De strijd tegen dakloosheid
woongericht, intersectoraal en aanklampend
Dak- en thuisloosheid in Europa: alarmerende cijfers
2
Europese consensusdefinitie van dakloosheid enuitsluiting op de huisvestingsmarktETHOS: European typology of homelessness and housing exclusion
4
Dakloosheid: probleemdefinitie bepaalt focus op risicofactoren en dus op interventie
Gebruikers van winteropvang, noodwoningen, residentiële opvangcentra en begeleid wonen
Categorie 2, 3 en 7
711 gebruikers van winteropvang, 53 kinderen CAW residentieel: 1132 cliënten, 364 kinderen CAW B(Z)W: 1227 cliënten, 732 kinderen OCMW: 580 cliënten, 579 kinderen 179 OCMW : 599 vorderingen uithuiszetting (1/4
kinderen betrokken)
Nulmeting in Vlaanderen in 2014
6
Residentiële opvang
• Aanleiding: relatieproblemen (30 %), uithuiszetting (20 %)
• 40 %: niet eerste keer in residentieel opvangcentrum
• 30% in de psychiatrie, 14% in een penitentiaire instelling en 14 % in de bijzondere jeugdzorg
• 40 % langer dan een jaar thuisloos
• Volgens hulpverlers slechts 20 % in aangewezen vormvan hulpverlening7
Begeleid wonen
• 40% kampt volgens de hulpverlener met psychische problemen
• 50% van de cliënten heeft een instellingsverleden in de residentiële thuislozenzorg, 30% in de psychiatrie, 17% in een penitentiaire instelling en 20 % in de bijzondere jeugdzorg
• 30 % al langer dan 3 jaar in BW
• Begeleid wonen is de meest aangewezen hulpvorm voor 60 % van de gebruikers
Doorgangswoningen
• Bezettingsgraad volgens VVSG: 60 %
• ¼ heeft psychische problemen
• 1/10 heeft instellingsverleden
• 6/10 in staat om zelfstandig te wonen
9
Evoluties achter de cijfers
Enerzijds veranderingen:– Vervrouwelijking van dak- en thuisloosheid– Verjonging van dak- en thuisloosheid– Verkleuring van dak- en thuisloosheid– Toename van gezinnen in dak- en thuisloosheid
Anderzijds continuïteit oftewel ‘klassieke groepen’: – ‘EPA-doelgroep’ – ‘Instellingsverlaters’– ‘Personen met verslavingsproblematiek’
10
Traditionele kijk op aanpak dak- en thuisloosheid
11
Europese paradigmashift naar woongerichte oplossingen
Woonzekerheid ipv ‘treatment first’ is eerste stap in aanpak van dakloosheid
Loskoppeling van huisvesting en begeleiding/behandeling
Preventie van dakloosheid en curatie
Geënt op mensenrechtenbenadering
Ingrediënten van een succesvolle aanpak van dak- en thuisloosheid
12
Housing first
Critical time intervention
Bemoeizorgteams
Evidence-based methodieken?
13
Housing first als specifieke oplossing voorchronische daklozen
Geënt op mensenrechtenbenadering
Zo snel mogelijk woonzekerheid
Loskoppeling tussen huisvesting en zorg
In combinatie met generalistische begeleiding
Vertrekpunt is keuzevrijheid en autonomie van dakloze
Focus ligt op opbouw van vertrouwensrelatie EN op betrouwbaarheid van begeleider
“At home / Chez-soi” Study in Canada: grootschalige RCT met 2000 deelnemers
15
16
Weinig uitval (70-90 % behoudt woning)
‘Goedkoper’ dan leven op straat of in voorziening
Positieve resultaten verslaving / psychiatrischeproblematiek
Blijvende werkpunten van ‘housing first’: doorbrekenvan eenzaamheid, dagbesteding en werk
Hoe sterker de ‘modelgetrouwheid’, hoe beter de resultaten (Busch-Geertsema, 2014)
Effectiviteit van ‘housing first’
17
Kostprijzen
18
‘Kortdurende’ intensieve begeleiding van ‘instellingsverlaters’
1 ‘caseworker’
Drie fasen :– ‘Transition to the community’: transitieplan vanuit instelling– ‘Try out’– ‘Transfer of care’
Begeleiding start in ziekenhuis/instelling door begeleider
Overtuigend wetenschappelijk bewijs (USA en ook NL)
Zie ook aanpak ‘Zorgdorpen’ in Oost-Vlaanderen
Critical time intervention
19
Critical time intervention
20
biedt cliënten in transitie intensieve krachtgerichte, herstelondersteunende begeleiding
is aanvullend op bestaand aanbod, want functioneert tijdelijk
ondersteunt cliënten tijdelijk met praktische en emotionele hulp.
ahv instrumenten krachten en hulpbronnen van cliënten inventariseren
biedt instrumenten voor het stellen van prioriteiten voor wat op een beperkt aantal leefgebieden nodig is om de transitie goed te kunnen maken en het samen met de cliënt opstellen van een CTI-actieplan met doelen, acties en tussentijdse evaluaties
brengt inzichten en handvatten voor het realiseren van een optimale werkrelatie met kwetsbare mensen, wat de kans op een succesvolle begeleiding vergroot
biedt begeleiders handvatten voor het versterken van de sociale relaties van cliënten en hun relaties met het professionele netwerk
zorgt dat cliënten worden toegeleid naar noodzakelijke begeleiding (linking & matching)
Kenmerken van Nederlandse variant Impuls in Nijmegen
21
continuüm van vrijwillige zorg tot gedwongen zorg:– vrijwillige zorg– actief aanbod– aanklampende hulpverlening– formele drang: er is keuze, maar andere optie is negatief– formele ambulante dwang: zorg is opgelegde voorwaarde– formele intramurale dwang
Dus:– Om effectief te zijn moet bemoeizorg uiterst vraaggericht zijn en
zo veel mogelijk aansluiten bij de vragen/leefwereld van de gebruiker
Aanklampend werken / bemoeizorg alsnoodzakelijke ingredient van integrale aanpak
22
“Eropaf gaan is op zichzelf niet bevoogdend, de wijze waarop sociale professionals dat doen kan wel bevoogdend zijn. De kern van niet-bevoogdend outreachend werken ligt in het – wederkerig – contact maken om zo de dialoog met de ander tot stand te brengen. Daartoe dient de ander met een open houding tegemoet te worden getreden, om de zorg te uiten en te zoeken naar wat die ander nodig heeft, zonder vooringenomen of oordelend te zijn. De outreachend werker zal waar mogelijk bij elke vervolgstap telkens opnieuw aan de cliënt om toestemming vragen door vragen te stellen als: ‘Mag ik even binnenkomen?’ of ‘Vindt u het goed als ik volgende week terugkom?’ De regie blijft, voor zover mogelijk binnen het vrijwillige kader van de hulp- en dienstverlening, bij de cliënt” (Van Doorn et al, 2013, p.37).
Outreachend werken ‘werkt’
23
‘Front office’ teams en ‘back office’ teams
Front office team maakt contact en leidt toe Back office team biedt multidisciplinaire zorg aan
Onderscheid is in praktijk moeilijk te maken
Bemoeizorgteams in Nederland
24
Samenwerking tussen welzijns-, gezondheids- en woonactoren Woongerichte oplossingen primeren Belang van keuzemogelijkheden vertrouwensrelatie opbouwen / betrouwbaarheid tonen Op pad gaan (‘samen doen’ ipv ‘samen bespreken’) Integrale aanpak: oog voor alle levensdomeinen bemoeizorg / aanklampend werken als ingrediënt
Vereist samenwerking woonactoren, welzijnsactoren en GGZ-actoren
Samenvattend : Integrale aanpak van dakloosheid vereist intersectorale/geïntegreerde aanpak
25