt. Ten aanzien van de beoordeling van de
schoolprojecten zijn met ingang van het huidige schooljaar Archimedesbreed nieuwe
procedures in werking getreden, waarbij er meer controle wordt uitgeoefend ten aanzien
van de borging van de kwaliteit van deze projecten.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 42/164
Onderwerp 3 Inzet van personeel
Facet 3.1 Eisen HBO
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed G en W Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Omgangskunde Goed Biologie Goed
Spaans Goed Techniek Goed
Criterium:
- Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding
legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Het beleid van Archimedes is erop gericht docenten aan te nemen die afkomstig zijn uit
de beroepspraktijk van het VO en VMBO.
• Sinds 2006 hanteert het Instituut een aannamebeleid waarbij tien procent van de
formatie flexibel moet zijn. De aanname en inzet van personeel gebeurt op cluster- en
teamniveau. Dit maakt het mogelijk om mensen aan te nemen met specifieke expertise
met betrekking tot de generieke Kennisbasis en praktijkgericht onderzoek. De afgelopen
jaren heeft het accent gelegen op de aanname van mensen met expertise in het VMBO
of het MBO-3.
• Archimedes heeft een analyse gemaakt van de cv’s van de in totaal 173 docenten, die
verbonden zijn aan zowel de bachelor- als de masteropleidingen van Archimedes.
Hiervan zijn 113 docenten - waarvan 93 een vast dienstverband hebben - verbonden
aan de bacheloropleidingen. Het panel heeft de cv’s van de docenten bestudeerd en
vastgesteld dat de docenten op grond van hun expertise over en hun ervaring in het
onderwijs in voldoende mate een relatie met de beroepspraktijk leggen. Zij onderhouden
ook een relatie met de beroepspraktijk door het opleidingsmodel, waarin intensief wordt
samengewerkt met de opleidingsscholen. De instituutsbegeleider vormt samen met de
schoolopleider een koppel en is een vaste dag op de (opleidings)school aanwezig.
Daarnaast voeren docenten ook regelmatig contractactiviteiten uit op de scholen.
Tenslotte worden docenten uit de opleidingsscholen regelmatig gedetacheerd naar
Archimedes. Zij maken deel uit van de flexibele schil van tien procent.
• In de dieptepilot “Academische (opleidings)school” werkt een aantal docenten van
Archimedes samen met docenten uit de opleidingsscholen in onderzoeksteams. In het
cursusjaar 2009-2010 is een eerste ronde onderzoek gedaan, die inmiddels is afgerond.
Op drie scholen voor het VMBO zijn onderzoeksteams in het kader van het project PiB
(Professional in Beeld) actief. Op die scholen en binnen Archimedes zijn
leerwerkgemeenschappen gevormd en wordt doorlopend onderzoek gedaan naar de
resultaten van ingezette ontwikkelingen in de eigen onderwijspraktijk. Dit jaar is een
nieuwe ronde onderzoek op de opleidingsscholen gestart. Daarnaast is Archimedes dit
cursusjaar zelf met een aantal onderzoeksteams gestart, zoals ‘Vaktaalontwikkeling in
biologie’, ‘Master leren Innoveren’, ‘Taal in alle vakken’, ‘Multiculturele school’, ‘Critical
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 43/164
Discourse Analysis’ en ‘Geschiedenis’. In voorbereiding is ‘Serious gaming’. Gesprekken
worden gevoerd rondom ‘Didactiek moderne vreemde talen’, ‘Zorgverbreding’ en
‘Rendement’.
• Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de kennis van de
docenten over de beroepspraktijk. De scores zijn 3,7 (2008) en 3,7 (2009). Ook uit het
gesprek van het panel met de studenten is gebleken dat de studenten tevreden zijn over
de docenten.
• Het panel is van mening dat de docenten van Archimedes op basis van hun expertise en
ervaring goed in staat zijn om in hun onderwijs voortdurend een relatie te leggen met de
beroepspraktijk. Het gehanteerde opleidingsmodel biedt hiervoor goede mogelijkheden,
zo oordeelt het panel. Het panel heeft ook geconstateerd dat de studenten tevreden zijn
over de mate waarin en de wijze waarop de docenten voortdurend een relatie met de
beroepspraktijk leggen. Het panel geeft op basis van deze argumenten op dit facet het
oordeel goed op de beide varianten van alle veertien opleidingen.
Facet 3.2 Kwantiteit personeel
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed G en W Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Omgangskunde Goed Biologie Goed
Spaans Goed Techniek Goed
Criterium
- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te
verzorgen.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De bacheloropleidingen van Archimedes beschikken in totaal over 93 docenten in vaste
dienst. De docent student ratio is in 2008-2009 1:30. De opleiding met de meeste
docenten is Engels (24 docenten) en de opleiding met de minste docenten is
Scheikunde (5 docenten).
• De omvang van het personeel en het aantal docenten wordt vastgesteld op basis van
het aantal studenten en het begrote contractwerk. Zeventig procent van de
onderwijsformatie van het team is bestemd voor het geven van onderwijs, de
begeleiding van studenten, de voorbereiding en correctie. Van de overige dertig procent
is tien procent bestemd voor beheerstaken, tien procent voor innovatie en tien procent
voor professionalisering.
• In de afgelopen jaren is de omvang van het OBP verminderd ten gunste van het OP,
waardoor de omvang van het onderwijzend personeel met vijftien procent is toegenomen.
Hierdoor was het mogelijk om de contacttijd voor de voltijdopleidingen uit te breiden.
Tegelijkertijd heeft de Faculteit Educatie de docent-student ratio verhoogd van 1:29 naar
1:30. Een overzicht van de inzet van personeel (in de categorie Projecten en overig) per
cluster is beschreven in het document Rapportage personeelsbezetting Instituut
Archimedes, maart 2009. Hieruit blijkt dat het cluster Exact beschikt over 37,9 fte.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 44/164
Voor het cluster Welzijn, zorg en maatschappij is dit 18,45 fte en voor het cluster Talen
50,70 fte.
• Eind 2008 was de inzet van personeel geheel overeenkomstig de begroting en de
hoeveelheid formatie, waar het instituut op basis van de studentaantallen recht op had.
• Het ziekteverzuim was in 2007 4,5% en in 2008 3,4%.
• Archimedes heeft het voornemen om samen te gaan werken met het Instituut Theo
Thijssen. Ook worden mogelijkheden onderzocht om studenten individueel in groepen te
beoordelen en studenten een actievere rol te laten spelen bij het geven van intervisie.
En bij het assessesment hoofdfasebekwaam onderzoeken verschillende vakgroepen
mogelijkheden om ouderejaars studenten in te schakelen, bijvoorbeeld als begeleider bij
de voorbereidingen op dit assessment.
• De studenten met wie het panel heeft gesproken, vertelden dat docenten voldoende
bereikbaar zijn. Hun e-mail vragen worden in het algemeen vlot beantwoord.
• Het panel concludeert dat Archimedes over voldoende personele capaciteit beschikt om
kwalitatief goed onderwijs te bieden. De studenten blijken tevreden over de
beschikbaarheid en de bereikbaarheid van de docenten. Het panel komt op basis
hiervan voor de beide varianten van alle veertien opleidingen tot het oordeel goed op dit
facet.
Facet 3.3 Kwaliteit personeel
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed G en W Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Omgangskunde Goed Biologie Goed
Spaans Goed Techniek Goed
Criterium
- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en
organisatorische realisatie van het programma.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Archimedes hanteert het uitgangspunt dat docenten ten minste zijn opgeleid op
masterniveau. Indien dit niet het geval is, worden zij gestimuleerd om alsnog een
mastertitel te halen. De masteropleiding “Leren en Innoveren”, die samen met de Fontys
Hogescholen en de Hogeschool Rotterdam is opgezet en onlangs door de NVAO is
geaccrediteerd, start in september 2010 en biedt docenten een goede mogelijkheid om
hen de mastertitel te laten halen. Docenten worden ook gestimuleerd om te promoveren.
Hiervoor kunnen zij gebruikmaken van promotievouchers. Binnen Archimedes zijn 12
van de 173 docenten gepromoveerd. 137 docenten hebben een universitaire opleiding
afgerond, 7 docenten hebben een hbo-master of een mo-opleiding en 31 docenten
hebben een hbo-lerarenopleiding. In het kader van de doorlopende leerlijnen streeft
Archimedes ernaar om de docenten die lesgeven in een master tenminste voor een
beperkt deel van hun werkzaamheden in te zetten in de bacheloropleidingen. Dit geldt
niet voor de gastdocenten.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 45/164
• Er is een professionaliseringsaanbod voor alle medewerkers van het instituut. Voor het
OBP en voor de teamleiders zijn er ook professionaliseringsbijeenkomsten op
instituutsniveau.
Scholing en professionalisering vindt plaats op het niveau van het instituut en de
clusterteams. Het instituut heeft een uitgebreid professionaliseringsaanbod voor alle
doelgroepen (Beleid Professionalisering, Instituut Archimedes 2006-2008). Op het
niveau van het instituut zijn ICT trainingen (bijvoorbeeld smartboard), workshops en is er
ondersteuning op het gebied van diversiteit. Ook zijn er trainingen en workshops voor
(school)IB’ers, logopedie-workshops, een certificeringstraject voor
studieloopbaanbegeleiders, een assessorentraining, een inwerktraject voor nieuwe
medewerkers, een traject “new potentials” en een traject voor contractmedewerkers
(bijv. Train de trainer, netwerkbijeenkomsten).
• Verder zijn er trajecten voor masterdocenten (actie-onderzoek), voor teamleiders
(teamontwikkeling en managementvaardigheden). Er is SKM-professionalisering2 voor
teams, teamleiders en managers en trajecten specifiek voor vakgroepen.
• Docenten werken ook aan de ontwikkeling van hun deskundigheid door samen te
werken met externe partijen, zoals scholen, universiteiten en vakverenigingen. In de
nieuw opgezette academieteams werken docenten altijd samen met vier andere partijen:
studenten, docenten vanuit het werkveld, leden van kenniskringen van lectoraten en
wetenschappelijke (internationale) sparringpartners van buiten de hogeschool.
• Docenten vervullen naast hun rol als vakdocent tal van andere rollen binnen
Archimedes, zoals die van SLB-coach en assessor. Het panel heeft waardering voor de
wijze waarop docenten al deze rollen vervullen, maar vraagt zich af of zij hiervoor
voldoende tijd hebben en of het management van het instituut de docenten hierbij in
voldoende mate kan aansturen. De docenten met wie het panel heeft gesproken,
vertelden dat het hen lukt om al deze rollen naast elkaar te vervullen.
• Wat betreft de kwaliteit van de docenten op onderzoeksgebied heeft het panel, onder
andere op basis van gesprekken met de lectoren en de docenten zelf geconstateerd dat
de rol van de docent als onderzoeker nog verder moet worden ontwikkeld. De
kenniskringen en lectoraten bieden hiervoor volgens het panel goede mogelijkheden.
• Binnen de RGW-cyclus voeren leidinggevenden twee à driemaal per jaar gesprekken
met de medewerkers. In de periode juni tot september wordt een contractgesprek
gevoerd, waarin het activiteitenplan wordt besproken. In dit gesprek komen innovatie en
professionalisering aan de orde. In januari en februari worden voortgangsgesprekken
gevoerd en in juni het eindgesprek. In dit gesprek wordt aandacht besteed aan de grote
hoeveelheid rollen die de docenten bekleden.
• Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de kwaliteit van de
docenten. Zij beoordelen de inhoudelijke kennis van de docenten met een 4,0 (2008) en
3,9 (2009) en de didactische kwaliteiten van de docenten met een 3,7 (2008) en 3,6
(2009). Ook in het gesprek van het panel toonden studenten zich tevreden over de
kwaliteit van de docenten.
2 SKM staat voor de Sociocratische kring(-organisatie). Binnen SKM wordt gewerkt met een dubbele koppeling en het
consentbeginsel. Het geeft docenten de mogelijkheid om mee te beslissen. Tegelijkertijd worden zij genoodzaakt tot het nemen van verantwoordelijkheid. Binnen SKM worden alleen besluiten genomen wanneer geen van de aanwezigen beargumenteerd
en overwegend bezwaar heeft tegen het nemen van het besluit.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 46/164
• Het panel is te spreken over het personeelsbeleid van Archimedes. Docenten hebben
ruime mogelijkheden om zich om- of bij te scholen. In de RGW-gesprekken is de
professionalisering een vast gespreksonderwerp. Nagegaan wordt of docenten hun
afspraken hieromtrent zijn nagekomen.
• Het panel is van oordeel dat de docenten goed in staat zijn om organisatorisch en
inhoudelijk goed onderwijs te geven. Indien docenten daar behoefte aan hebben, zijn er
ruim voldoende mogelijkheden om zich om en bij de scholen. Docenten blijken in staat
om verschillende rollen te vervullen, zoals die van docent, assessor of SLB’er. Het panel
komt op basis van deze argumenten voor de beide varianten van alle veertien
opleidingen tot het oordeel goed op dit facet.
Onderwerp 4 Voorzieningen
Facet 4.1 Materiële voorzieningen
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed G en W Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Omgangskunde Goed Biologie Goed
Spaans Goed Techniek Goed
Criterium
- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te
realiseren.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Sinds maart 2008 is Instituut Archimedes gehuisvest in een nieuw gebouw aan de Uithof
in Utrecht.
• Het gebouw is zodanig ontworpen, dat zoveel mogelijk tegemoet kan worden gekomen
aan de realisatie van het didactische concept. In het hele gebouw zijn zowel afgesloten
als open flexibele studie- en werkplekken voor studenten en docenten. Medewerkers
hebben flexibele werkplekken en beschikken daarom over een laptop en een
smartphone. Ook zijn er in het gebouw aparte stilteplekken, overlegruimtes en een goed
geoutilleerde kantine.
• In het hele gebouw kan gebruik worden gemaakt van een draadloos internet. Tevens
zijn er overal vaste computers en printers. Elk lokaal heeft een smartboard.
• Voor een aantal opleidingen zijn speciale praktijklokalen beschikbaar, bijvoorbeeld voor
de opleidingen Natuurkunde, Scheikunde, Techniek en Biologie.
• Deze opleidingen beschikken over een goed instrumentarium, er is voldoende aandacht
en een goede uitrusting voor veiligheid en er is technische ondersteuning. Ook zijn er
aparte werkruimtes voor de technici. En ook voor de opleiding Gezondheidszorg &
welzijn zijn goede specifieke voorzieningen aanwezig.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 47/164
• Sinds de verhuizing naar het nieuwe gebouw zijn de drie voormalige mediatheken van
de Faculteit Educatie geïntegreerd in één mediatheek. Deze bevat zowel een fysieke
collectie, alsook digitale databanken. Door de samenwerking met de Universiteit Utrecht
hebben studenten en docenten eveneens toegang tot de collectie van deze universiteit.
De bibliotheek van de Universiteit Utrecht kan via de virtuele mediatheek geraadpleegd
worden. In de mediatheek zijn 82 werkplekken met een vaste computer beschikbaar.
Ook kan gebruik worden gemaakt van de draadloze internetverbindingen.
• Tijdens het visitatiebezoek heeft het panel een rondleiding door het gebouw gekregen
en gezien dat het gebouw goede mogelijkheden biedt om de binnen Archimedes
gehanteerde didactische uitgangspunten en de daarbij behorende werkvormen te
realiseren. De mediatheek is van een goede kwaliteit, maar bevat weinig boeken. Deze
zijn wel digitaal beschikbaar, wat overigens voortkomt uit de beleidslijn van Archimedes
om de bibliotheek zoveel mogelijk te digitaliseren. De studenten met wie het panel heeft
gesproken, waren enthousiast over het nieuwe gebouw. Het biedt hen een leeromgeving
die uitstekend past bij “het nieuwe leren”. Het voldoet in hoge mate aan hun behoeftes.
Van de docenten met wie het panel heeft gesproken, moet een aantal nog wennen aan
bijvoorbeeld het open karaker van het gebouw en de hierdoor af en toe in hun ogen wat
onrustige sfeer.
• Uit het STO 2008 en 2009 blijkt de gemiddelde scores over de tevredenheid van de
studenten over de materiële voorzieningen rond de 3,5 te liggen. De scores zijn in 2009
een fractie hoger dan in 2008. Het meest tevreden zijn de studenten over de mediatheek
(2008: 3,6 en 2009: 3,9).
• Het panel is zeer positief over de materiële voorzieningen die Archimedes de studenten
en docenten biedt. Het nieuwe gebouw beantwoordt aan alle moderne eisen en biedt
uitstekende mogelijkheden om competentiegericht onderwijs te realiseren. Docenten
bleken op het moment van het visitatiebezoek nog niet volledig gewend aan de nieuwe
functionaliteiten, maar het panel is ervan overtuigd dat deze heel snel zullen wennen.
Het panel komt op basis van de genoemde argumenten voor de beide varianten van alle
veertien opleidingen tot het oordeel goed op dit facet.
Facet 4.2 Studiebegeleiding
Nederlands Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende
Frans Voldoende Geschiedenis Voldoende Natuurkunde Voldoende
Duits Voldoende G en W Voldoende Scheikunde Voldoende
Engels Voldoende Omgangskunde Voldoende Biologie Voldoende
Spaans Voldoende Techniek Voldoende
Criteria:
- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog
op de studievoortgang.
- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte
van studenten.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 48/164
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De studiebegeleiding van Archimedes is vorm gegeven als studieloopbaanbegeleiding
en is gepositioneerd in een eigen leerlijn, die van de SLB. Deze heeft een omvang van
16 EC, elk jaar 4 EC. Gedurende de hele opleiding worden studenten zoveel mogelijk
begeleid door een vaste SLB'er (Studieloopbaanbegeleiding Instituut Archimedes, mei
2006).
• Uitgangspunt van de SLB is dat de studenten eigenaar zijn van hun eigen professionele
en algemene ontwikkeling, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de
achtergronden en de omstandigheden van de student. Alle activiteiten die de student in
het kader van de SLB tijdens de hele opleiding moet uitvoeren staan beschreven in de
Handleiding Studieloopbaanbegeleiding, 2008.
• In het eerste jaar staat het werken aan het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) centraal.
In de eerste periode van dit jaar dient de student zijn EVC in kaart te brengen. Ook zijn
er groepsbijeenkomsten. In de tweede periode van het eerste jaar werkt de student
verder aan zijn POP en stelt een studieplan op. In de derde periode werkt hij aan zijn
portfolio. Dit gebeurt zowel individueel als groepsgewijs. In de vierde, laatste periode
van het eerste jaar levert de student als product zijn ontwikkelingsportfolio, inclusief zijn
POP. Aan het einde van het eerste jaar wordt het assessment hoofdfasebekwaam
afgenomen. Voor de voltijdstudenten is dit verplicht. In de eerste periode van het tweede
jaar voert de student individueel of groepsgewijs gesprekken over zijn portfolio. In de
tweede periode staat het onderzoek naar mogelijkheden om een minor te gaan volgen
centraal. Het product dat de student oplevert is het POP. In de derde periode voert de
student gesprekken met zijn SLB’er over de keuze van onder andere de minor. En in de
vierde periode van het tweede jaar moet de student zijn Ontwikkelingsportfolio
opleveren (inclusief het POP Peer Assessment). In het derde jaar moet de student zich
voorbereiden op het assesment afstudeerbekwaam. Producten die hierbij worden
gebruikt zijn het POP en het Portfolio. Aan het einde van het derde jaar legt de student
het assessment afstudeerbekwaam af, dat verplicht is voor de voltijdstudenten. Tot slot
het vierde jaar. In dit jaar bereidt de student zich voor op het eindassessment: het
assessment startbekwaam. Dit assessment is verplicht voor zowel de voltijd- als de
deeltijdstudenten.
• Archimedes streeft ernaar om alle SLB’ers te certificeren. Ten tijde van de visitatie
vervulde de helft van alle docenten ook de rol van SLB’er, waarvan er 34 gecertificeerd
waren.
• In het geval een student door persoonlijke problemen studievertraging oploopt, kan hij
contact opnemen met een studentendecaan, een vertrouwenspersoon of een
studentenpsycholoog.
• Om studenten te informeren over de studievoortgang wordt gebruik gemaakt van het
onderwijsinformatiesysteem OSIRIS. Hierin kunnen zij hun studievoortgang in de gaten
houden en informatie vinden over (keuze)cursussen, toetsen en minoren. Docenten
kunnen indien studenten geslaagd zijn voor een toets of een assessment met goed
gevolg hebben afgelegd de resultaten invoeren in OSIRIS. De output van OSIRIS (de
studievoortgang) wordt mimimaal tweemaal per jaar door de SLB'er met de student in
een individueel gesprek besproken. Studenten dienen zich indien zij een cursus willen
volgen of een toets of assessment willen afleggen, in te schrijven in OSIRIS.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 49/164
• Een week voordat een onderwijsperiode begint, wordt het onderwijsrooster aan de
voltijdstudenten bekend gemaakt. Het toetsrooster wordt uiterlijk in de derde week van
de cursus bekendgemaakt op Sharepoint. Deeltijdstudenten kunnen informatie vinden
over de onderwijsroosters in de studiegidsen.
• Met vragen over de inschrijving, de studievoortgang, studiefinanciering of het aanvragen
van het propedeusediploma kunnen studenten terecht op Sharepoint en/of het STIP
(Student Informatie Punt).
• Uit de cursusevaluaties blijkt dat de tevredenheid over de SLB sterk per groep en per
student verschilt. In het algemeen zijn studenten tevreden over de individuele
gesprekken met de SLB'er. Zij ervaren de gesprekken als verhelderend en vinden de
feedback en de inhoudelijke begeleiding goed. Echter, niet alle SLB-opdrachten zijn
duidelijk voor de studenten. Opdrachten hebben regelmatig overlap met opdrachten in
de WER-lijn en zijn vaak onvoldoende afgestemd op de vragen van deeltijdstudenten.
Ook de introductiecursus ICT kan beter, evenals de inbedding van het assessment
startbekwaam in de SLB-lijn. De scores die studenten volgens de STO 2008 en 2009
toekennen aan de SLB was in 2008 3,1 en in 2009 3,0. De studenten met wie het panel
heeft gesproken, waren wisselend te spreken over de SLB en de informatievoorziening.
Niet alle studenten waren tevreden over het functioneren van de digitale
informatievoorziening. Ook werd in de gesprekken met de studenten de overlap tussen
de SLB- en de WER-lijn genoemd en de regelmatige wisselingen van SLB-begeleider.
• Het panel stelt vast dat het SLB-beleid van Archimedes er op papier goed uitziet. Het
panel heeft waardering voor de manier waarop Archimedes probeert om de
studiebegeleiding zoveel mogelijk af te stemmen op haar didactische uitgangspunten en
de maatwerktrajecten, die zij studenten biedt. Het panel realiseert zich dat een goede
uitvoering van het SLB- beleid hierdoor geen eenvoudige opgave is. De voor het panel
meest in het oog springende elementen in de uitvoering van het SLB-beleid, die nog
verder verbeterd zouden kunnen worden zijn de afstemming tussen de SLB-lijn en de
WER-lijn en de digitale informatievoorziening naar studenten toe. Op basis van een
weging van de hierboven genoemde constateringen komt het panel voor de beide
varianten van alle opleidingen tot het oordeel voldoende op dit facet.
Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg
Facet 5.1 Evaluatie resultaten
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed G en W Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Omgangskunde Goed Biologie Goed
Spaans Goed Techniek Goed
Criterium:
De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 50/164
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Het kwaliteitszorgsysteem van Archimedes is gebaseerd op het kwaliteitsbeleid van de
HU, de EPS-kwaliteitsstandaarden die in het kader van Educatief Partnerschap zijn
geformuleerd en het Facultair Jaarplan Kwaliteitszorg. Gewerkt wordt volgens de PDCA-
cyclus. Archimedes heeft haar kwaliteitsbeleid beschreven in de nota Kwaliteitsplan
Archimedes. Zorg voor kwaliteit. Op weg naar een accredatiewaardige opleiding, 2003-
2005.
• Het team Beleid en Kwaliteit houdt zich binnen Archimedes bezig met het beleid rond
kwaliteitszorg. In de nota Evaluatieprocedure Instituut Archimedes staan de afspraken
over de frequentie van en de criteria voor het uitvoeren van evaluaties, over de te
gebruiken evaluatie-instrumenten (HU- en zelf ontwikkelde instrumenten) en de
procedures rond het uitzetten, de verwerking, analyse en rapportage van de
verschillende evaluaties.
• Als streefnorm voor enquêtes gebruikt Archimedes 3,5 op een vijfpuntsschaal. Zij sluit
hiermee aan bij de streefnorm van de hogeschool en de Faculteit Educatie
(Managementcontract 2009). Een gemiddelde score onder de 3,0 is aanleiding om
verbeterbeleid te formuleren. Een score boven de 3,9 wordt als “goed” geïnterpreteerd
en vereist geen specifieke aandacht. Voor de tevredenheid van studenten over de mate
waarin zij betrokken worden bij de kwaliteitszorg geldt vanaf 2009-2010 het streefdoel
van 2,9.
• De kwaliteit van de opleidingen wordt op verschillende manieren en niveaus gemeten:
- in 2007 zijn de bacheloropleidingen geëvalueerd door een interne auditcommissie
van de HU;
- cursussen worden elke periode geëvalueerd door middel van cursusevaluaties;
- docenten worden beoordeeld door studenten door middel van docentevaluaties. De
leidinggevende bespreekt de resultaten hiervan met de docenten tijdens de
gesprekken, die in het kader van de RGW-cyclus worden gehouden;
- jaarlijks wordt het hogeschoolbrede Studenttevredenheidsonderzoek afgenomen
onder alle studenten. De resultaten hiervan en de verbeteracties, die naar aanleiding
van de resultaten worden genomen, worden op instituutsniveau en op
opleidingsniveau uitgewerkt en gecommuniceerd naar medewerkers en studenten.
Dit gebeurt onder andere via de kwaliteitszorgpagina op SharePoint;
- bij SoS wordt één keer per twee jaar een uitgebreide enquête gehouden. De
uitkomsten worden vertaald naar concrete verbetervoorstellen, die worden
besproken met de directeuren van de deelnemende scholen. Op grond hiervan
worden er concrete acties ondernomen. Deze acties worden één keer per jaar
geëvalueerd.
- bij IDEE nemen scholen die IDEE-school willen worden deel aan het “Zelfonderzoek
opleidingsschool IDEE”. Daarna wordt de procedure “Keurmerk Opleidingsschool”
gevolgd zoals deze ook voor de andere opleidingsvormen geldt. Verder vinden er
evaluaties plaats van het opleidingsprogramma, waarbij ook de uitvoering en de
begeleiding (op het instituut en de werkplek) aan de orde is. Deze evaluaties worden
jaarlijks besproken met Schoolopleiders en IDEE-coaches. Op grond hiervan worden
aandachtspunten vastgesteld en vinden bijstellingen plaats.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 51/164
- In de Jaarkalender onderwijsevaluaties is per studiejaar beschreven op welk moment
welke leerlijn moet worden geëvalueerd, met welk instrument dit wordt gedaan en
onder welke doelgroepen de evaluaties worden afgenomen. De verantwoordelijke
coördinatoren van de leerlijnen kunnen in overleg met het team Beleid en Kwaliteit
de evaluaties per leerlijn bijstellen
- Het onderwijs in de WER-lijn wordt (al gedurende negen jaar) geëvalueerd onder
studenten, instituutsbegeleiders, werkplekbegeleiders en schoolopleiders van de
opleidingsscholen. De respons ligt tussen de 25 en 60%. Jaarlijks worden de
vragenlijsten bijgesteld om de verbeteracties van het vorige jaar te kunnen
evalueren. Het Bureau Werkplekleren neemt verbeteracties naar aanleiding van de
WER-evaluaties op in het werkplan voor het volgende jaar.
- Voor de cursusevaluaties binnen de conceptuele en de integrale leerlijn is een
digitaal instrument ontwikkeld, dat door de clustersecretariaten wordt verwerkt. De
resultaten worden besproken met de VakgroepAdviesCommissie (de VAC).
• Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten vinden dat er voldoende evaluaties
worden afgenomen. De scores zijn respectievelijk 3,0 (2008) en 3,1 (2009).
• Het panel is van mening dat het systeem van kwaliteitszorg goed functioneert binnen
Archimedes. Er worden op verschillende niveaus evaluaties afgenomen en er zijn
heldere streefnormen geformuleerd. Het panel komt op basis van deze argumenten op
dit facet tot het oordeel goed op de beide varianten van alle veertien opleidingen.
Facet 5.2 Maatregelen tot verbetering
Nederlands Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende
Frans Voldoende Geschiedenis Voldoende Natuurkunde Voldoende
Duits Voldoende G en W Voldoende Scheikunde Voldoende
Engels Voldoende Omgangskunde Voldoende Biologie Voldoende
Spaans Voldoende Techniek Voldoende
Criterium
- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare
verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Zoals al beschreven bij facet 5.1 werkt Archimedes met de PDCA-cyclus. Als input wordt
gebruik gemaakt van de resultaten van evaluaties (zie facet 5.1). Ook wordt gebruik
gemaakt van de uitkomsten van de audits.
• Naar aanleiding van de resultaten van de visitatie in 2004 heeft Archimedes een
verbeterplan opgesteld en de volgende verbeteringen doorgevoerd:
- de invoering van het competentiegericht leren en opleiden (CLO);
- meer invloed van de studenten op hun studielast, zodat zij meer mogelijkheden
hebben om zich te profileren. Door voor de deeltijdopleiding een vaste roostering te
hanteren, kunnen deeltijdstudenten flexibele keuzes maken. Zij kunnen in één
periode conceptuele cursussen volgen uit jaar 1 en jaar 2;
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 52/164
- ten aanzien van de kwaliteitsborging van de opleidingsscholen is een keurmerk
ingevoerd. Archimedes werkt thans samen met 147 (aspirant)-keurmerkscholen met
1400 leerwerkplekken;
- het toetsbeleid is aangepast aan het competentiegerichte curriculum;
- de organisatiestructuur is aangepast aan de nieuwe onderwijsvisie door de invoering
van beleidsteams en het bureau ondersteuning leerlijnen (BOL), clusters, en school-
ib’ers en
- de informatievoorziening aan studenten is verbeterd door middel van STIP
(Studenten Informatie Punt), BOL, Sharepoint met een roostersite en de OSIRIS-site.
• Voorbeelden van verbeteracties die zijn genomen naar aanleiding van de interne audit in
2007 zijn:
- een betere afstemming tussen de leerlijnen;
- meer aandacht in het programma voor onderzoek;
- het verder versterken van de begeleiding van studenten op het instituut en de
werkplek;
- een betere aansluiting voor mbo-studenten;
- een verbeterd toetsbeleid en
- een beter rendementsbeleid.
• In het zelfevaluatierapport wordt vermeld dat de PDCA-cyclus steeds beter gaat
functioneren. Bij het formuleren van verbeterplannen worden steeds vaker de resultaten
van evaluaties gebruikt.
• Een aandachtspunt binnen Archimedes is een betere terugkoppeling van de resultaten
van de evaluaties naar studenten en hen meer informatie geven over wat er met de
resultaten wordt gedaan. Hierover zal een structureel overleg met de
gemeenschappelijke opleidingscommissie (GOC) worden gevoerd. Ook gaat de directie
van Archimedes de afhandeling van klachten scherper monitoren, zo wordt in het
zelfevaluatierapport verwoord.
• Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten matig tevreden zijn over het doorvoeren
van verbeteringen naar aanleiding van evaluaties. De scores zijn in de beide jaren 2,7.
Deze liggen onder de binnen Archimedes geldende streefnorm van 3,0. Ook de
studenten met wie het panel heeft gesproken, vertelden dat niet altijd duidelijk is wat er
met de evaluatie-uitkomsten wordt gedaan.
• Ten aanzien van het systeem van kwaliteitszorg concludeert het panel dat dit in orde is.
Ook wordt het systeem steeds beter uitgevoerd, zo heeft het panel vastgesteld.
Resultaten van evaluaties worden steeds systematischer gebruikt om een verbeterplan
te formuleren en vervolgens verbeteringen door te voeren. Het panel geeft de beide
varianten van alle veertien opleidingen van Archimedes op basis van de huidige stand
van zaken met betrekking tot het functioneren van het systeem van kwaliteitszorg het
oordeel voldoende op dit facet.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 53/164
Facet 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Nederlands Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende
Frans Voldoende Geschiedenis Voldoende Natuurkunde Voldoende
Duits Voldoende G en W Voldoende Scheikunde Voldoende
Engels Voldoende Omgangskunde Voldoende Biologie Voldoende
Spaans Voldoende Techniek Voldoende
Criterium:
- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend
beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Op instituutsniveau wordt jaarlijks een dag georganiseerd voor studenten, medewerkers,
alumni en opleidingsscholen, met als centraal thema de kwaliteit van het instituut. In
2007 werden tijdens deze dag de resultaten van de interne audit besproken.
• Studenten en docenten zijn betrokken bij de kwaliteitszorg door deelname aan
verschillende enquêtes en hun lidmaatschap van de gemeenschappelijke
opleidingscommissie (GOC) en VakAdviesCommissies (VAC’s).
• Blijkens de resultaten van het STO 2008 en 2009 zijn de studenten matig tevreden over
hun betrokkenheid bij de kwaliteitszorg van het instituut. Informatie over de uitkomsten
van de onderwijsevaluaties scoorde in 2008 3,0 en in 2009 3,1. De vraag naar de
betrokkenheid bij de verbetering van de opleidingen scoorde in 2008 2,9 en in 2009 2,8.
Ook uit het gesprek met de studenten bleek dat zij (nog) niet voldoende worden
geïnformeerd over de resultaten van de evaluaties en over wat er met de uitkomsten
wordt gedaan (zie ook facet 5.2).
• De schoolopleiders en de werkplekbegeleiders van de opleidingsscholen zijn betrokken
bij de kwaliteitszorg doordat zij worden bevraagd over de WER-lijn, die studenten
doorlopen.
• Werkgevers en alumni worden betrokken bij de kwaliteitszorg door middel van
onderzoek, dat éénmaal in de vier à vijf jaar als vervolg op de HBO-Monitor wordt
afgenomen. Het panel heeft vastgesteld dat er op het niveau van de opleidingen geen
werkveldadviescommissies zijn, die ervoor kunnen zorgen dat het werkveld, naast de
deelname aan enquêtes, structureel betrokken is bij de kwaliteitszorg van Archimedes.
• Zoals al bij de facetten 5.1 en 5.2 wordt beschreven, heeft het panel geconstateerd dat
het systeem van kwaliteitszorg van Archimedes in orde is en dat Archimedes hard werkt
aan de implementatie van de uitvoering van de PDCA-cyclus. Dit geldt volgens het
panel evenzeer voor de wijze waarop en de mate waarin de verschillende stakeholders
betrokken zijn bij de uitvoering van de kwaliteitszorg. Het panel is zich ervan bewust dat
het hier om veertien opleidingen gaat en om een aanzienlijk aantal docenten, studenten
en extern betrokkenen. Echter, het panel is van mening dat het werkveld naast
deelname aan enquêtes ook structureel betrokken zou moeten worden bij de
kwaliteitszorg, door deelname aan werkveldadviescommissies. Het panel beoordeelt de
beide varianten van alle veertien opleidingen op basis van de weging van de
bovenstaande argumenten tot het oordeel voldoende op dit facet.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 54/164
Onderwerp 6 Resultaten
Facet 6.1 Gerealiseerd niveau
Nederlands Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende
Frans Voldoende Geschiedenis Voldoende Natuurkunde Voldoende
Duits Voldoende G en W Voldoende Scheikunde Voldoende
Engels Voldoende Omgangskunde Voldoende Biologie Voldoende
Spaans Voldoende Techniek Voldoende
Criterium
- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde
eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Afgestudeerden van de opleidingen van Archimedes dienen startbekwaam te zijn
overeenkomstig SBL-bekwaamheidseisen. Ten behoeve van het afstuderen zijn de
Handleidingen Assessments Afstudeerbekwaam, Startbekwaam, Voltijd-duaal 2008-
2009 (december 2008) en Assessments Startbekwaam, Voltijd-duaal en deeltijd 2009-
2010 (juli 2009) beschikbaar.
• Archimedes kent geen officieel afstudeerprogramma en -examen. De student moet 240
EC hebben behaald om zijn bachelorgetuigschrift te ontvangen. Dit wordt uitgereikt
indien de student alle absolverende tentamens van alle modulen (samen 240 EC) heeft
behaald. Het officieuze afstuderen bestaat uit de volgende onderdelen: 2 à 3
conceptuele cursussen in het derde jaar, het schoolproject in het vierde jaar, een lio-
stage en het assessment startbekwaam in het vierde jaar. In dit assessment moet
worden vastgesteld dat de student het eindniveau heeft gerealiseerd en dat hij
startbekwaam is. In het assessment wordt de student integraal beoordeeld. De
beoordeling is gebaseerd op drie onderdelen: het portfolio, een presentatie en een
criteriumgericht interview. Voor alle drie de onderdelen zijn beoordelingsformulieren
beschikbaar. Voor het schoolproject is zowel een formulier voor de procesbeoordeling
door de instituutsbegeleider als een formulier voor de inhoudelijke beoordeling van de
inhoud door de school beschikbaar. Met ingang van het huidige schooljaar zal naast de
begeleider in de school ook een vakdocent uit de opleiding het schoolproject
beoordelen, zo heeft Archimedes in een notitie vastgelegd. Dit gebeurt met name bij die
schoolprojecten, die een sterke inhoudelijke component bevatten. Het panel is hier een
voorstander van, omdat dit de inhoudelijke kwaliteit van het schoolproject ten goede zal
komen (zie ook facet 2.8).
• De student kan het assessment startbekwaam aanvragen bij zijn SLB’er, indien hij de
resultaten van alle onderwijseenheden met ten minste een voldoende heeft afgerond.
Voordat het assessment startbekwaam wordt afgenomen, toetst de SLB’er of het
portfolio compleet is en of de “ onderliggende” prestaties behaald zijn. Onderliggende
prestaties kunnen beroepsproducten, procesverslagen, feedback van
werkplekbegeleiders, video’s/filmopnamen en 360° feedback zijn.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 55/164
• Het assessment wordt afgenomen door een assessor uit het instituut en een assessor
uit het veld. Het instituut heeft de beschikking over 75 gecertificeerde
instituutsassessoren en 120 gecertificeerde veldassessoren. Momenteel worden 60
veldassessoren door Archimedes getraind. De criteria die de assessoren bij afname van
de assessments gebruiken, staan beschreven in de al genoemde notitie Handleiding
assessment Startbekwaam. Op de beoordelingsformulieren zijn de competenties
uitgewerkt naar indicatoren.
• In de presentatie van het assessment dient de student zijn bekwaamheden te
concretiseren. Dit gebeurt vaak aan de hand van een product, dat de student in
opdracht van de school heeft gemaakt. In het criteriumgerichte interview heeft de
student de mogelijkheid om op basis van de vragen van de assessoren zijn keuzes die
in het portfolio (theoretisch) zijn onderbouwd mondeling toe te lichten.
• Het panel heeft om zich een beeld te kunnen vormen van het gerealiseerde niveau van
de afgestudeerden van alle veertien opleidingen een aantal portfolio’s bestudeerd. Het
panel vindt het niveau ervan wisselend, maar vindt ze allemaal van een voldoende hbo-
niveau. Het niveau van reflectie is volgens het panel in een aantal portfolio’s (met name
van studenten uit de opleiding Spaans) wat mager, dat wil zeggen dat deze voornamelijk
beschrijvend en weinig analyserend is.
• De generieke kennis uit de Kennisbasis komt in het assessment aan bod als onderdeel
van de totale bekwaamheid van de student. De specifieke vakkennis uit de Kennisbasis
wordt getoetst bij de afsluiting van de conceptuele en integrale cursussen. Het panel is
hierover te spreken. In alle opleidingen zijn de kennistoetsen van een voldoende tot
goed niveau.
• Een derde onderdeel van het afstuderen is het schoolproject in het vierde jaar. Het
panel heeft van alle opleidingen, behalve Aardrijkskunde, enkele schoolprojecten
bestudeerd en heeft geconstateerd dat schoolprojecten vaak lessenseries zijn, waarin
het vak en de vakdidactiek geïntegreerd aan bod komen. Hierin vindt het panel de
schoolprojecten geslaagd. Het panel heeft slechts enkele schoolprojecten gezien,
waarin studenten een (actie)onderzoek uitwerken. Het schoolproject biedt hiervoor
volgens het panel goede mogelijkheden, temeer daar dit project een onderdeel uitmaakt
van het afstudeerproces. Indien Archimedes ervoor kiest om studenten geen toegepast
(actie)onderzoek in dit project te laten uitvoeren, raadt het panel aan om dit in een ander
programmaonderdeel op te nemen. Bij facet 2.1 werd al vermeld dat Archimedes thans
werkt aan de opzet van een onderzoekslijn.
• Het panel is te spreken over de borging van de beroepsvaardigheden, die met name in
de WER-lijn centraal staan.
• Al met al vindt het panel de borging van de kennis en beroepsvaardigheden in orde.
Echter, het panel is er een voorstander van om in de afstudeerfase een plaats in te
ruimen voor (actie)onderzoek.
• De assessments, waaronder ook het assessment startbekwaam worden regelmatig
geëvalueerd onder studenten en assessoren. Ook wordt periodiek een onderzoek onder
werkgevers en alumni gehouden over het gerealiseerde niveau (zie ook facet 5.3). Uit
een door Archimedes uitgevoerd onderzoek uit 2007 blijkt, dat alumni de competenties
als zeer relevant ervaren. De scores zijn 4,2 of hoger. De mate waarin de opleidingen
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 56/164
aandacht besteden aan de competenties scoort tussen de 2,6 en 3,6 (1=niet te weinig
en 5= niet te veel).
• Uit cijfers van de HBO-Monitor 2007 blijkt dat afgestudeerden, zowel voltijd als deeltijd,
tevreden zijn over de mate waarin de opleiding hen een basis heeft geboden om te
starten op de arbeidsmarkt. Dit geldt voor studenten van alle drie de clusters. De scores
liggen tussen de 3,6 (deeltijdstudenten, cluster Talen) en 4,0 (voltijdstudenten, cluster
Exact). Ook vinden zowel de voltijd- als de deeltijdstudenten uit alle drie de clusters dat
de opleiding hen een goede basis biedt en zijn zij tevreden over de voorbereiding op de
actuele beroepspraktijk. De scores liggen tussen de 6,3 voor de deeltijdstudenten uit het
cluster Exact en 7,2 (op een tienpuntsschaal) voor de voltijdstudenten, eveneens uit het
cluster Exact.
• Het panel is concluderend van oordeel dat er Archimedesbreed tot op heden in de
afstudeerfase nog te weinig aandacht wordt besteed aan toegepast onderzoek. Het
panel vindt dat afgestudeerde hbo-bachelors de grondbeginselen van toegepast
onderzoek moeten beheersen en zelf een onderzoek(je) moeten kunnen uitvoeren. Het
panel is tevens van oordeel dat er meer aandacht besteed moet worden aan het
analytisch leren reflecteren en het vanuit de theorie leren onderbouwen daarvan. Het
panel veronderstelt dat meer aandacht voor deze vaardigheden de kwaliteit van de
portfolio’s en het gerealiseerde eindniveau ten goede zal komen (n.b. voor een
beschrijving van de schoolprojecten en portfolio’s van de verschillende opleidingen zie
deel C).
• Het panel ziet zich voor de lastige opgave gesteld om op basis van producten die
studenten voorbereiden op het assessment startbekwaam een oordeel uit te spreken
over het gerealiseerde eindniveau. Het panel heeft geen assessments startbekwaam
bijgewoond. Het panel heeft met het oog hierop een nauwkeurige analyse gemaakt van
die producten, die voorbereiden op dit assessment. Het belangrijkste product is het
portfolio, dat de basis vormt voor het assessment startbekwaam. Daarnaast heeft het
panel toetsen uit alle vier de jaren en schoolprojecten uit het vierde jaar bestudeerd.
Zowel over de portfolio’s als over de schoolprojecten heeft het panel bij facet 2.8 al
enkele opmerkingen gemaakt. Het panel heeft op basis van de bestudering van al deze
producten kunnen vaststellen dat “de weg naar” het assessment startbekwaam van een
voldoende hbo-niveau is. Studenten van alle veertien opleidingen beschikken aan het
eind van hun opleiding en voordat zij het assessment afleggen over voldoende kennis
en vaardigheden om dit assessment met succes te kunnen afleggen en als een
startbekwame docent aan de slag te kunnen gaan. Het panel heeft vastgesteld, mede
op basis van de resultaten van de enquêtes onder werkgevers en alumni over de
gerealiseerde competenties en de gevoerde gesprekken, dat het hbo- niveau wordt
gerealiseerd. Rekening houdend met de opmerkingen over de portfolio’s en de
schoolprojecten komt het panel voor de beide varianten van alle veertien opleidingen tot
het oordeel voldoende op dit facet (zie voor een uitwerking per opleiding deel C).
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 57/164
Facet 6.2 Onderwijsrendement
vt dt vt dt vt dt
Nederlands O G Aardrijkskunde O O Wiskunde O O
Frans G G Geschiedenis O O Natuurkunde O G
Duits G G G en w O G Scheikunde O G
Engels O O Omgangskunde O G Biologie O G
Spaans O G Techniek O G
Criteria
- Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante
andere opleidingen.
- Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De HU en Archimedes hebben het voornemen om te investeren in het verhogen van het
rendement (Koers 2012: strategisch plan van Hogeschool Utrecht 2007-2012,
Hogeschool Utrecht, februari 2007). Op facultair niveau is in dit kader een werkgroep
“Rendement” in het leven geroepen.
• Tot op heden houdt Archimedes nog niet systematisch per opleiding cijfers bij over de
doorstroom en het rendement. Zij heeft ten behoeve van de visitatie een overzicht
gemaakt van het afstudeerrendement van alle Archimedes opleidingen tezamen na 5
jaar van de cohorten 2000/2001, 2001/2002 en 2002/2003. Een onderscheid wordt
gemaakt in voltijd, deeltijd en duaal (zie de onderstaande tabel). Terwijl de HU een
streefrendement van 66% hanteert, gebruikt Archimedes een streefrendement van 55%.
Afstudeerrendement Archimedes na 5 jaar
Cohort Afstudeerjaar totaal deeltijd voltijd duaal
2002/2003 2007 48,6% 61% 33,3% 25,7%
2001/2002 2006 54,6% 65,4% 43,8% 33,9%
2000/2001 2005 51,7% 59,3% 42,0% 85,7%
• Uit de tabel blijkt dat de deeltijdvarianten van alle drie de cohorten (tezamen) hogere
afstudeerrendementen hebben dan de voltijdvarianten van deze cohorten. Voor cohort
2001/2002 is het afstudeerrendement van de duale variant het hoogst. Formeel maakt
Archimedes alleen een onderscheid tussen de voltijd- en deeltijdvariant. Archimedes
biedt formeel geen duale variant aan, maar hanteert(de) dit label ten behoeve van het
concept van “opleiden in de school”. Voltijdstudenten konden zich in het verleden
inschrijven als duaal.
• Archimedes heeft geen afzonderlijke streefcijfers voor het propedeuserendement en de
gewenste studieduur van afstudeerders en uitvallers.
• In een bijlage van het zelfevaluatierapport worden in een tabel de
afstudeerrendementen van de 14 opleidingen van cohort 2002/2003 na vijf jaar
gegeven. Niet voor alle veertien opleidingen zijn afstudeerrendementen voor zowel de
voltijd- als de deeltijd beschikbaar.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 58/164
• Uit de tabel blijkt dat van cohort 2002/2003 de afstudeerrendementen van de
opleidingen Frans (voltijd: 58,3%, deeltijd: 56,2%) en Duits (voltijd 80%, deeltijd: 60%)
voor zowel de voltijd- als de deeltijdvariant voldoen aan de streefnorm van 55%. Deze
varianten worden daarom met een goed beoordeeld. Voor een aantal opleidingen geldt,
dat de afstudeerrendementen van zowel de voltijd- als de deeltijdopleidingen niet aan de
streefnorm van 55% voldoen. Dit betreft de opleidingen Engels (voltijd: 24,3% en
deeltijd: 30,4%), Geschiedenis (voltijd: 30,0%, deeltijd: 20,0%) en Wiskunde (voltijd:
21,4%, deeltijd: 47,1%). Beide varianten van deze opleidingen worden vanwege het niet
voldoen aan de streefnorm van 55% met een onvoldoende beoordeeld. Voor de
opleidingen Techniek (deeltijd; 70%), Natuurkunde (deeltijd: 87,5%), Scheikunde
(deeltijd: 62,5%) en Gezondheidszorg en welzijn (deeltijd: 72,2%) worden geen
afstudeerrendementen voor de voltijdvariant gegeven. Daarom wordt deze variant van
deze opleidingen met een onvoldoende beoordeeld. De deeltijdvarianten van deze
opleidingen voldoen wel aan de streefnorm van 55% en worden daarom met een goed
beoordeeld. Spaans (voltijd: 35,5%, deeltijd: 66,7%), Nederlands (voltijd: 37,5%, deeltijd:
60,0%), Biologie (voltijd: 18,2%, deeltijd: 66,7%) en Omgangskunde (voltijd: 36,4,
deeltijd: 73,5%) hebben voor cohort 2002/2003 voor de voltijd een afstudeerrendement,
dat niet voldoet aan de streefnorm van 55% en een deeltijdvariant, die wel voldoet aan
de streefnorm van 55%. De voltijdvarianten van deze opleidingen worden daarom met
een onvoldoende beoordeeld en de deeltijdvarianten met een goed. Voor
Aardrijkskunde wordt voor cohort 2002/2003 geen afstudeerrendement voor de deeltijd
gegeven. Deze variant wordt daarom met een onvoldoende beoordeeld. Het
afstudeerrendement van de voltijdvariant is 33,4% en voldoet niet aan de streefnorm
van 55% en wordt daarom ook met een onvoldoende beoordeeld.
• Het management van Archimedes is zich bewust van de lage rendementen bij een
aantal varianten van een aantal opleidingen en het feit dat een aantal varianten van een
aantal opleidingen wat betreft het afstudeerrendement niet aan de streefnorm van 55%
voldoen. Een verklaring voor de lage rendementen is volgens het management, dat
goede studenten vaak worden gevraagd om te gaan (blijven) werken op hun
(opleidings)school. Zij lopen hierdoor studievertraging op of maken de opleiding niet af.
Archimedes heeft in de afgelopen jaren een aantal maatregelen genomen om het
rendement te verbeteren. Door het aanbieden van verschillende varianten en routes
wordt geprobeerd zoveel mogelijk aan te sluiten bij de vraag van de verschillende
doelgroepen. Het panel heeft vastgesteld dat Archimedes zich buitengewoon inspant om
deze doelstelling te realiseren (zie ook facet 2.5). Verder is de selecterende werking van
de propedeuse verbeterd, doordat in een aantal opleidingen inhoudelijk zwaardere
cursussen zijn ingevoerd in de propedeuse, waarmee een betere afspiegeling van het
totale curriculum wordt gerealiseerd. Ook worden vanaf 2008-2009 hogere eisen gesteld
aan het BSA (zie ook facet 2.4). Tevens is de geldigheidsduur van de studieresultaten
met ingang van 2009-2010 aangescherpt om studenten te stimuleren om de opleiding
zo snel mogelijk af te maken. En het instituut streeft naar een verbetering van het
studierendement (het rendement) van allochtone studenten door middel van een betere
studieloopbaanbegeleiding in de propedeuse (Projectplan: Multicultureel opleiden in de
lerarenopleiding: vergroten onderwijssucces allochtone studenten. Deelplan Instituut
Archimedes t.b.v. Projectvoorstel G5 FE, werkgroep diversiteit Instituut Archimedes,
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 59/164
januari 2009). Het project is in het najaar van 2009 toegekend. Er is inmiddels een
taalwerkplaats voor zowel studenten als docenten geopend en het project “big brother”
is van start gegaan. Er zullen nog meer activiteiten volgen.
• Het panel baseert haar oordelen goed of onvoldoende over de varianten voornamelijk
op het feit of de afstudeerrendementen van de varianten al dan niet aan de streefnorm
voldoen van 55%. Ook het feit of er cijfers beschikbaar waren over het
afstudeerrendement over cohort 2002/2003 van de afzonderlijke opleidingen heeft het
panel meegewogen.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 60/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 61/164
Deel C: Nadere onderbouwing van de opleidingsspecifieke
facetten
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 62/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 63/164
Cluster Welzijn, zorg en maatschappij
Aardrijkskunde, Geschiedenis, Gezondheidszorg en Welzijn, Omgangskunde
Indien er geen verschillen worden beschreven zijn de programma’s van de voltijd- en de
deeltijdvariant van de opleidingen Aardrijkskunde, Geschiedenis, Gezondheidszorg en
welzijn en Omgangskunde hetzelfde.
Facet 2.1: Eisen HBO
Aardrijkskunde
De opleiding Aardrijkskunde werkt met de landelijk veel gebruikte handboeken Places and
regions in global contaxt, Human Geography (2007) en Geosystems (2009). Deze vormen
de rode draad in de conceptuele leerlijn. Het panel heeft ook ander studiemateriaal
bestudeerd en is van mening dat dit relevant en up-to-date is. Het internationale gehalte is
duidelijk aanwezig. Wetenschappelijke ontwikkelingen en technische innovaties worden op
de voet gevolgd en zo nodig in het programma aan de orde gesteld.
Het panel vindt de opleiding in zijn totaliteit voldoende actueel en beroepsgericht. Regionale
ontwikkelingen zouden volgens het panel meer aandacht kunnen krijgen.
Studenten worden op de opleidingsscholen begeleid door hun eigen docenten. Zij leren door
middel van veldwerk actief en zelfstandig met de stof om te gaan. Zij kunnen eigen
onderzoek en tekenwerk doen en lespresentaties in het veld verzorgen. Het veldwerk biedt
voldoende mogelijkheden om aan te sluiten bij actuele, geografische ontwikkelingen (zoals
de ontwikkelingen van de vinexlocatie Leidsche Rijn en natuurontwikkelingen in
riviergebieden). Het panel heeft vastgesteld dat tijdens het veldwerk (nog) te weinig
aandacht wordt besteed aan toegepast onderzoek.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten Aardrijkskunde tevreden zijn over de mate
waarin de opleiding gericht is op de beroepspraktijk. De scores liggen tussen de 3,0 en 4,0.
Het item: “ik heb tijdens de opleiding voldoende contact met de beroepspraktijk” scoort in
2008 en 2009 4,0. Het item “de opleiding is van voldoende niveau” scoort in 2008 3,0 en in
2009 3,4.
Geschiedenis
De opleiding Geschiedenis gebruikt in hoofdzaak Nederlandstalige handboeken. Ook worden
er Engelstalige artikelen en readers gebruikt. Het panel heeft de literatuur bestudeerd en
vastgesteld dat gebruik wordt gemaakt van degelijke inhoudelijke en actuele handboeken.
De cursushandleidingen beoordeelt het panel als overzichtelijk en duidelijk.
De docenten voeren allerlei activiteiten op instituuts- en faculteitsniveau uit, waarbij zij hun
expertise verder ontwikkelen, die de opleiding ten goede komt. Zij nemen bijvoorbeeld deel
aan het lectoraat “Lesgeven in de multiculturele school”, de facultaire examencommissie en
het project K-3 over de Landelijke Kennisbasis en toetsen. Het panel heeft vastgesteld dat er
weinig structurele aandacht wordt besteed aan toegepast onderzoek. Dit gebeurt een enkele
keer in de schoolprojecten.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 64/164
In 2009/2010 organiseert het docententeam een symposium over het lesgeven in
Geschiedenis in multi-etnische klassen “Vele geschiedenissen, één verleden”. Het
symposium is bestemd voor docenten in het veld waarbij kennis, ervaring en achtergrond
van de leerlingen in de klas betrokken zullen worden. Dit symposium wordt ook aan de eigen
studenten aangeboden. Voor de opleiding is dit een belangrijke activiteit om actueel te
blijven en studenten voor te bereiden op de multi-etnische samenstelling van de
leerlingenpopulatie op de scholen. Ook worden regelmatig
professionaliseringsbijeenkomsten georganiseerd, waarbij gastdocenten uit het
beroepenveld of landelijke expertisecentra worden uitgenodigd. Het panel heeft voorbeelden
gezien van hoe actuele ontwikkelingen in het programma zijn verwerkt: Webquest over WO I,
het cultureel erfgoed en een curriculumopbouw volgens de tien tijdvakken van De Rooij.
Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek gehoord dat studenten regelmatig op excursie
gaan. De opleiding werkt intensief samen met musea en scholen.
Het team van de opleiding Geschiedenis heeft een aantal activiteiten ontwikkeld die in relatie
staan met de beroepspraktijk en die volgens het panel de kwaliteit van de opleiding ten
goede komen. Voorbeelden hiervan zijn: een bijdrage aan het leerboek “Oriëntatie op
geschiedenis, basisboek voor de vakdidactiek”, een gezamenlijk project van een aantal
tweedegraads opleidingen Geschiedenis en een bijdrage aan de ontwikkeling van een
nieuwe havo-bovenbouwmethode.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten Geschiedenis tevreden zijn over de mate
waarin de opleiding gericht is op de beroepspraktijk. De scores liggen tussen de 3,4 en 3,9.
Het item: “ik heb tijdens de opleiding voldoende contact met de beroepspraktijk” scoort in
2008 3,8 en in 2009 3,9. Het item “stages sluiten voldoende aan bij het overige onderwijs”
scoort in 2008 en in 2009 3,4.
Gezondheidszorg en Welzijn
Het cohort 2008-2009 is de eerste groep studenten, die met een nieuw geïntegreerd
curriculum heeft gewerkt, waarin de opleiding heeft gekozen voor een meer geïntegreerde
aanpak van de reguliere opleiding en de LOV-variant (de voormalige lerarenopleiding
verpleegkunde).
Het panel heeft de literatuur bestudeerd en beoordeelt deze als toepassingsgericht en
relevant voor het werkveld. De opleiding hanteert de regel dat literatuur niet ouder mag zijn
dan vijf jaar. De door de opleiding ontwikkelde lesmappen vindt het panel van een goede
kwaliteit. Deze zijn voldoende beroepsgericht en goed uitgewerkt, maar weinig
internationaal.
Om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de actualiteit nodigt de opleiding regelmatig
gastdocenten uit, die vanuit hun specifieke expertise een bijdrage leveren aan het onderwijs.
Studenten onderhouden contacten met de beroepspraktijk, doordat zij leren op de werkplek
en diverse cursussen en projecten volgen die direct gerelateerd zijn aan de beroepspraktijk.
Het aantal stage-uren is het afgelopen jaar verdubbeld.
De opleiding heeft een geïntegreerd pakket aan keuzecursussen ontwikkeld. Alleen in de
minor van de opleiding wordt aandacht besteed aan onderzoeksvaardigheden, zoals aan
“het leren onderzoeksverslagen te lezen en te interpreteren” en “het formuleren van een
probleemstelling”. Het panel vindt dat er te weinig aandacht wordt besteed aan toegepast
onderzoek.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 65/164
Vrijwel alle studenten volgen de deeltijdopleiding en beschikken dientengevolge al over
voldoende beroepsvaardigheden, die zij in hun vooropleiding en door hun werkervaring
hebben verworven.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten Gezondheidszorg & welzijn tevreden zijn over
de mate waarin de opleiding gericht is op de beroepspraktijk. De scores liggen tussen de 3,3
en 3,8. Het item: “de opleiding sluit voldoende aan bij actuele ontwikkelingen” scoort in 2008
en 2009 3,8. Het item “de opleiding bereidt mij voldoende voor op de beroepspraktijk” scoort
in 2008 3,3 en 2009 3,5.
Omgangskunde
Het curriculum van de opleiding Omgangskunde wordt regelmatig aangepast aan actuele
ontwikkelingen op basis van overleg met een ‘denktank’ bestaande uit vertegenwoordigers
van het Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs en een aantal directeuren van VMBO,
LWOO (de leerweg ondersteunende route) en praktijkonderwijs.
Het panel heeft de literatuur bestudeerd en heeft vastgesteld dat een deel ervan
up-to-date en relevant is voor het vakgebied. Het andere deel is volgens het panel wat
verouderd (dat wil zeggen uit de jaren 80 en 90). Het panel heeft geen internationale
literatuur aangetroffen. Het overige lesmateriaal, dat in de opleiding wordt gebruikt, is
ontleend aan de beroepspraktijk en daarom actueel. Dit geldt ook voor de inhoud van het
programma. Het panel heeft vastgesteld dat er in het curriculum nog maar in beperkte mate
aandacht wordt besteed aan toegepast onderzoek. Twee docenten van de opleiding zijn
verbonden geweest aan twee lectoraten, waardoor actuele ontwikkelingen vanuit de
beroepspraktijk in de opleiding zijn gebracht.
In het studiejaar 2008-2009 is de opleiding een onderzoek gestart betreffende de vragen of
en hoe de onderdelen van het bevoegdheidsgebied vertegenwoordigd moeten worden;
omdat de opleiding niet meer alleen opleidt voor het tweedegraads gebied maar ook voor
scholen voor praktijkonderwijs, de LWOO in het VMBO.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de mate waarin de opleiding
gericht is op de beroepspraktijk. De scores liggen tussen de 3,4 en 4,0. Het item: “ik heb
tijdens de opleiding voldoende contact met de beroepspraktijk” scoort in 2008 en 2009 4,0.
Het item “de opleiding bereidt mij voldoende voor op de beroepspraktijk” scoort in 2008 3,4
en 2009 3,7.
Facet 2.2: Relatie doelstellingen en inhoud programma
De programma’s van de opleidingen van dit cluster zijn gebaseerd op de SBL-
bekwaamheidseisen, de Dublin descriptoren en de Kennisbasis. In de studiegidsen wordt
verwezen naar de overzichtsmatrix eindkwalificaties en de overzichtsmatrix Kennisbasis. In
deze overzichten staat gedetailleerd weergegeven, per cursus, aan welke eindkwalificaties
en aan welke onderdelen van de Kennisbasis wordt gewerkt. Per cursus zijn in de
studiegidsen leerdoelen geformuleerd, die in de studiehandleidingen nog verder worden
gespecificeerd. Met behulp van de leerdoelen wordt gewerkt aan de bij de cursus behorende
eindkwalificaties.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 66/164
Aardrijkskunde
De opleiding Aardrijkskunde heeft het voortouw genomen bij de ontwikkeling van de
landelijke Kennisbasis. In elk leerjaar van de opleiding worden zowel fysisch als sociaal-
geografische cursussen aangeboden. Met de uitbreiding van 12 EC van de conceptuele
leerlijn is de vakdidactiek in het eerste en tweede jaar explicieter en herkenbaarder
neergezet. In het derde jaar wordt een cursus rond het thema ‘ontwikkeling van de geografie’
met extra aandacht voor culturele geografie gegeven. De student heeft in het vierde jaar de
mogelijkheid binnen of buiten Instituut Archimedes te kiezen uit een groot aanbod van
minoren.
Het panel heeft kunnen vaststellen dat de aardrijkskundemethoden die in het voortgezet
onderwijs worden gebruikt, in het lesmateriaal zijn opgenomen en dat daarin aan de SBL-
competenties wordt gerefereerd.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de inhoud van de opleiding.
De eerstejaars geven een hogere score (3,8) dan de ouderejaars (3,1). Een mogelijke
verklaring hiervoor is dat de verbeteracties, die gefaseerd worden ingevoerd in het eerste
jaar hun vruchten al hebben afgeworpen.
Geschiedenis
In het eerste jaar van de opleiding Geschiedenis staat de overzichtskennis van de vier
periodes Oudheid, Middeleeuwen, Vroegmoderne tijd en Moderne tijd centraal. Het tweede
leerjaar wordt de geschiedenis van Nederland behandeld en in het derde leerjaar vindt een
thematische verdieping plaats rondom vier thema’s: Staatsinrichting, Europa in de 19e eeuw,
Niet-westerse geschiedenis en Kunstbeschouwing.
Het didactische deel van de Kennisbasis is hoofdzakelijk geïmplementeerd in de conceptuele
leerlijn, waarbij sprake is van een toenemende moeilijkheidsgraad.
De opleiding heeft drie minoren ontwikkeld: Tweede Wereldoorlog, Geschiedenis van de
islam en Geschiedenis van het joden- en christendom. Studenten kunnen door een minor te
volgen hun historische kennis verdiepen en hun vaardigheden uitbreiden.
Het panel heeft vastgesteld dat competentiegebied 3 (vakinhoud en didactiek) nog niet
adequaat is vormgegeven, maar heeft wel aanzetten daartoe gezien; dit competentiegebied
wordt nog niet volledig afgedekt. Eén docent heeft een onderzoek gedaan naar de
implementatie van (vak)didactische leerdoelen binnen de conceptuele leerlijn (Augustin, V.,
5 jaar competentiegericht onderwijs en vakdidactiek Utrecht, 2008). Het docententeam is
inmiddels bezig om de aanbevelingen uit dit onderzoek om te zetten in verbeteringen van het
curriculum. Het panel vindt dit een goede ontwikkeling. Het panel heeft vastgesteld dat het
programma goede mogelijkheden biedt om de SBL-competenties te realiseren.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten ruim voldoende oordelen over de inhoud
van het programma (2008: score 3,3 en 2009: score 3,4).
Gezondheidszorg en Welzijn
Het onderwijskundige en didactische concept van de opleiding Gezondheidszorg en welzijn
zijn opgenomen binnen de conceptuele leerlijn. In het eerste jaar wordt de zelfstudiemodule
“Ethiek en beroepshouding” met 4 EC aangeboden. De extra cursussen voor het tweede en
derde jaar worden momenteel ontwikkeld. Ook is er ruimte voor eigen keuzes van studenten
in het verwerven van vakkennis. Gezien de diversiteit in vooropleidingen en werkervaring
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 67/164
wordt bij een aantal cursussen en projecten de mogelijkheid geboden om bepaalde
onderwerpen verder uit te diepen. In het tweede en derde jaar worden de vakkennis en
vakdidactiek van het VMBO en het MBO geïntegreerd aangeboden.
De opleiding is vrij breed opgezet, waardoor het aangeboden lesmateriaal volgens het panel
algemeen is en wat weinig diepgang heeft. Het panel vindt de aandacht, die wordt besteed
aan recente ontwikkelingen in het werkveld, met name op het gebied van de zorg, enigszins
mager. Het panel is desondanks van oordeel dat het programma voldoende mogelijkheden
biedt om de SBL-competenties te realiseren.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de inhoud van de opleiding
(2008 en 2009: score 3,4).
Omgangskunde
Met name door de uitbreiding van de conceptuele leerlijn met 12 EC is er thans meer
aandacht voor de didactiek, waardoor de eindcompetenties van de opleiding beter dan
voorheen gerealiseerd kunnen worden. De opleiding werkt hard aan de implementatie van
de landelijk geformuleerde Kennisbasis, die op het moment van de visitatie nog niet volledig
in het curriculum was geïmplementeerd.
Het panel heeft vastgesteld dat het lesmateriaal van een goede kwaliteit is en in hoge mate
is ontleend aan de beroepspraktijk.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de inhoud van de opleiding
(2008 en 2009: score 3,6).
Het panel heeft in de studiegids en de studiehandleidingen niet bij alle onderdelen kunnen
vaststellen aan welke competenties wordt gewerkt en welke gedragsindicatoren worden
gehanteerd.
Facet 2.3: Samenhang in het programma
De vier leerlijnen van de opleidingen van het cluster Welzijn, zorg en maatschappij vormen
een belangrijke factor bij het realiseren van een adequate samenhang in de programma’s.
De studieloopbaanbegeleider (SLB’er) bewaakt de samenhang binnen de individuele
programma’s van de studenten.
Aardrijkskunde
Samenhang van het programma in de opleiding Aardrijkskunde wordt onder andere
gerealiseerd doordat een aantal thema’s in de conceptuele leerlijn door gespecialiseerde
docenten vanuit diverse kanten worden belicht. Het gaat om de thema’s Weer en klimaat,
Stedelijke problematiek in West-Europa, Cartografie, De geologie van het Nederlandse
landschap en De geografie van de ontwikkelingslanden. De samenhang tussen deze
thema’s wordt vooral tijdens veldpractica duidelijk. Hierin is een zichtbare samenhang tussen
de theorie en de praktijk. In een beleidsnotitie over de opbouw van de conceptuele leerlijn
wordt de inhoudelijke aansluiting tussen de diverse veldpractica en de overige onderdelen
van de conceptuele leerlijn uitgewerkt.
Het panel ziet de samenhang ook gerealiseerd in de opeenvolging van de modulen en in de
excursies in de opeenvolgende leerjaren. Begonnen wordt met kleine excursies.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 68/164
In de latere jaren worden deze omvangrijker (bijvoorbeeld een excursie naar Marokko) en
komen zowel sociale als fysische elementen aan de orde. In het integrale project Cultureel
Erfgoed staat verbreding met het vak Geschiedenis centraal.
Het panel heeft overlap tussen de WER-lijn en de SLB-lijn geconstateerd.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de samenhang in het
programma. De eerstejaars geven met 3,9 een hoge score, de ouderejaars beoordelen de
samenhang met een 3,2. Overigens zien de voltijders meer samenhang dan de deeltijders
(2008: score 3,6 en 2009: score 3,2). De vrijstellingen in de deeltijd kunnen hier debet aan
zijn. Ook volgen deeltijders vaker cursussen in een volgorde, die afwijkt van het
standaardprogramma.
Geschiedenis
Samenhang binnen de opleiding Geschiedenis wordt gerealiseerd doordat de
vakinhoudelijke opbouw van het programma is gebaseerd op zowel de Kennisbasis als op
vakinhoudelijke thema’s, die in het voortgezet onderwijs worden aangeboden. In het eerste
jaar worden de tijdvakken/ periodes behandeld, waarna verdieping plaatsvindt via de
Nederlandse geschiedenis en in de integrale projecten. Het panel herkent samenhang in de
opbouw van het programma. Ook op het didactisch vlak heeft het panel samenhang gezien;
voortdurend wordt aangegeven dat de competenties die de student zich eigen maakt,
vertaald kunnen worden naar het leren van de leerlingen.
Horizontale samenhang in de opleiding wordt gerealiseerd doordat er in de vakinhoudelijke
cursussen wordt gewerkt met praktijkgerichte opdrachten, zoals onder meer het maken van
lesmateriaal voor leerlingen, toetsen voor leerlingen. In het integrale project Cultureel
Erfgoed staat verbreding met het vak Aardrijkskunde centraal. Naast historische kennis
verbreden de studenten hun kennis met geografische thema’s.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten de samenhang in het programma als
voldoende ervaren (2008 en 2009: score 3,3).
Gezondheidszorg en Welzijn
Verticale samenhang in de opleiding Gezondheidszorg en welzijn wordt gerealiseerd doordat
de leerjaren een logische opbouw kennen, zo heeft het panel vastgesteld. De focus ligt eerst
op de docent in het VMBO, gevolgd door de docent in het MBO. Het panel heeft op basis
van materiaalbestudering een verdieping in de volgorde van de modulen/vakken vastgesteld.
In het nieuwe curriculum is een aantal projecten en cursussen ontwikkeld, die de vakkennis
en vakdidactiek geïntegreerd aanbieden, waarbij de vakdidactiek leidend is. Met deze
geïntegreerde aanpak zijn de afgelopen jaren met succes enkele experimenten uitgevoerd,
waarover de studenten tevreden waren, zo is gebleken uit evaluaties.
De samenhang tussen de theorie en de praktijk blijkt uit de opdrachten die studenten
uitvoeren, uit het inzetten van gastdocenten en uit de gebruikte literatuur.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de samenhang binnen
het programma (2008: score 3,7 en 2009: score 3,5).
Het panel is van mening dat de samenhang tussen de WER- lijn en de SLB-lijn nog
verbeterd zou kunnen worden.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 69/164
Omgangskunde
In de conceptuele leerlijn van de opleiding Omgangskunde wordt een opbouw gehanteerd
van minder naar meer complex. Dat wil zeggen dat de inhoud van het programma steeds
complexer wordt en steeds meer is gericht op de omgeving en de organisatie in plaats van
op de persoon van de student.
Samenhang tussen de theorie en de praktijk wordt gerealiseerd doordat studenten veel tijd
doorbrengen in de beroepspraktijk en de ervaringen die ze daar opdoen meenemen naar de
opleiding. Met de in de opleiding verworven nieuwe theoretische kennis gaan studenten weer
terug naar de praktijk. Theorie en praktijk vormen op deze wijze een integraal pakket. Het
panel heeft voldoende samenhang gezien, zowel een horizontale, verticale als een
samenhang tussen de theorie en de praktijk. De studenten geven aan dat voor hen de
leerlijnen niet altijd even duidelijk te onderscheiden zijn. Met name de SLB-lijn en WER-lijn
overlappen elkaar.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de samenhang binnen
het programma (2008: score 3,5 en 2009: score 3,6).
Facet 2.7: Didactisch concept en werkvormen
In de studiegidsen en de studiehandleidingen zijn voor alle opleidingen van het cluster de
gehanteerde werkvormen beschreven. De bedoeling is om de student met veel verschillende
activerende didactische methodieken kennis te laten maken, die hij vervolgens zelf ook weer
kan gebruiken op zijn school (‘dubbele bodem’). De studenten laten tijdens of aan het eind
van een onderdeel een concreet product zien, waarbij een relatie met de praktijk in de klas
moet worden gelegd. Het accent ligt daarbij niet alleen op cognitieve doelen, maar ook op de
competenties van de startende docent.
Zowel binnen de projecten van de integrale leerlijn als bij de cursussen in de conceptuele
leerlijn wordt steeds een koppeling gemaakt tussen de vakinhoud en de didactiek.
Aardrijkskunde
Werkvormen die bij Aardrijkskunde worden gebruikt zijn werkcolleges, interactieve
hoorcolleges, onderwijsleergesprekken, verwerkingsopdrachten, literatuuropdrachten,
veldpractica, binnenpractica (onder andere gesteentepracticum, kaartpracticum),
presentaties, het werkstuk en ICT-opdrachten, zoals het maken van een Webquest.
Het panel is van mening dat door al deze werkvormen te hanteren studenten ook worden
gestimuleerd om deze in hun (toekomstige) schoolpraktijk te gebruiken.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de afwisseling in
werkvormen (2008: score 3,4 en 2009: score 3,5). De eerstejaars zijn hier positiever over
dan de ouderejaars, en voltijders positiever dan deeltijders. Eerste- en tweedejaars voltijd
hebben meer contacttijd dan de overige studenten en juist in die extra contacttijd wordt volop
gebruik gemaakt van afwisselende werkvormen, hetgeen het verschil in scores verklaart.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 70/164
Geschiedenis
Bij Geschiedenis worden verschillende werkvormen gehanteerd. Naast hoorcolleges ook
werkcolleges en projecten, waarbij het accent ligt op samenwerkend leren. Ook vinden er
excursies, presentaties, vakdidactische opdrachten en groepsopdrachten plaats.
In het eerste jaar vinden veel docentgestuurde klassenactiviteiten plaats, zoals het verhalen
vertellen, het frontaal uitleg geven en het maken van lesvoorbereidingen. In het tweede en
derde jaar gaat de student zich meer toeleggen op activerende werkvormen en
samenwerkend leren en besteedt hij aandacht aan onderzoeksvaardigheden zoals een kort
literatuuronderzoek. In het derde jaar voeren studenten in de cursussen “Indonesië” en
“Kunstbeschouwing” een individueel onderzoek uit dat ze bij kunstbeschouwing ook
presenteren op locatie aan hun medestudenten.
Op basis van de resultaten van het STO en van cursusevaluaties heeft de opleiding de
activerende didactiek in de cursussen en vakprojecten vergroot. Naast rollenspelen als het
“Mythisch Theater” is een excursielijn uitgezet en worden er ICT-rijke modulen aangeboden
zoals “Wereldoorlog 1”. Ook wordt vanaf dit studiejaar (2009-2010) de vakdidactiek
aangeboden binnen de module “Kijk op leerlingen II”, als onderdeel van de algemene
pedagogische leerdoelen, het generieke deel van de Kennisbasis.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de afwisseling van
werkvormen (2008: score: 3,5 en 2009: score 3,2).
Gezondheidszorg en Welzijn
De opleiding hanteert volgens het panel activerende werkvormen zoals projecten,
opdrachten, groepswerk, spelvormen en discussievormen. De competentiegerichte
opdrachten en leeromgevingen nemen in de loop van de opleiding toe in complexiteit. Van
de student wordt zelfsturing en eigen verantwoordelijkheid voor het leerrendement verwacht.
Waar mogelijk zoekt de opleiding naar samenwerking met instellingen op het gebied van
zorg en welzijn. Studenten hebben bijvoorbeeld meegewerkt aan een project ‘Jongleren’,
een initiatief van de Emancipatieraad, waarvoor zij lessen ontwikkeld en uitgevoerd hebben
op scholen voor voortgezet onderwijs. Het thema was “verdeling van zorgtaken”.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de werkvormen, de
keuzemogelijkheden en de didactische kwaliteiten van de docenten (2008: score 3,4 en
2009: score 3,3).
Omgangskunde
In de opleiding Omgangskunde worden afwisselende werkvormen gebruikt, zoals
rollenspelen, onderwijsleergesprekken, simulatieoefeningen ten behoeve van het begeleiden
van groepen, trainingen in gespreksvaardigheden, video-intervisie, verzorgen van
workshops.
Zowel in de projecten binnen de integrale leerlijn als in de cursussen van de conceptuele
leerlijn wordt steeds een koppeling gelegd tussen de vakinhoud en de didactiek. De opleiding
werkt veel samen met het werkveld. Docenten uit het MBO en VMBO geven workshops; ook
worden orthopedagogen ingehuurd om colleges te verzorgen.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de afwisseling van
werkvormen (2008: score 3,4 en 2009: score 3,6).
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 71/164
Facet 2.8: Toetsing en beoordeling
Alle vier de opleidingen van het cluster gebruiken het toetskader van Instituut Archimedes.
De criteria voor de toetsen zijn te vinden in de studiegidsen en studiehandleidingen.
Aardrijkskunde
In de conceptuele leerlijn van de opleiding Aardrijkskunde bestaat de toetsing uit schriftelijke
tentamens, werkstukken, presentaties of het ontwerpen van een toets. In deze toetsvormen
worden naast (didactische) vaardigheden ook de kennis van de student getoetst. De
praktijkvaardigheden van de student worden onder andere door middel van portfolio’s en
assessments en tijdens veldwerkdagen getoetst. Vakdidactische onderdelen van de
opleiding worden getoetst aan de hand van door studenten ontwikkelde producten, zoals een
lesopzet, een lessenserie of lesmateriaal, die zij direct in de schoolpraktijk kunnen gebruiken.
Het panel heeft op basis van de bestudeerde toetsen vastgesteld dat de toetsvormen in
voldoende mate aansluiten bij de werkvormen van de diverse cursussen en de leerdoelen en
inhoud van de onderdelen. Ook vindt het panel de toetsen van een goed niveau.
De opleiding heeft het voornemen om te gaan werken met een landelijke digitale
toetsenbank voor Aardrijkskunde. Twee docenten van de opleiding werken mee aan de
ontwikkeling hiervan. Veel toetsen worden door twee docenten gemaakt. Ook worden
toetsen regelmatig door twee docenten beoordeeld. Daarnaast wordt in toenemende mate
gebruik gemaakt van beoordelingsmatrices of rubrics, waarmee objectiever kan worden
beoordeeld. De beoordelingscriteria worden voorafgaand aan de toets aan de studenten
bekend gemaakt. Het panel heeft tijdens de bezoekdag van de studenten en de alumni
gehoord dat zij de beoordelingscriteria helder vinden. Ook de feedback op de toetsen vinden
zij voldoende.
Het panel heeft van Aardrijkskunde geen schoolprojecten gezien, omdat deze niet
beschikbaar waren. Het panel kan zich daarom niet uitspreken over de beoordeling hiervan.
Ten aanzien van de beoordeling van de portfolio’s heeft het panel vastgesteld dat er nog
meer gelet zou kunnen worden op een correct taalgebruik.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de wijze van toetsing en
beoordeling (2008: score 3,1 en 2009: score 3,5) en over de aansluiting van de toetsing op
de doelstellingen van het onderwijs (2008: score 3,3 en 2009: score 3,6).
Geschiedenis
De toetsing van de vakinhoudelijke kennis in de conceptuele leerlijn vindt in de eerste twee
leerjaren plaats door middel van schriftelijke kennistoetsen. In het derde leerjaar worden ook
schriftelijke toetsen afgenomen en voeren studenten kleine onderzoekjes uit. Hierin wordt
ook het aspect van de oordeelsvorming getoetst.
Het panel heeft toetsen bestudeerd en geconstateerd dat de schriftelijke toetsen betreffende
de vakkennis in moeilijkheidsgraad toenemen. Het panel vindt de toetsen in de tweede en
derde jaar te veel gericht op de reproductie van kennis en (te) weinig op het leren analyseren
en het kunnen toepassen van kennis en inzichten.
De opleiding stelt elke student in staat de toetsen na te bespreken met de docent. Het
beoordelingsmodel en de wijze waarop de student hieraan heeft voldaan, gelden als richtlijn
voor de nabespreking. Deze werkwijze wordt ook gehanteerd bij de portfolio’s en schriftelijke
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 72/164
toetsen. Het panel heeft ten aanzien van de schoolprojecten geconstateerd dat er
verschillende beoordelingsformulieren worden gebruikt en dat de inhoud van het
schoolproject tot op heden alleen door de begeleider in de school wordt gedaan (zie deel B,
facet 2.8)
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de wijze van toetsing en
beoordeling (2008: score 2,9 en 2009: score 3,3) en over de aansluiting van de toetsing op
de doelstellingen van het onderwijs (2008: score 3,3 en 2009: score 3,3).
Gezondheidszorg en Welzijn
De opleiding maakt gebruik van schriftelijke kennistoetsen en opdrachten, presentaties,
persoonlijke verslagen, assessments en portfolio’s. Het panel vindt dat de toetsen in
voldoende mate aansluiten bij de leerdoelen en de leerinhoud van de onderwijseenheid. De
toetscriteria voor de verschillende producten zouden volgens het panel helderder
geformuleerd kunnen worden.
Per cursus en project zijn twee docenten verantwoordelijk voor de toetsen. Zij geven elkaar
feedback op de toetsen. Studenten ontvangen schriftelijke of mondelinge feedback op hun
prestatie of toets.
Het panel vindt dat de (inhoudelijke) beoordeling van de schoolprojecten ten tijde van de
visitatie nog te veel werd overgelaten aan de begeleider in de school (zie ook deel B: facet
2.8).
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de wijze van toetsing en
beoordeling (2008: score 3,5 en 2009: score 3,4) en over de aansluiting van de toetsing op
de doelstellingen van het onderwijs (2008: score 3,7 en 2009: score 3,6).
Omgangskunde
In de opleiding Omgangskunde wordt gewerkt met een grote variëteit aan toetsen, zoals
schriftelijk tentamens (jaar 1), leesdagboeken, visiebeschrijvingen, presentaties,
gespreksanalyses, zelfbeoordelingen, voorlichtingsfilms en simulaties van vergaderingen.
Het praktijkdeel wordt in de WER-lijn getoetst door middel van video’s, lesbezoeken en
gesprekken met werkplekbegeleiders.
Het panel heeft niet in alle studiehandleidingen duidelijke toetscriteria aangetroffen. Er is
regelmatig sprake van een opsomming van producten en prestaties die geleverd moeten
worden zonder vermelding van beoordelingscriteria. Meerdere beoordelaars worden ingezet
om tot een eenduidige beoordeling te komen.
De beoordeling en toetsing van de inhoud van de schoolprojecten werd ten tijde van de
visitatie nog te veel overgelaten aan de school (zie ook deel B, facet 2.8).
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de wijze van toetsing en
beoordeling (2008: score 3,3 en 2009: score 3,4) en over de aansluiting van de toetsing op
de doelstellingen van het onderwijs (2008: score 3,6 en 2009: score 3,5).
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 73/164
Facet 6.1: gerealiseerd niveau
Aardrijkskunde
Het panel heeft de drie portfolio’s bestudeerd, die de opleiding voorafgaand aan het
visitatiebezoek had opgestuurd. De portfolio’s zijn opgebouwd conform de Reader Gids voor
werkplekleren. Het panel heeft vastgesteld dat de competenties 1, 2, 3, 4 en 7 als
ruggengraat van de portfolio’s zijn neergezet. Het panel vindt het niveau van reflectie in de
portfolio’s kritisch opbouwend van toon en vanuit de individuele student goed toegespitst. De
inhoudelijke feedback van de docenten op de portfolio’s is goed en de beoordeling is
adequaat. Het taalgebruik in de portfolio’s is volgens het panel voor verbetering vatbaar
Studenten hebben het panel verteld dat in de portfolio’s sterk de nadruk wordt gelegd op de
competenties en het reflecteren. Dit laatste krijgt volgens hen soms iets te veel nadruk.
Het panel heeft voor Aardrijkskunde geen schoolprojecten kunnen bestuderen, omdat er
geen vakgerelateerde schoolprojecten beschikbaar waren.
Geschiedenis
Het panel heeft de drie portfolio’s en vier schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding
voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd, dan wel tijdens het bezoek ter inzage
had gelegd. Het panel is van mening dat de opbouw van de portfolio’s helder is; die van de
schoolprojecten divers. Het panel heeft geconstateerd dat het reflecterend vermogen van de
studenten in de portfolio’s van voldoende kwaliteit is. Het panel heeft ook vastgesteld dat de
studenten voor alle competentiegebieden aangetoond hebben wat ze geleerd hebben, weten
en kunnen, waarbij het panel opmerkt dat de onderbouwing door de studenten met literatuur
en theorie niet altijd duidelijk is. Ten aanzien van de schoolprojecten is het panel van mening
dat er te weinig gebruik wordt gemaakt van literatuur. Ook laat de student te weinig zien dat
hij de basale onderzoeksvaardigheden beheerst.
Gezondheidszorg en welzijn
Het panel heeft de twee portfolio’s en twee schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding
voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd dan wel tijdens het bezoek ter inzage
had gelegd.
Ten aanzien van de portfolio’s heeft het panel vastgesteld dat deze compleet en conform de
handleiding zijn opgebouwd. Er zijn verschillen in uitwerking, maar deze hangen samen met
de persoonlijke invulling die de student eraan geeft. Het panel vindt de portfolio’s van een
redelijk goede kwaliteit. Studenten laten in de portfolio’s zien dat zij beschikken over een
reflecterend vermogen en dat zij hun eigen gedrag en handelen kunnen analyseren en
beoordelen. De competenties komen in de portfolio’s in voldoende mate aan bod. Het panel
heeft vastgesteld dat de portfolio’s het niveau startbekwaam weerspiegelen, alhoewel
sommige onderdelen, bijvoorbeeld de visie op onderwijs meer uitgediept had kunnen
worden.
Over de schoolprojecten merkt het panel op dat één van de twee een goede theoretische
onderbouwing had. Bij de andere was dit minder het geval. Ook laten de schoolprojecten niet
zien dat studenten een aantal basale onderzoeksvaardigheden beheersen.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 74/164
Omgangskunde
Het panel heeft het door de opleiding voorafgaand aan het visitatiebezoek opgestuurde en
ter inzage gelegde portfolio en de vier schoolprojecten bestudeerd. Er zijn handleidingen
voor het vervaardigen van deze producten aanwezig, die aantoonbaar worden gebruikt. De
in de handleidingen beschreven opbouw wordt gevolgd. Het panel heeft vastgesteld dat
studenten voldoende sturing en begeleiding krijgen bij het vervaardigen van de beide
producten.
Ten aanzien van het portfolio heeft het panel vastgesteld dat het niveau van reflectie in het
portfolio goed is. Voor alle competenties worden bewijzen aangeleverd, hoewel deze niet
altijd zichtbaar gerelateerd zijn aan de gedragsindicatoren van de competenties. Het panel
heeft naar aanleiding van de bestudering van de schoolprojecten vastgesteld dat deze van
een redelijk niveau zijn. De opbouw ervan is goed. Het panel heeft verwijzingen naar de
conceptuele- en vaardigheidslijn aangetroffen in de schoolprojecten.
Zwakke punten in de eindproducten vindt het panel de onderbouwing en verantwoording van
keuzes, handelswijze en visie vanuit de literatuur. Ook zou in de eindproducten meer
aandacht besteed kunnen worden aan onderzoeksvaardigheden.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 75/164
Cluster Talen
Duits, Engels, Frans, Nederlands, Spaans
De opleidingen uit het Talencluster hanteren het principe van doeltaal-voertaal. Inhoudelijk
werken de voltijdopleidingen samen in de WER-lijn, de SLB-lijn en de integrale lijn. De
voltijd- en deeltijdopleidingen werken samen in de Sociocratische Clusterkring. Een
substantieel deel van de integrale lijn werken studenten in clusterbrede groepen. In de
deeltijdvariant zijn combinaties van groepen studenten uit de opleidingen Engels,
Nederlands, Duits, Frans en Spaans.
De teamleiders van de opleidingen uit het talencluster overleggen in het clusteroverleg, de
teamleiders en docenten in het Sociocratische kringoverleg.
De programma’s van de voltijd- en de deeltijdvariant zijn hetzelfde, indien er geen verschillen
worden beschreven.
Facet 2.1 Eisen HBO
Duits
Het voltijd en deeltijd programma van de opleiding Duits verschillen in die zin van elkaar, dat
de voltijdstudenten in de vierde periode van het derde jaar in het buitenland verblijven. De
deeltijdstudenten volgen een alternatief cultureel programma.
Sinds de invoering van het leerlijnenmodel wordt er bij theoretische onderdelen van de
opleiding, zoals literatuur en cultuur, meer aandacht besteed aan de praktische
toepasbaarheid in de klas. Aan het begin van de opleiding wordt gewerkt aan de
‘Klassensprache Deutsch’. De helft van de opleidingstijd binnen de conceptuele lijn wordt
expliciet besteed aan taalvaardigheids- en grammaticaonderwijs, de andere helft is impliciet
bedoeld voor taalvaardigheidsonderwijs, didactiek en jeugdliteratuur.
De opleiding maakt gebruik van studiemateriaal van (inter)nationale en Duitstalige websites
en materiaal van het Goethe Instituut. Docenten participeren in de onderzoekslijn van het
lectoraat ‘Beroepsonderwijs’ binnen de faculteit. Daarnaast is de opleiding betrokken bij
onderzoek op zeven innovatieve scholen. Docenten participeren in de stichting ‘Cultuur en
Kommunikation’. In het team zijn enkele native speakers en er worden regelmatig lezingen
van Duitstalige auteurs georganiseerd.
Komende jaren wordt het conceptuele deel van het programma versterkt. In dit kader wordt
het aantal contacturen voor de vakken literatuur, taalwetenschap en taalverwerving
uitgebreid.
Het panel stelt op basis van materiaalbestudering vast dat de vakliteratuur en het
studiemateriaal relevant zijn. Er wordt veel gebruik gemaakt van Duitstalig materiaal.
Studenten doen op kleine schaal onderzoekjes binnen de integrale lijn. Op de stagescholen
voeren ze schoolprojecten uit, waarin knelpunten in het onderwijs worden aangepakt en
verbeterd.
In de conceptuele lijn brengen studenten de verschillen tussen het Nederlandse en het
Duitse onderwijssysteem en de verschillen in methodiek en didactiek in kaart.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 76/164
Vrijwel alle docenten begeleiden studenten op opleidingsscholen en zijn zo op de hoogte van
actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk. De vakgroep onderhoudt contacten met
docenten van Duitstalige onderwijsinstellingen.
Studenten moeten op alle schooltypen en niveaus stage lopen en gaan elk jaar naar een
Duitstalig land. Ze hospiteren op middelbare scholen in de grensregio en gaan op excursie
naar Bonn, Aken en Berlijn. Voltijdstudenten zijn verplicht een semester (3 maanden) te
studeren aan een Duitstalige universiteit/hogeschool. Deeltijdstudenten doen veelal culturele
activiteiten in Duitsland, zoals een bezoek aan culturele evenementen, musea en
taalcursussen.
Studenten worden naar de mening van het panel in voldoende mate in de gelegenheid
gesteld zich de vereiste beroepsvaardigheden eigen te maken, zowel tijdens de stages in
Duitsland als op de opleidingsscholen. De actuele ontwikkelingen in de onderwijspraktijk
komen in voldoende mate aan bod, bijvoorbeeld door de aandacht die wordt besteed aan het
thema “mentoraat”. Door op het gebied van taalvaardigheid gebruik te maken van het
Europees Referentie Kader (ERK) sluit de opleiding aan bij de actuele en relevante
ontwikkelingen, maar volgens het panel nog in beperkte mate.
De opleiding heeft haar cursussen aan de ERK-niveaus gekoppeld en op deze wijze een
doorlopende leerlijn ontwikkeld. Studenten houden een taalportfolio bij volgens de ERK-
richtlijnen.
De competentiegerichte aanpak van het onderwijs, het gebruik van gevarieerde en
activerende werkvormen worden door het ‘dubbele bodem’ principe, dat studenten hanteren
ook toegepast in het werkplekleren. Het programma biedt in beperkte mate aandacht aan
praktijkgericht onderzoek.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten de beroepsgerichtheid van de opleiding
waarderen met scores tussen de 3,6 (2008) en 4,3 (2009). Zij zijn het meest tevreden over
de mate waarin zij contact met de beroepspraktijk hebben gehad (2008:score 4,3 en 2009:
score 4,1).
Engels
Verschillen tussen de voltijd- en de deeltijdvariant zijn er wat betreft het verblijf van studenten
in het buitenland: deeltijdstudenten verblijven twee weken in het buitenland, voltijdstudenten
zeven tot tien weken.
De taalverwerving volgt het “dubbele bodem” principe. Aan het eind van de propedeuse
wordt niveau B2 van het Europees Referentiekader (ERK) vereist, aan het eind van het
derde jaar niveau C1. Door op het gebied van taalvaardigheid gebruik te maken van het ERK
sluit de opleiding naar de mening van het panel aan bij de actuele en relevante
ontwikkelingen.
In de eerste drie jaar staat literatuur op het programma, bijvoorbeeld in jaar 1 “short stories”
en de bijbehorende literaire theorie. Voor vakdidactiek heeft de opleiding zelf materiaal
ontwikkeld op basis van Engelstalige literatuur. Het panel stelt op basis van
materiaalbestudering vast dat de vakliteratuur van goede tot zeer goede kwaliteit is. Het is
relevant en actueel. Dit geldt ook voor de readers. Er wordt veel gebruik gemaakt van
bronnen in de doeltaal en er zijn kwalitatief goede opdrachten.
In het 1e jaar is er aandacht voor de cultuur van Engelssprekende landen, bijvoorbeeld in
onderzoeksprojecten of excursies. In het 2e jaar ligt de nadruk op Amerikaanse cultuur en is
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 77/164
er een keuzeproject Cultuur en School. In het 3e jaar zijn de hoofdaspecten: Algemene
Taalwetenschap, zoals theoretische aspecten, herkennen van grammaticale fouten, het
uitleggen van grammaticale gebruiksregels, het oefenen van opzoekstrategieën et cetera. Er
wordt gewerkt aan de mogelijkheid om een extra vakinhoudelijk project voor profilering voor
HAVO/VWO scholen in te voeren.
Studenten doen veel ervaring op in het buitenland en in het lesgeven in alle relevante
onderwijssoorten. Studenten geven aan dat het lesgeven in het VMBO nog is onderbelicht.
Reflectie op het leer-werken vindt in de voltijd plaats in vakoverstijgende groepen in het 1e
jaar; in de deeltijd gebeurt dit in groepen van studenten Engels. De meerderheid van de
studenten heeft een leerwerkplek op een (opleidings)school. In SLB-groepen staat de
ontwikkeling van competenties centraal en werken studenten aan het samenstellen van
portfolio’s voor assessments, in de voltijd aan het eind van het 1ste, 3de en 4de jaar, in de
deeltijd alleen aan eind van de studie. Voor native speakers deeltijd is er een pilot ‘Native
speakers in de les’, gericht op ondersteunende activiteiten voor lessen in de scholen.
Wat weinig aandacht wordt er in het programma besteed aan onderzoek, zoals aan het leren
formuleren van onderzoeksvragen, zo heeft het panel vastgesteld.
De opleiding streeft naar niveau C1 (ERK) aan het eind van de opleiding. Het verplichte
buitenlandverblijf is daarbij belangrijk, evenals veel schrijfopdrachten, want het schrijfniveau
is laag bij instroom. De opleiding verzorgt een minor ‘Sterk de master in’ als voorbereiding op
de master Engels. Daarin staan literaire theorie en de toepassing ervan centraal. Daarnaast
worden nog vier andere minoren aangeboden.
Veel docenten zijn actief in vereniging van Leraren in Levende Talen. Internationaal zijn zij
actief in IATEFL (International Association of Teachers of English as an Foreign Language)
en CARN (Collaborative Action Research Network). Daardoor is er een nationale en
internationale uitwisseling en komen studenten in aanraking met de nieuwste ontwikkelingen
in het vakgebied.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten de beroepsgerichtheid van de opleiding
waarderen met scores tussen de 3,2 (2008) en 3,9 (2009). Zij zijn het meest tevreden over
de mate waarin zij contact met de beroepspraktijk hebben gehad (2008 en 2009: score 3,9).
Frans
Een verschil tussen de voltijd- en deeltijdopleiding is, dat de deeltijdstudenten in het derde
jaar naar het buitenland gaan; de voltijdstudenten doen dit niet. Iedere student heeft twee
buitenlandverblijven in een Franstalig land. De opleiding organiseert jaarlijks een excursie
naar Lille, voltijdstudenten gaan een week naar Rouen en een week naar Parijs.
De opleiding is de laatste jaren bezig met een drastische vernieuwing van het curriculum. Er
is gekozen voor het invoeren van verschillende taalniveaus binnen de opleiding: B2+ pro
voor lezen, spreken en luisteren; B2 voor schrijven. In elke periode komen de
taalvaardigheden geïntegreerd aan bod in het vak Taalvaardigheid. Door op het gebied van
taalvaardigheid gebruik te maken van het ERK sluit de opleiding aan bij de actuele en
relevante ontwikkelingen.
Het niveau wordt op dit moment verzwaard qua inhoud, studielast en contacttijd. Het eerste
jaar is al aangepast; in de komende twee jaar wordt de conceptuele lijn vanaf het tweede
jaar verzwaard. De vakgroep gebruikt de Diplôme d’Etudes en Langue Française toetsing
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 78/164
(DELF-toetsing, het merendeel van de docenten is daarin geschoold) om tussentijds het
taalvaardigheidsniveau te meten.
Met ingang van 2008-2009 is gestart met de implementatie van onderzoeksvaardigheden in
het programma. Thans wordt volgens het panel hieraan nog te weinig aandacht besteed.
Het panel stelt op basis van materiaalbestudering vast dat de vakliteratuur en het
studiemateriaal beantwoorden aan de eisen van actualiteit, relevantie en representativiteit.
Studenten worden naar de mening van het panel in voldoende mate in de gelegenheid
gesteld zich de vereiste beroepsvaardigheden eigen te maken, zowel via de
buitenlandstages als via de stages op de opleidingsscholen. Studenten moeten op alle
schooltypen en niveaus stage lopen om breed inzetbaar te zijn. Het werkplekleren verloopt
trapsgewijs. In het eerste jaar gaat het om een algemene schooloriëntatie; in jaar twee, drie
en vier doen de voltijdstudenten een schoolstage binnen de sectie Frans van een
(opleidings)school met keurmerk. Dit geldt bij voorkeur ook voor de deeltijdstudenten.
Studenten voeren in derde en vierde jaar in de stages een tweetal schoolprojecten uit. Deze
projecten vormen de link tussen het conceptuele programma en de beroepspraktijk op de
stageschool. Het onderzoek in het kader van deze schoolprojecten laat een voldoende
niveau zien waar het gaat om het ontwikkelen en didactiseren van lesmateriaal. Van een
(theoretische) verantwoording en een probleemstelling is nog weinig tot geen sprake.
De opleiding biedt regelmatig lezingen aan van Franstalige beroepsbeoefenaren en
onderhoudt contacten met Maison Descartes. Docenten kennen de beroepspraktijk en zijn
betrokken bij begeleiding op de scholen.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten de beroepsgerichtheid van de opleiding
waarderen met scores tussen de 3,1 (2008) en 4,0 (2009). Zij zijn het meest tevreden over
de mate waarin zij contact met de beroepspraktijk hebben gehad (2008 en 2009: score 3,9
en score 4,0).
Nederlands
De opleiding Nederlands besteedt volgens het panel in evenwichtige mate aandacht aan
taalbeheersing, literatuur en taalkunde. De afgelopen twee jaar is het materiaal voor deze
drie disciplines grondig herzien. De verschillende cursussen zijn beter op elkaar afgestemd.
Syllabi zijn vervangen door of aangevuld met recente publicaties.
Het panel heeft de vakliteratuur en het studiemateriaal bestudeerd en beoordeelt deze als
actueel, relevant en representatief. Voor vrijwel alle vakken zijn er syllabi, waarin naast
literatuur ook allerhande opdrachtmateriaal is opgenomen. Er is ook ruim voldoende
aandacht voor onderwijs aan leerlingen met een andere moedertaal.
Studenten worden via de stages op de opleidingsscholen voldoende in de gelegenheid
gesteld zich de vereiste beroepsvaardigheden eigen te maken.
Het werkplekleren verloopt trapsgewijs: in het eerste jaar gaat het om schooloriëntatie. In het
tweede en derde jaar lopen de studenten stage in het MBO en het VO. In het vierde jaar
geven studenten zelfstandig les aan een aantal klassen. In deze periode moeten zij laten
zien dat zij startbekwaam zijn. In samenwerking met het Bureau Leerwerkplekken is een
netwerk van scholen opgezet. De school IB’ers bezoeken de studenten op de scholen.
Het team van docenten is nauw betrokken bij de beroepspraktijk en bij
onderwijsvernieuwingen door middel van onderzoek, samenwerking met en begeleiding van
scholen bij onderwijsinnovatie. Voorbeelden daarvan zijn: contractwerk voor het schoolvak
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 79/164
Nederlands op een scenario-3-school en de betrokkenheid bij de dieptepilot “Onderzoek in
het VO”.
Actuele ontwikkelingen komen in alle modulen aan bod. Zo wordt er bijvoorbeeld aandacht
besteed aan ICT in het onderwijs en aan het ontwerpen van digitaal lesmateriaal.
De koppeling tussen vakinhoud en vakdidactiek wordt bevorderd doordat meer dan de helft
van de docenten is betrokken bij de studentbegeleiding op de werkplek.
Ten aanzien van de aandacht, die wordt besteed aan toegepast onderzoek constateert het
panel dat deze wat mager is. Studenten leren nog onvoldoende om een heldere vraagstelling
te formuleren, een probleemanalyse te maken en conclusies en/of aanbevelingen te
formuleren.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten de beroepsgerichtheid van de opleiding
waarderen met scores tussen de 3,0 (2008) en 4,1 (2009). Zij zijn het meest tevreden over
de mate waarin zij contact met de beroepspraktijk hebben gehad (2008: score 4.0, 2009:
score 4,1).
Spaans
In het eerste jaar van de opleiding Spaans gaan de voltijdstudenten een week naar een
Spaanstalig land, in het tweede jaar doen zij dit gedurende zeven weken en in het derde jaar
studeren zij drie maanden aan een Spaanse universiteit. In dit kader heeft de opleiding
contact met een aantal universiteiten in Spanje. In het vierde jaar kan de student ervoor
kiezen zijn minor in het buitenland te volgen. In enkele gevallen vindt de lio-stage in Spanje
plaats. Voor deeltijdstudenten is een alternatief programma mogelijk, waardoor ze
gedurende langere tijd kunnen verblijven in een Spaanstalig land. Zij kunnen hun
buitenlandverblijf ook organiseren in hun vakanties, waarbij ze verplicht een cursus aan een
Spaanstalige universiteit moeten volgen.
De opleiding volgt in de conceptuele lijn het doeltaal-voertaal principe: de lessen worden
zoveel mogelijk in het Spaans gegeven.
Het curriculum volgt als richtlijn het Common European Framework of References (CEFR of
ERK). Door op het gebied van taalvaardigheid gebruik te maken van het ERK sluit de
opleiding aan bij de actuele en relevante ontwikkelingen. Studenten leren de taal in al haar
complexiteit: taal als communicatiemiddel, sociolinguïstiek, pragmatiek en taalvariatie. Doel
is het bereiken van niveau B2. De conceptuele lijn biedt vakdidactiek, theoretische kennis en
vaardigheden van de taalkunde in het algemeen en specifiek van het Spaans. Het onderdeel
literatuur bestaat uit een inleiding op literatuur en twee vakprojecten literatuur. Sommige
onderdelen worden ondersteund met ICT (voicemailboard, Webquest, digitale video,
vodcast).
De met Fontys ontwikkelde Kennisbasis Spaans is medio 2009 gerealiseerd en in de
opleiding in gebruik genomen.
Het vak ‘(Ver)kennen van Taal’ biedt een theoretisch referentiekader van alle gebieden,
waarmee studenten in relatie tot taal en taalleren in aanraking komen. De theorie wordt
aangeboden door actieve en interactieve opdrachten waarin de studenten door reflectie,
onderzoek en samenwerking tot verdieping komen. De opleiding gebruikt de methode
‘Gente’. Voor vakdidactiek worden readers en diverse boeken gebruikt. Er wordt gewerkt met
de Tabasco-methode.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 80/164
Het panel stelt op basis van materiaalbestudering vast dat er naast Nederlandse bronnen
voldoende literatuur in de doeltaal wordt aangeboden. Het studiemateriaal is actueel,
relevant en representatief. Voorts is er voldoende aandacht voor het gebruik van ICT-
middelen, voor mentoraat, voor leerlingbegeleiding en voor de multiculturele school.
Studenten worden ook in voldoende mate in de gelegenheid gesteld zich de vereiste
beroepsvaardigheden eigen te maken, zowel via de buitenlandstages als via de stages op de
opleidingsscholen. De opleiding is reeds een aantal jaren bezig met de ontwikkeling van het
schoolvak ‘Spaans in de scholen’. Omdat niet op alle (aspirant)keurmerkscholen Spaans
wordt gegeven, heeft de vakgroep een netwerk van stagescholen.
Het werkplekleren verloopt trapsgewijs: in het eerste jaar gaat het om schooloriëntatie. In het
tweede jaar lopen de studenten stage in het MBO en het VO bij lessen in een moderne
vreemde taal. In het derde en vierde jaar moeten ze stage lopen bij een docent Spaans. In
het vierde jaar staan zij zelfstandig voor de klas. De school IB’ers bezoeken de studenten op
de scholen.
In 2008 is er een congres georganiseerd in samenwerking met de Vereniging Docenten
Spaans in Nederland en de Vereniging Leraren in Levende Talen. Verder onderhoudt de
opleiding contacten met Spaanstalige instellingen, zoals het Instituto Cervantes.
Ten aanzien van de aandacht die wordt besteed aan toegepast onderzoek constateert het
panel dat deze nog mager is. Er wordt nauwelijks aandacht besteed aan het formuleren van
een probleem- of vraagstelling, het maken van een probleemanalyse en het formuleren van
conclusies en/of aanbevelingen.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten de beroepsgerichtheid van de opleiding
waarderen met scores tussen de 2,9 (2008) en 3,7 (2009). Zij zijn het meest tevreden over
de mate waarin zij contact met de beroepspraktijk hebben gehad (2008 en 2009: score 3,7).
Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud progamma
De leerdoelen van alle opleidingen uit het Talencluster zijn afgeleid van de SBL-
competenties, de Kennisbasis en de Dublin descriptoren (studiegids en
studiehandleidingen). In de matrixen Kennisbasis is in kaart gebracht welke SBL-
bekwaamheidseisen in welke cursus aan bod komen.
Duits
In 2009-2010 is de Kennisbasis Duits gekoppeld aan de vakinhouden. In de studiegids is
deze koppeling in de cursusbeschrijvingen opgenomen. Het panel stelt op basis van
materiaalbestudering en gesprekken vast dat de leerdoelen zijn afgeleid van de SBL-
competenties, de Kennisbasis en de Dublin descriptoren. De studenten evalueren steeds
persoonlijk hun competentieontwikkeling.
De opleiding gaat uit van het taalportfolio van het Common European Framework of
References (CEFR). Taalverwerving neemt een belangrijke plaats in, waarbij het ‘dubbele
bodem’ principe wordt gehanteerd: studenten werken aan hun eigen taalverwerving en
leggen voortdurend de relatie naar de situatie in de klas. Dit geldt zowel voor de vakinhoud
als de vakdidactiek. Studenten werken vanaf het begin met een (digitaal) taalportfolio. De
meeste studenten starten op niveau A2 of B1 van het CEFR. Aan het eind van het tweede
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 81/164
jaar worden de taalvaardigheden getoetst met de gestandaardiseerde Zentrale
Mittelstufenprüfung en de Zentrale Oberstufenprüfung van het Goethe Institut. Het
eindniveau van de opleiding is B2 voor schrijfvaardigheid en C1 voor de andere drie
vaardigheden.
Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 beoordelen de studenten de inhoud van
het programma met score 3,4 (2008) en 3,5 (2009).
Engels
In de matrix Kennisbasis Engels is in kaart gebracht welke SBL-bekwaamheidseisen en
onderdelen uit de Kennisbasis in welke cursus aan bod komen. Uit de matrix blijkt dat alle
competenties door het programma worden gedekt. Het panel stelt op basis van
materiaalbestudering vast dat de leerdoelen zijn afgeleid van de SBL-competenties, de
Kennisbasis en de Dublin descriptoren. De studenten evalueren steeds persoonlijk hun
competentieontwikkeling.
Taalvaardigheid, literatuur, cultuur, taalkunde en vakdidactiek komen aan de orde in de
conceptuele en de integrale leerlijn en onderwijskunde in de integrale leerlijn. Sinds 2007
wordt de Kennisbasis gebruikt bij alle onderdelen van het programma als aanvulling op het
competentiegericht leren. In het begin van het programma start de student in de integrale lijn
met het vakoverstijgende project Taalbeurs, samen met studenten uit alle moderne vreemde
talen: lesgeven, kennisoverdracht, motiveren en activeren. Het principe is dat de doeltaal de
voertaal is. De basisprincipes van didactisch handelen worden uitgediept in jaar 1 en 2, zoals
samenwerkend leren, eerste- en tweedetaalverwerving, methoden van
vreemdetalenonderwijs en extensief lezen. In jaar 3 is in Tests and tools aandacht voor
toetsing van de vier vaardigheden en voor het ontwerpen van web-based materiaal. De
opdrachten in de didactiekcursussen sluiten aan bij de leerwerkpraktijk van de studenten. Zij
ontwerpen hiervoor lessen.
Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 beoordelen de studenten de inhoud van
het programma met score 3,4 (2008) en score 3,5 (2009).
Frans
Het programma van de opleiding Frans is gebaseerd op de SBL-competenties, de
Kennisbasis, de Dublin descriptoren en het Europees Referentiekader Moderne Vreemde
Talen. Uit het digitale portfolio blijkt de ontwikkeling van de competenties van de student.
Het panel stelt op basis van materiaalbestudering vast dat de leerdoelen zijn afgeleid van de
SBL-competenties, de Kennisbasis en de Dublin descriptoren. De leerdoelen van de
cursussen zijn gerelateerd aan de eindkwalificaties. Deze zijn beschreven in de studiegids
en de studiehandleidingen.
Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 beoordelen de studenten de inhoud van
het programma met score 3,3 (2008) en 3,2 (2009).
Nederlands
Het programma van de opleiding Nederlands is gebaseerd op Kennisbasis, de SBL-
competenties en de Dublin descriptoren. In de studiegids is aangegeven welke
bekwaamheidseisen in welke cursussen aan bod komen. Bij de cursusbeschrijvingen zijn de
leerdoelen opgenomen, die zijn afgeleid van de eindkwalificaties. Daaruit blijkt dat de
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 82/164
competenties door het programma worden gedekt. Het panel stelt op basis van
materiaalbestudering en gesprekken vast dat de leerdoelen voor vrijwel alle studie-
onderdelen zijn afgeleid van de SBL-competenties, de Kennisbasis en de Dublin
descriptoren.
In het curriculum Nederlands is al een deel van de Kennisbasis (vastgesteld op 17 juli 2009)
geïmplementeerd. Docenten van de opleiding hebben het voortouw gehad bij het opstellen
ervan. Het afgelopen jaar hebben zij drie studiedagen georganiseerd waarbij het doel was
om het huidige curriculum Nederlands van de opleiding en de landelijke Kennisbasis
Nederlands met elkaar te vergelijken. Vragen daarbij waren: wat wordt op welke plaats in het
curriculum aangeboden, hoe vindt verdieping plaats, wat is de samenhang tussen de diverse
vakonderdelen, wat is de samenhang met andere vakken, (bijvoorbeeld Taalgericht
Vakonderwijs), hoe loopt de lijn Pabo-tweedegraads gebied-eerstegraads gebied, waarop
gaan we in de toekomst accenten leggen? Het programma zal meer worden gericht op de
aansluiting met het MBO. Tenslotte wordt de doorgaande lijn Letterkunde scherper in het
programma neergezet.
De laatste jaren wordt aldus een vernieuwingsslag doorgevoerd. Uitgangspunt daarbij is
meer dan voorheen het schoolvak Nederlands. In de conceptuele lijn komen alle
vakonderdelen van het schoolvak Nederlands aan de orde (Fictie, Taalbeschouwing,
Schrijfvaardigheid, Leesvaardigheid, Mondelinge taalvaardigheid, Luister- en
kijkvaardigheid). In het programma is tevens de traditionele (wetenschappelijke) verdeling
van het vak Nederlands in de onderdelen letterkunde, taalkunde en taalbeheersing verwerkt.
Met de uitbreiding van 12 EC van de conceptuele leerlijn is er meer aandacht voor het vak
Nederlands als zodanig, de didactiek ervan, studievaardigheden en is er meer begeleiding bij
kennisverwerving en –verwerking. Op advies van de vorige visitatiecommissie maken
Taalbeleid en NT2 thans integraal onderdeel uit van het programma.
Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 beoordelen de studenten de inhoud van
het programma met score 2,8 (2008) en 2,9 (2009). Het panel vindt deze scores wat mager
en mist in het zelfevaluatierapport een analyse ervan door de opleiding.
Spaans
Voor het hele curriculum van de opleiding Spaans is in kaart gebracht welke SBL-
competenties in welke cursussen aan bod komen en waar de Kennisbasis in de cursussen is
opgenomen. Het panel heeft vastgesteld dat alle competenties in het programma aan bod
komen.
Het panel stelt op basis van de bestudeerde documenten vast dat de leerdoelen voor de
studieonderdelen, die zijn beschreven in de studiehandleidingen, in voldoende mate zijn
afgeleid van de SBL-competenties, de Kennisbasis en de Dublin descriptoren. In het
curriculum zou naar de mening van het panel meer aandacht besteed kunnen worden aan
de SBL-competentie ‘competentie in reflectie en ontwikkeling’.
Het motto van de opleiding is ‘Spaans leren door Spaans te doen’. Studenten worden vanaf
het begin van de studie ondergedompeld in de Spaanse taal en cultuur. Ze verwerven kennis
op het gebied van de cultuur, de taal, de grammatica, ICT en didactiek. De conceptuele
leerlijn bevat een scala aan activerende en authentieke (taal)opdrachten. De opleiding
hanteert het principe dat je leert door te construeren in leeropdrachten die samenwerking
vragen, bijvoorbeeld: “ Nederland presenteren aan Spaanstalige Erasmus studenten” of “een
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 83/164
reisgids voor een Spaanstalig land maken”. Binnen de conceptuele lijn wordt zoveel mogelijk
het principe doeltaal- voertaal gehanteerd. De vakgroep heeft vijf docenten die native
speaker zijn.
Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 is de tevredenheid van studenten over de
inhoud van het programma afgenomen sinds het vorig jaar (2008: score 3,0, 2009: score
2,7).
Facet 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma
Duits
De afstemming van het programma van de opleiding Duits op het CEFR of ERK (Europees
Referentiekader) zorgt voor inhoudelijke samenhang in het taalonderwijs. Studenten werken
met het digitale taalportfolio van het ERK, op basis waarvan zij en de docenten zicht hebben
op de vorderingen.
In twee vakprojecten (‘Eine neue Rolle’ en ‘Ich bin ein Berliner’) wordt de samenhang tussen
de vakken versterkt. De samenhang wordt voorts vormgegeven door de leerlijnen, waarbij de
SBL-bekwaamheidseisen de rode draad vormen. Gedeelten van het curriculum zijn
volgtijdelijk opgebouwd, bijvoorbeeld ‘Sprache und Kultur’, excursies, studiereizen en
buitenlandverblijven.
In het vak ‘Taalbeurs’ in de propedeuse werken studenten uit alle taalopleidingen aan kleine
vakdidactische opdrachten en oefenen zij met het plannen en inrichten van een les.
Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de leerjaren,
modulen en vakken elkaar op een logische wijze opvolgen. In de vakken is sprake van een
opbouw in moeilijkheidsgraad. De samenhang tussen de theorie en de praktijk wordt goed
vormgegeven, doordat de theorie en de lespraktijk van de student (het werkplekleren)
voortdurend op elkaar worden betrokken.
Studenten vinden dat er nog sprake is van enige overlap tussen de WER- lijn en de SLB-lijn.
Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 beoordelen de studenten de samenhang
van het programma met score 3,6 (2008) en 3,5 (2009).
Engels
De vakdidactische onderdelen en de training in taalvaardigheden zorgen voor de
inhoudelijke samenhang van het programma. Ook de vier leerlijnen zorgen voor samenhang.
Deze komen samen in de SLB, vooral in het schrijven van het POP en de leerwerkplannen
en in het voorbereiden van assessments.
De samenhang tussen de theorie en de praktijk komt vooral tot uiting in de relatie tussen de
WER-lijn en de cursussen in de afzonderlijke modulen. Zo zijn de vakdidactiek en
onderwijskunde gericht op ondersteuning van studenten in (toekomstige) situaties in de
praktijk en de problemen die zich hierin kunnen voordoen. De opbouw van taalverwerving
van de studenten is identiek aan hoe het aan hun toekomstige leerlingen wordt aangeboden.
Lectoren verzorgen workshops in WER-bijeenkomsten, bijvoorbeeld over het thema
‘straatcultuur’.
Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de leerjaren,
modulen en vakken elkaar op een logische wijze opvolgen en samenhangen. In de vakken is
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 84/164
sprake van een opbouw in moeilijkheidsgraad. De samenhang tussen de theorie en de
praktijk wordt ook goed vormgegeven doordat de theorie en de lespraktijk van de student
(het werkplekleren) voortdurend aan elkaar worden gerelateerd. Studenten hebben het panel
verteld dat de WER- en de SLB-lijn (nog) overlap vertonen.
Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 beoordelen de studenten de samenhang
van het programma met score 3,2 (2008) en 3,3 (2009).
Frans
In elke periode van het programma van de opleiding Frans komen in het vak Taalvaardigheid
de taalvaardigheden geïntegreerd aan bod. Per periode worden afwisselend accenten
aangebracht naar productieve en receptieve vaardigheden. De vakken worden in
toenemende mate met elkaar in verband gebracht: Taalvaardigheid, ‘Forum’, de week Rouen
en het Séjour in Frankrijk. Het vak Taalbeurs zorgt voor de samenhang van de vakdidactiek
in de propedeuse. Door het ‘dubbele bodem’ principe wordt in iedere conceptuele cursus
samenhang tussen theorie en praktijk gerealiseerd.
Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de leerjaren,
modulen en vakken elkaar op een logische wijze opvolgen en dus samenhang vertonen. In
de vakken is sprake van een opbouw in moeilijkheidsgraad. De samenhang tussen de
theorie en de praktijk wordt goed vormgegeven doordat de theorie en de lespraktijk van de
student (het werkplekleren) voortdurend op elkaar worden betrokken. Zo is er bijvoorbeeld
expliciet aandacht voor de vertaalslag van eigen taalvaardigheid naar de didactiek van de
taalvaardigheden in de onderbouw van het VMBO. Studenten hebben het panel verteld dat
er sprake is van overlap tussen de WER- en de SLB-lijn, die de samenhang niet ten goede
komt.
Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 beoordelen de studenten de samenhang
van het programma met score 3,3 (2008) en 3,2 (2009).
Nederlands
Het programma van de opleiding Nederlands is gestroomlijnd op basis van
kennistheoretische, (vak)didactische en pedagogische noties. De opleiding heeft een
concentrische opbouw, waarbij alle benodigde vaardigheden in toenemende mate van
complexiteit aan de orde komen. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en
gesprekken vast dat de leerjaren, modulen en vakken elkaar op een logische wijze opvolgen.
In de vakken is sprake van een opbouw in moeilijkheidsgraad. In het tweede en derde jaar
vindt verdieping plaats en is ruimte voor keuzemodulen op basis van het aanbod in het
eerste en tweede jaar.
De samenhang van de conceptuele leerlijn wordt grotendeels bepaald door het schoolvak
Nederlands. In de binnenschoolse programmaonderdelen wordt de verbinding gelegd tussen
theorie en de ervaringen die de studenten opdoen op de werkplek. De samenhang tussen de
theorie en de praktijk wordt naar het oordeel van het panel goed vormgegeven. Er worden
veel praktijkopdrachten gegeven en studenten worden aangezet tot het zelfstandig
ontwerpen van lessen(series) en/of het doen van kleine onderzoekjes in de school. Alhoewel
dit laatste nog in zeer beperkte mate gebeurt.
Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 beoordelen de studenten de samenhang
van het programma met de scores 3,3 (2008) en 3,1 (2009).
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 85/164
Spaans
Met name dankzij de invoering van het competentiegerichte onderwijs en het leerlijnenmodel
is de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van de opleiding duidelijk. De opleiding is
getransformeerd van een ambachtelijke opleiding met het accent op het leren van de taal
naar een lerarenopleiding met het accent op het leren lesgeven in de taal.
De opleiding heeft een volgtijdelijke en concentrische opbouw. Deze uit zich in de opbouw
van de vakken en in de WER-lijn. De vakdidactische lijn is in 2007 vormgegeven in een
doorlopend programma gedurende drie jaar. De leerlijnen komen samen in het programma
van de SLB. Studenten brengen hun kennis en vaardigheden in het POP en het portfolio
samen onder de SBL-competenties. De samenhang tussen theorie en praktijk krijgt vorm
door het ‘dubbele bodem’ principe, in de lessen vakdidactiek en in de WER-begeleiding.
Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de leerjaren,
modulen en vakken elkaar op een logische wijze opvolgen en dus samenhang laten zien. De
samenhang tussen de theorie en de praktijk komt tot uiting in de koppeling van de WER-lijn
enerzijds en de integrale en de conceptuele lijn anderzijds. De theoretische kennis uit de
laatstgenoemde leerlijn komt terug in talrijke opdrachten in de WER-lijn. Studenten hebben
het panel laten weten dat er (nog) overlap is tussen de WER- en de SLB-lijn. Volgens de
resultaten van het STO 2008 en 2009 beoordelen de studenten de samenhang van het
programma met de score 3,2 (2008) en 3,0 (2009).
Facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Duits
De opleiding Duits volgt het didactisch concept van het instituut. Het ‘dubbele bodem’
principe speelt hierbij een belangrijke rol (‘teach what you preach’).
De opleiding maakt gebruik van de volgende werkvormen: projecten, groepswerk, interviews,
presentaties en werkstukken. De werkvormen zijn vermeld in de studiehandleidingen.
Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de opleiding
gebruik maakt van afwisselende werkvormen, waarbij de studenten zowel individueel als in
groepen werken. De werkvormen sluiten goed aan bij de didactische visie.
Het STO 2008 en 2009 geeft de scores 3,8 (2008) en 3,7 (2009) voor de afwisseling van de
werkvormen.
Engels
De opleiding volgt het didactisch concept van het instituut. De opleiding werkt vanuit de
concepten “communicatief talenonderwijs”, “doeltaal is voertaal” en het “dubbele bodem”
principe.
Als werkvormen maakt de opleiding gebruik van hoorcolleges, groepswerk, de
expertmethode, workshops en presentaties. In de eerste taalmodulen krijgt de student
feedback op gemaakte taaltaken en -producten. Op basis hiervan maakt hij samen met de
docent een planning voor verdere taalverwerving tijdens zijn opleiding. Vervolgens kan de
student in het Europees Taalportfolio digitaal een selfassessment maken. De cursussen
grammatica en fonetiek in het eerste en tweede jaar ondersteunen dit proces.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 86/164
Studenten krijgen kennis en vaardigheden aangereikt via het didactische analysemodel, het
principe “present, practice, produce”, “task-based learning”, probleemgestuurd leren,
projectmatig leren en “content-based learning”. In vakoverstijgende cursussen en projecten
is in tegenstelling tot de andere onderdelen de voertaal Nederlands. Studenten verwerven
kennis en taalvaardigheid door het maken van opdrachten, het geven van presentaties en
het bestuderen en verwerken van theorie. De opdrachten bij vakdidactiek en onderwijskunde
sluiten aan bij de werkpleksituatie van de studenten.
Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de opleiding
gebruik maakt van afwisselende werkvormen, die goed aansluiten bij de didactische visie.
Het STO 2008 en 2009 geeft de scores 3,4 (2008) en 3,5 (2009) voor de afwisseling van de
werkvormen.
Frans
De opleiding Frans volgt het didactisch concept van het instituut. De werkvormen worden
voor elke cursus beschreven in de studiegids en de studiehandleidingen. In de conceptuele
lijn is groepswerk met onderlinge feedback en kritische reflectie een belangrijke werkvorm.
Bij de ontwikkeling van gespreksvaardigheden maken met name voltijdstudenten veel
gebruik van video. De opleiding hanteert het ‘dubbele bodem’ principe. Verder wordt gebruik
gemaakt van samenwerkend leren en van ICT. De student maakt kennis met de didactiek
van Webquest en voert samen met andere studenten een leergangenanalyse uit. Ook
voeren studenten spreek- en leesvaardigheidsopdrachten op de stageschool uit.
Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de opleiding
gebruik maakt van afwisselende werkvormen, die goed aansluiten bij de didactische visie.
Het STO 2008 en 2009 geeft de scores 3,3 (2008) en 3,2 (2009) voor de afwisseling van de
werkvormen.
Nederlands
De opleiding volgt het didactisch concept van het instituut. De praktijk in de school is het
uitgangspunt voor het onderwijs. Ervaringen die studenten tijdens hun werkplekleren opdoen
worden geproblematiseerd en op thematische wijze aan de orde gesteld. Er wordt gebruik
gemaakt van het “dubbele bodem principe”: bij de cursussen taalvaardigheid, de
vakdidactische cursussen en de projecten staat het leren communiceren centraal en
docenten gebruiken werkvormen die studenten in hun werkplekleren kunnen gebruiken.
Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de opleiding
gebruik maakt van afwisselende werkvormen, zoals hoorcolleges, groepswerk, presentaties
(al dan niet met behulp van powerpoint of videomateriaal), ICT-gestuurd onderwijs en
portfolio. Het panel merkt op dat in het curriculum meer aandacht besteed zou kunnen
worden aan dramatische werkvormen bij de vormgeving van de lessen.
Het STO 2008 en 2009 geeft de scores 3,5 (2008) en 3,2 (2009) voor de afwisseling van de
werkvormen.
Spaans
De opleiding volgt het didactisch concept van het instituut. Als werkvormen wordt veel
gebruik gemaakt van interactieve opdrachten, die aansluiten bij de belevingswereld van de
studenten. Voor de vakdidactiek worden diverse activerende werkvormen gebruikt, zoals
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 87/164
binnencirkel/buitencirkel, de expertmethode, presentaties en ICT. Het “dubbele bodem” en
het “doeltaal-voertaal principe” zijn essentieel, dat wil zeggen “ Spaans leren door Spaans te
spreken”.
Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de opleiding
gebruik maakt van afwisselende werkvormen. De aandacht ligt sterk op het samenwerkend
leren, met nadruk op het werken in groepen. De werkvormen sluiten goed aan bij de
didactische visie. De opleiding poogt met name door het “dubbele bodem” en het “doeltaal-
voertaal” principe de activerende didactiek terug te laten komen in de werkvormen. Hierin
slaagt de opleiding goed volgens het panel.
Het STO 2008 en 2009 geeft de scores 3,4 (2008) en 3,0 (2009) voor de afwisseling van de
werkvormen.
Facet 2.8 Beoordeling en toetsing
Alle talenopleidingen werken aan de implementatie van het toetskader van het instituut. De
snelheid van invoering verschilt per opleiding.
Per programmaonderdeel zijn beoordelingscriteria aangegeven in de studiegidsen en de
studiehandleidingen. Deze zullen vanaf 2009-2010 op Sharepoint worden gezet.
Duits
De opleiding Duits gebruikt volgens het panel afwisselende toetsvormen, zoals schriftelijke
kennis- en vaardigheidstoetsen, spreek- en luistervaardigheidstoetsen, groepsopdrachten,
presentaties, dossiervorming en stage- en reflectieverslagen. Aan het eind van het derde
jaar stelt de opleiding eisen aan het kritisch denkvermogen van de student, bijvoorbeeld ten
aanzien het beoordelen van de bruikbaarheid en aantrekkelijkheid van lesmethoden. Ten
behoeve van de toetsing van de vakdidactiek ontwikkelen studenten producten die zij direct
in de lespraktijk kunnen gebruiken.
Het bereikte niveau van taalvaardigheid wordt vastgesteld aan de hand van het CEFR. Naast
het taalportfolio en de taalvaardigheidstoetsen (van het Goethe Institut) worden de meeste
modulen met een toets afgesloten, die uit meerdere onderdelen bestaat. De kwaliteit van de
toetsen wordt gewaarborgd door gebruik te maken van toetsmateriaal van expertinstituten,
zoals het Goethe Institut, maar uit bestudering van de toetsen door het panel blijkt dat de
criteria niet altijd consequent worden gehanteerd. De beoordeling is in het algemeen echter
wel adequaat.
Aan het eind van het eerste, derde en vierde jaar worden assessments afgenomen op basis
van de ontwikkelportfolio’s hoofdfase- en afstudeerbekwaam en het portfolio startbekwaam.
De criteria hiervan zijn vooraf bekend bij studenten via de studiegids. Voor het studiejaar
2009-2010 zijn criterialijsten ontwikkeld voor de dossiers waarmee de studenten de vakken
afsluiten.
In het vierde jaar voert de student een schoolproject uit, gevolgd door het assessment
startbekwaam. In zijn portfolio toont de student aan dat hij de SBL-competenties voldoende
beheerst. Het panel vindt dat de beoordeling van de schoolprojecten ten tijde van de visitatie
nog teveel werd overgelaten aan de begeleider in de school (zie ook deel B, facet 2.8).
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 88/164
Volgens het STO 2008 en 2009 zijn studenten tevreden over de wijze van toetsing (2008:
score 3,3, 2009: score 3,4), over de duidelijkheid vooraf over de criteria (2008: score 3,3,
2009: score 3,4) en over de aansluiting van de toetsen op het onderwijs (2008: score 3,6,
2009: score 3,2).
Engels
De opleiding Engels gebruikt afwisselende toetsvormen, zoals schriftelijke kennis- en
vaardigheidstoetsen, spreek- en luistervaardigheidstoetsen, groepsopdrachten, presentaties,
dossiervorming, stage- en reflectieverslagen. Het panel heeft een aantal toetsen bestudeerd
en heeft vastgesteld dat deze aan het vereiste niveau voldoen. In de toetsen wordt een
expliciete relatie gelegd met onderwijspraktijk.
Elke module kan worden afgesloten met een taalportfolio, een taalassessment en een
samengestelde toets, die uit meerdere onderdelen bestaat, zoals een tentamen, essay,
presentatie, vakdidactische opdracht, reflectieverslag of leesverslag. De toetsvorm is
afhankelijk van het doel van de cursus.
Het functioneren op de werkplek wordt begeleid en getoetst door een koppel van een
werkplekbegeleider en instituutsbegeleider. De assessments aan het eind van het derde en
vierde jaar worden door een veld- en opleidingsassessor afgenomen. De
eindverantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de opleiding.
Bij tentamens wordt gewerkt met een “key”, bij opdrachten met punten per deelopdracht. Het
panel vindt de wijze waarop de portfolio’s en de schoolprojecten - twee belangrijke producten
in het kader van het afstuderen - worden beoordeeld voor verbetering vatbaar. Voor de
beoordeling van het portfolio heeft het panel twee verschillende formulieren aangetroffen. Dit
kan verklaard worden uit het feit dat er bij Engels wordt gewerkt met de oude versie (tot en
met 1 september 2009) en de nieuwe versie (vanaf 1 september 2009). De opleiding Engels
heeft als pilot al voor september 2009 met de nieuwe versie gewerkt. Ook de beoordeling
van schoolprojecten is volgens het panel voor verbetering vatbaar. Na het bezoek heeft de
opleiding op verzoek van het panel de beoordelingsformulieren opgestuurd, die vanaf heden
gebruikt zullen gaan worden voor de beoordeling van de schoolprojecten. Eén ervan is
bedoeld voor de procesbeoordeling van het schoolproject door de instituutsbegeleider en het
andere voor de inhoud van het schoolproject door de opdrachtgever. Ook is vanaf 2009-
2010 bij de beoordeling van de inhoud van het schoolproject altijd een vakdocent betrokken
zijn, zo heeft Archimedes in een notitie (december 2009) vastgelegd. Het panel heeft er
vertrouwen in dat het management van Archimedes zal toezien op een daadwerkelijke
uitvoering hiervan.
Volgens het STO 2008 en 2009 zijn studenten redelijk tevreden over de wijze van toetsing
(2008: score 3,0, 2009: score 3,3), over de duidelijkheid vooraf van de criteria (2008: score
3,4, 2009: score 3,5) en over de aansluiting van de toetsen op het onderwijs (2008: score
3,5, 2009: score 3,4).
Frans
De opleiding Frans gebruikt afwisselende toetsvormen, zoals schriftelijke kennis- en
vaardigheidstoetsen, spreek- en luistervaardigheidstoetsen, groepsopdrachten, presentaties,
dossiers, stage- en reflectieverslagen. Het niveau van de toetsen en de aansluiting op de
leerdoelen zijn in het algemeen voldoende. In de conceptuele lijn zijn steeds twee docenten
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 89/164
verantwoordelijk voor de toetsen en criteria. Aan het eind van het derde jaar stelt de
opleiding eisen aan het kritisch denkvermogen van de student, bijvoorbeeld ten aanzien het
beoordelen van de bruikbaarheid en aantrekkelijkheid van lesmethoden. Bij de toetsing wordt
een expliciete relatie gelegd met onderwijspraktijk.
Vakdidactische onderdelen worden zowel op feitenkennis als op toepassing getoetst.
Studenten maken veel producten die zij direct kunnen gebruiken in de schoolpraktijk. Aan
het eind van jaar drie doet de student een taalassessment gespreksvaardigheid.
Vakken als grammatica en Civilisation worden schriftelijk getoetst.
Toetsen worden in teamverband ontwikkeld. De criteria zijn vooraf bekend. De cesuur is
globaal aangegeven. De opleiding werkt aan de verdere ontwikkeling van criteria met
betrekking tot toetsen en beoordelen. Afwijkende beoordelingsresultaten worden in het team
besproken. Er is collegiale consultatie rond de beoordeling van toetsen. Studenten krijgen in
het algemeen in voldoende mate feedback op werkstukken en toetsen.
In het vierde jaar voert de student een schoolproject uit en werkt hij aan zijn portfolio, dat als
basis voor het assessment startbekwaam dient. In zijn portfolio dient hij aan te tonen dat hij
de SBL-competenties voldoende beheerst.
Het panel is van oordeel de kwaliteit van de beoordeling van de schoolprojecten aan de
magere kant; er worden te weinig eenduidige criteria gebruikt. Het panel veronderstelt dat dit
komt, omdat de toetsing tot op heden door de begeleider in de school wordt gedaan.
Inmiddels heeft Archimedes het voornemen om de vakdocent meer te betrekken bij de
beoordeling van de schoolprojecten. Volgens het STO 2008 en 2009 zijn studenten tevreden
over de wijze van toetsing (2008: score 3,0, 2009: score 2,8) over de duidelijkheid vooraf van
de criteria (2008: score 3,2, 2009: score 2,9) en over de aansluiting van de toetsen op het
onderwijs (score 2008: 3,2, 2009: 2,7).
Nederlands
De opleiding gebruikt afwisselende toetsvormen, zoals schriftelijke toetsen met open vragen,
“take home” opdrachten, mondelinge tentamens, videoregistraties, logboeken, presentaties
en werkstukken. De toetsen sluiten goed aan bij de leerdoelen van de modulen. De
toetscriteria zijn op heldere wijze ontworpen en vastgelegd in formulieren. De toetsen worden
op een adequate wijze beoordeeld. Met meer complex samengestelde assessments kan de
student laten zien dat hij zijn kennis ook productief kan maken op het niveau dat in de
beroepspraktijk van hem wordt verwacht. Alle toetsvormen waarmee studenten in de
onderwijspraktijk in aanraking kunnen komen, zijn verwerkt in het opleidingsprogramma..
Alle cursussen en toetsen worden in tweetallen ontwikkeld. Cursussen die door verschillende
docenten worden gegeven worden met dezelfde toets afgesloten. De docenten bespreken
de toetsen onderling na. Ook wordt bij de toetsing het “dubbele bodem principe” gehanteerd.
Tijdens de lessen wordt de keuze voor de toetsvorm besproken. Praktijktoetsing vindt plaats
via de WER-lijn. De schoolbegeleider heeft een adviserende rol in de beoordeling. Het
praktijkdeel wordt daarnaast getoetst via het assessment (vergelijk 6.1), waarbij
veldassessoren zijn betrokken. De opleiding heeft vijf geschoolde assessoren. Vier nieuwe
collega’s volgen nu de opleiding tot assessor.
Het panel heeft ten aanzien van de toetsing de indruk dat er thans een kloof bestaat tussen
hetgeen wordt aangeboden en getoetst bij de opleiding Nederlands en hetgeen in een
andere context dan de modulen Nederlands wordt gepresteerd. Een voorbeeld hiervan zijn
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 90/164
de schoolprojecten, die niet altijd door neerlandici worden beoordeeld. Het panel is van
mening dat dit wel het geval zou moeten zijn, zowel wat betreft de inhoud als de vorm (zie
ook deel B: facet 2.8). Volgens het STO 2008 en 2009 zijn studenten tevreden over de wijze
van toetsing (2008: score 3,3, 2009: score 3,2), over de duidelijkheid vooraf omtrent de
criteria (2008: 3,5, 2009: score 3,5) en over de aansluiting van de toetsen op het onderwijs
(2008: score 3,4, 2009: score 3,5).
Spaans
De opleiding Spaans gebruikt verschillende toetsvormen, zoals kennistoetsen, projecten,
portfolio’s, presentaties en het criteriumgerichte interview. Kennis wordt voornamelijk
schriftelijk getoetst door middel van open vragen en invuloefeningen. Bij vakdidactiek en in
de integrale lijn wordt ook gebruik gemaakt van open-boek tentamens. De schrijfvaardigheid
wordt getoetst door het bijhouden van het taalportfolio (Carpeta) en door de afname van
schriftelijke toetsen. De mondelinge taalvaardigheid wordt tijdens de lessen getoetst door
middel van presentaties. In schriftelijke kennistoetsen, presentaties en eindopdrachten wordt
het ontwerpen en analyseren van lesmateriaal getoetst. In werkstukken laat de student zien
dat hij zijn kennis kan vertalen naar praktische vraagstukken. Deze werkstukken worden
individueel en in groepsverband geëvalueerd.
Het panel heeft tijdens de bezoekdag een aantal toetsen bestudeerd en heeft vastgesteld dat
de toetsen aansluiten bij de leerinhoud van de modulen. Echter, in enkele toetsen ontbrak
een koppeling met de leerdoelen. Ook waren bij enkele toetsen de toets- en
beoordelingscriteria niet helder geformuleerd of ontbraken, waardoor studenten voorafgaand
aan de toetsen niet voldoende op de hoogte zijn, waarop ze beoordeeld worden. In 2009 is
een ontwikkeling ingezet waarbij de toetsen door minstens twee docenten worden opgesteld,
er een beoordelingsprotocol wordt gemaakt en steekproefsgewijs door een tweede docent
wordt nagekeken. Volgens de docenten wordt de argumentatie voor een beoordeling
hierdoor objectiever en worden twijfelgevallen duidelijker. De kennistoetsen worden naar de
mening van het panel adequaat beoordeeld.
Aan het eind van het derde jaar stelt de opleiding eisen aan het kritisch denkvermogen van
de student, bijvoorbeeld ten aanzien het beoordelen van de bruikbaarheid en
aantrekkelijkheid van lesmethoden.
Over de wijze van beoordeling van de portfolio’s en de schoolprojecten was het panel na het
bezoek niet tevreden. Onduidelijk was voor het panel welke criteria de opleiding hanteert bij
de beoordeling van de beide producten. Het panel was ook van oordeel dat in de portfolio’s
in onvoldoende mate wordt gelet op het niveau van reflectie en op de theoretische
onderbouwing. De eindcompetenties komen te weinig terug in de portfolio’s, zo constateerde
het panel.
Naar aanleiding van deze bevindingen heeft Archimedes na de bezoekdag een verbeterplan
opgesteld: Plan van aanpak “Verbetering kwaliteit toetsing en beoordeling bacheloropleiding
Spaans”, januari 2010). In het plan is een tijdsplanning opgenomen. Hieruit blijkt dat in
oktober 2010 het verbeterplan moet zijn ingevoerd. Uit het verbeterplan blijkt dat voor de
beoordeling van de schoolprojecten bij Spaans meer uniforme en heldere
beoordelingscriteria gaan gelden. Tevens wordt de inhoudelijke beoordeling uitgevoerd door
de begeleider in de school en de procesbeoordeling wordt gedaan door de
instituutsbegeleider. Vanaf 1 september 2009 wordt voor de beoordeling van het assessment
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 91/164
startbekwaam gebruik gemaakt van de Handleiding startbekwaam 2009-2010. En de
oordelen zijn geoperationaliseerd. Het management van Archimedes zal toezien op de
uitvoering van deze verbetermaatregelen. Archimedes heeft tevens enkele nieuwe
cursushandleidingen en toetsen opgestuurd, die onder het nieuwe “regime” vallen. Deze zijn
bestudeerd door het kernpanel en de vakadviseur Spaans. Het panel concludeert op basis
van de bestudeerde “nieuwe” cursushandleidingen en toetsen dat de cursushandleidingen
duidelijke informatie geven over de toetsing en beoordelingscriteria. Ook sluiten de “nieuwe
toetsen” volgens het panel beter aan bij de leerinhoud van de modulen en de leerdoelen.
Volgens het STO 2008 en 2009 zijn studenten Spaans matig tevreden over de wijze van
toetsing (2008:score 3,0, 2009: score 2,7), over de duidelijkheid van de criteria (2008: score
3,1, 2009: score 2,5) en over de aansluiting van de toetsen op het onderwijs (2008: score
3,2, 2009: score 2,7). In het verbeterplan van Spaans wordt ook een nieuw
evaluatieinstrument aangekondigd om de kwaliteit van competentiegericht toetsen te
bepalen. Afgesproken is dat bij Spaans aan de hand van dit formulier zowel de bestaande
als de nieuw te ontwikkelen toetsen en cursushandleidingen ontwikkeld zullen worden.
Concluderend is het panel positief over de verbeteringen die bij Spaans zijn en worden
ingevoerd ten aanzien van de toetsing en beoordeling. Het panel heeft er vertrouwen in dat
de maatregelen op korte termijn vruchten zullen afwerpen.
Facet 6.1 Gerealiseerd niveau
In alle opleidingen van het talencluster wordt in het assessment startbekwaam, dat is
gebaseerd op het portfolio, de presentatie en het criteriumgerichte interview, vastgesteld of
de student de SBL-competenties heeft gerealiseerd. Het portfolio vormt de basis van het
assessment. Hierin verzamelt de student bewijzen uit zijn lio-stage, de schoolprojecten, de
minor en/of de cursussen. Voor de normering wordt gebruik gemaakt van de SBL-
bekwaamheidseisen.
De Kennisbasis is verwerkt in de cursussen van de conceptuele leerlijn en laat zien wat de
startbekwame docent moet weten. Het behalen van deze cursussen is voorwaardelijk voor
toelating tot het assessment startbekwaam.
Duits
Het panel heeft twee portfolio’s en twee schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding
voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd dan wel de tijdens het bezoek ter
inzage had gelegd. De opbouw van de portfolio’s en het taalgebruik in de portfolio’s zijn
goed. Het niveau van de reflectie is wisselend. De portfolio’s geven inzicht in de mate waarin
de studenten de eindcompetenties hebben gerealiseerd.
Ten aanzien van de schoolprojecten, die als zodanig van een goed niveau zijn, merkt het
panel op dat er geen toegepast onderzoek in voorkomt, met een heldere vraagstelling,
probleemanalyse, resultaten, conclusies en aanbevelingen. In de projecten wordt een
praktijkprobleem in de school opgelost of wordt lesmateriaal ontwikkeld. De kwaliteit van de
projecten is volgens het panel (te veel) afhankelijk van de mogelijkheden die de stageschool
biedt.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 92/164
Engels
De opleiding Engels streeft naar het eindniveau taalvaardigheid C1.
Het panel heeft vier portfolio’s en vier schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding
voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd, dan wel tijdens het bezoek ter inzage
had gelegd.
Ten aanzien van de schoolprojecten stelt het panel vast dat er in het algemeen voldoende
sturing en begeleiding is, maar dat de kwaliteit van de beoordeling (te) afhankelijk is van de
individuele begeleider, waardoor de kwaliteit van de schoolprojecten nogal uiteenloopt. Ook
merkt het panel ten aanzien van de schoolprojecten op dat er nog weinig sprake is van
toegepast onderzoek met een heldere vraagstelling, probleemanalyse, resultaten, conclusies
en aanbevelingen. De projecten zijn met name gericht op een praktijkprobleem in de school,
waarin knelpunten in het onderwijs worden onderzocht of bijvoorbeeld lesmateriaal wordt
ontwikkeld. De kwaliteit van de projecten lijkt in sterke mate afhankelijk van de
mogelijkheden die de stageschool biedt. De portfolio’s laten grote kwaliteitsverschillen zien,
wat betreft de verschillen in kwaliteit van bewijs en illustraties, die betrekking hebben op de
gerealiseerde competenties.
De kwaliteit van de gemaakte toetsen en de beheersing van de beroepsvaardigheden zijn
volgens het panel in orde. Het panel vindt het kennisniveau en de mate van beheersing van
beroepsvaardigheden belangrijke indicatoren om vast te stellen of de student voldoende
startbekwaam is.
Frans
De Kennisbasis van Frans is verwerkt in de cursussen van de conceptuele leerlijn. Het
behalen van deze cursussen is voorwaardelijk voor toelating tot het assessment
startbekwaam. De beoordeling van de taalvaardigheidsvakken en de vakdidactieklijn geven
zicht op het eindniveau van de student. Daarvoor geldt het eindniveau B2+.
Het panel heeft drie portfolio’s en drie schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding
voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd, dan wel tijdens het bezoek ter inzage
had gelegd en stelt vast dat de portfolio’s van een voldoende niveau zijn. In de portfolio’s
wordt het ontwikkelingsstadium van de student zichtbaar. Echter, het reflecterend vermogen
van de student wisselt. Uit alle drie de portfolio’s blijkt dat de studenten voldoende
startbekwaam zijn en in voldoende mate de eindcompetenties hebben gerealiseerd. Het
panel is van oordeel dat de portfolio’s adequaat zijn beoordeeld.
Ten aanzien van de schoolprojecten merkt het panel op dat de kwaliteit en het niveau in orde
zijn. In de projecten worden praktijkproblemen in de school behandeld of wordt lesmateriaal
ontwikkeld. Het panel heeft geconstateerd dat in het kader van de schoolprojecten geen
toegepast onderzoek wordt uitgevoerd. De kwaliteit van de projecten lijkt (te) afhankelijk van
de mogelijkheden die de school biedt en de kwaliteit van de begeleiding in de school.
Nederlands
Het panel heeft vastgesteld dat de beoordeling van de cursussen ‘Taalwijzer’, ‘Verdieping
fictie’ en ‘Gewoon anders met taal’ goed zicht geven op het eindniveau van de student.
Het panel heeft drie portfolio’s en vijf schoolprojecten die de opleiding voorafgaand aan het
visitatiebezoek had opgestuurd, dan wel tijdens het bezoek ter inzage had gelegd
bestudeerd. Het panel stelt op grond daarvan vast dat de portfolio’s divers zijn samengesteld.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 93/164
Er is weliswaar een handleiding beschikbaar, maar het panel constateert dat deze niet door
alle studieloopbaanbegeleiders en assessoren wordt gebruikt bij de beoordeling van de
portfolio’s. Het reflecterend vermogen van de studenten is wisselend. In het beste product is
sprake van compacte formuleringen waarbij de koppeling tussen theorie en praktijk
waarneembaar is. In andere portfolio’s lijkt de reflectie weinig bij te dragen aan het verwerven
van wezenlijk inzicht in het door de student bereikte niveau van de diverse SBL-
competenties. De docenten en de assessoren hebben het panel laten weten dat een magere
reflectie in het portfolio vaak wordt gecompenseerd door een sterke mondelinge toelichting in
het criterium gerichte interview. Uit de portfolio’s blijkt over het geheel genomen dat de
studenten in voldoende mate startbekwaam zijn.
Die startbekwaamheid blijkt zeker ook uit de bestudeerde schoolprojecten. Wel stelt het
panel vast dat er in deze producten weinig toegepast onderzoek is uitgevoerd. De projecten
betreffen met name praktijkproblemen in de school of ontwikkeld lesmateriaal. De kwaliteit
van de projecten is (te veel) afhankelijk van de mogelijkheden, die de stageschool biedt, zo
heeft het panel vastgesteld. De projecten worden beoordeeld door een leerkracht van de
stagebiedende school en een docent van de opleiding. Het panel is van mening dat er in de
schoolprojecten meer gelet zou moeten worden op spelling, grammatica en stijl. Het panel is
van verder van mening dat de schoolprojecten in ieder geval ook door neerlandici
beoordeeld zouden moeten worden, zowel wat betreft de inhoud als de vorm.
Spaans
De beoordeling van de cursussen ‘Espaňol’, ‘Vakdidactiek’ en ‘Literatuur’ in jaar 3 geven
zicht op het eindniveau van de student.
Het panel heeft vier portfolio’s en drie schoolprojecten, die de opleiding voorafgaand aan het
visitatiebezoek had opgestuurd, dan wel tijdens het bezoek ter inzage had gelegd
bestudeerd en stelt vast dat al deze producten een goede opbouw hebben.
Wat betreft de portfolio’s is het panel van oordeel dat er weinig verwijzingen inzitten naar
literaire bronnen en dat de verwijzingen niet in alle gevallen voldoen aan de (minimale)
kwaliteitseisen. Wat betreft het niveau van reflectie in de portfolio’s is het panel van oordeel
dat deze voornamelijk beschrijvend van aard is. De kwaliteit van de portfolio’s zit meer in de
kwantiteit dan in de kwaliteit, zo oordeelt het panel.
In de schoolprojecten komt toegepast onderzoek met een heldere vraagstelling,
probleemanalyse, resultaten en conclusies en aanbevelingen maar mondjesmaat aan de
orde. De projecten betreffen voornamelijk een praktijkprobleem in de school of een
lessenserie.
Ondanks de kanttekeningen bij de portfolio’s en de schoolprojecten is het panel van oordeel
dat de producten als zodanig van een voldoende hbo-niveau zijn en aantonen dat de
studenten in voldoende mate zijn toegerust om het assessment startbekwaam af te leggen.
Het panel komt tot dit oordeel, mede vanwege de constatering dat de kwaliteit van de
gemaakte toetsen en de beheersing van de beroepsvaardigheden in orde zijn. Het panel is
van mening dat zowel het kennisniveau als het beheersen van beroepsvaardigheden
belangrijke indicatoren zijn om vast te kunnen stellen of een student startbekwaam is.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 94/164
Cluster Exact
Wiskunde, Natuurkunde, Scheikunde, Techniek en Biologie
De vakinhoud van alle vijf de opleidingen van het cluster Exact: Wiskunde, Natuurkunde,
Scheikunde, Techniek en Biologie is gebaseerd op de SBL-competenties en de landelijke
Kennisbasis.
Naar aanleiding van een instituutsbrede evaluatie van het binnen Archimedes gehanteerde
leerlijnenmodel wordt thans bij alle vijf de opleidingen van het cluster meer aandacht besteed
aan de vakinhoud. Er zijn bij elke opleiding 12 EC toegevoegd, zodat een bredere
Kennisbasis kan worden gerealiseerd (zie ook deel B).
De opleidingen Natuurkunde, Scheikunde en Techniek vormen samen het zogenoemde
nastec team. In het eerste jaar wordt binnen dit team in het kader van het leergebied “Mens
en natuur” een vakoverstijgend programma aangeboden. In het tweede jaar volgen de
studenten Natuurkunde en Scheikunde dezelfde conceptuele cursussen en vakprojecten. De
studenten Techniek volgen vanaf het tweede jaar “eigen” conceptuele cursussen. Vanaf het
derde jaar is dit ook het geval voor de studenten Scheikunde en Natuurkunde.
Facet 2.1 Eisen HBO
Wiskunde
In de opleiding Wiskunde wordt gebruik gemaakt van Nederlandstalige schoolboeken voor
wiskunde op vwo-niveau (Moderne Wiskunde). Voor aanvullende onderwerpen, die niet
behandeld worden in deze boeken wordt gebruik gemaakt van zelfgemaakte readers. De in
de opleiding gebruikte vakliteratuur is volgens het panel relevant; de diepgang en de
actualiteit ervan zijn enigszins beperkt, maar voldoende. Overzichten van de literatuur zijn
opgenomen in de studiegids en de studiehandleidingen.
Voor de vakdidactiek hanteert de opleiding voornamelijk studiemateriaal dat wordt
uitgegeven door het APS, de zogenoemde SLW-reeks. Dit materiaal wordt ontwikkeld door
een landelijk netwerkverband van vakdidactici uit de verschillende hbo- lerarenopleidingen.
Het materiaal wordt regelmatig geactualiseerd. Het panel beoordeelt het materiaal als zeer
relevant en bovendien sluit het uitstekend aan op de Nederlandse onderwijssituatie. Het
internationale gehalte van het materiaal is echter beperkt.
De voltijdstudenten van de opleiding worden op verschillende manieren in contact gebracht
met de beroepspraktijk. Ten eerste in stages in de WER-lijn. Voltijdstudenten werken
gedurende de hele opleiding één of meer dagen op een (opleidings)school. De meeste
deeltijdstudenten hebben een baan in het onderwijs en komen zo in aanraking met de
beroepspraktijk.
In de stages krijgen de voltijdstudenten volop de gelegenheid om de beroepsvaardigheden te
oefenen. Ook de schoolprojecten bieden hiervoor goede mogelijkheden (zie voor een
omschrijving hiervan deel B). Het panel is van oordeel dat hier nog meer profijt uit getrokken
zou kunnen worden door een grotere betrokkenheid van de opleiding bij de schoolprojecten.
De verantwoordelijkheid voor de opzet en uitvoering hiervan ligt voornamelijk bij de
begeleider in de school, waarin het project wordt uitgevoerd.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 95/164
Vanuit de opleiding is op circa 150 scholen een onderzoek geïnitieerd en uitgevoerd naar het
niveau van rekenvaardigheid in het VMBO en HAVO/VWO. Docenten begeleiden scholen bij
de ontwikkeling van rekenbeleid door alle vakken heen. Op basis van deze expertise is voor
de opleiding studiemateriaal ontwikkeld. De opleiding heeft in samenwerking met andere
lerarenopleidingen Wiskunde een bijdrage geleverd aan het boek “Rekenen (didactiek) voor
kinderen van 12 tot 16 jaar”. In september 2008 is het vakdidactische deel herzien van de
cursus “ Analyse jaar 1, rekenen is complex”. Door deze cursus worden studenten op de
hoogte gebracht van de rekendidactiek op de basisschool, van de doorlopende leerlijnen en
van verschillende visies op rekenen en dyscalculie. Studenten moeten in dit kader een
rekenactiviteit met leerlingen uitvoeren en hierop reflecteren.
Het panel heeft in het gesprek met de studenten geconstateerd dat zij goed op de hoogte
zijn van alle onderdelen van het vak Wiskunde, die van toepassing zijn in het voortgezet
onderwijs.
Een andere manier waarmee de opleiding aansluit bij actuele ontwikkelingen is de nieuwe
module “Rekenen is complex” voor eerstejaars studenten, die binnen het lectoraat is
ontwikkeld. Met deze module wordt aangesloten bij actuele ontwikkelingen binnen de
doorlopende leerlijnen in rekenonderwijs van de commissie Meijerink. De opleiding sluit met
deze activiteiten in voldoende mate aan bij de actuele situatie en problematiek rondom
rekenonderwijs, zo heeft het panel vastgesteld.
Ondanks de activiteiten van de docenten op het terrein van onderzoek, zoals hierboven is
beschreven, is de aandacht die in de opleiding wordt besteed aan onderzoek enigszins
gering, zo heeft het panel vastgesteld. Studenten komen alleen in aanraking met toegepast
onderzoek binnen het vak rekendidactiek. Het panel vindt dit (te) weinig.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten de beroepsgerichtheid van de opleiding
waarderen met scores tussen de 3,4 (2008) en 4,1(2009). Zij zijn het meest tevreden over de
mate waarin zij contact met de beroepspraktijk hebben gehad (score 3,8: 2008 en score 4,1
in 2009).
Natuurkunde
De opleiding Natuurkunde maakt in het eerste jaar gebruik van een Nederlandstalig
schoolboek op vwo-niveau (Natuurkunde voor de tweede fase/Newton/VWO). In het tweede
en derde jaar wordt gebruik gemaakt van een Amerikaans Collegeboek, dat door alle
lerarenopleidingen Natuurkunde wordt gebruikt.
Een overzicht van literatuur is opgenomen in de studiegids en de studiehandleidingen van de
opleiding.
Het panel heeft de literatuur bestudeerd en is hierover te spreken. Het beoordeelt deze als
actueel en van een goed niveau. Het panel is echter van oordeel dat de opleiding meer
gebruik zou kunnen maken van didactische vakliteratuur (tijdschriften).
Het door de opleiding gebruikte studiemateriaal, zoals studiehandleidingen en readers is
volgens het panel van een goede kwaliteit.
De voltijdstudenten van de opleiding worden op verschillende manieren in contact gebracht
met de beroepspraktijk. Ten eerste in stages in de WER-lijn. Zij werken gedurende de hele
opleiding één of meer dagen op een stageschool. De deeltijdstudenten hebben allemaal een
baan in het onderwijs en komen op deze wijze in aanraking met de beroepspraktijk.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 96/164
Ook in de conceptuele leerlijn wordt een directe relatie met de beroepspraktijk gelegd. Elke
cursus in deze lijn bestaat uit een basisdeel en een keuzedeel. In het basisdeel wordt veel
aandacht besteed aan concepten, experimenten en praktische vaardigheden. Studenten
werken met concepten van het desbetreffende vakgebied, doen experimenten,
ontwerpopdrachten en onderzoek. Het basisdeel van de cursus wordt afgesloten met een
toets. Het keuzedeel biedt studenten de mogelijkheid om hun kennis te verdiepen of te
verbreden. Zij voeren bijvoorbeeld een experiment uit, dat moet worden toegepast in hun
eigen vakgebied.
In de integrale leerlijn van de opleiding wordt ook een link met de beroepspraktijk gelegd,
bijvoorbeeld doordat studenten een lessenserie (Actief leren) maken of leerlinggesprekken
oefenen (Begeleiden van leerlingen).
De voltijdstudenten komen ook in contact met de beroepspraktijk door samen met de
studenten Wiskunde het project “Natuur en techniek in de schoolomgeving” uit te voeren. Zij
doen dit in en voor een heterogene groep studenten van een eerste klas van een middelbare
school. Deelname aan het project waarborgt een goede aansluiting bij actuele
ontwikkelingen in het veld. Een voorbeeld ervan is een onderzoek naar de energie-inhoud
van verschillende soorten batterijen.
In elke conceptuele cursus werken studenten aan een beroepsgerichte opdracht, waarin zij
bijvoorbeeld een leermiddel maken, dat moet zijn toegesneden op het onderwerp van de
cursus.
In de deeltijdopleiding oefenen studenten in het keuzeproject “Didactiek van de
beroepskolom” vaardigheden om in de sterk veranderende onderwijsomgeving van het
beroepsonderwijs leerlingen professioneel te coachen en passend materiaal te ontwerpen. In
het project “Straks voor de klas” oefenen deeltijdstudenten klassensituaties en lesplannen te
ontwerpen.
Doordat de stages een aanzienlijk deel uitmaken van het curriculum krijgen studenten
volgens het panel volop de gelegenheid om de beroepsvaardigheden te oefenen. Ook de
schoolprojecten bieden hiervoor goede mogelijkheden.
Het panel is van oordeel dat de opleiding ervoor zorgt dat studenten gedurende de hele
opleiding in voldoende mate in aanraking komen met de beroepspraktijk, waardoor zij in
staat worden gesteld om systematisch te werken aan hun beroepsvaardigheden. Ook speelt
de opleiding volgens het panel door de hierboven beschreven activiteiten goed in op actuele
ontwikkelingen in het werkveld.
Ten aanzien van onderzoek heeft het panel geconstateerd dat de aandacht hiervoor matig is.
De opleiding werkt thans aan een versterking van onderzoek in de practicumlijn.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten Natuurkunde tevreden zijn over de mate
waarin de opleiding gericht is op de beroepspraktijk. De scores liggen tussen de 3,1(2008)
en 4,2 (2009). De hoogste scores betreffen het item: “ik heb tijdens de opleiding voldoende
contact met de beroepspraktijk” (2008: score 4,1 en 2009: score 4,2). Het item “de opleiding
sluit voldoende aan bij actuele ontwikkelingen” scoort het laagst, maar nog wel voldoende
(2008: score 3,2 en 2009: score 3,5).
Scheikunde
De literatuur, die in het eerste jaar van de opleiding in nastec verband wordt gebruikt is
volgens het panel degelijk en actueel. Ook over de literatuur die vanaf het tweede jaar in de
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 97/164
opleiding Scheikunde wordt gebruikt is het panel te spreken. Het panel beoordeelt de
basisboeken chemie (Jones & Atkins, respectievelijk Bettelheim, Brown & Campbell) als
uitstekend en van een internationale status. De gebruikte literatuur vult elkaar goed aan,
vertoont geen overlap en dekt de hele relevante basisscheikunde. De studenten komen ook
veelvuldig in contact met actuele leerboeken, die op het VMBO worden gebruikt. De
literatuur op gebied van lesgeven en vakdidactiek is van een goede kwaliteit. Dit geldt ook
voor het overige studiemateriaal, zoals studiehandleidingen. In alle onderdelen komen veel
actuele voorbeelden aan de orde. Zo is er bijvoorbeeld aandacht voor het nieuwe inzicht van
de concept-contextbenadering, die momenteel opgang doet in het Nederlandse Scheikunde-
onderwijs.
In de conceptuele leerlijn wordt een directe relatie met de beroepspraktijk gelegd. Elke
cursus in deze lijn bestaat uit een basisdeel en een keuzedeel. In het basisdeel wordt veel
aandacht besteed aan concepten, experimenten en praktische vaardigheden. Studenten
werken met de concepten van het desbetreffende vakgebied, doen experimenten,
ontwerpopdrachten en onderzoek. Het basisdeel van de cursus wordt afgesloten met een
toets. Het keuzedeel biedt studenten de mogelijkheid om hun kennis te verdiepen of te
verbreden. Zij voeren bijvoorbeeld een experimenteel onderzoek uit, dat moet worden
toegepast in hun eigen vakgebied.
De voltijdstudenten van de opleiding worden op verschillende manieren in contact gebracht
met de beroepspraktijk. Ten eerste in de stages in de WER-lijn. Voltijdstudenten werken
gedurende de hele opleiding één of meer dagen op een (opleidings)school. De meeste
deeltijdstudenten hebben een baan in het onderwijs en komen zo in aanraking met de
beroepspraktijk. Volgens het panel bieden de stages studenten volop de mogelijkheid om
beroepsvaardigheden te oefenen, bijvoorbeeld door didactische opdrachten uit te voeren. In
de conceptuele cursussen wordt de vakkennis via beroepsgerichte opdrachten (bgo’s)
toegepast in en vertaald naar de schoolsituatie, zo heeft het panel vastgesteld.
Ook in de integrale leerlijn van de opleiding wordt een link met de beroepspraktijk gelegd.
Studenten krijgen leerpsychologie en ontwikkelingspsychologie (KOLL), maken een
lessenserie (Actief leren) en oefenen leerlinggesprekken (Begeleiden van leerlingen).
De opleiding verwerkt actuele ontwikkelingen in haar curriculum, zo heeft het panel
vastgesteld, bijvoorbeeld in de modules “Geneesmiddelen” en “Moderne materialen”, die niet
alleen vakinhoudelijk op het gebied van de chemie, maar ook maatschappelijk gezien
actueel zijn.
Ook ontwikkelingen in het beroep komen in de opleiding aan de orde, bijvoorbeeld door
studenten een Webquest te laten ontwikkelen, waarbij zij als aanstaande docenten
kennismaken met kennisnet. Andere voorbeelden zijn het competentiegerichte leren dat
thans in het MBO wordt doorgevoerd, keuzeprojecten zoals “de Multiculturele school” en “de
Veilige school” en de aandacht voor de digimedia.
De aandacht voor onderzoek is nog beperkt, zo heeft het panel geconstateerd. Studenten
voeren wel onderzoekjes van een beperkte omvang uit, maar er is nauwelijks aandacht voor
methoden en technieken en onderzoek op het beroepsterrein van de chemiedocent. De
docenten vertelden het panel dat dit wel in ontwikkeling is en hun aandacht heeft. De inzet
van de lectoren en hun onderzoekswerk heeft nog niet voldoende invloed op de opleiding, zo
zijn de docenten van mening. Het panel onderschrijft dit.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 98/164
De studenten Scheikunde zijn tevreden over de praktijkgerichtheid van de opleiding. De
scores liggen tussen de 3,1 en 4,1. De hoogste score wordt gegeven voor de hoeveelheid
contacten met de beroepspraktijk (2008; score 4,1 en 2009: score 4,0). De laagste score
(3,2) geven studenten in 2008 voor de beroepsgerichtheid van de opleiding.
Techniek
De literatuur, die in het eerste jaar van de opleiding Techniek in nastec verband wordt
gebruikt is volgens het panel degelijk en actueel. In de latere jaren wordt ook Engelstalige
literatuur gebruikt. Het internationale gehalte ervan is volgens het panel bescheiden.
Het door de opleiding gebruikte studiemateriaal, zoals studiehandleidingen en readers
beoordeelt het panel als goed. Deze zijn geschikt om studenten voor te bereiden op het
beroep van leraar techniek in de basisvorming. Het studiemateriaal sluit volgens het panel
qua inhoud in voldoende mate aan bij de internationale ontwikkelingen.
De voltijdstudenten van de opleiding worden op verschillende manieren in contact gebracht
met de beroepspraktijk. Ten eerste in de stages in de WER-lijn. Voltijdstudenten werken
gedurende de hele opleiding één of meer dagen op een (opleidings)school. De meeste
deeltijdstudenten van de opleiding hebben een baan in het onderwijs en komen zo in
aanraking met de beroepspraktijk. Ook in de conceptuele leerlijn wordt een directe relatie
met de beroepspraktijk gelegd. Elke cursus in deze lijn bestaat uit een basisdeel en een
keuzedeel. In het basisdeel wordt veel aandacht besteed aan de concepten, experimenten
en praktische vaardigheden. Studenten werken met de concepten uit het desbetreffende
vakgebied, experimenteren, ontwerpen en voeren (op beperkte schaal) onderzoek uit.
Het panel is van oordeel dat de opleiding er in voldoende mate zorg voor draagt dat
studenten gedurende de hele opleiding in aanraking komen met de beroepspraktijk,
waardoor zij in staat worden gesteld om systematisch te werken aan hun
beroepsvaardigheden. Het panel is ook positief over het feit dat in de uitwerking van de
cursussen mogelijkheden tot differentiatie naar het MBO, speciaal onderwijs en de
onderbouw van het VWO zijn aangebracht. De opleiding houdt volgens het panel in
voldoende mate rekening met de “klassieke” invulling van het vak techniek in het voortgezet
onderwijs.
De opleiding zegt in de leerlijnen “practicum” en “ontwerpen” aandacht te besteden aan
onderzoek. Echter, in diverse producten van de studenten, zoals bijvoorbeeld de
schoolprojecten, vindt het panel weinig onderzoek terug.
De studenten Techniek scoren in de STO 2008 en 2009 wat betreft de beroepsgerichtheid
van de opleiding tussen de 2,9 en 4,2. De laagste score geven studenten in 2009 voor de
mate waarin de opleiding is gericht op de beroepspraktijk (score 2,9). De hoogste score was
die in 2008 voor de hoeveelheid contacten van de studenten met de beroepspraktijk (score
4,2).
Biologie
Een centraal boek dat door de opleiding Biologie in de conceptuele leerlijn wordt gebruikt is
het internationale actuele standaardwerk Biology (Campbell e.a. 2008). Dit boek wordt door
alle tweedegraads lerarenopleidingen gebruikt en is de voorzet geweest voor de landelijke
Kennisbasis. Voor het vak Gedrag en Ecologie gebruikt de opleiding zelf ontworpen
studiemateriaal. Voor de didactiek maakt de opleiding gebruik van actuele artikelen uit
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 99/164
bladen als NVOX, Bionieuws, schoolmethoden, sites van de SLO, het lerarenweb en de
digitale universiteit, alsook van zelfgemaakt materiaal.
Het panel heeft vastgesteld dat Biology van Campbell voortdurend wordt aangevuld met de
meest recente wetenschappelijke literatuur. Ten aanzien van het gebruik van Campbell heeft
het panel geconstateerd dat de opleiding hier een eigen lijn voor heeft ontworpen, die door
alle vier de jaren heenloopt.
Voltijdstudenten komen direct vanaf de start van de opleiding in de stages in aanraking met
de beroepspraktijk. In het 3e en 4e jaar voeren zij schoolprojecten uit in opdracht van de
(opleidings)school. Hierdoor worden zij in staat gesteld om beroepsvaardigheden in de
actuele beroepspraktijk te ontwikkelen. Deeltijdstudenten zijn veelal aan hun eigen school
verbonden en komen hier volop in aanraking met de beroepspraktijk. Ook door het uitvoeren
van vakdidactische opdrachten, die direct ontleend zijn aan de onderwijspraktijk Biologie
komen de voltijd- en de deeltijdstudenten in aanraking met de beroepspraktijk. Voorbeelden
hiervan zijn lesvoorbereidingen voor microscopie practica in de cursus “Planten”,
fysiologische practica in de cursus “De Cel” en veldwerk in de cursussen “Ecologie in de
praktijk” en “Waterbiologie”. In deze opdrachten onderzoeken studenten op hun eigen
leerwerkplek de meest geschikte vakdidactische aanpak.
Docenten van de opleiding spelen een belangrijke rol bij het up-to-date houden van het
programma, onder andere door hun deelname aan nascholings- en advieswerkzaamheden
ten behoeve van de vernieuwing van het vakonderwijs en examenprogramma’s. De
docenten verwerken deze ontwikkelingen in de vakdidactische opdrachten in de
vakcursussen en in de modulen “Biologie en ICT” en “Actuele Didactiek”. Eén van de
docenten is als adviseur nauw betrokken bij UniC, een innoverende school voor HAVO en
VWO in Utrecht.
Aandacht voor toegepast onderzoek is er in de conceptuele en integrale leerlijn. Twee
docenten van de opleiding Biologie zijn lid van de kenniskring van het lectoraat en
participeren in onderzoeken, die gericht zijn op het verbeteren van onderzoeksvaardigheden
van studenten en docenten in hun eigen onderwijspraktijk en het omgaan met vaktaal in het
biologieonderwijs. Deze docenten participeren ook in het internationale netwerk
Collaborative Action Research Network (CARN), dat zich bezighoudt met actieonderzoek in
het onderwijs. Het panel heeft echter geconstateerd dat studenten nog maar in zeer beperkte
mate werken aan toegepast onderzoek. Zij ontwikkelen nog te weinig een onderzoeksmatige
houding.
Uit STO evaluaties 2008 en 2009 blijkt dat de studenten Biologie tevreden zijn over de relatie
van de opleiding met de beroepspraktijk. Scores liggen boven 3,5 en een enkel item scoort
hoger dan 4,0. Dit geldt bijvoorbeeld voor de vraag of studenten voldoende contact hebben
met de beroepspraktijk (2008: score 4,1 en 2009: score 4,2). Ook de vraag of de opleiding
voldoende praktijkgericht is, scoort hoog (2008: score 4,0 en 2009: score 3,8).
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 100/164
Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma
Wiskunde
In de opleiding Wiskunde worden in de conceptuele leerlijn vier domeinen onderscheiden:
Analyse, Statistiek, Meetkunde en Thema’s in de wiskunde. In alle vier de domeinen wordt
gewerkt aan de realisatie van de SBL-bekwaamheidseisen. Een voorbeeld: In de cursus
“Onderzoek jaar 1” wordt gewerkt aan het verwerven van kennis en inzicht door complexe
problemen en onderwerpen te behandelen, waarin wiskunde een rol speelt. Studenten
kunnen de kennis en inzichten ook toepassen door deel te nemen aan de landelijke
wiskunde A-lympiade en medestudenten en leerlingen te helpen bij het oplossen van
wiskundige problemen. Studenten leren zich een oordeel te vormen door in de verslagen van
de onderdelen “Onderzoek 1” en “Redeneren en Bewijzen” te reflecteren op hun eigen en
andermans oplossingen en manier van hulp geven. Het panel is van oordeel dat de inhoud
van de opleiding, het lesmateriaal en de opdrachten goede mogelijkheden bieden om de
SBL-eindcompetenties te realiseren.
Natuurkunde
Bij de cursusbeschrijvingen van de opleiding Natuurkunde wordt steeds verwezen naar de
SBL-competenties, die op hun beurt zijn gekoppeld aan de leerdoelen. In de
studiehandleidingen staat meestal een omschrijving van de doelstellingen/leerdoelen van de
cursussen.
De drie nastec opleidingen kennen twee samengestelde minoren: een minor die studenten
voorbereidt op een tweede bevoegdheid in een verwant vak en een andere minor die
verbreding naar het domein “Mens, natuur en techniek” geeft.
Vanaf 2008-2009 zijn 12 EC toegevoegd aan de conceptuele leerlijn. In het gezamenlijke
eerste nastec jaar betreft de uitbreiding een versterking van ICT en vakdidactiek (Digimedia)
en ICT in het schoolvak. Ook is de opleiding gestart met het vernieuwen van de inhoud van
de conceptuele cursussen van het tweede en het derde jaar (Innovatieplan natuurkunde
bachelor).
De relatie tussen de inhoud van het programma Natuurkunde en de SBL-competenties komt
met name tot uiting in de SLB. SLB-coaches zijn bij voorkeur docenten Natuurkunde.
Studenten brengen via het POP hun persoonlijke ontwikkeling met betrekking tot SBL-
competenties in kaart. Zij sturen gedurende de hele opleiding zelf de SBL-competenties,
waaraan zij gaan werken in de integrale projecten in het eerste en het tweede jaar, in de
schoolprojecten in het derde en het vierde jaar en in de minor in het vierde jaar.
Het panel is van oordeel dat het programma van de opleiding Natuurkunde voldoende
mogelijkheden biedt om de SBL-bekwaamheidseisen te realiseren.
Scheikunde
Bij de cursusbeschrijvingen van de opleiding Scheikunde wordt steeds verwezen naar de
SBL-competenties, die zijn gekoppeld aan de leerdoelen. In de studiehandleidingen staat
een uitgebreide omschrijving van de leerdoelen van de cursussen.
De drie nastec opleidingen kennen twee samengestelde minoren: één die studenten
voorbereidt op een tweede bevoegdheid in een verwant vak en een andere die de verbreding
naar het domein “Mens, natuur en techniek” uitdiept.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 101/164
In de opleiding Scheikunde zijn vanaf 2008-2009 12 EC toegevoegd aan de conceptuele
leerlijn. In het eerste jaar worden deze EC bij nastec ingezet om in de cursus Digimedia de
algemene en vakspecifieke ICT-vaardigheden aan te leren. In deze cursus wordt aandacht
besteed aan de digitale leeromgeving en aan het toepassen van ICT in het schoolvak.
Voorbeelden zijn het simuleren met “Crocodile Clips”, het meten met de “ grafische
rekenmachine” en met “Coach”. In het tweede jaar wordt aandacht besteed aan wiskundige
en vakdidactische kennis en vaardigheden en in het derde jaar wordt de vakinhoud versterkt.
Ook wordt er een keuzeproject ontwikkeld met het thema “ De Nieuwe Scheikunde”.
Studenten kunnen dit project kiezen in plaats van een schoolproject in het derde of vierde
jaar.
Het panel is van mening dat de programmaonderdelen voldoende mogelijkheden bieden om
de vereiste competenties te ontwikkelen. Er is voldoende aandacht voor het beroep van
leraar, maar ook voor het vak Scheikunde. Uit de beschrijvingen van de cursussen blijkt
duidelijk aan welke beroepskwalificaties de studenten tijdens de cursussen werken.
Het panel is van oordeel dat in de verschillende onderdelen van het programma expliciet
aandacht wordt besteed aan de SBL-competenties en Dublin descriptoren. Ook wordt een
onderscheid gemaakt in toetsniveau en vaardighedenniveau. In de beschrijvingen van de
onderdelen in de studiegids wordt aangegeven welke competenties in welk onderdeel
centraal staan. Het panel is van oordeel dat het programma van de opleiding Scheikunde
voldoende mogelijkheden biedt om de SBL-bekwaamheidseisen te realiseren.
Techniek
De drie nastec opleidingen kennen twee samengestelde minoren: een minor die studenten
voorbereidt op een tweede bevoegdheid in een verwant vak en een andere minor, die de
verbreding naar het domein Mens, natuur en techniek uitdiept.
De opleiding Techniek is in 2007 begonnen met de herformulering van het vakinhoudelijke
deel van het curriculum. De aanleiding was dat als gevolg van de invoering van het
leerlijnenmodel de vakinhoud te veel was versnipperd. In het nieuwe curriculum is meer
samenhang aangebracht met als centrale disciplines “ontwerpen” en “onderzoeken”. Het
nieuwe model is tijdens een internationale conferentie (PATT) gepresenteerd en zal nog dit
jaar verder worden geïmplementeerd. Accenten liggen op toekomstige
techniekontwikkelingen, de integratie van techniekdisciplines en nieuwe inzichten vanuit het
bedrijfsleven, zoals Human Technology Interaction.
De vakcomponent van de opleiding is uitgebreid met 12 EC. Hierdoor wordt meer aandacht
besteed aan de digitale leeromgeving en het toepassen van ICT in het schoolvak Techniek.
Voorbeelden zijn het simuleren met “Crocodile Clips”, het meten met de “ grafische
rekenmachine”, met “Coach” en het tekenen met 3D CAD programmatuur (Solid Works).
Het programma wordt periodiek getoetst aan internationale maatstaven, bijvoorbeeld aan het
curriculum van Nieuw-Zeeland en de VERSUS, omdat deze volgens de opleiding goed
passen bij de Nederlandse cultuur. Verder vindt er regelmatig overleg plaats met
partnerinstituten en scholen in het voortgezet onderwijs.
Naast de twee minoren, die in nastec verband worden georganiseerd heeft de opleiding
Techniek een minor ontwikkeld voor haar eigen studenten: “techniekonderwijs op school en
in het bedrijf”. De minor speelt in op onderwijsontwikkelingen in het techniekonderwijs op
VMBO en MBO scholen.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 102/164
In de beschrijvingen van de onderdelen in de studiegids wordt aangegeven welke
competenties in welk onderdeel centraal staan. Er wordt systematisch aandacht besteed aan
de realisatie van SBL-bekwaamheidseisen in het progamma. Het lesmateriaal dat door de
opleiding wordt gebruikt is in voldoende mate ontleend aan de beroepspraktijk en sluit
volgens het panel goed aan op de huidige inzichten van Techniek. Het panel is van oordeel
dat het programma van de opleiding Techniek voldoende mogelijkheden biedt om de SBL-
bekwaamheidseisen te realiseren.
Biologie
Per 1 juli 2009 is de Kennisbasis Biologie geïmplementeerd door leerdoelen per module op
te nemen in de studiehandleidingen.
In het eerste jaar wordt ingestoken op organismaal niveau. In het derde en vierde jaar volgt
een verdieping, zowel naar de moleculair biologische kant als naar de ecologie en ethologie.
Integratie van thema’s vindt plaats in cursussen zoals “Evolutie” en “Geregeld Leven”. Door
een recente uitbreiding van de conceptuele lijn met 12 EC wordt meer aandacht besteed aan
de vakdidactiek en is de vakinhoudelijke component van de vakcursussen verzwaard.
Hierdoor wordt meer aandacht besteed aan (bio)chemie, plantenvoeding,
regulatiemechanismen en microbiologie. Ook ICT krijgt meer aandacht, zowel binnen de
vakmodulen als in de modulen “Biologie” en “ICT”.
Het panel heeft na de bestudering van het programma en het studiemateriaal vastgesteld dat
het programma voldoende mogelijkheden biedt om de de SBL-bekwaamheidseisen te
realiseren. De studenten hebben het panel laten weten dat zij deze relatie herkennen, omdat
zij zelf sturing geven aan de realisatie van de competenties.
Facet 2.3. Samenhang in het opleidingsprogramma
Wiskunde
Horizontale samenhang in het programma van Wiskunde wordt voornamelijk gerealiseerd
door middel van de vier leerlijnen. Maar ook de themavakken, die in diverse onderdelen in de
analyse-, meetkunde- en statistiekvakken samenkomen zorgen voor samenhang. Er is ook
voldoende samenhang tussen het vak en de vakdidactiek, zo heeft het panel geconstateerd.
Door vakonderwerpen en de didactiek van de onderwerpen parallel te programmeren is er
een directe koppeling mogelijk. Deze wordt door de studenten gewaardeerd en bevordert de
praktische vaardigheden van de student.
Verticale samenhang wordt onder andere gerealiseerd doordat de belangrijkste domeinen
van de wiskunde voor het voortgezet onderwijs in elk jaar van de studie terugkomen.
Verticale samenhang wordt tevens gerealiseerd doordat de onderwerpen in de conceptuele
leerlijn steeds complexer worden.
Samenhang tussen de vakdidactiek, de vakinhoud en de praktijk wordt voor de
voltijdtrajecten uitgewerkt in de SLB-lijn, waarin deze aspecten samenkomen. Bij de
deeltijdtrajecten wordt deze samenhang gerealiseerd in de WER-lijn. De samenhang tussen
de WER-lijn en de SLB-lijn moet nog verder worden uitgewerkt en verbeterd. De studenten
met wie het panel heeft gesproken vertelden dat de samenhang tussen deze lijnen nog niet
optimaal is.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 103/164
De opleiding werkt permanent aan een verbetering van de samenhang tussen de
vakinhoudelijke en de vakdidactische vakken. De opleiding heeft dit het afgelopen jaar
gedaan in het kader van een onderzoek (ELWieR). Samenhang is ook een onderwerp bij de
herziening van de vakdidactieklijn. Docenten uit de opleiding hebben om de samenhang
tussen de theorie en de praktijk te versterken, afgesproken om in elke les de relatie met de
beroepspraktijk te expliciteren. Dit gebeurt thans al in de schoolprojecten in het derde en
vierde jaar, waarin studenten vakdidactische onderwerpen kiezen, die zij in de praktijk van
de school uitwerken. Het leert studenten om steeds een relatie tussen de theorie en de
praktijk te leggen.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de wiskunde studenten tevreden zijn over de samenhang
van het programma. De scores zijn 3,5 (2008) en 3,4 (2009).
Natuurkunde
De horizontale samenhang van de opleiding Natuurkunde wordt voornamelijk gerealiseerd
door middel van de vier leerlijnen. Aandacht voor de samenhang tussen de theorie en de
praktijk is er in de modulebeschrijvingen. Ook in de schoolprojecten wordt samenhang
tussen de theorie en de praktijk gerealiseerd, maar deze vraagt volgens het panel nog
aandacht.
Verticale samenhang wordt onder andere gerealiseerd door de thema’s in de conceptuele
leerlijn, waarvan een aantal in de loop der jaren gedetailleerder of meer concentrisch wordt
uitgewerkt. Ook de vakken “ontwerpen” en “onderzoeken” zorgen binnen deze lijn voor een
verticale samenhang. Om de samenhang tussen de leerlijnen WER en SLB te versterken is
vanaf het studiejaar 2008-2009 gekozen voor 1 groep SLB/WER. In de deeltijdopleiding
wordt de SLB1a en de WER1a door dezelfde docent verzorgd, zodat overlap zoveel mogelijk
wordt vermeden.
In de opleiding wordt ook gewerkt aan een verbetering van de samenhang door de diverse
vaardigheidslijnen (de onderzoekslijn, de ontwerpenlijn, de ICT-lijn, de technisch-tekenen-
lijn, de practicum vaardighedenlijn, de wiskunde- en natuurwetenschappenlijn en de
vakdidactieklijn) te expliciteren en te relateren aan de visie op techniekonderwijs en het
techniekonderwijs in de praktijk. Vanaf 2009-2010 zal dit onderwijsmodel een vast onderdeel
zijn binnen SLB-lijn en de conceptuele cursussen, bedoeld om studenten samenhang tussen
de losse onderdelen te laten ervaren.
Verticale samenhang wordt ook gerealiseerd, doordat gaandeweg de opdrachten in de
modulen moeilijker en complexer worden. Dit geldt ook voor de literatuur. Begonnen wordt
met vwo-boeken. Daarna wordt overgestapt op boeken van een hoger niveau. Blijkens de
resultaten van het STO 2008 en 2009 zijn de studenten Natuurkunde tevreden over de
samenhang. De scores zijn 2,8 (2008) en 3,3 (2009) en laten een toenemende tevredenheid
over de samenhang zien.
Scheikunde
De horizontale samenhang van het programma van de opleiding Scheikunde wordt
voornamelijk gerealiseerd door de vier leerlijnen en de verticale samenhang door een
opbouw van algemeen/breed naar specifiek. Het gezamenlijke eerste jaar in nastec verband
is breed qua inhoud. In het tweede jaar wordt de opleiding wat specialistischer en in het
derde jaar komen specialistische chemieonderwerpen aan de orde. Ook de thema’s in de
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 104/164
conceptuele leerlijn, waarvan een aantal in de loop der jaren gedetailleerder en
concentrischer worden, zorgen voor verticale samenhang, evenals de steeds terugkerende
vakken “ontwerpen” en “onderzoeken”. Volgens het panel is er in de conceptuele cursussen
aandacht voor maatschappelijk relevante en interessante thema’s, zoals Geneesmiddelen en
de Atmosfeer. Verticale samenhang wordt ook gerealiseerd doordat de inhoud abstracter en
moeilijker wordt. Het panel is van mening dat er sprake is van een expliciete toename van de
moeilijkheidsgraad. Ook is er volgens het panel een logische volgorde van de onderdelen.
Zo wordt bijvoorbeeld in het begin aandacht besteed aan basisvaardigheden (bijv.
practicumvaardigheden en ICT-achtige zaken) en krijgen studenten vakkennis aangeboden.
Pas op het moment dat studenten in een school zijn geweest worden cursussen gegeven,
die bijvoorbeeld gaan over het begeleiden van leerlingen of de multiculturele school.
Om de samenhang tussen de leerlijnen WER en SLB te versterken en overlap zoveel
mogelijk te vermijden is vanaf het studiejaar 2008-2009 gekozen voor één groep SLB/WER.
In de deeltijdopleiding wordt de SLB1a en de WER1a door dezelfde docent verzorgd, zodat
overlap wordt voorkomen.
De studenten Scheikunde waarderen de samenhang van het programma met de scores 3,4
(2008) en 3,2 (2009).
Techniek
De horizontale samenhang van de opleiding Techniek wordt voornamelijk gerealiseerd door
de vier leerlijnen. Verticale samenhang wordt onder andere gerealiseerd door de opbouw
van breed en algemeen naar meer specifiek. Ook de opklimmende moeilijkheidsgraad zorgt
volgens het panel voor een verticale samenhang. De verticale samenhang wordt ook
gerealiseerd door de thema’s in de conceptuele leerlijn, waarvan een aantal in de loop der
jaren gedetailleerder worden uitgewerkt. Ook de steeds terugkerende vaardigheden
“ontwerpen” en “onderzoeken” zorgen voor een verticale samenhang.
De samenhang tussen de theorie en de praktijk komt terug in de modulebeschrijvingen,
doordat steeds wordt aangegeven wat de relevantie van de theorie is voor de
beroepspraktijk. Wat betreft de samenhang tussen de theorie en de praktijk heeft het panel
vastgesteld dat deze in orde is, maar voortdurend aandacht vraagt. Zo zou in de
schoolprojecten de relatie tussen de theorie en de praktijk versterkt kunnen worden.
Desondanks is het de opleiding volgens het panel aardig gelukt om samenhang te realiseren
tussen de vakprojecten en de werkplekactiviteiten en tussen de theorie en de praktijk.
Om de samenhang tussen de leerlijnen WER en SLB te versterken is vanaf het studiejaar
2008-2009 gekozen voor 1 groep SLB/WER. In de deeltijdopleiding wordt de SLB1a en de
WER1a door dezelfde docent verzorgd, zodat de overlap zoveel mogelijk vermeden kan
worden.
Biologie
De horizontale samenhang van het programma wordt gerealiseerd door middel van de vier
leerlijnen. Ook de relatie tussen het vakinhoudelijke programma (de conceptuele leerlijn) en
leren in de praktijk zorgt volgens het panel voor samenhang. Het programma kent een
verticale samenhang, doordat de vakinhoudelijke modulen in een vaste volgorde zijn
geprogrammeerd. De modulen hebben een onderlinge afhankelijkheid. Bepaalde thema’s
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 105/164
keren ieder jaar terug. Bijvoorbeeld “ Biologie van de mens” komt in jaar 1,2 en 3 terug in de
cursussen “Marathon”, “Kind van de berekening” en “Geregeld leven”.
Ook de vakdidactiek, die een doorlopende lijn vormt gedurende het hele curriculum zorgt
voor verticale samenhang. Thans wordt gewerkt aan een herziening hiervan in de
conceptuele modules. Het panel heeft geconstateerd dat het programma en de behandelde
thema’s door de jaren heen dezelfde volgorde en opbouw laten zien als de programma’s van
HAVO en VWO. Ook in de opdrachten is sprake van een verticale samenhang, omdat
studenten steeds meer kennis nodig hebben om deze te kunnen maken.
De samenhang tussen de WER-lijn en de SLB-lijn is voor verbetering vatbaar. Met ingang
van 2008-2009 is voor de voltijdopleiding een samenhangende opzet gemaakt voor de WER-
lijn en de SLB-lijn.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de samenhang van het
programma. De scores zijn 3,5 (2008) en 3,6 (2009).
Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Wiskunde
De opleiding Wiskunde werkt volgens het principe van competentiegericht leren. Doel is het
realiseren van de SBL-bekwaamheidseisen. Uitgangspunten voor de didactiek van de
opleiding zijn: een afwisseling van werkvormen, verschillende leeractiviteiten, samenhang
tussen de vakdidactiek, vakinhoud, theorie en praktijk, mogelijkheden om ICT te benutten
voor de versterking van de didactiek en een goede wiskunde start. Dit laatste wordt
gerealiseerd door de cursus “Wiskunde instap”.
De in de opleiding gehanteerde werkvormen zijn: projectwerk met opdrachten,
practicumopdrachten, de expertwerkvorm bij het oplossen van vraagstukken en het
verwerven van concepten en het houden van presentaties. Studenten waarderen de wijze
waarop het onderwijs is vormgegeven, maar zijn minder tevreden over de omvang van de
opdrachten voor vakdidactiek. Door het grote aantal opdrachten ontstaat de neiging tot
“afvinken” en wordt minder een beroep gedaan op een kwalitatieve verdieping.
Tijdens de visitatie was de opleiding bezig met een herziening van de (vak)didactieklijn.
Uitgangspunten zijn: het voorbeeldmatig werken explicieter maken, een meer evenwichtige
verdeling van de vakdidactiek over de leerjaren heen en beter aansluiten bij de leerfase, de
leeractiviteiten en de leervragen van de studenten en de sturing vanuit de SLB en de WER
lijn verstevigen.
Het panel is van mening dat het competentiegerichte leren een goede basis biedt voor de
realisatie van de SBL-bekwaamheidseisen. Studenten geven in de loop van de opleiding
steeds meer sturing aan de realisatie hiervan. De grote variëteit aan werkvormen biedt
hiervoor goede mogelijkheden. Het vakmateriaal doet volgens het panel soms wat
traditioneel en schools aan en is nog met name gericht op de reproductie van kennis en
weinig op conceptontwikkeling.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de afwisseling van de
werkvormen. De scores zijn 3,6 (2008) en 3,4 (2009).
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 106/164
Natuurkunde
De opleiding werkt volgens het principe van competentiegericht leren. Het doel is het
realiseren van de SBL- bekwaamheidseisen.
In nastec verband is een didactisch model ontwikkeld (van Dijk, Poorthuis en Buil) voor het
werken met “het dubbele bodem principe”.
In verschillende cursussen wordt een onderscheid gemaakt tussen een basisdeel en een
projectdeel. Direct bij de start van een project worden studenten in kennis gesteld van de
eindopdracht, zodat zij weten wat van hen wordt verwacht en welke kennis en vaardigheden
zij nodig hebben en nog missen. Deze worden in het basisdeel aangeleerd; de opdrachten
hebben in het begin een duidelijke functie voor de eindopdracht. Bij de start van het
projectdeel wordt de projectopdracht geherformuleerd en aangescherpt met kennis uit het
basisdeel. In het basisdeel zijn optionele verdiepingsopdrachten opgenomen (Impuls NOVO
2).
De in de opleiding gehanteerde werkvormen zijn: projectwerk met opdrachten,
practicumopdrachten, de expertwerkvorm bij het oplossen van vraagstukken en bij het
verwerven van concepten en het houden van presentaties.
Het panel is van mening dat het competentiegerichte leren een goede basis biedt voor de
realisatie van de SBL-bekwaamheidseisen. Studenten geven gedurende de opleiding steeds
meer sturing aan de realisatie ervan. De in de opleiding gehanteerde grote variëteit aan
werkvormen geven goede mogelijkheden hiertoe.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten Natuurkunde de afwisseling van
werkvormen beoordelen met de scores 3,6 (2008) en 3,5 (2009).
Scheikunde
De opleiding Scheikunde werkt volgens het principe van competentiegericht leren. Doel is
het realiseren van de SBL-bekwaamheidseisen.
In nastec verband is een didactisch model ontwikkeld (van Dijk, Poorthuis en Buil) voor het
werken met het “dubbele bodem” principe.
In verschillende cursussen wordt een onderscheid gemaakt tussen een basisdeel en een
projectdeel. Direct bij de start van een project worden studenten in kennis gesteld van de
eindopdracht, zodat zij weten wat van hen wordt verwacht en welke kennis en vaardigheden
zij daarvoor nodig hebben en nog missen. In het basisdeel worden deze aangeleerd. De
opdrachten in het begin hebben aldus een duidelijke functie voor de eindopdracht. Bij het
begin van het projectdeel wordt de projectopdracht geherformuleerd en aangescherpt met
kennis uit het basisdeel. In het basisdeel zijn optionele verdiepingsopdrachten opgenomen
(Impuls NOVO 2).
Het panel is van oordeel dat de werkvormen goed aansluiten bij het didactische concept en
het “dubbele bodem” principe. De werkvormen worden zo gekozen dat de studenten via het “
dubbele bodem” principe tijdens hun eigen leren leren hoe leerlingen leren. De docenten
begeleiden en coachen hun studenten op een manier, zoals zij vinden dat de toekomstige
docenten dat ook zouden moeten doen.
Het panel is van mening dat het competentiegerichte leren een goede basis biedt voor de
realisatie van de SBL-bekwaamheidseisen. Studenten geven gedurende de opleiding steeds
meer sturing aan de realisatie ervan. De in de opleiding gehanteerde grote variëteit aan
werkvormen biedt hiervoor goede mogelijkheden.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 107/164
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten Scheikunde de afwisseling van
werkvormen beoordelen met de scores 3,4 (2008) en 3,4 (2009).
Techniek
De opleiding Techniek werkt volgens het principe van het competentiegericht leren. Het doel
is het realiseren van de SBL-bekwaamheidseisen.
In nastec verband is een didactisch model ontwikkeld (van Dijk, Poorthuis en Buil) voor het
werken met het “dubbele bodem” principe.
In verschillende cursussen wordt een onderscheid gemaakt tussen een basisdeel en een
projectdeel. Bij de start van het projectdeel worden studenten in kennis gesteld van de
eindopdracht, zodat zij weten wat van hen wordt verwacht en welke kennis en vaardigheden
zij daarvoor nodig hebben en nog missen. In het basisdeel worden deze aangeleerd. De
opdrachten in het begin hebben aldus een duidelijke functie voor de eindopdracht. Bij het
begin van het projectdeel wordt de projectopdracht opnieuw geformuleerd en wordt
aangescherpt met kennis uit het basisdeel. In het basisdeel zijn optionele
verdiepingsopdrachten opgenomen (Impuls NOVO 2).
Het panel is van mening dat het competentiegerichte leren een goede basis biedt voor de
realisatie van de SBL-bekwaamheidseisen. Studenten geven gedurende de opleiding steeds
meer sturing aan de realisatie ervan. De in de opleiding gehanteerde grote variëteit aan
werkvormen biedt hiervoor goede mogelijkheden. Het panel heeft het principe van de
“dubbele bodem” duidelijk herkend in het curriculum. Ook de studenten met wie het panel
heeft gesproken hebben laten weten dat zij volgens dit principe werken.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten Techniek de afwisseling van werkvormen
beoordelen met de scores 3,3 (2008) en 3,4 (2009).
Biologie
De opleiding Biologie werkt volgens het principe van het competentiegericht leren. Het doel
is het realiseren van de SBL-bekwaamheidseisen.
Door verschillende werkvormen te hanteren probeert de opleiding zoveel mogelijk aan te
sluiten bij de verschillende leerstijlen van de studenten. De werkvormen staan beschreven in
de studiegids. De werkvormen zijn: groepswerk, zelfstandig werk, projecten, klassikaal
werken, veldwerkpractica en hoorcolleges. Opdrachten kunnen open of gesloten zijn en
variëren van klein tot groot. Steeds wordt geprobeerd om in de werkvorm zoveel mogelijk
een relatie met de beroepspraktijk te leggen.
Het panel is te spreken over de afwisseling van de werkvormen en vindt dat deze goede
mogelijkheden bieden om de SBL-bekwaamheidseisen te realiseren. De werkvormen zijn
expliciet gericht op de relatie tussen de vakinhoud, de vakdidactiek en de praktijk. Het
portfolio biedt de student volgens het panel goede mogelijkheden om zijn ontwikkeling van
competenties in beeld te brengen.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de werkvormen. Zij
beoordelen de afwisseling van de werkvormen met de scores 3,7 (2008) en 3,6 (2009).
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 108/164
Facet 2.8 Beoordeling en toetsing
Wiskunde
Bij de opleiding Wiskunde wordt gebruik gemaakt van de volgende toetsvormen: schriftelijke
toetsen, presentaties, schrijfopdrachten, onderzoeken en assessments. Wiskunde gebruikt al
sinds 2004 de landelijk ontwikkelde databank voor digitale toetsen. In het landelijke ADEF-
ICT netwerk is onlangs het initiatief genomen om het gebruik van digitale toetsen voor
Wiskunde uitgebreid te evalueren onder studenten en docenten. Om de toetsen meer te
standaardiseren is onlangs een studiemiddag voor docenten georganiseerd, die heeft geleid
tot het ontwerpen en gebruiken van rubrics. Criteria voor de beoordeling van de werkstukken
en de verslagen zijn beschreven in de cursusbeschrijvingen. Ten aanzien van schriftelijke
toetsen is de afspraak gemaakt, dat indien de student tussen de 50 en 60 van de maximaal
100 te behalen punten haalt, de toets door een tweede corrector wordt nagekeken.
Toetsopdrachten worden altijd door twee docenten bekeken en besproken.
De meeste docenten van de opleiding Wiskunde zijn gecertificeerde assessoren.
Het panel heeft tijdens het bezoek verschillende toetsen en opdrachten bekeken en is
tevreden over de variëteit en de kwaliteit ervan. Het niveau van de toetsen sluit aan bij het
onderwijsmateriaal. Het panel vindt de beoordelingscriteria voor de toetsen echter niet altijd
helder en eenduidig genoeg geformuleerd.
Voor de schoolprojecten is een beoordelingsformulier beschikbaar, waarin
beoordelingscriteria zijn geformuleerd. Dit geldt eveneens voor de assessments.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten Wiskunde tevreden zijn over de toetsen. Zij
beoordelen de wijze van toetsing met de score 3,5 (2008 en 2009). Ook weten zij voor de
toets, waarop zij beoordeeld gaan worden (2008: score 3,8, 2009: score 3,5). Zij zijn van
oordeel dat de toetsen aansluiten bij het onderwijs (2008: score 3,7, 2009:score 3,5).
Natuurkunde
De opleiding Natuurkunde werkt wat betreft de beoordeling en toetsing samen in nastec
verband. De toetsvormen staan beschreven in de studiehandleidingen. Gebruik wordt
gemaakt van schriftelijke toetsen, (practicum)verslagen, het maken van producten (zoals een
werkende schakeling bouwen) en het geven van presentaties over een onderzoek of een
product.
In nastec verband werkt de opleiding ook aan de ontwikkeling van rubrics en aan eenduidige
en heldere toetscriteria. Docenten wisselen hierover op studiedagen met elkaar van
gedachten. Door het gebruik van rubrics weten studenten direct bij de aanvang van een
cursus wat er vereist is om voldoende, goed of excellent als beoordeling voor het
eindproduct te krijgen. In het studiejaar 2009-2010 worden beroepsgerichte rubrics
ontwikkeld. Tevens worden de proeftoetsen in de conceptuele leerlijn uitgebreid. Soms
worden medestudenten ingeschakeld om met behulp van beoordelingscriteria producten
mee te beoordelen. In de komende jaren werkt de opleiding in landelijk verband aan de
ontwikkeling van digitale voortgangstoetsen, het project K-3.
De schriftelijke toetsen zijn voornamelijk gericht op de reproductie van kennis. Met behulp
van projectopdrachten, practicumopdrachten, presentaties, schrijfopdrachten en
onderzoeken wordt het kunnen toepassen van kennis en inzicht, oordeelsvorming en
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 109/164
communicatie getoetst. In de assessments worden leervaardigheden en integrale
competenties getoetst.
De kwaliteit van de toetsen wordt op verschillende manieren gewaarborgd, onder andere
door deelname aan landelijke netwerken als K-3 (Kennisbasis, Kennisbank en Kennistoets).
Het panel heeft tijdens het bezoek verschillende toetsen en opdrachten bekeken en is
tevreden over de variëteit en de kwaliteit ervan. Het niveau van de vragen is goed. De
beoordelingscriteria zijn echter niet altijd even helder en voor verbetering vatbaar, maar
hieraan wordt gewerkt.
Voor de schoolprojecten is een beoordelingsformulier beschikbaar, waarin
beoordelingscriteria zijn geformuleerd. Dit geldt eveneens voor de assessments.
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten Natuurkunde tevreden zijn over de
toetsing. De scores liggen tussen de 3,0 en 3,7.
Scheikunde
De opleiding Scheikunde werkt wat betreft de beoordeling en toetsing samen in nastec
verband. De toetsvormen staan beschreven in de studiehandleidingen. Gebruik wordt
gemaakt van schriftelijke toetsen, (practicum)verslagen, het maken van producten (zoals een
werkende schakeling bouwen) en het geven van presentaties over een onderzoek of een
product.
In nastec verband ontwikkelt de opleiding rubrics en werkt aan eenduidige en heldere
beoordelingscriteria. Docenten wisselen hierover van gedachten op studiedagen. Door
rubrics te gebruiken weten studenten direct bij de aanvang van een cursus welke criteria
worden gehanteerd bij de beoordeling van het eindproduct. In het studiejaar 2009-2010
worden ook beroepsgerichte rubrics ontwikkeld. Tevens worden de proeftoetsen in de
conceptuele leerlijn uitgebreid. In de komende jaren wordt ook in landelijk verband gewerkt
aan de ontwikkeling van digitale voortgangstoetsen, project K-3 (Kennisbasis, Kennisbank en
Kennistoets).
De schriftelijke toetsen zijn met name gericht op de reproductie van kennis. Met behulp van
projectopdrachten, practicumopdrachten, presentaties, schrijfopdrachten en onderzoeken
wordt het kunnen toepassen van kennis en inzicht, oordeelsvorming en communicatie
getoetst. In de assessments worden leervaardigheden en integrale competenties getoetst.
Het panel heeft geconstateerd dat er in de cursusbeschrijving en -handleidingen
beoordelingscriteria zijn opgenomen. Ook heeft het panel proeftoetsen gezien.
Beroepsgerichte opdrachten (bgo’s) worden beoordeeld met behulp van een toetsmatrix. De
opleiding werkt ook met combinaties van toetsen, bijvoorbeeld een schriftelijke eindtoets en
een practicumopdracht.
Het panel heeft tijdens de bezoekdag een aantal toetsen bekeken en geconstateerd dat er
genoeg variëteit in de toetsen zit en dat deze van een voldoende tot goed niveau zijn. De
toetsen sluiten volgens het panel goed aan bij de behandelde stof en meten de
doelstellingen van de desbetreffende onderdelen. Het panel vindt de beoordelingscriteria
voor de toetsen niet altijd eenduidig en helder genoeg, maar hier wordt aan gewerkt. De
beoordeling wordt in de meeste gevallen door twee docenten uitgevoerd. Uit het gesprek met
de docenten en studenten blijkt dat de studenten indien gewenst toetsen kunnen inzien en
een toelichting op de beoordeling kunnen krijgen.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 110/164
De kwaliteit van de toetsen wordt op verschillende manieren gewaarborgd, onder andere
door deelname aan landelijke netwerken als K-3 (Kennisbasis, Kennisbank en Kennistoets).
Voor de schoolprojecten is een beoordelingsformulier beschikbaar, waarin
beoordelingscriteria zijn geformuleerd. Dit geldt eveneens voor de assessments.
De studenten Scheikunde zijn redelijk tevreden over het toetsen, zo blijkt uit het STO 2008
en 2009. De scores liggen tussen de 3,0 en 3,3.
Techniek
De opleiding Techniek werkt wat betreft de beoordeling en toetsing samen in nastec
verband. De toetsvormen staan beschreven in de studiehandleidingen. Gebruik wordt
gemaakt van schriftelijke toetsen, (practicum)verslagen, het maken van producten (zoals een
werkende schakeling bouwen) en het geven van presentaties over een onderzoek of een
product.
In nastec verband wordt ook gewerkt aan eenduidige en heldere toetscriteria en rubrics.
Docenten wisselen hierover van gedachten op studiedagen.
De al ontwikkelde toetsen zijn opgenomen in de studiehandleidingen. In de komende jaren
wordt in landelijk verband gewerkt aan digitale voortgangstoetsen, project K-3.
De schriftelijke toetsen zijn met name gericht op kennis en inzicht. Met behulp van
projectopdrachten, practicumopdrachten, presentaties, schrijfopdrachten en onderzoeken
wordt het kunnen toepassen van kennis en inzicht, oordeelsvorming en communicatie
getoetst. Ook practicumopdrachten zijn gericht op het toetsen van het kunnen toepassen van
kennis en het verwerven van vaardigheden. In de assessments worden leervaardigheden en
integrale competenties getoetst. Soms worden medestudenten ingeschakeld om met behulp
van beoordelingscriteria producten mee te beoordelen.
De kwaliteit van de toetsen wordt op verschillende manieren gewaarborgd, onder andere
door deelname aan landelijke netwerken als K-3 (Kennisbasis, kennisbank en kennistoets).
Studenten zijn positief over het gebruik van rubrics. In het studiejaar 2009-2010 worden ook
beroepsgerichte rubrics ontwikkeld. Tevens worden de proeftoetsen in de conceptuele
leerlijn uitgebreid.
Het panel heeft tijdens het bezoek verschillende toetsen en opdrachten bekeken en is
tevreden over de variëteit en de kwaliteit ervan. Het niveau is goed. Echter, de
beoordelingscriteria zijn niet altijd even helder en voor verbetering vatbaar. Voor de
schoolprojecten is een beoordelingsformulier beschikbaar, waarin beoordelingscriteria zijn
geformuleerd. Dit geldt eveneens voor de assessments.
De studenten Techniek zijn tevreden over het toetsen, zo blijkt uit het STO 2008 en 2009.
Hun scores liggen tussen de 3,2 en 3,6.
Biologie
In de opleiding Biologie worden verschillende toetsvormen gehanteerd. De toetsen staan
beschreven in de studiehandleidingen of op de websites, die beschikbaar zijn via
Shaerepoint. In de conceptuele lijn worden in 10 van de 12 modulen theorietoetsen
afgenomen. Deze variëren van toetsen met meerkeuzevragen, met open vragen of een
combinatie van beide. In modulen die niet met een toets worden afgesloten, maken
studenten omvangrijke eindproducten. Zo wordt bijvoorbeeld in de cursus “De Marathon van
Rotterdam” een handleiding voor trainers van marathonlopers gemaakt. Modulen kunnen
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 111/164
alleen met een voldoende worden afgesloten indien alle opdrachten met minimaal een
voldoende zijn beoordeeld.
In die cursussen die wel met een toets worden afgesloten, mag tijdens de toets gebruik
worden gemaakt van het dossier dat tijdens de cursus is gemaakt. Voor elke toets is een
antwoordmodel met een gespecificeerde toekenning van punten beschikbaar. Voor de
beoordeling maken docenten onder andere gebruik van rubrics.
In 2008-2009 heeft de opleiding in het eerste, tweede en derde jaar een pilot uitgevoerd met
digitale voortgangstoetsen uit de landelijke digitale toetsenbank, die is samengesteld op
basis van de landelijke Kennisbasis. Naast de toetsen worden dossiers met tekeningen,
practicumverslagen, Webquests, websites en opdrachten bijgehouden. Het praktijkdeel van
de opleiding wordt via de WER-docent getoetst. Dit gebeurt in samenwerking met de
schoolbegeleider door middel van het afnemen van een assessment.
De opleiding werkt met voorbeeldvragen om studenten voor te lichten over de aard en het
niveau van de toetsen. Het hbo-niveau van de toetsen wordt gewaarborgd door concept
checks uit Biology uit te voeren. Deze zijn maatgevend voor het niveau van de vragen en de
opdrachten.
Het panel heeft tijdens het bezoek een aantal toetsen en opdrachten bekeken en heeft
geconstateerd dat de opleiding met een grote variatie aan toetsen en toetsvormen werkt.
Een aantal activiteiten wordt gecombineerd getoetst. Het panel is tevreden over de kwaliteit
en het niveau van de toetsen, maar vindt dat de beoordelingscriteria eenduidig geformuleerd
kunnen worden.
Voor de schoolprojecten is een beoordelingsformulier met beoordelingscriteria beschikbaar.
Dit geldt eveneens voor de assessments.
De resultaten uit het STO 2008 en 2009 laten zien, dat studenten Biologie tevreden zijn over
de wijze van toetsen (2008: score 3,3, 2009: score 2,5). Zij vinden dat de toetsen aansluiten
op de stof en de doelstellingen van het onderwijs (2008: score 3,6, 2009: score: 3,6). Ook
weten zij voorafgaand aan de toets waarop zij worden beoordeeld (2008: score 3,5, 2009:
score 3,6).
Facet 6.1. Gerealiseerd niveau
Het afstudeerprogramma van de opleidingen uit het cluster Exact bestaat uit het assessment
startbekwaam, het schoolproject in het vierde jaar en enkele cursussen uit de conceptuele
leerlijn. In het assessment startbekwaam wordt de student beoordeeld op de competenties
en moet hij bewijzen aanvoeren vanuit de WER-lijn en de lio-stage, de schoolprojecten, het
portfolio en de minor. Bij dit assessment is naast een vakassessor een veldassessor
betrokken. Het met succes behalen van de cursussen uit de conceptuele leerlijn is een
voorwaarde voor toelating tot het assessment startbekwaam.
Wiskunde
Het vereiste niveau van de vakkennis en de vakdidactische kennis is vastgelegd in de
cursusbeschrijvingen, de handleidingen en de voorbeeldtoetsen. Afspraken over de inhoud
worden op landelijk niveau vastgesteld in de Kennisbasis. Het panel heeft geconstateerd dat
in veel onderdelen wordt toegewerkt naar een vwo+ niveau. De opleiding heeft besloten om
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 112/164
in de toekomst de conceptuele leerlijn verder te versterken. Het panel vindt dit een goed
voornemen.
Het panel heeft drie portfolio’s en drie schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding
voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd, dan wel tijdens het bezoek ter inzage
had gelegd. Over de portfolio’s is het panel te spreken. Het niveau van reflectie in de
portfolio’s is goed. Studenten gebruiken de hiervoor geëigende instrumenten en modellen.
Het panel is van mening dat de portfolio’s goede informatie geven over het leerproces van de
student. Beschreven wordt op welke wijze hij werkt aan de realisatie van de SBL-
bekwaamheidseisen, die dienen om hem voor te bereiden op het assessment startbekwaam.
Literatuur wordt in de portfolio’s in beperkte mate of helemaal niet gebruikt. Alumni vertelden
het panel dat zij veel geleerd hebben van het leren reflecteren en dat zij ook in hun huidige
beroepspraktijk nog regelmatig reflecteren en indien nodig op basis hiervan hun gedrag
aanpassen. Het reflecteren wordt vaak ondersteund door de school waar zij thans werkzaam
zijn, zo vertelden de studenten het panel. Uit de portfolio’s blijkt dat de makers ervan
voldoende toegeruste beginnende docenten zijn. Aangezien niet elk door het panel
bestudeerd portfolio van een beoordeling was voorzien, is het voor het panel lastig is om de
consistentie ervan te beoordelen. Het panel is van mening dat de opleiding erop moet
toezien, dat er altijd een beoordelingsformulier wordt ingevuld.
De kwaliteit van de schoolprojecten, die het panel heeft bestudeerd, lijkt (te) afhankelijk van
de begeleiding door de school, waarin hij het schoolproject uitvoert. Het niveau van de
schoolprojecten is heel divers, zowel qua omvang (tijdsinvestering) als qua diepgang, maar
alle projecten zijn volgens het panel van een voldoende hbo-niveau. Meer sturing door de
opleiding bij de schoolprojecten en meer gebruik van literatuur zou de kwaliteit ervan ten
goede komen, zo veronderstelt het panel.
Natuurkunde
Het panel heeft drie portfolio’s en drie schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding
voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd, dan wel tijdens het bezoek ter inzage
had gelegd. De schoolprojecten zijn tussentijdse producten, die studenten maken tijdens het
tweede, derde en vierde jaar. Zoals al eerder beschreven worden de schoolprojecten
uitgevoerd binnen en onder de verantwoordelijkheid van de (opleidings)scholen. Het panel is
van mening dat de opleiding meer verantwoordelijkheid zou moeten nemen ten aanzien van
de schoolprojecten en dat de studenten meer sturing vanuit de opleiding zouden moeten
krijgen bij de opzet en uitvoering ervan.
Het panel heeft in de bestudeerde portfolio’s geconstateerd dat expliciet wordt toegewerkt
naar de eindcompetenties. Het portfolio bevat reflecties van de student op zijn functioneren
en laat de vooruitgang in zijn ontwikkeling van de eindkwalificaties zien. Het panel vindt de
eisen die worden gesteld aan het portfolio echter niet scherp genoeg. Het panel zou willen
dat de opleiding hier werk van maakt, bijvoorbeeld in de vorm van rubrics, waarin kan
worden aangekruist aan welke criteria is voldaan. Het panel is van mening dat het portfolio
zoals al gezegd met name inzicht geeft in de ontwikkeling die de student doormaakt wat
betreft de realisatie van de eindcompetenties. Alle drie de portfolio’s tonen volgens het panel
aan dat de studenten een voldoende hbo-niveau hebben bereikt en dus startbekwaam zijn.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 113/164
Scheikunde
Het panel heeft drie portfolio’s en drie schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding
voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd, dan wel tijdens het bezoek ter inzage
had gelegd. Het panel is tevreden over de portfolio’s. Het niveau van reflectie in de portfolio’s
is goed. Studenten gebruiken de hiervoor geëigende instrumenten en modellen en indien
relevant is er sprake van een theoretische onderbouwing. Er wordt geen gebruik gemaakt
van internationale literatuur. In de portfolio’s wordt de ontwikkeling en groei van de studenten
zichtbaar. Alumni vertelden het panel dat zij veel geleerd hebben van het leren reflecteren en
dat zij ook in hun huidige beroepspraktijk nog regelmatig reflecteren en indien nodig hun
gedrag aanpassen. Dit reflecteren wordt vaak ondersteund door de school waar zij thans
werkzaam zijn, zo vertelden zij het panel. De portfolio’s geven de indruk van goed toegeruste
startbekwame docenten. Het panel is ook te spreken over de adequate wijze waarop de
docenten het beoordelingsformulier van het assessment startbekwaam hebben ingevuld.
Van de drie door het panel bestudeerde schoolprojecten hadden twee het karakter van een
ontwikkeltraject, waarin lesmateriaal was ontwikkeld en het derde was een literatuurstudie,
een praktijkbeschrijving en een evaluatie met betrekking tot het omgaan met bijzondere
leerlingen. Het panel vindt alle drie de schoolprojecten van een voldoende hbo-niveau. In alle
drie de projecten wordt de geformuleerde vraag goed uitgewerkt en beantwoord. Er zitten
enige onderzoeksmatige aspecten in de schoolprojecten, maar er is geen sprake van
actieonderzoek op hbo-niveau. Het panel vindt dat de schoolprojecten een meer
onderzoeksmatig karakter zouden moeten hebben.
Het panel heeft in de bestudeerde producten een duidelijke relatie met de SBL-competenties
aangetroffen en geconstateerd dat studenten aan het eind van de opleiding voldoende
startbekwaam zijn.
Techniek
Het panel heeft twee portfolio’s en vier schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding
voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd, dan wel tijdens het bezoek ter inzage
had gelegd bestudeerd. De portfolio’s zijn volgens het panel van een goede kwaliteit. De
nadruk in de portfolio’s ligt op reflectie. Deze laat volgens het panel duidelijk het groeiproces
van de studenten zien en toont aan dat de studenten groeibewuste potentiële leraren
worden, die een goed beeld hebben van hun eigen verbeterpunten. Deze constatering is
bevestigd in de gesprekken van het panel met de studenten en de alumni. De alumni
vertelden het panel dat zij in hun huidige beroepspraktijk regelmatig reflecteren. Ook het
gebruik van de literatuur in de portfolio’s beoordeelt het panel als voldoende tot goed.
Studenten tonen zich in de portfolio’s startbekwaam. Zij geven er blijk van zelfstandig
beslissingen te kunnen nemen en deze te kunnen verantwoorden. Ook tonen zij zich
initiatiefrijk en vernieuwend voor de schoolpraktijk. Het panel heeft kunnen vaststellen dat er
in de portfolio’s expliciet toegewerkt wordt naar het realiseren van de SBL-competenties.
Ten aanzien van de schoolprojecten is het panel van oordeel dat de verantwoordelijkheid
voor de opzet en uitvoering ervan teveel bij de scholen wordt gelegd. Meer sturing door de
opleiding ten aanzien van de schoolprojecten zou de kwaliteit ervan ten goede komen, zo
veronderstelt het panel.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 114/164
Biologie
Het panel heeft vier portfolio’s en vier schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding
voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd dan wel tijdens het bezoek ter inzage
had gelegd. Het panel is over alle producten matig tevreden. Het panel heeft in de
schoolprojecten (te) weinig onderzoeksmatige aspecten aangetroffen. Ook het gebruik van
literatuur is volgens het panel wat mager. Alle vier de schoolprojecten hebben volgens het
panel een enigszins instrumentele en productmatige insteek, die overigens goed past bij de
doelstellingen van de opleiding. Het panel is van mening dat studenten meer sturing vanuit
de opleiding zouden moeten krijgen bij de opzet en uitvoering van de schoolprojecten.
In de vier portfolio’s wordt volgens het panel in voldoende mate gereflecteerd op de eigen
ontwikkeling. Het panel heeft in de portfolio’s een relatie gezien met de SBL-competenties,
dat wil zeggen dat de studenten hun groei en ontwikkeling beschrijven in relatie tot deze
competenties. De beoordeling van de portfolio’s wordt door het panel adequaat genoemd.
De portfolio’s laten zien dat de studenten in voldoende mate zijn toegerust om het
assessment startbekwaam af te leggen.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 115/164
Deel D: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 116/164
Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 117/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 118/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 119/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 120/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 121/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 122/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 123/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 124/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 125/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 126/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 127/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 128/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 129/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 130/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 131/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 132/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 133/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 134/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 135/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 136/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 137/164
Bijlage 2: Deskundigheden panelleden
Deskundigheid conform Protocol VBI’s
De heer drs.ir. M.A. Mittelmeijer RI
Mevrouw drs. T.J.G. van der Heijden
De heer drs. A.J. Mast
Mevrouw R. van Aelst
Mevrouw drs. M.E. Voorthuis
Mevrouw Y. Griffioen-Kingma
De heer drs. L.S. van der Veen
de heer J.G. Bakkelo
Mevrouw drs. M.J. Bodde
De heer dr. A. Hoeflaak
De heer drs. J. Espinola Vasquez
Mevrouw drs. J.W
.M.J. Daemen
Mevrouw drs. J.E. Frederik
De heer dr. H. Vos
De heer drs. C.J. Smeets
De heer J. Gaasterland
Mevrouw drs. J.I.G.M. Tuithof
Mevrouw E.L. Dansen
Mevrouw M
r. G.M
.E. Braakhuis
Vakgebied en rol Voorzitter, Werkveld- vertegen woordiger
Opl. desk, Vakdesk.A, Adv. Nederl.
Adviseur Scheikun-de Vakdesk.B
Stud. Gesch
NQA NQA NQA Adviseur Duits
Adviseur Engels
Adviseur Frans
Adviseur Spaans
Adviseur Wiskunde
Adviseur Techniek
Adviseur Natuur-kunde
Adviseur Biologie
Adviseur Aardrijks-kunde
Adviseur Geschie-denis
Adviseur Gezond-heidszorg en Welzijn
Adviseur Omgangs kunde
Relevante werkvelddeskundigheid
X X X X X X X X X X X X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X X X X X X X X X X X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/ oriëntatie te beoordelen opleiding
X X X X X X X X X
Onderwijsdeskundigheid
X X X X X X X X X X X X X X
Studentgebonden deskundigheid
X
Visitatiedeskundigheid
X X X X X X X X X X X X X X X
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 138/164
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden De heer drs.ir. M.A. Mittelmeijer RI
De heer Mittelmeijer is ingezet als voorzitter, als werkveldvertegenwoordiger en als vakdeskundige 5
vanwege zijn auditdeskundigheid, zijn onderwijsdeskundigheid en zijn domeindeskundigheid. De heer
Mittelmeijer beschikt over auditdeskundigheid door zijn ervaring als panellid in collegiale visitaties van
twee zuidelijke hogescholen, als panellid in een proefvisitatie van een Pabo en als
medeverantwoordelijke voor de accreditatie van vier nieuwe master lerarenopleidingen. Daarnaast
heeft hij diverse visitaties ondergaan als eindverantwoordelijke directeur en was hij betrokken bij 10
diverse visitaties als werkveldvertegenwoordiger. Tevens is hij bestuurslid bij Raeflex, een
visitatieorganisatie voor woningbouwcoöperaties. De heer Mittelmeijer beschikt over
onderwijsdeskundigheid door zijn jarenlange relevante ervaring als docent op verschillende niveaus,
leidinggevende en bestuurder. Ook is hij medeauteur van de beroepsprofielen van het HBO-I platform.
Voor deze visitatie is de heer Mittelmeijer aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van 15
visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1979 – 1984 Lerarenopleiding 2e graad Wiskunde-Scheikunde
1984 – 1987 Lerarenopleiding 1e graad Wiskunde 20
1987 – 1990 Diploma Ambi II, informatica systeemontwikkeling vanuit stichting Exin
1988 – 1993 Technische universiteit Eindhoven, doctoraal Technische Wiskunde
1998 – 2005 Open Universiteit, doctoraal Strategie en Organisatie bij het directoraat
Bedrijfswetenschappen
25
Werkervaring:
1984 – 1986 Docent middelbaar onderwijs Tilburg
1986 – 1990 Docent MEAO Tilburg en Bestuursacademie Zuid Nederland
1990 – 1997 Docent en business consultant bij de opleidingen van de faculteit Economie van
Fontys Eindhoven, 30
1997 – 2000 Opleidingsdirecteur Bedrijfskundige Informatica en faculteitsportefeuille ICT bij de
faculteit Economie van Fontys Eindhoven
2000 – 2003 Directeur Fontys Hogeschool Financieel Management Eindhoven
2003 – heden Voorzitter College van Bestuur Stichting Voortgezet Onderwijs de Liemers (6.000
leerlingen, 650 medewerkers), later opgegaan in de stichting Quadraam (13.000 35
leerlingen, 1.700 medewerkers) na een besturenfusie met de stichting Arevo. Onder
andere portefeuille Governance en Kwaliteitszorg
Diversen:
2000 – 2003 voorzitter Sectoraal Advies College HEO bij de HBO Raad 40
2004 – 2007 lid en woordvoerder onderhandelingsdelegatie CAO-VO vanuit WVO, later de VO-
Raad
2004 – heden voorzitter Lerende Regio Arnhem, samenwerking van 4 ROC’s en 12 VMBO scholen
met betrekking tot de aansluiting VMBO-MBO
2004 – heden Bestuurslid stichting Raeflex, visiterende instelling voor de woningbouwcooperaties 45
2007 – heden Bestuurder en daarna voorzitter Raad van Toezicht, Nederlands instituut voor Masters
in Educatie (hierin worden vier masters verzorgd door drie universitaire consortia voor
zittende top docenten in het VO
Auteur van diverse leerboeken voor economische opleidingen (Bedrijfsprocessen en Logistiek, Kijk op
Bedrijfsprocessen en Beginselen van de Administratieve Organisatie) 50
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 139/164
Mevrouw drs. T.J.G. van der Heijden
Mevrouw Van der Heijden is ingezet als opleidingsdeskundige, vakdeskundige en adviseur
Nederlands vanwege haar onderwijsdeskundigheid, haar domeindeskundigheid en haar werkervaring.
Na haar oorspronkelijke opleiding Kweekschool heeft mevrouw van der Heijden lessen Nederlands en
onderwijskunde verzorgd in het VO, aan een PABO, aan lerarenopleidingen in het HBO en in 5
nascholingsverband binnen het universitair onderwijs. Vanaf 1989 tot 2006 is zij werkzaam geweest
als inspecteur, met name in de sectoren HO en VO. Landelijk was zij aanspreekpunt inzake
bevoegdheden. De laatste jaren was zij bij de inspectie projectleider van onderzoeken naar zij-
instroom en opleiden in de school. Mevrouw Van der Heijden heeft uit opleiding en werkervaring
kennis van de accreditatiesystematiek. Voor deze visitatie is zij aanvullend individueel geïnstrueerd 10
over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1967 Kweekschool 41a
1968 Kweekschool 41b 15
1970 MO-A Nederlands
1972 MO-B Nederlands
1984 Doctoraal Nederlands : moderne letterkunde en taalbeheersing, bijvakken
onderwijskunde, dramaturgie, kunstgeschiedenis
1987 – 1989 Studie onderwijskunde, niet voltooid ivm benoeming tot inspecteur HO 20
Werkervaring:
1968 – 1971 Invalbanen primair onderwijs
1971 – 1973 Docent Nederlands Mavo-school
1973 – 1979 Docent Nederlands Pedagogische Academie en Havo-top 25
1979 – 1982 Mentor en docent diverse vakken Middenschool (Open Schoolgemeenschap Bijlmer)
1983 – 1987 Docent onderwijskunde en vakdidactiek lerarenopleiding VO
1987 – 1989 Nascholingsafdeling van UVA. Opzetten en verzorgen van opleidingstrajecten voor
vrouwen die een leidinggevende positie in het onderwijs ambieerden
1989 – 1996 Inspecteur HO (toezicht op aantal HBO-instellingen, vanaf 1992 met name meta-30
evaluatief onderzoek en toezicht op bestuurlijke hantering van uitkomsten visitaties en
meta-onderzoek op lerarenopleidingen)
1990 – 1996 Vertrouwensinspecteur HO (½ dag)
1996 – 2003 Voorzitter vertrouwensinspecteurs alle sectoren (1 dag)
1996 – 2003 Inspecteur VO (algemeen toezicht) 35
2003 – 2006 Inspecteur HO, VO en PO (met name toezicht op kwaliteitsontwikkeling zij-
instroomtrajecten en het vormgeven van ‘Opleiden in de school’).
Landelijk aanspreekpunt inzake bevoegdheden en wet BIO
2006 Lid adviesraad KPMG dieptepilots ‘Opleiden in de School’
2006 Panellid VBI lerarenopleidingen (NQA en HOBEON) 40
Diversen:
1981 – 1985 Vice-voorzitter Nederlandse middenschoolvereniging
1983 – 1985 Redacteur tijdschrift voor onderwijsgevenden in het Nederlands MOER
1985 – 1989 Hoofdredacteur MOER 45
1994 Auteur inspectierapport ‘Emancipatie in het Hoger Beroepsonderwijs’
1999 Auteur inspectierapport ‘Nederlands in de basisvorming’
2002 Auteur inspectierapport ‘De evaluatie van het zij-instroomtraject in het VO
2003 Auteur inspectierapport ‘De evaluatie van het zij-instroomtraject in het PO
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 140/164
2005 Auteur inspectierapport Convenant in het kader van scholing onbevoegden G4/Almere
(eerste jaar)
De heer drs. A.J. Mast 5 De heer Mast is ingezet als adviseur Scheikunde en als vakdeskundige van het kernpanel vanwege
zijn auditdeskundigheid, zijn onderwijsdeskundigheid en zijn domeindeskundigheid. Hij beschikt over
auditdeskundigheid door zijn ervaring als adviseur voor het vak scheikunde bij de visitatie van de
eerstegraads lerarenopleiding hbo in 2001. Hij beschikt over een grote onderwijsdeskundigheid door
zijn ervaring als docent vwo, havo, hbo, wo, volwassenenonderwijs, lerarenopleider, 10
leerplanontwikkelaar, onderwijsmateriaalmaker en als lid van diverse vernieuwingscommissies. In de
jaren 70 en 80 is hij betrokken geweest bij het vormgeven van 2e graads lerarenopleidingen (toen de
NLO’s, met name de toenmalige VL-VU). De heer Mast is in zijn hele carrière betrokken geweest bij
onderwijsvernieuwingcommissies en werkgroepen, destijds CMLS en ACLO-Sk, nu de Nieuwe
Scheikunde. Hij is bekend met chemie en onderwijs op alle niveaus, daarnaast is hij door het 15
bezoeken van buitenlandse congressen ook op de hoogte van internationale ontwikkelingen in het
scheikunde-onderwijs. De heer Mast heeft in de loop van de tijd een groot aantal cursussen en
workshops gevolgd op gebied van chemie, onderwijs en communicatie, en is zelf in toenemende
mate ook cursussen en workshops gaan verzorgen. Voor deze visitatie is de heer Mast aanvullend
individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over 20
de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1967 – 1973 Universitaire studie scheikunde aan de UvA, diploma doctoraal 1973, eerstegraads
onderwijsbevoegdheid voor het vak scheikunde en voor het vak natuurkunde
1993 – 1994 Opleiding Communicatie en Public relations, diploma NGPR-A en PR-B 25
Werkervaring
2002 – heden Directeur van Stichting Communicatie Centrum Chemie C3
1997 – 2002 Senior Adviseur Externe Betrekkingen aan de Faculteit Scheikunde van de UvA
1993 – 1997 Voorlichter, lerarenopleider (eerstegraads gebied), onderwijscoördinator aan de 30
faculteit Scheikunde van de Vrije Universiteit
1990 – 1993 Docent Hogeschool van Amsterdam, coördinator van de lerarenopleiding scheikunde
(tweedegraads gebied), projectleider aansluitingsproject havo-hbo
1973 – 1990 Docent scheikunde en natuurkunde aan het Petrus Canisius College te Alkmaar,
stagedocent voor diverse lerarenopleidingen, van 1983 – 1985 lid van de 35
schoolleiding, van 1985 – 1987 gedetacheerd docent (lerarenopleider) naar de VU
1970 – 1973 Kandidaatsassistent aan diverse practica op de UvA
Mevrouw R. van Aelst 40 Mevrouw Van Aelst is ingezet als studentpanellid. Zij volgt op dit moment de lerarenopleiding
Geschiedenis aan de Hogeschool Rotterdam. Mevrouw Van Aelst is representatief voor de primaire
doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de
studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein.
Voor deze visitatie is zij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het 45
hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
2000 – 2007 Havo
Heden Lerarenopleiding geschiedenis, Hogeschool Rotterdam 50
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 141/164
Werkervaring:
2007 – 2011 Statenlid Provincie Zuid-Holland
Mevrouw drs. M.E. Voorthuis 5
Mevrouw Voorthuis is ingezet als NQA auditor. Zij beschikt zowel door haar opleiding als door haar
werk over een brede onderwijskundige kennis van en ervaring met het onderwijs. Zij heeft een groot
aantal jaren gewerkt als senioradviseur en -onderzoeker op het terrein van met name het hoger
onderwijs en de bve sector en hierover gepubliceerd. Voor het hoger onderwijs voerde zij een groot
aantal onderzoeken en adviestrajecten uit. Deze hadden onder andere betrekking op de 10
implementatie en evaluatie van tal van onderwijskundige vernieuwingen, alsook op kwaliteitszorg.
Andere terreinen waarop zij onderzoek deed en adviestrajecten uitvoerde zijn studiebegeleiding en
studieloopbanen, studiekeuzeprocessen en de positie van allochtone studenten in het hoger
onderwijs. Daarnaast was zij gedurende een aantal jaren projectleider van een monitorproject van
management- en verkooptrainingen bij een gerenommeerd internationaal bedrijf voor 15
managementtrainingen. Als auditor heeft zij ruime ervaring binnen verschillende domeinen in zowel
het hoger beroepsonderwijs, als het universitaire onderwijs.
Opleiding:
1973 Diploma Pedagogische Academie 20
1985 Doctoraal Pedagogische Wetenschappen, met het hoofdvak Onderwijskunde en de
bijvakken Organisatiesociologie en Bestuurskunde
1989 Leergang Modulair Onderwijs bij het Nederlands Studie Centrum
1992 Cursus Gegevensverwerking met Data Entry en SPSS/PC+
1995 Training Krauthammer International 25
2000 Cursus Vergelijking ATLAS/ti-Nvivo
Werkervaring:
1973 – 1977 Basisonderwijs
1985 – 2002 SCO-Kohnstamm instituut van de Universiteit van Amsterdam 30
2002 – 2004 HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg
2004 – heden Netherlands Quality Agency
2005 Vanuit NQA gedetacheerd bij de Quality Assurance Netherlands Universities (QANU)
35
Mevrouw Y. Griffioen-Kingma
Mevrouw Griffioen is ingezet als NQA auditor. Zij heeft onderwijsdeskundigheid door haar jarenlange
ervaring als docente op diverse niveaus. Naast haar onderwijservaring beschikt mevrouw Griffioen
over een uitgebreide ervaring in de praktijk van de VBI. Voor deze visitatie is mevrouw Griffioen is
ingewerkt in het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA. 40
Opleiding:
1963 – 1968 HBS-A
1968 – 1969 Schoevers; directie-secretaresse
1991 – 1993 Leraar Machineschrijven/tekstverwerken 45
1996 – 1997 Lerarenopleiding Secretariaatsvakken Office 97
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 142/164
Werkervaring:
1969 – 1988 Directiesecretaresse/office manager bij diverse bedrijven
1988 – 1999 Docente secretaresseopleiding, Instituut Scheidegger, Venlo
1991 – 1998 Docente machineschrijven/tekstverwerken/kantoorpraktijk/informatica Oosterlicht
College, Vianen (VMBO) 5
1998 – 2002 Docente Informatica, Schoevers Opleidingen, Utrecht (MBO-HBO)
2003 – 2005 Docente S(ecretarieel)-team, ROC ASA Christelijk College Abstede, Utrecht (MBO)
2005 – heden Netherlands Quality Agency - Utrecht
10
De heer drs. L.S. van der Veen
De heer Van der Veen is ingezet als NQA-auditor. De heer Van der Veen heeft vele jaren ervaring met
visiteren in het hoger onderwijs en heeft auditdeskundigheid op grond van deze werkervaring en op
grond van auditcursussen gevolgd bij Lloyd’s.
15
Opleiding:
1971 – 1980 Sociale Wetenschappen, doctoraal Andragogie, Rijksuniversiteit Groningen
1993 – 1997 Filosofie, Universiteit Utrecht
Cursussen:
1988 – 2003 Diverse opleidingen en cursussen op het gebied van onderwijs, auditing, management 20
en organisatie, informatica.
Werkervaring:
1976 – 1977 RUG: studentassistent Pedagogische en Andragogische Wetenschappen
1978 – 1979 RUG: studentassistent Interdisciplinaire Onderwijskunde 25
1979 – 1980 Gemeente Hoevelaken: beleidsmedewerker
1980 – 1983 Provincie Zeeland: projectleider provinciaal samenwerkingsproject kunstzinnige
vorming en amateuristische kunstbeoefening
1983 – 1985 Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming: projectmedewerker PABO
1986 – 1990 Zeeuws Steunpunt Volwasseneneducatie: adviseur educatie en organisatie 30
1991 – 1994 Regionaal Educatief Centrum Zeeuwsch-Vlaanderen: adviseur educatie en organisatie
1995 – 1997 Regionaal Opleidingencentrum Westerschelde: stafmedewerker
2000 – 2003 HBO-raad: beleidsmedewerker kwaliteitszorg
2004 – heden NQA: auditor, accountmanager
35
De heer J.G. Bakkelo
De heer Bakkelo is ingezet als adviseur Duits vanwege zijn domeindeskundigheid en zijn
onderwijsdeskundigheid. Hij heeft een ruime ervaring als docent Duits aan een middelbare school,
daarnaast beschikt hij over een brede bestuurlijke ervaring als conrector en als vestigingsdirecteur. De 40
heer Bakkelo is op zijn school tevens lid van de veldadviescommissie LAV-1 en daarnaast lid van de
programmaraad van de RU Groningen/het UOCG Universitair OnderwijsCentum Groningen.
Voor deze visitatie is de heer Bakkelo individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en
accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
45
Opleiding:
1971 – 1977 MO-B Duits, Rijksuniversiteit Groningen
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 143/164
Werkervaring:
1975 – 1977 Docent Hogere Ecoomische School Groningen
1977 – heden Docent Zernike College Groningen
1980 – 1998 Conrector
1998 – heden Vestigingsdirecteur 5
Mevrouw drs. M.J. Bodde
Mevrouw Bodde is ingezet als adviseur Engels vanwege haar domeindeskundigheid, haar
auditdeskundigheid en haar onderwijsdeskundigheid. Domeindeskundigheid heeft mevrouw Bodde 10
op het gebied van de Pabo, waar zij ruim 25 jaar werkervaring heeft, en door haar werkervaring bij
Stichtig Beroepskwaliteit Leraren op het gebied van competenties en Engels. Zij is als auditor EFQM
betrokken geweest bij diverse audits en beschikt daardoor tevens over auditdeskundigheid. Haar
onderwijsdeskundigheid betreft vooral voortgezet onderwijs, hoger beroepsonderwijs en nascholing
hoger beroepsonderwijs. Daarnaast beschikt mevrouw Bodde over internationale ervaring als 15
praktijkonderzoeker voor de SBL naar de werking van standaarden en een register voor leraren in
het Verenigd koninkrijk in november 2008. Voor deze visitatie is zij aanvullend individueel
geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze
van NQA.
20
Opleiding:
1964 – 1970 Gymnasium α
1970 – 1976 en
1979 – 1980 Engelse taal- en letterkunde; bijvakken: Spaans en toegepaste taalkunde
25
Cursussen:
2003 Kwaliteitszorg (Item, EFQM auditing)
2006 Teamcoaching (Q & Q en Focus op Kracht, coachen op competentieontwikkeling in
het onderwijs)
30
Werkervaring
1980 – 1984 Rehoboth, Utrecht, docente Engels (HAVO-top)
1984 – heden pc hogeschool Marnix Academie; diverse taken, o.a. opleidingsdocente Engels,
vakgroepcoördinator, auditor t.b.v. accreditatie*, medewerker commissie
kwaliteitszorg*, studiecoach, lid DB examencommissie, lid commissie 35
internationalisering*, coördinator UK,
Marnix Onderwijs Centrum (MOC); nascholing Engels basisonderwijs, advies Engels
2007 – heden VARA; lid Commissie van Kandidaatstelling
2008 – heden SBL; lid projectteam register van leraren SBL en coördinator register van leraren PO
40
Diversen:
Bestuurlijke ervaring
1988 – 2006 Vedocep (netwerk van docenten Engels aan de Pabo): (medeoprichter) secretaris
2006 – heden adviseur Vedocep
2002 – 2005 bestuurslid Levende Talen Sectiebestuur Engels 45
2005 – 2007 lid Valideringscommissie Europees Taalportfolio
2005 – 2008 lid en voorzitter diverse jury’s t.b.v. talenprijzen
2005 – 2008 Lid SLOA-overleg moderne vreemde talen
2005 – 07/’08 Levende Talen voorzitter
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 144/164
2006 – heden initiator BiT, lid projectteam en vanaf 2008 projectleider BiT (Beroepsstandaarden in
het talenonderwijs t.b.v. het register van docenten)
2007 – 2008 mede-initiator en lid Stuurgroep Masterplan ERK (Europees Referentiekader voor
levende talen)
2007 – 2008 SBL: lid Stuurgroep Registratie SBL 5
2000 – heden Zelfstandig ondernemer: Educatief Projectbureau Bodde – Alderlieste
Publicaties:
Projecten en adviezen ten behoeve van het talenonderwijs, o.a. PMLO:
1998 ‘Achtergronden eindtermen Engels’ in ‘Handreikingen voor instellingscurriculum 10
PABO’
1998 ‘Eindtermen Engels’ in ‘Gemeenschappelijk curriculum PABO’
SLO: diverse publicaties, adviezen en projecten o.a.
2000 – 2008 Malmberg, o.a. ‘Hello World’
2001 Uitwerking drie modulen vakdidactiek Engels voor de pabo, o.a. ‘Werken in Fasen’ ( 15
Wolters-Noordhoff)
2001 ‘Samen’, een handboek voor Nederlands als vreemde taal, Centre Régional de
Documentation Pédagogique des Pays de la Loire, 2001
2002 BIG Kreis Kassel: adviezen t.a.v. invoering Engels in basisonderwijs in Duitsland
2003 Vakdossier Engels basisschool 20
2005 ‘Zin voor Talen’, Talensensibilisering en de taalportfolio in een meer talig onderwijs,
Garant, Antwerpen.
2006 ‘Een proeve van vakspecifieke competenties voor studenten aan de lerarenopleiding
basisonderwijs’, uitwerking voor Engels
2007 – 2009 ‘Tussendoelen en leerlijnen’, Engels in het basisonderwijs, www.tule.slo.nl 25
2004 – 2007 ‘Europees taalportfolio basisonderwijs’
2004 Europees Platform voor het Nederlandse onderwijs:
2007 ‘Talen leren in het basisonderwijs’, medeauteur
’Early English: a good start!’, eindredactie en medeauteur
2008 Van Dale, ‘Basiswoordenboek Engels’, adviseur 30
De heer dr. A. Hoeflaak
De heer Hoeflaak is ingezet als adviseur Frans vanwege zijn onderwijsdeskundigheid betreffende alle
niveaus en leeftijden in het VO en HO. Daarnaast is hij ingezet vanwege zijn domeindeskundigheid op 35
het gebied van vakdidactiek moderne vreemde talen, met specialisatie Frans. Voor deze visitatie is de
heer Hoeflaak individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger
onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding: 40
1961 – 1969 Doctoraal Frans, VU Amsterdam
1994 Promotie, Universiteit Leiden
Werkervaring:
1969 – 1974 Docent Frans voortgezet onderwijs (havo/vwo) 45
1973 – 1998 Lid/secretaris Staatexamencommissie Frans M.O.-A
1974 – 1979 Docent vakdidactiek en taalvaardigheid VU Amsterdam
1979 – 1980 Docent Frans voortgezet onderwijs (havo/vwo)
1980 – 2008 UD vakdidactiek en taalvaardigheid Frans Universiteit Leiden
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 145/164
Diversen:
• Lid Raad van Toezicht Hogeschool West-Nederland
• Redacteur Frans Levende Talen Magazine/lid sectiebestuur Frans Levende Talen 2003-2008
• Publicaties in En Route, Levende Talen Magazine, Toegepaste Taalwetenschap in artikelen,
Canadian Modern Language Review, Proceedings of the Tenth International CALL Conference 5
• Co-auteur Ça Bouge !, Meulenhoff Educatief
• Dissertatie ‘Decoderen en interpreteren’ 1994.
De heer drs.J.M. Espinola Vazquez 10
De heer Espinola Vazquez is ingezet als adviseur Spaans vanwege zijn domein- en zijn
onderwijsdeskundigheid. Hij heeft ruim twaalf jaar ervaring als docent Spaans op verschillende
niveaus. Voor deze visitatie is de heer Espinola Vazquez individueel geïnstrueerd over het proces van
visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
15
Opleiding:
1983 – 1990 R.K.S.G. Marianum: V.W.O.
1990 – 1997 Katholieke Universiteit Nijmegen: Franse Taal - en Letterkunde
1991 – 1997 Katholieke Universiteit Nijmegen: Spaanse Taal - en Letterkunde
02/’97 – 12/’97 Katholieke Universiteit Nijmegen: Postdoctorale Universitaire Lerarenopleiding Spaans 20
Werkervaring:
02/’97 – 08/’99 Language Training Centre Nijmegen, docent Frans, Spaans, NT2
03/’99 – 07/’99 Lindenholt College Nijmegen, docent Spaans (havo, vwo)
08/’98 – 07/’08 Stedelijk Gymnasium Nijmegen, docent Frans en Spaans (vwo) 25
11/’02 – 08/’03 Katholieke Universiteit Nijmegen: vakgroep Bedrijfscommunicatie, docent Spaans
09/’02 – heden Instituto Hola (zelfstandige onderneming): cursussen Spaans
03/’08 – heden Radboud Universiteit Nijmegen: ILS, vakdidacticus Spaans
08/’09 – heden Universiteit Utrecht: IVLOS, vakdidacticus Spaans
30
Mevrouw drs. J.W.M.J. Daemen
Mevrouw Daemen is ingezet als adviseur Wiskunde vanwege haar ruime onderwijsdeskundigheid en
haar domeindeskundigheid. Zij heeft ongeveer 27 jaar ervaring als docent wiskunde,
wiskundedidactiek en algemene didactiek en domeindeskundigheid door haar doctoraal wiskunde en 35
20 jaar ervaring op een lerarenopleiding met specialisatie wiskunde. Door het bezoeken van
internationale conferenties is mevrouw Daemen tevens op de hoogte van internationale
ontwikkelingen in het vakgebied. Voor deze visitatie is zij individueel geïnstrueerd over het proces
van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
40
Opleiding:
1977 – 1983 doctoraal wiskunde met onderwijsbevoegdheid, Universiteit Utrecht
Werkervaring
1983 – 1992 Docent wiskunde, Casimir Lyceum, Amstelveen 45
1989 – 2000 Docent wiskunde, Lerarenopleider, Hogeschool van Utrecht
1999 – heden Vakdidacticus wiskunde, lerarenopleider, coördinatie beta lerarenopleidingen, IVLOS,
UU
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 146/164
Diversen:
Voorzitter projectgroep wiskunde C, cTwo
Voorzitter syllabus commissie, CEVO
5
Mevrouw drs. J.E. Frederik
Mevrouw Frederik is ingezet als adviseur Techniek van dit panel vanwege haar
onderwijsdeskundigheid, haar domeindeskundigheid en haar internationale ervaring. Mevrouw
Frederik heeft vanaf het begin van haar loopbaan gewerkt als docent en vakdidacticus op
verschillende niveaus en beschikt daardoor over een grote onderwijs- en domeindeskundigheid. 10
Door haar betrokkenheid bij het samenwerkingsproject voor TU Delft-UNSA (Arequipa, Peru)
beschikt zij tevens over internationale deskundigheid. Voor deze visitatie is mevrouw Frederik
individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over
de werkwijze van NQA.
15
Opleiding:
1971 doctoraal examen experimentele natuurkunde RUU (bijvakken didactiek en
plasmafysica)
Werkervaring: 20
1965 – 1966 OSG, Utrecht; docent natuurkunde magnetisme
UU, faculteit W&N; studentassistent mechnica en electro
1966 – 1972 COVALU (mbo en hbo laboratorium onderwijs), Utrecht; docent natuurkunde
1972 – 1975 Moller Instituut Tilburg; vakdidacticus
1975 – 1980 (hoofd-) coördinator nascholing Natuurkunde (O&W); auteur nascholingscursus 25
didactiek (voor docenten pedagogische academies) en weerkunde
1975 – 1994 docent ZWN/ HR&O/HRO; tevens:
• projekt leerpakketontwikkeling Natuurkunde PLON: verspreiding en LBO,
• didactiek docent MO-A opleiding Natuur- en Scheikunde Haagse Leergangen
• studierichtingsleider Techniek 30
1994 – heden ICLON; Vakdidacticus Natuur- en scheikunde,
TU Delft, TULO; vakdidacticus Natuurkunde, initiatiefnemer Junior TU Delft, docenten-
en student-assistenten trainingen. Als onderwijs en didactiekdeskundige betrokken bij
het samenwerkingsproject voor TU Delft-UNSA (Arequipa, Peru).
Begeleiding docenten auteurs teams NiNa en NLT 35
2007 – 2008 Voorzitter Cevo-natuurkunde VWO
Diversen
• organisatie nascholingsconferenties 2e graads leraren
• conferentievoorzitter docenten conferenties 40
• diverse malen jurylid/-voorzitter (Minnaert prijs, DJO, BTO)
• voorzitter sectie Natuurkunde NVON, VeDoTech
• lid SLO kerngroep en stuurgroep NOB
• initiatiefnemer en oprichting Nederlandse Natuurkunde Olympiade
45
De heer dr. H. Vos
De heer Vos is ingezet als adviseur Natuurkunde vanwege zijn domeindeskundigheid, zijn
onderwijsdeskundigheid, zijn internationale en zijn auditdeskundigheid. Hij heeft ervaring als lid van
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 147/164
een visitatiecommissie en als lid van een voorbereidende commissie, daarnaast beschikt de heer
Vos door zijn werkervaring over onderwijsdeskundigheid in de vakken (technische) natuurkunde,
wiskunde, elektrotechniek en onderwijskunde. Door zijn internationale werkervaring beschikt de heer
Vos tevens over internationale deskundigheid. De heer Vos heeft talloze publicaties op zijn naam
staan, waarvan hieronder een selectie wordt genoemd. Voor deze visitatie is hij aanvullend 5
individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over
de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1960 – 1968 Opleiding Natuurkunde, wiskunde en astronomie (kandidaats en doctoraal) VU, 10
Amsterdam
1970 – 1972 Eerstegraads onderwijsbevoegdheid Wis- en Natuurkunde VU Amsterdam.
1968 – 1972 Promotie Natuurkunde VU Amsterdam
1990 – 2001 Promotie Toegepaste Onderwijskunde UT, Enschede
15
Werkervaring:
1973 – 1979 Docent lerarenopleiding Natuurkunde VL-VU, Amsterdam
1979 – 1982 Docent/trainer stafontwikkeling Fysica, Universiteit Gajah Mada, Yogyakarta,
Indonesia
1982 – 1983 Docent HBO Elektrotechniek, avond HTS, Utrecht 20
1983 – 2001 Onderwijsadviseur/ docent Elektrotechniek Universiteit Twente, Enschede
2001 – heden Docent Universiteit Twente Elektrotechniek
Diversen:
Lijst van publicaties (selectie) 25
- On the determination of optical model parameters. Dissertatie, Vrije Universiteit, Amsterdam, 1972
- Abstractieniveau's in de ontwikkeling van het natuurkundig begrip 'druk'. Pedagogische Studiën
64 (1987) 285-294.
- Abstractieniveaus in de ontwikkeling van het begrip elektrische stroom. Tijdschrift voor didactiek
der betawetenschappen 5 (1987) 121-142. 30
- Intuïtieve, empirische en theoretische redeneringen.Tijdschrift voor Onderwijsresearch, 15 (1990)
123-136.
- Improvement of a Laboratory Course in Network Analysis: Learning to Validate Knowledge in an
Experimental Way. H.E.P.Tattje & H. Vos. IEEE Transactions on Education 38 no. 1 (1995) 17-26.
- How to assess for improvement of learning. European Journal of Engineering Education 25 no.3 35
(2000) 227-233.
- Metacognition in Higher Education. Doctoral thesis. Twente University Press: Enschede, the
Netherlands, 2001. ISBN 9036516658
- Strategie voor practicumverslagen. Ned.Tijds.v. Natuurkunde B53 (24 feb. 1987) 19
- Probleemoplossen op verschillende abstractieniveaus. NVON maandblad 13 (april 1988) 88-90 40
- Competencies of BSc and MSc programmes in Electrical engineering and student portfolios.
Proceedings of The First International Workshop on Electronic Design, Test & Applications DELTA
2002. Christchurch, 2002, p. 203-208. Ton J. Mouthaan, R.W. Brink, H. Vos.
- The straight boomerang of balsa wood and its physics. In: The many faces of teaching and
learning mechanics, Proceedings of a GIREP/UNESCO conference on physics education, P. 45
Lijnse ed., Utrecht, jan. 1985, 428.
- Der Zusammenhalt des Wassers und das Phänomen des negativen Drucks. Chimica Didactica 11
(1985) 109-124 (H. Vos en P. Licht)
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 148/164
- Development of germ learning for transfer and generalization. In: The Fourth European
Conference for Research on Learning and Instruction: Abstract Volume. E. Lehtinen, M. Vauras, A.
Alaja (eds). University of Turku, 1991.
5
De heer drs. C.J. Smeets
De heer Smeets is ingezet als adviseur Biologie vanwege zijn onderwijsdeskundigheid, zijn
domeindeskundigheid en zijn internationale ervaring. De heer Smeets werkte jarenlang als leraar in
speciaal onderwijs en regulier onderwijs en was adjunct-directeur van een school. Momenteel is hij
bij Fontys Opleidingscentrum HBO-docent Speciale Onderwijszorg. Zijn domeindeskundigheid betreft 10
vooral Orthopedagogiek (leer- en gedragsproblemen) en Leiderschap en gedeelde
verantwoordelijkheid in organisaties. Over internationale ervaring beschikt de heer Smeets doordat
hij lezingen en presentaties heeft gegeven in het buitenland en artikelen heeft gepubliceerd in
buitenlandse tijdschriften. De heer Smeets heeft als HBO-docent één HBO-accreditatie meegemaakt
en als lid van kenniskring/lectoraat één interne audit. Als staflid is hij in de eigen organisatie bezig 15
met en mede-verantwoordelijk voor de voorbereiding van een interne audit in september 2009 en
een accreditatie in 2011, waardoor hij tevens over auditdeskundigheid beschikt. Voor deze visitatie is
de heer Smeets aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in
het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
20
Opleiding:
1975 HAVO Eyckhagencollege Landgraaf
1978 Pedagogische Academie Heerlen
1987 Doctoraal Rijksuniversiteit Utrecht
1999 Inschrijving en certificering als Gezondheidszorg-psycholoog 25
1999 Getuigschrift Hoger Beroepsonderwijs Opleiding Schoolleiders
2000 Guigschrift Hoger Beroepsonderwijs Coaching
2008 Inschrijving en certificering bij de Nederlandse Vereniging voor Orthopedagogiek
(NVO) als orthopedagoog generalist en lid van de accreditatie-commissie voor de
post-universitaire nascholing als orthopedagoog generalist 30
Werkervaring:
1978 – 1988 Groepsleerkracht ZMLK-school Gouda (grootste gedeelte van periode fulltime
aanstelling)
1989 – 2000 Groepsleerkacht basisschool met allochtone kinderen Gouda 35
1985 – 1986 Stage (2 dagen per week) Schoolbegeleidingsdienst Midden-Holland en Rijnstreek
1989 – 2000 Full-time adjunct-directeur en orthopedagoog Pedologisch Instituutschool Oisterwijk
1990 – 1991 Secretaris ZMLK-overleg Zuid-Nederland
1989 – 2000 Op contractbasis als docent gewerkt voor Fontys OSO en het Seminarium voor
Orthopedagogiek 40
1994 – 1999 Orthopedagogenpraktijk van de Wiel & Smeets
2000 Full-time HBO docent Fontys OSO
2003 – 2009 Lid kenniskring Fonys OSO interactieve professionaliteit en interactieve vormen van
kennisontwikkeling
2003 – 2009 Voorzitter centrale indicatie en verwijzingscommissie cluster 3 en cluster 4 Midden- 45
Brabant
2008 Lid van de accreditacommissie NVO en NIP voor post-universitaire opleidingen
orthopedagoog generalist
2008 Staflid Fontys OSO ontwikkeling opleidingen
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 149/164
Publicaties en presentaties tot juli 2009 (selectie)
Boeken en boekbijdragen:
- Blonk, A, Boerman, R. & Smeets, K. (2009) Nieuwsgierigheid vraagt om onderzoek…en goed
onderzoek maakt anderen nieuwsgierig. In: A. van den Berg, P. Clijsen, Th. Conijn e.a. Tien keer
beter. Leraren verbeteren hun onderwijspraktijk door onderzoek, Antwerpen, Apeldoorn, Garant, 5
PIO-reeks
- Smeets, K. (2008) Actieonderzoek en schoolontwikkeling. Leiderschap van leraren. In: J. van Swet
H. van Huijgevoort. Bouwen aan een opleiding als platform. Interactieve kennisontwikkeling en
interactieve professionaliteit (pp 51-73). Antwerpen, Apeldoorn, Garant, PIO-reeks
- Smeets, K. (2007) Action Research in the school context. Teacher Decision-Making and Teacher 10
Leadership. A Conceptualisation. In Swet, J. van. Ponte, P. & Smit, B. (Eds.) Postgraduate
Programmes as Platform. A Research-led Approach. (pp. 219-233) Rotterdam: Sense Publishers.
Artikelen:
- Smeets, K. & Ponte, P. (2009). Action research and teacher leadership: Influence on and impact of 15
action research in a school of special education. Journal of Professional Development in Education
35 (02), pp. 175-193.
- Smeets, K. & Ponte, P. (2008) Actieonderzoek als strategie van leiderschap van docenten.
Tijdschrift voor Lerarenopleiders (Velon & Velov). Jaargang 29(2), april 2008
- Wiel, v.d. M. & Smeets, K. (1996). Implicaties voor behandeling bij het neuropsychologisch 20
syndroom NLD. Tijdschrift voor Remedial Teaching, Jrg. 4, nr. 3, 1-9-1996
- Incidentele bijdragen aan Zorg Primair, onderdeel van het schooljournaal van de onderwijsbond
CNV. Bijdragen:
o Ervaringen van een gezin met een kind dat speciale onderwijszorg nodig heeft.
o P.I. School geeft ‘Zin’ aan werk. 25
Presentaties (tot juli 2009):
- Bakx, A., Moonen, E,. & Smeets, K. (2009) De onderzoekende leraar is de leraar van de toekomst.
Key note presentatie Fontys Congres Onderzoek en Onderwijs, 22 april 2009, Eindhoven
- Smeets, K. (2008) How to empower action-research attitudes by teachers in regular en special 30
education? Lezing in het kader van uitwisselingsprogramma met Noorweegse Statped-groep, 24
april 2008, Tilburg
- Smeets, K. (2007). Action research and varied influences on decision-making in a school: a matter
of teacher leadership. Round table paperpresentation CARN-Conference Umea University
Sweden, 9-11 november 2007, Umea 35
- Dirkx, N., Gog van, A. & Smeets, K. (2006) Actieonderzoek over een denkstimulerende
benadering voor leerlingen. Plenaire inleiding op de Nederlandse klassen-assistentendag: ‘Kijken
naar Gedrag’, georganiseerd door Fontys OSO 2006, Helvoirt
- Smeets, K. (2005, 27 mei). Actieonderzoek en de kracht van samen leren: Organisatie-
ontwikkeling van onderop en binnenuit? Presentatie tijdens Fontys OSO Onderzoeksconferentie, 40
Tilburg.
De heer drs. J.C. Gaasterland
De heer Gaasterland is ingezet als adviseur Aardrijkskunde vanwege zijn onderwijsdeskundigheid en 45
zijn ruime werkvelddeskundigheid. De heer Gaasterland staat sinds ruim dertig jaar voor de klas als
docent Schoolaardrijkskunde op mavo, havo en vwo op diverse scholen in Haarlem, Hoofddorp en
Amsterdam. Voor deze visitatie is de heer Gaasterland individueel geïnstrueerd over het proces van
visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 150/164
Opleiding:
1967 – 1975 Studie sociale geografie en planologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
1984 – 1990 M.O. Theologie aan de Hogeschool Holland te Diemen
Werkervaring: 5
1966 – 1967 Militaire dienstplicht bij de meteorologische dienst van de Kon. Landmacht
1975 – 1976 Wetenschappelijk medewerker Vrije Universiteit, belast met college theoretische
geografie
1976 – 1979 Docent Vrije Leergangen der Vrije Universiteit, college’s in diverse onderwerpen
1977 – heden Docent aardrijkskunde aan scholen in Haarlem, Hoofddorp en Amsterdam; vmbo, 10
havo en vwo
Mevrouw drs. J.I.G.M. Tuithof
Mevrouw Tuithof is ingezet als adviseur Geschiedenis vanwege haar auditdeskundigheid, haar 15
onderwijsdeskundigheid en haar domeindeskundigheid. Daarnaast is zij ingezet als lid van het
kernpanel. Mevrouw Tuithof beschikt over auditdeskundigheid door haar ervaring als collega-
beoordelaar in het landelijk registratietraject voor lerarenopleiders VELON, daarnaast heeft zij
deelgenomen als opleider aan drie visitaties van de universitaire lerarenopleiding IVLOS van de
Universiteit Utrecht. Zij beschikt over de eerstegraads bevoegdheid voor geschiedenis en 20
maatschappijleer, over de Basiskwalificatie en Seniorkwalificatie Onderwijs van de Universiteit
Utrecht, alsmede over de landelijke registratie als lerarenopleider VELON. Mevrouw Tuithof is sinds
1996 vakdidacticus geschiedenis en lerarenopleider aan universitaire lerarenopleiding Universiteit
Utrecht, daarnaast heeft zij diverse publicaties op gebied van vakdidactiek geschiedenis op haar
naam staan. Zij is eindredacteur van methodes voor het Voortgezet Onderwijs voor het vak 25
geschiedenis en beschikt over internationale ervaring door het bezoeken van conferenties en andere
lerarenopleidingen en het produceren van Engelstalige publicaties (Teaching History). Voor deze
visitatie is mevrouw Tuithof aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en
accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
30
Opleiding:
1979 – 1985 Gymnasium ß, Katholieke Scholengemeenschap de Breul, Zeist
1985 – 1991 Geschiedenis, Universiteit Utrecht, bijvakken: vrouwengeschiedenis en toegepaste
onderwijskunde
1992 Postdoctorale lerarenopleiding geschiedenis, Universiteit Utrecht, eerstegraads 35
bevoegdheid Cum Laude
1993 Postdoctorale lerarenopleiding maatschappijleer, eerstegraads bevoegdheid
1993 – heden Diverse studiedagen en trainingen;
o training begeleidingsvaardigheden voor beginners en gevorderden, IVLOS
o jaarlijkse didactiekconferentie, Vereniging docenten Geschiedenis en 40
staatsinrichting Nederland
o Alle leerlingen bij de Les, APS
o Velonconferenties en SURF-bijeenkomsten
o Supervisietraject in 2003 en nog twee keer, regelmatige deelname intervisie
1997 Basiskwalificatie Onderwijs als docent van de Universiteit Utrecht 45
2003 – 2004 Velon-traject voor landelijke registratie als docentenopleider. Nov. 2004 geregistreerd
2006 – 2008 Intern traject voor Senior Kwalificatie Onderwijs, behaald in maart 2008
2007 – heden Coachingstraject in kader van professionele ontwikkeling
2008 – heden Voorbereidingstraject voor vakdidactisch promotieonderzoek
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 151/164
2009 Herregistratietraject VELON
Onderwijservaring
1988 – 1991 Bureau Studievaardigheden, Universiteit Utrecht, Student-assistent (0,4 fte)
1992 Liostage, docent geschiedenis, Willem de Zwijger College Bussum en Niels Stensen 5
College Utrecht.
1993 Trainer vergadertechniek vrouwennetwerk Universiteit Utrecht (drie cursussen)
1993 Liostage, docent maatschappijleer, Niels Stensen College Utrecht
1993 – 1996 Docent studievaardigheden bij IVLOS (Interfacultair instituut Voor Lerarenopleiding,
Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden )(0,5fte) 10
1993 – 2001 Docent geschiedenis, KSG de Breul, Zeist (0,5 fte), onderbouw en bovenbouwklassen
Havo, mentor, lid Werkgroep Onderwijsvernieuwing en contactpersoon 2de fase
1993 – heden diverse workshops activerende didactiek op conferenties voor geschiedenisdocenten;
organiseren van diverse studiedagen en bijeenkomsten voor collega’s op de Breul,
(stagebegeleiders van) het IVLOS 15
1996 – heden IVLOS, Vakdidacticus geschiedenis en docentenopleider gammacluster
lerarenopleiding (0,6 fte)
2000 – 2005 IVLOS, voordrachten en voorlichting over gebruik digitaal portfolio, lerarenopleiding
2003 – 2004 Uitwisseling met docent van Christelijk Gymnasium Utrecht; drie maanden les aan
tweede klas en enkele lessen brugklas. Daarnaast vakdidactische nascholing 20
ontwikkeld en gegeven
2002 – 2007 IVLOS; Trainer (0,2 fte)
2007 – heden IVLOS; Senior adviseur en trainer(0,3 fte); vakdidactische nascholing docenten VO en
trainer/adviseur activerende didactiek en onderwijsvernieuwing
2008 Opfris-stage op het Christelijk gymnasium in Utrecht. Zes weken lesgegeven in V4 in 25
kader nieuwe examenprogramma geschiedenis.
Diversen:
1992 Student-lid Universitaire Emancipatiecommissie.
1994 – 2000 Lid Onderwijs Advies Commissie (OAC) Vereniging van docenten geschiedenis en
staatsinrichting Nederland (VGN), later voorzitter. 30
1999 Lid stofomschrijvingscie Centraal Schriftelijk Examen geschiedenis.
2000 – heden Coördinator werkgroep beoordeling bij de IVLOS-lerarenopleiding. Sinds 2002 ook
deel van de landelijke ICL-werkgroep toetsing
2001 – 2003 Eindredacteur van de herziening van Sfinx tweede fase, een methode voor het vak
geschiedenis van uitgeverij Thieme Meulenhoff. 35
2002 – heden Lid van de Commissie Lerarenopleiding van de VGN, sinds 2005 ook voorzitter.
2003 – 2006 Voorzitter werkoverleg Universitaire Vakdidactici geschiedenis en Staatsinrichting
(UVGS). Na 2006 lid en penningmeester.
2003 – 2006 Ict-coördinator lerarenopleiding.
2003 – 2007 Coördinator gammacluster lerarenopleiding. 40
2006 – 2007 Eindredacteur examenkatern geschiedenis educatieve uitgeverij Malmberg.
2007 – heden Beoordelaar in project schoolopleiders Velon-traject voor landelijke registratie als
docentenopleider
2007 – heden Adviseur en eindredacteur Thieme Meulenhoff: adviseur onderwijsvernieuwing, ict en
herziening methodes; eindredacteur van katernen voor bovenbouw havo-vwo; 45
trainer voor gebruikers
2008 – heden Projectleider schooladoptie- vernieuwingsproject lerarenopleiding
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 152/164
Mevrouw E.L. Dansen
Mevrouw Dansen is ingezet als adviseur Gezondheidszorg en Welzijn vanwege haar ruime
werkervaring in het domein. Zij heeft meer dan 15 jaar ervaring in het werkveld van Gezondheidszorg
en Welzijn en door haar ervaring een goede kijk op welke kennis vereist is voor een docent.
Daarnaast is zij medeauteur van een tweetal boeken op het gebied van zorg en welzijn. 5
Voor deze visitatie is mevrouw Dansen individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en
accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1977 – 1981 Sociale academie Rotterdam HBO afgestudeerd in de richtingen HBO Cultureel Werk 10
en Opbouwwerk
1981 – 1983 Rijks Universiteit Leiden Pedagogische en Andragogische Wetenschappen, niet
afgerond
2002 – 2004 Hogeschool Utrecht Kaderopleiding voor de gezondheidszorg, afgerond met diploma
15
Werkervaring:
1990 – 1991 Activiteitenbegeleider in Huize Steyndeld te Gorinchem
1991 – 2001 Hoofd activiteitenbegeleiding in huize Avondlicht (SHVB Avondlicht) te Herwijnen
2001 – 2004 Teammager activiteitenbegeleiding stichting Cascade Utrecht verpleeghuis Tamarinde
2004 – 2007 Coördinator vrijwilligerswerk stichting Cascade (vanaf 2006 stichting Aveant) Utrecht 20
2008 – heden Hoofd zorg Aveant Leidsche Rijn, stichting Aveant Utrecht
Diversen:
2006 bestuurslid bij Agora (belangenorganisatie voor vrijwilligerswerk)
2006 – heden fractievoorzitter SP gemeenteraad Gorinchem 25
Mevrouw mr. G.M.E. Braakhuis
Mevrouw Braakhuis is ingezet als adviseur Omgangskunde vanwege haar auditdeskundigheid, haar
onderwijsdeskundigheid en haar domeindeskundigheid. Zij beschikt over auditdeskundigheid door 30
haar ervaring in een te visiteren organisatieonderdeel met verschillende audits vanuit
onderwijsinspectie en KCE. Onderwijsdeskundigheid heeft mevrouw Braakhuis door haar kennis op
het terrein van eisen, werkwijzen en inhouden van Welzijnsopleidingen (agogische opleidingen) en
juridische opleidingen. Haar domeindeskundigheid betreft vooral de domeinen Welzijn en Recht en
enigszins Zorg. Voor deze visitatie is mevrouw Braakhuis individueel geïnstrueerd over het proces 35
van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1968 – 1972 HBS-A, Pius X te Almelo
1972 – 1977 Lerarenopleiding Gelderse Leergangen te Nijmegen. Vakken: Nederlands, 40
Geschiedenis en Onderwijskunde
1984 – 1991 Deeltijdstudie Nederlands recht, Katholieke Universiteit Nijmegen. In kader hiervan
gepubliceerd in het blad Ars Aquei
Cursussen: 45
Vanaf 1980 Vele bij- en nascholingscursussen waaronder: projectmanagement (Prince II),
contractonderwijs, marketing, klantgericht werken, leiding geven,
verandermanagement, leerplanontwikkeling, strategisch beleid, financieel beleid,
coachen van resultaatverantwoordelijke teams.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 153/164
Werkervaring:
1977 – 1985 Docente aan “De Sprankel”, school voor Middelbaar Dienstverlenings- en
Gezondheidszorg-onderwijs te Zwolle, in die tijd één van de drie experimentele mdgo-
opleidingen en in dat kader veel aan landelijke onderwijsontwikkeling gedaan
1985 – 1996 Docente en later coördinator opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening aan de 5
Louise de Colignyschool te Arnhem, in deze periode tevens universitaire studie
Rechten
1996 – 2002 Directielid belast met de portefeuille onderwijs Unit Welzijn van het Rijn IJssel College
2002 – heden Manager (lid MT) sector Cios, Zorg en Welzijn van roc Rijn IJssel, daarbinnen
afdelingsmanager Welzijn, met portefeuille onderwijs, daarmee verantwoordelijk voor 10
invoering competentiegericht onderwijs en doorstroom mbo-hbo. In dat kader zeer
veel contacten in werkveld (gehandicaptenzorg, jeugdzorg, kinderopvang en primair-
en speciaal onderwijs) en vervolgonderwijs (beide pabo’s HAN en faculteit Gedrag en
Maatschappij).
15
Diversen:
1995 – 1999 Lid en later voorzitter medezeggenschapsraad basisschool “De Open
Kring/Sterrendans” te Nijmegen
1994 – 1998 Bestuurslid “Tandem”, organisatie voor Sociaal Cultureel Werk in Nijmegen
2003 – 06/’07 Ambtelijk secretaris Klachtencommissie Kinderopvang regio Arnhem-Nijmegen 20
2004 – heden Lid adviesraad PABO (aanvankelijk voor Arnhem, nu voor beide PABO’s HAN)
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 154/164
Bijlage 3: Bezoekprogramma
Maandag 14 september
5
Generiek
Aanwezig: kernpanel
Tijd
12.00 Ontvangst kernpanel 10
12.00 - 14.00 Inzage materiaal en paneloverleg
14.00 - 14.30 Presentatie onderwijsconcepten en leerlijnenmodel
Samen opleiden, Samen op Scholen (SoS) en Innovatieve Didactiek
En Educatie (IDEE)
14.30 - 15.15 Gesprek met het midden management 15
15.15 - 15.30 Pauze
15.30 - 16.15 Gesprek met het hoger management
16.15 - 18.00 Inzage materiaal en paneloverleg
16.15 -17.15 Ondersteuning inzage digitale leeromgeving en portfolio
18.00 Afsluiting 20
Dinsdag 15 september
Opleidingsspecifiek 25
Aanwezig: Kernpanel en adviseurs
Tijd
09.00 Ontvangst kernpanel en adviseurs
09.00 - 11.15 Materiaalbestudering en paneloverleg (kernpanel en adviseurs) 30
11.15 - 12.15 Studenten (3 parallelsessies)
cluster Exact, Maatschappijvakken & Welzijn, Talen
Thema: gerealiseerd niveau (presentaties studenten)
12.15 - 13.15 Lunch kernpanel en adviseurs
13.15 - 14.15 Paneloverleg kernpanel en adviseurs 35
14.15 - 15.15 Docenten en veldassessoren (3 parallelsessies)
cluster Exact, Maatschappijvakken & Welzijn, Talen
Thema: gerealiseerd niveau (nabespreking presentaties studenten)
15.15 - 15.30 Pauze
15.30 - 16.30 Alumni (3 parallelsessies) 40
16.30 - 18.00 Paneloverleg (kernpanel en adviseurs)
18.00 Afsluiting
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 155/164
Woensdag 16 september
Generiek
Aanwezig: Kernpanel
5
Tijd
08.45 - 09.00 Ontvangst Kernpanel
09.00 - 09.45 SOS en IDEE: cio’s, lerarenopleiders en schoolopleiders
09.45 - 10.00 Pauze
10.00 - 11.00 Studenten (algemeen) 10
11.00 - 12.00 Docenten (algemeen)
12.00 - 13.00 Lunch kernpanel
13.00 - 13.30 Rondleiding
13.30 - 15.00 Paneloverleg
15.00 - 16.00 Werkveld (directeuren) 15
16.00 - 17.00 Paneloverleg
17.00 - 17.30 Afsluitend gesprek midden management
17.00 - 18.00 Afsluitend gesprek hoger management
18.00 - 18.30 Afsluitende bespreking kernpanel
20
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 156/164
Bijlage 4: Overzichtslijst van door de opleidingen ter inzage gelegd materiaal
• Projectplan en rapportages dieptepilot
• Evaluatie Dieptepilot (2008) 5
• Actieplan Leerkracht van Nederland
• Rapport Commissie Dijsselbloem, 2008
• Bestuurscharter Lerarenopleidingen “Beleid vergt keuzes” (HBO-raad, 2006).
• Studiegidsen Bachelor opleidingen
• Projectplan K-3, ADEF (oktober 2008) 10
• Projectplan K-3, Instituut Archimedes (april 2009)
• Matrix van de SBL-competenties en de Dublin descriptoren
• Onderzoeksrapporten Samen op Scholen
• Alumni onderzoek Archimedes 2007
• Werkgeversonderzoek Archimedes 2007 15
• Koers 2012: strategisch plan van Hogeschool Utrecht 2007-2012 (Hogeschool
Utrecht, februari 2007)
• Meerjarig beleidsplan Faculteit Educatie, 2007-2012 (Hogeschool Utrecht, definitieve
versie, oktober 2007)
• Tweedegraads lerarenopleidingen: differentiëren en innoveren in partnerschap, 20
ADEF, Utrecht, december 2008 (hoofdstuk 4. Samenwerking met scholen)
• Projectplan Veranderingen bachelor opleidingen 2007-2009 (juli 2007)
• Projectplan Veranderingen bachelor opleidingen 2009-2010 (paragraaf 2.9 en 2.10)
• Actieplan “Meer studenten op opleidingscholen met een keurmerk” (Instituut
Archimedes, maart 2008) 25
• Bureau Werkplekleren Jaarplan 2008-2009 (Instituut Archimedes, oktober 2008)
• Overzicht onderzoek in bachelor opleidingen (januari 2009)
• Projectplan en rapportages professional in beeld
• Integrale leerlijn: Handleidingen Archimedesprojecten en keuzeprojecten jaar 1 en 2
• Integrale leerlijn: register schoolprojecten 30
• Gidsen voor werkplekleren en schoolprojecten (jaar 1 VT, jaar 2/3/4, deeltijd,
kopopleiding)
• Studenttevredenheidsonderzoek 2008 en 2009
• Kader toetsing en beoordeling in de bacheloropleidingen (Instituut Archimedes, juni
2008), paragraaf 2.2 35
• Toetsmatrices Kennisbasis: overzichten per opleiding waarin de dekking van
Kennisbasis in het curriculum inzichtelijk wordt gemaakt staan op Sharepoint.
• Toetsmatrices bekwaamheidseisen: overzichten per opleiding waarin de dekking van
de SBL-bekwaamheidseisen in het curriculum inzichtelijk wordt gemaakt staan op
Sharepoint 40
• Rapportage Evaluatie CLO (februari 2007)
• Projectplan “Multicultureel Studieloopbaanbegeleiding Instituut Archimedes
deeltijd/voltijd/duaal, handleiding voor studenten (juli 2008)
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 157/164
• Onderzoek studielast IA: verbeterrapport Instituut Archimedes (17 september 2007)
• Onderzoek studielast IA: reactie van inspectie op verbeterrapport
• Cursushandleidingen bij integrale projecten: (1) Kijk op leerlingen en leren, (2)
Digitale didactiek
• Inschrijvingsregeling HU 2008-2009 (juni 2008), artikel 11 t/m 14 5
• Onderwijs en Examenregeling HU-FE 2008-2009 bachelor opleidingen,
artikel 10 t/m 14
• Brochure “Opleidingsoverzicht en toelatingsvoorwaarden Faculteit Educatie
2009-2010”
• Diversiteit en taalbeleid. Een aanzet tot beleid in instituut Archimedes 10
(Instituut Archimedes, februari 2008)
• Instroomgegevens
• “Inschrijvingen 2007” met achtergrond van studenten
• Vrijstellingenmatrix (Instituut Archimedes, mei 2008)
• Handleiding en instrumenten intake-assessment zij-instroom 15
• Handleiding en instrumenten EVC procedure Samen op Scholen
• Voorlichtingsmaterialen opleidingen
• Procedure 21+ regeling (Examencommissie FE, kamer Instituut Archimedes)
• Procedure vrijstellingen aanvraag Instituut Archimedes (versie 2008-2009,
Examencommissie FE, kamer Instituut Archimedes) 20
• CFI OCW Regeling: Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007
(mei 2007)
• Een samenhangend opleidingsstelsel voor de onderwijsberoepen, HBO-raad en
OCW
• Wet op de zij-instroom 25
• Naar een flexibele hogeschool: Perspectief, implementatie en knelpunten.
(Hogeschool Utrecht, april 2008).
• Ontwerp voor het opleiden van leraren (Instituut Archimedes, 2002).
• Oh zit dat zo… ? Een uitwerking van basisdocument ‘Ontwerp voor het opleiden van
leraren. (Instituut Archimedes, 2006). 30
• Visiedocument Instituut Archimedes (2009).
• Jaarverslag 2007-2008 Examencommissie kamer Instituut Archimedes, Faculteit
Educatie, Hogeschool Utrecht (november 2008).
• Handleidingen assessments propedeuse en hoofdfase.
• Beoordelingsformulieren assessment hoofdfasebekwaam, afstudeerbekwaam en 35
startbekwaam.
• Overzicht van gecertificeerde assessoren (veld- en opleidingsassessoren,
december 2008).
• Materiaal van assessorentraining
• Reactie portefeuillehouder Bachelor op advies van GOC inzake assesment 40
hoofdfasebekwaam.
• SKM-methode: Projectplan pilot SKM, sociocratische kringorganisatiemethode,
Instituut Archimedes, Hogeschool Utrecht, september 2008
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 158/164
• Beleidsplan Centrum Archimedes, beleidsteam Centrum Archimedes, april 2009
• Analyse cv’s Instituut Archimedes (2009)
• Ondernemingsplan Instituut Archimedes 2008
• Meerjaren personeelsplan FE.
• Personeelsplan Archimedes. 5
• HRM beleidsplan, 26 augustus 2008
• Rapportage personeelsbezetting Instituut Archimedes, maart 2009
• Beleid Professionalisering, Instituut Archimedes 2006-2008.
(Deel 1, Beleidskader 2006-2008)
• Evaluatie nieuwbouw FE (2008). 10
• ICT beleidsplan Archimedes 2007
• Mediatheekbeleidsplan HU
• Mediatheekbeleidsplan FE
• Boekje Wie, wat waar?
• Rapportage gebruik OSIRIS, periode 1 cursusjaar 2008-2009 (23 januari 2009); 15
Oplevering project “Ontwikkeling gebruik OSIRIS binnen IA (17 december 2008);
Samenvatting rapportage gebruik OSIRIS 2007-2008 (7 november 2008)
• Projectplan “Multicultureel opleiden in de lerarenopleiding: vergroten onderwijssucces
allochtone studenten”. Deelplan Instituut Archimedes t.b.v. Projectvoorstel G5 FE,
werkgroep diversiteit Instituut Archimedes, (januari 2009) 20
• Facultair kader Studieloopbaanbegeleiding Faculteit Educatie(februari 2006,
Faculteit Educatie).
• Studieloopbaanbegeleiding Instituut Archimedes (Instituut Archimedes, mei 2006).
• Studieloopbaanbegeleiding Instituut Archimedes deeltijd/voltijd/duaal, handleiding
voor studenten (juli 2008). 25
• Bijlagen studieloopbaanbegeleiding 2008-2009.
• Professionalisering Studieloopbaanbegeleiders Instituut Archimedes 2008-2009.
• Rapportage SLB 2005-2006 (Instituut Archimedes, 20 juli 2006).
• Memo SLB evaluatie (Instituut Archimedes, 3 juni 2008).
• Procedure inschrijven in OSIRIS op onderwijs voor Bachelor en Master studenten 30
Archimedes 2008-2009.
• Professionalisering (school)IB’s en WERdocenten 2008-2009.
• Professionaliseringstraject schoolopleiders.
• Professionaliseringstraject werkplekbegeleiders
• Meerjaren Kwaliteit HU 2007-2012 35
• EPS-kwaliteitsstandaarden in het kader van Educatief Partnerschap (ADEF).
• Facultair Jaarplan Kwaliteitszorg FE.
• Kwaliteitsplan Archimedes Zorg voor kwaliteit. Op weg naar een accreditatiewaardige
lerarenopleiding 2003-2005.
• Evinac HU. 40
• Accreditatieprotocol HU.
• Auditprotocol HU.
• Evaluatieprocedure Instituut Archimedes 2008.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 159/164
• Rapportage Werkplekleren 2007-2008.
• Rapportage Evaluaties Integrale opdrachten 2007-2008.
• Rapportage SLB 2007-2008.
• Rapportage conceptuele cursussen 2007-2008.
• Verslag STO-bijeenkomst CvB, 25 februari 2009. 5
• Ondernemingsplan Archimedes, Cluster Ondernemingsplannen, de Marap’s
(Management Rapportage), 2004-2009
• Monitoringsinstrument klachtenafhandeling.
• Plan van Aanpak Externe Audit bacheloropleidingen Instituut Archimedes, (2008)
• Rapportage Pilot Keurmerk Opleidingsschool 2005 10
• Brochure Keurmerk Opleidingsscholen, 2008-2009
• Regelingen voor inspraak van medewerkers
• Portfolio’s studenten
• Evaluatiegegevens Bureau Assessment.
• HBO-Monitor 2007. 15
• Het Assessorendossier (2009).
• Boekje Bureau Assessment (EVC).
• Documentatie facultaire Werkgroep Rendement, 2008-2009.
• Ondernemingsplan Instituut Archimedes 2009.
• Streefcijfers Faculteit Educatie (besluit directieberaad 2008). 20
• www.lerarenweb.nl
• www.leroweb.nl
• www.samenopleiden.nl
• www.lerarenweb.nl
• www.kennisbasis.nl 25
• http://international.hu.nl/
• https://www.sharepoint.hu.nl/sites/international
• www.kennisbank.nl
• www.sharepoint.hu.nl/sites/Archimedesprofessionalisering.
• www.ecent.nl. 30
• www.elwier.nl.
• www.best-utrecht.nl.
• www.betavak-nlt.nl.
• www.sharepoint.hu.nl/sites/Archimedesprofessionalisering.
• www.ecent.nl. 35
• www.elwier.nl.
• www.best-utrecht.nl.
• www.betavak-nlt.nl.
40
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 160/164
Overzicht ter inzage liggende documenten van de opleidingen
- Matrix Kennisbasis Aardrijkskunde
- Beleidsnotitie ‘Opbouw Conceptuele Leerlijn’ vakgroep Aardrijkskunde 5
- Toetsmatrix Gezondheidszorg en Welzijn (april 2009)
- Generieke kennisbasis Gezondheidszorg en Welzijn (2008)
- Vakkennisbasis Gezondheidszorg & Welzijn (2008)
- Boeken- en literatuurlijst vakgroep Gezondheidszorg & Welzijn
- Kwaliteitszorgplan GZW (bijgestelde versie juni 2009) 10
- Het nieuwe programma Lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn 2009-2010
- Studiehandleidingen vakgroep Gezondheidszorg & Welzijn
- Toetsplan vakgroep Gezondheidszorg & Welzijn
- Procedure certificeringstrajecten
- Kennisbasis omgangskunde 15
- Evaluatie programma 2008 omgangskunde
- Matrix Kennisbasis geschiedenis
- Cursushandleidingen geschiedenis
- Toetsplan geschiedenis
- Augustin, V., 5 jaar competentiegericht onderwijs en vakdidactiek. Een balans. Een 20
onderzoek naar vakdidactiek, gegeven binnen het leerlijnenmodel door de vakgroep
geschiedenis van het Instituut Archimedes; Lerarenopleiding VO/BVE, Hogeschool
Utrecht, (Utrecht 2008)
- Erogluer, T. Een geschiedenis van de islamitische wereld (Uithoorn 2008)
- Kader voor toetsing en beoordeling in de bacheloropleidingen. Instituut Archimedes 25
(Utrecht, juni 2008).
- Kooij, C. van der, Verleden, heden, toekomst (Groningen 2004)
- Riessen, M. van, Rovers, F., Wilschut A. (red) Oriëntatie op geschiedenis – Basisboek
voor de vakdocent (Assen 2008)
- Wagemakers, B. Jezus en het vroege christendom (Driebergen-Rijssenburg 2008) 30
- Riessen, M. van, Rovers, F., Wilschut A., Geschiedenisdidactiek – handboek voor de
vakdocent (Bussum 2004)
- Boekenlijst Bacheloropleiding Biologie
- Studiehandleidingen Planten, Dieren, Ecologie in de praktijk, Rondje Nederland,
- Waterbiologie, Natuur- en Milieueducatie, De Cel, Gedrag, Biologie in het Nieuws 35
- Bestand koppeling Kennisbasis – curriculum biologie
- Bestand koppeling SBL-competenties – curriculum biologie
- Overzicht Vakdidactiek, ICT en toetsen in curriculum biologie
- Notitie ADEF Kennisbasis ICT 4-12-2008
- Verslag studiedag ICT team biologie 40
- Beoordelingsmodellen Planten, Waterbiologie en SLB-1
- Lindenaar, D. and Munneke, L. (2009). Vakdidactiek in een duale, competentiegerichte
lerarenopleiding (In R. Keijzer and V. Jonker (Eds.), Over de muurtjes kijken. Verslag
twee jaar ELWIeR Utrecht: Expertisecentrum Lerarenopleiding Wiskunde en Rekenen
(Freudenthal instituut). 45
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 161/164
- Groenestijn, Mieke van (2009, in druk). Rekenvaardigheid in het VO (verslag landelijk
onderzoek bij 10.000 leerlingen)
- Groenestijn, Mieke van (2007). ABC Toets rekenen-wiskunde voor voortgezet onderwijs.
Hogeschool Utrecht/ Faculteit Educatie/ Instituut Archimedes. ISBN: 90-75293-23-2
- Boekenlijst Biologie 5
- Matrix met verband tussen de vak(-didactische) onderdelen uit de Kennisbasis voor het
vak wiskunde en de vak(-didactische) modulen in de opleiding
- Herziening rekendidactiek in 'Analyse jaar 1, rekenen is complex'
- Uit de Activiteitenplannen van het team de onderdelen: projecten extern HU, projecten
intern HU, professionalisering en innovatie 10
- Studiebijeenkomsten van het team wiskunde
- Projectopzet + verslag Taal met lectoraat
- Ast, Michel van (2008). Wiskunde op het digibord. Nieuwe Wiskrant, december 2008
- Notitie 'Alles rondom toetsen bij de vakgroep wiskunde'
- Uit de Activiteitenplannen: projecten extern en intern HU, professionalisering en innovatie 15
nastec
- Kennisbasis techniek
- Voorbeelden van publicaties en artikelen vakgroep Techniek
- Innovatieplan nastec
- Artikel Impuls NOVO 2 20
- Dijk van G. Poorthuis H. (2007) Learning Concepts through project work, Web based
projects for integrated science and technology, PATT-18 conference book, Edited by
Dakers J.
- Bekker A., Dijk van G. (2008) Het beoordelen van een ontwerp, Terugkoppeling juni
2008-12-10. 25
- Bekker A., Dijk van G., Vossebeld H. (2008) Curricular Reform in Technology Teacher
Training, PATT-20 Edited by Kipperman D.
- Dijk van G., Munneke L. (2008) Praktische Techniek, een evaluatie. Ontwikkelingsfonds
Technische Installatie Bedrijven, Interne publicatie.
- Team professionaliseringsplan Nastec 2007-2008, 2008-2009 30
- Samenwerking met het beroepenveld
- Evaluatie VAC en plannen
- Artikel Impuls NOVO 2
- Experimentele vaardigheden om veilig en vaardig te werken op het scheikunde
laboratorium (lesmateriaal van de cursus Stoffen en Materialen) 35
- Onderzoek in de bachelor natuurkunde
- Kennisbasis natuurkunde
- Opzet practicumleerlijn natuurkunde
- Innovatie natuurkunde
- Artikel ‘Impuls’ NOVO 2 40
- Evaluatie VAC en plannen
- Matrix Kennisbasis Engels
- Lijst met boeken gebruikt in de diverse cursussen en projecten, vakgroep Engels:
Boekenlijst
- Links naar Sharepoint: cursusmateriaal vakgroep Engels 45
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 162/164
- Lijst materiaal vakgroep Engels, bijvoorbeeld bij feedback op schrijfproducten
- Links naar mooie Talenquests
- Kennisbasis Frans vakinhoudelijk met preambule
- 2 Criterialijsten bij dossiers vakgroep Frans
- Toetsen met correctiemodellen. 5
- CV’s collega’s vakgroep Frans
- Intakematrix vakgroep Frans
- Bijlage ‘Aachen’
- Logboek verslag hospitatie ‘Bekannte Nachbarn’
- Schoolproject vakgroep Duits 10
- Aufgabensatz ZOP
- Document GERS
- WER-rooster vakgroep Duits
- Logboek Buitenlandverblijf vakgroep Duits
- Vrijstellingenmatrix vakgroep Duits 15
- Cursusbeschrijving ‘Kontrastive Grammatik’ vakgroep Duits
- 2 Criterialijsten bij dossiers vakgroep Duits
- Link naar opleidingssite Spaans
- Methode “Gente”
- Boeken- en literatuurlijst vakgroep Spaans 20
- Onderzoek vakgroep directies van scholen
- Onderzoek Spaanse ambassade
- Afstudeerwerkstukken LIO
- Toetsprotocol vakgroep Spaans
25
- Literatuurlijst (zie studiegids bacheloropleiding Nederlands 2008-2009)
https://www.sharepoint.hu.nl/sites/Accr_FE_Arch_ba_2009/programma/Conceptuele%20l
eerlijn/Nederlands/De vakkennis van de leraar.doc
- Stichting Het Schoolvak Nederlands: http://www.hsn.ugent.be/
- VELON: http://www.velon.nl/ 30
- Het Landelijk Expertisecentrum Opleidingen Nederlands en Diversiteit (LEONED):
http://www.leoned.nl/ExpertiseCentrumNederlands_C01/default.asp?comid=166&modid=
594&itemid=0&time=4442
- ONDERWIJSWEB: www.ONDERWIJSWEB.nl
- Dertien doelen in een dozijn. Een referentiekader voor taalcompetenties van leraren in 35
Nederland en Vlaanderen. H.Paus, R.Rymenans en Koen Van Gorp.
https://www.sharepoint.hu.nl/sites/Accr_FE_Arch_ba_2009/programma/Conceptuele%20l
eerlijn/Nederlands/dertiendoelen.pdf
- Over de drempels met taal. De niveaus van taalvaardigheid. Onderdeel van de
Expertgroep Doorlopende leerlijnen Taal en Rekenen. 40
https://www.sharepoint.hu.nl/sites/Accr_FE_Arch_ba_2009/programma/Conceptuele%20l
eerlijn/Nederlands/Over%20de%20drempels%20met%20taal.pdf
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor 163/164
- Raamwerk Nederlands. Nederlands in (v)mbo-opleiding beroep en maatschappij. E.
Bohnenn, F. Jansen, C. Kuijpers, R. Thijssen, I. Schot, W. Stockmann.
https://www.sharepoint.hu.nl/sites/Accr_FE_Arch_ba_2009/programma/Conceptuele%20l
eerlijn/Nederlands/raamwerk_nederlands[1].pdf
- Taalloket ( https://www.sharepoint.hu.nl/sites/taalloket/default.aspx) 5
- Site studenten geschiedenis:
https://www.sharepoint.hu.nl/sites/Geschiedenis%20en%20Staatsinrichting/default.aspx
- Site studenten/personeel geschiedenis:
https://www.sharepoint.hu.nl/sites/didactiektops/default.aspx
- Minorensite geschiedenis: 10
http://www.tweedewereldoorlogeducatie.hu.nl/
http://www.jodendomchristendomislam.hu.nl/jodenchristen.html
http://www.jodendomchristendomislam.hu.nl/islam.html
- Site canon geschiedenis:
http://entoen.nu/ 15
- Eindrapportage van de Expertgroep Doorlopende leerlijnen Taal en Rekenen (Commissie
Meijerink)
http://www.taalenrekenen.nl/Algemeen/expertgroep/eindrapportage/
- Rekenen (didactiek)', uit de APS serie 'Wiskunde voor leerlingen van 12 tot 16'
Kennisbank site 20
http://portal.rdmc.ou.nl/kbWiskunde/kbWapp/choice.jsp
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor 164/164
Bijlage 5: Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad:
www.hbo-raad.nl 5