brandgrens 1
DESCRIPTION
brandgrens rotterdamTRANSCRIPT
brandgrens Rotterdam 1930 | 2010
brandgrensRotterdam
1930 | 2010Atelier Brandgrens
Redactie Paul van de Laar en Koos Hage
Uitgeverij THOTH Bussum
5
Brandgrens Rotterdam 1930 | 2010
gaat niet over de oorlog en het bom-
bardement van Rotterdam van
14 mei 1940. Toch had het boek
zonder deze meest dramatische ge-
beurtenis in de stadsgeschiedenis
nooit gemaakt kunnen worden. Er is
een direct causaal verband tussen
bombardement en brandgrens, let-
terlijk de grens tussen het in mei
1940 verwoeste en het daarbuiten
gelegen gebied. De brandgrens is in
2006 officieel op kaart en inmiddels
ook in het straatbeeld vastgelegd.
Iedere wandelaar kan nu de brand-
grensroute lopen en volgt de marke-
ring bestaande uit grondarmaturen,
waarin vlammen, brandende pan-
den, het silhouet van een Heinkel-
bommenwerper en het beeld ‘De
verwoeste stad’ van Ossip Zadkine
zijn verwerkt. De term brandgrens
werd voor het eerst aangegeven op
de kaart van het ‘Basisplan herbouw
binnenstad Rotterdam’ uit 1946, het
officiële document voor de start van
de wederopbouw. Binnen de brand-
grens, het plangebied, verrees de
nieuwe moderne stad, die een groot
contrast vormt met het Rotterdam
van de jaren dertig. De brandgrens
is daarom meer dan een wederop-
bouwzone; de lijn is een cultuurhis-
torische as. Daarom laat dit boek
zich zonder overdrijving samenvat-
ten als: één lijn – twee steden, de
stad uit het interbellum en de mo-
derne stad die na 1945 is ontstaan.
Brandgrens Rotterdam is geen boek
over de geschiedenis van de weder-
opbouw. Het is evenmin een nostal-
gisch boek dat laat zien hoe mooi
het Rotterdam uit de jaren dertig
was. Dus geen plaatjesboek bedoeld
om alleen maar bij de oude stad te
‘lekkerbekken’ – zoals journalist Jan
Willem de Boer dat noemde.
Rotterdammers waren in de jaren
dertig wel zeer trots op hun stad.
Niet voor niets presenteerde
Rotterdam op de Wereldtentoon-
stelling van 1930 het diorama,
Nieuwe Waterweg, ontworpen door
Jaap Gidding (1887-1955), (zie
pag. 4). Het diorama hing in een
verdiepte ruimte van 22 bij 5 meter,
voorzien van gedecoreerde wanden
met wazige luchten die de weids-
heid van het haven- en zeegebied
accentueerden. Het doek was meer
dan een feitelijke reconstructie van
het havengebied. Het moest Rot-
terdams grootheid als havenstad
aan de zilveren Maas illustreren.
Nauwelijks was het diorama weer
opgerold en opgeborgen of de
wereld van scheepvaart en handel
stortte ineen en duizenden mensen
verloren hun baan. Het crisisspook
waarde rond in Rotterdam. Nadat
de crisis halverwege de jaren dertig
over zijn dieptepunt heen was,
kreeg de stad weer haar zelfvertrou-
wen terug. En dat uitte zich in een
grote bouwlust. Rotterdam werd
gedeeltelijk een omtimmerde stad
waarbinnen volop werd gesloopt en
vernieuwd. Ruim een jaar voor de
Duitse aanval op Nederland sprak
het Rotterdamsch Nieuwsblad van
‘Rotterdam wordt schuttingstad’.
Bij het Hofplein, de Leuvehaven,
Schiedamsesingel en Baan waren
meters schuttingen geplaatst. De
stad moest toen al worden klaarge-
stoomd voor een nieuwe toekomst
die vanwege de crisis was uitge-
steld. Zonder de ellende van de
Eerste Wereldoorlog en de hevige
depressies uit het interbellum was
Rotterdam vermoedelijk vóór 1940
al grotendeels in een verkeersstad
getransformeerd. Het verkeer was in
de transitostad de grootste aanjager
van het transformatieproces en bron
van vele klachten. Van de onvrede
over de vooroorlogse stad hebben
de regisseurs van de naoorlogse
stad dankbaar gebruik gemaakt.
Ze beloofden de Rotterdammers
een nieuwe stad. In het modernisti-
sche wederopbouwproza werden de
verworvenheden van de nieuwe stad
tot mythische proporties uitvergroot.
Pas 25 jaar na de wederopbouw was
de generatie die in de lege stad
opgroeide zo mondig geworden om
kritische kanttekeningen bij hun
stad te plaatsen.
In Brandgrens Rotterdam wordt de
brandgrens opgevat als een cultuur-
historische as, die zich leent om het
gewone leven in Rotterdam te
bestuderen. Niet zozeer om vanuit
een nostalgische blik naar de oude
vooroorlogse stad te kijken, maar
met de ogen van een tijdgenoot het
Rotterdam van de jaren dertig wan-
delend te ontdekken, zonder dat de
wandelaar het besef heeft dat het
bombardement van mei 1940 de
binnenstad zal verwoesten.
Uiteraard ervoeren de Rotterdam-
mers een oorlogsdreiging – voor-
beelden daarvan komen we in dit
boek tegen. Maar afgezien van
gemobiliseerde soldaten, schuilkel-
ders en hamsterverordeningen was
vrijwel iedereen ervan overtuigd dat
Nederland ook deze keer neutraal
bleef. De soldaten, misschien met
tegenzin, beschouwden het als een
oefening voor een oorlog waar zij
zelf hoogstwaarschijnlijk buiten zou-
den blijven. Zelfs toen de nazi’s
Oostenrijk hadden geannexeerd en
Polen waren binnengevallen, was
Rotterdam geen stad in oorlogs-
stemming. Door de brandgrens te
beschouwen als een culturele wan-
deling krijgen we inzicht in hoe
Rotterdammers leefden, woonden,
werkten, zich vermaakten etc. De
brandgrens is in die zin op te vatten
als een steekproef uit het vooroor-
logse Rotterdam, want de lijn biedt
een sociaal-culturele representatie-
ve dwarsdoorsnede van dit Rotter-
dam. Of het nu gaat om de kooplie-
den en makelaars uit de Waterstad,
de hossende zeelieden in de uit-
gaansbuurt bij de Schiedamsedijk,
de forensen bij het Hofplein, de vee-
marktbezoekers in Crooswijk of het
standsbewuste Kralingen: alle
Rotterdamse typen komen aan bod.
De wandeling begint op het
Willemsplein en volgt het tracé van
de brandgrens door de stad, om in
Kralingen weer bij de Maas uit te
komen. Hier houdt de brandgrens
op, maar de wandeling wordt ver-
volgd langs de rivier, de natuurlijke
begrenzing van de verwoeste stads-
driehoek, om ten slotte weer op het
Willemsplein uit te komen.
Brandgrens Rotterdam
6
Dit boek is het beste te beschouwen
als een ‘beeldpeinsboek’, een colla-
ge van cultuurhistorische beelden.
De beelden van de stad vormen het
hoofdmenu; de tekst bestaat uit
korte overpeinzingen, historische
aantekeningen en gedachten waar-
toe de beelden oproepen. Het histo-
risch onderzoek is zo opgezet dat de
wandelaar langs de brandgrens
door het oog van de camera kijkt en
in gedachten stills maakt. De virtue-
le wandelaar is een reconstructie;
hij heeft nooit bestaan, maar we
stellen hem voor als een bezoeker
die langs de lijn loopt en zijn waar-
nemingen in een soort eigentijdse
atlas vastlegt. Zijn verslaglegging
kan het beste worden gezien als een
egodocument van gereconstrueerde
beelden. De flaneur, een typische
figuur uit de moderne literatuur,
neemt de lezer mee langs de grens,
legt getuigenissen af van wat hij ziet
en stopt deze in zijn stadswandel-
boek. Het is een privéalbum van een
subjectieve waarnemer, dat we in
2010 hebben ontdekt, en dus geen
verslaglegging van een ‘objectieve’
stadshistoricus. Bij de keuze voor
de flaneur hebben we ons laten
inspireren door modern stadshisto-
risch onderzoek, waarvoor geldt dat
de visuele cultuur sterker op de
voorgrond is komen te staan.
Vanessa Schwartz’, Spectacular
Realities, en Guiliana Bruno’s Atlas
of emotion zijn belangrijke inspira-
tiebronnen voor deze ‘Rotterdamse
Atlas’.
Vrijwel elk boek heeft een inhouds-
opgave en Brandgrens Rotterdam
ook. Alleen zijn het hier de straten
die de volgorde bepalen. De lezer
treedt in de voetsporen van de fla-
neur en volgt hem langs de brand-
grens. De flaneur is een verslagge-
ver van het eigentijdse Rotterdam
en weet niet dat de stad in mei 1940
is vernietigd. In het eerste deel van
het boek staan de jaren dertig cen-
traal, waarvoor diverse steekjaren
zijn onderzocht. Het zwaartepunt
lag op 1934 en 1938. De belangrijk-
ste bronnen die hiervoor zijn ge-
bruikt zijn het beeldmateriaal (zie de
uitvoerige illustratieverantwoording,
pag. 316) en de gedigitaliseerde en
online beschikbare themawebsite
van het Rotterdamsch Nieuwsblad
(1929-1946), ontsloten door het
Gemeentearchief Rotterdam. Deze
database is gebruikt als het belang-
rijkste brondocument waaruit de fla-
neur kon putten. Tijdens zijn wande-
ling had hij deze krant binnen hand-
bereik en, tenzij anders vermeld,
zijn alle citaten uit het Rotter-
damsch Nieuwsblad afkomstig.
Het eerste deel is een reconstructie
en dat betekent dat niet altijd vol-
doende informatie beschikbaar was
en er moest worden geschipperd.
Het was de flaneur toegestaan om
van de route af te wijken, wanneer
zijn fantasie of zintuigen werden
geprikkeld door gebeurtenissen in
zijstraten die niet op de brandgrens
liggen. De spelregel was: als de
straat vanaf de brandgrens niet
meer te zien was, werd deze infor-
matie niet meegenomen. Bij de defi-
nitieve selectie van het beeldmate-
riaal werden de spelregels streng
gehanteerd. Daarnaast konden
sommige straten niet worden mee-
genomen omdat het aanbod (bron-
nen en beeldmateriaal) gering was.
Dat was bijvoorbeeld het geval in
Kralingen. Er was gewoon onvol-
doende materiaal beschikbaar van
de Kralingse woonstraten die ook op
de lijn liggen.
Om het besef van de culturele en
ruimtelijke dimensie van de stad in
het interbellum te versterken, zijn
historische kaarten opgenomen
waarop de brandgrens is ingete-
kend. Deze anachronistische recon-
structie biedt, naast verbeelding,
houvast om het historisch gegroeide
Rotterdam te duiden. De gerecon-
strueerde lijnen tonen dat de stads-
driehoek, die aan het einde van de
zeventiende eeuw zijn definitieve
vorm kreeg, pas na 1850 met de
grote stadsuitbreidingen werd over-
schreden. Voor die tijd was Rotter-
dam de provinciale koopmansstad
omringd door het niet-stedelijke
platteland. Tot ver in de jaren dertig
zal die nabijheid van het platteland
in het collectieve geheugen veran-
kerd zijn geweest. Dat geldt ook voor
de flaneur uit de jaren dertig die tij-
dens zijn wandeling de nabijheid
van het platteland letterlijk heeft
ervaren. Ten slotte ziet de lezer door
vergelijking van het twintigste-eeuw-
se litteken met de oudere polder-
grens dat het bombardement letter-
lijk de oude, sinds de middeleeuwen
ontstane, stadskern volledig heeft
verwoest.
De brandgrens is een lijn aan de
hand waarvan de cultuurgeschiede-
nis van twee steden kan worden ver-
teld. Daarom wordt de stad uit het
interbellum vergeleken met de stad
anno 2010. In het tweede deel
wordt de wandeling weer gemaakt,
nu met een videocamera waarvan
de stills wederom als een persoonlij-
ke selectie zijn te beschouwen. Voor
dit gedeelte is de route van de in
2006 vastgelegde brandgrens letter-
lijk gevolgd. De stills in het tweede
deel van het boek bieden zo een
beeldpeinsverhaal dat iedere
Rotterdammer zelf als inspiratiebron
kan gebruiken. De brandgrens 2010
toont waar de oude en nieuwe stad
in elkaar overgaan, waar de oude en
nieuwe structuur botsen. Fysieke
markeringspunten die niet alleen
stille getuigen zijn van wat op
14 mei 1940 is aangericht, maar
ook de recente veranderingen mar-
keren. Rotterdam bevindt zich na
65 jaar wederopbouw in een fase
waarin nieuwe stedenbouwkundige
denkbeelden en architectuurmodes
de ruimtelijke ordening herdefinië-
ren. De zichtbare grens is vervaagd
en de moderne stills presenteren
het beeld van een sociaal-culturele
as in transformatie. De beeldpeinzer
van 2010 heeft daarmee een calei-
doscopisch beeld van twee steden
langs dezelfde lijn.
Brandgrens Rotterdam is door een
multidisciplinair team van onderzoe-
kers, vormgevers, stadshistorici,
museumprofessionals, stedenbouw-
kundigen en andere deskundigen
samengesteld. We ondertekenen
daarom met Atelier Brandgrens.
Winifred Broeder
Joris Bruins
Claudi Cornaz
Koos Hage
Anton Hazenak
Mies van Jaarsveld
Paul van de Laar
Ernie Ruigrok van der Werven
Jos Stoopman
Judith Vos
Hans Werlemann
Youri Zomerdijk
Opzet en spelregels
01 Willemsplein
02 Willemskade
03 Westerstraat
04 Zalmhaven
05 Vasteland
06 Schiedamschedijk
07 Baan
08 Schiedamschesingel
09 Witte de Withstraat
10 Zwarte Paardenstraat
11 Binnenweg
12 Van Oldenbarneveltstraat
13 Mauritsstraat
14 Mauritsweg
15 Aert van Nesstraat
16 Kruiskade
17 Diergaarde
18 Stationsplein
19 Station Delftsche Poort
20 Schiekade
21 Teilingerstraat
22 Noordsingel
23 Rechter Rottekade
24 Linker Rottekade
25 Jonker Fransstraat
26 Hugo de Grootstraat
27 Veemarkt
28 Boezemsingel
29 Vredenoordlaan
30 Nieuwe Plantage
31 Schoutenstraat
32 Oostzeedijk
33 Oostplein
34 Maasstation
35 Admiraliteitskade
36 Lusthofstraat
37 Adamshofstraat
38 Oostzeedijk
39 Oosterkade
40 Haringvliet
41 Oudehaven
42 Wijnhaven
43 Boompjes
44 Leuvehaven
02
01
03
04
05
06
11
12
13
14
16
17
19
18
20
21
22
23 24
24
23
25
26
27
29
30
31
36
38
35
37
28
15
09
10
07
08
33
32
40
39
41
42
44
43
34
10
12
14
20
26
30
40
44
52
60
62
72
76
80
82
90
100
108
112
118
128
130
134
140
148
150
152
158
162
166
168
176
180
192
202
206
208
214
222
226
232
242
248
256
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
jaren dertig
268
269
270
271
272
273
274
275
276
277
278
279
280
281
282
283
284
286
288
290
291
292
293
294
295
296
297
298
299
300
301
302
303
304
305
306
307
308
309
310
311
312
313
314
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
p.
2010
Inhoudsopgave
11
WIL
LE
MS
PL
EIN
Die mooie Maas is voor het woon-
werkverkeer een barrière. Wie
naar Katendrecht gaat, kan wel de
Willemsbrug nemen, maar moet dan
nog een flink stuk lopen. Die brug is
bovendien te smal en niet berekend
op al dat oeververkeer. Rotterdam-
mers klagen daar al jaren over.
Sinds 1909 vaart er weer een pontje
vanaf de Willemskade, in afwachting
van een nieuwe oeververbinding.
Geduldige Rotterdammers, met of
zonder fiets, arbeiders, kantoorbe-
dienden, moeders met kinderen
wachten tot zij aan boord kunnen
stappen van de veerboot. De eerste
passagiers uit Katendrecht zetten al
voet aan wal. In ferme pas loopt een
man met zijn aktetas onder zijn arm
routinematig en geconcentreerd
naar zijn bestemming op de noorde-
lijke Maasoever. Vlakbij de opstap-
plaats bevindt zich het Museum
voor Land- en Volkenkunde en
Maritiem Museum Prins Hendrik.
Het is gehuisvest in een oogstrelend
pand in het Scheepvaartkwartier,
dat nog altijd meer weg heeft van
een achttiende-eeuwse koopmans-
stad dan van een jachtige transito-
stad. Het museum heeft “een rijke
verzameling die voor de algemeene
ontwikkeling van ons zoo nauw met
de koloniën verbonden volk van
onschatbare waarde is”.
Vanaf de Willemskade heb je niet
alleen een prachtig uitzicht op de
rivier, maar ook op de oceaansto-
mers van Rotterdams bekendste
maatschappij, de Holland-Amerika
Lijn (HAL). De Statendam is al enige
jaren in de vaart. De Nieuw Amster-
dam is Rotterdams nieuwe trots;
een machtig schip dat elke oceaan
de baas zal zijn. Nog voordat het
schip zijn maidentrip in 1938 begint,
is Rotterdam ervan overtuigd dat
deze koningin van de Maas de stad
definitief uit de crisis zal trekken.
Rotterdammers leven van de rivier,
dat is zonneklaar voor een ieder die
deze stad bezoekt en zich aan de
bedrijvigheid vergaapt. Je zou bijna
vergeten dat Rotterdam tot ver in de
negentiende eeuw voor de scheep-
vaart slecht bereikbaar was en de
toekomst er toen niet rooskleurig
uitzag. Dankzij de Nieuwe Waterweg
van waterstaatkundige Pieter
Caland beschikt de transitostad
sinds het einde van de negentiende
eeuw over de snelste vaarroute naar
zee; een ideale verbinding met het
Duitse achterland dat in reusachtig
tempo is geïndustrialiseerd.
Rotterdammers eren deze Zeeuw
met een monument. Zijn standbeeld
staat vanaf 1907 op de Coolsingel,
maar moet nu vanwege de verkeers-
doorbraak tussen het Van Hogen-
dorpplein en de Blaak verhuizen
naar de Veerkade, het pleintje naast
het museum. De Gemeentelijke
Technische Dienst heeft op het pla-
veisel in wit krijt de omtrek van de
nieuwe locatie van het monument
alvast gemarkeerd.
WIL
LE
MS
KA
DE
12
De Westerstraat wordt steeds meer
een kantoorstraat en de patriciërs-
huizen worden verbouwd tot kan-
toorvilla’s, zoals de Rotterdamsche
Verzeekerings Sociëteit die de voor-
malige woning van burgemeester
s’ Jacob in 1907 als bedrijfspand in
gebruik heeft genomen. De witte
boorden fietsen of lopen met hun
pakjes brood naar kantoor en
betrekken de werkplekken in kan-
toortuinen waar ze van negen tot vijf
de paperassen, facturen en verzeke-
ringspolissen voor hun patroons
gereedmaken. Het voormalige patri-
ciërshuis wordt opgetuigd met
moderne voorzieningen die voor het
moderne kantoorleven onmisbaar
zijn. De poliskamer met stencilma-
chines bevindt zich in een beneden-
ruimte. De elektriciteitsdraden ste-
ken door het geornamenteerde pla-
fond en moderne gloeilampen heb-
ben de kroonluchters vervangen.
Klerken in stofjassen bedienen
onder kunstlicht de machines die de
polissen in hoog tempo uitspuwen.
De Rotterdammer Ben Stroman
beschrijft in zijn roman Stad hoe het
moderne kantoorleven er aan toe
gaat. “De prikklokken registreeren
de tijdstippen van ieders komst.
Vóór de grote ronde klokken op
negen staan is binnen de glazen
wanden en rond de bruine, houten
bureaux en groene stalen lesse-
naars het leven begonnen. De
schrijfmachines beginnen hun rate-
ling. De telefoons klikken en bellen.
Het kantoor arbeidt.” De klerken
zitten aan lange tafels, de eerste
medewerker heeft een eigen bureau
en de chef zit achter glas en houdt
toezicht.
15
WE
ST
ER
ST
RA
AT
14
17
WESTERSTRAAT