de verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens
TRANSCRIPT
De verandering in kwaliteit
van leven van obese
ouderen tijdens een
gewichtsverliesprogramma
16 januari 2012 Hogeschool van Amsterdam
Nicolien Broersen & Astrid Bobeldijk
Bacheloropleiding Voeding & Diëtetiek Hogeschool van Amsterdam
Nummer afstudeerproject: 2012100 (A)
Afstudeerbedrijf: Voedingslab (Hogeschool van Amsterdam) in
samenwerking met Vialente (diëtistenpraktijk),
ManualFysion (fysiotherapiepraktijk), ClubWest
(sportschool) en Danone Research.
De verandering in kwaliteit
van leven van obese
ouderen tijdens een
gewichtsverliesprogramma
Auteurs:
Nicolien Broersen Astrid Bobeldijk
Scholeksterstraat 27 Snaarmanslaan 38 1873 HM Groet 1815 SH Alkmaar
Nummer afstudeerproject: 2012100 (A)
Opdrachtgever: Lector gewichtsmanagement, Dr. ir. Peter J.M. Weijs, in samenwerking
met Danone Research
Praktijkbegeleiders: Suzanne van der Plas en Tarana Haarsma
Docentbegeleider: Ir. Amely M. Verreijen
Voorwoord
In deze scriptie leest u de beschrijving van het onderzoek waar we met veel plezier aan
hebben meegewerkt. Deze scriptie is geschreven ter afsluiting van ons afstudeerproject
van de bacheloropleiding Voeding en Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam.
Deze studie zou niet zo goed zijn verlopen zonder Tarana Haarsma, die het onderzoek in
goede banen heeft geleid. Ook zijn we erg blij met het onderzoeksteam van fase II: Joni
Beintema, Marlou Lasschuijt, Marleen Hobijn, Floor Hogenboom, Marlot Wijers en Iris
Bras. Dankzij onze goede samenwerking is het onderzoek soepel verlopen en hebben we
een gezellige tijd gehad. Ook Suzanne van der Plas zorgde voor gezelligheid en was
onmisbaar wanneer één van de meetapparaten weigerde mee te werken.
We willen onze docentbegeleider, Amely Verreijen, bedanken voor haar fijne begeleiding
en gerichte feedback waar we erg veel aan hebben gehad. Ook willen we Peter Weijs
bedanken voor zijn hulp en kritische blik.
Nicolien Broersen & Astrid Bobeldijk
Januari 2012
Samenvatting
Achtergrond: De prevalentie van ouderen met obesitas in Nederland stijgt. Tijdens het
ouder worden, verliezen ouderen spiermassa en kracht. Als dit gepaard gaat met
obesitas, kan dit zorgen voor lichamelijk disfunctioneren, morbiditeit en mortaliteit. De
huidige richtlijn voor het behandelen van volwassenen met overgewicht is niet gericht op
het behouden van spiermassa bij ouderen. De combinatie eiwitinname en sporten lijkt
een gunstig effect te hebben op de spiereiwitsynthese. Naar aanleiding van deze
resultaten is The Muscle Preservation Study opgezet: een studie waarin obese ouderen
gedurende 13 weken gaan afvallen met behulp van een laag calorisch dieet en
krachttraining. In deze scriptie wordt gekeken naar het effect op de kwaliteit van leven
van de obese ouderen tijdens het volgen van het gewichtsverliesprogramma.
Methode: Er zijn 75 ouderen gescreend die voldeden aan de inclusiecriteria. Deze
personen volgden 13 weken een afvalprogramma waarbij ze een dieet volgden, drie keer
per week aan krachttraining deden en per week tien keer het studieproduct in de vorm
van shakes moesten innemen. De ouderen ondergingen in week 0, 7 en 13 metingen
waarbij hun lichaamssamenstelling werd gemeten en fysieke testen werden afgenomen.
De deelnemers moesten bij elk van deze metingen de RAND-36 gezondheidstoestand-
vragenlijst inleveren. In totaal hadden 36 personen de vragenlijst ingevuld bij de
baseline- en eindmeting. Aan de hand van deze vragenlijst werd in deze scriptie de
kwaliteit van leven van de ouderen geëvalueerd. Daarnaast is met behulp van de 400
meter wandeltest en de stoeltest het fysiek functioneren van de ouderen geëvalueerd.
Resultaten: De 36 obese ouderen zijn significant gewicht verloren. Het gemiddelde ±
SD gewichtsverlies was -3,7 ± 3,1 kg. Ook de BMI van de deelnemers is significant
verlaagd. Het percentage vetmassa is significant afgenomen (-2,3 ± 4,1%), net zoals het
aantal kg vetmassa (- 3,6 ± 4,3 kg). Het percentage vetvrije massa is significant
gestegen (2,2 ± 4,2%). De kwaliteit van leven van de deelnemers is niet significant
gestegen, op één dimensie na. De deelnemers beoordeelden hun gezondheid in het
algemeen, in vergelijking met een jaar geleden, significant beter. Bij de rest van de
dimensies is geen verschil gevonden. De fysieke testen zijn bij de eindmeting verbeterd;
de deelnemers hadden minder tijd nodig om de testen te voltooien. De tijden van de
stoeltest en de 400 meter wandeltest zijn significant gedaald.
Conclusie: De conclusie van dit onderzoek is dat de kwaliteit van leven van de
deelnemers niet significant is verbeterd (op één dimensie na), ondanks dat hun
lichaamssamenstelling gunstig is verbeterd. De fysieke testen zijn wel sneller afgelegd.
Trefwoorden: kwaliteit van leven, RAND-36, obese ouderen, gewichtsverlies.
Inhoudsopgave
1. Inleiding 5
1.1 Aanleiding en probleemstelling 5
1.2 Literatuurachtergrond en hypothese 6
2. Methoden 10
2.1 De doelgroep 10
2.2 De onderzoeksopzet 11
2.3 De metingen 13
2.4 Statistiek 14
3. Resultaten 15
3.1 Kenmerken deelnemers bij de baselinemeting 15
3.2 Verschillen tussen de baselinemeting en eindmeting 16
4. Discussie 20
5. Conclusie 23
Literatuurlijst 24
Bijlagen
Bijlage I De RAND-36 gezondheidstoestandvragenlijst
Bijlage II Tabel: Gemiddelden en standaarddeviaties van de referentie,
schaalscores vergeleken met de resultaten van de RAND-36 van de
deelnemers bij de baselinemeting en eindmeting.
5
1. Inleiding
1.1 Aanleiding en probleemstelling
De prevalentie van ouderen met obesitas in Nederland stijgt. Meer dan 15% van de
mensen boven de 65 jaar hebben obesitas.1 De verwachting is dat er in Nederland steeds
meer oudere mensen bij komen, de zogenaamde vergrijzing. Van alle inwoners (ruim 16
miljoen mensen) zijn er bijna 2,5 miljoen ouderen (65+). Volgens de Nationale
bevolkingsprognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek zal in 2040 bijna 26%
van de inwoners van Nederland 65+ zijn. Dit houdt in dat er in 2040 4,5 miljoen ouderen
zijn.2,3 Dit betekent dat, als het percentage ouderen met obesitas hetzelfde blijft, in 2040
ongeveer 675.000 ouderen met obesitas zijn.
Wat gebeurt er als deze obese ouderen af gaan vallen? Gewichtsverlies bij ouderen
versnelt de spierafbraak en dat kan ervoor zorgen dat het lichamelijk functioneren daalt.
Ouderen met obesitas zijn gebaat bij gewichtsverlies als ze zo min mogelijk spiermassa
verliezen. Een hoge inname van eiwit (1,5 gram per kilogram lichaamsgewicht)
stimuleert de aanmaak van spiereiwit en lijkt de vetvrije massa te behouden tijdens het
afvallen.4,5,6
Er is op dit moment een richtlijn voor het behandelen van volwassenen met obesitas. Dit
document van het Centraal Begeleidingsorgaan (CBO) wordt echter niet toegespitst op
ouderen; het is gericht op volwassenen in het algemeen. Deze richtlijn uit 2008 houdt
geen rekening met het feit dat het bij ouderen erg van belang is dat hun spiermassa
wordt behouden. In de overwegingen van de huidige richtlijn wordt er meegenomen dat
onoordeelkundig afvallen bij ouderen gevaar oplevert door het afnemen van de
spiermassa. Dit kan leiden tot conditie- en krachtverlies. Bij een gerichte aanpak kan wel
een verbetering van de gezondheidstoestand optreden.7 Daarom is het van belang dat de
richtlijn voor het behandelen van obesitas meer toegespitst wordt op ouderen. Er zou in
het huidige document een apart hoofdstuk gewijd kunnen worden aan het behandelen
van obese ouderen, met specifiek aandacht voor spierbehoud.
Een verschijnsel dat steeds meer voorkomt is sarcopene obesitas. Sarcopene obesitas
kan omschreven worden als een combinatie van obesitas, lichamelijke inactiviteit en
verminderde spiermassa of kracht bij oudere mensen. Deze mensen hebben te maken
met leeftijdgerelateerde veranderingen in de samenstelling van het lichaam; het verlies
van spiermassa en kracht tijdens het ouder worden. Dit proces wordt sarcopenie
genoemd. Bij ouderen versterken obesitas en sarcopenie de effecten op het lichamelijk
disfunctioneren, de morbiditeit en de mortaliteit. Met de leeftijd stijgt ook de prevalentie
van sarcopenie en sarcopene obesitas.8,9 Mede hierom is het belangrijk dat de spiermassa
van ouderen blijft behouden.
Naar aanleiding van de resultaten van verscheidene onderzoeken is in 2011 The Muscle
Preservation Study opgezet door Danone Research, in samenwerking met het
Voedingslab (Hogeschool van Amsterdam), Vialente (diëtistenpraktijk), ManualFysion
(fysiotherapiepraktijk) en ClubWest (sportschool). Deze spierbehoudstudie onderzoekt of
extra eiwitinname en krachttraining invloed heeft op het behouden van de spiermassa
van de ouderen. De uitkomsten van dit onderzoek zouden bij kunnen dragen aan de
ontwikkeling van de richtlijn voor het behandelen van obesitas bij ouderen.
De combinatie eiwitinname en sporten blijkt een gunstig effect te hebben op de
spiereiwitsynthese.10,11 De deelnemers krijgen tijdens de studie drie keer per week
krachttraining, dus dat heeft naar verwachting een gunstig effect op het spierbehoud
doordat de afname van spiermassa hierdoor kan verminderen.
6
Al deze aspecten kunnen invloed hebben op de kwaliteit van leven van de ouderen.
Kwaliteit van leven kan op meerdere aspecten worden beoordeeld, zoals sociaal
functioneren en vitaliteit. Deze scriptie bekijkt het effect van het volgen van een
gewichtsverliesprogramma op de kwaliteit van leven van de ouderen. Naar dit effect is
nog weinig onderzoek gedaan, terwijl het wel relevant is. Het behouden van vetvrije
massa is belangrijk en het behouden van kracht misschien nog wel meer. Fysiek
functioneren, een dimensie voor het beoordelen van de kwaliteit van leven, is ook erg
van belang voor ouderen. De probleemstelling is als volgt:
‘Wat is de invloed van een gewichtsverliesprogramma op de kwaliteit van leven van
obese ouderen?’
1.2 Literatuurachtergrond en hypothese
Voor het opstellen van de hypothese bij de gestelde probleemstelling is in de literatuur
gezocht naar studies die onderzoek doen naar het effect van afvallen op de kwaliteit van
leven. In deze paragraaf worden de studies beschreven en wordt een hypothese
geformuleerd.
Allereerst is het relevant om uit te leggen uit welke dimensies de kwaliteit van leven
bestaat. Deze wordt bij volwassenen meestal getoetst met de RAND-36
gezondheidstoestandvragenlijst of met de Short Form Healthy Survey vragenlijst (SF-36
vragenlijst). Deze vragenlijsten beslaan het hele terrein van gezondheid en zijn niet
gericht op specifieke ziektes. De vragenlijsten zijn bijna identiek; de RAND-36 is de
Nederlandse versie van de Engelse SF-36 vragenlijst. De wijze van score verschilt wel
iets. 12,13
De vragenlijsten bestaan uit 36 vragen, onderverdeeld in meerdere dimensies. De
dimensies waarop wordt beoordeeld, zijn:
- Fysiek functioneren (10 items);
- Sociaal functioneren (2 items);
- Mentale gezondheid (5 items);
- Vitaliteit (4 items);
- Pijn (2 items);
- Rolbeperkingen door fysiek probleem (4 items);
- Rolbeperkingen door emotioneel probleem (3 items);
- Algemene gezondheidsbeleving (5 items);
- Gezondheidsverandering (1 item).
Per dimensie worden de scores opgeteld en getransformeerd naar een schaal van 0 tot
100. Een hogere score staat voor een betere gezondheidstoestand. Deze dimensies
kunnen worden onderverdeeld in 2 componenten, namelijk het fysieke component en het
mentale component. De dimensies worden gewogen opgeteld. De gewichten die hiervoor
worden gebruikt, zijn gebaseerd op een regressievergelijking die in een Amerikaanse
populatie is gemaakt. Er zijn nog geen Nederlandse getallen bekend.14
Een gegeven dat invloed heeft op met name het fysiek functioneren is dat obese
personen de neiging hebben om minder lichamelijk actief te zijn en dit zou kunnen
bijdragen aan een verminderde spierkracht. Dit kan invloed hebben op verschillende
dimensies van de kwaliteit van leven.15
Er is in de literatuur gekeken naar resultaten van onderzoeken die het effect van
gewichtsverlies op de kwaliteit van leven onderzochten. In tabel 1 staat een overzicht
van deze onderzoeken en hieronder worden deze onderzoeken toegelicht.
Verschillende onderzoeken hebben de kwaliteit van leven van ouderen en/of volwassenen
onderzocht wanneer zij overgewicht of obesitas hebben en mee hebben gedaan aan een
7
programma om gewicht te verliezen. Uit een studie van Pan et al.16 is gebleken dat
obesitas bij ouderen kan leiden tot een verminderde kwaliteit van leven, die verbeterd
kan worden door een interventie zoals een training of een dieet. In deze studie vonden
ze significante verbeteringen binnen de verschillende dimensies (fysieke domein,
psychologische domein, sociale relaties en omgeving) van de gezondheidsgerelateerde
kwaliteit van leven.
Uit een andere studie, van Villareal et al.17 waar fysieke testen werden uitgevoerd binnen
verschillende groepen (controlegroep, dieetgroep, trainingsgroep, dieet-trainingsgroep),
is gebleken dat een combinatie van gewichtsverlies met training een verbetering laat zien
in het fysieke functioneren bij oudere mensen. De onderzoeksgroep bestond uit ouderen
van 65 jaar of ouder met obesitas. Deze studie lijkt het meest op de Muscle Preservation
Study. De gemiddelde score op de fysieke testen bij de meting van een half jaar en een
jaar na de baselinemeting waren verbeterd in alle groepen. De dieet-trainingsgroep, in
vergelijking met de dieetgroep of de trainingsgroep is het sterkst verbeterd. De
combinatie dieet en training bleek dus positief voor de fysieke gesteldheid van de
deelnemers. Fysiek functioneren is een onderdeel van de kwaliteit van leven. In deze
studie werd dus alleen gekeken naar het fysiek functioneren en niet naar de andere
onderdelen van de kwaliteit van leven.
Fontaine et al.18 hebben gekeken naar de kwaliteit van leven aan het begin, eind en een
jaar na een gewichtsverliesprogramma van 13 weken. De deelnemers waren tussen de
21 en 45 jaar en hebben licht tot matig overgewicht of obesitas (10-25 kg boven hun
ideale gewicht). De verbetering op de kwaliteit van leven die meteen werd waargenomen
na de behandeling werden alleen gehandhaafd na één jaar op de aspecten ‘algemene
gezondheid’ en ‘vitaliteit’. Uit dit onderzoek wordt geconcludeerd dat een behandeling
met gewichtsverlies de kwaliteit van leven verbetert en dat ten minste enkele van deze
voordelen worden gehandhaafd na één jaar. Er waren bij de meting na één jaar
significante verbeteringen geconstateerd op het gebied van gewicht, fysiek functioneren,
algemene gezondheid, vitaliteit, geestelijke gezondheid en rolbeperkingen door fysieke
problemen. Significante verschillen van de nulmeting tot de follow-up zijn geconstateerd
bij gewicht, algemene gezondheid en vitaliteit.
De studie van Kolotkin et al.19 heeft veranderingen in de kwaliteit van leven van obese
patiënten bekeken in relatie tot gewichtsverlies. De kwaliteit van leven werd beoordeeld
bij de intake en een jaar na follow-up. Er werd gemeten wat de invloed van het gewicht
was op de kwaliteit van leven, met behulp van de Impact of Weight on Quality of Life
vragenlijst (IWQOL-vragenlijst). Alle vijf de schalen van de IWQOL-vragenlijst en de
totale score toonden statistisch significante verbeteringen ten opzichte van de periode
van één jaar. Voor de totale score en voor drie van de vijf IWQOL-schalen (fysieke
functioneren, zelfvertrouwen en seksuele leven) is er een relatie gevonden tussen
gewichtsverlies en veranderingen op het gebied van de kwaliteit van leven. Er is een
significant verband tussen het percentage gewichtsverlies voor alle schalen van de
vragenlijst. Dit houdt in dat de kwaliteit van leven steeg, naarmate de deelnemers meer
gewicht verloren. Fysieke functie en zelfvertrouwen werden het sterkst positief beïnvloed
door gewichtsverlies.
In een onderzoek naar sarcopene obesitas zijn meer dan 3.000 personen in de
leeftijdscategorie van 70-79 jaar onderzocht. Deze studie laat zien dat gewone,
dagelijkse activiteit een belangrijke determinant is van het lichamelijk functioneren.
Obesitas komt twee tot drie keer vaker voor bij oudere mensen die minder dan 30
minuten per dag lopen in vergelijking met degenen die een hoger niveau van regelmatige
activiteit hebben. Bovendien hangt een laag niveau van beweging sterk samen met
verminderde prestaties in de activiteiten van het dagelijks leven. Ouderen die op hoge
intensiteit trainen waardoor vetmassa afneemt en spiermassa toeneemt, presteren beter
tijdens de activiteiten van het dagelijks leven. 20
8
Het op korte termijn uitoefenen van interventies bij ouderen heeft voordelen, waaronder
het toenemen van vetvrije massa en het verminderen van vetmassa. Ook de tailleomtrek
neemt af, net zoals de insulineresistentie en bloeddruk. 21,22,23
Gewichtsverlies veroorzaakt door regelmatig trainen is ook in verband gebracht met het
verbeteren van het lichamelijk functioneren van kwetsbare ouderen. 24
Uit deze verschillende studies blijkt dat bij een gewichtsverliesprogramma met een
training en een dieet de kwaliteit van leven kan verbeteren.
Op basis van bovenstaande studies is de hypothese dat de kwaliteit van leven van de
obese ouderen zal toenemen door aan een gewichtsverliesprogramma deel te nemen.
In deze scriptie wordt eerst beschreven hoe de studie is ingericht door de
onderzoeksgroep en de methoden te beschrijven. Vervolgens wordt er gekeken naar de
resultaten en veranderingen van de RAND-36 gezondheidstoestandvragenlijst en de
andere metingen (lichaamssamenstelling en fysieke testen) die hiermee een verband
kunnen hebben. Hierna komt de discussie, waarbij er kritisch wordt gekeken naar de
resultaten. Tenslotte wordt er een conclusie getrokken en worden er aanbevelingen voor
de praktijk gedaan.
9
Tabel 1. Uitkomsten van studies naar het effect van gewichtsverlies op de kwaliteit van leven (KvL).
Referentie Deelnemers Soort
gewichtsverlies-
programma
KvL
gemeten
met:
Gewichtsverlies (kg)
Kwaliteit van leven
Gemiddeld SD Onderdeel Gemiddeld (verandering in
score)
SD
Pan HJ, et al.
(2011)16 38 deelnemers
20-65 jaar
Dieetadvies en
trainingsprogramma
12 weken
WHOQOL-
BREF*
6.9 5.2 Tevredenheid nu +7.3 14.6† Tevredenheid voor gewichtstoename
+0.5 12.0
D1 Fysiek +0.7 1.7† D2 psychologisch +0.9 1.7† D3 Sociale relatie +0.7 1.4† D4 Omgeving +0.5 1.2†
Villareal DT, et al.
(2011)17 107 deelnemers
≥ 65 jaar
Dieet en trainingsgroep,
controle groep, dieet-
/trainingsgroep
52 weken
SF-36 Controle groep 0.1 3.5 Fysiek Mentaal
-4.1
-0.5
10.2
10.5 Dieet groep
9.7 5.4 Fysiek Mentaal
+8.4†
+4.6
10.1†
12.0 Training groep 0.5 3.6 Fysiek
Mentaal +5.7
+5.6
8.0
18.3 Dieet&training 3.8 3.8 Fysiek
Mentaal +8.6†
+3.3
9.3†
9.9
Fontaine KR, et
al. (2004)18 32 deelnemers
21-45 jaar
Laag calorisch dieet,
trainingsprogramma,
cognitieve gedrags-
therapie
13 weken
SF-36 9.6% 14.9 Fysiek +10.8% 6.7† Psychologisch +17.7% 12.3† Lichamelijke pijn +4.7% 14 Alg. gezondheid +19.7% 11.8† Vitaliteit +41.1% 14.6†
Sociale functie +7.6% 15.4
Emotioneel +7.4% 27.9 Ment. gezondheid +8.2% 11.8†
Kolotkin L, et al.
(2001)19 161 deelnemers
35-54 jaar
Dieetadvies en
trainingsprogramma
52 weken
IWQOL-
Lite**
20.2 NB ***
Fysiek functie +17.9† 6.0†
Eigenwaarde +11.3† 5.1† Seksuele leven +6.3† 3.0†
Openbare angst +6.9† 2.8† Werk +5.3† 2.1†
IWQOL totaal +47.6† 16.1†
*WHQOL-BREF: Taiwanese versie van de HDRQOL, score van de domeinen loopt van 4-20 en de score van de tevredenheid loopt van 0-100
** IWQOL-Lite: Impact of weight on Quality of Life vragenlijst
*** NB = niet bekend
† = Significant
10
2. Methoden
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de omschrijving van de doelgroep is (inclusie- en
exclusiecriteria) en wordt de methode van het onderzoek toegelicht. Ook de metingen die
tijdens deze studie worden onderzocht zullen nader worden toegelicht.
2.1 De doelgroep (inclusie en exclusie)
De onderzoeksgroep bestond uit obese ouderen. De inclusiecriteria voor de doelgroep
van The Muscle Preservation Study zag er als volgt uit:
- De deelnemers zijn tussen de 55 en 85 jaar;
- De vrouwen menstrueren niet meer;
- De BMI is >30 of >28 met een buikomtrek >88 cm (vrouwen), >102 cm
(mannen);
- De deelnemers zijn bereid om het toestemmingsformulier te tekenen;
- De deelnemers zijn bereid om een dieetadvies te volgen, om deel te nemen aan
de onderzoeken, om elke dag het studieproduct (de shakes) te nemen, om het
hele programma af te ronden en ze kunnen de vragenlijsten invullen;
- De deelnemers zijn door de fysiotherapeut lichamelijk fit bevonden om veilig deel
te kunnen nemen aan het trainingsprogramma.
Als de personen aan deze criteria voldoen, kunnen zij meedoen aan het onderzoek.
De exclusiecriteria voor de onderzoeksgroep ziet er als volgt uit:
- De deelnemer heeft de afgelopen vijf jaar te maken gehad met kwaadaardige
aandoeningen, behalve adequaat behandelde prostaatkanker zonder bewijs van
uitzaaiingen, gelokaliseerde blaaskanker, baarmoederhalskanker, borstkanker of
niet-melanome huidkanker;
- De deelnemer is bekend (geweest) met nierfalen, leverfalen, anemie en/of
chronische ontstekingen;
- De deelnemer heeft de volgende medicatie: corticosteroïden, immunosuppressiva
en/of insuline;
- De deelnemer heeft binnen de afgelopen 3 maanden aan een afvaldieet
deelgenomen, eiwitbevattende voedingssupplementen genomen, meegedaan aan
trainingen of alcohol of drugs misbruikt;
- De deelnemer neemt dagelijks meer dan 10 microgram vitamine D en/of meer
dan 500 milligram calcium aan supplementen;
- De deelnemer is allergisch voor melk en melkproducten of heeft galactosemie;
- De onderzoeker is onzeker of de deelnemer in staat is om het onderzoek te
volgen;
- De deelnemer doet mee aan een andere studie gelijktijdig of binnen vier weken
voor het starten van deze studie.
Als de personen aan één of meerdere van deze criteria voldeden, konden zij niet
deelnemen aan het onderzoek. De personen werden dus geïncludeerd wanneer zij aan
alle inclusiecriteria voldeden en aan geen van de exclusiecriteria.
Het onderzoek is goedgekeurd door de Medisch Ethische Toetscommissie (METc) en is in
samenwerking met VU Medisch Centrum. De deelnemers gaven vrijwillig toestemming
door het toestemmingsformulier te ondertekenen. Zij mochten altijd stoppen met
deelname aan het onderzoek.
11
2.2 De onderzoeksopzet
Hoe wordt er gewerkt tijdens deze studie? Hieronder wordt stap voor stap beschreven
hoe de deelnemers zijn geworven en welke stappen de deelnemers tijdens de studie
ondergaan.
De deelnemers zijn geworven door middel van het verspreiden van flyers in flats,
buurthuizen, apotheken, artsenpraktijken en supermarkten in verschillende wijken in
Amsterdam, zoals Osdorp en Slotervaart. Ook had er een oproep in twee regionale
kranten gestaan, namelijk GaSet en Westerpost. De deelnemers konden reageren door te
mailen of te bellen en vervolgens werd er een telefonische pre-screening afgenomen om
te bepalen of degene geschikt was voor het onderzoek. Als de potentiële deelnemer
voldeed aan de criteria, werd er een afspraak gemaakt voor een screening in het
Voedingslab aan de Hogeschool van Amsterdam.
De deelnemers volgden een afvalprogramma van 13 weken, waarbij ze drie keer per
week krachttraining kregen en een laag calorisch dieet volgden, waarbij ze tien shakes
per week moesten drinken. Eén keer in de twee weken volgden ze een voedingsles. De
deelnemers vulden meerdere vragenlijsten in, waaronder de RAND-36 vragenlijst
waarvan de gegevens in deze scriptie worden onderzocht. In week 0, 7 en 13 vinden er
metingen plaats om de lichaamssamenstelling te meten.
Het doel van de studie was het onderzoeken van het effect van eiwitsupplement op het
behoud van spiermassa tijdens een 13 weken durend afvalprogramma in combinatie met
training en een laag calorisch dieet bij 55+ in vergelijking met een controle groep.
In figuur 1 is te zien hoe het programma er schematisch uit ziet.
De screening (visit 0)
Tijdens deze screening werden er algemene vragen gesteld, een aantal antropometrische
metingen gedaan en werd het toestemmingsformulier ondertekend. Deze algemene
vragen gingen over leeftijd, geslacht, leefsituatie, rookgedrag, alcoholconsumptie,
medische geschiedenis en gebruik van voedingssupplementen. Ook werd er een Dietary
History afgenomen, dus werd er globaal genoteerd wat degene over het algemeen eet en
drinkt op een dag.
12
Vervolgens werden er afspraken gepland voor de aankomende weken: visit 1, 2 en 3 (in
week 0, 7 en 13) en de introductieles van de fysiotherapeut met de bijbehorende
beenkrachtmeting. De deelnemer kreeg bij de screening formulieren mee om bij visit 1
ingevuld mee te nemen: 3-daags eetdagboekje, 3-daags beweegdagboekje en de RAND-
36 gezondheidstoestandvragenlijst (kwaliteit van leven).
De baselinemeting (visit 1, week 0)
De baselinemeting vond minimaal 3 dagen en maximaal 4 weken na de screening plaats.
Dit was een bezoek van 2 uur aan het Voedingslab. De deelnemer diende nuchter te zijn
tijdens het onderzoek (5 uur van tevoren de laatste voeding genomen, tot 1 uur voor de
meting alleen water gedronken). Tijdens deze meting werd er nagevraagd of er
veranderingen waren in de medische geschiedenis en werden de vitale functies
(bloeddruk en hartslag) gemeten. De deelnemer onderging verschillende metingen.
Tijdens de bio-impedantiemetingen werd de lichaamssamenstelling gemeten.
Hierbij zijn de INVENTUM 820 BG (BIA), Bodyscout bio-impedantie spectrometer (BIS,
van Fresenius-Kabi) en Tanita BC-418MA personenweegschaal gebruikt. De Bodpod (LMI)
meet ook de lichaamssamenstelling, alleen gebeurde dit niet via een elektrische
wisselstroom zoals bij de bio-impedantiemetingen, maar via luchtverplaatsing. Ook is het
rustmetabolisme gemeten met de Vmax Encore (Viasys) indirecte calorimeter.
Tussendoor werd ook de buikomtrek, armomtrek en huidplooi gemeten. Vervolgens
onderging de deelnemer fysieke tests om het lichamelijk functioneren te meten en
werden de vragenlijsten ingenomen. Aan het einde van de visit nam de deelnemer, onder
toeziend oog van één van de onderzoekers, het eerste studieproduct. Het studieproduct
werd door middel van randomisatie toegewezen aan de deelnemer. Ook kreeg de
deelnemer 2 dozen studieproducten (de shakes) en 2 shakebekers mee naar huis.
Tevens kreeg de deelnemer nieuwe vragenlijsten mee: 3-daags eetdagboekje, 3-daags
beweegdagboekje, RAND-36 gezondheidstoestandvragenlijst (kwaliteit van leven),
productinnamekalender, voedingssupplementen smaak beoordelingslijst en een
trainingsbeoordelingslijst. Deze dienden bij de tussenmeting ingevuld ingeleverd te
worden.
De tussenmeting (visit 2, week 7)
De tussenmeting vond plaats tussen 6 en 8 weken na de baselinemeting.
De tussenmeting was een bezoek van 2 uur aan het Voedingslab. Hierbij werden dezelfde
metingen verricht als bij de baselinemeting, behalve het meten van het rustmetabolisme.
De deelnemer diende dus ook weer nuchter de metingen te ondergaan. De ingevulde
vragenlijsten werden ingenomen en de deelnemer kreeg dezelfde formulieren weer mee,
die bij de eindmeting ingevuld ingeleverd dienden te worden.
De eindmeting (visit 3, week 13)
De eindmeting vond plaats tussen 12 en 14 weken na de baselinemeting.
De eindmeting was een bezoek van 2 uur aan het Voedingslab. Tijdens deze visit werden
weer dezelfde metingen verricht als bij de baselinemeting, zodat de resultaten
uiteindelijk met elkaar vergeleken konden worden. De vragenlijsten werden weer
ingenomen.
Als er gezondheidsrisico’s waren voor de deelnemer, kon er worden besloten dat de
deelnemer moest stoppen met het programma.
13
2.3 De metingen
De metingen die worden verwerkt in het beantwoorden van de hoofdvraag zijn:
Lichaamssamenstelling:
- Vetvrije massa (Bodpod) (kg, % van lichaamsgewicht)
- Vetmassa (Bodpod) (kg, % van lichaamsgewicht)
- Lichaamsgewicht (kg)
- Body Mass Index (kg/m2)
De Bodpod25 meet de lichaamssamenstelling met behulp van luchtverplaatsing, waarmee
van het gehele lichaam de samenstelling vetpercentage, vetmassa en vetvrije massa
werd gemeten. De deelnemers droegen hierbij strak zittende kleding en een badmuts.
De Bodpod meet het volume van het lichaam. In combinatie met het gewicht werd de
dichtheid van het lichaam berekend. De dichtheid werd in de formule van Siri verwerkt
en hieruit werd het vetpercentage bepaald. De Siri-formule (1961) bepaalde het
vetpercentage met de volgende formule: vet% = 495 / dichtheid-450.26,27
Aan de hand van het gewicht en de lengte van de persoon kon de Body Mass Index (BMI)
worden berekend.
Fysiek functioneren
- 400 meter wandeltest
- Stoeltest
Bij de 400 meter wandeltest liep de deelnemer een parcours van 20 meter tien keer heen
en weer. Het parcours diende op een normale wandelsnelheid te worden afgelegd, zodat
de deelnemer de test 400 meter kon volhouden. De tijd werd opgenomen.
Bij de stoeltest nam de deelnemer plaats op de stoel. De eerst keer werd er aan de
deelnemer gevraagd of hij/zij een keer wilde opstaan en of dit veilig voelde om vijf keer
zo snel mogelijk te herhalen. Wanneer de deelnemer dit bevestigde, kon de test
beginnen. De deelnemer diende zo snel mogelijk vijf keer op te staan van de stoel en
weer te gaan zitten met de armen gekruist over de borst.
Dagelijks leven
- Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven: RAND-36 gezondheidstoestand-
vragenlijst
Om het antwoord op de hoofdvraag te onderzoeken, werd gebruik gemaakt van de
RAND-36 vragenlijst (zie bijlage I). De resultaten van de ingevulde vragenlijsten werden
in verband gebracht met de andere metingen die hierboven zijn beschreven. Op die
manier kon er worden bekeken wat voor invloed de metingen hadden op de kwaliteit van
leven van de obese ouderen. De hoogste score die te behalen viel is 100 en de laagste 0.
Hoe hoger de score, des te hoger de kwaliteit van leven is. De dimensies van de kwaliteit
van leven zijn fysiek functioneren, sociaal functioneren, mentale gezondheid, vitaliteit,
pijn, rolbeperkingen door fysiek probleem, rolbeperkingen door emotioneel probleem,
algemene gezondheidsbeleving en gezondheidsverandering.12
14
2.4 Statistiek
De data werd in PASW 18.0 Software (SPSS Inc., Chicago, IL, USA) geanalyseerd. Om de
verschillen binnen de groep te berekenen is gebruik gemaakt van de paired-samples t-
test. De samenhang tussen de variabelen is ook in SPSS berekend.
Bij het berekenen van de resultaten van de verschillende leeftijdscategorieën (zie bijlage
II) is gebruik gemaakt van de one samples t-test.
Voor het analyseren van de vragen van de RAND-36 vragenlijst is gebruik gemaakt van
de Wilcoxon Signed Ranks Test, om te zien of de deelnemers in week 13 positiever,
hetzelfde of negatiever hebben gescoord per vraag. Er is voor deze test gekozen omdat
deze vragen niet normaal verdeeld zijn in verband met de meerdere
antwoordcategorieën waaruit de deelnemers moesten kiezen.
Voor alle uitkomsten gold dat de resultaten als significant verschillend worden beschouwd
als de p-waarde kleiner dan 0,05 is.
15
3. Resultaten
In dit hoofdstuk worden de kenmerken van de onderzoeksgroep bij de baselinemeting
uitgewerkt en wordt het effect van de interventie op de kwaliteit van leven (RAND-36
vragenlijst), het gewicht en BMI in kaart gebracht.
3.1 Kenmerken deelnemers bij de baselinemeting
De onderzoeksgroep bestond uit 56 mensen, waarvan 37 vrouwen en 19 mannen. Dit
waren de deelnemers van fase I en II. Dit betekent dat 66% van de groep bestond uit
vrouwen en 44% uit mannen. In totaal hebben 43 personen het onderzoek afgerond, dus
er zijn 13 personen uitgevallen. Hiervoor zijn verschillende redenen opgegeven, zoals
gezondheidsproblemen, de motivatie niet meer kunnen opbrengen of lichamelijke
klachten.
Er zijn van 2 personen geen gegevens meegenomen omdat deze onbetrouwbaar waren.
Eén deelnemer is wel door de screening gekomen, maar door een meetfout bleek dat hij
eigenlijk niet tot de inclusiecriteria behoorde (te kleine buikomvang). Bij de andere
deelnemer is bij de screening de lengte gebruikt van de telefonische screening en deze
kwam niet overeen met de werkelijke lengte. De gegevens van deze mannen werden niet
meegenomen in deze scriptie.
In figuur 2 is het verloop van de deelnemers van de studie te zien.
De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 63,2 ± 6,0 jaar. De jongste deelnemer
was 55 jaar en de oudste 78 jaar. In tabel 2 zijn de kenmerken van de deelnemers bij de
baselinemeting te zien.
16
Tabel 2. Kenmerken deelnemers bij de baselinemeting
Mannen
(N=13)
Gemiddelde ± SD
Vrouwen
(N=23)
Gemiddelde ± SD
Totaal groep
(N=36)
Gemiddelde ± SD
Leeftijd (jaren) 66,1 ± 7,1 62,6 ± 5,4 63,8 ± 6,2
Gewicht (kg) 102,7 ± 11,2 87,3 ± 9,8 92,9 ± 12,6
BMI (kg/m²) 33,8 ± 2,7 32,5 ± 3,8 33,0 ± 3,5
Vetpercentage * 36,4 ± 3,7 48,1 ± 4,4 43,9 ± 7,0
Percentage vetvrije massa * 63,5 ± 3,7 52,0 ± 4,4 56,0 ± 6,9 *N =12 mannen en 22 vrouwen, i.v.m. claustrofobie
In de resultaten werden ook de tijden van de fysieke testen meegenomen. De
gemiddelde tijd bij baselinemeting van de stoeltest, waarbij de deelnemers 5 keer zo snel
mogelijk moesten gaan zitten en staan, was 12,3 ± 3,8 seconden. De gemiddelde tijd
van de 400 meter looptest was 4:57 ± 0:43 minuten. De stoeltest is afgenomen bij 35
deelnemers, omdat één persoon jicht aan zijn teen had. De 400 meter wandeltest is
afgenomen bij 34 personen omdat dezelfde persoon jicht aan zijn teen had en er was een
deelneemster die met een stok liep en slecht ter been was.
3.2 Verschillen tussen de baselinemeting en eindmeting
In totaal hebben 36 personen de RAND-36 gezondheidstoestandvragenlijst ingevuld bij
de baseline- en eindmeting. Deze resultaten werden met elkaar vergeleken (tabel 3).
Hoe hoger de scores, des te hoger de kwaliteit van leven is.
De lichaamssamenstelling is gemeten bij 34 personen, omdat 2 personen niet in de
Bodpod wilden in verband met claustrofobie. We bekijken van 36 personen de resultaten,
zodat we het verband kunnen bekijken met de antwoorden op de RAND-36 vragenlijst.
Tijdens de studie zijn er 13 personen uitgevallen. Zij zijn gestopt met deelname en
hebben dus geen eindmeting gehad en hebben de RAND-36 vragenlijst hierbij niet
ingeleverd. Er zijn voor 5 personen verschillende verklaringen waarom de vragenlijst niet
was ingeleverd, waaronder dat de lijst kwijt was geraakt of was vergeten. En, zoals
hierboven al is vermeld, worden van 2 deelnemers de gegevens niet meegenomen in
verband met onbetrouwbare meetgegevens.
Lichaamsgewicht en lichaamssamenstelling
Het lichaamsgewicht van de deelnemers is significant afgenomen, wat inhoudt dat de
deelnemers zijn afgevallen. De BMI van de deelnemers is significant gedaald. De
hoeveelheid vetvrije massa (kg en %) en de hoeveelheid vetmassa (%) zijn ook
significant verlaagd. De hoeveelheid vetmassa (kg) is niet significant veranderd.
Gemiddeld zijn de deelnemers 3,9 ± 3,0% lichaamsgewicht verloren. De mannen zijn
gemiddeld 5,6 ± 2,7% lichaamsgewicht verloren en de vrouwen 2,9 ± 2,8%.
17
Tabel 3. Effect van gewichtsverliesprogramma op lichaamsgewicht, RAND-36 score en fysieke testen.
Baselinemeting Week 0 (N=36) Gemiddelde ± SD
Eindmeting Week 13 (N=36) Gemiddelde ± SD
Verschil week 0 en 13 Gemiddelde ± SD
Verschil P-waarde
Leeftijd (jaren) Gewicht (kg) BMI (kg/m²) Vetmassa (kg) * Vetmassa (%) * Vetvrije massa (kg) * Vetvrije massa (%) *
RAND-36
Fysiek functioneren Sociaal functioneren Rolbeperkingen (fysiek) Rolbeperkingen (emotioneel) Mentale gezondheid Vitaliteit
Pijn Algemene gezondheidsbeleving Gezondheidsverandering Fysieke component Mentale component Stoeltest (sec)**
400 meter wandeltest (min)***
63,8 ± 6,2 92,9 ± 12,6 33,0 ± 3,5 40,2 ± 6,8 43,9 ± 7,0 51,9 ± 10,5 56,0 ± 6,9
80,0 ± 17,7 84,7 ± 19,9 79,2 ± 35,1 80,6 ± 36,8 72,3 ± 15,8 61,9 ± 16,4
75,4 ± 20,3 64,5 ± 12,6 51,4 ± 18,8 48,0 ± 6,8 48,9 ± 10,2 12,7 ± 3,8
4:57 ± 0:43
89,2 ± 11,4 31,5 ± 3,3 36,7 ± 9,0 41,7 ± 9,3 51,5 ± 11,0 58,2 ± 9,4
82,3 ± 17,7 82,3 ± 19,5 70,8 ± 39,0 77,8 ± 35,6 76,8 ± 13,8 64,9 ± 15,1
76,6 ± 25,8 65,8 ± 16,5 67,4 ± 24,5 47,5 ± 8,8 50,1 ± 7,2 -1,3 ± 3,6
-0:13 ± 0:26
-3,7 ± 3,1 -1,5 ± 1,1 - 3,6 ± 4,3 -2,3 ± 4,1 -0,3 ± 3,2 2,2 ± 4,2
2,3 ± 12,7 -2,4 ± 20,0 -8,3 ± 47,8 -2,8 ± 37,7 4,4 ± 14,9 2,9 ± 19,9
1,2 ± 16,3 1,3 ± 17,1 16,0 ± 26,8 -0,5 ± 7,3 1,2 ± 10,0 11,4 ± 3,0
4:44 ± 0:33
<0,001† <0,001† <0,001† 0,003† 0,542 0,006†
0,291 0,471 0,303 0,661 0,082 0,386
0,663 0,647 0,001† 0,699 0,478 0,046†
0,006†
† Significant, P=<0,05.
* N= 34 i.v.m. claustrofobie ** N= 35 *** N = 34
RAND-36 gezondheidstoestandvragenlijst
Zoals te zien in tabel 3 is er één significant verschil bij de scores van de RAND-36
vragenlijst van de baseline- en eindmeting. Dit betekent dat de kwaliteit van leven van
de deelnemers niet is gestegen of gedaald tijdens deelname aan het
gewichtsverliesprogramma, behalve de dimensie gezondheidsverandering. Deze dimensie
is significant gestegen, wat positief is. Voor de rest van de dimensies is er geen verschil
gevonden.
De score van de RAND-36 vragenlijst kan worden verdeeld onder twee hoofddimensies,
namelijk het fysieke component en het mentale component. Deze componenten werden
berekend met behulp van de 8 dimensies. Deze componenten zijn niet significant
veranderd.
In week 0, dus bij de baselinemeting, heeft niemand bij vraag 1 aangegeven dat zijn of
haar algemene gezondheid uitstekend was. 80,6% van de deelnemers beoordeelde deze
vraag als goed of hoger. 86% van de deelnemers beoordeelde deze vraag bij de
eindmeting als goed of hoger. Eén persoon beoordeelde zijn of haar algemene
gezondheid als uitstekend.
Vraag 2, die vroeg hoe de deelnemers hun gezondheid in het algemeen zouden
beoordelen in vergelijking met een jaar geleden, is in week 13 door 18 personen
positiever beantwoord dan in week 0 (p=0,002). De dimensie gezondheidsverandering,
die gekoppeld was aan deze vraag, was dan ook significant gestegen.
18
Bij vraag 3 zijn twee significante verschillen gevonden. Bij de eindmeting scoorden de
deelnemers significant verschillend op twee subvragen van de vraag: ‘Wordt u door uw
gezondheid op dit moment beperkt bij deze bezigheden?’ Het ging hier om de subvragen
‘een paar trappen oplopen’ (p=0,035) en ‘100 meter lopen’ (p=0,046). De subvraag over
100 meter lopen is significant negatiever beantwoord en de subvraag over een paar
trappen oplopen is positiever beantwoord. Deze vraag hoort bij de dimensie fysiek
functioneren.
De antwoorden op vraag 4 zijn vaker negatief dan positief beantwoord bij de eindmeting,
in vergelijking met de baselinemeting. Deze vraag gaat over problemen bij werk of
andere dagelijkse bezigheden ten gevolge van de lichamelijke gezondheid (de dimensie
rolbeperking door fysiek probleem). Bij de beginmeting beoordeelden 77,8% van de
deelnemers deze vraag positief. Bij de eindmeting was dit 70,1%. Dit verschil was niet
significant.
Bij de antwoorden van vraag 5 was geen significant verschil te zien tussen week 0 en 13.
Deze vraag behoorde tot de dimensie rolbeperking door emotioneel probleem.
Bij de vragen 6, 7, 8, 10 en 11 zijn geen significante verschillen gevonden tussen de
begin- en eindmeting. Vraag 6 en 10 omvatten de dimensie sociaal functioneren en vraag
7 en 8 de dimensie pijn. Vraag 11 hoort, samen met vraag 1, bij de dimensie algemene
gezondheidsbeleving.
Bij vraag 9 was er wel een significant verschil gevonden, namelijk bij de vraag: ‘Hoe
vaak gedurende de afgelopen 4 weken voelde u zich erg zenuwachtig?’ (p=0,004). Deze
vraag was significant positiever beantwoord, dus de deelnemers waren minder vaak erg
zenuwachtig.
In het figuur 2A is de samenhang te zien tussen verandering in het mentale component
en de verandering in gewicht. In figuur 2B is de samenhang te zien tussen verandering in
het fysieke component en de verandering in gewicht. Zoals te zien aan de
correlatiewaarden zijn de verschillen niet significant, dus is er geen verband gevonden.
Het grootste deel van de onderzoeksgroep was tussen de 0 en de 6 kilo afgevallen, met 3
uitschieters die meer zijn afgevallen.
Figuur 2A. Correlatie mentale component en gewicht Figuur 2B. Correlatie fysieke component en gewicht
19
Fysieke testen
Bij de fysieke testen is er een significante verbetering gemeten bij de stoeltest (p=
0,046) en de 400 meter wandeltest (p=0,006). De deelnemers hebben hier beter op
gescoord; zij hadden minder tijd nodig voor de testen.
Er is gekeken naar de samenhang tussen de wandelsnelheid van de 400 meter test en de
hoeveelheid vetvrije massa. Er is geen samenhang tussen deze twee variabelen
(r=-0,29 met een significantie van 0,876). Vervolgens is er gekeken naar de samenhang
tussen de wandelsnelheid van de 400 meter test en de hoeveelheid vetmassa. Hier is ook
geen verband tussen de variabelen gevonden. Ook is er geen significant verband
gevonden tussen de wandelsnelheid en het gewichtsverlies.
Met dezelfde variabelen voor de lichaamssamenstelling is er gekeken naar samenhang
met de tijd van de stoeltest. Bij geen van de variabelen is een significante correlatie
gevonden met de stoeltest.
20
4. Discussie
De resultaten laten zien dat de kwaliteit van leven van de obese ouderen die deelnemen
aan het gewichtsverliesprogramma niet significant verandert. Dit komt niet overeen met
de hypothese die vooraf was vastgesteld, waarbij werd verwacht dat de kwaliteit van
leven zou verbeteren. Deze hypothese was gesteld naar aanleiding van de resultaten van
de beschreven onderzoeken, waarbij de kwaliteit van leven (gedeeltelijk) wel zijn
gestegen. Onze deelnemers beoordelen hun gezondheid in het algemeen, in vergelijking
met een jaar geleden, wel significant beter.
Meerdere studies laten zien dat de kwaliteit van leven, of bepaalde dimensies van de
kwaliteit van leven, van de deelnemers verbetert door deel te nemen aan een
gewichtsverliesprogramma. Wel moet worden gezegd dat de meeste studies gebruik
maken van een controlegroep, waarmee de interventiegroep kan worden vergeleken. Bij
onze studie maken we geen gebruik van een controlegroep. Als we hier wel gebruik van
zouden maken, zouden we wellicht beter kunnen zien welke invloed deelname aan het
gewichtsverliesprogramma heeft op de ouderen, in vergelijking met personen die niet
deelnemen. De vraag is ook of de kwaliteit van leven van de controlegroep gelijk blijft, of
juist achteruit gaat? Dat zou interessant zijn om te onderzoeken.
De studies die hieronder worden beschreven, tonen aan dat de kwaliteit van leven van
ouderen wel kan verbeteren tijdens deelname aan een gewichtsverliesprogramma.
In een studie van Villareal et al.28 wordt het effect van gewichtsverlies en sporten bij
fragiele obese ouderen onderzocht. Volgens de onderzoekers is het belangrijkste doel van
de studie dat het fysiek functioneren van de ouderen wordt verbeterd. Er is een
vergelijkbaar onderzoek gedaan als de Muscle Preservation Study, maar dan met een
controlegroep en behandelingsgroep. De behandelingsgroep kreeg 6 maanden wekelijks
gedragstherapie en 3 keer in de week training. Deze groep is 8,2 ± 5,7 kg afgevallen en
bij de controlegroep is het lichaamsgewicht constant gebleven. De kwaliteit van leven is
gemeten aan de hand van de SF-36 vragenlijst. Bij alle dimensies, behalve sociaal
functioneren, mentale gezondheid en rolbeperkingen door emotioneel probleem is de
kwaliteit van leven in de behandelingsgroep hoger dan in de controlegroep.
Blissmer et al.29 deden onderzoek naar de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven
van obese ouderen die 6 maanden training, voedingslessen en gedragstherapie kregen.
De kwaliteit van leven is gemeten aan de hand van de SF-36 vragenlijst. De deelnemers
kwamen na 12 en 24 maanden terug voor een follow-up assessment. Aan het begin van
de studie scoorden de deelnemers lager dan de Amerikaanse leeftijdspecifieke
populatienorm op de dimensies lichamelijke pijn, vitaliteit en mentale gezondheid. Over
het algemeen scoorden deze deelnemers redelijk hoog bij de baselinemeting, vergeleken
met de populatienorm. Na 6 maanden is er een stijging te zien bij fysiek functioneren,
algemene gezondheid, vitaliteit en de subschalen van de mentale gezondheid van de SF-
36 vragenlijst. Na 24 maanden bleven de meeste verbeteringen gehandhaafd, ondanks
wat gewichtstoename. Deze studie is langer dan onze studie. Misschien dat de duur van
het programma effect heeft op de resultaten van ons onderzoek. Hoe zou de kwaliteit
van leven zijn na een paar maanden? Een follow-up zou interessant kunnen zijn.
Kaukua et al.30 hebben onderzoek gedaan naar de kwaliteit van leven van obese ouderen
die zich aan een laag calorisch dieet hielden en gedragstherapie kregen. De deelnemers
kregen 10 weken een laag calorisch dieet voorgeschreven en gedurende 4 maanden
gedragstherapie. Deze kernelementen van deze gedragstherapie waren verandering van
voeding, beweging, zelfmonitoring, cognitieve herstructurering en terugvalpreventie. Na
2 jaar volgde een follow-up. De RAND-36 vragenlijst werd gebruikt in deze studie. De
minimale BMI voor deelname was 35 kg/m². Het gemiddelde ± SD gewichtsverlies was
12,5 ± 5,6% aan het einde van de therapie. Na 4 maanden zijn alle dimensies van de
kwaliteit van leven gestegen. De grootste stijging was te zien bij fysiek functioneren. Na
21
een jaar zijn de scores van fysiek functioneren, lichamelijke pijn en algemene gezondheid
nog steeds hoger dan bij de baselinemeting, maar de verschillen zijn niet allemaal meer
significant. Het gemiddelde ± SD gewichtsverlies na een jaar was 6,0 ± 7,1%. Na 2 jaar
was alleen fysiek functioneren nog significant gestegen ten opzichte van de
baselinemeting. Het gemiddelde ± SD gewichtsverlies was 2,6 ± 7,5%. Bij de andere
dimensies zijn geen verschillen te zien in vergelijking met de resultaten van de
baselinemeting. De vraag is of de gedragstherapie invloed heeft op de resultaten. Als de
deelnemers van ons onderzoek ook gedragstherapie zouden krijgen, zou hun kwaliteit
van leven dan stijgen?
In een ander onderzoek van Kaukua et al.31 is onderzoek gedaan naar de kwaliteit van
leven van obese mannen met een BMI van 35 kg/m² of hoger. De opzet van de studie is
precies hetzelfde als de hierboven beschreven studie30. Zes maanden na de interventie
werd er een follow-up gedaan. Het gewicht van de controlegroep was stabiel gebleven en
de interventiegroep was gemiddeld 17,0 ± 7,4% gewicht verloren na de 4 maanden. Bij
de follow-up was dit 13,9 ± 7,8%. Tijdens de behandeling was geen enkele dimensie van
de kwaliteit van leven significant veranderd, maar waren er wel verbeteringen te zien bij
de algemene gezondheid, lichamelijke pijn, mentale gezondheid, rolbeperking
(emotioneel probleem) en vitaliteit. Aan het einde van de follow-up bleven de dimensies
fysiek en sociaal functioneren verbeterd. Deze resultaten van de kwaliteit van leven
komen gedeeltelijk overeen met onze resultaten; er is wel verbetering te zien, maar dit is
niet significant.
Deze studies tonen aan dat in het ene onderzoek de kwaliteit van leven wel verbetert en
bij de ander niet. In de onderzoeken zijn de dimensies niet altijd significant verhoogd,
maar sommigen toch verbeterd, wat ook in onze analyse bij verschillende dimensies het
geval is.
Wat een verklaring zou kunnen zijn voor het feit dat de kwaliteit van leven van onze
deelnemers niet significant is toegenomen, is dat de deelnemers niet zoveel zijn
afgevallen (3,9 ± 3,0 % van hun lichaamsgewicht). In de vergelijkbare studies die
hierboven zijn vermeld, zijn deze aantallen groter en zijn de deelnemers dus meer
gewicht verloren. Dit kan zeker invloed hebben op de beoordeling van de kwaliteit van
leven.
Een aantal vragen hebben slechter gescoord, omdat de belasting voor de deelnemers
redelijk hoog was en de ouderen hebben aangegeven dat ze minder tijd konden besteden
aan werk of andere bezigheden. Ook konden ze hun werk of bezigheden niet zo
zorgvuldig doen als ze gewend waren en gaven ze aan minder te hebben bereikt.
De resultaten van de RAND-36 vragenlijst vergeleken met de referentie
In tabel 4 (bijlage II) zijn de resultaten van de RAND-36 vragenlijst van de deelnemers
te zien in vergelijking met de referentiewaarde12. De deelnemers zijn verdeeld in
leeftijdscategorieën, net zoals is gedaan in de handleiding van de vragenlijst. Door de
uitkomsten van de deelnemers te vergelijken met een referentie, zijn we op zoek gegaan
naar een reden waarom de kwaliteit niet is gestegen. Ook kunnen we hierin zien hoe de
kwaliteit van leven bij de baselinemeting is beoordeeld.
Deze tabel laat zien dat de jongste groep deelnemers op de dimensie fysiek functioneren
bij de beginmeting al significant hoger scoorden dan de referentie (p=0,004). De
dimensie vitaliteit is bij de baselinemeting significant lager beoordeeld dan de referentie
(p=0,046).
Bij de eindmeting zijn er 3 dimensies significant verschillend met de referentie: fysiek
functioneren (p=0,001), sociaal functioneren (p=0,031) en gezondheidsverandering
(p=0,010). Dit toont aan dat de deelnemers significant anders scoorden dan de
22
referentie, wat voor dimensies fysiek functioneren en gezondheidsverandering positief
was en voor de dimensie sociaal functioneren negatief.
Bij de groep van 65-75 jaar is er geen significant verschil bij de baselinemeting in
vergelijking tot de referentie. Bij de eindmeting is er één significant verschil gevonden,
namelijk bij de dimensie gezondheidsverandering (p=0,018). De deelnemers hebben
significant hoger gescoord dan de referentiewaarde.
Hoe kunnen deze scores verklaard worden? De verbetering van het fysiek functioneren,
dat te zien is bij de groep van 55-64 jaar, zou toegeschreven kunnen worden aan de
training die de deelnemers krijgen. Door de krachttraining zouden de deelnemers in het
dagelijks leven beter kunnen functioneren. Het gaat hier om activiteiten zoals
boodschappen dragen, trappen lopen en fietsen.
Het verslechteren van de dimensie sociaal functioneren in de jongste groep toont aan dat
de deelnemers meer belemmerd zijn in hun sociale activiteiten door hun lichamelijke
gezondheid of emotionele problemen dan de referentiegroep. Een eventuele verklaring
hiervoor zou kunnen zijn dat het gewichtsverliesprogramma erg intensief voor de
deelnemers was. Het programma vroeg veel tijd en inzet van de ouderen, waardoor ze
hier veel mee bezig waren en hierdoor minder ruimte hadden voor sociale contacten.
Door de krachttraining kunnen de deelnemers last hebben van spierpijn of een blessure,
waardoor ze minder goed in hun vel zitten. Bij sommige ouderen verliep het afvallen
moeizaam, wat zou kunnen zorgen voor emotionele moeilijkheden.
De verbetering van de dimensie gezondheidsverandering bij de eindmeting in allebei de
leeftijdscategorieën zou verklaard kunnen worden door het fitter worden door deelname
aan het gewichtsverliesprogramma.
Sterke en zwakke punten van het onderzoek
Gezien de beperkte omvang van de onderzoeksgroep, kunnen er geen harde conclusies
worden getrokken. De resultaten zijn wel verkregen met een gevalideerde vragenlijst
tijdens een wetenschappelijk onderzoek, maar er zijn toch aardig wat non-respons
gevallen en de gegevens kunnen niet worden vergeleken met een controlegroep. De duur
van het studieprogramma is redelijk kort, in vergelijking met andere onderzoeken. Als de
studie langer zou duren, zouden de deelnemers misschien meer bereikt kunnen hebben.
De studie heeft geen follow-up, waardoor het effect op langere termijn niet kan worden
gemeten.
Toch is het opvallend dat maar één dimensie van de kwaliteit van leven significant is
verbeterd, waardoor kan worden gesteld dat de kwaliteit van leven van de obese ouderen
niet is gestegen tijdens deelname aan het gewichtsverliesprogramma. Hier kunnen
conclusies uit getrokken worden; als we willen dat de kwaliteit van leven verbetert, dan
moet er iets veranderen aan het programma.
23
5. Conclusie
De conclusie van dit onderzoek naar de kwaliteit van leven van obese ouderen is dat de
deelnemers wel significant in gewicht zijn afgenomen (p=<0,001), maar dat hun
kwaliteit van leven niet significant verbeterd is, op één dimensie na. De BMI van de
deelnemers is significant gedaald (p=<0,001), net zoals het aantal kg vetmassa
(p=<0,001), percentage vetmassa (p=0,03) en het percentage vetvrije massa
(p=0,006). De deelnemers beoordeelden hun gezondheid in het algemeen, in vergelijking
met een jaar geleden, significant beter (p=0,001).
Naar aanleiding van deze conclusie, kunnen er aanbevelingen worden gedaan voor de
beroepspraktijk. Verder onderzoek, met een controlegroep en eventueel een follow-up,
kan interessante resultaten opleveren. In dit verdere onderzoek zou rekening moeten
worden gehouden met de programmabelasting voor de deelnemers, zodat zij genoeg tijd
hebben voor hun dagelijkse bezigheden. Als er verder onderzoek wordt gedaan, is het
van belang dat de onderzoekspopulatie groot is en dat de RAND-36 vragenlijst wordt
toegelicht, voordat de deelnemers deze invullen. Ook zou er nagedacht kunnen worden
over de duur van het programma, dit zou ook van invloed kunnen zijn op de resultaten.
Wat in meerdere onderzoeken is toegepast, is gedragstherapie. De resultaten van deze
onderzoeken laten zien dat de kwaliteit van leven hierdoor (gedeeltelijk) verbeterd. 28,29,30 Daarom zou gedragstherapie een aanbeveling zijn voor verder onderzoek.
Dit onderzoek vraagt om een vervolgonderzoek, zodat de kwaliteit van leven van obese
ouderen die deelnemen aan een gewichtsverliesprogramma geoptimaliseerd kan worden.
Wat kan de diëtist hiermee?
Naast het evalueren van het gewicht en de lichaamssamenstelling is het van belang dat
de kracht en het fysiek functioneren van de ouderen wordt gemeten zodat het niet
achteruit gaat. Het is van belang dat er rekening wordt gehouden met de sociale
activiteiten van de oudere cliënten, dus het programma moet niet te belastend zijn. De
begeleiding kan ook een belangrijke factor zijn, zodat de ouderen de juiste voeding
kiezen, meer en blijven bewegen en worden voorbereid op een eventuele terugval.
Persoonlijke aandacht is voor deze doelgroep belangrijk.
Over de duur van de begeleiding moet ook worden nagedacht; des te langer de
begeleiding, des te meer resultaat?
24
Literatuurlijst
1. Zelfgerapporteerde medische consumptie, gezondheid en levensstijl [database op
Internet]. Centraal Bureau voor de Statistiek. 2008. Beschikbaar via:
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=03799&D1=267-271&D2=0-
17&D3=0&D4=a&VW=T>
2. Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bevolking. Vergrijzing. Wat zijn de belangrijkste
verwachtingen voor de toekomst? 2011. Beschikbaar via:
http://www.nationaalkompas.nl/bevolking/vergrijzing/toekomst/
3. Centraal Bureau voor de Statistiek. Thema’s. Bevolking. Publicaties. Artikelen en
persberichten. 2010. Regionale prognose 2009-2040: vergrijzing en omslag van groei
naar krimp. Beschikbaar via: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/52ED5DC2-A6CB-414A-
8C35-D3E963B36DA4/0/2009k4b15p35art.pdf
4. Wolfe RR, Miller SL, Miller KB. Optimal protein intake in the elderly. Clinical Nutrition
2008 Oct;27(5):675-84.
5. Evans WJ. Protein nutrition, exercise and aging. Journal of The American College of
Nutrition 2004 Dec;23 (6 Suppl):601S-9S.
6. Paddon-Jones D, Westman E, Mattes RD, Wolfe RR, Astrup A, Westerterp-Plantenga M.
Protein, weight management, and satiety. Journal of The American College of Nutrition
2008 May;87(5):1558S-61S.
7. Richtlijn Diagnostiek en behandeling van obesitas bij volwassenen en kinderen
[database op Internet]. Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. 2008. P.86-87.
Beschikbaar via: http://www.cbo.nl/Downloads/307/rl_obesitas_08.pdf
8. Stenholm S, Harris TB, Rantanen T, et al. Sarcopenic obesity: definition, cause and
consequences. Current opinion in clinical nutrition and metabolic care 2008 Nov;
11(6):693-700.
9. Zamboni M, Mazzali G, Fantin F, et al. Sarcopenic obesity: a new category of obesity in
the elderly. Nutrition, Metabolism, and cardiovascular diseases: NMCD 2008 Jun;
18(5):388-95.
10. Timmerman KL, Volpi E. Amino acid metabolism and regulatory effects in aging.
Current opinion in clinical nutrition and metabolic care 2008 Jan;11(1):45-9.
11. Koopman R, Saris WH, Wagenmakers AJ, van Loon LJ. Nutritional interventions to
promote post-exercise muscle protein synthesis. Sports Medicine 2007;37(10):895-906.
12. Zee, van der, K, Sanderman, R. Het meten van de algemene gezondheidstoestand
met de RAND – 36. Een handleiding. 1993. Beschikbaar via:
http://www.rug.nl/gradschoolshare/research_tools/assessment_tools/RAND-
36_handleiding.pdf
13.Nationaal Kompas Volksgezondheid. Gezondheid en ziekte. Functioneren en kwaliteit
van leven. Kwaliteit van leven. Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven. Drie
instrumenten voor de kwaliteit van leven. 2011. Beschikbaar via:
http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/functioneren-en-kwaliteit-van-
leven/kwaliteit-van-leven/drie-instrumenten-voor-de-kwaliteit-van-leven/#nwid_1
14. Scoring RAND-36 of SF-36. 2002. Beschikbaar via: http://www.kmin-
vumc.nl/images/upload/File/Scoring%20RAND-36-versie%202010.sps
15. Duvigneaud N, Matton L, Wijndaele K, et al. Relationship of obesity with physical
activity, aerobic fitness and muscle strength in Flemish adults. The journal of sports
medicine and physical fitness 2008;48:201-210.
16. Pan HJ, Cole BM, Geliebter A. The benefits of body weight loss on health-related
quality of life. Journal of the Chinese Medical Association 2011 Apr;74(4):169-75.
17. Villareal DT, Chode S, Parimi N, et al. Weight loss, exercise, or both and physical
function in obese older adults. The New England Journal of
Medicine 2011 Mar;31;364(13):1218-29.
18. Fontaine KR, Barofsky I, Bartlett SJ, et all. Weight loss and health-related qualitye of
life: results at 1-year follow-up. Eating Behaviors 2004 Jan;5(1):85-8.
19. Kolotkin RL, Ross D, Crosby, G. The relationship between health-related quality of life
and weight loss. Obesity research 2001;9,564-571.
25
20. Di Francesco V, Zamboni M, Zoico E, et al. Relationships between leisure-time
physical activity, obesity and disability in elderly men. Aging clinical and experimental
research 2005;17(3):201-6.
21.Villareal DT, Miller BV, 3rd, Banks M, et al. Effect of lifestyle intervention on metabolic
coronary heart disease risk factors in obes older adults. American Journal of Clinical
Nutrition 2006;84(6):1317-23.
22.Tsuzuku S, Kajioka T, Endo H, et al. Favorable effects of non-instrumental resistance
training on fat distribution and metabolic profiles in healthy elderly people. The European
Physical Journal Applied Physics 2007;99(5):549-55.
23.Verney J, Kadi F, Saafi MA, et al. Combined lower body endurance and upper body
resistance training improves performance and health parameters in healthy active
elderly. European Journal of Applied Physiology. 2006 Jun;97(3):288-97. 24. Villareal DT, Banks M, Sinacore DR, et al. Effect of weight loss and exercise on frailty
in obese older adults. Archives of Internal Medicine 2006;166(8):860-6.
25. Cosmed. Pulmonary Function Equipment. Products. Body composition. Gold Standard
(BOD POD GS). 2012. Beschikbaar via:
http://www.cosmed.com/index.php?option=com_content&view=article&id=1262&Itemid
=310&lang=en
26. Rowett Institute of Nutrition and Health. Eduweb. Body composition. 2012.
Beschikbaar via: http://www.rowett.ac.uk/edu_web/sec_pup/body_comp.pdf
27. Siri, W. E. Body composition from fluid spaces and density: analysis of methods.
Nutrition 1993 Sep-Oct;9(5):480-91; discussion 480,492.
28. Villareal DT, Banks MD, Sinacore DNS, et al. Effect of weight loss and exercise on
frailty in obese older adults. Archives of Internal Medicine 2006;166:860-866.
29. Blissmer B, Riebe D, Dye G, et al. Health-related quality of life following a clinical
weight loss intervention among overweight and obese adults: intervention and 24 month
follow-up effects. Health Qual Life Outcomes 2006 Jul;17;4:43.
30. Kaukua J, Pekkarinen T, Sane T, et al. Health-related quality of life in obese
outpatients losing weight with very-low-energy diet and behaviour modification – a 2-y
follow-up study. International Journal of Obesity 2003;27,1233-1241.
31.Kaukua J, Pekkarinen T, Sane T and Mustajoki P. Health-related quality of life in WHO
Class II-III obese men losing weight with very-low-energy diet and behavior
modification: a randomized clinical trial. International Journal of Obesity 2002;26,487-
495.
Bijlagen
BIJLAGE I
RAND-36 vragenlijst:
BIJLAGE II
Tabel 4. Gemiddelden en standaarddeviaties van de referentie, schaalscores vergeleken met de resultaten van de RAND-36 van de deelnemers bij de baselinemeting en eindmeting.
55-64 jaar
N =140
Referentie 12
Gemiddelde ± SD
55-64 jaar N = 20 Baseline Gemiddelde ± SD
P- waarde
55-64 jaar N = 20 Eindmeting Gemiddelde ± SD
P- waarde
Fysiek functioneren 72,2 ± 24,4 83,2 ± 15,2 0,004† 86,0 ± 16,2 0,001† Sociaal functioneren 86,6 ± 21,4 77,5 ±23,5 0,100 74,4 ± 23,5 0,031† Rolbeperkingen (fysiek probleem) 76,5 ± 38,1 75,0 ± 34,4 0,848 75,0 ± 33,4 0,843 Rolbeperkingen (emotioneel probleem) 90,1 ± 24,5 81,7 ± 33,3 0,271 81,7 ± 27,5 0,187 Mentale gezondheid 77,1 ± 18,7 71,2 ± 15,1 0,097 72,0 ± 13,1 0,098 Vitaliteit 67,0 ± 21,3 61,3 ± 12,0 0,046† 64,3 ± 13,9 0,387 Pijn 74,7 ± 25,0 64,7 ± 25,5 0,095 70,6 ± 34,4 0,601 Algemene gezondheidsbeleving 64,4 ± 22,2 62,3 ± 15,4 0,539 65,3 ± 18,4 0,838 Gezondheidsverandering 48,7 ± 15,4 53,8 ± 20,3 0,280 66,3 ± 27,2 0,010†
65-75 jaar
N = 118
Referentie 12
Gemiddelde ± SD
65-75 jaar N = 15 Baseline Gemiddelde ± SD
P- waarde
65-75 jaar N = 15 Eindmeting Gemiddelde ± SD
P- waarde
Fysiek functioneren 66,7 ± 26,0 75,0 ± 20,9 0,162 77,7 ± 24,4 0,103 Sociaal functioneren 83,2 ± 23,7 84,2 ± 18,6 0,843 81,7 ±21,6 0,787 Rolbeperkingen (fysiek probleem) 69,1 ± 42,5 85,0 ± 29,6 0,056 75,0 ± 36,6 0,542 Rolbeperkingen (emotioneel probleem) 82,9 ± 33,8 82,2 ± 37,5 0,945 75,6 ± 42,7 0,516 Mentale gezondheid 75,9 ± 17,3 72,0 ± 16,8 0,385 78,1 ± 15,8 0,594 Vitaliteit 64,2 ± 22,0 63,0 ± 19,0 0,810 63,0 ± 16,9 0,787 Pijn 74,8 ± 28,0 76,6 ± 22,9 0,765 70,0 ± 27,1 0,499 Algemene gezondheidsbeleving 60,1 ± 23,9 63,3 ± 12,6 0,338 63,3 ± 16,2 0,453 Gezondheidsverandering 46,8 ± 20,5 43,3 ± 17,6 0,458 65,0 ± 26,4 0,018†
† = Significant, p=<0,05.