delend lidwoord
TRANSCRIPT
![Page 1: Delend lidwoord](https://reader036.vdocuments.site/reader036/viewer/2022062821/589c03a61a28ab4f598b57a7/html5/thumbnails/1.jpg)
Grammatica
Het delend lidwoord
![Page 2: Delend lidwoord](https://reader036.vdocuments.site/reader036/viewer/2022062821/589c03a61a28ab4f598b57a7/html5/thumbnails/2.jpg)
Het delend lidwoord
• Een delend lidwoord wordt gebruikt om een onbepaalde hoeveelheid aan te geven.
• Je weet dus niet om hoeveel het gaat.
![Page 3: Delend lidwoord](https://reader036.vdocuments.site/reader036/viewer/2022062821/589c03a61a28ab4f598b57a7/html5/thumbnails/3.jpg)
Voorbeeld delend lidwoordFrans
Tu veux des fruits? Non, je veux de la salade.
![Page 4: Delend lidwoord](https://reader036.vdocuments.site/reader036/viewer/2022062821/589c03a61a28ab4f598b57a7/html5/thumbnails/4.jpg)
Uitleg delend lidwoord
In het Frans komt er dus een delend lidwoordwanneer het om een onbepaalde hoeveelheidgaat. In het Nederlands wordt hier geenlidwoord gebruikt.
Je mange des chips.Ik eet chips.
![Page 5: Delend lidwoord](https://reader036.vdocuments.site/reader036/viewer/2022062821/589c03a61a28ab4f598b57a7/html5/thumbnails/5.jpg)
Uitleg delend lidwoord (2)Raoul mange …
du saucisson de la viande
de l’ail des frites
![Page 6: Delend lidwoord](https://reader036.vdocuments.site/reader036/viewer/2022062821/589c03a61a28ab4f598b57a7/html5/thumbnails/6.jpg)
Uitleg delend lidwoord (3)
DuDe laDe l’Des
Er zijn vier verschillende delend lidwoorden:
![Page 7: Delend lidwoord](https://reader036.vdocuments.site/reader036/viewer/2022062821/589c03a61a28ab4f598b57a7/html5/thumbnails/7.jpg)
Uitleg delend lidwoord (4)
Du mannelijkDe la vrouwelijkDe l’
klinker/stomme hDes meervoud
Om te kiezen welk delend lidwoord je moet gebruiken, moet je kijken naar het zelfstandig naamwoord waar
het om gaat.
![Page 8: Delend lidwoord](https://reader036.vdocuments.site/reader036/viewer/2022062821/589c03a61a28ab4f598b57a7/html5/thumbnails/8.jpg)
Oefening delend lidwoord
Kies uit: du, de la, de l’ en des.
1. Nous allons boire …………. boissons?2. Oui. Tu veux ………….. eau?3. Non, je veux …………… thé.4. D’accord. On prend …………. salade aussi?5. Oui, je vais prendre ………….. carottes et ………….. tomates.
![Page 9: Delend lidwoord](https://reader036.vdocuments.site/reader036/viewer/2022062821/589c03a61a28ab4f598b57a7/html5/thumbnails/9.jpg)
Uitzondering delend lidwoord (1)
Je gebruikt geen delend lidwoord na een:
• ontkenning (ne … pas).• woord van hoeveelheid.
Je gebruikt dan de of d’
NIET
![Page 10: Delend lidwoord](https://reader036.vdocuments.site/reader036/viewer/2022062821/589c03a61a28ab4f598b57a7/html5/thumbnails/10.jpg)
delend lidwoordontkenning
Tu manges des frites?Non, je ne mange pas de frites.
![Page 11: Delend lidwoord](https://reader036.vdocuments.site/reader036/viewer/2022062821/589c03a61a28ab4f598b57a7/html5/thumbnails/11.jpg)
delend lidwoordwoord van hoeveelheid
Tu manges des frites?Oui, je mange beaucoup de frites.
Andere woorden van hoeveelheid:un kilo deune bouteille depeu de500 grammes deun paquet de
![Page 12: Delend lidwoord](https://reader036.vdocuments.site/reader036/viewer/2022062821/589c03a61a28ab4f598b57a7/html5/thumbnails/12.jpg)
Uitzondering delend lidwoord (2)Na de werkwoorden aimer (houden van), adorer (dol
zijn op), préférér (leuker vinden), détester (hekel hebben aan), gebruik je altijd het lidwoord le, la, l’ of
les.
J’aime les frites!Je déteste la viande.J’adore le couscous.Je préfère l’ananas.
![Page 13: Delend lidwoord](https://reader036.vdocuments.site/reader036/viewer/2022062821/589c03a61a28ab4f598b57a7/html5/thumbnails/13.jpg)
Samenvatting delend lidwoord
Du mannelijkDe la vrouwelijkDe l’ klinker/stomme hDes meervoud
De / D’ bij een ontkenning of een woord van hoeveelheid
Geen delend lidw. aimer, adorer, préférer, détester
![Page 14: Delend lidwoord](https://reader036.vdocuments.site/reader036/viewer/2022062821/589c03a61a28ab4f598b57a7/html5/thumbnails/14.jpg)
Oefening delend lidwoord
Kies uit: du, de la, de l’, des, de, d’, le, la, l’, les.
1.Pourquoi tu manges ……………viande?2.Je ne veux pas ……………… poisson.3.Tu aimes …………… légumes?4.Non, je ne mange pas ……...........