cob e [email protected] 2800 ak gouda büchnerweg 1 ...büchnerweg 1 p ostbus 420 2800 ak gouda t...
TRANSCRIPT
EIN
DR
AP
PO
RT
C100-E
-03-115
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Centrum Ondergronds
Bouwen hebben het initiatief genomen om de gedachten over veiligheid in ondergrondse
bouwwerken in kaart te brengen en toegankelijk te maken voor degenen die betrokken zijn bij
dergelijke bouwwerken. Dit initiatief heeft geleid tot het uitbrengen van de 'Leidraad en studies
ondergrondse bouwwerken' in mei 1999. In deze leidraad staat welke veiligheidsaspecten moeten
worden meegewogen bij beslissingen over een ondergronds bouwwerk. Het vervolg hierop is dit
veiligheidsconcept, dat een uitwerking is van deze leidraad, specifiek gericht op de veiligheid in
ondergrondse parkeergarages.
CENTRUM ONDERGRONDS BOUWEN MAAKT DEEL UIT VAN CUR.NETCOB
VEILIGHEIDSCONCEPT VOOR
ONDERGRONDSE PARKEERGARAGES
CENTRUM ONDERGRONDS BOUWEN
Büchnerweg 1
Postbus 420
2800 AK GOUDA
T 0182-540660
F 0182-540661
www.cob.nl
MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
EN KONINKRIJKSRELATIES
Postbus 20011
2500 EA DEN HAAG
T 070-426 64 26
F 070-363 91 53
www.minbzk.nl
-0350 rapport omslag DEF 04-12-2003 13:21 Pagina 1
VEILIGHEIDSCONCEPT VOOR ONDERGRONDSE PARKEERGARAGES
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:25 Pagina 1
EINDRAPPORT C100-E-03-115
VEILIGHEIDSCONCEPT VOOR
ONDERGRONDSE PARKEERGARAGES
COBCENTRUM ONDERGRONDS BOUWEN MAAKT DEEL UIT VAN CUR.NET
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:25 Pagina 2
INHOUDSOPGAVE
ALGEMEEN INLEIDEND DEEL
1. WAAROM AANDACHT VOOR VEILIGHEID 9
1.1. INLEIDING 9
1.2. WAT KUNT U MET HET VEILIGHEIDSCONCEPT? 11
1.3. WIE BEHOREN TOT DE DOELGROEP? 13
1.4. STATUS VAN HET VEILIGHEIDSCONCEPT 13
1.5. AFBAKENING VAN DE INHOUD VAN HET CONCEPT 14
1.6. LEESWIJZER 15
2. DE INTEGRALE BENADERING VAN VEILIGHEID: WAT IS VEILIGHEID? 15
2.1. INLEIDING 15
2.2. OBJECTIEVE EN SUBJECTIEVE VEILIGHEID 15
2.3. BEDREIGINGEN, AFWIJKENDE SITUATIES EN SCENARIO’S 16
2.4. FYSIEKE VEILIGHEID 17
2.5. SOCIALE VEILIGHEID 18
2.6. VEILIGHEID EN HET BESLUITVORMINGSPROCES 19
2.7. INTEGRALE TOETSING MET DE VEILIGHEIDSEFFECTRAPPORTAGE 20
3. PROFIELEN VAN ONDERGRONDSE PARKEERGARAGES 21
3.1. INLEIDING 21
3.2. AFWEGING VAN GEBRUIK, BEHEER EN OMGEVINGSFACTOREN VOOR ONDERGRONDSE PARKEERGARAGES 21
3.3. MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELINGEN DIE VAN INVLOED KUNNEN ZIJN OP DE VEILIGHEID 24
4. VEILIGHEIDSNIVEAU VOOR EEN ONDERGRONDSE PARKEERGARAGE 25
4.1. INLEIDING 25
4.2. WETTELIJK KADER 25
4.3. NORMBLADEN EN KEURMERKEN 26
4.4. AANBEVELINGEN 28
4.5. HET BEPALEN VAN HET GEWENSTE VEILIGHEIDSNIVEAU 32
5. REALISATIE VAN HET GEWENSTE VEILIGHEIDSNIVEAU 33
5.1. INLEIDING 33
5.2. VEILIGHEIDSANALYSE PER FASE 33
5.3. HET VEILIGHEIDSPLAN 36
5.4. VEILIGHEIDSSTRATEGIE PER BEDREIGING 39
INHOUDSOPGAVE 5
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:25 Pagina 4
6. MAATREGELEN EN VOORZIENINGEN 41
6.1. INVENTARISEREN VAN MAATREGELEN 41
6.2. SAMENHANG VAN EN WISSELWERKING TUSSEN MAATREGELEN 42
7. BEST PRACTICES: VEILIGE ONDERGRONDSE PARKEERGARAGES 43
LITERATUUR 47
NOTEN 48
BIJLAGEN
A WOORDENLIJST EN AFKORTINGEN 50
B SAMENSTELLING PROJECTGROEP 51
C BETROKKEN PARTIJEN 53
D TYPE BEDREIGINGEN 54
E CLUSTERING VAN FYSIEKE EN SOCIALE BEDREIGINGEN 55
F HET BOUWBESLUIT EN DE TOEPASSING OP ONDERGRONDSE PARKEERGARAGES 56
G INVENTARISATIELIJST PARKEERGARAGES TER TOETSING VOOR DE EUROPEAN 57
STANDARD PARKING AWARD
H INVENTARISATIELIJST PARKEERGARAGES TER TOETSING VOOR DE EUROPEAN 68
PARKING QUALITY STANDARD
I STROOMSCHEMA’S TOETSING VAN VEILIGHEID IN ONTWIKKELING 82
EN GEBRUIKSFASE
J SYSTEMATISCHE BENADERING VAN BEDREIGINGEN EN MAATREGELEN 84
K MAATREGELEN IN RELATIE MET BEDREIGINGEN 87
L DOCUMENTEN OP CD ROM 94
COLOFON 96
Van Heekgarage EnschedeBron: Atelier Pro
INHOUDSOPGAVE 6
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:25 Pagina 6
1.1. INLEIDING
Ruimte wordt een steeds schaarser goed in Nederland en dat heeft de vraag naar
oplossingen in de vorm van meervoudig en ondergronds ruimtegebruik een enorme
impuls gegeven. Niet alleen als het gaat om de aanleg van infrastructuur, maar zeker
ook wat betreft toepassingen op het gebied van wonen, werken, recreëren of parkeren.
Het gebruik van de ondergrond biedt nieuwe mogelijkheden en kan van grote
betekenis zijn voor het oplossen van uiteenlopende maatschappelijke, milieu-
technische en ruimtelijke vraagstukken De voordelen van ondergrondse aanleg van
parkeergarages, bijvoorbeeld, liggen vooral op het terrein van ruimtelijke inpassing:
voorkomen kan worden dat een beschermd stadsgezicht wordt aangetast, een stede-
lijk plein kan voor andere activiteiten dan voor parkeren worden gebruikt. Of: de
extra ruimte bovengronds kan worden bebouwd en de ondergrondse parkeergarage
kan onderdeel vormen van een multifunctioneel winkel- of uitgaanscentrum met
korte loopafstanden.
Ondergronds bouwen biedt dus veel mogelijkheden, maar tegelijkertijd is duidelijk
dat het gebruik van de ondergrond ook een aantal nieuwe problemen introduceert op
het gebied van veiligheid.
Met het oog hier op hebben het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks-
relaties (BZK) en het Centrum Ondergronds Bouwen (COB) het initiatief genomen
tot het gezamenlijke project ‘Beveiligingsconcept Ondergrondse Bouwwerken’. De
publicatie die voor u ligt, maakt deel uit van het gezamenlijke project en richt zich
specifiek op de invulling van het veiligheidsconcept waar het ondergrondse parkeer-
garages betreft.
Het project heeft een looptijd gehad van enkele jaren. De in de loop van de tijd
geproduceerde achterliggende rapportages zijn in 2002/2003 gebruikt om te komen
tot de samenstelling van voorliggende eindrapportage. De begeleiding van het project
is op zorgvuldige wijze begeleid door een uitgebreide projectgroep met een brede
samenstelling (zie bijlage B). Na achterbanconsultatie is dit eindproduct vrijgegeven
voor publicatie. COB en BZK zijn voor de inspanningen die door de projectgroep in
wisselende samenstellingen is geleverd zeer erkentelijk.
WAAROM OM AANDACHT VOOR VEILIGHEID? 9
1 WAAROM AANDACHTVOOR VEILIGHEID?
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:25 Pagina 8
1.2. WAT KUNT U MET HET VEILIGHEIDSCONCEPT?
Het gewenste veiligheidsniveau vooraf integreren is beter dan het achteraf intro-
duceren. Om het gewenste veiligheidsniveau van ondergrondse bouwwerken te
waarborgen, is het verstandig het thema veiligheid vanaf de initiatieffase in het denk-
en werkproces mee te nemen. Dit betekent onder meer dat betrokkenen vanaf het
begin oog hebben voor sociale veiligheid en dat keuzes betreffende bouwkundige
oplossingen en voorzieningen vanuit dat perspectief gemaakt worden. Ook het effect
van maatregelen op de veiligheid moet een plaats krijgen in het afwegingsproces.
Chassé pakeergarage BredaBron: Office for MetropolitanArchitecture (OMA)
Het veiligheidsconcept biedt een veiligheidsbenadering ter voorkoming, beperking
en bestrijding van de schade als gevolg van uiteenlopende onveilige situaties als
brand, ongevallen, rampen, criminaliteit en onveiligheidbeleving tijdens het gebruik
van een ondergrondse parkeergarage.
Vanzelfsprekend heeft een integrale veiligheidsbenadering implicaties voor de plan-
vorming, realisatie en exploitatie en beheer. Het veiligheidsconcept is een leidraad
om te waarborgen dat de veiligheid van ondergrondse parkeergarages expliciet in alle
projectfasen aan de orde komt, zodat problemen in de latere gebruiksfase worden
voorkomen. Het veiligheidsconcept is vooral bedoeld om bij besprekingen een werk-
kader te hebben met gemeenschappelijke uitgangspunten ten aanzien van veiligheid.
Veelal gaat er tijd verloren omdat verschillende betrokkenen denken het over hetzelf-
de te hebben, terwijl dit later niet zo blijkt te zijn.
Het veiligheidsconcept geeft naast de in de wet- en regelgeving vastgelegde bepalingen
vooral aan welke aandachtspunten verder nog belangrijk zijn. De betrokken partijen
moeten zelf met elkaar uitmaken welk veiligheidsniveau zij hanteren en op welke
wijze zij dit willen bereiken. Het veiligheidsconcept bevat verschillende tabellen met
voorbeelden waaruit mogelijke maatregelen geput kunnen worden. Met nadruk
wordt vermeld dat deze tabellen niet uitputtend zijn.
WAAROM OM AANDACHT VOOR VEILIGHEID? 10
Ondergrondse bouwwerken - zo ook ondergrondse parkeergarages - bestaan meestal
uit besloten ruimtes op enkele tot tientallen meters onder het maaiveld. Mede daar-
door is er, in vergelijking met bovengrondse constructies, sprake van andere risico’s,
moeilijker inzetbaarheid van hulpverlenende diensten en relatief beperkte vlucht-
routes voor bezoekers en medewerkers. In het geval van brand bijvoorbeeld, zullen
de personen die zich in een ondergrondse parkeergarage bevinden naar boven moeten
vluchten, dezelfde richting als waarin de rook en hitte zich verspreiden. Daarom kan
niet zonder meer worden gesteld dat wat (relatief) veilig is boven de grond, dat ook is
onder de grond.
Bij het beantwoorden van de vraag of een ondergrondse parkeergarage veilig is of
niet, spelen bovendien niet alleen objectieve criteria een rol, maar ook subjectieve:
hoe beleven mensen het gebruik van de ondergrondse ruimte. Er kan een groot
verschil bestaan tussen de feitelijke veiligheidssituatie, gebaseerd op berekeningen en
statistieken en de veiligheidsbeleving van de gebruikers, gebaseerd op opgedane
indrukken en vermoedens. De ondergrond kampt vaak met een negatief imago:
mensen voelen zich onder de grond onprettiger of sociaal onveiliger dan bovengronds.
Als voorwaarde voor de acceptatie van de ondergrond als gelijkwaardig alternatief
voor de bovengrond moeten ondergrondse faciliteiten als een parkeergarage daarom
vaak aantoonbaar veiliger zijn, zowel wat betreft de fysieke als de sociale veiligheid.
De probleemstelling van dit ‘Veiligheidsconcept voor ondergrondse parkeergarages’
is als volgt gedefinieerd: ‘Door het ontbreken van een integraal denk- en werkkader
op het gebied van veiligheid van ondergrondse publieksruimten heerst er onduide-
lijkheid bij de betrokken partijen over de toe te passen veiligheidsbenadering en het
te bereiken veiligheidsresultaat.’
– Integraal heeft betrekking op de noodzaak om gedurende alle fases die in de levens-
duur van een garage zijn te onderkennen - dus tijdens de ontwikkeling, de bouw en
het gebruik - aandacht voor veiligheid prominent op de voorgrond te plaatsen. Dat
betekent ondermeer dat alle beslissingen over veiligheid, die in de verschillende
fasen van het initiatief-, plan-, bouw-, en exploitatieproces worden genomen, op
elkaar moeten zijn afgestemd;
– Een denkkader is nodig voor het in een goed perspectief plaatsen van veiligheid;
– Met een werkkader kan dit perspectief ook concreet ingevuld worden in verschil-
lende fasen van het besluitvormingsproces;
– Alle betrokken partijen kunnen met het veiligheidsconcept werken;
– Een uniforme veiligheidsbenadering is noodzakelijk;
– Alle betrokken partijen moeten het eens zijn over het te bereiken veiligheids-
niveau.
Het resultaat van het toepassen van het veiligheidsconcept is het bereiken van het
gewenste veiligheidsniveau in ondergrondse parkeergarages.
WAAROM OM AANDACHT VOOR VEILIGHEID? 11
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:25 Pagina 10
1.3. WIE BEHOREN TOT DE DOELGROEP?
Het veiligheidsconcept is bedoeld voor iedereen die betrokken is bij de besluit-
vorming over ondergrondse parkeergarages. Dit zijn bijvoorbeeld opdrachtgevers bij
overheid en bedrijfsleven, hoofden van gemeentelijke diensten en investeerders.
Ook zij die betrokken zijn bij het ontwikkelen, ontwerpen, realiseren en exploiteren
van het ondergrondse bouwwerk, kunnen gebruik maken van dit veiligheidsconcept.
Deze leidraad is bestemd voor:
– Initiatiefnemers – Vergunningverleners – Exploitanten
– Financiers – Adviesbureaus – Gebruikers
– Regelgevers – Verzekeraars – Belangengroeperingen
– Beheerorganisaties – Ontwerpers – Projectontwikkelaars
– Hulpverleners
Deze en andere partijen moeten op een geschikt tijdstip in de menings- en besluit-
vorming over veiligheid worden betrokken. Dit veiligheidsconcept geeft aan hoe
instanties en personen op het juiste moment en vanuit hun eigen verantwoordelijk-
heid kunnen participeren.
Van Heekgarage EnschedeBron: Atelier Pro
1.4. STATUS VAN HET VEILIGHEIDSCONCEPT
Ondergrondse parkeergarages dienen net als alle andere onder- of bovengrondse
bouwwerken te voldoen aan de geldende regels op het gebied van veiligheid, arbeids-
omstandigheden en milieubeheer, waarmee een wettelijk verplicht minimum
veiligheidsniveau is vastgesteld. Het veiligheidsconcept wil verder gaan en biedt een
handreiking om het in de ‘Leidraad bij de besluitvorming’1 genoemde ‘gewenst
veiligheidsniveau’ handen en voeten te geven. Het gebruik van en het handelen over-
eenkomstig het veiligheidsconcept is geen verplichting; een opdrachtgever wordt
wel geadviseerd het gebruik van dit concept als uitgangspunt voor te schrijven.
WAAROM OM AANDACHT VOOR VEILIGHEID? 13
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:26 Pagina 12
2.1. INLEIDING
Het begrip veiligheid kent verschillende dimensies. Een integrale benadering van dit
begrip betekent dat bij het beantwoorden van de vraag wat veilig is en wat niet, naast
technische aspecten, ook economische of sociale aspecten moeten worden meegewogen.
Veiligheid dient daarmee vanuit meerdere invalshoeken te worden benaderd. Een
voorbeeld: bij het ontwerp van een parkeergarage bestaat de behoefte om het risico van
schade aan de constructie als gevolg van een autobrand te beperken door het aanbrengen
van hittewerende bekleding. De keuze (in dit voorbeeld) is tussen donkergekleurde en
duurdere lichtgekleurde bekleding. Met het oog op de veiligheidsbeleving van de
gebruikers worden lichte kleuren aanbevolen vanwege de betere lichtreflectie. Bij een
integrale afweging ligt het voor de hand te kiezen voor de lichtgekleurde bekleding. Bij
een niet-integrale afweging was mogelijk gekozen voor de goedkopere oplossing waarbij
later was ontdekt dat dit wel extra verlichting noodzakelijk maakt om aan de minimale
eisen op het gebied van veiligheidsbeleving te voldoen.
Om op een goede manier met veiligheid om te gaan en dit te verankeren in het denk-
en werkproces, worden in dit hoofdstuk een aantal begrippen2 verduidelijkt.
2.2. OBJECTIEVE EN SUBJECTIEVE VEILIGHEID
EEN VEILIGE SITUATIE KAN ALS VOLGT WORDEN GEDEFINIEERD3
‘Een toestand kan als veilig worden omschreven wanneer deze een verwaarloosbaar
risico heeft en wanneer dit door de betrokken bevolking ook als zodanig wordt ervaren.’
De risico’s die op kunnen treden bestaan uit de kans dat een gebeurtenis daadwerke-
lijk plaatsvindt, de gevolgen van dit daadwerkelijke optreden en de mate waarin de
hulpverlening kan reageren.
Er kan in de praktijk een groot verschil bestaan tussen de feitelijke veiligheidssituatie
– het aantal overvallen in een ondergrondse parkeergarage, bijvoorbeeld – en de
veiligheidsbeleving van de gebruikers die mede bepaald wordt door opgedane indruk-
ken (donkere hoeken en slechte verlichting) en vermoedens. Het eerste noemen we
WAT IS VEILIGHEID?; EEN INTEGRALE BENADERING 15
1.5. AFBAKENING VAN DE INHOUD VAN HET CONCEPT
Het ‘veiligheidsconcept ondergrondse parkeergarages’ besteedt aandacht aan fysieke
en sociale veiligheid met hun objectieve en subjectieve aspecten. Het gaat daarbij in
hoofdzaak om de veiligheid tijdens de exploitatie- en beheerfase van de ondergrond-
se parkeergarage, en de wijze waarop veiligheidsaspecten in de ontwerp- en bouw-
fase meegenomen kunnen worden.
Inhoudelijk wordt binnen dit veiligheidsconcept aandacht besteed aan de volgende
zaken:
– Wat kunnen we verstaan onder het begrip veiligheid?
– Hoe beïnvloeden verschillende gebruikers(groepen) en omgevingsaspecten de
veiligheid?
– Welke verschillende niveaus van veiligheid kunnen we onderscheiden?; hoe kan
een veiligheidsniveau worden vastgesteld en hoe kan dit niveau worden bereikt?
– Wat zijn voorbeelden van maatregelen ter verhoging van het niveau van sociale en
fysieke veiligheid?
1.6. LEESWIJZER
Het veiligheidsconcept start met het definiëren van het begrip veiligheid, waarbij
tevens wordt aangegeven welke mogelijke (veiligheids)bedreigingen bij ondergrondse
parkeergarages een rol kunnen spelen. Vervolgens wordt aangegeven welke factoren
de veiligheid kunnen beïnvloeden, zoals diversiteit aan gebruikers, specifieke
omstandigheden en maatschappelijke ontwikkelingen. Om tot een veilige onder-
grondse parkeergarage te komen zal een veiligheidsniveau vastgesteld moeten
worden. In hoofdstuk 4 wordt beschreven aan welke eisen minimaal voldaan moet
zijn en welk niveau maatschappelijk gewenst is. Hoofdstuk 5 besteedt aandacht aan
de procedures die nodig zijn om veiligheid in het besluitvormingsproces een plaats te
geven en tevens komt het veiligheidsplan aan de orde. In dit hoofdstuk staat feitelijk
aangegeven hoe het gewenste veiligheidsniveau bereikt kan worden. Vervolgens
komen maatregelen en hun onderlinge samenhang aan bod. Hoofdstuk 6 omvat een
stappenplan aan de hand waarvan maatregelen kunnen worden geïnventariseerd en
gestructureerd, zodat ze op het juiste moment kunnen worden ingezet.
Tot slot worden tot de verbeelding sprekende oplossingsrichtingen behandeld, waar-
bij bijzondere aandacht uitgaat naar bepaalde veiligheidsaspecten die afkomstig zijn
uit de praktijk en als voorbeeld kunnen dienen.
De bijgevoegde CD-Rom bevat een aantal rapporten die als achtergrondmateriaal bij dit
veiligheidsconcept kunnen dienen.
WAAROM OM AANDACHT VOOR VEILIGHEID? 14
2 WAT IS VEILIGHEID?; EENINTEGRALE BENADERING
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:26 Pagina 14
2.4. FYSIEKE VEILIGHEID
Aandacht voor fysieke veiligheid heeft vooral betrekking op het beperken of het weg-
nemen van de kans op afwijkende situaties en om het wegnemen of het reduceren
van de gevolgen ervan. Deze afwijkende situaties uiten zich in de vorm van verschil-
lende mechanische, chemische, biologische of fysische gevaren, of een combinatie
hiervan. Juist door de combinatie van gevaren in een ondergrondse parkeergarage
kunnen de gevolgen groot zijn:
– Explosies/drukgolven/fragmentatie
– Brand en hittestralen
– Rook en andere schadelijke gassen
– Overstroming
– Instorting
De mate waarin de toegangswegen, de in- en uitgangen en de vluchtwegen bereikbaar
zijn en de mogelijkheid of onmogelijkheid in of buiten de parkeergarage een veilige
plaats op te zoeken, bepalen in belangrijke mate wat de mogelijkheden zijn om de
gevolgen van afwijkende situaties in een parkeergarage te beperken.
Chassé parkeergarage BredaBron: Office for MetropolitanArchitecture (OMA)
VEILIGE PLAATS BIJ BEDREIGING VAN FYSIEKE VEILIGHEID
Een plaats waar men veilig het einde van de afwijkende situatie kan afwachten, dan wel
veilig kan wachten totdat men door de hulpverlenende diensten wordt gered, en die
voldoende ruimte biedt voor allen die van deze plaats gebruik moeten maken. Deze
plaats kan zich binnen of buiten het bouwwerk bevinden.
objectieve veiligheid, gebaseerd op feiten die met berekeningen of statistieken
aantoonbaar zijn; het tweede noemen we subjectieve veiligheid, waarbij vooral de
gevoelens van (on)veiligheid van de gebruiker een rol spelen.
2.3. BEDREIGINGEN, AFWIJKENDE SITUATIES EN SCENARIO’S
Een bedreiging is een situatie of activiteit waarin voor een bepaalde risicohouder
nadelige effecten kunnen ontstaan. In geval van het daadwerkelijke optreden van een
bedreiging wordt van een afwijkende situatie gesproken.
Bedreigingen en afwijkende situaties kunnen worden onderverdeeld op grond van
oorzaak en op grond van het veiligheidsaspect waarop de bedreiging van invloed is4:
OORZAAK
– Natuurlijke aard (storm, aardbeving, overstroming, epidemie)
– Niet opzettelijke aard (brand, lekkage, stroomuitval)
– Opzettelijke aard (vermogenscriminaliteit, gewelduitoefening)
– Afwijkend menselijk gedrag
– Afwijkend menselijk gedrag met politiek motief
VEILIGHEIDSASPECT
– Fysieke aspecten van veiligheid
– Sociale aspecten van veiligheid
Afwijkende situaties kunnen voor mensen leiden tot (levens)bedreigende situaties
(met in het ergste geval dodelijke af loop), lichamelijk letsel, en persoonlijke psycho-
logische of materiele schade. Voor de bouwwerken zelf kunnen afwijkende situaties
leiden tot onbedoeld gebruik van de ondergrondse parkeergarage of tot schade die in
het ergste geval het verlies van de constructieve integriteit van de parkeergarage kan
betekenen.
Wanneer een risico een feit wordt - en er dus sprake is van een afwijkende situatie -
resulteert dit meestal in een hele keten van gebeurtenissen. Ernstige situaties zijn
vaak het gevolg van een primaire, op zichzelf niet zo ernstige gebeurtenis, die door
een samenloop van omstandigheden escaleert tot een ernstige gebeurtenis met grote
effecten. De onderlinge beïnvloeding van afwijkingen en hun gevolgen kan beschreven
worden in scenario’s. Met deze scenario’s kunnen betrokkenen zich een beeld vormen
van afwijkende situaties en zich beter voorbereiden op het treffen van maatregelen en
voorzieningen. In de studie ‘Scenario’s voor ondergrondse bouwwerken’5 wordt
onder meer een lijst met onderwerpen voor algemene scenario’s gepresenteerd. Deze
kunnen als voorbeeld dienen bij het maken van specifieke maatgevende scenario’s.
WAT IS VEILIGHEID?; EEN INTEGRALE BENADERING 16 WAT IS VEILIGHEID?; EEN INTEGRALE BENADERING 17
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:26 Pagina 16
waarin ze zich bevinden te overzien. Het is belangrijk dat ze de hen gepresenteerde
visuele en auditieve informatie ook daadwerkelijk kunnen zien en horen, zodat ze op
grond daarvan kunnen beslissen wat te doen.
Naast zien en horen is ook gezien en gehoord worden voor mensen van groot belang.
Niet in de laatste plaats omdat dit het gevoeld versterkt dat er hulp kan worden
geboden bij onraad. Daarnaast zijn potentiële daders minder geneigd tot actie wanneer
ze het gevoel hebben te worden gezien of gehoord.
2.6. VEILIGHEID EN HET BESLUITVORMINGSPROCES
In de gehele levenscyclus van een ondergrondse parkeergarage hoort veiligheid een
expliciet aandachtspunt te zijn. Als dit in de initiatief- of planfase niet gebeurt, blijken
problemen die in de ontwerpfase optreden, bewust of onbewust, vaak doorgeschoven
te worden naar een latere fase. Het resultaat kan zijn dat er tijdens de bouwfase – of
zelfs nog later – dure en onbevredigende ‘achteraf-oplossingen’ moeten worden
gezocht om toch te kunnen voldoen aan het gewenste veiligheidsniveau. Wanneer bij
het ontwerpen van een ondergrondse parkeergarage onvoldoende rekening is
gehouden met de (sociale) veiligheid van de gebruikers, is zo’n gebouw meestal
slechts veilig te exploiteren door een hoge inzet aan toezichthoudend personeel of
dure verbouwingen. Ervaring heeft geleerd dat het voordeliger is om veiligheid al in
een zo vroeg mogelijke fase van de levenscyclus van een bouwwerk – de initiatieffase
– expliciet op de agenda te zetten.
LEVENSCYCLUS VAN EEN ONDERGRONDSE PARKEERGARAGE
– Intiatieffase – Planfase
– Bouwfase – Exploitatie, beheer en gebruikfase
– Sloopfase – Ontwerpfase
MEERDERE PARTIJEN
In het ontwerp- bouw en beheerproces zal snel duidelijk worden dat veiligheid geen
kwestie is van simpel kiezen voor een eenzijdig bepaalde benadering door één partij.
De integrale benadering vraagt erom de veiligheidsdiscussie niet alleen tijdig te
starten samen met de verschillende betrokkenen maar ook goed te structureren. De
betrokkenen moeten met elkaar een objectief afwegingskader willen scheppen om tot
een goede keuze van maatregelen te komen. Het besef dat de financiële middelen
maar één keer kunnen worden uitgegeven kan daarbij helpen.
VAN PRO-ACTIEF TOT REPRESSIEF
Om de voor de realisatie van een veilige ondergrondse parkeergarage noodzakelijk te
nemen maatregelen (en te treffen voorzieningen) systematisch in het besluit-
vormingsproces te verankeren bestaan verschillende strategieën die deel uitmaken
van de zogenoemde veiligheidsketen. Hoofdstuk 5 gaat nader in op maatregelen die
per schakel van de keten (de vijf strategieën) kunnen worden onderscheiden.
2.5. SOCIALE VEILIGHEID
Aandacht voor sociale veiligheid moet zich vooral richten op het beperken van de
kans dat mensen slachtoffer worden van een asociale daad en op het verminderen of
wegnemen van angstgevoelens bij mensen dat dit zou kunnen gebeuren. Een asociale
daad is bijvoorbeeld:
– Vandalisme
– Bedreiging
– Diefstal/roof
De vormgeving van een ondergrondse parkeergarage kan een belangrijke bijdrage
leveren aan het creëren van een prettig gevoel bij de gebruiker. Door middel van
goede verlichting, heldere oriëntatielijnen en goed zicht, het vermijden van te krappe
ruimtes en de aanwezigheid van schone lucht, kan de sociale veiligheid belangrijk
verbeteren.
Museumplein parkeergarageAmsterdamBron: Zaanen Spanjers csArchitecten. Foto: Kostas Pasvantis
SOCIAAL VEILIGE PLAATS
Een plaats die voldoet aan het gewenste veiligheidsniveau op het gebied van sociale
veiligheid. Bijvoorbeeld: een plaats die voor minimaal 85% van de aanwezigen geen
aanleiding (meer) geeft voor onveiligheidsgevoelens. Dit zijn persoonlijk bepaalde
inschattingen over de onveiligheid van de omgeving.
Binnen de veiligheidsbeleving van mensen spelen zaken als ‘zien en gezien worden’,
‘horen en gehoord worden’, toegankelijkheid, attractiviteit en markering van territo-
ria een belangrijke rol. Juist in een ondergrondse parkeergarage is het van belang dat
de mensen zich veilig kunnen verplaatsen van en naar hun auto, de uitgang goed
kunnen zien, hun auto gemakkelijk kunnen terugvinden en eventuele berichten
kunnen horen, zonder al te veel geluidsoverlast van andere mensen, auto’s of
installaties te ondervinden. Mensen hebben er doorgaans behoefte aan de situatie
WAT IS VEILIGHEID?; EEN INTEGRALE BENADERING 18 WAT IS VEILIGHEID?; EEN INTEGRALE BENADERING 19
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:26 Pagina 18
3.1. INLEIDINGAlle betrokken partijen moeten tijdens de besluitvorming rekening houden met
behoeften en wensen van te onderscheiden gebruikers(groepen) en met het bedoeld
gebruik van de ondergrondse parkeergarage in kwestie; niet voor alle parkeergarages
zullen deze aspecten gelijk zijn en de verschillen zullen elk hun eigen specifieke
consequenties hebben voor de veiligheid. Dit hoofdstuk beschrijft profielen die
gevolgen hebben voor het ontwerp van de garage.
3.2. AFWEGING VAN GEBRUIK, BEHEER EN OMGEVINGS-FACTOREN VOOR ONDERGRONDSE PARKEERGARAGES
Een ondergrondse parkeergarage is een (omhullende) ruimte, (gedeeltelijk) omgeven
door bovenliggende gebouwen, grond en/of water, waarin mensen hun auto’s kunnen
parkeren of stallen.
De volgende aspecten beïnvloeden de veiligheid van een ondergrondse parkeergarage:
– Ligging
– Gebruikers
– Omgeving
– Functiecombinaties
– Beheerorganisatie en veiligheid
Per geval moeten deze aspecten benoemd worden, en moeten de gevolgen daarvan
voor het ontwerp worden geanalyseerd.
1. LIGGING
Een ondergrondse parkeergarage kan onder een gebouw of onder een open ruimte
(straat, water of plein) liggen. In het eerste geval kent de garage veiligheidsrisico’s als
gevolg van de bovenliggende bebouwing met een hogere publieksdichtheid. Een
garage aan, in of onder water kent een grotere kans op wateroverlast.
DE VEILIGHEIDSKETEN
De maatregelen en voorzieningen zijn in te delen volgens de schakels van de veiligheidsketen:
– Pro-actie: deze strategie is gericht op het wegnemen van structurele oorzaken van
onveiligheid;
– Preventie: preventie omvat de zorg voor het voorkomen van directe oorzaken van on-
veiligheid (het verkleinen van de kans op een onveilige situatie) en het zoveel mogelijk
beperken van gevolgen van inbreuken op de veiligheid wanneer die zouden optreden;
– Preparatie: deze strategie omvat de daadwerkelijke voorbereiding op de te nemen
acties wanneer zich eventuele onveilige situaties voordoen;
– Repressie: repressie heeft betrekking op de daadwerkelijke bestrijding van inbreuken
op de veiligheid en de verlening van hulp in acute noodsituaties;
– Nazorg: nazorg omvat alles wat nodig is om zo snel mogelijk terug te keren naar de
‘normale’ situatie.
2.7. INTEGRALE TOETSING MET DE VEILIGHEIDSEFFECTRAPPORTAGE
Het integraal toetsen van veiligheid betekent het toetsen van de sociale en fysieke
veiligheid op alle momenten tijdens ontwerp, exploitatie en gebruik op zowel
subjectieve als objectieve aspecten.
Laakhaven parkeergarageBron: Arcadis
Het te verwachten of gerealiseerde veiligheidsniveau moet worden vergeleken met het
veiligheidsniveau zoals dat in het besluitvormingsproces is vastgesteld. In hoofdstuk 4
wordt verder ingegaan op de verschillende veiligheidsniveaus. In de initiatief- en
ontwerpfase wordt het effect van ontwerpbeslissingen op de veiligheid bepaald en dit
wordt vervolgens getoetst. De Veiligheidseffectrapportage (VER)6 kan daarbij een zeer
nuttig instrument zijn. Voor de daadwerkelijke bouw begint, kunnen aan de hand van
de VER mogelijke risico’s in beeld worden gebracht en veiligheidsmaatregelen worden
voorgesteld. Bij de totstandkoming van een VER voor een ondergrondse parkeergarage
dienen de hulpdiensten, toekomstige bezoekers, belangenbehartigers van veiligheid en
de bouwpartners betrokken. Met behulp van de VER vergelijken de betrokkenen de
veiligheidsrisico’s met elkaar en wegen die tegen elkaar af. Soms is het budget niet toerei-
kend voor het nemen van alle (gewenste) maatregelen en soms ook blijken maatregelen
tegenstrijdig te zijn, maar door dit inzichtelijk te maken, kan gezamenlijk naar oplossin-
gen worden gezocht. In ieder geval wordt met de VER een expliciete belangenafweging
gemaakt, waarbij de eisen vanuit het veiligheidsbelang soms wel en soms niet gehono-
reerd worden. Hoofdstuk 5 behandelt de handelswijze bij toetsing meer in detail.
WAT IS VEILIGHEID?; EEN INTEGRALE BENADERING 20 PROFIELEN VAN ONDERGRONDSE PARKEERGARAGES 21
3 PROFIELEN VANONDERGRONDSEPARKEERGARAGES
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:26 Pagina 20
2. GEBRUIKERS
Een gebruiker die dagelijks zijn auto parkeert in de garage onder het kantoor waar hij
werkt, is bekend met de situatie in die specifieke ondergrondse parkeergarage.
Wanneer hij voor het eerst gebruikt maakt van een andere ondergrondse parkeer-
garage en zich op onbekend terrein begeeft, zal hij wellicht een grotere mate van
duidelijkheid en overzicht verlangen dan hij gewend is. Wanneer de gebruiker in
kwestie bovendien erg gehaast is, is hij gebaat bij een absoluut overzicht. Dezelfde
gebruiker beleeft de veiligheid van een ondergrondse parkeergarage dus verschillend,
afhankelijk van moment en omstandigheid.
WAAIER VAN GEBRUIKERS ONDER VERSCHILLENDE OMSTANDIGHEDEN
– Vader met drie kinderen en volle boodschappentassen in garage bij winkelcentrum.
– Bezoeker aan ziekenhuis die een zeer ziek familielid bezoekt;
– Familie die een avond naar het theater gaat;
– Een koerier die snel een pakket af moet geven in een garage van een bedrijf;
– Vrouw in rolstoel die met haar dochter gaat winkelen;
– Opa die op zijn kleinkinderen past en met hen een bezoek brengt aan een dierentuin.
Met twee voorbeelden kan worden aangegeven hoe de potentiële aanwezigheid van
verschillende typen gebruikers het ontwerp en de inrichting van een ondergrondse
parkeergarage kunnen beïnvloeden:
– Auto’s gebruiken verschillende soorten brandstof, zoals diesel, gas of benzine. Dit
betekent dat voorzieningen getroffen moeten worden, bijvoorbeeld voor detectie
van luchtkwaliteit en ventilatie;
– Rolstoelers en andere minder validen moeten kunnen beschikken over voor hen
geschikte vluchtvoorzieningen in geval van het optreden van een bedreiging.
3. OMGEVING
Een ondergrondse parkeergarage kent een wisselwerking met zijn omgeving. Uit-
ritten met oversteekplaatsen voor voetgangers en (brom)fietsers, rijen auto’s die
wachten tot er een plaats vrij is, zijn voorbeelden van zaken die de veiligheid van de
omgeving beïnvloeden. In het besluitvormingsproces van een parkeergarage moeten
ook deze omgevingsaspecten in ogenschouw genomen worden. Aspecten die door de
bovengrondse ruimte bepaald worden, zijn onder meer: verkeersstromen, de kwaliteit
van de openbare ruimte inclusief de veiligheidsbeleving, de inrichting en over-
zichtelijkheid bij de uitgangen.
4. FUNCTIECOMBINATIES
Een ondergrondse parkeergarage kan gecombineerd worden met andere functies,
zoals bijvoorbeeld een fitnessruimte, een fietsenstalling of een winkelcentrum. Deze
combinaties kunnen elk specifieke eisen stellen aan de fysieke en sociale veiligheid.
Het verdient sterke aanbeveling het beheer van de garage strikt gescheiden te houden
van het beheer van de eventuele andere functies.Museumplein parkeergarageAmsterdam. Bron: ZaanenSpanjers cs Architecten. Foto: Kostas Pasvantis
PROFIELEN VAN ONDERGRONDSE PARKEERGARAGES 23
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:26 Pagina 22
4.1. INLEIDING
Dit hoofdstuk brengt de veiligheidsniveaus in kaart, uitgaande van regelgeving,
normbladen, keurmerken en hetgeen maatschappelijk gewenst is. We onderscheiden
drie niveaus met bijbehorende doelstellingen:
– Een wettelijk vereist minimum veiligheidsniveau, vastgelegd in diverse wetten,
besluiten en regelingen;
– Een veiligheidsniveau gebaseerd op algemeen aanvaarde en vastgestelde normbladen;
– Aanbevelingen voor een maatschappelijk gewenst veiligheidsniveau en hoe daar in
een specifiek geval mee omgegaan kan worden.
4.2. WETTELIJK KADER
Een ondergrondse parkeergarage dient in ieder geval te voldoen aan de geldende wet-
ten op het gebied van veiligheid, arbeidsomstandigheden, bouwregelgeving en
milieubeheer. Dit betekent dat voldaan moet worden aan de vereisten gesteld in
onder meer de ARBO-Wet, de Wet Milieubeheer en de Woningwet (Ww).
In het kader van de Wet Milieubeheer is onder meer het ‘Besluit inrichtingen voor
motorvoertuigen’ van belang. Dit besluit geeft bepalingen op het gebied van bijvoor-
beeld ventilatie en bodembescherming.
Volgens de Woningwet is een ondergrondse parkeergarage een vergunningplichtig
bouwwerk. De gemeente moet het bouwplan vooraf toetsen aan bepaalde eisen, de
zogenaamde toetsingscriteria (artikel 4 Ww). Daarnaast kent de Woningwet nog het
toezicht op de naleving van de voorschriften tijdens gebruik van de garage (artikel 13
Ww en volgende). Indien nodig wordt aan de eigenaar of aan een ander daartoe
bevoegd persoon verzocht voorzieningen te treffen. De verbouwing of renovatie van
een parkeergarage is in de meeste gevallen ook vergunningplichtig.
5. BEHEERORGANISATIE EN VEILIGHEID
De wijze waarop een garage beheerd wordt, is mede van invloed op de mogelijkheden
om de veiligheid te beheersen. Een ondergrondse parkeergarage kan beheerd worden
door een in een beheerruimte aanwezige beheerder. Een andere mogelijkheid is het
beheren van meerdere parkeergarages op afstand vanuit een permanent bemande
beheercentrale, waarbij een beheerder periodiek serviceronden loopt. In dit verband
is het belangrijk dat de afstand van bijvoorbeeld centrale of beveiligingsmedewerkers
tot garage zodanig is, dat in geval van incidenten en calamiteiten adequaat gereageerd
kan worden.
3.3. MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELINGEN DIE VANINVLOED KUNNEN ZIJN OP DE VEILIGHEID
Verschillende (maatschappelijke) ontwikkelingen kunnen van invloed zijn op de
integrale veiligheid. Niet altijd is even duidelijk hoe snel deze ontwikkelingen zich
voltrekken en waarin ze uiteindelijk resulteren. Hieronder worden er enkele genoemd.
– Vergrijzing: de toename van het aantal oudere mensen vraagt om extra aandacht
vooral waar het gaat om toegankelijkheid, begrijpelijkheid van toegangssystemen
en sociale veiligheid;
– Auto’s van kunststof: de toepassing van meer kunststof in auto’s heeft vooral bij
brand een ander effect dan het geval is bij de huidige auto’s en vraagt om andere
preventieve en repressiemaatregelen;
– GSM en UTMS communicatie: ondanks de enorme opkomst van de mobiele
telefoon kan niet iedereen in geval van een afwijkende situatie communiceren met
de buitenwereld, zodat communicatievoorzieningen voorlopig nodig blijven;
– Mechanisch volautomatisch parkeren: deze vorm van parkeren lijkt sociaal veiliger
te zijn dan parkeren in conventionele parkeergarages, immers er komen geen
mensen in de garage. Hierdoor is het risico van diefstal, inbraak en vandalisme
beduidend kleiner. Het vraagt echter veel aandacht voor het ontwerp en beheer van
de plek waar een gebruiker in- en uitstapt en het systeem bedient.
Museumplein parkeergarageAmsterdamBron: Zaanen Spanjers csArchitecten. Foto: Kostas Pasvantis
Ten aanzien van maatschappelijke ontwikkelingen is de belangrijkste boodschap dat
betrokken partijen zich moeten realiseren dat een ondergrondse parkeergarage een
lange exploitatiefase kent en dat het mede op grond daarvan belangrijk is rekening te
houden met toekomstige ontwikkelingen.
PROFIELEN VAN ONDERGRONDSE PARKEERGARAGES 24 VEILIGHEIDSNIVEAU VOOR EEN ONDERGRONDSE PARKEERGARAGE 25
4 VEILIGHEIDSNIVEAUVOOR EEN ONDERGRONDSEPARKEERGARAGE
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:27 Pagina 24
ENKELE VOORBEELDEN VAN BEPALINGEN VOORTVLOEIEND UIT DE NEN 2443
– Diepte parkeerplaatsen 5,00 m (bij parkeerhoek van 90°);
– Breedte parkeerweg 6,00 m bij tweerichtingsverkeer en 5,75 bij eenrichtingsverkeer
(bij parkeerhoek van 90° en breedte parkeerplaats van 2,40 m);
– Voor nieuwe garages een vrije hoogte voor auto’s van ten minste 2,10 meter (voorheen
2 meter);
– De vrije hoogte voor voetgangers is 2,30 meter, onder balken minimaal 2,20 meter.
OVER SOCIALE VEILIGHEID WORDT HET VOLGENDE GEZEGD
(zie bijlage D van de NEN 2443, paragraaf 6)
– Overzichtelijke structuur, met zo min mogelijk kolommen en wanden;
– De mogelijkheid de parkeergarage geheel afsluitbaar te maken, mocht onvoorzien
gebruik daar op termijn aanleiding toe geven;
– Cameratoezicht en communicatiemiddelen.
De European Parking Association (EPA) heeft een European Standard Parking Award
(ESPA) ingesteld om in de praktijk gestalte te geven aan het streven naar goede
kwaliteit en optimale sociale en verkeersveiligheid van parkeergarages. De VEXPAN8
beoordeelt een garage op basis van een inventarislijst9. De Award wordt toegekend
wanneer een minimaal aantal punten behaald is, ook als niet op alle aspecten
voldoende gescoord is. De ESPA wordt door de branche onderschreven.
Van Heekgarage EnschedeBron: Atelier Pro
Daarnaast heeft de EPA, samen met twee andere Europese organisaties10 een Europese
standaard opgesteld, de European Parking Quality Standard (EPQS). Binnen deze
standaard worden aspecten van sociale veiligheid en comfort van parkeergarages
meegenomen, zoals verlichting, bewegwijzering voor auto’s en voetgangers naar
parkeergarage, toegang en uitrit voor auto’s, overzicht en inrichting van parkeervloer,
liften en trappen, camera’s, aanwezigheid beheerder en oriëntatie.
Op elk aspect moet een voldoende worden gescoord. Bovendien kunnen bonus-
punten worden verkregen voor de aanwezigheid van – extra – voorzieningen zoals
kluisjes, fietsenstalling en fietsverhuur en een GSM-antenne.
De EPQS is bedoeld als opvolger van de ESPA en stelt strengere eisen op het gebied
van sociale veiligheid. Momenteel wordt de EPQS nog getoetst op de (financiële)
haalbaarheid.
TOETSINGSCRITERIA WONINGWET
– Bestemmingsplan
– Bouwbesluit
– Algemene maatregel van bestuur voor internationale verplichtingen
– Verordening (art 7a Ww over duurzaam bouwen in specifieke gevallen)
– Gemeentelijke bouwverordening of AMvB art 8.8 Ww
– Redelijke eisen van welstand
– Leefmilieuverordening
– Monumentenvergunning
Het Bouwbesluit is een AMvB, genomen op grond van artikel 2 van de Woningwet,
en daarin wordt verwezen naar normbladen of delen daarvan voor bijvoorbeeld
constructieve veiligheid (NEN 6702) en laagspanningsinstallaties (NEN 1010). De
betreffende bepalingen in deze normbladen worden daarmee dus publiekrechtelijk
verplicht. Het wettelijk kader kan ook strengere eisen hanteren dan in normbladen
vermeld wordt. In bijlage F worden de afdelingen uit het Bouwbesluit 2003 genoemd
die van toepassing zijn voor de overige gebruiksfunctie waaronder ondergronds
parkeren valt.
De gemeentelijke bouwverordening wordt door de gemeenteraad vastgesteld7. Hierin
zijn onder meer voorschriften opgenomen die betrekking hebben op brandmeld-
installaties (NEN 2535), ontruimingsinstallaties (NEN 2575), vluchtrouteaanduidingen
(NEN 6088). Deze voorschriften zijn complementair aan het Bouwbesluit. De samen-
stelling, inrichting en werkwijze van de welstandscommissie wordt ook in de Bouw-
verordening geregeld.
4.3. NORMBLADEN EN KEURMERKEN
Een normblad dat niet publiekrechtelijke verplichte bepalingen bevat, kan van toe-
passing verklaard worden in privaatrechtelijke sfeer, bijvoorbeeld in onderlinge
afstemming tussen gemeente en projectontwikkelaar, voor zover dit niet strijdig is
met het wettelijk kader.
Voor een ondergrondse parkeergarage zijn dezelfde normbladen beschikbaar als voor
andere bouwwerken. Enkele voorbeelden van normbladen zijn:
– NEN 1814: Toegankelijkheid van gebouwen en buitenruimten
– NEN 1890: Binnenverlichting: functionele eisen aan verlichtingssterkte
Naast deze algemene normbladen is er een normblad voor het parkeren en stallen van
personenauto’s op terreinen en in garages, de NEN 2 443. Deze behandelt de
verlichting en lichtinval, geluid en akoestiek, luchtkwaliteit, verkeerstechniek en
installatietechniek. Dit normblad bevat voorschriften voor zowel bovengrondse als
ondergrondse parkeergarages.
VEILIGHEIDSNIVEAU VOOR EEN ONDERGRONDSE PARKEERGARAGE 26 VEILIGHEIDSNIVEAU VOOR EEN ONDERGRONDSE PARKEERGARAGE 27
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:27 Pagina 26
VEILIGHEIDSNIVEAU VOOR EEN ONDERGRONDSE PARKEERGARAGE 29
4.4. AANBEVELINGEN
Om te kunnen komen tot een voor de gebruiker zo optimaal mogelijke ondergrondse
parkeergarage met een zeer hoge mate van sociale veiligheid moeten betrokken
partijen de volgende doelstellingen voor ogen houden:
– Zorg voor voorzieningen die aantrekkelijk, comfortabel en gebruiksvriendelijk zijn
voor de gebruikers van de parkeergarage;
– Zorg voor een omgeving met maximale persoonlijke veiligheid voor alle gebruikers,
inclusief het personeel. Ten aanzien van zowel de verkeersveiligheid als de sociale
veiligheid moet het ontwerp erop zijn toegesneden dat de mensen zich veilig
voelen;
– Voorzie in faciliteiten die een doelmatig en effectief beheer en onderhoud mogelijk
maken en de klantvriendelijkheid van bediening en het gebruik verhogen.
Ossenmarkt parkeergarageGroningenBron: Olga Architecten
Veiligheid van personen en eigendommen staat daarmee voorop en kan niet worden
afgedaan als een aandachtspunt achteraf. Een goed ontwerp en expliciete aandacht
aan beheeraspecten moeten reeds in een zeer vroeg stadium hand in hand gaan om er
voor te zorgen dat gebruikers zich in de betreffende garage veilig voelen.
In veel gevallen leiden het Bouwbesluit of de bepalingen in NEN 2443 (inclusief
bijlage D) ertoe dat wordt voldaan aan het gewenste sociale veiligheidsniveau
(bijvoorbeeld voor luchtkwaliteit, inrichting van parkeerplaatsen, taakverlichting,
markering gebruiksruimte voor auto’s, oversteekplaatsen). Ook het normblad NEN
1814 (Toegankelijkheid) en het Handboek voor Toegankelijkheid11 geven goede
richtlijnen om te komen tot het gewenste niveau. Dit is bijvoorbeeld het geval voor
loopruimte in verkeersruimten, het bedieningsgemak van het toegangssysteem, het
overbruggen van hoogteverschillen, en de aanwezigheid van betaalautomaten. Het
hanteren van de EPQS-criteria leidt tot een hogere sociale veiligheid dan wanneer de
ESPA wordt toegepast.
Daarnaast blijven er aspecten over waarvoor vanuit het oogpunt van veiligheid
aanvullingen wenselijk zijn.
De onderstaande tabel geeft voor een aantal sociale veiligheidsaspecten weer of er
wettelijke bepalingen zijn van toepassing zijn. Tevens maakt de tabel per aspect
duidelijk welke normbladen voorschriften bevatten voor het bereiken van het
gewenste veiligheidsniveau, en welke aanvullingen gewenst zijn12.
VEILIGHEIDSNIVEAU VOOR EEN ONDERGRONDSE PARKEERGARAGE 28
ALGEMENE CONDITIES
Visuele kwaliteit X Verschillen in verlichtingssterkte
nergens groter dan een factor 3
(aanvulling op NEN 1890).
Verlichtingsarmaturen onbereik-
baar voor vandalen, bereikbaar
voor onderhoud. Daglichtinval bij
stijg- en daalpunten. Lichte wanden
en plafond, met donkere kleur
bij overgang wand en vloer ter
vermindering van zichtbaar vuil.
Geluidskwaliteit X X X Geluiddrukniveau is lager dan 60
dB(A). Achtergrondmuziek op
stillere plekken heeft positief
effect op veiligheidsbeleving. Type
wegdek mag bij lage snelheid geen
piepende banden veroorzaken.
Luchtkwaliteit X X X Niet te hoge geluidsproductie
door ventilatoren.
Aankleding14 Decoratieve elementen is goed,
mits ze als toevoeging worden
gezien en de ergonomische
gebruikskwaliteit van de garage
niet hinderen.
Beheer X Het ontwerp toetsen op de moge-
lijkheden voor schoonmaak en
onderhoud.
ORIËNTATIE
Zichtlijnen Oriëntatiemogelijkheden en over-
zichtelijkheid voor automobilisten,
voetgangers als vluchtende voet-
ganger in vroege ontwerpfase
beoordelen. Bij ontbreken van
directe zichtlijnen van auto naar
voetgangersuitgang en andersom
is duidelijke bewegwijzering nodig.
Herkenning X Logische en herkenbare routing
Herkenbaarheid van voetgangers
uit- en ingangen.
VEILIGHEIDSASPECTEN WET BOUW BOUW NEN NEN AANVULLINGEN
MILIEU VEROR- BESLUIT 1814/ 244313
BEHEER DENING HVT
Bepalingen in Voorschrift in Gewenste aanvullingen
wettelijk kader normblad voldoet
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:27 Pagina 28
Museumplein parkeergarageAmsterdamBron: Zaanen Spanjers csArchitectenFoto: Kostas Pasvantis
Bewegwijzering X X Duidelijke logische vakindeling met
voldoende grote en aandacht-
trekkende letters, cijfers en/of
symbolen, ook op verticale
elementen. Herhaling van
informatie, juist op beslispunten
en bij keuzemogelijkheden.
Bewegwijzering aanlichten en
tegenlichtsituaties vermijden.
HOOGTEVERSCHILLEN
Aard voorziening X X X Extra aandacht schenken omdat
altijd stijgpunten nodig zijn.
Specificaties lift X X
Specificaties trap X X
Specificaties helling X X
PARKEERPLAATS
Taakverlichting X X Gelijkmatigheid en spreiding van
verlichting.
Markering X Donkere vakken op lichte vloer.
Gebruiksruimten/ X X Een breder parkeervak, daar waar
afmetingen mogelijk.
Oppervlak X X In- en uitstap ruimte vlak, stroef en
horizontaal.
VERKEERSRUIMTEN
Taakverlichting X X Geen verblinding.
Markering X Contrastrijke afwijking looproute
van rijweg.
Loopruimte/afmetingen X X Minimale hoogte 2,30 m.
Oppervlak X X
OVERSTEEKPLAATSEN
Taakverlichting X X Grote attentie-waarde.
Markering X X
Loopruimte X
AUTOMATEN
Taakverlichting X Reflecties op glas zoveel mogelijk
vermijden.
Gebruiksruimte X
Gebruikshoogte X
Tekens X
VEILIGHEIDSNIVEAU VOOR EEN ONDERGRONDSE PARKEERGARAGE 31
VEILIGHEIDSASPECTEN WET BOUW BOUW NEN NEN AANVULLINGEN
MILIEU VEROR- BESLUIT 1814/ 244313
BEHEER DENING HVT
Bepalingen in Voorschrift in Gewenste aanvullingen
wettelijk kader normblad voldoet
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:27 Pagina 30
5.1. INLEIDING
In hoofdstuk 2 is aangegeven hoe betrokken partijen veiligheid kunnen inbedden in
het besluitvormingsproces. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe veiligheid in drie
fasen (initiatief en plan, ontwerp en bouw, en gebruik en exploitatie) centraal gesteld
kan worden en hoe het gewenste veiligheidsniveau gerealiseerd kan worden. In alle
fasen is de analyse van de situatie en van bedreigingen essentieel. Daarvoor wordt een
aantal hulpmiddelen genoemd. Het veiligheidsplan, waarin staat beschreven hoe
veiligheid op strategisch, operationeel en facilitair niveau vastgelegd wordt, speelt bij
de ontwikkeling en realisatie van een veilige ondergrondse parkeergarage een
belangrijke rol. Vanuit verschillende strategieën in de veiligheidsketen kunnen
bedreigingen vervolgens worden benaderd. In paragraaf 5.4 wordt een mogelijke
invulling gegeven aan die strategieën.
5.2. VEILIGHEIDSANALYSE PER FASE
Van een ondergrondse parkeergarage die alleen op papier getekend is, kan de veilig-
heid nog niet worden bepaald. Door gebruik te maken van een abstractie (model) van
de garage wordt ingeschat wat de veiligheid van de ondergrondse parkeergarage zal
zijn. Dit model geeft inzicht in de risico’s en helpt bij het bepalen van te treffen
veiligheidsmaatregelen en het vaststellen van het effect van die maatregelen. Dit stelt
de betrokkenen in staat om in de ontwerpfase de beste (combinatie van) maatregelen
te kiezen. In bijlage I staan twee stroomschema’s die het proces schematisch
weergeven.
INITIATIEF EN PLANVORMINGSFASE
In de eerste fase is de veiligheidsanalyse voornamelijk gericht op de directe omgeving
van het plangebied en sterk gerelateerd aan het bestemmingsplan, de belendingen en
de situering. De buurt waarin een ondergrondse parkeergarage ligt, de ruimtelijke
ontwikkelingen en de plannen daartoe, en de mogelijke situering van de in- en
uitgangen voor auto’s en voetgangers, zijn enkele kenmerken die bepalend zijn voor
REALISATIE VAN HET GEWENSTE VEILIGHEIDSNIVEAU 33
4.5. HET BEPALEN VAN HET GEWENSTE VEILIGHEIDS-NIVEAU
De wettelijke voorschriften zijn algemeen gesteld en gelden voor alle ondergrondse
parkeergarages. Het is aan te bevelen om bij het vaststellen van het gewenste veilig-
heidsniveau van een bepaalde ondergrondse parkeergarage een afweging te maken op
grond van de specifieke situatie; de kans om geconfronteerd te worden met een
bommelding, bijvoorbeeld, zal in het ene geval groter zijn dan in het andere.
De afweging kan worden gemaakt door:
– Het beantwoorden van de vraag welke afwijkingen hoe vaak in vergelijkbare onder-
grondse parkeergarages hebben plaatsgevonden en het beantwoorden van de vraag
of de kans op die afwijking in dit geval toelaatbaar is;
– Het opstellen van scenario’s die beschrijven wat er allemaal kan gebeuren wanneer
een bijzondere omstandigheid optreedt en of genomen maatregelen de veiligheid
beïnvloeden. In hoofdstuk 2 is reeds ingegaan op het opstellen van scenario’s;
– Het beantwoorden van de vraag of het ontstaan van schade door afwijkingen, in
welke vorm dan ook, toelaatbaar is. Bijvoorbeeld: mag de verlichting eens per
maand uitvallen?
Op basis van dergelijke afwegingen kan het voorzieningenniveau eventueel worden
bijgesteld.
VEILIGHEIDSNIVEAU VOOR EEN ONDERGRONDSE PARKEERGARAGE 32
5 REALISATIE VAN HETGEWENSTE VEILIGHEIDS-NIVEAUIN- EN UITGANGSSYSTEEM
Taakverlichting X X X
Markering X X
Loop- en gebruiksruimte X Zorg voor overzicht voor beoorde-
ling van invoegmogelijkheden.
Gebruikshoogte en X
bedieningsgemak
VLUCHTVOORZIENING
Verlichting X X X
Markering en signalering X X X Voelbare en zichtbare belijning en
deuren.
Loopruimte en X X Evacuatieplan.
hoogteverschillen
Brandmeldinstallaties X X X Deze moeten zichtbaar zijn.
VEILIGHEIDSASPECTEN WET BOUW BOUW NEN NEN AANVULLINGEN
MILIEU VEROR- BESLUIT 1814/ 244313
BEHEER DENING HVT
Bepalingen in Voorschrift in Gewenste aanvullingen
wettelijk kader normblad voldoet
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:27 Pagina 32
ONTWERP EN BOUWFASE
In de ontwerpfase wordt het effect van ontwerpbeslissingen op veiligheid bepaald en
worden waar nodig aanpassingen doorgevoerd.
Het programma van eisen voor het ontwerp moet toetsbaar zijn aan de bestuurlijke
afspraken over het gewenste veiligheidsniveau. Dit betekent dat bij afwijking het
programma van eisen aangepast moet worden.
Vervolgens wordt bekeken of het ontwerp voldoet aan het programma van eisen en
het veiligheidsniveau gehaald kan worden. Indien bij deze toetsing een afwijking
wordt geconstateerd kan dit in het ontwerp worden opgelost via maatregelen in bij
voorkeur de inrichting of eventueel beheer. Als blijkt dat de afwijking niet opgelost
kan worden, door bijvoorbeeld financiële beperkingen, is het nodig om bestuurlijk
een heroverweging te maken van het bedoelde gebruik of desnoods af te zien van de
bouw van de parkeergarage.
Tijdens de bouw en na realisatie van de ondergrondse parkeergarage moet het resultaat
getoetst worden aan het ontwerp. Als toch nog blijkt dat het veiligheidsniveau niet
gehaald wordt, zijn maatregelen in beheer noodzakelijk.
Chassé parkeergarage BredaBron: OMA
Het veiligheidsplan behelst in deze fase vooral praktische zaken zoals wie verantwoor-
delijk is voor het onderhoud en op welke wijze een ontruiming plaats zal vinden door het
opstellen van calamiteitenplannen.
GEBRUIK EN EXPLOITATIEFASE
Bij de ingebruikname van de parkeergarage vindt overdracht van informatie plaats
aan de beheerder. De maatregelen die in de beheerfase genomen moeten worden,
zoals is vastgesteld in de ontwerp- en bouwfase, moeten op een goede manier
overgedragen worden. De beheerder moet weten op welke wijze de veiligheid is
georganiseerd en hoe hij met veiligheidsvoorzieningen om moet gaan. Tevens moet
hem bekend zijn wat hij van anderen mag verwachten en wie hij waarop mag
aanspreken. De maatregelen en veiligheidsvoorzieningen moeten opgenomen zijn in
het exploitatieplan van de garage.
REALISATIE VAN HET GEWENSTE VEILIGHEIDSNIVEAU 35
de bedreigingen die op kunnen treden. Het bedoeld gebruik van de ondergrondse
parkeergarage ligt op hoofdlijnen vast, maar functionele eisen als openingstijden en
capaciteit zijn ook van invloed op type bedreigingen die op kunnen treden.
Het effect van bedreigingen en de kans op afwijkingen kan worden bepaald door het
meten van schades en een verdere specificatie van risico’s.15 Sommige risico’s worden
afgedekt door wettelijke regelingen, van overige bedreigingen beoordelen betrokken
partijen zelf wat wel en niet aanvaardbaar is. Zij stellen zo een gewenst veiligheids-
niveau vast.
Alle betrokkenen (zie paragraaf 1.3) moeten op het juiste moment in de menings- en
besluitvorming over veiligheid worden betrokken. Onder betrokkenen vallen nadruk-
kelijk ook diegenen die naderhand de diverse vergunningen moeten verstrekken.
Wanneer dit niet gebeurt, wordt het gewenste veiligheidsniveau mogelijk niet
gerealiseerd, vanwege tegengestelde, dubbele, te hoge of zelfs helemaal geen eisen.
Wanneer een bepaalde partij gedurende het proces maatregelen of voorzieningen
voorstelt, die ‘zijn’ veiligheidsprobleem oplossen, moet worden nagegaan welke
consequenties deze maatregelen hebben voor de andere aspecten van veiligheid.
Daarmee kan worden bereikt dat afzonderlijke veiligheidsmaatregelen en -voor-
zieningen, die soms haaks op elkaar kunnen staan, op elkaar kunnen worden
afgestemd en waar mogelijk tevens een gunstig effect sorteren op het totale veilig-
heidsniveau. Kostbare beslissingsfouten die achteraf moeten worden rechtgetrokken
worden op deze manier vermeden.
Een beheerder geeft tijdens de exploitatiefase aan dat hij een bestaande ondergrondse
parkeergarage graag wil afsluiten met een hekwerk, in verband met diefstal en sociale
onveiligheid. De eisen van de brandweer zijn hier echter strijdig. Door initiatieffase al
te anticiperen op de wensen van de beheerder en rekening te houden met deze tegen-
strijdigheid, worden oplossingen goedkoer en duurzamer.
Na het vaststellen van de bedreigingen die relevant zijn voor de betreffende onder-
grondse parkeergarage moet de veiligheidsstrategie worden uitgewerkt voor die
bedreigingen of voor een combinatie van gelijksoortige bedreigingen. Er wordt
aangegeven welke maatregelen in welke fase worden genomen en op welke wijze
deze worden uitgevoerd.
Bij renovatie van een ondergrondse parkeergarage is ook sprake van een initiatieffase
met vaststelling van het veiligheidsniveau, bepalen van risico’s en voorstellen van
maatregelen. Hier moeten dezelfde stappen worden doorlopen, met het verschil dat
al meer randvoorwaarden vastliggen.
In de initiatieffase begint ook de aanzet tot het veiligheidsplan dat in paragraaf 5.3
verder wordt toegelicht. Het gaat in deze fase nog vooral om het identificeren van
relevante partijen, bijvoorbeeld welke hulpdiensten in de directe omgeving assistentie
kunnen bieden bij calamiteiten.
REALISATIE VAN HET GEWENSTE VEILIGHEIDSNIVEAU 34
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:27 Pagina 34
STRATEGISCH MANAGEMENT
In het strategische deel komen de volgende onderwerpen aan de orde:
– Identificatie van die partijen, die een belang hebben (indirect of direct) bij de onder-
grondse parkeergarage. Zij spelen een belangrijke rol; zij hebben veelal verschillende
belangen en prioriteiten die in sommige gevallen strijdig kunnen zijn;
– Beoordeling en evaluatie van veiligheid en het opstellen van de randvoorwaarden
met betrekking tot veiligheid (wanneer is iets veilig en wanneer niet meer);
– Opsomming van (combinaties van) relevante veiligheidsmaatregelen en van
momenten waarop een maatregel wordt ingezet;
– Implementatie en bewaking van de beslissingen.
OPERATIONEEL MANAGEMENT
Operationeel management omvat het ontwikkelen van calamiteitenplannen. Een
calamiteitenplan bestaat uit een alarmplan, een ontruimingsplan, een plan om op
noodsituaties te reageren, communicatieverbindingen. In het calamiteitenplan zijn
bovendien de verantwoordelijkheden in geval van nood vastgelegd. Het is bedoeld
voor personeel en voor aanwezige bezoekers. Het is van wezenlijk belang dat
hulpverlenende instanties bij de totstandkoming van het calamiteitenplan worden
betrokken; het moet duidelijk zijn wie wat doet en hoe de communicatie met de
nood- en hulpdiensten verloopt. Met name de afbakening van de bevoegdheden
tussen bedrijfshulpverleningsdiensten en hulpverlenende instanties met ver-
antwoordelijken, de beveiligingsvoorziening, de ontruimingsoefening, de training en
instructie en de maatregelen komen terug in de plannen.
Ook moeten er commando-, beheers-, en communicatiestructuren worden vast-
gelegd. Deze moeten voldoende f lexibel zijn en ruimte bieden voor improvisatie,
zodat er ingespeeld kan worden op onverwachte beslissingen die een nieuw soort
oplossing vereisen. Een operationeel veiligheidsplan kan niet zelfstandig door een
organisatie worden ontworpen. Inbreng van politie, brandweer en zelfs verzekeraars
is noodzakelijk om de verschillende operationele plannen op elkaar af te stemmen.
FACILITAIR MANAGEMENT
Het facilitaire deel tenslotte heeft betrekking op:
– Verwerving van middelen zoals bijvoorbeeld personeel, materiaal, data en kennis.
– Onderhoud van middelen aan de hand van bijvoorbeeld draaiboeken of technische
schema’s;
– Uitvoeren van analyses zoals een veiligheidsanalyse en -evaluatie in de gebruiksfase;
– Informatie- en communicatieverwerking zowel intern als extern.
Dit laatste aspect wordt vaak onderschat bij het definiëren van een veiligheidsplan.
Een mogelijkheid hiervoor is een goed ontwikkeld ICT-systeem. Hierin kan infor-
matie over het optreden van afwijkende situaties en de genomen acties in de vorm
van preparatie en repressie beter en gestructureerd vastgelegd worden. Een volgende
keer is deze informatie snel beschikbaar.
REALISATIE VAN HET GEWENSTE VEILIGHEIDSNIVEAU 37
Tijdens de exploitatie van de ondergrondse parkeergarage wordt het veiligheids-
niveau regelmatig getoetst aan het bestuurlijk overeengekomen gewenste veilig-
heidsniveau. Het feitelijk gebruik en het gerealiseerde veiligheidsniveau kan worden
vastgesteld door middel van periodieke en frequente monitoring via registratie van
incidenten, vraaggesprekken en waarnemingen ter plaatse. Vooraf moet dan bepaald
zijn wanneer een voorval als incident aangemerkt wordt. Ook kan het gewenste
veiligheidsniveau veranderen, zowel door gebruik van de ondergrondse parkeer-
garage als door bestuurlijke wijzigingen:
– Door wijziging van wettelijke regelingen kan het gewenste veiligheidsniveau
veranderen;
– Het gewenste veiligheidsniveau blijkt niet gerealiseerd te worden (de verlichting
valt bijvoorbeeld vaker uit dan was afgesproken);
– Bestuurlijk kan een nieuw bedoeld gebruik van garage worden voorgesteld en
vastgesteld;
– De functie van de garage kan in de loop van de tijd veranderen, zodat er een
discrepantie ontstaat tussen het gewenste en gerealiseerde veiligheidsniveau.
Bij afwijkingen in positieve of negatieve zin moet bewust een belangenafweging
worden gemaakt en eventueel acties worden ondernomen.
De gebruiksfase betekent voor het veiligheidsplan dat vooral de informatie over genoemde
en eventueel gewijzigde maatregelen bijgehouden moeten worden. Het veiligheidsplan
dient bij elke wijziging in de garage of in de omgeving aangepast te worden.
5.3. HET VEILIGHEIDSPLAN
Met het opzetten van het veiligheidsplan wordt in de vroegste fase van het plan-
proces gestart. Een veiligheidsplan steunt op drie hoofdpijlers:
– Kennis van mogelijke bedreigingen en hun effecten specifiek voor het object;
– Analyse van de mogelijke risico’s;
– Implementatie van maatregelen van het niveau van planning tot aan het niveau van
acties.
Concreet betekent dit, dat de tabel die is opgenomen in bijlage J van dit veiligheids-
concept, uitgewerkt moet worden voor de te bouwen ondergrondse parkeergarage.
Feitelijk behelst een veiligheidsplan het omschrijven van de relevante elementen uit
de initiatief- en planfase, de ontwerp- en bouwfase en de gebruik- en exploitatiefase.
HET VEILIGHEIDSPLAN BESTAAT UIT DRIE HOOFDONDERWERPEN
– Strategisch management
– Operationeel management
– Facilitair management
REALISATIE VAN HET GEWENSTE VEILIGHEIDSNIVEAU 36
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:27 Pagina 36
Van Heekgarage EnschedeBron: Atelier Pro
REALISATIE VAN HET GEWENSTE VEILIGHEIDSNIVEAU 39
5.4. VEILIGHEIDSSTRATEGIE PER BEDREIGING
Tijdens de initiatieffase worden relevante bedreigingen geïdentificeerd, en worden
geschikte maatregelen voorgesteld. Per bedreiging kunnen vijf strategieën gekozen
worden. In onderstaande tabel zijn per bedreiging voorbeelden opgenomen van
mogelijk te volgen strategieën. Deze tabel is niet uitputtend, maar vormt slechts een
handreiking. De training van personeel en het organiseren van rampoefeningen
behoren in ieder geval tot de middelen om de gevolgen van een bedreiging zo veel
mogelijk te beperken.
PRO-ACTIE PREVENTIE PREPARATIE REPRESSIE NAZORG
FYSIEKE BEDREIGINGEN
Overstroming Verplaatsing of Drempels etc. Bij dreiging over- Pompen Controle constructie
ophoging locatie voorkomen van stroming plaatsen op uitspoeling/
binnenstromen van waterkeringen aantasting
en/of verwijderen
van voertuigen
Waterlekkage Inventarisatie van Extra zware maat- Goede afwatering Pompen Controle
mogelijke hoog- regelen bij hoog- welke over- dakconstructie
belaste delen van belaste delen gedimensioneerd is
dakconstructie
Aardschokken, Beoordeling onder- Geïsoleerde Goede afscherming Isolatoren Beoordeling
instorting grond op draag- constructie van kwetsbare draagkracht
kracht, eventueel delen constructie
versterken van
draagkracht
Branden en Beoordeling Goede controle op Genoeg blus- Isoleren van Controle op
explosies constructie op gebruik en naleving middelen. Mogelijk- brandhaard constructie en
starheid en incas- van opgestelde heid tot rook- en evaluatie van wijze
seringsvermogen regels brandcomparti- van handelen
en dit aanpassen mentering
Storingen door Duale toevoer Opstellen van Controle op bruik- nvt Controle op
stroomuitval oid bekabeling noodaggregaten baarheid nood- werking
of batterijen aggregaten
Blokkering Grote doorgangen Controle op vrij- Training met ont- Zo snel mogelijk Controle op goed
en alternatieve houden van in- en ruimingsoefening, kunnen verwijderen functioneren van
routemogelijkheden uitgangen vluchtplattegronden van blokkade door in- en uitgangen
bijvoorbeeld
mechanische
hulpmiddelen
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:28 Pagina 38
Museumplein parkeergarageAmsterdamBron: Zaanen Spanjers csArchitectenFoto: Kostas Pasvantis
Om een zeer hoge mate van sociale veiligheid en een hoge mate van fysieke veiligheid
te bereiken, kunnen verschillende maatregelen worden genomen. Deze maatregelen
kunnen variëren van pro-actief tot repressief en zijn van invloed op de ondergrondse
parkeergarage zelf, de omgeving, de organisatie of de hulpverlening. Maatregelen
kunnen elkaar ook beïnvloeden en de bedreiging vergroten of verkleinen. Dit hoofd-
stuk presenteert de systematische wijze waarop de maatregelen geïnventariseerd
kunnen worden en geeft met enkele voorbeelden aan hoe de onderlinge beïnvloeding
plaats kan vinden.
6.1. INVENTARISEREN VAN MAATREGELEN
In het programma van eisen van een ondergrondse parkeergarage moeten de maat-
regelen per bedreiging in een aantal stappen worden vastgesteld. Deze stappen zijn:
1 Inventariseer met alle betrokkenen16 welke bedreigingen bij deze ondergrondse
parkeergarage een rol spelen. In bijlage D en E worden alle typen bedreigingen
aangegeven, waaruit geput kan worden.
2 Prioriteer deze bedreigingen naar mate van belangrijkheid. Het kan daarbij zowel
gaan om bedreigingen die vaak kunnen voorkomen, als om bedreigingen die niet
snel zullen optreden, maar waarvan de gevolgen groot zijn.
3 Bepaal per bedreiging welke maatregelen geschikt zijn, en geef aan welke plaats de
betreffende maatregel inneemt binnen de veiligheidsketen en op welke component
deze maatregelen vooral van toepassing is. Als hulpmiddel bij het systematisch
ordenen van maatregelen kan hierbij de tabel uit bijlage K worden gebruikt worden.
Daarnaast zijn hiervoor ook de voorbeelden uit paragraaf 5.4 geschikt.
4 Analyseer in welke mate de maatregelen en bedreigingen elkaar beïnvloeden en
bepaal of dit de effectiviteit van maatregelen aantast. Bijlage K laat zien hoe
verschillende maatregelen op meerdere bedreigingen van invloed kunnen zijn, en
kan dienen als hulpmiddel. Verander, indien nodig het ontwerp van de onder-
grondse parkeergarage of pas de maatregelen op het gebied van inrichting, beheer
of organisatie aan.
MAATREGELEN EN VOORZIENINGEN 41REALISATIE VAN HET GEWENSTE VEILIGHEIDSNIVEAU 40
6 MAATREGELEN ENVOORZIENINGEN
PRO-ACTIE PREVENTIE PREPARATIE REPRESSIE NAZORG
SOCIALE BEDREIGINGEN
Diefstal van Onaantrekkelijk Goede beveiliging, Goede en Snelle reactie van Evaluatie van
goederen met maken van de persoons- en consequente beheerder en/of naleving op op
braak in gebouw ruimte voor voertuig- sleutel- en politie gestelde richtlijnen
en voertuig inbrekers identificatie ruimteveiligheid Opvangpubliek
Vandalisme Onaantrekkelijk Vast gemonteerde Goede en regel- Snel repareren of Evaluatie van
maken van het aankleding matige controle vervangen van genomen maat-
object voor vanda- door veiligheids- beschadigde regelen op
lisme door bijvoor- dienst (particulier onderdelen effectiviteit
beeld weinig moge- of overheid) of
lijkheid tot slopen politie
of geverfde muren
Onveiligheids Aantrekkelijk maken Schoonhouden Vervangen van Reclame maken Enquête of
beleving van de ruimte van de garage kapotte verlichting evaluatie houden
voor bezoekers
Imagoverbetering
Geweld tegen Alleen toegang Goede taakvervul- Snelle alarmering Vluchtmogelijk- Slachtofferhulp
personen voorbevoegden en ling door beheerder Opleiding agressie- heden
controle daarop bestrijding
Onbedoeld nvt Goede taak Frequente controle Opruimen van Informeren van
gebruik vervulling door door beheerder op materiaal in gebruikers over
beheerder onbedoeld gebruik opslagfunctie doel parkeergarage
(Bron: Werkgroep C100 Beveiligingsconcept Ondergrondse Parkeergarage)
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:28 Pagina 40
Van Heekgarage EnschedeBron: Atelier Pro
1 Doordachte constructieve overgang tussen de parkeergarage en het bovenliggende
gebouw, zodat minder kolommen nodig zijn, en auto’s minder tussen de kolommen
hoeven te parkeren.
2 Visuele overgang tussen binnen en buiten; sociale onveiligheid wordt groter door
de angst voor het ‘zwarte gat.’ Vermindering van het ‘zwarte gat’-effect kan door
middel van:
– Toepassen van veel doorzichtige materialen bij in- en uitgangen
– De monding van alle openingen naar buiten toe verbreden
– De in- en uitgang markeren met overgangsverlichting, rekening houdend met
dag en nacht en licht en donker
3 Daglichttoetreding naar het inwendige van de garage door bijvoorbeeld:
– Vides/atria met bovenlicht
– Maaiveldverlaging
– Ref lecterend materiaal in en om de opening, zonder dat dit schittert of spiegelt
Daglichtopeningen mogen niet verblinden en mogen geen silhouetwerking geven.
4 Toepassen van kunstlicht dat voldoet aan eisen op het gebied van17:
– Verlichtingssterkte, kleurweergave en kleurtemperatuur
– Accenten en variaties die functioneel zijn
– Schaduwvorming en schaduwwerking
– Tegengaan van verblinding en schitteringen
5 Overzichtelijke en eenvoudige indeling met afmetingen van trottoirs, gangen en
trappen met enige overmaat, waardoor de kans beperkt wordt op sociale onveilig-
heid. Daarnaast kan door een duidelijke indeling van de garage ook de ontruiming-
stijd aanzienlijk worden bekort bij calamiteiten. Hierbij zijn vooral optimale zicht-
lijnen met zo min mogelijk obstakels van belang. Ook een grote overspanningen
tussen kolommen en de beoordeling op juiste plaatsing in een schets of maquette
in de ontwerpfase kan in grote mate bijdragen aan deze overzichtelijkheid.
MAATREGELEN EN VOORZIENINGEN 43
Museumplein parkeergarageAmsterdamBron: Zaanen Spanjers csArchitectenFoto: Kostas Pasvantis
Wanneer bij toetsing van het ontwerp of van de gerealiseerde parkeergarage af-
wijkingen ten opzichte van het gewenste veiligheidsniveau worden geconstateerd,
zijn opnieuw maatregelen nodig. Het is belangrijk ook bij deze maatregelen de onder-
linge samenhang en wisselwerking na te gaan.
6.2. SAMENHANG VAN EN WISSELWERKING TUSSENMAATREGELEN
Hoe beïnvloedt een maatregel voor een specifieke bedreiging andere bedreigingen en
hoe wordt met deze wisselwerking omgegaan? Deze vraag staat hier centraal. Aan de
hand van twee voorbeelden wordt dit weergegeven.
CONSTRUCTIE EN VEILIGHEID
Een aantal maatregelen kunnen geschaard worden onder het ‘aantrekkelijker maken’
van de ondergrondse parkeergarage. De ruimte wordt daardoor minder snel ervaren
als ondergronds en het imago verbetert. Voorbeelden van maatregelen die een
parkeergarage attractiever maken liggen in de sfeer van de verlichting en de ‘luchtig-
heid’ van de ruimte. Ondergronds staat vrijwel altijd voor donker en onpersoonlijk,
vaak als gevolg van constructieve eisen van een erboven gelegen gebouw. Dit geldt
bijvoorbeeld voor een parkeergarage onder een winkelcentrum of kantoorgebouw.
Voor dergelijke gebouwen is een draagconstructie nodig. Hiervoor worden draag-
kolommen toegepast. Als de draagconstructie uit kostenoverwegingen eenvoudig
wordt ontworpen, zijn er veel kolommen nodig volgens een vast stramien. Deze
kolommen maken het parkeren niet gemakkelijk. Bovendien beïnvloeden ze het
overzicht nadelig. Kolommen zijn vanuit het oogpunt van sociale veiligheid en vanuit
het parkeercomfort dus niet gewenst, maar vanuit het oogpunt van constructieveilig-
heid vrijwel altijd noodzakelijk. Om toch een goede ondergrondse parkeergarage te
realiseren, zijn er verschillende mogelijkheden.
MAATREGELEN EN VOORZIENINGEN 42
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:28 Pagina 42
Er bestaan in Nederland goede en slechte voorbeelden van ondergrondse parkeer-
garages. De voorbeelden die in dit veiligheidsconcept genoemd worden, zijn voor-
beelden die tot de verbeelding spreken, en waarin op een bijzondere manier aandacht
is besteed aan veiligheid. Echter, ook bij deze garages moeten een goed ontwerp en
een goed onderhoud en beheer hand in hand gaan, om een hoog veiligheidsniveau in
de gebruiksfase te garanderen.
ASPECT VOORBEELD TOELICHTING
Geluidskwaliteit ventilatoren Amsterdam Museumplein Stil; geen overbodige herrie.
Aankleding Amsterdam Museumplein Het materiaalgebruik en niveau van afwerkung is te kenmerken als luxe
Beheer Breda Chassé Goed door permanent toezicht.
Oriëntatie Groningen Ossenmarkt Ad A: Gevoel van overzicht door ronde vorm en gebruik lichte voeren
met donkere belijning.
Zichtlijnen A - Breda Chassé Ad A: Inrichting glooiend met lange zichtlijnen
B - Arnhem Centraal Ad B: Lange zichtlijnen door lange wanden
Voetgangersrouting Oldenzaal De Driehoek De centrale voetgangersroute met aantrekkelijk en ‘aantrekkende’
verlichting
Vrije doorgangshoogte Den Haag Laakhaven De garage is hoog; ca. 2.70.
Hoogteverschillen Groningen Rademarkt Op sommige plekken is het hoogteverschil te hoog, met drempels
van meer dan 2 cm
Verlichting parkeerruimte A - Breda Chassé Ad A: gewerkt is met een combinatie van daglicht (door) toeritten
en kokers die dienen als nooduitgangen) en sfeerverlichting.
B - Arnhem Centraal Ad B: Gebruik van verlichting dusdanig dat een ’buiten-ervaring’
ontstaat.
Markering parkeerruimte Groningen Ossenmarkt De parkeervloeren zijn licht, met zwarte belijningen: dit is heel
duidelijk.
Afmetingen parkeerruimte Breda Chassé Door de afzonderlijke getekende vakken is het gemakkelijk in- en
uitrijden.
Verlichtingen in- en uitgang Breda Chassé Er zijn jaloezieën ingezet voor de verkleining van het tunneleffect
Situering voetgangers Amsterdam Museumplein Aansluitingen op zowel een aantal musea als op een supermarkt
in- en uitgang
Situering in- en uitgang Amsterdam Museumplein De in- en uitgang zijn krap gesitueerd, met directe confrontatie voet-
gangers en fietsers. Bij uitgang nijging om binnenbocht te pakken
BEST PRACTICES: VEILIGE ONDERGRONDSE PARKEERGARAGES 45
TOEGANGSCONTROLE EN VLUCHTWEGEN
Een ander aspect van ondergrondse parkeergarages is toegangscontrole, niet alleen
voor het incasseren van inkomsten maar ook uit het oogpunt van het tegengaan van
criminaliteit en vandalisme. Een methode voor het controleren van de toegang ligt in
het beperken van het aantal in- en uitgangen en het goed afsluitbaar maken ervan. Dit
is echter van grote invloed op de toegankelijkheid en de bereikbaarheid van de
ondergrondse parkeergarages, vooral tijdens calamiteiten.
Er zijn bij de meeste parkeergarages minimaal twee onafhankelijke vluchtwegen
nodig die afgestemd zijn op gebruik door alle mogelijke bezoekers. Om te voorkomen
dat de in- en uitgangen onbedoeld worden gebruikt, kunnen separate trappenhuizen
worden gemaakt als vluchtweg en voor reddingwerkers, die bij normaal gebruik van
de parkeergarage zijn afgesloten. Ook de ‘extra’ vluchtwegen kunnen op deze manier
worden uitgevoerd. Een voorwaarde is wel dat deze vluchtwegen storingsongevoelig
moeten zijn en voldoende capaciteit moeten hebben om het aantal mensen dat zich
bij bijvoorbeeld brand in de garage bevindt, te kunnen verwerken.
Chassé parkeergarage BredaBron: Office for MetropolitanArchitecture (OMA)
Een aanvullende mogelijkheid om de tegenstrijdigheid van goede toegankelijkheid
met goede controle en beperking van de toegang te benaderen is toezicht. Hierbij kan
worden gedacht aan:
– Bemande meldkamer met daarbij bijvoorbeeld cctv- camera’s. Deze meldkamer
dient bezet te zijn door deskundig personeel dat potentieel onveilige situaties goed
kan interpreteren.
– In- en uitgangscontrole op rechtmatige toegang voor voetgangers op basis van de
uitgegeven parkeerkaart.
Beide voorbeelden geven aan hoe een maatregel voor een bedreiging van invloed kan
zijn op andere maatregelen of bedreigingen. De inventarisatie van maatregelen houdt
daarom ook in dat de onderlinge relaties aandacht krijgen.
MAATREGELEN EN VOORZIENINGEN 44
7 BEST PRACTICES: VEILIGE ONDERGRONDSEPARKEERGARAGES
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:28 Pagina 44
LITERATUUR
- Berenschot e.a. (2000) Handleiding Veiligheidseffectrapportage, Utrecht.
- Berkel, I. van, Maas, N., Kleefman, R., (2002) ‘Beveiligingsconcept voor ondergrondse parkeergarages’ in Vexpansie, 16e
jaargang, nummer 4, december 2002,
- Beroggi, G.E.G. (1998) Methodieken veiligheid ondergrondse bouwwerken - rapportage taakgroep, Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/COB.
- Boonstra, S. et al. (1998) Beveiligingsmaatregelen en voorzieningen- rapportage taakgroep, Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties/COB.
- Clarenburg, L.H. (1981) Veiligheidswetgeving, een algemene beschouwing.
- COB Magazine 13, februari 2002, ‘Veiligheidsbeleving in ondergrondse parkeergarages - de menselijke maat’, artikel.
- CROW (1996) Gebouwde parkeervoorzieningen - Ontwerpwijzer.
- Ees, T. van, et al. (1998) Ondergrondse bouwwerken en veiligheid - rapportage taakgroep literatuurstudie, Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/COB.
- EPA (1999) Kwaliteitsmeting Parkeergarages Rotterdam - Rijnmond - European Standard Parking Award.
- Grontmij (2001) Betaalsystemen en mogelijke gevolgen voor veiligheid, De Bilt.
- Horvat, E. et al. (1998) Normering fysieke aspecten van veiligheid - rapportage taakgroep, Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties/COB.
- Koens, B. (2000) European Parking Quality Standard (EPQS), ANWB, Den Haag.
- Korthals Altes, H.J. et al. (1998) Scenarios voor ondergrondse bouwwerken - rapportage taakgroep, Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/COB.
- Korthals Altes, H.J. et al. (1998) Normering sociale aspecten van veiligheid - rapportage taakgroep, Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/COB.
- Kruijf, G.P. de (2001) Communicatievoorzieningen in ondergrondse parkeergarages, Veenendaal.
- Luijk, H. en Rinsma, J. (2002) ‘Nieuwe methoden voor meting van kwaliteitszorg en risico’s in parkeergarages’ in
Vexpansie, 16e jaargang, nummer 1, maart 2002,
- Luten, I. et.al. (2001) Veiligheidsbeleving in Ondergrondse parkeergarages, EGM, Dordrecht.
- Luten, I. et.al. (1999) Daglichtbeleving Ondergronds - sociale veiligheid door licht en zicht, Senter, Den Haag.
- Ministerie van BZK (2000) Leidraad bij de besluitvorming, Den Haag.
- Nederlandse Normalisatie Instituut (2000) NEN 2443 - parkeren en stallen van personenauto’s op terreinen en in garage.
- Schierbeek, R.J. (2000) Veiligheidsraamwerk voor ondergrondse publieksruimten.
- Wijk, M. et al (2001) Handboek voor Toegankelijkheid, over de ergonomie van stedelijke inrichting, gebouwen en
woningen, 4e druk, geheel herzien, Elsevier bedrijfsinformatie, Doetinchem.
Van Heekgarage EnschedeBron: Atelier Pro
LITERATUUR 47
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 46
A WOORDENLIJST EN AFKORTINGEN 50
B SAMENSTELLING PROJECTGROEP 51
C BETROKKEN PARTIJEN 53
D TYPE BEDREIGINGEN 54
E CLUSTERING VAN FYSIEKE EN SOCIALE BEDREIGINGEN 55
F HET BOUWBESLUIT EN DE TOEPASSING OP ONDERGRONDSE PARKEERGARAGES 56
G INVENTARISATIELIJST PARKEERGARAGES TER TOETSING VOOR DE EUROPEAN 57
STANDARD PARKING AWARD
H INVENTARISATIELIJST PARKEERGARAGES TER TOETSING VOOR DE EUROPEAN 68
PARKING QUALITY STANDARD
I STROOMSCHEMA’S TOETSING VAN VEILIGHEID IN ONTWIKKELING 82
EN GEBRUIKSFASE
J SYSTEMATISCHE BENADERING VAN BEDREIGINGEN EN MAATREGELEN 84
K MAATREGELEN IN RELATIE MET BEDREIGINGEN 87
L DOCUMENTEN OP CD ROM 94
BIJLAGEN 49NOTEN 48
BIJLAGEN
NOTEN
1 Rapport van het project Beveiligingsconcept Ondergrondse Bouwwerken van het Ministerie van BZK en het COB.
2 In bijlage A zijn begrippen en afkortingen verzameld.
3 Clarenburg, L.H. (1981) Veiligheidswetgeving, een algemene beschouwing (5).
4 Zie bijlage D en E: Typen bedreigingen.
5 Deelstudie van de ‘Leidraad bij de besluitvorming’: Korthals Altes, H.J. et al (2001) Scenario’s voor ondergrondse
bouwwerken - rapportage taakgroep, Ministerie BZK/COB (13).
6 De VER is een initiatief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Handleiding VER is
verschenen in 2000 (1).
7 De gemeentelijke gebruiksvergunning is in dit licht wel wenselijk maar niet verplicht. Het gebruik en functie van de
gebruiksvergunning wordt momenteel bezien.
8 Platform voor Parkeren in Nederland.
9 Zie bijlage G: Inventarisatielijst parkeergarages ter toetsing voor de European Standard Parking Award.
10 FIA (=Fédération Internationale de l’Automobile) en AIT (= Alliance International de Tourisme).
11 Wijk, M. et al (2001) Handboek voor Toegankelijkheid, over de ergonomie van stedelijke inrichting, gebouwen en
woningen (22).
12 Deze aanvullingen zijn hoofdzakelijk gebaseerd op Luten, I. et.al. (2001) Veiligheidsbeleving in Ondergrondse
parkeergarages - Voelen, zien, horen (17).
13 Inclusief bijlage D.
14 De aankleding dient wel te voldoen aan brandveiligheidseisen.
15 In de studie ‘Methodieken veiligheid ondergrondse bouwwerken’ (3) wordt nader uitleg gegeven over verschillende
methoden om risico’s te bepalen en in te schalen.
16 Zie bijlage C.
17 Luten, I. et.al. (1999) Daglichtbeleving Ondergronds - sociale veiligheid door licht en zicht, Den Haag (16).
18 Staatsblad 2001 410, gewijzigd bij Staatsblad 2002 303, 2002 516 en 2002 518.
19 De toetsingslijst van de EPQS is niet toepasbaar als bouwnorm voor nog te bouwen parkeergarages en kan dus niet als
ontwerpuitgangspunt gehanteerd worden. Voor het bouwen van nieuwe parkeergarages kunnen andere en of aanvullende
bepalingen van kracht zijn, zoals Bouwbesluit, Normblad NEN 2443 en vele daarin genoemde andere normen alsmede
plaatselijke bepalingen in het kader van de bouwvergunning.
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 48
BIJLAGE B > SAMENSTELLING PROJECTGROEP
VEILIGHEIDSCONCEPT ONDERGRONDSE PARKEERGARAGES C100
PROJECTLEIDER SPECIFIEKE VEILIGHEIDSCONCEPTEN
– Mevrouw mr. W.J. Kommer
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/Directie Veiligheid,
Informatiebeleid en Projecten
PROJECTCOÖRDINATOR SPECIFIEKE VEILIGHEIDSCONCEPTEN
– Mevrouw drs. C.M.C. van Berkel
Centrum Ondergronds Bouwen
PROJECTGROEP VEILIGHEIDSCONCEPT ONDERGRONDSE PARKEERGARAGES
– De heer ing. A.J.H. Voermans (voorzitter)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/Directie Veiligheid,
Informatiebeleid en Projecten
– De heer J.W. van Brummelen (secretaris)
Grontmij Parkconsult
– De heer drs. K.B. Blits
Ministerie van Justitie
– De heer ing. H.E.C. Peltenburg
VEXPAN (namens Arcadis Bouw/infra)
– De heer ing. J.T.C.M. van Roosmalen
VEXPAN (namens Openbare Werken Gemeente Eindhoven - afd. parkeerbedrijf)
– De heer ing. B. Koens
ANWB
– Mevrouw ir. M.A. Luten
EGM Adviseurs bv
– De heer C.M.A. Dekkers
GHOR-regio Zuid-Holland Zuid RGF
– De heer F. Rosier
RGF-regio Utrecht
– De heer P. van der Leur
TNO Bouw
– Mevrouw ir. R.M.L. Nelisse
TNO Bouw
– Mevrouw ir. N. Maas
TNO Bouw
– De heer A. Leite
Brandweer Den Haag
BIJLAGE B 51BIJLAGE A 50
BIJLAGE A > WOORDENLIJST EN AFKORTINGEN
AFWIJKENDE SITUATIE Situatie waarin een bedreiging daadwerkelijk optreedt.
BEDREIGING Situatie waarin voor risicohouder nadelige effecten
kunnen ontstaan.
BEHEERDER Persoon die toezicht houdt in de parkeergarage en
werknemer is van de beheerorganisatie die een
parkeergarage beheert.
BEHEERORGANISATIE Organisatie die zorg draagt voor het beheer van de
parkeergarage tijdens exploitatie.
EPA European Parking Association.
EPQS European Parking Quality Standard.
ESPA-AWARD European Standard Parking Award.
SOCIAAL VEILIGE PLAATS Een plaats die voor minimaal 85% van de aanwezigen
geen aanleiding (meer) geeft voor onveiligheids-
gevoelens. Dit zijn persoonlijk bepaalde inschattin-
gen over de onveiligheid van de omgeving.
VEILIGE PLAATS BIJ BEDREIGING Een plaats in of buiten het gebouw waar men veilig.
VAN FYSIEKE VEILIGHEID het einde van de afwijkende situatie kan afwachten,
dan wel veilig kan wachten totdat men door de hulp-
verlenende diensten wordt gered, en die voldoende
ruimte biedt voor allen die van deze plaats gebruik
moeten maken.
VEILIGE SITUATIE Als een toestand een verwaarloosbaar risico heeft en
als die door betrokkenen als zodanig wordt ervaren.
ONDERGRONDSE PARKEERGARAGE Omhullende ruimte voor het stallen en parkeren van
auto’s, (gedeeltelijk) omgeven door grond en/of
water.
VEXPAN Platform voor Parkeren in Nederland.
COB Centrum Ondergronds Bouwen.
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 50
BIJLAGE C > BETROKKEN PARTIJEN
BIJ INITIATIEF, BOUW EN GEBRUIK VAN PARKEERGARAGE
– Adviesbureaus
– Beheerorganisaties
– Belangengroeperingen
– Exploitanten
– Financiers
– Gebruikers
– Gemeenten
– Hulpverleners
– Initiatiefnemers
– Omwonenden
– Ontwerpers
– Projectontwikkelaars
– Regelgevers
– Vergunningverleners
– Verzekeraars
BIJLAGE C 53
– De heer Ch. van der Nat
Politie regio Rotterdam Rijnmond/Executieve ondersteuning/Bureau preventie
expertise
– De heer A.R.C. Wehmeijer
Technical Management bv
– Mevrouw M. Wight
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/Directie Veiligheid,
Informatiebeleid en Projecten
OVERIGE BETROKKENEN BIJ PROJECTGROEP VEILIGHEIDSCONCEPT
ONDERGRONDSE PARKEERGARAGES
– De heer L. Witloks
Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding
– Mevrouw Y. Verzijden
Ministerie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer/DGVH/
bestuursdienst
– Mevrouw T.H.M. Sanders
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
DGOOV/Directie Veiligheid, Informatiebeleid en Projecten
– De heer R. de Vries
Ministerie van Binnenlandse Zaken
– De heer dr.ir. S.D. Meijer
Regionale Brandweer Noord en Midden Limburg (indertijd namens Ministerie van
Binnenlandse Zaken)
– Mevrouw J. Visser
Ministerie van Binnenlandse Zaken
– De heer K. Buck Fouraux
Brandweer Den Haag
– De heer T. van Schagen
Brandweer Amersfoort
– De heer R. Kelderman
Politie Almere
– De heer ir. S. Korz
ARCADIS Ruimtelijk Ordening (indertijd namens EGM)
– † De heer J. Verweij (indertijd namens Ministerie van Binnenlandse Zaken)
– De heer R. Schierbeek
– De heer drs. G. Verrijn Stuart
COB
– De heer ing. J.N. van Opijnen
COB
BIJLAGE B 52
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 52
BIJLAGE E 55
BIJLAGE D > TYPE BEDREIGINGEN
TYPE BEDREIGING VOORBEELD
BEDREIGINGEN VAN Overstroming; aardschokken.
NATUURLIJKE AARD
BEDREIGINGEN VAN NIET Autobrand; beperkte brand; explosie; waterlekkage;
OPZETTELIJKE AARD gaslekkage; vloeistof lekkage; hoge concentratie CO,
LPG en benzeen; instorting; stroomuitval; uitval lift;
uitval ventilatie-installatie; communicatieapparatuur;
uitval parkeerbeheersysteem; blokkering toegangen;
blokkering vluchtwegen; congestie; ongeval voer-
tuigen met mensen; ongeval voertuigen onderling;
onwel worden van mensen; oriëntatieverlies; ver-
vuiling/zwerfvuil; veroudering/verloedering; vallen/
stoten; opsluiting auto in garage (sluitingstijd);
beschadiging imago; geluidsoverlast; verblinding.
BEDREIGING VAN OPZETTELIJKE Diefstal met braak beheerderruimte/garage/betaal-
AARD MET ALS DOEL DIRECTE automaat; beroving; afpersing; overval; zakkenrollerij;
VERMOGENSOVERDRACHT eenvoudige diefstal; diefstal van voertuig; diefstal uit
auto.
BEDREIGINGEN VAN OPZETTE- Mishandeling; doodslag/moord; dreiging met
LIJKE AARD IN DE VORM VAN geweld; belediging; seksuele intimidatie, schennis
GEWELDUITOEFENING TEGEN van de eerbaarheid, verkrachting, aanranding;
PERSONEN groepsterreur.
BEDREIGINGEN VAN OPZETTE- Vandalisme; vernieling; graffiti/bekladding; brand-
LIJKE AARD IN DE VORM VAN stichting; ontploffing; overstroming; sabotage.
GEWELDSUITOEFENING TEGEN
OBJECTEN
BEDREIGINGEN DOOR VERSTORING Rondhangende zwervers; rondhangende verslaafden;
VAN DE OPENBARE ORDE DOOR rondhangende jeugdgroepen; drugsgebruik; drugs-
(AFWIJKEND) MENSELIJK GEDRAG handel; wildplassen; supportersgroepen; hooligans;
rellen/onlusten; bommelding; zelfdoding.
BEDREIGING MET ALS DOEL HET Terrorisme; bomaanslag met explosieven gericht
VERWEZENLIJKEN VAN EEN tegen object/publiek; bomaanslag met gifgas; brand-
POLITIEK OF IDEËEL DOEL bomaanslag; bezetting; sabotage.
BIJLAGE D 54
BIJLAGE E > CLUSTERING VAN FYSIEKE ENSOCIALE BEDREIGINGEN
Deze lijst met clustering van fysieke en sociale bedreigingen bevat alle genoemde
bedreigingen uit bijlage D.
FYSIEKE BEDREIGINGEN
Overstroming
Waterlekkage
Aardschokken, instorting
Branden en explosies
Vergiftiging
Storingen door stroomuitval oid
Blokkering
Ongevallen
Onbehagen
Beschadiging imago
Geluidsoverlast
Verblinding
Bedreiging met als doel het verwezenlijken van een politiek of ideëel doel
SOCIALE BEDREIGINGEN
Diefstal met braak beheerderruimte/garage/betaalautomaat/voertuigen
Beroving
Diefstal van voertuig
Mishandeling en moord
Groepsterreur
Vandalisme
Vervuiling
Rondhangen
Drugsgebruik en handel
Wildplassen
Bommelding
Zelfdoding
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 54
BIJLAGE G 57
BIJLAGE F > HET BOUWBESLUIT EN DE TOE-PASSING OP ONDERGRONDSE PARKEERGARAGES
Het Bouwbesluit 200318 bevat hoofdstukken waarin voorschriften zijn opgenomen
uit oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu.
De hoofdstukken bestaan uit afdelingen en paragrafen met artikelen. Voor een onder-
grondse parkeergarage zijn de artikelen van toepassing die gelden voor overige
gebruiksfuncties. De beheerdersruimte valt, indien aanwezig, onder de kantoor-
functie en kent in aantal gevallen andere voorschriften.
De volgende hoofdstukken en paragrafen geven voorschriften die van toepassing zijn
voor de overige gebruiksfuncties en hebben betrekking op ruimtes die worden
gebruikt als ondergrondse parkeergarage.
– Hoofdstuk 2: voorschriften uit oogpunt van veiligheid:
- alle afdelingen, behalve afdeling 2.14 , 2.24 , 2.25.
– Hoofdstuk 3: voorschriften uit oogpunt van gezondheid:
- afdeling 3.2 , 3.8 , 3.10 , 3.12 , 3.13 , 3.14 , 3.15 , 3.20.
– Hoofdstuk 4: voorschriften uit oogpunt van bruikbaarheid:
- afdeling 4.5 , 4.6 , 4.12 , 4.13 , 4.14 , 4.16 , 4.17.
– Hoofdstuk 5: voorschriften uit oogpunt van energiezuinigheid:
- geen afdeling.
In sommige situaties gaat het niet om prestatie-eisen, maar om functioneel
geredigeerde voorschriften. Bijvoorbeeld:
Afdeling 2.18 heeft betrekking op vluchtroutes. Binnen deze afdeling luidt Artikel
2.153, lid 1 als volgt:
1. Een te bouwen bouwwerk heeft voldoende routes waarlangs bij brand een veilige
plaats kan worden bereikt.
De aansturingstabel 2.153 geeft geen nadere uitwerking van dit voorschrift in
prestatie-eisen, terwijl niet is bepaald dat het ontbreken van prestatie-eisen leidt tot
het buiten toepassing blijven van de functionele eis.
Dit betekent dat ook voor een ondergrondse parkeergarage voldoende vluchtroutes
aanwezig moeten zijn.
BIJLAGE F 56
EUROPEAN STANDARD PARKING AWARD (ESPA)Keurmerk van de European Parking Association voor parkeergarages
Nederlandse versie van het ESPA toetsingsformulier uitgegeven door VEXPAN
versie juni 2002
Naam parkeergarage
Straat:
Plaats:
Toetsing door
Telefoon toetser: :
Beoordeling: d.d.: ma; di; wo; do; vr; za; zo
Weer/lichtgesteldheid: zonnig bewolkt regen schemering nacht
VERKLARING GEBRUIKTE TEKENS EN AFKORTINGEN
= : Gelijk aan opgegeven waarde nvt: niet van toepassing
< : Kleiner de opgegeven waarde EPA: European Parking Association
> : Groter dan opgegeven waarde cap.: max. aantal autovakken in parkeergarage
>= : Groter of gelijk aan opgegeven waarde *: dispensatie onder voorwaarden mogelijk
<= : Kleiner of gelijk aan opgegeven waarde
TOELICHTING
Bij deze lijst behoort een toelichting, waarin meer informatie wordt gegeven over het meten, de interpretaties en de achtergronden.
ONDERDEEL EPA SCORE GEMETEN OPMERKINGEN
MAX. WAARDE
1 ALGEMENE VOORWAARDEN
1.1 Parkeergarage moet openbaar zijn ja ja/nee
1.2 Parkeergarage moet een (onderdeel van) gebouw zijn ja ja/nee
(parkeerdek is niet genoeg)
1.3 Doorrijhoogte minimaal 1.90m ja ja/nee
N.B.
De toetsingslijst van de European Standard Parking Award is toepasbaar voor bestaande parkeergarages en is geen bouwnorm voor nog
te bouwen parkeergarages. Voor het bouwen van nieuwe parkeergarages kunnen andere en of aanvullende bepalingen van kracht zijn,
zoals Bouwbesluit, Normblad NEN 2443 en vele daarin genoemde andere normen alsmede plaatselijke bepalingen in het kader van de
bouwvergunning. De ESPA kan dus niet als ontwerpuitgangspunt gehanteerd worden.
BIJLAGE G > INVENTARISATIELIJST PARKEERGARAGES
TER TOETSING VOOR DE EUROPEAN STANDARD PARKING AWARD
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 56
BIJLAGE G 59
ONDERDEEL EPA SCORE GEMETEN OPMERKINGEN
MAX. WAARDE
2 VERLICHTING (waarde in lux)
2.1 Inrit: op 1 m hoogte nabij slagboom/kaartautomaat 4
>=200 = 4; 175-200 = 2; <175 = 0
Inrit 1: kaartautomaat
Inrit 1: slagboom
Inrit 2: kaartautomaat
Inrit 2: slagboom
2.2 Uitrit; op 1 m hoogte nabij slagboom/kaart-automaat 4
>=200 = 4; 175-200 = 2; <175 = 0
Uitrit 1: kaartautomaat
Uitrit 1: slagboom
Uitrit 2: kaartautomaat
Uitrit 2: slagboom
2.3 Betaalautomaat; op 1 m hoogte 5
>=200 =5; 175-200 =2; <175 =0; nvt=5
Betaalautomaat 1/locatie:
Betaalautomaat 2/locatie:
Betaalautomaat 3/locatie:
2.4 Kassa('s); op balie hoogte 5
>=200 =5; 175-200 =2; <175 = 0; nvt=5
2.5 In lift; op de vloer 4
>=100 = 4; 75-100 = 2; <75 = 0; nvt = 4
Lift 1/locatie:
Lift 2/locatie:
2.6 Trappenhuis; op de vloer 4
>=100 = 4; 75-100 = 2; <75 = 0; nvt = 4
Hoofdtrappenhuis:
(nood)trappenhuis 1/locatie:
(nood)trappenhuis 2/locatie:
2.7 Op rijstroken; op de vloer 4
>=50 = 4; 40-50 = 2; <40 = 0
Vloer 1:
Vloer 2:
Vloer 3:
Vloer 4:
Vloer 5:
BIJLAGE G 58
2.8 Op parkeervakken nabij autoportier; op de vloer 4
>=50 = 4; 40-50 = 2; <40 = 0
Vloer 1:
Vloer 2:
Vloer 3:
Vloer 4:
Vloer 5:
SUBTOTAAL VERLICHTING 34
ONDERDEEL EPA SCORE GEMETEN OPMERKINGEN
MAX. WAARDE
3 IN/UITGANG AUTO
3.1 Doorrijhoogte auto 2 ...... cm
> RVV aanduiding ja = 1; nee = 0
> Hoogtebalk aanwezig ja = 1; nee = 0
3.2 RVV/tekstborden voor verboden en aanduidingen 4
> Aanhangwagen RVV = 1; tekst = 0; nvt = 1
> Max. snelheid RVV = 1; tekst = 0; nvt = 1
> Motoren RVV = 1; tekst = 0; nvt = 1
> Verbod LPG auto goed = 1; slecht=0; nvt = 1
3.3 Informatie 2
> Dagelijkse sluitingstijd ja = 1; nee = 0
> Tarieven ja = 1; nee = 0
3.4 Bouwkundige vormgeving in/uitrit 3
> Fysieke scheiding ja = 1; nee = 0
> Inrit/rechtstand bij automaat ja = 1; nee = 0
> Uitrit/rechtstand bij automaat ja = 1; nee = 0
3.5 Oppervlak hellingbaan bij in/uitrit 1
> Oppervlak ruw = 1; glad = 0; nvt = 1
3.6 In/uitgangscontrole 3
> Slagboom ja = 2; nee = 0
> Beweegbare drempel ja = 1; nee = 0
> Snel sluitend hek ja = 1; nee = 0
SUBTOTAAL IN/UITGANG AUTO 15
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 58
BIJLAGE G 61BIJLAGE G 60
ONDERDEEL EPA SCORE GEMETEN OPMERKINGEN
MAX. WAARDE
4 PARKEERVLOER
4.1 Plaats kolommen 3
Geen kolommen rijbaan & vak = 3
Kolommen begin vak = 1
Kolommen naast autoportier = 0
Kolom einde vak = 2
4.2 Doorzicht (gevoelsmatig veel/weinig dode hoeken) 3
> Doorzicht vrij = 1; gesloten geheel = 0
4.3 Borden/markering t.b.v. verkeerscirculatie 1
> Verkeersborden ja/goed = 1; nee/slecht = 0
> Markering ja/goed = 1; nee/slecht = 0
> Bewegwijzering
In/uit ja/goed = 1; nee/slecht = 0
4.4 Aantal parkeervakken voor gehandicapten 2
(incl. uitstapdeel, breedte min. 350 cm)
> te smal = 0; geen = 0; 1-2 = 1; >2 = 2
4.5 Breedte bij 85 % van parkeervakken 6
Breedte 220 = 0 breedte 240 = 4
Breedte 225 = 1 breedte 245 = 5
Breedte 230 = 2 breedte 250 = 6
Breedte 235 = 3
4.6 Parkeerhoek bij 85 % van de vakken 2
> Parkeerhoek 70-90o = 0; 45-70o = 2
4.7 Oppervlak hellingbaan tussen vloeren 1
> Oppervlak ruw = 1; glad = ; o nvt = 1
4.8 Identificatie parkeerplek 3
> Parkeerverdieping ja/goed = 1; nee/slecht = 0
> Parkeerrij ja/goed = 1; nee/slecht = 0
> Parkeervak ja/goed = 1; nee/slecht = 0
SUBTOTAAL PARKEERVLOER 21
ONDERDEEL EPA SCORE GEMETEN OPMERKINGEN
MAX. WAARDE
5 VOETGANGERSROUTE
5.1 Vrije hoogte voetgangers (m.u.v. deuren) 2
> < 210 = 0; 210-230 = 1 ; >= 230m = 2
5.2 Aparte looproute (bijv. verhoogd; zebrapaden) 2
> Looproute ja = 2; nee = 0
5.3 Bewegwijzering voor voetgangers 2
zichtbaar vanaf alle parkeerplaatsen
> Wegwijzers zichtbaar ja = 2; nee = 0; geen = 0
> Lift ja; nee; geen
> Trappenhuis ja; nee; geen
> Telefoon ja; nee; geen
> Betaalautomaat ja; nee; geen
> Kassa ja; nee; geen
SUBTOTAAL VOETGANGERSROUTE 6
ONDERDEEL EPA SCORE GEMETEN OPMERKINGEN
MAX. WAARDE
6 LIFTEN EN TRAPPENHUIZEN
6.1 Aanwezigheid van liften 10
> = 2 Parkeervloeren, twee liften = 10
> = 2 Parkeervloeren, één lift = 5
Geen lift = 0
Geen verdiepingen = 5
6.2 Grootte van de liften 3
> = 8 Personen = 3;
4-8 Personen = 1;
Nvt = 3
6.3 Zicht in lift naar hal/parkeervloer via liftdeur 3
Geen glas in liftdeur = 0;
Glas in liftdeur = 3;
Nvt = 3
6.4 Niveauaanduiding in lift: 1
> Aanduiding ja = 1; nee = 0; nvt = 1
6.5 Trapportaal (dode hoeken & oriëntatie) 2
> Overzichtelijk ja = 1; nee = 0; nvt = 1
> Niveauaanduiding ja = 1; nee = 0; nvt = 1
6.6 Deuren direct naar parkeervloer 5
> Breedte <90 cm =0; 90 cm =1; > 90cm =2; nvt =2
> Doorzicht glas in/naast deur = 3; geen glas =0; nvt =3
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 60
BIJLAGE G 63BIJLAGE G 62
6.7 Trappen (w.o. markering treden tbv slechtzienden) 6
> Alles begane grond/geen hellingen = 6
> Breedte < 1.50 m = 0; >= 1.50 m = 2
> Leuning één = 1; beide zijden = 2; geen = 0
> Markering treden slechtzienden = 2; geen = 0
6.8 Externe openingen in trappenhuis/portaal 2
Raam naar buiten = 2
Afgeschermde opening = 2
Geen opening = 0
Nvt = 2
SUBTOTAAL LIFTEN/TRAPPENHUIZEN 32
ONDERDEEL EPA SCORE GEMETEN OPMERKINGEN
MAX. WAARDE
7 VEILIGHEID maximaal
7.1 TV observatie/direct zicht uit portiersloge 10
> Ingang ja = 2; nee = 0
> Ingang auto ja; nee
> Ingang/uitgang voetganger ja; nee
> Uitgang auto ja = 2; nee = 0
> Betaalautomaat ja = 2; nee = 0
> Betaalautomaat 1 ja; nee; nvt
> Betaalautomaat 2 ja; nee; nvt
> Betaalautomaat 3 ja; nee; nvt
> Voetgangers (hal bij lift) ja = 2; nee = 0
> Trappenhuis ja = 2; nee = 0
> Kassa ja; nee; nvt
> Parkeervloer 1 ja; nee; nvt
> Parkeervloer 2 ja; nee; nvt
> Parkeervloer 3 ja; nee; nvt
7.2 Personeel bereikbaar via: 8
> Intercom bij betaalautomaat ja = 2; nee = 0
> Parkeerwachtersloge ja = 4; nee = 0
> Noodroepsysteem parkeervloer ja = 2; nee = 0
7.3 Personeel herkenbaar (uniform/anderszins) 3
> Herkenbaar ja = 3; nee = 0; niet gezien= 0
7.4 Afsluiting na sluitingstijd
Hek/roldeur openingen <= 15 cm = 2
Hek/roldeur openingen 16-25 cm = 1
Geen voorzieningen = 0
Nvt (24 uurs opening) = 2 2
7.5 Afscherming buitenopeningen (alle vloeren) 2
Openingen <= 15 cm = 2
Openingen > 15 cm = 0
Geen afscherming = 0
Nvt = 2
7.6 Afscherming randen halve verdiepingen 2
Openingen <= 15 cm = 2
Openingen > 15 cm = 0
Geen afscherming = 0
Nvt = 2
SUBTOTAAL VEILIGHEID 27
ONDERDEEL EPA SCORE GEMETEN OPMERKINGEN
MAX. WAARDE
8 ALGEMEEN BUITEN GARAGE
8.1 Bewegwijzering/verwijzingen naar de garage voor auto’s 5
> Statische P-verwijzingen ja = 3; nee = 0
> Dynamische vol/vrij verwijzingen ja = 2; nee = 0
8.2 Aanduidingen buitenkant parkeergarage bij ingang 4
> Signalering vol/vrij ja = 2; nee = 0
> P-bord zichtbaar voor voetganger ja = 2; nee = 0
8.3 Bewegwijzering/verwijzing naar garage voor voetganger 2
> Borden minimaal vanaf 100 m ja = 2; nee = 0
8.4 Bewegwijzering voor auto’s van garage naar hoofdroute
> Wegwijzers/borden ja; nee
SUBTOTAAL ALGEMEEN BUITEN GARAGE 11
ONDERDEEL EPA SCORE GEMETEN OPMERKINGEN
MAX. WAARDE
9 COMFORT EN OVERIG
9.1 Informatie op bord in hal trappenhuis/uitgang voetgangers 4
> Openingstijden ja = 2; nee = 0
> Tarieven ja = 2; nee = 0
9.2 Betaling via automaat 12
> Aantal automaten twee of meer = 1; nul/één = 0
> Muntgeld ja = 1; nee = 0
> Wisselgeld ja = 1; nee = 0
> Bankbiljet e 5 ja = 1; nee = 0
> Bankbiljet e 10 ja = 1; nee = 0
> Bankbiljet e 20 ja = 1; nee = 0
> Biljet e 50 ja; nee
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 62
BIJLAGE G 65BIJLAGE G 64
Betaling via bediende kassa:
> Bediende kassa ja = 3; nee = 0
Kwitantie bij:
Automaat/kassa = 1
Uitgang = 1
Geen kwitantie/geen aanduiding = 0
Overige betaalmogelijkheden
> Betaling met creditcard ja = 1; nee = 0
> Betaling met Chipknip ja = 1; nee = 0
9.3 Toiletten dames/heren 2
> In garage ja = 2; nee = 0
> Binnen 100 meter met verwijzing ja = 1; nee = 0
9.4 Plattegrond van omgeving 2
> In garage ja = 2; nee = 0
> Binnen 100 meter met
Verwijzing ja = 1; nee = 0
9.5 Kleur 4
> Kolommen in kleur ja = 2; nee/betongrijs = 0
> Wanden in kleur ja = 2; nee/betongrijs = 0
> Plafond ja; nee
9.6 Extra verfraaiing 4
> Afbeeldingen/tekeningen/foto’s ja = 2; nee = 0
> (Wissel)reclame ja = 1; nee = 0
> Plantenbakken ja = 1; nee = 0
9.7 Telefoon 6
> Via portier met teller ja = 2; nee = 0
> Via munttelefoon ja = 2; nee = 0
> Via telefoonkaart/creditcard ja = 2; nee = 0
> Binnen 100 m met verwijzingsbord ja = 1; nee = 0
9.8 Geluidsinstallatie 2
> Achtergrondmuziek ja = 2; nee = 0
9.9 Brandpreventie (zichtbaar) 4
> Vlamdovende prullebakken ja = 1; nee = 0
> Losse brandblusapparaten (>=2) ja = 1; nee = 0
> Brandslang (>=2) ja = 1; nee = 0
> Aanduiding vluchtroute ja = 1; nee = 0
> Groen/witte symbolen ja; nee
> Automatisch openen nooddeuren ja; nee; nvt
SUBTOTAAL COMFORT EN OVERIG 40
TOTAAL SCORE EXCLUSIEF BONUS/MALUS 186
ONDERDEEL EPA SCORE GEMETEN OPMERKINGEN
MAX. WAARDE
M MALUS PUNTEN
M.1 Aanwezigheid van graffiti -10
> Trappenhuis ja = -2; nee = 0
> Lift ja = -2; nee = 0
> Toilet ja = -2; nee = 0
> Parkeerverdieping(en) ja = -2; nee = 0
> Buitengevel ja = -2; nee = 0
M.2 Aanwezigheid vuil -10
> Trappenhuis ja = -2; nee = 0
> Lift ja = -2; nee = 0
> Toilet ja = -2; nee = 0
> Parkeerverdieping(en) ja = -2; nee = 0
> Buiten bij ingang auto & voetganger ja = -2; nee = 0
M.3 Slechte kwaliteit schilderwerk/verfraaiing -6
> Ttrappenhuis ja = -2; nee = 0
> Lift ja = -2; nee = 0
> Parkeerverdieping(en) ja = -2; nee = 0
M.4 Slechte kwaliteit/onderhoud (bijv. gaten; schade) -4
> Vloer ja = -2; nee = 0
> Wand ja = -2; nee = 0
M.5 Overige kritiekpunten (toelichten!) -5
(bijv. nare geluiden, holle voetstappen, piepende banden;
‘overlast’ gevend publiek)
SUBTOTAAL MALUSPUNTEN -35
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 64
BIJLAGE G 67BIJLAGE G 66
ONDERDEEL EPA SCORE GEMETEN OPMERKINGEN
MAX. WAARDE
B BONUS PUNTEN
B.1 Extra voorzieningen in garage, zoals bijvoorbeeld +5
> Shop (verkoop plattegrond) ja = 1; nee = 0
> Koffieautomaat ja = 1; nee = 0
> Frisdrankenautomaat ja = 1; nee = 0
> Snoepautomaat (mars) ja = 1; nee = 0
> ‘IJs’ automaat ja = 1; nee = 0
> Kluis t.b.v. autoradio etc. ja = 1; nee = 0
> Kluis t.b.v. valhelm/motorkleding ja = 1; nee = 0
> Huurmogelijkheid van fietsen ja = 1; nee = 0
> Stallingsmogelijkheid fiets ja = 1; nee = 0
> Leenmogelijkheid rolstoel ja = 1; nee = 0
> Auto-op-afroep ja = 1; nee = 0
> Bandenspanningsmeter & pomp ja = 1; nee = 0
> Beugel tbv motorfiets ja = 1; nee = 0
> Verbandtrommel ja = 1; nee = 0
> Betaling met buitenlands geld ja = 1; nee = 0
> Overige, nl.:
B.2 Extra strook in/uitrit auto +3
> Wisselstrook ja = 3; nee = 0
> 2 Inrijstroken/2 uitrijstroken ja = 3; nee = 0
> 2 Uitrijstroken/1 inritstrook ja = 2; nee = 0
B.3 Keermogelijkheid voor te hoge voertuigen, +1
vóór passage hoogtebalk om achteruitrijden te voorkomen
> Keermogelijkheid ja = 1; nee = 0
B.4 Identificatie vol/vrij per parkeerverdieping +1
> Vol/vrij per vloer ja = 1; nee = 0
B.5 Overige positieve punten (toelichten!) +5
(bijv vriendelijk personeel; tegelbekledingen)
> Wegwijzer van gar. naar hoofdroute ja = 1; nee = 0
SUBTOTAAL BONUSPUNTEN 15
ONDERDEEL EEPA SCORE GEMETEN OPMERKINGEN
MAX. WAARDE
EINDRESULTAAT
Totaal score 2 t/m 9 (dus excl. Bonus/malus) 186
Subtotaal maluspunten (M1 t/m M5) -35
Subtotaal bonuspunten (B1 t/m B9) +15
EINDTOTAAL 166
Norm voor Award 115 115
KOMT IN AANMERKING VOOR EPA AWARD: JA/NEE
TOTAALOVERZICHT GARAGE
a. Naam parkeergarage
b. Plaats parkeergarage
nr Onderdeel MAX. SCORE OPMERKINGEN
2. Verlichting 34
3. In/uitgang auto 15
4. Parkeervloer 21
5. Voetgangersroute 6
6. Liften/trappenhuizen 32
7. Veiligheid 27
8. Buiten garage 11
9. Comfort en overig 40
Totaal excl. bonus-malus 186
M Maluspunten -35
B Bonuspunten +15
Saldo bonus/malus -20
EINDTOTAAL 166
Norm voor EPA Award 115
TEVEEL/TEKORT
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 66
BIJLAGE H 69
BIJLAGE H> EPQS INVENTARISATIELIJST PARKEERGARAGES TERTOETSING VOOR DE EUROPEAN PARKING QUALITY STANDARD
BIJLAGE H 68
EUROPEAN PARKING QUALITY STANDARD (EPQS)Keurmerk van EPA en AIT/FIA (versie 25-10-2002)
Nederlandse versie van het EPQS toetsingsformulier, opgesteld door Vexpan en ANWB
ALGEMENE GEGEVENS VAN DE TOETSING
GEGEVENS VAN DE TOETSER EN HET TIJDSTIP VAN DE TOETSING
Toetsing namens: nationale vertegenwoordiger van EPA (in Nederland VEXPAN)
nationale vertegenwoordiger van AIT/FIA (in Nederland ANWB)
beheerder van de parkeergarage
derden, namelijk: o Politie, o Keuringsinstituut .……..,
…………
Naam van de toetser:
Telefoon/fax: telefoon: fax:
Fax:
Soort dag: ma; di; wo; do; vr; za; zo
Weersomstandigheden droog, regen, sneeuw, ……..
Lichtomstandigheden zonnig, bewolkt, schemering, nacht
TOTAALOVERZICHT VAN DE TOETSRESULTATEN
Naam parkeergarage
Plaats parkeergarage
ONDERDEEL EPQS PUNTEN VOLDAAN AAN ADVIES/ OPMERKINGEN
MINIMUMEISEN
MAX SCORE JA NEE
1. Algemene voorwaarden - -
2. Verlichting 39
3. Buiten garage 17
4. In-/uitgang auto 29
5. Parkeervloer 50
6. Liften/trappenhuizen 34
7. Veiligheid 39
8. Comfort en overig 41
9. Onderhoud/kritiekpunten etc. 18
10. Bonuspunten 14
TOTAAL AANTAL PUNTEN 281
Minimum norm EPQS punten 160
Voldaan aan minimumeisen
VOLDAAN AAN NORM VOOR AANTAL
PUNTEN EN AAN MINIMUMEISEN
ONDERDEEL VOLDAAN AAN VOORWAARDE
JA NEE OPMERKINGEN
1 ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE TOEKENNING
VAN DE EPQS
1.1 Parkeergarage moet openbaar zijn
1.2 Parkeergarage moet onderdeel van een gebouw zijn (geen parkeerdek)
1.3 Minimum doorrijhoogte = 1.90 m
1.4 Minimum aantal parkeervakken voor personenauto’s: 50
1.5 Parkeergarage 24 uur of meer per week open
VOLDAAN AAN ALLE VOORWAARDEN
(ALLEEN BIJ JA HET FORMULIER VERDER INVULLEN)
RESULTATEN VAN DE TOETSING OP ONDERDELEN
TOELICHTING BIJ DE GEBRUIKTE SYMBOLEN EN AFKORTINGEN
: Aankruisen wat van toepassing is
* : De score voor dit onderwerp telt mee voor het vereiste minimum aantal per onderdeel
nvt : Niet van toepassing
= : Gelijk aan opgegeven waarde
< : Kleiner dan de opgegeven waarde
> : Groter dan opgegeven waarde
>= : Groter of gelijk aan opgegeven waarde
<= : Kleiner of gelijk aan opgegeven waarde
Let op! Deze criteria gelden voor bestaande garages en zijn geen bouwnormen voor nog te bouwen parkeergarages.
Zie daarvoor andere normen, besluiten en (plaatselijke) verordeningen.
TABEL 7. TOETSINGSFORMULIER OP ONDERDELEN
ONDERDEEL EPA PUNTEN VOLDAAN AAN
MINIMUM
MAX MIN SCORE JA NEE
2 VERLICHTING: (WAARDE IN LUX)
NB. Als er meer objecten gemeten worden (inritten, uitritten,
betaalautomaten, liften parkeervloeren etc. leidt gemiddelde van
de gemeten waardes tot het aantal behaalde punten
2.1 Inrit: op 1 m hoogte nabij /kaartautomaat
>=200 =4; 175-200 =3; 150-175 =1, <150 =0
Inrit 1: kaartautomaat
Inrit 2: kaartautomaat 4 * * *
2.2 uitrit; op 1 m hoogte nabij /kaartautomaat
>=200 =4; 175-200 =3; 1150-175 =1, <150 =0
Uitrit 1: kaartautomaat
Uitrit 2: kaartautomaat 4 * * *
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 68
2.3 Betaalautomaat; op 1 m hoogte 4 * * *
>=200 =4; 175-200 =3; 150-175 =1, <150 =0; nvt=4
Betaalautomaat 1/locatie:
Betaalautomaat 2/locatie:
Betaalautomaat 3/locatie:
2.4 Kassa(’s); op balie hoogte 4 * * *
>=200 =4; 175-200 =3; 150-175 =1, <150 =0 nvt= 4
2.5 In lift; op 1 m hoogte 3 * * *
>=100 =3; 75-100 =2; <75 =0; nvt=3
Lift 1/locatie:
Lift 2/locatie:
2.6 Trappenhuis; op 1 m hoogte 4 * * *
>=100 =4; 75-100 =3; 50-75 = 1 o <50 =0; nvt=4
Hoofdtrappenhuis:
(Nood)trappenhuis 1/locatie:
(Nood)trappenhuis 2/locatie:
2.7 Op rijstroken; op 1 m hoogte 5 * * *
>=40 =5; 35-40 =4; 30-35 =3; 25-30 =2;. <25-=0
Vloer 1:
Vloer 2:
Vloer 3:
Vloer 4:
Vloer 5:
2.8 Op parkeervakken nabij autoportier; op 1 m hoogte 5 * * *
>=40 =5; 35-40 =4; 30-35 =3; 25-30 =2;. <25-=0
Vloer 1:
Vloer 2:
Vloer 3:
Vloer 4:
Vloer 5:
2.9 Algemene indruk verlichting parkeervloer 6 * * *
(parkeervakken en rijbanen)
Zeer goed =6
Goed (helder en gelijkmatig) =4
Matig (redelijk doch ongelijkmatig) =2
Slecht (donkere hoeken en ongelijkmatig) =0
SUBTOTAAL VERLICHTING 39 30
VOLDAAN AAN MINIMUMEISEN
ONDERDEEL EPA PUNTEN VOLDAAN AAN
MINIMUM
MAX MIN SCORE JA NEE
3 ALGEMEEN BUITEN GARAGE
3.1 Bewegwijzering/verwijzingen naar de garage voor auto’s 6 3
> Statische P-verwijzingen ja =3; nee =0
> Dynamische vol/vrij verwijzingen ja =6; nee =0
3.2 Aanduidingen buitenkant parkeergarage bij auto-ingang 6 2
> Signalering vol/vrij ja =2; matig =1; nee =0
> Vooraanduiding doorrijhoogte ja =2; matig =1; nee =0
> Naam van de parkeergarage ja =2; matig =1; nee =0
3.3 Aanduidingen voetgangersingang aan buitenkant parkeergarage 4 - -
> P-garage bord zichtbaar voor voetganger
ja =2; matig =1; nee =0
Bewegwijzering/verwijzing naar garage voor voetganger
> Borden minimaal vanaf 100 m
ja =2; matig =1; nee =0
3.4 Bewegwijzering voor auto's van garage naar hoofdroute 1 - -
> Wegwijzers/borden doorgaand verkeer ja =1; nee =0
SUBTOTAAL ALGEMEEN BUITEN GARAGE 17 NVT
VOLDAAN AAN MINIMUMEISEN
ONDERDEEL EPA PUNTEN VOLDAAN AAN
MINIMUM
MAX MIN SCORE JA NEE
4 IN/UITGANG AUTO
4.1 Informatie doorrijhoogte auto 2 1
> Wettelijk symbool (RVV) ja =1; nee =0
> Hoogtebalk aanwezig ja =1; nee =0
4.2 Informatie met borden voor verboden en aanduidingen etc. 6 - -
> Toegang aanhang wagen RVV=1; tekst=0; geen verbod=1
> Max. snelheid RVV =1; tekst =0; geen verbod =1
> Toegang motoren RVV =1; tekst =0; geen verbod =1
> Toegang auto met duidelijk =1; slecht =0; geen verbod =1
LPG motor
> Algemene voorwaarden of ja =1; nee =0
verwijzing naar voorwaarden
> Tarieven ja =1; nee =0
4.3 Informatie over dagelijkse sluitingstijden 1 1
> Dagelijkse sluitingstijd ja =1; nee =0
BIJLAGE H 71BIJLAGE H 70
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 70
ONDERDEEL EPA PUNTEN VOLDAAN AAN
MINIMUM
MAX MIN SCORE JA NEE
5 PARKEERVLOER
5.1 Kolommen 5 - -
Plaats kolommen
Geen kolommen rijbaan & vak =4
Kolommen begin vak =1
Kolommen naast autoportier =0
Kolom einde vak =2
Vorm van kolommen
Ronde kolommen = 1
Vierkante of rechthoekige kolommen = 0
Beschermstrips op hoeken van kolommen= 1
5.2 Aantal parkeervakken voor gehandicapten 2 - -
(conform nationale voorschriften)
(inclusief uitstapdeel, breedte min. 350 cm)
> (Aantal) vakken te smal =0; geen =0; 1-2 =1; >2 =2
5.3 Parkeervakken, breedte bij 85 % van parkeervakken 6 2
Breedte 220-224 =0 breedte 240-244 =4
Breedte 225-229 =1 breedte 245-249 =5
Breedte 230-234 =2 breedte >249 =6
Breedte 235-239 =3
5.4 Parkeerhoek 2 - -
> Parkeerhoek bij 85% van de vakken 80-90∞=0; 45-79=2
5.5 Looproute voetgangers 2 - -
> Afzonderlijke (verhoogde) looproute ja=1; = nee
> Gemarkeerde oversteekplaatsen (zebrapaden etc.) ja=1; = nee
5.6 Borden/markering voor de verkeerscirculatie en de bewegwijzering 19 10
Verkeerscirculatie auto
> Verkeersborden goed=2; matig=1; slecht=0; nvt=2
> Markering (pijl, etc) goed=2; matig=1; slecht=0; nvt=2
Bewegwijzering auto naar:
> In/uitgang goed=2; matig=1; slecht=0
> Verdiepingen goed=2; matig=1; slecht=0; nvt=2
> P-vak gehandicapten goed=2; matig=1; slecht=0
Aanduidingen tbv voetgangers naar:
> Ingang/uitgang goed=2; matig=1; slecht=0
> Lift/trappenhuis goed=2; matig=1; slecht=0; nvt=2
> Betaalautomaat/kassa goed=2; matig=1; slecht=0; nvt=2
Aanduiding vluchtroute (bij brand, etc., conform nationale regelgeving)
> Groen/witte symbolen ja =1; nee =0
Begrijpelijkheid voor buitenlanders, (gebruik pictogram. etc.)
> Aanduidingen tbv autoverkeer ja =1; nee =0
> Aanduidingen tbv voetgangers ja =1; nee =0
BIJLAGE H 73BIJLAGE H 72
4.4 Bouwkundige vormgeving in/uitrit 5 3
> Fysieke scheiding tussen inrit en uitrit ja =1; nee =0
Vormgeving inrit
> Rechtstand bij kaartgever ja =1; nee =0
> Horizontaal gedeelte bij kaartgever ja =1; nee =0
Vormgeving bij uitrit
> Uitrit/rechtstand bij kaartnemer ja =1; nee =0
> Horizontaal gedeelte bij kaartnemer ja =1; nee =0
4.5 Verkeerstechnische vormgeving 4 - -
> Keermogelijkheid te hoge voertuigen ja =1; nee =0
> Bufferruimte openbare weg-inrit-slagboom ja =1; nee =0
> Bufferruimte openbare weg-uitrit-slagboom ja =1; nee =0
> Uitzicht vanuit uitrit op openbare weg ja =1; nee =0
4.6 Extra rijstrook in/uitrit auto & noodparkeerplaats bij uitrit 4 - -
> Wisselstrook ja =3; nee =0
> 2 Inrijstroken/2 uitrijstroken ja =3; nee =0
> 2 Inrijstroken/1 uitrijstrook ja =2; nee =0
> 1 Inrijstrook/ 2 uitrijstroken ja =2; nee =0
> Noodparkeerplaats bij uitrit ja =1; nee =0
4.7 In/uitgangscontrole 3 1
> Slagboom ja =2; nee =0
> Snel sluitend hek ja =1; nee =0
4.8 Algemene indruk in/uitgang auto 4
> Leesbaarheid/overzichtelijkheid informatie 1
goed=2; matig = 1; slecht =0
> Toegankelijkheid/berijdbaarheid 1
goed=2; matig = 1; slecht =0
SUBTOTAAL IN/UITGANG AUTO 29 NVT
VOLDAAN AAN MINIMUMEISEN
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 72
BIJLAGE H 75BIJLAGE H 75
6.4 Voorzieningen bij trappen 5 1
Trapbreedte
Smaller dan 1.00 m =0;
Tussen 1.00 m en 1.50 m =1
>= 1.50 m =2
Voorzieningen (leuning/trede)
> Leuning één=1; beide zijden=2; geen=0
> Trede-markering tbv slechtzienden ja =1; geen =0
Wel niveauverschil van meer dan 18 cm en geen trap =0
6.5 Trapportaal/trappenhuis (dode hoeken, oriëntatie etc.) 5 2
> Overzichtelijk ja =1; nee =0
> Niveauaanduiding ja =2; nee =0
> Algemene indruk trappenhuis goed=2; matig=1; slecht =0
Wel verdieping(en) en geen trap/rollend trottoir = 0
Geen verdiepingen nvt =3
6.6 Hal/trapportaal (deuren direct naar parkeervloer) 7 2
> Kozijnbreedte <90 cm =0; 90 cm =1; >90cm =2
> Doorzicht (glas in/naast deur) ja =2; nee =0
> Automatisch opende deuren ja =3; nee =0
Geen deuren (open constructie) nvt =3
SUBTOTAAL LIFTEN/TRAPPENHUIZEN 34 NVT
VOLDAAN AAN MINIMUMEISEN
BIJLAGE H 75BIJLAGE H 75
5.7 Identificatie vol/vrij per parkeerverdieping 2 - -
> Vol/vrij per (deel) van parkeervloer ja =1; nee =0
> Vol/vrij per parkeervak ja =1; nee =0
5.8 Identificatie parkeerplek (terugvinden van auto) 6 2
> Parkeerverdieping
goed=3; matig=1; geen/slecht=0; nvt=3
> Parkeerrij
goed=2; matig=1; geen/slecht=0; nvt=2
> Parkeervak (één auto) goed=1; geen/slecht =0
5.9 Algemene indruk parkeervloer 6
Doorzicht (vrij zicht, dode hoeken, tussenmuren, etc.)
> Doorzicht goed =2; matig =1; slecht =0 1
Berijdbaarheid routes (rijbanen, bochten, hellingen)
> Rijden goed =2; matig=1, slecht = 0 1
Manoeuvreren in parkeervakken (veel/weinig steken)
> Manoeuvreren goed =2; matig=1, slecht = 0 1
SUBTOTAAL PARKEERVLOER 50 NVT
VOLDAAN AAN MINIMUMEISEN
ONDERDEEL EPA PUNTEN VOLDAAN AAN
MINIMUM
MAX MIN SCORE JA NEE
6 LIFTEN EN TRAPPENHUIZEN
6.1 Aanwezigheid van liften 10 5
>= 2 Parkeervloeren, twee liften =10
>= 2 Parkeervloeren, één lift =5
Wel verdiepingen en geen lift =0
Eén p-vloer op begane grond
maar 85% verticale verplaatsingen en geen lift = 0
Geen verdiepingen nvt=5
6.2 Voorzieningen in liften 4 1
> Grootte >= 8 personen =1; 4-8 personen =0
> Zicht in lift (glas in deur) ja =1; nee =0
> Niveauaanduiding ja =1; nee =0
> Geschikt voor rolstoelen/kinderwagens ja =1; nee =0
Wel verdiepingen en geen lift =0
Geen verdiepingen nvt =3
6.3 Aanwezigheid van trappen bij hoogteverschil tussen 3 3
parkeervloeren cq. parkeervloer en trottoir meer dan 18 cm
Geen trap =0
Wel trap =3
Rollend trottoir =3
Roltrap =3
Geen hoogteverschil of minder dan 18 cm nvt =3
BIJLAGE H 74
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 74
BIJLAGE H 76
ONDERDEEL EPA PUNTEN VOLDAAN AAN
MINIMUM
MAX MIN SCORE JA NEE
7 VEILIGHEID: maximaal
7.1 Personeel 21 12
Herkenbaarheid personeel
Herkenbaar (uniform/anderszins) =5
Wel personeel/niet herkenbaar =1
Niet gezien =0
Geen personeel in garage=0
Bereikbaarheid personeel (evt personeel buiten garage) via:
> Intercom bij betaalautomaat ja =2; nee =0; nvt =2
> Intercom bij inrit-slagboom ja =2; nee =0; nvt =2
> Intercom bij uitrit-slagboom ja =2; nee =0; nvt =2
> Intercom bij lift ja =2; nee =0; nvt =2
> Noodroepsysteem parkeervloer ja =2; nee =0
Parkeerwachtersloge
> Personeel in parkeerwachtersloge ja =6; nee =0
> Intercom bij parkeerwachtersloge ja =4; nee =0
7.2 TV observatie en of direct zicht uit portiersloge 10 6
In-/uitgangen parkeergarage
> Ingang auto ja =1; nee =0
> Uitgang auto ja =1; nee =0
> Ingang/uitgang voetganger ja =1; nee =0
Betalingen
> Betaalautomaat ja =2; gedeeltelijk =1; nee =0; nvt =2
- Betaalautomaat 1 ( ja; nee; nvt)
- Betaalautomaat 2 ( ja; nee; nvt)
> Kassa ja =1; nee =0; nvt=1
Zicht hal, trap, parkeervloer etc.
> Voetgangers (hal begane grond bij lift) ja =1; nee =0
> Trappenhuis (ingang begane grond) ja =1; nee =0
> Parkeervloeren ja =2; gedeeltelijk =1; nee =0
- Parkeervloer 1 ( ja; nee; nvt)
- Parkeervloer 2 ( ja; nee; nvt)
- Parkeervloer 3 ( ja; nee; nvt)
7.3 Afsluiting in/uitrit na sluitingstijd 1 1
Hek/roldeur openingen <= 15 cm =1
Hek/roldeur openingen >15 cm =0
Geen voorzieningen =0
Geen sluitingstijd (7 dagen/24 uur open) nvt =1
BIJLAGE H 77BIJLAGE H 77
7.4 Afscherming buitenopeningen begane grond (totale hoogte) 2 2
Openingen <= 15 cm =2
Openingen > 15 cm =0
Geen afscherming =0
Geen buitenopeningen (gesloten wand) =1
Geen parkeervloer op begane grond nvt =2
7.5 Afscherming buitenopeningen verdiepingen (tot ±140 cm) 1 1
Openingen <= 15 cm =1
Openingen > 15 cm =0
Geen afscherming =0
Geen buitenopeningen (gesloten wand) =1
Geen verdiepingen nvt =1
7.6 Afscherming randen halve verdiepingen 2 2
Openingen <= 15 cm =2
Openingen > 15 cm =0
Geen afscherming =0
Geen openingen (gesloten wand) =2
Geen halve verdiepingen nvt =2
7.7 Afscherming randen rondom hellingbanen voor auto’s (tot ±100 cm) 2 2 - -
Openingen <= 15 cm =2
Openingen > 15 cm =0
Geen afscherming =0
Geen openingen (gesloten wand) =2
Geen hellingbanen nvt =2
SUBTOTAAL VEILIGHEID 39 NVT
VOLDAAN AAN MINIMUMEISEN
BIJLAGE H 77
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 76
8.5 Kleur (anders dan betongrijs)/extra verfraaiing 7 - -
> Kolommen in kleur ja =2; nee =0
> Wanden in kleur ja =1; nee =0
> Plafond in lichte kleur ja =1; nee =0
> Afbeeldingen/tekeningen/ ja =2; nee =0
foto’s/plantenbakken
> (Wissel)reclame ja =1; nee =0
8.6 Telefoon in garage of binnen 100 m 3 - -
> Via munten/ telefoonkaart/ ja =2; nee =0
creditcard/chipcard
> Binnen 100 m met verwijzingsbord ja =1; nee =0
> Gsm antenne ja =1; nee =0
(communicatie met mobiele telefoon)
8.7 Geluidsinstallatie 2 - -
> Achtergrondmuziek ja =1; nee =0
> Omroepfaciliteiten op parkeervloer, hal etc. ja =1; nee =0
8.8 Brandpreventie (conform nationale voorschriften) 2 - -
> Vlamdovende prullebakken ja =1; nee =0
> Losse brandblusapparaten (>=2) ja =1; nee =0
SUBTOTAAL COMFORT EN OVERIG 41 NVT
VOLDAAN AAN MINIMUMEISEN
BIJLAGE H 79
ONDERDEEL EPA PUNTEN VOLDAAN AAN
MINIMUM
MAX MIN SCORE JA NEE
8 COMFORT EN OVERIG
8.1 Informatie in hal trappenhuis/uitgang voetgangers 6 3
In landstaal/landstalen
> Openingstijden ja =2; nee =0
> Tarieven ja =1; nee =0
In Engelse taal t.b.v. buitenlanders
> Openingstijden in het Engels ja =2; nee =0
> Tarieven in het Engels ja =1; nee =0
8.2 Betaalfaciliteiten 14 4
Betaling via automaat
> Aantal automaten >=twee =1; nul/één =0
> Wisselgeld ja =1; nee =0
> Bankbiljet (een waarde) ja =1; nee =0
> Bankbiljet (tweede waarde) ja =1; nee =0
> Gebruiksaanwijzing automaat in het engels ja =1; nee =0
Kassa
> Betaling via bediende kassa ja =2; nee =0
Kwitantie, incl. aanduiding waar verkrijgbaar:
> Kwitantie automaat/kassa =1; uitgang =1; geen =0
Overige faciliteiten
> Betaling met creditcard ja =2; nee =0
> Geldkaart c.q. andere ja =2; nee =0
muntloze kaarten (chipknip)
> Oplaadpunt chipknip ja =1; nee =0
> Plankje tbv neerzetten ja =1; nee =0
handbagage bij kassa/automaat
8.3 Toiletten dames/heren 4 - -
> In garage ja =2; nee =0
> Binnen 100 meter met verwijzing ja =1; nee =0
> Toilet voor gehandicapten ja =2; nee =0
8.4 Oriëntatiemogelijkheden over omgeving in garage 3 1
> Plattegronden kaart in garage ja =2; nee =0
> Losse plattegrond/folder in garage ja =2; nee =0
> Plattegrond binnen 100 meter ja =1; nee =0
met verwijzing
> Straatnamen in voetgangersbewegwijzering ja =1; nee =0
> Verwijzing naar belangrijke gebouwen ja =1; nee =0
BIJLAGE H 78
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 78
ONDERDEEL EPA PUNTEN VOLDAAN AAN
MINIMUM
MAX MIN SCORE JA NEE
10 BONUS PUNTEN
10.1 Extra voorzieningen in garage, zoals bijvoorbeeld 6 - -
> Shop (verkoop plattegrond) ja =1; nee =0
> Koffieautomaat ja =1; nee =0
> Frisdrankenautomaat ja =1; nee =0
> Snoepautomaat (mars, etc.) ja =1; nee =0
> Kluis tbv autoradio etc. ja =1; nee =0
> Kluis tbv valhelm/motorkleding ja =1; nee =0
> Parkeervak voor motorfiets ja =1; nee =0
> Beugel tbv motorfiets ja =1; nee =0
> Huurmogelijkheid van fietsen ja =1; nee =0
> Stallingsmogelijkheid fiets ja =1; nee =0
> Leenmogelijkheid rolstoel ja =1; nee =0
> Leen/huurmogelijkheid van paraplu ja =1; nee =0
> Toegankelijk voor gehandicapten (rolstoelen) ja =1; nee =0
> Bandenspanningsmeter & pomp ja =1; nee =0
> Verbandtrommel in parkeerwachtersloge ja =1; nee =0
> Starthulp (startkabels etc.) ja =1; nee =0
> Pechhulp ja =1; nee =0
> Overige, namelijk: ja =1; nee =0
ja =1; nee =0
10.2 Extra betaalfaciliteiten 3 - -
> Buitenlands geld (één land) ja =1; nee =0
> Buitenlands geld (een extra land) ja =1; nee =0
> Betaling via klantenkaarten etc. ja =1; nee =0
10.3 Overige positieve punten (toelichten!) 5 - -
(Bijv. vriendelijk personeel; tegelbekledingen, etc.)
SUBTOTAAL BONUSPUNTEN 14 - -
TOELICHTING EN ADVIEZEN
NR. WAAROM MINIMUMEIS NIET GEHAALD IS EVENTUELE VERBETERINGSVOORSTELLEN
BIJLAGE H 81BIJLAGE H 80
ONDERDEEL EPA PUNTEN VOLDAAN AAN
MINIMUM
MAX MIN SCORE JA NEE
9 ONDERHOUD ETC.
9.1 Aanwezigheid van graffiti (trappenhuizen, lift, parkeervloer etc.) 3 * * *
Geen = 3
Weinig = 1
Veel = 0
9.2 Aanwezigheid vuil (trappenhuizen, lift, parkeervloer etc.) 3 * * *
Geen = 3
Weinig = 1
Veel = 0
9.3 Slechte kwaliteit schilderwerk/verfraaiing (beschadigingen etc.) 3 * * *
Geen = 3
Weinig = 1
Veel = 0
9.4 Onderhoud vloeren en wanden (gaten; schade, etc.) 3 * * *
Goed = 3
Matig = 1
Slecht = 0
9.5 Overige kritiekpunten 6 * * *
Geen = 6
Weinig (toelichten)= 3
Veel (toelichten)= 0
Afwijkend puntenaantal (lager dan 6) = (invullen)
(Bijv. nare geluiden, holle voetstappen, piepende banden;
‘overlast’ gevend publiek, gladde hellingen, gladde/natte vloeren,
slechte parkeervakmarkering, onaangename geuren, etc.)
SUBTOTAAL ONDERHOUD ETC. 18 5
VOLDAAN AAN MINIMUMEISEN
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 80
BIJLAGE I 83
BIJLAGE I > STROOMSCHEMA’S TOETSING VANVEILIGHEID IN ONTWIKKELINGEN GEBRUIKSFASE
BIJLAGE I 82
BESTUURLIJK
START
Vaststellen/aanpassen
bedoeld gebruik
Inventarisatie risico’s
Vaststellen welke risico’s worden
afgedekt door wettelijke regelingen
(minium veiligheidsniveau)
Is ondergronds bouwen de
meest optimale optie
Vaststellen eigen eisen om de
(overige) risico’s af te dekken
(aanvullen minimum veiligheidsniveau)
Gewenst veiligheidsniveau
Bestuurlijke afspraken (gereed
voordat de ontwerpfase start)
Het bouwwerk kan
worden gerealiseerd
Kunnen de afwijkingen
bestuurlijk worden opgelost
Zoeken naar alternatieven
UITVOERING
STROOMSCHEMA
VEILIGHEIDSMODEL
ONTWIKKELINGSFASE
VAN HET BOUWWERK
Is het resultaat
toetsing voldoende
Kunnen de afwijkingen
bestuurlijk worden opgelost
Ontwerpproces
(inrichting en beheer)
Ontwerpresultaat
Toetsen van het ontwerp aan
de bestuurlijke afspraken
X
X
X
√
√
X
V
√
START 1
Zijn er afwijkingen t.o.v.
gewenst veiligheidsniveau
en bedoeld gebruik
Wijziging in de
wettelijke regelingen
Vaststellen welke risico’s worden afgedekt door
wettelijke regelingen (minimum veiligheidsniveau)
Vaststellen eigen eisen om de (overige) risico’s af
te dekken (aanvullen minimum veiligheidsniveau)
Nieuw gewenst veiligheidsniveau
Bestuurlijke afspraken
Zoeken naar alternatieven
START 3:4
Monitoring
Feitelijk gebruik
Zijn er afwijkingen t.o.v.
bedoeld gebruik
Kunnen de afwijkingen direct
in de uitvoering opgelost worden
Aanpassen ontwerp
(inrichting en beheer)
Ontwerpresultaat
Toetsen van het ontwerp aan
de bestuurlijke afspraken
Is resultaat toetsing
voldoende
Kunnen de afwijk-
ingen in de uitvoering
worden opgelost
Gerealiseerd veiligheidsniveau
Zijn er afwijkingen t.o.v.
gewenst veiligheidsniveau
Het bouwwerk voldoet aan
het gewenste veiligheidniveau
STROOMSCHEMA
VEILIGHEIDSMODEL
START 2
Nieuw bedoeld gebruik
Inventariseren risico’s
Kunnen de afwijkingen
bestuurlijk worden opgelostX X
X
X X
X
√
√
√
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 82
BIJLAGE J 85BIJLAGE J 84
BIJLAGE J > SYSTEMATISCHE BENADERING VAN BEDREIGINGENEN MAATREGELEN
UITWERKING VAN EEN BEDREIGING EN MOGELIJKE MAATREGELEN
INVULFORMULIER DEEL A: OORZAAK, GEVOLG EN DOELSTELLINGEN
UITWERKING VAN BEDREIGING DEEL A
OORZAKEN GEVOLGEN DOELSTELLINGEN MOGELIJKE PRESTATIE-EIS
Dit formulier is deel A van de systematische benadering. De tabel moet gelezen worden in kolommen.
Kolom 1: de mogelijke oorzaken van het optreden van de bedreiging. Waardoor wordt de bedreiging een feit?
Kolom 2: de gevolgen van deze afwijkende situatie. Wat zijn de consequenties van het optreden van de bedreiging?
Kolom 3: doelstelling met betrekking tot het voorkomen van het optreden. Wat willen we bereiken zodat de kans op optreden zo
klein mogelijk is?
Kolom 4: mogelijkheden om de doelstelling te kunnen meten. Wanneer zijn de doelstellingen bereikt?
VOORBEELD BEDREIGING ‘DIEFSTAL VAN VOERTUIG’
UITWERKING VAN BEDREIGING DIEFSTAL VAN VOERTUIG DEEL A
OORZAKEN GEVOLGEN DOELSTELLINGEN MOGELIJKE PRESTATIE-EIS
Aantrekkelijke auto Aansprakelijkheidsstelling Veilige garage voor voertuigen Diefstal minimaliseren
Gemakkelijke omstandigheden Economisch verlies van klanten Diefstal moeilijk maken
Emotionele schade
Imagoverlies
INVULFORMULIER DEEL B: INVENTARISATIE VAN MAATREGELEN
Dit formulier is deel B van de systematische bena-
dering. De tabel moet gelezen worden in rijen, waar-
bij elke cel als volgt moet worden geïnterpreteerd:
DOELSTELLINGEN
Dezelfde doelstellingen als in kolom 3 van deel A
komen in deze cellen terug.
MAATREGELEN
Voor elke doelstelling kunnen 1 of meerdere maat-
regelen bedacht worden. Deze kunnen gebaseerd
zijn op het wettelijk kader, het geheel aan normen of
mogelijke maatregelen die aansluiten op het gewens-
te niveau zoals genoemd in hoofdstuk 4 en 5.
VEILIGHEIDSKETEN
Elke maatregel gaat uit van een strategie van de
veiligheidsketen. De keuze is aan de betrokken
partijen om te komen tot de best passende
combinatie van strategieën per bedreiging.
COMPONENTEN
Een maatregel heeft ook consequenties voor onder-
delen van de ondergrondse parkeergarage of voor de
organisatie of het beheer van de garage.
AANDACHTSPUNTEN/WISSELWERKING
Hierin kunnen aandachtspunten weergegeven
worden: gedachten over wisselwerking met andere
bedreigingen of maatregelen, randvoorwaarden
waarbinnen de maatregel genomen kan worden.
PRESTATIE-EIS
Dit is een detailuitwerking van de prestatie-eis zoals
genoemd in deel A.
TYPE
Hierin kan aangegeven worden of hiermee voldaan
is aan een wettelijke verplichting, het past binnen de
normen of het een invulling is van het gewenste
veiligheidsniveau.
Pro-actie
Preventie
Preparatie
Repressie
Nazorg
Omgeving
Lay-out
Bouwkundig
Installatie
Inrichting
Organisatie
Hulpverlening
Wettelijk
Norm
WensD
OE
LS
TE
MM
ING
MA
AT
RE
GE
LE
NV
EIL
IGH
EID
SK
ETE
NC
OM
PO
NE
NT
EN
AA
ND
AC
HTS
PU
NTE
N/
WIS
SE
LWE
RK
ING
PR
ES
TATI
E-E
ISTY
PE
UITWERKING VAN BEDREIGING DEEL B
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 84
BIJLAGE K > MAATREGELEN IN RELATIE MET BEDREIGINGEN
In onderstaande matrix zijn maatregelen opgenomen. Hierbij is in eerste instantie gekeken naar het primaire doel
van de maatregel en op welke bedreigingen deze nog meer effect kan hebben. Daarnaast is ook gekeken naar de fase
waarin de maatregel bij voorkeur geïmplementeerd moet worden. Het gaat nadrukkelijk om een tabel met voor-
beelden van maatregelen, en heeft niet de pretentie volledig te zijn.
De bedreigingen welke op de horizontale as te vinden zijn, komen voort uit de bedreigingen die genoemd staan in
hoofdstuk 2. Uit deze tabel blijkt welke maatregel tegen welk soort bedreiging(en) geschikt is, en welke overlap en
tegenstrijdigheid er bestaat tussen maatregelen. Bijvoorbeeld maatregelen die elkaar kunnen versterken dan wel
verzwakken. Het gaat dan vooral om maatregelen die op een groot aantal bedreigingen van invloed zijn.
BIJLAGE K 87BIJLAGE J 86
VOORBEELD BEDREIGING ‘DIEFSTAL VAN VOERTUIG’
MAATREGELEN
BEDREIGINGEN
Overstroming
Waterlekkage
Aardschokken
Branden etc.
Storingen
door stroomuitval oi.
Blokkering
Ongevallen
Onbehagen
Beschadiging imago
Geluidsoverlast
Verblinding
Fysieke bedreiging
Diefstal met braak
ruimten
Beroving en diefstal
Diefstal van voertuig
Mishandeling
Groepsterreur
Vandalisme
Vervuiling
Hangen
Drugsgebruik en
handel
Wildplassen
Bommelding
Zelfdoding
FASERING
STRATEGIE
OR
GA
NIS
AT
OR
ISC
H
Cal
amit
eite
npla
n
Inst
ruct
ie e
n tr
ain
ing
pers
onee
l
On
trui
min
gs-
oefe
nin
gen
(evt
. met
publ
iek,
in ie
der
geva
lm
et p
erso
nee
l)
Vei
ligh
eids
insp
ecti
esen
reg
elm
atig
on
der-
hou
d en
sn
el h
erst
elva
n s
chad
e, in
clus
ief
graf
fiti
verw
ijder
ing
Con
trol
eren
en
beh
eers
en v
an h
oe-
veel
hei
d m
ense
n (e
nvo
ertu
igen
) in
gar
age
Afs
prak
en m
eth
ulpv
erle
nen
dein
stan
ties
BO
UW
TE
CH
NIS
CH
Voo
rkom
en v
alse
alar
men
X
X
X
O
Pp
X
X
X
X
X
X
X
X
O
Pp
X
X
G
Pp
X
X
X
X
X
X
G
Re
X
X
X
G
Pr
X
O
Pr
X
X
G
PA
Pro-actie
Preventie
Preparatie
Repressie
Nazorg
Omgeving
Lay-out
Bouwkundig
Installatie
Inrichting
Organisatie
Hulpverlening
Wettelijk
Norm
Wens
DO
EL
ST
EM
MIN
G
Vei
lige
gar
age
voor
voer
tuig
en
MA
AT
RE
GE
LE
NV
EIL
IGH
EID
SK
ETE
NC
OM
PO
NE
NT
EN
AA
ND
AC
HTS
PU
NTE
N/
WIS
SE
LWE
RK
ING
PR
ES
TATI
E-E
ISTY
PE
Opl
eidi
ng
pers
onee
l
Aan
bren
gen
en
beh
eer
van
vid
eo’s
X
X
X
X
X
X
X
X
Om
gan
g m
et g
esto
len
kaa
rten
door
par
keer
syst
eem
Reg
istr
atie
van
ver
lore
n
kaar
t via
pro
toco
l
Spee
dgat
es b
ij de
in-
en u
itri
t
Beh
eerl
oge
zoda
t pa
ssan
ten
zic
htb
aar
zijn
Toe
gan
gsco
ntr
ole
in-
en u
itri
tten
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Afs
luit
en o
veri
ge to
egan
gen
Gee
n d
ode
hoe
ken
X
X
X
X
X
X
Goe
de v
erli
chti
ng
X
X
X
X
Tra
nsp
aran
te g
arag
e
X
X
X
X
Gev
oel g
even
gez
ien
te
wor
den
Kw
alit
eits
prog
ram
ma
Con
trol
eron
des
beh
eerd
er
Opt
ie in
stal
lere
nin
dien
mog
elijk
Prot
ocol
ops
tell
en
Doo
rstr
omin
g w
ordt
vert
raag
d
Via
par
keer
syst
eem
?
Zijn
ook
vlu
chtw
egen
Voo
rkom
en v
ansc
had
uww
erki
ng
endo
nke
re p
laat
sen
X
X
X
X
X X X X X X X X X
X
X X
UITWERKING VAN BEDREIGING DEEL B
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 86
BIJLAGE K 89BIJLAGE K 88
MAATREGELEN
BEDREIGINGEN
Overstroming
Waterlekkage
Aardschokken
Branden etc.
Storingen
door stroomuitval oi.
Blokkering
Ongevallen
Onbehagen
Beschadiging imago
Geluidsoverlast
Verblinding
Fysieke bedreiging
Diefstal met braak
ruimten
Beroving en diefstal
Diefstal van voertuig
Mishandeling
Groepsterreur
Vandalisme
Vervuiling
Hangen
Drugsgebruik en
handel
Wildplassen
Bommelding
Zelfdoding
FASERING
STRATEGIE
X
X
O
PA
X
X
I
PA
X
O
Re
X
X
X
X
X
X
X
O
PA
X
X
O
PA
X
O
PA
X
X
O
PA
X
O
PA
X
X
X
X
X
X
O
Re
Toe
leid
ings
rout
esui
tnod
igen
d m
aken
en
door
zich
t cre
ëren
Voo
rkom
sti
lle
plek
ken
Inga
ng
van
obj
ect
gebr
uike
n o
m b
uite
nen
bin
nen
vis
ueel
met
el
kaar
te
verb
inde
n
Dag
lich
ttoe
tred
ing
naa
r h
et in
wen
dige
Rui
me
voet
gan
ger-
stro
ken
Luch
tige
inde
lin
g en
hel
dere
lay-
out
Dui
delij
ke in
form
atie
-en
vlu
chtr
oute
bor
den
Obs
take
l vri
je to
egan
gvo
or (i
nval
iden
en
hul
p) v
oert
uige
n
Bep
erki
ng
gelu
ids-
over
last
doo
r bv
abso
rpti
e
Wat
erke
rin
gen
ter
voor
kom
ing
van
ov
erst
rom
inge
n
MAATREGELEN
BEDREIGINGEN
Overstroming
Waterlekkage
Aardschokken
Branden etc.
Storingen
door stroomuitval oi.
Blokkering
Ongevallen
Onbehagen
Beschadiging imago
Geluidsoverlast
Verblinding
Fysieke bedreiging
Diefstal met braak
ruimten
Beroving en diefstal
Diefstal van voertuig
Mishandeling
Groepsterreur
Vandalisme
Vervuiling
Hangen
Drugsgebruik en
handel
Wildplassen
Bommelding
Zelfdoding
FASERING
STRATEGIE
X
X
O
Nz
X
O
Re
X
O
PP
X
X
O
PP
X
X
O
PP
X
G
PA
(Blu
s)-w
ater
opva
ng
en a
fvoe
r
Sele
ctie
mat
eria
len
op
bepe
rkte
bijd
rage
aan
bran
dvoo
rtpl
anti
ng
Bep
erkt
e ro
okon
twik
-ke
lin
g en
gee
n v
rijk
o-m
ende
gif
tige
gas
sen
bij b
ran
d
An
ti-g
raff
itic
oati
ng
opkw
etsb
are
plaa
tsen
Van
dali
smeb
este
ndi
g
Gem
akke
lijk
rein
ig-
baar
en
ver
van
gbaa
r
Tun
nel
s zo
kor
tm
ogel
ijk u
itvo
eren
Inte
grat
ie v
an tu
nn
elin
om
gevi
ng
X
X
X
X
X
X
X
X
O
Re
X
X
O
Re
X
X
O
Re
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 88
BIJLAGE K 91BIJLAGE K 90
MAATREGELEN
BEDREIGINGEN
Overstroming
Waterlekkage
Aardschokken
Branden etc.
Storingen
door stroomuitval oi.
Blokkering
Ongevallen
Onbehagen
Beschadiging imago
Geluidsoverlast
Verblinding
Fysieke bedreiging
Diefstal met braak
ruimten
Beroving en diefstal
Diefstal van voertuig
Mishandeling
Groepsterreur
Vandalisme
Vervuiling
Hangen
Drugsgebruik en
handel
Wildplassen
Bommelding
Zelfdoding
FASERING
STRATEGIE
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
O
Re
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
O
Re
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
O
Re
X
X
X
X
O
PA
Naa
r m
inim
aal t
wee
on
afh
anke
lijke
uitg
ange
n
Max
imaa
l vlu
cht-
afst
and
tot u
itga
ng
30-5
0 m
Apa
rte
trap
pen
hui
-ze
n/
inga
nge
n v
oor
redd
ings
wer
kers
CO
NS
TR
UC
TIE
Vol
doen
de w
eers
tan
den
inca
sser
ings
-ve
rmog
en t
egen
cala
mit
eite
n e
n‘n
orm
ale’
bel
asti
nge
n MAATREGELEN
BEDREIGINGEN
Overstroming
Waterlekkage
Aardschokken
Branden etc.
Storingen
door stroomuitval oi.
Blokkering
Ongevallen
Onbehagen
Beschadiging imago
Geluidsoverlast
Verblinding
Fysieke bedreiging
Diefstal met braak
ruimten
Beroving en diefstal
Diefstal van voertuig
Mishandeling
Groepsterreur
Vandalisme
Vervuiling
Hangen
Drugsgebruik en
handel
Wildplassen
Bommelding
Zelfdoding
FASERING
STRATEGIE
X
X
O
Re
X
X
X
G
Re
X
X
X
O
Pr
Spri
nkl
er/
sch
uim
blus
inst
alla
tie
Han
dblu
smid
dele
n
X
X
O
Re
Rio
leri
ng
enre
tour
pom
pen
VE
NT
ILA
TIE
Min
imaa
l ven
tila
tie
volg
ens
AR
BO
-wet
X
X
G
Pr
Aan
gezo
gen
luch
tdi
ent s
choo
n t
e zi
jn e
nzo
nde
r ui
tlaa
tgas
geu
r
X
X
O
Pr
Inri
chti
ng
vast
mon
tere
n
X
X
O
Pr
War
m in
teri
eur
creë
ren
doo
r kl
eur
etc.
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
O
Re
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
I
Re
Plaa
ts v
luch
tweg
envi
suee
l dui
delij
kvo
rmge
ven
Aan
tal e
n a
fmet
inge
nvl
uch
tweg
en a
fste
m-
men
op
bere
ken
deca
paci
teit
en
op
o.a.
inva
lide
n
X
X
O
PA
INS
TALL
ATIE
TEC
HN
IEK
Slan
ke in
wen
dige
con
stru
ctie
s to
epas
sen
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
O
Pr
Det
ecti
e en
ala
rme-
rin
g in
vol
doen
dem
ate
en o
verl
appe
nd
X
X
G
Re
Blu
sin
stal
lati
es
X
X
O
Re
Blu
swat
ervo
orzi
enin
g
X
X
O
Re
Fin
e w
ater
spr
ay
X
X
G
Re
Bra
nds
lan
ghas
pels
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 90
BIJLAGE K 93BIJLAGE K 92
MAATREGELEN
BEDREIGINGEN
Overstroming
Waterlekkage
Aardschokken
Branden etc.
Storingen
door stroomuitval oi.
Blokkering
Ongevallen
Onbehagen
Beschadiging imago
Geluidsoverlast
Verblinding
Fysieke bedreiging
Diefstal met braak
ruimten
Beroving en diefstal
Diefstal van voertuig
Mishandeling
Groepsterreur
Vandalisme
Vervuiling
Hangen
Drugsgebruik en
handel
Wildplassen
Bommelding
Zelfdoding
FASERING
STRATEGIE
X
X
O
Re
X
X
X
O
PA
X
X
X
O
Pr
X
X
O
Pr
Leid
inge
n in
bouw
enen
hal
ogee
n v
rij
VE
RL
ICH
TIN
G
Zor
gvul
dig
omga
anm
et d
agli
chtt
oetr
edin
g
Indi
rect
e ve
rlic
hti
ng
ter
bevo
rder
ing
van
ruim
telij
khei
d
Kun
stli
cht m
et e
enw
arm
e (w
itte
)kl
eurt
empe
ratu
ur
X
X
X
X
X
O
Re
Noo
dver
lich
tin
g/ve
rlic
hte
pic
to-
gram
men
en
bew
egw
ijzer
ing
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
O
PA
CO
MM
UN
ICA
TIE
Rel
atie
f hoo
gve
rlic
hti
ngs
niv
eau
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
G
Re
Om
roep
inst
alla
ties
(t
wee
weg
)
Aut
omat
isch
edo
orm
eldi
ng
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
O
Re
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
O
Re
X
X
G
Pr
Cct
v
MAATREGELEN
BEDREIGINGEN
Overstroming
Waterlekkage
Aardschokken
Branden etc.
Storingen
door stroomuitval oi.
Blokkering
Ongevallen
Onbehagen
Beschadiging imago
Geluidsoverlast
Verblinding
Fysieke bedreiging
Diefstal met braak
ruimten
Beroving en diefstal
Diefstal van voertuig
Mishandeling
Groepsterreur
Vandalisme
Vervuiling
Hangen
Drugsgebruik en
handel
Wildplassen
Bommelding
Zelfdoding
FASERING
STRATEGIE
X
X
X
O
Pr
HF
syst
eem
ten
beh
oeve
van
h
ulpv
erle
nen
dein
stan
tie
Muz
ak in
gar
age
FASERING STRATEGIE
I Initiatief en planvorming PA Pro-Actief
O Ontwerp en bouw Pr Preventie
G Gebruik en exploitatie Pp Preparatie
Re Repressie
Nz Nazorg
X
X
O
Pr
Roo
k en
war
mte
af
voer
inst
alla
ties
X
X
X
G
Re
Ove
rdru
k in
rui
mte
naa
st r
uim
te g
evul
dm
et r
ook
(bijv
oorb
eeld
vluc
htw
egen
)
X
X
X
X
G
PA
EN
ER
GIE
VO
OR
ZIE
NIN
G
X
X
X
X
O
PA
No-
brea
k in
stal
lati
e
Noo
dstr
oom
ge
ner
ator
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 92
BIJLAGE I 94 95
BIJLAGE L > ACHTERGRONDRAPPORTEN OP CD-ROM
– Berenschot e.a. (2000) Handleiding Veiligheidseffectrapportage, Utrecht.
– Grontmij (2001) Betaalsystemen en mogelijke gevolgen voor veiligheid, De Bilt.
– Luten, I. et.al. (2001) Veiligheidsbeleving in Ondergrondse parkeergarages - Voelen,
zien, horen, Dordrecht.
– Kruijf, G.P. de (2001) Communicatievoorzieningen in ondergrondse parkeer-
garages, Veenendaal.
– EPQS Inventarisatielijst Parkeergarages ter toetsing voor de European Parking
Quality Standard.
– ESPA Inventarisatielijst Parkeergarages ter toetsing voor de European Standard
Parking Award.
– Fotomateriaal.
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 94
COLOFON 96
COLOFON
PUBLIECATIE IN OPDRACHT VAN
Ministerie van Buitenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Centrum Ondergronds Bouwen
AUTEURS
Nienke Maas
Richard Kleefman
TNO Bouw
REDACTEUR
G.J. Kleefmann, Kleefmann communicatie advies en tekst
ONTWERP EN OPMAAK
Sirene ontwerpers, Rotterdam
FOTO OMSLAG VAN HEEKGARAGE
Atelier Pro
DRUK
Drukkerij de Boer, Nieuwkoop
ISBN
90-77374-02-7
AUTEURSRECHTEN
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd
gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door
fotokopieën, opnamen of op enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de COB.
Het is toegestaan overeenkomstig artikel 15a Auteurswet 1912 gegevens uit deze uitgave te citeren in artikelen, scripties
en boeken, mits de bron op duidelijke wijze wordt vermeld, alsmede de aanduiding van de maker, indien deze in de bron
voorkomt. ‘C100-E-03-115’, 2003, Stichting COB, Gouda.
AANSPRAKELIJKHEID
COB en degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, hebben een zo groot mogelijke zorgvuldigheid betracht bij
het samenstellen van deze uitgave. Nochtans moet de mogelijkheid niet worden uitgesloten dat er toch fouten en
onvolledigheden in deze uitgave voorkomen. Ieder gebruik van deze uitgave en gegevens daaruit is geheel voor eigen
risico van de gebruiker en COB sluit, mede ten behoeve van al degenen die aan deze uitgave hebben meegewerkt, iedere
aansprakelijkheid uit voor schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van deze uitgave en de daarin opgenomen
gegevens, tenzij de schade mocht voortvloeien uit opzet of grove schuld zijdens COB en/of degenen die aan deze uitgave
hebben meegewerkt.
-0350 rapport DEF 04-12-2003 13:29 Pagina 96