de sociale gevolgen van demografische veranderingen...krimp in beeld 3 * * * inhoud inleiding 4 1....
TRANSCRIPT
De sociale gevolgen van demografische veranderingen
Krimp in beeld
Auteurs: Nada de Groot en Jannie Schonewille
Eindredactie: Marjel Neefjes (bureau de Lynx),
afdeling communicatie Movisie
Fotografie: Redmar Kruithof
Vormgeving: Ontwerpburo Suggestie & illusie
Drukwerk: Drukkerij Libertas
ISBN: 9789088690815
Bestellen: www.movisie.nl
Overname van informatie uit deze publicatie is toegestaan
onder voorwaarde van de bronvermelding: © MOVISIE,
kennis en advies voor maatschappelijke ontwikkeling.
2012
Deze publicatie is tot stand gekomen dankzij financiering van
het ministerie van VWS.
De sociale gevolgen van demografische veranderingen
Krimp in beeld
Krimp in beeld 3 * * *
Inhoud
Inleiding 4
1.Bevolkingskrimpinperspectief 61.1 De gevolgen van krimp 8
1.2 Krimp en beleid: bestrijden of begeleiden 10
1.3 Krimp is onontkoombaar, maar hoe nu verder? 11
2.Borger-Odoornendekrimpincijfers 122.1 Borger-Odoorn: een gemeente met twee gezichten 13
2.2 Demografische ontwikkelingen 14
2.3 Werk en inkomen 17
2.4 Wonen 17
2.5 Voorzieningen en bereikbaarheid 19
3.Hetdagelijkslevenineenkrimpgebied 203.1 Demografische veranderingen 21
3.2 Veranderingen op de woningmarkt 23
3.3 Voorzieningen verdwijnen 25
3.4 Minder sociale samenhang 27
3.5 Beleid en communicatie van de gemeente 30
4.Conclusies 334.1 De oorzaken en sociale gevolgen van krimp in Borger-Odoorn 34
4.2 Lessen uit Borger-Odoorn 37
Literatuur 39
* * * 4 Krimp in beeld
Inleiding
Bevolkingskrimp in plattelandsgemeenten staat als vraagstuk volop op de agenda. Uit
bevolkingsprognoses blijkt dat veel gemeenten de komende jaren te maken krijgen met
bevolkingsdaling. In sommige gebieden, zoals Noordoost-Groningen, Parkstad Limburg en
Zeeuws-Vlaanderen is dit al aan de gang. De bevolking vergrijst in een rap tempo, jonge-
ren trekken naar de grote stad en kapitaalkrachtige gezinnen verhuizen naar aantrek-
kelijker woongebieden met meer voorzieningen.
Op lokaal niveau kan dit negatieve gevolgen hebben, zoals leegstand, stagnatie op de
woningmarkt en het verdwijnen van voorzieningen. De snelheid en de mate waarin krimp
zich de komende jaren zal manifesteren, blijken per regio en gemeente nogal te kunnen
verschillen. Zo wordt er een onderscheid gemaakt tussen topkrimpregio’s en zogenaamde
anticipeerregio’s.
Gemeenten waar krimp zich naar verwachting zal voordoen, staan voor een nieuwe uitda-
ging. Hoe pakken zij de gevolgen het beste aan? En hoe zorgen zij dat de leefbaarheid en
het welzijn van de inwoners op peil blijven? In de discussie over krimp ligt de focus vooral
op wonen en daarmee op de kwantitatieve gevolgen: minder mensen, meer leegstand.
Voor de sociale gevolgen van krimp, de sociale verbanden, voorzieningen en voor vesti-
gings- en vertrekfactoren, is vooralsnog veel minder aandacht geweest.
KrimpinhetdagelijkslevenMet deze publicatie willen we daar verandering in brengen. In een kwantitatieve en kwali-
tatieve casestudy zijn we op zoek gegaan naar de dagelijkse realiteit van het wonen in een
krimpgebied. We laten zien welke effecten bevolkingsdaling, vergrijzing en ontgroening
kunnen hebben op het dagelijks leven van bewoners van krimpgebieden. Hierbij besteden we
bijzondere aandacht aan lokale verschillen en bezien we of de effecten van krimp afhankelijk
zijn van de sociaal-economische positie van de streek, het dorp of de wijk.
Locatie voor de casestudy is de gemeente Borger-Odoorn. De eerste tekenen van bevol-
kingsdaling tekenen zich hier af en de komende jaren zal dit toenemen. Borger-Odoorn
is een interessante onderzoekslocatie omdat een deel van de gemeente (‘het zand’) een
uitgesproken aantrekkelijk woongebied is waar veel kapitaalkrachtige senioren neerge-
streken zijn. Een ander deel van de gemeente, het veenkoloniale gedeelte (ofwel ‘het
veen’), is als woongebied duidelijk minder in trek en doet het in sociaal-economisch
opzicht minder goed. Door beide gebieden te vergelijken proberen we er achter te ko-
men hoe lokale verschillen van invloed kunnen zijn op krimp en de uitwerking daarvan.
Krimp in beeld 5 * * *
OnderzoeksopzetenleeswijzerDe casestudy is langs drie lijnen uitgewerkt. In hoofdstuk 1 plaatsen we krimp aan de hand
van literatuuronderzoek in breder perspectief. We geven een overzicht van belangrijke
inzichten uit bestaand onderzoek naar krimp en belichten de belangrijkste aan krimp ge-
relateerde thema’s. In hoofdstuk 2 geven we een beeld van de gemeente Borger-Odoorn in
cijfers. Er zijn zoveel mogelijk feiten verzameld over demografische en sociaal-economische
ontwikkelingen en de woningmarkt in de gemeente. Om zicht te krijgen op lokale verschil-
len, leggen we gegevens van de twee verschillende gebieden (‘zand’ en ‘veen’) naast elkaar.
In hoofdstuk 3 staat het perspectief van bewoners centraal. Wat merken zij van de krimp?
Aan de hand van interviews met betrokkenen, bewoners en professionals uit Borger-Odoorn
beschrijven we hoe de krimp volgens hen zijn weerslag heeft op de bevolkingssamenstel-
ling, de woningmarkt, de leefbaarheid en de sociale cohesie.
Hoofdstuk 4 tenslotte bevat de conclusies: in hoeverre vinden we de bevindingen uit de
literatuur terug in de praktijk van de gemeente Borger-Odoorn en in de ervaring van de
bewoners? Daarbij geven we aan wat deze inzichten kunnen bijdragen aan het handelen
van professionals en beleidsmakers.
Geïnterviewdepersonen
Gerrit van Arragon (opbouwwerker in Gemeente Borger-Odoorn)
Cor Broekharst (bewoner Tweede Exloërmond)
Jacob Bruintjes (wethouder Gemeente Borger-Odoorn)
Johanna van Dijken (bestuurslid ANBO afdeling De Monden)
Johan Engels (bewoner Drouwen)
Jan Geerts (bewoner en winkelier in Exloo)
Jan Haikens (bewoner en voorzitter Plaatselijk Belang Buinerveen)
Bé Komduur (bewoner Exloo)
Hinny Kremer (bestuurslid ANBO afdeling De Monden)
Anne Kwant (bewoner en voorzitter Dorpsbelangen Nieuw-Buinen)
Jan Mulder (bewoner Valthermond en voorzitter Dorpshuis de Afdraai)
Jans Polling (bewoner, oud-onderwijzer en radiomaker Borger)
Dineke Schuurman (bestuurslid ANBO afdeling De Monden)
Wichertje Schuurman (bestuurslid ANBO afdeling De Monden)
Ida Snippe (beleidsadviseur Wonen Gemeente Borger-Odoorn)
Jan Wijnholds (bewoner, oud-onderwijzer Exloo)
Peter Zwiers (bewoner Tweede Exloërmond en raadslid gemeente Borger-Odoorn)
* * * 6 Krimp in beeld
Bevolkingskrimp in perspectief
1
Krimp in beeld 7 * * *
In dit hoofdstuk geven we een overzicht van inzichten uit onderzoeken en beleids-
rapporten op het gebied van bevolkingskrimp. We bespreken de oorzaken van krimp,
de wijze waarop krimp zich in Nederland manifesteert en de gevolgen en beleidsreacties
op krimp. Verderop in deze publicatie zullen we deze literatuurbevindingen toetsen aan
de praktijk in de gemeente Borger-Odoorn.
Na een lange periode van bevolkingsgroei, zal Nederland de komende decennia te maken
krijgen met een proces van bevolkingsdaling. Al sinds de jaren zeventig ligt het gemid-
delde geboortecijfer van Nederland, net als in veel andere Europese landen, onder het
zogenaamde vervangingsniveau. Er worden te weinig kinderen geboren om de bevol-
kingsgroei in stand te houden. Volgens recente prognoses van het Planbureau voor de
Leefomgeving (PBL) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zal de Nederlandse
bevolking nog doorgroeien naar een maximale omvang van 17,8 miljoen inwoners in
2040. Daarna zal het aantal inwoners van Nederland geleidelijk krimpen (Van Nimwegen
en Heering, 2009). Tot die tijd wordt verwacht dat de bevolking in sommige regio’s sterk
groeit en in andere regio’s sterk krimpt. De groei vindt in de stedelijke gebieden plaats,
vooral in de Randstad, maar ook in steden buiten de Randstad met veel bovenregionale
voorzieningen. Een toenemend aantal plattelandsregio’s krijgt echter te maken met
krimp. Bevolkingskrimp doet zich anno 2011 vooral voor aan de randen van Nederland,
zoals Zuid-Limburg, de regio Delfzijl en het zuiden van Zeeland. In de toekomst zal de
krimp in de periferie naar verwachting doorzetten.
OorzakenvankrimpDemografische krimp heeft volgens het PBL grofweg drie oorzaken: sociaal-culturele ontwik-
kelingen zoals individualisering en emancipatie waardoor mensen minder kinderen krijgen;
regionale economische ontwikkelingen in conjunctuur, zoals de werkgelegenheid in een
gebied en planologische beslissingen, zoals het bouwen van woningen. Sociaal-culturele
ontwikkelingen zijn vooral van invloed op het natuurlijke bevolkingsverloop, met name
het geboortecijfer. Regionale economische ontwikkelingen en planologische beslissingen
beïnvloeden vooral migratiebewegingen op een lokaal schaalniveau. Volgens De Jong en Van
Duin (2011) spelen regionale verschillen in aantrekkingskracht een belangrijke rol spelen bij
krimp van bepaalde regio’s. De aantrekkingskracht in perifere regio’s is laag en dat betekent
dat zowel jongeren als gezinnen wegtrekken en weinig buitenlandse migranten zich vesti-
gen. De natuurlijke aanwas in deze regio’s ligt fors beneden het vervangingsniveau van de
bevolking en de sterfte is hoog omdat de regio’s sterk vergrijsd zijn.
VormenvankrimpBevolkingskrimp kan zich op verschillende manieren manifesteren. Er kan onderscheid ge-
maakt worden tussen daling van het aantal inwoners, daling van het aantal huishoudens
en veranderingen in samenstelling van de bevolking. Met bevolkingsdaling (afname van
het aantal bewoners) krijgt naar verwachting circa tweederde van de Nederlandse
* * * 8 Krimp in beeld
gemeenten te maken. Slechts in een klein aantal gemeenten aan de randen van Neder-
land heeft dit al huishoudendaling tot gevolg. In de rest van Nederland zal het aantal
huishoudens de komende 25 jaar naar verwachting nog blijven stijgen, van 7,2 miljoen in
2008 tot zo’n 8,1 miljoen in 2035. Dit komt vooral doordat het aantal kleine en een-
persoonshuishoudens toeneemt.
De totale bevolkingsdaling in Nederland zal zich heel geleidelijk ontwikkelen, maar op
lager schaalniveau kan bevolkingskrimp zich veel sneller gaan ontwikkelen. Figuur 1.1 laat
zien hoe de bevolkingsdaling zich de komende vijftien jaar in diverse regio’s in meer of
mindere mate zal voordoen. Noordoost-Groningen, Parkstad Limburg en Zeeuws-Vlaan-
deren worden vaak bestempeld als topkrimpregio’s. Het zijn regio’s die vooral te lijden
hebben onder de migratiebewegingen van bewoners die naar gebieden trekken met meer
werkgelegenheid, voorzieningen en een aantrekkelijker woonomgeving.
Naast de topkrimpregio’s zijn er een aantal anticipeerregio’s: Midden- en Noord-Limburg,
de Achterhoek, Oost-Drenthe, Twente, het Groene Hart, West-Brabant, Noordoost- en
delen in het westen van Friesland, de Kop van Noord-Holland, Schouwen-Duivenland en
de regio Goeree-Overflakkee, Voorne-Putten en de Hoeksche Waard. Dit zijn regio’s die
nu nog niet met een structurele afname te maken hebben, maar die tussen nu en 2025
waarschijnlijk wel met een omslag van groei naar krimp worden geconfronteerd.
Naast de bevolkingsdaling heeft een aantal regio’s in Nederland, vooral plattelandsge-
bieden, te maken met een selectieve krimp, wat betekent dat de samenstelling van de
bevolking verandert. Hier neemt het aandeel ouderen toe en het aandeel jongeren af.
1.1Gevolgenvankrimp
KrimpendefysiekeleefomgevingDe invloed van demografische ontwikkelingen is vaak als eerste zichtbaar op de woning-
markt. Als het aantal huishoudens daalt in een gebied, dan kan de woningmarkt veran-
deren van een ‘aanbiedersmarkt’ (waarbij er te weinig woningen zijn voor het aantal
gegadigden) in een ‘vragersmarkt’ (waarbij er meer dan voldoende woningen beschikbaar
zijn). Gevolg is vaak dat de woningprijzen in zo’n gebied zullen dalen en mensen eerder
zullen gaan verhuizen: de doorstroming op de woningmarkt zal dan toenemen (Van
Nimwegen en Heering, 2009).
In aantrekkelijke regio’s waar veel mensen willen wonen en de druk op de woning-
markt sinds jaar en dag hoog is, kan een ontwikkeling richting vragersmarkt positief
uitpakken. Mogelijk dalen de huizenprijzen, worden de wachtlijsten voor huurwonin-
gen korter en is er meer keuzevrijheid op de woningmarkt. Op plekken echter waar
de woningmarkt al ontspannen is, kan krimp leiden tot een overschot aan woningen
en dus leegstand. Vooral minder aantrekkelijke woongebieden, zoals vroeg-naoorlogse
woonwijken, buurten met een groot aandeel sociale huurwoningen en kleine dorpen
Krimp in beeld 9 * * *
in minder gewaardeerde landschappen, zijn hier gevoelig voor, aldus het Nederlands
Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI). Mensen zullen eerder kiezen voor aan-
trekkelijke woongebieden en vertrekken dus uit minder aantrekkelijke gebieden. In een
eerder onderzoek, uitgevoerd door MOVISIE, wordt gewezen op het gevaar van sociale
segregatie: enerzijds mooie buurten en dorpen die met name door welgestelden wor-
den bewoond; anderzijds minder populaire dorpen en buurten waar minder bedeelden
wonen (Uyterlinde et al., 2009).
Het risico bestaat ook dat de sociale cohesie in een buurt wordt aangetast. De sociale
cohesie in een buurt wordt onder meer beïnvloed door de mate van gelijkgestemdheid
van de bewoners. In een meer homogene buurt (qua leefstijl of qua etniciteit) zijn mensen
eerder geneigd om zich te verenigen, sociale contacten met elkaar te onderhouden en
elkaar te steunen. Eveneens zorgt de aanwezigheid van gelijkgestemden voor een draag-
Figuur 1.1 Prognose bevolkingsgroei en krimp per gemeente
Krimp (-10 tot -2,5%)
Redelijk stabiel (-2,5 tot 2,5%)
Sterke krimp (-10% of minder)
Groei (2,5 tot 10%)
Sterke groei (10% of meer)
* * * 10 Krimp in beeld
vlak voor voorzieningen. Een homogene buurt van laagopgeleide bewoners met lage
inkomens die tot een etniciteit behoren, kan echter ook negatief uitwerken voor de soci-
ale status van de buurt. Voor mensen in een dergelijke buurt, is het heel moeilijk om aan
hun milieu te ontsnappen. Sociale cohesie is van belang om wijken, buurten en dorpen
leefbaar te houden (Van der Wouden et al., 2006).
VoorzieningenalsoorzaakofgevolgDoor krimp kan het draagvlak voor lokale voorzieningen onder druk komen te staan.
Hoewel sociaal-economische factoren zoals schaalvergroting en verandering in leefstijl
en consumentengedrag belangrijker zijn voor verdwijnende voorzieningen dan bevol-
kingsdaling, kan krimp kan het proces van verdwijnende voorzieningen wel versterken
(Van Nimwegen en Heering, 2009). Als er minder kinderen in een gebied wonen, kan dat
betekenen dat scholen moeten sluiten of samenvoegen. Een uitstroom van jongeren kan
betekenen dat er minder vraag is naar uitgaansvoorzieningen.
StijgendezorgvraagDoor de vergrijzing neemt de vraag naar zorg flink toe. Met name krimpgebieden met
een sterke vergrijzing zullen hiermee te maken krijgen. Niet alleen komen er meer oude-
ren, de periode waarin ze behoefte hebben aan zorg en ondersteuning wordt ook langer.
Als er ook nog sprake is van een sterke ontgroening en het aantal en aandeel jongeren
afneemt, dan ontstaat er een tekort aan handen om aan de groeiende vraag naar zorg
te kunnen voldoen. De effecten zijn verschillend voor iedere regio (Kunst, 2007). Als naar
verhouding de sociaal-economische status in het gebied laag is, hangt dit vaak samen
met meer gezondheidsproblemen en zal de vraag naar zorg hoger zijn. Daling van het
inwonertal kan ook effect hebben op de kwaliteit van de zorg. Door minder draagvlak
voor zorgvoorzieningen zal het aanbod verschralen. Bijvoorbeeld voor de thuiszorg kan
dit betekenen dat, vanwege de afstanden, minder hulp gegeven kan worden.
1.2Krimpenbeleid:bestrijdenofbegeleiden?
Sinds het verschijnen van het rapport ‘Structurele bevolkingsdaling. Een urgente nieuwe
invalshoek voor beleidsmakers’ van het Kenniscentrum Stedelijke Vernieuwing in 2006, is het
besef van de aanstaande bevolkingskrimp doorgedrongen tot beleidsmakers en woningcor-
poraties. Grofweg zijn er twee verschillende beleidsreacties: er zijn gemeenten die de krimp
proberen te bestrijden door woningbouwbeleid en er zijn gemeenten die woningbouwbeleid
gebruiken om de krimp te begeleiden (Van Nimwegen en Heering, 2009).
BestrijdenIn het eerste geval blijven gemeenten doorbouwen in de veronderstelling dat de nieuwe
woningen ook nieuwe bewoners zullen aantrekken. De gemeenten in Parkstad Limburg,
Krimp in beeld 11 * * *
waar al sinds 1997 sprake is van krimp, hadden jarenlang deze strategie. Met nieuwe
woonconcepten en marketingcampagnes probeerden de gemeenten om nieuwe doel-
groepen te trekken en het imago van woongebieden op te vijzelen. Deze strategie is de
afgelopen jaren weinig succesvol gebleken. In Parkstad Limburg bijvoorbeeld bleef de
bevolking, ondanks de vele nieuwbouw, krimpen. Het is niet te achterhalen of deze krimp
erger was geweest zonder de nieuwbouw. Wel wordt over het algemeen de overmaat aan
bouwplannen als problematisch gezien omdat het, in de regio zelf of in een nabijgelegen
woonregio, leegstand veroorzaakt. Instroom van de ene woonregio betekent bovendien
uitstroom van een nabijgelegen woonregio, waardoor het probleem zich verplaatst.
Gebieden met een zwakke woningmarkt kunnen hierdoor nog verder achteruit gaan:
regionale ongelijkheden kunnen verergeren.
BegeleidenGemeenten die de bevolkingskrimp niet bestrijden maar juist begeleiden, proberen met
het woningbouwbeleid hun woningaanbod aan te passen aan de nieuwe vraag. Ze laten
woningen slopen om het overschot aan woningen terug te brengen of te voorkomen.
Vaak gaat het hierbij om individuele panden of delen van woonblokken. Zo kunnen
bijvoorbeeld in blokken van vijf woningen de middelste gesloopt worden, waardoor twee
twee-onder-een-kapwoningen ontstaan. Ook het matigen van nieuwbouwplannen hoort
onder deze beleidsreactie. Met het aanpassen van de bestaande woningvoorraad aan de
specifieke wensen en behoeften van de huidige bewoners proberen sommige gemeenten
te voorkomen dat bewoners die willen doorstromen, vertrekken naar elders.
1.3Krimpisonontkoombaar,maarhoenuverder?
Krimp in Nederland is onontkoombaar. Vooral de randen van Nederland en de plat-
telandsgemeenten hebben of krijgen er mee te maken. Een afname van het aantal be-
woners en een veranderende bevolkingssamenstelling heeft gevolgen voor het leven in
deze gebieden. Negatieve effecten zoals leegstand, verpaupering, afname van voorzienin-
gen en sociale cohesie liggen op de loer. In sociaal-economisch zwakkere gebieden zullen
de negatieve gevolgen naar verwachting sterker zijn en bestaat de kans op een negatief
spiraalsgewijs proces. Hoewel de risico’s voor negatieve sociale effecten evident zijn,
worden beleidsmaatregelen vooral gezocht op het terrein van wonen. In de zoektocht
naar oplossingen is nog maar beperkt aandacht voor het lokale sociale perspectief van
krimp. In het onderzoek ‘Dorpen onder druk’ is dit lokale sociale perspectief enigszins aan
de orde geweest (Uyterlinde et al., 2009). Empirisch onderzoek dat hier aanknopingspun-
ten voor kan bieden, is schaars. In de volgende hoofdstukken beschrijven we daarom de
sociale gevolgen van krimp en de lokale verschillen daarin in de gemeente Borger-Odoorn.
En bezien we welke lessen hieruit te trekken zijn voor beleid.
* * * 12 Krimp in beeld
De krimp in Borger-Odoorn in cijfers
2
Krimp in beeld 13 * * *
In dit hoofdstuk beschrijven we de gemeente Borger-Odoorn aan de hand van feitelijk
materiaal. Met cijfers schetsen we de demografische en sociaal-economische ontwik-
kelingen en de woningmarkt in de gemeente Borger-Odoorn.
Om zicht te krijgen op lokale verschillen, vergelijken we de gegevens van twee verschil-
lende gebieden: ‘het zand’ en ‘het veen’.
2.1Borger-Odoorn:eengemeentemettweegezichten
De gemeente Borger-Odoorn ligt in het zuidoosten van de provincie Drenthe. De gemeen-
te heeft ongeveer 26.000 inwoners, verdeeld over 26 dorpskernen, die in grootte uiteen-
lopen van nog geen 40 tot ruim 5000 inwoners. De gemeente omvat twee sterk van elkaar
verschillende gebieden.
Drouwenerveen
Drouwen
Bronnegerveen
Bronneger
Broger
Westdorp
Ellertshaar
Eesergroen
Eeserveen
OdoornerveenOdoorn
Exloo
Exloërveen
2e Exloërmond
1e Exloërmond
2e Valthermond
Valthermond
Zandberg
Valthe
Klijndijk
Ees
Buinen
Buinerveen
Drouwenermond
Nieuw-Buinen
Gemeente Borger-Odoorn
Het westelijke deel van de gemeente – ‘het zand’ - bestaat uit de Hondsrug met aangren-
zend het Drents plateau. Dit gebied is al eeuwenlang bewoond. De compacte Esdorpen in
het gebied zijn in en na de vroege middeleeuwen ontstaan. Het zijn van oudsher agrari-
sche gemeenschappen met een sterke gemeenschapszin doordat mensen eeuwenlang op
elkaar zijn aangewezen. Tot de jaren zestig van de vorige eeuw woonden er voornamelijk
boeren, handarbeiders en enkele notabelen. In de jaren zeventig werden in die dorpen
nieuwbouwwijken gebouwd waar jonge gezinnen neerstreken. Kort daarna volgden de
* * * 14 Krimp in beeld
kapitaalkrachtige tweeverdieners en senioren die afkwamen op de mooie woonomgeving
en grote woonboerderijen in de zanddorpen. Mensen die voor de rust en de ruimte naar
het gebied zijn gekomen. In dit zandgedeelte van de gemeente bevinden zich uitgestrek-
te bossen, heidevelden en zandverstuivingen. Dat maakt dit gebied tot een aantrekkelijke
bestemming voor toeristen en een gewaardeerd woonoord.
In het oostelijke veengedeelte van de gemeente – ‘het veen’ - zijn de dorpen in de negen-
tiende eeuw ontstaan na de afgraving van het veen. Die ontginning zorgde voor de typische
lintstructuur met kanalen die werden gebruikt voor vervoer van turf. De turfwinning trok
mensen van allerlei komaf vanuit heel Nederland. Een gedeelte van deze groep vestigde
zich na de ontginning in het gebied. Deels waren dat mensen met ambitie die in het gebied
een eigen boerderijtje begonnen. Maar voor een groot deel waren het mensen zonder veel
perspectief, met de daarbij horende kenmerken van weinig opleiding, drankmisbruik en
een slechte gezondheid. De veenkoloniale grond leende zich bij uitstek voor akkerbouw en
zo ontstonden er in het gebied grote boerenbedrijven en verwante agrarische industrieën
(strokarton, aardappelzetmeel). De bebouwing concentreerde zich in hoofdzaak langs de
kanalen. Daardoor hebben de dorpen nog steeds een langgerekt karakter (lintbebouwing).
De karakteristieke veenkoloniale kanalen werden in de jaren zestig van de vorige eeuw
gedempt en er zijn nieuwbouwwijken gebouwd die in enkele dorpen tot kernvorming in de
lintbebouwing hebben geleid. In deze nieuwe kernen werden voorzieningen als dorpshuizen
en sportvelden gebouwd. Toch leverde dit naar verhouding weinig nieuwe bewoners op. In
het gebied woont nog voornamelijk de oorspronkelijke bevolking, wat er zich nieuw vestigt,
komt voornamelijk uit het aangrenzende gebied in Groningen, zo blijkt uit het gemeentelijke
Woonplan 2010-2014 (Companen, 2011).
2.2Demografischeontwikkelingen
De gemeente Borger-Odoorn ligt in een zogenaamde anticipeerregio. Dit betekent dat er op
dit moment nog geen sprake is van sterke bevolkingsdaling, maar dat dit de komende jaren
wel verwacht wordt. Een blik op de demografische cijfers maakt duidelijk waarom.
LichtekrimpinabsoluteaantallenOp het niveau van huishoudens vindt er in de gemeente Borger-Odoorn nog geen
bevolkingskrimp plaats (figuur 2.1). Het aantal huishoudens stijgt zelfs licht tussen 2003
en 2009. Dit komt overeen met de landelijke trend van gezinsverdunning en de toename
van het aantal eenpersoonshuishoudens.
Kijken we naar het aantal inwoners, dan tekenen de eerste contouren van bevolkings-
krimp zich af (figuur 2.2). Sinds enkele jaren is er in Borger-Odoorn sprake van een
lichte afname van het aantal bewoners. In 2003 woonden er 26.440 mensen, in 2009
Krimp in beeld 15 * * *
waren dit er 26.150. Deze daling van 1,1% is niet schokkend, maar geeft wel een trend-
breuk aan met de huidige gemiddelde bevolkingsgroei van Nederland van 1%.
Wanneer we kijken naar het onderscheid tussen zand- en veengebieden is er een duidelijk
verschil te zien in bevolkingsontwikkeling. Het inwoneraantal van de veengebieden schom-
melt wel wat, maar lijkt geen duidelijke groei of krimp door te maken. In de zandgebieden
zien we echter een duidelijke daling van het aantal inwoners tussen 2003 en 2009.
Figuur 2.1: Aantalhuishoudens;zand-enveengebieden2003-2009,bron:CBS
zand
veen
Figuur 2.2: Aantalinwoners;zand-enveengebieden2003-2009,bron:CBS
zand
veen
5150
5200
5250
5300
5350
5400
5450
5500
2004 2005 2006 2007 2008 20092003
12400
12600
12800
13000
13200
13400
13600
2004 2005 2006 2007 2008 20092003
* * * 16 Krimp in beeld
Beide gebieden hebben sinds 2003 te maken met overwegend negatieve vestigingscijfers:
er vertrekken meer bewoners uit de gemeente dan dat er bewoners naar de gemeente toe
verhuizen. In de zandgebieden komt daar nog eens bij dat het sterftecijfer hoger is dan
het geboortecijfer, waardoor er sprake is van een negatieve natuurlijke aanwas en het
aantal bewoners daalt. In de veengebieden worden de negatieve vestigingscijfers echter
gecompenseerd door een positieve natuurlijke aanwas; er worden meer kinderen geboren
dan dat er mensen sterven.
De verschillen in natuurlijke aanwas kunnen verklaard worden door te kijken naar de
bevolkingsopbouw van de zand- en veengebieden. We hebben daarvoor gekeken naar de
percentages van verschillende leeftijdsgroepen in de gemeente en de groei of krimp van
deze leeftijdsgroepen in de afgelopen jaren (figuur 2.3).
Figuur 2.3 : Inwonersaantal2003en2009(percentages)naarleeftijdsgroep;zand-enveengebieden,bron:CBS
0 5 10 15 20 25 30 35 40
45 tot 65 jaar
65 jaar en ouder
25 tot 45 jaar
15 tot 25 jaar
0 tot 15 jaar veen 2009
veen 2003
zand 2009
zand2003
Bev
olk
ing
naa
r le
efti
jdsg
roep
Krimp in beeld 17 * * *
Uit de cijfers blijkt dat Borger-Odoorn vergrijst. Opvallend is echter het verschil in vergrij-
zing tussen de zand- en de veenkernen. In de zandkernen is het percentage 65-plussers
groter en groeit het percentage 65-plussers ook harder dan in de veenkernen. En bij deze
sterke vergrijzing hoort uiteraard ook een hoger sterftecijfer. Verder is opmerkelijk dat
het percentage 25- tot 45-jarigen in de zandkernen kleiner is en de afgelopen jaren meer
is afgenomen dan in de veenkernen.
Ten slotte zien we in zowel de zand- als veenkernen een daling in 0- tot 15-jarigen en een
redelijke stabiliteit in het aantal 15- tot 25-jarigen.
2.3Werkeninkomen
De werkgelegenheid in Borger-Odoorn is niet erg groot. De gemeente heeft een werkge-
legenheidsindex van 39%. Dit wil zeggen dat er een aanbod is van 6594 arbeidsplaatsen op
een potentiële beroepsbevolking van 16.900 mensen (Companen 2010). Arbeidsplaatsen zijn
vooral te vinden in de bouwsector, zakelijke dienstverlening, handel en landbouw. Relatief
veel bewoners zijn dus georiënteerd op werkgelegenheid buiten de gemeente. Het percen-
tage werkzame personen in de zandkernen ligt rond het landelijk gemiddelde van ongeveer
70 procent. In het veengebied is dat circa 4 procent lager en dus is ook het percentage uitke-
ringsgerechtigden in het veengebied hoger. In 2008 leefde 12,3% van de zandbewoners van
een uitkering, onder de veenbewoners was dat 13,5.
In 2007 lag het gemiddelde jaarinkomen van bewoners in het zandgebied van Borger-
Odoorn rond het landelijk gemiddelde van €18.500. Het gemiddelde jaarinkomen in het
veengebied is lager: €16.750. In ’het veen’ zijn veel minder inwoners met hoge inkomens.
In het zandgebied zien we bovendien een gestage toename van het percentage hoge in-
komens en een afname van het percentage lage inkomens. In het veengebied schommelen
deze percentages meer.
Samenvattend kunnen we stellen dat in het veengebied er meer werkloosheid voor-
komt, er meer mensen van een uitkering leven en het inkomen er gemiddeld lager is
dan in het zandgebied.
2.4Wonen
De bevolkingskrimp lijkt tot 2007 weinig invloed te hebben gehad op de gemiddelde
woningwaarde in Borger-Odoorn. CBS-cijfers laten zien dat de huizenprijs in Borger-
Odoorn tussen 2004 en 2007 zijn gestegen, net zoals in de rest van Nederland. Wel is er
een verschil tussen zand- en veengebieden. De woningvoorraad in de zandkernen wordt
gekenmerkt door een relatief groot aandeel koopwoningen. In het zandgebied is de
gemiddelde huizenprijs hoger en bovendien sneller gestegen dan in veengebieden (zie
* * * 18 Krimp in beeld
figuur 2.4). Helaas zijn er nog geen cijfers bekend over hoe de woningmarkt zich na
2007, dus ten tijde van de economische crisis heeft ontwikkeld.
Figuur 2.4: Gemiddeldewoningwaarden2004-2007; zand-enveengebieden,bron:CBS
zand
veen
0
50
100
150
200
250
2005 2006 20072004
x 10
00 e
uro
Om zicht te krijgen op de leegstand in zand- en veengebieden, is gekeken naar CBS-cijfers
over de woningvoorraad in de verschillende wijken van Borger-Odoorn. Deze zijn vergele-
ken met het aantal huishoudens in deze wijken. Als we het aantal huishoudens aftrekken
van het aantal woningen hebben we indicatie van de leegstand in beide gebieden. Omdat
het CBS deze cijfers afrondt op tientallen is dit slechts een grove indicatie. Het blijkt dat
zowel zand- als veengebied tot en met 2007 een woningoverschot hadden (zie figuur 2.5).
Daarna stijgt het overschot in veengebieden, terwijl er een licht gebrek aan woningen
is ontstaan in zandgebieden. Dit komt omdat er vanaf 2007 in het veengebied ruim 200
woningen zijn bijgebouwd, terwijl op het op het zand het aantal woningen zelfs licht is
afgenomen (Statistisch jaarboek Borger-Odoorn, 2010).
Krimp in beeld 19 * * *
2.5Voorzieningenenbereikbaarheid
De vraag is of naast het aantal woningen ook de voorzieningen en de bereikbaarheid ver-
anderen onder invloed van de krimp. De vraag is moeilijk te beantwoorden omdat rond
het aantal voorzieningen in de gemeente geen langjarige onderzoeken beschikbaar zijn.
Wel zijn er CBS-gegevens beschikbaar over het voorzieningenaanbod in 2007 en 2008.
Op basis daarvan valt wel een aantal zaken op.
Basisscholen zijn over het algemeen dichterbij in zand- dan in veengebied (0,9 versus 1,8
kilometer). Dit heeft te maken met het feit dat zanddorpen compact zijn; veendorpen zijn
lange linten, daarmee is de afstand tot de kern gemiddeld langer. In de veendorpen zijn
naar verhouding meer scholen met een klein (minder dan 50) aantal leerlingen.
In 2008 waren er in de gemeente 17 dorps- of buurthuizen: 7 in zanddorpen, 10 in veen-
dorpen. Opvallend is dat er in veendorpen vaak meerdere buurthuizen per dorp zijn. Ook
dit heeft te maken met de langgerekte lintstructuur.
Verder blijkt uit onderzoek van Companen uit 2010 dat een gebrek aan voorzieningen een
belangrijke reden kan zijn voor bewoners om te verhuizen. Dit is het geval in de zand-
dorpen Exloo en Odoorn en de veendorpen Tweede Exloërmond en Valthermond. Dit
geldt met name voor senioren.
Figuur 2.5: Woningoverschotinzand-enveengebieden,bron:CBS
zand
veen
-60
-40
-20
0
20
40
60
80
100
120
140
* * * 20 Krimp in beeld
Het dagelijks leven in een krimpgebied
3
Krimp in beeld 21 * * *
In dit hoofdstuk staat het perspectief van bewoners centraal. We beschrijven hoe
de demografische veranderingen in Borger-Odoorn voor hen uitpakken. Wat betekent
krimp voor hen en hoe ervaren ze het? Aan de hand van interviews met betrokkenen,
bewoners en professionals beschrijven we hoe de krimp volgens hen zijn weerslag heeft
op de bevolkingssamenstelling, de woningmarkt, de leefbaarheid en de sociale cohesie.
3.1DemografischeveranderingenBevolkingskrimp in absolute zin, daar merken bewoners die wij interviewden nog niet
zoveel van. In overeenstemming met de cijfers, spreken bewoners nauwelijks over een
duidelijke afname van het aantal bewoners of huishoudens in hun dorp. Wel merken zij
duidelijk dat de samenstelling van de bevolking verandert.
DrenthenierenophetzandIn het zandgedeelte van de gemeente Borger-Odoorn merken bewoners vooral dat de bevol-
king vergrijst en ontgroent. Zij vertellen dat er in de loop der tijd veel kapitaalkrachtige senio-
ren zijn komen wonen die afkwamen op de pittoreske woonomgeving en de mooie karak-
teristieke woonboerderijen. ‘Drenthenieren’ noemt opbouwwerker Gerrit van Arragon dat.
“Ofwel lekker uitrusten op een dorpje op de Hondsrug.” De vergrijzing in het zandgedeelte
wordt nog versterkt omdat de meeste verzorgingshuizen in de zanddorpen staan.
Jonge mensen trekken weg uit de dorpen om elders te studeren en te werken en keren steeds
minder vaak terug naar hun dorp. Dat heeft deels te maken met gebrek aan werkgelegen-
heid, met name voor hoger opgeleiden, maar ook met het gebrek aan betaalbare woningen
in de zanddorpen, menen de bewoners. Dankzij de populariteit van de woningen bij kapi-
taalkrachtige senioren zijn de huizenprijzen de afgelopen jaren flink gestegen. Betaalbare
starterswoningen zijn er nauwelijks. De heer Geerts, winkelier uit Exloo heeft zijn vier volwas-
sen kinderen één voor één zien vertrekken: “Als je je nu inschrijft, heb je geluk als je over tien
jaar een woning krijgt. Ze bouwen twee-onder-een-kap-woningen, maar met een normaal
startersloontje krijg je daar geen hypotheek voor. De jongeren worden gedwongen om naar
Emmen of Assen te gaan voor een betaalbare woning.”
Ook speelt mee dat er voor jongeren weinig te beleven is op het platteland. Aldo Engels is
33 jaar en geboren en getogen in Drouwen. Hij heeft een afgebroken opleiding en woont
nog steeds in zijn geboortedorp. Hij vertelt daarmee een uitzondering te zijn. “Van mijn
vriendengroep van vroeger ben ik de enige nog die hier woont. De meesten zijn blijven
hangen na hun opleiding. Er zijn er misschien een paar die wel terug zouden willen, maar
ik denk niet dat het er veel zijn. Uitgaan en cultuur is hier niet, alleen een mooie omge-
ving, maar dat trekt jongeren niet.”
VeelwisselingenophetveenDe veendorpen vergrijzen en ontgroenen minder sterk dan de zanddorpen. De geïnterview-
den dragen hiervoor verschillende verklaringen aan. In het veenkoloniale gedeelte wonen
* * * 22 Krimp in beeld
naar verhouding veel jonge gezinnen; jongeren blijven meer hangen in het gebied. Voor een
deel heeft het te maken met het aanbod van betaalbare woningen, deels ook met een andere
levensstijl, opleidingsniveau en werk. Opbouwwerker Gerrit van Arragon: “In de veenkolo-
niën gaan jongeren vrij vaak met 18 jaar werken, krijgen rond hun twintigste een vriend of
vriendin, gaan twee jaar later samenwonen en enige tijd daarna krijgen ze kinderen. En dan
blijven ze gewoon in het dorp wonen.” Dineke Schuurman woont in Tweede Exloërmond en
ziet die ontwikkeling ook. “De meesten die hier wonen zijn hier of in een straal van 20 kilo-
meter rond Tweede Exloërmond geboren. Vaak gaan ze hier bouwen, omdat hier de grond
goedkoper is.” Zij constateert wel dat het jongeren uit de naburige veenkoloniale dorpen
zijn: ”Uit de zanddorpen komen ze niet.”
De geringere vergrijzing in de veendorpen wijten bewoners ondermeer aan het gebrek
aan geschikte huisvesting voor ouderen. Er zijn wel seniorenwoningen, maar die zijn sterk
verouderd, vertellen bewoners. Ook staan verzorgingshuizen vrijwel allemaal in het zand-
gedeelte. Ouderen moeten daarom vaak noodgedwongen de veendorpen verlaten, vertelt
Johanna van Dijken van de ANBO: “Mensen blijven hier dus niet tot aan hun dood wonen,
dat zie je eigenlijk niet. Ze willen liever niet weg, maar ze moeten wel om gezondheidsre-
denen.” Ook constateren de bewoners in het veengedeelte gezinsverdunning. Het bestuur
van de ANBO merkt op dat er veel mensen alleen in een eengezinswoning wonen, en dan
met name veel vrouwen van rond de 70 jaar. Met zo’n jaar of vijf gaat het heel hard met
de bevolkingsdaling en de leegstand, is hun voorspelling.
Krimp in beeld 23 * * *
Hoewel er in het veengedeelte minder sprake is van vergrijzing of ontgroening, nemen
de bewoners toch een verandering in de bevolkingssamenstelling waar. Door de ont-
spannen woningmarkt is de doorstroom van bewoners in bepaalde wijken toegenomen
en ook de sociaal-economische samenstelling van de wijken verandert. De mensen die
wegtrekken, zijn met name de mensen met meer ambitie en de hoger opgeleiden.
Opbouwwerker Gerrit van Arragon: ”Wat je de laatste tijd ziet, is dat er in sommige
buurten mensen komen wonen, elders uit Nederland, die denken, daar kan ik in de
anonimiteit, ver weg, een nieuw leven beginnen in een heel goedkope woning. Maar
dat zijn nog wel eens mensen die een wat andere leefwijze hebben en die daarmee niet
bijdragen aan de samenhang en goede sfeer in de buurt.” Ook wethouder Bruintjes
merkt dat op als hij in de dorpen komt. “Er is een instroom in het veenkoloniale gebied
van mensen die een relatief goedkope woning zoeken. Als ik in Buinerveen op een
dorpsvergadering ben, dan is de tongval niet meer Gronings of Drents, maar Westers.”
In bepaalde wijken dreigt daardoor een concentratie van sociaal zwakkere gezinnen te
ontstaan. Peter Zwiers zit in de gemeenteraad van Borger-Odoorn en woont in Tweede
Exloërmond. Hij merkt op: ”Je krijgt daardoor een andere balans in het dorp, een ba-
lans die misschien wel niet zo goed is voor een dorp.”
3.2Veranderingenopdewoningmarkt
Krapteophetzand;overschotophetveenHoewel bewoners merken dat woningen wat langer te koop staan in de zanddorpen, is er
nog steeds krapte op de woningmarkt. De koopwoningen blijven geliefd bij kapitaalkrach-
tige huishoudens. Dat heeft onder meer te maken met de aantrekkelijkheid van het gebied
en het feit dat er relatief weinig nieuw gebouwd is. In de dorpen staan veel mooie huizen
en verbouwde Saksische woonboerderijen. Er is naar verhouding weinig sociale woning-
bouw. Starters komen daardoor nauwelijks aan bod. Aldo Engels vertelt hierover: “In Borger
zijn nieuwe wijken gebouwd met dure koopwoningen, terwijl sociale woningbouw wordt
gesloopt. Met een beginnend gezin kan je hier niet wonen; dat is niet te betalen.” Voor het
beperkt aantal sociale woningen bestaat dan ook een flinke wachtlijst. Peter Zwiers vertelt
dat er tegenover drie inschrijvingen voor een huis in het veengebied, er op het zand voor een
vergelijkbaar huis wel vijftien inschrijvingen zijn. “Wonen op het zand is promotie.”
In de veendorpen staan van oudsher vooral veel arbeiderswoningen, ooit gebouwd voor
de veenarbeiders. Nog steeds is er dan ook een ruim aanbod aan sociale huurwoningen
en betaalbare koopwoningen, ook voor jonge gezinnen en starters. Ook bouwen jonge
mensen regelmatig zelf een woning. Cor Broekharst uit Tweede Exloërmond vertelt vol
bewondering hoe zijn jonge buren dat slim aanpakten: ”De grond is hier heel goedkoop.
Die jongelui kopen een lap grond en bouwen daar hun huis op, helemaal zelf. Daar komt
geen aannemer aan te pas.”
* * * 24 Krimp in beeld
Het ruime aanbod op de woningmarkt gaat echter gepaard met een teruglopende vraag.
Bewoners van veendorpen merken een duidelijke stagnatie op de woningmarkt. Er staan
veel huizen te koop en ze worden moeilijk verkocht. Hinny Kremer, woont in Tweede
Exloërmond en constateert: “Het laatste nieuwbouwplan hier was zo volgebouwd. Toch
staan er ook veel huizen te koop en ook lang. Wat niet gedateerd is, gaat nog wel weg.
Maar wat langer te koop staat, gaat niet zo gauw meer.” Dit merkt ook de gepensio-
neerde Cor Broekharst, die vanuit Zuid-Holland naar Tweede Exloërmond verhuisde. Hij
droomde er altijd al van om naar Drenthe te verhuizen. In 2007 bouwde hij, samen met
zijn huidige buurman, zijn droomhuis: een twee-onder-een-kapwoning vlakbij een natuur-
reservaat en met uitzicht op de Drentse akkers. Cor dacht spekkoper te zijn. “Maar toen
kreeg mijn vrouw heimwee naar ‘het westen’ en naar de kleinkinderen. Inmiddels staat
de woning anderhalf jaar te koop. De gepensioneerden met goedgevulde portemonnee
blijven weg en de lokale bevolking vindt de woning te duur.”
Ook wethouder Bruintjes merkt op dat de woningmarkt in het veengebied kwetsbaarder
is dan in het zandgebied. “We hadden een woningbouwproject waarbij er 750 wonin-
gen gebouwd zouden worden bij Nieuw-Buinen [in het veenkoloniale gebied red.], 600
daarvan gaan niet meer door; daar hebben we een streep door gezet en het geld hebben
we afgeboekt.” Bewoners hebben daar zo hun bedenkingen bij. De bestuursleden van de
ANBO merken op dat er voor senioren geen geschikte huizen beschikbaar zijn. “Er was
een plan voor het bouwen van levensloopbestendige woningen, dat is afgeblazen. Wij
willen, als het ons tenminste lukt onze huizen te verkopen, huurwoningen met comfort
en aan die wensen wordt niet voldaan. Voor ons wordt niet gebouwd hier in het dorp. Ik
denk dat tussen nu en 10 jaar veel van onze generatie vertrokken zullen zijn naar Stadska-
naal of Emmen omdat hier geen geschikt huis voor ons is.”
RisicovanverpauperingDe ontspannen woningmarkt en de lage prijzen in het veenkoloniale gedeelte hebben
ook hun weerslag op de huurmarkt. Daar zijn de wachttijden kort en de huurprijzen laag
en dit trekt veel bewoners van buiten het gebied. Daarmee dreigt in sommige buurten
een situatie te ontstaan waarbij sociaal-economisch sterkere bewoners de buurten verla-
ten en zwakkere huishoudens achterblijven. Peter Zwiers uit Tweede Exloërmond heeft
hierdoor een negatieve spiraal zien ontstaan in een populaire straat die afgegleden is tot
een probleemstraat. ”Ik heb zelf gewoond in een straat met leuke huisjes met een mooi
tuintje. Toen kwam er één tussen die geen aansluiting vond bij de buren, een tweede die
zijn tuin niet onderhield, en op den duur zit je tussen mensen die koelkasten in de tuin
sparen. En dan zie je dat mensen die er al woonden, ook niet meer de tuin onderhouden.
De stimulans om zelf de tuin aan te pakken valt ook weg. Je gaat er snel in mee. Het
woongenot valt weg en daarmee ook de stimulans om er echt iets van te maken.” Zwiers
is ondertussen verhuisd naar een andere wijk.
De slechte naam van sommige buurten bemoeilijkt ook de verkoop van koopwoningen,
aldus Gerrit van Arragon. ”Rondom bepaalde straten van Nieuw-Buinen bijvoorbeeld hoor
Krimp in beeld 25 * * *
je van mensen met een koopwoning dat ze zich er niet meer thuis voelen. Het is hun soort
mensen niet, vinden ze. Maar ze vrezen dat ze hun huis nooit verkopen, want de buurt
heeft een slechte naam.” Vanwege de stagnerende woningmarkt en de imagoschade die
de buurt heeft opgelopen, zijn er dus bewoners die als het ware ‘gevangen’ zitten in de
buurt. Zij willen wel weg, maar krijgen hun huis niet verkocht.
3.3Voorzieningen
VerschralingwinkelaanbodDe afgelopen jaren zijn diverse winkels uit het straatbeeld verdwenen. Verschillende dorps-
winkels hebben hun deuren moeten sluiten door gebrek aan klandizie. Bewoners merken
dat ook op en noemen hiervoor verschillende oorzaken. Als belangrijke oorzaak noemen ze
schaalvergroting en toegenomen mobiliteit. Veel bewoners pakken de auto naar een groter
dorp of de stad om daar boodschappen te doen bij een grotere supermarkt met meer aanbod.
Dit gaan ten koste van de lokale winkels. Hinny Kremer (ANBO): ”In Stadskanaal heb je alle
voorzieningen, allemaal binnen je bereik. Dat is toch wel comfortabel Je hebt hier alleen nog
een kleine supermarkt. Maar die is duurder en die heeft ook niet genoeg keuze. Als je een
lente-uitje wilt hebben, moet je hier niet zijn. Als iedereen er ging kopen zou hij wel goed-
koper worden, maar zo werkt het niet.”
Andere bewoners benadrukken dat het niet alleen marktprocessen zijn, maar ook de
veranderde bevolkingssamenstelling die van invloed is op het winkelaanbod. Sommigen
menen dat met name de ‘import’ geneigd is om buiten het eigen dorp boodschappen te
doen. Zij zouden minder binding hebben met het eigen dorp en minder ‘hun best doen’
om de plaatselijke middenstand te ondersteunen. Winkelier Geerts uit Exloo, vertelt dat
hij vooral last heeft van de vergrijzing: ”Oudere mensen besteden minder geld hier in het
dorp. Die besteden hun geld aan reizen en uit eten gaan. Verder hebben ze alles al, dus
die kopen nauwelijks meer in mijn toko. Een jong gezin dat hier bezig is een leven op te
bouwen en net een huis heeft, koopt veel meer; die hebben nog van alles nodig.”
GemeentelijkevoorzieningenVanaf 2003 is de gemeente bezig met het ontwikkelen van een voorzieningenbeleid onder
de titel ‘Kern en kader’. In de gemeente zijn naar verhouding veel publieke voorzieningen
als dorps- en buurthuizen, jeugdsosen, sportzalen en scholen; zo’n 100 verdeeld over de 25
kernen. De gemeente heeft te weinig financiële middelen om alles kwalitatief goed in stand
te houden. Bovendien zijn de gevolgen van de ontgroening merkbaar; het leerlingenaantal in
de gemeente is de afgelopen 6 jaar met een kwart gedaald en dat heeft behoorlijke conse-
quenties voor het aantal scholen. Wethouder Bruintjes vertelt dat er in 2008, door de daling
van het leerlingenaantal serieuze financiële problemen ontstonden in het onderwijs. ”Inmid-
dels is duidelijk dat als gevolg van krimp de vergrijzing van het personeel toeneemt en dat de
* * * 26 Krimp in beeld
Krimp in beeld 27 * * *
gemiddelde bezetting van de lokalen afneemt. De rijksbekostiging van het onderwijs houdt
hier onvoldoende rekening mee. Dat is bij het onderwijs te laat onderkend”.
Het noopte de gemeente tot rigoureuze maatregelen waarmee men zich landelijk op de
kaart heeft gezet. Het beleid van de gemeente is om voorzieningen meer te concentreren
in de grotere dorpen en in een multifunctioneel centrum. Het doel is om te komen tot een
betere verdeling en kwaliteit van de voorzieningen in de gemeente. Criteria zijn bijvoor-
beeld de grootte van het dorp en de functie ten opzichte van omliggende dorpen. Ook
wordt gekeken naar de mate waarin de voorziening gebruikt wordt. Op basis daarvan
wordt voor ieder dorp een plan opgesteld, dat met de dorpen wordt besproken.
Dat betekent dat nogal wat buurthuizen en sportvoorzieningen met sluiting worden
bedreigd. Bruintjes: ”In Borger, Odoorn, Nieuw-Buinen en Valthermond gaan we multi-
functionele gebouwen neerzetten met daarin een of twee basisscholen, een peuterspeel-
zaal en allerlei andere voorzieningen. Zes tot acht dorpen houden dan een dorpsschool
met alleen onderwijs. In het veengebied gaan de meeste scholen sluiten. Vaak zijn dit naar
verhouding kleine scholen. In die langgerekte veenkoloniale dorpen is het moeilijk om de
kinderen allemaal naar dezelfde school te laten gaan.”
Bewoners maken zich grote zorgen over deze ontwikkeling. Zij realiseren zich dat een school
een minimumaantal leerlingen nodig heeft, maar vinden een school op loop- of fietsafstand
van groot belang. En dat heeft niet alleen te maken met het hun eigen gemak, benadrukt Jan
Haikens: ”Een school is van zeer grote waarde voor een dorp. Het is niet alleen een plek waar
onderwijs gegeven wordt. Het is ook een ontmoetingsplaats, voor kinderen en voor ouders.”
Hij pleit daarom voor een samenwerking of fusie tussen openbaar onderwijs en christelijk
onderwijs als waarborg voor het behoud van onderwijs in het dorp.
Peter Zwiers was ten tijde van de gemeentelijke besluitvorming raadslid in de gemeente Bor-
ger-Odoorn. Ook hij realiseert zich dat met dit beleid in de veendorpen de meeste voorzie-
ningen en ook de meeste scholen verdwijnen. Hij constateert dat in het veengebied over het
algemeen niet wordt gekozen op kwaliteit, maar voor de dichtstbijzijnde school. Hij vreest
dat daardoor in de toekomst nog meer scholen uit het veenkoloniale gebied zullen verdwij-
nen. ”We hebben gekozen, want de realiteit ligt er en je moet het doen met de middelen die
je hebt. Voor een kinderopvang heb je in Tweede Exloërmond niet genoeg kinderen.“
Een aantal bewoners benadrukt dat met name kwetsbare burgers te lijden hebben onder
het verdwijnen van de voorzieningen. Mensen die minder mobiel zijn en daardoor afhan-
kelijk van de lokale supermarkt en het dorpshuis om de hoek, krijgen het lastig.
3.4Mindersocialesamenhang
Minderontmoeting,mindersocialesamenhangDe veranderde bevolkingsamenstelling en het verdwijnen van voorzieningen heeft gevolgen
voor de leefbaarheid en de sociale cohesie in de dorpen, vertellen verschillende bewoners.
* * * 28 Krimp in beeld
Sommige dorpen hebben te maken met een bevolking die vanwege hun leeftijd of drukke
levensstijl, steeds minder investeert in het gemeenschapsleven in dorpen. Tegelijkertijd neemt
het aantal ‘natuurlijke’ ontmoetingsplaatsen af. En daarmee gaat volgens Jans Polling uit
Borger een essentieel deel van het dorp verloren. ”Dorpen zonder voorzieningen, zonder
ontmoetingsplekken zijn eigenlijk geen dorpen meer, maar woonwijken”, vindt hij. Het
scenario van een dorp met uitsluitend een woonfunctie is een groot schrikbeeld voor veel be-
woners. Ze willen voor een boodschap terecht kunnen in hun eigen dorp, willen hun kinderen
naar school kunnen brengen in hun eigen dorp en andere bewoners ontmoeten. Ontmoe-
tingsplekken zijn cruciaal voor de sociale samenhang en daarmee voor de zelfredzaamheid,
geven enkele bewoners aan. Zeker in een samenleving die individualiseert en vergrijst, vindt
Jans Polling. “Als je een samenleving wil waarin mensen op elkaar letten en mensen mantel-
zorg verlenen, dan moet je wel een basisniveau aan voorzieningen en ontmoetingsplaatsen
behouden. Anders verdwijnen de onderlinge banden en is het ieder voor zich. Daar moet je
als gemeente dus ook in blijven investeren.”
VereniginglevenonderdrukDe verandering in gemeenschapszin en de terugloop van het verenigingsleven is opmerke-
lijk genoeg het meest voelbaar in de zanddorpen. Veel verenigingen, zoals sportclubs en
dorpsbelangenverenigingen hebben problemen om voldoende (jonge) leden en bestuurs-
leden te vinden. In de zanddorpen, waar van oorsprong een zeer actief gemeenschaps-
leven was, wordt met name de vergrijzing als belangrijke oorzaak aangemerkt voor het
moeilijk kunnen werven en behouden van leden en bestuursleden. Oud-onderwijzer Jan
Wijnholds: ”Het muziekleven verdwijnt uit het dorp, de voetbalvereniging heeft niet ge-
noeg jonge voetballers om een team te vormen en moest daarom fuseren met een andere
voetbalvereniging.” En langzamerhand is er voor de jongeren steeds minder te doen in
de dorpen. Bé Komduur uit Exloo: ”Voor vermaak moeten ze naar andere dorpen of naar
Emmen. En ze moeten natuurlijk altijd gehaald en gebracht worden. Vroeger kwam alle
jeugd uit de wijde omtrek hier naar toe. Dan had je een jeugdsoos en dansavonden.”
Niet alleen is de afwezigheid van voldoende ‘jonge’ bewoners verantwoordelijk voor de
problemen van het verenigingsleven, maar ook de levensstijl van de mensen die er wel
wonen. Anders dan enkele decennia geleden, wonen er tegenwoordig veel tweever-
dieners in de zanddorpen. Dat drukke leven heeft gevolgen voor de vrijetijdsbesteding
van deze bewoners, meent Jan Wijnholds. “De jongere mensen hebben nergens meer
tijd voor. Hier een hypotheek betalen van één salaris, dat kan je wel schudden. Dus de
jongere mensen werken meestal allebei en hebben geen tijd om in het bestuur van een
vereniging te zitten.”
In de veendorpen is de sociale samenhang van oudsher minder sterk. Dat heeft deels te ma-
ken met de lintstructuur. ”Zandorpen zijn compacter, daar kom je elkaar makkelijker tegen
dan in een langgerekt lintdorp.”, aldus Peter Zwiers. ”Er is geen centrale ontmoetingsplek of
duidelijk centrum, zoals in de zanddorpen. Er zijn hier zoveel clubhokjes: van sportvereniging,
Krimp in beeld 29 * * *
* * * 30 Krimp in beeld
tot duivenvereniging. Je kan bijna wel zeggen dat iedere groep zijn eigen ontmoetingsruimte
heeft. Het is hier heel versnipperd. Er is meer verbondenheid met een bepaalde groep dan
met het dorp”. Daar komt bij dat er binnen de veenkoloniale dorpen sprake is van sterke
groepsvorming; in een aantal veenkoloniale dorpen speelt de scheiding tussen kerkelijk en
niet-kerkelijk een grote rol. Maar ook los daarvan staat het verenigingsleven in de veenko-
loniale dorpen onder druk, net als in de zanddorpen. De voetbalvereniging heeft minder
jeugdteams en heeft moeite het seniorenteam op de been te houden. De betrokkenheid en
inzet is minder groot. “Ik zie het bij mijzelf: Ik train niet, maar ga alleen naar de wedstrijden.
Ik ben een klant van de vereniging“, merkt Zwiers op.
Veelverhuizingen,mindersamenhangIn het veenkoloniale gedeelte zorgen de vele verhuizingen in sommige buurten en
straten voor minder sociale samenhang. Er komt ‘een ander soort mensen’ wonen, waar
bewoners zich niet in herkennen, of zelfs wantrouwend tegenover staan. Bewoner
Peter Zwiers vertelt hoe dat ging in de straat waar hij woonde: “Er was wel onderling
contact, maar de verschillen werden wel erg groot. Je hebt wel erg weinig gemeen-
schappelijke gespreksonderwerpen.” Gerrit van Arragon constateert dat een dorp wel
een bepaald percentage nieuwe bewoners aankan, maar het moet niet te gek worden.
“Er komen allerlei nieuwe mensen die de spelregels niet kennen en ook geen zin of
mogelijkheden hebben zich daar aan te houden.”
3.5Beleidencommunicatievandegemeente
RegionaleaanpakBevolkingsdaling doet zich in de gehele regio Zuidoost-Drenthe voor en vereist een
regionale aanpak. Voor woningbouwprogramma’s bijvoorbeeld is een bovenlokale stra-
tegie nodig om onderlinge concurrentie te voorkomen en de diversiteit in het regionale
aanbod te vergroten.
Wat betreft woonvisies hebben de provincie Drenthe en de gemeenten Aa en Hunze, Borger-
Odoorn, Emmen, Coevorden besloten gezamenlijk onderzoek te doen naar de gevolgen van
de demografische ontwikkeling. Aan de hand hiervan hebben gemeenten en provincie een
aantal actiepunten voor overleg en nader onderzoek opgesteld (Companen, 2011).
Ook wat zorg betreft is een regionale aanpak aan de orde omdat een aantal zorgaan-
bieders werkt op regionaal niveau. De gemeente Borger-Odoorn werkt samen met de
gemeente Aa en Hunze aan een zorgexperiment in het veenkoloniale gebied onder de
noemer ‘Zorgkracht in Krimpgebieden’. Achttien organisaties, aanbieders van (mantel-)
zorg, welzijn en huisvesting hebben hiervoor een convenant getekend. Het doel van het
zorgexperiment is dat de ondertekenaars van het convenant met elkaar garant staan voor
zorgverlening in het gebied. Zij willen gebruik maken van elkaars diensten en streven zo
naar een betere dienstverlening, waarvoor zij samen verantwoordelijkheid dragen.
Krimp in beeld 31 * * *
WoningenvoorstartersenseniorenVeel bewoners staan ambivalent tegenover het beleid en het optreden van de gemeente
als het gaat om krimp. Bewoners realiseren zich dat er impopulaire maatregelen moeten
worden genomen, zoals het sluiten van scholen. Maar tegelijkertijd maken ze zich zorgen
om de leefbaarheid in hun dorp en vragen ze zich af of de gemeente wat dat betreft wel
voldoende onderneemt.
Een punt van kritiek is de beperkte woningvoorraad voor starters in sommige zand-
dorpen zoals Exloo. De mensen die we spraken koppelen de vergrijzing in hun dorp aan
de eenzijdige woningvoorraad. Ook vinden ze dat er meer betaalbare huizen voor starters
gebouwd moeten worden. Bewoners van de zanddorpen maken zich zorgen over de toe-
komst van het zandgebied en vrezen bewoners de gevolgen van met name de vergrijzing.
Want wat gebeurt er met al die grote huizen als straks de babyboomgeneratie er niet
meer is? Krijg je een enorme devaluatie van de woningen als die hele grote groep wegvalt
die heel veel in bezit heeft? Wat betekent dat voor de samenleving?
In de veendorpen zijn volgens de respondenten te weinig geschikte huurwoningen en
woonruimte voor ouderen. De bestuursleden van de ANBO vinden dat de gemeente niet
genoeg in inspeelt op de vergrijzing en de behoeften van senioren. “Wij willen huur-
woningen met comfort. Maar de gemeente bouwt niet in ons dorp. Ik denk dat tussen
nu en 10 jaar veel van onze generatie vertrokken zullen zijn naar Stadskanaal of Emmen
omdat hier geen geschikt huis voor ons is.”
SocialeachterstandtegengaanDe gemeente voert geen structureel beleid om de verminderde sociale samenhang en de
dreigende verpaupering in het veenkoloniale gebied tegen te gaan. Wel is er, na een hele
reeks incidenten, in Nieuw-Buinen een aantal maatregelen genomen om de sociale ach-
terstand tegen te gaan. De gemeente screent toekomstige bewoners van huurwoningen
op een strafblad. Verder is er behoorlijk geïnvesteerd in bijvoorbeeld buurtgerichte sociale
activering. Er is geïnvesteerd in opbouwwerk dat ondermeer ondersteuning heeft gegeven
bij het opzetten van een bewonersorganisatie, buurtactiviteiten en een dorpskrant. Er is een
dorpsplan gemaakt en er wordt versneld een multifunctionele accommodatie gebouwd in
Nieuw-Buinen. En dat werpt zijn vruchten af. Er is een enthousiaste groep bewoners die zich
inzet voor de leefbaarheid van het dorp en er ontstaat meer gezamenlijkheid.
WerkgelegenheidSommige bewoners vinden dat de gemeente meer zou kunnen doen om de werkgelegen-
heid te stimuleren. Meer werk in de directe omgeving kan mensen aantrekken of vasthou-
den, zo redeneren zij. Met name in het veenkoloniale gedeelte zou meer bedrijvigheid
een plek kunnen krijgen. Dat de gemeente daar weinig aan doet, wijt Cor Broekharst uit
Tweede Exloërmond aan een te conservatieve houding van de gemeente. Om het dorpse
* * * 32 Krimp in beeld
karakter te behouden moeten de boerderijen van de gemeente een agrarische bestem-
ming houden en wordt grotere industrie in het gebied gemeden, vertelt hij. “Een bedrijf
met 40 werknemers moest verhuizen naar Stadskanaal, omdat ze hier niet mochten uit-
breiden. Het werd te grootschalig, vond men. Dan denk ik: zo laat je zomaar 40 potentiële
inwoners aan je neus voorbij gaan. Je moet perspectief bieden in je eigen dorp, en dat
begint met werkgelegenheid.”
CommunicatieHet begrip ‘krimp’ is bij alle bewoners bekend en ze weten dat het een speerpunt is van de
gemeente, hoewel niet iedereen overtuigd is van de ernst. Jan Haikens: “Voor de krimp zijn
er prognoses gemaakt tot 2020. Dan praat je dus over kinderen die pas over vijf jaar verwekt
gaan worden. Er kunnen best situaties zijn in de samenleving waardoor die prognoses bijge-
steld moeten worden. Ik vind het gevaarlijk om prognoses zo ver vooruit te maken. Ik begrijp
dat je vooruit moet kijken, maar dat mag volgens mij nooit een doorslaggevende factor zijn.”
Goede communicatie met bewoners is belangrijk, vinden vrijwel alle respondenten. Dat zorgt
voor minder onrust en minder ‘wilde verhalen’. Gerrit van Arragon benadrukt dat niet alleen
communicatie belangrijk is, maar ook het betrekken van bewoners bij de problemen en bij
de oplossingen. ”Het is belangrijk dat je vroegtijdig aan mensen voorlegt: er is een probleem,
hoe lossen we dat samen op? Zowel op het veen als op het zand snappen bewoners wel dat
er oplossingen moeten komen. Maar maak niet de fout om als professional alles bij voor-
baat vanuit je eigen referentiekader al geregeld te hebben. Bewoners raken betrokken en
gemotiveerd wanneer ze vanuit hun kennis van de buurt zelf oplossingen kunnen aandragen
en daar een rol in kunnen spelen. Ik merk wel dat het de ambitie van de politiek en van de
wethouders is om de bewoners erbij te betrekken, maar voor veel ambtenaren en andere
professionals blijft het lastig om de burgers een grotere rol te geven.”
Opgemerkt wordt wel dat er al veel vooruitgang geboekt is in de houding van de ge-
meente ten opzichte van de burgers. Anne Kwant, voorzitter van de vereniging dorpsbe-
langen Nieuw-Buinen: ”Twee jaar geleden werd er nooit wat door de gemeente overlegd.
Nu is dat wel anders. Het besef is er dat bewoners betrokken moeten worden bij proble-
men. Nu wordt er gevraagd: Hoe hadden jullie het gedacht? Er zijn mogelijkheden voor
inspraak en er wordt ook echt geluisterd.”
Krimp in beeld 33 * * *
Conclusies
4
* * * 34 Krimp in beeld
In deze casestudy gingen we op zoek naar de sociale gevolgen van krimp in de gemeente
Borger-Odoorn. We onderzochten hoe de krimp zich manifesteert en welke gevolgen dit
heeft voor het dagelijks leven van bewoners. Bijzondere aandacht ging hierbij uit naar de
lokale verschillen in de gemeente. We bekeken of de effecten van krimp afhankelijk zijn van
de sociaal-economische positie, of andere unieke kenmerken van een streek, dorp of wijk.
In dit hoofdstuk beschrijven we de belangrijkste bevindingen en conclusies. We sluiten
af met een aantal belangrijke lessen die hieruit te trekken zijn voor krimpgemeenten.
4.1DesocialegevolgenvankrimpinBorger-Odoorn
Borger-Odoorn:selectievekrimpmetlokaleverschillenBorger Odoorn heeft sinds enkele jaren te maken met een lichte bevolkingsdaling. Dit is
nog niet te zien in een afname van het aantal huishoudens, maar wel in een afname van het
aantal inwoners. Er vertrekken meer bewoners uit de gemeente dan dat er nieuwe bewoners
bijkomen. Zoals veel plattelandsgemeenten heeft Borger-Odoorn te maken met een trek van
bewoners naar de steden en gebieden met meer werkgelegenheid en voorzieningen.
Opvallend in de gemeente zijn de lokale verschillen van de bevolkingskrimp. In het pit-
toreske zandgebied daalt de bevolking, maar in het minder aantrekkelijke veenkoloniale
gebied opmerkelijk genoeg nog niet. Dit heeft te maken met de verschillende bevolkings-
samenstelling van de twee gebieden en de veranderingen die daarin optreden. In de
zanddorpen verandert vooral de leeftijdsopbouw van de bevolking. De bevolking vergrijst
en ontgroent sterk. In de veendorpen wonen relatief veel jonge gezinnen en is de ont-
groening en vergrijzing minder sterk.
VraagenaanboduitbalansopdewoningmarktDe demografische veranderingen en de verschillen tussen zand en veen worden deels ver-
oorzaakt door de woningmarkt en de fysieke leefomgeving. In de zanddorpen is er sprake
van een krapte op de woningmarkt. Daar is de afgelopen jaren naar verhouding weinig
gebouwd. De mooie zanddorpen met hun dure woningen trekken vooral kapitaalkrach-
tige tweeverdieners en senioren aan. Door een gebrek aan betaalbare woningen is het
voor starters op de woningmarkt lastig een huis te vinden. Gevolg is een snelle vergrijzing
en ontgroening van de bevolking. In het veengedeelte is een ruim aanbod aan betaalbare
(arbeiders) woningen, wat minder kapitaalkrachtige jonge gezinnen aantrekt. Bovendien
is er nauwelijks aangepaste woongelegenheid voor senioren in de veendorpen; die zijn
vooral in het zandgedeelte te vinden. De vergrijzing en ontgroening zijn er minder dan in
de zanddorpen. De bevolkingssamenstelling verandert echter wel op een andere manier.
In sommige minder aantrekkelijke buurten zorgt een overschot aan goedkope, kwalitatief
slechte woningen voor een vertrek van kapitaalkrachtigere bewoners en de komst van
bewoners met in allerlei opzicht minder kapitaal.
Krimp in beeld 35 * * *
LeegstandenverpauperingVan grootschalige leegstand van woningen is (nog) geen sprake in Borger-Odoorn. Door-
dat veel voorzieningen verdwijnen of moeten samenvoegen dreigen er wel verenigings-
gebouwen en scholen leeg te komen staan. Stagnatie op de woningmarkt zorgt er voor
dat woningen langer te koop staan. Met name in de minder populaire gebieden betekent
dit voor sommige mensen dat ze als het ware gevangen zitten in hun woning. Ze willen
graag weg, maar kunnen dit niet. De grootste problemen op de woningmarkt ontstaan
in sommige veendorpen in een aantal buurten en straten met minder aantrekkelijke
sociale huurwoningen. Daar zorgen verhuisbewegingen en sociale verzwakking ervoor
dat mensen zich minder verantwoordelijk voelen voor de buurt en dat verpaupering en
imagoschade optreedt. Een wijkaanpak met intensieve inzet van opbouw, investeringen
van de woningcorporatie en de gemeente en screening van nieuwe bewoners lijkt in het
dorp Nieuw-Buinen vruchten af te werpen.
LevensloopbestendigwonenOok de vergrijzing leidt tot nieuwe vraagstukken op de woningmarkt, met name wat
betreft ouderenhuisvesting. Vooral in de veendorpen is het aantal aangepaste senioren-
woningen beperkt. Verhuizen naar een verzorgingstehuis is voor veel mensen een schrik-
beeld. Een gevarieerd levensloopbestendig woningaanbod waarin je kan opgroeien, maar
ook oud worden, is de oplossing, zo menen zij.
VerschralingvanvoorzieningenBewoners constateren dat steeds meer voorzieningen verdwijnen in hun dorp. Dat is
vooral een gevolg van schaalvergroting, toegenomen mobiliteit en veranderingen in
leefstijl. Tegelijkertijd menen bewoners en winkeliers dat demografische ontwikkelingen
de verschraling van het voorzieningenaanbod versterken. Ook merken bewoners dat het
verenigingsleven verandert. Er zijn minder jonge mensen die lid worden van een club
of vereniging en er is minder animo onder de bevolking om zich actief in te zetten in
het verenigingsleven. Bovendien moet de gemeente bezuinigen. Verschillende sportac-
commodaties, dorpshuizen, en clubs moeten hun deuren hierdoor sluiten. Oplossingen
worden gezocht in het samenvoegen van verenigingen en het ontwikkelen van multi-
functionele accommodaties.
De ontwikkeling waar bewoners zich het meeste zorgen om maken is het sluiten van
scholen. Dit lijkt een rechtstreeks gevolg van de bevolkingskrimp, waar de gemeente
enigszins door overvallen werd. Het aantal kinderen neemt zo sterk af dat een toene-
mend aantal scholen onder de opheffingsnorm komt en moet sluiten of samenvoegen.
Met name in de veendorpen is dit het geval. Door de lintstructuur is de gemiddelde
afstand er groter. De verschraling van voorzieningen gaat volgens bewoners ten koste
van de leefbaarheid in de dorpen. Voorzieningen hebben niet alleen een praktische
waarde voor mensen maar ook een sociale en emotionele. Voorzieningen kunnen de
gelegenheid bieden voor ontmoetingen, het uitwisselen van verhalen, het ervaren van
* * * 36 Krimp in beeld
gezelligheid en geborgenheid en zorgen voor een gevoel van verbondenheid met het
dorp en medebewoners.
SocialesamenhangonderdrukDe traditionele hechte dorpsgemeenschap met het vanzelfsprekende ‘naoberschap’ is
minder geworden in Borger-Odoorn. De autonome dorpen - waarin mensen geboren
en getogen werden en het dorp voorzag in werk, voorzieningen en hechte sociale
contacten – hebben zich ontwikkeld tot woondorpen waarin met name de woonfunc-
tie centraal staat en bewoners minder sterk op het eigen dorp georiënteerd zijn. Het
is een maatschappelijke ontwikkeling die zich de afgelopen decennia in vrijwel alle
plattelandsgemeenten heeft voorgedaan (Thissen, 2010) en die in principe losstaat van
bevolkingskrimp. In Borger-Odoorn blijkt echter dat demografische ontwikkelingen de
sociale samenhang van een dorp extra onder druk kan zetten. In de zanddorpen vooral
omdat nieuwe bewoners en senioren minder willen of kunnen investeren in het dorp.
In het veengedeelte ook omdat er veel verhuizingen zijn, waardoor er steeds nieuwe
mensen komen wonen en de bevolkingsamenstelling in sociaal-economisch opzicht ver-
andert. Daar komt nog eens bij dat het aantal ontmoetingsplekken afneemt, doordat
voorzieningen verdwijnen. Juist die ontmoetingsplaatsen zijn cruciaal voor de sociale
cohesie. Met het steeds grotere beroep dat wordt gedaan op de onderlinge zorg en
zelfredzaamheid van burgers, baart dit bewoners zorgen. Mensen die elkaar nauwelijks
tegenkomen en niets met elkaar delen zullen ook minder geneigd zijn voor elkaar te
zorgen, zo wordt geredeneerd.
DerolvandegemeenteDe gemeente wekt in regionaal verband samen door overleg over woningbouwprogram-
ma’s en door een regionale aanpak rond zorg. Hiermee is de gemeente Borger-Odoorn
bezig om krimp te begeleiden in plaats van te bestrijden. Dit doet de gemeente niet al-
leen regionaal, maar ook binnen de gemeente. Met het beleidsdocument ‘Kern en kader’
wordt per kern een voorzieningenaanbod geformuleerd. De gemeente probeert hiermee
maatwerk te leveren, maar lijkt niet te kunnen voorkomen dat met name in het veenge-
deelte voorzieningen verdwijnen. Ook speelt de gemeente in op de gevolgen van krimp
door woningbouwplannen te schrappen. Aan de andere kant lijkt het erop dat in het
veengedeelte er juist behoefte is aan woningen, met name voor senioren.
Bewoners hebben gemengde gevoelens over het beleid van de gemeente. Enerzijds snapt
men dat het sluiten van voorzieningen onvermijdelijk is als de krimp doorzet, ander-
zijds vraagt men zich af of de gemeente wel voldoende doet om de leefbaarheid van de
dorpen op peil te houden. Bewoners zien heel lokaal zelfs bepaalde ontwikkelingen en
mogelijkheden - bijvoorbeeld door het stimuleren van bedrijvigheid - om bewoners vast te
houden, misschien zelfs te groeien. Daling van het aantal inwoners wordt lastig geaccep-
teerd en soms twijfelen mensen zelfs aan de cijfers.
Krimp in beeld 37 * * *
4.2LessenuitBorger-Odoorn
Op basis van de literatuur en de gesprekken met bewoners in Borger-Odoorn, noemen
we de volgende leerpunten.
ZiekrimpalsprocesDe huidige demografische veranderingen hebben in Borger-Odoorn maar in beperkte mate
te maken met natuurlijke demografische processen. De veranderende bevolkingsamenstel-
ling wordt vooral veroorzaakt door factoren die een bepaalde groep bewoners aantrekt of
juist afstoot (de zogenaamde pull- en pushfactoren). De push- en pullfactoren blijken speci-
fiek te zijn per gebied. Ze hebben te maken met sociaal-economische ontwikkelingen, met
de historie van een gebied, de woningmarkt, de woonomgeving en voorzieningen. Maar ook
algemene maatschappelijke trends als afnemende werkgelegenheid, toegenomen mobiliteit
en de aantrekkingskracht van de stad spelen een rol. De unieke combinatie van push- en pull-
factoren is van invloed op de wijze waarop de selectieve krimp zich in verschillende gebieden
manifesteert. De demografische veranderingen (vergrijzing of sociale verzwakking van een
buurt) kunnen op hun beurt weer van invloed zijn op de push- en pullfactoren. Er kan dus een
proces ontstaan met een eigen dynamiek waarin verschillende factoren elkaar beïnvloeden.
Ontwikkelingen die voor de krimp al gaande waren zoals het verdwijnen van voorzieningen
en sociale achterstand, kunnen door de demografische veranderingen versterkt worden.
Opvallend is dat dit met name slecht lijkt uit te pakken voor de gebieden en buurten die toch
al kwetsbaar waren. Vooral daar is sprake van gebrek aan sociale cohesie en toenemende ver-
paupering. De sociaal-economisch sterkere gebieden moeten echter niet uit het oog verloren
worden. Borger-Odoorn laat zien dat daar door de sterke vergrijzing en ontgroening een
heel eigen problematiek dreigt.
MonitormetoogvoorlokaleverschillenHet blijkt lastig om de gevolgen van krimp op tijd te signaleren en daarop te anticiperen.
Het is daarom van belang is om goed te monitoren hoe de bevolking zich ontwikkelt,
welke factoren daarop van invloed zijn en welke mogelijke gevolgen dit heeft. De invloed
van push- en pullfactoren blijkt groot, dus het is belangrijk om deze in kaart brengen.
Naast de ontwikkeling in cijfers is het van belang om te kijken naar de beleving van bewo-
ners. Omdat de ontwikkelingen lokaal sterk kunnen verschillen, is het cruciaal om in beeld
te krijgen wat er aan de hand is op dorps- en wijkniveau en wat er leeft onder bewoners.
Er zijn hiervoor verschillende instrumenten beschikbaar. Het ministerie van BZK heeft een
zogenaamde leefbaarometer, die een indicatie geeft van de toestand van de leefbaarheid
op het niveau van wijken (zie www.leefbaarometer.nl/help/index.html).
De dorpsspiegel, zoals die bijvoorbeeld in de gemeente Opsterland wordt gebruikt, is een
beproefd instrument waarbij ook bewoners een actieve rol hebben in gegevensverzame-
ling hebben (zie www.dorpsspiegels.nl). Daardoor heeft het instrument een enthousias-
merend effect en zorgt het voor betrokkenheid.
* * * 38 Krimp in beeld
PaksocialeproblemenaanHet is zaak om de sociale gevolgen van krimp niet alleen te signaleren, maar ook aan te
pakken. Hoewel demografische veranderingen moeilijk voorkomen kunnen worden, kun-
nen ze wel in goede banen geleid worden.
Zo kan een gevarieerd en levensloopbestendig woningaanbod voor verschillende groepen
bewoners helpen om een gevarieerde groep bewoners te behouden en een veranderlijke
bevolkingsamenstelling goed te kunnen faciliteren. Heel selectief zal gekeken moeten
worden welke woningen en voor welke doelgroep er nodig zijn. Ook is het zaak om zorg-
vuldig om te gaan met het sluiten en samenvoegen van voorzieningen. Een basisniveau
van voorzieningen en ontmoetingsplaatsen is van belang voor de sociale cohesie, zelfred-
zaamheid en de aantrekkelijkheid van een gebied. Als te veel voorzieningen verdwijnen
kan dit nadelig uitpakken. Een multifunctionele accommodatie lijkt een goede oplossing,
maar daardoor verdwijnen bestaande voorzieningen. Het kan een winst zijn in kwaliteit,
maar qua beschikbaarheid van voorzieningen is het over het algemeen een verzwakking.
Vaak is er sprake van een spanningsveld tussen beschikbaarheid van voorzieningen en
kwaliteit. Daarbij komt dan de betrokkenheid van bewoners bij een multifunctionele ac-
commodatie, met name als het om een grote voorziening gaat, vaak minder is dan bij de
oorspronkelijke voorzieningen.
LaatbewonersaanzetBewoners hebben misschien geen zicht op de exacte krimp in cijfers, maar ze hebben wel
heel goed zicht op de invloed van krimp op het dagelijks leven in een gemeente. Daar-
door hebben ze ook een duidelijke mening over het beleid ten aanzien van krimp en
ideeën over oplossingsrichtingen. Gemeenten kunnen daar veel meer gebruik van maken
door samen met bewoners op te trekken. De inzet van bewoners kan gebruikt worden om
zicht te krijgen op de daadwerkelijke problemen, ook om ze te betrekken bij het ontwik-
kelen van oplossingen. Goede communicatie met bewoners, mogelijkheden voor inspraak
en het gezamenlijk uitvoeren van de ontwikkelde ideeën kunnen zorgen voor meer
onderlinge samenhang en draagvlak voor beleid.
Krimp in beeld 39 * * *
LiteratuurCompanen (2011). Woonplan 2010 – 2014 Gemeente Borger-Odoorn. Vitale gemeente met
karakteristieke kernen. Arnhem: Companen.
Companen (2010). Demografische ontwikkeling Oost-Drenthe en Westerveld: sturen op
woon- en leefkwaliteit. Arnhem: Companen.
Huijgen, G., Pluimers, I., Vermeulen, D. (2010). Statistisch jaarboek Borger-Odoorn 2010.
Enschede: I&O research.
Jong, De en Van Duin (2011) Regionale prognose 2009-2040: vergrijzing en omslag van groei
naar krimp. Bevolkingsprognoses, 4e kwartaal 2009, Centraal Bureau voor de Statistiek.
Kunst, A. (2007). Sociaal-economische verschillen in sterfte en gezondheid in Nederland:
een overzicht van vorderingen in recent beschrijvend onderzoek. Bevolkingstrends: statis-
tisch kwartaalblad over de demografie van Nederland / Centraal Bureau voor de Statistiek.
55(1). pp. 34-44
Nimwegen, N. van en Heering, L. (2009). Bevolkingsvraagstukken in Nederland anno 2009.
Van groei naar krimp. Een demografische omslag in beeld. Werkverband Periodieke
Rapportage Bevolkingsvraagstukken (WPRB). NIDI report nr. 80. Amsterdam: KNAW Press.
Strohmeier, K.P. en Bader, S.(2004). Demographic decline, segregation and social urban
renewal in old industrial metropolitan areas. Deutsche Zeitschrift für Kommunalwissen-
schaften, 44(1),pp. 51-69.
Schonewille, J., Xanten, H. van. (2011). Het verhaal van Opsterland. Burgerparticipatie
in de praktijk. Utrecht: MOVISIE.
Thissen, F., (2010). Wat houdt een (krimpend) dorp leefbaar en vitaal? Real Estate
Magazine, 71, pp 23-26.
Uyterlinde, M., Van Arum, S., Sprinkhuizen, A. (2009). Dorpen onder druk. Een verkenning
naar de maatschappelijke rol van plattelandscorporaties. Utrecht: MOVISIE/SEV.
Wouden, R. van der, F. van Dam, D. Evers, A. Hendriks, A. van Hoorn, N. Pieterse en G.
Renes (2006). Verkenning van de ruimte 2006. Ruimtelijk beleid tussen overheid en markt.
Rotterdam/Den Haag: NAi Uitgevers/Ruimtelijk Planbureau.
Digitale bron: http://statline.cbs.nl/statweb/
MOVISIE is hét landelijke kennisinstituut en adviesbureau
voor maatschappelijke ontwikkeling. We bieden toepasbare
kennis, adviezen en oplossingen bij de aanpak van sociale
vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, zorg
en sociale veiligheid. In ons werk staan vijf actuele thema’s
centraal: huiselijk & seksueel geweld, kwetsbare groepen,
leefbaarheid, mantelzorg en vrijwillige inzet. Onze ambitie
is daadwerkelijk te investeren in een krachtige samenleving
waarin burgers zoveel mogelijk zelfredzaam kunnen zijn.
Veel plattelandsgemeenten zullen de komende jaren te maken krijgen
met bevolkingsdaling. De bevolking vergrijst, jongeren trekken naar de
stad en gezinnen verhuizen naar aantrekkelijker woongebieden met meer
voorzieningen.
Op lokaal niveau kan dit negatieve gevolgen hebben, zoals leegstand, stagnatie
op de woningmarkt en het verdwijnen van voorzieningen. Gemeenten waar
krimp zich zal voordoen, staan voor een nieuwe uitdaging. Hoe pakken zij de
gevolgen het beste aan? En hoe zorgen zij dat de leefbaarheid en het welzijn
van de inwoners op peil blijven?
In de discussie over krimp ligt de focus vooral op wonen en de woningmarkt.
In deze publicatie staat juist de sociale kant van krimp centraal. Aan de hand
van een casestudy in de gemeente Borger-Odoorn in Drenthe wordt een beeld
geschetst van de dagelijkse realiteit van het wonen in een krimpgebied. Welke
effecten hebben bevolkingsdaling, vergrijzing en ontgroening op het leven van
bewoners en wat voor beleid kan de gemeente hierop voeren? In het bijzonder
wordt gekeken naar lokale verschillen. Hoe pakt de krimp uit voor twee sterk
van elkaar verschillende gebieden binnen de gemeente?
Postbus 19129 * 3501 DC Utrecht * T 030 789 20 00 * F 030 789 21 11 * www.movisie.nl * [email protected]
Krimp in beeld