dialoog in actiedialooginactie.nl/wp-content/uploads/methode_volwassenen.pdf · theorie: inleiding:...
TRANSCRIPT
Dialoog In Actie
Verslag 2010 Methode interculturele dialoog
2
Menselijke solidariteitsketen in de Pijp, foto Anja Meulenbelt
Dialoog in de tuin
Van samen praten naar doen: herdenking afschaffing slavernij
3
Samenvatting
In Amsterdam Zuid worden sinds acht jaar interculturele socratische gesprekken gevoerd in
moskeeën, kerken, buurthuizen, en zelforganisaties. Langzamerhand is er een netwerk
opgebouwd. Vrijwilligers worden opgeleid in deze gespreksvorm. Een aantal leidt gesprekken,
een aantal gebruikt de training om beter toegerust aan de gesprekken deel te nemen. Vele van
hen zijn regelmatige bezoekers van de dialogen. De gesprekstechniek van de dialoog maakt het
mogelijk dat mensen zinvolle gesprekken kunnen voeren, begrip krijgen voor elkaars positie en
zich inleven. Dialoog is immers de wereld bekijken door de ogen van de ander (Camus). Er is
een netwerk van vrijwilligers en organisaties opgebouwd. Wat waren de hoogtepunten in 2010
en begin 2011
De gesprekken
In 2010 en begin 2011 is aandacht gestoken in de contacten met de groepen in De Ontmoeting.
We zijn verder gegaan met activiteiten voor de Surinaamse gemeenschap, in samenwerking
met Frank Mansro en zijn bekende café. Een hoogtepunt vormde de herdenking van de slavernij
in juni. Met een rondvaartboot zijn we naar de Joodse begraafplaats, Beth Haim in Ouder Kerk
aan de Amstel gweest. Hier ligt Servo Elieser, een slaaf die in 1629 gestorven is. Hierna zijn we
naar de Oranjekerk gegaan om met een rituele maaltijd en een dialoog stil te staan bij de
vraag: wanneer voel je je erkend? Een ander hoogtepunt vormde de dialogen tijdens de Dag
van de Dialoog.
De contacten met het Koerdisch Nederlands Cultureel Centrum zijn voortgezet. Deze organisatie
is vanaf het begin betrokken bij de activiteiten. Hier is een dialoog met dak -en thuislozen
georganiseerd.
De contacten met Moskee de Vrede zijn voortgezet, evenals de gesprekken met
vertegenwoordigers van Joodse organisaties. Doordat deze contacten zijn opgebouwd was het
mogelijk om een succesvolle dialoogketen te organiseren in maart 2011. Dit was voor de
dialoogvrijwilligers een hoogtepunt. Een andere mijlpaal was de dialoog in de Liberaal Joodse
Synagoge met enkele vertegenwoordigers van Marokkaanse zelforganisaties
Netwerk van vrijwilligers
Het Stadsdeel gaf in 2009/2010 aan dat de subsidierelatie beëindigd zou worden. De diaconie
vindt het netwerk en de opgebouwde kennis en ervaring waardevol. Zij gaat onderzoeken in
hoeverre de dialoog geborgd kan worden. Hoe kan de kennis en ervaring verspreid worden?
Kan het netwerk behouden en uitgebreid worden? Met deze vragen in het achterhoofd is er in
2010 een kerngroep opgericht, bestaande uit een 8 tal betrokken vrijwilligers. In 2011 wordt
gewerkt aan de oprichting van een Stichting met in het bestuur: Eddy Linthorst, Eddy Reefhuis
(betrokken vanaf het eerste uur en namens de Protestantse Kerk Amsterdam), Mar Oomen
(namens de vrijwilligers) en Harry Brockhus (betrokken vanaf het eerste uur en namens de
vrijwilligers).
Trainingen van het Nieuwe Trivium
Deze trainingen, gegeven door Karel van Haaften, blijven een groot succes. Daarnaast
organiseren we met Pieter Mostert trainingen voor vrijwilligers in het voeren van dialogen met
kinderen.
Oefenbijeenkomsten
In samenwerking met het Socratisch Café Amsterdam worden maandelijkse bijeenkomsten
georganiseerd waar vrijwilligers zich kunnen bekwamen in de socratische methode.
4
Inhoudelijke verslagen
Dit verslag is een inhoudelijke weergave van de gevoerde gesprekken. Een groot deel is
geschreven door de vrijwilligers. De verslagen van de dialogen op scholen vindt u in een apart
verslag.
5
Opzet training voor de vrijwilligers
Elk jaar wordt er een training in de socratische dialoog georganiseerd in samenwerking met het
Nieuwe Trivium. Deze bestaat uit een aantal onderdelen theorie en veel oefeningen. Hier volgt
een beschrijving van de verschillende stappen in de training.
Programma van de training: geef de cursisten dit op papier of schrijf op een flap.
1. Kennismaking en introductie
2. Theorie: inleiding: wat is een dialoog en de verschillende gespreksvormen?
3. Oefening: vragen en voorbeelden, aan de hand van vraag: wat is samenleven?
4. Theorie: wat is een goede gespreksleider
5: Trechtermodel
6. Oefenen: Luisteren, Samenvatten, Doorvragen
7. Dialoogstappen bespreken
8. Oefenen van een dialoog en nabespreking
Uitwerking Programma
1. Kennismaken en toelichten programma
Gebruik hierbij een kennismakingsopdracht. Bijvoorbeeld beschrijf een onopvallend moment
van deze dag en stel hierbij drie vragen.
2. Inleiding wat is een dialoog en verschillende gespreksvormen?
Leg uit wat een dialoog is:
Een socratische dialoog is gericht op inleving;
het samen formuleren van vragen en;
een gesprek aan de hand van voorbeelden uit de eigen levenservaring
het doel van socratische dialoog is tolerantie vergroten, verdraagzaamheid, verbinding.
Daarna worden de verschillende gespreksvormen uitgelegd aan de hand van het onderstaand
schema. Eerst wordt het verschil uitgelegd tussen een dialoog en een vergadering. Een
vergadering bestaat uit een aantal punten waarbij gewerkt wordt naar een besluitenlijst.
Bepaald wordt wie wat gaat doen. Een dialoog heeft geen vooraf gesteld doel. Schema:
Creatief gesprek
Dialoog
Onderzoek
Conersatie
Conventie
Debat
Discussie
Reflectief
Reactief
Samen Alleen
6
Een debat is een discussie aan de hand van stellingen. Je probeert de ander te overtuigen van
jouw gelijk.
Een creatief gesprek is het moment waarop verschil dialoog, debat, conversatie er niet meer toe
doet. Er is verbinding en vertrouwen tussen de gespreksdeelnemers en het gesprek komt in een
zogenaamde ‘flow’.
Vertel de gespreksregels
Een dialoog is een gesprek aan de hand van vragen en voorbeelden: persoonlijke
ervaringen. De gespreksregels zijn:
je mag elkaar niet in de rede vallen;
je laat elkaar uitpraten,
je luistert naar elkaar,
je mag niet zeggen: ik vind….of ja maar…
3. Oefenen: vragen en voorbeelden (alleen met minimaal 8 cursisten, bij te weinig
cursisten de volgende oefening langer doen)
De trainer oefent met de cursisten het stellen van vragen en het verwoorden van voorbeelden.
De training voor de socratische dialoog wordt gevoerd aan de hand van een vraag,
bijvoorbeeld: ‘wat is samenleven’?
Welke vragen of associaties roept het thema SAMENLEVEN bij u op? Van de associaties maakt
de gespreksleider een vraag.
Welke voorbeelden uit uw eigen leven kent u? Wanneer leefde u goed of slecht samen?
4. Wat is een goede gespreksleider?
Een goede gespreksleider is:
dienstbaar
geeft geen eigen meningen
houdt het gesprek op gang
staat stiltes toe en heeft
geduld en humor
5. Zandloper model
Een socratisch gesprek begint eerst breed met het onderzoeken van een thema zoals
samenleven. Vervolgens worden er vragen bij geformuleerd, bijvoorbeeld: wat is samenleven.
Vervolgens wordt de thema geconcretiseerd middels het verzamelen van voorbeelden. Tenslotte
wordt er gefocust door één voorbeeld te kiezen en te onderzoeken. In het voorbeeld wordt er
naar een hittepunt gezocht: wat was het belangrijkste in het voorbeeld, schematisch:
Vraag
Vb, ervaring
Hittepunt
Regels/principes
Essenties
7
Wat is een goed onderzoekbaar voorbeeld?
Een ervaring die afgesloten is (in het verleden ligt).
6. Oefenen Luisteren, samenvatten en doorvragen (Op flap schrijven)
In tweetallen oefent men beurtelings met elkaar. De eerste vijf minuten is de één
gespreksleider en stelt vragen aan de ander over samenleven? Gebruik vragen als: Wat bedoel
je? Begrijp ik je goed als…?
De gespreksleider vat samen wat de ander gezegd heeft.
Nabespreken: hoe ging het?
Doel: iedereen oefent met gespreksvorm
7. Gespreksstappen Socratische dialoog
De verschillende stappen van de socratische dialoog worden verteld en toegelicht. (zie volgende
pagina)
8. Oefenen met de gespreksstappen
De deelnemers wijzen zelf een gespreksleider aan. Na 10 minuten wijst men eventueel een
ander aan, na weer 10 minuten wijst men een ander aan. De laatste 15 minuten besteden aan
het evalueren van het gesprek: wat ging goed, wat ging niet goed. Wijs de cursisten op het
belang van het inleven in de ander en hoe je dat tot stand brengt. Dit doet men door te vragen:
wat zou jij doen als jij in die situatie was en wat zou je voelen en denken?
Onderwerp
8
Gespreksstappen socratische interculturele dialoog
Stap 1 Uitgangspunt / Onderwerp
Kies een thema uit. Maak van het thema een vraag. De gespreksleider legt de gespreksregels van de dialoog uit: -de tijd die het gesprek gaat duren -het is een gesprek is aan de hand van vragen en voorbeelden uit de eigen - levenspraktijk.
het verschil tussen een dialooggesprek en een debat| - het belangrijkste is: elkaar uit laten praten en goed luisteren naar de ander.
De gespreksleider geeft een korte inleiding op het thema
Stap 2 Vraag
Alle gespreksdeelnemers bedenken vragen bij het thema. Of ze bedenken associaties die
ze hebben bij dit onderwerp.
Stap 3 Voorbeelden / Ervaring uitwisselen
Vervolgens stelt de gespreksleider de vraag: welke ervaring uit je eigen leven heb je? Hij vraagt naar praktijkvoorbeelden of eigen ervaringen van de gespreksdeelnemers met het thema. De deelnemers kunnen op elkaar reageren. De gespreksleider moet het gesprek in goede banen leiden en geeft op het juiste moment sturing aan het gesprek te geven door het stellen van bepaalde vragen. Belangrijk is een veilige sfeer zodat iedereen persoonlijke voorbeelden kan inbrengen. (Na deze stap gaan de deelnemers zitten in groepen van 8. Elke groep heeft een getrainde
gespreksleider. Na een kennismakingsrondje herhaalt de gespreksleider stap 3. Hij vraagt aan elke deelnemer om een ervaring in te brengen. De deelnemers zijn niet verplicht om ervaringen in te brengen)
Stap 4
1 Voorbeeld kiezen Uit de gegeven voorbeelden wordt er eentje geselecteerd. Er wordt gevraagd aan degene die het
voorbeeld heeft gegeven om nog eens het voorbeeld uitgebreid te vertellen.
- wat is er gebeurd; - waar gebeurde het (situatieschets); - wat heb je gedaan (handeling); - wat betekende dit voor je, wat vond je ervan (oordeel)? - welke vraag (van de beginvragen) pas het best bij jou voorbeeld?
Stap 5
De andere stellen verhelderingsvragen. Zodat iedereen het voorbeeld snapt en zich er iets bij kan voorstellen
Stap 6 Inleving
De deelnemers verplaatsen zich in het voorbeeld door middel van volgende vragen:
- wat zou jij in deze situatie doen? - wat zou jij in deze situatie denken? - wat zou je voelen?En wat is je antwoord op de vraag die bij het voorbeeld past?
Als er voldoende tijd is kan de gespreksleider verdieping zoeken door te vragen: en waarom vind je dat?
Stap 7 Tot essentie komen Wat is het belangrijkste is dit gesprek? Wat gaat jouw ter harte? Wat heb je nieuw geleerd? Wat neem je mee naar huis? Een dialoog is zelfonderzoek.
9
1. Dialoog in De Ontmoeting 10 februari 2010
Verslag van Marc Koppels
Inleiding
Samen met Berrin Is, contactpersoon van de Turkse vrouwengroep in de Ontmoeting1, heb ik
een dialoog bijeenkomst georganiseerd met als doelgroep ouderen. We kozen voor het thema:
"Verwachtingen". Volgens Berrin is dit een thema dat veel ouderen van Turkse afkomst
bezighoudt, omdat deze of hun ouders naar Nederland gekomen zijn met bepaalde
verwachtingen. Sommige van die verwachtingen zijn uitgekomen en andere niet. Is het erg dat
deze verwachtingen niet zijn uitgekomen? En zou je dan maar beter geen verwachtingen
hebben?
Voorbereiding
Vooraf aan de dialoog had ik drie keer met Berrin Is afgesproken en heb ik een bezoek gebracht
aan de Brahmshof, een woonvoorziening voor ouderen bij de Beethovenstraat. Berrin is langs
gegaan bij de andere groepen van De Ontmoeting en heeft de deelnemers daar uitgenodigd.
Verder hebben Helga Spel en Thea Geurtsen ook publiciteit gegeven aan de dialoog. Eveneens
heb ik de uitnodiging via ons netwerk verspreid.
Aanwezigen
Twee mensen van de Italiaanse groep
een welzijnswerker van Combiwel met de maatschappelijke stagiaires, een van
het Amstel lyceum en een van het Montessori lyceum Amsterdam
een consultant van een ouderen adviesbureau
zes vrijwilligers van de interculturele dialoog (vier van hen waren ook
gespreksleider)
15 mensen van Turkse afkomst, 10 van de Turkse groep zelf en vijf anderen
drie Hollandse mensen die via de stadsdeel krant op de hoogte waren.
Verloop van de dialoog
Eerst heb ik kort een algemene inleiding gehouden, waarbij ik het thema heb geïntroduceerd en
de spelregels van de dialoog uiteen heb gezet. De volgende stap was om zo snel mogelijk in
groepjes in gesprek te gaan. Het gesprek in de groepen heeft zo'n vijf kwartier geduurd en
velen gaven aan dat het nog te weinig tijd was.
Hoewel het moeilijk bleek om met niet geoefende mensen filosofische diepgang in het gesprek
aan te brengen, kwam wel naar voren dat het een goede oefeningen was in de zogenaamde
socratische deugden zoals naar elkaar luisteren en uit eigen concrete ervaringen spreken in
1 De Ontmoeting is een ontmoetingscentrum voor groepen in de Amsterdamse Pijp.
10
plaats van in algemeenheden. De gespreksleiders waren heel vaardig in het doorvragen en
werden hier soms in bijgestaan door groepsleden die stukken van het gesprek vertaalden van
Turks naar Nederlands.
Er was ook iemand aanwezig die door middel van een mindmap het gesprek aan een tafeltje in
kaart bracht. Deze mindmap is evenals de verslagen van de afzonderlijke gesprekken in de
bijlage opgenomen. Aan het einde van de dialoog heeft van elke tafel iemand verslag gedaan
van wat er besproken was.
Evaluatie
Het was een geslaagde dialoog. De opkomst van Turkse mensen was hoger dan verwacht en ze
waren erg blij met de dialoog. Er is duidelijk een behoefte aan reflectie en het vertellen van het
eigen verhaal. Het is moeilijk om de dialoog intercultureel te houden en er ook ouderen van
andere etniciteit bij te betrekken. Toch zijn er tijdens de dialoog zeker contacten gelegd tussen
Turkse Nederlanders en Hollandse Nederlanders.
De aanwezigheid van de twee scholieren vond ik erg leuk en ik wil samen met de aanwezige
welzijnswerker van Combiwel mogelijkheden onderzoeken om dialogen met ouderen en
scholieren te organiseren.
Dat het wederom moeilijk bleek om filosofische diepgang te creëren is denk ik onoverkomelijk.
Met ongeoefende mensen begint het met leren goed naar elkaar te luisteren en niet tegen de
ander in te denken, maar samen te denken.
Verslag dialoog
Patrick Ottolini, 10 februari 2010
Zes Turkse vrouwen hebben zich aan mijn tafel gemeld om met elkaar van gedachten te
wisselen betreffende het thema “verwachtingen”. Ondanks gebrekkig Nederlands, waarbij voor
sommigen bijna alles uit het Turks naar het Nederlands vertaald moest worden, heeft het
gesprek het volgende opgeleverd:
Nurshen: Het was mijn verwachting om lerares te worden, maar als meisje moest ik me richten
op het gezin. Daarnaast wilde ik graag kinderen helpen, wat ik nu in mijn eigen gezin
doe.
Hatice: Mijn vader was een ware democraat. Ik hoopte op ware vrijheid, getrouwd zijn en een
beter leven in het rijke moderne Nederland.
Sawin: Ik hoopte op een gezond leven samen met een gezin, gezellig eten, wandelen en
vooral niet ziek worden.
Fatima: Ik kom uit een arm gezin. Het was mijn verwachting gelukkig te worden met iemand
die mij liefde kon geven, trouwen, samen gelukkig worden en genieten van het leven.
11
Markim: In Turkije wilde ik verder studeren en ambtenaar worden, want dat was een baan met
aanzien. Op mijn 15e zijn we plotseling naar Nederland gegaan. Van mijn vader mocht
ik niet naar een gemengde school met jongens en meisjes. Daardoor heb ik niet
verder kunnen leren.
Zeliger: Ik wilde lerares worden, want dat stond garant voor een hoge kwaliteit van leven,
aanzien en vrijheid, maar het mocht niet van mijn moeder, want een meisje moest
zich op het gezin richten.
Alle deelnemers kwamen tot dezelfde conclusie:
De verwachting van onze ouders was: ”We gaan slechts tijdelijk naar Nederland om veel geld te
verdienen en daarna gaan we naar Turkije terug om een beter leven op te bouwen”.
Door deze verwachting van onze ouders, namelijk dat we slechts tijdelijk in Nederland zouden
blijven, zijn onze eigen verwachtingen niet uitgekomen. Onze ouders zagen voor ons de
noodzaak niet om Nederlands te leren, wat ons nu isoleert in sociale contacten.
De meesten zitten nu op een cursus Nederlands en zijn zeer gemotiveerd om hun isolement te
doorbreken. Wat onze ouders niet hebben gedaan voor ons, doen wij nu wel voor onze eigen
kinderen. We motiveren ze om hard te werken, of te studeren en een goede baan te krijgen,
wat vrijheid en goed leven betekent. Onze kinderen hebben onze verwachtingen wel
waargemaakt.
Door het gesprek kwamen oude herinneringen omhoog. Het gevoel van teleurstelling, eigen
verwachtingen niet waar hebben kunnen maken vanwege beperkingen opgelegd door ouders,
bleek voor sommigen erg zwaar en emotioneel. Verwachtingen kunnen niet te hoog zijn, want
ze motiveren je, geven je leven richting en doelen om naar te streven. Zonder dromen kun je
niet leven. Dromen vormen een essentieel onderdeel van het leven, maar het kan ook zeer
pijnlijk zijn als ze niet uitkomen.
Verslag dialoogtafel Wijnand Bekkenutte
Mijn dialoogtafel bestond uit zes Turkse vrouwen, waarvan vijf in de leeftijd van boven de
zestig. Er was een jongere Turkse vrouw en zij werkte als gespreksleidster in een Turks
centrum en kende de meeste andere vrouwen. Verder was er een Nederlandse vrouw, eind
veertig en ik was de enige man (62 jaar) en fungeerde als gespreksleider. De twee uren gingen
snel voorbij. De dialoog ging eerst over vroeger; een uitvoerige kennismaking waarin vooral de
aankomst in Nederland aan de orde kwam. Daarna was er nog weinig tijd over om de
verwachtingen van het huidige dagelijks leven te bespreken.
12
In onze uitvoerige kennismaking bleek dat de mannen van alle Turkse vrouwen eerst alleen als
gastarbeiders naar Nederland kwamen. Na verloop van tijd kwamen hun vrouwen, in de jaren
tachtig ook naar Nederland. Bij hun aankomst hadden zij hoopvolle verwachtingen. Hun
mannen konden echter niet veel meer bieden dan een kleine woning of soms niet meer dan een
kamer in een pension. Een teleurstelling en een reeks moeilijke jaren volgden: in een vreemd
land, een ander klimaat, vaak alleen en eenzaam (door het ontbreken van een netwerk) terwijl
hun mannen hard werkten, en sommigen konden niet lezen en schrijven. Begrijpelijk dat hun
kinderen bij opa en oma in Turkije bleven, en dat het contact in de eerste jaren met de familie
en kinderen beperkt bleef tot de vakanties.
Wat mij het meest trof was de veerkracht van deze vrouwen om hun lot te verbeteren door
naar eigen vermogen te emanciperen. Enkele vrouwen hadden in Turkije al een goede
middelbare of zelfs een hogere opleiding genoten, leerden de taal spreken en wisten ‘op te
klimmen’ in de Nederlandse samenleving. De andere vrouwen leerden voor zichzelf een soort
(eigen) alfabet eigen te maken zodat zij zich ook konden redden in Nederland. Voor deze laatste
groep fungeerde de Turkse gespreksleidster als vertaalster zodat ook zij volledig konden
meedoen aan deze dialoogtafel.
In de loop der jaren vonden allen betaald werk en kwamen daardoor in contact met hun
collega’s wat bevorderlijk bleek te zijn om beter Nederlands te leren spreken.
De eerste jaren waren moeilijk, maar er kwamen ook betere tijden. Zij kregen betere woningen,
kinderen werden geboren en de andere kinderen kwamen ook naar Nederland.
Hoewel het de bedoeling was dat de mannen en hun vrouwen maar tijdelijk naar Nederland
kwamen om geld te verdienen, kwam deze droom toch anders uit. In Nederland genoten hun
kinderen onderwijs en kregen werk, gingen trouwen en er kwamen kleinkinderen. Intussen
hebben deze ouderen hun pensioen en allen hebben een plek gevonden in de Nederlandse
samenleving. Hun kinderen gaan ook niet terug naar Turkije, een land dat ze alleen kennen
vanuit hun vakanties en zijn inmiddels zoveel ‘vernederlandst’ dat hun toekomst in Nederland
blijft.
Dan tenslotte het leven in Amsterdam anno 2010. Vragen zonder antwoorden; waarom geen
gratis openbaar vervoer voor ouderen en wat een gedoe met de chipkaart voor het Openbaar
Vervoer. Deze groep van vrouwen komt regelmatig bijeen in het Turkse Centrum, in de regel in
grotere groepen. Wij waren nu een kleine groep waarin we meer aandacht voor elkaar hadden
en beter naar elkaar konden luisteren. Iedereen kwam aan bod; ook de verwachtingen van de
Nederlandse vrouw en mezelf werden gehoord. Kortom, een nuttige en aangename ervaring op
een winterse ochtend.
13
2. Dialoog in de Brahmshof 29 april 2010
Verslag Marc Koppels
Inleiding
10 februari heb ik samen met Berrin Is (de contactpersoon van de Turkse groep in De
Ontmoeting een dialoog in de ontmoeting georganiseerd. Het idee was om nu met een groep
van de Ontmoeting op bezoek te gaan bij de Brahmshof. In overleg met enkele bewoners van
de Brahmshof heb ik gekozen voor het thema "interculturele contacten". Dit leek me ook een
toepasselijk thema voor een interculturele dialoog.
Aanwezigen
Er waren in totaal 32 mensen aanwezig. Vijf Turkse mensen, zes bewoners van de Brahmshof,
een Italiaan, een Surinamer, enkele buurtbewoners, vier internationale studenten, vijf ouderen
via Coenen/Lydia en zeven vrijwilligers van de interculturele dialoog.
Voorbereiding
Ik heb twee voorbereidende gesprekken gehad met Berrin Is, twee voorbereidende gesprekken
met Eefke Westendorp, activiteitenbegeleider bij de Brahmshof en eenmaal een etentje bezocht
bij de Ontmoeting. Daarnaast heb ik gespreksleiders geworven en me inhoudelijk voorbereid op
het gesprek. De inhoudelijke voorbereiding bestond uit het vertalen van het thema in een
aantal uitgangsvragen, het zoeken van een bijpassend verhaal ter introductie en het schrijven
van een gesprek instructie voor de gespreksleiders. Ook heb ik gezorgd voor publiciteit voor de
dialoog.
De dialoog zelf
Er kwamen iets minder Turkse mensen dan verwacht. Dat werd echter ruimschoots
goedgemaakt door de internationale studenten en de vele buurtbewoners die onverwacht
kwamen. Na een algemene inleiding, door mijzelf, gingen de aanwezigen in vier groepen met
elkaar in gesprek. Uit de gesprekken kwamen meerdere essenties naar voren.
Dialoogtafel Wijnand Bekkenutte
Een zonnige ochtend, daags voor Koninginnedag. De belangstelling voor de interculturele
dialoog in het uitnodigende restaurant van het wooncentrum “de Brahmshof was groot, vier
tafels met veel deelnemers van divers pluimage. Mijn dialoogtafel bestond uit elf deelnemers,
inclusief mezelf. Vier bewoonsters en vriendinnen van de Brahmshof, twee andere dames, een
Italiaanse man, een echtpaar en een vrouw (deels als tolk) en allen uit Turkije. Deze vier zijn in
de jaren zestig en zeventig naar Nederland gekomen om te werken. Op één deelneemster na,
waren allen gepensioneerd.
In de introductie ronde bleek dat de gedachte heerste dat de gastarbeiders tijdelijk naar
Nederland waren gekomen om te werken en men ging er vanuit dat ze te zijner tijd met hun
verdiende geld terug zouden keren naar hun eigen land. De Italianen, Spanjaarden en
Portugezen integreerden sneller doordat zij werkten met Nederlanders, vaak trouwden met
Nederlandse vrouwen en in hun buurten zich als gezinnen mengden met Nederlanders.
De Turkse mannen kwamen op hun arbeidsplek zelden in contact met Nederlanders en de
Turkse vrouwen werkten uitsluitend met andere Turkse vrouwen. De andere Turkse kwam uit
Instanboel, trouwde een Nederlander, leerde de taal en volgde met succes een HBO opleiding.
Nadat we elkaar door de introductie beter hadden leren kennen leefde bij allen het gevoel dat
de maatschappij in de loop der tijd veranderd is. Niet dat vroeger alles beter was, maar er
bestonden toen nog geen wijken met een veelal allochtone bevolking en er waren geen zwarte
scholen. Voorheen was er vermenging in de buurten, men kende elkaar, ook doordat kinderen
samen dezelfde school bezochten. Mede daardoor waren er meer onderlinge prettige contacten,
men leerde elkaars gewoonten kennen en waarderen. Hoe men het ook wendt of keert,
geconstateerd werd dat in de huidige tijd sprake is van een achteruitgang. De vermenging heeft
14
plaats gemaakt voor overheersende zwarte en witte wijken; opgroeiende kinderen ontmoeten
elkaar oppervlakkig omdat de vele witte kinderen naar scholen gaan buiten hun wijken. Daarbij
komt ook nog dat de media overdrijft; vele negatieve berichten worden in de krant, op de radio
en televisie ‘uitvergroot’ en dat roept ten onrechte het beeld op dat vele allochtonen niet
werken, een criminele inslag hebben of leven van een uitkering. Het tegenover gestelde is
waar: de deelnemers aan onze tafel kwamen naar Nederland om het werk te doen wat
Nederlanders niet meer wilden, zoals het werken in de bouw of als schoonmaker. Natuurlijk zijn
er mensen die zich niet houden aan wenselijk gedrag maar dat komt voor in alle rangen en
standen en niet enkel bij de nieuwe Nederlanders.
Ieder mens heeft er behoefte aan een goede toekomst op te bouwen en voor veel mannen
bleek na verloop van tijd die toekomst in Nederland te zijn. Later kwamen ook hun vrouwen
naar Nederland. Voor hen was het wel even schrikken, zo paradijselijk was Nederland ook weer
niet, in de regel krap behuisd en een niet al te hoog salaris. Veel vrouwen gingen werken, hun
kinderen kwamen later naar Nederland of werden hier geboren. Uiteraard hebben alle ouders
het beste voor met hun kinderen, ook de nieuwe Nederlanders gunnen hun kinderen het beste
onderwijs en zijn er onder hen ouders die hun kinderen buiten hun wijk naar school sturen.
Aanleiding voor verschillende meningen, ook dat mag aan de dialoogtafel waardoor we elkaar
nog beter leren kennen, en wel zonder gelijk te hebben of te krijgen. Overigens, zwarte scholen
doen veel goeds door het verzorgen van extra taallessen om achterstanden in te lopen. Want
het spreken van de taal blijft de belangrijkste sleutel om succesvol mee te kunnen doen in de
maatschappij!
De tijd ging snel voorbij en onder het genot van een broodje kwamen we tot de volgende
essenties:
Elkaar blijven ontmoeten om elkaars wensen beter te leren kennen
je hoeft het niet altijd met elkaar eens te zijn om goed met elkaar samen te leven
binnen de maatschappij heb je elkaar toch nodig
samen leven blijft toch een kwestie van geven en nemen.
Dialoogtafel Joke Jongejan
Deelnemers: Kaya Tahit was onder meer buschauffeur voor Puur Zuid, Moises is student,
Fatma, een docent Karine Klappe en Joke. Volgens Moises zijn Nederlanders ‘erg op de klok’.
De eerste contacten van Fatma met Nederlanders vond plaats in het ziekenhuis toen ze
zwanger was. Toen waren de mensen aardig. Ze merkte de vooroordelen toen haar kind op de
basisschool zat en een Nederlandse man haar aanschoot dat alle ouders moesten helpen op
school. Karine doet mee met de dialoog omdat ze vindt dat mensen over het algemeen langs
elkaar heen leven. Door de dialogen kan je mensen ontmoeten. Zij organiseerde een dialoog
tijdens de Dag van de Dialoog in de Roos. Mensen luisterden naar elkaars verhaal.
Kaya liep weg van huis (in Turkije) toen hij uitgehuwelijkt werd. Hij is toen naar Nederland
gegaan. Hij vertelt ons zijn hele levensverhaal. Hij kan er wel een boek over schrijven. Jim ziet
de waarde van andere culturen door zijn ervaringen in de VS.
Joke vertelt het verhaal van een Koerdische jongeman. Hij is hier gekomen met zijn ouders op
zijn 17e. Hij heeft vanaf die tijd zijn ouders en zussen geholpen. Zijn ouders spreken nauwelijks
Nederlands. Na tien jaar heeft de familie een verblijfsvergunning gekregen. Hij heeft een eigen
woning en een baan. Nu hij aan zijn eigen loopbaan kan gaan werken, zoekt hij een vrouw in
Turkije om mee te trouwen. Zij vindt het jammer dat hij niet kiest voor zijn eigen leven. De
deelnemers discussieren verder over de situatie in Koerdistan. Fatma snapt de positie van de
Koerden niet. Kaya vertelt iets over de Koerdische taal en cultuur. Daarna verdiepen we ons in
15
het verhaal van Kaya. Wat zouden we denken, doen en voelen als wij uitgehuwelijkt zouden
worden?
We concluderen aan het eind van het gesprek dat je door interculturele contacten nieuwe
dingen leert.Je ontdekt dat je soms, onbewust, ook zelf discrimineert. Door het gesprek wordt
je je daar bewust van.
Groep Patrick
conclusies:
Zelf eerste stap zetten om contact te maken
samen eten
belemmeringen opheffen door mensen te begeleiden
de groep pleit voor een groot offensief.
Groep Hiske
conclusies:
Je moet je voorbereiden als je naar een ander land gaat
Nederlanders zijn soms bot en dan ontstaat onbegrip. Dan zou je elkaar vragen moeten
stellen
interculturele contacten: ga het doen!
16
3. Dialoog Koerdisch centrum 27 mei
Aanwezigen
Er waren in totaal 18 mensen aanwezig. 5 mensen van het Koerdisch centrum, 2 van het
straatpastoraat en 11 vrijwilligers van de interculturele dialoog. Van deze laatste groep waren
10 mensen van Nederlandse afkomst en 1 van Turkse. Dat er maar twee mensen via het
straatpastoraat waren was een tegenvaller, een veel groter aantal had aangegeven te komen.
Voorbereidingen
Zes weken voor de dialoog heb ik een bezoek gebracht aan het Koerdisch centrum, ter
voorbereiding van de dialoog. In de weken voorafgaande aan de dialoog heb ik een bezoek
gebracht aan “De Straatklinkers” (het daklozenkoor van de diaconie) met het doel om zoveel
mogelijk mensen van het straatpastoraat op de hoogte te brengen van de dialoog en ze uit te
nodigen. Ten tweede heb ik ook een bezoek gebracht aan “De Ontmoeting” en ten slotte heb ik
de achterban van de dialogen uitgenodigd.
Verloop van de avond
Eerst hield ik een introductie. Er waren twee mensen van het straatpastoraat waarvan maar een
opgeleid als gespreksleider, vandaar dat ik besloot de groep in tweeën te splitsen. De ene groep
zou onder begeleiding van Alfredo (vrijwilliger van het straatpastoraat) ondersteund door
Mar(vrijwilliger bij de interculturele dialoog) in gesprek gaan. Bij de andere groep heb ik zelf het
gesprek geleid.
Het gesprek aan mijn tafel was erg enerverend. Mijn inschatting was dat de groep het meest
gebaat zou zijn bij een verkorte vorm van het Socratisch gesprek. Ik besloot aan mijn tafel af te
wijken van de opzet die ik bedacht had voor de gespreksleiders van het straatpastoraat. Aan de
andere tafel onder leiding van Alfredo en Mar is wel die opzet van de socratische dialoog
gehanteerd.
17
Impressie van het gesprek
De deelnemers aan mijn tafel kozen ervoor om zich te beperken tot de eerste vraag: Wanneer
ben je jezelf? Vier deelnemers brachten een voorbeeld in bij deze vraag en we kozen voor het
voorbeeld van Tahir.
Tahir komt uit een traditioneel Koerdische familie waarin zowel de Koerdische traditie als de
Islam erg belangrijk is. Zijn broer is bijvoorbeeld Imam. Op zijn 25ste had hij een eigen
restaurant in Istanbul. In dat restaurant ontmoette hij een Nederlandse vrouw die daar op
vakantie was. Zij werden verliefd op elkaar en elke vakantie ging de Nederlandse vrouw, die in
het onderwijs werkt, op bezoek bij Tahir. Na een tijdje besloten Tahir en zijn vriendin dat ze
verder samen door het leven wilden gaan.
Het moment dat Tahir het aan zijn familie vertelde en ook vroeg of zijn vriendin in het
ouderlijke huis mocht logeren, was het moment dat Tahir zichzelf was, maar voor zijn familie
lag dit heel moeilijk. Zij wilden veel liever dat Tahir met een Koerdische vrouw zou trouwen in
de Moskee. Tahir was op dat moment zichzelf omdat hij er voor koos om zich los te maken van
de verbanden waar hij deel van uitmaakte, zijn familie en ook zijn geloof. Hoewel hij nog steeds
gelovig is, kon hij niet met zijn vrouw in de moskee trouwen omdat zij geen moslim is.
Uiteindelijk accepteerde de familie de verbintenis tussen Tahir en zijn vrouw.
Bij de verplaatsing kwam een interessant gesprek op gang, tussen aan de ene kant mensen die
hetzelfde als Tahir zouden hebben gedaan, zich losgemaakt zouden hebben van hun
achtergrond en op die manier “hun zelf “ zouden zijn geworden en aan de andere kant mensen
die niet voor het meisje zouden hebben gekozen. Omdat juist hun traditie en achtergrond een
onlosmakelijk onderdeel van zichzelf zijn en daarom juist niet “zichzelf” zouden zijn als ze zich
daar tegen zouden afzetten.
18
4. Keti Koti en Moksi Meti 23 juni: verslag van een kleurrijke boottocht, een
herdenkingsmaaltijd en een bevrijdingsfeest
Inleiding
Sinds 2003 worden er socratische interculturele dialogen georganiseerd in Café Mansro. Mensen
van verschillende afkomst hebben elkaar leren kennen en er is een gevoel van verbinding
ontstaan. Verschillende thema’s zijn besproken: vriendschap, geluk, werk, opvoeding, identiteit
en vrijheid. Steeds weer kwam het onderwerp slavernij naar boven.
Eerste reactie van de ‘witte’ deelnemers was vaak: ‘Maar daar heb ik toch niets mee te maken
gehad?’ en ‘Ik ben er toch niet schuldig aan?’. Door de persoonlijke verhalen van de
Surinaamse Nederlanders ontstond langzamerhand begrip voor de ‘pijn van het verleden’ en
hoe generaties lang de slavernij doorwerkt. Deze geschiedenis werd verteld door grootouders
naar kinderen en kleinkinderen. Voor de Surinaamse Nederlanders is het een levende
geschiedenis. Een deelneemster: ‘Mijn moeder vertelde mij dat de blanke de eigenaar van je
ziel is’.
Langzamerhand ontstond er het gevoel dat we samen iets zouden moeten doen.
In dialoog: Café Mansro
Joke Jongejan (Protestantse Diaconie Amsterdam), Eddy Linthorst (voormalig wethouder Oud
Zuid), Roy Groenberg (Stichting Eer en Herstel Betaling Slachtoffers van Slavernij in Suriname)
Perez Jong Loy (Vereniging Opo Kondroman) namen contact op met Mercedes Zandwijken
(Adviseur Denktanks Sociale Cohesie) die een nieuwe traditie aan het ontwikkelen is op gebied
van herdenken en vieren in relatie tot Keti Koti. Gezamenlijk hebben deze zich verenigd onder
de naam Moksi Meti. De Oranjekerk bood een ruimte aan.
In 2009 is een 1ste aanzet gegegeven om de dialoogtafels van Amsterdam Zuid te verbinden
met de Keti Koti tafels van Mercedes Zandwijken. Vanwege het succes is besloten om het in
2010 zo te organiseren dat het toegankelijker zou worden voor een groter pubbliek.
Gezamenlijk is het plan opgesteld voor een herdenking van de slavernij: door middel van een
boottocht naar Ouderkerk aan de Amstel, een Keti Koti Kra Tafra en de bevrijding van de
slavernij met een feest op het Heinekenplein te vieren.
19
De herdenking en viering van de bevrijding van de slavernij wordt nog te vaak gezien als iets
voor en van de Surinaamse gemeenschap in Nederland. ‘Witte’ Nederlanders voelen zich soms
niet betrokken, voor hen is het iets dat lang geleden gebeurd is en waar zij part nog deel aan
hebben gehad. Bij veel mensen is niet bekend wat er toen in Suriname gebeurd is. Het doel van
Moksi Meti is om van dit verleden ons gezamenlijk verleden te maken. Het is onze geschiedenis
en het behoort ook tot de Nederlandse geschiedenis. Als wij allen op 4 en 5 mei herdenken en
vieren dat we bevrijd zijn van oorlog en als we zeggen dat de slavernijgeschiedenis onze
geschiedenis is, dan moeten we ook samen herdenken en vieren dat de slavernij is afgeschaft.
Op 1 juli is de nationale herdenking en het vieren van de bevrijding in het Oosterpark. Moksi
Meti wil 1 dag voor een gezamenlijke herdenking en 1 dag om samen de bevrijding te vieren.
Verslag van 23 juni, samen herdenken
Het is 23 juni 2010, de dag waarop het gelegenheidscomité Moksi Meti heeft afgesproken om
een herdenking van de slavernij te houden met een rondvaarttocht naar Ouderkerk aan de
Amstel en een Keti Koti Kra Tafra.
In Ouderkerk aan de Amstel ligt Elieser begraven, één van de eerste tot slaaf gemaakte mensen
in Nederland, op de Joods Portugese begraafplaats. Omdat hij een steen heeft, weten we dat hij
in 1629 begraven is. Een van de leden van onze voorbereidingsgroep, Perez Jong Loy, kwam op
het idee zijn graf te bezoeken en zo het slavernijverleden te herdenken, wat we vandaag gaan
doen. Met een rondvaartboot varen we naar Ouderkerk aan de Amstel. Met ongeveer 75
mensen, jong en oud, wit en zwart gaan we door Elieser al onze voorouders herdenken.
Voorouders die als slaaf geleden hebben onder een economisch systeem wat mensen als
onmensen bestempelde, mishandelde en onderdrukte. Of voorouders die slavenhouder waren
en meededen aan de onderdrukking van de slaven. Of voorouders die van niets wisten of van
niets wilden weten en leefden in het verre Nederland, maar wel profiteerden van de arbeid van
de slaven in dat verre Suriname.
Als Joke Jongejan om 11.30 uur met haar zoon Marinus en een forse krans bij de kade aan
komt zijn er al een aantal Surinaamse vrouwen. Bij navraag blijken zij van de groep ‘Mathilde’
te zijn. Joke heeft de taak op zich genomen om te controleren of er niet meer dan de
opgegeven 75 personen zijn; het maximale voor in de boot. De sfeer is vrolijk, we hebben er
zin in. Kaikusi (van het Comité Moksi Meti) loopt al trots rond. Iedereen heeft zijn mooiste
kleren aangetrokken en de zon schijnt. Als om 12.30 uur het klasje kinderen van de Springstok met Meester Gert-Jan (Comité Moksi Meti) en juf Marina verschijnt, kunnen de trossen los
Onder het genot van een glaasje fris bidden we samen met Mama Brewa mee voor onze
voorouders. Het wordt warm aan boord; Kaikusi houdt een verhaal over de slavernij. Frank (ook
20
lid van het Comité) vertelt over de dialoog in Oud Zuid en hoe deze geleid heeft tot handelen.
We moeten niet alleen praten, maar ook iets samen doen. Tegelijkertijd zet hij mij in het
zonnetje als aanstichter van de dialogen in het Stadsdeel Oud Zuid. En Mercedes (ook lid van
het Comité) vertelt over het doel van deze dag. Door de warmte verslapt de aandacht van de
toehoorders.
En dan komt Lydia Hagoort (archivaris Stadsarchief Amsterdam) met haar verhalen over Elieser
en het leven van de Portugese Joden en hun slaven, bedienden in de 17e eeuw. De aanwezigen
veren op. Lydia vertelt verhalen, over hoe slaven en ex-slaven geen steen kregen en naamloos
begraven werden buiten de poorten van de begraafplaats.
21
Daarom is het ook zo bijzonder dat de naam en de persoon Elieser nu bekend is, omdat hij een
steen kreeg. Verder vertelt Lydia dat er in die tijd op Hollandse bodem geen slaven gehouden
mochten worden, omdat het christendom dat verbood. Dan is het toch raar dat slavernij wel in
Suriname mocht, vraagt iemand. Blijkbaar was Suriname ver weg voor de Amsterdamse upper
class en wilde men niet weten wat daar gebeurde.
Lydia Hagoort
22
We naderen Ouderkerk, meren aan en een brede kleurrijke stoet trekt verwonderde blikken van
toevallig passerende voorbijgangers. Bij de ingang van Beth Haim wacht de wethouder van
Ouderkerk, mevrouw Veltkamp, ons op, samen met de heer Nathan Moked, secretaris van de
In recente publicaties over slavernij wordt erop gewezen, dat de positie van
plantageslaven of landbouwslaven in bepaalde opzichten verschilde met die van
huisslaven. De laatsten waren soms iets beter af dan plantageslaven. Elieser, die
werd omschreven als o negro of o preto, de zwarte of o moreno, de bruine, had
volgens zijn grafsteen een voor zwarte joden uitzonderlijk gerespecteerde positie
binnen de Portugese gemeenschap verworven. Hem werd kennelijk toegestaan
begrafenissen te bezoeken. In 1621 was hij aanwezig bij de begrafenis van zijn
meesteres, Sara de Pina, waar hij zes stuivers offerde. Ook was hij aanwezig bij de
begrafenis van de moeder van Abraham Jesurun. Zij stierf in de zomer van 1624,
toen de pest veel slachtoffers maakte. Elieser offerde bij die begrafenis twee
stuivers.
Bij zijn overgang naar het Jodendom was hem een Bijbelse naam gegeven:
Elieser is de dienstknecht van Abraham.
Intermezzo
Bevindingen uit historisch onderzoek: het graf van Elieser door Lydia Hagoort
De groep, die in de Portugese gemeenschap in de zeventiende eeuw volledig onderaan in
de sociale en economische hiërachie stond en die in die tijd als onwaardig werd
bestempeld, waren zwarten en mulatten. Zij moesten volgens het reglement van 1614 op
een lugar separado, een afgescheiden plaats, en vanaf 1627 zelfs buiten de omheining
begraven worden. In 1647 veranderde dit weer en mochten zwarten en mulatten binnen
het hek, maar wel op een aparte plaats begraven worden. Het apart begraven op de plaats
van de negers/zwarten, de lugar dos negros genoemd, duurde tot in de achttiende eeuw.
Ook Portugezen, die voor hun overlijden niet officieel tot het Jodendom waren overgegaan
en die niet besneden waren en/of niet in het mikwa ondergedompeld waren, werden op
afzonderlijke plaatsen begraven, vaak ook buiten de omheining. En ook kinderen uit
verbintenissen van Portugees-joodse mannen en asjkenazische of christelijke vrouwen
werden op afgescheiden plaatsen begraven.
Zwarten, mulatten en andere ‘onwaardigen’ kregen in de regel geen grafsteen. Er waren
uitzonderingen. In de zomer van 2002 werd op het oudste gedeelte van de begraafplaats
op aanwijzing van rabbijn H. Rodrigues Pereira de – eenvoudige - grafsteen blootgelegd
van ene Elieser. Aan de hand van de cartons, vervaardigd door onderzoeker David
Henriques de Castro Mzn, kon de juiste plaats van de grafsteen bepaald worden. Op de
steen staat de inscriptie: S[epultura] do bom servo Elieser, het graf van de goede slaaf (of
bediende) Elieser. (Het woord escravo wordt in het Portugees gebruikt voor slaaf in de
algemene betekenis. Wanneer sprake is van een persoonlijk dienstverband, bijvoorbeeld bij
huishoudelijk personeel, wordt servo gebruikt. Dit woord heeft een achtergrond van
slavernij. Het Portugese woord voor bediende, zonder context van slavernij, is criado(a) of
moa. In deze periode wordt bijvoorbeeld gesproken van moa tudesca en criada judia:
Hoogduits dienstmeisje en joods dienstmeisje.)
Het is uitzonderlijk dat een zwarte jood op die plaats op de begraafplaats werd begraven en
een grafsteen kreeg. Uit het begraafregister blijkt dat hij werd begraven op 27 maart 1629.
In het begraafregister staat verder bij zijn naam: moreno que foi de Paulo de Pina, (de)
bruine, die van Paulo de Pina was. De laatste was een van de oprichters van Beth Haim.
Staande voor het graf van Elieser ligt aan de rechterkant dona Rut Israelit; aan de naam te
zien was zij een vrouw, die tot het Jodendom was overgegaan; aan de linkerkant van
Elieser ligt Jacob Israel Belmonte. De voorname grafsteen van de laatste is gerestaureerd
en zichtbaar. Belmonte was een van de rijkste kooplieden van de gemeente; hij nam deel
aan de VOC en handelde onder meer in suiker uit Brazilië. Hij dreef handel in Goa en
Cochin; ook handelde hij in slaven, die hij uit Angola haalde en onder meer naar Brazilië
bracht. Belmonte werd op 4 december 1629 begraven, naast Elieser. In die tijd werd men
‘bij binnenkomst’ begraven op de plaats in de rij, die aan de beurt was. Wanneer men de
voorkeur gaf aan een andere plaats, moest men extra betalen: dit kon oplopen tot zestig
gulden.
23
begraafplaats. Door het lange gras lopen we op deze romantische begraafplaats. De kinderen
kijken een beetje angstig naar de verweerde grafstenen die her en der verspreid lijken te liggen
in het lange gras. Maar waar ligt Elieser? Lyda en de heer Nathan Moked lopen rond om de plek
te zoeken. Het graf waar we eerst terecht komen lijkt niet op de foto in het boek van Lyda…! Na
wat heen en weer lopen besluiten we dat hij mogelijk hier moet liggen, maar hoe nu verder?
Hoe moeten we de slavernij herdenken?
De heer Nathan Moked vertelt hoe in het Joodse geloof, na het sterven, iedereen gelijk is. Hij
legt uit dat we daarom geen kransen mogen neerleggen en vraagt ons alleen Oud
Testamentische liederen te zingen. Zijn verhaal roept onmiddellijk discussie op bij de Afro
Surinaamse Nederlanders, hoezo gelijk, wat heb je aan gelijk na het sterven als veel Joodse
plantage eigenaars slavenhouders waren in de tijden van Elieser? De heer Nathan Moked, legt
uit wat de Thora zegt over de rol van bedienden en slaven in Bijbelse tijden, maar dit werpt
alleen maar olie op het vuur. De sfeer wordt een beetje grimmig, totdat Hanna Belliot gaat
spreken. We zullen samen het verleden onder ogen moeten zien. Onderzoeken en zo samen
verwerken wat er gebeurd is. We moeten samen verder. Ook Eddy Linthorst valt haar bij en
vertelt hoe hij geraakt is door de verhalen van de mensen en over hoe het verleden nog
doorwerkt in hun heden. Mama Brewa voert een plengoffer. Met water en gebeden gedenken
we onze voorouders.
Hanna Belliot zet psalm 23 in en samen zingen we de Heer is mijn Herder. Tenslotte zingen we
het Nederlandse en Surinaamse volkslied en werpen we geheel volgens Joods ritueel steentjes
op het graf van onze Elieser.
24
Intermezzo: Wie was Eliseser? Uit "Jew and Blacks in the Early
Modern World" door Jonathan
Schorsch.
Men kan enkele fragmenten
reconstrueren uit het leven van
zwarten in de Amsterdamse
Sephardische gemeenschap. De
zwarte slaaf Eliezer diende de
familie De Pina, die ook de naam
Jesurun gebruikte. De pater
familias van deze familie, Rohiel
of Rehuel (alias Paulo), had,
ondanks dat hij een dichter was,
een belangrijke plaats in de
gemeenschap. Hij was
penningmeester van de Beth Jacob
gemeenschap en mede oprichter
van de Dotar Stichting voor
Joodse wezen. Uit de boeken van
de begraafplaats in Ouderkerk
blijkt dat Eliezer beloofde om een
bijdrage van 6 stuivers te geven
voor de begraafkosten van mevr.
Sara de Pina, toen zij in 1621
overleed. Drie jaar later, bij de
dood van de moeder van Abraham
Jesurun, een familielid van zijn
meester, droeg Eliezer 2 stuivers
bij. De begraafboeken maken
echter niet duidelijk of Eliezer dit
deed vanwege zijn affectie voor de
familie of dat sociale druk hem
hiertoe aanzette. Eliezer zelf stierf
in 1629. Zijn grafsteen werd
ontdekt in 2002 en in het
Portugees staat erop "graf van de
goede bediende (servo) Eliezer".
Deze slaaf was Joods geworden en
is op Beth Haim begraven.
25
26
Na een hartelijke handdruk van de wethouder en de heer Nathan Moked, vertrekken we naar de
boot. Op de terugreis voert Noraly Beyer een dialoog met de kinderen van de Springstok. Wat is
een slaaf? Volgens een jongetje wordt iemand als slaaf geboren. Dat wekt reacties in de boot
op. Hoezo, niemand wordt toch als slaaf geboren..?? Men kijkt naar Meester Gert-Jan: leert hij
het de kinderen verkeerd ..?? Een aardige dame valt de jongen bij: ‘hij bedoelt natuurlijk dat
iemand in slavernij geboren werd.’ De kinderen vertellen hoe er nog steeds in sommige
Afrikaanse landen slaven gehouden worden. Blijkbaar hebben ze iets meer op school geleerd.
Maar wat viel jullie het meeste op vraagt Noraly: ‘Dat de stenen schots en scheef lagen’ zegt
een meisje en ‘Andere begraafplaatsen zijn veel netter en mooier.’ En dan zegt Marinus dat hij
op de begraafplaats de hand van een geest op zijn schouder voelde. Joke realiseert zich dat
haar zoon Marinus ter plekke een mooi verhaal fantaseert, maar sommige aanwezigen reageren
instemmend. Misschien heeft dit kind een zesde zintuig.
Rozig komen we weer bij de Heineken Brouwerij. Het gezelschap vertrekt langzaam richting
Oranjekerk, waar we de Keti Koti Kra Tafra gaan houden. Eerst rusten we wat uit in de
schaduwrijke tuin. Dan komen de eerste gasten. We verwachten er 40 en wat blijkt… dat we
uiteindelijk met meer dan 80 mensen aan tafel zitten. Dat vergt nogal wat organisatie. In de
keuken lengt Frank Mansro de soep wat aan, Domenica Ghidei helpt hem met koken en Joke
probeert ook nog wat te redderen. Gelukkig neemt Gert-Jan Wijnands de organisatie over en
leidt één en ander in goede banen. Mercedes leidt de rituelen. De kinderen prikken vol overgave
de ballonnen door, gelukkig dat ze Mercedes daarbij niet raken. Het wrijven van elkaars armen
met olie is goed. We doen dit om de pijn van het brandmerken uit de slavernijtijd te
verzachten. De kwasibita (een bitter stukje hout uit Suriname) is echt bitter en de bojo
(traditionele Surinaamse koek, kost veel tijd om te maken) verzoet het leed. Frank vraagt hoe
ik aan bojo kom. Ik leg hem uit dat ik inmiddels ingeburgerd ben in de Bijlmer en zo mijn
vrienden heb. Dan beginnen de vrouwen te zingen: zoete liederen met bittere teksten uit het
slavernij verleden, de kinderen doen mee. Zo ervaren we iets van de geest van onze
voorouders.
27
Het is half juli, via Mercedes ontvang ik het verslag van de Ware Tijd, een Surinaamse krant.
Deze concludeert dat het Moksi Meti Comité zijn ‘onderlinge meningsverschillen uit de weg zal
moeten ruimen’ wil er volgend jaar door de gehele stad Keti Koti Kra Tafra’s gehouden kunnen
worden. ‘Het gemeenschappelijke doel is het enige dat telt. De scheiding der wegen draagt daar
niet aan mee.’ Aldus de ware tijd, en zo houdt een Surinaamse krant ons een spiegel voor.
28
Moksi Meti Comité
Roy Groenberg (Kaikusi) Eddy Linthorst (Raadslid PvdA, Stadsdeel Zuid)
Stichting Eer en Herstel
Joke Jongejan (Protestantse Diaconie Amsterdam
Mercedes Zandwijken (Adviseur Denktanks Sociale Cohesie)
29
Gert-Jan Wijnands Perez Jong Loy
Protestantse Diaconie Amsterdam Vereniging Opo Kondroman
Frank Mansro (Café Mansro)
30
Keti Koti dialoogtafels
Noraly Beyer en Domenica Ghidei
Harry Brockhus
31
5. Dialoogavond 29 september 2009 De Ontmoeting
Thema: werk, verslag van een gesprek
Deelnemers
Mijnheer Piet heeft in de tuinbouw gewerkt, zes dagen in de week in West Friesland en
hij werkte op zijn veertiende al 6 uur per dag. Later is hij in het leger gegaan. Hij had
vijftien cent zakgeld per week, het was zwaar.
Tine komt uit een gezin van vijf kinderen. Ze heeft opleiding gehad in een atelier als
naaister en verdiende veertien gulden per week en dan mocht ze 75 cent per week
houden voor een ijsje, een patatje en wat te roken. Ze zat op een avondschool. Later
ging ze werken als dienstmeisje en verdiende ze 10 gulden per week en elke tiende dag
was ze een dag vrij. Haar eerste vriendje kocht voor haar een lapje stof en een tasje. Ze
heeft ook geleerd om voor heel veel mensen voor weinig geld te koken. Zij heeft nu ook
gekookt (voor 30 euro).
Meneer van der Wiel, Indische achtergrond, is in 1947 in Nederland gekomen, heeft na
zijn HBS, gestudeerd in de bedrijfskunde en ging toen werken bij de Bijenkorf op
kantoor.
Corine werkt in de zorg en welzijnssector. Desi is op haar 21e gaan werken als
secretaresse en is op haar 42e in de WAO terecht gekomen. In het begin had ze daar
veel moeite mee. Ze doet nu veel vrijwilligerswerk voor de Obrechtkerk.
Hans is een professionele dammer en schrijft daar stukjes over.
Mevrouw Weel is 83, afkomstig uit Andijk, gezin van 10 kinderen, is op veertiende gaan
werken in de schoonmaak, later kraamverzorgster. Haar man doet vrijwilligerswerk,
omdat hij dit vanzelfsprekend vindt. Hij zet zich in voor de jongeren in zijn buurt. Hij wil
ze helpen om een plek in de samenleving te vinden. Hij heeft bij de Hoogovens gewerkt,
later heeft hij een kruidenierszaak gehad.
32
Opmerkingen aan de overige gesprekstafels:
Bij Gerard Eijkelenboom aan tafel zaten: Roberto (actief in de Zuid-Amerikaanse
gemeenschap), Barbara (zijn vriendin), Gerard, de oude man van 91 jaar, Karlijn,
ergotherapeut en Mariska (in de rolstoel).
Gert-Jan
“Het gesprek kwam vaak terug op de waarde van vrijwiligerswerk voor je zelf, voor je
omgeving”
Mar Oomen
De voornamen zijn: Ab, Jaquline, Jaap, Rie, Dinie, Zian, Amar en later kwamen daar Hans en
zijn collega bij.
Wijnands Bekkenutte
Bij Joke aan tafel zaten: Nilgun (heeft schoonmaakwerk gedaan), Özgun (confectiewerk en
schoonmaakwerk), Sevinch (gewerkt bij Maple Leaf), Fatma, Hatice, Afzal en nog een Fatma.
We spraken over dat werken, ondanks dat het zwaar is (sommige hadden vroeger twee banen
en eentje 3) toch veel geeft. Men noemde:
Het voorkomt eenzaamheid
je leert de taal
het voorkomt piekeren
je ontmoet verschillende soorten mensen
geld verdienen, bijvoorbeeld om je kinderen een goede toekomst te geven.
Niet goed aan werken is, dat je ook wel eens in het weekend moet werken of als het werk saai
is.
We wisselden ervaringen uit over ons werk en de combinatie met het opvoeden van kinderen.
Joke Jongejan
33
Verslag Ontmoeting 1 december 2010, thema opvoeding gesprekstafel Joke Jongejan
Deelnemers:
Marleen, woont in de Pijp, heeft een dochter van 10.
Francois Butko, woont in de Pijp, heeft kinderen in Kameroen, hij moest 1,5 jaar geleden
vluchten. Er waren toen rellen vanwege stijging voedsel en -benzineprijzen.
Badidi, geboren in Marokko, heeft 3 kinderen en is opa van een kleinkind.
Francisco Panja, geboren in Italie, woont in oost heeft 1 kind.
Guido, heeft geen kinderen.
Abdel, geboren in Marokko, heeft 2 kinderen.
Verslag Barbara
Wat willen we onze kinderen meegeven: respect, regels en verantwoordelijkheid. Het klinkt
allemaal wat streng, maar gelukkig voegt iemand toe: humor, liefde aandacht en begrip. Met
liefde en aandacht moet je de andere zaken leren aan je kind. ‘Het lijkt wel of in onze
maatschappij werk belangrijker is dan de aandacht voor je kind, zegt Marleen. Ik heb mijn kind
nooit in de crèche willen doen. Een ander vertelt dat ze alleenstaande moeder is en wel moet
anders komt er geen brood op de plank. Soms voel je je als moeder verscheurt tussen de
aandacht die nodig is voor je werk en de aandacht die je aan je kind wil geven.
Badidi is mild, hij vertelt dat zijn generatie met weinig geld gelukkig was en dat het toen
gewoon was dat moeders thuis bleven om op de kinderen te passen. Hij begrijpt dat het nu
anders is. Als opa wil hij het goede voorbeeld aan zijn kinderen geven en opa’s mogen hun
kleinkinderen een beetje verwennen, maar soms doen ze dat wel wat teveel. Volgens Barbara
staan haar ouders dingen toe die zij juist verboden heeft. Haar kind weet dat zij van hen meer
mag.
Hoe stel je grenzen? Hoe straf je? Heeft het zin om je kinderen te slaan? Badidi vertelt hoe het
in Marokko ging als je betrapt werd met een sigaret in je mond. Dan werd je hoofd naar voren
gedrukt, zodat de sigaret in je mond kwam. Hij heeft nooit meer gerookt. Francois vertelt
hoeveel er geslagen wordt in Kameroen. Op scholen en thuis heel veel. Ik kan dat beamen: ik
ken de verhalen van mijn pleegkind. Haar broer heeft er nu nog last van als hij moet spreken in
het openbaar. We concluderen dat je beter je kind naar zijn kamer kan sturen met de
mededeling: ‘ga maar naar boven, overdenken wat je gedaan hebt en kom daarna maar terug’.
Abdel vond het niet erg vroeger, dat hij gestraft werd, maar wel als hij niet wist waarom. Je
moet als ouders vertellen wat de reden is dat een kind straf krijgt.
Is Nederland te vrij? Volgens de ene wel, maar Badidi vertelt dat er in Marokko ook kinderen
spijbelen van school en helemaal uitvallen. Inmiddels zijn er opvanghuizen voor dergelijke
kinderen.
Verslag Wijnand Bekkenutte
Het was koud buiten, zo tegen 17.30 uur met een gevoelstemperatuur van min 15 graden. Toen
ik binnentrad, kwam me een behaaglijke warmte tegemoet en waren er het tot mijn verrassing
zeer veel deelnemers. Zo veel mensen hadden de koude getrotseerd om naar de dialoog (en de
maaltijd) te komen.
Tijdens de kennismaking bleek mijn groep uit negen deelnemers te bestaan. Drie vrouwen en
zes mannen uit verschillende generaties. De oudste was 96 jaar (man), drie in de zeventig
(twee mannen en één vrouw) en de rest was in hun vijftiger of zestiger jaar. Een bont
gezelschap. In de introductie bleken vele vragen te leven bij de deelnemers. We begonnen met:
‘hoe ben je zelf opgevoed’. Er volgde een levendige discussie die werd onderbroken met het
sein van de centrale gespreksleider ‘dat de tijd voorbij was’. Vervolgens werd er verslag gedaan
van de afzonderlijke groepen.
De oudere garde herinnert zich zeer goed dat ‘de ouders het voor het zeggen hadden’, je deed
gewoon wat je werd verteld en verder hield je je mond! In hun gezinnen werden de waarden
‘eerlijk zijn en luisteren’ de kinderen bijgebracht. Voor een deelnemer was het heel gewoon dat
hij mee werkte in de zaak van zijn ouders. Zijn ouders waren wel van het slag dat hun zoon een
eigen vak mocht kiezen. Een andere deelnemer herinnerde zich dat kinderen van middenstands
gezinnen, de winkeliers, ook in de zaak van de ouders moesten meehelpen. Langzamerhand
kwamen ook de andere deelnemers met hun ervaringen en in hun stemmen klonken ook
34
bezorgdheden door, over de huidige jeugd. Gaat het tegenwoordig niet al te gemakkelijk in
materieel opzicht? Durven ouders nog wel grenzen te stellen aan het gedrag van hun
opgroeiende kinderen en hebben zij nog wel voldoende respect voor de ouderen?
Zoals gezegd kwam het teken om te stoppen veel te snel en nadat de groepen verslag hadden
gedaan van hun ervaringen ging ik heimelijk met een tweetal leeftijdsgenoten naar de
koffiekamer waar het gesprek met enkele hoogbejaarden nog een kwartier werd voortgezet
onder genot van een kop koffie. Wat mij zo trof was dat de oorlog een enorme impact heeft
gehad op een deelnemer (man) doordat hij na de oorlog de draad van zijn beroepsopleiding niet
meer kon oppakken. De manier waarop hij het vertelde trof de ‘jongeren’. Zij werden er stil
van, aan hen was de oorlog gelukkig voorbij gegaan. Triest dat het nog steeds in de wereld
actueel is gebleven!
Verslag tafel Hanneke
Aan tafel zaten vier vrouwen, Afsan, Karine Klappe, Hanneke en Ineke Kraus.
Vanwege het lawaai was het moeilijk om een gemeenschappelijk gesprek te voeren. Toch werd
er gesproken over hoe je met kinderen omgaat. Centrale vraag was: wanneer ben je een goede
moeder? Karine vroeg dit aan een Turkse dame. Die vond zeker dat ze een goede moeder was
geweest. Ze had hard gewerkt, twee banen gehad, om ervoor te zorgen dat haar kinderen beter
terecht zouden komen dan zijzelf. En dat was haar gelukt! Toen vroeg zij aan Karine: maar vind
jij jezelf een goede moeder? Toen moesten de Nederlandse dames wel even nadenken. Zij zijn
er wat minder van overtuigd of ze wel goede moeders zijn… misschien soms.
Verslag Elisabeth Dalen
Het belangrijkste wat er aan onze tafel gezegd is, dat studeren een belangrijk aspect is om
vooruitgang te boeken. Ook vasthouden aan eigen normen en waarden die bijgeschaafd zijn
door de omgeving (samenleving). Respect voor andersdenkenden en omgang met je kinderen
op basis van gelijkheid.
Mijn persoonlijke indruk: alle ouders willen in feite het zelfde voor hun kinderen en dat normen
en waarden uit het land van herkomst met nuances worden aangepast aan de omgeving. Zelf
heb ik genoten van de gesprekken en het was daadwerkelijk gezellig aan onze tafel. Een ieder
deed mee, met en zonder taalbarrière.
35
6. Dag van de dialoog 2010: hoe kleur jij de stad?4 November 2010
Inleiding
stond Amsterdam in het teken van de dialoog. Verspreid over de stad stonden tientallen tafels
waar iedereen met iedereen in dialoog kon over het thema: hoe kleur jij de stad?
In Amsterdam Zuid werd deze dag gecoördineerd door het Platform Dialoog Zuid en de
Protestantse Diaconie Amsterdam
Bij de gespreksvorm ‘dialoog’ is er per gesprekstafel van circa achtdeelnemers een
gesprekleider aanwezig die ervoor zorgt dat iedereen aan het woord komt, bewaakt dat het
over het thema blijft gaan en dat de gesprekregels gehandhaafd worden.
Deze gesprekregels zijn:
Laat de ander zijn/haar verhaal vertellen. Vertel op dat moment niet jouw verhaal.
Geef niet je mening over hun ervaringen.
Waardeer het verhaal van anderen, oordeel niet.
Wees écht nieuwsgierig naar de ervaringen, gedachten en gevoelens van anderen.
Probeer je open te stellen en tot je door laten dringen wat de ander zegt.
Sommige mensen zullen langer tijd nodig hebben om over hun antwoorden na te
denken. Sta toe dat mensen zoeken, stotteren of dat het even stil is.
Spreek voor jezelf: praat zoveel mogelijk vanuit de ik-positie, vermijd "je" of "men".
Vraag bij algemeenheden om concrete voorbeelden en om toelichting als je iets niet
begrijpt.
Behandel de ander zoals je zelf behandeld wilt worden: met respect en
vriendelijkheid.
Platform Dialoog Oud-Zuid organiseerde tafels op de volgende locaties:
36
• Jan van de Heijdenhuis / Springstok
• De Bockesprong
• Multifunctioneel centrum Coenen-Lydia
• Café Mansro
• Vrouwenafdeling van de Selimiye Moskee
• KNCCA (Koerdisch Nederlands Cultureel Centrum Amsterdam)
In De Bockesprong was er, naast de dialoog voor volwassenen, dit jaar voor het eerst een
dialoog voor kinderen. In het Jan van de Heijdenhuis / De Springstok, waar regelmatig
kinderdialogen plaatsvinden, gingen volwassenen en kinderen voor het eerst met elkaar in
dialoog. In totaal werden er, op initiatief van Platform Dialoog Amsterdam Zuid, door ruim
honderd deelnemers aan vijftien tafels intense dialogen gehouden. In oktober werd er een
training voor beginnende gespreksleiders en geïnteresseerde deelnemers georganiseerd. Op de
volgende pagina’s volgen enkele verslagen.
37
6.1. Training Gespreksleiders Willem de Zwijgerkerk
Olympiakade 8
Datum: 27 oktober
Tijd: 17.00- 22.00 uur
Aantal aanwezigen: 22
Op een oproep in de stadsdeelkrant van
Amsterdam-Zuid voor een – gratis –
training voor gesprekleider van socratische
dialogen kwamen bijna honderd reacties.
Toegegeven, het was vlak voor de Dag van
de Dialoog, wat extra media-aandacht
betekent, en de training was gratis, maar
er hoeft geen twijfel over te bestaan dat de
dialoog leeft. Er was plaats voor twintig
aspirantgesprekleiders. Zij kwamen op 27
oktober bij elkaar om uitleg te krijgen over
het socratische gesprek en met elkaar te oefenen. Karel van Haaften wist de essentie van het
socratische gesprek duidelijk te maken en te inspireren. Na vijf uur intensief bezig te zijn
geweest trok iedereen huiswaarts, vol enthousiasme om het geleerde in praktijk te brengen.
Alle deelnemers committeerden zich om minstens drie maal aan een dialoog deel mee te doen.
Wegens het grote aantal aanmeldingen werd er in januari 2011 nogmaals een training gegeven.
6.2. Jan van de Heijdenhuis / Springstok
Jan van der Heijdenstraat 75-77
Tijd: 13.00 – 15.00 uur
Aantal aanwezigen: 39
Hier werd een dialoog tussen een klas kinderen en volwassenen georganiseerd. Deze werden
verdeeld in vier groepjes met elk een gespreksleider. Daarna werd er centraal verslag gedaan
door de kinderen. Hier volgt het verslag van twee groepje
Groep van juffrouw Joke
Gesprek met vijf volwassenen
en vijf kinderen van de klas van
meester Rien (groep 7-8)
We beginnen met de vraag naar
wat een dialoog is. Volgens een leerling is het een gesprek
met
zijn tweeën en je moet erbij nadenken. Ik leg ze uit dat het
ook gaat om het samen zoeken naar
antwoorden op een vraag. Vandaag is het thema: oud en jong
in de buurt.
38
Wanneer ben je oud en wanneer ben je jong? Volgens Y ben je oud als je boven de 44 bent.
Volgens een ander is dat 50. Weer een ander vindt zijn oma van 88 heel oud. A vraagt aan L
hoe oud zij is. Volgens J mag je dat niet vragen
aan een dame. Ik vraag hem: waarom niet? Hij zegt dat zijn ouders hem dat geleerd hebben,
een dame mag je niet naar haar leeftijd vragen, dat hoort niet. L antwoord dat zij vindt dat
men het haar mag vragen. Ze is 58. Ze voegt er aan toe dat oud of jong relatieve begrippen
zijn. Ik vraag haar wat ze bedoeld: ‘als je zo jong bent als de kinderen dan vind je iemand van
44 al erg oud, maar als je zo oud bent als ik, dan vind je iemand van 80 heel oud. A voegt er
aan toe dat hij een kind van vier kent dat al oud lijkt. Hij past zelf op bij een crèche. B vertelt
over iemand die les geeft. Zij is al wat ouder, maar heeft een jongere vriend. Zij kleedt zich als
iemand die jong is en maakt zich op en zo ziet zij er jonger uit.
Ik vraag hem of ze dan echt jong is. Dat vindt hij niet. Ze blijft oud. A vertelt over zijn oma. Zij
is erg oud en wordt steeds kleiner. Ze wordt ook steeds vergeetachtiger. “als je erg oud wordt,
wordt je weer als een kind.’
Loes vraagt of je gelukkiger bent als je ouder bent of juist als je zo jong bent als de kinderen? J
vindt van niet. Als je oud bent moet je werken en als je jong bent moet je op school werken. A
vindt dat het voordelen heeft om ouder te zijn. Hij kan dan zijn kleinkinderen zien opgroeien en
dat lijkt hem erg leuk. Het nadeel van ouder worden is dat je mogelijkerwijs snel dood gaat. Dat
zien alle kinderen wel als een nadeel van ouder worden.
Kunnen oud en
jong samenleven
in deze buurt. Y
en A vinden van
niet. Op mijn
vraag waarom
niet
antwoorden ze
ietwat verveeld:
nu, jongeren
blowen, drinken
bier, eten op
straat en hangen
rond.
P vertelt dat zij
de jongeren altijd
groet en een
praatje maakt en
dan groeten zij
terug. Zo kan je
maken dat je iets
beter met elkaar
kunt samenleven. J vertelt dat hij goed met zijn buren kan opschieten en een praatje maakt.
Tenslotte kleuren we samen onze droomstraat. Sommige hebben een straat getekend met veel
groen en spelende kinderen. Anderen tekenen een straat waar mensen elkaar groeten. A tekent
een straat met allemaal dezelfde huizen. Y tekent een groot huis met een Bugatti. En zo hebben
we samen een droomstad gekleurd, het thema van de Dag van de Dialoog.
Groep van meester Daan
Aanwezig: kinderen van de Springstok: Anthony (An), Hugo (H), Gregor (G), Achmed (A) en
Saskia (S). Saskia Duijs van Time to Turn En ik, Suzan als student van de Hogeschool van
Amsterdam. Het onderwerp is: Kleur de stad.
39
Daan (D) begint het gesprek door te vragen wat dialoog betekent. De kinderen leggen uit dat
dit betekent dat je samen praat over een onderwerp. Dan de totstandkoming van de dag van
de dialoog.
H: De oude burgermeester van Amsterdam. D: Deze man heeft ervoor gezorgd dat er een dag
van de dialoog is.
D: Waarom is dit belangrijk?
A: Kunnen andere mensen elkaar leren kennen.
An: Is belangrijk dat je meer weet van elkaar.
H: Dat je vertrouwen hebt in elkaar.
D: Kleurrijk Amsterdam. Wat zouden ze daarmee bedoelen?
G: Huizen hebben allemaal dezelfde kleur in Amsterdam.
A: Je hebt blauwe huizen, bruine en gele huizen.
Dat maakt dus niet uit.
H: Vrolijkheid.
D: Vrolijkheid? Hoe wordt de stad vrolijk?
H: Veel kleuren gebruiken.
A: Kleur kun je ook zien aan de mensen hoe ze met elkaar praten.
Dat mensen meer met elkaar praten.
D: Als je naar de mensen kijkt…wat zie je dan?
An: De huidskleur!
G: Je ziet steeds meer mensen met een donkere huid.
A: Aan de achterkant van het hoofd van mensen kun je ook zien
waar ze vandaan komen.
D: Aan de achterkant? Hoe dan?
A: Soms hebben mensen een plat achterhoofd. Dat zijn vaak
mensen uit Turkije.
An: Vrolijke mensen brengen vrolijke kleuren.
D: Waar hebben de mensen veel felle kleuren aan?
H: China! Daar dragen ze rood!
An: In Ghana.
Dan komt er nog een meisje binnen, Paula. Daan legt uit waar het gesprek tot nu toe over ging.
40
P: De scholen zijn anders van kleur. D: Zijn de kinderen op een school ook van ander kleuren? P: Ja, vanwege hun achtergrond, hun huidskleur. D: Wanneer ben je jong?
An: Als je net geboren bent.
A: Als je achttien bent, ben je volwassen.
H: In Duitsland mag je rijden, maar met een
ervaren iemand naast je.
An: Als je dertien of veertien bent, ben je een
tiener.
D: Mag je dan een biertje kopen?
P: Nee, pas veel later. Als je zestien bent en je
legitimatie laat zien mag het.
D: Voelen jullie je jong?
G: Ik voel me niet jong. Want dat was toen ik
zeven was.
D: Vierentwintig…ben je dan oud?
P: Je bent pas oud als je vijftig bent.
D: Heeft oud zijn met leeftijd te maken?
Ja en nee wordt er geroepen.
P: Ja en het heeft ook met je uiterlijk te maken.
D: Wie zei er nee?
D: Kun je aan dieren zien dat ze oud zijn?
H: Je kan het zien dat het dier minder actief is. Zo
kun je zien dat het dier al wat ouder is.
G: Dieren worden niet zo oud.
Elk dier heeft een andere leeftijd waarop hij sterft.
D: Is het leuk om heel oud te worden?
P: Als je heel oud bent, kun je alleen maar zitten in het bejaardentehuis.
G: Als je kinderen je verzorgen, dan is dat toch niet erg?
A: Als je veel geld hebt, hoef je niet eens naar
het bejaardentehuis. Dan komen ze je thuis
verzorgen.
An: Als je niks aan je leven kan doen, is het voor
je kinderen wel erg om dood te gaan.
D: Heeft het voordelen om oud te zijn?
G: Ik ga niet op de dood wachten. Als ik een
droom heb dan wil ik die gaan doen. Soms mag je
iets wat je alleen als volwassene kan doen.
D: Wie weet iets?
G: Professionele drummer!
H: Ik wil soldaat worden.
G: Je bent misschien wel oud, maar je voelt je vanbinnen jong.
D: Wanneer voel je je jong?
A: Als je jonge kinderen buiten ziet spelen.
G: Als je zelf speelt met kinderen.
D: Dan moet je meedoen en kun je je inleven in de kinderen?!
G: Ja, dan voel je je vanzelf jong.
De kinderen mogen als afsluiting een tekening maken hoe hun ideale droomstraat eruit ziet.
Hierbij moeten zij denken aan de kleuren van de stad.
41
6.3. De Bockesprong
Theophile de Bockstraat 100
Tijd: 14.00-16.00 uur
Aantal aanwezigen: 12
We begonnen het gesprek met de inventarisatie van voorbeelden hoe mensen zelf, of hoe ze
zagen dat anderen, kleur gaven aan de stad. Zo was er bijvoorbeeld de vrouw die altijd vanuit
zichzelf de troep opruimde in de straat, zij werd gezien als iemand die duidelijk iets bijdroeg
aan een kleurrijke stad. Ook aandacht voor de buren, al is het alleen maar elkaar groeten kan
al veel goed doen. Een van de deelneemsters is eigenaar van een buurtwinkel. Deze
buurtwinkel droeg ook duidelijk
bij aan de samenhang van de
wijk. Zo was er een keer een
vrouw langs de winkel gelopen
die zei dat ze even ! 200 moest
pinnen voor de
schoorsteenveger. Bij de winkel
hadden ze toen gezegd: "wacht
daar nog maar even mee, we
bellen eerst even de politie om
te checken of het allemaal goed
zit." De zogenaamde
schoorsteenveger bleek
natuurlijk een oplichter te zijn.
De buurtregisseur die ook aan
onze tafel zat viel op dat
mensen tegenwoordig sneller
geïrriteerd waren. Zo was bijvoorbeeld een buurtbewoonster een “weggeef tafel“ begonnen. Dit
is een tafel waar je dingen neer kunt leggen die je niet meer nodig hebt en waar je ook dingen
42
van mee kunt nemen, die denkt dat van pas kunnen komen. Vervolgens hadden andere
buurtbewoners geklaagd, dat dit initiatief wellicht de huizenprijzen negatief zou beïnvloeden.
Ook zouden buurtbewoners wel erg
snel klagen over troep op de straat.
Conclusie van het gesprek was dat
kleur
geven aan de stad meer in het kleine
gebaar zit, zoals elkaar gedag zeggen
en een praatje maken in de
buurtwinkel, dan in grote initiatieven
zoals een extra vrijwilligersbaan
nemen. Vaak is het zo dat mensen
het juist erg druk hebben, daardoor
hebben ze geen tijd meer voor elkaar
en door de stress ook minder
verdraagzaam zijn. Als je het wat
rustiger aan doet heb je juist tijd om
naar de buurtwinkel te gaan en niet
meteen de dichtstbijzijnde Albert Heijn binnen te lopen.
6.4. De Bockesprong
kinderdialoog
Theophile de Bockstraat 100
Tijd: 15.00-16.00 uur
Aantal kinderen : 8
We hebben gepraat over kleur in de stad. Tijdens het gesprek hebben ze een stad getekend.
Met stiften in hun favoriete kleur. Een stad zoals de kinderen de stad graag zouden zien. Ik
herinner van de tekeningen een straat met koekjeswinkels en een ondergrondse stad. De
tekening rouleerde zodat ze bij elkaar konden aanvullen.
Uiteindelijk was er een prachtige tekening die is opgehangen in de naschoolse opvang. De
kinderen waren, zeker na verloop van tijd, erg spraakzaam over hun ideeën over kleur in de
stad. De meeste
kinderen waren voor meerdere kleuren, maar de kleur rood riep bij sommigen negatieve
gevoelens op. Zwart en wit werd door de kinderen niet als kleur ervaren. De kinderen luisterden
goed naar elkaar. Het was een leuk gesprek!
43
6.5. Centrum Coenen-Lydia
Roelof Hartplein 2
Tijd: 14.00-16.00 uur
Aantal aanwezigen: 16
Het gesprek begon met het
uiteenzetten van de kenmerken van
een dialoog:
• Luisteren
• Stiltes laten vallen
• Neem de tijd, het mag langzaam
• Praat in de ik-vorm, niet ‘men vindt
dat…’
• Geef concrete voorbeelden
• Iemand mag je iets vragen, maar je
bent absoluut niet verplicht om
antwoord te geven
Het thema was: ‘Hoe kleur jij de stad?’.
De gespreksleider vroeg aan iedereen
hoe zij Amsterdam beleefden. Eigenlijk
was er vooral veel lofzang op
Amsterdam totdat de gespreksleidster
aan mij vroeg wat ik van Amsterdam
vind. Ik gaf aan op dit moment niet zo
blij te zijn met Amsterdam. Ik vind dat
de samenleving zich aan het verharden
is: mensen hebben weinig geduld,
schieten snel uit hun slof, duwen mensen die van de pont afkomen opzij omdat ze zo snel
mogelijk de pont op willen om een plekje te bemachtigen en ga zo maar door. Ook gaf ik aan
dat ik vind, dat de normen en waarden aan het vervagen zijn. Steeds minder staan jongeren
voor ouderen op in de tram of houden mensen de deur open voor een ander. Ik vind de stad
onrustig en druk; overal zijn mensen. Echter geef ik ook aan, dat ikzelf vaak haast heb en door
de stad vlieg. De hectiek die ik ervaar in Amsterdam wordt door anderen herkend. Zij geven
aan, dat zij vooral hun aandacht proberen te richten op wat mensen nog wel doen voor een
ander. Bijvoorbeeld de jonge man die wel opstaat in de tram.
Een andere persoon geeft aan dat zij
wel eens een opmerking heeft
gemaakt tegenover iemand die zijn
fiets midden op de stoep had gezet:
‘Denk je dat je je fiets hier kan
neerzetten, zo midden op de stoep?’
Zij kreeg als antwoord van deze
persoon: ‘Ja, dit is Amsterdam.’ ‘Als
dit het antwoord is,
Wat zijn wij dan aan het verliezen?’
dacht zij toen bij zichzelf. Zij geniet
intens van Amsterdam wanneer zij om
zes uur in de ochtend haar hond
uitlaat, in het gras hurkt en aan de ene kant uitkijkt op het Concertgebouw en aan de andere kant uitkijkt op het Rijksmuseum. Dan ervaart ze rust, terwijl ze zo uitkijkt op de mensenmassa die zich een
weg baant naar hun werk.
44
Deze persoon geeft aan, dat het belangrijk is om zelf rustig te zijn. ‘Bewust zien, wat ik zie’ is
haar remedie. ‘Kijk naar de huizen, naar de lucht, kijk in de etalages’. Iemand anders reageert
hierop, dat dit wel een beetje Zen is/Boeddhistisch: ‘Leef in het hier en nu’.
De persoon antwoord dat Amsterdam voor haar een bonte
verzameling is aan felle kleuren. Iemand anders zegt dat het
‘wonen op de boerderij’ haar zou benauwen. Ze vindt de
mensen in Amsterdam niet onaangenaam, ook nooit iets
onaangenaams meegemaakt. Ze woont in een homogeen
buurtje waar men rekening met elkaar houdt. Meerdere
personen geven aan niet graag in Amsterdam te winkelen. Er is
toch meer klantvriendelijkheid te vinden in de kleinere dorpen.
Weer een andere persoon geeft aan zich totaal niet thuis te voelen in Amsterdam, noch in
Nederland. Ze besteedt weinig aandacht aan de omgeving, is 24/7 druk. ‘Wil je mij rust geven,
dan moet je mij op een onbewoond eiland zetten, zonder m’n kinderen.’ Ze gaat elke zondag
naar de kerk: ‘Misschien is dat wel mijn rust?’. Zij is de enige van de familie die in Nederland
woont. ‘In Suriname leef ik, hier wordt ik geleefd’.
Een andere Surinaamse geeft aan zich in Amsterdam wel thuis te voelen: ‘Ik voel mij een
Amsterdammer’. Haar hele familie, behalve haar vader, woont dan ook in Nederland. Wat
betreft de irritaties in de stad zegt ze: ‘Als anderen zich aan mij irriteren, geniet ik ervan!’ Kern
gesprek: ‘Je thuis voelen in Amsterdam’.
Dit heeft met je omgeving te maken, maar ook met hoe je er zelf mee omgaat. Het heeft te
maken met je eigen houding en rust. Vergeet niet te letten op de ‘juweeltjes’! Amsterdam
verhardt…
Hoe maak je Amsterdam kleurrijk blijft voor velen een moeilijke vraag. Toch antwoordt een
persoon: ‘Door letterlijk de bloemetjes buiten te hangen en figuurlijk door betrokken
burgerschap te ontwikkelen.
6.6. Vrouwen vereniging Selimiye moskee
Govert Flinckstraat 286
Tijd: 18.00-21.00 uur
Aantal aanwezigen: 12, allen vrouw
Verslag van de gespreksleidster Mar Oomen
We kwamen bijeen op de zolder van het gebouw, waar anders de kinderen worden opgevangen.
Het restaurant helemaal beneden had voor de vrouwen gekookt: Turkse pizza, met gehakt, of
met kaas.
Aanwezig waren in totaal 12 vrouwen, inclusief mijzelf.
De sfeer was zeer open en hartelijk. De bedoeling was om eerst te eten en dan te praten, maar
iedereen was zo nieuwsgierig naar elkaar dat we het eten snel opaten om zo snel mogelijk te
kunnen beginnen.
Aanwezig waren:
! De Nederlandse Sandra, jonge vrouw, boeddhist, jazzzangeres
! De Turkse Esmea, 21, volgt de imamopleiding, actief in de moskee
Stageaire Simone, in opleiding voor docente Engels
Stageaire Dewin, 21, uit Haarlem
Turkse Sjarifa, 18 jaar, volgt opleiding voor kind en jeugdzorg, werkt bij AH
Hadice, 21 jaar, volgt ook de opleiding voor kind en jeugdzorg, werkt bij AH
Theresa, Nederlandse dame met grote kinderen, getrouwd met een Turk, heeft jaren in
Istanbul gewoond, spreekt Turks
Elske, Nederlandse vrouw met Egyptenaar getrouwd
45
Vadishen (?), Turkse jonge vrouw, actief in de moskee, werkt bij Beter Horen en bij AH
Cedin (betekent liefde) wat oudere Turkse vrouw, bedrijfskunde gestudeerd in
Turkije,hier heeft ze met haar man een zaak
Hatice, de gastvrouw, zeer hartelijk.
Vervolgens vertelde iedereen om de
beurt wat het woord 'thuis' voor haar
betekende – wanneer voel je je thuis,
wat is daarvoor nodig? Daarbij kreeg
iedereen de gelegenheid te
reageren/vragen te stellen. Mijn
bedoeling was om na dit rondje nog een
voorbeeld of omschrijving van 'thuis'
verder uit te werken met zijn allen, maar
daar kwamen we niet aan toe.
Uiteindelijk hebben we tot negen uur
nodig gehad om iedereen aan het woord
te laten. Iedereen reageerde volop op
elkaar en was duidelijk ook heel
nieuwsgierig.
Voor iedereen bleek een belangrijke voorwaarde: je veilig voelen, je welkom voelen, je
geaccepteerd te voelen zoals je bent.
Sandra noemde daarbij: contact kunnen maken, kunnen lachen met elkaar, ook als je verdrietig
bent. Voor Esmea is het belangrijk dat ze zich niet hoeft aan te passen, dat ze haar hoofddoek
mag ophouden als zij dat wil. Toen ontwikkelde zich een heel gesprek over de hoofddoek, dat in
Turkije een hoofddoek niet mag, dat vrouwen daar een pruik opzetten als ze naar school gaan
(familieleden van de aanwezigen zijn dus afgestudeerd met een pruik op hun hoofd).
Theresa kwam met opmerkingen over de burka, waarom vrouwen die dragen, doorgaans
Nederlandse bekeerde vrouwen. 'Veel te extreem', heeft weinig nog met geloof te maken, veel
van de vrouwen dragen een dergelijke burka puur en alleen om te provoceren.
Simone kwam met het voorbeeld van een beroep waarin het dragen van een hoofddoek
verboden is, zoals voor rechters. Enkele Turkse vrouwen begrepen niet goed waarom rechters
geen hoofddoek mogen dragen.
Simone noemde als aanvulling op het thema thuis nog: herkenbaarheid, je voelt je ergens
sneller thuis als de omgeving/mensen herkenbaar zijn. 'Als je weer thuis komt in je huis met
ikea meubeltjes'.
Dewin vertelde hoe ze zich niet meer thuis
voelde in haar huis toen haar moeder een nieuwe
vriend kreeg met wie ze ging wonen.
Thuis voelen is: alles kunnen zeggen. De ander
kunnen vertrouwen. Gezelligheid. Elke avond om
vijf uur met zijn allen samen eten. Je
gewaardeerd voelen. De sfeer in huis, een plek
kan heel bepalend zijn om je ergens thuis te
kunnen voelen, 'de hal van je huis'. Een plek
voor jezelf, een eigen matras helpt om je ergens
thuis te voelen. De opmerking werd gemaakt dat
voor Nederlanders je af en toe even kunnen terugtrekken, even alleen kunnen zijn, misschien
belangrijker is dan voor Turken. De Turkse vrouwen in het gezelschap zeiden dat het ook voor
hen heel belangrijk is: even alleen kunnen zijn, dat het alleen niet altijd kan. Net als met bruiloften: als Turk nodig je werkelijk iedereen uit voor je bruiloft, terwijl je je bruilof eigenlijk net als
Nederlanders misschien alleen met je eigen familie en echte vrienden wilt vieren.
46
De jonge vrouwen in het gezelschap voelen zich meer thuis in Nederland dan in Turkije, de
oudere vrouwen zien Turkije als hun thuis. Theresa vertelt dat haar dochter eigenlijk niet meer
in Nederland wil wonen, sinds Wilders steeds meer invloed krijgt, wil ze hier weg. Ze voelt zich
niet meer veilig.
Uiteindelijk kwam het gesprek uit op je veilig voelen. Het is voor de vrouwen steeds moeilijker
om zich veilig te voelen in Amsterdam, allereerst vanwege de toenemende criminaliteit.
Vadishen was getuige van de moord op een juwelier in Amsterdam West, ze werkte er precies
tegenover, sindsdien durft ze niet meer alleen over straat en voelt ze zich niet meer veilig. Voor
dat voorval voelde ze zich in Amsterdam veilig, kon ze gaan en staan waar ze maar wilde.
Als het gesprek langer had geduurd, was het waarschijnlijk gegaan over dat het steeds
moeilijker is je veilig te voelen in Amsterdam vanwege de toenemende anti islam gevoelens. Na
afloop hebben de studentes en de vrouwen van de jongerenverening voor vrouwen gegevens
met elkaar uitgewisseld. Hadice houdt volgend jaar graag weer een dialoog in de moskee.
Verslag van een deelneemster
Van 18.00 tot 19.00 uur werd er gegeten en gedronken. Er stond in het midden een tafel met
allerlei hapjes en drankjes. Daar omheen waren banken en stoelen gezet, zodat er genoeg plek
was. De groep was wel aardig groot. De vrouwen praatten onderling voornamelijk in het Turks,
waardoor Simone en ik het niet konden verstaan.
Om 19.00 uur gaf de gespreksleidster aan dat we zouden gaan beginnen. We kregen allemaal
een kopje thee of koffie en het gesprek kon van start gaat. We begonnen met een
kennismakingsrondje waarin iedereen zichzelf voorstelde en vertelde hoe zij bij de dag van de
dialoog terecht gekomen was. Tijdens het voorstelrondje kwamen er gelijk al een aantal
vragen naar boven aan de deelnemers.
Na het kennismakingsrondje mocht iedereen een voor een vertellen wanneer zij zichzelf thuis voelde en wat dit voor haar betekende. Tijdens dit rondje kwamen ook constant vragen van de verschillende deelnemers naar voren die gesteld werden aan de
spreekster.
47
Doordat we met zo’n grote groep waren en er tijdens het rondje ook vragen aan de deelnemers
gesteld werden en daaruit weer nieuwe verhalen kwamen, was er na dit rondje geen tijd meer
over.
Hieronder volgt een opsomming van de antwoorden die de verschillende deelnemers gegeven
hebben op de vraag:
Wanneer voel jij je thuis en wat betekend dit voor jou?
Thuis voelen
Je welkom voelen Vrijheid Kunnen
lachen Mezelf zijn Mij goed voelen Niet
hoeven aanpassen Je eigen ding doen
Herkenbaarheid (straatbeeld, huizen,
eigen meubels e.d.) eaccepteerd voelen
Gewaardeerd voelen Gezellig hebben
met elkaar / goede sfeer Warmbloedig
(het goede zien van de mensen) Geen
discriminatie (Turken en Nederlanders
leven samen in harmonie)
Doordat we het gehad hebben over veilig
voelen, kwam automatisch ook de vraag naar boven wanneer je je niet veilig voelt. Hieronder
een opsomming van de antwoorden die door de verschillende deelnemers gegeven zijn.
Niet veilig voelen
Een gesloten houding (geen vragen/antwoorden terug krijgen van personen)
Geen glimlach zien bij personen
Agressie en geweld op straat
Nare gebeurtenissen meemaken die invloed hebben op je verdere leven.
Niet jezelf kunnen zijn
Hieronder een verhaal van een persoon die zich niet meer veilig voelt. Een meisje van Turkse
afkomst, 23 jaar met een grote familie vertelde het volgende verhaal; Ik werk fulltime bij beter
horen in Amsterdam tegenover een juwelier. Daarnaast werk ik ook nog bij de Albert Heijn als
leidster. Toen ik een keer aan het werk was bij beter horen, werd er bij de juwelier een overval
gepleegd. Daarbij werd de juwelier vermoord en dit op klaarlichte dag. Dit zag ik voor mijn
ogen gebeuren. Voorheen ging ik altijd alleen terug naar huis wanneer ik klaar was met werken.
Maar nu haalt een familielid mij op omdat ik mij niet meer veilig voel op straat.
Een andere vrouw van Turkse afkomst vertelde het volgende verhaal; Ik ben op mijn negende
jaar naar Nederland gekomen en woon nu in Amsterdam. Ik ga nog vaak terug naar mijn land
van afkomst: Turkije. Het liefst zou ik 6 maanden in Nederland wonen en 6 maanden in Turkije.
Ik voel mij als een vogel in een gouden kooi (Nederland) die verlangt naar het bos (Turkije). Na
het gesprek werd aan Simone en mij gevraagd of we vaker bij dialogen wilden zijn als
deelnemer. Dit leek ons allebei dan ook erg leuk en we hebben ons mail adres gegeven. Al met
al vond ik de dag van de dialoog een hele geslaagde dag.
48
6.7. Koerdisch Centrum
Sloterkade 10
18.00-21.00 uur
Aantal aanwezigen: 20
Om zes uur werden we verwelkomd met een heerlijke maaltijd. Het samen eten maakte de
sfeer meteen al geanimeerd en ongedwongen. Even na zevenen deelden we de groep in drieën,
schoven zo dat we elkaar allemaal goed konden verstaan en – na een korte inleiding waarin de
spelregels van de dialoog werden uitgelegd – gingen de dialogen van start. Het thema was
Amsterdam, de kleur van de stad en je er thuis voelen.
We zaten met zes mensen aan tafel. Een kleine groep, waardoor iedereen veel aan bod kwam
en het mogelijk was wat dieper in te gaan op wat er gezegd werd. We begonnen met een
voorstelrondje: ‘Wat is jouw kleur?’ Dit vereiste meteen al het nodige voorstellingsvermogen.
Ieder gaf uitleg aan de eigen kleur, wat die kleur voor hem/haar betekende.
Felrood: houdt actie in
Korenblauw: vreedzaam en vrolijk
Regenboog: een mix van alle kleuren
Roze/paars: de kleur van de hoop
Wit: dit riep de vraag op of wit een kleur was, geen kleur of juist een mengsel van alle
kleuren
Biljartlakengroen: rust en vrede
Thuis betekent voor H, een Nederlandse mevrouw, het gevoel dat ze krijgt als ze na een
vakantie in het centrum van Amsterdam komt, waar ze is opgegroeid. ‘Stadslucht maakt vrij!’ I
Een Koerdische mijnheer, voelt zich overal thuis, maar een huis heeft onderhoud nodig, je richt
het in en houdt het schoon om je er werkelijk thuis te voelen. Dat moet je ook met je stad en je
land doen.
49
Een Koerdische mevrouw, herinnert zich dat het eerste moment dat ze zich thuis voelde in
Amsterdam op het Leidseplein was. Zij denkt dat dit komt omdat zij Amsterdam op Istanboel
vindt lijken: chaos, veel keuzes, metropolische stad. Zij ervaart dat als veiliger dan het
platteland.
F, een Nederlandse vrouw ervaart Amsterdam
als ‘mijn stad, onze rijkdom’. Zij geniet van de
cultuur en oude kerken. Als we het thuisgevoel
proberen te vatten blijkt het te maken te
hebben met veiligheid, samen doen, geluk,
bekend/vertrouwd. En: vertrouwen bouw je op
door ervaringen. En dan tot slot, wat zie jij als
het ideale Amsterdam?
Zorgzaam zijn voor elkaar. In de buurt
lief en leed delen.
Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet
dat ook een ander niet…
Er moet meer geluisterd worden naar de
mensen, een horizontaal bestuur en commissies van buurten.
Als je niet kunt luisteren naar mensen dan ben je geen mens meer, organiseer
wat je wilt doen!
Verslag van andere tafel: Zara Tekin
De deelnemers aan mijn tafel:
1 Firat (Koerdisch)
2 Mehmet (Koerdisch)
3 Hans (Nederlands)
4 Martine (Nederlands)
5 Feyzi
6 Xane (Koerdisch)
7 Zara = Ikzelf de tafelleidster
Allereerst hebben we een soort van
Kennismakingsronde gehouden, waarbij
iedereen zich voorstelde en kort iets over
zichzelf vertelde. Vervolgens zei iedereen
waar ze bij het woord Kleurrijkheid aan
dachten.
Wat wel interessant en grappig was om te
horen is dat iedereen een andere voorstelling
en omschrijving gaf, voor hetzelfde woord.
Hierbij viel mij op dat hetzelfde woord hele
andere associaties bij mijn gesprekspartners
opleverde. Zelf dacht ik bij het woord
kleurrijkheid aan de vele verschillende
nationaliteiten die Amsterdam rijk is. Meer
dan 200 verschillende nationaliteiten leven in Amsterdam, wat zorgt voor een grote diversiteit
onder de Amsterdamse bevolking. Hierdoor zijn er verschillende restaurants en
uitgaansgelegenheden. Ik veronderstelde dat mijn tafelgenoten ook soortgelijke gedachtes
hadden, het tegendeel bleek waar te zijn. Na een omschrijving heb ik mijn tafelgenoten
voorbeelden op laten noemen.
50
Bijvoorbeeld Martine (voormalig kapster) dacht bij het woord Kleurrijk, aan groen in
Amsterdam. Als voorbeelden noemde zij het Amsterdamse Bos en het Vondelpark. Volgens
Martine is dat een belangrijk onderdeel van Amsterdam en bied dat tevens een gelegenheid
voor ontspanning en recreatie. Maar ook het Podium en het Filmmuseum vindt ze belangrijk wat
betreft bijdrage aan de kleurrijkheid in Amsterdam.
Hans vond kunstzinnigheid of kunstzinnige projecten een mooi voorbeeld van kleurrijkheid,
als voorbeeld noemde hij Onder de Bogen, de kunstateliers bij het Centraal Station.
Mehmet kwam met het punt dat
er overal camera's hangen,
waardoor volgens hem de privacy
van individuen wordt beperkt, hij
noemde dat eigenlijk als een soort
tegenhanger van kleurrijkheid,
alhoewel een andere tafelgenoot
juist van mening was dat dit het
gevoel van veiligheid vergroot,
omdat hierdoor het toezicht groter
wordt.
Een ander punt dat genoemd werd
bij deze dialoog is dat een goede
economie belangrijk is voor de
leefbaarheid in Amsterdam. Het
leuke van deze dialoog was,
volgens mij dat mensen met een
verschillende culturele achtergrond, die normaalgesproken niet zo snel een gesprek met elkaar
aan zouden gaan, dit wel deden door deze gelegenheid,.
Zo vertelde Martine dat ze een aantal keer op vakantie was geweest naar Turkije en dat dat
haar zeer goed bevallen was. Er waren echter ook minder positieve geluiden van haar kant te
horen. En dan met name met betrekking tot vrouwen die bedekt in zwarte gewaden (niqaab) in
Nederland rondlopen, zo gaf ze een voorbeeld van een soort van aanvaring die ze had met zo‘n
gesluierde vrouw. Ook gaf ze aan de geheel gezichtbedekkende gewaden niet echt te begrijpen
of te waarderen.
Vooral omdat dit volgens haar de
gezichtsuitdrukkingen verhult, wat de
communicatie bemoeilijkt. Uit het verhaal
kon ik opmaken dat het eigenlijk ging om
miscommunicatie, wantrouwen en
vooroordelen van beide kanten. Een
uitspraak die mij echt schokte en verbaasde
is weer een uitspraak van Martine, die zei:
"Volgens mij is er nu een Jihad aan de gang
tussen moslims en niet-moslims in de
wereld. Deze uitspraak schokte mij enorm,
wat ik haar ook liet merken.
Ik vroeg haar ook waarom ze dat dacht en
wat ze verstond onder een Jihad? Zij zei: "Nou als je kijkt naar de wereld en de hele situatie
van 11 september en de oorlog in Irak etc.". Ook een aantal andere tafelgenoten moest wel
even fronsen van haar uitspraak m.b.t. de Jihad. Maar dat is de waarde van vrijheid van
meningsuiting, die inzicht biedt in de denkwijze van anderen en in hoe anderen dingen ervaren.
Daarom is zo’n Dag van de Dialoog ook een heel erg goed initiatief en mooie manier om de
communicatie tussen allochtonen en autochtonen te verbeteren. Maar ook autochtonen kunnen
leren van elkaar. Een initiatief dat in de toekomst zeker georganiseerd moet blijven worden.
51
6.8. Surinaams Café Mansro
Eerste Sweelinckstraat 13
Tijd: 19.00-21.00 uur
Aantal aanwezigen: 16, verslag Joke Jongejan
Wanneer voel je je thuis?
August voelt zich zowel in Nederland als in Suriname thuis. Als hij in Suriname komt, denkt hij:
‘aha, weer thuis.’ Als hij terugkomt in Nederland denkt hij hetzelfde. Het is ongeveer 50% thuis
voelen in Suriname en 50 % thuis voelen in Nederland. ‘Wat geeft Nederland jou?’
August antwoordt dat hij hier
veel bereikt heeft en dat zijn
moeder trots op hem is.
Tineke voelt zich thuis waar zij
zich veilig voelt. En dat kan bij
haar thuis zijn, in de
Quellijnstraat, maar ook bij
familie, of in de kroeg.
Maureen voelt zich thuis in
haar huis in Het is daar rustig.
En in de zomer is het net een
camping met al het groen en
de buren die buiten zitten. In
de winter maakt ze zelf een
thuis door het gezellig te
maken. Dit brengt ons op de
vraag: is je thuis voelen iets
dat je zelf maakt of iets dat er
al is? Nona voelt zich nergens thuis. Zij voelt zich thuis als ze dakloos is: ‘ik voel me thuis in de
buurt, als ik geen huis heb’.
Rinske voelt zich nu hier thuis is Café Mansro, met ons aan een tafel. Of je je wel of niet thuis
voelt heeft ermee te maken of je je met jezelf kunt verbinden. Dit roept de vraag op: ’Wat is
dat, je met jezelf verbinden?‘ Als je jezelf bent, je accepteert jezelf en je hoeft geen dingen te
doen. ‘Je bent niet eenzaam en de mensen accepteren je. Ik vraag of iedereen een voorbeeld
kan geven van een moment waarop hij of zij dacht: Aha, nu voel ik mij thuis.
Maureen antwoordt: ‘vandaag nog
op mijn werk’. Dat maakt mij
nieuwsgierig, want hoe is dat: je thuis
voelen op je werk. Maureen vertelt
dat zij haar werk heel erg leuk vindt.
Ze werkt op een school voor zeer
moeilijke opvoedbare kinderen en is
docent handel en administratie, en
ondanks de zwaarte van het werk
voelt zij zich daar thuis. Ze heeft een
eigen lokaal dat ze zelf heeft
ingericht. Ze heeft leuke collega’s en
ze heeft de steun van haar baas.
‘Ik ga fluitend naar mijn werk.’ Rinske
voelt zich ook thuis op haar werk.
Gisteren bijvoorbeeld tijdens een
ontmoetingsdag in Ede over sport en beweging. Het maakt haar enthousiast als ze kan vertellen
over iets wat haar ter harte gaat, namelijk dat sport leuk en goed voor iedereen is. Maar Rinske
voelt zich ook thuis als ze op de bank zit te lezen. Als je maar verbinding hebt met jezelf. En
dan voelt Rinske zich overal thuis.
52
Nona vertelt over hoe het was toen ze dakloos was. Alleen toen kon ze zichzelf blijven. Ze
hoefde zich niet aan te passen: ‘ik was trouw aan mezelf. Zonder huis, zonder belasting, zonder
alles. Ik zou in een oerwoud willen leven net als de mensen vroeger. Toen ik geen huis had
voelde ik me vrij. Ik pleegde geen aanslag op het milieu.’ We praten even over de politieke
situatie in Nederland. Het maakt sommige
van ons strijdbaar: ‘jullie pakken het
(thuisgevoel) mij niet meer af.’ We vragen
aan Nona ons te vertellen hoe het is om je
thuis te voelen als je dakloos bent. Nona
vertelt: ík lag op de stoep te slapen, ik werd
wakker, het sneeuwde, mijn slaapzak was
warm, ik hoefde niets, ik moest niets, ik
voelde me vrij, van veel ballast bevrijd. Nu
woon ik al weer zeven jaar in een huis. Ik
heb dat geaccepteerd zoals het is. Ik moet
hier mee omgaan.’
We proberen ons in te leven in de situatie
van Nona.
Wat zouden wij doen, denken en voelen als wij zo wakker werden op de stoep. En wat is ons
antwoord op de vraag: Wat is thuis voelen?
Rinske zou eerst naar het Marnixbad gaan, dan zou ze een leuke vent zoek en bij hem lekker
warm in bed kruipen. Ze zou denken als ze wakker wordt: ‘O, wat ben ik vies.’ En voor haar is
thuis voelen; warmte.
Maureen zou naar haar moeder gaan. Ze zou denken: ík wil een huis. Ze zou zich
verschrikkelijk eenzaam voelen. Thuis voelen is ook met andere mensen zijn. Tineke zou zich
alleen voelen, eenzaam. Ze zou in een huis willen zijn. Thuis zijn is ook de liefde en
geborgenheid van andere mensen.
August zou weggaan naar Suriname. Hij zou zich rot voelen. We besluiten het gesprek met te
concluderen dat thuis voelen zowel trouw aan jezelf blijven is en dat andere mensen er een rol
bijspelen. Het blijft de vraag hoe. Heb je andere mensen nodig om je thuis te kunnen voelen?
Maar voor deze vraag zouden we nog een avond nodig hebben om deze te kunnen
beantwoorden. We praten er aan de bar verder over na.
53
7. Verslag dialoog 17 februari 2011 over erkenning in de Ontmoeting
1. Vragen
Erkenning: wanneer voel je je erkend?
Heeft erkenning te maken met geld?
Is erkenning gehoord worden?
Wat heeft erkennen te maken met ontkennen?
Wat heeft erkenning te maken met vooroordelen?
Wat heeft erkenning te maken met eigenwaarde?
Wat is respect tonen?
Wat heeft kennis ermee te maken?
Is er nu nog slavernij?
2. Voorbeelden/Ervaringen
Op mijn werk zeiden de ‘witten’ dat de ‘zwarten’ sterker zijn dan de witten.
Op mijn werk zeiden ze dat de ‘zwarten’ luier zijn, niet capabel genoeg.
Ik ben opgevoed met het idee dat je bescheiden moet zijn. Bescheidenheid is van grote waarde
voor sommige Surinamers. Daarom werd ik steeds op mijn werk gepasseerd. Ik was niet
assertief genoeg. Dat heb ik moeten leren. Nu zegt mijn baas dat ik niet capabel genoeg ben
om door te groeien.
3. Gesprektafels, samenvatting
Tafel van Emma
54
In deze groep is gesproken over vooroordelen op het werk. Jetty is avondhoofd in de
verpleging. Daar moest men erg aan wennen. P. is veel gepest in zijn jeugd. Hij was de enige
Surinaamse leerling op school en werd veel uitgescholden als pinda of poep chinees. Volgens
sommigen moet je eerst jezelf erkennen en waarderen. Dat voorkomt een slachtofferrol.
Tafel van Mar Oomen
Kennis van je eigen verleden is belangrijk om jezelf te accepteren. Vooral als je kinderen krijgt.
Het gaat om het geven van erkenning aan de ander.
Tafel Ineke
Het geven van gemeende complimenten is het begin van erkenning.
Tafel van Natascha
De groep probeerde het slavernij verleden en de betekenis voor anderen echt te begrijpen.
Hoe kunnen we door beter begrip de pijn van een ander erkennen.
Tafel Gerard
De pijn van het verleden wordt nog steeds gevoeld. De verhalen hebben de groep geraakt. Men
kan in de huidige maatschappij de door de slavernij opgeroepen gevoelens nog steeds merken.
Tafel Sylva
Aan onze tafel ging het over het niet erkend worden door je vader. Men is niet bezig met het
krijgen van erkenning, maar er is een besef van het ontbreken van een gedeelde geschiedenis.
Dialoogtafel Natascha Zoutewelle: over de negerkus en kleurrijke pieten
Ik was niet de enige die dacht dat het afschaffen van de negerzoen misschien wel overdreven
zou zijn. Laat staan het weghalen van de zwartepiet uit ons o zo gezellige sinterklaasfeest. Was
het niet veel beter om de associatie zelf tussen zwartepiet en slavernij te veranderen dan de
zwartepiet te elimineren uit de Nederlandse traditie? En was het niet beter om de negerzoen
gewoon als iets heerlijk is gaan zien in plaats van iets negatiefs? De negerzoen is immers een
bekende lekkernij, geen hond die daar iets kwetsends bij denkt.
Aan het eind van deze Dialoog kwam ik erachter dat dit een theoretische realiteit was. Vanuit
mijn geschiedenis als autochtone Nederlander is dit een logische redenering. Ik heb geen
persoonlijke ervaringen met onderdrukking of jezelf tweederangs burger voelen. Ook niet van
horen vertellen, dichtbij via ouders of grootouders bijvoorbeeld. Ik heb er dus geen enkele
negatieve persoonlijke associaties bij zwartepiet en de negerzoen.
Afgelopen donderdag 17 februari organiseerde het platform Dialoog in Actie in De Ontmoeting
(in Amsterdam Zuid) een dialoogmaaltijd met de Surinaamse gemeenschap in Amsterdam.
Thema was: 'het slavernij verleden'. Een aantal Surinamers vertelde mij hoe hard de klap in het
gezicht voor hen is, ieder jaar weer, als het sinterklaasfeest gevierd wordt. De zwartepiet die
als knecht de blanke Sinterklaas hoog op het paard dient, dat roept weerstand op. De
55
tegenstelling zwart/wit: zwart is klein en laag, wit is de baas. Die associatie is in hun hoofden
wel aanwezig en dat is erg pijnlijk voor Surinaamse Nederlanders. Mijn twee Surinaamse
tafelgenoten vertelden uitvoering over wat een dergelijk beeld anno 2011 met hen doet. Dit is
de emotionele en historische realiteit.
In deze moderne tijd zouden we dat toch aan kunnen passen? Gezamenlijk bedachten we hoe
we de Sint van zijn paard konden jagen, de pieten rood geel of groen zouden schilderen en wat
dat zou opleveren.
Het was een mooi gesprek en er werd veel uitgewisseld, ook over het belang van het
traditionele feest voor autochtone Nederlanders. Mijn beeld bij de onschuldige Sinterklaas is nu
voor eeuwig veranderd. Volgend jaar neem ik alleen genoegen met een piet die niet zwart is
maar geel, groen of rood met witte stippen.
Zo zie je, een gesprek kan 'wonderen' verrichten.
Met dank aan Frank Mansro!
56
8. Dialoog 22 maart met Turkse ouderengroep van “De Ontmoeting”
Thema: erbij horen
Aanwezigen
Er waren 22 mensen aanwezig, waaronder zes vrijwilligers van de dialoog.
Voorbereidingen
Ik heb twee voorbereidende gesprekken gehad met de coördinator van de Turkse groep Berrin
Is. Tijdens deze twee gesprekken kwam naar voren dat veel deelnemers aan de Turkse groep
zich zorgen maakten over de aangekondigde bezuinigingen op het welzijnswerk. Ze zien dat er
door de bezuinigingen minder mogelijkheden zullen zijn om elkaar te ontmoeten. Als er minder
mogelijkheden zijn om elkaar te ontmoeten dan is men bang om zich buitengesloten te voelen.
Vandaar het thema: erbij horen.
Het gesprek
Het gesprek werd gevoerd aan de hand van de volgende drie vragen: Wanneer hoor je erbij,
wat is de waarde van samen zijn en moet je erbij horen? Er werden verschillende voorbeelden
ingebracht. Bijvoorbeeld ervaring op de werkplek, waarbij een deelnemer vooral tijdens de
pauze als ze samen met haar collega's koffie dronk het idee had dat ze erbij hoorde. Uit de
voorbeelden kwam duidelijk naar voren dat erbij horen wel van twee kanten moet komen. Je
kunt niet verwachten van mensen dat ze je het gevoel geven dat je erbij hoort als je zelf ook
geen actie onderneemt om erbij te horen.
Aan het einde van het gesprek hadden we het weer over de bezuinigingen. Hoe kunnen we
zorgen dat we er toch nog bij horen, ook als er bezuinigd wordt op het welzijnswerk. Een
deelneemster wiens man vroeger bij de AA zat, vertelde dat zij altijd zelf de ruimte regelde voor
de bijeenkomst. Het kostte niet zoveel moeite, steeds was er ergens wel een plek te vinden
waar ze voor weinig geld bij elkaar zouden kunnen komen. Waarom zou dit niet mogelijk zijn
voor de Turkse groep? Dit zou wel betekenen dat deelnemers een kleine eigen bijdrage moeten
betalen, al is het alleen maar voor de koffie. Volgens sommige vrouwen zou dit een probleem
zijn. Het algemene idee was echter dat men er ook wat voor over moet hebben om bij elkaar te
kunnen komen en als de eigen bijdrage niet meer dan 1 à 2 euro is moet dit overkomelijk zijn
ook als je alleen maar een bijstandsuitkering hebt.
Evaluatie
Het was een geslaagd gesprek. De opkomst was hoog, er waren veel mensen van Turkse
afkomst.
57
9. Verslag van de dialoog in de LJG 28 maart 2011
Thema: identiteit
1. Vragen
Wat is de Nederlandse identiteit (Marokkaans-Nederlands, Joods, Surinaams-Nederlands)?
Hoort Sinterklaas bij de identiteit?
Horen taal, cultuur, tradities, gewoontes, geschiedenis erbij?
Wat heeft identiteit te maken met de plek waar je woont?
Hoort uiterlijk bij je identiteit?
Hoe bepalen reacties van anderen jouw identiteit?
Wanneer voelde je je Nederlander?
2. Ervaringen
Wanneer voelde je je Nederlander, op welk moment?
Toen het eerste homo-huwelijk werd gesloten, en ik was in het buitenland, voelde ik me
Nederlander.
Op 4 mei voel ik me Nederlander.
Tijdens de wereldkampioenschappen voetbal.
Toen ik op Schiphol landde en ik Nederland vanuit de lucht weer zag voelde ik me Nederlander.
Deelnemers gesprekstafel Joke Jongejan
Joke, Threes, Ab, Thea D, Thea K, de heer Aznadi en Daan
Ab kan niet zoveel met het begrip identiteit. Hij zou liever niet in Nederland wonen. Hij schaamt
zich nu soms voor zijn land. Hij vindt dat sommige politici tweedracht zaaien. Hij heeft soms het
gevoel: ‘is dit Nederland, ik dacht dat het een tolerant land was?’ Maar waar moet je heen
verhuizen? Thea K. zou nooit naar een ander land willen verhuizen. Thea D. heeft een jaar in de
VS gewoond. Daar besefte ze haar Nederlandse identiteit. Maar hoe dan? Er is daar volgens
Thea minder binding tussen de mensen. Er is meer materialisme en ze miste het gevoel dat ze
kreeg als ze over de Albert Cuyp loopt. De heer Aznadi is geboren in Marokko. Hij spiegelt zich
aan zijn kinderen. Sommige hebben het moslim geloof behouden anderen niet. Hij laat hen daar
vrij in. Rupino vindt dat de identiteit zich ontwikkelt met anderen. Hij denkt hierbij aan de
verhalen van anderen: hoe de anderen jou zien, dat bepaalt je identiteit. Wat kan je betekenen
voor anderen?
We concluderen dat je als je in het buitenland verblijft, of als je identiteit onder druk staat (we
denken hierbij aan de verhalen van onze joodse gasten bij de inleiding) dat je dan beseft wat je
Nederlandse identiteit is.
We komen op de vraag van Ab: wanneer schaam je je voor de Nederlandse identiteit? Als
iemand de nadruk legt op de scheiding, terwijl het zou moeten gaan om verbinden. Wanneer
zijn we trots op onze Nederlandse identiteit? Rupino voelde zich trots toen hij in Amerika was
en in een taxi stapte. Toen hij vertelde waar hij vandaan kwam zei de taxichauffeur: ‘daar
hebben ze de beste gezondheidszorg van de wereld’. Rupino is longarts en hij weet uit ervaring
dat dit zo is. Toen voelde hij zich trots op zijn Nederlandse identiteit. Thea vindt dit gevoel bij
de Deltawerken. Aznadi bij het feit dat hier iedereen te eten heeft. Wanneer voelen we de NL
identiteit? Op 4 mei! We concluderen dat een deel van je identiteit wordt bepaald door
Nederland. Verder zijn we het met Rupino eens. Je bent wat anderen van je vinden. Thea voegt
hieraan toe: ‘als ik mezelf erin (in de mening van anderen) kan terugvinden.
Gesprekstafel Sylva van Rosse
Het gezelschap aan tafel was heel gemengd, er zaten gelovige mensen en mensen zonder
formeel geloof. In het gesprek werd duidelijk dat 4 mei voor de oudere deelnemers sterk met
hun identiteit te maken heeft. De betekenis van die dag verschilt echter enorm voor de Joodse
deelnemers en de niet-Joodse deelnemers. De één denkt aan zijn eigen familie, de ander aan de
gezamenlijke Nederlandse strijd tegen wat slecht is. Waar allen het over eens waren, was dat
het belangrijk is dat we als Nederlanders elkaars verleden kennen. Dat we ons bewust zijn van
de rol die verschillende partijen in elkaars verleden hebben gespeeld, en van de pijn die bij
elkaar is veroorzaakt.
58
Gesprekstafel Roos met assistentie van Mar
Negen mensen hadden we aan onze tafel. Met stuk voor stuk zeer verschillende achtergronden.
Roos vroeg iedereen zich voor te stellen en drie dingen te noemen die iets zeiden over zijn of
haar identiteit.
Gert Jan, is opa, vrijwilliger.
Harrie is vader, joods en psycholoog.
Joke is moeder, oma en assistent op een basisschool, wijlen haar man was Fransman.
Elisabeth is Surinaams, Duits, juf en heeft een eigen bedrijf.
Rosa is student aan de Rietveld academie, receptioniste, en heeft (nu al) in 7 verschillende
huizen in Amsterdam gewoond.
Lies is humanist, oorlogswees, haar ouders stierven al aan het begin van de oorlog.
Sheila heeft heel veel achtergronden, Hongaars, Russisch, Amerikaans, maar woont nu al lang
in Nederland. Zij voelt zich niet verbonden met een bepaalde nationaliteit.
René komt uit Amsterdam, stamt af van Portugese joden en voelt zich een echte
Amsterdammer.
Alle deelnemers aan de dialoog werd gevraagd na te denken over een situatie waarin ze zich
heel erg Nederlander hadden gevoeld, of juist helemaal niet.
Sheila vertelde dat ze tien dagen daarvoor in Israel was geweest en ter plaatse een fiets wilde
huren. Doorgaans doen alleen tieners dat in Israel. Dus de verhuurder zei tegen haar: 'jij wilt
een fiets huren? Dan kom je vast uit Nederland.'
Lies vertelde dat ze op een vrouwenontmoetingsdag was geweest met Joden, Katholieken en
wat al dan niet. Daar trad een buikdanseres op. 'Dat is ook typisch Nederlands, dat alles en
iedereen hier bij elkaar zit.'
René vertelde dat hij een paar maanden geleden in Israel was. Hij zat in een gezelschap van
vrienden en vrienden van vrienden. Op een gegeven moment vroeg iemand hem: waar kom jij
vandaan? Nederland, antwoordde René. 'oh', reageerde men, 'dan ben jij dus geen jood.'
René was geschokt en voelde zich erg ongelukkig.
Gert Jan was in België voor een bijeenkomst over filosofie. Hij vroeg iemand: hoe doen jullie
hier aan verantwoording? Reactie: dat is ook typisch Nederlands, die vraag: wat levert het op?
Harrie vertelt over voorvallen uit zijn pubertijd die hem deden voelen 'niet bij Nederland te
horen’. Zo zou hij een niet Nederlands handschrift hebben.
Elisabeth vertelt over een voorval op haar school, een school voor moeilijk opvoedbare
kinderen. Zij had een jongen gecorrigeerd die nare discriminerende opmerkingen maakte en
een collega over het voorval verteld. Tot haar grote verbazing en verontwaardiging reageerde
de collega schouder ophalend: die jongens zitten hier niet vanwege hun zweetvoeten. Zo van:
er is iets met die jongen, hij kan er niets aan doen dat hij discriminerende opmerkingen maakt.
Elisabeth voelde zich gekwetst en niet gesteund.
Vrijwel unaniem wil de groep het voorval van René verder bespreken, en als er tijd over is dat
van Elisabeth.
Door de vragen die iedereen stelt en het verhaal van René wordt langzaam maar zeker duidelijk
waarom René zich zo ongelukkig voelde door de opmerking: “dus jij bent geen jood”. René is –
kort samen gevat – een 'onderduik kind'. Zijn ouders zaten in de oorlog in de ondergedoken. Na
de oorlog deden ze er alles aan hun jood zijn te verbergen. René moest vooral niet opvallen,
mocht bijvoorbeeld niet met gebaren praten – dat was te joods. Juist doordat hij zo zijn best
deed niet op te vallen, viel hij juist wel op, was hij apart. Hoorde hij er in zijn klas niet bij.
Hijzelf en zijn ouders bleven hun uiterste best doen zich niet joods te gedragen. René is ook
niet religieus opgevoed. Zijn ouders wilden wel graag dat hij een joodse vrouw trouwde (dat zou
makkelijker zijn, vanwege het gedeelde verleden en de gedeelde cultuur), maar dat was geen
59
verplichting. Dus René had tal van Nederlandse vriendinnen, altijd ging het weer uit – tot hij
een Israelische vrouw leerde kennen, met haar is hij getrouwd. Op zijn werk – hij werkte bij
een Duits bedrijf (het bedrijf notabene dat in de oorlog het gas cyclon B had geproduceerd) -
had hij voor de bruiloft vrijgenomen, en gezegd dat hij naar Spanje ging op vakantie. Niemand
hoefde te weten dat hij joods was, en dat hij ging trouwen.
Op zijn bruiloft in Israel kreeg hij een felicitatietelegram van zijn baas. Die had het hele verhaal
gehoord. Vanaf dat moment durfde René er langzaam maar zeker voor uit te komen dat hij Jood
is en mag zijn.
Nu hij zich dan eindelijk voluit Jood durft te voelen, zeggen Joden in Israel: als je uit Nederland
komt, ben je geen jood. René vond het verschrikkelijk.
Hoe ingewikkeld identiteit verankerd kan zijn in een persoon, dat werd duidelijk aan de hand
van dit voorbeeld.
60
20. Verslag dialoog straatpastoraat 30 maart 2010
Marc Koppels
Inleiding
De vier dialogen vorig jaar waarbij bezoekers van het straatpastoraat als gespreksleider
optraden waren gedeeltelijk een succes. Enkele van de gespreksleiders vinden het erg leuk om
een gesprek te leiden en de niet daklozen vinden het interessant om in gesprek te zijn met
daklozen. Wat niet bleek te werken was het organiseren van dialogen in opvanghuizen. De idee
was dat het interessant zou zijn voor omwonenden. Het is de inloophuizen echter niet gelukt om
deze omwonenden ook te interesseren voor de dialoog. Daarnaast is het nog zoeken naar de
juiste werkvorm om met elkaar in gesprek te gaan.
Vandaar een dialoog met mensen van het straatpastoraat en vrijwilligers van de interculturele
dialoog om samen te onderzoeken wat de juiste werkvorm is. De volgende stap is om dan te
gaan kijken waar we deze nieuwe dialogen willen aanbieden.
Aanwezigen
Via de interculturele dialoog: Wijnand, Henk, Francien, Mar, Tineke,Hiske en Erica.
Via het straatpastoraat: Marcel, Allan, Marko, Alfredo en Tatiana (Pam, Youssef en Andy hebben
afgezegd)
Programma
Het thema van de avond was “geluk”. Voor de pauze stond de vraag centraal: Wat zijn de
voorwaarden voor geluk? Na de pauze de vraag: Is geluk maakbaar? Voor de pauze gingen we
in kleine groepjes van vier personen met elkaar in gesprek en zonder dat er een duidelijke
gespreksleider was. Na de pauze gingen we in groepen van zes in gesprek, nu was iemand van
het straatpastoraat de gespreksleider en iemand van de interculturele dialoog had een
ondersteunende rol.
Nabespreking
Na afloop van beide gespreksrondes hebben we ruim de tijd genomen om het proces te
evalueren. De volgende punten kwamen naar voren:
In een groep van vier personen praat je makkelijker over persoonlijke dingen.
Je hebt minimaal 45 minuten nodig per gespreksronde, dit zowel bij vier als bij
zes personen.
Het werkt goed als de gespreksleiders zelf ook participeert in het gesprek.
Het werkt goed om vooraf een vraag te formuleren en die in het achterhoofd te
houden bij het voeren van het gesprek.
Met een grotere groep is het gesprek spannender, omdat er meer verschillende
meningen zijn.
Het is leuk om eerst een oefening te doen als warming-up om met het thema
bekend te raken en dan pas te beginnen met de socratische dialoog.
De taak van de coach van de gespreksleider is voornamelijk om steeds te vragen
naar persoonlijke voorbeelden als mensen in algemeenheden praten.
Het is een goed idee om “De straatklinkers” en de dialoog in combinatie aan te
bieden.
Misschien is het goed om eerst iets theatraals als warming-up te doen en dan pas
met de dialoog te beginnen.
Er moeten niet meer dan acht mensen in een groep zitten.
Het is belangrijk om goede reclame te maken voor de dialoog.
Het is een idee om contact op te nemen met Ruben van Swieten hij is de Zuid-As
dominee en verbonden aan de Thomas kerk.
61
Methode
De methode die uit deze avond naar voren komt is de volgende. Tevoren wordt er een vraag bij
het thema geformuleerd. Het is belangrijk dat dit een mooie vraag is die uitnodigt tot
zelfonderzoek. Voordat het gesprek begint moet er genoeg ruimte zijn voor de deelnemers om
met elkaar kennis te maken. Hierdoor voelen de deelnemers zich meer op hun gemak en zijn
daardoor sneller bereid om vrijuit te spreken. Het is belangrijk om de vier basisregels van de
dialooghouding duidelijk uiteen te zetten:
Spreek uit eigen ervaring, kom met concrete voorbeelden.
Neem de tijd, luister naar wat de ander te vertellen heeft.
Wees nieuwsgierig, stel vragen.
Probeer even niet te denken wat je er zelf van vindt. Daar is aan het einde
gelegenheid voor.
Het thema dient te worden ingeleid met een leuk verhaal of anekdote. Hierdoor kunnen de
deelnemers alvast wennen aan het thema en raken ze ook in een meer reflectieve stemming
(de verhaalkeuze is belangrijk). Daarna is er de mogelijkheid om een introducerende oefening
aan te bieden. Vervolgens kunnen de deelnemers in subgroepen uiteen. De instructies, hoe het
gesprek te voeren en de vraag moeten ook op papier worden uitgedeeld. De volgende fases zijn
voor het gesprek in subgroepen te onderscheiden:
1. De deelnemers bedenken en vertellen een concreet voorbeeld uit hun eigen leven
wat met de uitgangsvraag te maken heeft.
2. De gespreksleider geeft hiervan een samenvatting en stelt vragen. De deelnemers
worden ook uitgenodigd om vragen te stellen.
3. Als iedereen die wat wil inbrengen iets heeft ingebracht worden de deelnemers
uitgenodigd om te proberen een antwoord op de vraag te formuleren. Ook wordt
er naar argumenten voor het antwoord gevraagd.
4. Tot slot deze laatste stap is facultatief (en kan eventueel ook plenair worden
behandeld, dus niet in de subgroepen) kan er naar de essentie worden gevraagd.
Als je terugkijkt op het gesprek, wat gaat je dan aan het hart?
Evaluatie
Iedereen was erg enthousiast over het gesprek. Daarbij moet worden opgemerkt dat we wel
met allemaal mensen waren die ervaring hebben met de methode. Als we naar buiten treden
met onze dialoog moeten we ervoor zorgen dat er per subgroep twee vrijwilligers van het
straatpastoraat en een vrijwilliger van de interculturele dialoog mee gaan. Er is per subgroep
dan plaats voor vijf gasten. Als we ergens op bezoek gaan en er moet voor 15 mensen plek
zijn, dan moeten er dus zes mensen van het straatpastoraat en drie van de interculturele
dialoog mee. Nu waren er maar vier mensen van het straatpastoraat aanwezig, misschien is het
goed om de vrijwilligersvergoeding toch te verhogen naar € 10 per keer. Het werkt goed als de
gespreksleider ook zelf participeert in het gesprek. Het is dan wel belangrijk dat de vrijwilliger
van de interculturele dialoog in de gaten houdt dat de deelnemers uit eigen ervaring spreken.
Het is leuk om, voor dat de dialoog begint, een oefening met het thema te doen. Deze oefening
valt op verschillende manieren in te vullen, mogelijk iets theatraals. Voor het dialoog gesprek
zelf moet een uur worden ingeruimd. Het hele programma neemt op deze manier twee uur in
beslag.
62
11. Verslag gesprek mantelzorgers bij gebouw combiwel / wijkpost west
vrijdag 25 juni 2010
Gespreksleider
Edu Dumasy
Thema: vrije dialoog
Een achttal personen namen deel aan de dialoog.
Na een eerste voorstellingsronde kwamen de volgende gesprekspunten naar voren:
Vrijwilligers zouden extra steun willen hebben als ze om hulp aankloppen bij de
gemeente in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).
Iedereen dient recht te hebben op een case manager en dat is te regelen via loket 6
(zorg en samenleving).
Volgens Rupino Griffioen werkt deze wet nog gebrekkig maar heeft iedereen er recht op.
Daarvoor moet je de gemeente bellen en kunnen `doordrammen’ en eventueel een
bezwaarschrift indienen.
Het lijkt een structureel probleem te zijn afgaande op de reacties in de groep vooral voor
mantelzorgers die niet zo assertief zijn. Eén mantelzorger vertelt dat ze niet zo’n probleem
heeft omdat ze in staat is door te drammen en steun heeft van een familielid.
We zouden de wethouder van het stadsdeel kunnen vragen om toelichting op een drietal
vragen, die we dan wel zouden moeten voorbereiden.
Iedereen wordt verzocht aan Rupino Griffioen deze vragen telefonisch door te geven.
Een van de problemen is dat de kwaliteit van de hulpverlening erg varieert. Het ligt aan de
kwaliteit en betrokkenheid van de mantelverzorger, men heeft tijd te kort en er zijn te weinig
financiële mogelijkheden. Met name door de inschakeling van flexwerkers is er steeds meer
sprake van ondeskundigheid en loopt de hulpverlening niet zo goed.
12. Verslag dialoog mantelzorg in Jan van der Heijdenhuis 22-04-2010
Ervaring: ik ben altijd druk met het verzorgen van mijn kind die aan een nierziekte (dialyse)
lijdt.
Vraag: waar vind ik rust?
Ervaring: het doet mij pijn om het leed van mijn geliefde te zien.
Vraag: wat doet het lijden met jou? Kan je het loslaten? Kan je het lijden lichter maken? Waar
kan ik ontspanning vinden? Kan ik van het lijden iets positiefs maken? Kan ik iets voor mezelf
doen?
Ervaring: ik ben altijd bezig met het verzorgen van mijn partner.
Vraag: waar leg ik mijn grenzen?
Ervaring: mijn kind kijkt mij altijd blij aan als ik iets voor haar doe.
Vraag: geeft zorgen iets terug?
Ervaring: ik kan het bijna niet meer aan.
Vraag: wanneer vraag je hulp aan anderen? Moet je hulp vragen en durf je dat?
Ervaringen: de deskundigen van het ziekenhuis nemen me niet serieus.
Vraag: waar haal je de moed vandaan? Wanneer word je gehoord?
Ervaring: mijn kind PDD-NOS/borderline mag niet meedoen in de maatschappij en op school.
Vraag: kunnen mensen met een handicap meedoen?
Ervaring: Je moet de artsen vertrouwen.
Vraag: wanneer vertrouw je de deskundigen?
63
13. Verslag Oefenbijeenkomst Restorative Circles – 22-04-2010
Door Harry Brockhus
Aantal deelnemers: 30
Introductie
Harry heet welkom, introductie Joke Jongejan & Gert-Jan Wijnands, dank aan de
Protestantse Diaconie, introductie Émile & Sabine.
Disclaimer: we zijn hier allemaal aan het leren!
Uitleg
Wat is RC, wie is Dominic Barter, intro/FP/oefengroep.
Kernprincipe van RC zoals ik het begrijp.
3 stadia: pre-cirkel, cirkel, post-cirkel
Vragen beantwoorden
Uitleg van de pre-Cirkel - Harry doet een cirkel voor met Sabine
Pre-Cirkel met 2 personen
Opdracht: check wie een conflict voorstelt, spreek af wie faciliteert.
Het voorval beschrijven totdat het is ontbloot van alle oordelen, en is teruggebracht tot een
observatie. Dan de twee overige stappen zoals op het formulier staat vermeld; gebruik exact de
formulering van het papier.
Terug in de kring: Vraag korte reacties, maximaal 2 stuks.
Wie is bereid zijn/haar voorval open in de cirkel te spelen? Die kiest mede-
vertegenwoordigers uit de deelnemers. Vraag aan de auteur of het conflict niemand betreft die
in de zaal aanwezig is.
Start van de cirkel
Het voorval dat is aangedragen: "Op [datum] heb ik mijn dochter gevraagd om een geldelijke
bijdrage aan het huishouden te leveren."
Behalve moeder en dochter, zijn aanwezig in de cirkel [gezichtpunt van de initiator van de cirkel
tevens auteur van het voorval] de ex-man, de zoon, de vriend van dochter en de facilliator.
Einde van de cirkel & evaluatie
Vraag naar de ervaring aan de cirkel deelnemers.
Vraag naar ervaringen uit de rest van de groep.
Reacties van deelnemers: er is veel betrokkenheid, het interesse-niveau ligt hoog. De
deelnemers vragen veel. Ze geven aan deze manier van conflicthantering met interesse te
verwelkomen. Veel mensen geven ook te kennen dat ze vaker naar een oefengroep willen
komen.
64
Bijlage 1: Handleiding: het organiseren van een dialoog
1. Wie, waar, wanneer en wat.
Dit doe je maximaal 2 maanden van te voren:
* Met wie wil je de dialoog houden?
* Waar wil je de dialoog laten plaatsvinden?
* Op welke datum en tijd wil je de dialoog laten plaatsvinden?
Zoek een plek op waar je de dialoog wil organiseren (Buurhuis, moskee, buurtcafé,
vereniging, enz.) . Maak een afspraak met de leiding of coördinator van de groep met wie je
de dialoog wilt houden. Gezamenlijk met de gastheer/vrouwgroep een thema kiezen voor de
dialoog. Dit doe je gezamenlijk, omdat het van belang is dat het thema leeft onder de
deelnemers. Is het thema interessant genoeg om mensen enthousiast te maken om mee te
doen?
* Nagaan of je eten en drinken nodig hebt tijdens de dialoog, zo ja hoeveel gaat dit kosten.
Nagaan of er voldoende budget is.
* Nagaan of er genoeg stoelen en tafels aanwezig zijn op de locatie.
2. Planning maken.
Maak duidelijk wanneer, wie wat doet en hoe lang dat duurt.
* Maak een planning zodra de groep, de locatie, de tijd en datum, het thema en de
benodigdheden duidelijk zijn. Maak eventueel een begroting met een subsidie aanvraag.
3. Uitnodiging maken.
Doe dit maximaal 6 weken van te voren en minimaal 2 weken.
Op de uitnodiging moet staan:
* Thema
* Aantal vragen die te maken hebben met het thema
* Datum, tijd, locatie, adres
* Telefoonnummer en e-mail adres waar mensen zich kunnen aanmelden
* Een eventuele foto van de deelnemers of een foto die betrekking heeft tot het thema.
4. Uitnodigingen verspreiden.
Doe dit maximaal 4 weken van te voren en minmaal 2 weken.
Tip: breng de uitnodigingen persoonlijk rond. Dit werkt het meest effectiefst.
Er is een adressenlijst en emaillijst op de diaconie
5. Gespreksleiders werven.
Doe dit maximaal 4 weken van te voren.
Tip: Doe dit tegelijk wanneer je de uitnodigingen verstuurt.
6. Fotograaf zoeken.
Zoek eventueel een fotograaf om tijdens de dialoog foto’s te maken. Dit kun je gebruiken
voor je verslag, website, volgende dialoog enz. Doe dit maximaal 4 weken van te voren.
7. Persbericht opstellen.
Maak een lijst waar je het persbericht heen wilt sturen. Denk aan bladen, kranten, websites
enz. Doe dit maximaal 6 weken van te voren. Zorg dat op het persbericht het volgende
vermeld staat:
* Thema.
* Uitleg waarom dit thema.
* Vraagstelling.
* Motivatie waarom je de dialoog organiseert.
* Datum, tijd, locatie, adres.
* Telefoonnummer en mailadres waar je, je kunt aanmelden.
65
8. Herinnering sturen naar de bezoekers en gespreksleiders.
Zorg dat je een lijst bijhoudt van de deelnemers en bouw een adressenbestand op. Doe dit
maximaal 2 weken van te voren. Stuur een herinneringsmail naar je gespreksleiders. Doe
dit ook maximaal 2 weken van te voren. Stuur eventueel een week van tevoren nog een
mailtje. Bel een paar mensen op of ze komen.
9. Logistiek
Regel met de gastheer een flap over, stiften. Is er geluidsversterking nodig? Dan dit ook
regelen. Als er een maaltijd vooraf of na afloop van de dialoog is dit goed bespreken met
Gastheer/vrouw. Aantal opgaven aan hen doorgeven. Dit doe je 5 dagen van te voren
10. De bijeenkomst zelf.
Zorg dat je 60 minuten eerder bent, zodat je de ruimte in orde kan maken, de
gespreksleiders kan briefen en de gasten kan ontvangen. Zorg dat je aantekeningen maakt
tijdens de dialoog. Dit kun je gebruiken voor je verslag.
Is er koffie en thee, anders zelf zetten?
Maak een presentielijst en laat de deelnemers hun gegevens opschrijven.
Is er iemand die de gasten ontvangt?
Wie leidt de dialoog centraal in?
Stoelen en tafels klaarzetten
11. Evaluatie.
Zorg dat je goed evalueert. Met voorkeur evalueer je met de groepsleiders die aanwezig
zijn. Kijk wat beter kan voor een volgende keer.
12. Verslag schrijven.
Zorg dat je een duidelijk verslag schrijft. Zorg dat je beschrijft wat de mensen zeiden, hoe
de sfeer was en hoe de mensen op de vraagstellingen reageerden. Kijk goed naar wat goed
ging en wat niet. Doe dit maximaal 2 dagen na de dialoog.
Tijdsindeling dialoog:
Introductie: 15 – 20 minuten.
Groepsgesprekken: 1,5 uur
Gezamenlijke afsluiting met terugrapportage van de groepen: 15 minuten.
66
Een project van de
En
In Amsterdam Zuid worden sinds een aantal jaren dialogen georganiseerd. De gesprekken worden gevoerd volgens de socratische methode. Er zijn maandelijkse bijeenkomsten, er is een netwerk van organisaties, en er is een netwerk van vrijwilligers ontstaan. Dit verslag beschrijft de methode en geeft een inhoudelijke weergave van de gesprekken uit 2010.