change magazine jaargang 3 nummer 1

52
Change magazine Deze uitgave is mogelijk gemaakt door de ministeries van LNV en BZ Omgaan met klimaatverandering kansen en risico’s voor ontwikkelingslanden SPECIAL Klimaatverandering & adaptatie 2007 Nummer 3

Upload: stagiair-synergoscommunicatie

Post on 11-Mar-2016

223 views

Category:

Documents


2 download

DESCRIPTION

Klimaatverandering en de kansen en risico's voor ontwikkelingslanden

TRANSCRIPT

Page 1: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Changemagazine

Deze uitgave is mogelijk gemaakt door

de ministeries van LNV en BZ

Omgaan met klimaatverandering

kansen en risico’s voor ontwikkelingslanden

SPECIAL Klimaatverandering & adaptatie 2007Nummer 3

Page 2: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Tijden veranderen. Vroeger draaide je de wekker op voor het slapen gaan, nu de radio; een mooi voorbeeld hoe kli-maatverandering ons leven beïnvloedt. De batterijloze, CO2

neutrale, opwindbare radio als wekker voor natuurlijke ramp-spoed in afgelegen gebieden in Nicaragua.Voor Nederland is het dage-lijkse praktijk op onze hoede te zijn voor extremen zodat we ons op tijd kunnen aanpassen. We voeren al eeuwen strijd tegen water. Toch heeft het onderwerp de laatste tijd een meer dan gemiddelde aan-dacht. Het heeft zelfs geleid tot een nationaal adaptatiepro-gramma waarin alle klimaat-ministeries samenwerken om Nederland klimaatbestendig te maken. Deze nationale focus leidt ons af van de aandacht voor die gebieden waar de ge-volgen van klimaatverandering het hardst aankomen, de 3e wereld, de ontwikkelingslan-den. Veel van deze landen zijn extra kwetsbaar omdat ze nog aan het begin van een mo-derne ontwikkeling staan. Het intergouvernementele VN klimaatpanel (IPCC) onder-streept dat Afrika één van de gebieden is waar klimaatver-andering het hardst aankomt. Met grote gevolgen voor voed-selvoorziening, biodiversiteit en rurale ontwikkeling; landbouw levert immers een zeer belang-rijke bijdrage aan de economie van ontwikkelingslanden.

Een goed voorbeeld van een concrete aanpak vind ik het door Nederland gefinancierde project CATALIST dat in het

voorliggend magazine uit-voerig aan bod komt. Het is een praktijkvoorbeeld van duurzame ontwikkeling waar ondernemers de mogelijkheid krijgen vooruit te komen. In het project krijgen boeren toe-gang tot kunstmest, worden ze wegwijs gemaakt in het ge-bruik ervan, wordt gewerkt aan een afzetmarkt. Er worden ver-banden gelegd met biodiversi-teitbehoud, voedselzekerheid, milieubescherming. En heel belangrijk: het project draagt enorm bij aan het versterken van de stabiliteit in Ruanda en omliggende landen. In eerste instantie was in het project minder aandacht voor klimaatverandering terwijl dit op termijn een allesbepalende invloed heeft. Vanuit Neder-land zorgt het programma ‘Kennis voor klimaat’ voor de juiste kennis om het project klimaatbestendig te maken. We zouden al onze activitei-ten in ontwikkelingslanden moeten toetsen aan klimaat-bestendigheid en eventueel de inzet daaraan aanpassen. Wij als LNV kunnen daar ons steentje aan bijdragen door het leveren van kennis en inzet op het terrein van landbouw, biodiversiteit en rurale ontwik-keling.

Ate OostraDirecteur-Generaal Ministerie van

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

VOOR HET SLAPEN GAAN DE RADIO OPDRAAIEN

FOTO

: M

IEK

E VA

N E

NG

ELEN

Page 3: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 3

Oprukkende woestijn in Libië. Zandduinen dreigen een oase in de Sahara te verzanden. FOTO: LINEAIR

De negatieve effecten van kli-maatverandering kunnen een land op weg naar een sterkere economie jaren terugwerpen. Volgens de Wereldbank wor-den jaarlijks 300 miljoen men-sen in ontwikkelingslanden getroffen door extreem weer en staan twintig tot veertig procent van de hulp en lenin-gen bloot aan klimaatrisico’s. Klimaatverandering is dan ook voor ons een zorg.

Het KNMI presenteerde mei vorig jaar klimaatscenario’s voor Nederland, waarin staat hoe groot de kans is op ex-treem weer in de toekomst. De Nederlandse overheid anticipeert op deze extremen, bijvoorbeeld door sneller of meer te investeren in het on-derhoud van de dijken, of door aanpassing van de ruimtelijke ordening. Ontwikkelingslanden hebben deze scenario’s niet. En al zouden ze deze hebben, dan nog ontbreekt het de landen aan capaciteit en mid-delen zich tegen de extremen te beschermen. Nederland kan zich investeringen ten behoeve van een laag overstromingsri-sico veroorloven. Bangladesh kan dat niet, simpelweg omdat andere uitgaven dringender zijn.

Wij moeten op het gebied van adaptatie twee dingen doen. Allereerst ervoor zorgen dat we bij de ontwikkelingsplanning rekening houden met klimaat-verandering. Dit is belangrijk omdat we moeten voorkomen dat investeringen schade op-lopen, minder opbrengen of mensen kwetsbaarder maken

voor klimaatrisico’s. Dus kli-maatverandering integreren in ontwikkelingssamenwerking. Ten tweede: we moeten de rekening opmaken van de extra kosten die nodig zijn om mensen te beschermen tegen klimaatverandering. Het halen van de millennium ont-wikkelingsdoelen zal duurder worden als gevolg van een probleem dat grotendeels door de westerse, rijke mens is veroorzaakt. Deze extra kosten mogen niet ten koste gaan van de uitgaven die sowieso nodig zijn om bijvoorbeeld alle kinde-ren naar school te sturen, HIV/AIDS te bestrijden of de armen toegang te bieden tot energie en andere basisvoorzieningen. Het is niet alleen een minister voor Ontwikkelingssamenwer-king die een antwoord moet bieden op de extra druk van klimaatverandering in ont-wikkelingslanden. Dat is de verantwoordelijkheid van een heel kabinet.

Ik vind dat we meer geld moe-ten vrijmaken voor beleidsbe-invloeding, capaciteitsopbouw en kennis op gebied van adap-tatie. Maar voor de daadwer-kelijke aanpassingen moet de vervuiler betalen.

Ruud TreffersDirecteur-Generaal Internationale

Samenwerking

AANPASSEN MOET, DE VERVUILER BETAALT

Page 4: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 4

42 Het groene goudTwintig procent van de uitstoot vanbroeikasgassen komt voor rekening vanhoutkap. De Coalition for RainforestNations pakt ontbossing aan door teregelen dat landen die hun bossen nietkappen een financiële vergoeding krijgen.Niet kappen staat nu op de agenda van hetKlimaatverdrag.

Inhoud

34 Wereld ontbeertleiderschapYvo de Boer is de nieuwe baas van hetKlimaatbureau van de VN, de UNFCCC.Hij staat kritisch tegenover het inter-nationale klimaatonderhandelingsproces,‘de onderhandelaars zijn vol wantrouwennaar elkaar’ en pleit voor een klimaattopvan wereldleiders. De miljarden dieadaptatie in ontwikkelingslanden kost,moet op korte termijn door ontwikkelingssamenwerkingministers wordenbetaald. Daarna uit de opbrengsten vanemissiehandel - onder andere.

10 Meesters in adaptatie

Wat betekent klimaatverandering voorde allerarmsten? Het ontbreekt hen aanmiddelen zich tegen de gevolgen vanklimaatverandering te beschermen.Maar hebben ze zich niet altijd weten tewapenen tegen extremen en wisselendeweersomstandigheden? Zijn de armsten inontwikkelingslanden slachtoffer of zijn zebeter voorbereid dan wie ook?

Cover foto: Zuinig metwater. Irrigatie van

landbouwgrond in hetdoor droogte geplaagde

Senegal (West Afrika).FOTO: RON GILING (LINEAIR)

Page 5: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 5

Redactioneel

AdaptatiekwartjeNederland is overspoeld met klimaatnieuws. AlGore kwam met zijn ongemakkelijke waarheid,Bill Clinton met zijn klimaat-stedeninitiatief, dewetenschap met zijn vierde rapport. Het VN pa-nel van internationale klimaatwetenschappersIPCC heeft gesteld dat de Westerse energiever-slindende mens mede schuldig is aan de opwar-ming van de aarde. De informatievloedgolf heeftklimaatverandering op de politieke agenda gezet.Ook Balkenende IV heeft de boodschap opgepikten klimaat opgenomen in het regeerakkoord.Waarin het voorkomen van erger (mitigatie) enhet klimaatbestendig maken van ons eigen land(adaptatie) leidend zijn. En er komt meer. Al Goreorganiseert klimaatpopsterrenspektakel LifeEarth, en bijna ex-premier Tony Blair wordt straks‘s werelds klimaatambassadeur. Er lijkt een heuseklimaatjuichstemming te heersen. De vraag is ofdeze retoriek leidt tot concrete maatregelen enserieuze emissiereducties.

In Afrika, de kleine eilandstaten, Bangladesh isactie vereist. Nu. Onschuldig aan klimaatveran-dering krijgen ze de hardste klappen. Aanpassenin ontwikkelingslanden kost miljarden. Het vierdeIPCC rapport geeft antwoord op de schuldvraagen geeft impliciet handvatten een einde te makenaan het gesteggel over wie moet opdraaien voordeze kosten. Dat is de vervuiler. Voor de oplos-sing zijn de ogen gericht op erger voorkomen.Prima. Mitigatie is tenslotte de beste vorm vanadaptatie. Suggestie voor financiering: de nieuweminister van Ontwikkelingssamenwerking BertKoenders gaat praten met de autofabrikanten. Opelke auto die meer brandstof verbruikt dan éénliter per tien kilometer komt een adaptatieheffing

van een kwart eurocent per terijden kilometer. Een doorsneeSUV (ook bekend als PC-Hooft-tractor) heeft een gemiddeldelevensduur van 250.000 kilome-ter. Per jaar worden er enkeleduizenden verkocht. Tel uit jeadaptatiewinst.

Baud Schoenmaeckers

Hoofdredacteur

INHOUD

2 VoorwoordAte Oostra en Ruud Treffers

6 ‘Ultieme aanpassing is uitsterven’Brug tussen wetenschap

en praktijk10 Zijn de armsten meesters in

adaptatie?14 De duurzaambeid van biomassa

Complex, nuttig en bedreigend18 Klimaat als bijzaak

Development first20 Wispelturig weer

Bolivia en Bangladesh kwetsbaar22 Kunstmest voor vrede

Landbouw in het grotemerengebied

26 Boosdoeners voor de rechterGaan advocaten het klimaatredden?

29 Kort30 Beeld Vietman kiest voor biogas32 Geen woorden maar daden

Waterwereld ‘ontdekt’ klimaat34 Wereld ontbeert leiderschap

Gesprek met Yvo de Boer38 Miljoenen ontwikkelingseuro’s

weggegooid geldOntwikkeling toetsen opklimaatrisico’s

41 Ilona Eveleens Turkana, regio vanslechts wegen met een bevolking

42 Het groene goudDe Coalition for Rainforest

Nations46 Een brandende kwestie

Kalimantan48 Help de tijger verzuipt

Natuur onder druk51 Kort / Colofon

46 Een brandendekwestieOktober 2006: de vlucht naar hetcentrale deel van Kalimantan wordtafgelast vanwege de dikke rook.Na een urenlange autorit bereikttoenmalig minister van Ardennealsnog haar doel. Een project omde jaarlijks terugkerende bos- enveenbranden op het Indonesischeeiland een halt toe te roepen.

20 WispelturigweerNederlandse ontwikkelingsprojectenlopen risico’s door klimaatveran-dering. Onderzoekers uit Bolivia,Bangladesh en Ethiopië hebben desamenhang bekeken tussen klimaat-verandering en armoede. De risico’szijn soms zo groot, dat projecten be-ter niet kunnen worden uitgevoerd.

Page 6: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 6

Vloed op Tuvalu. Deman baant zich eenweg door het vuil ophet ondergelopenpad naar zijn huis. Bijgebrek aan een effi ciëntvuilverwerkingsysteemin het dichtbevolkte deelvan het eiland, wordende met getijden-watergevulde taisala of ‘borrowpits’ met de dag vuiler. Dekuilen zijn in 1942 doorde Amerikanen gegravenom een militaire basis opte zetten. Niemand heeftde kuilen ooit gedicht.Eilandengroep Tuvalu in deStille Oceaan staat maan-delijks onder waternu de zee met twintigcentimeter is gestegende afgelopen honderdjaar. Nog een paar jaar enTuvalu is onbewoonbaaren krijgen de 11.000inwoners de status vanklimaatvluchteling.FOTO: JOCELYN CARLIN (PANOS/

HOLLANDSE HOOGTE) RECHTS: NASA

Page 7: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 7

‘Ultieme aanpassing is uitsterven’

Extremen van klimaatverandering treffen de kwetsbaarste gebiedenhet hardst. Voorspellingen komen niet of te laat waardoor de inwonerservan zich niet kunnen voorbereiden. Het KNMI poogt een brug teslaan tussen het gemis aan voorspellingen en toepasbare informatieover extremen. DOOR BAUD SCHOENMAECKERS

Hulporganisaties willen het liefst wetenwat klimaatverandering in petto heeft bin-nen pakweg twee, drie maanden. Dan kande bevolking tijdig worden gewaarschuwden kan snel worden gehandeld. ‘Vooral zijnwe geïnteresseerd in extremen’, zegt Maar-ten van Aalst van het klimaatcentrum vanhet Rode Kruis. Van Aalst is gaan shoppenbij Europese meteorologische institutenen kwam uit bij het KNMI. Dit kon volgensvan Aalst ‘binnen een paar uur vragen overextremen beantwoorden; we hebben temaken met een ‘rare’ ramp die niet past inhet ‘normale’ beeld – een cycloon buitencyclonentijd, regenval buiten regentijd.Past dit in het patroon van klimaatveran-dering of niet.’Het KNMI kon ook snel een beeld gevenvan veranderingen in extreem weer in

Afrika. Nieuw, want in de huidige klimaat-modellen wordt wel naar gemiddeldetemperatur en regenval gekeken, maar nietnaar extremen in ontwikkelingslanden.Van Aalst: ‘De laatste jaren is de relatietussen extremen en klimaatveranderingsteeds duidelijker geworden. De brandenin het westen van de VS, de hevige droogtein Australië, het groot aantal orkanen bo-ven de Atlantische oceaan in 2005. Maar teweinig is gekeken naar ontwikkelingslan-den.’

Grillen van het weerGeert Jan van Oldenborgh van het KNMIerkent dit gemis en begrijpt de behoeftevan hulporganisaties aan snelle informatie.‘Maar het klimaat is variabel, zeker regen.Als er een trend is naar natter of droger

weer, wil dit niet zeggen dat andere extre-men niet meer voorkomen. Vorig jaar waser grote droogte in Kenia, een paar maan-den later troffen overstromingen het land.De verwachting is dat het er de komendeeeuw langzaam natter wordt. Dit wil nietzeggen dat droogtes niet meer voorkomen.In sommige gebieden zien we dat hetweer extremer en grilliger gaat worden,dat het verschil tussen een droog- en eenoverstromingsjaar groter wordt. Met dehuidige modellen kunnen we voor de langetermijn, vanaf vijftig jaar, aangeven welkekant het klimaat op gaat. Voor de kortetermijn zijn andere effecten belangrijker,zoals in Kenia voor de short rains (oktober- november) de temperatuur van de In-dische Oceaan. Maar het is niet mogelijkoveral seizoensverwachtingen voor te

Page 8: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 8

extreme droogtes of overstromingen. Maarwe moeten ook toe naar gebiedsgerichtevoorspellingen voor komende jaren, liefsthalfjaren. Het werk dat het KNMI nu heeftgedaan voor Afrika, is een stap in de goederichting. Nu zou de presentatie en debruikbaarheid van de resultaten meer oponze wensen en kennis moeten wordenafgestemd.’Van Aalst werkt met het KNMI team aanhet beter toepasbaar maken van de ge-gevens. ‘Wat breng je over en hoe com-municeer je de uitkomsten zodanig datNGO’s ze begrijpen?’ Een manier hiervooris recente gebeurtenissen terughalen ener toekomstverwachtingen van geven. VanOldenborgh: ‘Door bijvoorbeeld te stellen:‘herinnert u de ernstige droogte van vorigjaar nog? Een dergelijke droogte kwamvroeger eens in de vijftig jaar voor, nu eensin de twintig, misschien zelfs tien jaar’.Hier kunnen mensen beter mee omgaan,is tastbaarder.’Het Rode Kruis hecht belang aan de stu-die, ook richting donoren. Van Aalst: ‘Veeldonoren zijn sceptisch over de relatie metklimaatverandering, over verschuivingenin extremen. Terwijl de kennis erover juistzo belangrijk is om risico’s te verminde-ren. Neem Nicaragua. De orkanen zijn erin kracht en frequentie toegenomen. Omde bevolking vroegtijdig te waarschuwen,heeft het lokale Rode Kruis voor opwindba-

geven. De long rains (maart - mei) zijndaar bijvoorbeeld vrijwel onvoorspelbaar.’

Binnen het klimaatonderzoek is de laatstetijd meer aandacht voor extreem weer.‘Waarbij we meer kijken naar de gevolgenervan - overstromingen, hitte, droogte,stormen. En we uitzoeken wat daarin detrends zijn’, stelt van Oldenborgh. ‘Wantniemand is geïnteresseerd in het gemid-delde weer en niemand vindt het lastig alshet een graad warmer wordt. Maar als dekans op hittegolven tien keer groter wordt,dan gaan mensen zich zorgen maken.’

De vraag van het Rode Kruis werd vertaaldin onderzoek naar de voorspelbaarheidvan extreem weer in maand- en seizoens-veranderingen bij klimaatverandering inAfrika. Van Oldenborgh leidt het projectChanges in extreme weather in Africaunder global warming betaald door hetDirectoraat Generaal InternationaleSamenwerking van het Ministerie vanBuitenlandse Zaken. Hierbij is gebruikgemaakt van de door hem ontwikkeldeClimate Explorer (zie kader).Uit de studie blijkt dat het zeker is dat in

Soedan en Ethiopië het begin en het eindevan het regenseizoen twee weken naarachteren gaan schuiven. In zuidelijk Afrikabegint het regenseizoen later en wordt hetkorter en in Lesotho en zuidoost Afrikaworden de extremen minder erg. VoorEthiopië geven sommige modellen vijftigprocent meer regen aan en andere vijftigprocent minder in 2100. In de modellendie meer regen voorspellen, zijn de droog-tes niet minder erg. Daarin zijn de extremenatte periodes wel erger. Beperking van destudie is dat lokale extremen niet te zienzijn, ‘zoals een regenbui die een half dorpin een dag wegvaagt,’ zegt van Aalst. ‘Ookzie je zware regenval als gevolg van cyclo-nen niet. Voor een Wereldbankproject inMadagascar worden nu nieuwe scenario’s

ontwikkeld waarbij de cyclonen wel wor-den meegenomen’.Technisch zijn de mogelijkheden er, maarom uitspraken te doen over lokale extre-men, zijn meer gegevens over de lokale si-tuatie nodig. Een kwestie van tijd en geld.

Zes modellen zeggen niksUitkomsten van klimaatmodellen kun-nen sterk van elkaar verschillen. Menigonderzoeker is bezig de redenen hiervante achterhalen. Mogelijke oorzaak is datde input van de modellen niet overal gelijkis, onder andere door onzekerheden - bij-voorbeeld over de invloed van wolken ophet lokale klimaat. Is daar meer zekerheidover, dan is er de vraag hoe die gegevenste parametriseren, ze voor de computergeschikt te maken. Wereldwijd werkenduizenden wetenschappers in tientallen

instituten aan klimaatmodellen. Hierdoorontstaat weliswaar een genuanceerd (enwetenschappelijk verantwoord) beeld vanklimaatontwikkelingen, maar voor hulp-organisaties die er hun adaptatieprogram-ma’s op willen baseren te abstract.

Hulporganisatie Cordaid ziet wel broodin de modellen. Maar er moeten nog watslagen worden gemaakt vindt Sasja Kamil:‘Hoe interessant ook, ik kan niets metzes klimaatmodellen naast elkaar. Voorover twintig, dertig jaar is het belangrijkte weten wat het gemiddelde wordt en ofhet in een bepaald gebied droger of nat-ter wordt. Op basis daarvan kunnen wegrootschalige aanpassingsprojecten star-ten, kunnen we inspelen op toekomstige

Niemand heeft er last van als het een graad warmer

wordt. Maar als de kans op hittegolven tien keer groter

wordt, dan gaan mensen zich zorgen maken

De website KNMI Climate Explorer geefttoegang tot dag- en maandgemiddeldewaarnemingen van het weer in tienduizendenplaatsen. De informatie komt van kaartenvan neerslag, temperatuur, luchtdruk,sneeuwbedekking, oude seizoensverwachtingenen – voor zo ver daar toestemming voor is –de uitvoer van klimaatmodellen die voorhet laatste IPCC rapport gedraaid zijn. Allegegevens kunnen met elkaar vergelekenworden en ook eigen gegevens kunnengeanalyseerd worden. http://climexp.knmi.nl

Veranderingen in extreem weer in Afrika.De kaartjes tonen de veranderingen inneerslag rond 2050 vergeleken met die inde periode 1971-2000 bij verschillendeklimaatmodellen (Bron: KNMI).

Page 9: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 9

re radio’s gezorgd, zijn evacuatieplannen gemaakt en vluchtroutes uitgestippeld. Vorig jaar met orkaan Beta was men voor-bereid. Resultaat: minder slachtoffers én minder schade. Ook de voedselvoorraden lagen op orkaanbestendige plaatsen. Be-langrijk omdat men zo snel mogelijk zijn-oude leven weer moeten oppikken.’

Kamelen, cynisme en overlevenOok Cordaid is praktisch bezig. Kamil: ‘In het noorden van Kenia hebben we het voor elkaar gekregen dat boeren die alleen maar koeien hadden, zijn overgeschakeld naar andere soorten vee, soms in combi-natie met akkerbouw. Simpelweg omdat koeien de droogte niet overleven. Dit bete-kende overtuigen van de noodzaak geiten of kamelen te gaan houden omdat die daar beter tegen kunnen. Lastig omdat je niet alleen met inkomsten te maken hebt, maar met eeuwenoude tradities. Daarom zijn lokale partners zo belangrijk. We zien een langzame kentering. Dorpelingen die aangeven dat het niet reëel is te leven zoals ze gewend waren, dat ze sommige tradities moeten loslaten.’

Wetenschappelijke scenario’s en aanpas-sing aan de basis, met de voeten in de klei. Er zullen nog heel wat bruggen gebouwd moeten worden om die twee tot elkaar te brengen. De wetenschap heeft nieuwe pijlers aangeleverd. Februari 2007 is deel

I verschenen van het vierde rapport van het internationale platform van klimaat-wetenschappers, het IPCC. In deze laatste stand van de klimaatwetenschap is meer aandacht voor de impacts and vulnerabi-lities in ontwikkelingslanden (dit deel van het rapport verschijnt najaar 2007). Het IPCC gaat in zijn rapport uit van een gemiddelde mondiale temperatuurstijging tussen de 1,8 en 5.6 graden Celsius. Het rapport geeft aan dat de kans groter wordt dat we richting de hoge kant gaan. Volgens Rik Leemans, hoogleraar aan Wageningen Universiteit betekent drie graden tempe-ratuurstijging dat aanpassen nauwelijks meer mogelijk is. ‘Dan wordt het overle-ven. Zowel voor veel ecosystemen, als voor mensen in de meest kwetsbare gebieden.’ Deze mensen wonen in kustgebieden en droge streken in Latijns Amerika, Azië, Afrika, en kleine eilandstaten. Eilanden-groep Tuvalu in de Stille Oceaan staat maandelijks onder water nu de zee met twintig centimeter is gestegen de afgelo-pen honderd jaar. Nog twintig tot veertig centimeter stijging van de zeespiegel en Tuvalu is onbewoonbaar en kunnen de 11.000 inwoners de status krijgen van klimaatvluchteling.

Waar het nu al droog is, zal de tempera-tuur stijgen en de neerslag nauwelijks toenemen. Met als gevolg dat het in droge gebieden nog droger wordt – zoals in de

Sahel (volgens één van de KNMI-mo-dellen). Leemans: ‘De mensen die daar wonen, worden wel erg kwetsbaar. Maar ik ben niet hopeloos. Er zullen hongers-noden komen, lokale problemen, maar mensen zijn flexibel en veerkrachtig. Ze zullen zich aanpassen of wegtrekken. Veel planten en diersoorten kunnen dat niet en zullen uitsterven – dat is tenslotte de ultieme vorm van aanpassen. Ik weet dat dit immoreel klinkt, maar in Artikel 2 van het klimaatverdrag staat dat ecosystemen zich op natuurlijke wijze moeten kunnen aanpassen. Uitsterven van soorten is een vorm van aanpassen aan veranderingen in het milieu. Failliet gaan, het hoofd niet boven water kunnen houden.’

Leemans erkent het cynisme. ‘Natuurlijk. Aanpassen staat in het licht van overle-ven. Maar voor mij betekent het ook een goede kwaliteit van leven. En dit heeft voor iedereen een andere waarde. Over-leven kan als je in je voedselbehoefte kan voorzien, economische activiteiten hebt, altijd aan water kan komen zonder conflict. Overgaan op landbouwgewassen die tegen droogte kunnen en beter water vasthouden, minder of geen vee houden, verhuizen naar de steden of nomadisch worden. Mensen zoeken naar overlevings-strategieën, ook al garanderen ze niet de beste kwaliteit van leven.’

Aanpassen in droge gebieden betekent

voor veehouders dat ze over moeten

schakelen op het houden van andere

soorten vee. Kamelen en geiten

bijvoorbeeld heb-ben minder water nodig dan koeien.

KLOOF TUSSEN WETENSCHAP EN PRAKTIJK Pablo Suarez is technisch adviseur van het Rode Kruis voor Afrika en Latijns Amerika.‘De grootste uitdaging in het adaptatieproces? Communiceren met de meest kwetsbare gemeenschappen. Ook over klimaat scena-rio’s en wat ze betekenen – zonder ze zo te noemen. Ik werk met video om mensen deel-genoot te maken van disaster preparedness; beter voorbereid zijn op klimaatrampen. Erva-

ringen van lokale bevolking delen, hun eigen ‘waarschuwingssysteem’ bespreken, ideeën over technieken en mogelijkheden doornemen. We luisteren, praten erover, nemen stukken op video, integreren het in een voorlichtingsfilm en vertonen het. Ook op andere plaatsen zo-dat mensen van elkaar kunnen leren. In Zim-babwe hebben we regenseizoenen bestudeerd. We hebben er met boeren over gesproken,

wat ze zelf hebben ervaren aan klimaatveran-deringen en wat de wetenschap erover zegt. Eerste les: neem de tijd om de kloof tussen wetenschap en praktijk te verkleinen, om we-tenschap te delen met de mensen op een voor hen begrijpelijk niveau. Wij praten in het veld dezelfde taal als de lokale bevolking. Is men zich bewust van mogelijke rampen, is de kans groot dat men ook zijn gedrag verandert.’

I-STO

CK

PHO

TO

Page 10: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 10

Wat betekent klimaatverandering voor de allerarmsten? Voor de vissermanaan de laaggelegen kust en de dorpsbewoner in de droge Sahel? Vanoudsher voelen deze mensen weersveranderingen aankomen en bereidenze zich voor op de gevolgen. Maar werken op traditionele leest geschoeidewaarschuwingmechanismen bij een snel veranderend klimaat?DOOR HANS VAN DE VEEN / FOTO: TACO ANEMA, TALES OF WATER

Meestersin adaptatie?

Page 11: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 11

Page 12: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 12

‘Er is nog veel onduidelijk over noodza-kelijke maatregelen voor aanpassing aanklimaatverandering’, zegt Ian Tellam. ‘Zijnze anders dan de projecten die nu al uit-gevoerd worden om landen en mensentegen natuurgeweld te beschermen, of ishet gewoon more of the same? Dat wordtonderzocht – ook door ons.’

Als de Brit Tellam het op zijn kantoorbij consultancybureau ETC Internatio-nal in Leusden heeft over ‘ons’, bedoelthij het Netherlands Climate AssistanceProgram (NCAP) dat hij coördineert. Ditprogramma wordt uitgevoerd in veertienNederlandse partnerlanden en helpt delanden bij het voorbereiden, formulerenen uitvoeren van een nationaal klimaat-beleid. Concreet: in de landen wordenstudieteams geformeerd die workshopsorganiseren en beleidsaanbevelingenformuleren. Hun bevindingen zijn terugte vinden op www.nlcap.net en wordengedeeld in internationale workshops,zodat zoveel mogelijk ervaringen wordenuitgewisseld.

Het NCAP-programma zal uiterlijk medio2008 zijn afgerond. Het is opgezet doorhet ministerie van Buitenlandse Zaken.Christine Pirenne, beleidsmedewerkerKlimaat van het ministerie: ‘Het probleemvan adaptatie is dat je mensen vraagt din-gen te doen die ze uit zichzelf niet zoudendoen en waarvan ze ook niet onmiddellijkzien waarvoor het goed is. Het Klimaatver-drag vraagt ontwikkelingslanden nationaalbeleid en een actieplan te ontwikkelen.Wij hebben het NCAP opgezet omdat hetveel landen niet lukt aan die verplichtingte voldoen. Logisch, want ze hebben veelaan hun hoofd wat urgenter lijkt.’ Het pro-gramma kost de Nederlandse overheid 6,3miljoen euro.

Infrastructuur en gletsjermeren‘Het idee is capaciteitsopbouw en bewust-wording’, zegt Tellam. ‘Wij proberen demensen in een land te steunen die metadaptatie bezig zijn. Dat zijn er meestalmaar een paar en die hebben niet veelmacht. Met onze steun krijgen ze watmeer invloed wat kan leiden tot verande-ringen in het overheidsbeleid. Maar het

kostte veel tijd onze invalshoek duidelijkte maken. Het focussen op de onderlaag,de very poor, is niet erg gebruikelijk.’Toch is dat wat het NCAP aan de studie-teams vraagt te doen. ‘Bij adaptatie wordtal snel gedacht aan infrastructuur’, zegtTellam. ‘Zaken als bruggen, dijken enstormweringen. De meteorologische, wa-terbouwkundige benadering. Die laten wijniet liggen maar zijn niet ons eerste aan-dachtspunt.’ Voorbeelden van de water-bouwkundige invalshoek zijn studies naarde gevolgen voor de lokale bevolking vanhet verminderde wateraanbod in rivieren.

In Bhutan is geld besteed aan de aanschafvan computers waarmee wordt berekendwanneer de overvolle gletsjermeren drei-gen te overstromen. En in Guatemalawerd, na orkaan Stan, meegedacht overhet herstel van de wegen langs de kust diewaren weggevaagd. Tellam: ‘De vraag wasof je die wegen op dezelfde plek moet aan-leggen als je weet dat de kans op dergelijkeorkanen toeneemt. Dan moet je misschienhoger tegen de berg op bouwen. Hoeveelhoger is van belang te weten, want iederemeter omhoog kost extra geld.’

TegeltjeswijshedenDe nadruk binnen het NCAP-programmaligt op de sociale component die gevangenkan worden in de vraag: wat doet klimaat-verandering met de livelihood van men-sen, het levensonderhoud? Tellam: ‘Omdit boven tafel te krijgen, bieden we geentop-down oplossingen aan maar gaan wede dorpen in en vragen de lokale bevol-king hoe zij zich altijd beschermd hebbentegen en aangepast aan het klimaat.’Dit idee volgend werd in het West-Afri-kaanse Mali in drie gemeenschappen on-derzoek gedaan naar het gebruik van wa-ter (zoals wassen en koken, irrigatie en hetlaven van de veestapel) en de verwachttetoename daarin. Het gebruik werd beke-ken in verschillende klimaatscenario’s.De informatie bood voldoende aankno-pingspunten alternatieve technologieën

te ontwikkelen waarmee het watergebruikaanzienlijk omlaag kon. Ook kregen be-stuurders training in de techniek van wa-termanagement.

In enkele dorpen in de laaggelegen kust-provincies in Centraal-Vietnam onder-zocht een NCAP-team hoe de bewonerszich wapenen tegen stormen en overstro-mingen. Een van de conclusies luiddedat mensen vooral afgaan op hun eigenervaring; men ‘voelt’ de weersverande-ringen aankomen of weet wanneer dezete verwachten zijn, en bereid zich daarop

voor. Probleem is dat die kennis de laat-ste jaren tekort schiet. Stormen wordenmeer onvoorspelbaar, het wordt heter endroger en de regens en daarop volgendeoverstromingen vinden vaker plaatsbuiten het normale regenseizoen - juistwanneer men er niet meer op rekent. Deklimaatverandering die volgens de lokalebevolking al volop merkbaar is, maakt zoeen eeuwenoude ervaring (in de vorm vanverhalen, spreekwoorden, liedjes en tegel-tjeswijsheden) onbruikbaar.

De overheid probeert op de veranderendesituatie in te spelen met early warningsystemen. Niet iedereen is daar even ge-lukkig mee. Aan een stormwaarschuwingbijvoorbeeld is een verbod gekoppeld omdrie dagen de zee op te gaan en de ver-plichting zich met het hele gezin te bege-ven naar een hoger gelegen deel in het ge-bied. Arme vissersfamilies raken hierdooronmiddellijk in financiële problemen. Alszo’n waarschuwing niet uitkomt (het ismoeilijk te voorspellen waar een tropischestorm vanaf zee precies aan land zal ko-men), is de kans groot dat een volgendewaarschuwing in de wind wordt geslagen.

Het is een van de vele voorbeelden van deingrijpende wijze waarop verandering vanklimaat het leven van ‘gewone’ mensen be-invloedt. De uitdaging is hen te helpen bijhet formuleren van antwoorden daarop.

Onvoorspelbaarheid van het weer maakteeuwenoude aanpassingswijsheden onbruikbaar

Page 13: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 13

Je leven niet meer veilig in de chars

BA

UD

SC

HO

EN

MAEC

KER

S

Vijf miljoen mensen wonen in Bangladesh in de chars, een soort waddengebied gevormd door het zand en slib dat door de grote rivie-ren wordt aangevoerd. Zij zijn kwetsbaar voor plotselinge overstromingen, erosie en landver-lies door de krachtige stroming van de rivier die haar bedding steeds verlegt. Het maakt het leven in de chars gevaarlijk en onzeker.Klimaatverandering heeft gevolgen voor de waterhuishouding in de chars. Door verande-ringen in neerslagpatronen en het versnelde smelten van de gletsjers in de Himalaya, stroomt er meer water naar de zee, met minder regelmaat. De overstromingen die de chars sinds mensenheugenis onder water zetten en steeds weer veranderen, worden on-voorspelbaarder en zwaarder. Ironisch genoeg drogen de vlaktes tussen de overstromingen

door juist uit, als gevolg van maatregelen om de overstromingen te voorkomen – zoals kanalen die zijn aangelegd om het rivierwater snel af te voeren. In het noordwestelijke dis-trict Gaibandha steunt Oxfam Novib de lokale organisaties BELA en GUK, die de bevolking beter willen voorbereiden op overstromingen en cyclonen. Zo worden terpen opgeworpen als vluchtheuvel en landbouwmethodes aan-gepast. Jonge kinderen krijgen zwemles en de bevolking krijgt drijvende reddingsmiddelen. Ook het Britse programma voor Ontwikkelings-samenwerking DfID, is actief in de regio met het Chars Livelihood Program dat al ruim tien-duizend huizen zodanig heeft verhoogd dat ze boven de waterstand uitkomen die maximaal eens in de honderd jaar wordt verwacht. (HvdV)

kort

Bangladesh

‘Na zoveel doden, teveel geboortes’De Rwandese president Paul Kagame wil drastische geboortebe-perking, meldde hij in februari. De bevolking is in vijftig jaar verviervou-digd, Rwandese vrouwen krijgen ge-middeld 6,1 kinderen. Uitvoering van het voornemen zal lastig zijn. Want de genocide van 1994, geloof, kin-deren als status en het wantrouwen dat de ene etnische groep groter wordt dan de andere, zorgen ervoor dat geboortebeperking taboe is. Na de slachting in 1994 waar 800.000 Rwandezen werden gedood, leek het een onmogelijke gedachte dat overbevolking ooit een probleem zou worden. De realiteit (teveel mensen op te weinig (vruchtbare) grond), noodt de regering tot maatregelen.(bron: Rwanda News Agency (ARI/RNA))

RWANDA

Om in te spelen op de toenemende vraag naar bio-brandstoffen, wil Kameroen de productie van palmolie spectaculair verhogen. Tussen 2001 en 2006 werd 30.000 hectare bos gerooid voor palmbomen - mede gefinancierd door de Wereldbank om de landbouw te moderniseren. Kameroen wil er in 2010 50.000 hectare bij hebben. De uitdijende plantages leiden tot

conflicten met de oorspronkelijke bezitters van het land. Naast houtkap voor brandstof, is de aanleg van de plantages de voornaamste oorzaak van ontbossing in Kameroen. De monocultuur zorgt voor een drastische wijziging in het ecosysteem, voor gedwongen verhuizing van bevolkingsgroepen en de teloorgang van eeuwen-oude tradities. (bron: IPS)

KAMEROEN: Boskap voor biodiesel

Page 14: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 14

De behoefte aan energie groeit. De gevol-gen zijn bekend: een stijgend gebruik vanfossiele brandstoffen, meer CO2-uitstoot,versterking van het broeikaseffect. Bio-massa is een van de serieuze mogelijk-heden het energievraagstuk op te lossenwaarbij de CO2-uitstoot wordt terugge-drongen. Want de bij verbranding van bio-massa vrijkomende koolstof wordt opge-nomen door de nieuwe aanplant. Volledig‘CO2-neutraal’ is biomassa nog niet omdatzij meestal wordt gebruikt in combinatiemet fossiele brandstoffen.

De duurzaamheid van biomassa is onder-werp van een maatschappelijke discussie.Op 27 januari kopte de Volkskrant ‘Voedselstuk duurder door populariteit biobrand-stoffen’. In Mexico is de van maïsbloem ge-maakte tortilla, volksgerecht nummer één,dusdanig in prijs gestegen dat Mexico’spresident Calderon een prijsplafond heeftingesteld voor maïs. Want maïs levertmeer op als bio-ethanol dan als bloemvoor tortilla’s.

Om beter inzicht te krijgen in duurzaam-heiddilemma’s, heeft de projectgroepDuurzame productie van biomassa deNederlandse overheid in 2006 een ‘maat-schappelijk gedragen lange termijn visiegeleverd op wat duurzaam geproduceerdebiomassa is, die als grondstof en ener-giebron wordt geïmporteerd’, zoals dedoelstelling officieel luidt (zie kader oppagina 17).

Om aan de doelstellingen voor gebruikvan duurzame energie te kunnen voldoen,is de vraag naar biomassa in Europa ge-stegen. Voor Nederland moet in 2020 tienprocent van de totale energieproductieduurzaam zijn, waarvan minimaal de helftuit biomassa afkomstig is.In Europees verband is afgesproken datbenzine en diesel vanaf 2007 twee pro-cent biobrandstof moeten bevatten. Ditaandeel moet groeien tot 5,75 procent in2010. Een streven dat volgens deskundi-gen alleen kan worden gehaald met nieu-we technieken en teeltmethoden.

Ondermijnende subsidiesOm elektriciteitsproducenten te stimu-leren weinig milieubelastende elektrici-teit op te wekken, verstrekt de overheidsubsidies. Een daarvan is de MEP, deMilieukwaliteit ElektriciteitsProductie.Deze is van toepassing op windenergie,biomassa, zonenergie en waterkracht, envoor warmtekrachtkoppelinginstallaties.De subsidie bedraagt tussen de 0 en 9,7

Omdat maïs meeroplevert als bio-ethanol dan alsbloem voor voedsel,stijgen de prijzen.In Mexico is eenprijsplafond ingesteldom een ‘tortilla op-stand’ te voorkomen

Complex, nuttig en bedreigend

De duurzaamheidvan biomassaBiomassa staat te boek als een duurzame energiebron. Overheden willende brandstof op grote schaal toepassen in transport en energieproductie.Maar hoe duurzaam is biomassa?DOOR LAURA VAN DEN BRINK

Page 15: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 15

eurocent voor iedere opgewekte kilowatt-uur. Sinds augustus 2006 is de subsidiestopgezet voor nieuwkomers. De reden isdat het in de MEP vastgestelde streven vannegen procent duurzame elektriciteit in2010 gehaald gaat worden met de huidigeinvesteringen – dus waarom meer doendan boekhoudkundig nodig is?

Wolter Elbersen, biomassaonderzoekeraan Wageningen Universiteit (WUR):‘Soms werken subsidies eerder ondermij-nend dan stimulerend. De huidige MEP-subsidie bijvoorbeeld is tijdgebonden enonzeker omdat de overheid haar stop kanzetten. Subsidies vormen kortetermij-nimpulsen die het bedrijfsleven niet sti-muleren tot grootschalige investeringen.’Voorbeelden hiervan zijn thermische pro-cessen als torrefactie (zie kader biomassa).En technologieën waar afval, bijproductenvan palmolieproductie of de landbouw,zoals stro, worden gebruikt.

In de markt investerenNieuwe technologieën leveren meestalgoedkopere en duurzamere biomassa op,maar ze vragen ook een grote en langeter-mijninvestering. Dus worden ze mindersnel toegepast en wordt meer gewerkt metbekende en dus goedkopere technieken.Deze maken echter gebruik van hoog-waardige (voedsel)gewassen zoals graanen olie. De CO2-beperking wordt dan welgehaald, maar op andere duurzaamheid-criteria wordt lager gescoord – zoals opconcurrentie met voedselverdringing.

Jan Willem Erisman, manager van de unitBiomassa, kolen en milieuonderzoek vanEnergieonderzoek Centrum Nederland(ECN): ‘Subsidies moeten gericht zijnop het versnellen van innovaties en deintroductie ervan. En soms óók op de ont-wikkeling van de markt.’ Een voorbeeldwaar de markt een duwtje in de rug hadkunnen gebruiken is die van de huidigegeneratie zonnecellen. Geruime tijd zijnzonnepanelen geplaatst met subsidies

en zijn nooit gerealiseerde zonnepanelengesubsidieerd. Veel geld is gegaan naartechnologieontwikkeling, maar te weinignaar een markt. Met het stopzetten van desubsidies voor panelen, stortte de marktervoor in. Door de geringe afzet werd deopbrengst duurzame energie te laag inverhouding tot de kosten.

Volgens Erisman is er een gat tussen be-schikbaarheid van de technologie en de

Het uitladen van palmolievruchtenbij een palmoliefabriek in Dengkil,Maleisië.De oliepalm is de meest beschimp-te plant ter wereld die verantwoor-delijk wordt gehouden voor devernietiging van tropische wouden,het verdwijnen van orang-oetans,grootschalige luchtvervuiling inAzië en uitbuiting van arbeiders.Tegelijkertijd heeft de palm de sta-tus van redder van het milieu om-dat de boom veel en vaak vruchtengeeft voor de productie van palm-olie. De boom is symbool voor devraag hoe duurzaam grootschaligeproductie van biomassa is.

FOTO: AHMAD YUSNI (EPA/ANP)

Page 16: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 16

marktintroductie. ‘Dit remt innovatie vanduurdere en duurzamere technologieënvoor biomassaproductie af. Ondernemersmoeten veel investeren in de ontwikkelingervan. Als dan ook de markt voor de metdie nieuwe technologie geproduceerdeproducten klein is, worden ze (te) duurom mee verder te gaan. Subsidiëring vande producten of productie kan de stapnaar de markt aantrekkelijker maken enhet aandeel van duurzamere energie ver-groten. Subsidies bepalen dus onbedoelddat de duurzamere technieken minder

vaak uitontwikkeld worden. Er is hierdoorgeen duidelijkheid over welke techniekenhet meest duurzaam zullen zijn.’

De wereld groot of kleinDe oorzaak van de onduidelijkheid overduurzaamheid is dat uitgangspunten ver-schillen, de criteria voor duurzaamheidin ontwikkeling zijn en zelfs eenvoudigevragen niet simpel zijn. Hoeveel land iser bijvoorbeeld nodig om aan de huidigedoelstellingen voor inzet van biomassa alstransportbrandstof te voldoen?

Te veel, volgens Martijn Katan, hoogleraarVoedingsleer aan de Vrije Universiteit.‘Fossiele brandstoffen zijn organischeresten van miljoenen jaren die we in kortetijd opstoken. Het is onmogelijk eenzelfdehoeveelheid organisch materiaal te pro-duceren in een hedendaagse korte cyclusvan groei en verbranding. Zelfs nieuwetechnologieën kunnen geen oplossingbieden voor het energieprobleem in trans-portbrandstof op basis van biomassa.’

Katan meent dat het gebruik ervan om-laag moet omdat de wereld simpelwegniet groot genoeg is om de groeiendevraag naar transportbrandstof op te bren-gen. ‘Om de EU-doelstelling te halen van5,75 procent in 2010, is met de huidigetechniek voor het omzetten van koolzaadbijna tweederde van de Nederlandse cul-tuurgrond nodig.’

Johan Sanders, agrotechnoloog en voe-dingswetenschapper aan de Universiteitvan Wageningen, vindt dit te negatiefgesteld. ‘De uitgangspunten voor de be-rekeningen kunnen anders. Zo wordt nietmeegenomen dat veel goede en marginalegrond in Afrika on(der)benut is. Dat jeprima de hele plant kan gebruiken en nietalleen de zaden. Dat veel restmateriaal alsbiomassa kan worden gebruikt. Dan krijgje een andere berekening voor de opper-vlaktes die nodig zijn.’ Andere aspectendie van invloed zijn op de berekeningenzijn de inzet van producten met een ho-gere energieopbrengst per hectare (hoog-

Twee uur rijden ten zuiden vanOuagadoudou, de hoofdstad vanBurkina Faso, staat deze biogas-installatie op een veeteeltbedrijf.Medewerkers ervan helpen hetrondtrekkende volk de Peuhl metvaccineren van hun koeien engeven hen advies. De mest vande koeien wordt gebruikt in debiogasinstallatie. De energie uit deinstallatie is een duurzaam succesvoorbeeld van het gebruik vanbiomassa op kleine schaal.

FOTO: RON GILING (LINEAIR)

Page 17: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 17

waardige biomassa) zoals aquatische teeltmet commerciële zeewiervelden, en deverhoging van efficiency van de productiedoor machines en kunstmest. Sanders: ‘Erzijn meer oplossingen voor het ruimtepro-bleem, niet één is de beste voor de helewereld en we moeten dus op meerdere in-zetten. Voor mij staat vast dat het gebruikvan voedselgewassen voor brandstofpro-ductie niet de oorzaak is van honger inontwikkelingslanden.’

Voortdurende discussieDe groeiende vraag naar biomassa biedtontwikkelingslanden kansen. Extra aan-plant neemt koolstof op en draagt bij aanhet compenseren van de CO2 uitstoot. Opde juiste plek geplant, kan aanplant voorbiomassa dienst doen in de strijd tegenerosie of als waterkering. Meer gebruikvan het restmateriaal van voedselplantenzal het aanbod van voedsel lokaal doenstijgen. De aanleg van plantages kan eenverbeterde infrastructuur en maatschap-pelijke voorzieningen opleveren. Maar

er zijn risico’s verbonden aan een snellegroei van biomassaproductie, er is te wei-nig bekend om de risico’s te beoordelenen maatregelen te nemen. Dat vraagt omverder onderzoek, meer informatie overde gevolgen van onze wens fossiele brand-stoffen te vervangen door biomassa. Enom een verdere uitwerking van het begripduurzaamheid. Volledig duurzame bio-massa zal nog op zich laten wachten, dediscussie erover gaat door.

ZES HARDE EISENZes thema’s vormen de kapstok voor de crite-ria in het rapport Duurzame productie van bio-massa. Deze staan niet los van elkaar. Kunst-mest bijvoorbeeld, met name de grondstofammoniak, zorgt in te hoge concentraties voorverzuring van de bodem en overbemestingvan water waardoor algengroei ontstaat. Ookkomt bij foute dosering N2O vrij, een broeikas-gas dat driehonderd keer sterker is dan CO2.Vanaf 2007 moeten productie en gebruik vanbiomassa voldoen aan eisen voor broeikasgas-compensatie, concurrentie, biodiversiteit, mi-lieu, welzijn en welvaart. We gaan iets dieperin op vier thema’s.

DE BROEIKASGASBALANS: Doelstellinghierbij is het terugdringen van de uitstoot vanbroeikasgassen met dertig procent ten opzich-te van het gebruik van fossiele brandstoffen.Om dit te berekenen wordt de uitstoot in degehele keten meegenomen (wel of geen kunst-mest, de wijze van landbewerking (tractor),transport (grote of kleine afstanden).

CONCURRENTIE: Inzicht moet worden ver-kregen in de beschikbaarheid van biomassavoor voedsel, lokale energievoorziening, bouw-materialen of medicijnen. Grond, water enmeststoffen zullen eerder ingezet worden voorproductie van biomassa dan voor productievan voedsel, medicijnen of bouwmaterialen alsde prijs ervoor hoog is. De maatschappelijkediscussie over food or fuel is een belangrijkeaanleiding geweest voor het opstellen van cri-teria voor concurrentie.

WELZIJN: Er mogen geen negatieve effectenzijn op het welzijn van werknemers en lokalebevolking, daarbij rekening houdend met ar-beidsomstandigheden, mensenrechten, eigen-doms- en gebruiksrechten, sociale omstandig-heden van lokale bevolking, integriteit (zoalsgewoonterecht van gebruikers). De lokalebevolking moet inspraak hebben en de conse-quenties kunnen overzien als (oerwoud)grondwordt verkocht voor plantages.

MILIEU: Er mogen geen negatieve effectenop het lokale milieu zijn, daarbij rekeninghoudend met afvalmanagement, gebruik vanchemicaliën, voorkomen van erosie en uitput-ting van de bodem, actieve verbetering vankwaliteit en kwantiteit van oppervlakte- engrondwater, emissies naar lucht.

Meer informatie:

Wolter Elbersen

[email protected]

Tel: +31(317)-475338

Jan Willem Erisman

[email protected]

Tel: + 31 224 56 4155;

www.biobasedproducts.nl

www.biomassandbioenergy.nl

www.afsg.wur.nl

Biomassa is een verzamelnaam voororganisch materiaal dat gebruikt kanworden als brandstof: restafval vanvoedsel en planten, bomen, koolzaad,organisch afval. Wereldwijd wordtbiomassa al sinds mensenheugenisgebruikt voor koken, verlichting en ver-warming. Ook nu nog in zowel ontwik-kelingslanden als hier in Nederland inopen haarden, houtovens, vetpotjes.

Voor grootschalig gebruik in energie-centrales of als transportbrandstof isbiomassa in onbewerkte vorm nietgeschikt, daarvoor zijn technieken be-schikbaar en worden nieuwe ontwik-keld. Sommige leveren een biomas-saproduct dat ook lokaal als brandstofinzetbaar is. Het is schoner danhout(skool) en er kan gebruik worden

gemaakt van restmaterialen die an-ders geen functie hebben. Jan WillemErisman geeft een voorbeeld van eenproduct dat ECN in ontwikkeling heeft:‘Torrefactie is een techniek waarbijdoor roosteren en pelletiseren vande biomassa grote korrels biomassaworden gemaakt. De korrels kunnenin energiecentrales worden gebruikt,maar ook als brandstof in kachels ofoventjes – bijvoorbeeld in ontwikke-lingslanden. Het is schoon, heeft eenhoge energieopbrengst, is makkelijkte vervoeren en voor lange tijd opte slaan. Als er kleinschalige ‘roos-terunits’ kunnen worden gebouwd, kanlokaal restmateriaal worden gebruiktals basis voor de korrels. Toch eenaardige bijdrage aan duurzame ener-gievoorziening.’

ELEKTRICITEITCENTRALES EN VETPOTJES

Page 18: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 18

Welke risico’s lopen Nederlandse ontwik-kelingsprojecten door klimaatverande-ring? Begin 2007 hebben onderzoekers uitBolivia, Bangladesh en Ethiopië hun on-derzoek hiernaar in Den Haag toegelicht.Hun rapport moet bijdragen de samen-hang tussen klimaatverandering en ar-moedeproblematiek hoog op de agenda tezetten. Het onderzoek is betaald door hetministerie van Buitenlandse Zaken/Ont-wikkelingssamenwerking.

Klimaatverandering treft vooral de armstemensen in ontwikkelingslanden omdatze in de kwetsbaarste gebieden wonenen geen geld hebben zich ertegen te wa-penen. Nederland is een van de weinigeOESO-landen die aandacht besteden aaninvesteringsrisico’s door klimaatveran-dering in ontwikkelingsprojecten, zegtde Argentijnse consultant Pablo Suarez,gespecialiseerd in adaptatie. Samen metJavier Gonzales Iwanciw nam hij het Bo-liviaanse onderzoek voor zijn rekening.Suarez: ‘Een school bouwen in een gebieddat geregeld kan overstromen, is een fouteinvestering. Boeren die aan land wordengeholpen, schieten er weinig mee op alsdie ongeschikt is als landbouwgrond doorgeregelde overstromingen. Gewassen hel-

pen ontwikkelen die kwetsbaar zijn voorweersveranderingen is onverstandig.’

Wispelturig en urgentBolivia is zich nauwelijks bewust van kli-maatverandering, meent Suarez. ‘IedereBoliviaan ziet wel dat het weer anders is.Dat de gletsjers smelten, dat het neerslag-patroon verandert, dat de waterafvoer inrivieren anders is. Maar die gebeurtenis-sen worden beschouwd als op zichzelfstaande, wispelturige variaties in het weerdie wel vaker voorkomen, niet als symp-tomen van een wereldwijde klimaatver-andering.’ Het ontbreekt Bolivia aan we-tenschappelijke gegevens om betere voor-spellingen te kunnen doen. Gonzales: ‘Deuniversiteiten zijn pas recent begonnenmet het methodisch verzamelen van data.In Bolivia is dat niet eenvoudig: de geogra-fische diversiteit is groot, van regenwoudtot gletsjers, en de meteorologische dienstis zwak. ‘En er zijn zoveel andere, urgenteproblemen in dit land, het armste van La-tijns-Amerika.’

De gevolgen kunnen gigantisch zijn. Gon-zales: ‘De verwachting is dat de gletsjershelemaal smelten. Daardoor ontstaanproblemen met de drinkwatervoorzie-

ning in steden als La Paz en El Alto. Doorde hogere temperaturen zal er mindersneeuw vallen en meer regen, wat de kansop vloedgolven in de dalen vergroot. Inhet droge seizoen zal de waterafvoer in derivieren sterk verminderen, door het ont-breken van smeltwater.’

Druiventeelt en hagelstormenHet rapport beoordeelt zeventien ont-wikkelingsprojecten waaraan Nederlandfinancieel bijdraagt op klimaatrisico’s. Vijflopen een hoog, vijf een gemiddeld en derest een laag risico.In een van de casestudies beoordelen deonderzoekers de klimaatrisico’s van eenNederlands project dat de druiventeelt inZuid-Bolivia op een hoger plan probeertte tillen. Doel ervan is het inkomen vande arme druiventelers op te schroeven.Suarez: ‘Het project is gebaseerd op hetidee dat druiven het goed doen in dit deelvan Bolivia en dat dat zo blijft. Volgens onsis dat helemaal niet zeker. Er is meer kansop hagelstormen, aardverschuivingen enplagen. Klimaatverandering is er ook ver-antwoordelijk voor dat de regio waar drui-ven groeien groter wordt, dus dat er meerdruiven op de markt komen en de prijzenzakken. Dit zijn factoren die moeten mee-

De bevolking van straatarme landen als Bolivia en Bangladesh is extreemkwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering. De landen zelf beseffendit nauwelijks en de meeste internationale donoren kijken toe. Nederland wiler verandering in brengen. DOOR HAN VAN DE WIEL / FOTO: ADEK BERRY (AFP)

Wispelturig weer

Bolivia en Bangladesh kwetsbaar

BOLIVIA

BANGLADESH

Page 19: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 19

wegen bij de keuze om in de druiventeeltte investeren. Maar er is vooral meer on-derzoek nodig.’

Bangladesh is vergelijkbaar met Boli-via. ‘Gewone mensen zien de seizoenenveranderen, maar snappen de oorzakenniet’, zegt Ahsan Uddin Ahmed. Dezespecialist in atmosferische vervuiling issamen met de Nederlandse consultantRob Koudstaal verantwoordelijk voor destudie over Bangladesh. Een verschil isdat de wetenschappelijke kennis overklimaatverandering groot is. Of dat in depraktijk veel uitmaakt is de vraag. ‘De poli-tici bekommeren zich vooral om de acute,problemen. Ze willen armoede bestrij-den, meer kinderen naar school sturen,de gezondheidszorg verbeteren. Maar degevolgen van klimaatverandering zullende winst die ze boeken grotendeels tenietdoen.’ Vandaar dat Ahmed en Koudstaalaanbevelen adaptatie een vast onderdeelte laten zijn van de duurzame ontwikke-lingsstrategie voor Bangladesh.

Grondwater met arsenicumEen beoordeling van de Nederlandse ont-wikkelingsprojecten leert dat klimaatver-andering geen risico vormt, met uitzonde-ring van het zogeheten WASH-programma(Water, Sanitation and Hygiene), datNederland samen met BRAC uitvoert, eenvan de grootste Bengaalse ontwikkelings-organisaties. WASH voorziet tientallenmiljoenen mensen van drinkwater, doorop grote schaal putten te slaan naar water-houdende grondlagen (aquifers). Aan dezemethode kleven grote bezwaren. Arseni-cumvergiftiging is er één van. Eenander is de infiltratie van zout water in deaquifers, een proces dat op veel plaatsenal gaande is. Bovendien weet niemandhoeveel grondwater er is, wel dat het nietwordt aangevuld. Het probleem van kli-maatverandering komt hier bovenop, zegtKoudstaal. ‘Door het hogere zeeniveau ende verminderde afvoer van water via derivieren, wordt grondwater steeds belang-rijker voor de drinkwatervoorziening. Jemoet dit probleem strategisch bekijken,maar donoren voeren hun eigen agendauit en de regering van Bangladesh mist de

institutionele capaciteit water te beheren.’Koudstaal houdt zijn hart vast voor hetmoment dat de internationale donorge-meenschap adaptatie massaal omarmt.‘Met een beetje pech zie je dan hetzelfdemechanisme: donoren slaan lokaal aanhet bouwen, want ze willen allemaal ietstastbaars laten zien.’ Waar het aan ont-

breekt is een langetermijnplanning en in-stituties die alle activiteiten systematischtoetsen aan die planning. ‘Er moet goedonderzoek worden gedaan naar de kwets-baarheid van mensen en vervolgens moetde overheid de regie nemen. Het inzichthierin kan niet van bovenaf worden opge-legd, maar moet spontaan ontstaan.’

Februari 2007 overstroomde Jakarta.Tientallen mensen kwamen om,tienduizenden raakten dakloos.

Allen woonachtig in de laaggelegenen armste delen van de stad.

Gesmolten gletsjers veroorzaken drinkwater-problemen in grote steden. Meer regen zorgtvoor vloedgolven in de dalen

Page 20: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Opmerkelijk: in China daalde de uitstootvan broeikasgassen in de periode 1996-2000 met vijftien procent terwijl de eco-nomie in diezelfde periode groeide met35 procent. De afname in de uitstoot waste danken aan een combinatie van prijs-hervormingen, verbeterde milieuzorg enherstructurering van de energiesector;maatregelen met economische en maat-schappelijke voordelen. Bezorgdheid overklimaatverandering speelde geen rol.

Marcel Kok van het Milieu- en NatuurPlanbureau (MNP) vindt de Chinese aan-pak een mooi voorbeeld van ontwikkelingmet positieve klimaateffecten. Hetzelfdegeldt voor het Braziliaanse ethanolbeleid.Dat zoveel auto’s op biobrandstof rijden isniet alleen goed voor de werkgelegenheiden de staatskas (minder olie-importen),maar resulteert ook in aanzienlijk minder

broeikasgassen (de discussie over hetduurzaamheidgehalte van biomassa komtaan de orde op pagina 14 (red.)). Kok: ‘Inontwikkelingslanden gebeurt veel wathet klimaat ten goede komt. Daar moetenwesterse donoren bij aansluiten in plaatsvan te tornen aan prioriteiten van ontwik-kelingslanden. Energiezekerheid is bij-voorbeeld een thema dat veel landen meerbezig houdt dan klimaat. Help ze dáár danin.’ Naast die in China en Brazilië zijn ermeer voorbeelden van ontwikkelingsbe-leid die goed uitpakken voor het klimaat(zie www.developmentfirst.org).

Weerstand bij klimaatonderhandelingenDe voorbeelden illustreren in een noten-dop de filosofie achter Development Firstwaarin twaalf onderzoeksinstituten uitindustrie- en ontwikkelingslanden samen-werken. De coördinatie is in handen van

het VN-Klimaatcentrum Riso in Denemar-ken, het MNP in Bilthoven en het Interna-tional Institute for Environment and Deve-lopment (IIED) in Londen. De ministeriesvan VROM (milieu) en LNV (landbouw)zijn de belangrijkste financiers.

Bij veel ontwikkelingslanden is weerstandactie te ondernemen op een terrein dat zijniet als hun probleem ervaren - ondankshet feit dat zij het kwetsbaarst zijn voorklimaatverandering. Deze weerstand leidtbij internationale klimaatonderhandelin-gen steevast tot een weinig productievenoord - zuid patstelling. Kok: ‘Minderpolarisatie bereik je door te erkennen datvoor veel ontwikkelingslanden klimaat-verandering een marginaal onderwerp is -ook al komt daar enige verandering in. Dathet ondergeschikt is aan urgente issuesals voedselveiligheid, armoedebestrijding,

DEVELOPMENT FIRST

Klimaat alsPast klimaatverandering in het rijtje gender, milieu, goed bestuur, corruptie?Thema’s die populair zijn bij westerse donoren, maar niet aansluiten bij deprioriteiten van zuidelijke beleidsmakers? Het zoeken is naar een aanpak waarinklimaatbeleid en ontwikkeling elkaar versterken. DOOR HANS VAN DE VEEN / FOTO: DAVID H. WELLS (ANP)

Change MAART 2007 20

Page 21: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

toegang tot energie en stedelijk transport.Met Development First laten we zien welkevormen van ontwikkeling klimaatvoorde-len hebben, zowel wat betreft het vermin-deren van kwetsbaarheid als wat betrefthet boeken van vooruitgang met minderbroeikasgasemissies.’

Opdringen prioriteiten vermedenHet project Development First past inde nieuwe filosofie over ontwikkelings-samenwerking. Hierin wordt het opdrin-gen van prioriteiten en het stellen vanvoorwaarden zoveel mogelijk vermeden.Uitgangspunt is dat hulp alleen effectiefis als landen zelf verantwoordelijk zijnvoor hun ontwikkelingsproces. MaartenBrouwer van het ministerie van Buiten-landse Zaken bewaakt dit uitgangspunt.‘In combinatie met onze eigen prioriteitenen beleidsagenda. Deze proberen we terealiseren op punten waarin onze partnerszich kunnen vinden. Is er een kloof, kijkenwe of er een brug is te bouwen. Het slagen

hiervan hangt af van de vraag of de anderepartij belangen ziet, overtuigd raakt vande voordelen.’

Recht op auto’s en koelkastenVolgens Brouwer zijn er twee thema’s dieweerstand oproepen bij partners: genderen milieu. Brouwer: ‘De positie van vrou-wen, daar kom je uiteindelijk wel uit, maarbij milieu speelt altijd een verwijt: waarommogen wij onze bossen niet kappen alsjullie dat zelf al lang hebben gedaan? En:hebben wij soms geen recht op auto’s enkoelkasten? Dat is lastig te pareren. Kli-maat heeft dan nog eens de extra dimen-sie dat het huidige probleem grotendeelsdoor industrielanden is veroorzaakt.’Lastig is bovendien dat klimaat geen rolspeelt in de nationale plannen voor ar-moedebestrijding Poverty Reduction Stra-tegy Plans, die de basis vormen voor de‘moderne’ vorm van ontwikkelingssamen-werking. Donoren ondersteunen zoveelmogelijk gezamenlijk deze plannen, in

plaats van met eigen prioriteiten en pro-jecten te komen. Brouwer: ‘We proberenzichtbaar te maken wat de voordelen vaneen klimaatbenadering zijn, bijvoorbeelddoor te kijken wat een passende energie-voorziening is en hoe energie efficiënterkan worden gebruikt. Hoe zit het met dekwetsbaarheid van ontwikkelingslandenals het klimaat verandert? Wat je vooralniet moet doen is met een zak geld gaanrammelen; dat leidt niet tot commitmenten zeker niet tot ownership.’

bijzaak

Meer informatie:

www.developmentfi rst.org

Marcel Kok

[email protected]

Tel. 030 2743717

Maarten Brouwer

[email protected]

Tel. 070 3486269

Na drie dagen praten namen rijke en armelanden en internationale ontwikkelingsorga-nisaties maart 2005 de Paris Declarationon Aid Effectiveness aan. Daarin formu-leerde de internationale gemeenschap deambities op het terrein van ontwikkelings-samenwerking en stelde zij indicatoren op.Er werden meetbare doelen en een tijd-schema opgesteld. Zo moet in 2010 drie-kwart van de hulpgelden worden uitbetaaldvolgens een afgesproken tijdpad, waardoorde ontvangende landen beter weten wat zekunnen verwachten.

Ontwikkelingslanden beloofden op hunbeurt een nationale ontwikkelingsstrategieop te stellen, mede gericht op armoedebe-strijding, waar donoren bij kunnen aanslui-ten. Volgens Van Ardenne, toenmalig mi-nister van Ontwikkelingssamenwerking zalde Verklaring van Parijs leiden tot ‘minderversnippering en verspilling, minder regel-zucht van donoren, meer regie bij ontwik-kelingslanden, meer samenwerking tussende donoren. Met als resultaat dat we onzehulpinspanning effectiever maken.’In Parijs is een aantal doelen niet helder

geformuleerd. De EU heeft daarom afge-sproken dat in 2010 minstens de helft vande hulp rechtstreeks naar de ontvangendelanden wordt overgemaakt. Als begrotings-steun of ter ondersteuning van een bredesector als onderwijs in plaats van het tebestemmen voor projecten of diensten.Voorwaarde is wel dat het land serieus werkmaakt van goed bestuur. De behoeften enprioriteiten van de ontwikkelingslanden ophet gebied van armoedebestrijding moetenleidend zijn, en niet de wensen van de do-norgemeenschap.

VERKLARING VAN PARIJS

Stadsverkeer in het hart van Dhaka, Bangladesh. Aanpak van verkeersinfarcten in megacities vermindert lokaleluchtverontreiniging en gezondheidklachten - en draagt bij aan vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.

Change MAART 2007 21

Page 22: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 22

Landbouw, milieu en bevolkingsgroeistaan in de regio synoniem voor strijd.‘Tachtig procent van de conflicten inRwanda, Burundi en delen van het oostenvan de Democratische Republiek Congo(DRC) zijn spanningen die gaan over land.De druk op de schaarse bodem is groot enis een van de oorzaken van de genocidein 1994,’ zegt Maresa Oosterman, werk-zaam op de Nederlandse ambassade in deRwandese hoofdstad Kigali. ‘Als de vrucht-bare grond onder je voeten wegspoelt,haal je ook de bodem weg voor stabiliteit.Wil de regio vooruit kunnen, zal de pro-ductiviteit van het land omhoog moeten.Geboortebeperking is onbespreekbaaromdat de ene etnische groep sterker wilzijn dan de andere, ook in getal. En meerland creëren gaat niet, want dat is er niet.’

Rwanda heeft hiertoe in 1995 een poginggedaan door tweederde van wildparkAkagera voor gebruik vrij te maken. Hetwas toen een onvruchtbaar gebied en gaatsteeds verder achteruit. In wat van hetpark over is, loopt vee dat alles kaal vreet,

en het intensieve gebruik put de bodemuit. Bovendien stroomt veertig procentvan het water voor Lake Victoria door ditgebied. Verdere aftakeling moet dus wor-den voorkomen.

De grond in de regio is uitgeput. Met dra-matische gevolgen: onzekerheid over devoedselvoorziening, armoede, verdereaftakeling van de grond, erosie en druk opomringende natuurgebieden. Oosterman:‘Waar gras is, graast vee, waar water is,wordt gevist. In de wildparken wordt ge-stroopt en illegaal gekapt. Biodiversiteit enwatervoorziening worden bedreigd. Omhet probleem aan te pakken, is gekekennaar de basis: het land weer vruchtbaarmaken.’

Hoge ambitiesHet antwoord lijkt te zijn gevonden inCATALIST (zie kader). Oosterman: ‘Hetproject is regionaal gericht, gaat overstabiliteit, landbouw, milieu, grensover-schrijdende handel en banen. Het kanhelpen de gevolgen van klimaatverande-

Overbevolking en te weinig grond. Een tijdbom, in Rwanda voorhet laatst afgegaan in 1994. Een drastische aanpak van de land-bouw kan zorgen voor stabiliteit – en volgende ontploffingenvoorkomen. Belangrijk gereedschap: kunstmest.DOOR BAUD SCHOENMAECKERS / FOTO’S: HELPAGE

LANDBOUW IN HET GROTE MEREN GEBIED

Kunstmest

ZWITSERS AFRIKARwanda, het Zwitserland van Afrika, ligtcentraal, in het gebied van de Grote Meren.Het is het land van duizend heuvels, waargorilla’s leven, waar wildparken en vulkanentoeristen trekken, waar de biodiversiteituniek is en ‘s werelds grootste rivieren, deKongo en de Nijl, hun water vandaan krijgen.Rwanda is het land waar de sociale eenheidgeen dorp is, maar ‘collines’; hevels met on-telbare pittoreske huisjes tegen de wandengebouwd. De mensen zijn er gesloten en net-jes en veel vrouwen roken er pijp. Rwandais ook het land dat de wereld kent van degenocide van 1994. Tussen de 800.000 enéén miljoen mensen werden in honderd da-gen afgeslacht door extremistische Hutu’s.Sinds 2001 is het rustig in het centraalAfrikaanse land – in oppervlakte driekwartNederland, acht miljoen inwoners, gelegentussen Oeganda, Burundi, Tanzania en de De-mocratische Republiek Congo. De Rwandesebevolking bestaat voor 84 procent uit Hutu’sen voor vijftien procent uit Tutsi’s – maarniemand weet dit zeker; officieel is het ver-boden dit onderscheid te maken.

voor vrede

RWANDA

Page 23: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 23

De grond in de heuvelrijke regio van het Grote Meren Gebied is uit-geput. Armoede, voedselonzeker-heid, werkeloosheid, instabiliteit, druk op omliggende natuurgebie-den zijn het gevolg.

Het land op de talloze hellingen wordt door duizenden kleine boeren verbouwd. Een fl inke re-genbui en alles spoelt weg - zowel de opbrengst als de vruchtbare bodemlagen. Door klimaatveran-dering nemen zware regens in aantal en hevigheid toe. Heldere stromen veranderen in moderrivie-ren, erosie zorgt voor een verdere degradatie van de grond.

Door gebruik te maken van kunst-mest wordt het beperkte land-bouwareaal in Rwanda optimaal benut waardoor de opbrengsten omhoog kunnen. De vrijkomende broeikasgasemissies (N2O, lach-gas) kunnen beperkt blijven als kunstmest in de juiste verhouding wordt gemixt met organische mest en in de juiste dosis wordt gebruikt. In het project CATALIST wordt erop gelet de bodem pre-cies te geven wat ze nodig heeft. Andere voorwaarden voor succes zijn goede voorichting, goede inkoop van de juiste stoffen, correct gebruik van voorgeschre-ven methodes en goede wet- en regelgeving.

Page 24: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 24

ring op te vangen, en roept verdere aan-tasting van de bossen en parken een halttoe. Het draagt bij aan beperking van heterger worden van het klimaatprobleemen voorkomt het verlies van een van de’watertorens’ voor het stroomgebied vanNijl en Kongo. Het lijkt ambitieus, maarwij denken dat dit project kans van slagenheeft door deze integrale aanpak.’En ‘wij’ is in dit geval niet alleen het Ne-derlandse Directoraat Generaal Interna-tionale Zaken (DGIS), maar veel (toekom-stige) partners (zie inzet Van lokale boerentot FAO).

Belangrijkste gereedschap is kunstmest.Henk Breman van IFDC: ‘In het gebied zijnveel, vaak zeer steile hellingen waar tradi-tionele landbouw op plaatsvindt – er zijndus geen terrassen; één regenbui en allesspoelt weg. De gemiddelde bedrijfsgroottein Rwanda is 0,75 hectare en van die grondmoeten vijf, zes mensen leven. Rwandagebruikt minder dan tien kilogram perhectare per jaar aan meststoffen. Dat isveel te weinig in verhouding tot wat degrond voor de stijgende bevolking moetopleveren. In jargon heet dit dat Rwandaéén van de negatiefste nutriëntenbalansen

ter wereld heeft.’ In de rest van Afrika ishet kunstmestgebruik gemiddeld veertigprocent hoger, wereldwijd een factor tien!

Bemesting is ook noodzakelijk omdat degrond organische stof verliest en watersteeds moeilijker wordt opgenomen enopgeslagen. ‘Met als gevolg dat het watervan de hellingen naar beneden gutst ende bovengrond meesleurt,’zegt de Rwan-dees Gaspard Ndagijimana, werkzaam opde Nederlandse ambassade. Boskap en

intensief gebruik van marginale grondenverergeren dit proces. Breman: ‘Geen rivierdie ik tot nu toe gezien heb is helder; erstroomt dunne modder door.’

Koolstofopname en zakkende merenHet halt toe roepen van verdergaande bo-demuitputting en milieudegradatie heefteen directe klimaatcomponent. In hetproject worden bomen aangeplant, wordthoutkap tegengegaan, landbouw produc-tiever, verschraalde bodem vruchtbaargemaakt. Meer bos en betere grond ne-men meer koolstof op; aanpassingen aanklimaatverandering zijn een versterking inhet tegengaan van het erger worden vanhet klimaatprobleem. Ndagijimana: ‘Inhet project zoeken we duurzame gewas-sen die bestendig zijn tegen klimaatveran-dering. Dit jaar bijvoorbeeld was de drogetijd maanden te lang in Rwanda. Daarnais er veel meer regen gevallen dan anders.Bodems moeten het water van intensere,korte regens beter vasthouden, en gewas-sen zullen hierop moeten worden afge-stemd. Wil je erosie voorkomen, zul je aanherbebossing moeten doen; bos voorkomterosie - en neemt koolstof op’.

Onderzocht wordt of de gedachte kloptdat het zakken van het waterpeil in demeren één van de gevolgen van klimaat-verandering in het Grote Meren Gebied is.Oosterman: ‘In het Kivumeer is het water-peil vier meter lager dan vijftien jaar gele-den. Lake Tanganyika dat de Kongo voedt,

is zover gezakt dat de haven van Bujum-bura, de hoofdstad van Burundi, niet lan-ger geschikt is voor grote schepen. LakeVictoria, dat de Nijl voedt en op zijn diep-ste punt maar zestig meter diep is, is ookmeters gezakt. De gevolgen voor de dertigmiljoen mensen die om het meer wonen,zijn enorm omdat ze er voor hun voedselen water van afhankelijk zijn. Ook de ge-volgen voor de watertoevoer van de Nijl ende Kongo zijn groot (zie inzet Watertorensen modderrivieren). We werken met de

Nijllanden, verenigd in het Nile Basin Ini-tiative (zie pagina 46) aan een programmahoe we hiermee moeten omgaan.’

Geen homogeen klimaatBreman heeft onlangs het projectcontractmet de Rwandese overheid ondertekend.‘Ik heb soortgelijke projecten opgezet inGhana en Mali. Daar duurde het meer daneen jaar om een overeenkomst met deregering te sluiten. Hier twee maanden.’Voor Oosterman het bewijs dat Rwandawil en hard werkt aan een stabiele toe-komst. ‘Maar een instabiel klimaat staatdit in de weg. Mensen in Rwanda hebbengeleerd om op het randje van overleven tebalanceren. Als oogsten mislukken dooreen veranderend klimaat, worden ze overdat randje geduwd. Niets nieuws, dit iszo in veel ontwikkelingslanden. Maar inRwanda kunnen dergelijke spanningen totgrote conflicten leiden.’

Breman: ‘Door klimaatverandering nemenin de regio de kansen op meer en zwaar-dere regens toe. Maar Rwanda en omrin-gende landen zijn qua klimaat niet homo-geen. Er zit zeker een factor drie tussen deregenval in de natste en in de droogste re-gio. Het is bijvoorbeeld moeilijk aardappe-len te verbouwen rond de vulkanen in hetdrielandenpunt Oeganda, Rwanda en DRCzonder gebruik van schimmelwerendepesticiden. Toenemende regen heeft dustotaal verschillende effecten in de geheleregio. Zeker is dat het moeilijk zal zijn van

VAN LOKALE BOEREN TOT FAODGIS is hoofdfinancier van CATALIST, Cata-lyzing Acceleration of Agricultural Intensifi-cation for Stability and Sustainability. Voorde periode 2006 – 2011 betaalt Nederlander 22 miljoen euro aan. Uitvoerder IFDC,International Center for Soil Fertility andAgricultural Development stopt er 1,5miljoen dollar in. Er wordt samengewerktmet lokale (boeren)organisaties, bedrijvenen NGO’s. Japan, the Clinton Foundation,Denemarken, Canada en België zijn erbijbetrokken, evenals de VN wereldvoedselor-ganisatie FAO (Food and Agriculture Organi-sation). Omdat het een regionaal probleembetreft, wordt samengewerkt met de GroteMeren Landen Rwanda, Tanzania, Burundi,Oeganda en DRC. Wageningen Universiteitonderzoekt onder andere de kwetsbaar-heid van het stroomgebied van de Nijl voorklimaatverandering en kijkt naar de aanpas-singsmogelijkheden van de economischesectoren en het waterbeheer.

Als de vruchtbare grond onder je voetenwegspoelt, slaat ook de bodem voor stabiliteit weg

Page 25: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 25

meer water te profiteren; wat een zegenzou kunnen zijn, wordt een last omdat al-les wegspoelt.’

Als CATALIST op de rails staat, zal door hetgebruik van kunstmest de landbouwop-brengst stijgen. Voor de boeren moet deproductiviteit tussen 2006 en 2012 metzestig procent omhoog. Aangezien hetgeen giften betreft, maar om eigen inves-teringen gaat, kunnen steeds meer boerenmeedoen. Breman verwacht een grotetoeloop als ze zien dat die investeringenzich ruim terugbetalen. Hierdoor stijgthun inkomen – mits er voldoende afzetis. Oosterman: ‘Daarom willen we in hetproject goede afzetmarkten creëren ennieuwe zoeken.’

Voedselgiften en importen zullen plaats-maken voor nationale en regionale pro-ductie. Breman: ‘Samenwerking tussen delanden moet voor grotere concurrentie opde wereldmarkt zorgen. We gaan pratenmet Tanzania en Oeganda die economischgezonder zijn en waar vraag is naar land-bouwproducten en aanbod van kunst-mest.’

Niet alleen de boeren kunnen profijt heb-ben van het project, ook de parken. AlsCATALIST effect sorteert, brengt het eigenland voldoende voedsel op en hoeven deboeren en hun familie hiervoor niet meerde parken in te gaan. Dit vermindert dedruk - minder jacht, minder stropen, min-der aantasting van bos en dier. Gunstigook voor het behoud van de gorilla’s.De parken zijn van groot belang voor deregio – en daarbuiten. Naast de grote bio-diversiteit, zijn de parken nat en hebben

ze de functie van watertoren voor de Nijlen de Congo.

Bevolkingsgroeidruk verlagendHeikel onderwerp is overbevolking. Meteen jaarlijkse bevolkingsgroei van rondde drie procent wonen over vijftien jaarin Rwanda twaalf miljoen mensen, opeen plek die tweederde van Nederlandis. Ndagijimana: ‘Het is weliswaar een

gevoelig issue, maar voor de regering isgeboortebeperking geen onderwerp datspeelt. HIV, Aids, voorkomen van conflic-ten – waaronder dit project – deze on-derwerpen spelen. Toekomstvisie van deregering is zorgen dat de welvaart van deboeren toeneemt door hogere landbouw-opbrengsten. Dat rond 2020 de helft vande bevolking in andere sectoren dan delandbouw werkt.’Oosterman: ‘Niet eenvoudig voor een landzonder zeehaven, zonder veel bodem-schatten. Gedacht wordt aan de diensten-sector, de IT-sector. Het land is tweetaligwat een positieve rol kan spelen.’

Met CATALIST zal de bevolking niet af-nemen, het land niet toenemen, maarde opbrengst wel. Volgens Breman kande productiviteit van het land zeker ver-vijfvoudigd worden. En Oosterman steltdat overbevolking een probleem is vanontwikkeling. ‘Is er meer inkomen, stijgtde welvaart en zijn er meer mogelijkhedenvoor scholing, met name voor meisjes.Die willen en kunnen vaker kiezen voorminder kinderen. Met goede wil kan ditproject indirect bijdragen aan geboortebe-perking.’

Enigszins stichtelijk stelt ze dat ‘CATALISTprobeert rekening te houden met klimaat-verandering. Maar het is dweilen met dekraan open. De rijke landen moeten hunuitstoot drastisch verminderen, én zemoeten ontwikkelingslanden schadeloosstellen voor de extra kosten van adaptatie.Helaas is de realiteit dat Afrika veel van deklappen zelf op moet vangen en dat zelfsserieus onderzoek naar de gevolgen vanklimaatverandering in Afrika al teveel ge-vraagd is.’

WATERTORENSEN MODDERRIVIERENTachtig procent van de landbouw vindtplaats op hellingen, veel gronden zijn mar-ginaal. Het water kan niet worden vast-gehouden waardoor het land wegspoelt.Het gebied is de watervoorraad voor derivieren Nijl en Kongo en is daarmee éénvan de drie belangrijkste ‘watertorens vanAfrika’ - Lesotho en Ethiopië zijn de anderetwee grote. Door het landgebruik en hetveranderende klimaat is het gebied zijn op-slagcapaciteit aan het verliezen en wat eraan aanvoer is, is vervuild; de ooit helderestromen zijn veranderd in modderrivieren.Stroomafwaarts neemt de hoeveelheid wa-ter en de kwaliteit ervan af. Tegelijkertijdzullen door extremen op gezette tijden ge-bieden overstromen. Nieuwe brandhaardenvoor conflicten in een toch al kwetsbaargebied zullen ontstaan.

Page 26: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 26

Gaan advocaten het klimaatredden? De vraagstelling ispathetisch, maar het aantalklimaatrechtszaken stijgtgestaag. Het onderwerp doetde harten van gespecialiseerdejuristen sneller kloppen.Staat ons de juridisering vanhet broeikaseffect te wachten?DOOR HAN VAN DE WIEL / ILLUSTRATIE: COEN MULDER

Page 27: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 27

Amsterdam, 6 november 2006. De grote zaal in DeBalie, het hoofdstedelijke centrum voor cultuur enpolitiek, is voor de gelegenheid omgebouwd tot watmet een beetje goede wil een rechtszaal genoemd kanworden. Aan de orde is een zaak over klimaatschuld:als er klimaatverandering bestaat, wie is dan schul-dig? Kunnen staten en bedrijven aansprakelijk wor-den gesteld voor de aangerichte schade?

Die schade is aanzienlijk, zoveel is zeker. De hoogteervan is onlangs geschat door de voormalige vice-di-recteur van de Wereldbank, Nicholas Stern. Nu nietsdoen leidt in het ergste geval in 2050 tot een blijvendwereldwijd welvaartsverlies van 20 procent. Dat is hetslechte nieuws. Het goede nieuws is dat die schadeis te voorkomen door direct te beginnen jaarlijks eenprocent van het wereldwijde bruto nationaal productte besteden aan maatregelen tegen het broeikaseffect.

Klimaat binnen aansprakelijkheidsrechtIn De Balie komt de rechter van dienst, hoogleraarEuropees Recht Leigh Hancher, in haar uitspraak totde conclusie dat het causale verband tussen klimaat-verandering en het optreden van schade niet duidelijkis geworden, dat de eventuele schuld niet eenduidigbij een bepaald land of bedrijf is te leggen en datonduidelijk is wiens belangen eigenlijk in het gedingzijn. De gedaagden hebben dus gewonnen, ondermeer door een chaotisch verloop van de avond waar-in de tijd ontbreekt de argumenten te wegen. Maar opde slotvraag of dit soort rechtszaken tegen overhedenen bedrijven in de nabije toekomst succesvol kunnenzijn, antwoorden de rechter en haar twee assistentenbevestigend. Dat is misschien wel de opmerkelijksteuitspraak van de avond.

Eén van die assistenten is Geert van Calster, hoog-leraar Europees Milieu- en Energierecht aan de Ka-tholieke Universiteit van Leuven en Oxford. Behalvehoogleraar is hij ook codirecteur van het Instituutvoor Milieu- en Energierecht en werkzaam bij hetinternationale advocatenkantoor DLA Piper. Enkeleweken na het Balie-debat geeft hij telefonisch nadereuitleg.Volgens hem zal het moeilijk zijn een staat of bedrijfaan te pakken door de rechter, omdat de juridischekluwen ‘ongelooflijk’ is. In het klassieke aanspra-kelijkheidsrecht moet de eiser de schade bewijzen,aantonen wie de fout heeft begaan en vervolgenshet causale verband tussen schade en fout kunnen

Onontwarbare juridische kluwen maaktaanwijzen klimaatschuldige lastig

bewijzen. ‘De eerste moeilijkheid is aan te tonen dater schade optreedt door klimaatverandering. We zijndaarin dankzij de wetenschappelijke consensus vanhet IPCC wel een stuk verder dan vijf jaar geleden,toen er nog geen consensus bestond over de vraag ofer klimaatverandering optrad en wat daarin de rol vande mens was, maar de vraag is wel: wat is de schade?Dat het warmer wordt? Dat er meer overstromingenen stormen voorkomen? Dat het meer regent? Dat isnog niet evident aangetoond.’Schade-eisers kunnen zich beroepen op wetenschap-pelijke voorspellingen, waaruit blijkt dat de kans opoverstromingen is toegenomen en dat om die rede-nen dijken langs de kusten gebouwd moeten worden.Want wachten tot de voorspelling onomstotelijk isbewezen is onverantwoord. De economische schade– de bouw van dijken – kunnen ze verhalen op deaangeklaagden. Volgens Van Calster maakt een der-gelijke eis in landen met een Napoleontisch rechts-systeem (België, Frankrijk) weinig kans: de rechteraccepteert alleen spijkerharde bewijzen en, vooral,is er huiverig voor zich in de plaats van de regeringte stellen door al te voortvarende uitspraken te doenmet grote maatschappelijke gevolgen. In Angelsaksi-sche landen, die een zogeheten common law-systeemhanteren, neemt de rechter meer speelruimte en voeltzich minder geremd de autoriteiten tot de orde teroepen. Het Nederlandse systeem zit tussen de tweerechtssystemen in: het nieuw Burgerlijk Wetboekheeft begrippen als redelijkheid en billijkheid geïntro-duceerd als correctie op een te letterlijke uitleg van dewet door een rechter.

De volgende juridische hobbel is het aantonen wiein de fout is gegaan. Opzet of onachtzaamheid doen

daarbij niet ter zake: het aan-sprakelijkheidsrecht bestraftzowel opzettelijke fouten (illegalelozingen bijvoorbeeld) als on-achtzaamheid. In ‘klimaatzaken’

zijn globaal twee richtingen mogelijk: een staat voorde rechter dagen of een vervuilend bedrijf. Van Cal-ster: ‘Het probleem met een staat, bijvoorbeeld deVerenigde Staten, is dat die zich kan beroepen opde onzekerheid die er tot het midden van de jarennegentig bestond over het optreden van klimaatver-andering. Over de rol van mensen daarin was toen alhelemaal niks zeker. De VS kan ter verdediging vanzijn zaak ook naar voren brengen dat het nog maarde vraag is of het Kyoto-protocol de enige manier isom iets aan klimaatverandering te doen. Dat er betereinstrumenten bestaan, zoals meer onderzoek, meerontwikkeling van technologie – zeg maar: de weg diede regering-Bush heeft gekozen.’

Page 28: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 28

Een rechtszaak van de ene staat tegen de andere viahet Internationaal Hof van Justitie heeft volgens VanCalster ook weinig kans, omdat het verdrag waaropdit gerechtshof is gegrond gemakkelijk eenzijdig op-gezegd kan worden. ‘Als de VS onraad ruikt, zegt menhet verdrag op.’

Zwartepiet doorgevenBedrijven die voor de rechter worden gedaagd ‘zullende zwartepiet meteen doorschuiven naar de overheid.Zij zullen zich er op beroepen dat ze voldoen aan demilieuvergunning en dat hen daarin niks is opgelegdover de uitstoot van broeikasgassen. Ze zullen zeggendat de overheid de normen eerst maar eens in wettenmoet vastleggen.’

Van Calster schat de kansen strikt juridisch gesprokenniet hoog in. ‘Maar nu doet zich iets merkwaardigsvoor’, zegt hij. ‘In de VS hoef je vanwege het rechts-systeem juridisch gezien dus geen gelijk te hebbenom een rechtszaak te winnen. De kunst van de eisersis om het spel slim te spelen. Bijvoorbeeld door eenrechter te zoeken in een staat die bereid is om, on-danks het moeilijke juridische bewijs, een uitspraak tedoen tegen bedrijven of de overheid. Dit zoeken naareen ‘geschikte’ rechter heet forum shopping. Je moetdus niet te snel op een hoog federaal niveau uitko-men, want dan wordt de zaak dichtgetimmerd. Doorgunstige uitspraken van een lagere rechtbank begintde pr- en mediamachine op gang te komen. Op denduur worden bedrijven moe van de vele rechtszaken,ze zijn slecht voor hun imago en kosten handenvolgeld. Dan kan er een moment komen dat ze zeggen:goed, afgezien van het juridische gelijk gaan we bij-voorbeeld een Klimaatfonds oprichten voor ontwik-kelingslanden. Bij de zaken tegen de tabaksindustrieheb je gezien hoe het tij kan keren. Juridisch stondende tabaksbedrijven niet zo zwak, toch hebben ze hunaansprakelijkheid erkend.’Eind september 2006 daagde de staat Californië zesgrote Amerikaanse en Japanse autofabrikanten voorde rechter. In de aanklacht staat dat de miljoenenauto’s van General Motors, Ford, Chrysler, Honda,Toyota en Nissan grote hoeveelheden koolstofdioxideuitstoten. In Californië, de zesde economie ter wereld,is het autoverkeer verantwoordelijk voor meer daneenderde van de uitstoot van broeikasgassen. Califor-nië is kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatveran-

dering en besteedt miljoenen dollars klimaatschadehet hoofd te bieden. Het gaat om aanpassingen aande infrastructuur, het tegengaan van kusterosie, hetveiligstellen van zoetwatervoorraden, het bescher-men van bedreigde soorten. Californië wil de klimaat-schade die de auto’s veroorzaken op de zes fabrikan-ten verhalen. Een concreet schadebedrag noemt deaanklacht niet, maar volgens openbaar aanklager BillLockyer moet worden gedacht aan ‘honderden mil-joenen dollars’.Roda Verheyen van Climate Justice, een internationaleorganisatie die landen, organisaties en gemeenschap-pen attendeert op de mogelijkheden die het rechtbiedt klimaatverandering voor de rechter te brengen,is opgetogen over deze rechtszaak, die ze de ‘specta-

culairste tot nu toe’ noemt. ‘Dit is de eerstekeer dat er een schadebedrag wordt geëist.Aanvankelijk ging het vooral om het uit-oefenen van publieke pressie. Maar nu ersteeds meer wetenschappelijk bewijs komtdat klimaatverandering schade aanricht,komt er ook belangstelling vanuit bedreig-

de gemeenschappen. Hen gaat het niet om media-aandacht, maar om het voorkomen en herstellen vanschade. Dat maakt de Californië-zaak zo interessant.’

Uitspraak kan jaren durenHet proefschrift van de juriste Verheyen heet toe-passelijk Climate Damage and International Law.Verheyen: ‘Ik zie de wet als een instrument om dedruk te verhogen het juiste te doen. Het kan nog jarenduren voor er een definitieve uitspraak is, maar in hetAmerikaanse recht zijn tussenuitspraken mogelijk,bijvoorbeeld over de hardheid van het bewijsmate-riaal. Nu zetten de autofabrikanten de hakken in hetzand, maar als de kans groeit dat ze verliezen, zijn zewellicht bereid tot een deal. Als Californië wint, zijnde gevolgen enorm.’

Van Calster verwacht tussen nu en vijf jaar een juri-dische doorbraak. ‘Een uitspraak zal ook in Europagevolgen hebben, vanwege het simpele feit dat je temaken hebt met internationale bedrijven, die eencorporate beleid voeren van wereldwijd de zelfdenormen.’

Als regeringsleiders er niet in slagen een stevig in-ternationaal klimaatbeleid op poten te zetten, is hetrecht een gereedschap om het af te dwingen.

Californië wil klimaatschade dieauto’s veroorzaken, verhalen op zesautofabrikanten

Page 29: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 29

Miljoenen mensen zijn afhankelijk van de 4200 kilometer lange rivier Niger. Door ont-bossing, bodemerosie en klimaatverandering verzandt de rivier. Experts beweren de opruk-kende woestijn te kunnen bedwingen.In het begin van de jaren negentig vingen vissers nog vijftig kilo vis in een uur, zegt Lan-ciné Camara, die een groep van driehonderd vissers vertegenwoordigt. ‘Nu hebben ze na een hele nacht werk nog niet eens een kwart daarvan gevangen’. Ruim 210.000 vierkante kilometer land ondervindt de gevolgen van de verzanding van de rivier en bedreigen het levensonderhoud van 110 miljoen mensen. Tot 1970 viel jaarlijks gemiddeld vijftig mil-limeter regen in het noordelijke stroomgebied van de Niger. In de natte seizoenen viel in het

zuiden meer dan 4.000 millimeter. Nu valt er respectievelijk nog maar 30 millimeter en 375 millimeter. Volgens Nigerse wetenschappers kan de op-rukkende woestijn (met jaarlijks zes kilometer) worden tegengehouden. Ze hebben expertise opgedaan in de bestrijding van stuifzand. In projecten is verzanding in het stroomgebied van de rivier teruggedrongen, zijn nieuwe bomen aangeplant, zijn boeren vertrouwd ge-raakt met gewassen en technieken die water sparen en is de watervoorziening in afgelegen gebieden verbeterd. Volgens specialist Chris Reij van de Universiteit van Amsterdam is de hoop gerechtvaardigd. ‘Op het platteland zijn al jaren meer bomen dan mensen.’(bron: IPS)

kort

Nigerse strijd tegen verzanding

Jeremia Higuburundi slaagde er begin dit jaar niet meer in zijn zes kinderen te voeden. ‘We hebben nog één maal per dag’, zegt hij. ‘In de ochtend vechten de kinderen om de restjes.’ Tienduizenden gezinnen in Ngosi, in het noorden van Burundi delen het lot van Jeremia. In november plantten zij hun maïs, rijst en zoete aardappels, maar de ongewoon heftige regens en daarop volgende over-stromingen in januari vernielden tachtig procent van de aanplant. De velden rond Ngosi zijn veranderd in moerassen. Een volgende oogst is pas weer mogelijk in juni. De regering heeft de noodtoestand uitgeroepen.Bron: BBC News

Voedselcrisis in Burundi

‘Alle landen zijn kwetsbaar voor klimaatverandering, maar de armste landen en van die landen de armste bevolkingsgroepen zijn het meest kwetsbaar omdat ze de minste mogelijkheden hebben zich aan te pas-sen. Weersextremen zijn nu al een steeds grotere barrière bij armoedebestrijding en zullen dat nog meer worden. Onmiddellijke aandacht is nodig voor kleine eilandstaten en laaggelegen kustgebieden

die bloot staan aan stormen. Op de langere termijn moeten landbouw en watermanagement aan de beurt komen. In dit decennium krijgen waarschijnlijk meer dan drie miljard mensen in ontwikkelingslan-den te maken met rampen die gerelateerd zijn aan klimaatverandering. Ontwikkelingslanden worden tot twintig keer zo hard getroffen als rijkere landen.’Bob Watson, chief scientist Wereldbank

‘Drie miljard klimaatslachtoffers’

RO

N G

ILIN

G/L

INE

AIR

‘Extra geld voor aanpassing aan klimaatverandering is absoluut noodzakelijk voor ontwikke-lingslanden. De beste vorm van adaptatie is mitigatie, maar we hebben ook te maken met de kli-maatverandering die al niet meer te stoppen is.’Monique Barbut, chief executive offi cer van de

Global Environmental Facility (GEF)

‘ Niet meer te stoppen’

Page 30: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 30

Page 31: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 31

VIETNAM KIEST VOOR BIOGASDOOR HANS VAN DE VEEN / FOTO’S: BAS JONGERIUS

De Vietnamese overheid wil het gebruik vanbiogas stimuleren. De ontwikkelingsorganisatieSNV ondersteunt een programma waarbij gebruikwordt gemaakt van ervaringen die in Nepal zijnopgedaan. Daar produceren zestig lokale bedrij-ven biogasinstallaties en hebben kleine boerener meer dan 155.000 in gebruik genomen. Ruim11.000 mensen hebben werk aan het project.Nederland wil voor 2015 tien miljoen mensenvoorzien van moderne energie. Daarom vroeghet ministerie van Buitenlandse Zaken SNV hetNepalese programma uit te breiden. Behalve inNepal en Vietnam worden programma’s opgezetin Laos, Cambodja en Bangladesh

‘Weet je wat zo mooi is’, zegt Le Phu Ca als hij trots z’ntweepitsgaskomfoor toont, ‘ik kan tijdens het kokengewoon een wit shirt aanhouden. Vroeger werd altijd alleszwart van het roet.’ Naast de vervuiling leidt het gebruikvan hout en andere biomassa bij veel mensen tot ernstigeproblemen aan ogen en luchtwegen (bovenste foto links).

Metselaar Hoang Huu Ehinh heeft in de omgeving van deVietnamese hoofdstad Hanoi ruim duizend biogasinstal-laties gebouwd. Na een training zette hij z’n eigen bedrijfop. Inmiddels heeft hij twaalf man in dienst. De vraagnaar de installaties is groot, de wachttijd bedraagt zekereen maand. De put waarin de mest wordt vergast (inhoudtussen de 6 en 10 kubieke meter) wordt in twee dagengebouwd (onderste foto links).

De 37-jarige Hoang Thi Nga woont in een buitenwijkvan Hué en heeft sinds twee maanden een biogasinstal-latie. Ze is blij dat ze niet meer dagelijks hout hoeft tesprokkelen. Met een lening van de vrouwenbond kon ze devarkensstal bouwen en door biggen te verkopen kan ze delening afl ossen (bovenste foto rechts).

De installatie werkt al bij de uitwerpselen van vier, vijfvarkens. Met het gas kan een gezin koken en kan hettwee lichtpunten laten branden. Vaak wordt ook de wc opde installatie aangesloten. Om uit de armoede te komen,moet de sprong gemaakt worden naar zo’n twintig dieren.Met biogas wordt bespaard op kosten voor brandstof enkunstmest (foto rechts midden).

Dang Van Xuan gebruikt het gas behalve voor het kokenook voor de productie van rijstwijn. Een profi jtelijkehandel, die hem geld oplevert voor de aankoop vanfruitbomen. Met de recente droogte, zegt hij, verdroogdenveel bomen en groenten. Bij mij bleven ze het goed doen,omdat ik kon bemesten vanuit de biogasput (onderstefoto rechts).

Biogasprogramma een winnaar?Uit zevenhonderd inzendingen is het biogas-programma in Vietnam genomineerd voor deEnergy Globe Award 2006, de meest prestigieuzeinternationale onderscheiding op gebied vanenergie en milieu.

Change MAART 2007 31

Page 32: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

terbeheer en daarop gebaseerde plannenontbreekt aandacht voor klimaatrisico’s.

‘Voor de ontwikkelingswereld heeft kli-maatverandering geen prioriteit’, conclu-deert Henk van Schaik, coördinator vanhet Co-operative programme on Water andClimate (CPWC), waarvan Pavel Kabatwetenschappelijk directeur is. ‘Voor hengaat het vooral om de toegang tot drink-water en het verdelen van water tussende sectoren. Maar de klimaatwereld heeftinmiddels zoveel informatie vergaard overde risicovolle relatie tussen klimaatveran-dering en water, dat de watermensen uithun hok moeten komen.’

Omdat beide werelden met de ruggen te-gen elkaar stonden, organiseerde de voor-loper van het CPWC tussen 2001 en 2003een serie van achttien multi-stakeholderdialogen. Hierin stond de vraag centraalhoe waterbeheerders moeten omgaanmet de klimaatvariabiliteit van vandaagen de klimaatverandering van morgen. Dedialogen vonden op verschillende niveausplaats, van nationaal tot regionaal. Hetonderzoek was een van de hoofdthema’stijdens het derde Wereldwaterforum inKyoto (2003).

Bewustworden en bestendigen‘Dit was de fase van bewustmaking’, zegtVan Schaik. ‘De watersector was eigenlijkvan mening al genoeg te doen. Immers, watis waterbeheer anders dan omgaan metklimaatvariabiliteit. Daarom kozen we voorde dialoogvorm: de klimaatwetenschap-

GeenwoordenmaardadenDe waterwereld raakt doordrongen van de risico’svan klimaatverandering voor het halen van deMillenniumdoelen. Na de bewustwording is het tijdvoor daden: het klimaatbestendig maken van dewaterinfrastructuur. Dat tempo zou wat hoger kunnen.DOOR HAN VAN DE WIEL / FOTO: WETLANDS INTERNATIONAL

Het Nile Basin Initiative (opgericht in1999) is een forum van tien Nijl-landendat wil komen tot een rechtvaardige ver-deling van het Nijlwater. Nederland is eenvan de achttien partners van het initiatief.Een van de projecten ervan wil efficiëntwatergebruik in de landbouw stimulerenwaardoor voedselveiligheid in de regioverbeterd kan worden, minder water ge-bruikt en verspild wordt bij irrigatie en‘best practices’ in de landbouw wordenovergenomen.

NIJLWATER VERDELEN

‘Wij zijn bezig de Millenniumdoelen ge-blinddoekt uit te voeren.’ Pavel Kabat,als hoogleraar aardsysteemkunde enklimaathydrologie verbonden aan Wage-ningen Universiteit, kijkt veelbetekenend.‘Want het is toch op zijn zachtst gezegdmerkwaardig dat de Millenniumdoelenmet geen woord reppen over klimaatver-andering.’

Willen de Millenniumdoelen gehaald wor-den, hebben de minst ontwikkelde landenontwikkelingsgroeipercentages nodig diebeduidend hoger zijn dan de bevolkings-groei, die vaak rond de twee, drie procentper jaar ligt. Kabat heeft verontrustendecijfers. ‘In Mozambique leidden de groteoverstromingen van 1999 - 2000 tot eenforse vertraging van de groei: in 2000 wasde groei van het bruto nationaal product

1,6 procent. Dramatisch minder dan de7,5 procent van 1999 en de 13,9 procentvan 2001. Veranderende neerslagpatronenleiden in Ethiopië naar verwachting totveertig procent minder groei van het brutonationaal product (bnp) in de periode2003-2015. Voor Kenia is berekend dat degevolgen van La Niña en El Niño - die lei-den tot droogten en overstromingen (zieook pagina 6, (red.)) - de economie in dejaren 1997-2000 gemiddeld 22 procent vanhet bnp hebben gekost.’Niet alleen in de Millenniumdoelen ont-breken verwijzingen naar klimaatveran-dering. Tekenend is dat ook rapporten alshet UN World Water Development Report,de World Water Vision en het Human De-velopment Report de risico’s van klimaat-verandering niet klip en klaar noemen.Zelfs in het handboek voor integraal wa-

Change MAART 2007 32

Page 33: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

pers moesten in gesprek met de praktischewatersector. Onze boodschap is dat desector zich moet voorbereiden op weers-omstandigheden die we nog niet hebbenmeegemaakt. Klimaatkennis moet inte-graal onderdeel zijn van de planvorming.’

De klimaatwetenschappers staken dehand ook in eigen boezem. Van Schaik.‘De watersector kan niks met alleen langetermijn voorspellingen over het klimaat

en trends in de veranderingen. Er zijn ookoperationele seizoenvoorspellingen nodig.De watermensen willen weten hoe waar-schijnlijk het is dat er hittegolven voor-komen in het aanstaande zomerseizoenof in 2050. Of hoe waarschijnlijk droogte-periodes gedurende de zomer zullen zijn.Hoe waarschijnlijk extreme neerslag zalworden. Je ziet nu dat de waterbeheerdersdergelijke specifieke vragen stellen aande klimaatwetenschappers, en dat de kli-maatwetenschap hard op weg is ze te kun-nen beantwoorden. Dat is vooruitgang.’Met de informatie kunnen waterbeheer-ders, drinkwaterbedrijven, boeren en leve-ranciers van waterkracht tijdig hun maat-regelen treffen voor de korte (seizoen) ende langere (investeringen) termijn.

Voor zes maanden gewaarschuwdDe tijd lijkt nu dus rijp om waterbeheer enwaterinfrastructuur klimaatbestendig temaken. ‘Mainstreamen’ heet dat in jargon.Volgens Kabat bestaat deze klimaatbe-stendigheid uit het drastisch vergrotenvan wateropslagcapaciteit in erkende‘droogtelanden’. Kabat: ‘Voor Afrika moetje dan denken aan een niveau van twee-

duizend kubieke meter water per persoonper jaar.’ Zo ver is het in de meeste Afri-kaanse landen nog lang niet. Ethiopië zitvolgens een rapport van de Wereldbank op43 en Zuid-Afrika op 750 kubieke meter.Ter vergelijking: de Verenigde Staten heb-ben een buffercapaciteit van 6150 kubiekemeter per hoofd van de bevolking.In de meeste gevallen staan plannenhiervoor nog in de kinderschoenen. Zohebben de tien landen die samen het NileBasin Initiative vormen klimaatvariabili-teit op de agenda gezet. Kabat: ‘We hopendat het hoog genoeg is.’

Hier en daar gebeurt meer en met suc-ces. In noordoost Brazilië wordt sinds vijfjaar gewerkt met seizoensvoorspellingen.Kabat: ‘Het is een waarschuwingssysteemvoor zes maanden. Het Braziliaanse me-teorologische instituut behoort tot de we-reldtop en de voorspellingen zijn zo goed,dat de federale Braziliaanse regering er hetbeleid op afstemt, bijvoorbeeld door extragraan te importeren bij een te verwachtenextreme droogte. De regering vangt dusde risico’s op. De voorspelling zal vast eenkeer mis gaan en dan zal blijken of men-sen al dan niet het vertrouwen verliezen.’

Hoewel het klimaatbestendig maken vande waterinfrastructuur in ontwikkelings-landen in de kinderschoenen staat, wil datniet zeggen dat mensen lijdzaam afwach-ten tot regeringen en waterbeheerderseindelijk zover zijn.

Geboren aanpassersEén van de succesvolle lokale projectenom water te bufferen is het zanddammenproject in de Keniaanse provincie Kitui.Fulco Ludwig van CPWC: ‘Ondanks degrote droogte in Kenia is hier toch waterbeschikbaar door het toepassen van eeneeuwenoude watertechniek. Hierdoorhebben in Kitui circa honderdduizendmensen toegang tot drinkwater voormens, dier en irrigatie.’

Met steun van een lokale NGO, hebbenbewoners van Kitui vijfhonderd betonnendammen gebouwd in rivierbeddingen

die tijdens het droge seizoen droogvallen.Door erosie van de rivieroevers vormenzich tijdens de natte seizoenen zandban-ken. Het zand is in staat om grote hoeveel-heden water vast te houden (circa veertigprocent van zijn volume). Het opgeslagenwater wordt afgedekt om verdamping envervuiling te voorkomen. Met behulp vaneen pomp kunnen bewoners water op-pompen. Investeringskosten: 35 dollar perpersoon.Mensen zijn geboren aanpassers. In de Sa-hel is volgens Kabat sprake van ‘autonomeadaptatie’. Het neerslagpatroon is daar aleen jaar of tien flink aan het veranderen: ervallen minder vaak buien en als ze vallenzijn ze zwaarder. ‘Boeren spreiden het risi-co door bijvoorbeeld sorghum gedurendeeen langere tijd in te zaaien. Daarmee ver-groten ze de kans dat in ieder geval op eendeel van het perceel de oogst slaagt.’

Het mooiste, zegt Kabat, is een combinatievan dergelijke lokale kennis met coördina-tie door de centrale regeringen. ‘Maar aandat laatste ontbreekt het nog in Afrika.’

Een Ethiopiërheeft 43 kubiekemeter water perjaar tot zijnbeschikking,een Amerikaan6150

VEILIG GEVOELNiet alleen ontwikkelingslanden worste-len met adaptatie. ‘Nederlanders vertrou-wen blind op de overheid en de dijken’,zegt Fulco Ludwig. ‘Ik ben opgegroeidin een polder in de Randstad. We kekenaan tegen de dijk van de ringvaart, diehoger lag dan ons huis. Ik heb nooit eenonveilig gevoel gehad. Maar zelfs goededijken kunnen doorbreken, en dan wetenNederlanders niet wat ze moeten doen.Voor de Randstad bestaat geen evacua-tieplan, of het is geheim en dan heb je erniks aan.’

Pavel Kabat: ‘Geen enkel waterschap in-formeert de ingezetenen wat te doen bijcalamiteiten. Wat moet een bewoner vande Betuwe doen als de dijk doorbreekt?Waar moet hij naar toe? Hoe wordt voor-komen dat de evacuatie in een chaosontaardt? In een aantal landen, zoalsJapan, worden evacuatieplannen heel re-gelmatig geoefend. In Nederland nooit.’

Change MAART 2007 33

Page 34: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 34

interview

‘ Wereld ontbeertleiderschap’

November 2006 maakt Yvo de Boer zijn eerste Con-ference of the Parties mee als Executive Secretary vanhet United Nations Framework Convention on ClimateChange, UNFCCC. De resultaten van de twaalfde edi-tie van onderhandelingen over het Klimaatverdrag inNairobi waren matig (zie pagina 36). Yvo de Boer werder geprikkeld zijn uitdagingen verder uit te werken.

De Boer: ‘Ik heb er drie. De eerste is het herstellen vanhet vertrouwen van ontwikkelingslanden in industrie-landen en het Klimaatverdrag. Twee: de buitenwereldbinnenbrengen. Ik vind ‘klimaatland’ nogal incestu-eus; de onderhandelaars van de jaarlijks terugkerendeklimaatconferenties zijn slechts met elkaar bezig.Nieuwe ideeën moeten komen van onderzoekers, deWereldbank, het internationale energieagentschap,economen als Nicolas Stern. Maar zij zijn geen on-derdeel van de plenary sessions waar de beslissingenworden genomen. Hun inbreng wordt zijdelingsmeegenomen. En drie: het realiseren van toekomstigbeleid. Daar heb je leiderschap voor nodig en dat ont-breekt momenteel overal.’‘Sinds de komst van Al Gore en Bill Clinton naar Ne-derland eind 2006 heeft Balkenende klimaatveran-dering ontdekt. Dat is mooi, maar wat zien we ervanterug in concreet beleid? In de formatiebesprekingenvoor Balkenende IV staat milieu hoger op de agenda,maar ik ben benieuwd wat gerealiseerd gaat worden.Ook in de top van de VN heeft klimaat nooit échteen rol gespeeld. Ik ben bezig de nieuwe Secretaris

Generaal Ban Ki-moon zo ver te krijgen dat hij eeninternationale bijeenkomst van regeringsleiders orga-niseert over klimaat. Hij is in de positie om hen bijeente brengen en een mandaat vast te stellen dat uitstijgtboven de bevoegdheden van de mensen die nu de on-derhandelingen voeren.’

Waardoor is het vertrouwen van ontwikkelings-landen geschaad?‘Toen het Klimaatverdag in 1994 in werking trad, zijnkeiharde afspraken gemaakt over terugdringen vande uitstoot van broeikasgassen – mitigatie. Slechts zesindustrielanden zijn hun verplichtingen nagekomen.De toegezegde steun voor technologie en capaciteits-opbouw zich aan te passen aan klimaatverandering(adaptatie) blijft achter. En industrielanden proberenontwikkelingslanden te verleiden een reductiedoel-stelling voor broeikasgassen op zich te nemen.’

Is het vertrouwen te herstellen?‘Ja. In Nairobi heeft Kofi Annan het initiatief genomenvoor het Nairobi Framework. Dit is een programmaom ontwikkelingslanden bij het verder voorkomenvan en aanpassen aan klimaatverandering bij te staan.Afrika krijgt extra hulp met het CDM, het Clean Deve-lopment Mechanism (zie kader Kyoto Protoco). Aan-vraag voor CDM projecten is duur en zeer ingewik-keld. En de toewijzing is ongelijk, de meeste projectenzijn in Brazilië en China. In Afrika zijn er slechts vier.Dit Framework moet daar verandering in brengen.’

UNFCCCHet secretariaat vanhet United NationsFramework Con-vention on ClimateChange (UNFCCC) inBonn is het uitvoe-ringsorgaan van hetin 1994 in werkinggetreden Klimaatver-drag dat door 186landen is onderte-kend. Doel van hetverdrag is de concen-tratie broeikasgassenin de atmosfeer testabiliseren. Om ditte bereiken, onder-handelen de onder-tekenaars jaarlijksop VN klimaatbijeen-komsten, Conferenceof the Parties.

Het kost ontwikkelingslanden miljarden zich aan te passen aan klimaatverandering,‘maar geld is er niet voor.’ Yvo de Boer, hoofd van het klimaatbureau van de Verenig-de Naties, staat kritisch tegenover de internationale klimaatonderhandelaars ‘dievol wantrouwen zijn.’ Gesprek met een bijter op een hoge VN-post.DOOR BAUD SCHOENMAECKERS / FOTO: TONY KARUMBA (AFP)

Page 35: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 35

KLIMAATBAASOp 10 augustus 2006is Yvo de Boer door VNSecretaris GeneraalKofi Annan benoemdals Executive Secretaryvan de UNFCCC, hetklimaatbureau van deVerenigde Naties.

Als directeur Inter-nationale Zaken vanhet ministerie vanVROM (Milieu) heeftDe Boer een promi-nente rol gespeeld ininternationale milieu-onderhandelingen.Hij adviseerde milieu-minister Jan Pronktijdens de wereldtopvoor duurzame ontwik-keling in Johannesburgen het Nederlandsvoorzitterschap van deVN-Klimaatconferentie(2000). Hij was onder-handelaar namens deEuropese Unie bij deKlimaatconferentie inBuenos Aires. Dit jaarwas hij co-voorzittervan de VN Commissievoor Duurzame Ontwik-keling in New York.

Yvo de Boer (53), gebo-ren in Wenen als zoonvan een diplomaat isgewend te reizen. Doorde week woont hij inBonn, in het weekendmet vrouw en drie kin-deren in Den Haag.

Yvo de Boer spreektde pers toe na twaalfdagen vergaderen op17 november 2006 inNairobi.

Page 36: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 36

Ook is in Nairobi overeenstemming bereikt over debesturing van het Adaptatiefonds waaruit aanpas-singen in ontwikkelingslanden moeten wordenbetaald. Ontwikkelingslanden krijgen in het bestuureen meerderheidsstem dankzij het principe van éénland één stem. Geen overeenstemming is bereiktover het beheer van het fonds. Het Adaptatiefondswordt betaald door een heffing van twee procent opalle CDM projecten. De te verwachtte hoogte van hetadaptatiefonds is 300 miljoen dollar in 2012 - wat nietvoldoende is. Het feit dat het Adaptatiefonds op dit

moment over slechts drie miljoen dollarbeschikt, wijst er niet op dat er op kortetermijn grote projecten van de grondkomen. Zowel het CDM als het Adapta-tiefonds zijn onderdeel van het KyotoProtocol.

U noemde het internationale onder-handelingsproces verzuurd, volargwaan en wantrouwen...‘Ja, veel onderhandelaars zoeken achterelk idee een verborgen agenda en dub-bele bodem. Door de discussie hieroverte voeren, maken we een begin er door-heen te komen. Er moet ruimte komenvoor creativiteit. Die is te vinden dooranders te redeneren. Door uit te gaan vande adaptatie- en mitigatie behoefte vanontwikkelingslanden, en niet van ideeënvan industrielanden. Door te kijken hoeklimaatbeleid kan bijdragen aan de eco-nomische doelstellingen van ontwikke-lingslanden.’

Dat deze insteek werkt, laat het Develop-ment and Climate Project zien. Dit wil detegenstellingen tussen ‘noord en zuid’ inde internationale onderhandelingen ver-minderen door prioriteiten van ontwik-kelingslanden boven die van industrie-landen te stellen. De idee is dat minderpolarisatie tot betere ontwikkelingsre-

sultaten leidt. Activiteiten op gebied van armoede-bestrijding, energievoorziening en voedselzekerheidhebben vaak een positief bij-effect op het klimaat (zieook pagina 18).

Moet het systeem van klimaatonderhandelingenanders?‘…... Er is behoefte aan andere vaardigheden. Ik bengecharmeerd van het concept van de World TradeOrganisation, WTO. Daar wordt gesteld: ‘als jij voldoetaan bepaalde normen, krijg je toegang tot een aantal

baten’. Vertaal je dit naar klimaat, krijg je een systeemwaarbij ontwikkelingslanden aangeven wat hun plan-nen zijn om in hun energie- en emissiebehoefte tevoorzien en wat ze kunnen doen om hun emissies omte buigen. Voldoen de plannen, krijgen ze toegang totde middelen. Met het reductiebeleid in het westenmoeten we voor een grote kist geld zorgen – onder an-dere uit de opbrengsten via emissiehandel.’

De Boer ziet weinig in het huidige sanctioneringsy-steem van industrielanden. Hij haalt een uitspraakvan Jan Pronk aan toen hij minister van Milieu was:als Nederland de doelstellingen niet haalt, wie komtmij dan neerschieten? De Boer ziet meer in een belo-ningstructuur; maak je als industrieland je reductie-doelstellingen waar, krijg je toegang tot de internatio-nale emissiehandel.

In Nairobi gaf u twee voorbeelden van rampen.Dertig miljoen mensen rond het steeds droger wor-dende Victoriameer in centraal Afrika en klimaat-vluchtelingen in Azië. U stelde dat nu gehandeldmoet worden. De conferentie is onderdeel van eenlange termijn onderhandelingsproces, daar komengeen ‘actie nu’ resultaten uit.‘Dat klopt. Er komen geen adaptatie oplossingen voorkwetsbare gebieden. Daar is geen geld voor. Het iseen van de manco’s van het klimaat proces. Er zittenallemaal straatarme milieuministers aan de onder-handelingstafel terwijl de oplossing, in ieder gevalvoorlopig, uit de portemonnee van de ontwikkelings-samenwerkingministers moet komen. Maar ook daarloopt het stroef. Ik bespeur bij een aantal van hen, on-der andere bij die van Nederland, een terugtrekkendebeweging. Er wordt geroepen dat ontwikkelingsgeldniet mag worden gebruikt voor adaptatie omdat deaanleiding (klimaatverandering) door industrielandenis veroorzaakt.’

Is het Klimaatverdrag dan wel het juiste raamwerkom adaptatie te regelen?‘Ik denk van wel. Maar adaptatie in ontwikkelings-landen kost miljarden. Voor de korte termijn moetgekeken worden naar de begroting van ontwikkelings-samenwerking om maatregelen te nemen. Voor delange termijn moet er geld komen uit klimaatbeleid– die kist met geld waar ik het net over had. Ik zie mo-gelijkheden voor een geldstroom richting ontwikke-lingslanden ter grootte van 100 miljard dollar op jaar-basis. Te verkrijgen met het huidige klimaatregime.Het Adaptatiefonds wordt gevoed door een heffingop het CDM, die twee procent omhoog kan – dat iséén. Europa wil halverwege deze eeuw de uitstoot vanbroeikasgassen met zestig tot tachtig procent terug-

CONFEREREN VOORHET KLIMAATRond de zevenduizend deelne-mers waarvan duizend onderhan-delaars, waren op de twaalfdeconferentie van de partijen diehet Klimaatverdrag hebben on-dertekend - tevens de tweedebijeenkomst van de onderteke-naars van het Kyoto Protocol. Deuitkomst was matig. Er is eenovereenkomst over het Adaptatie-fonds. Maar niet over de hoeveel-heid geld dat in het fonds gestortmoet worden en wie het beheerervan gaat doen. Evenmin is over-eenstemming bereikt over eenopvolger van het Kyoto Protocoldat in 2012 afloopt. Afsprakenover Kyoto II zijn van groot belangvoor de handel in emissierech-ten, want als de verplichting voorreductie wegvalt, stort de marktvoor emissiehandel ineen. Posi-tief is de doelstelling dat emis-sies tegen 2050 met meer danvijftig procent moeten zijn terug-gebracht.

interview

Page 37: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 37

brengen, de helft daarvan zal worden gerealiseerd in ontwikkelingslanden omdat dat voordeliger is - twee. En drie: als na 2012 een ton CO2 tien dollar of meer waard is in de emissiehandel, heb je voldoende geld voor zowel het vergroenen van het energiebeleid in ontwikkelingslanden, als voor adaptatie.’

Hoe is ontwikkelingssamenwerking te prikkelen?‘Klimaat en ontwikkelingssamenwerking zijn twee volstrekt verschillende werelden. Ik was onlangs in Washington om bij de Global Environment Facilityover de uitkomsten van Nairobi te vertellen. Op het moment dat ik inhoudelijk inga op de relatie met ontwikkelingssamenwerking, kijkt het leeuwendeel van de aanwezigen me aan met van die ‘waar heeft ie het over’-ogen. Op de informele EU Milieuraad in Luxemburg heb ik de leden voorgehouden dat bij mij sterk de indruk bestaat dat ze niet weten hoe slecht hun delegatieleden op de hoogte zijn van de dossiers van ontwikkelingssamenwerking. Men was zich er wel van bewust, maar ja…. De Finnen hebben tijdens hun EU-voorzitterschap andere dan de vaste mensen van ontwikkelingssamenwerking laten onderhan-delen over de OS dossiers. Dit is een goede prikkel geweest.’

Andere stimulansen ziet hij in het benadrukken van de relatie tussen klimaatverandering en het behalen van de millennium ontwikkelingsdoelstellingen. De Boer: ‘Er liggen studies die aangeven dat deze doel-stellingen in gevaar komen door klimaatverandering, dat de kosten om ze te behalen hierdoor vele malen hoger uitvallen. Het tweede dat gedaan moet worden is nog duidelijker laten zien wat de relatie is tussen milieurampen en armoede. Als derde punt moet dui-delijker worden gemaakt de relatie tussen klimaatver-andering en politieke stabiliteit en instabiliteit. Me-vrouw Beckett, de Engelse minister van Buitenlandse Zaken heeft gezegd dat de oorlog in Soedan en de problemen in Darfur voor een deel hun bron hebben in klimaatproblemen: waterschaarste.’

De Boer voorziet mondiaal meer conflicten als gevolg van klimaatverandering. Minder sneeuw in de ber-gen van China betekent afname van de hoeveelheid smeltwater dat grote delen van het land voorziet van drinkwater - politieke instabiliteit kan het gevolg zijn. De Boer: ‘En verder: pak een potlood en trek een lijn op een wereldkaart waar de kust ligt als de zeespiegel een meter is gestegen. Kijk vervolgens hoeveel ‘klimi-granten’ je daarvan als gevolg krijgt. Ik vraag me zelfs af in hoeverre de Afrikanen die over die hekken in de Spaanse enclaves proberen te klimmen geen klimaat-vluchtelingen zijn.’

Is hier nog een rol voor de Verenigde Naties weggelegd?‘Ja. Ik heb zelf in Nairobi de krantenkop-pen gehaald door te zeggen dat ik tegen een fonds voor Afrika was. Ze hebben me wel correct geciteerd, maar de kop was natuurlijk veel te leuk! Ik heb gezegd dat ik liever geld zag gaan naar de bestaande VN-fondsen dan weer een lege bankre-kening te openen. Ik ben cynisch over het toenemende aantal fondsen, waar de schaarse middelen met elkaar concur-reren. Het allermooiste van het klimaatre-gime, is dat de vervuiler betaalt. Dus ook in het voorkomen van klimaatconflicten is een rol voor de VN weggelegd. Neem het Victoriameer dat bedreigd wordt. Dat is niet een regio waar je dertig miljoen vluchtelingen wil hebben. Het Nairobi Framework, gericht op adaptatie is juist hiervoor geschikt.’

Maak dat eens concreet – het opdro-gen van het Victoria meer is niet meer te voorkomen, hoe ziet u dertig miljoen mensen zich aanpassen?‘Kleinschalige projecten. We onderzoeken hoe we op kleine schaal in Afrika adap-tatieprojecten kunnen doen. Simpele en basale dingen zoals dammen bouwen om regenwater beter op te vangen en langer vast te houden. Boeren leren meerdere keren per jaar te oogsten, hen kennis laten maken met gewassen die minder water nodig hebben, of beter water vast kunnen houden.’

Voor hij naar Bonn terugkeert, werkt Yvo de Boer die dag nog twee vergaderingen en vier afspraken af - en loopt hij even binnen bij zijn vroegere secretaresse op het milieuministerie.

KYOTO PROTOCOLTijdens de derde VN-klimaatcon-ferentie in Kyoto in 1997 is de stabilisatiedoelstelling uit het Klimaatverdrag vertaald naar harde afspraken tussen industrie-landen: tussen 2008 en 2012 dringen zij de uitstoot van broei-kasgassen terug met gemiddeld 5,2 % ten opzichte van 1990. In het Kyoto Protocol is ook opge-nomen dat ontwikkelingslanden geen reductieverplichtingen hoe-ven aan te gaan. De instrumen-ten, ook wel Kyotomechanismen genoemd, zijn het gereedschap waarmee de industrielanden (op Amerika en Australië na, die wei-gerden het Protocol te ratificeren) hun doelstelling kunnen behalen. Eén ervan is het Clean Develop-ment Mechanism, CDM waarbij industrielanden investeren in duurzame ontwikkelingsprojecten in ontwikkelingslanden. In ruil hiervoor krijgen industrielanden een deel van de door de ontwik-kelingslanden gerealiseerde emissiereducties, uitgedrukt in CER’s, Certified Emission Reduc-tion – eenheden.

Page 38: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 38

Miljoenen ontwikkelings

In Bangladesh en Nepal zijn bestaandeén geplande bruggen niet hoog genoegom het wassende water van de smeltendegletsjers in de Himalaya in de toekomst teweerstaan. In Fiji verdwijnen de mangro-vebossen geheel, met grote gevolgen voorde visserij. De Nijl, levensader van Egypte,zou in de toekomst wel eens kunnen op-drogen. Geplande houtplantages in Uru-guay lopen uit op een fiasco omdat het ersteeds droger wordt. Zowel overheden als(particuliere) donoren houden nauwelijksrekening met natuurlijke veranderingendie volgens klimaatdeskundigen niet meerte vermijden zijn.

Het rapport Bridge over Troubled Water:Linking Climate Change and Developmentvan de Organisatie voor EconomischeSamenwerking en Ontwikkeling (OESO),uit 2005 liet zien welke ontwikkelingsacti-viteiten in zes landen gevoelig zijn voorklimaatverandering. Het bleek te gaan

Ontwikkelingsplannershouden te weinig rekeningmet lokale en regionalegevolgen van klimaatver-andering, blijkt uit onder-zoek. Moet het ontwikke-lingsbeleid op de helling?DOOR HANS VAN DE VEEN /

FOTO: ODD ANDERSEN (EPA/AFP)

Ontwikkeling toetsen op klimaatrisico’s

Een Zuidafrikaans reddingsteam haalt een manuit een boom even buiten de overstroomdeMozambikaanse stad Chibuto. Zowel in 2000als 2007 werd het land geteisterd dooroverstromingen. In 2007 was een half miljoenmensen gewaarschuwd hun woning te verlaten– de meesten bleven. Watermanagement, eenearly warning systeem en goede voorlichtingkunnen mensenlevens redden.

Page 39: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 39

euro’s weggegooid geldom een aanzienlijk deel van de hulp aande landen, bestemd is voor activiteitendie daarvoor gevoelig zijn. Dat geldt voorruim de helft van de hulpgelden richtingNepal, en voor een kwart ervan richtingTanzania. Voor de zes landen als geheelgeldt dat 1,5 miljard dollar aan hulp weleens weggegooid geld zou kunnen zijn.

Gebrek aan kennis en geld is volgensOESO-onderzoeker Shardul Agarwal een tesimpele verklaring waarom geen rekeningwordt gehouden met klimaatverandering.Agarwal: ‘Kennis over klimaat is bij veeloverheden geconcentreerd op milieuaf-delingen. Deze ontbreekt het vaak aaninvloed op meer beleidsbepalende secto-ren.’ Daarnaast reikt de tijdhorizon bij veelontwikkelingsactiviteiten niet verder daneen jaar of vijf, en is veel van de voorspel-de klimaatverandering nog niet zichtbaar.En zien is geloven. Logisch dat wordt ge-kozen voor de zichtbare noden van nu.

Om de gevolgen van klimaatveranderingte integreren in ontwikkelingsplannen, ishet volgens Agarwal nodig de informatieover toekomstige weersomstandighedenuit te werken naar sectoren en regio’s. Dekosten van niets doen dan wel adaptatiemoeten veel duidelijker in beeld wordengebracht. En er moeten instrumentenworden ontwikkeld om ontwikkelingsacti-viteiten te testen op klimaatrisico’s. ZoalsAgarwal stelt: ‘Milieueffectrapportagesbehoren tot de dagelijkse praktijk. Nu gaathet erom niet alleen de gevolgen van hetproject op het milieu in beeld te brengen,maar ook de effecten van het milieu op degeplande activiteiten.’

Eeuwenoude mechanismen werkenniet meerEen beperkte inventarisatie leert dat behal-ve landen als Groot-Brittannië en Neder-land en de Wereldbank weinig NGO’s zichmet klimaatadaptatie bezighouden. Er zijnwel losse projecten, maar integrale opname

in het beleid wordt hoogstens overwogen.‘We hebben een programma Disaster RiskManagement, en willen dat geleidelijk overde hele organisatie uitbreiden’, vertelt Li-lianne Ploumen, directeur internationaleprogramma’s bij ontwikkelingsorganisatieCordaid. ‘Maar ik wil niet zeggen dat weklimaatverandering gaan integreren inal onze activiteiten, daarvoor is het tecomplex. Deels omdat we te weinig ken-nis hebben van wat er nu precies staat tegebeuren in specifieke regio’s, deels omdathet voor veel van onze partners nog geenprioriteit is.’

Voor een deel van de zuidelijke partnersspeelt het thema echter wel degelijk. Plou-men: ‘Wij kregen steeds vaker signalenvan mensen in kwetsbare gebieden dathun eeuwenoude mechanismen zich aante passen aan wisselende weersomstan-digheden niet meer voldoen. Memisa enMensen in Nood, die zich richten op ge-zondheidszorg en noodhulp, zijn betrok-ken bij een groot project in het zuiden vanEthiopië en in Kenya dat nomadengroe-pen wil helpen weerbaarder te wordentegen de steeds vaker voorkomende drogeperioden.’Meer rekening houden met klimaatver-andering is ook een kwestie van geld,stelt Ploumen. Het maakt bijvoorbeeld debouw van woningen duurder. Samen metOxfam Novib en het Rode Kruis stuurdeCordaid een brief aan de politiek. Cen-trale boodschap: neem klimaatadaptatieserieus, niet alleen in eigen land maar ookin ontwikkelingslanden. En trek daar hetbenodigde geld voor uit.

Bij Oxfam Novib ‘is er een bewegingrichting klimaatbeleid’, meldt beleidsme-dewerker Bertrand Zagema. ‘We wordensteeds actiever op lobby- en bewustwor-dingsgebied en doen actief mee aan deHIER klimaatcampagne van de Postco-deloterij. We zijn nog niet zover dat we inkaart hebben gebracht wat klimaatver-

andering betekent voor onze activiteiten,maar het besef groeit dat we die kant opmoeten.’

Ramp of overlastHet internationale Rode Kruis is verder.Al in 2001, na de zesde internationalebijeenkomst van de ondertekenaars vanhet Klimaatverdrag in Nederland (CoP 6),werd besloten tot de oprichting van een

BRITS ACTIEPLANDe Britse regering speelt een actieverol in het internationale klimaatdebat.Premier Tony Blair zette hoogstpersoon-lijk klimaatverandering boven aan deagenda van de G8-bijeenkomst in 2005in het Schotse Gleneagles. Het Depart-ment for International Development(DfID), de Britse overheidsinstantie voorontwikkelingssamenwerking, brachtin juli 2006 een White Paper uit overarmoedebestrijding (Eliminating WorldPoverty), met uitgebreid aandacht voorklimaatadaptatie. Daarin doet DfIDeen aantal beloften. Zo wil het vanaf2008 alle eigen ontwikkelingsinspan-ningen toetsen op gevoeligheid voor kli-maatverandering. Het instrumentariumhiervoor moet met multilaterale ontwik-kelingsbanken als de Wereldbank wor-den ontwikkeld. Ook belooft de Britseregering samen met deze financiëleinstellingen, de EU en de VN ontwik-kelingslanden te helpen uitzoeken watklimaatverandering betekent voor huneconomische groei, armoedebestrijdingen de kwetsbaarheid voor natuurram-pen. Voor adaptatie wordt meer gelduitgetrokken. Van de gelden bestemdvoor hulpverlening bij natuurrampenzal in het vervolg minstens tien procentbestemd worden om in de toekomstrampen te voorkomen.Zie voor het hoofdstuk over klimaatverandering

in het White Paper www.dfi d.gov.uk/pubs/fi les/

whitepaper2006/wp2006section4.pdf

Page 40: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 40

internationaal Climate Centre. ‘Het werdsteeds duidelijker,’ zegt Madeleen Hel-mer, hoofd van het kantoor in Den Haag,‘dat de opwarming van de aarde groteinvloed zal hebben op het werk van onzeorganisatie. Miljoenen mensen, vooral inontwikkelingslanden, krijgen te makenmet overstromingen en droogtes, zwarestormen en de verspreiding van ziektesals malaria en dengue. Het Rode Kruis ende Rode Halve Maan zijn niet op risico’svoorbereid. Dit was de aanleiding tot deoprichting van het centrum.’

Helmer: ‘Het debat over klimaatverande-ring is kennisgestuurd. Er verschijnt hetene scenario na het andere. Uitvoerendeorganisaties kunnen daar niet zoveel mee,zij moeten snappen wat het voor hun landbetekent. En dan een actieprogrammaontwikkelen. Het gaat om de voorberei-ding op extremer weer. Met een beterwaarschuwingsysteem kun je een paar uurtijdwinst boeken, wat het verschil kan zijntussen een ramp of overlast.’Na proefprojecten in Nicaragua en Viet-nam begon het Climate Centre met hetprogramma Preparedness for ClimateChange, dat wordt gefinancierd door hetministerie van Buitenlandse Zaken/Ont-wikkelingssamenwerking. Nationale RodeKruis-organisaties kunnen zich aanmel-den voor het programma, dat bestaat uitvier stappen (van het organiseren van eenworkshop over de gevaren die het betref-fende land bedreigen tot het inhurenvan expertise voor de uitwerking van eenprogramma en opbouw van eigen deskun-digheid). Het programma kan in een jaarworden uitgevoerd. Er is ruimte om veer-tig organisaties op deze wijze te steunen;met twintig zijn al afspraken gemaakt.

Oorlog in Irak kost meerEr is veel enthousiasme om deel te nemenmaar het is moeilijk met onzekerhedente werken. Helmer: ‘We zijn altijd bezigons voor te bereiden op de laatste ramp.Mozambique werd in 2000 getroffen dooroverstromingen. Daar probeert men zichnu tegen te wapenen. Beter weten wat jete wachten staat is een grote uitdaging.’Begin 2007 treedt de Zambezi rivier weeruit zijn oevers. De overlast is groter dan

die in 2000 en tientallen mensen zijn doorhet water gedood. De regering van Mo-zambique heeft inwoners langs de groot-ste rivieren van het land opgeroepen wegte trekken. De ongeveer een half miljoenmensen, voornamelijk boeren wordt op dehoogte gesteld, maar zonder resultaat; zeweigeren hun land te verlaten.

Tussen de tien en veertig miljard dollarper jaar is volgens de Wereldbank nodigom de gevolgen van hogere temperatu-ren, veranderende neerslagpatronen enzwaardere stormen binnen de perken tehouden. Het cijfer komt uit InvestmentFramework for Clean Energy and Deve-lopment, dat de Bank op verzoek van deG8 heeft opgesteld. Ontwikkelingslandenzullen opdraaien voor het merendeel vandie kosten, omdat zij het kwetsbaarst zijnvoor klimaatverandering. Let wel: het ge-noemde bedrag staat los van de kosten dienodig zijn voor de overschakeling op scho-nere energie en ander maatregelen omverdere opwarming van de aarde te voor-komen (tussen de tien en tweehonderdmiljard dollar per jaar, afhankelijk vanhet gekozen stabilisatiedoel en tijdpad).Duizelingwekkende bedragen, hoewel be-trekkelijk in het licht van de vierhonderdmiljard dollar die de oorlog in Irak de VS alheeft gekost.

Om tot goede en kosteneffectieve adapta-tie te komen, moet volgens de Bank prio-riteit worden gegeven aan voorspellingenper land. Verder zijn nieuwe plannings- entoetsingsinstrumenten nodig, speciaalvoor het managen van water en anderenatuurlijke hulpbronnen. Landbouwmoet climate proof gemaakt worden dooreen nieuwe generatie droogte- en water-resistente zaden en gewassen te ontwik-kelen. Veel van de benodigde technologie

en kennis voor adaptatie is volgens hetInvestment Framework al beschikbaarof kan tegen relatief lage kosten wordenontwikkeld. Wel moet er flink geïnvesteerdworden in rampenopvang en waarschu-wingssystemen, gezien het voorspeldeextremere weer.

Meer informatie:

Lilianne Ploumen

[email protected]

tel: 070-3136405,

Madeleen Helmer

[email protected]

tel: 070-4455703

Bertram Zagema

[email protected]

tel: 070 3421787

DENEN LOPEN VOOROPHet Deense ministerie van Buiten-landse Zaken formuleerde een actie-programma Klimaat en Ontwikkeling.Doel hiervan is het integreren van degevolgen van klimaatverandering inontwikkelingsbeleid en het bieden vanondersteuning bij het ontwikkelen vaneen adaptatiebeleid. In drie partner-landen werden proefstudies gedaan.Op basis van die ervaringen wordtvia Deense ambassades een climatescreening tool kit uitgeprobeerd doorUNEP Riso, de VN-klimaatorganisatiedie in Kopenhagen is gevestigd. Hettestprogramma loopt tot 2008 (www.um.dk/da).In september 2006 hield hetzelfdeDeense ministerie samen met deWereldbank en de OESO een interna-tionale conferentie over Climate Resili-ent Development Strategies, waar delinks tussen klimaatverandering en deMillennium ontwikkelingsdoelen werdbesproken (http://uneprisoe.org/stra-tegies/index.htm). De conclusie wasdat rekening houden met klimaatver-andering kan helpen bij het realiserenvan de doelen, en tegelijkertijd dekwetsbaarheid van samenlevingenhelpt verminderen.

Met een goed waar-schuwingsysteem iseen paar uur tijdwinstte boeken. Dit kan hetverschil zijn tussen eenramp of overlast

Page 41: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 41

essay

In een ronde hut gevlochten van takkenliggen vier jonge mannen te doezelen. Hetlosse vlechtwerk laat elk zuchtje wind door. InTurkana zoeken mens en dier op het heetstvan de dag de schaduw op. Ook de vier jongeherders in de noordwestelijke provincie vanKenia. Zij hebben hun kamelen en geiteneven alleen gelaten. Het vee staat dicht op-een in de schaduw van enkele bomen langseen droge rivierbedding even buiten Lokitau-ng, een plaats niet ver van het jadegekleurdeTurkanameer.

Het landschap van Turkana bestaat uit eenwit uitgemergelde zandvlakte, ingeklemdtussen bergen en heuvelruggen. Bomen zijnschaars. In het barre landschap groeit al-leen een snelrijpende soort sorghum. Overallangs de hoofdwegen, veelal niet meer danplakkaten asfalt met zand ertussen, liggengrote zakken met houtskool. Automobilistenmet bestemming het zuidelijk deel van Ke-nia kopen de houtskool die hier beduidendgoedkoper is dan in de rest van het land. ‘Erheersen hier vaak droogten die onze dierendoden. Met houtskool kunnen we een beetjegeld verdienen’, vertelt een vrouw die langsde toegangsweg naar Lokitaung naast eenpaar grote zakken houtskool zit. Turkanarooien noodgedwongen hun schaarse bomen.

De bevolking heeft geld nodig om voedsel tekopen.Het noorden van Kenia, waar nog tal vanandere herdersvolken leven, is verwaarloosddoor de regering. Als iemand vanuit het noor-den naar de hoofdstad Nairobi gaat, wordtdat aangeduid als een reis naar “Kenia”.Noorderlingen hebben niet het gevoel erbij tehoren. Ontwikkelingsorganisaties zijn in deprovincie al net zo schaars als bomen. Tur-kana wordt gezien als een regio van slechtswegen met een bevolking, gevreesd om hetmeedogenloze optreden tijdens veedieverij,waaraan alle nomadenvolken zich schuldigmaken. De kerken en Dierenartsen zonderGrenzen behoren tot de zeldzame instantiesdie proberen te helpen. Zij hebben waterput-ten geslagen en zanddammen aangelegd. Diereservoirs vullen zich in de regenseizoenenals de doorgaans droogstaande rivieren aan-zwellen tot wilde stromen. De waterprojectenzorgen ervoor dat de bevolking niet van dedorst omkomt, maar het landschap blijft kaalen onvruchtbaar.

Zo was Turkana niet altijd. Een man in Loki-taung, te oud om met vee op zoek te gaannaar water en weidegronden, woont naast demiddelbare school en vertelt: ‘Mijn grootva-der vertelde hoe hij als kind in de acaciabos-

sen van Turkana speelde. Waar zijn al diebomen gebleven? Hebben we die allemaalopgebrand?’. De scholieren, vaak bij zijn hutin de hoop op verhalen uit de oude doos, we-ten de oplossing. ‘Iemand moet ons bomengeven om te planten langs de zanddammen.Bomen trekken regen aan. De wortels hou-den het zand bijeen zodat het minder stuiften als er meer bomen zijn, is het niet erg alswe af en toe kappen voor brandhout’, somteen jongen uit de vierde klas op.

Zo’n twintig jaar geleden bracht een Israëli-sche hulporganisatie met een beetje irrigatiefruitbomen tot bloei in Turkana. Om politiekeredenen ondermijnde de toenmalige Keni-aanse regering het project en de Israeliërsvertrokken. Maar het bewijs was geleverd datboomgaarden overleven kunnen. De GreenBelt Mouvement, de milieuorganisatie vande Keniaanse Nobelprijswinnares WangariMaathai, heeft enkele vrouwengroepen aan-gespoord om bomen te kweken. Maar dekleinschaligheid van de projecten zet weinigzoden aan de dijk en de zandwoestijn vanTurkana kruipt steeds meer zuidwaarts naarde vruchtbare heuvels van Kenia.

Ilona Eveleens is Afrika correspondent voor

de Geässocieerde Persdienst

Turkana, regio van slechts wegen met een bevolkingDOOR ILONA EVELEENS

Page 42: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

HET GROENE

De Coalition for Rainforest Nations heeft voor een doorbraak gezorgd: niet kappen van bosstaat op de agenda van het Klimaatverdrag. Dertig ontwikkelingslanden met tropische bos-sen hebben zich in de Coalition verenigd. Bosbehoud als economische drijfveer.

WETL

AN

DS

IN

TER

NATI

ON

AL

/ W

IM G

IES

EN

Change MAART 2007 42

Page 43: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 43

Brandende bossen, gekapte oerwouden. Wat rest iskale grond of nieuwe landbouwgebieden. Het is in-middels een bekend beeld. Zolang er geen prijskaartjehangt aan de in bomen opgeslagen CO2, zijn bossenvan waarde als timmerhout, weide of landbouwgrond.Daarom verdwijnen overal ter wereld bossen in raptempo en worden landen te weinig geprikkeld tot bos-behoud. Volgens de Engelse Minister of State Ian Pear-son, verdween er in de eerste zes jaar van de 21e eeuw7.3 miljoen hectare bos. Dat is elk jaar een gebied zogroot als Panama - ongeveer 80.000 vierkante kilo-meter, bijna twee keer de oppervlakte van Nederland.Verontrustend, om meerdere redenen. ‘Bossen biedenmens en dier beschutting, voedsel en schoon water’,zegt Bas Clabbers, senior beleidsmedewerker van hetMinisterie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.‘Ze fungeren als brandstofleverancier, gaan verwoes-tijning tegen en zorgen voor behoud van biodiversi-teit. Voor veel mensen heeft het oerwoud een religieu-ze betekenis en is het een bron voor ziektebestrijding.Naast de rol die ze spelen in het klimaatvraagstuk, zijner dus voldoende redenen om het tegengaan van ont-bossing op de agenda van de diverse internationaleverdragen te zetten – waaronder het Klimaatverdrag.’

Gelijke belangen, één doelOntbossing is de op een na grootste emissiebron vanbroeikasgassen - zij heeft alleen de warmte- en elektri-citeitopwekking nog voor zich. Zij is een grotere brondan de mondiale transportsector – maar lastig aan tepakken met de bestaande structuren en maatregelen.De 189 landen die zich in 1994 in het Klimaatverdraghebben verenigd om iets te doen tegen klimaatver-andering, waren het eens over de noodzaak van eenkrachtige aanpak. Die werd gevonden in het KyotoProtocol waarin bereidwilligheid werd geconcreti-

Twintig procent van de mondialeuitstoot van broeikasgassen komtvoor rekening van houtkap.Sinds mei 2005 pakt de Coalition

for Rainforest Nations ontbossingaan. Landen die hun bossen nietkappen, krijgen een fi nanciëlecompensatie – is het doel, nu deuitwerking nog.DOOR WILFRIED KOCKEN / FOTO’S: WETLANDS INTERNATIONAL

GOUDIllegale houtkap is een miljardenindustrie. Nederland importeert jaarlijksmeer dan een miljoen kuub illegaal gekapt hout uit Rusland, Indonesie,Centraal Afrika en het Amazonegebied. Op de foto’s: houtkap in Kalimantan.

Page 44: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 44

seerd met getallen. Clabbers: ‘De ondertekenaarservan hebben afgesproken tussen 2008 en 2012 de uit-stoot van broeikasgassen terug te dringen met gemid-deld 5,2 % ten opzichte van 1990.’ Een aardig begin.Het Kyoto Protocol voorziet echter niet in maatrege-len om ontbossing te compenseren. Bovendien heb-ben de VS, de grootste broeikasgasproducent, tot opde dag van vandaag het Protocol niet geratificeerd.

The Coalition for Rainforest Nations wil een stapverder in deze ‘krachtige aanpak’. De Coalition is eensamenwerkingsverband van ontwikkelingslandenmet tropische bossen. Zij richt zich op het enige alter-natief dat bossen kan behouden: niet kappen. In ruilhiervoor wil zij dat regeringen die hieraan meewerkeneen financiële vergoeding krijgen. Op die manier blijft

de CO2 die vrij zou komen bij houtkap, gebonden enlevert het voorkomen van ontbossing een bijdrageaan de emissiereductie van broeikasgassen. De Rain-forest Coalition is een initiatief van Papoea NieuwGuinea en Costa Rica.De eenduidigheid in doelstelling - ontbossing voor-komen – maakt de Coalition sterk. De samenwerkingtussen bossenlanden gaat over regio’s, grenzen enandere belangen heen en geeft de coalitie slagkracht.

Meer dan bijvoorbeeld regionale samenwerkingsver-banden van Afrikaanse of Aziatische landen waar deveelheid aan onderwerpen en vaak tegengestelde be-langen het bereiken van doelen belemmert.De Coalition heeft tijdens de VN Klimaatconferentiein Montreal (2005) de deelnemende landen van hetKlimaatverdrag officieel verzocht het voorkómenvan ontbossing mee te nemen in het terugdringenvan emissies. Dat verzoek is gehonoreerd en hetthema staat sindsdien op de agenda van hetKlimaatverdrag.Het initiatief geeft aan dat ontwikkelingslanden meergeïnteresseerd raken in de aanpak van klimaatveran-dering. En het biedt landen met bos de kans mee tedoen het klimaatvraagstuk op te lossen.

Afspraken makenEen van de instrumenten om de uitstoot van broei-kasgassen te compenseren, is het Clean DevelopmentMechanism (CDM). Hierbij kunnen industrielandeninvesteren in emissiereducerende projecten in ont-wikkelingslanden. Voorwaarde is dat de projectenduurzame ontwikkeling nastreven; economischegroei die rekening houdt met het milieu. Clabbers:‘Het merendeel van de CDM projecten is gericht op deenergiemarkt. Van deze projecten kan duidelijk wor-den aangegeven waar ze plaatsvinden. Bosaanleg valtwel onder de CDM-norm omdat aanplant nauwkeurigis te bepalen, maar voorkomen van kap niet. Het ideevan de Rainforest Coalition is om de eis van gebieds-afbakening achterwege te laten waardoor ontbossingzou kunnen worden gekwalificeerd als CDM.’Jos Cozijnsen is CO2-consultant bij internationale

Bij het kappen en verbranden van één enkeleboom van dertig centimeter dik en twaalfmeter hoog, komt net zoveel CO2 vrij als bij eenvliegreis van 7.500 kilometer

COALITION FORRAINFOREST NATIONSDe Rainforest Coalition telt momenteel26 deelnemende landen: Bolivia, Cen-traal Afrikaanse Republiek, Kameroen,Colombia, Costa Rica, DemocratischeRepubliek Congo, Dominikaanse Re-publiek, Ecuador, Fiji, Gabon, Ghana,Guatemala, Honduras, Indonesië, Kenia,Lesotho, Nicaragua, Nigeria, Panama,Papoea Nieuw Guinea, Peru, Samoa,Solomon Islands, Uganda en Vanuatu.De deelnemende landen vertegenwoor-digen de drie grootste regenwoudge-bieden ter wereld: het Amazonegebied,het Congo-bekken en Papoea NieuwGuinea.

LONGEN VAN DE WERELDBossen zijn de longen van de wereld.Volgens het principe van de fotosynthe-se kan een gemiddelde boom jaarlijks12 kilogram CO2 opnemen en voldoen-de zuurstof leveren voor een gezin vanvier personen. De CO2 die is opgeslagenin bomen en planten komt weer vrij inde atmosfeer bij houtkap, onder anderedoor verbranding. Om vast te kunnenstellen welke bijdrage ontbossing levertin de emissiereductie van CO2, is hetbelangrijk om veranderingen in bosge-bieden, zoals de bosdichtheid, goed inkaart te brengen.

Page 45: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 45

Volgens ’s werelds grootste natuur-beschermingsorganisatie, The NatureConservancy, ontvangen overhedenen bedrijfsleven jaarlijks rond de 10miljard dollar voor emissiereduce-rende projecten die voldoen aan devoorwaarden van de mondiale CO2

emissiemarkt.De organisatie heeft overal ter wereldprojecten die gezamenlijk de uitstootvan 17,5 miljoen ton CO2 voorkomen,wat gelijk staat aan de uitstoot van3,1 miljoen auto’s per jaar.

In het Midden-Amerikaanse Belizeheeft The Nature Conservancy eenproject lopen in de Rio Bravo Conser-vation and Management Area. In ditgebied van meer dan 60.000 hectarewordt door duurzaam bosbeheer deuitstoot voorkomen van 8,8 miljoenton CO2 voor de komende 40 jaar.Een aantal energieproducenten heeftreeds voor de eerste tien jaar van hetproject 5,6 miljoen dollar geïnves-teerd. Dit is het eerste project dat valtonder het US Initiative on Joint Imple-mentation.

RIO BRAVO CONSERVATION ANDMANAGEMENT AREA, BELIZE

KOOLSTOFDOLLARSEen rekenvoorbeeld maakt duidelijk dat nietkappen van bossen economisch voordeel ople-vert. In Bolivia is volgens de voedselorganisatievan de VN, de FAO de afgelopen vijf jaar ge-middeld 270.000 hectare bosgebied verlorengegaan. De hoeveelheid CO2 die in de boven-grondse biomassa van elke hectare bos is op-geslagen, bedraagt gemiddeld 67 ton. Dit komtvrij bij houtkap. Bij de huidige ontbossing komtin dit Zuid-Amerikaanse land jaarlijks ongeveer18 miljoen ton CO2 vrij. Als Bolivia dit gebiedniet zou kappen zou het land op de mondialeCO2 emissiemarkt 737 miljoen euro per jaarkunnen verdienen, uitgaande van een koers vanelf euro per ton vermeden CO2 uitstoot.

klimaatonderhandelingen, onder andere voor Envi-ronmental Defense: ‘Het was een gemis het voorko-men van tropische ontbossing niet onder het KyotoProtocol te laten vallen. Toen dit speelde, in 1997, washet te lastig voor Brazilië. Alleen het noemen van hetprobleem voelde Brazilië al als een claim op hun bos.De Braziliaanse regering kijkt nu gelukkig verder.’

Cozijnsen ziet geen heil in de koppeling van het voor-komen van ontbossing aan het CDM mechanisme datéén van de instrumenten is om de Kyoto-doelstel-lingen te halen. ‘Het moet apart in het Klimaatverdragkomen om verschillende redenen. Het voorkomenvan ontbossing maakt nationale afspraken nodig; eenCDM-achtige project-benadering is dus te beperkt.Ten tweede: CDM wordt pas na 2012 aangepast maarde Rainforest Coalition wil al in 2008 landen de kansgeven ontbossing terug te dringen. Dat botst. Boven-dien is het binnen het Kyoto Protocol nu ‘not done’om over verplichtingen voor ontwikkelingslanden tepraten. Het mooie van het voorstel van de Coalitionis dat zij het onder het ‘neutrale’ Klimaatverdrag wilplaatsen. Niet onbelangrijk: de VS zijn wel betrokkenbij het Klimaatverdrag, niet bij het Kyoto Protocol.Dus praten ze mee.’

Environmental Defense, een van ’s werelds grootstemilieuorganisaties die wetenschap, economie enwetgeving verenigt om oplossingen te zoeken voor demeest urgente milieuproblemen, ziet een afnemenderol van het CDM-mechanisme. Cozijnsen: ‘Landen alsChina, India, Mexico en Korea zouden niet langer metCDM gepaaid moeten worden. Het zijn opkomendeindustrielanden waarmee afspraken zouden moeten

worden gemaakt over energie-emissies. Ontbossingmoet je apart behandelen, niet in dat rijtje plaatsen.Als er een nieuwe set van afspraken voor na 2012komt, kan deze aanpak daarin worden meegenomen.’

Geld verdienen door niet te kappenYvo de Boer, de baas van het VN KlimaatbureauUNFCCC (zie ook pagina 34) vindt dat zowel vanuitmilieu oogpunt en biodiversiteit, als vanuit de betaal-baarheid van toekomstige reductiedoelstellingen bos-sen én het voorkomen van ontbossing een rol moetenspelen. De Boer: ‘Het is dwaasheid om bossen niet bijde klimaatonderhandelingen te betrekken. De vraag ishoe en wanneer dit kan. Als de wereld na 2012 verder-gaande reducties moet verwezenlijken, zullen we ookin financiële zin het tegengaan van ontbossing hardnodig hebben.’ Tegenover voorkomen van ontbos-sing moeten ter financiering klimaatkredieten staan.‘Daarom is het initiatief van de Coalition zo goed. Diebrengt het idee onder het huidige klimaatregime.’

Nederland kan zich goed vinden in de lijn die deRainforest Coalition heeft uitgezet. Maar het initiatiefwordt in de EU niet unaniem omarmd. Het politiekesignaal dat de Rainfoirest Coalition afgeeft is belang-rijk. Niet in de laatste plaats om de rijen te sluiten,maar vooral om verdere boskap te voorkomen.

Meer informatie:

www.rainforestcoalition.com

www.nature.org

www.environmentaldefense.org

www.emissierechten.nl

Page 46: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 46

Een brandendeDecember 2006: tijdens een bezoek aanDen Haag vraagt de gouverneur vanCentraal-Kalimantan Nederlandse steunbij de aanpak van dit niet meer te con-troleren probleem. Hij vraagt hulp bijhet opstellen van een masterplan voorduurzaam beheer van een gebied in zijnprovincie zo groot als een derde van Ne-derland; het gebied was in het verledenaangewezen voor grootschalige rijstver-bouw. Minister van Ardenne zegt techni-sche en financiële steun toe.Ook bij de begrotingsbehandeling van hetministerie van VROM komen de brandenaan de orde: per motie vraagt de TweedeKamer de regering zich in te spannende veenbossen zoals die in Kalimantanonder het Kyoto-klimaatverdrag te latenvallen. Als dat gebeurt, worden investe-ringen in de veenbossen aantrekkelijkomdat ze CO

2-credits opleveren voorlanden of bedrijven die daar behoefte aanhebben.

De toegenomen aandacht komt niet uit delucht vallen. Jaarlijks vernietigen brandenenorme gebieden van het Indonesischeeiland. Het afgelopen jaar was de situatiebijna even erg als in 1997 en 1998, toen 1,2miljoen hectare veen werd verwoest. In dieperiode was Indonesië volgens WetlandsInternational en Delft Hydraulics verant-woordelijk voor vijftien tot veertig procentvan de CO

2-uitstoot in de wereld. En nogaltijd zouden de Indonesische emissies opeen hoger peil liggen dan die van geïndu-strialiseerde landen als Rusland of India.Tijdens de Klimaattop in Nairobi in no-vember 2006 wees Wetlands Internationalop dit onderbelichte probleem; de NGOpleitte voor de creatie van een Global Peat-lands Fund, dat gefinancierd moet wordenuit publieke en private fondsen.

De rook veroorzaakt bovendien luchtver-vuiling in de regio (tot woede van de buur-landen), en zorgt voor grote economische

Oktober 2006: de vlucht van

minister Van Ardenne (Ontwik-

kelingssamenwerking) naar het

centrale deel van Kalimantan

wordt afgelast vanwege de

dikke rook. Na een urenlange

autorit bereikt zij alsnog haar

doel, een project om de jaar-

lijks terugkerende bos- en

veenbranden op het Indone-

sische eiland te stoppen. De

branden vernietigen natuur,

vervuilen de lucht en zijn een

grote bron van CO2-emissies.

DOOR HANS VAN DE VEEN

Na de branden

KALIMANTAN

WET

LAN

DS

IN

TER

NAT

ION

AL (

WI)

Page 47: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 47

kwestie

schade. De bevolking van Kalimantan enSumatra heeft het meest last van de bran-den en de vervuiling; dertig procent vande kinderen onder de vijf jaar lijdt er aanziekten aan de luchtwegen.

Brandopsporingsteams actief inde peatlandsAl in 2005 riep de Tweede Kamer de Ne-derlandse regering op tot actie. Dit leiddetot groen licht voor de investering van vijfmiljoen euro in twee jaar voor de bescher-ming en het herstel van enkele veengebie-den en bossen in Centraal-Kalimantan.Het Central Kalimantan Peatlands Projectwordt uitgevoerd door een consortium vanNGO’s (zie kader Partners).

PARTNERSHet consortium van NGO’s dat het Central Kalimantan Peatlands Project uitvoert bestaat uit:Wetlands International, WWF, CARE en BOS. Verder werken mee de provinciale overheid vanKalimantan en de universiteit van Palangkaraya. De leiding is in handen van het hoofdkantoorvan Wetlands International in Wageningen, dat al een soortgelijk project op Sumatra aanstuurt.

HET EINDE VAN HET VEEN?Grote delen van Zuidoost-Azië bestaan uitmoerasbossen. De vaak tien meter diepeveenlaag van de bossen bestaat uiteeuwenoude, slechts gedeeltelijk verganeplantenresten waarin grote hoeveelhedenCO2 ligt opgeslagen. De veenbossen wordenmassaal gekapt of verbrand en omgevormdtot palmolieplantages. De grondenworden ontwaterd omdat voor de teelt vanpalmolie de bodem niet te nat mag zijn,bosbouwmachines niet gebruikt kunnenworden in de moerassen en de gekaptebomen via drainagekanalen kunnenworden afgevoerd. De ontwatering betekenthet einde van het veen omdat ze verdrogenen verteren. Deze processen wordenversterkt door de veenbranden, waarbijhonderdduizenden hectares gedegradeerdveen verbranden. De branden woeden langondergronds door in de dikke veenlagenen zijn moeilijk te bestrijden.

Inmiddels zijn de eerste brandopsporings-teams opgezet en is begonnen met deherbeplanting van verbrande gebieden.Deze maatregelen hebben echter alleenzin bij een structurele aanpak. Daartoemoet het waterpeil in de veengebiedenweer omhoog, zodat het veen niet meeruitdroogt en minder gemakkelijk brandt.De lokale overheid heeft samen met delokale bevolking drainagekanalen metdammen afgesloten. Projectleider MarcelSilvius: ‘Daar is weerstand tegen, omdatje een transportkanaal afsluit. Maar tus-sen twee dammen ontstaat een visvijver,en daarmee eten en inkomen. Dat kweektveel goodwill. De effecten van zijn zicht-baar; in de gebieden waar het waterpeil

omhoog gebracht is, zijn er minderbranden. De bevolking in het gebied wilnatuurlijk vooral dat hun levensstandaardverbetert. Daarom werkt het project nietalleen aan brandbestrijding en herstel vande hydrologie maar draagt het ook bij aanarmoedebestrijding.’

SatellietbeeldenEen van de grootste problemen bij hetstoppen van de branden op Kalimantan isde illegale houtkap, die plaatsvindt voorzowel de aanleg van plantages als voorlandbouwgrond. De bij het Peatland pro-ject betrokken NGO’s lobbyen voor eenprovinciebrede aanpak, en verwachtendaarbij veel van monitoring via satellieten.Het Wageningse bedrijf Sarvision kan metsatellietbeelden aantonen waar gekaptwordt. Filmpjes van de afgelopen zevenjaar laten zien dat de rode vlekken van degekapte gebieden steeds groter worden.De gouverneur van Kalimantan toont zicheen groot voorstander van gebruik van ditmonitoringsysteem: ‘Met deze gegevenszijn wij beter in staat snel op te treden ende branden te voorkomen.’

Meer informatie: www.wetlands.org/ckpp

MAR

CU

S S

ILVI

US

(W

I)M

ARC

US

SIL

VIU

S (

WI)

PETR

A M

EIJE

R (

WI)

Page 48: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 48

NATUUR ONDER DRUK

De zee vreet gestaag aan de Sundarbans. Dit moerassige, dichtbebostekustgebied op de grens van India en Bangladesh behoort tot de laatstebolwerken van de Bengaalse tijger. Door zeespiegelrijzing verliest hetdier de laaggelegen mangrovebossen als jachtterrein.DOOR MARION DE BOO

Help,de tijger verzuipt!

BANGLADESH

INDIA

Page 49: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 49

De Sundarbans zijn de grootste deltater wereld, gevormd door het slib vanrivieren als Ganges en Bramahputra.Mangrovebomen staan er op hoge, bi-zarre luchtwortels als stelten in zee. Hetmangrovebos dient als kraamkamer voortalloze vissen, garnalen, krabben en kreef-ten. Er leven krokodillen, cobra’s, pythons,enorme hagedissen, rivierhaaien enandere bijzondere beesten. Volgens satel-lietmetingen steeg de zeespiegel hier deafgelopen twintig jaar drie centimeter perjaar, sneller dan de gemiddelde stijging.Als de zeespiegel stijgt, slibt de delta, maarlang niet snel genoeg. Bovendien beukende hoge golven steeds harder op de kust,die dan afkalft. In twintig jaar tijd zijn alvier eilanden in de golven verdwenen,drie worden bedreigd en wellicht zal dekomende dertig jaar duizend vierkante ki-lometer van de Sundarbans verloren gaan.Daarmee betekent klimaatverandering degenadeklap voor de tijgers in het dichtbe-volkte eilandenrijk, waar illegale houtkap,stroperij en overbegrazing al hebbentoegeslagen. Meer dan de helft van demangrovebossen is gekapt voor landbouwen garnalenkweekvijvers voor de wes-terse exportmarkt. Stormvloeden dringensteeds dieper landinwaarts en bedreigende miljoenenstad Calcutta. De zeespiegel-rijzing brengt massale volksverhuizingenop gang en dat betekent nòg meer druk opde Bengaalse tijger.

ArmoedeagendaKlimaatverandering bedreigt niet alleende tijger. Als het poolijs smelt, zullen ijs-beren en pinguïns uit het poolgebied ver-dwijnen. Als het zeewater meer dan tweegraden opwarmt, sterft het koraalrif af. Ineen droger klimaat zal het regenwoud ver-dwijnen. ‘Bij Kuala Lumpur is een nieuwregenwoud aangelegd, een soort BurgersBush in de open lucht’, vertelt Hans Wes-sels, hoofd natuurlijke hulpbronnen enecosysteembeheer bij de Directie Milieuen Water (DMW) van het Ministerie vanBuitenlandse Zaken. ‘Maar wij hechten nueenmaal meer aan echte, oorspronkelijkenatuur. Niet voor niets heeft Nederlandhet Biodiversiteitsverdrag van Rio deJaneiro ondertekend. Verlies aan biodi-versiteit gaat gepaard met verlies aan na-

tuurlijke hulpbronnen. Als het warmer ofkouder wordt, of als het water stijgt, wor-den kleine boeren wereldwijd rechtstreeksin hun bestaan getroffen.’ Twintig jaargeleden stond Wessels in Colombia aan deoorsprong van enkele grote rivieren. ’Metmaar liefst twaalf meter regenval per jaarwas dat gebied oorspronkelijk kletsnat.Maar door boskap is het gebied vollediguitgedroogd. Door El Niño en La Niñaontstaan vergelijkbare effecten.’

Langs de evenaar in de oostelijke GroteOceaan wordt soms het normaal koelezeewater opgewarmd. Dit is van invloedop het weer in grote delen van de we-reld. Dit verschijnsel wordt El Niño (hetkerstkindje) genoemd, een benaming dievissers in Peru hebben gegeven. Zij be-doelen daarmee het warme water dat injanuari voor de kust van Peru verschijnten een eind maakt aan het visseizoen.Onregelmatig, maar gemiddeld eens in dedrie tot zeven jaar, leidt El Niño tot zo’nuitgebreide en sterke verwarming van hetoceaanwater dat de hele atmosfeer gedu-rende langere tijd erdoor wordt beïnvloed.La Niña is fysisch gezien het tegengesteldeeffect van El Niño.

NekslagDMW richt zich niet louter op natuur-beheer, maar op duurzaam gebruik enbescherming van natuurlijke hulpbron-nen. Milieu- en dus ook klimaatprojec-ten moeten bovendien bijdragen aanarmoedebestrijding. Veel projecten bijOntwikkelingssamenwerking hebben danook raakvlakken met klimaatveranderingen biodiversiteit. Zo wordt gewerkt aanduurzaam landgebruik en duurzaambosbeheer, vaak samen met de VN voed-sel- en landbouw organisatie FAO. In hetAmazonegebied draaien grote projectenin samenwerking met Duitse collega’s.Op het gebied van bossen en water wordtsamengewerkt met de International Unionfor the Conservation of Nature (IUCN) datinvesteert in natuurherstel van aangetastenevelwouden, tropische graslanden enwetlands. Voor kwetsbare ecosystemen diegebukt gaan onder houtkap, wateronttrek-king, overbegrazing en vervuiling is eensnelle klimaatverandering vaak de nek-

De uitkomsten van het grootstemilieuonderzoek ter wereld, het Mil-lennium Ecosystem Assessment,zijn alarmerend. Volgens het rapportis de invloed van de mens op denatuur groter dan ooit. ‘ We slagener in om 6,5 miljard mensen beterte voeden dan vier miljard mensendertig jaar geleden, maar ten kostevan biodiversiteit en ecosystemen,’zegt Rik Leemans, voorzitter van deresponses werkgroep en hoogleraarmilieusysteemanalyse in Wagenin-gen. ‘Hierdoor verbetert het welzijnvan meer mensen maar verslech-teren natuur en biodiversiteit. Hetrapport laat zien dat de toekomst inonze handen ligt. Duurzame ontwik-keling is mogelijk, maar alleen metgrote veranderingen in politiek, re-gelgeving, investeringen en gedrag.’Het milieuonderzoek is het grootsteooit: meer dan dertienhonderd we-tenschappers uit 95 landen werktener verdeeld over vier werkgroepengedurende vier jaar aan mee. Naastde werkgroep die over vervolgactiesging, was er een werkgroep die dehuidige situatie in kaart bracht eneentje die de toekomstscenario’s opeen rij zette. De vierde werkgroephield zich bezig met concrete regi-onale ontwikkelingen. Volgens Lee-mans was het rapport vernieuwendomdat niet louter met een natuurbe-schermingsbril werd gekeken. Er wasveel aandacht voor de relatie tussenecologische en economische ont-wikkelingen en voor samenwerkingtussen wetenschappers uit rijke enminder rijke landen.www.milleniumassessment.org

ALARMRAPPORT

slag. Het IUCN zet zich in voor robuuste,onderling verbonden ecosystemen, dieplanten- en diersoorten de gelegenheidgeven klimaatverandering te overleven.

Met Wageningen zijn partnerships ophet gebied van competing claims, ver-duurzaming van productieketens enbiodiversiteit. In tropenbosprojectenis behoud van biodiversiteit een sleu-

Page 50: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 50

telfactor. In Indonesië en Maleisië speeltde problematiek van de veenbossen. Dezebossen op natte veengrond worden inbrand gestoken om plaats te maken vooroliepalmen (zie pagina 40). Wessels: ‘Diebranden hebben effect op hun omgeving,alleen al vanwege de enorme rookontwik-keling en de CO2-uitstoot. Wij willen doorbeleidsbeïnvloeding bijdragen aan de op-lossing, we richten ons op bosbehoud eneventueel regeneratie.’In West-Kenia krijgt de extensieve veehou-derij steeds meer last van droogte. Daar-om experimenteert het ministerie met

de aanleg van dammetjes om regenwateren rivierwater langer vast te houden. Ditwater kan later als drinkwater of voor be-vloeiing worden gebruikt.

Natter of droger?Marc Sosef van de Wageningen Univer-siteit: ‘De gevolgen voor ecosystemen inontwikkelingslanden zijn niet duidelijken kunnen twee kanten opgaan. Strekenkunnen warmer en droger of juist warmeren natter worden, afhankelijk van veran-deringen in golfstromen. Als het warmerén natter wordt, zal het tropisch regenboszich misschien zelfs nog uitbreiden envanuit de dalen verder tegen de hellingenopkruipen, als er genoeg ruimte is. Uit his-torische pollenanalyses blijkt dat het ookin het grijze verleden zo is gegaan. Maar instreken waar het warmer en droger wordt,zal savanne of woestijn ontstaan.’Informatie over wat er precies gaande isen over welke soorten nu al uitstervendoor klimaatverandering, is volgens Sosefschaars. ‘We zien veranderingen, maar hetis moeilijk om de vinger achter de oorzaakte krijgen omdat de invloed van menselijklandgebruik zo ingrijpend is.’ Zo blijvenveel Afrikaanse savannen in stand, nietdoor gebrek aan regen, maar vooral door

menselijk beheer. Bewoners branden bo-men en struiken af om het terrein openen grazig te houden en jachtwild aan telokken. Als dit zou stoppen, zou het regen-woud zich waarschijnlijk verder uitbrei-den, blijkt uit onderzoek in Ivoorkust.

Sosef deed enkele jaren in Gabon langlo-pend vegetatieonderzoek. Vrijwel jaarlijkswordt een expeditie Wageningse onder-zoekers uitgestuurd om het soortenrijkeregenwoud te inventariseren voor hetproject Flora van Gabon. In Gabon zijnruim achtduizend vaatplanten bekend – in

Nederland veertienhonderd.Aan de hand van historisch kli-maatonderzoek toonde Sosefaan dat het areaal tropisch re-genbos in centraal Afrika in deijstijden kleiner moet zijn ge-weest, omdat het klimaat toendroger en misschien wel drieof vier graden koeler was dannu. Tropische soorten trokken

zich terug in kerngebieden, door biologenrefugia genoemd. Toen het klimaat war-mer en natter werd, hebben ze zich vandaaruit verspreid. Deze refugia zijn nogsteeds herkenbaar als hotspots van biodi-versiteit, bleek uit inventarisaties die Sosefen collega’s uitvoerden in samenwerkingmet natuurbeschermingsorganisatieszoals de Wildlife Conservation Society. In2002 besloot de Gabonese regering dezegebieden met zeer hoge biodiversiteit tebeschermen. Gabon kreeg een netwerkvan dertien nationale parken, tezamenzo’n tien procent van het landoppervlak.De gorilla’s, olifanten en chimpansees diehier leven, maken ecotoerisme tot eeninteressante nieuwe inkomstenbron. ‘Echteen succesverhaal voor de natuurbescher-ming’, aldus Mark Sosef.

Meer informatie:

Hans Wessels

[email protected]

tel. 070-3486203.

Marc Sosef

[email protected]

tel. 0317-483306

Rik Leemans

[email protected]

tel. 0317 484 919

Grutto’s, kemphanen, wintertalingenen purperreigers en andere “oer-Hollandse” broedvogels bivakkeren’s winters massaal in de vogelrijkewetlands rond het plaatsje Oursi inBurkina Faso. Vanwege hun grote na-tuurwaarden zijn deze wetlands in denoordelijke Sahel-zone internationaalerkend als zogenoemde Ramsar site.Door een droger wordend klimaatdreigen ze echter te verzanden. In eennatuurbeschermingsproject van deKlimaatcampagne HIER, gefinancierddoor de Nationale Postcode Loterij,werkt Vogelbescherming Nederland viaBirdlife International samen met coun-terpart Naturama uit Burkina Faso.Het gebied speelt een belangrijke rolin het levensonderhoud van de lokalebevolking, maar overexploitatie is nude belangrijkste bedreiging. Er wordtoverbevist, illegaal hout gekapt, teveelgejaagd en teveel water ontrokkenaan het gebied.Het project richt zich op het opzet-ten van een netwerk van vrijwillige‘wetlandwachten’ die in de gatenhouden welke activiteiten het gebiedbedreigen. Omdat zij in de omliggendedorpen wonen is er een directe koppe-ling tussen de gebruikers en bescher-mers van het gebied. Deze koppelingwordt benut voor gerichte voorlichtingaan bevolking en ondernemers overde noodzaak en mogelijkheden vannatuurbescherming. Daarnaast hou-den de wetlandwachten regelmatigewatervogeltellingen. Tenslotte wordtvoor het hele gebied een beheersplanopgesteld in samenspraak met zoveelmogelijk partijen, inclusief de lokaleoverheid. Er worden alternatieve eco-nomische activiteiten opgezet, zoalsbijenteelt en boomkwekerijen. Ookworden lesprogramma’s ontwikkeldvoor lokale scholen. Deze aanpak ver-vult een voorbeeldfunctie voor anderebedreigde wetlands in Burkina Faso.Zie www.vogelbescherming.nl en www.hier.nu

BURKINA FASO GAATWETLANDS BESCHERMEN

Afrikaanse savannen blijven instand doordat mensen bomen enstruiken verbranden om open ter-rein te krijgen. Stoppen ze daar-mee, breidt het regenwoud zichverder uit

Page 51: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Change MAART 2007 51

kort

RedactieBas Clabbers (LNV),Hayo Haanstra (LNV),Christine Pirenne (BZ),Hans van de Veen (BMO)

HoofdredactieBaud Schoenmaeckers

Aan dit nummer werkten meeMarion de Boo, Laura van denBrink, Ilona Eveleens, WilfriedKocken, Hans van de Veen,Han van de Wiel

Dit derde nummer van ChangeMagazine is mogelijk gemaaktdoor de ministeries van Buitenland-se Zaken, Directoraat Generaal In-ternationale Samenwerking en vanLandbouw, Natuur en Voedselkwa-liteit, Directie Platteland. Het wordtgratis verspreid in een oplage van5000 exemplaren.Meningen en standpunten in ditblad zijn niet per definitie die vanbeide ministeries.

colofon RedactieadresSynergos CommunicatiePostbus 51712000 CD [email protected]

NabestellingenVoor nabestellingen kunt u terecht [email protected] mvr.I.Klavert: 070 3785139,[email protected]

Dit themanummer van ChangeMagazine is gedrukt op Biotop,FSC gecertificeerd papier

‘We praten al lang over adaptatie, maar inTuvalu moet het eerste adaptatieproject nogvan de grond komen. Terwijl onze directetoekomst op het spel staat.’ Dit zei EneleSosene Sopoaga, ambassadeur van Tuvalubij de Verenigde Naties en vice-voorzitter vande Alliantie van Kleine Eilandstaten (Aosis).De regio kent de eerste klimaatvluchtelin-gen; de laaggelegen eilandstaten Vanuatuen Papoea-Nieuw-Guinea zijn begonnen methet verplaatsen van bevolkingsgroepen naarhoger gelegen delen.‘Adaptatieprojecten moeten helpen de kwets-baarheid van kleine eilandstaten tegenzeespiegelstijging te verkleinen en de al aan-gerichte schade te herstellen’, aldus SoseneSopoaga. Hij noemde het nieuwe adaptatie-fonds dat door de VN is ingesteld ‘een goede

eerste stap’, maar te klein qua omvang. Eenoplossing waar hij meer vertrouwen in heeft,is het creëren van een verzekeringsfondsvoor kleine eilandstaten, dat de financiëlegevolgen van klimaatverandering helpt op-vangen. Sosene Sopoaga sprak in februari inDen Haag op een door de UN University forPeace georganiseerde bijeenkomst over dekwetsbaarheid van laaggelegen eilanden endelta’s voor klimaatverandering.(HvdV)

AOSIS

Tuvalu wilverzekering

China wil een oppervlakte van 13,3miljoen hectare grond geschikt makenvoor bosbouw voor de productie vanbiomassa (ongeveer drie keer Neder-land). Nog onduidelijk is hoeveel biofu-el hiermee kan worden geproduceerd.Chinese energiecentrales draaien gro-tendeels op kool. Om de CO2-uitstooten de lokale luchtverontreiniging teverminderen, wordt gebruik van bio-massa aangemoedigd door subsidieste verlenen. China wil in 2010 tweemiljoen ton vloeibare biofuel per jaarproduceren en van twee gigawatt metbiomassa geproduceerde elektriciteitkomen tot 5,5 gigawatt. Een centralemet een capaciteit van 1 gigawatt kanongeveer een miljoen huishoudens vanstroom voorzien.

China13,3 miljoenhectare grondvoor biomassa

ZoutwaterlandbouwODE gebruikt in Mexico zout water voor de irrigatie van woestijngrond om zout-tolerante planten te kweken. Zoutwaterlandbouw zal een vlucht nemen doorklimaatverandering en een stijgende voedsel- en zoetwatervraag. Zij spaart zoetwater, maakt gebruik van onvruchtbare grond, creëert CO2 opnameputten en helplokale gemeenschappen.Meer informatie: www.oceandesertenterprise.com

EindredactieJaap Stam (de Volkskrant)Baud Schoenmaeckers(Synergos Communicatie)

VormgevingJacqueline ElichCoen MulderMonique Willemse

Lithografie en drukNederlof Repro, CruquiusBoom Planeta Graphics

Page 52: Change Magazine jaargang 3 nummer 1

Afknippen van bomen in Rajasthan, India. De takken worden gebruikt als kookbrandstof. Het voordeel van deze vorm van houtkap is dat de boom niet in zijn geheel geveld wordt. Het probleem wordt nijpend als teveel mensen zich op een beperkt aantal bomen werpt. In veel gevallen wordt van de takken houts-kool gemaakt. Dit biedt de mensen een bron van inkomsten. Efficiënt is het niet; voor de productie van een eenheid houtskool is ongeveer het dubbele aan hout nodig. FOTO: JOERG BOETHLING (LINEAIR)