bouwstenen voor een justitiestrategie · 2008-12-30 · auteursrecht in de informatiemaatschappij...
TRANSCRIPT
December 2001
mr dr E.J. Arkenbout
dr F. van Dijk
dr P.W. van Wijck
Auteursrecht
in de informatiemaatschappij
Bouwstenen voor een justitiestrategie
Ministerie van Justitie
Directie Wetgeving
Directie Algemene Justitiële Strategie
AUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ2
Inhoud
Managementsamenvatting pag. 3
1. Inleiding en probleemstelling pag. 9
2. Economische betekenis auteursrecht pag. 13
2.1 Informatie als publiek goed pag. 13
2.2 Uitwerking: het auteursrecht vanuit economische
invalshoek pag. 15
2.3 Informatie als ervaringsgoed pag. 16
2.4 Evenwicht in het auteursrecht: beginselen pag. 17
2.5 Evenwicht in het auteursrecht: feitelijke uitwerking pag. 17
3. Overzicht auteursrecht en verkenning van
vraagstukken pag. 19
3.1 Hoofdlijnen intellectuele eigendomsrecht en
toepassing daarvan pag. 19
3.1.1 Maker en werk pag. 19
3.1.2 Naburige rechten en databankrechten pag. 20
3.1.3 Wettelijke beperkingen pag. 20
3.1.4 De inhoud van de rechten pag. 21
3.1.5 Uitoefening van rechten pag. 22
3.1.6 Technische beveiliging pag. 24
3.2 Samenhang met andere rechtsgebieden pag. 24
3.2.1 Intellectuele eigendom pag. 24
3.2.2 Verband met andere gebieden pag. 26
3.2.3 Beleidsmatige en politieke verantwoordelijkheid pag. 26
3.3 Internationale inbedding van het auteursrecht pag. 27
3.3.1 Berner Conventie pag. 27
3.3.2 Internationale verdragen ter bescherming van
uitvoerende kunstenaars, fonogrammen-
producenten en omroeporganisaties;
Conventies van Rome en Genève pag. 28
3.3.3 TRIPs-verdrag pag. 28
3.3.4 WIPO-verdragen 1996 pag. 28
3.3.5 Europese regelgeving pag. 29
3.3.6 Non-discriminatie pag. 29
3.3.7 Speelruimte voor nationaal beleid pag. 30
3.4 Uitoefening van rechten en het toezicht daarop pag. 31
3.4.1 Collectief en individueel beheer van rechten pag. 31
3.4.2 Wettelijk verplicht collectief beheer pag. 31
3.4.3 Toezicht pag. 32
3.4.4 Overheidsbemoeienis bij afspraken tussen
rechthebbenden en gebruikers pag. 34
3.5 Handhaving van rechten pag. 35
3.6 Conclusies pag. 36
4. Maatschappelijke belangen pag. 37
4.1 Overzicht pag. 37
4.2 De deelmarkten van de auteursrechtindustrie pag. 39
4.2.1 Muziek pag. 39
4.2.2 Tekst pag. 42
4.2.3 Film en beeld pag. 43
4.2.4 Software pag. 45
4.3 Gezamenlijke kenmerken marktsegmenten pag. 47
4.4 Marktontwikkeling pag. 48
4.5 Actoren aan de vraagkant pag. 48
4.6 Conclusie pag. 49
5. Maatschappelijke trends pag. 51
5.1 Toenemende nadruk op bescherming van
investeringen pag. 51
5.2 Digitalisering/internet pag. 52
5.3 Internationalisering pag. 58
5.4 Toenemend belang van preventie van schendingen pag. 59
5.5 Groeiende behoefte aan competitief,
transparant en efficiënt collectief beheer pag. 60
5.6 Toenemende behoefte aan efficiënte
geschilbeslechting pag. 60
5.7 Toenemend belang van mededingingsaspecten
en consumentenbescherming pag. 61
5.8 Conclusies pag. 62
6. Toekomst auteursrecht pag. 63
6.1 Zwak DRM pag. 63
6.2 Sterk DRM pag. 64
6.3 Samenvatting pag. 66
7. Beleidsstrategieën pag. 69
7.1 Beleidsreactie op de scenario’s pag. 69
7.1.1 Zwak DRM: beleid ter bescherming van
rechthebbenden pag. 69
7.1.2 Sterk DRM: beleid ter bescherming van
gebruikers van informatie pag. 70
7.1.3 Algemene geldige beleidsstrategieën pag. 71
7.2 Beleidsstrategieën pag. 71
7.2.1 Wachten tot de race gelopen is pag. 71
7.2.2 Inzetten op sterk DRM pag. 72
7.2.3 Inzetten op zwak DRM pag. 72
7.2.4 Op twee paarden wedden pag. 73
8. Slotbeschouwing:
de keuze uit de beleidsstrategieën pag. 75
Bijlage 1 Overzicht van de interviews pag. 78
Bijlage 2 Aanbevelingen van het rapport
“The digital dilemma:
Intellectual property in the information age” pag. 79
Bouwstenen voor een justitiestrategie
Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Inleiding
Auteursrecht en naburige rechten, de regels inzake juridische
bescherming van informatie, spelen een zeer belangrijke rol bij de
toegang tot en beschikking over informatie. Ontwikkelingen in de
informatie- en communicatietechnologie roepen belangrijke vra-
gen op voor de toekomstige rol van het auteursrecht in de infor-
matiemaatschappij. De Bestuursraad van het Ministerie van
Justitie heeft ingestemd met een door Directie Wetgeving en
Directie Algemene Justitiële Strategie genomen initiatief om voor
het ministerie een lange termijn visie en strategie terzake van de
houdbaarheid en handhaafbaarheid van het auteursrecht te ont-
wikkelen. Het onderhavige rapport is het eerste resultaat van dit
project. Op basis van een inventarisatie van mogelijke ontwikke-
lingen en beleidsstrategieën om deze ontwikkelingen tegemoet te
treden, levert het rapport bouwstenen voor een justitiestrategie.
Karakter van informatie
Informatie heeft een aantal kenmerken waardoor het niet als
gewoon privaat goed op de markt kan worden verhandeld. Ten
eerste is het gebruik van informatie veelal niet of slechts in een
beperkte mate “rivaliserend”. Informatie kan op meerdere infor-
matiedragers worden opgeslagen, zonder dat daarmee afbreuk
aan die informatie wordt gedaan. Een consument heeft bijvoor-
beeld niet minder plezier van een door hem aangeschafte cd
omdat een andere consument ook een exemplaar van de desbe-
treffende cd aanschaft. Ten tweede kan moeilijker dan bij gewo-
ne goederen worden voorkomen dat anderen van de informatie
gebruik maken. De technische uitsluitbaarheid is beperkt. Zo kan
de cd eenvoudig gekopieerd en verspreid worden. Goederen die
worden gekenmerkt door non-rivaliteit en non-exclusiviteit
staan in de economie bekend als “publieke goederen”. Het
publiek-goed karakter is een klassiek argument voor enigerlei
vorm van overheidsbemoeienis met de voorziening van het goed
in kwestie.
De rol van het auteursrecht kan worden toegelicht aan de hand
van deze twee kenmerken van informatie. Bij afwezigheid van
technische en juridische bescherming van werken is het niet
mogelijk een prijs te vragen voor een werk die hoger is dan de
kosten van toe-eigening, in veel gevallen de kosten van kopiëren
en distribueren. Makers krijgen dan niet of nauwelijks een belo-
ning voor hun inspanningen. Wanneer de kosten van het creëren
van een werk niet kunnen worden terugverdiend, wordt het creë-
ren van werken ontmoedigd en wordt de maatschappelijke wel-
vaart geschaad. Met het oog hierop creëert het auteursrecht juri-
dische uitsluiting. Daardoor ontstaat wel een spanning met het
andere bovengenoemde aspect, namelijk de non-rivaliteit van
informatie. Vanuit dit gezichtspunt zou de toegang tot informatie
niet door hoge prijzen beperkt moeten worden, maar is het juist
optimaal informatie ter beschikking te stellen tegen een prijs die
gelijk is aan de (marginale) kosten van kopiëren en verspreiden.
Dus, terwijl vanuit het oogpunt van de creatie van werken een
hoog beschermingsniveau (en dus hoge prijzen) vereist is, is van-
uit het oogpunt van de verspreiding van informatie een laag
beschermingsniveau (dus lage prijzen) gewenst. Het dilemma is
dat zonder wettelijk monopolie te weinig informatie zal worden
geproduceerd, maar dat met een wettelijk monopolie te weinig
informatie zal worden gebruikt. Het auteursrecht kan gezien
worden als de poging van de wetgever om beide hoofdaspecten,
de productie en verspreiding van informatie, in evenwicht te
brengen, onder andere door de beperkingen op de rechten van
auteurs.
Evenwicht tussen productie en verspreiding
van informatie
Het auteursrecht geeft de maker (de auteur) het voor een rechter
afdwingbare recht om anderen te verbieden gebruik te maken
van zijn werk. Werken zijn voortbrengselen met een eigen, oor-
spronkelijk karakter, die het persoonlijk stempel van de maker
dragen. Boeken, films, cd’s, tekeningen en computerprogramma’s
zijn voorbeelden van voortbrengselen die onder het auteursrecht
kunnen vallen. Tegelijkertijd moet het werk worden onderschei-
den van de fysieke drager waarin het is belichaamd. Het auteurs-
recht beschermt namelijk de “immateriële schepping”, de infor-
matie en dus niet de informatiedrager. Bescherming bestaat
tegen “verveelvoudigen” (kopiëren, nadrukken, vertalen, bewer-
ken) en “openbaarmaken” (uitvoeren, uitzenden, verspreiden van
exemplaren, ter beschikking stellen op het Internet). Nauw ver-
want aan het auteursrecht zijn naburige rechten, aanspraken van
uitvoerende kunstenaars, fonogrammenproducenten, filmprodu-
centen, omroeporganisaties en databankproducenten op hun
“prestaties”. Deze groepen komen min of meer dezelfde rechten
toe als aan auteurs. Het maatschappelijk evenwicht komt tot
stand door het aanbrengen van wettelijke beperkingen op de
rechten, met het oog op bescherming van algemene belangen en
belangen van bepaalde groepen gebruikers, zoals onderwijs,
onderzoek, vrijheid van meningsuiting, behoud van cultureel erf-
goed, privacy, mededingingsbeleid, etc. Auteursrecht en naburi-
ge rechten, waarvoor de beleidsmatige en wetgevingsverant-
woordelijkheid berust bij het Ministerie van Justitie, zijn onder-
deel van het recht van de intellectuele eigendom, de regels inza-
ke bescherming van de “voortbrengselen der geest” waartoe ook
onder meer merkenrecht en octrooirecht behoren. Intellectueel
eigendom wordt mede beïnvloed door mededingingsrecht, aan-
3
Managementsamenvatting
sprakelijkheidsrecht, procesrecht, strafrecht en overeenkomsten-
recht. Auteursrecht en naburige rechten berusten voor een groot
deel op internationaal vastgelegde en door veel landen onder-
schreven regels, zoals de Berner Conventie, het TRIPs-verdrag en
EG-recht. Met name Europese richtlijnen hebben het laatste
decennium het auteursrecht een nieuw gezicht gegeven en heb-
ben het zwaartepunt van wetgeving verplaatst naar Brussel.
Markant voorbeeld daarvan is de recente EG-richtlijn inzake
auteursrecht in de informatiemaatschappij. Daarin komt een
belangrijk nieuw aspect van het auteursrecht aan de orde, name-
lijk de introductie van juridische bescherming tegen omzeiling
van technische beveiliging.
Van groot praktisch belang zijn regels inzake handhaving en uit-
oefening van rechten. Uitoefening van rechten geschiedt in de
praktijk in een aantal gevallen (zoals bij fotokopiëren, openbaar
muziekgebruik, uitlenen van beschermd materiaal door openbare
bibliotheken en het compenseren van schade door thuiskopiëren)
op door de overheid opgelegde collectieve wijze. Op dergelijk col-
lectief beheer bestaat, naast het algemene toezicht door de rechter
en de mededingingsautoriteit, bijzonder overheidstoezicht. Naast
die gevallen is er ook op tal van andere gebieden sprake van col-
lectieve uitoefening van rechten (zoals bij beeldend kunstenaars,
fotografen, uitgevers, schrijvers en journalisten), aangezien indivi-
duele uitoefening in die gevallen te bezwaarlijk, te ingewikkeld en
te kostbaar zou zijn, in veel gevallen ook voor gebruikers.
Handhaving betreft de wijze waarop tegen inbreuk wordt opgetre-
den, met verboden, schadevergoeding of zelfs geld- en gevange-
nisstraffen. In beginsel zijn rechthebbenden belast met (de civiel-
rechtelijke) handhaving; optreden door de overheid (strafrecht)
wordt in Nederland gezien als ultimum remedium. Strafrechtelijke
handhaving geschiedt in eerste instantie door de bijzondere
opsporingsdienst van de Buma/Stemra, waarvan de kosten op dit
moment worden gedragen door rechthebbenden. De herpositio-
nering van deze dienst, als gevolg van het kabinetsbeleid inzake
bijzondere opsporingsdiensten, is onderwerp van dit project.
Trends
Ten gevolge van technische en maatschappelijke ontwikkelingen
kan het evenwicht tussen productie en verspreiding van informa-
tie verschuiven. Er zijn verschillende ontwikkelingen gaande die
belangrijke implicaties hebben voor het auteursrecht:
• Het belang van bescherming van investeringen als ratio van
auteursrecht neemt toe, getuige onder meer de opkomst van
naburige rechten van onder meer fonogrammen-, film- en data-
bankproducenten;
• digitalisering en netwerkcommunicatie hebben groter kopieer-
gemak tot gevolg, leiden tot nieuwe producten en diensten,
maar bieden ook groeiende mogelijkheden voor technische
beveiliging en daarmee voor digital rights management (DRM);
• wetgeving en beleidsvorming vinden in toenemende mate op
internationaal niveau plaats, met name op het terrein van de
Europese Unie, getuige de recente richtlijnen die op dit terrein
sinds 1991 zijn vastgesteld;
• preventie wordt in het kader van criminaliteitsbestrijding
belangrijker;
• afnemend belang van door overheid opgelegd collectief beheer,
zoals thans geregeld bij fotokopiëren door overheid, bibliothe-
ken en onderwijsinstellingen, bij openbaar muziekgebruik, bij
uitlenen door openbare bibliotheken en bij de heffing op lege
beeld- en geluidsdragers; tegelijkertijd is er toenemende
behoefte aan meer transparantie, competitie en efficiency van
collectief beheer;
• toenemende behoefte aan snelle en deskundige
buitengerechtelijke geschillenbeslechting;
• toenemend belang van mededingingsaspecten en andere
mechanismen (zoals consumentenbescherming, privacy-
bescherming, wetenschapsbeleid, cultuurbeleid) bij de
vormgeving van juridische verhoudingen tussen betrokkenen.
Digital Rights Management
Digitalisering en internet leiden tot een revolutie in de mogelijk-
heden om informatie te vermenigvuldigen, te verspreiden en
openbaar te maken. Digitalisering maakt kopiëren zonder verlies
van kwaliteit en tegen zeer lage kosten mogelijk. Internet vergroot
en versnelt de toegang tot en de verspreiding van informatie. Dat
geldt zowel voor geluid (file sharing van MP3 bestanden), beeld
(bijvoorbeeld DivX), software als tekst. Voor de producenten en
eigenaren van informatie vormen deze ontwikkelingen een
bedreiging, omdat het moeilijk wordt informatie tegen een winst-
gevende prijs te verkopen. In reactie daarop zijn alternatieve
“business models” in ontwikkeling. Zo proberen leveranciers van
software, tot nu toe zonder veel succes, om hun inkomen niet
zozeer te halen uit de levering van de software maar veeleer uit de
bij het gebruik daarvan te leveren ondersteuning.
Digitalisering biedt niet alleen betere kopieermogelijkheden maar
roept ook mogelijkheden voor kopieerbeveiliging in het leven. Er
worden zeer veel inspanningen verricht om informatie - zonder
autorisatie - ontoegankelijk en/of onbruikbaar te maken via
encryptie en bijvoorbeeld elektronische watermerken. Wanneer
het technisch mogelijk is om ongeautoriseerden van het gebruik
van informatie uit te sluiten, dan kan informatie via de markt wor-
den verhandeld. Hierbij wordt gebruik gemaakt van enigerlei
vorm van DRM. Met DRM wordt gedoeld op elektronische syste-
men van terbeschikkingstellen en gebruik van creatief materiaal
in digitale vorm, waarmee beveiliging tegen illegaal gebruik moge-
lijk is en waarmee legaal gebruik kan worden gemonitord en afge-
rekend. Met DRM kan inhoud worden gegeven aan afspraken tus-
sen marktpartijen en kunnen vergoeding worden gereparteerd
aan individuele rechthebbenden.
4 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Voor het auteursrecht hebben deze ontwikkelingen een dubbele
betekenis. Enerzijds vormt technische beveiliging een antwoord
op bestaande problemen op het gebied van uitoefening van rech-
ten (massaliteit van gebruik, grofkorreligheid van licenties waar
behoefte bestaat aan verfijnde vormen van gebruiksvoorwaarden,
ontbreken invloed van individuele rechthebbenden op exploitatie)
en handhaving (controle, opsporing en vervolging). Door de toe-
passing van nieuwe beveiligingsmethoden wordt digitale piraterij
beheersbaar en in geval van inbreuk traceerbaar en vervolgbaar.
Anderzijds kan het evenwicht tussen rechthebbenden en gebrui-
kers worden verstoord doordat wettelijke beperkingen door het
elektronisch slot zinledig worden gemaakt in een digitale omge-
ving. Wettelijke geborgde aanspraken van gebruikers kunnen mas-
saal worden weggecontracteerd; de afnemer van de informatie- en
entertainmentproducten heeft immers geen keuze. In beide situ-
aties wordt door de partijen een beroep op de overheid gedaan
om op te treden tegen misbruik. Er worden bijzondere inspanning
verwacht, namelijk juridische ondersteuning tegen het omzeilen
van beveiliging en bewaken van het evenwicht tussen rechtheb-
benden onderling door het voorkomen of redresseren van mis-
bruik door rechthebbenden. De overheid zal mede daarom een
visie moeten ontwikkelen op de fundamentele dilemma’s die ont-
staan door de technologische en economische trends.
Voor het ontwikkelen van een dergelijke visie is een complicatie
dat nog veel onzekerheid bestaat over de ontwikkeling van infor-
matiemarkten. Er ontstaan DRM systemen met behulp waarvan
verhandeling van steeds meer typen van informatie via de markt
mogelijk wordt. Het is nog onduidelijk hoe goed de beveiliging zal
zijn. Ook de acceptatie door de consumenten is nog een open
vraag. Daarnaast bevordert digitalisering en internet ook meer
coöperatieve vormen van productie. Te verwachten is een hevige
concurrentie tussen “business models” (zoals competitief versus
coöperatief, binnen competitief allerlei vormen van uitoefening
van rechten, van ruwe abonnee vormen tot nauwe aansluiting bij
het gebruik van de afnemer). Deze strijd vindt niet alleen op de
markt plaats, maar ook in de politieke arena. De toedeling van
rechten door overheden heeft grote invloed op de “business
models”. Gebleken is dat de lobbykracht van private partijen hier-
bij een belangrijke rol speelt. In het rapport worden met het oog
op de onzekerheden twee scenario’s geschetst.
Twee scenario’s: zwak en sterk DRM
De scenario’s, die worden aangeduid als ‘zwak DRM’ en ‘sterk
DRM’, worden gebruikt om extremen te verkennen.
Onderscheidende kenmerken zijn de technologische ontwikkeling
en de reactie van actoren erop. In beginsel gaat het om ontwikke-
lingen die zich in hoge mate aan beïnvloeding door de wetgever
onttrekken.
Zwak DRM
In dit scenario is beveiliging van informatie in de praktijk gemak-
kelijk te omzeilen vanwege de relatief zwakke technische bescher-
ming en de reactie van consumenten die weinig normatieve
bezwaren hebben tegen kopiëren. Vooral vormen van DRM waar-
bij brede toegang tot informatie wordt geboden (abonnements-
systemen) komen tot ontwikkeling. De prijzen zijn relatief laag
door de aanwezigheid van min of meer “gratis” alternatieven. Het
technisch tegengaan van kopiëren voor eigen gebruik is voor
informatieproducenten economisch niet interessant: het zou ver-
moedelijk leiden tot veel ontduiking die vervolgens tegen hoge
kosten bestreden moet worden. In feite blijft de functie van de
“klassieke” auteursrechtelijke wetgeving als instrument om het
evenwicht tussen rechthebbenden en gebruikers te bereiken gro-
tendeels behouden. Het systeem van rechten en beperkingen op
de rechten blijft grotendeels gehandhaafd, ook in de digitale
omgeving. In het digitale marktsegment is collectief beheer met
gebruikmaking van forfaitaire heffingen een belangrijke, zo niet
dominante beheersvorm. In dit scenario spitsen de problemen
zich toe op het behoud van voldoende prikkels voor de creatie van
werken en voldoende bescherming van investeringen.
Sterk DRM
In dit scenario is technische beveiliging van afdoende niveau
haalbaar. De informatie-industrie levert dienstverlening van hoge
kwaliteit en van een grote diversiteit, waarmee nauwkeurig op de
individuele behoeften kan worden ingespeeld. Consumenten
wennen er geleidelijk aan dat ze voor de toegang tot informatie
moeten betalen. Kopiëren zonder toestemming wordt gezien als
diefstal. DRM waarbij betaling nauw aansluit bij het individuele
gebruik wordt de dominante vorm. Prijzen zijn relatief hoog,
mede omdat er weinig mogelijkheden zijn om uit te wijken naar
“gratis” informatie. In deze situatie verliest het “klassieke” auteurs-
recht aan functie. Transacties in de digitale sfeer worden via het
overeenkomstenrecht geregeld. In dit scenario spitsen de proble-
men zich toe op de toegang tot informatie, de keuzevrijheid van
de consument en de beheerssystemen.
Welk scenario het meest waarschijnlijk is, valt moeilijk te zeggen.
Gelet op de inspanningen van vele marktpartijen in alle marktseg-
menten, lijkt een ontwikkeling richting sterk DRM het meest
waarschijnlijk.
Beleidsreacties op de scenario’s
De twee scenario’s leiden tot spiegelbeeldige problemen. Bij zwak
DRM dreigt primair te weinig informatie te worden gecreëerd, ter-
wijl bij sterk DRM vooral te weinig gebruik van informatie te wor-
den gemaakt. Dat maakt dat de scenario’s uiteenlopende beleids-
matige reacties vergen.
5Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
• Bij zwak DRM past een beleid gericht op de bescherming van
de rechthebbenden, opdat voldoende prikkels voor het creëren
van werken bestaan. Toezicht en handhaving zullen moeten
worden geïntensiveerd en collectief beheer en collectieve finan-
cieringsvormen zullen moeten worden bevorderd. Daarbij is
dan een grote rol weggelegd voor forfaitaire heffingen op infor-
matiedragers.
• Bij sterk DRM past een beleid ter bescherming van de gebrui-
kers van informatie. Nagegaan moet worden hoe de toegang tot
informatie kan worden bevorderd. Er zal op moeten worden
toegezien dat de waarborgen waarin het auteursrecht voorziet
door de rechthebbenden worden gerespecteerd.
Consumentenbescherming vergt hier aandacht. Bij de realisatie
van sterk DRM moeten forfaitaire heffingen worden afgeschaft
teneinde dubbel betalen te voorkomen.
Er zijn overigens ook maatregelen die passen binnen beide scena-
rio’s, zoals het bevorderen van het normbesef van de burger ten
aanzien van intellectuele eigendom, het zorgdragen voor de
totstandkoming van laagdrempelige toegang tot eenvoudige en
deskundige geschilbeslechting, en de systematische bestrijding
van piraterij conform “programmatisch handhaven”.
Beleidsstrategieën
Er kan op verschillende manieren worden omgegaan met de hui-
dige onzekerheid over de ontwikkeling van DRM en de daaruit
voortvloeiende implicaties voor het evenwicht tussen productie
en verspreiding van informatie waar het auteursrecht zich op
richt. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen vier beleids-
strategieën waarbij, naast algemeen geldige maatregelen, uiteen-
lopende maatregelen worden genomen zolang nog onduidelijk is
of zwak of sterk DRM tot stand komt (fase 1). Zodra duidelijk is
welke ontwikkeling daadwerkelijk plaatsvindt, worden de maat-
regelen zo nodig aangepast (fase 2).
Wachten tot de race gelopen is
Fase 1: Er wordt een monitoring mechanisme ontwikkeld en toege-
past om een scherp beeld te krijgen van de feitelijke ontwikkeling.
De beleidsreacties voor de afzonderlijke scenario’s worden uitge-
werkt tot beleidsplannen en gereedgemaakt voor implementatie.
Fase 2: Zodra de richting van verandering voldoende duidelijk is,
wordt een van de beleidsplannen geïmplementeerd.
Inzetten op sterk DRM
Fase 1: De beleidsreactie voor sterk DRM wordt uitgewerkt tot een
beleidsplan en dit plan wordt geïmplementeerd. Sterk DRM wordt
door aanvullende maatregelen bevorderd. Er wordt een gediffe-
rentieerd handhavingsbeleid ontwikkeld, waarbij niet wordt opge-
treden als schending van rechten via technische preventie door
DRM (gemakkelijk) voorkomen had kunnen worden. Handhaving
wordt vooral gericht op omzeiling van technische beveiliging. Het
wettelijk verplicht collectief beheer wordt beperkt tot de analoge
sfeer. Forfaitaire heffingen worden geminimaliseerd. Er wordt een
monitoring mechanisme ontwikkeld en toegepast om een scherp
beeld te krijgen van de feitelijke ontwikkeling.
Fase 2: Indien sterk DRM niet tot ontwikkeling komt, wordt over-
gestapt op de beleidsreactie op het zwak DRM-scenario.
Inzetten op zwak DRM
Fase 1: De beleidsreactie voor zwak DRM wordt uitgewerkt uit tot
een beleidsplan en dit plan wordt geïmplementeerd. Zwak DRM
wordt bevorderd. Collectief beheer wordt wettelijk verplicht
gesteld en forfaitaire heffingen op geluiddragers worden versneld
uitgebreid en verhoogd. De efficiëntie van het collectief beheer
wordt bevorderd. Er wordt een monitoring mechanisme ontwik-
keld en toegepast om een scherp beeld te krijgen van de feitelijke
ontwikkeling.
Fase 2: Indien DRM niet zwak blijft, wordt overgestapt op de
beleidsreactie op het sterk DRM-scenario.
Op twee paarden wedden
Fase 1: De beleidsreacties voor de afzonderlijke scenario’s worden
uitgewerkt tot beleidsplannen en gelijktijdig uitgevoerd.
De bescherming van rechthebbenden wordt bevorderd, vooral
door intensivering van de handhaving en de bescherming van
gebruikers van informatie door de toegang tot informatie te
waarborgen. Er wordt een monitoring mechanisme ontwikkeld en
toegepast om een scherp beeld te krijgen van de feitelijke
ontwikkeling.
Fase 2: Zodra de richting van verandering voldoende duidelijk is,
wordt het beleidsaccent verschoven naar het scenario dat zich
realiseert.
Voor- en nadelen van de beleidsstrategieën
Om een keuze uit de verschillende strategieën te kunnen maken,
moeten de voor- en nadelen die er aan die strategieën verbonden
zijn met elkaar worden vergeleken.
Wachten tot de race gelopen is
Bij een afwachtende strategie maakt de overheid geen gebruik van
de mogelijkheid op beïnvloeding van de kans op de realisatie van
een van de scenario’s en wordt Nederland internationaal in een
volgende rol gedwongen. Afwachten tot ontwikkelingen voldoen-
de duidelijk zijn, betekent dat achteraf de negatieve aspecten van
deze ontwikkelingen hersteld moeten worden.
Inzetten op sterk DRM
De overheid maakt gebruik van de mogelijkheid om ontwikkelin-
gen, ook internationaal, te beïnvloeden. Indien desalniettemin
geen sterk DRM tot ontwikkeling komt, zijn er maatschappelijk
kosten omdat de overheid op zwak DRM gerichte maatregelen,
zoals het intensiveren van handhaving, heeft nagelaten.
6 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Inzetten op zwak DRM
Het bevorderen van zwak DRM stuit op problemen. In de eerste
plaats beschermt de EU-regelgeving juist de ontwikkeling en toe-
passing van beveiligingsmethoden. In de tweede plaats belast
zwak DRM in een digitale wereld de overheid met omvangrijke
handhavingstaken. Mocht ondanks het bevorderen van zwak
DRM toch sterk DRM tot ontwikkeling komen, dan moeten de
rechten van rechthebbenden achteraf worden ingeperkt worden
teneinde de toegang tot informatie te waarborgen. Hiermee kun-
nen omvangrijke kosten voor de overheid zijn gemoeid.
Op twee paarden wedden
De kosten van deze strategie zijn hoog, omdat zowel maatregelen
worden genomen die passen bij zwak als bij sterk DRM zijn.
Daarbij komt dat het vermoedelijk lang kan duren voordat duide-
lijk wordt welk scenario zich ontvouwt. Doordat geen standpunt
wordt ingenomen over de gewenste ontwikkelingsrichting komt
Nederland internationaal in een volgende rol. Impliciet wordt de
ontwikkeling van zwak DRM gestimuleerd, doordat handhavings-
inspanningen ertoe leiden dat de prikkel voor rechthebbenden
om te investeren in technische beveiliging afneemt.
Keuze uit beleidsstrategieën
Ongeacht de beleidstrategie die wordt gekozen, kan zowel zwak
als sterk DRM zich realiseren, zodat bij de keuze van een beleids-
strategie rekening gehouden moet worden met de uitkomsten in
beide scenario’s. In hun gevolgen onderscheiden de strategieën
zich op de volgende punten: 1) de invloed op de kans dat de feite-
lijke ontwikkeling in een bepaalde richting gaat, 2) de kosten voor
de samenleving van getroffen beleidsmaatregelen die achteraf niet
nodig blijken te zijn en kosten voor de samenleving die vermeden
hadden kunnen worden door beleidsmaatregelen eerder in te voe-
ren, en 3) de kosten voor de overheid van getroffen beleidsmaatre-
gelen die achteraf niet nodig blijken te zijn.
Vanwege de vele onzekerheden en het gebrek aan onderzoek naar
de voor- en nadelen die er aan de scenario’s verbonden zijn, is
slechts een tentatieve keuze uit de strategieën mogelijk. Niettemin
lijkt het erop dat het inzetten op sterk DRM een aantrekkelijke
strategie is, zowel om principiële redenen (niet de overheid belas-
ten met weinig kansrijke handhavingstaken) als pragmatische
redenen (niet oproeien tegen de stroom van de technologische en
marktontwikkeling). Daar staat tegenover dat het bevorderen van
sterk DRM met relatief geringe inspanningen en kosten gepaard
lijkt te gaan. Onderstaand kader geeft een overzicht van de voor-
gestelde strategie.
De keuze voor een beleidsstrategie is van groot belang omdat het
een kader biedt voor de ontwikkeling van de wet- en regelgeving
op dit terrein, de positiebepaling in internationale onderhandelin-
gen en het oplossen van tal van praktische vragen die thans leven,
zoals ten aanzien van de organisatie van toezicht op collectief
beheer van rechten en ten aanzien van handhaving.
Hier ligt ook de samenhang met de strategische agenda van het
ministerie (zie kader 1.1).
Een keuze voor een van de beleidsstrategieën heeft verregaande
gevolgen. Ter voorbereiding van de keuze is een grondige
discussie over deze materie nodig om een scherper beeld te
krijgen van de kansen en voor- en nadelen van de verschillende
scenario’s en beleidsstrategieën. Dit rapport verschaft de aanzet
voor deze discussie.
7Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
8 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Voorgestelde strategie
Vanuit het streven naar evenwicht op lange termijn tussen de creatie en verspreiding van informatie, en daarmee
evenwicht in de belangen van producenten en gebruikers van informatie, wordt voorgesteld een strategie gericht op
het bevorderen van en anticiperen op sterk DRM te volgen. Deze strategie omvat het volgende.
Fase 1:
1. Voer de volgende algemeen geldige beleidsmaatregelen uit:
• De overheid herziet haar rol bij het collectief beheer.
• Het normbesef van de burger ten aanzien van intellectuele eigendomsrechten wordt bevorderd.
Zowel voorlichting als handhaving spelen hierbij een rol. Hiervoor is nader onderzoek nodig.
• De overheid draagt zorg voor de totstandkoming van laagdrempelige toegang tot eenvoudige en
deskundige geschilbeslechting.
• De bestrijding van piraterij wordt systematisch aangepakt met behulp van handhavingsprogramma’s.
Er wordt deelgenomen aan internationaal gecoördineerde opsporing en handhaving. Bij de handhavingstaak
neemt de overheid verantwoordelijkheid voor de opbouw van technische expertise.
• De beleidscoördinatie wordt geïntensiveerd.
2. Anticipeer als volgt op sterk DRM:
• De toegang tot informatie wordt bevorderd door het stellen van regels. Hiervoor is een analyse nodig van de
mogelijkheden om brede toegang tot informatie te bevorderen.
• Hierbij blijft het auteursrecht, als instrument om evenwicht tussen over en weer geleverde prestaties aan te
brengen, richting gevend voor de overeenkomsten die partijen in het kader van DRM afsluiten.
De overheid ziet erop toe dat de waarborgen waarin het auteursrecht voorziet zoals de uitzonderingen,
door rechthebbenden worden gerespecteerd.
• Consumenten- en in het algemeen afnemersbescherming, inclusief recht op bescherming van de persoonlijke
levenssfeer, worden bevorderd.
• Ten aanzien van forfaitaire heffingen wordt een mechanisme ingevoerd waardoor deze worden afgeschaft,
zodra DRM-systemen kunnen worden ingevoerd. Hierdoor wordt dubbel betalen zo veel mogelijk voorkomen.
3. Bevorder als volgt sterk DRM:
• Er wordt een gedifferentieerd handhavingsbeleid ontwikkeld, waarbij niet wordt opgetreden als schending van
rechten via technische preventie door DRM (gemakkelijk) voorkomen had kunnen worden.
Handhaving wordt vooral gericht op omzeiling van technische beveiliging.
• Het wettelijk verplicht collectief beheer wordt beperkt tot de analoge sfeer.
• Forfaitaire heffingen worden geminimaliseerd. Er worden geen heffingen ingevoerd op nieuwe digitale informatie
dragers op grond van de verwachting dat binnen redelijke termijn afdoende technische bescherming mogelijk wordt.
Tarieven blijven laag.
• Standaardisatie terzake van technische beveiliging wordt bevorderd.
• In internationale onderhandelingen koerst Nederland op sterk DRM.
• Ontwikkel en implementeer een monitoring mechanisme om een scherp beeld te krijgen van de feitelijke
ontwikkeling.
Fase 2:• Indien sterk DRM niet tot ontwikkeling komt, switch naar de beleidsreactie op het zwak DRM-scenario.
maar ook aan de problemen van de telecommunicatiesector. Deze
onzekerheid laat onverlet dat door de inzet van technische bevei-
liging voor de exploitatie van informatie, in algemene zin de toe-
gang tot informatie wordt beperkt en maatschappelijke functies,
die in het algemeen belang ondersteuning verdienen en thans ook
krijgen, zoals onderwijs, nieuwsvoorziening en archivering, in het
gedrang kunnen komen. Ook kan de inzet van technische beveili-
gingsmiddelen een verstoring van marktverhoudingen opleveren
en een bedreiging vormen voor de verhouding tussen de auteurs
en artiesten, de scheppers van de informatiegrondstof, enerzijds
en informatieproducenten anderzijds. Tussen juridische exclusivi-
teit van informatie en het belang van (laagdrempelige en brede)
beschikbaarheid daarvan, tussen belangen van de verschillende
bij de uitoefening en handhaving van auteursrecht en naburige
rechten betrokken groepen bestaat grote spanning, die tot
uitdrukking komt in onder meer de volgende, deels overlappende
vragen.
• op welke wijze dient de vraag om juridische bescherming van
investeringen te worden beantwoord: moeten rechthebbenden
meer mogelijkheden krijgen tot beheersing van exploitatie-
vormen van beschermd materiaal of moet de wetgever
vergoedingssystemen in het leven roepen als tegenprestatie voor
bepaalde gebruiksvrijheden?
• bestaat behoefte aan bescherming van belangen van gebruikers-
groepen, en zo ja, op welke wijze: moet de wetgever hier preven-
tief optreden, door wettelijke gebruiksrechten te scheppen of
moet de overheid overlegstructuren voorschrijven of faciliteren?
• wat zijn de consequenties voor het auteursrecht van ontwikke-
lingen op het gebied van digitalisering en internet: moet de over-
heid de ontwikkelingen slechts monitoren of moet de overheid
deze in een bepaalde richting trachten te sturen op onderdelen
die voor het auteursrecht van belang zijn?
• wat is de maatschappelijke betekenis van technische beveiliging
van informatie: vormt deze beveiliging niet alleen een kans in de
zin van het aanzuiveren van handhavings- en uitoefenings-
tekorten maar ook een bedreiging door informatie-
monopolisering? Zo ja, moet de overheid hiertegen optreden?
• welke rol spelen auteursrecht en naburige rechten bij de ontwik-
keling van succesvolle “business models” ter zake van exploitatie
van informatie in de informatiemaatschappij: moeten beleid en
wetgeving op dit terrein een instrument vormen om bepaalde
modellen te stimuleren of juist om af te remmen?
• welke rol komt toe aan de nationale wetgever in een sterk
mondialiserende omgeving: wat moet de inzet in internationale
onderhandelingen zijn en op welke wijze kan deze worden
geëffectueerd?
Context en doel van het rapport
In de informatiemaatschappij staan toegang tot en beschikking
over informatie en kennis centraal. Auteursrecht en naburige
rechten, de regels inzake juridische bescherming van informatie,
spelen daarbij een zeer belangrijke rol. Deze rechten, die dienen
ter bevordering van het totstandkomen en het verspreiden van
creatief materiaal, maar die ook zijn bedoeld om de persoonlijk-
heid van maker en artiest te beschermen en om de mogelijkheid
te bieden investeringen terug te verdienen, bepalen wie welke
informatie mag verveelvoudigen (kopiëren of bewerken) of open-
baarmaken (verspreiden, uitvoeren, uitzenden of aanbieden).
De opkomst van de digitale techniek heeft geleid tot sterk vergrote
opslag-, bewerkings- en eenvoudige grensoverschrijdende
verspreidingsmogelijkheden. Terwijl de kosten van het produce-
ren van informatie niet wezenlijk veranderen, wordt de verveel-
voudiging en vaak ook de verspreiding van informatie vrijwel
kosteloos. Daarmee neemt de dreiging van misbruik en piraterij
toe. Techniek kan echter ook als hulpmiddel gaan fungeren bij
controle en regulering van verspreiding van informatie en bij afre-
kening bijvoorbeeld naar rato van gebruik: per lees-, kopieer- of
luistereenheid. Door de groeiende reikwijdte van auteursrecht en
naburige rechten neemt de invloed van rechthebbenden (uitge-
vers, schrijvers, muziekproducenten, artiesten, filmproducenten,
programmamakers, softwareontwikkelaars) op deze ontwikkelin-
gen toe. Ook leeft de wens om het “kraken” van die beveiliging
strafbaar te stellen. Deze wens is tot gelding gebracht in een
recente EG-richtlijn.
Tegelijkertijd speelt een ander, spiegelbeeldig en niet minder
groot belang. De omvang en snelheid van de technologische en de
daarop gebaseerde economische ontwikkelingen op het terrein
van digitalisering en internet raken vele sectoren van de maat-
schappij, zoals het bedrijfsleven, het onderwijs, de bibliotheken,
de omroep en de consumenten, kortom, groepen van gebruikers
voor wie toegang tot en beschikking over informatie van groot
belang zijn. Deze ontwikkelingen zullen medebepalend zijn voor
de toegang tot informatie in elektronische netwerken. Zonder toe-
gang tot deze netwerken is deelname aan de informatiemaat-
schappij niet meer denkbaar. De techniek biedt namelijk ook de
mogelijkheid tot uitsluiting en afgrendeling van toegang tot infor-
matie en tot beheersing van de distributiekanalen. Op alle toepas-
singsgebieden van het auteursrecht zijn hierop gebaseerde “busi-
ness models” in ontwikkeling. Dat gebeurt overigens met vallen en
opstaan: er bestaat veel onzekerheid over de haalbaarheid - ook in
juridische zin - en winstgevendheid van deze bedrijfsmodellen.
Deze onzekerheid draagt bij aan de zogenaamde ‘dot.com’ crisis,
Inleiding en probleemstelling1Hoofdstuk
9Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
• welke verantwoordelijkheid draagt de overheid voor handha-
ving van auteursrecht en naburige rechten: ligt hier primair een
taak voor de individuele rechthebbenden of, mede vanwege een
verschuiving van het beleid naar internationale instituties,
speelt handhaving mede een rol bij het ondersteunen en effec-
tueren van het algemene beleid van de overheid op het terrein
van auteursrecht en naburige rechten?
• welke verantwoordelijkheid draagt de overheid voor uitoefening
(beheer) van auteursrecht en naburige rechten, met inbegrip
van het beslechten van geschillen op dit terrein: welke rol heeft
de overheid bij het in evenwicht brengen van belangen van
auteurs en artiesten enerzijds en informatieproducenten ander-
zijds, en welke rol kan alternatieve geschilbeslechting en gede-
legeerde besluitvorming op dit terrein spelen?
Voor het beleid en de regelgeving op het gebied van het auteurs-
recht en de naburige rechten draagt het Ministerie van Justitie in
Nederland de eerste verantwoordelijkheid. Het ministerie is
verantwoordelijk voor wet- en regelgeving. Ook komt de verant-
woordelijkheid op dit moment onder meer tot uitdrukking in een
nauwe betrokkenheid bij collectief beheer van rechten en het toe-
zicht daarop (zoals bij het fotokopiëren, het uitlenen van beeld-
en geluidsdragers door openbare bibliotheken, het openbaar
muziekgebruik en de compensatieregeling voor het thuiskopieren
van muziek, tv-programma’s en films), in de verantwoordelijkheid
voor publieke handhaving van de rechten en voor de onderhande-
lingen die over auteursrecht en naburige rechten worden gevoerd
in internationale gremia, zoals de Europese Unie en de
Wereldorganisatie voor Intellectuele Eigendom (Wipo). Het
Ministerie wordt in toenemende mate geconfronteerd met de
noodzaak om oplossingen te bieden voor de spanningen die
voortvloeien uit de bovengenoemde ontwikkelingen en antwoor-
den te geven op bovengenoemde vragen. Deze oplossingen en
vragen moeten worden gevonden in een sterk internationaliseren-
de omgeving, terwijl het financiële belang van de auteursrecht- en
naburige rechtensector de afgelopen jaren sterk is toegenomen en
verder zal toenemen. Ook in Nederland zijn onder meer grote
werkgelegenheidsbelangen gemoeid met het uitoefenen en hand-
haven van regels op dit terrein.
De Bestuursraad van het Ministerie van Justitie heeft op 1 februari
2000 ingestemd met een door Directie Wetgeving en Directie
Algemene Justitiële Strategie genomen initiatief om op departe-
mentaal niveau een lange termijn visie en strategie ter zake van de
houdbaarheid en handhaafbaarheid van het auteursrecht op te
zetten. Bij dit project zijn ook het Directoraat-Generaal
Rechtshandhaving, alsmede de Directie Rechtsbijstand en
Juridische Beroepen en Directie Rechtspleging betrokken. De
inbedding van de Buma/Stemra Opsporingsdienst, als gevolg van
de discussie over de taak en positionering van de bijzondere
opsporingsdiensten in Nederland is uitdrukkelijk verbonden aan
dit project, in die zin dat op basis van de bevindingen nadere
besluitvorming zal plaatsvinden over positionering en organisatie
van de opsporingsactiviteiten bij bestrijding van piraterij op het
gebied van auteursrecht en naburige rechten. Tenslotte is in het
kader van dit project een onderzoek gestart naar het draagvlak
voor en de wenselijkheid van alternatieve geschilbeslechting bij
geschillen over auteursrecht en naburige rechten. Specifiek
onderdeel van dit onderzoek is een bestudering van systemen van
geschilbeslechting die in het buitenland functioneren, zoals het
Verenigd Koninkrijk, Duitsland en de Verenigde Staten.
Het onderhavige rapport is het eerste resultaat van het project en
richt zich op de hoofdlijnen van een lange termijn visie en strate-
gie voor het auteursrecht. Het deelonderwerp over alternatieve
geschillenbeslechting zal na afronding van het onderzoek en de
discussie en besluitvorming over visie en strategie tot voorstellen
leiden.
Werkwijze
Mede gezien de grote onzekerheid op dit terrein, is het ontwikke-
len van een lange termijn visie en strategie voor het auteursrecht
een bijzonder ambitieuze onderneming. Het omgaan met die
onzekerheid speelt daarbij een centrale rol. Het ambitieuze karak-
ter schuilt ook hierin dat niet volstaan kan worden met een strikt
juridische benadering. Het auteursrecht reguleert economische
activiteiten die bovendien sterk aan belang winnen. Ook spelen
technologische en criminologische aspecten een belangrijke rol.
De gevolgde werkwijze om greep te krijgen op deze complexe
materie is tweeledig: in de eerste plaats, is een analyse vanuit
juridische en economische invalshoek uitgevoerd om het doel en
de maatschappelijke betekenis van het auteursrecht scherp in
beeld te brengen alsmede de wijze waarop dit doel en betekenis in
het huidige auteursrecht gestalte heeft gekregen. Hierbij is vooral
gebruik gemaakt van de wetenschappelijke literatuur. De juridi-
sche en economische invalshoeken hangen ten nauwste samen en
worden daarom zo veel mogelijk geïntegreerd. De economische
wetmatigheden en beginselen die voor een belangrijk deel de ratio
vormen van het auteursrecht liggen immers mede ten grondslag
aan de juridische uitwerking in een uitgebreid stelsel van rechten
en beperkingen. In de tweede plaats is een trendanalyse uitge-
voerd. Deze berust primair op de analyse van een grote verschei-
denheid aan schriftelijke bronnen. Echter, omdat vooral de tech-
nologische ontwikkeling en de economische gevolgen daarvan
met grote onzekerheid is omgeven, hebben ter aanvulling
gesprekken plaats gevonden met - vanuit verschillende invalshoe-
ken - direct betrokken partijen. Gesproken is in Nederland met
DMD secure, The Trust Factory, Philips en Buma/Stemra met
advocaten van Morrison & Foerster en Wilmer, Cutler & Pickering,
in Brussel gevestigde internationale kantoren die zich intensief
met deze materie bezighouden. Bijlage 1 bevat een overzicht van
de personen met wie binnen deze organisaties is gesproken. Deze
gesprekken hebben de onzekerheid niet weggenomen, maar wel
10 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
scherper in beeld gebracht. Door de onzekerheid is het niet ver-
antwoord één toekomstbeeld te schetsen. Daarom zijn twee extre-
me scenario’s ontwikkeld. Voor de afzonderlijke scenario’s is ver-
volgens onderzocht welke problemen zich daarbij voordoen en
welke beleidsreactie soulaas kan bieden. Vervolgens zijn vanwege
de onzekerheid over de richting waarin de ontwikkelingen zullen
gaan denkbare beleidsstrategieën geschetst voor de inzet van deze
beleidsreacties.
Wat betreft de scenario’s wordt nog in methodologische zin opge-
merkt dat het gaat om zogenaamde omgevingsscenario’s, die zich
in beginsel onttrekken aan beïnvloeding door de overheid, en niet
om bijvoorbeeld beleidsscenario’s, waarin alternatieve mogelijk-
heden voor overheidsoptreden worden geschetst. Voor deze laat-
ste wordt het begrip beleidsstrategie gebruikt. De ontwikkelde
scenario’s zijn overigens grotendeels en dus niet geheel onafhan-
kelijk van het overheidsoptreden. De overheid kan beperkte
invloed uitoefenen op de waarschijnlijkheid dat ontwikkelingen in
de richting van het ene of het andere scenario zullen gaan. In die
zin worden scenariomethoden hier pragmatisch toegepast. In
dezelfde sfeer ligt dat voorzichtige uitspraken worden gedaan over
de waarschijnlijkheid van een ontwikkeling in de ene of de andere
richting.
In het laatste stadium van voorbereiding is dit rapport besproken
met een vijftal deskundigen uit verschillende disciplines. Zie bijla-
ge 1. De bedoeling van deze bespreking was het toetsen van de
trendbeschrijving, de scenarioschetsen, de beleidsstrategieën en
de keuze uit de strategieën. Deze bespreking heeft geleid tot een
aanscherping van het rapport.
Opzet van het rapport
Het rapport begint met een analyse van het doel en de maat-
schappelijke betekenis van het auteursrecht (hoofdstuk 2).
Hiervoor wordt primair een economisch begrippenkader gebruikt.
In hoofdstuk 3 komt de juridische uitwerking aan de orde. Dit
hoofdstuk geeft een overzicht van het auteursrecht. De nadruk ligt
op de ontwikkelingen die zich in het auteursrecht voordoen en de
vragen en problemen die deze ontwikkelingen oproepen.
Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de empirische kant:
hoe werkt het auteursrecht uit in de belangrijkste marktsegmen-
ten die het auteursrecht bestrijkt: muziek, tekst, film/beeld en
software? Naast een bespreking per marktsegment van de auteurs-
rechtelijke structuur, gaat de aandacht uit naar de werking van de
onderscheiden markten, inclusief illegale aspecten daarvan. Een
belangrijk kenmerk van alle marktsegmenten is de schending van
het auteursrecht, die - ondanks de beperkte beschikbaarheid van
gegevens - toch zo goed mogelijk wordt gekwantificeerd. Ook
wordt aandacht besteed aan de veranderingen waaraan de deel-
markten, maar ook het geheel van deze markten, onderhevig zijn.
Hiermee komen de maatschappelijke belangen die gemoeid zijn
met het auteursrecht concreet in beeld. Aparte aandacht wordt
gegeven aan de vraagkant: de individuele en institutionele gebrui-
kers van informatie en hun belangen.
Aan al deze analyses kunnen vervolgens cruciale trends worden
ontleend en kunnen lijnen naar de toekomst worden getrokken.
Dit gebeurt in hoofdstuk 5. Dit hoofdstuk is ook de weerslag van
de gesprekken met direct betrokken partijen. In hoofdstuk 6 wor-
den twee scenario’s geschetst ten aanzien van de technologische
en economische ontwikkeling. Deze scenario’s worden vervolgens
geanalyseerd op hun consequenties. Hoofdstuk 7 gaat over de rol
die de overheid zou kunnen spelen om ontwikkelingen in goede
banen te leiden. Uitgaande van de beleidsreacties die bij de afzon-
derlijke scenario’s passen, worden alternatieve beleidsstrategieën
gepresenteerd. Hoofdstuk 8 sluit af met een beargumenteerde,
maar voorlopige keuze uit deze beleidsstrategieën. De keuze heet
niet voor niets voorlopig: de stappen die nodig zijn om tot een
keuze te komen heeft subjectieve elementen en behoeft daarom
nadere discussie.
Bij internationale onderhandelingen over het auteursrecht is een
meer strategische opstelling nodig en een bezinning op de uit-
gangspunten van de rechtshandhaving op dit terrein is nodig.
Deze punten sluiten aan bij een aantal onderwerpen op de strate-
gische agenda van het ministerie van Justitie (zie kader 1.1).
11Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
12 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Kader 1.1 Strategische agenda versie 2001 Ministerie van Justitie
Op de strategische agenda staan drie onderwerpen. Twee daarvan zijn voor dit rapport direct van belang .
Effectiviteit en legitimiteit van de overheid Justitie dient versterkt invulling te geven aan haar rijksdienstbrede medeverantwoordelijkheid voor wetgevingskwaliteit en
rechtshandhaving om de effectiviteit en legitimiteit (en daarmee het gezag) van de overheid te vergroten en dient ook de
effectiviteit en legitimiteit van de eigen organisaties te versterken.
Hiervoor is nodig:
• Het ontwikkelen van voorstellen voor een rijksdienstbrede doorlichtingsoperatie ter vergroting van de effectiviteit en
legitimiteit van de overheid en het verkennen van het draagvlak daarvan. Bij een dergelijke doorlichtingsoperatie gaat het
primair om de versterking van de naleving van wet- en regelgeving en staan naleefbaarheid, handhaafbaarheid en
daadwerkelijke handhaving centraal.
• Het expliciteren en, waar nodig, herzien van de uitgangspunten voor de rechtshandhaving. Dit is nodig voor een
doorlichtingsoperatie, maar vooral ook met het oog op het vermijden van overspannen verwachtingen ten aanzien
van het optreden van de overheid.
• Het onderzoeken hoe het belang van regels en de handhaving daarvan kan worden uitgedragen en welke rollen
Justitie en (andere) regelgevende organen daarbij kunnen spelen.
• Met het oog op het vergroten van de effectiviteit en legitimiteit van de Justitie (gelieerde) organisaties; het voortdurend
bezien waar een intensivering van de strafrechtelijke handhaving het meest effectief is, hoe de samenwerking in de
strafrechtketen en van die keten met andere organisaties zoals de geestelijke gezondheidszorg, kan worden verbeterd en
waar organisatorische maatregelen nodig zijn om te stellen doelen ten aanzien van het terugdringen van afbreukrisico’s
te bereiken. Het bevorderen van cultuurverandering ter vergroting van de samenwerkingsgerichtheid. Een ander cultuur-
element dat direct relevant is voor de legitimiteit van Justitie betreft integriteit. Dit onderwerp vraagt voortdurende aandacht.
Internationale rechtsontwikkelingJustitie dient de effectiviteit te vergroten van de beïnvloeding van de internationale en in het bijzonder de Europese rechtsont-
wikkeling, teneinde - binnen de verantwoordelijkheid van Justitie - op evenwichtige wijze het Nederlands belang te bevorderen.
Hiervoor is nodig:
• Ter fundering van het internationale werk van Justitie; het ontwikkelen van een visie op de toekomst van het Europese
integratieproces (constitutioneel model, ontwikkeling afzonderlijke rechtsgebieden, subsidiariteit, toedeling Justitietaken
aan EU-pijlers), de kwaliteit van het EU-recht en de verhouding tussen europeanisering en internationalisering van het recht.
De visie wordt uitgedragen aan parlement en relevante partners.
• Het uitvoeren van een analyse van de eigenheid van het Nederlandse rechtsstelsel en de waarden en belangen daarbij en
stellen van prioriteiten ten aanzien van wat te behouden en uit te dragen.
• Het onderzoeken van de mogelijkheden om de organisatie van de beïnvloeding te verbeteren: integratie in regulier werk,
sterke aanwezigheid in Brussel voor vroegtijdige beïnvloeding, aparte afdeling Europa/Europees recht, meer aandacht voor
coördinatie (consistente toepassing visie) en uitvoering.
• Extra investeringen in mensen gericht op het aantrekken, ontwikkelen en behouden van deskundigheid vooral ten aanzien
van het Europees recht en, waar nodig, in onderzoek.
Ministerie van Justitie, 2001, Strategische agenda versie 2001.
Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
fondsen of afzetbevordering. Net als bij het morele recht, valt ook
hier het onderscheid tussen de culturele en economische beteke-
nis van het auteursrecht niet altijd te maken.
Naast dit persoonlijkheids- en culturele aspect, waardoor werken
zich onderscheiden van “gewone” goederen, zijn er nog andere
essentiële verschillen. Centraal staat daarbij het bijzondere karak-
ter van werken doordat deze in essentie uit informatie bestaan.
Informatie heeft het karakter van een publiek goed en is ook een
ervaringsgoed. Op beide aspecten wordt hierna ingegaan. Vooral
het publiek-goed karakter van informatie brengt met zich mee dat
in het auteursrecht een evenwicht of - anders gezegd - een maat-
schappelijk optimum gevonden moet worden tussen tegengestel-
de maatschappelijke belangen. Of in het auteursrecht een
dergelijk evenwicht - in beginsel, maar ook in de feitelijke uitwer-
king - wordt bereikt, wordt daarna besproken.
2.1 Informatie als publiek goed
In vergelijking met gewone goederen is in de eerste plaats een
essentieel onderscheid dat het gebruik van werken door de één
veelal niet of niet volledig ten koste gaat van het gebruik door de
ander. In economische terminologie is het gebruik niet of beperkt
rivaliserend. Het werk kan immers tot uiting worden gebracht in
meerdere en vaak verschillende materiële verschijningsvormen.
Met andere woorden, een werk bestaat in essentie uit informatie,
die aan meerdere informatiedragers en vaak ook verschillende
typen van informatiedrager kan worden verbonden. Zie figuur 2.1
voor een illustratie. Veelal is de waarde van de informatie vele
malen groter dan die van de informatiedrager. In de tweede plaats
kan moeilijker dan bij gewone goederen voorkomen worden dat
anderen dan de ‘eigenaar’ gebruik maken van het werk; de techni-
sche uitsluitbaarheid is met andere woorden beperkt. Informatie
kan relatief eenvoudig gekopieerd en verspreid worden. Door de
technologische ontwikkeling worden deze handelingen ook steeds
eenvoudiger en goedkoper. Het kopiëren van tekst heeft zich bij-
voorbeeld ontwikkeld van overschrijven via het kopiëren met
behulp van een fotokopieermachine tot het kopiëren van compu-
terbestanden. In dit verband is internet wel gekenschetst als een
reusachtige kopieermachine.1 Daarmee is verkoop van de initiële
informatiedrager waarop het werk is vastgelegd in het algemeen
niet toereikend om de kosten terug te verdienen die auteur en
producent van het werk gemaakt hebben. Uitzondering vormen
kunstwerken in traditionele technieken zoals schilderen (maar
13
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de economische betekenis van
het auteursrecht. Het reguliere eigendomsrecht, dat in essentie
exclusieve zeggenschap over roerende en onroerende zaken
inhoudt, voldoet - volgens de heersende opvatting - niet als juri-
disch regime voor scheppingen van de menselijke geest. Wel voor-
ziet het eigendomsrecht in een structuur en terminologie die tot
op zekere hoogte ook bij dergelijke scheppingen toepasbaar is en
is de term intellectueel eigendomsrecht ontstaan. In dit rechtsge-
bied is inmiddels een eigen, grotendeels internationaal bepaald,
begrippenkader tot ontwikkeling gekomen. Het gemeenschappe-
lijke met het reguliere eigendomsrecht is dat het gaat om aanspra-
ken die jegens iedereen geldend kunnen worden gemaakt. Anders
dan binnen een contractuele relatie, waarin de contractspartners
slechts jegens elkaar verplichtingen en rechten hebben, heeft de
“eigenaar” van een intellectueel eigendomsrecht in beginsel het
recht om een ieder het gebruik van zijn intellectueel eigendom te
ontzeggen (behoudens de bij de wet gestelde beperkingen op dat
recht).
Bij het ontstaan van het auteursrecht lag de nadruk aanvankelijk
op het aan de persoon van de maker verbonden karakter van
scheppingen of in de terminologie van het auteursrecht ‘werken’.
De schepper zou daarom greep moeten houden op wat met zijn
werk gebeurt, bijvoorbeeld reproduceren, openbaarmaken en wij-
zigen. Zelfs na verkoop (ofwel van het origineel, ofwel van zijn
rechten op het werk) blijft de maker in bepaalde opzichten zeg-
genschap houden over het werk. Dit is de min of meer natuur-
rechtelijke kant van het auteursrecht. Rechten worden in deze
context ook wel aangeduid als “morele rechten”. Deze kant van het
auteursrecht is nog steeds van groot belang en de opkomst van
digitale technologieën, met de vergrote mogelijkheden om teksten
en beelden te manipuleren, heeft de vraag doen rijzen of “nieuwe”
morele rechten nodig zijn. In de praktijk valt overigens de econo-
mische betekenis van het auteursrecht en deze natuurrechtelijke
betekenis niet altijd goed te scheiden.
Onder de “culturele” betekenis van het auteursrecht wordt ook wel
verstaan de stimulerende werking die van het recht zou uitgaan
om nieuwe cultuurproducties te vervaardigen. In deze visie stelt
het auteursrecht een auteur in staat om ten opzichte van de over-
heid onafhankelijk creatieve arbeid te verrichten en werken te ver-
vaardigen, waarbij het auteursrecht de garantie van een zeker
inkomen biedt. Tevens wordt in het kader van deze betekenis
gewezen op de mogelijkheid om vergoedingen voor gebruik van
creatief materiaal ook een collectieve bestemming te geven, het-
geen voorkomt bij collectieve beheersorganisaties die een deel
van de opbrengst bestemmen voor culturele evenementen, sociale
Economische betekenis auteursrecht2Hoofdstuk
1 C. Shapiro & H.R. Varian, 1999, Information rules; a strategic guide to the
network economy.
14 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Figuur 2.1 Informatie en informatiedragers bij muziek: koppeling van een muziekstuk aan diverse informatiedragers
Auteur Producent Intermediair Consument
Uitvoerend
Kunstenaar
partituur cd geluidgolven (uitzenden) cd
MP3 (downloaden, streamen etc.) MP3
cd (uitlenen)
concert
Kader 2.1 Onderscheid publieke en private goederen
Rivaliserend: gebruik van een goed door de een gaat ten koste van gebruik door de ander.
Technisch uitsluitbaar: met technische middelen kan verhinderd worden dat anderen het goed gebruiken.
NB Ook bij private goederen is in aanvulling op technische uitsluiting juridische uitsluiting nodig om inbreuk op
rechten tegen te gaan.
Toepassing op informatie en informatiedragers:
Informatie heeft in hoge mate een publiek goed karakter: gebruik van informatie is veelal niet rivaliserend.2
Uitsluitbaarheid kan alleen bereikt worden door informatie geheim te houden (bedrijfsgeheimen, zoals broncodes van software)
of door juridische bescherming.
Informatiedragers hebben soms de kenmerken van een privaat goed (boek) en soms die van een (semi-)publiek goed
(geluidsgolven). Ook komen allerlei tussenvormen voor (bijvoorbeeld concert). Door dalende kopieerkosten wordt
uitsluiting van de informatie, die op de informatiedrager is vastgelegd, moeilijker. Daartegenover staat dat de mogelijkheden
voor technische uitsluiting in de tijd veranderen. Een huidige trend is de koppeling van informatie aan informatiedrager
in de digitale wereld door technische beveiliging. Hierdoor wordt exploitatie van informatie als privaat goed mogelijk
met behulp van zogenaamd ‘digital rights management’ (zie hoofdstuk 5).
Technisch uitsluitbaar Niet technisch uitsluitbaar
Rivaliserend Privaat goed (brood) Semi publiek (privaat?) goed (strand)
Niet-rivaliserend Semi publiek goed (kabel tv) Publiek goed (dijk)
2 Er zijn typen van informatie waarbij dit wel het geval is. Denk aan
informatie over vacatures op de arbeidsmarkt, maar ook aan ‘voorkennis’ op
aandelenmarkten.
Tabel 2.1 Onderscheidende kenmerken private goederen en werken
Privaat goed Werken
Te vermarkten object Het goed zelve Vermenigvuldiging, openbaar making
Uitsluiting Technisch en juridisch Juridisch
Prijsvorming Marktprijzen Heffingen o.b.v. onderhandelingen
Exploitatie eigendomsrechten Aanbieder Veelal collectieve organisaties
Monitoring inbreuken Eigenaar Collectieve organisaties, overheid
Opsporing Overheid Collectieve organisaties, overheid
uiteraard niet video- en computerkunst). Hierbij wordt wel aange-
tekend dat de toenemende kopieermogelijkheden een tegenreac-
tie oproepen in de vorm van technische beveiliging. Dit onder-
werp neemt een belangrijke plaats in dit rapport in (zie vooral
hoofdstuk 5 e.v.).
De problematiek die deze twee kenmerken van werken met zich
brengen, kan worden verduidelijkt aan de hand van het onder-
scheid dat in de economische wetenschap wordt gemaakt tussen
private en publieke goederen (zie kader 2.1).
Bij publieke goederen kan niet verhinderd worden dat een ieder in
een relevante groep - vaak de bewoners van een bepaald territoir -
de beschikking krijgt over het goed. Daardoor is het niet mogelijk
een prijs te vragen en komt private voorziening via markten niet
tot stand. Overigens zou het vanuit het oogpunt van maatschappe-
lijke welvaart ook niet wenselijk zijn personen de toegang tot
publieke goederen te ontzeggen: het aan hen ter beschikking stel-
len van een publiek goed brengt geen kosten met zich mee, terwijl
het hun welbevinden wel vergroot. Het publiek-goed karakter van
veel producten en diensten is een klassieke rechtvaardiging voor
overheidsoptreden op allerlei terreinen, variërend van defensie,
waterstaat tot volksgezondheid en wetenschappelijk onderzoek.
Overheidsinterventie behoeft niet te betekenen dat de overheid de
productie van goederen zelf ter hand neemt. De overheid kan vaak
volstaan met het organiseren en financieren van de voortbrenging.
Overigens komen publieke goederen in zuivere vorm niet zo veel
voor. In de meeste gevallen gaat het om semi-publieke goederen.
Wanneer deze onderscheidingen toegepast worden op de voort-
brengselen van de menselijke geest, dan geldt dat werken in hun
essentie (de informatie) een hoog publiek-goed karakter hebben
(zie kader 2.1). In dit geval kan de overheid de voortbrenging als
zodanig niet overnemen van de leden van de samenleving. Bij cre-
atieve uitingen gaat het uit hun aard om decentrale ‘productiepro-
cessen’. De overheid kan de voortbrenging wel mogelijk maken via
haar macht regels dwingend op te leggen. Om decentrale voort-
brenging mogelijk te maken is het nodig dat de auteur hiervan
financiële vruchten plukt. Hiervoor is uitsluiting essentieel en die
kan bij gebrek aan technische mogelijkheden slechts gestalte krij-
gen langs juridische weg door het toekennen van rechten en de
uitoefening en handhaving daarvan. In aanvulling daarop is zeker
waar het gaat om grote aantallen, kleine en anonieme gebruikers
een collectieve infrastructuur voor beheer en financiering nodig.
In de praktijk krijgt deze gestalte via collectief beheer en heffingen
op bijvoorbeeld lege informatiedragers. In tabel 2.1 de kenmerken
van het allocatiemechanisme voor werken schematisch vergele-
ken met dat voor reguliere private goederen. Hierbij past de
opmerking dat niet voor alle typen werken het geschetste alloca-
tiemechanisme wordt gebruikt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij
software. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de belangrijkste
categorieën van auteursrechtelijk beschermde werken.
2.2 Uitwerking: het auteursrecht vanuit
economische invalshoek
Het voorgaande behoeft nadere precisering. Bij afwezigheid van
technische en juridische bescherming van werken is het niet
mogelijk een prijs te vragen voor een werk die hoger is dan de kos-
ten van toeëigening, in veel gevallen de kosten van kopiëren en
distribueren. Makers krijgen dan niet of nauwelijks een beloning
voor hun inspanningen. Wanneer de kosten van het creëren van
een werk niet kunnen worden terugverdiend, wordt het creëren
van werken ontmoedigd en wordt de maatschappelijke welvaart
geschaad. Met het oog hierop creëert het auteursrecht juridische
uitsluiting. Daardoor ontstaat wel een spanning met het andere
bovengenoemde aspect, namelijk de non-rivaliteit van informatie
(gebruik door de één gaat niet ten koste van gebruik door de
ander). Vanwege het publiek goed karakter van informatie, is het
ongewenst door hoge prijzen de toegang tot informatie te beper-
ken. Vanuit dit gezichtspunt is het juist optimaal informatie ter
beschikking te stellen tegen een prijs die gelijk is aan de (margina-
le) kosten van kopiëren en verspreiden. Dus, terwijl vanuit het
oogpunt van de creatie van werken een hoog beschermingsniveau
(en dus hoge prijzen) vereist is, is vanuit het oogpunt van de ver-
spreiding van informatie een laag beschermingsniveau (dus lage
prijzen) gewenst. Cooter en Ulen brengen het probleem zeer kern-
achtig onder woorden: “het dilemma is dat zonder wettelijk
monopolie te weinig informatie zal worden geproduceerd, maar
dat met een wettelijk monopolie te weinig informatie zal worden
gebruikt”.3
In de toonaangevende publicatie op het gebied van de economi-
sche analyse van het auteursrecht wordt dit kernprobleem door
Landes en Posner als volgt nader uitgewerkt.4 De kosten van het
maken van - in het voorbeeld van de auteurs - een boek omvat
twee componenten. Ten eerste zijn er de kosten verbonden aan
het schrijven van een nieuw boek. Deze kosten van het creëren
van het werk, ‘the cost of expression’, zijn onafhankelijk van het
aantal malen dat het boek vervolgens gedrukt wordt. Het zijn
daarom ‘vaste kosten’. Ten tweede zijn er de kosten van het druk-
ken, binden en distribueren. Die kosten nemen toe met het aantal
exemplaren. De kosten die zijn verbonden aan het produceren
van een extra boek, zijn ‘marginale kosten’. Kenmerkend voor boe-
ken is dat de vaste kosten in het algemeen hoog en de marginale
kosten in het algemeen laag zijn. Het creëren van een werk, i.c. het
schrijven van een boek, is alleen lonend indien de verwachte
opbrengsten de verwachte kosten overtreffen. De vaste kosten
kunnen alleen ‘worden goedgemaakt’ indien de prijs de marginale
kosten overtreft. Zonder ‘copyright protection’ zou iedereen, zodra
het boek verschenen is, er kopieën van kunnen maken en ze ver-
3 Cooter, R. en Th. Ulen (1988), Law and Economics, London, pag. 135.
4 Landes, William M. and Richard A. Posner (1989), An economic analysis of
copyright law, Journal of Legal Studies, vol. XVIII, pp. 325-363.
15Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
kopen, al dan niet georganiseerd in de vorm van ‘bootlegging’. In
de kern ontstaat dan het volgende probleem: “De marktprijs van
het boek zal uiteindelijk dalen tot de marginale kosten van het
maken van een kopie, met het onfortuinlijke resultaat dat het boek
waarschijnlijk in het geheel niet geproduceerd zal worden, omdat
de auteur en uitgever niet in staat zijn de kosten terug te verdienen
die gemoeid zijn met het scheppen van het werk”. Het voordeel dat
er met auteursrechtbescherming te behalen is, schuilt zo bezien in
de stimulans die ervan uitgaat voor het ontwikkelen van nieuwe
werken. Wil er een stimulans zijn om nieuwe werken te creëren,
dan moet de prijs hoger zijn dan de marginale kosten.
De vraag of de vergoeding die de uitgever in het voorbeeld aan de
auteur moet betalen voor de uitgever tot de vaste of de marginale
kosten behoort, is afhankelijk van de overeenkomst tussen de
auteur en de uitgever. Indien de uitgever tegen een vast bedrag de
rechten op het werk overneemt, dan gaat het voor de uitgever om
vaste kosten. Indien de uitgever voor elk exemplaar van het boek
dat hij verkoopt een vergoeding aan de auteur moet betalen, dan
gaat het voor de uitgever om marginale kosten. In het laatste geval
overtreffen de marginale kosten van de uitgever de maatschappe-
lijke marginale kosten. De kosten van het creëren van het werk
nemen immers niet toe doordat het werk vaker wordt
vermenigvuldigd.
In het economisch jargon wordt een onderscheid gemaakt tussen
‘allocatieve efficiëntie’ of ‘statische efficiëntie, waarbij in het heden
een zo hoog mogelijke maatschappelijke welvaart wordt bereikt,
en ‘dynamische efficiëntie’, waarbij de maatschappelijke welvaart
over een lange periode wordt geoptimaliseerd. In onze context
vereist dynamische efficiëntie dat in de tijd een optimale stroom
aan nieuwe informatie wordt gecreëerd en dus dat de prijs van
werken hoger is dan de marginale kosten. Vanuit het oogpunt van
allocatieve efficiëntie, wat in deze context wil zeggen het optimale
gebruik van bestaande informatie, moet de prijs juist gelijk zijn
aan de marginale kosten voor de maatschappij. Beide efficiëntie-
begrippen botsten met elkaar. De spanning tussen allocatieve en
dynamische efficiëntie wordt door verschillende auteurs, in uit-
eenlopende terminologie, verwoord (zie hierna Watt, 2000).
Daarbij plaatsen Posner en Landes wel de kanttekening dat ver-
gaande bescherming ook een rem op de toekomstige ontwikkeling
zet. “Het creëren van nieuwe werken brengt bij uitstek met zich
mee het lenen en voortbouwen op delen van de bestaande verza-
meling van werken en het toevoegen van originele expressies”. Hoe
groter de mate van bescherming, hoe hoger de kosten van gebruik,
hoe duurder het creëren van nieuw werk in de toekomst wordt.
Een hoge mate van bescherming en dus hoge kosten van gebruik,
drijft de kosten van het maken van nieuwe werken op. Als met dit
aspect wordt rekening gehouden, moet de prijs van werken nog
steeds boven de marginale kosten liggen, maar in mindere mate
dan indien dit aspect geen rol zou spelen.
Er bestaan overigens theoretische alternatieven voor het auteurs-
recht of liever gezegd het op individuele basis uitgeoefende
auteursrecht. Door bijvoorbeeld Shavell en Van Ypersele is erop
gewezen dat een systeem van vergoedingen, waarbij de overheid
(bijvoorbeeld op basis van omzet) scheppingen beloont en schep-
pingen onmiddellijk in het publieke domein komen, een alterna-
tief is voor zowel - in Amerikaanse zin - auteursrecht als octrooien
en dat hiervoor historisch precedent bestaat.5 Voordeel is dat geen
monopolies worden gecreëerd. Het belangrijkste probleem is hoe
de hoogte van de vergoedingen worden bepaald. Genoemde
auteurs concluderen dat voor de maatschappelijke welvaart intel-
lectuele eigendomsrechten niet inherent superieur zijn aan ver-
goedingen en dat hiernaar meer onderzoek wenselijk is. Een illus-
tratie dat het bestaande systeem niet geheel “zuiver” is aangezien
daarin elementen van het door Shavell en Van Ypersele voorgesta-
ne systeem van vergoedingen deel uitmaken, wordt geïllustreerd
door de in Nederland en andere Europese landen binnen het
auteursrecht bestaande (deels forfaitaire) heffingen op lege infor-
matiedragers, fotokopieën en fotokopieerapparatuur en uitlenin-
gen door openbare bibliotheken. Het auteursrecht biedt derhalve
aangrijpingspunten voor alternatieve ontwikkelingsrichtingen. In
volgende hoofdstukken wordt op deze heffingen nader ingegaan.
2.3 Informatie als ervaringsgoed
Naast deze fundamentele overwegingen, speelt ook een rol dat
informatie een zogenaamd ervaringsgoed is. Een potentiële koper
van informatie kan de waarde pas beoordelen na kennisneming
ervan. Dit compliceert de werking van informatiemarkten. Het
probleem is dat de potentiële koper kennis zou moeten kunnen
nemen van de informatie, teneinde te kunnen bepalen hoeveel de
informatie hem waard is. Maar zodra hij kennisgenomen heeft
van de informatie, vervalt voor hem de reden om alsnog voor de
informatie te betalen. Hij beschikt er dan immers al (gratis) over.
Dit betekent dat de verkoper zijn onderhandelingspositie onder-
graaft door het openbaren van de informatie. Openbaart hij de
informatie niet, dan moet de koper een schatting maken van de
waarde. Het is bekend dat dan markten niet goed werken.6
Dit verschijnsel leidt er bij werken vooral toe dat veel auteurs zich
in een zwakke onderhandelingspositie bevinden ten opzichte van
informatie-exploitanten zoals uitgevers en muziekmaatschappij-
en. Het auteursrecht biedt enige soulaas voor deze problematiek
door auteurs rechten te bieden ten overstaan van exploitanten en
geeft hen een garantie om te kunnen meedelen in de opbrengsten
van terbeschikkingstelling van de creatieve prestatie.
16 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
5 S. Shavell en T. van Ypersele, 1999, Rewards versus intellectual property rights,
Journal of Law and Economics, vol XLIV, 2001-525-547.
6 G. A. Akerlof, The market for ‘lemmons’: quality uncertainty and the market
mechanism, Quarterly Journal of Economics, vol. 84, pag. 488-500.
2.4 Evenwicht in het auteursrecht: beginselen
Het auteursrecht kan gezien worden als de poging van de wetgever
om beide hoofdaspecten, de productie en verspreiding van infor-
matie, in evenwicht te brengen. Zo merkt Watt op dat het auteurs-
recht enerzijds probeert de individuele prikkel voor creatieve leden
van de samenleving in stand te houden of zelfs te vergroten om
hun tijd en hulpbronnen te besteden aan het creëren van werken
en anderzijds probeert een oplossing te vinden waarbij werken vol-
ledig ter beschikking komen aan die leden van de samenleving die
bereid zijn een prijs te betalen die groter of gelijk is aan de margi-
nale kosten van creatie.7 De vraag kan gesteld wordt of en zo ja hoe
het auteursrecht erin slaagt een dergelijk evenwicht te bereiken.
Bovendien kan het evenwicht verschuiven onder invloed van tech-
nologische ontwikkelingen.8
Aan het huidige auteursrecht ligt vooral het aspect van de creatie
van werken ten grondslag. De basisgedachte achter het auteurs-
recht en ook de naburige rechten is, zoals hierboven reeds werd
aangegeven, dat het niet alleen gerechtvaardigd is dat zeggenschap
bestaat over het gebruik van een intellectuele creatie (rechtvaardig-
heid) maar ook dat de toekenning van auteursrecht en naburige
rechten het maken van werken stimuleert, hetgeen ten goede komt
aan de ontwikkeling van zowel de cultuur als de economie (maat-
schappelijke welvaart). Aan andere rechten van intellectuele eigen-
dom, zoals octrooirecht, liggen verwante overwegingen (maat-
schappelijke welvaart en rechtvaardigheid) ten grondslag. In 1996
is deze notie als basis voor het auteursrecht en de naburige rechten
op de diplomatieke conferentie van de World Intellectual Property
Organisation bevestigd voor de digitale omgeving, hetgeen overi-
gens inhoudt dat lidstaten serieus werk moeten maken van het
maken van regels en het handhaven van deze regels.
Ondanks dit accent krijgt ook de verspreiding van werken aan-
dacht. In de systematiek van het auteursrecht worden beide aspec-
ten impliciet of expliciet tegen elkaar afgewogen, met name door
een afgewogen stelsel van beperkingen op het recht. Men mag bij-
voorbeeld citeren voor wetenschappelijk of journalistiek gebruik,
er bestaat de mogelijkheid om voor privé-doeleinden kopieën te
maken, er is een zekere vrijheid om in onderwijssituaties werken
aan te halen of te vertonen, toegestaan is het uitlenen van boeken
door bibliotheken, overheidswerken zijn grotendeels vrij van
auteursrecht en er bestaat een zekere vrijheid om voort te bouwen
op hetgeen reeds is gemaakt (althans, vooropgesteld dat voldoende
afstand wordt bewaard tot het “onderliggende” werk). Op andere
terreinen van het intellectuele eigendomsrecht bestaan eveneens
dergelijke beperkingen. Bijvoorbeeld in het octrooirecht geldt een
onderzoeksvrijheid en bestaat voorts een maximale beschermings-
duur (overigens minder lang dan in het auteursrecht). Bij het berei-
ken van evenwicht speelt ook de collectieve uitoefening van rech-
ten een rol en in het bijzonder de opzet van de heffingen die in dat
kader in het leven zijn geroepen.
2.5 Evenwicht in het auteursrecht:
feitelijke uitwerking
In de wetgeving kan een zeker evenwicht bereikt worden tussen
het belang van de creatie van werken en de verspreiding daarvan,
dat wil echter nog niet zeggen dat in de praktijk een dergelijk
evenwicht ook tot stand komt en dat dit evenwicht in de buurt ligt
van een maatschappelijk optimum, waarbij doelstellingen van
allocatieve en dynamische efficiëntie zo goed mogelijk tegen
elkaar zijn afgewogen. De feitelijke uitoefening van rechten en de
handhaving daarvan spelen een belangrijke rol.
Uitoefening van rechten
Ten aanzien van de uitoefening van rechten wordt in de literatuur
gesuggereerd dat monopolieprijzen kunnen ontstaan.9 Het
auteursrecht geeft de maker (de auteur en/of producent) het voor
een rechter afdwingbare recht om anderen te verbieden gebruik te
maken van zijn werk. Daardoor wordt de maker de enige aanbie-
der van de desbetreffende informatie. Hij is derhalve een mono-
polist. In het algemeen zal een monopolist een prijs voor zijn pro-
ducten vragen die hoger is dan de marginale kosten. De mate
waarin dit het geval is, hangt onder meer ervan af of er verwante
producten zijn of de dreiging bestaat dat deze gemaakt zullen
worden. Werken kunnen al dan niet sterke verwantschap vertonen
(bijvoorbeeld expressies in een zelfde muziekcategorie met gerin-
ge onderscheiding versus hoogst individuele expressies van “ster-
ren”). De mogelijkheden voor hoge prijsstelling worden daarnaast
beïnvloed door het gemak waarmee (illegaal) gekopieerd kan wor-
den.
Voorts speelt het collectieve beheer een rol. Hierbij is onder meer
een vraag of de hoogte van de forfaitaire heffingen zoals op lege
informatiedragers op een adequaat niveau ligt. Ook worden groot-
gebruikers via gebruiksregelingen op forfaitaire wijze aangeslagen
(bijv. f 0,10 per kopie van door auteursrecht beschermde tekst).
Andere voorbeelden van gebruik dat forfaitair wordt aangeslagen
zijn muziek in cafés en uitzendingen van radiostations. Hierbij is
dezelfde vraag aan de orde. Kenmerk is dat er geen marktprijzen
zijn en dus dat prijzen op andere wijze worden vastgesteld, name-
lijk in onderhandelingen tussen partijen die in Nederland en in
veel andere landen door de overheid mogelijk worden gemaakt.
Volgens de economische theorie komt in markten bij volledige
17Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
7 R. Watt, 2000, Copyright and Economic Theory: friends or foes?,
Edward Elgar, pag. 12.
8 Vgl. J. Hakfoort, Copyright protection: not more but different,
http://www.cpb.nl/nl/pub/werkdoc/122/cr/.
9 Zie Dam, K.W. 1994, The economic underpinnings of patent law,
Journal of Legal Studies, vol 23, 247-271, Dam, K.W. (1995), Some economic
considerations in the intellectual property protection of software,
Journal of Legal Studies, vol 24, 321-377 en Gordon, W. J. en R. G. Bone (2000),
Copyright, in: Boudewijn Bouckaert en Gerrit de Geest, Encyclopedia of law
and economics, Edward Elgar, 189-215.
AUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
In dit stadium is de conclusie dat het auteursrecht belangrijke ele-
menten bevat die zorgen voor een zeker evenwicht tussen strijdige
belangen. Daardoor lijkt - in economische terminologie - de
maatschappelijke allocatie van schaarse middelen die onder het
auteursrecht tot stand komt, dichter in de buurt te liggen van het
maatschappelijk optimum dan zonder het auteursrecht mogelijk
zou zijn. In hoeverre in de praktijk van de uitoefening en handha-
ving van rechten dit beoogde evenwicht daadwerkelijk wordt
bereikt en daarmee een maatschappelijk optimum wordt bena-
derd, is een vraag die niet eenvoudig valt te beantwoorden in abs-
tracto. In de volgende hoofdstukken wordt daarom dieper inge-
gaan op de vormgeving en werking van het auteursrecht. Daarbij
wordt de aandacht vooral gericht op verschuivingen die zich in
het evenwicht voltrekken als gevolg van maatschappelijke, tech-
nologische en juridische factoren. Ook als niet bekend is waar het
evenwicht in het auteursrecht precies zou moeten liggen, kan aan
de trendmatige veranderingen inzicht ontleend worden welke
belangen bijzondere aandacht verdienen.
18 Bouwstenen voor een justitiestrategie
concurrentie een prijsniveau tot stand waarbij allocatieve efficiën-
tie wordt gerealiseerd.10 De onderhandelingsmechanismen voor
de vaststelling van de heffingen hebben niet dit kenmerk. Mede
daardoor is het niet eenvoudig om voor de Nederlandse praktijk
tot een beoordeling van deze vraag te komen. In hoofdstuk 4
wordt nader op de heffingen ingegaan.
Handhaving van rechten
Gelet op de - tot nu toe - beperkte mogelijkheden voor technische
uitsluiting (op basis van technische beveiliging) en daarmee voor
preventie van inbreuken, zijn de private en publieke inspanningen
om inbreuken vast te stellen en te vervolgen van groot belang voor
de daadwerkelijke betekenis van de rechten die aan auteurs zijn
toegekend. Dit lijkt de achilleshiel van het auteursrecht. In hoofd-
stuk 4 wordt ingegaan op de omvang van inbreuken.
Afweging van kosten en baten
Voor een beoordeling van de vraag of een maatschappelijk opti-
mum wordt benaderd moet ook rekening gehouden worden met
de kosten van de uitoefening en handhaving van rechten. De
vraag of deze kosten opwegen tegen de baten valt in abstracto niet
te beantwoorden.
10 Onder een aantal voorwaarden. Het moet bijvoorbeeld om private goederen
gaan waarbij zich geen externe effecten voordoen.
Na de globale en abstracte beschrijving van de beginselen van het
auteursrecht van het vorige hoofdstuk, wordt in dit hoofdstuk een
overzicht gegeven van het auteursrecht. Ook worden de juridische
en maatschappelijke vraagstukken geschetst die op dit rechts-
gebied spelen. In 3.1 worden aan de hand van de wettelijke
systematiek de hoofdlijnen van de regelingen geschetst en in 3.2
de samenhang met andere rechtsgebieden. In 3.3 wordt apart
ingegaan op de internationale rechtsontwikkeling op dit terrein.
Daarna komen in 3.4 de uitoefening en 3.5 de handhaving van de
rechten aan de orde.
3.1 Hoofdlijnen wettelijke regeling van auteursrecht
en naburige rechten
De regels inzake auteursrecht, naburige rechten en databanken-
recht zijn in verschillende bijzondere wetten neergelegd: de
Auteurswet 1912, de Wet naburige rechten (in 1993 in werking
getreden) en de Databankenwet (in 1999 in werking getreden). De
principes en systematiek van het auteursrecht, naburige rechten
en databankenrecht zijn in hoge mate vergelijkbaar. Om die reden
worden deze drie terreinen hierna gezamenlijk behandeld en
wordt met “auteursrecht” telkens ook de twee andere gebieden
bedoeld, tenzij er reden is om aan naburige rechten of databan-
kenrechten afzonderlijk aandacht te besteden.
3.1.1 Maker en werk
Het auteursrecht geeft de maker (de auteur) het voor een rechter
afdwingbare recht om anderen te verbieden gebruik te maken van
zijn werk. Makers zijn de “scheppers” van een werk en belichamen
de menselijke maat in het auteursrecht. Werken zijn voortbrengse-
len met een eigen, oorspronkelijk karakter, die het persoonlijk
stempel van de maker dragen. Boeken, films, cd’s, tekeningen,
gedichten, kaarten, foto’s, beeldhouwwerken, architectuur, anima-
ties, schilderijen en computerprogramma’s zijn voorbeelden van
voortbrengselen die onder het auteursrecht kunnen vallen.
Tegelijkertijd moet het werk worden onderscheiden van de fysieke
drager waarin het is belichaamd. Het auteursrecht beschermt
namelijk de “immateriële schepping”, de informatie en dus niet de
informatiedrager.
Begrippen als maker en werk zijn horizontale, generieke aankno-
pingspunten die het kader van het auteursrecht aangeven. Het
“makerschap” wordt mede beschermd door regels die de authen-
ticiteit en integriteit van het werk en de relatie tussen werk en
maker beschermen, de zogenaamde morele of persoonlijkheids-
rechten, zoals het recht op naamsvermelding en het recht op te
treden tegen verminking van het werk die afbreuk doet aan de eer
of goede naam van de maker. Het werkbegrip is op een aantal
punten nader uitgewerkt (computerprogrammatuur, databank).
Juridische en maatschappelijke vragen
Met het begrip “maker” wordt uitdrukking gegeven aan het
personaliteitsbeginsel binnen het auteursrecht: het auteursrecht
ontstaat bij een maker en kent aan de maker bevoegdheden toe.
Informatieproducenten (uitgevers, fonogrammenproducenten,
filmproducenten, etc.) hebben van de auteurs afgeleide rechten
en zijn van die auteurs dus principieel te onderscheiden. Zie in dit
verband ook kader 3.1. Hoewel over de begrippen “maker” en
“werk” vaak wordt geprocedeerd, staan de centrale betekenis en
plaats van deze begrippen op zich nauwelijks ter discussie.
Discussies worden onder andere gevoerd over de vraag wie precies
tot de “categorie” maker gerekend worden, wat de beschermwaar-
19Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Overzicht auteursrecht en verkenning vraagstukken3Hoofdstuk
Kader 3.1 Traditionele productieketen
Auteur retail consument
Intermediair
- platenmaatschappij
- uitgever
Uitvoerend publiek maker consument
kunstenaar (uitzenden, streamen, uitvoeren)
- omroeporganisaties
- concertorganisaties
- bioscopen
- bibliotheken
digheid is van computerbepaalde (en dus op het eerste gezicht
minder of zelfs niet door menselijke interventie tot stand gebrach-
te) ontwerpen, teksten en afbeeldingen en welke “drempel” gelegd
wordt om tot de categorie “werk” te kunnen worden toegelaten.
De betekenis van het begrip “werk” moet worden gezien in relatie
met kwesties als toegang tot informatie en vrijheid van nieuwsga-
ring. De auteursrechtelijk bescherming strekt zich niet uit tot de
“inhoud”, dat wil zeggen feiten, gegevens, methoden, systemen of
ideeën. Wel beschermd is de vorm waarin de informatie is gego-
ten. Met deze afbakeningsproblematiek zijn grote belangen in
verband met informatiebeleid en economie gemoeid. Opvallend is
daarom de beweging dat met de introductie van naburige rechten
en, nog zeer recent, databankenrecht buiten het strikte kader van
het auteursrecht een grote greep op informatie- en entertain-
mentproducten als zodanig aan informatieproducenten is
toegekend.
In de praktijk is de beoordeling van begrippen als werk en maker,
mede vanwege de betekenis van de omstandigheden van het
geval, geheel aan de rechter overgelaten. De benadering van deze
kwesties hangt nauw samen met de nationale rechtssystematiek.
In Nederland is gekozen voor betrekkelijk open begrippen, vanuit
de gedachte dat afbakeningskwesties lastig met wetgeving zijn op
te lossen. In zoverre is dus van een “auteursrecht op maat” in
beginsel geen sprake. Door rechten toe te kennen aan producen-
ten van bepaalde informatieproducten (fonogrammen, films en
databanken) wordt de behoefte aan wetgeving op maat echter als-
nog gedekt, mede vanuit de gedachte dat deze rechten de indus-
trie een machtspositie verschaffen tegenover gebruikers en tegen-
over individuele auteurs. Met enkele uitzonderingen als gevolg
van de Europese regelgeving (terzake van computerprogramma-
tuur en databanken), verschilt de invulling van begrippen als
maker en werk van land tot land, hetgeen dus ook tot gevolg heeft
dat auteursrechtelijke beschermingsniveaus van land tot land
verschillen.
3.1.2 Naburige rechten en databankrechten
Naburige rechten geven uitvoerende kunstenaars, fonogrammen-
producenten, filmproducenten, databankproducenten en
omroeporganisaties het recht om anderen te verbieden gebruik te
maken van hun prestaties. Bij dit type rechten, hoezeer qua syste-
matiek en ratio ook verwant aan het auteursrecht, staat in eerste
instantie investeringsbescherming voorop. De prestaties, zoals
beschermd onder de naburige rechten, zijn een afgeleide van het
werk, namelijk de uitvoering (van het werk), het fonogram (dit is
het werk in de vorm van een geluidsopname), de film (het werk in
de vorm van een verzameling van bewegende beelden), de data-
bank (een methodisch en systematisch geordende verzameling
van feiten, gegevens en ander materiaal waarin substantieel geïn-
vesteerd is) en het omroepprogramma (de uitzending van een tv-
programma of film).
Juridische en maatschappelijke vraagstukken
De betekenis van naburige rechten is snel gegroeid. Dit heeft
vooral te maken met de positie van muziekproducenten die zich
in de frontlinie van technologische en marketingvernieuwingen
bevinden. Folio- en elektronische uitgevers bevinden zich in
dezelfde positie, die hun positie hebben verankerd via het
auteursrecht van hun auteurs en het databankenrecht.
Groepen rechthebbenden sluiten zich aaneen in hun wens tot ver-
sterking van reeds vastlegde rechten, met name vanwege nieuwe
technologieën en omdat als de één nieuwe rechten krijgt (zoals de
musici en fonogrammenproducenten door middel van nieuwe
verdragen in 1996), anderen een zelfde behandeling claimen
(acteurs en omroeporganisaties). Nieuwe groepen belanghebben-
den, zoals uitvoerders van uitingen van folklore, organisatoren van
sport- en andere evenementen, sporters zelf en contentdistribu-
teurs dienen zich aan en verzoeken om vergelijkbare bescher-
ming. In de praktijk worden sommige van deze rechten reeds
erkend, getuige de handel in “sportuitzendrechten”. De vraag is of
en zo ja hoe daarop van overheidswege gereageerd moet worden.
De bescherming van databanken is zeer recent. Opvallend was de
maatschappelijke weerstand in Nederland tegen de introductie
van de nieuwe wetgeving. Inmiddels zijn de eerste ervaringen met
de Databankenwet opgedaan. Aan een evaluatie wordt door het
Ministerie gewerkt. Uit de praktijk is inmiddels gebleken dat de
vraag met name is of slechts de databank als hoofdproduct de
wettelijke bescherming krijgt of dat ook de databank als “spin off”
product bescherming verdient.
3.1.3 Wettelijke beperkingen
Tegenover de rechten staan de wettelijke beperkingen. Deze
beperkingen spelen een essentiële rol in het bereiken van even-
wicht tussen de belangen van verschillende betrokkenen. In
essentie gaat het om het evenwicht tussen de bevordering van de
creatie van nieuwe informatie en de verspreiding daarvan, zoals
geschetst in hoofdstuk 2. De achtergrond van de beperkingen in
de Auteurswet, die ook van toepassing zijn op de Wet naburige
rechten, kan verschillend van aard zijn: de uitdrukking van econo-
misch beleid (het al dan niet tijdelijk vrijstellen van bepaalde acti-
viteiten van het auteursrecht), de uitdrukking van publiek infor-
matiebeleid (beperkingen ten behoeve van omroepactiviteiten,
bibliotheken en onderwijs, het afstaan van rechten op materiaal
afkomstig van de overheid), overwegingen van handhaafbaarheid
(het maken van kopieën voor privé-gebruik), de bescherming van
kwetsbare groepen (zoals consumenten of gehandicapten) of de
uitdrukking van fundamentele (rechts)beginselen (zoals citaat-
recht of beperkingen ten behoeve van de nieuwsvoorziening). De
beperkingen zijn in Nederland limitatief in de Auteurswet opge-
somd, zij het dat de rechter in bijzondere gevallen aanleiding kan
zien om onevenwichtigheden of onbillijkheden van het systeem te
corrigeren.
20 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Een andere vorm van “regulering” van de effectuering van auteurs-
recht is in verschillende gevallen gelegen in het regelen van zoge-
naamde vergoedingsrechten. Dergelijke rechten geven de recht-
hebbende weliswaar aanspraak op een vergoeding maar de recht-
hebbende kan nooit weigeren toestemming voor gebruik te verle-
nen; het recht om anderen gebruik geheel of ten dele te verbieden
is “afgezwakt” tot een non-discriminatoir recht op (slechts) een
vergoeding (zoals een heffing op lege beeld- en geluidsdragers en
een heffing op gefotokopieerde pagina’s). Deze vorm van uitoefe-
ning van rechten is in Nederland van toepassing op fotokopiëren,
uitlenen door openbare bibliotheken, openbaar muziekgebruik ter
zake van commerciële fonogrammen en het privé-kopiëren.
Juridische en maatschappelijke vraagstukken
Met de in het auteursrecht opgenomen beperkingen brengt de
overheid haar beleid tot uitdrukking. De beperkingen zijn tot op
zekere hoogte ook de neerslag van de onderlinge verhoudingen
tussen diverse beleids- en rechtsterreinen. De discussie over nut
en noodzaak van beperkingen is de afgelopen jaren enorm toege-
nomen en ook in hoge mate gepolitiseerd en is in Nederland (en
andere landen) in het bijzonder geïnspireerd door de verwikkelin-
gen rond de EG-richtlijn harmonisatie auteursrecht en naburige
rechten in de informatiemaatschappij. In het kader van deze
richtlijn hebben lidstaten onderhandeld over de wenselijke
vrijheid niet alleen voor lidstaten om met gebruikersbelangen
rekening te houden maar ook over de grens die op Europees
niveau aan gebruikersvrijheden zou worden gesteld.
De Europese wetgever kiest voor stimulering en versterking van de
Europese “content” industrie door middel van bescherming van
auteursrecht. Tal van belanghebbende gebruikersgroepen -
onlangs verenigd in een op het eerste oog niet voor de hand
liggende alliantie, gevormd door consumenten, internetservice
providers, bibliotheken en producenten van afspeel- en kopieer-
apparatuur - verzoeken echter de Europese en nationale wetgever
bij het ontwikkelen van auteursrechtbeleid en het formuleren van
de wet om met hun belangen nadrukkelijk rekening te houden en
mobiliseren daarvoor politieke steun. Het bestaan van auteurs-
recht wordt daarbij over het algemeen niet bestreden, de reikwijd-
te wel. Daarbij wordt gesteld dat juist wettelijk verankerde
gebruiksvrijheden een stimulans zijn voor de innovatie van
cultuur en economie (zie hoofdstuk 2).
In dit kader wordt ook gepleit voor wettelijk dwingende uitzonde-
ringen op de rechten, terwijl rechthebbenden juist pleiten voor
zoveel mogelijk contractsvrijheid en marktwerking. Ook wordt
gepleit voor een algemene “fair use” uitzondering, dat wil zeggen
een algemene wettelijke norm voor niet specifiek door de wetge-
ver geregelde gevallen aan de hand waarvan de rechter kan uitma-
ken of het billijk is dat daarvoor een vergoeding wordt betaald of
niet. “Fair use” is een begrip uit het Amerikaans auteursrecht.
Daarmee komt een belangrijke andere kwestie aan de oppervlak-
te, namelijk of de behartiging van andere belangen dan die van
rechthebbenden kan worden overgelaten aan de rechter of dat uit-
eindelijk altijd de wetgever de grenzen van het auteursrecht dient
te bepalen. In Nederland is gekozen voor een systeem waarin het
primaat van de wettelijke beperkingen bij de wetgever ligt, en niet
bij de rechter.
In een aantal gevallen lost de discussie over beperkingen zich op
in een discussie over de wenselijke vorm waarin rechten worden
uitgeoefend: de kwestie van het vergoedingsrecht, dat slechts door
een collectiviteit wordt uitgeoefend. Enerzijds is de macht van de
individuele rechthebbende hiermee teruggebracht tot een onder-
handelingspositie ter zake van diens aandeel in het totaal van de
vergoedingen en rijst de vraag naar de keuzevrijheid van zowel
rechthebbende als betalingsplichtige, anderzijds blijft de vraag
naar de wenselijke (in economisch jargon welvaart optimaliseren-
de) hoogte van de vergoeding en eventuele andere voorwaarden
die aan het gebruik gesteld kunnen worden. Betalingsplichtigen
zijn veelal wel bereid te betalen, maar willen in ruil daarvoor de
vrijheid om naar eigen inzicht van creatief materiaal gebruik te
maken. Vaak gaat het daarbij om de wens dat rechthebbenden in
ieder geval niet moeten kunnen belemmeren dat creatief materi-
aal wordt aangewend voor hergebruik (zoals heruitzending door
omroeporganisaties of hergebruik via andere media).
3.1.4 De inhoud van de rechten
Fundamenteel uitgangspunt van het auteursrecht is dat de recht-
hebbende bepaalt wie van zijn werk of zijn prestaties gebruik mag
maken. Het gaat in hoofdzaak om twee typen gebruik waarover de
rechthebbende macht heeft: het openbaar maken van creatief
materiaal ten overstaan van een publiek en het reproduceren van
dat materiaal.
1. Onder deze categorie vallen allerlei vormen van aan een
publiek ter beschikking stellen, zoals uitvoering in het openbaar
(waar uitvoering zich afspeelt in de ruimte waar het publiek
zich bevindt), transmissie over een kabel, uitzending via de
ether of via de satelliet, on-line interactieve aanbieding en
verspreiding, fysieke distributie, etc.
2. Onder de tweede categorie vallen zowel het een-op-een
kopiëren (zoals fotokopiëren, drukken, downloaden) als
bewerkingen, nabootsingen, vertalingen en arrangementen.
De rechthebbende krijgt door middel van toekenning van deze
rechten macht en controle over dit gebruik. In de dogmatiek
maakt men onderscheid tussen economische rechten en morele
rechten. De laatste rechten zijn bedoeld ter bescherming van de
persoonlijkheid van de auteur en artiest en van de bijzondere
band tussen auteur en werk en tussen artiest en uitvoering. Het
gaat om zaken als publicatie van een foto in een de fotograaf
onwelgevallige context, opneming van een artikel zonder naams-
vermelding, de verplaatsing van een beeldhouwwerk naar een
locatie die geen recht doet aan de gedachte achter het werk, een
21Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
esthetisch onverantwoorde aanpassing van een bouwwerk of de
vernietiging van een muurschildering. Ter bescherming van zijn
morele rechten staan de auteur en artiest in feite dezelfde
middelen ten dienste als ter bescherming van zijn “economische”
rechten, namelijk het recht om voor het openbaarmaken of het
reproduceren van creatief materiaal toestemming te verlenen, met
dien verstande dat aan morele rechten niet op dezelfde wijze “ver-
handelbaar” zijn als economische rechten. Van de digitale tech-
niek gaat ook het gevaar uit dat daarmee de mogelijkheden tot
verminking, misvorming of andere aantasting worden vergroot.
Zoals eerder aangegeven, kunnen de (economische) rechten zijn
vormgegeven in de vorm van zowel verbodsrechten als vergoe-
dingsrechten. Bij een vergoedingsrecht heeft de rechthebbende
niet de mogelijkheid gebruik van het werk of ander materiaal aan
een ander te verbieden, maar heeft te allen tijde jegens alle
gebruikers aanspraak op een vergoeding, vaak in combinatie met
een systeem van (al dan niet door de overheid opgelegd) collectief
beheer. Voorbeelden daarvan zijn fotokopiëren (reproduceren),
openbaar muziekgebruik (openbaarmaken) en het uitlenen van
beschermd materiaal door openbare bibliotheken (eveneens
openbaarmaken). Aan deze “kleurverschieting” liggen verschillen-
de redenen ten grondslag: onmogelijkheid van handhaving van
een individueel verbodsrecht, streven naar deelname van zoveel
mogelijk rechthebbenden aan effectuering van het recht, zeker-
heid van toestemming tot gebruik en gewenste greep op financië-
le claims. De inhoud van de economische rechten vormt de kern
van dit rechtsgebied en bepaalt de omvang van de macht van de
rechthebbende. Aangezien de rechten, zowel in het auteursrecht,
de naburige rechten als het databankenrecht, in beginsel open
zijn geformuleerd, is ook bij dit punt van een “auteursrecht op
maat” in beginsel (want er zijn wel uitzonderingen) geen sprake.
Aan de bepaling van de omvang van de rechten ligt een ingewik-
keld, dynamisch proces van juridische en economische afwegin-
gen, politieke besluitvorming en beïnvloeding door belangen-
groeperingen ten grondslag. In verband met toegang tot informa-
tie speelt ook hier de normatieve, aan de rechter overgelaten
invulling van de rechten een belangrijke rol. In veel andere landen
leidt de opkomst van nieuwe exploitatietechnieken telkens tot
discussie over de noodzaak ook die technieken onder het bereik
van de rechten te brengen. In Nederland ontstaat die discussie
vaak na het moment dat de rechter zich heeft uitgesproken. Dit
verschil kan gevolgen hebben voor de wijze waarop de uitvoering
van de wetgeving is geregeld. Waar bij de beperkingen het primaat
bij de overheid lijkt te liggen, ligt in Nederland vanouds het
primaat van de bepaling van de rechten bij de rechter. De rechten
zijn echter inmiddels voor een groot deel geharmoniseerd in
internationale verdragen en in toenemende mate door de
Europese wetgever. Dat laatste is voornamelijk het gevolg van de
recente EG-richtlijn “auteursrecht in de informatiemaatschappij”.
De ruimte voor de rechter is hierdoor grotendeels tenietgedaan.
Juridische en maatschappelijke vraagstukken
Vooral de toepassing van het auteursrecht in de privé-sfeer is een
gevoelige kwestie. Daarbij spelen overwegingen van privacy, de
oncontroleerbaarheid van handelingen in de persoonlijke levens-
sfeer en de wens om op micro-gebruiksniveau (van niet-commer-
ciële aard) informatie zo vrij mogelijk te laten circuleren een grote
rol. Tegelijkertijd biedt in de digitale omgeving de “thuismarkt”
enorme commerciële mogelijkheden. Reeds in de analoge sfeer is
dit probleem in Nederland en vele andere landen benaderd met
een zogenaamde thuiskopieheffing, die wordt gelegd op voorwer-
pen die bestemd zijn om daarop thuiskopieën te maken van beeld
en geluid (films en muziek). De bestaande Nederlandse regeling is
bedoeld voor videobanden en muziekcassettes. Discussies zijn
gaande of dit systeem ook kan worden toegepast op moderne
dragers, zoals blanco audio-cd’s of andere digitale gegevensdra-
gers, en op kopieer- en afspeelapparatuur, zoals dvd-recorders,
MP3-spelers en computers.
Voor zover er sprake is van uitbreiding van rechten, is die wat
betreft de Nederlandse wetgeving de laatste tien jaar in hoofdzaak
veroorzaakt door Europese besluitvorming. Dat heeft geleid tot
discussies in het parlement ter zake van de wenselijke opstelling
van Nederland in de Europese en mondiale onderhandelingen. In
dat kader is de vraag gerezen welke rechtvaardiging zou kunnen
bestaan voor uitbreiding van rechten (alsmede van categorieën
rechthebbenden) en op welke wijze kan worden gewaarborgd dat
alle betrokken groepen de gelegenheid hebben hun invloed te
doen gelden op de discussie. Geconstateerd kan worden dat som-
mige groepen in staat zijn gebleken hun standpunten effectiever
over te brengen dan anderen. Meer en meer komt in de politiek en
in de literatuur aandacht voor de fundamentele vraag welke bij-
drage auteursrecht precies levert aan de ontwikkeling van econo-
mie en cultuur. Opvallend is dat deze discussie (niet alleen in
Nederland maar) vooral wordt gevoerd in landen met een meer
ontwikkelde auteursrecht-infrastructuur en auteursrechtweten-
schap, in de eerste plaats de Verenigde Staten, Canada en
Australië, maar ook Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en de
Scandinavische landen.
3.1.5 Uitoefening van rechten
Het wettelijk systeem gaat uit van uitoefening door individuele
rechthebbenden, die mogen beslissen over het gebruik van hun
eigen werk of prestatie (door anderen). Indien rechthebbenden
niet daadwerkelijk zelf (dus persoonlijk) rechten uitbaten, biedt
het recht instrumenten van overdracht (“verkoop”) of verhuur
(“licentie”) om dat binnen een juridische systematiek door ande-
ren te laten doen. Auteursrecht kan in tal van deelrechten uiteen
vallen. Men kan in beginsel het gehele auteursrecht overdragen (of
in licentie verlenen), zij dat de wet voorschrijft dat geen rechten
overgedragen kunnen worden waarvan niet te voorzien valt dat ze
ooit zullen ontstaan. Het is ook mogelijk om bijvoorbeeld de tv-
uitzendrechten van een toneelstuk slechts voor Nederland over te
22 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
dragen aan X, of de tekstuitgaverechten slechts voor België aan Y,
en bovendien om de uitvoeringsrechten voor Frankrijk aan Z te
verkopen terwijl de downloadrechten van het materiaal voor
Zwitserland (dat wil bijvoorbeeld zeggen: een aandeel in de daar
geldende heffingen) aan weer een ander worden verleend.
Er bestaat voor de rechthebbende geen exploitatieplicht (de wet
eist niet dat de rechthebbende een beroep doet op zijn rechten als
een handeling zonder zijn toestemming geschiedt), maar in bij-
zondere gevallen heeft de maker jegens de uitgever of omroepor-
ganisatie wel aanspraak op uitgave of uitzending van zijn werk.
In de praktijk geven het auteursrecht en de naburige rechten de
mogelijkheid vergoedingen te vragen voor het gebruik van het
beschermd materiaal en om “markten” op te bouwen en te
beschermen. Of en zo ja hoe het beschermd materiaal wordt
geëxploiteerd, en op welke wijzen de opbrengsten worden
gealloceerd, is aan de rechthebbenden overgelaten.
Rechthebbenden kunnen besluiten om rechten niet individueel
maar collectief uit te oefenen. Een bijzonder en kenmerkend
aspect op het terrein van auteursrecht is dat rechten vaak collec-
tief worden beheerd, vooral in geval van prestaties die zich lenen
voor gebruik door vele, kleine gebruikers, zoals muziek of foto-
kopieerbaar tekstmateriaal. Van (vrijwillig) collectief beheer is zeer
veel sprake. In een aantal gevallen is door de wetgever zelfs bij wet
de collectieve uitoefening van rechten opgelegd, in één geval door
het verlenen van een de facto exclusieve licentie (aan de vereni-
ging Buma, terzake van auteursrechten voor het openbaar
muziekgebruik), in de andere gevallen door de exclusieve aan-
wijzing van stichtingen die belast zijn met incasso en repartitie
van vergoedingen (aan de Stichting Reprorecht voor het foto-
kopiëren, de Stichting Thuiskopie voor een heffing op lege beeld-
en geluidsdragers), Stichting exploitatie naburige rechten (Sena)
ter zake van naburige rechten voor openbaar muziekgebruik en de
Stichting Leenrecht (voor het uitlenen door openbare bibliothe-
ken). Deze constructie laat onverlet dat daadwerkelijke incasso
diensten van derden worden ingehuurd en voor uitkering van
geïncasseerde vergoedingen weer andere collectieve organisaties
worden ingeschakeld.
Rechthebbenden kunnen ook besluiten dat één van hun wordt
aangewezen om namens allen de rechten uit te oefenen. Ook de
wet kan dit bepalen, bijvoorbeeld in het geval dat een orkest
onderhandelt over rechten van de uitvoerende kunstenaars.
Bij filmwerken heeft de wet bepaald dat alle rechten in beginsel
toekomen aan de producent van de film, tenzij anders overeen-
gekomen. Dit is vooral gebeurd om de filmproducent in zijn
investeringsbelangen tegemoet te komen en om jegens derden
duidelijkheid te verschaffen wie bevoegd is te onderhandelen over
de rechten, kortom uit overwegingen van efficiency, eenvoud en
rechtszekerheid. De wet bepaalt voorts dat in arbeidsrelaties de
rechten toekomen aan de werkgever, opnieuw tenzij anders
overeengekomen, hetgeen qua systematiek (niet qua uitkomst)
Nederland doet afwijken van de meeste andere lidstaten binnen
de EG. Op verschillende plaatsen bemoeit de wet zich dus uit-
drukkelijk met de vraag wie de rechten kan uitoefenen.
Juridische en maatschappelijke vraagstukken
Door de opkomst van nieuwe technologieën is vaker dan voorheen
onduidelijk wie over de rechten beschikt; met noemt dit het
probleem van “allocatie van rechten”. Aan die onzekerheid draagt
bij dat op grond van het wettelijk systeem de rechthebbende in
beginsel beschermd is tegen een overdracht van rechten ter zake
van op het moment van overdracht nog niet bestaande exploitatie-
technieken. Deze problematiek doet zich in tijden van grote
technologische turbulentie, zoals nu, regelmatig voor. Het gevolg is
dat onder meer journalisten en uitgevers, wetenschappers en
universiteiten en muzikanten en fonogrammenproducenten voort-
durend strijd leveren over wie de rechten heeft, en daarmee over
de uitleg van de contracten die zij onderling hebben gesloten.
Relaties tussen rechthebbenden en betalingsplichtigen maar ook
relaties tussen rechthebbenden onderling, in het bijzonder de
relatie tussen de maker en de uitvoerder enerzijds en uitgever,
fonogrammenproducent, filmproducent en omroeporganisatie
anderzijds krijgen meer en meer aandacht. Een uitgewerkt sys-
teem van regels die de verhoudingen tussen rechthebbenden,
inclusief die tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers en tussen
producenten en individuele contribuanten, ontbreekt.
De tendens is dat rechten meer en meer door collectiviteiten wor-
den beheerd. Nieuwe technologieën bieden echter meer mogelijk-
heden om licenties via “digital rights management” efficiënt en
snel te verlenen respectievelijk te verkrijgen (zie hoofdstuk 5). De
vraag rijst of aan verplicht collectief beheer behoefte bestaat in
een omgeving waarin door de ontwikkeling van de techniek meer
rechtstreekse relaties tussen rechthebbenden en gebruikers moge-
lijk worden. Aan collectief beheer zijn aspecten van marktmacht,
markttoegang, transparantie en toezicht verbonden. Deze vraag-
stukken krijgen meer en meer een grensoverschrijdend karakter.
Een andere tendens is dat informatieproducenten en media-
conglomeraten - vanuit de behoefte in te spelen op onzekere
marktvooruitzichten en onderhandelingsvrijheid jegens mogelijke
zakelijke partners - rechten op grote schaal naar zich toe trekken.
Hierdoor ontstaat de indruk dat diegenen voor wie de auteurs-
rechtsystematiek ooit is opgezet, de individuele makers, bij de
uitoefening en handhaving van rechten steeds minder invloed
hebben. In dat verband rijst dan ook de vraag of er noodzaak
bestaat tot ingrijpen in de contractuele relatie tussen maker en
informatieproducent en -aanbieder.
23Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
3.1.6 Technische beveiliging
Een betrekkelijk nieuw element binnen het auteursrecht is de
bescherming tegen het omzeilen van technische beveiligings-
maatregelen. Op grond van zowel de WIPO-verdragen 1996 als de
EG-richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij zijn de
lidstaten verplicht zowel het kraken van technische beveiliging als
het faciliteren en bevorderen van kraken onrechtmatig te verkla-
ren. De juridische bescherming tegen omzeiling is beperkt tot die
technische beveiliging die geschikt is om het werk en de prestaties
tegen gebruik zonder toestemming te beveiligen. In feite is daar-
mee een derde laag van bescherming geïntroduceerd, naast de
juridische bescherming van het auteursrecht en de feitelijke
bescherming doordat de techniek bepaalde handelingen zonder
omzeiling onmogelijk maakt, ontstaat nu ook juridische bescher-
ming tegen het omzeilen.
Juridische en maatschappelijke vraagstukken
Strikt genomen staat dit vraagstuk in het brede verband van infor-
matiebeveiliging. Binnen het auteursrecht, dat op zich “slechts”
voorziet in een juridische bescherming, heeft deze discussie ech-
ter een hogere snelheid bereikt dan daarbuiten, hetgeen gezien de
grote commerciële belangen begrijpelijk is. Vandaar ook dat bin-
nen het auteursrecht gewerkt wordt aan stelsels van normen die
enerzijds het omzeilen en het plegen van handelingen ter voorbe-
reiding van omzeilen onrechtmatig verklaren, maar anderzijds
regels stellen om onbedoelde en ongewenste effecten van techni-
sche beveiliging, zoals informatie- en productmonopolies tegen te
gaan. Aan dit vraagstuk kleven tal van subvraagstukken, waarvoor
thans binnen het auteursrecht oplossingen worden gezocht. De
EG-richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij legt de
nationale wetgevers de taak op structuren voor te stellen waarbin-
nen die oplossingen gevonden worden. Daarbij speelt de afweging
rond de wenselijke rol van de overheid, die verschillende rollen
worden toebedeeld: faciliterend, initierend, toezichthoudend,
geschilbeslechtend en normerend. Een zeer voorname rol in deze
speelt de vraag welke invloed de regels hebben voor de aansprake-
lijkheid en verantwoordelijkheid van infrastructuurbeheerders en
producenten van afspeel-, kopieer- en verspreidingsapparatuur.
Met andere woorden: zijn deze beheerders en producenten in
beginsel verplicht de inrichting van hun diensten en de specifica-
ties van hun producten af te stemmen op de werking van de tech-
nische beveiliging en daarmee op de belangen van de rechtheb-
benden? Deze vraag heeft belangrijke mededingingsrechtelijke
implicaties, die in feite niet louter binnen het auteursrecht gere-
dresseerd kunnen worden.
3.2 Samenhang met andere rechtsgebieden
3.2.1 Intellectuele eigendom
In de dogmatiek maken het auteursrecht en de naburige rechten
deel uit van het grotere geheel van de intellectuele eigendom.
Daartoe worden onder meer gerekend rechten van industriële
eigendom: het octrooirecht (het recht om anderen te verbieden
gebruik te maken van uitvindingen), het kwekersrecht (het recht
op voortbrenging en verhandeling van plantaardig uitgangsmate-
riaal), het merkenrecht (het recht om anderen te verbieden in het
economisch verkeer gebruik te maken van een onderscheidingste-
ken voor waren of diensten, of een daarmee verwarringwekkend
overeenstemmend teken) het modellenrecht (het om anderen te
verbieden gebruik te maken van de bijzondere vormgeving van
een product). Ook de inspanningen om bedrijfsprocessen, marke-
tinggegevens, klantgegevens, e.d. “geheim” te houden worden
vaak wel tot intellectueel eigendom gerekend. Voor een overzicht
zie tabel 3.1.
Het gemeenschappelijk element bij rechten van intellectuele
eigendom is dat het object van bescherming “immaterieel” van
aard is (uitvinding, onderscheidingsteken, vormgeving) maar dat
het wordt belichaamd in een materiele verschijning (machine,
geneesmiddel, woord of logo op product of productuiterlijk). Het
object van bescherming wordt beschermd tegen navolging,
namaak en profijt trekken. Het belang van deze rechten schuilt
dan ook doorgaans in een bepaalde exclusiviteit in het econo-
misch verkeer. Er is als het ware een prioriteit verschaft ten
opzichte van de andere deelnemers aan het economisch verkeer.
Dergelijke rechten worden dan ook meer en meer tot uitdrukking
gebracht op de balans van ondernemingen en vormen soms de
meest belangrijke “asset”, die bijvoorbeeld ook als onderpand kan
dienen voor financiering.
Het gemeenschappelijk juridisch kenmerk van rechten van intel-
lectuele eigendom is dat zij de houder van dat recht, in het han-
delsverkeer en in sommige gevallen ook daarbuiten, in de positie
brengen vergoedingen te vragen voor het gebruik van een intellec-
tuele prestatie. Als anderen die vergoeding niet bereid zijn te beta-
len (of niet bereid zijn aan andere voorwaarden te voldoen), wordt
geen toestemming tot het gebruik gegeven. Toestemming kan ook
worden onthouden omdat de rechthebbende zelf in de productie
en distributie van exemplaren van het werk wil voorzien.
24 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
25Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Kader 3.2 Overzicht auteurs- en octrooirecht
Auteursrecht:
- ontstaan: vormvrij, door de enkele schepping; slechts rechterlijke toetsing of aan beschermingsvereisten is voldaan;
- registratie: geen;
- beschermingsduur: maximaal 70 jaar na de dood van de maker;
- object van bescherming: oorspronkelijk werk van letterkunde, wetenschap of kunst;
- subject van bescherming: maker (doorgaans natuurlijk persoon, zoals schrijver, schilder, beeldend kunstenaar);
- beschermingsomvang: verveelvoudigen en openbaarmaken (commercieel of niet-commercieel).
Octrooirecht:
- ontstaan: na toetsing en verlening door octrooibureau, vervolgens onderwerp van rechterlijke toetsing;
- registratie: in een openbaar register;
- beschermingsduur: 6 jaar (registratieoctrooi) of 20 jaar (nationaal of Europees octrooi);
- object van bescherming: inventief proces, inventief product, als uitkomst op het gebied van de nijverheid;
- subject van bescherming: uitvinder (op grond van werkgever/werknemer-verhoudingen doorgaans grote
ondernemingen die zich investeringen kunnen veroorloven);
- beschermingsomvang: elk gebruik met een commercieel of industrieel oogmerk.
Tabel 3.1 Kenmerken intellectuele eigendom
Aard van object Object Hoofdlijnen Duur bescherming
Intellectuele Object is immaterieel Bescherming tegen Afhankelijk van
eigendom van aard, maar navolging type recht
algemeen belichaamd in een
materiële verschijning
Onderdelen
Auteursrecht Werken: voortbrengselen Tekst-, geluid- en beeld- Recht om anderen te verbieden 70 jaar na dood
met eigen oorspronkelijk dragers, transmissies, werken te verveelvoudigen, van de maker
karakter en persoonlijk uitvoeringen, uitzendingen, openbaar te maken, te distribueren
stempel (elektronische) databestanden
Naburige Prestaties (uitvoeringen, Geluids- en beelddragers, Recht om anderen te verbieden 50 jaar na
rechten fonogrammen, films, transmissies, uitvoeringen, prestaties te verveelvoudigen, vastlegging of
omroepprogramma’s) uitzendingen openbaar te maken, te distribueren openbaarmaking
Octrooirecht Uitvindingen: nieuw, Voortbrengselen en Recht om anderen te verbieden 6 jaar
vindingrijk en industrieel werkwijzen (industriële uitvindingen te gebruiken (registratie-octrooi)
toepasbaar (EU); new, producten en processen, of 20 jaar (Nederlands
non obvious and useful (VS) incl. software) of Europees octrooi)
Merkenrecht Onderscheidingstekens Namen, cijfers, logo’s, Recht om anderen te verbieden Registratie elke
van waren en diensten productvormgeving, in het economisch verkeer 10 jaar verlengbaar.
van ondernemingen kleuren, geluiden, een overeenstemmend
geuren of combinaties onderscheidingsteken voor
waren of diensten te gebruiken
Handels- Onderscheidingstekens Namen en cijfers, Recht om anderen te Zolang gebruik
namen van ondernemingen of combinaties. verbieden verwarringwekkende voortduurt.
handelsnaam te voeren
De verwezenlijking van de waarde van rechten van intellectuele
eigendom geschiedt door het inzetten van juridische instrumen-
ten, namelijk overdracht, licentie of zekerheidsstelling. In het
kader van de codificatie-operatie van het burgerlijk recht, die in
1992 leidde tot het inwerkingtreden van het nieuw Burgerlijk
Wetboek, wordt gewerkt aan een betere onderlinge afstemming
van de rechten van intellectuele eigendom of althans de vermo-
gensrechtelijke en procesrechtelijke aspecten zoveel als mogelijk
te harmoniseren. In 1997 is daarover door het Ministerie van
Justitie een eerste rapport gepubliceerd, dat onderdeel zou uitma-
ken van een reeks van voorstellen. Het wachten is op een vervolg
op dat rapport. De behoefte aan een dergelijke afstemmings- en
harmonisatie-operatie neemt toe, gelet op het groeiende belang
van intellectuele eigendom als onderpand voor financieringen.
Van belang is dat aan de verkrijging van rechten van industriële
eigendom, die in het bijzonder een bescherming van investerin-
gen op het oog hebben, vormvereisten zijn gesteld: via een proce-
dure wordt een inschrijving verkregen in een register, waaruit der-
den kunnen opmaken wie de rechthebbende is. Aan het ontstaan
van auteursrecht, naburige rechten en databankenrechten zijn
dergelijke vormvereisten niet verbonden. De laagdrempelige toe-
gang tot bescherming heeft ook een keerzijde, namelijk in veel
gevallen de onbekendheid met de persoon van de maker of recht-
hebbende. Het ontbreken van vormvereisten berust echter op een
internationale regel.
Illustratief is een kort overzicht van de belangrijkste kenmerken
van en daaruit voortvloeiende verschillen tussen auteursrecht en
octrooirecht (kader 3.2). Dit is met name interessant omdat zelfs
tussen zulke uiteenlopende gebieden als auteursrecht en octrooi-
recht overlapping bestaat, namelijk bij software, dat zowel onder
het ene als onder het andere beschermingssysteem kan vallen.
3.2.2 Verband met andere gebieden
Tegelijkertijd vormen rechten van intellectuele eigendom geen op
zichzelf staand fenomeen; de regeling van de rechten is ingebed in
het algemene rechtssysteem en staat in nauw verband met andere
rechtsgebieden, met name het privaatrecht en het economisch
recht. Men denke in het bijzonder aan aansprakelijkheidsrecht,
contractenrecht, arbeidsrecht, mededingingsrecht, economisch
bestuursrecht en strafrecht. Deels zijn in de wetten van intellectuele
eigendom ook wel bijzondere regels op die terreinen opgenomen.
De interne rangorde van de wetten is niet zonder meer gegeven.
Het auteursrecht heeft belangrijke raakvlakken met het mededin-
gingsrecht. De wijze waarop de rechthebbende zijn rechten aan-
wendt raakt aan de regels van het nationale en Europese mede-
dingingsrecht. Rechten van intellectuele eigendom vormen als het
ware juridische monopolies met het vermogen tot vorming van
handels-, economische- of informatiemonopolies. Naast directe
prijsopdrijving, kunnen over de uitoefening van het auteursrecht
afspraken worden gemaakt met anderen (afnemers, distributeurs,
concurrenten, leveranciers) die tot onwenselijke beperking van de
mededinging (zowel afscherming van nationale markten als
anderszins beperking van concurrentie op nationale markten)
kunnen leiden. Denkbaar is dat de uitoefening van het recht
wordt gebruikt om anderen de toegang tot een bepaalde markt te
ontzeggen, hetgeen onder omstandigheden misbruik van een eco-
nomische machtspositie kan zijn. Er zijn uit de rechtspraak wel
gevallen bekend waarin de rechter zo’n machtspositie heeft gecor-
rigeerd en de rechthebbende heeft verplicht bepaalde gegevens te
leveren die essentieel zijn voor de bedrijfsvoering van andere
bedrijven (zoals tv- en radioprogrammagegevens ten behoeve van
een omroepgids) of anderen op andere wijze in staat te stellen
zaken te doen met een object van intellectuele eigendom (zoals
merkartikelen). Het mededingingsrecht dwingt tot bezinning over
het te bereiken evenwicht tussen de uitoefening van rechten van
intellectuele eigendom en het behoud van een gezonde mededin-
ging. Wat als gezonde mededinging wordt beschouwd, hangt
samen met de wenselijk geachte economische orde. Tegelijkertijd
zal bij de toepassing van het mededingingsrecht, in de praktijk
vaak opgedragen aan bijzondere toezichthoudende autoriteiten
(in Nederland de Nederlandse Mededingingsautoriteit, binnen de
EG de Europese Commissie), rekening moeten worden gehouden
met de afweging die de wetgever heeft gemaakt. In ieder geval
hebben regels terzake van mededinging niet automatisch het pri-
maat.
De betekenis van het Europese en het nationale mededingings-
recht komt ook tot uitdrukking in de positie en het functioneren
van collectief beheerorganisaties, organisaties die namens indivi-
duele rechthebbenden met individuele gebruikers of hun belan-
genorganisaties onderhandelen over gebruik van beschermd
materiaal. Het is lastig het juiste evenwicht te vinden tussen ener-
zijds het nut en de noodzaak van collectieve belangenbehartiging
en anderzijds de belangen van gebruikers bij keuzevrijheid tussen
aanbieders van beschermd materiaal, transparantie van tarieven
en marktwerking, ook in internationaal verband. De samenhang
en onderlinge verwevenheid van deze rechtsgebieden is kenmer-
kend voor de vraag of problemen op het terrein van auteursrecht
slechts in een auteursrechtelijke context respectievelijk door mid-
del van auteursrechtelijke wet- en regelgeving kunnen worden
opgelost.
3.2.3 Beleidsmatige en politieke verantwoordelijkheid
Een belangrijke vraag is de beleidsmatige en politieke verantwoor-
delijkheid voor het terrein van intellectuele eigendom. De onder-
werpen auteursrecht, naburige rechten, databankenrechten en
handelsnamen behoren in Nederland tot de eerste verantwoorde-
lijkheid van het Ministerie van Justitie. Dat is ook de situatie in
landen als Zweden, Oostenrijk en Duitsland. In andere landen is
het auteursrechtbeleid een eerste verantwoordelijkheid van
Economische Zaken, zoals de Anglo-Saksische landen, of Cultuur,
26 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
zoals Frankrijk en Denemarken. Het terrein van het octrooirecht,
het merkenrecht en het modellenrecht valt in Nederland onder de
verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken.
Het kwekersrecht is een aangelegenheid voor het Ministerie van
Landbouw, Visserij en Nabuurbeheer. Vanwege cultuur-, onder-
wijs- en mediapolitieke aspecten is het Ministerie van OCW op
onderdelen bij het beleid ter zake van auteursrecht betrokken.
Horizontale onderwerpen als vermogensrechtelijke of procesrech-
telijke aspecten, ongeacht de aard van het recht van intellectuele
eigendom, vallen tevens onder de competentie van de Minister
van Justitie.
Wetgeving en beleid op het terrein van intellectuele eigendom zijn
technisch lastig en vergen een bijzondere interdisciplinaire
deskundigheid. Het terrein van het auteursrecht kenmerkt zich in
ieder geval door grote economische, culturele en maatschappelij-
ke, vaak tegengestelde, belangen. De druk die van de zijde van
belangenbehartigers wordt uitgeoefend is relatief groot, terwijl
wetgeving op dit terrein grote behoefte heeft aan draagvlak en
nalevingsbereidheid bij belanghebbenden en op het niveau van
handhaving en uitvoering. De totstandkoming van regels heeft
een sterk internationale component, hetgeen de noodzaak mee-
brengt van tijdige beleidsontwikkeling en een actieve opstelling in
internationaal verband.
Juridische en maatschappelijke vraagstukken
De laatste jaren is meer zicht gekomen op de economische
aspecten van het auteursrecht, in termen van invloed op de
betalingsbalans en administratieve lasten voor het bedrijfsleven.
Betrokkenen verwachten dat deze aspecten worden meegewogen
in het beleid op dit terrein. Daarmee is auteursrecht ook een
onderdeel van handelspolitiek geworden, een conclusie die
verregaande consequenties heeft voor de fora waarop en de inzet
waarmee internationaal wordt onderhandeld. Het besef van de
economische consequenties zal invloed hebben op de opportuni-
teit om nieuwe internationale verdragen te sluiten.
Voorts valt een toenemende verwevenheid te constateren van
rechtsregels op samenhangende beleidsterreinen, zoals mede-
dingingsrecht, privacy en handhaving. Op straffe van rechts-
onzekerheid en inconsistente rechtstoepassing is derhalve
vroegtijdige afstemming tussen deze verschillende beleids-
terreinen noodzakelijk. Daarmee hangt samen de noodzaak tot
het aanbrengen van structuur in de samenwerking tussen ver-
schillende departementen en andere overheidsdiensten.
Een deelaspect van het bovenstaande wordt gevormd door de
constatering dat rechten van intellectuele eigendom als object van
zekerheid voor financiering een toenemend belang vertegenwoor-
digen. Dat vergroot de noodzaak van codificatie en harmonisatie
vanwege de onderlinge samenhang van die rechten, met name ten
aanzien van vermogensrechtelijke en procesrechtelijke aspecten.
Een en ander staat in verband met de transparantie van het
nationale rechtssysteem en de aantrekkelijkheid van Nederland
als vestigingsplaats van bedrijven.
3.3 Internationale inbedding van het auteursrecht
Wettelijke regels op het terrein van auteursrecht berusten voor
een belangrijk en bovendien groeiend deel op internationale
afspraken, aangezien exploitatie van rechten een in toenemende
mate grensoverschrijdend karakter heeft. Hieronder volgt een
behandeling van de belangrijkste internationale verdragen en de
rol die de nationale overheid in dat verband speelt en (nog) kan
spelen. Daarna gaan we in op gemeenschappelijke kenmerken en
op consequenties voor de Nederlandse wetgever.
3.3.1 Berner Conventie
Het auteursrecht kent een geschiedenis van inmiddels meer dan
honderd jaar. Het nog steeds belangrijkste verdrag op dit terrein
dateert van 1886: de Berner Conventie. Reeds toen was men zich
bewust van het internationale karakter van exploitatie van creatief
materiaal en de noodzaak daarover in internationaal verband
afspraken te maken. In feite was het de ontwikkeling van de boek-
drukkunst en in een later stadium van films en fotografie, gekop-
peld aan de vrees dat de auteur zeggenschap over zijn werk zou
verliezen, die de aanzet vormde voor het in het leven roepen van
regels die de auteur tegen misbruik van zijn werk beschermden.
De Berner Conventie is in de loop der jaren verschillende malen
aangepast, de laatste keer in 1971. Deze aanpassingen waren
doorgaans ingegeven door nieuwe technische ontwikkelingen,
zoals nieuwe reproductietechnieken, het bijzondere karakter van
filmproducties en omroepuitzending.
Het verdrag bevat onder meer regels omtrent de rechten van
rechthebbenden en bijzondere regels voor bepaalde typen werken
(zoals fotografische werken en filmwerken, beeldhouwwerken en
vertalingen). Wat betreft de rechten wordt in het verdrag een
onderscheid gemaakt tussen persoonlijkheidsrechten en econo-
mische rechten, zoals het recht op openbare uitvoering, uitzen-
ding en reproductie. De Berner Conventie laat ook een groot aan-
tal onderwerpen ongeregeld, zoals terzake van de uitoefening en
handhaving van het recht en de regels inzake toepasselijk recht.
De internationale verdragsontwikkeling heeft tot gevolg dat syste-
men van auteursrecht in vele landen tot op zekere hoogte verge-
lijkbaar zijn. De aangesloten landen zijn immers verplicht om
bepaalde rechten in het leven te roepen en deze te handhaven.
Op nationaal niveau bestaat op zichzelf veel ruimte om daar een
eigen inrichting aan te geven (bijvoorbeeld via contractuele
afspraken, collectief beheer, door nationale overwegingen
ingegeven beperkingen op de rechten).
Bij de Berner Conventie zijn inmiddels 148 staten aangesloten,
waaronder Nederland, alle andere EG-lidstaten en de rest van de
geïndustrialiseerde wereld. Veel staten zijn de laatste twintig jaar
27Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
toegetreden. Het “administratief beheer” van dit verdrag (en van
de meeste andere verdragen over intellectuele eigendom) is
ondergebracht bij de World Intellectual Property Organisation
(WIPO), hetgeen betekent dat besluitvorming die op dit verdrag is
gebaseerd of daaruit voortvloeit, plaatsvindt in het kader van de
WIPO-organisatie. Besluitvorming vindt plaats door de lidstaten.
Het Internationaal Bureau van WIPO, het secretariaat van de orga-
nisatie, is voor de agendering van onderwerpen afhankelijk van de
lidstaten. De WIPO, opgericht in 1967, is een organisatie onder de
vlag van de Verenigde Naties.
3.3.2 Internationale verdragen ter bescherming van
uitvoerende kunstenaars, fonogrammenproducenten en
omroeporganisaties; Conventies van Rome en Genève
Na de Tweede Wereldoorlog is de gedachte opgekomen dat ook
degenen die een van het werk afgeleide prestatie verrichten
bescherming tegen nadruk verdienen. Het gaat dan om uitvoeren-
de kunstenaars, die werken van kunst uitvoeren (muziek, dans,
toneel), fonogrammenproducenten, die geluidsopnamen maken
en verspreiden, en omroeporganisaties, die radio- en tv-program-
ma’s verspreiden. In 1961 is deze gedachte verankerd in de zoge-
naamde Conventie van Rome, die een met auteursrecht sterk ver-
wante bescherming toekent aan de drie genoemde categorieën. In
1971 is voor fonogrammenproducenten een verdrag gesloten dat
beoogt bescherming tegen piraterij van fonogrammen te bieden,
de Conventie van Genève. Nederland is partij bij beide verdragen.
Regels over naburige rechten zijn neergelegd in de Wet naburige
rechten, die in 1993 in werking is getreden. Bij beide genoemde
Conventies zijn eveneens tientallen staten aangesloten. Bij de
Conventie van Rome zijn dat er inmiddels 68, met als opvallende
uitzondering de Verenigde Staten, dat van meet af aan het concept
van “naburige rechten” niet heeft aanvaard maar daarentegen wel
auteursrecht op “sound recordings” erkennen. Rechthebbenden
uit de Verenigde Staten hebben derhalve een minder vergaande
bescherming in landen die tot de Conventie van Rome zijn toege-
treden, dan de leden van die Conventie elkaars onderdanen toe-
kennen. Bij de Conventie van Genève zijn 65 landen, waaronder
de Verenigde Staten, aangesloten.
De Conventie van Rome biedt, veel meer dan de Berner
Conventie, ruimte voor lidstaten om voorbehouden te maken.
Deze voorbehouden vergroten de kans op toetreden door zoveel
mogelijk lidstaten maar tasten de effectiviteit en het harmonise-
rend vermogen van deze regels aan. Meer nog dan de Berner
Conventie is dit verdrag gebaseerd op de gedachte van reciproci-
teit, het als het ware “gelijk oversteken” van rechten.
3.3.3 TRIPs-verdrag
Het auteursrecht en de naburige rechten zijn ook in andere ver-
dragen ingebed, zoals in het TRIPs-verdrag, een onderdeel van het
Wereld Handelsverdrag. TRIPs staat voor “trade related aspects of
intellectual property rights”. Het TRIPs-verdrag is op 1 januari
1995 in werking getreden. In materiële zin voegt het verdrag wei-
nig toe aan de bestaande verdragen. Het verdrag bevat naast
regels voor auteursrecht en naburige rechten ook rechten voor
industriële eigendomsrechten, zoals octrooirecht, merkenrecht en
modellenrecht. Een van de belangrijkste elementen van het ver-
drag is het geschilbeslechtingsmechanisme, waarmee lidstaten op
initiatief van andere lidstaten kunnen worden gedwongen hun
wetgeving in overeenstemming te maken met het verdrag of daar
andere compensatie tegenover te stellen. Een dergelijk mechanis-
me ontbreekt bij de eerder genoemde verdragen op dit terrein.
Er bestaan plannen tot herziening van het TRIPs-verdrag, maar
concreet zijn die nog niet. Bij het Wereld Handelsverdrag zijn
142 lidstaten aangesloten. Het verdrag voorziet in een gefaseerde
toetreding door geïndustrialiseerde landen (per 1 januari 1996),
landen die zich in een overgangseconomie bevinden, ontwikke-
lingslanden en de minst ontwikkelde landen.
3.3.4 WIPO-verdragen 1996
Het is de afgelopen jaren steeds moeilijker gebleken om in inter-
nationaal verband in het kader van de WIPO afspraken te maken
over aanpassingen en vernieuwingen van bestaande verdragen,
zoals de Berner Conventie. De voornaamste reden daarvoor is dat
in het systeem van de WIPO in beginsel unanimiteit is vereist.
Hoewel vanaf het eind van de jaren tachtig gewerkt werd aan een
“update” van de bestaande verdragen, is dat idee in de jaren daar-
na langzaam maar zeker verlaten en ingeruild voor de gedachte
aan geheel nieuwe verdragen, waartoe landen al dan niet konden
toetreden en die niettemin een zekere band hadden met het
“acquis” zoals neergelegd in de bestaande verdragen. Een andere
reden is dat inmiddels een soort van concurrentie is ontstaan tus-
sen verschillende internationale organisaties, zoals de WIPO, de
WTO en de Raad van Europa, die tegelijkertijd werken aan initia-
tieven voor nieuwe regelgeving op hetzelfde terrein.
In 1996 zijn op deze wijze, na zo’n jaar of zes onderhandelen en
gestimuleerd door de omstandigheid dat het bereikte akkoord
neergelegd in het TRIPs-verdrag voor de digitale omgeving weinig
tot geen betekenis had, twee nieuwe verdragen tot stand geko-
men, die een belangrijke rol zullen spelen bij de wereldwijde toe-
passing van het auteursrecht en de naburige rechten in de infor-
matiemaatschappij: het WIPO Verdrag inzake auteursrecht en het
WIPO Verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen. Hoewel deze
verdragen ook betekenis hebben voor de “analoge” sfeer, zijn de
verdragen met name van belang doordat regels worden gegeven
voor het “on-demand” (on-line) ter beschikking stellen van
beschermd materiaal, het omzeilen van technische beveiliging en
de bescherming van elektronische informatie ter zake van beheer
van rechten. Deze verdragen zijn inmiddels door meer dan vijftig
landen, waaronder de lidstaten van de EU, de EU zelf, de VS,
Japan, Australië, Canada en veel Aziatische, Zuid-Amerikaanse en
Afrikaanse landen ondertekend. Inmiddels zijn meer dan 20 lan-
den tot de beide verdragen toegetreden. Bij 30 toegetreden landen
28 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
treedt een verdrag in werking. Op dit moment wordt de toetreding
door de EU en de lidstaten voorbereid. Met de aanvaarding van de
EG-richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatie-
maatschappij (zie hierna) is een belangrijke stap op weg naar toe-
treding gezet. Toetreding door de EU en de EG-lidstaten zou op dit
moment dus de mondiale werking van beide verdragen betekenen
en bijvoorbeeld meebrengen dat Nederlandse onderdanen hun in
deze verdragen gewaarborgde rechten in de andere aan de verdra-
gen gebonden landen kunnen uitoefenen.
3.3.5 Europese regelgeving
Sinds 1991 heeft de Europese wetgever zeven richtlijnen vastge-
steld op het terrein van het auteursrecht. Dit volgt uit het streven
naar het eenmaken van de interne markt, door afstemming van
regels en wegneming van belemmeringen voor het vrij goederen-
en dienstenverkeer.
• 1991: aanvaarding richtlijn inzake de auteursrechtelijke
bescherming van computerprogrammatuur;
• 1992: aanvaarding richtlijn ter harmonisering van het verhuur-
recht, uitleenrecht en bepaalde naburige rechten
• 1993: aanvaarding richtlijn ter harmonisatie van regels inzake
satellietomroep en kabeldoorgifte;
• 1993: aanvaarding richtlijn inzake een uniforme beschermings-
duur van het auteursrecht en de naburige rechten;
• 1996: aanvaarding richtlijn inzake een uniforme auteursrechte-
lijke en sui generis bescherming van databanken;
• 2001: aanvaarding van richtlijn ter harmonisering auteursrecht
en naburige rechten in de informatiemaatschappij;
• 2001: aanvaarding richtlijn inzake het volgrecht (dat wil zeggen
een heffing ten behoeve van de beeldend kunstenaar op de ver-
koop op veilingen van zijn originele kunstvoorwerpen, opdat hij
(of zijn rechtverkrijgenden) kan delen in de eventuele waarde-
stijgingen.
Zes van de zeven richtlijnen betreffen specifieke, “verticale”
onderdelen van het auteursrecht, die voor harmonisatie in aan-
merking kwamen. De richtlijn ter harmonisering van auteursrecht
en naburige rechten in de informatiemaatschappij vormt een
trendbreuk, omdat daarin voor het eerst belangrijke “horizontale”
onderwerpen zijn geharmoniseerd. De richtlijn is, zoals hierboven
bleek, bedoeld om toetreding door de EG en de lidstaten tot de
WIPO-verdragen van 1996 mogelijk te maken. Kern van de richt-
lijn vormen bepalingen over het reproductierecht, het recht van
mededeling aan het publiek (oftewel: een vorm van openbaarma-
ken, namelijk waar transmissie nodig is tussen bron en publiek),
het distributierecht, de wettelijke beperkingen en de bescherming
tegen omzeiling van technische beschermingsmaatregelen. Met
de aanvaarding van de richtlijn is een groot aantal begrippen
communautair van aard geworden en is de uitleg van die begrip-
pen uiteindelijk voorbehouden aan het Hof van Justitie van de EG.
Het primaat van internationale onderhandelingen over auteurs-
recht ligt inmiddels bij de Europese Gemeenschap.
Verschillende onderwerpen staan op de agenda van de Europese
wetgever:
• collectief beheer van rechten (regels inzake marktafspraken,
toezicht, transparantie en toegang tot de markten van de
lidstaten; inzake toezicht op collectief beheerorganisaties;
aansluitplicht);
• morele rechten (recht op naamsvermelding, recht om op te
treden tegen verminking van het werk);
• auteurscontractenrecht (nadere vormgeving van relaties tussen
auteurs en uitvoerende kunstenaars enerzijds en informatie-
producenten, zoals uitgevers en filmmaatschappij anderzijds);
• rechten van omroeporganisaties (verhoging van niveau van
bescherming vergelijkbaar met niveau van bescherming van
met name fonogrammen- en filmproducenten).
Indien deze onderwerpen eveneens in Europees verband zijn
geregeld (hetgeen overigens nog zeker een aanzienlijk aantal jaren
in beslag zal nemen), zal sprake zijn van een op Europese leest
geschoeid auteursrecht, dat weliswaar nog steeds nationaal van
karakter is, maar waarvan de betekenis slechts vanuit Europees
perspectief valt te begrijpen.
Juridische en maatschappelijke vraagstukken:
Bij de inbreng in de internationale onderhandelingen rijst, afge-
zien van de verschuiving van het primaat van beleidsbepaling op
het terrein van het auteursrecht naar de Europese Commissie, rijst
de vraag wat wat als het ware de fundamentele beginselen zijn die
Nederland als uitgangspunt bij die onderhandelingen dient te
hanteren. Met andere woorden: zijn er niet-onderhandelbare pun-
ten?
Op dit moment zijn verschillende internationale organisaties
actief op het terrein van intellectuele eigendom. Het gevolg daar-
van is een zekere beleidsconcurrentie tussen deze organisaties,
waarop belanghebbenden en soms ook lidstaten inspelen. De
noodzaak groeit van een zekere taakverdeling tussen en werkwijze
van deze organisaties, met het oog op consistente regelgeving. Bij
het aangaan van internationale verplichtingen bestaat spanning
tussen enerzijds het vergroten van aanvaardbaarheid voor zoveel
mogelijk landen door flexibele regels met veel opties en het daad-
werkelijk verhogen van niveau van regelgeving met het oog op
rechtszekerheid en duidelijkheid.
Uitvoering in nationale wetgeving van internationale regels leidt
meer en meer tot de vraag of eigen, nationale, systematiek zoveel
als mogelijk moet worden behouden of dat aansluiting bij de
internationale terminologie moet worden gezocht.
3.3.6 Non-discriminatie
De internationale afspraken bepalen dat lidstaten onderdanen uit
andere lidstaten niet mogen discrimineren ten opzichte van hun
eigen onderdanen. In de systematiek van de Berner Conventie
wordt voorzien in minimumaanspraken van auteurs of hun recht-
verkrijgenden. Die minimumaanspraken bevatten exclusieve
29Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
rechten op het reproduceren, uitvoeren in het openbaar, uitzen-
den en meedelen aan het publiek van beschermd materiaal. De bij
het verdrag aangesloten staten hebben zich verplicht ook de
onderdanen van andere bij het verdrag aangesloten staten dezelf-
de mimimumrechten toe te kennen. Het belangrijkste beginsel
van de Berner Conventie is aldus dat lidstaten onderdanen van
andere lidstaten niet mogen discrimineren, een beginsel dat ook
aan andere verdragen op het gebied van intellectuele eigendom
ten grondslag ligt. Aangesloten staten moeten aan die andere
onderdanen dezelfde rechten toekennen als aan hun eigen onder-
danen. Men noemt dit het beginsel van “nationale behandeling”
(national treatment). Dit betekent dus in beginsel dat rechtheb-
benden, die onderdaan zijn van een bij de Berner Conventie aan-
gesloten staat, hun rechten ook kunnen uitoefenen in de andere
aangesloten staten. In een aantal gevallen zijn ook onderdanen
van staten die niet bij het verdrag zijn aangesloten beschermd,
bijvoorbeeld omdat de eerste uitgave van hun werk in een wel bij
het verdrag aangesloten staat is geschied. Het effect van dit sys-
teem is dat een rechthebbende aanspraak kan doen gelden op
vergoedingen ongeacht zijn of haar nationaliteit. Overigens
bestaat in een aantal gevallen onduidelijkheid of een bepaalde
aanspraak onder “auteursrecht” als door de Berner Conventie
bedoeld valt. Een voorbeeld is de subsidieregeling voor het uitle-
nen van beschermd materiaal door bibliotheken die tot enkele
jaren geleden in Nederland gold. De essentie van die regeling was
dat slechts Nederlandse auteurs voor de subsidie in aanmerking
kwamen. Men kon dat systeem verdedigen op grond van het
niet-auteursrechtelijke karakter van de regeling (gebaseerd op
welzijnswetgeving) zodat discriminatie van buitenlandse auteurs
was toegelaten.
Ook de verdragen op het gebied van naburige rechten gaan uit
van het beginsel van nationale behandeling, zij dat deze verdra-
gen meer mogelijkheden dan de Berner Conventie kennen om op
dat beginsel uitzonderingen te maken. Veel aangesloten staten
hebben van die uitzonderingen gebruik gemaakt, reden waarom
deze verdragen iets minder succesvol zijn gebleken dan de Berner
Conventie. Zowel aan het TRIPs-verdrag als de WIPO-verdragen
uit 1996 ligt eveneens het beginsel van nationale behandeling ten
grondslag.
Juridische en maatschappelijke vraagstukken
Nationale behandeling is in feite een sleutelkwestie bij elke onder-
handeling over een verdrag. De economische betekenis van het
beginsel heeft het streven naar een minimumrechtsbescherming
vrijwel verdrongen. Toepassing van de regel kan immers belangrij-
ke economische gevolgen hebben. Landen vragen zich in toene-
mende mate af of toetreding tot een bepaald verdrag gevolgen
heeft voor de betalingsbalans: leidt het verdrag tot een vergroting
van de inkomsten van de “eigen” rechthebbenden, leidt het ver-
drag tot hogere kosten van het betalingsplichtige bedrijfsleven of
treden beide gevolgen op? Het beginsel van gelijke behandeling
kan ertoe leiden dat in Nederland vooral gelden worden geïncas-
seerd ten behoeve van rechthebbenden die niet in Nederland,
maar bijvoorbeeld in de Verenigde Staten of het Verenigd
Koninkrijk woonachtig of gevestigd zijn. Daar kan tegenover staan
dat in die landen gelden worden geïncasseerd die toekomen aan
Nederlandse rechthebbenden. Duidelijkheid over de vraag wie
(eventueel namens wie) gelden in Nederland kan claimen en of in
de betreffende buitenlanden Nederlandse onderdanen dezelfde
rechten en bevoegdheden genieten is van groot belang voor en bij
de uitvoering van de regels. Gelet op de betekenis van het aangaan
van internationale verplichtingen bestaat de noodzaak tot het in
kaart brengen van en het maken van een afweging tussen juridi-
sche, culturele en economische argumenten voor toetreding tot
nieuwe internationale verdragen. Meer in het algemeen bestaat de
noodzaak dat bij het sluiten van internationale verdragen aan-
dacht moet bestaan voor uitvoeringsaspecten en de economische
gevolgen van toetreding tot die verdragen.
3.3.7 Speelruimte voor nationaal beleid
Er is een toenemende invloed van mondiale maar vooral Europese
regels op de nationale regels inzake auteursrecht en naburige
rechten. Daardoor wordt de ruimte voor het voeren van nationaal
beleid steeds kleiner. De laatste tien jaar is voor de materiële
inhoud van het auteursrecht en de naburige rechten in Nederland
- en met name de vraag wat volgens deze rechten wel of niet
zonder toestemming is toegestaan te doen met beschermd mate-
riaal - vooral Europese wetgeving van belang geworden. Overigens
zijn op dit moment nog veel belangrijke onderdelen niet commu-
nautair geregeld, zoals het collectief beheer, het auteurscontrac-
tenrecht, de handhaving en de uitoefening van rechten.
In termen van hiërarchie gaat het Europees recht boven het natio-
nale recht uit. Dat betekent dat burgers rechtstreeks aanspraken
kunnen ontlenen aan het Europees recht, als het nationaal recht
onvoldoende voorzieningen kent. Ook betekent het dat lidstaten
schadeplichtig kunnen zijn als Europese regels niet of niet tijdig in
het nationale recht zijn omgezet. In het Europees recht zit aldus
een sterke prikkel verborgen die de nationale wetgevers dwingt
zich te conformeren aan de Europees afgesproken regels. De
Europese Gemeenschap is bovendien voortaan bevoegd om de
internationale onderhandelingen te voeren.
In de nabije toekomst zal het proces van onderlinge afstemming
tussen de EG-lidstaten zich op dit terrein nog verbreden.
De toenemende invloed van het EU-recht betekent dat op al die
terreinen waarop EU-regels bestaan, de vrijheid voor Nederland
om beleid te voeren en om in internationaal verband afspraken te
maken danig is ingeperkt of zelfs geheel is verdwenen. In een brief
van juni 2000 van de Minister van Justitie aan de Eerste Kamer is
daarop gewezen.11 Deze tendens heeft ook gevolgen voor de wijze
waarop de nationale inzet wordt bepaald en hoe deze wordt inge-
bracht in de onderhandelingen. In internationale gremia kan
30 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Nederland (of enige andere lidstaat) geen geïsoleerd beleid (meer)
voeren; het is immers de Europese Unie, bij monde van de
Europese Commissie, die onderhandelt en afspraken maakt met
de internationale partners. Besluiten over de onderhandelingsin-
zet en de afspraken die worden gemaakt over auteursrecht, ook
over kwesties die nog niet zijn geharmoniseerd, zullen conform de
uitkomsten van de Intergouvernementele Conferentie in Nice
voortaan bij gekwalificeerde meerderheid kunnen worden geno-
men. De aandacht zij voorts gevestigd op het proces van toetre-
ding van nieuwe lidstaten, die het toepassingsbereik van de
Europese regels zullen verbreden.
Juridische en maatschappelijke vraagstukken
Door de afnemende ruimte voor eigen beleid, wordt het steeds
belangrijker effectieve invloed uit te oefenen op internationale en
in het bijzonder Europese besluitvorming. In de recente strategi-
sche verkenning van het Ministerie van Justitie wordt in algemene
zin geconstateerd dat hier belangrijke verbeteringen nodig zijn.12
Verbetering van de effectiviteit wordt door Justitie als topprioriteit
gezien. Verwezen wordt naar Begroting 2002 van het ministerie,
waarin hierop in de context van de strategische agenda nader
wordt ingegaan. Het is de vraag hoe op dit terrein de effectiviteit
van de beïnvloeding verbeterd kan worden. In deze situatie kan
het grote voordelen bieden samenwerking te zoeken met “like
minded countries”, lidstaten die dezelfde beleidsdoelstellingen
nastreven, met verwante problemen, juridische infrastructuur en
belangen. Ook blijkt dat het nut heeft vroegtijdig betrokken te zijn
bij het totstandkomen van nieuwe regelgeving, hetgeen nauwe
contacten met de verantwoordelijke autoriteiten in bijvoorbeeld
Brussel en Geneve veronderstelt. De vraag is wat daarbij de
Nederlandse inbreng zou moeten zijn, met andere woorden: wat
zijn prioriteiten qua onderhandelingsthema’s en onderhande-
lingsgremia, en wat zijn de fundamentele beginselen die men bij
de onderhandelingen zou willen inbrengen? Tot slot rijst de vraag
naar de afstemming met en informatievoorziening richting de
nationale politiek: in hoeverre kan het parlement tijdig bij deze
ontwikkelingen betrokken worden?
3.4 Uitoefening van rechten en het toezicht daarop
Naast de wetgeving is voor de beoordeling van de werking van het
auteursrecht de uitoefening van de rechten in de praktijk van
belang. In deze paragraaf wordt op essentiële aspecten daarvan
ingegaan.
3.4.1 Collectief en individueel beheer van rechten
Zoals hierboven bleek, ontstaan rechten bij individuele rechtheb-
benden: makers, acteurs, fonogrammenproducenten etc.
Uitoefening van rechten is in beginsel overgelaten aan die recht-
hebbenden. In plaats van het op individuele basis uitoefenen van
het recht is in de praktijk, nationaal en internationaal, echter vaak
sprake van collectivisering van belangenbehartiging, dat wil zeg-
gen dat organisaties in naam en in opdracht van groepen van
rechthebbenden rechten exploiteren. Deze organisaties noemt
men collectief beheerorganisaties. Zij hebben ofwel door uitdruk-
kelijk mandaat van de rechthebbenden ofwel op basis van een
wettelijke regeling de bevoegdheid om namens groepen van
rechthebbenden exploitatieovereenkomsten te sluiten, om ver-
goedingen te innen en om deze uit te keren aan aangeslotenen
Zowel aan de kant van de rechthebbenden als aan de kant van de
afnemers biedt dit voordelen (efficiency, één-loket-gedachte,
inzichtelijke parameters voor tarifering, oplossing voor problemen
rond onvindbare rechthebbenden) en nadelen (mogelijk markt-
verstorend effect, transactiekosten, monopolievorming). In
Nederland is in een aantal gevallen dergelijk collectief beheer
door de wetgever voorgeschreven. De voornaamste redenen voor
het overheidsingrijpen is dat massaliteit van het gebruik in die
gevallen individuele uitoefening praktisch ondoenlijk maakt en
dat tegelijkertijd bij betalingsplichtigen, zoals de omroep en de
horeca, behoefte bestaat aan één betalingsadres. Betrokkenheid
van overheden heeft voorts te maken met de wens invloed te kun-
nen uitoefenen op de besteding van de geïnde gelden, bijvoor-
beeld slechts of voornamelijk aan eigen onderdanen, of besteding
aan algemene culturele of sociale doelen, zoals evenementen,
subsidies voor nationale omroeporganisaties, pensioenfondsen en
opleidingen.
3.4.2 Wettelijk verplicht collectief beheer
In een aantal gevallen is deze collectieve uitoefening door wettelij-
ke regels ondersteund, doordat bijvoorbeeld een organisatie van
overheidswege exclusief is aangewezen. Deze organisaties hebben
dan een (juridische of de facto) exclusieve positie om namens
rechthebbenden te onderhandelen met gebruikers, om tarieven af
te spreken en om licentievoorwaarden op te leggen. Hiermee is
een belangrijke vorm van overheidsbetrokkenheid bij het geldend
maken van het auteursrecht en de naburige rechten gegeven. In
Nederland is dat op het moment het geval bij het openbaar
gebruik van muziek (collectieve organisatie: de vereniging Buma
en de Stichting ter exploitatie van naburige rechten: SENA), het
uitlenen door openbare bibliotheken (Stichting Leenrecht), het
fotokopiëren (Stichting Reprorecht) en de heffing op lege beeld-
en geluidsdragers in verband met thuiskopiëren van films, tv-pro-
gramma’s en muziek (Stichting De Thuiskopie). Deze aanwijzing
of exclusieve vergunningverlening laat overigens onverlet dat weer
andere organisaties betrokken zijn bij zowel de inning als de ver-
deling van gelden. Bij de inning kunnen bijvoorbeeld dienstverle-
nende incassobureaus actief zijn, die zorgdragen voor facturering
en inning van vorderingen. Bij de verdeling van gelden kan sprake
zijn van een getrapt systeem, waar de collectieve organisatie in
31Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
11 Kamerstukken II 25.474 nr. 317.
12 Ministerie van Justitie, Directie Algemene Justitiële Strategie, 2001,
Justitie over morgen, een strategische verkenning.
plaats van het zelf rechtstreeks uitkeren van vergoedingen aan
individuele rechthebbenden, daarvoor een andere collectieve
organisatie inschakelt, die de zorg voor verdere verdeling op zich
neemt. In hoofdstuk 4 wordt hierop nader ingegaan voor de
belangrijkste marktsegmenten van de ‘auteursrecht’ industrie.
Juridische en maatschappelijke vraagstukken
Een belangrijke kwestie vormt de wettelijk opgelegde exclusiviteit
van sommige collectief beheerorganisaties. Uit de hoek van het
mededingingsrecht zijn daartegen bezwaren in te brengen, zij het
dat de inrichting van collectief beheer voortvloeit uit overwegin-
gen die een puur economische afweging overstijgt. De
Nederlandse situatie komt overeen met de inrichting van collectief
beheer in andere landen, maar in het buitenland zijn ook voor-
beelden bekend van een andere door de overheid opgelegde
inrichting. In Duitsland is bijvoorbeeld mogelijk dat meer dan een
organisatie zich als incasso-organisatie op een exploitatiegebied
aandient. Elke organisatie dient daar aan bepaalde minimumkwa-
liteitseisen te voldoen. De vraag is of de exclusieve licentieverle-
ning of aanwijzing het meest geschikte instrument is om aan de
gestelde beleidsdoelen te voldoen. De huidige wettelijke regeling
dient als doel dat ook bij vormen van massaal gebruik rechtheb-
benden hun aanspraak op vergoeding voor gebruik van hun wer-
ken en prestaties kunnen verwezenlijken, dat rechten daadwerke-
lijk worden gehandhaafd, maar ook dat bepaalde algemene belan-
gen, zoals het functioneren van bibliotheken en onderwijsinstel-
lingen, niet worden doorkruist door individuele rechtenuitoefe-
ning. In feite veronderstelt de in Nederland geldende regeling dat
door of op grond van de wet aangewezen collectief beheerorgani-
saties die zich mede als uitvoeringsinstellingen opstellen en een
bijdrage leveren aan de verwezenlijking van overheidsbeleid.
Daartegen bestaat bij sommige rechthebbenden de nodige weer-
stand, getuige de kritiek die zij hebben uitgeoefend op het wets-
voorstel tot herziening van het toezicht op collectief beheerorga-
nisaties.13 De “wettelijke” collectief beheerorganisaties kunnen
binnen de wettelijke structuur overigens niet als zelfstandige
bestuursorganen worden beschouwd. Tegelijkertijd is de overheid
in hoge mate afhankelijk van (de kwaliteit van) het optreden van
de organisaties en wordt zij politiek mede verantwoordelijk
gehouden voor de uitvoering van taken. De vraag is of het bijzon-
der toezicht, waarover hieronder meer, voldoende tegemoet komt
aan de behoefte aan invloed en controle. Daarbij komt dat
nationale exclusiviteitsregels in een Europese omgeving op den
duur geen bestaansrecht hebben en ingespeeld moet worden op
een markt van beheersactiviteiten die grensoverschrijdend is.
De vraag is hoe de overheid op een dergelijke markt haar
beleidsdoelen kan verwezenlijken.
3.4.3 Toezicht
Aan de collectieve uitoefening van rechten is ook een vorm van
overheidstoezicht op de inning en de verdeling van de vergoedin-
gen verbonden. In Nederland is bijzonder toezicht geregeld in die
gevallen waarin door of namens de overheid een organisatie een
exclusieve positie bij de vertegenwoordiging van rechthebbenden
heeft verkregen. Toezicht wordt uitgeoefend door regeringscom-
missarissen (bij Buma en bij Stichting De Thuiskopie) of door col-
leges van toezicht (bij SENA, Stichting Reprorecht en Stichting
Leenrecht). Het toezicht is vooral gericht op aspecten van kwali-
teit, transparantie, geschilbeslechting en voorkomen van discrimi-
natie. De grote financiële belangen, de behoefte aan doorzichtig-
heid van tarieven, de groeiende grensoverschrijdende exploitatie
van beschermd materiaal en grensoverschrijdende activiteiten
van de collectief beheerorganisaties stellen de vraag aan de orde
of het bestaande toezicht op de juiste wijze is ingericht. Het
bestaande en toekomstige toezicht is een vorm van toezicht op
afstand, waarbij de verantwoordelijke minister kan worden aange-
sproken op de hoofdlijnen van het toezicht. De feitelijke invulling
van het toezicht kan aanleiding geven tot wettelijke of andere
maatregelen. Naast dit bijzondere toezicht, bestaat ook toezicht
op aspecten van mededinging, dat wordt uitgeoefend door de
mededingingsautoriteiten, in Nederland de Nederlandse
Mededingingsautoriteit (NMa), of anderszins, ook voor andere
aspecten dan mededinging, de rechter.
In veel landen bestaan vergelijkbare organisaties, zij het dat het
terrein waarop zulke organisaties actief zijn van land tot land ver-
schilt, net als de wijze waarop op die vorm van collectief beheer
toezicht wordt uitgeoefend. Ook de tarieven, de aansluitvoorwaar-
den, de wijzen van inning en de wijzen van verdeling van de geïn-
de vertonen verschillen. De collectieve inning en verdeling maakt
samenwerking tussen collectief beheerorganisaties mogelijk in die
zin dat inning over en weer van gelden voor gebruik van niet-
onderdanen kan plaatsvinden, door deze gelden door te sluizen
naar een representatieve collectieve organisatie in het land van de
niet-onderdaan.
De inrichting van het toezicht is op dit moment in Nederland
voorwerp van een herzieningsoperatie. Onlangs is bij de Tweede
Kamer een wetsvoorstel ingediend dat beoogt de thans bestaande
verschillende vormen van specifiek toezicht op collectief beheer-
organisaties te harmoniseren en te stroomlijnen, in termen van
het in het leven roepen van een centraal toezichthoudend orgaan.
De verwachting is dat op termijn de Europese Commissie maatre-
gelen zal voorstellen inzake collectief beheer met het oog op
mededingingsaspecten en toegang tot markten. De aandacht zal
dan vooral uitgaan naar het toezicht op de wijze van beheer, de
verhouding tussen individuele rechthebbenden en beheerorgani-
saties en de transparantie van tarieven.
Overigens staat het rechthebbenden, op basis van het grondwette-
lijk recht op vereniging en vergadering, vrij om zich (dus ook bui-
ten de door de wetgever aangewezen terreinen) te organiseren en
32 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
13 Kamerstukken 27.775, nrs. 1-4.
rechten collectief uit te oefenen. Daarvan is in de praktijk ook
veelvuldig sprake. Naast de vijf wettelijk verplichte collectief
beheerorganisaties houden in Nederland zich tientallen organisa-
ties bezig met beheer van rechten, vaak in combinatie met vor-
men van belangenbehartiging en ledenondersteuning en advise-
ring. Op deze “vrijwillige” vormen van collectief beheer bestaat in
Nederland geen bijzonder toezicht, maar wel is het contracten-
recht en het (toezichts)regime van het rechtspersonenrecht van
toepassing.
Juridische en maatschappelijke vraagstukken
De Europese wetgever heeft een groot aantal initiatieven aange-
kondigd tot verdere harmonisatie van het auteursrecht. Daarop
zal moeten worden ingespeeld. Tot de belangrijkste aangekondig-
de initiatieven behoort het streven om regels voor te stellen over
de inrichting van het collectief beheer in een Europese markt,
in termen van transparantie van tarieven, rekening en verant-
woording, representativiteit, toezicht en geschillenbeslechting.
In dat verband moet bezien worden welke rol de overheid wil en
kan spelen ter zake van de collectieve uitoefening van rechten,
in termen van bescherming van belangen van individuele recht-
hebbenden, besteding van geïncasseerde gelden, belangen van
betalingsplichtigen (administratieve lasten) en welke vorm van
toezicht daarop het beste past.
3.4.4 Overheidsbemoeienis met het stimuleren, faciliteren en tot
stand brengen van afspraken tussen rechthebbenden en gebruikers
Dat rechthebbenden en gebruikers afspraken maken over het
gebruik van beschermd materiaal is heel gebruikelijk. Het
auteursrecht biedt daartoe alle ruimte, als het gaat om de wijze
van exploitatie, de duur, de tarieven of andere voorwaarden.
Behoudens de wettelijke definities, een enkel vormvereiste en
33Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Kader 3.3 Overzicht van collectieve beheerorganisaties
De “wettelijk” collectief beheerorganisaties:
- Vereniging Buma (oefent een door de Minister van Justitie op basis van art. 30a Auteurswet 1912 exclusief verleende
licentie tot bemiddeling in muziekauteursrechten uit)
- Stichting Exploitatie Naburige Rechten (Sena; is op basis van artikel 15 Wet naburige rechten door de Minister van Justitie
exclusief aangewezen om ten behoeve van uitvoerende kunstenaars en fonogrammenproducenten
vergoedingen te innen voor openbaar gebruik van commerciele fonogrammen; ;
- Stichting Reprorecht (is op basis van Reprobesluit door de Minister van Justitie exclusief aangewezen om bij
kopieerders de wettelijk vastgelegde heffing te innen voor het fotokopiëren van boeken en tijdschriften);
- Stichting De Thuiskopie (is op basis van artikel 16c Auteurswet en art. 10 Wet naburige rechten door de Minister van Justitie
exclusief aangewezen om ten behoeve van rechthebbenden de vergoeding te innen bij producenten en
importeurs van lege beeld- en geluidsdragers);
- Stichting Leenrecht (is op basis van artikel 15c Auteurswet en art. 15a Wet naburige rechten door de Minister van Justitie
exclusief aangewezen om ten behoeve van rechthebbenden de vergoeding te innen voor het uitlenen van beschermd materiaal
door openbare bibliotheken);
Een aantal “niet-wettelijke” collectief beheerorganisaties:
- Stichting Burafo: beschermt de belangen van beroepsfotografen en houdt zich onder meer bezig met rechtshulp,
beheer van collectieve rechten (zoals kabel- en leenrechtvergoedingen) en voorlichting;
- Stichting Exploitatie Mechanische Rechten Auteurs (Stemra);
- Stichting Beeldrecht: beschermt de belangen van beeldend kunstenaars (zoals schilders, beeldhouwers, illustratoren,
grafisch ontwerpers, fotografen en architecten) en regelt namens aangeslotenen toestemming voor het gebruik van het
beschermd materiaal van de aangeslotenen;
- Stichting Pro: houdt zich bezig met inrichting van collectieve administratie van auteursrechten van uitgevers en auteurs en
met uitvoering van de readerovereenkomsten, het uitgeversaandeel in de leenrechtvergoeding en van de Literomvergoedingen
(een vergoeding voor het opslaan van literaire recensies in de elektronische databank van de openbare bibliotheek)
- Stichting Lira: int en (her)verdeelt vergoedingen voor gebruik van beschermd materiaal van schrijvers bij
kabeldoorgifte, radio- en tv-uitzending, thuiskopieren, uitleen; een belangrijke taak van deze organisatie is het
herverdelen van door de wettelijk collectief beheerorganisaties geinde gelden;
- Stichting Foto Anoniem: biedt ondersteuning van het achterhalen van fotografen, sluit contracten over gebruik van
fotomateriaal van niet-vindbare fotografen, verleent vrijwaringen aan gebruikers en tracht rechthebbenden te
achterhalen en de geïnde gelden aan hen uit te keren.
enige bewijsvermoedens, bepalen partijen zelf hun verplichtingen
en rechten over en weer. Indien de totstandkoming of uitvoering
van deze afspraken tot problemen leidt, staat in beginsel de weg
naar de rechter een andere wijze van geschilbeslechting open. In
een aantal gevallen, daar waar de overheid in bepaalde gevallen
regels voor collectieve uitoefening heeft opgelegd, is de Rechtbank
te Den Haag exclusief aangewezen, met het oog op de mogelijk-
heid van specialisatie. Deze Rechtbank heeft een dergelijke exclu-
sieve bevoegdheid reeds op het terrein van octrooirecht. Tot dus-
verre wordt van deze mogelijkheid vrijwel geen gebruik gemaakt.
Partijen zijn, ondanks bestaande geschillen, vanwege de hoge kos-
ten en de lange duur van de procedure, zeer terughoudend met
het entameren van procedures.Vanuit de praktijk, mede geïnspi-
reerd door goede werkende voorbeelden uit het buitenland, is de
behoefte ontstaan aan nadere verantwoordelijkheid voor de over-
heid voor het stimuleren, faciliteren en tot stand brengen van
afspraken tussen rechthebbenden en gebruikers (of tussen recht-
hebbenden onderling) alsmede voor het beslechten van geschil-
len. Die behoefte valt als volgt te verklaren:
• de technische ontwikkelingen leiden tot een groeiende onzeker-
heid omtrent de gelding en houdbaarheid van bestaande
afspraken, reden waarom tal van belanghebbenden in toene-
mende mate die bestaande afspraken willen herzien (vergelijk
conflicten tussen journalisten en uitgevers, of tussen acteurs en
filmproducenten);
• belanghebbenden, vooral hun vertegenwoordigende organisa-
ties, streven meer en meer naar het totstandkomen van bran-
che-brede afspraken, waaraan ook onwillige (en soms onvind-
bare) individuen zijn gebonden, ongelijkheden qua machtspo-
sitie worden genivelleerd en een minimumniveau van zekerheid
en duidelijk wordt gecreëerd, op basis waarvan individuele par-
tijen eventueel nadere afspraken kunnen maken;
• ook voorbeeld-afspraken en modelovereenkomsten krijgen
meer betekenis;
• op het terrein van auteursrecht spelen vaak bijzondere techni-
sche aspecten, is bijzondere aandacht nodig voor marktontwik-
kelingen en gaat het vaak om grote economische, vaak interna-
tionaal bepaalde belangen die een bijzondere deskundigheid
van de bemiddelaar of geschilbeslechter vergen;
• van de overheid wordt een objectieve en neutrale opstelling ver-
wacht, waarbij men enerzijds verwacht dat die afziet van gede-
tailleerde regelgeving, maar anderzijds wel betrokkenheid heeft
bij de uitwerking van kaderregels;
• aan het totstandkomen van afspraken zijn vaak hoge kosten
verbonden die kunnen worden omgeslagen over meerdere
belanghebbenden;
Sluitstuk van zo’n faciliteit zou zijn dat ook geschillen door een
bijzonder orgaan worden beslecht. Kenmerk van de bestaande
praktijk van geschilbeslechting is dat procedures voor de gewone
rechter vaak lang duren, daardoor onderdeel zijn van een strategi-
sche strijd tussen partijen en ook hoge kosten met zich mee bren-
gen. In de toekomst zullen meer en meer vragen aan de Europese
rechter worden voorgelegd. Belanghebbenden hebben echter
laten blijken behoefte te hebben aan een deskundige geschil-
beslechter, die verschillende disciplines vertegenwoordigt en die
op korte termijn uitspraak kan doen. In verschillende andere lan-
den bestaat een dergelijke veel nauwere betrokkenheid van de
overheid bij deze kwesties, zoals in de Verenigde Staten, Canada
en Australië maar ook dichterbij, in het Verenigd Koninkrijk, België
en Frankrijk. Eén en ander behoeft in het geheel niet, zo blijkt uit
de praktijk in de genoemde landen, af te doen aan de vrijheid tot
en behoefte aan zelfregulering en branche-afspraken.
Juridische en maatschappelijke vraagstukken
Zowel de bestaande als de nieuwe toezicht-, beheer- en onder-
handelingsstructuren voorzien niet in een (pro-)actieve rol ter
zake van geschillenbeslechting, bemiddeling en het uitvaardigen
van richtlijnen of regels voor licentiegedrag. De praktijk vraagt
echter om meer overheidsbetrokkenheid op die gebieden, met
name bij uitleen door bibliotheken van digitale dragers, bij het
maken van regels voor het vrijstellen van auteursrecht bij fotoko-
piëren, bij het gebruik van gearchiveerd omroep- en ander beeld-
materiaal, bij het opstellen van regels ter compensatie van de
schade door thuiskopiëren van muziek en films, bij onderwijstoe-
passingen, bij doorgifte van omroepsignalen via kabelnetwerken,
satelliet en digitale etherverbindingen, samenwerking tussen uit-
voerende kunstenaars en (in de nabije toekomst) heffing op unie-
ke kunstwerken bij doorverkoop op veilingen. Ook bij het geldend
maken van aanspraken op door collectief beheerorganisaties geïn-
casseerde gelden ten behoeve van uitvoerend kunstenaars, bij
bepaling van de hoogte van de vergoeding die de omroep betaalt
voor gebruik van muziek op tv en radio, bij gebruik van archief-
materiaal door gearchiveerd audiovisueel materiaal, bij afspraken
tussen uitgevers en wetenschappelijke instellingen over gebruik
wetenschappelijke publicaties en bij het opzetten van databanken
van recensies door openbare bibliotheken komt de vraag naar de
betrokkenheid van de overheid op.
3.5 Handhaving van rechten
Als zonder toestemming van de rechthebbende gebruik wordt
gemaakt van beschermd materiaal, kan daartegen worden opge-
treden met behulp van advocaten, opsporingsautoriteiten, vervol-
gingsautoriteiten, de rechter en eventueel de deurwaarder. Men
noemt dat de handhaving, de daadwerkelijke effectuering van het
recht. Ook de handhaving kan op verschillende manieren vorm
krijgen. Er bestaat een belangrijk onderscheid tussen de situatie
waarin de rechthebbenden zelf moeten zorgdragen voor handha-
ving (civielrechtelijke handhaving) en de situatie waarin ook de
overheid, op grond van het strafrecht, een verantwoordelijkheid
34 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Handhaving wordt met de technologische ontwikkelingen van een
nationaal tot een internationaal probleem. De omvang lijkt toe te
nemen, zowel qua economische schade als organisatiegraad en
technologisch niveau. Piraterij kent meer en meer grensover-
schrijdende aspecten, met toenemende druk tot coördinatie
tussen opsporingsautoriteiten van verschillende landen. In som-
mige landen - en in het bijzonder in de Verenigde Staten - heeft
piraterijbestrijding een hogere prioriteit dan in Nederland.
Ook stelt “moderne” piraterij bijzondere eisen ter zake van de
technische kennis op het niveau van opsporing en vervolging.
Het gaat minder om het greep krijgen op partijen fysieke goede-
ren, maar meer en meer om netwerkcriminaliteit en beheersing
van informatiestromen. Op het niveau van de rechthebbenden
wordt daar al veel langer op ingespeeld, door het opzetten van
coördinatie-overleggen en samenwerkingsvormen, die als inspira-
tie kunnen dienen voor de organisatie van de grensoverschrijden-
de handhaving van overheidswege.
Op grond van het TRIPs-verdrag is Nederland, vooralsnog in
algemene termen, verplicht een serieuze handhavingsinspanning
te verrichten, waaronder een adequate en doeltreffende controle
aan de grens en het toekennen van voldoende handhavings-
middelen om inbreuk ten overstaan van de rechter te kunnen
tegengaan en de gevolgen van inbreuk te kunnen redresseren.
De Europese Commissie is voornemens om op dit terrein
voorstellen te doen die ook gevolgen kunnen voor opsporings-
en vervolgingsprioriteiten.
Juridische en maatschappelijke vraagstukken
Gelet op het groeiende ingewikkelde en technische karakter van
piraterij, die hoge eisen stelt aan de deskundigheid bij de opspo-
ring en vervolging en de financiering daarvan, het in toenemende
mate door de Europese overheid (mede-)bepalen van prioriteiten
bij het opsporings- en vervolgingsbeleid en de grote economische
schade die het gevolg van piraterij kan zijn, bestaat behoefte aan
heroverweging omtrent de verhouding tussen civielrechtelijke en
strafrechtelijke handhaving. Hoewel er geen aanleiding is af te
doen aan de verantwoordelijkheid die rechthebbenden dragen
voor de bescherming van hun eigen belangen, speelt handhaving
door de overheid een essentiële, zo niet doorslaggevende, rol als
vangnet, in verband met de betrouwbaarheid van het rechts-
verkeer en het economisch verkeer en de bescherming van de
werkgelegenheid. De grote economische en internationale belan-
gen die spelen verklaren dat rechthebbenden er een groot belang
aan hechten betrokken te zijn bij het vormen van opsporings- en
handhavinsgbeleid en het uitvoeren daarvan. Vanwege het inge-
wikkelde en technische karakter van piraterij ontstaat de nood-
zaak daarvoor specifieke expertise te ontwikkelen, waarbij de
mogelijkheid bestaat verband te leggen met (opsporing en vervol-
ging bij) andere vormen van netwerk- en computercriminaliteit.
35
voor handhaving draagt. Handhaving wordt in Nederland gezien
als een verantwoordelijkheid die in eerste instantie bij de recht-
hebbenden zelf berust. Dat wil zeggen dat aan hen het initiatief
wordt gelaten tot bestrijding van de piraterij. Bestrijding vindt
overigens niet uitsluitend met juridische middelen plaats maar
vereist ook technische maatregelen (codes, kenmerken) en organi-
satorische (selectieve distributie). Tot dusverre treedt de overheid
slechts in uitzonderingsgevallen met gebruikmaking van het straf-
recht op (ultimum remedium). Rechthebbenden dragen in de
bestaande situatie dus in beginsel zelf zorg voor handhaving, door
middel van het civielrechtelijk instrumentarium, vanuit de civiel-
rechtelijke relatie met contractspartij en/of inbreukmaker.
“Inbreuk” raakt echter ook andere, meer algemene, belangen,
bijvoorbeeld vanwege de systematiek waarmee inbreuk plaats-
vindt, de economische of maatschappelijke schade en daarmee
de omvang van de inbreuk, het mislopen van belastinginkomsten,
het belang van integriteit en authenticiteit van het handels- en
informatieverkeer en de complexiteit van opsporing. In zulke
gevallen is handhaving door de overheid (met name via strafrech-
telijk ingrijpen) aan de orde. Daarbij kan een rol spelen dat hoe-
wel grote particuliere financiële en economisch belangen op het
spel staan, schade aan die belangen niet alleen ten koste gaat van
informatieproducenten en daarmee verbonden werkgelegenheid,
maar ook aan individuele rechthebbenden, die niet over de mid-
delen beschikken adequaat op te treden tegen inbreuk. Bovendien
draagt de overheid in het algemeen de verantwoordelijkheid voor
handhaving van de rechten die zij in het leven heeft geroepen.
Voor de overheid bestaat een plicht tot bestrijding van moedwilli-
ge inbreuk (piraterij), vanuit haar verantwoordelijkheid voor het
rechtssysteem, de middelen waarmee rechten kunnen worden
ingezet ter bescherming van de belangen van de rechthebbenden,
in laatste instantie voor de rechter, en de inrichting van de rechts-
pleging waarbinnen geschillen omtrent de uitoefening van rech-
ten kunnen worden beslecht. Deze plicht is op het terrein van
auteursrecht inmiddels ook in EG-richtlijnen en verdragen neer-
gelegd.
In Nederland is de constructie ontstaan waarbij opsporing voor
een belangrijk deel in handen is gelegd van een instantie
(Buma/Stemra Opsporingsdienst) die weliswaar formeel onder
gezag staat van het Openbaar Ministerie, maar waarvan de finan-
ciering en het beheer in handen zijn van rechthebbenden,
verenigd in de Stichting Brein. Het kabinet heeft onlangs besloten
(kamerstukken II 1999/2000, 26 955, nr 1) de taken en bevoegd-
heden van deze dienst over te doen nemen door de overheid.
De wijze waarop dit voornemen wordt gerealiseerd, is onderwerp
van studie. Daarbij zal worden voortgebouwd op deze lange
termijn verkenning.
3.6 Conclusies
Uit het voorgaande komt naar voren dat het auteursrecht zeer in
beweging is. Snelle technologische en economische ontwikkelin-
gen geven aanleiding tot allerlei theoretische en praktische vra-
gen, die niet alleen aandacht krijgen in de wetenschappelijke pers
maar ook in de politiek. In wetgeving worden verschillende oplos-
singen beproefd, vaak onder druk van bepaalde belangengroepen.
Wat de internationale rechtsontwikkeling betreft, loopt het rechts-
gebied voorop op andere onderdelen van het privaatrecht. Er is
sprake van een harmonisatie op een aantal essentiële onderdelen.
Bestaande uitvoerings- en handhavingspraktijken staan onder
druk. Bestaande actoren, waaronder de overheid, zoeken naarstig
naar nieuwe taken, nieuwe functies en nieuwe business models.
In hoofdstuk 5 gaan we verder in op de belangrijkste trends.
Daaraan voorafgaand wordt aandacht besteed aan de ontwikke-
lingen in de belangrijkste segmenten van de auteursrechtindustrie
en op de diverse maatschappelijke belangen die daarbij in het
geding zijn.
36 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
4.1 Overzicht
Met auteursrecht en naburige rechten wordt in feite iedere deel-
nemer aan de informatiemaatschappij, aan de aanbod- of vraag-
kant, geconfronteerd, direct of indirect, als middel om persoon-
lijkheidsbelangen te behartigen, als marketing- en prijsinstru-
ment, als concurrentiewapen, vanwege de noodzaak van het ver-
krijgen van licenties of als gevolg van de prijs waarin het auteurs-
recht is verdisconteerd. Het auteursrecht is allang niet meer een
zaak van de eenzame creatieveling, de schrijver, dichter, schilder
of beeldhouwer die in afzondering originele en persoonlijke wer-
ken tot stand brengt. Dit blijkt reeds uit het ontstaan van naburige
rechten en databankrechten die voor een deel de individuele uit-
voerend artiest bescherming biedt, maar vooral ook de industriële
belangen bij de productie en verspreiding van ‘content’ erkent.
Door de grote financiële belangen en onzekerheden die gemoeid
zijn met de exploitatie van rechten, zijn rechten in veel gevallen in
handen van degenen die investeringen hebben gepleegd in de tot-
standkoming, vervaardiging en verspreiding van het product zoals
uitgevers en cd-producenten. Daarmee is van individuele uitoefe-
ning van rechten door de individuele maker in veel gevallen geen
sprake. De economische belangen bij de uitoefening van de rech-
ten liggen vooral bij “informatieproducenten”. De belangen van
individuele auteurs en uitvoerende kunstenaars lossen in veel
gevallen op in de verhouding tussen werkgever en werknemer of
worden afgekocht door een eenmalige of eenzijdige rechtenover-
dracht tegen een zekere (“billijke”) vergoeding. De creatie en
exploitatie van rechten is de core business van een groeiend deel
van het bedrijfsleven.
De ontwikkeling van activiteiten die auteursrechtelijke bescher-
ming nodig hebben, is natuurlijk afhankelijk van de mate waarin
die bescherming daadwerkelijk plaatsvindt. Uit internationaal
onderzoek komt naar voren dat de mate waarin intellectuele
eigendom wordt beschermd nogal uiteenloopt voor verschillende
landen. Zie tabel 4.1. Hoewel in veel westerse landen sprake is van
een sterke bescherming, vormen deze landen wat dit betreft zeker
geen homogene groep. Zo scoren landen als Portugal, Spanje en
Italië aanmerkelijk slechter dan de Verenigde Staten. Met de mate
van bescherming in Nederland is het niet slecht gesteld; deze
komt overeen met die in landen als Duitsland, Oostenrijk en het
Verenigde Koninkrijk. Er zijn ook vele landen waar het slecht
gesteld is met de bescherming van intellectuele eigendom; dat
geldt bijvoorbeeld voor Indonesië en Rusland.
Een belangrijk deel van de economische activiteiten in Nederland
berust direct op auteursrechtelijke bescherming. De omvang van
de activiteiten van wat hier verder aangeduid wordt als de
auteursrechtindustrie, wordt voor 1998, het meest recente jaar
waarvoor gegevens beschikbaar zijn, in termen van toegevoegde
waarde geraamd op ruim 38 miljard gulden, wat neerkomt op
ruim 5,5% van het bruto binnenlandsproduct.
37Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Maatschappelijke belangen4Hoofdstuk
Tabel 4.1 Bescherming intellectuele eigendom
Land Score IMD Score WEF
Verenigde Staten 9,1 6,3
Zwitserland 8,8 6,2
Canada 8,7 6,0
Australië 8,6 5,9
Oostenrijk 8,5 6,3
Nederland 8,5 6,1
Duitsland 8,5 6,1
Verenigd Koninkrijk 8,2 6,3
Zweden 8,2 5,3
Spanje 6,1 5,5
Portugal 6,0 5,0
Italië 5,9 5,3
Indonesië 3,5 3,1
Rusland 3,3 2,8
Score IMD: Antwoord op een tienpuntsschaal met betrekking
tot de stelling: “Patent and copyright protection is enforced in
your country”. (1 = is not enforced in your country, 10=is
enforced in your country).
Score WEF: Antwoord op zevenpuntsschaal met betrekking
tot de stelling: “Intellectual property is well protected in your
country”. (1=strongly disagree; 7=strongly agree).
Bron: IMD, The world competitiveness yearbook 2001, pag. 503
en WEF, The global competitiveness report 2000, pag. 283.
38 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Tabel 4.2 Toegevoegde waarde van het
auteursrecht in miljoenen guldens in 1998
Pers en literatuur 13.317
Zelfstandige auteurs 540
Pers- en nieuwsbureaus 37
Uitgeverijen en drukkerijen 10.992
Handel in boeken en tijdschriften 931
Bibliotheken 887
Fotografie 169
Beeldende kunst 183
Beeldend kunstenaars 76
Musea voor beeldende kunst 65
Kunstbemiddeling 42
Muziek en theater 1.734
Componisten, tekstdichters en uitvoerenden 663
Schouwburgen, theaters en concertzalen 255
Producenten van geluidsdragers 556
Handel in geluidsdragers 260
Film en video 665
AV-producenten 251
Bioscopen en filmverhuurkantoren 144
Producenten van beelddragers 86
Handel in beelddragers 59
Videotheken 125
Omroep 3.373
Landelijke zendgemachtigden en NOS 362
Regionale zendgemachtigden 56
Lokale zendgemachtigden 30
Commerciële omroep 570
TV-producenten 715
Facilitaire bedrijven 488
Kabeltelevisie 1.152
Software 7.783
Multimedia / internet 333
Internet 140
Home entertainment software industrie 147
Home entertainment software detailhandel 46
Onderzoek 3.429
Universiteiten 2.349
Researchinstellingen 1.080
Ontwerp 7.185
Vormgevers 483
Architectenbureaus 1.435
Ingenieursbureaus 3.835
Reclamebureaus 1.432
Branche-organisaties 76
Totaal 38.247
Bron: SEO, De economische betekenis van het auteursrecht in 1998,
rapportage 2000, p. 46/47
Tabel 4.4 Gemiddelde jaarlijkse groei van de
toegevoegde waarde, gecorrigeerd voor inflatie
1989-1994 1994-1998
Pers en literatuur 6,1% 3,0%
Fotografie -3,9% 5,4%
Beeldende kunst -14,2% 12,1%
Muziek en theater 5,9% 2,2%
Film en video 0,3% 3,6%
Omroep 9,5% 6,3%
Software 11,6% 13,3%
Multimedia / internet 20,0% 28,2%
Onderzoek 5,0% 1,7%
Ontwerp 4,9% 5,9%
Branche-organisaties 3,4% 6,6%
Totaal auteursrecht 6,4% 5,6%
Bron: SEO, p. 45
Tabel 4.5 Internationale handel
Export Import Saldo
Pers en literatuur 1.333 1.024 310
Fotografie 3 18 -15
Beeldende kunst 67 134 -67
Muziek en theater 938 445 493
Film, video en omroep 321 55 266
Software 1.969 2.112 -142
Totaal goederen 4.774 3.645 845
Film- en auteursrechten1. 363 1.625 -262
Lopende rekening 6.137 5.270 583
Bron: SEO p. 76.
Tabel 4.3 Gemiddelde jaarlijkse groei van de toegevoegde
waarde van de auteursrechtindustrie en de Nederlandse
economie, gecorrigeerd voor inflatie
1982-1985 1985-1989 1989-1994 1994-1998
Auteursrecht 7,3% 5,4% 6,4% 5,6%
Totale economie 2,5% 2,8% 2,4% 3,2%
Bron: SEO, p. 8
Tabel 4.2 geeft een overzicht van de bedrijfstakken waaruit de
auteursrechtindustrie is opgebouwd en hun bijdrage. De afbake-
ning van de sector is overigens enigszins arbitrair. Ruim een derde
van de toegevoegde waarde komt voor rekening van “pers en lite-
ratuur”, en het leeuwendeel daarvan komt op het conto van de
uitgeverijen en drukkerijen. De groei van de auteursrechtindustrie
overtreft al twintig jaar die van de Nederlandse economie als
geheel. Tabel 4.3 geeft hiervan een uitsplitsing in perioden.
Tabel 4.4 laat de gemiddelde jaarlijkse groei van de toegevoegde
waarde voor de hoofdcategorieën van tabel 4.2 zien in de perio-
den 1989-1994 en 1994-1998. Niet verwonderlijk is dat de sterkste
groei zich voordoet bij “software” en “multimedia / internet”.
Tabel 4.5 geeft een overzicht van de betekenis van de auteursrecht-
sector voor de internationale handel. In 1998 wordt in totaal voor
845 miljoen gulden meer aan goederen geëxporteerd dan geïmpor-
teerd en wordt voor 262 miljoen meer aan rechten aan het buiten-
land betaald dan uit het buitenland ontvangen, zodat op de lopen-
de rekening een positief saldo van 583 resulteert. De cijfers sugge-
reren dat Nederland op dit terrein netto een exporteur is. Hierbij
moet wel aangetekend dat het bij de export niet steeds behoeft te
gaan om werken die in Nederland zijn geproduceerd.
Op grond van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat de
auteursrechtsector voor Nederland van groot en toenemend
belang is. Dat betekent overigens niet dat er geen conflicterende
belangen zijn ten aanzien van de inrichting van het auteursrecht.
Wat de aanbodkant van werken betreft is reeds gewezen op de
toenemende rol van informatieproducenten van wie de belangen
niet steeds parallel lopen met die van de oorspronkelijke auteurs
en, waar relevant, uitvoerend kunstenaars. Belangenbundeling
aan de kant van auteurs en artiesten zorgt voor enig tegenwicht.
Aan de vraagzijde is er grote diversiteit van gebruikers, variërend
van individuele consumenten tot institutionele gebruikers van
publieke of private aard. Hun belangen botsen vaak met die van
de aanbieders, zij het dat zij alle belang hebben bij een zo groot
mogelijke productie van nieuwe informatie (zie hoofdstuk 2 over
dynamische efficiëntie). Naast aanbieders en vragers spelen in
veel marktsegmenten ook de producenten van hardware, zoals
audioapparatuur en computers, een prominente rol. In sommige
gevallen liggen hun belangen dichter bij die van de consument
dan bij die van de aanbieders van informatie. Immers, lage kosten
van informatie vergroten de vraag naar afspeelapparatuur.
Ook hebben hardware producenten uit zichzelf weinig belang bij
het tegengaan van kopiëren, omdat kopieerapparatuur, zoals
cd-branders, een lucratieve markt kan vormen. Op andere seg-
menten liggen de belangen dichter bij die van de aanbieders van
informatie. Dit lijkt het geval te zijn in de computerindustrie,
waarbij hardware en software nauw op elkaar wordt afgestemd.
De auteursrechtsector kenmerkt zich dus door een grote variëteit
van betrokkenen. Deze betrokkenen hebben vaak vanuit meer dan
één perspectief belang bij de inrichting van het auteursrecht en de
naburige rechten. Uitgevers bijvoorbeeld hebben belang bij een
hoog niveau van bescherming van de rechten, aangezien hen dat
meer mogelijkheden en invloed biedt bij de exploitatie van con-
tent. Tegelijkertijd zijn ook zij afhankelijk van de mogelijkheid om
toegang tot materiaal te verkrijgen waarop anderen rechten kun-
nen doen gelden. Die anderen kunnen zijn andere uitgevers,
werknemers of freelancers. In bepaalde opzichten kwalificeren
uitgevers zich dus als “gebruikers” van content. In dit hoofdstuk
wordt nader ingegaan op de verschillende belangen die er bestaan
ten aanzien van de inrichting van het auteursrecht. Hiertoe wor-
den eerst de belangrijkste deelmarkten behandeld. Het gaat om
geluid, tekst, film/beeld en software. Aandacht wordt besteed aan
de ontwikkeling die deze marktsegmenten hebben doorgemaakt,
de organisatie van de uitvoering van auteursrechten, inbreuken
op auteursrechten en nieuwe ontwikkelingen. Voor zover beschik-
baar worden voor de verschillende marktsegmenten cijfers over
illegaal gebruik of illegale handel gepresenteerd. Deze cijfers zijn
afkomstig uit verschillende bronnen, veelal vanuit de hoek van de
auteursrechtindustrie. De betrouwbaarheid van de schattingen is
vaak niet goed controleerbaar. Daarna wordt ingegaan op ontwik-
kelingen in de structuur van de auteursrechtindustrie. Mondiaal
vindt er zowel horizontale als verticale integratie plaats. Tot slot
wordt ingegaan op de partijen aan de vraagkant en hun belangen.
4.2 De deelmarkten van de auteurs rechtindustrie
4.2.1 Muziek
De markt
De eerder in dit hoofdstuk gepresenteerde cijfers over de groei van
de toegevoegde waarde, wijzen op een wat achterblijvende ont-
wikkeling van de markt. Door de industrie gepresenteerde cijfers
over de ontwikkeling van de omzet van de Nederlandse geluids-
dragermarkt geven een zelfde beeld (tabel 4.6).
Ter verklaring van de volumedaling, dat wil zeggen de afname van
het aantal verkochte geluidsdragers, wordt door de industrie op
een tweetal oorzaken gewezen, namelijk de opkomst van de
opneembare cd en het aanbod van tracks op internet (NVPI, 2000,
p. 1). Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de vraag naar
muziek door een veelheid van factoren wordt beïnvloed en dat -
voor zover ons bekend - geen statistische analyse bestaat van de
invloed van al deze factoren. Er bestaan twijfels over de mate van
mededinging, zoals blijkt uit de voortdurende vragen over prijs-
verschillen van cd’s tussen Nederland en andere landen.
Internationaal opereert een betrekkelijk klein aantal platenmaat-
schappijen, terwijl er ook in de detailhandel enkele grote spelers
zijn. Mededingingsrechtelijke kwesties hebben onder andere
betrekking op de prijsstelling van bespeelde cd’s. De reeds lang
bestaande prijsverschillen tussen landen spelen hierbij een rol.
39Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Auteursrechtelijke en nabuurrechtelijke structuur
In de muziekwereld nemen de fonogrammenproducenten en col-
lectieve innings- en repartitie-organisaties een zeer belangrijke
plaats in. Dat geldt overigens maar in beperkte mate voor de orga-
nisatie van uitvoeringen van muzikale werken, die soms in han-
den van de muzikanten zelf is, maar meestal van evenementenor-
ganisatoren, agenten, makelaars en theaterbureaus.
Fonogrammenproducenten hebben in beginsel geen greep op de
live-uitvoering van muziek, ook niet als deze muziek tegelijkertijd
(of later) via radio of tv is te beluisteren.
Als het gaat om geluidsdragers, neemt de fonogrammenproducent
in beginsel het financiële en bedrijfseconomische risico om
muziek op een drager op te nemen en om exemplaren van deze
drager aan de man te brengen, alsmede om de eventuele interna-
tionale exploitatie ter hand te nemen. Uit de verkoop van deze
exemplaren, die georganiseerd wordt door fonogrammenprodu-
centen en detailhandel, zal de musicus doorgaans een royalty ont-
vangen. Van invloed door de musicus of auteur op de marketing-
en distributiemethoden is doorgaans niet of nauwelijks sprake.
De fonogrammenproducent heeft bij de openbaarmaking via
omroepkanalen eveneens een belangrijke rol. De producenten
hebben behoefte aan “airplay” waardoor producties bekendheid
verkrijgen. Tegelijkertijd vormt het openbaarmaken via de
omroepkanalen een inkomstenbron voor zowel fonogrammen-
producenten als uitvoerend kunstenaars.
Fonogrammenproducenten, muzikanten, muziekuitgeverijen,
tekstdichters en componisten hebben niet de mogelijkheid
omroepen te beletten gebruik te maken van muziek maar ze heb-
ben wel aanspraak op een vergoeding. Inning van vergoedingen is
doorgaans collectief georganiseerd, dat wil zeggen dat zowel
musici als fonogrammenproducenten niet zelfstandig overeen-
komsten over muziekgebruik door de omroep sluiten, maar dat
daarvoor collectief beheer bestaat (al dan niet door de overheid
opgelegd). De opkomst van Internet leidt tot de discussie of de
voor de omroepsector bestaande marktordening ook moet door-
spelen op het verspreiden van muziek via Internet. In een aantal
andere gevallen, zoals de uitleen van cd’s door bibliotheken, het
heffen van vergoedingen op lege geluidsdragers en het uitzenden
van muziek via de omroep en het openbaar gebruik van muziek in
de horeca, bedrijfsruimtes en sociale instellingen, zijn organisaties
aangewezen die namens de rechthebbenden vergoedingen incas-
seren. De taak van deze organisaties is om de vergoedingen door
te sluizen naar de rechthebbenden.
Componisten en tekstdichters, die in veel gevallen hun rechten
hebben overgedragen aan muziekuitgevers (vaak tevens fono-
grammenproducenten), laten hun rechten doorgaans vertegen-
woordigen door collectieve instanties, die al dan niet door de
overheid zijn aangewezen of gelicentieerd. Dat geldt zowel voor de
rechten op vastlegging van de composities als voor de openbaar-
making daarvan via geluidsdragers.
Door de Stichting Thuiskopie, die in 1999 ruim 26 miljoen gulden
heeft geïncasseerd, wordt een heffing op blanco informatiedragers
geïnd. Tabel 4.7 geeft een overzicht van de tarieven die per
1 januari 2001 gelden.
40 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Tabel 4.6 Ontwikkeling Nederlandse geluidsdragermarkt
Jaar Omzet mln. gld. Groei in procenten Volume Groei in procenten
1990 1170 29 47,3 24
1991 1275 9 48,2 2
1992 1146 -10 39,8 -17
1993 1164 2 42,2 6
1994 1143 -2 42,1 0
1995 1148 1 44,3 5
1996 1113 -3 43,3 -2
1997 1184 6 45,5 5
1998 1113 -6 41,5 -9
1999 1080 -3 39,8 -5
Bron: NVPI, 2000, NVPI marktinformatie audio 1999.
Tabel 4.7 Heffingen op blanco informatiedragers
Soort Vergoeding
Video analoog fl 0,72 per uur
Audio analoog (cassettebandjes) fl 0,50 per uur
MiniDisc fl. 0,70 per uur
Audio-cd/rw fl 0,93 per uur
(fl 1,15 per 74 minuten)
Data-cd/rw fl 0,30 per disc
Buma/Stemra (uitvoeringsrecht van muziekwerken en mechani-
sche reproductierechten) incasseerde in 2000 fl 347 mln. bij
exploitatielasten van circa 44 mln. SENA (Stichting exploitatie
naburige rechten, ter zake van naburige rechten voor openbaar
muziekgebruik) incasseerde in 2000 bijna fl 50 mln. bij kosten van
zo’n 9 mln.
Schending auteursrecht
Uit door de International Intellectual Property Alliance (IIPA)
gepubliceerde gegevens komt naar voren dat de mate waarin pira-
terij van cd’s plaatsvindt, sterkt uiteenloopt voor verschillende
landen.14 De gegevens in tabel 4.8 hebben betrekking op illegale
verkopen als percentage van de totale verkopen in het jaar 1998.
De cijfers in tabel 4.9 suggereren dat het in Nederland betrekkelijk
slecht gesteld is met bescherming tegen illegaal kopiëren van
muziek.15 De waarde van de verkopen van illegaal gekopieerde
muziek zou relatief hoog zijn.
Nieuwe ontwikkelingen
De muzieksector loopt voorop waar het gaat om de invloed van
nieuwe technologie en in het bijzonder internet. Daarbij speelt
een belangrijke rol dat geluid inmiddels zonder veel kwaliteitsver-
lies gecomprimeerd en via internet verspreid (MP3) kan worden.
Er ontstaan allerlei nieuwe producten, die veelal luisteren naar
Engelse terminologie zoals “simulcasting”, “webcasting”, “stre-
aming”, “downloading”, “locker in the sky”, “subscription model”
en “peer-to-peer distributions models”. De auteursrechtelijke sta-
tus van deze producten is vaak nog onduidelijk.16 Als gevolg daar-
van is voor exploitanten vaak niet met zekerheid te zeggen of zij
legaal handelen. Door deze ontwikkeling rijst kortom steeds vaker
de vraag naar de betekenis van de afgesloten contracten. Meer
dan eens ontstaat onduidelijkheid over de overgedragen rechten
ook het gebruik van muziek in “on demand”-situaties omvat. Deze
onduidelijkheid wordt beïnvloed doordat wetgevers in verschillen-
de landen een zekere bescherming hebben toegekend aan de
muziekauteurs, met het oog op hun in beginsel zwakke onderhan-
delingspositie. Die bescherming houdt kort gezegd in dat niet te
snel mag worden aangenomen dat de muziekauteur al zijn rech-
ten heeft overgedragen maar dat een dergelijke overdracht in ieder
geval schriftelijk wordt vastgelegd en in beginsel beperkt is tot de
uitdrukkelijk omschreven exploitatievormen.
De perikelen rond Napster zijn illustratief. Tot voor kort was het
mogelijk met Napster muziekbestanden via internet te downlo-
aden, zonder dat daarbij auteursrechten werden betaald. Napster
gaat in de richting van “peer-to-peer distribution” en is een soort
internetruilbeurs, waarbij software die op een centrale server
draait het mogelijk maakt om bestanden uit te wisselen. Deze
praktijk is inmiddels verboden door de Amerikaanse rechter.
Bovendien zijn Napster en Bertelsmann een alliantie aangegaan,
met het idee om alleen betalende abonnees de mogelijkheid te
bieden om bestanden te downloaden. Het zal voor abonnees in
2001 mogelijk worden om op legale wijze muziek van BMG enter-
tainment, EMI Recorded Music en Warner Music Group te down-
loaden. Zie www.musicnet.com. Er zijn echter meerdere systemen
waarmee bestanden gedeeld kan worden. Een voorbeeld is
Gnutella. Zie www.gnutellanews.com. Het verschil met Napster is
dat er alleen locale software wordt gebruikt voor het uitwisselen
van bestanden. Ook WinMX, zie www.WinMX.com, is een
gedecentraliseerd file-sharing programma. Over de toelaatbaar-
heid van deze systemen bestaat onzekerheid. Naarmate systemen
gedecentraliseerder zijn, wordt het moeilijker tegen een exploitant
een procedure te vinden. In het extreme geval kunnen alleen
individuele deelnemers aangesproken worden.
41Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Tabel 4.9 Schendingen van auteursrechten op muziek
Land waarde verkopen van illegaal
gekopieerde muziek in promille
van bbp in 1995
VK 0,03
Denemarken 0,02
Duitsland 0,04
Frankrijk 0,04
Zweden 0,05
Nederland 0,11
Bron: Deloitte & Touche, 1997
Tabel 4.8. Piraterij van cd’s in 1998
Land cd-piraterij
Australië 7 % ( 4 % in zowel 1995 als 1996)
Duitsland N/A ( 3 % in 1995)
Italië 20 %
Singapore 19 % (30 % in 1997)
Zuid Afrika 40 % (20 % in 1997)
Spanje 5 % ( 5 % in 1997)
Indonesië 12 %
14 Gregor Urbas, Parallel importing and cd piracy, 26 january 2000,
www.ipcr.gov.au/ipcr, p. 17 en www.iipa.com.
15 Ministerie van Justitie, Juridische infrastructuur in internationaal perspectief:
criminaliteitsbeheersing, 2000, p. 23.
16 Wilmer, Cutler & Pickering, 2000, Licensing of music exploitation rights and
DRM systems for wireless networks.
Over de Napster-zaak kan nog het volgende worden opgemerkt.
Vanuit auteursrechtelijk oogpunt bezien, bestaat over de rechtma-
tigheid van de met het systeem verbonden onderscheiden hande-
lingen weinig twijfel. In de Europese context is het opvragen van
beschermd materiaal door de individuele deelnemer niet op zich-
zelf een inbreuk op het auteursrecht; naar Nederlands recht zou
hier sprake kunnen zijn van een kopie voor privé-doeleinden. De
gevolgen van dergelijk privé-kopiëren voor de exploitatiemogelijk-
heden van rechthebbenden worden geacht te worden gecompen-
seerd door bijvoorbeeld heffingen op lege dragers. Zowel in de
context van het Amerikaanse als van het Europese, althans
Nederlandse auteursrecht is daarentegen het beschikbaar stellen
van de eigen computerbestanden voor anderen te beschouwen als
een handeling waarvoor (voorafgaande) toestemming van de
rechthebbenden nodig is. Problemen rijzen veeleer in verband
met uitoefenings- en handhavingskwesties. De vraag is bijvoor-
beeld wie eigenlijk het recht toekomt om voor handelingen in de
sfeer van “filesharing”-technieken toestemming te verlenen; con-
tracten tussen producenten van fonogrammen, muzikanten en
muziekauteurs laten op dit punt nogal eens onduidelijkheid; het-
zelfde kan worden gezegd van de legitimiteit van collectief
beheerorganisaties. Een andere vraag is hoe men inbreuken
bestrijdt, met name in een geval waarin niet een centrale directory
als in het Napster-systeem aanwezig is. In dat verband zal de aan-
dacht gericht worden op de positie van Internet service providers
en andere netwerkbeheerders in verband met de verantwoorde-
lijkheid die zij hebben op het toezicht op en beheer van het infor-
matieverkeer op Internet. Over dat onderwerp is op dit moment
wetgeving in voorbereiding, ter uitvoering van de Europese richt-
lijn inzake juridische aspecten van elektronisch zakendoen.
Tevens spelen hier aspecten van mededingingsbeleid: kunnen
rechthebbenden beletten dat systemen voor beschikbaarstelling
van beschermd materiaal binnen netwerken worden geëxploi-
teerd, in het bijzonder in het geval zij niet zelf of met hun toe-
stemming dergelijke systemen exploiteren? Interessanter is de
vraag op welke wijze een voor zowel rechthebbenden als vanuit
mededingingspolitiek opzicht aanvaardbaar zakelijk model voor
het verkrijgen van toestemming en voor het bepalen van een
vergoeding kan worden gevonden.
Als reactie op het toegenomen gemak waarmee muziek geko-
pieerd en verspreid kan worden, wordt op diverse fronten gewerkt
aan betere beveiliging. De dvd krijgt betere beveiliging dan de cd,
terwijl er ook pogingen zijn het kopiëren van cd te beperken.
Daarnaast wordt gewerkt aan mondiale standaarden voor beveili-
ging, zoals SDMI. De resultaten hiervan zijn tot nu toe niet gun-
stig, al heerst optimisme over de technische mogelijkheden op
termijn.
4.2.2 Tekst
De markt
Uit de eerder vermelde gegevens van het SEO blijkt dat ruim een
derde van de toegevoegde waarde die in de auteursrechtsector
wordt gegenereerd voor rekening komt van “pers en literatuur”, en
dat het leeuwendeel daarvan komt op het conto van de uitgeverij-
en en drukkerijen. Wel is het zo dat de groei van “pers en litera-
tuur” in de periode 1989-1998 achterblijft bij de rest van de sector.
Ook in dit marktsegment spelen vragen van mededingingsrechte-
lijke aard. Gewezen wordt op de gevoerde procedures over de
vaste boekenprijs.
Auteursrechtelijke structuur
In de boeken- en tijdschriftenwereld zijn de verhoudingen enigs-
zins anders dan in de muziekwereld, zij het dat ook hier de uitge-
vers een zeer belangrijke rol spelen en dat zij het economische
risico lopen van uitgaven. Boeken laten zich tot op zekere hoogte
vergelijken met geluidsdragers. Auteurs dragen hun rechten over
of verlenen verstrekkende licenties, die ook kunnen voorzien in
internationale exploitatie. Waarschijnlijk geldt dit vooral voor het
literaire segment.
Voor het uitlenen van boeken en het fotokopiëren zijn in
Nederland en in veel andere landen collectieve organisaties actief
(vaak door de overheid aangewezen), waarbij ook de uitgevers zijn
betrokken, hoewel zij geen aanspraken rechtstreeks aan de wet
kunnen ontlenen. Deze organisaties maken vaak afspraken met
buitenlandse zusterorganisaties om te komen tot een interstatelijk
afrekeningsmechanisme, waarin ook buitenlandse rechthebben-
den kunnen profiteren van een nationaal systeem voor het innen
van vergoedingen. In Nederland is de Stichting Reprorecht belast
met incasso en repartitie van vergoedingen voor het fotokopiëren.
In 2000 werd circa fl. 12 mln. ontvangen. Met de exploitatie was
fl. 775.000 gemoeid.
Bij het uitgeven van dagbladen en tijdschriften worden bijdragen
geleverd door werknemers van de uitgeverij of door freelancers; in
zoverre lossen auteursrechtelijke aanspraken zich voor een deel
op in werkgever/werknemer- of opdrachtgever/opdrachtnemer-
verhoudingen. Dit gaat in hoge mate op voor publieksuitgaven.
In de wetenschappelijke wereld is vaak sprake van auteurs die een
dienstbetrekking hebben bij een universiteit of ander onderzoeks-
instituut. De auteurs, die in beginsel gebaat zijn bij een zo groot
mogelijke verspreiding van hun bevindingen, commentaren en
opinies, zien uitgevers als een nuttig doorgeefluik. De uitgevers
voorzien in de informatiebehoefte door zo goed mogelijk in te
spelen op de vraag uit de “markt”. Met name wetenschappelijke
instellingen zien zich geconfronteerd met een meervoudige belas-
ting op het gebruik en het verkrijgen van informatie: door de sala-
rissen van de medewerkers en door de auteursrechtelijke kosten
van het kopiëren van informatie en het samenstellen van readers.
42 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
In veel gevallen ziet men dus niet de individuele auteur die zijn
eigen rechten op individuele basis uitoefent, maar ziet men infor-
matieconglomeraten ontstaan die zich rechten laten overdragen
als zekerheid voor return-on-investment en met behulp van
auteursrecht markten opbouwen en beschermen. Tegelijkertijd
worden de belangen van auteurs en andere individuele rechtheb-
benden meer en meer behartigd door collectiviteiten, die namens
groepen van rechthebbenden opkomen. In een aantal gevallen
hebben deze collectiviteiten een wettelijke basis, waarop dan weer
vormen van bijzonder overheidstoezicht van toepassing zijn.
Schending auteursrecht
Bekende voorbeelden van schending van auteursrecht op dit
gebied zijn het kopiëren van studieboeken en het niet volgens de
regels samenstellen van readers. Cijfers hierover ontbreken.
Nieuwe ontwikkelingen
Ook in dit marktsegment leidt de ontwikkeling van digitale tech-
niek en internet tot problemen over de allocatie van rechten.
Exemplarisch is de “strijd” die freelance auteurs voeren met uitge-
vers, over compensatie voor het gebruik van hun bijdragen op
websites en dergelijke. Uitgevers claimen daarop slechts verliezen
te lijden, reden waarop van een compensatie niet of nauwelijks
sprake behoeft te zijn. Freelancers menen, met steun van de rech-
ter in de rug, dat het enkele feit van gebruik op een website een
nieuwe exploitatie is, waarvoor een afzonderlijke beloning is aan-
gewezen. De hoogte zou zich niet louter van de winstgevendheid
van die exploitatie laten afleiden. Een en ander leidt ook tot onze-
kerheid hoe ver de rechten van zowel uitgevers als die van freelan-
cers strekken.
Ook nemen de mogelijkheden voor inbreuk op rechten toe.
Zonder tegenmaatregelen is een cd-rom van woordenboeken en
encyclopedieën gemakkelijker te kopiëren dan de papieren ver-
sies. Ook de ontwikkeling van e-books, die nog in de kinderschoe-
nen staat, zal vragen met zich meebrengen waarmee de muziek-
sector nu reeds te kampen heeft, waaronder de juridische status
van “peer-to-peer distribution”. Bandbreedte beperkingen spelen
hierbij geen rol. Een andere nieuwe ontwikkeling is dat weten-
schappelijke instellingen die de door docenten en onderzoekers
voortgebrachte en soms ook verzamelde informatie zonder tus-
senkomst van uitgeverijen beschikbaar stellen voor het publiek. In
dezelfde sfeer ligt dat auteurs zelf zorgdragen voor het verspreiden
van hun werken op het Internet. De Amerikaanse thrillerschrijver
Stephen King is hiervan een eerste voorbeeld: geïnteresseerden
mochten hoofdstukken van een boek in wording downloaden
maar werden wel gevraagd hiervoor te betalen. Daarbij liet King
het vervolg van de verspreiding afhangen van de bereidheid van
het publiek om daarvoor inderdaad te betalen. Een en ander was
weinig succesvol. Beide voorbeelden betreffen verandering en
vooral verkorting van de productieketen die door internet zou
kunnen ontstaan. Inmiddels is het ook mogelijk om tekst via inter-
net te distribueren, waarbij alleen betalende afnemers toegang tot
de tekst krijgen.17
4.2.3 Film en beeld
De markt
Uit de eerder vermelde gegevens van de SEO blijkt dat de toege-
voegde waarde in de sector “film en video” in de periodes 1989-
1994 en 1994-1998 met resp. 0,3% en 3,6% is gegroeid. Dat is
betrekkelijk weinig. In 1998 bedroeg de toegevoegde waarde fl. 665
mln.
In feite wordt de filmindustrie gedomineerd door een klein aantal
filmstudio’s in de VS. Daarnaast is er groot marktsegment met
betrekking tot de productie van materiaal vooral voor tv. In dit
segment is er minder marktconcentratie.
Auteursrechtelijke structuur
Bij bewegend beeld kan een (grof) onderscheid gemaakt worden
tussen films en ander audiovisueel materiaal (zoals tv-program-
ma’s, sportprogramma’s, documentaires, spelletjes, etc.).
Films kenmerken zich, nog meer dan andere informatieproduc-
ten, door de grote investeringen die worden gepleegd voorafgaand
aan een doorgaans onzekere exploitatie en door de bijdragen van
een groot aantal verschillende contribuanten. De producent kan
op grond van de toepasselijke regels niet automatisch als “maker”
worden beschouwd. Niettemin heeft hij behoefte aan een juridi-
sche positie om de rechten te kunnen uitoefenen met betrekking
tot de vele distributiekanalen waarlangs films worden openbaar
gemaakt (bioscoop, verhuur, koopvideo, betaalomroep, omroep).
De internationale verdragen en nationale wetten maken het
mogelijk dat filmproducenten worden vermoed “maker” te zijn, of
automatisch als maker worden aangewezen. De verhouding met
de contribuanten (acteurs, scenarioschrijvers, dialoogschrijvers,
componisten, musici, cameramensen, grimeurs, decorbouwers,
regisseur, etc.) lost zich doorgaans aan de hand van standaardcon-
tracten op. De filmproducent is degene die het financiële en eco-
nomische risico neemt van de productie. Niettemin is het moge-
lijk dat de verschillende contribuanten wel in de vervolgopbreng-
sten van de filmwerken delen, zij het dat dit zeer afhangt van de
toepasselijke nationale wetgeving. In Nederland is het bijvoor-
beeld zo dat acteurs en makers een claim kunnen leggen op de
opbrengsten uit verschillende vergoedingssystemen, zoals thuis-
kopiëren of uitlenen. Mogelijk nog meer dan bij andere werken,
spelen hier de rechtssystematische verschillen tussen de VS, als
belangrijkste filmindustrie, en Europa een rol. Hoewel de resulta-
ten niet per se verschillend behoeven te zijn, ligt het voortouw bij
de uitoefening en handhaving in de VS geheel bij de rechthebben-
17 Zie http://ebooks.adobe.com. Bezocht 27-11-2001.
43Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
den, in casu de filmstudio’s, waar in Europa de overheid een
belangrijke invloed heeft, door middel van exclusieve beheerorga-
nisaties, de wettelijk verankerde positie van acteurs en auteurs, en
een claim op besteding van geïnde vergoeding voor culturele
en/of sociale doelen. Bij de exploitatie van Amerikaanse films zijn
in Nederland geen collectieve beheerorganisaties betrokken.
Gelet op de bijzondere, door mediapolitieke overwegingen inge-
richte positie van de omroep, pakken de regels inzake filmwerken,
die in hoge mate ook op bijvoorbeeld tv-programma’s van toepas-
sing zijn, in de praktijk vaak anders uit. Het is vaak de omroep die
als opdrachtgever fungeert, maar tevens een zekere machtspositie
heeft als min of meer exclusief distributiekanaal. Van een aparte
(huur- of koopvideo-) markt is bij tv-programma’s niet vaak spra-
ke, of is niet aan de producent overgelaten. Tegelijkertijd, meer
nog dan bij filmwerken het geval is, kan sprake zijn van een actie-
ve handel in “formats”, dat wil zeggen de formule aan de hand
waarvan het programma is opgebouwd. Quizzen, andere spelle-
tjes, soap-series (waaronder reality soaps) of in het algemeen de
standaardopbouw van een programma lenen zich voor auteurs-
rechtelijke bescherming en zijn als zodanig vaak een belangrijke
bron van inkomsten voor AV-producenten.
Schending auteursrecht
Uit door de International Intellectual Property Alliance (IIPA)
gepubliceerde gegevens komt naar voren dat de mate waarin pira-
terij van films plaatsvindt, sterkt uiteenloopt voor verschillende
landen.18 De gegevens in tabel 4.10 hebben betrekking op illegale
verkopen als percentage van de totale verkopen in het jaar 1998.
In het “Report on responses to the European Commission Green
Paper on Counterfeiting and Piracy” uit juni 1999 worden schat-
tingen van de video-industrie vermeld over het percentage illegale
verkopen van video’s. Zie tabel 4.11.
Nieuwe ontwikkelingen
Evenals voor geluidsmateriaal bestaan er compressieprogramma’s
voor beeldmateriaal, waardoor het mogelijk is om beeld via inter-
net te distribueren. Een zeer gangbare compressietechniek is
DivX.19 Door deze compressietechnieken spelen in beginsel dezelf-
de problemen als op de geluidsmarkt. Maar ook op deze markt is
de toepassing van beveiligingstechnieken in ontwikkeling.
In de Verenigde Staten hebben recent vijf belangrijke filmstudio’s,
namelijk MGM, Paramount Pictures, Sony Pictures, Warner
Brothers en Universal Pictures, aangekondigd het tegen betaling
downloaden van films mogelijk te willen maken. Wanneer een film
is gedownload zal deze 30 dagen op de harde schijf van de com-
puter blijven staan, maar binnen 24 uur na afspelen van de film
worden gewist. Op deze wijze wordt getracht het ontstaan van
illegaal kopiëren via internetruilbeurzen als Napster tegen te gaan.
(International Herald Tribune, 18/19 augustus 2001).
44 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Tabel 4.10 Filmpiraterij in 1998
Land Film Piraterij
Australië 4% (4% in 1995-1997)
Canada (5% in 1996)
Duitsland 20% (22% in 1997)
Italië 30%
Singapore 25% (15% in 1997)
Zuid Afrika 16% (10% in 1997)
Spanje 5% (7% in 1997)
Indonesië 90%
Tabel 4.11 Illegale verkoop video’s
EU-lidstaat percentage illegale video’s
Oostenrijk 5%
Denemarken 5%
Frankrijk 5%
Spanje 5%
Zweden 5%
Nederland 6%
VK 6%
Finland 10%
België 12%
Duitsland 16%
Griekenland 20%
Ierland 20%
Italië 35%
18 Gregor Urbas, Parallel importing and cd piracy, 26 january 2000,
www.ipcr.gov.au/ipcr, p. 17 en www.iipa.com.
19 “DivX(tm) video compression is a patent-pending software technology that
compresses digital video so it can be downloaded over DSL or cable modems in
a relatively short time with no reduced visual quality.
What does this mean for you? It means that now, for the first time, you can
download full-screen, full-motion videos from the Internet that actually look
and sound like what you get from your television or DVD player, and are not the
size of postage stamps. With DivX compression technology, you can download
and watch high-quality video on your television set or other convergence devi-
ces.” bron: www.divx.com/support/what.php
20 Zie www.arcor.de.
Inmiddels is het ook in Duitsland mogelijk om tegen betaling
films te downloaden.20 In de praktijk is hiervoor overigens wel een
breedband verbinding nodig, en dat is iets waar nog maar een
klein deel van de potentiële consumenten over beschikt. Zie para-
graaf 5.2
45Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
4.2.4 Software
De markt
Uit de eerder vermelde gegevens van de SEO blijkt dat de toege-
voegde waarde op dit marktsegment sterk groeit. Met de im- en
export van software zijn substantiële bedragen gemoeid (resp.
2.112 en 1.969 mln in 1998).
Op de markt voor software is er sprake van zogenaamde netwerk
externaliteiten. De waarde die een gebruiker aan een sofware
pakket hecht wordt groter naarmate meer gebruikers hetzelfde
pakket gebruiken, omdat bijvoorbeeld het uitwisselen van
bestanden daardoor wordt vergemakkelijkt. Een consequentie
daarvan is dat er op de markt een tendens tot standaardisatie
bestaat, hetgeen vervolgens weer leidt tot een tendens tot markt-
concentratie. Denk aan Windows en Word die door zeer veel con-
sumenten worden gebruikt waardoor Microsoft een dominante
speler op de markt is. In de Verenigde Staten is door de rechter
uitgesproken dat dit bedrijf misbruik maakt van haar markt-
macht.
Wanneer een pakket de facto als standaard fungeert, zal het die
positie niet snel verliezen. Voor gebruikers zijn de kosten en
moeite waarmee de overstap op een ander pakket gemoeid gaat
doorgaans zo hoog, dat de overstap niet snel gemaakt zal worden
(in economisch jargon zijn de gebruikers ‘locked in’ ten gevolge
van ‘high switching costs’).
Auteursrechtelijke structuur
Over de juridische bescherming van computerprogrammatuur
heeft zich een intensieve discussie afgespeeld. De vraag was of
programmatuur via het auteursrecht, het octrooirecht of van een
bijzondere, “sui generis” regeling, bescherming moest krijgen. In
verschillende internationale verdragen (TRIPs-verdrag 1994,
WIPO-verdrag 1996) is software inmiddels als “werk” aanvaard,
zodat de auteursrechtelijke systematiek daarop van toepassing is
(met in het bijzonder de regels over de vereiste oorspronkelijk-
heid, het makerschap, de inhoud van de rechten en de duur van
bescherming). Overigens zijn, onder meer op Europees niveau,
verschillende initiatieven gaande om ook het octrooirecht toe-
gankelijker te maken als instrument ter juridische bescherming
van software.
Opvallend is dat waar specifieke auteursrechtelijke regels zijn
opgesteld, de wetgever de bijzondere aard van software tot uit-
drukking heeft gebracht in verschillende afwijkingen van het
“normale” regime. Zo is bijvoorbeeld op grond van een EG-richt-
lijn uit 1991 het maken van privé-kopieën van software niet toe-
gestaan. Ook voor de bijzondere aard van voor het gebruik van
software noodzakelijke handelingen als het laden van het pro-
gramma, het laten lopen van een programma of het maken van
een reservekopie zijn aparte regels gemaakt. Uit een en ander
blijkt dat de wetgever moeite heeft met het in beginsel functione-
le karakter van software (een set aan gegevens en instructies om
een computer te laten werken), dat zich niet in alle opzichten
goed verdraagt met de beginselen van het auteursrecht.
Van enige overheidsbemoeienis bij de uitoefening van rechten is
geen sprake. Door de overheid aangewezen collecting societies
bestaan er niet. Wel is sprake van bundeling van monitoring,
opsporing en (civielrechtelijke) vervolging door VS software
producenten, verenigd in de Business Software Alliance. Op dit
terrein spreekt mogelijk de zware Amerikaanse dominantie door,
die tot uitdrukking komt in de erkenning dat de overheid
weliswaar een belangrijke rol speelt in het creëren van wettelijke
kaders, het ondersteunen van marktontwikkelingen door een
strenge handhaving en het verzekeren van non-discrimerende
toepassing van regels op Amerikaanse product in het buitenland,
maar afstand houdt bij de daadwerkelijke uitoefening van
rechten.
Schending auteursrecht
Voor de consumentenmarkt wordt veelvuldig software met hard-
ware meegeleverd. Daarnaast is er op de consumentenmarkt
ongetwijfeld veel sprake van illegaal gebruik van software.
In het in opdracht van de “Business Software Alliance” gemaakte
“1999 Global Software Piracy Report”21 worden schattingen
gepresenteerd van het illegale gebruik van bedrijfssoftware.
Er zijn grote regionale verschillen. Voor 1999 wordt het percenta-
ge illegale bedrijfssoftware in West-Europa geschat op 34%.
In Nederland ligt dat 10 procentpunt hoger. In de periode
1994-1999 is het percentage in Nederland wel iets sterker
(van 64% naar 44%) gedaald dan gemiddeld in West-Europa
(van 52% naar 34%). Wereldwijd daalde het percentage van 49%
naar 36%. Tabel 4.12 geeft enige details.
In het rapport wordt gesteld dat een wereldwijd percentage van
36 neerkomt op een verlies van 12 miljard dollar in 1999.
Dat bedrag is in de periode 1994 - 1999 nauwelijks veranderd.
Bij dit cijfer moet een kanttekening worden geplaatst. Het tellen
van aantal illegale kopieën zegt niet veel over de afzet die produ-
centen van ‘originelen’ mislopen, omdat daarmee voorbij gegaan
wordt aan de vraag hoeveel originelen er zouden zijn verkocht
indien er geen kopieën op de markt zouden zijn. Het aantal
kopieën levert zonder meer een overschatting van de misgelopen
afzet.
21 Het rapport is te vinden op
http://new.bsa.org/usa/press/newsreleases/2000-05-24.186.phtml
46 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Tabel 4.12 Illegale business software 1994 -1999
Piracy Rates
1994 1995 1996 1997 1998 1999
West Europa
België/Luxemburg 53% 48% 38% 36% 35% 36%
Denemarken 48% 47% 35% 32% 31% 29%
Duitsland 48% 42% 36% 33% 28% 27%
Finland 53% 50% 41% 38% 32% 30%
Frankrijk 53% 51% 45% 44% 43% 39%
Griekenland 87% 86% 78% 73% 74% 71%
Ierland 74% 71% 70% 65% 56% 51%
Italië 69% 61% 55% 43% 45% 44%
Nederland 64% 63% 53% 48% 45% 44%
Noorwegen 53% 54% 54% 46% 40% 37%
Oostenrijk 47% 47% 43% 40% 38% 36%
Portugal 65% 61% 53% 51% 43% 47%
Spanje 77% 74% 65% 59% 57% 53%
Zweden 54% 54% 47% 43% 38% 35%
Zwitserland 38% 47% 43% 39% 33% 33%
UK 42% 38% 34% 31% 29% 26%
Totaal West Europa 52% 49% 43% 39% 36% 34%
Totaal Oost Europa 85% 83% 80% 77% 76% 70%
Noord Amerika
VS 31% 26% 27% 27% 25% 25%
Canada 46% 44% 42% 39% 40% 41%
Totaal VS/Canada 32% 27% 28% 28% 26% 26%
Totaal Latijns Amerika 78% 76% 69% 64% 62% 59%
Totaal Azië/Pacific 68% 64% 55% 52% 49% 47%
Totaal Midden Oosten 84% 83% 79% 72% 69% 63%
Totaal Africa 77% 74% 70% 60% 58% 56%
Totaal Wereld 49% 46% 43% 40% 38% 36%
Tabel 4.13 Piraterij in Nederland in het jaar 2000
Cd-r piraterij Georganiseerde piraterij
12,5 miljoen stuks 2 miljoen stuks
straatwaarde f 125 miljoen straatwaarde f 60 miljoen
Muziek 36% 67%
Interactieve software 40% 20%
Film 12% 10%
Software 12% 3%
Totaal 100% 100%
Bron: Stichting BREIN en opsporingsdiens Buma/Stemra
In de periode 1994 t/m 1999 is wereldwijd het aandeel van illegale
business software gedaald van 49% naar 36%. Het rapport geeft een
aantal oorzaken voor de wereldwijde daling:
• Software bedrijven hebben geprobeerd in te spelen op de ontwik-
keling van een wereldwijde computermarkt en hebben er daarom
naar gestreefd dat over de hele wereld legale software te koop is.
Daardoor is het eenvoudiger geworden legale software te kopen.
• Software bedrijven hebben de beschikbaarheid van ondersteu-
ning voor gebruikers buiten de VS verbeterd. De verbeterde
gebruikersondersteuning heeft de aanschaf van legale software
gestimuleerd.
• De prijs van legale software is in 1996 en 1997 significant gedaald,
waardoor het prijsverschil tussen legale en illegale software is
afgenomen.
• De BSA en SIIA hebben actie ondernomen om het belang te
onderstrepen van het kopen van legale versies van software en
van intellectuele eigendom. In dat kader zijn onder andere
spraakmakende rechtszaken gevoerd tegen bedrijven die illegale
software gebruiken.
• Bij een groeiende internationale verwevenheid van economieën,
is het risico dat een bedrijf loopt bij het gebruiken van illegale
software verder strekkend dan de juridische implicaties, omdat
ook de betrouwbaarheid van het bedrijf op het spel staat.
• Groeiende medewerking van de overheid bij het bieden van
bescherming van intellectuele eigendom en criminaliseren van
software piraterij hebben bij gedragen aan het terugdringen van
piraterij.
Nieuwe ontwikkelingen
De software industrie heeft te maken met de “open source” bewe-
ging. De klassieke productiewijze door individuele bedrijven (groe-
pen van bedrijven) staat tegenover software ontwikkeling waaraan
een veelheid van individuen, bedrijven en andere organisaties
bijdraagt. Door de communicatiemogelijkheden die internet biedt
wint een dergelijke coöperatieve productiemethode aan kracht.
Tegenover de geringere financiële prikkel die uitgaat van coöpera-
tieve productie voor individuele deelnemers, staan sterke intrinsie-
ke prikkels, maar vooral ook de cumulatie van innovatieve ideeën.
De markt voor besturingssystemen is een belangrijk terrein waarop
zich een confrontatie van competitieve en (semi-)coöperatieve
(non-)business models voordoet (Windows, Linux). Het auteurs-
recht is ontstaan ter bescherming van de concurrerende wijze van
produceren, maar wordt thans ook gebruikt om coöperatieve pro-
ductie te faciliteren. Veel open source software wordt verspreid
onder de “general public license” (GPL). Deze licentie stelt dat alle
programmatuur waarvoor men de code gebruikt die onder de GPL
is vrijgegeven, op zijn beurt als open source beschikbaar moet wor-
den gemaakt. Dus als Microsoft een paar regels GPL-code zou
gebruiken in een eigen programma, dan zou dit programma toch
niet als Microsoft product kunnen worden verkocht, maar toeko-
men aan de internationale open source-gemeenschap.22
De op klassieke wijze werkende software industrie probeert via
beveiligingen de greep op het gebruik van het eigen product te ver-
sterken en kopiëren tegen te gaan. Een voorbeeld is de nieuwe versie
van het Windows operating system, Windows XP, waarbij in de con-
sumentenmarkt het programma slechts op één computer geïnstal-
leerd kan worden.23 Het gaat Microsoft hierbij om het terugdringen
van wat het bedrijf “casual copying” of “softlifting” noemt. Daarbij
delen consumenten elkaars software. Microsoft ziet dit als een
belangrijke vorm van piraterij.24 Overigens wordt hiermee ook kopië-
ren voor eigen gebruik uitgesloten. Een andere ontwikkeling is dat
de industrie software wil gaan leveren via internet in plaats van via
cd rom, al dan niet in combinatie van vervanging van verkrijging in
eigendom door licenties. Deze ontwikkeling beoogt het kopiëren
moeilijker te maken, maar ook de consument te dwingen nieuwe
versies van de programmatuur aan te schaffen.
4.3 Gezamenlijke kenmerken marktsegmenten
De technologische ontwikkeling heeft grote invloed. Er ontstaan nieu-
we producten waarvan de juridische status niet altijd duidelijk is.
Andere onzekerheden betreffen de aanvaarding door de gebruiker van
deze nieuwe producten en de prijs die hij daarvoor wil betalen. Ook
bestaat onzekerheid over het succes van technische beveiligingen die
daarvoor nodig zijn en die thans worden ontwikkeld. In diverse markt-
segmenten is actieve weerstand tegen het betalen voor informatie
waarneembaar. De weerstand komt tot uitdrukking in “peer to peer
distribution” bij muziek en de “open-source” beweging bij software.
Een ander opvallend aspect is marktconcentratie en de hoge frequen-
tie waarmee zich mededingingsrechtelijke problemen voordoen.
Op alle marktsegmenten komt illegale handel voor. Onderzoeks-
gegevens van de Stichting BREIN en de Opsporingsdienst
Buma/Stemra geven het volgende beeld van piraterij in het jaar 2000
op de consumentenmarkt. De illegale handel in cd-r kopieën
gebeurt door zogenaamde thuispiraten. Dat wil zeggen individueel
opererende mensen die thuis op bestelling met een cd brander
kopieën maken met populair repertoire of dat nu videospel, muziek-
hit, speelfilm, tekstverwerker, woordenboek of routeplanner is.
Vooral de piraterij van speelfilms is drastisch aan het toenemen.
Door het verschijnen van het DivX compressie programma dat van
het Internet te downloaden is, valt een speelfilm nu tot een bestand
te comprimeren dat op een cd past (dus ook een cd-r) zonder noe-
menswaardig kwaliteitsverlies ten opzichte van een dvd. Bij de ille-
gale handel in professioneel geperste cd’s of dvd’s draait het om
zogenaamde illegale compilatie albums die periodiek, veelal maan-
delijks, uitgebracht worden. Deze illegale handel heeft een duidelijk
georganiseerd karakter. Tabel 4.13 geeft een overzicht.
47Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
22 Zie bijvoorbeeld NRC, 5 juli 2001, p. 12.
23 Zie International Herald Tribune, 10 september 2001, p. 11.
24 http://www.microsoft.com/piracy/basics/xp_activation.asp, bezocht op
10 september 2001.
4.4 Marktontwikkeling
Bedrijven in de auteursrechtindustrie zijn vaak in meerdere seg-
menten van de markt actief. Er vormt zich een klein aantal grote
horizontaal en verticaal geïntegreerde bedrijven, zoals Time
Warner/AOL, Bertelsmann, Vivendi Universal en Sony. Deze
bedrijven zijn actief op het gebied van uitgeverij, muziek en film
en houden zich niet alleen bezig met de productie van informatie,
maar beheren ook distributie- en informatienetwerken. Daarnaast
is door internet een sterke ontwikkeling naar verticale integratie.
Content providers en internet providers gaan samen. Ook de over-
name van Napster door Bertelsmann past in dit beeld.
4.5 Actoren aan de vraagkant
Bibliotheek-, onderwijs- en onderzoeksinstellingen
Het auteursrecht heeft belangrijke gevolgen voor tal van organisa-
ties. Bibliotheken zijn, in verband met de uitoefening van hun
functies, afhankelijk van beschikbaarheid van informatie en de
mogelijkheid deze informatie ter beschikking te stellen aan het
publiek. Op veel informatie rust auteursrecht, zoals boeken, tijd-
schriften, cd-roms, cd’s en video’s. Bibliotheken willen in de digi-
tale omgeving dienstverlening kunnen bieden die van een verge-
lijkbaar voorzieningenniveau is als in de papieren omgeving het
geval was. Het uitlenen van fysieke dragers is voor een belangrijk
deel afhankelijk van het betalen van een vergoeding aan de recht-
hebbenden. Hetzelfde geldt ook voor het fotokopiëren (en het
gelegenheid geven tot fotokopiëren). Bibliotheken hebben een
aanzienlijk belang bij de discussie over welke overheidsinformatie
publiek toegankelijk moet zijn. Dat betreft niet alleen wetten,
rechtspraak, overheidsbesluiten en parlementaire informatie,
maar ook overheidsdatabanken en de mogelijkheid om in de
andere informatie waartoe de overheid toegang heeft te verbinden
en om daaruit nieuwe informatie te destilleren.
Onderwijs- en onderzoeksinstellingen zijn eveneens afhankelijk
van de beschikbaarheid van informatie, in de vorm van lesmateri-
aal, naslagwerken en gegevensverzamelingen, ook zoals is tot-
standgebracht door de medewerkers (onderzoekers en docenten)
van de instellingen. Lastige vragen rond toegankelijkheid kunnen
rijzen als het gaat om het gebruik en de toegankelijkheid van
informatie die in het kader van derde-geldstroom onderzoek is
totstandgebracht. Reeds geruime tijd wordt nagedacht over een
heroriëntatie op de verhoudingen tussen onderwijs- en onder-
zoeksinstellingen enerzijds en uitgeverijen anderzijds.
Consumenten
Consumenten vormen een groep die tot voor kort niet werkelijk
door het auteursrecht werd geraakt. Traditioneel vallen handelin-
gen als lezen, luisteren en kijken niet onder het auteursrecht. De
opkomst van nieuwe reproductietechnieken, zoals de cassette- en
de videorecorder, hebben ertoe geleid dat men het kopiëren in de
privé-sfeer als een handeling met auteursrechtelijk relevante
aspecten is gaan beschouwen. In de praktijk bestaan (forfaitaire)
heffingen op lege beeld- en geluidsdragers en/of op kopieerappa-
ratuur, die collectief worden geïnd en via verdeelsleutels onder de
diverse rechthebbenden worden verdeeld. Inmiddels schrijft de
wetgeving, als gevolg van verplichtingen die voortvloeien uit EG-
richtlijnen, voor dat het enkele gebruik van computerprogramma-
tuur en digitale gegevensverzamelingen (laden, afspelen, opslaan)
aan toestemming van de rechthebbende is gebonden. Deze toe-
stemming wordt vaak gegeven samen met de aanschaf van het
softwarepakket of is door de werkgever bedongen in een pakket
met licenties die gebruik op de werkplek mogelijk maken. In het
licht van de voortschrijdende Europeanisering van de regelgeving
en veroorzaakt door de mogelijkheid het informatieaanbod meer
en meer te individualiseren, zal de rechtmatigheid van het privé-
gebruik meer en meer afhangen van licentieverhoudingen met de
distributeur en informatieproducent en steeds minder van de
eigendom van de fysieke drager van de informatie.
Omroeporganisaties
Omroeporganisaties spelen traditioneel een ambivalente rol in het
auteursrecht. Aan de ene kant zijn ze vrijwel geheel afhankelijk
van de beschikbaarheid van beschermd materiaal (documentai-
res, speelfilms, soap-series, nieuws, etc.) dat deels in eigen beheer
en deels in opdracht wordt totstandgebracht. Ook kopen omroe-
pen andermans producties “op de markt”. Vanuit die positie zijn
omroepen deels rechthebbenden, deels gebruikers van
beschermd materiaal, waarop anderen recht hebben. Aangezien
omroepuitzending een vorm van gebruik is waarvoor toestem-
ming nodig is, zijn omroepen afhankelijk van het maken van
afspraken om het materiaal te mogen uitzenden (zoals muziek).
Aan de andere kant treden omroepen, met de liberalisering van de
mediawetgeving, ook steeds meer op als producent van materiaal.
Het programma-aanbod van de omroep op zichzelf heeft even-
eens een economische waarde. Om omroeporganisaties een
onderhandelingspositie te verstrekken jegens andere omroepen
en jegens kabelorganisaties alsmede om bestrijding van piraterij
te faciliteren, zijn omroeporganisaties rechthebbenden op de door
hen uitgezonden programma’s. In zoverre treden zij ook als recht-
hebbende op.
Overheid
Ook de overheid heeft met het auteursrecht te maken.
Auteursrecht op wetgeving en rechtspraak is uitgesloten met het
oog op een zo groot mogelijke toegankelijkheid tot de basisinfor-
matie van de democratische rechtsstaat. De tendens is dat de
overheid actief zorgdraagt voor het toegankelijk maken van over-
heidsinformatie op het Internet, bijvoorbeeld via portals als over-
heid.nl, rechtspraak.nl of Nederlandgaatdigitaal.nl. De overheid
kan echter niet het auteursrecht uitsluiten op datgene dat zij niet
zelf gemaakt heeft. Bijvoorbeeld bij de verstrekking van overheids-
informatie op grond van openbaarmakingsverplichtingen moet in
48 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
49Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Enerzijds maakt de digitale techniek het maken van perfecte
kopieën tegen geringe kosten mogelijk. Daarmee nemen de moge-
lijkheden voor het maken van illegale kopieën sterk toe. Dat geldt
voor alle deelmarkten, van geluid (file sharing van MP3 bestan-
den), beeld (bijvoorbeeld DivX), software tot tekst. De toegeno-
men communicatie en kopieermogelijkheden leiden natuurlijk
niet alleen tot misbruik. De “open source” beweging, die geken-
merkt wordt door coöperatieve productiemethoden, kan alleen
maar bestaan dankzij deze mogelijkheden.
Anderzijds maakt de digitale techniek het juist mogelijk om
beveiligingsmechanismen te introduceren waardoor niet-betalen-
de consumenten van het gebruik van informatie kunnen worden
uitgesloten. Deze uitsluitingsmogelijkheid maakt nieuwe
“business models” mogelijk. Op alle deelmarkten is de toepassing
van dit soort uitsluitingsmechanismen in opkomst. Zo zal het
binnenkort mogelijk zijn om op legale wijze tegen betaling muziek
te downloaden bij Napster. Op overeenkomstige wijze is beeld-
materiaal bij een Duitse aanbieder te downloaden. Wat software
betreft is Windows XP een voorbeeld van tegen kopiëren
beschermde software. Ook bestaan er inmiddels mogelijkheden
om tekstbestanden alleen voor geautoriseerde (betalende)
gebruikers toegankelijk te maken.
De vraag welke consequenties deze ontwikkelingen voor het
auteursrecht hebben, komt uitgebreid aan bod in de volgende
hoofdstukken.
beginsel rekening worden gehouden met aanspraken van derden
op bijvoorbeeld rapporten, grafieken, foto’s en ander beschermd
materiaal. Als elke gebruiker is de overheid gehouden toestem-
ming te verkrijgen voor het gebruik van beschermd materiaal,
zoals computerprogrammatuur, boeken, tijdschriften, muziek en
foto’s. Van een geheel andere zijde is de overheid bij het auteurs-
recht betrokken in de sfeer van het uitoefenen van bijzonder toe-
zicht op met name de collectieve uitoefening van rechten. Ook is
zij verantwoordelijk voor de handhaving, voorzover het gaat om
de inrichting van de rechterlijke organisatie en de strafrechtelijke
handhaving.
4.6 Conclusie
Binnen de auteursrechtindustrie, een sector die in 1998 goed was
voor zo’n 5,5% van het bruto binnenlands product, vinden belang-
rijke ontwikkelingen plaats. Deze hebben vooral te maken met
ontwikkelingen in de informatietechnologie. Dit speelt op alle
marktsegmenten, hoewel de snelheid van de ontwikkeling op de
verschillende segmenten uiteenloopt. De technologische ontwik-
keling heeft twee belangrijke consequenties.
50 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Uit de ontwikkelingen die in de voorgaande hoofdstukken zijn
geschetst kunnen voor de toekomst van het auteursrecht essentië-
le trends gedestilleerd worden. Dat gebeurt in dit hoofdstuk.
Daarnaast wordt ingegaan op belangrijke ontwikkelingen die nog
niet eerder aan de orde zijn geweest.
5.1 Toenemende nadruk op bescherming van
investeringen
Waar het “klassieke” auteursrecht in eerste instantie de bescher-
ming van de creatieve, oorspronkelijke, menselijke uitingen op het
oog heeft terwijl informatie in “pure” vorm (feiten, gegevens,
ideeën, systemen, methoden) in beginsel vrij overneembaar is,
illustreert de opkomst van de naburige rechten de vercommercia-
lisering van het auteursrecht in brede zin. Naburige rechten gaan -
veel meer dan het auteursrecht in enge zin - uit van bescherming
van investeringen (in fonogrammen, films of databanken). De ten-
dens tot versterking en uitbreiding van naburige rechten is nog in
volle gang; nieuwe groepen kloppen op de deur van de nationale
en internationale wetgever. De kern van het auteursrecht (vorm is
beschermd, inhoud is vrij) raakt achterhaald door de betekenis
van wettelijke beschermingsaanspraken van informatieproducen-
ten en verlegt ook de argumentatie door de wetgever om uitbrei-
dingen van het auteursrecht te rechtvaardigen (zoals bij verlen-
ging van beschermingsduur, rechten op uitleen door openbare
bibliotheken, heffing op verkoop van originele kunstwerken op
veilingen). Economische verhoudingen op de markt van informa-
tie- en entertainmentproducten worden meer en meer vertaald in
een strijd over wie de rechten toekomt. In de informatiemaat-
schappij krijgt deze strijd des te meer reliëf, omdat het uiteindelijk
over de beschikbaarheid van en toegang tot informatie gaat.
Tegenkrachten: belangen gebruikers
Door de uitdijende rechtencatalogus en het toenemend aantal
objecten dat voor juridische bescherming in aanmerking komt, is,
in ieder geval in Nederland, weerstand merkbaar geworden, niet
alleen in de wetenschap, maar ook in politiek opzicht tegen het
auteursrecht. Het beeld in andere landen is gemengd. Met name
in de Mediterrane en Zuid-Amerikaanse landen bestaat veel maat-
schappelijke en politieke steun voor het auteursrecht, hoewel uit
economisch perspectief dergelijke landen (met uitzondering van
Frankrijk) voornamelijk importeurs van creatief materiaal zijn. In
de Verenigde Staten is sprake van een machtige lobby van film- en
muziekproducenten, maar is ook de gebruikerskant (met name
wetenschap en onderzoek) inmiddels sterk georganiseerd. Een
meer kritische benadering van het auteursrecht treft men bijvoor-
beeld in Angelsaksische en Scandinavische landen. Voor een
goede inschatting van de betekenis van de politieke hoofdstroom
spelen de efficiency en transparantie van beheersystemen en de
kwaliteit van de handhaving een rol, net als het niveau van de
wetenschappelijke beoefening van dit terrein. De stemming op
het niveau van de Europese Gemeenschap is overwegend positief
ten opzichte van versterking van het auteursrecht. De Europese
Commissie heeft de nodige initiatieven ondernomen ter verster-
king van de rechten van rechthebbenden. De behandeling van het
EG-richtlijnvoorstel auteursrecht en naburige rechten in de infor-
matiemaatschappij heeft enorme aandacht gegenereerd, zowel
van de kant van de Europarlementariërs als van de kant van de
lobby-organisaties richting het Europarlement en de Raad. In poli-
tieke discussies wordt met enige regelmaat gewaarschuwd tegen
de contraproductieve aspecten van uitbreiding van rechten, aan-
gezien auteursrechtclaims in eerste instantie worden gelijkgesteld
met minder ruimte voor ontwikkeling van onder andere nieuwe
communicatiestructuren, de informatietechnologie-industrie en
omroeporganisaties. De toon van de discussie wordt beïnvloed
door de vrees dat de belangen van bepaalde groepen gebruikers
ondergesneeuwd zullen raken, zoals consumenten, bibliotheken,
onderwijsinstellingen, archiefinstellingen en parallelimporteurs.
Tegenkrachten: belangen van auteurs en uitvoerende kunstenaars
Door de groeiende macht van informatieproducenten/ exploitan-
ten, die voor een belangrijk deel hun “eigen” rechten hebben
gekregen, dreigen de belangen van de individuele auteurs en uit-
voerende kunstenaars in het gedrang te komen.25 Meer en meer
ontstaan geschillen over de vraag wie precies over welke rechten
beschikt en of en hoe auteurs en uitvoerende kunstenaars een bil-
lijk aandeel in de exploitatie via nieuwe technologieën kunnen
krijgen. Hoewel deze kwestie niet slechts van auteursrechtelijke of
nabuurrechtelijke aard is, rijst de vraag of het bestaande systeem
niet op een betere wijze kan beantwoorden aan de oorspronkelij-
ke doelstelling. De roep klinkt om een uitgewerkt (auteurs)con-
tractenrecht, waarbij gewezen wordt op de ervaringen in onder
andere Duitsland, Frankrijk en België. Op Europees niveau wordt
gewerkt aan een onderzoek om de verschillende vigerende syste-
men in kaart te brengen.
51Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Maatschappelijke trends5Hoofdstuk
25 Hugenholtz, Sleeping with the enemy.
5.2 Digitalisering/internet
Revolutie in vermenigvuldigen, verspreiden en anderszins openbaar-
maken van informatie
Digitalisering en internet hebben geleid tot een revolutie in de
mogelijkheden om informatie te vermenigvuldigen, te verspreiden
en openbaar te maken. Digitalisering maakt kopiëren zonder ver-
lies van kwaliteit en tegen zeer lage kosten mogelijk. Waar het
kopiëren van een boek een arbeidsintensieve en moeizame klus is,
levert het kopiëren van een cd-rom op vlotte wijze een exemplaar
met identieke informatie op. Internet bevordert op dramatische
wijze de verspreiding van informatie. Het vergroot en versnelt de
toegang tot informatie. Het effect op de kosten van verspreiding is
echter minder evident. Het downloaden van grote hoeveelheden
informatie is althans op dit moment vaak niet goedkoper dan
fysieke verzending. Zo is het “streamen” van geluid via radio veelal
goedkoper dan via internet. Dit laatste voorbeeld illustreert ook
dat verspreiding via internet tot een andere kostenverdeling kan
leiden. Bij radio draagt de “uitzender” de transmissiekosten, ter-
wijl bij internet de gebruiker de telecommunicatiekosten betaalt.
In algemene zin echter dragen digitalisering en internet bij aan de
welvaart.
Digitalisering en internet zullen hun opmars voortzetten. De
kwantificering van de groei is bijzonder lastig. In een zorgvuldige
analyse van de groei van internet in de Verenigde Staten en de
meting daarvan komen Coffman en Odlyzko tot de uitspraak dat
sinds het ontstaan van internet het internetverkeer jaarlijks is ver-
dubbeld en dat aannemelijk is dat deze jaarlijkse verdubbeling
door zal gaan.26 Zij presenteren ook gegevens over de groei van de
totale opslagcapaciteit van harde schijven. De opslagcapaciteit is
een interessante maatstaf voor de mate waarin digitale producten
(kunnen) worden afgenomen. Zoals blijkt uit tabel 5.1, is de groei
explosief.
Voor de producenten en eigenaren van informatie kunnen deze
ontwikkelingen een bedreiging zijn. Het aantal exemplaren dat
beschikbaar gesteld kan worden tegen een prijs die de productie-
en distributiekosten reflecteert, kan - zonder tegenmaatregelen -
in het uiterste geval dalen tot één. Immers, het ene exemplaar dat
wordt beschikbaar gesteld, wordt eindeloos gekopieerd en ver-
spreid tegen kosten die gelijk zijn aan alleen de verspreidingskos-
ten. Er zou dan geen “incentive” meer bestaan om werken tot
stand te brengen, tenzij alternatieve “business models” ontwik-
keld kunnen worden die voldoende opleveren. Bij dergelijke
modellen moet bijvoorbeeld gedacht worden aan het gratis ter
beschikking stellen van het primaire product, waarbij verdiend
wordt aan bijkomende zaken, zoals reclame of “after sales service”.
Een ander model houdt in de vrije verstrekking van basis uitvoe-
ringen van software in combinatie met geprijsde uitgebreidere
versies.27 Vele methoden zijn inmiddels beproefd, maar hebben
zich over het algemeen niet bewezen. Een voorbeeld is muziek.
Het uitwisselen van muziek via Napster bleek zeer populair (op
het hoogtepunt zeventig miljoen gebruikers, althans volgens
Napster zelf), maar niet navenant winstgevend, zeker niet indien
vergoeding voor gebruik op grond van muziekauteursrechten zou
hebben plaats gevonden.
Op dit moment beperken nog de relatief primitieve compressie-
technieken voor videobeeld en het geringe aantal consumenten
dat over breedband toegang tot internet beschikt (legale en illega-
le) verspreiding via internet. Gegevens over het gebruik van breed-
band modems zijn beschikbaar voor de Verenigde Staten. Aan het
eind van 1999 hadden daar 3 mln huishoudens dergelijke
modems. In de meest optimistische voorspellingen zijn dat er 13
mln in 2003 en 50-60 mln in 2007.28 Ook de geringe bandbreedte
bij mobiele telecommunicatie speelt een rol. Zodra bandbreedte
geen belemmering meer is (over 5-10 jaar?) en/of compressietech-
nieken drastisch zijn verbeterd (op een zelfde termijn?), wordt
snelle en goedkopere distributie van grote hoeveelheden informa-
tie mogelijk en komen ook de klassieke “business models” voor
beeld en film onder druk te staan. Zoals beschreven in hoofdstuk,
probeert de filmindustrie hierop nu al te anticiperen.
Het toegenomen gemak waarmee informatie gekopieerd en ver-
spreid kan worden, heeft voorts een moreel probleem aan het
licht gebracht. Veel consumenten zijn zich niet bewust van de juri-
dische bezwaren tegen deze handelingen, die toch neerkomen op
52 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Tabel 5.1 Omvang van de wereldwijde markt
voor “hard disk drives”
Jaar Omzet in mld $ Opslagcapaciteit in terabytes
1995 21,6 76.243
1996 24,7 147.200
1997 27,3 334.791
1998 27,0 695.140
1999 29,1 1.463.109
2000 32,5 3.222.153
2001 36,2 7.239.972
2002 40,7 15.424.824
2003 30.239.756
2004 56.558.700
Bron: Coffman & Odlyzko
26 K.G. Coffman & A.M. Odlyzko, 2001, Growth of the internet,
http://www.dtc.umn.edu/~odlyzko/doc/complete.html .
27 Zie C. Shapiro & H. Varian, 1999, Information rules; a strategic guide to the
network economy, voor een uitgebreidere beschrijving van dergelijke business
models.
28 K.G. Coffman & A.M. Odlyzko, 2001, Growth of the internet,
http://www.dtc.umn.edu/~odlyzko/doc/complete.html .
schending van intellectuele eigendomsrechten. Burgers die het
niet in hun hoofd zouden halen eigendom van anderen fysiek te
ontvreemden of te verduisteren, zien niet of nauwelijks bezwaar in
het buitensporig kopiëren van auteursrechtelijk en nabuurrechte-
lijk beschermd materiaal voor eigen gebruik of om kopieën aan
vrienden of familie door te geven. De populariteit van cd-branders
spreekt in dat opzicht boekdelen. Kennelijk gaat het om regels die
weinig draagvlak onder de bevolking hebben. Vanuit het gezichts-
punt van de handhaving is dat een groot probleem. Institutionele
gebruikers bieden weerstand tegen het concept dat vrijwel elke
handeling binnen de exclusiviteit van rechthebbenden blijkt te lig-
gen. Aan die weerstand kan tegemoet worden gekomen door
alomvattende gebruikslicenties, die thans vaak nog ontbreken.
Toenemende mogelijkheden voor
coöperatieve productie
Door de communicatiemogelijkheden die internet biedt, winnen
coöperatieve productiemethoden aan kracht. De ontwikkeling van
software op basis van “open source” is een belangrijk voorbeeld.29
Zoals beschreven in hoofdstuk 4, staat de klassieke productiewijze
door individuele bedrijven tegenover software ontwikkeling waar-
aan een veelheid van individuen, bedrijven en andere organisaties
bijdragen. Tegenover de geringere financiële prikkel die uitgaat
van coöperatieve productie voor de individuele deelnemers, staan
sterke intrinsieke prikkels, maar vooral ook de cumulatie van
innovatieve ideeën. De markt voor besturingssystemen is een
belangrijk terrein waarop zich een confrontatie voordoet van het
klassieke competitieve “business model” enerzijds en (semi-)coö-
peratieve “(non-)business models” anderzijds (Windows, Linux).
Geld kan verdiend worden via consultancy, servicing en onder-
steuning bij gebruik. Deze radicale benadering wordt door som-
migen gezien als bedreiging van het marktmechanisme.
Tegelijkertijd valt te constateren dat het auteursrecht als stok-ach-
ter-de-deur fungeert voor de ogenschijnlijk genereuze samenwer-
king. Wie zich niet vrijwillig aan de regels van de “open source”
conformeert, kan alsnog via juridische weg daartoe gedwongen
worden, bijvoorbeeld als deelnemers aan het systeem anderen
beletten om van de door deze deelnemers geleverde meerwaarde
gebruik te maken. Het auteursrecht is ontstaan ter bescherming
van de concurrerende wijze van produceren, maar wordt thans
dus ook gebruikt om coöperatieve productie te faciliteren.
Coöperatieve productiemethoden, die in de wetenschap gewoon
zijn, blijven niet beperkt tot software. De muziekgeschiedenis is er
vol van, maar ook het filmwerk, de mode-industrie en de nieuws-
voorziening vormen voorbeelden waarbij men met elkaar iets tot
stand brengt of voortbouwt op het bestaande. In dit kader past
ook dat door digitalisering en internet de mogelijkheden en
behoeften toenemen om bestaand materiaal (informatie, beeld,
geluid) te gebruiken voor en te bewerken tot andere producten.
Denk aan de ontwikkeling van grafische producten, maar ook
computergames waarbij allerlei brokken beeld en geluid worden
gebruikt.
Vervaging van product-onderscheidingen
De traditionele productie- en distributiewijzen staan onder druk.
Klassieke onderscheidingen, zoals de verspreiding van fysieke
muziekdragers via detailhandel terwijl het uitzenden van muziek
via de radio of tv geschiedt, verliezen aan betekenis. Het reprodu-
ceren van informatie en het “streamen” hiervan beginnen in
elkaar over te lopen en kunnen gecombineerd worden. Vervaging
treedt ook op tussen gescheiden sectoren. Bijvoorbeeld de krant is
ook via een website te raadplegen. Bij de website worden naast de
tekst bewegend beeld en geluid gebruikt. Een ander voorbeeld is
de website van een radiostation, waarop ook tekstinformatie is op
te vragen en een archieffunctie is toegevoegd. Bij die nieuwe
mogelijkheden rijzen ook nieuwe auteursrechtelijke vragen, zoals
of de tijdelijke bestanden die gebruikt worden voor het “streamen”
van muziek een reproductie vormen, waarvoor toestemming is
vereist. Hetzelfde doet zich voor bij het toenemende aantal moge-
lijkheden om omroepsignalen bij de eindafnemer te krijgen,
namelijk via de ether, satelliet, kabel, telefoonlijn of digitale ver-
spreidingstechnieken, wat weer leidt tot de vraag of doorgifte door
tussenpersonen en de wijze waarop de ontvangst bij de afnemer is
georganiseerd telkens een nieuwe, aan toestemming onderhevige
vorm van openbaarmaken oplevert.
Groeiende mogelijkheden voor beveiliging van informatie en Digital
Rights Management
Beveiliging
Door digitalisering komen meer mogelijkheden voor beveiliging
ter beschikking. Dit is deels een benutting van mogelijkheden
inherent aan de technologie, deels een reactie op illegale repro-
ductie of de dreiging daarvan. Er worden zeer veel inspanningen
verricht om informatie - zonder autorisatie - ontoegankelijk en/of
onbruikbaar te maken via encryptie en bijvoorbeeld elektronische
watermerken. Deze technieken worden al dan niet gecombineerd
met specifieke hardware (bijv. dvd). De combinatie van hardware
en software geeft meer mogelijkheden voor beveiliging. De wens
tot technische beveiliging is niet van vandaag of gisteren. Ook in
de analoge wereld tracht men, met wisselend succes, producten of
diensten te beveiligen tegen kopiëren. Door het inbouwen van
markeringen en herkenningstekens wordt de controle op uitval en
piraterij vergroot. Begrensd door anti-kartelregels, staan de recht-
hebbende voorts contractuele middelen ten dienste, zoals het
afschermen van distributiekanalen door exclusiviteitsbedingen.
Als het gaat om benutting van de moderne technologieën, schrijdt
vooral bij beeld en geluid de ontwikkeling voort. Zelfs is het denk-
baar dat ongeautoriseerd kopiëren van papier wordt tegengegaan
met slimme kopieerapparatuur die watermerken herkent.
Technische beveiliging vergt standaardisatie. Hierbij speelt onder
andere een rol dat software en hardware bij elkaar moeten passen,
wil een apparaat gebruikt en “content” beveiligd kunnen worden
53Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
29 K.J. Koelman, AMI/Informatierecht 2000, p. 149 e.v..
(voorbeeld dvd). Standaardisatie is een moeilijk onderhandelings-
proces met mogelijkheden van mislukking. De muziek- en filmin-
dustrie, informatietechnologie-industrie en producenten van con-
sumentenelektronica onderhandelen reeds verschillende jaren
over specificaties waaraan content en apparatuur moeten voldoen
om legale verspreiding en legaal kopiëren mogelijk te maken. In
het kader van onder meer het Secure Digital Music Initiative
(SDMI) is gewerkt aan technische beveiligingsmethoden. Zeer suc-
cesvol zijn die pogingen tot dusverre niet geweest. De oorzaak is
onder meer gelegen in het gebrek aan eenstemmigheid binnen de
verschillende industrieën, de onzekerheid over het succes van ver-
schillende marketingstrategieën en ook juridische bezwaren (anti-
kartelbepalingen).
Over de vraag hoe effectief beveiliging zal blijken te zijn en daar-
mee hoe levensvatbaar daarop gebaseerde business models zijn,
wordt verschillend gedacht. Hierop wordt hieronder verder inge-
gaan.
Voorts dient te worden gewezen op vraagstukken die beveiligings-
methoden oproepen ten aanzien van de bescherming van de per-
soonlijke levenssfeer. Men kan denken aan het inbranden op cd’s
van codes die gebruikers identificeren. Het privacyprobleem strekt
zich in ieder geval verder uit dan de bescherming tegen de over-
heid die bestanden aanlegt van haar burgers. Met toenemende
controlemogelijkheden is het bijvoorbeeld mogelijk een nauwkeu-
rig beeld te vormen van het individuele consumentengedrag. In
algemene zin kunnen koppelingen worden gemaakt tussen gege-
vens over personen en hun handelingen. Deze gegevens zijn, bij
een toenemende individualisering en versplintering van consu-
mentenbehoeften, goud waard voor het bedrijfsleven. Tegelijkertijd
is het de vraag wie deze gegevens verzamelt, hoe controle op de
juistheid wordt uitgeoefend en wie daartoe toegang krijgt.
Opkomst van digital rights management
Bij de nieuwe “business models” gaat het om enigerlei vorm van
“digital rights management” (DRM). Bij afdoende bescherming
kan informatie gewoon via de markt verhandeld kan worden.
DRM omvat de systemen van bescherming, distributie en betaling
die hiervoor nodig zijn. In de MIT technology review van
januari/februari 2001 is DRM opgenomen in een lijst van tien
opkomende technologie-gebieden die een diepgaande invloed
zullen hebben op de maatschappij en op de wijze waarop we
leven en werken.30 Daarbij wordt de kern van DRM als volgt
omschreven:
“DRM amounts to an encryption scheme with a built-in
e-business cash register. Content is encoded, and to get the key
a user needs to do something-maybe paying money, maybe
providing an e-mail address. DRM providers deliver the protec-
tion tools; it is up to content owners to set the conditions.”31
In de definitie van een van de leidende aanbieders van DRM,
gaat het om het volgende.
“Digital Rights Management (DRM) is the secure exchange of
intellectual property, such as copyright-protected music or text,
in digital form over the Internet or other electronic media, such
as CDs and removable disks. DRM allows content owners to dis-
tribute digital products quickly, safely, and securely to authori-
zed recipients.” 32
Als informatie niet op straat komt te liggen (in economisch jargon:
als derden kunnen worden uitgesloten van gebruik), kan deze keer
op keer beschikbaar worden gesteld tegen een prijs die hoger ligt
dan de marginale kosten van vermenigvuldiging en distributie.
Daardoor ontstaat de mogelijkheid de totale kosten van productie,
vermenigvuldiging en distributie (meer dan) terug te verdienen
(zie hoofdstuk 2). Mede door het veelal geringe succes van andere
54 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
30 http://www.technologyreview.com/magazine/jan01/mag_toc.asp.
Bezocht op 21-11-2001.
31 http://www.technologyreview.com/magazine/jan01/tr10_singh.asp.
Bezocht op 21-11-2001.
32 Reciprocal. http://www.reciprocal.com/wwd_drm.asp. Bezocht op 4-9-2001.
Kader 5.1 Verkleining publiek domein en toenemend gebruik van markten
Het tot een privaat goed maken van informatie via DRM is een onderdeel van een brede trend tot verkleining van het
publieke domein. Deze trend wordt gedreven door technologische ontwikkelingen, maar ook door opvattingen over de beste
economische ordening van de samenleving. Een voorbeeld is het elektronische rekeningrijden waarbij technologische
mogelijkheden en de wens congestie met marktmechanismen te bestrijden bij elkaar komen. Ook speelt het feitelijk gedrag van
marktpartijen een rol. Op het terrein van de genetica en biotechnologie zijn private actoren de concurrentie aangegaan met
publiek gefinancierde initiatieven. Het in kaart brengen van het menselijk genoom is een voorbeeld.
De octrooiering van (delen van) genomen, waardoor commerciële exploitatie mogelijk wordt, betekent dat ook deze informatie
gaandeweg een privaat goed wordt. Echter ook op geheel andere terreinen, zoals de veiligheidszorg, zijn voorbeelden te geven.
Bron: Ministerie van Justitie, 2001, Justitie over morgen, hoofdstuk 3.
“business models”, wordt DRM door de “content”-industrie gezien
als de toekomst. Tegelijk biedt DRM de mogelijkheid terrein terug
te winnen dat door niet of nauwelijks beveiligde dragers als video,
geluidscassette en de huidige audio-cd verloren is gegaan. De
mogelijkheid ontstaat in beginsel om de toegang tot de eigen infor-
matie volledig te beheersen (zie echter hierna onder economische
factoren). Op dit moment worden allerlei varianten van DRM
beproefd, van verfijnde koppeling tussen betaling en gebruik tot
grovere afrekenmechanismen (abonnementen verbonden aan de
toegang tot websites). DRM kan gebruikt worden voor de versprei-
ding van auteursrechtelijk beschermde informatie, maar ook voor
auteursrechtelijk onbeschermde informatie, zolang afnemers en
consumenten in het bijzonder althans bereid zijn daarvoor te beta-
len. Door toepassing van DRM kan dezelfde informatie keer op
keer worden verkocht. In de woorden van een aanbieder van DRM:
“One set of bits, multiple revenue hits”.33
Door deze ontwikkeling wordt informatie steeds meer een semi-
publiek goed: de toegang tot “content” kan (grotendeels) verhin-
derd worden, maar informatie blijft nog steeds een publiek goed
karakter houden in de zin dat consumptie door de één nog steeds
niet ten koste gaat van consumptie door de ander. Door informatie
af te stemmen op de wensen van de gebruiker verandert dit laatste
aspect overigens ook. De mogelijkheden voor geheel op de wensen
en behoeften van de individuele afnemer afgestemde diensten
(maatwerk) nemen toe. “Content” krijgt daardoor nog meer het
karakter van een privaat goed (consumptie door de één gaat welis-
waar niet ten koste van consumptie van de ander, de ander hecht
echter minder waarde aan het product).
Door de betrokkenen bij de ontwikkeling van DRM systemen
wordt niet geclaimd dat perfecte beveiliging mogelijk is34.
Bovendien wordt door geen enkele aanbieder van DRM systemen
aansprakelijkheid aanvaard voor het geval waarin de bescherming
doorbroken wordt.35 Beveiliging is niet alleen een technologisch,
maar ook een economisch vraagstuk. Perfecte beveiliging is niet
alleen niet haalbaar, maar ook niet nastrevenswaardig. Er vindt een
afweging plaats van de kosten van beveiliging tegen de kosten van
inbreuk die door beveiliging worden vermeden. Ook stelt de accep-
tatie door de consument grenzen aan beveiliging die het gebruiks-
gemak aantast (denk aan cd-rom beveiliging waarbij periodiek de
originele cd-rom in de pc moet worden gestoken; een deel van de
consumenten begrijpt dit niet en raakt gefrustreerd). Tevens speelt
een rol dat vergaande beperking van kopieermogelijkheden omzei-
ling uitlokt (voorbeeld: al dan niet toestaan van het maken van een
eerste kopie van een originele cd; zie ook hierna onder economi-
sche factoren). Ook hoge prijsstelling lokt omzeiling uit. Verder
moet de mogelijkheid van een politieke terugslag in de beschou-
wing worden betrokken, alsmede de opkomst van andere “busi-
ness models” (zie hierboven). Dat de beveiliging altijd doorbroken
kan en zal worden door hackers, tast volgens deze partijen de
levensvatbaarheid van DRM systemen niet aan. Voor het overgrote
deel van de consumenten is illegaal kopiëren of het zoeken naar
illegale kopieën te ingewikkeld, te tijdrovend of te risicovol, nog los
van ethische overwegingen. Er wordt wel gesteld dat de toepassing
van DRM vooral effectief is tegen ‘casual copiers’, maar dat een
effectieve aanpak van professionele piraterij toch langs juridische
weg zal moeten.36
Door bedrijven die DRM-systemen aanbieden, worden overigens
soms wel sterke verwachtingen gewekt. Twee voorbeelden voor een
Amerikaanse en Nederlandse aanbieder:
“We protect your intellectual property on the Internet and make
it easy for you to securely and flexibly package, sell, and distribu-
te digital content. And we provide consumers with the ability to
easily access, pay for, and consume your protected digital
content.” 37
“... offers content protection and rights management tools that
enable you to build a legally and commercially sustainable
business environment.” 38
Anderen zetten grote vraagtekens bij beveiliging.39 In hun visie
bestaan in de virtuele wereld geen zekerheden: alles kan gekraakt
worden, alle informatie kan uiteindelijk gemanipuleerd worden en
alle identiteiten kunnen verhuld worden. Volgens hen is beveiliging
van DRM systemen vooral symbolisch. De prijs die voor informatie
gevraagd kan worden, is volgens hen daarom vooral afhankelijk
van de kosten van illegaal kopiëren en wat door de consument
wordt gezien als een redelijke vergoeding van de inspanningen om
het product tot stand te brengen en wat deze vrijwillig bereid is te
betalen.
55Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
33 Presentatie van Oliver Mills, InterTrust Technologies International, te vinden
op: http://www.europedrm.com/presentations/mills.ppt.
Bezocht op 21-11-2001.
34 Zie ook Microsoft: “That said, the intellectual property protection arena is a
cat-and-mouse game. All IP protection technologies will be cracked at some
point; it is just a matter of time. The measure of success is not completely stop-
ping software piracy. Success is more likely measured in increased awareness of
the terms of the license agreement and increased license compliance.”
http://microsoft.com/piracy/basics/activation/mpafaq.asp#privacy .
35 Deze stelling werd algemeen aanvaard tijdens een seminar waar vele aanbie-
ders van DRM systemen aanwezig waren. Een overzicht van het “European
digital rights management seminar” van 20 november 2001 is te vinden op
www.europedrm.com.
36 Marc Hansen, The legal framework for digital rights management,
http://www.europedrm.com/presentations/hansen.pdf.
Bezocht op 21-11-2001.
37 Reciprocal. Zie http://www.reciprocal.com/wwd.asp, bezocht op 4-9-2001.
38 DMDsecure. Zie http://www.dmdsecure.com/products/overview.html, bezocht
op 4-9-2001.
39 Interview met medewerkers van Trust Factory. Zie ook: http://www.trust-facto-
ry.com .
Ook de toekomstige ontwikkeling van Internet speelt hierbij een
rol. Door waarnemers wordt een toename van persoon-tot-per-
soon networking40, al dan niet gefaciliteerd door intermediairs
waarvan Napster een voorbeeld is, en een verschuiving van infor-
matie (web pages) naar programma’s (“executables”), die worden
“gedownload” op de eigen computer. Programma’s zijn moeilijker
te monitoren.41
Een variant van DRM is een combinatie van internet en fysieke
verspreiding, ook bij de distributie van informatie. Niet iedereen is
van mening dat verspreiding via Internet het zal winnen van fysie-
ke verspreiding. Volgens sommigen is fysieke verspreiding van
grote hoeveelheden informatie inherent goedkoper dan versprei-
ding via internet, waarbij ook beperkingen van vooral bandbreed-
te een rol blijven spelen. Combinaties van bestellen en betalen via
internet en het via een netwerk ter beschikking stellen van sleutels
(DRM) en fysieke verspreiding zijn dan mogelijkheden. Men kan
denken aan een informatiedrager waarop het gehele repertoire
van een muzikant of schrijver is opgeslagen; met de toenemende
opslagcapaciteit is dit inmiddels een realistische gedachte. Wie de
beschikking heeft over die drager maar behoefte heeft aan slechts
delen van dat repertoire, vraagt (en betaalt voor) de sleutel om
toegang tot dat deel te verkrijgen. Volgens weer anderen zullen de
komende 30 tot 50 jaar DRM-systemen bestaan naast de versprei-
ding van tastbare informatiedragers via de klassieke detailhandel.
Men ziet op dit moment al dat de detailhandel naast de verkoop
van bulkinformatie (de “klassieke” cd of dvd) de consument de
mogelijkheid biedt om ter plaatse van de winkel een cd naar eigen
keuze samen te stellen.
Ontwikkeling van infrastructuur voor e-commerce
Toereikende beveiliging van informatie is niet de enige voorwaar-
de voor DRM. Evenals elektronische handel in het algemeen
(e-commerce, waarvan de onderhavige d-commerce een onder-
deel is), vergt DRM ook een infrastructuur voor verificatie, bet-
aling (“micro payments”) en dergelijke. Voor een deel kunnen
bestaande voorzieningen hiervoor gebruikt worden, bijvoorbeeld
via credit card bedrijven. Vooral voor de technische kant worden
nieuwe systemen ontwikkeld. De komende decennia zal de aan-
dacht van veel publieke en private partijen gericht zijn op proble-
men ten aanzien van veiligheid en privacy van communicatie en
transacties. Zie kader 5.2 voor de belangrijkste beleidsterreinen
waarop zich volgens de OESO problemen voor de ontwikkeling
van elektronische handel voordoen.
Veranderende distributieketens
Verspreiding via internet en met gebruikmaking van DRM kan vol-
gens sommigen grote veranderingen te weeg brengen in de distri-
butieketen. Verkorting van de keten waardoor de rechthebbenden
(de informatie-eigenaar) dichter bij de afnemer of consument
komt, zou tot grote besparingen kunnen leiden. Aanvankelijk
werd gedacht dat door verspreiding via internet tussenschakels
zouden vervallen. De verwachting was dat de afnemer zich recht-
streeks zou wenden tot de producent van de content. Tot nu toe is
deze verwachting niet uitgekomen, in ieder geval nog niet in de
consumentenhoek. Men ziet een groot aantal “content”producen-
ten, met behulp van nieuwe intermediairs, zoals “muziekmake-
laars” en technologiebedrijven, trachten zich een positie op de
consumentenmarkt te verwerven. DRM systemen worden door
gespecialiseerde bedrijven, veelal uit de technologiehoek, ontwik-
keld en vaak ook beheerd. Hiervoor zijn enkele bedrijven op dit
terrein reeds genoemd. Grote technologiebedrijven zoals
Microsoft verwerven zich gaandeweg een sterke positie, waar het
gaat om de (geintegreerde!) basis-software voor DRM.
56 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Kader 5.2 Electronic commerce: main policy areas
Enabling issues Diffusion Business environment
Network infrastructure Facilitation/demonstration Competition
Authentication/certification Training/education Taxation
Settlement/payment Small and medium sized enterprises Trade
Consumer protection Standards/intellectual
property rights
Privacy
Bron: OECD, 2000, Information Technology Outlook, blz. 77.
40 A. Odlyzko, 2001, Content is not king, First Monday 6-2,
http://fistmonday.org/issues/issue6_2/index.html .
41 Zie bijvoorbeeld G.Colony: een op programma’s gebaseerd internet ontwerp
“will enable an epidemic of Napstering. Courts, legislators, governments, com-
panies, and other rule makers will have to contend with an empowered and
ever more liberated, unruly populace - armed with technology that allows them
to bypass economic tollroads and bridges.”
(G. Colony, 2000, My view: the X Internet, www.forrester.com;
bezocht op 3-9-2001).
Aanvaarding door consument
Voor het succes van DRM is aanvaarding door de consument van
groot belang. Op dit moment is de bereidheid onder consumen-
ten om voor informatie te betalen niet groot. Een deel wijkt uit
naar gratis verstrekte informatie. Muziek is een belangrijk voor-
beeld. In hoofdstuk 4 is reeds ingegaan op de ontwikkelingen en
onzekerheden op dit terrein. Wordt bijvoorbeeld Napster een suc-
ces op abonnee basis of wijkt de consument uit naar systemen die
moeilijker zijn te controleren? Men ziet het belang van die laatste
categorie al weer toenemen. De kwaliteit van de dienstverlening
waarvoor betaald moet worden in vergelijking met die van het
gratis aanbod, is belangrijk voor de aanvaarding door de consu-
ment. Op dit moment is onzeker of consumenten de diensten van
intermediairs als Napster zien als aardige gadgets die hen sterk
doen denken aan wat ze via nieuwsgroepen of op het schoolplein
al lang hadden georganiseerd, of als volwaardige producten waar-
voor ze willen betalen.
Een ander en eigenlijk fundamenteler onderwerp van onzekerheid
betreft de behoefte van de consument aan content via internet.
De verwachtingen van de industrie op dit punt waren tot zeer
onlangs hoog gespannen. De ondergang van veel dot.com bedrij-
ven leert dat de vraag naar internet diensten (nog) beperkt is bij
de consument. Ook wordt beargumenteerd dat internet vooral
een communicatiemiddel is, zoals blijkt uit het succes van e-mail
en sms. Het is zeer wel mogelijk dat “content” veel minder de drij-
vende kracht achter de internet ontwikkeling zal zijn dan werd
genomen.42 Mensen willen niet vermaakt worden door hun
mobiele telefoon, maar verbonden worden.43 De crisis in de tele-
communicatie industrie lijkt er in belangrijke mate mee te maken
te hebben dat het geloof in de behoefte aan draadloze “content”
sterk afneemt. Het business model, waarmee de bedragen die zijn
neergeteld in de UMTS-veilingen zijn terug te verdienen, zou dan
zijn basis kunnen verliezen.
Juridische complicaties toepassing DRM
Er ontstaan allerlei nieuwe producten, veelal luisterend naar
Engelse terminologie zoals “simulcasting”, “webcasting”, “stre-
aming”, “downloading”, “locker in the sky”, “subscription models”
en “peer-to-peer distribution models”. Er rijzen veel vragen over
welke auteurs- en naburige rechten van wie, waar en hoe verkre-
gen moeten worden om op legale wijze DRM systemen te kunnen
exploiteren.44 Dit leidt tot onzekerheid en grote financiële risico’s
voor exploitanten en tot veel conflicten. In Nederland strijden
journalisten met uitgevers over een vergoeding voor het gebruik
van werk op Internet. In de Verenigde Staten is een soortgelijk pro-
bleem gerezen tussen acteurs en audiovisuele producenten. Punt
van discussie is dat Internetactiviteiten op dit moment nog niet of
nauwelijks lonend zijn. Te verwachten valt dat deze situatie van
onzekerheid en risico’s nog geruime tijd zal blijven bestaan. Ook
het grensoverschrijdend karakter van internet diensten veroor-
zaakt veel problemen door juridische verschillen tussen landen.
Toenemende spanning tussen exploitatiemodellen: uitbreiding
forfaitaire heffingen
Exploitatie via DRM kan spanning opleveren met de huidige col-
lectieve beheersarrangementen. Een belangrijk voorbeeld vormen
de forfaitaire heffingen op informatiedragers (lege videobanden,
cd recordables, de hard disc of zelfs de pc), die ertoe kunnen lei-
den dat bij afname van DRM producten de consument dubbel
betaalt (zowel via de afname van “content” als bij de aanschaf van
de drager). Dit probleem wordt groter als deze heffingen worden
uitgebreid. Deels wordt dit veroorzaakt door de juridische syste-
matiek, die, mede vanwege een sterke overheidsgreep op het col-
lectief beheer, belemmeringen opwerpt voor het toelaten van
alternatieve beheersvormen. Voor een ander deel gaat het om
organisaties die een eigen belang hebben gekregen bij de machts-
positie en die niet spoedig vrijwillig zullen opgeven.
De massaliteit en oncontroleerbaarheid van het gebruik hebben
geleid tot een stelsel van afdrachten met een forfaitair karakter.
Het systeem van heffingen op kopieer- en afspeelapparatuur en
op dragers is als fenomeen binnen het auteursrecht niet onbe-
kend. Onder de Nederlandse wetgeving bestaat sinds 1990 een
heffing op lege beeld- en geluidsdragers, ter compensatie van de
“schade” die rechthebbenden leiden door het thuis kopiëren. In
andere landen bestaat een dergelijke heffing bijvoorbeeld ook op
apparatuur waarmee wordt gekopieerd. Er is in Europa toene-
mende druk de heffing op lege beeld- en geluidsdragers uit te
breiden naar computers en in het bijzonder de harde schijf daar-
van, als reactie op de toename van het downloaden via internet.
Dit is inmiddels in Duitsland gebeurd. Er lijkt echter consensus te
ontstaan dat in een periode die over het algemeen als een over-
gang wordt gezien naar een situatie waarin individuele gebruiksli-
centies de boventoon voeren, het invoeren of behouden van for-
faitaire heffingen aanvaardbaar is.
Daarnaast doen zich conflicten voor tussen aanbieders van “con-
tent” en collectieve beheersorganisaties, wanneer deze laatste de
aanbieders niet de mogelijkheid bieden selectief het beheer over
te nemen van hun rechten. In het analoge marktsegment is wette-
lijk verplicht of door overheidsingrijpen exclusief gemaakt collec-
tief beheer vaak goed te rechtvaardigen, maar bepaald niet steeds
of zelfs helemaal niet in het digitale segment. Beheersorganisaties
blijken niet steeds bereid het beheer van beide marktsegment te
scheiden.
42 A. Odlyzko, 2001, Content is not king, First Monday 6-2,
http://fistmonday.org/issues/issue6_2/index.html .
43 A. Odlyzky, 2001, Talk, talk, talk; so who needs streaming video on a phone? The
killer app for 3G may turn out to be - surprise - voice calls.
http://www.dtc.umn.edu/~odlyzko/doc/3g.accidental.success.txt.
44 Wilmer, Cutler & Pickering, 2000, Licensing of music exploitation rights and
DRM systems for wireless networks.
57Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Geringe permanentie van informatie
Informatie in digitale vorm heeft geringe permanentie. Het pro-
bleem doet zich reeds voor in de analoge wereld. De schilderijen
van Vermeer en Rembrandt vergen grote restauratie-inspanningen
om ze voor het publiek toegankelijk te houden in de musea.
Originele manuscripten lopen het gevaar dat ze vergaan onder
invloed van vocht en schimmels. Filmbanden dreigen te verkrui-
melen en worden naarstig onder handen genomen om ze ook
voor langere termijn te bewaren. De snelle vernieuwing van
opslag- en afspeelsoftware brengt echter ongewild mee dat infor-
matie reeds door het dominant worden van bepaalde software
ontoegankelijk wordt. Internet versies van rapporten met links
verouderen snel, bijvoorbeeld in Word Perfect opgeslagen tekstbe-
standen blijken lastig te transformeren te zijn naar andere tekst-
verwerkingsprogrammatuur, van een depotbeleid terzake van
websites is geen sprake. Bij transformatie gaat bovendien vaak
informatie verloren.
Deze problematiek doet zich in scherpe vorm voor bij archieven,
musea en centrale bibliotheken, die zich met oplopende kosten
geconfronteerd zien. Men tracht daarop in te spelen door infor-
matie platformneutraal op te slaan, of zich te verzekeren van tech-
nologie waarmee ook “oude” digitale informatie raadpleegbaar
blijft. Tegelijkertijd speelt een juridisch probleem, aangezien der-
gelijke handelingen onder het auteursrecht vallen. De instellingen
streven ernaar de moderne technologieën ook in te zetten bij het
uitvoeren van hun (soms wettelijk verankerde) taken, zoals het
toegang verschaffen tot een breed publiek, educatie en onderzoek.
5.3 Internationalisering
Internationalisering van de rechtsontwikkeling
Meer en meer wetgeving op het gebied van auteursrecht is niet
het gevolg van een afwegingsproces op nationaal niveau maar is
het gevolg van op internationaal (Europees, mondiaal) niveau
vastgestelde regels of tot stand gekomen besluitvorming. Dit heeft
tot gevolg dat de beleidsruimte voor de Nederlandse wetgever,
althans op het terrein van omvang en reikwijdte van de rechten en
omvang en reikwijdte van de op de rechten te maken beperkin-
gen, regels inzake bescherming tegen omzeiling van technische
beveiliging, regels inzake bescherming tegen manipulatie en ver-
wijdering van elektronische informatie omtrent beheer van rech-
ten en op onderdelen van uitoefening en handhaving van rechten
is ingeperkt of zelfs geheel verdwenen. Beleid op dit terrein is
grosso modo internationaal van aard geworden en de vraag is of,
hoe, wanneer en welke “Nederlandse” belangen en denkbeelden
bij die internationale beleidsbepaling moeten worden ingebracht.
Overleg met betrokkenen is dan ook niet meer een puur nationale
aangelegenheid. Het nationaal standpunt wordt tevens aan inter-
nationale koepelorganisaties voorgelegd en met hen worden ook
afspraken gemaakt over de inbreng in internationale onderhande-
lingen. Ook rijst steeds vaker de fundamentele vraag of bij uitvoe-
ring de internationale (of de internationaal meest gangbare) syste-
matiek moet worden gevolg of dat de eigen, nationale systematiek
overeind gehouden moet worden. Daarmee verband houdt een
toegenomen aandacht voor fundamentele beginselen die op ver-
schillende rechtsgebieden spelen (niet alleen auteursrecht, maar
o.a. ook vennootschapsrecht, insolventierecht, sociaal recht en
familierecht).45 Bezinning op die beginselen biedt tegelijkertijd
aanknopingspunten voor het stellen van inhoudelijke en procedu-
rele prioriteiten. Voorts moet worden bedacht dat op verschillende
terreinen nog veel ruimte voor nationaal beleid bestaat, zoals juri-
dische verhoudingen tussen betrokkenen (auteurscontrachten-
recht), collectief beheer van rechten, toezicht op collectief beheer,
geschilbeslechting en handhaving van rechten. In deze situatie
ziet men echter tegelijkertijd een import van niet alleen zakelijke
modellen uit het buitenland, maar ook juridische modellen.
Bijvoorbeeld zakelijke verhoudingen die in de Verenigde Staten
bestaan tussen auteurs of artiesten en informatieproducenten
krijgen ook betekenis op het Europese of Nederlandse territoir.
Dergelijke import kan nationaal beleid doorkruisen, bijvoorbeeld
als het gaat om afspraken over de verdeling van geïncasseerde gel-
den.
Ook is meer aandacht ontstaan voor de budgettaire gevolgen van
het aangaan van internationale afspraken. Het gevolg kan immers
zijn dat vooral gelden worden geïncasseerd ten behoeve van bui-
tenlandse rechthebbenden. Uit juridisch oogpunt behoeft daarte-
gen geen bezwaar te bestaan (vanuit de gedachte van het non-dis-
criminatiebeginsel) maar vanuit het perspectief van de betalings-
balans zijn daarbij vraagtekens te zetten. Tegelijkertijd ondervangt
een gelijkschakeling van herkomst uitwijkgedrag naar “goedkope”
(want onbeschermde) content, waardoor de nationale en
Europese industrie onbedoeld nadelen ondervindt van juridische
bescherming.
Door de ontwikkeling van Internet ontstaat in diverse landen een
sterkere neiging aan bescherming van nationale belangen, in de
zin van taal, cultuur en eigen industrie. Hier spelen verschillende
ook niet-economische motieven een rol. Internet wordt ook wel
gezien als een bedreiging van de nationale identiteit. Het gebruik
van de nieuwe communicatietechnieken gaat gepaard met een
nieuwe taal, die snel wijzigt, aan trends onderhevig is en sterk
beïnvloed is door het Engels. De houdbaarheid van nationale
waarden en normen komt onder druk te staan. Informatie komt in
brede kring beschikbaar, geruchten worden snel verspreid.
Adverteren voor de diensten en producten van bedrijven
geschiedt niet meer slechts lokaal of nationaal, maar krijgt een
internationale dimensie. Bovendien bestaat in verschillende krin-
gen vaak een automatische weerstand tegen de veronderstelde
dominantie van de Amerikaanse cultuur en wijze van zaken doen.
58 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
45 Voor een uitgebreidere discussie over de internationale rechtsontwikkeling zie:
Ministerie van Justitie, 2001, Justitie over morgen.
Op internationaal en vooral op EU-niveau is er niet altijd een
evenwichtige vertegenwoordiging van belangen. Er zijn krachtige
industrielobbies die pleiten voor juridische bescherming van hun
prestaties, zoals recent de mogelijkheid om te kunnen optreden
tegen het omzeilen van technische beveiliging, de octrooiering
van software en biotechnologische vindingen en het faciliteren
van inspanningen om rechten te handhaven. Dit heeft te maken
met de toenemende economische belangen van de industrie
(investeringsbescherming). Dit leidt ook tot toenemende druk om
piraterij tegen te gaan (zie hierna). Consumenten- en andere
gebruikersorganisaties zijn vaak relatief zwak en bieden niet altijd
voldoende tegenwicht. Daarop bestaan overigens wel uitzonderin-
gen. Een bijzonder voorbeeld is de WIPO diplomatieke conferentie
van 1996 toen een bijzondere alliantie van producenten van con-
sumentenelektronica, samen met bibliotheek- en consumenten-
organisaties en de telecomindustrie bepaalde voorstellen van de
rechthebbenden wist te dwarsbomen.
Toenemende beleidsconcurrentie tussen internationale organisaties
Men ziet een ontwikkeling dat verschillende internationale orga-
nisaties zich met dezelfde of aanverwante regelgebieden gaan
bezighouden (WTO, WIPO, Raad van Europa). Een recent voor-
beeld is dat zowel in het kader van WIPO als de Raad van Europa
wordt gewerkt aan de bescherming van rechten van omroeporga-
nisaties. Zowel lidstaten die belang hebben bij die regels als belan-
genorganisaties spelen daarop in. Daardoor dreigt het gevaar van
tegenstrijdige regels of dubbel werk. De vraag is op welke wijze
Nederland kan bijdragen aan een taakverdeling tussen deze orga-
nisaties.46
Internationalisering en intensivering van de handhaving
Vanwege de toegenomen economische en culturele betekenis van
dit terrein, komen de handhavingsinspanningen door de officiële
opsporings- en handhavingsautoriteiten in een ander daglicht te
staan. Er is sprake van een toenemend aantal internationale ver-
plichtingen om handhaving serieus ter hand te nemen. Gewezen
kan worden op onder meer de verschillende Europese richtlijnen
en het TRIPs-verdrag. Bovendien is er op afzienbare termijn een
belangrijke invloed van de Europese overheid op het nationaal
prioriteitenstelling te verwachten. Ook is er druk van de Verenigde
Staten, als belangrijke producent van “content”, om tot intensive-
ring van handhaving te komen. Schending van intellectuele eigen-
dom wordt daar gezien als een bedreiging van de economie, maar
ook van de nationale veiligheid.47 Bestrijding van piraterij vertoont
een grote samenhang met de bestrijding van netwerkcriminaliteit
en vereist bijzondere expertise. Nationale opsporings- en vervol-
gingsautoriteiten zoeken naar de juiste structuur om regels op dit
terrein adequaat, efficiënt en met voldoende afschrikwekkende
werking te handhaving. Waar mogelijk zal samenwerking met
rechthebbenden gezocht worden, om te komen tot een juiste ver-
houding tussen de verantwoordelijkheid van de rechthebbenden
en die van de publieke opsporings- en vervolgingsautoriteiten.
Ondanks deze inspanningen blijft de publieke bestrijding van
internet gerelateerde criminaliteit lastig door het grensoverschrij-
dend karakter daarvan en door ongeschikte traditionele werkwij-
zen van de politie en gebrek aan deskundigheid. Een deel van de
problemen is tijdelijk; een deel structureel. Als reactie zal private
opsporing van internet gerelateerde criminaliteit en in het bijzon-
der van schending van intellectuele eigendomsrechten toenemen.
Opsporing op dit terrein is inmiddels een belangrijk marktseg-
ment voor de private opsporingsindustrie.48
5.4 Toenemend belang van preventie van schendingen
In algemene zin neemt bij de criminaliteitsbestrijding het belang
van preventie toe. Het besef groeit dat effectieve criminaliteitsbe-
strijding evenwichtige inspanningen van publieke en private
sector vereist, waarbij voor de private sector het accent ligt op
preventie. Ten aanzien van nieuwe producten is een bekend feno-
meen dat in het begin van een productcyclus (ontwerp en produc-
tie) geen of weinig aandacht aan de criminogene aspecten wordt
besteed. De criminogene effecten blijken later en vaak wordt dan
het ontwerp aangepast of anderszins voorzieningen getroffen
(denk bijvoorbeeld aan startonderbrekers van auto’s). Een belang-
rijk gegeven is dat er altijd potentiële daders zijn die zich goed op
de hoogte stellen van de laatste technologische ontwikkelingen.
Daarom wordt nationaal, maar ook internationaal steeds vaker
gepleit om in de levenscyclus van producten in de ontwerpfase
bijzondere aandacht te besteden aan beveiliging.49
Zoals toepassing van kader 5.3 uitwijst, bieden digitalisering en
internet veel kansen voor criminaliteit. De introductie van veel
producten op dit terrein heeft dan ook geleid tot een sterke toena-
me van schendingen van eigendomsrechten en andere overtredin-
gen. Door (technische) beveiliging zullen schendingen afnemen.
Men ziet die ontwikkeling bij de cd, die eerst volledig onbe-
schermd was. Nu ziet men dat fonogrammenproducenten ook
beveiligde uitvoeringen op de markt gaan brengen.
De grootschalige introductie van de dvd zal gepaard gaan met
sterkere beveiligingsmethoden.
59Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
46 Kamerstukken I, 25 474 (brief van de Minister van Justitie d.d. 14 juli 2000).
47 “Products and methods protected by intelectual property laws are critical to our
national defense and economic security. Intellectual property laws provide core
protections for this economic engine.” J. Reno, 2000, The threat of digital theft:
Intellectual property theft is faster, costlier and more dangerous than ever,
http://www.usdoj.gov.criminal/cybercrime/agdigitaltheft.htm; bezocht juli
2001. Zie ook allerlei publicaties van FBI en CIA van gelijke strekking.
48 F. van Dijk en J. de Waard, 2001, De markt voor private opsporing,
Justitële Verkenningen 27, 4-01, 25-41.
49 Zie bijvoorbeeld Crime Prevention Panel, 2000, Turning the corner,
http://www.foresight.gov.uk; bezocht juli 2001.
AUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
wie beschikt over het beste mogelijkheden om het product ook
elders te vermarkten?) als richting betalingsplichtigen (welk reper-
toire wordt aangeboden, welke gebruikslicenties zijn verkrijgbaar,
wie rekent de laagste kosten?) aan een zekere marktwerking wordt
onderworpen. Regels omtrent toezicht worden aangescherpt,
zowel in het belang van de rechthebbenden (efficiënte en tijdige
afdracht van geïncasseerde vergoedingen, billijke verdeelsleutels,
rechtszekerheid) als in het belang van de betalingsplichtigen
(transparantie, redelijkheid van de tarieven, beperking van admi-
nistratieve lasten en rechtszekerheid). De thans bestaande weer-
stand tegen het benutten van collectief beheer als middel voor
geprivatiseerd sociaal beleid voor nationale kunstenaars of voor
verkapte cultuursubsidies zal verder toenemen.
5.6 Toenemende behoefte aan efficiënte
geschilbeslechting
Conflicten tussen rechthebbenden en gebruikers over de reikwijd-
te van overeenkomsten, de wet of verwachtingen, over tarieven,
voorwaarden en betalingsregelingen, worden doorgaans in overleg
opgelost. Komt men er niet uit, dan rest de gang naar de rechter of
- bij een probleem van meer algemene betekenis - tracht men
draagvlak voor wijziging van de wet te vinden. De ontwikkeling is
dat - terecht of onterecht - minder belangstelling bestaat voor de
vragen omtrent de principiële grenzen van het terrein, zoals
omtrent het begrip “werk” of het begrip “maker”. Meer en meer
betreft het geschil de hoogte van de tarieven (en de parameters
aan de hand waarvan deze worden berekend), de reikwijdte van
de rechten op vertegenwoordiging of belangenbehartiging en de
voorwaarden waar waaronder gebruik mag plaatsvinden. Er is
spanning tussen enerzijds de behoefte aan kader scheppende
regels, die niet-technologiespecifiek zijn en die men tot de verant-
woordelijkheid van de centrale wetgever rekent, en de meer con-
crete uitwerkingen, die groep- of onderwerpspecifiek zijn, en die
door of in samenspraak met de betrokkenen plaats vinden. Voor
geschillen op dat laatste terrein is een trend merkbaar dat de over-
heid meer en meer wordt gevraagd om bemiddelend op te treden.
60 Bouwstenen voor een justitiestrategie
Deze ontwikkeling heeft invloed op de voorwaarden waaronder de
publieke sector bereid zal zijn inbreuken op auteursrecht te
bestrijden. Meer en meer zal de voorwaarde worden gesteld dat de
rechthebbenden zelf de nodige maatregelen hebben getroffen om
inbreuken te voorkomen, althans zo moeilijk mogelijk te maken.
Dat zal betekenen dat een voorwaarde voor publieke handhaving
zal zijn dat de mogelijkheden van technische beveiliging zo goed
mogelijk worden benut. Daarbij hoort ook dat informatieaanbie-
ders of -distributeurs controle moeten kunnen uitoefenen op de
markt, dat standaardiseringsafspraken worden gemaakt en dat
samenwerking wordt gezocht om inbreuken te voorkomen.
Handhaving van inbreuken op niet of nauwelijks beveiligde pro-
ducten zal geen hoge prioriteit genieten. Dit betekent ook dat de
overheid niet onnodige belemmeringen moet opwerpen die de
toepassing van die beveiliging in de weg staan, zoals ten aanzien
van standaardisatie bij een ongenuanceerde uitvoering van het
mededingingsbeleid.
5.5 Groeiende behoefte aan competitief, transparant
en efficiënt collectief beheer
Beheer van rechten van individuele rechthebbenden door collecti-
viteiten is een kenmerkend element van auteursrecht. De overheid
heeft op bepaalde gebieden collectief beheer opgelegd (fotokopië-
ren, uitleen door bibliotheken, openbaar muziekgebruik, doorgifte
via de kabel en heffingen op lege informatiedragers). Mede gelet
op de groeiende economische en culturele betekenis van het
auteursrecht en de naburige rechten en ook ter regulering van ver-
houdingen tussen rechthebbenden onderling en ter behartiging
van publieke belangen, is de belangstelling voor een doorbreking
van bestaande regels inzake collectief beheer groeiende. Er is,
afhankelijk van het type recht, type rechthebbende en aard van
het gebruik, sprake van een verschuiving van bestaande op
bescherming van het nationaal territoir en nationale belangen
gerichte regels naar bijzonder toezicht op basis van kwaliteitsnor-
men, waarbij collectief beheer zowel richting rechthebbenden
(wie heeft de laagste overhead en de hoogste en snelste uitkering,
Kader 5.3 Criminogene aspecten van producten
Een manier om te bepalen hoe ‘criminaliteitsgevoelig’ producten zijn is om in te schatten hoe ‘CRAVED’ producten zijn:
Concealable, Removable, Available, Valuable, Enjoyable en Disposable. Al deze elementen verhogen de attractiviteit voor
(potentiële) daders. Door nieuwe technologische ontwikkelingen ontstaat meer gelegenheid om delicten te plegen vanwege:
• eenvoudiger toegang tot systemen, lokaliteiten, goederen en informatie;
• verdwijnen van geografische obstakels voor (het plegen van) criminaliteit;
• verhoging van de schaalgrootte/omvang van de potentiële buit;
• toegenomen anonimiteit om delicten te plegen en/of het uitgeven van de verdiensten.
Bron: Crime Prevention Panel, 2000, Turning the corner, http://www.foresight.gov.uk; bezocht juli 2001.
Zie voor toepassingen ook Australian Institute of Criminology, 2001, Crime reduction through product design.
Aangezien in een groeiend aantal gevallen het laatste woord in
een normale gerechtelijke procedure door het Hof van Justitie van
de EG wordt uitgesproken, kan de duur van gerechtelijke procedu-
res (en de daarmee verbonden kosten) aanzienlijk oplopen. Er
blijkt behoefte bestaan aan een korte(re) procedure, waar ervaren
en deskundige rechters een oordeel uitspreken en meer dan thans
het geval is een “oplossing” in een geschil bieden in plaats van een
“oordeel”. Voorbeelden uit het buitenland, zoals het Copyright
Tribunal in het Verenigd Koninkrijk en de Copyright Board in
Canada, zijn in Nederland langzamerhand bespreekbaar gewor-
den. Een dergelijke benadering verdient mogelijk ook in
Nederland aandacht, mede met het oog op toegenomen publieke
monitor- en toetsingsverplichtingen, waarvoor binnen het “regu-
liere” bestuur niet makkelijk plaats is te maken.
5.7 Toenemend belang van mededingingsaspecten en
consumentenbescherming
Meer en meer kwesties binnen het auteursrecht betreffen toe-
gangs- en exclusiviteitsvraagstukken: wie krijgt toegang tot welke
informatie en tegen welke prijs of tegen welke andere voorwaar-
den? Deze vraagstukken zijn ook bekend rond bijvoorbeeld toe-
gang tot bepaalde distributietechnieken, zoals de kabel of het tele-
communicatienetwerk. Bij auteursrecht gaat het om toegang tot of
beschikking over “content”, en meer in het bijzonder om de infor-
matie besloten in de content. Bijvoorbeeld muziek laat zich op tal
van wijzen exploiteren. De verspreiding van muziekdragers via de
detailhandel is zo’n voorbeeld, maar aan verspreiding via “on-line”
technieken kleeft nog een groot aantal bijzondere aspecten. De
strijd van grote fonogrammenproducenten tegen My MP3 en
Napster illustreert de behoefte van rechthebbenden aan scherpe
controle over een nog nieuwe, onbekende markt, mede in afwach-
ting van technieken voor een betrouwbaar handelsverkeer en
betrouwbare betalingstechnieken. Daarbij speelt niet slechts de
exclusiviteit van het creatief product (“Madonna” concurreert niet
met “Michael Jackson”). Het belang van het mededingingsrecht
voor dit terrein neemt daarmee sterk toe.
In internationale context is een toename van het aantal mededin-
gingsrechtelijke kwesties waarneembaar. De zaak tegen Microsoft
springt daarbij het meest in het oog. Maar ook nationaal wordt
gestreden over de toegang tot informatie. Procedures zijn of wor-
den gevoerd onder andere over de beschikking over gegevens
omtrent telefoonaansluitingen en omroepprogrammagegevens.
Mededingingsrecht biedt zowel nationaal als internationaal een
kader voor het beoordelen van (economische) machtsposities en
feitelijk of juridisch onderling afgestemd ondernemersgedrag. De
meningen lopen uiteen over de vraag of bij snelle technologische
veranderingen veel te bereiken valt met het mededingingsrecht.50
Een belangrijke belemmering is dat met juridische procedures
vaak zoveel tijd gemoeid is, dat tegen de tijd van de definitieve uit-
spraak de technologische ontwikkeling zo ver is voortgeschreden
dat de uitspraak geen relevantie meer heeft, hetzij doordat de
techniek niet meer wordt gebruikt, hetzij doordat de marktom-
standigheden zijn gewijzigd. Volgens sommigen zorgt de techno-
logische ontwikkeling er zelf voor dat monopolies van tijdelijk
aard zijn. Gezaghebbende deskundigen delen deze opvatting niet
en menen dat mededingingsrechtelijke remedies - bijvoorbeeld in
het geval van Microsoft - positieve effecten hebben in de zin van
lagere toetredingsbarrieres, meer concurrentie en snellere innova-
tie.51
De positie van de consument in de informatiemaatschappij heeft
nog slechts rudimentair vorm gekregen. Inmiddels zijn op
Europees niveau regels aangenomen die specifiek bescherming
van consumenten inhouden bij elektronische handel, zoals bij
verkoop op afstand, waar een zekere afkoelingsperiode bestaat om
de consument te beschermen tegen het overhaast aangaan van
verplichtingen. Weliswaar bestaan in de meeste jurisdicties, waar-
onder de Nederlandse, auteursrechtelijke regels ter zake van het
prive-kopieren, die erop neer komen dat binnen de privé-sfeer en
met het oog op privé-gebruik een of enkele kopieën van
beschermd materiaal kunnen worden gemaakt, maar deze regels
lijken nauw samen te hangen met een tekort in de handhaving,
eerder dan met consumenten- of privacybescherming. Gelet op
het belang verbonden aan volwaardige deelname aan de informa-
tiemaatschappij en de behoefte aan bescherming van de zwakkere
partij zal de behoefte aan specifieke consumentenbeschermende
regels toenemen. De vraag is of de bestaande regels reeds vol-
doende bescherming bieden of dat nadere regels nodig zijn. Dit
vraagstuk is uiteraard niet beperkt tot de levering van “content”.
61Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
50 Zie ook C. Shapiro & H. Varian, 1999, Information rules; a strategic guide to the
network economy.
51 Zie de United States v. Microsoft Remedies Papers en in het bijzonder de verkla-
ringen van C. Shapiro (Berkeley) en P. Romer (Stanford).
5.8 Conclusies
In dit hoofdstuk zijn ontwikkelingen geschetst die belangrijke
implicaties kunnen hebben voor het auteursrecht. In het kort gaat
het daarbij om de volgende ontwikkelingen:
• Het belang van bescherming van investeringen als ratio van
auteursrecht neemt toe;
• digitalisering en netwerkcommunicatie hebben groter kopieer-
gemak tot gevolg, leiden tot nieuwe producten en diensten,
maar bieden ook groeiende mogelijkheden voor technische
beveiliging en daarmee voor digital rights managment (DRM);
• wetgeving en beleidsvorming vinden in toenemende mate op
internationaal niveau, met name op het terrein van de Europese
Unie, plaats;
• preventie wordt in het kader van criminaliteitsbestrijding
belangrijker;
• afnemend belang van door overheid opgelegd collectief beheer;
tegelijkertijd behoefte aan meer transparantie, competitie en
efficiency van collectief beheer;
• toenemende behoefte aan snelle en deskundige alternatieve
geschillenbeslechting;
• toenemend belang van mededingingsaspecten en andere
mechanismen (zoals consumentenbescherming, privacy-
bescherming, wetenschapsbeleid, cultuurbeleid) bij de vormge-
ving van juridische verhoudingen tussen betrokkenen.
Van bijzonder belang zijn de ontwikkelingen ten aanzien van
technische beveiliging en de opkomst van “business models”
gebaseerd op DRM. Voor het auteursrecht hebben deze ontwikke-
lingen een dubbele betekenis.
Enerzijds kan de opkomst van technische beveiliging worden
gezien als een kans, omdat het een antwoord is op bestaande pro-
blemen op het gebied van uitoefening van rechten (massaliteit
van gebruik, grofkorreligheid van licenties waar behoefte bestaat
aan verfijnde vormen van gebruiksvoorwaarden, ontbreken
invloed van individuele rechthebbenden op exploitatie) en hand-
having (controle, opsporing en vervolging). Door de toepassing
van nieuwe beveiligingsmethoden wordt digitale piraterij beheers-
baar en in geval van inbreuk traceerbaar en vervolgbaar. Vanuit
het oogpunt van werkgelegenheid wordt de beheersing van pirate-
rij steeds belangrijker. Digitale handhaving is op het niveau van
rechthebbenden reeds in hoge mate grensoverschrijdend georga-
niseerd. De publieke handhavingsautoriteiten zullen dit voorbeeld
vermoedelijk snel volgen, al dan niet als gevolg van een toene-
mende internationalisering van zowel wetgeving, beleid en coör-
dinatie van opsporing en vervolging.
Anderzijds kan de opkomst van technische beveiliging worden
gezien als een bedreiging, omdat het evenwicht tussen rechtheb-
benden en gebruikers wordt verstoord. Het fragiele evenwicht
wordt doorbroken doordat wettelijke beperkingen door het elek-
tronisch slot zinledig worden gemaakt in een digitale omgeving.
Wettelijke geborgde aanspraken van gebruikers worden massaal
weggecontracteerd; de afnemer van de informatie- en entertain-
mentproducten heeft immers geen keuze.
Zowel bij het ene als bij het andere aspect verwacht men van de
overheid een bijzondere inspanning. In het eerste geval wordt
namelijk juridische ondersteuning tegen het omzeilen van beveili-
ging verlangd, terwijl in het tweede geval het evenwicht tussen
rechthebbenden onderling moet worden bewaakt en maatregelen
moeten worden genomen om misbruik door rechthebbenden van
diezelfde beveiliging te voorkomen of redresseren. De overheid zal
een visie moeten ontwikkelen op de fundamentele dilemma’s die
ontstaan door de technologische en economische trends.
Voor het ontwikkelen van een dergelijke visie is een complicatie
dat nog veel onzekerheid bestaat over de ontwikkeling van infor-
matie-markten. Er ontstaan DRM systemen met behulp waarvan
verhandeling van steeds meer typen van informatie via de markt
mogelijk wordt. Het is nog onduidelijk hoe goed de beveiliging
van deze systemen zal blijken te zijn en hoe afhankelijk de exploi-
tanten zullen zijn van handhaving door de overheid. Daarnaast
bevordert digitalisering en internet ook meer coöperatieve vor-
men van productie. Te verwachten is een hevige concurrentie tus-
sen “business models” (zoals competitief versus coöperatief, bin-
nen competitief allerlei vormen van uitoefening van rechten, van
ruwe abonnee vormen tot nauwe aansluiting bij het gebruik van
de afnemer). Deze strijd vindt niet alleen op de markt plaats, maar
ook in de politieke arena. De toedeling van rechten door overhe-
den heeft grote invloed op de “business models”. Gebleken is dat
de lobbykracht van private partijen hierbij een dominante rol
speelt. In het navolgende wordt met het oog op de onzekerheden
twee toekomstbeelden geschetst.
62 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Door de - mede vanwege de beveiligingstechnieken mogelijk
gemaakte - opkomst van DRM gaan rechtstreekse afspraken tus-
sen informatieleverancier en informatiegebruiker een nog indrin-
gender rol spelen bij de exploitatie van informatie dan nu het
geval is. Veel waarnemers zijn van mening dat het evenwicht in de
verdeling van rechten dat in het auteursrecht is ontstaan, hierdoor
kan worden aangetast.52 Geleidelijk zou het “klassieke” auteurs-
recht gemarginaliseerd kunnen worden. Het is de vraag hoe dat
“klassieke” auteursrecht en het algemene verbintenissenrecht, en
daarbinnen met name het overeenkomstenrecht zullen samen-
gaan en op elkaar zullen inwerken en in het bijzonder wat de
functie van het auteursrecht in de toekomst zal zijn. Gelet op de
onzekerheid waarmee de ontwikkelingen ten aanzien van DRM
zijn omgeven, vallen hierover geen definitieve uitspraken te doen.
Daarom worden twee scenario’s onderscheiden om extremen te
verkennen. We betitelen de scenario’s als “zwak DRM” en “sterk
DRM”. Onderscheidende kenmerken zijn de technologische, eco-
nomische en culturele ontwikkeling. In beginsel gaat het om ont-
wikkelingen die zich in hoge mate aan beïnvloeding door de wet-
gever via het auteursrecht en naburige rechten onttrekken.
6.1 Zwak DRM
Beschrijving scenario
Technische beveiliging van informatie blijkt in de praktijk gemak-
kelijk te omzeilen. Dit heeft te maken met technische aspecten
(beschermingskracht is relatief zwak, informatie over omzeiling is
makkelijk beschikbaar), maar ook met de spontane reactie van
consumenten op sterke beveiliging en het daarmee gepaard gaan-
de geringere bedienings- en gebruiksgemak. Een belangrijk aspect
is dat de burger weinig normatieve bezwaren heeft tegen kopië-
ren. Hij blijft in normatief opzicht een fundamenteel verschil zien
tussen private goederen (huis, auto, videorecorder) en informatie
als “(semi-)publiek goed”. Het gevolg is dat veel mensen bereid
zijn mee te doen aan inspanningen om beveiligingen te doorbre-
ken en om alternatieve distributie te organiseren en gebruik te
maken van dergelijke diensten. De mogelijkheden tot beïnvloe-
ding door de overheid zijn beperkt. De overheid kan proberen met
juridische middelen technische beveiliging te ondersteunen (niet
alleen wetgeving en handhaving) en ook op andere wijze trachten
normatieve opvattingen te beïnvloeden.
Marktconsequenties
Vooral vormen van DRM waarbij brede toegang tot informatie
wordt geboden (abonnementssystemen) komen tot ontwikkeling.
Niet populair wordt een fijnmazige koppeling tussen gebruik en
betaling. Evenmin zijn informatie-afnemers bereid genoegen te
nemen met tijdelijke en voorwaardelijke gebruikslicenties in
plaats van het overnemen van de rechten, dat hen grotere vrijheid
biedt. De prijzen zijn relatief laag door de aanwezigheid van min
of meer “gratis” alternatieven. Met informatie mag ook relatief
vrijelijk worden omgegaan, binnen de privé-sfeer of binnen een
instelling of onderneming. Het intensief bestrijden of lastig maken
van fenomenen als het kopiëren voor eigen gebruik is voor infor-
matieproducenten economisch niet interessant: het zou slechts
leiden tot meer ontduiking.
Positie auteursrecht
In feite blijft de functie van de “klassieke” auteursrechtelijke wet-
geving als instrument om het evenwicht tussen rechthebbenden
en gebruikers te bereiken grotendeels behouden. Het systeem van
rechten en beperkingen op de rechten blijft grotendeels gehand-
haafd, ook in de digitale omgeving. Het auteursrecht geeft een
normatief kader waarbinnen voor gebruik van informatie al dan
niet moet worden betaald, onder een aanzienlijke (zij het op puur
nationaal niveau mogelijk afnemende) directe overheidsinvloed
als het gaat om de uitoefening en handhaving van rechten. Voorts
geeft het auteursrecht richting aan de rechterlijke en praktische
toepassing van het verbintenissenrecht, in het bijzonder het over-
eenkomstenrecht, dus de juridische inkleding van de directe rela-
tie tussen informatieleverancier en gebruikers.
In het digitale marktsegment is collectief beheer met gebruikma-
king van forfaitaire heffingen een belangrijke, zo niet dominante
beheersvorm. Men ziet weliswaar weerstand tegen heffingen op
dragers, apparatuur en mogelijk diensten, maar daaraan wordt tot
op zekere hoogte tegemoet gekomen door een harmonisatie en
transparantie van tarieven. Men realiseert zich dat individuele uit-
oefening van rechten, in het bijzonder een directe relatie tussen
gebruik van het werk en vergoeding aan de oorspronkelijke maker
in de digitale wereld een utopie is. De heffingen vormen een alter-
natief, dat de garantie biedt voor een zekere compensatie voor de
creatieve inspanning, maar tevens ook een zekere voorspelbaar-
heid heeft, in termen van voorwaarden en tariefhoogte. De aan-
dacht verschuift naar de hoogte en de doorzichtigheid van de
tarieven, de transparantie van de heffing en van de uitbetaling en
de mogelijkheid van concurrentie tussen aanbieders van collectief
beheerdiensten. Gezocht wordt naar mechanismen van prijsbepa-
63Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Toekomst auteursrecht6Hoofdstuk
52 Zie vooral: National Research Council, 2000, The digital dilemma: intellectual
property in the information age, maar ook Th. Vinje, Copyright Imperilled?,
EIPR 1999 p. 192, en Should We Begin Digging Copyright’s Grave?, EIPR 2000 p.
551, en E.J. Dommering, Nieuw auteursrecht voor de eenentwintigste eeuw?,
Computerrecht 2001/3, p. 120-133.
ling waarin met algemene belangen verbonden met toegankelijk-
heid van informatie voldoende rekening kan worden gehouden.
Maatschappelijke gevolgen
In dit scenario spitsen de problemen zich toe op het behoud van
voldoende prikkels voor de creatie van werken en voldoende
bescherming van investeringen. Door onvoldoende technische
beveiliging vervalt een belangrijk instrument voor preventie.
Monitoring van inbreuken, opsporing daarvan en vervolging zul-
len dit tekort moeten opvullen. Rechthebbenden zullen grote druk
op de overheid uit oefenen om prioriteit aan handhaving te geven.
De behoefte aan handhaving doet zich op twee terreinen voor:
• Inbreuken op rechten: in het bijzonder in de digitale wereld,
hoewel daartoe niet beperkt omdat fysieke distributie van
belang blijft.
• Inbreuken op verbod van omzeiling: DRM-systemen, waarvan
de technische beveiliging zwak is, zullen langs juridische weg
krachtig beschermd moeten worden, willen deze als levensvat-
bare “business models” in stand kunnen blijven.
Een probleem is echter dat de effectieve handhaving van de vige-
rende rechten bij zwak DRM moeilijk is. Bij zwak DRM is illegaal
gebruik betrekkelijk eenvoudig terwijl de opsporing en vervolging
ervan dat juist niet is. Wanneer de overheid door het scheppen
van rechten ook gehouden is regels te handhaven maar die regels
de facto niet of slechts tegen onoverkomelijk hoge lasten hand-
haafbaar zijn, doet dat afbreuk aan de effectiviteit en legitimiteit
van een overheid.
6.2 Sterk DRM
Beschrijving scenario
In dit scenario blijkt technische beveiliging van afdoende niveau
haalbaar. De informatie-industrie levert dienstverlening van hoge
kwaliteit en van een grote diversiteit, waarmee nauwkeurig op de
individuele behoeften kan worden ingespeeld. Consumenten
wennen er geleidelijk aan dat ze in ruil voor de toegang tot infor-
matie daarvoor moeten betalen. De acceptatie groeit dat kopiëren
zonder toestemming ook diefstal is.
Marktconsequenties
DRM waarbij betaling nauw aansluit bij het individuele gebruik
wordt de dominante vorm. De muziekdrager wordt bijvoorbeeld
niet meer in eigendom geleverd, met daarbij een soort onbeperkte
privé-gebruikslicentie maar er wordt betaald per keer of zelfs per
tijdseenheid dat geluisterd wordt. Of en hoeveel keer muziek
gekopieerd wordt, is niet relevant want daarvoor is afgerekend.
Kortom, voor ieder gebruik van informatie moet worden betaald.
Prijzen zijn relatief hoog, mede omdat er weinig mogelijkheden
zijn om uit te wijken naar “gratis” informatie. De betekenis van
wettelijke beperkingen op het auteursrecht verdwijnt naar de ach-
tergrond. Bij de toegang tot informatie gaat het niet meer om gra-
tis toegang, maar om toegang tegen marktconforme prijzen, waar-
bij een diversiteit aan mechanismen, zoals onder andere het
mededingingsrecht en het consumentenrecht, er op toezien dat
competitieve prijzen tot stand komen.
Bij dit laatste is een probleem dat werken een uniek karakter heb-
ben en er derhalve geen perfecte substituten op de markt kunnen
worden aangeboden. Een voorbeeld daarvan wordt gevormd door
muziekcomposities of -uitvoeringen die, afhankelijk van de
artiest, in meer of mindere mate uniek zijn. Prijzen kunnen hoger
gesteld worden naarmate een werk unieker is (vaak blijkend uit de
populariteit van de artiest of auteur). In economische terminolo-
gie kan de producent productdifferentiatie toepassen, bijvoor-
beeld door verschillende uitvoeringen van een muziekstuk op de
markt te brengen. Daarmee kan hij een groter deel van het zoge-
naamde welvaartssurplus toeëigenen zonder dat het totale sur-
plus negatief wordt beïnvloed. Daarnaast is de monopoliepositie
van de producent sterker naarmate een product unieker is. De
prijzen kunnen navenant hoger worden gesteld. Hierdoor wordt
de totale welvaart wel negatief beïnvloed.
Daarnaast zijn er in diverse marktsegmenten concentratietenden-
sen, zoals bij tekst (wetenschappelijke uitgaven), software, muziek
en audiovisuele entertainment. Door de aard van informatie zijn
er inherente gronden voor monopolievorming. Naast toenemende
schaalopbrengsten aan de aanbodkant die vooral te maken heb-
ben met hoge initiële investeringen, gaat het om zogenaamde net-
werkexternaliteiten aan de vraagzijde. Daarbij wordt gedoeld op
situaties waarbij de waarde van een goed voor een gebruiker gro-
ter wordt naarmate er meer gebruikers zijn. Dit is bijvoorbeeld
vaak het geval bij software. Zoals eerder opgemerkt, is het de vraag
of bij snelle technologische veranderingen veel te bereiken valt
met het mededingingsrecht.53 Daarbij speelt dat met juridische
procedures vaak zoveel tijd gemoeid is, dat tegen de tijd van de
definitieve uitspraak de technologische ontwikkeling zo ver is
voortgeschreden dat de uitspraak geen relevantie meer heeft.
Positie auteursrecht
In deze situatie verliest het “klassieke” auteursrecht aan functie.
Door de voortschrijdende techniek treedt een geleidelijke erosie
van de betekenis en het gebruik van het auteursrecht als exclusief
normenapparaat voor de verhouding tussen rechthebbenden en
gebruikers op. Transacties in de digitale sfeer worden grotendeels
via rechtstreekse afspraken geregeld. Het auteursrecht blijft nodig
ter bescherming van rechthebbenden om:
• Auteurs en musici rechten te bieden ten overstaan van informa-
tie- en media-exploitanten en als garantie om te kunnen mee-
64 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
53 Zie ook C. Shapiro & H. Varian, 1999, Information rules; a strategic guide to the
network economy.
Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Naarmate beveiliging moeilijker te doorbreken is, gaan de aan-
vankelijke netto voordelen van meer prikkels voor het creëren
van werken over in netto nadelen door verminderde versprei-
ding van informatie. Hiervan kan op termijn een nadelig effect
op de economische groei verwacht worden. In dit verband kan
gewezen worden op breed onderschreven theorieën over eco-
nomische groei, waarbij de productiviteit van individuele
bedrijven mede afhankelijk is van de totale “kennis” in een eco-
nomie.54 Door beperking van de toegang tot informatie wordt
onvermijdelijk de totale kennis waarover private partijen kun-
nen beschikken geringer. Er zijn derhalve redenen om de toe-
gang tot informatie niet geheel aan de marktwerking over te
laten. Deze problematiek deelt kenmerken met de octrooiering
van resultaten van wetenschappelijk onderzoek.
• Consumentenbehoeften: er kunnen twijfels bestaan of de markt
- gelet op monopoloïde tendensen en voor veel consumenten
ondoorzichtige technische (on)mogelijkheden - exploitatiemo-
dellen zal opleveren waaraan de afnemer behoefte heeft. Bij een
sterke beveiliging kan de informatieproducent de beheersvorm
dicteren op een “take it, or leave it” basis. Als afnemers grote
waarde toekennen aan het product, zullen velen sneller gene-
gen zijn de voorwaarden van de producent te aanvaarden. Een
voorbeeld kan zijn dat men geen drager meer aanschaft met op
zich onbeperkte gebruiksmogelijkheden maar dat per keer
gebruik wordt afgerekend, bijvoorbeeld omdat dat voordeliger
is. Ook kan gedacht worden aan informatie die al dan niet
kopieerbaar is voor eigen gebruik: informatieproducenten stel-
len de vraag waarom een afnemer in staat zou moeten zijn om
te kunnen kopiëren met het oog op gebruik op een later
moment (“time-shift”) of op een andere speler (“platform-
shift”) op het moment dat de informatie via verschillende distri-
butiekanalen op elk door de afnemer te bepalen moment
beschikbaar is. Tenzij uit zichzelf steeds voldoende variëteit in
aanbod bestaat als reactie op de wensen van de consument,
kan consumentenbescherming nodig zijn. Ook privacy aspec-
ten spelen hierbij een rol. Immers, exploitatiemodellen waarbij
allerlei gegevens over afnemers worden opgeslagen en gebruikt,
kunnen op bezwaren stuiten als het gaat om de vertrouwelijk-
heid van dat soort gegevens.
Van een andere orde zijn problemen die (kunnen) ontstaan door
de samenloop van auteursrecht en overeenkomstenrecht.
• De wettelijke beperkingen die in het auteursrecht gelden, kun-
nen op gespannen voet komen te staan met het DRM exploita-
tiemodel. Er rijzen belangrijke vragen. Blijven de wettelijke
beperkingen gelden, althans hebben deze betekenis in puur
contractuele relaties? Kunnen de beperkingen effectief gemaakt
65
delen in de opbrengsten van het ter beschikking stellen van de
creatieve prestatie (zie hoofdstuk 2).
• Rechten te regelen in de niet-digitale wereld. Denk aan blijven-
de uitingsvormen als concerten en theater, uitzending via radio
en tv, het uitgeven van boeken en het fotokopiëren van
beschermd materiaal.
• Als handvat te dienen om piraterij tegen te gaan. Het blijft
mogelijk illegaal werken te reproduceren: vervalsingen van
schilderijen, goedkope edities van boeken, bootlegging van
muziek door deze tijdens concerten vast te leggen. Op sommige
terreinen nemen de mogelijkheden van illegale reproductie en
ter beschikking stelling af door technische beveiligingen zoals
watermerken die ook bij analoog heropnemen blijven bestaan
en digitaal afspelen blokkeren. Tegelijkertijd kan inbreuk
gemaakt worden op deze beveiligingstechnologieën. Met het
oog op het belang van een veilig en betrouwbaar rechtsverkeer
is het tegengaan van deze inbreuken nodig.
Waar het auteursrecht voorheen de norm was voor de juridische
verhouding tussen rechthebbenden onderling en rechthebbenden
en gebruikers, ontstaat nu meer contracteervrijheid. Daarbij kun-
nen de afwegingen die aan het auteursrecht (althans de verhou-
ding tussen rechten en beperkingen, en het wettelijk ingrijpen ter
zake van uitoefenen van de rechten) ten grondslag liggen, inspira-
tie bieden voor de vormgeving van de directe relaties tussen infor-
matieleverancier en informatiegebruiker.
Maatschappelijke gevolgen
• Toegang tot informatie: in dit scenario is een belangrijke vraag
of de loutere toepassing van overeenkomstenrecht op dit terrein
welvaartsverhogend en efficiënt werkt. Belangrijke nadelen van
sterk DRM hebben ermee te maken dat het “publiek goed”-
karakter van informatie naar de achtergrond verdwijnt. Ook bij
volledige concurrentie kunnen prijzen op een hoger niveau
komen te liggen dan de marginale kosten van kopiëren en ver-
spreiden, mede afhankelijk van de vergoedingswijze van
auteursrechten (zie hoofdstuk 2). Hierdoor wordt de toegang tot
informatie beperkt: informatie wordt duurder en daarmee min-
der toegankelijk. Hetzelfde effect gaat uit van de mogelijkheid
voor producenten prijzen af te stemmen op de populariteit van
artiesten of auteurs. Daar komen dan nog de sterke inherente
tendensen tot monopolievorming bij, waardoor prijzen op een
nog hoger niveau kunnen worden vastgesteld. Ook hierbij gaat
het om beperking van de toegang tot informatie. Daarnaast is
niet uitgesloten dat informatie aan het publieke domein wordt
onttrokken door exclusieve verkoop aan de meest biedende. Dit
gebeurt nu al bij werken met een uniek karakter (originelen)
zoals schilderijen, beelden, manuscripten of fotocollecties,
maar kan bij afdoende beveiliging ook met informatie van
welke aard en in welke vorm dan ook voorkomen. Als de wette-
lijke beperkingen die het auteursrecht nu kent bijvoorbeeld
voor bibliotheken niet meer gelden, wordt dit probleem groter.
54 P. Romer, Increasing Returns and Long Run Growth, Journal of Political
Economy 94, 1986, 1002-37.
worden zonder de integriteit van DRM exploitatie aan te tasten?
Hoe wordt erop toegezien dat informatieproducenten rekening
houden met de beperkingen en daarmee met algemene belan-
gen en met de belangen van gebruikers en is dit principieel wel
mogelijk?
• Er bestaat spanning tussen “traditionele” (wettelijk verplichte)
beheersvormen en DRM beheersvormen. De ontwikkeling van
DRM kan worden belemmerd door (zoals thans het geval is)
verplichte aanwijzing van incasso- en verdeelorganisaties.
Bovendien is het inefficiënt en dus ongewenst dat consumenten
dubbel moeten betalen voor de afname van informatie. Dit
betekent dat voor forfaitaire heffingen op informatiedragers
geen rechtvaardiging meer bestaat, zodra deze dragers afdoen-
de zijn beveiligd. Dat betekent overigens wel dat de overheid
daarop moet toezien.
6.3 Samenvatting
De scenario’s leiden tot spiegelbeeldige problemen (zie kader 6.1).
Kenmerkend van de situatie is dat het zekere evenwicht dat voor-
afgaand aan de digitale revolutie in het auteursrecht tot stand was
gekomen, wordt verstoord. De verstoring kan twee kanten opgaan.
Zoals eerder uiteengezet gaat het in het auteursrecht om de balans
tussen de prikkels voor de creatie van werken en de brede ver-
spreiding van de werken. In het ene scenario staat de creatie van
werken onder druk, in het andere de verspreiding daarvan.55
Overigens moet ter relativering wel herhaald worden dat geen
zekerheid bestaat dat het vermeende evenwicht in het auteurs-
recht voorafgaand aan de digitale revolutie bij benadering samen-
viel met “het” maatschappelijk optimum. Wel komt het klassieke
auteursrecht, zoals betoogd, tegemoet aan de tegengestelde
belangen.
Voor elk scenario kan onderzocht worden hoe daarbinnen een -
bij benadering maatschappelijk optimaal - nieuw evenwicht
bereikt kan worden tussen de prikkels voor de creatie van werken
en de verspreiding van informatie. In beide gevallen ligt hier in
beginsel een taak voor de overheid. De laatste kolom geeft aan in
welke richting gezocht moet worden. Het is overigens niet zeker
dat in beide scenario’s een gunstig nieuw evenwicht bereikt kan
worden. Vooral bij zwak DRM is de situatie niet gunstig doordat
veel nadruk komt te liggen op juridische uitsluiting en handha-
ving van rechten. Probleem daarbij is dat de rechten bij zwak
DRM nauwelijks handhaafbaar zijn, waardoor een handhavingste-
kort ontstaat en de effectiviteit en legitimiteit van de overheid
wordt aangetast. Zoals bekend uit kader 1.1 is het behoud van
effectiviteit en legitimiteit van de overheid een belangrijke priori-
teit in het kader van de strategische agenda van Justitie. Bij sterk
DRM ligt de nadruk op technische uitsluiting. Handhaving kan
dan vooral gericht worden op het tegengaan van omzeiling van
technische beveiliging. Daarnaast zal erop toegezien moeten wor-
den dat de uitzonderingen die het auteursrecht creëert, geëerbie-
digd worden. Doordat de gebruikers van informatie hierbij belang
66 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Kader 6.1 Problemen bij zwak en sterk DRM
Uitgangssituatie Trend Scenario Risico verstoring evenwicht Aangrijpingspunt overheid
Zwak DRM Onvoldoende Handhaving
creatie van werken Compensatie door heffingen
Legitimiteit van de Tegengaan
overheid handhavingstekort
Sterk DRM Onvoldoende verspreiding Toegang tot
van informatie informatie
Beperking keuzevrijheid Consumenten-
Consument bescherming
Incompatibele Regelgeving
beheerssystemen collectief beheer
Monopolievorming Mededingingsrecht
Evenwicht
auteursrecht
tussen creatie
van werken en
verspreiding
55 Een zelfde analyse is in zeer kort bestek te vinden in Y. Bakos, 2001,
The emerging landscape for retail e-commerce, Journal of Economic
Perspectives 15, 69-80 (zie p.78).
hebben, lijkt handhaving op dit terrein kansrijker dan de huidige
handhaving gericht op het tegengaan van inbreuken op rechten.
Bij dit laatste gaat de overheid in tegen de (korte termijn) belan-
gen van individuele gebruikers.
Bij een sterk DRM zou zich in beginsel een gunstig nieuw even-
wicht kunnen ontwikkelen, als marktkrachten en internationale
verhoudingen dat toestaan. In een dergelijke situatie zijn bijvoor-
beeld de opstelling van de Verenigde Staten en de machtsverhou-
dingen binnen de Europese Unie van groot belang. Daarbij gaat
het vooral om het relatieve gewicht dat aan de belangen van de
gebruikers van informatie ten opzichte van die van de content
industrie wordt toegekend. De mondialisering brengt ook de
import van andere marktmodellen en rechtsfiguren mee, waarbij
het maar de vraag is welke invloed daarvan uitgaat op het op
nationaal wenselijk geachte evenwicht.
Kortom, voor elk van de beide scenario’s kan een beleidsreactie
ontwikkeld worden om de negatieve aspecten daarvan tegen te
gaan. Welke beleidsstrategie kan worden gevolgd indien wordt
gestreefd naar een optimaal evenwicht tussen creatie en versprei-
ding van informatie? Het is denkbaar dat de overheid afwacht
welk scenario zich ontvouwt en vervolgens de bijbehorende
beleidsreactie in werking stelt. Daarnaast bestaat voor de overheid
de mogelijkheid actief te bevorderen dat een van de scenario’s
zich realiseert. Zoals eerder opgemerkt, zijn de scenario’s in hoge
mate, maar niet volledig onafhankelijk van het overheidsoptreden.
Tenslotte is denkbaar dat de overheid de beleidsreactie op beide
scenario’s combineert. In het volgende hoofdstuk wordt op de
beleidsstrategieën ingegaan.
Benadrukt moet worden dat de scenario’s extreme ontwikkelingen
beschrijven. Aannemelijk is dat de feitelijke ontwikkeling ergens
in het midden zal uitkomen met een tendens naar een van de sce-
nario’s. Welke richting het meest waarschijnlijk is, valt moeilijk te
zeggen. Gelet op de inspanningen van vele marktpartijen in alle
marktsegmenten, lijkt naar het subjectieve oordeel van de auteurs
een ontwikkeling richting sterk DRM het meest waarschijnlijk.
Anderen zullen wellicht tot een afwijkend oordeel komen.
67Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
68 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
In dit hoofdstuk wordt eerst nagegaan welke beleidsmatige stap-
pen ondernomen kunnen worden om de in het vorige hoofdstuk
geschetste problemen die zich in de afzonderlijke scenario’s voor-
doen te ondervangen. Voor een deel komen de beleidsacties over-
een. Deze gemeenschappelijke elementen worden apart behan-
deld. Daarna wordt ingegaan op de vraag hoe omgegaan zou kun-
nen worden met de onzekerheid die ten grondslag ligt aan de sce-
nario’s. Er worden vier beleidsstrategieën globaal uitgewerkt. In de
eerste strategie implementeert de overheid de beleidsmaatregelen
die passen binnen beide scenario’s en wacht verder af welk scena-
rio zich realiseert. Pas zodra “de race gelopen is” worden de ins-
trumenten ingezet die bij het winnende scenario passen. In de
tweede strategie zet de overheid in op sterk DRM. Daarbij bevor-
dert de overheid (voor zover mogelijk) actief de totstandkoming
van sterk DRM en anticipeert tegelijk op de problemen die zich bij
realisatie van sterk DRM voordoen. In de derde strategie zet de
overheid in op zwak DRM. Daarbij wordt collectief beheer ook
voor de digitale marktsegmenten bevorderd. Hierdoor vermindert
de noodzaak van sterke beveiliging. Daarnaast speelt zij tegelijk in
op de problemen die optreden bij zwak DRM in een digitale
omgeving. In het vierde scenario wordt op twee paarden gewed,
door de bij beide scenario’s passende maatregelen nu reeds te
treffen. Hoewel het bij beide scenario’s gaat om spiegelbeeldige
problemen, zijn de bij de afzonderlijke scenario’s passende
beleidsmaatregelen niet inconsistent, maar bij realisatie van het
andere scenario wel overbodig. Hoewel nog twee scenario’s zou-
den kunnen worden bezien (bevorder sterk DRM, maar anticipeer
op zwak DRM en bevorder zwak DRM, maar anticipeer op sterk
DRM) blijven deze vanwege hun geringe interne consistentie bui-
ten beschouwing. Opgemerkt moet worden dat het bij de beleids-
strategieën niet zozeer gaat om de keuze voor sterk of zwak DRM,
maar om het creëren van een omgeving die gegeven de onzeker-
heid over de mogelijke scenario’s zo goed mogelijk perspectief
biedt op het realiseren van een evenwicht tussen creatie en ver-
spreiding van informatie. Ter vergelijking zijn in bijlage 2 de aan-
bevelingen opgenomen van het rapport “The digital dilemma;
Intellectual property in the information age” dat in de Verenigde
Staten onder auspiciën van de National Research Council is opge-
steld en dat over dezelfde materie gaat, maar uiteraard vanuit het
perspectief van de Verenigde Staten.
7.1 Beleidsreactie op de scenario’s
7.1.1 Zwak DRM: beleid ter bescherming van rechthebbenden
In dit scenario is de vraag hoe de prikkels voor het creëren van
werken behouden kunnen blijven in een digitale wereld waar het
kopiëren en verspreiden van werken eenvoudig is.
Belangrijke beleidsingrediënten zijn:
• De tekortschietende mogelijkheden voor technische uitsluiting
worden gecompenseerd door mechanismen van juridische uit-
sluiting (handhaving wordt geïntensiveerd).
• Collectief beheer en collectieve financieringsvormen worden
bevorderd en, waar mogelijk uitgebreid. Desnoods wordt collec-
tief beheer wettelijk verplicht. Forfaitaire heffingen worden
gelegd op alle informatiedragers, inclusief bijvoorbeeld harde
schijven van computers. De tarieven van de heffingen voorzien
in enige beloning van auteurs en informatieproducenten.
Zwarte handel in bijvoorbeeld lege informatiedragers wordt
tegengegaan. Er wordt gestreefd naar afstemming in ieder geval
binnen de EU om tot een uniforme aanpak te komen
• Toezicht op collectief beheer wordt geïntensiveerd, in die zin
dat incasso van vergoedingen voldoet aan strenge eisen van
zorgvuldigheid en transparantie, dat incasso geen onnodige las-
ten voor betalingsplichtigen oplevert, dat ongewenste effecten
van monopolievorming worden tegengegaan en dat uitkering
van vergoeding geschiedt overeenkomstig de daarvoor van
overheidswege gestelde regels.
• Handhaving wordt sterk geïntensiveerd. Erkend wordt dat voor
handhaving door de overheid op dit terrein ook een taak is weg-
gelegd buiten de sfeer van georganiseerde criminaliteit en dat
strafrecht niet louter ultimum remedium is. Geïnvesteerd wordt
in mankracht en expertise, vanwege de bijzondere aard van
opsporing en vervolging bij computergerelateerde vergrijpen.
• Verkend wordt of systemen van vergoeding en vrij gebruik van
werken (zie hoofdstuk 2) in deze constellatie op termijn een
beter alternatief zouden kunnen vormen. Het is bijvoorbeeld
denkbaar een systeem te ontwikkelen waarbij de overheid zorg-
draagt voor de beloning van auteurs en voor de financiering
geen heffingen worden gebruikt maar een beroep wordt gedaan
op de algemene middelen.56 De overheid zorgt dan voor de prik-
kels waardoor het creëren van informatie wordt bevorderd en
zorg verder voor de onmiddellijke verspreiding van de informa-
tie. Het grote probleem zit hier bij de vraag op welke wijze de
overheid aan de informatie kan komen die nodig is voor ade-
quate beloning van rechthebbenden. Vooralsnog lijken dergelij-
ke systemen weinig kansrijk, maar gerichte overheidsinspan-
ningen zouden hier verandering in kunnen brengen. Bovendien
roept de haalbaarheid van een dergelijk model internationaal
vraagtekens op.
69Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Beleidsstrategieën7Hoofdstuk
56 Zie S. Shavell en T. van Ypersele, Rewards versus intellectual property rights,
Journal of Law and Economics, vol XLIV, 2001, pag. 525-547.
AUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
B. Toepassing (door de rechter of de kartelautoriteiten) van het
mededingingsrecht beperkt of verhindert de mogelijkheid
van misbruik van (economische) informatie-machtsposities
en belemmert ongewenste vormen van onderling afgestemd
marktgedrag (waaronder het belemmeren van mogelijkheden
om zich toegang tot een markt te verwerven).
C. Vanuit een beleid van publieke informatievoorziening, neemt
de overheid de verantwoordelijkheid om zelf informatie te
genereren en (zo vrij mogelijk) beschikbaar te stellen
(of anderen daartoe in staat te stellen) en is de overheid
bereid de kosten daarvan te dragen. Daarin past bijvoorbeeld
het idee van de publieke nieuwszender.
D. De overheid ondersteunt centrale archieven of andere mate-
riaalverzamelingen, zoals een centrale bibliotheek of een
centraal audio- en audiovisueel archief. Het gaat dan om
instellingen die vanuit het algemeen belang zijn belast met
opbouw, behoud en bijvoorbeeld voor studie- of onderwijs-
doeleinden toegankelijk maken van collecties materiaal.
Daarnaast kan een “depotverplichting” in het leven worden
geroepen, in die zin dat het in het verkeer brengen van mate-
riaal de verplichting meebrengt dat een “onbeschermd”
exemplaar onder voorwaarden beschikbaar is.
E. De overheid bevordert dat randapparatuur, zoals personal
computers, dvd-spelers of andere kopieerapparatuur, met het
oog op gebruikersbelangen altijd met bepaalde raadpleeg- of
kopieerfunctionaliteiten op de markt worden gebracht;
tevens kan ze in dat verband ontwikkelingen naar standaardi-
seren ondersteunen of bevorderen.
F. Gezocht kan worden naar een “auteursrecht op maat”, waarbij
voor de hoogte van de bescherming en de mogelijkheden om
in te grijpen bij te ver gaande bescherming, belang wordt
gehecht aan het type content; het is immers niet vanzelfspre-
kend dat voor elk type content (software, films, muziek,
wetenschappelijke tekst, bellettrie) altijd dezelfde bescher-
mingsregels gelden.
G. De overheid benut haar positie als grootverzamelaar van
informatie door het opzetten, onderhouden en (in papieren
of elektronische vorm) beschikbaar stellen van databanken
met informatie. De overheid beschikt reeds nu over zeer veel
informatie, die zowel voor particulieren als voor het bedrijfs-
leven zeer bruikbaar en nuttig is. In dat kader past ook de
discussie over “markt en overheid”. Een voorbeeld is het
opzetten van databanken van wetten en rechtspraak, waarbij
het ruwe maar op eenvoudige wijze toegankelijk gemaakte
materiaal door anderen kan worden verrijkt.
H. Oplossingen worden ook buiten het strikte auteursrecht
gezocht, bijvoorbeeld in de vorm van consumentenbescher-
ming en nadere regulering van de contractuele verhoudin-
gen tussen informatieaanbieders en informatiegebruikers,
zodanig dat zekere onvervreemdbare afnemersrechten ont-
staan.
70 Bouwstenen voor een justitiestrategie
7.1.2 Sterk DRM: beleid ter bescherming van gebruikers
van informatie
In dit scenario is de toegang tot informatie in het geding.
Daarnaast doen zich specifieke problemen voor als gevolg van
sterke tendensen tot monopolievorming en marktconcentratie.
Ook kunnen problemen ontstaan door incompatibiliteit van
bestaande collectieve beheerssystemen en DRM.
Belangrijke beleidsingrediënten zijn:
• De toegang tot informatie wordt bevorderd door het stellen en
handhaven van regels. Hiervoor is een analyse nodig van de
mogelijkheden om brede toegang tot informatie te bevorderen.
Met het oog hierop worden de publieke belangen bij de toe-
gankelijkheid van informatie geïnventariseerd (deelname bur-
ger aan informatiemaatschappij, beschikbaarheid van over-
heidsinformatie met het oog op het uitoefenen van de demo-
cratische rechten, historische functies, cultuurbeleid, weten-
schapsbeleid, onderwijs). Zonder de mogelijkheid om toegang
tot informatie te bevorderen leidt sterk DRM niet tot een maat-
schappelijk optimaal evenwicht, omdat de verspreiding en het
gebruik van informatie tekort zal schieten.
• Hierbij blijft het auteursrecht, als instrument om evenwicht tus-
sen over en weer geleverde prestaties aan te brengen, richting
gevend voor de overeenkomsten die partijen in het kader van
DRM afsluiten. De overheid ziet erop toe dat de waarborgen
waarin het auteursrecht voorziet zoals de beperkingen, door
rechthebbenden worden gerespecteerd en richt hierop ook de
handhaving. Een analyse wat hiertoe de mogelijkheden zijn is
nodig.
• Consumenten- en in het algemeen afnemersbescherming,
inclusief recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer,
worden bevorderd. Wellicht is het nodig het overeenkomsten-
recht aan te passen (en vanwege behoefte aan rechtszekerheid
en duidelijkheid in internationaal verband concurrerend
maken). Kernpunten zijn bescherming van zwakke partijen en
de verzekering van toegang tot het rechtssysteem.
• Ten aanzien van forfaitaire heffingen wordt een mechanisme
ingevoerd waardoor deze worden afgeschaft, zodra DRM-syste-
men kunnen worden ingevoerd. Hierdoor wordt dubbel betalen
zo veel mogelijk voorkomen.
• Met verschillende maatregelen wordt getracht eerdergenoemde
evenwicht te bewerkstelligd
A. Via een strikt juridische benadering vervalt juridische
bescherming tegen het “kraken” van DRM (in de zin van
beveiliging) op het moment dat het evenwicht dreigt te wor-
den verstoord. Met andere woorden: op het moment dat
vastgesteld wordt dat belanghebbenden zich de facto onvrij-
willig niet meer kunnen beroepen op bepaalde wettelijk
erkende beperkingen, bepaalt de wet dat gebruikers niet
onrechtmatig handelen als getracht wordt die beveiliging
zodanig te doorbreken dat alsnog van die beperkingen wordt
geprofiteerd.
7.1.3 Algemeen geldige beleidsmaatregelen
Binnen beide beleidsstrategieën past een aantal maatregelen. Dit
vindt zijn achtergrond onder andere in de blijvende aanwezigheid
van een analoog marktsegment. Zoals eerder uiteengezet,
behoudt het auteursrecht ook om andere redenen, bijvoorbeeld
gelegen in het ervaringsgoed-karakter van informatie, in het sce-
nario van sterk DRM relevantie. Bij zwak DRM behoudt het
auteursrecht zonder meer zijn positie. De maatregelen zijn derhal-
ve gericht op de effectiviteit van elementen van het auteursrecht
en de uitoefening en handhaving daarvan, die in beide scenario’s
voorkomen.
Gedacht kan worden aan de volgende beleidsingrediënten.
• De overheid herziet haar rol bij het collectief beheer (van exclu-
sief-aanwijzend naar algemeen-faciliterend, organiseren van
toezicht, bevorderen van transparantie van tarieven en opera-
tionele activiteiten, geschilbeslechting, verschuiving van natio-
naal-culturele belangen naar behartiging van internationale
private belangen). Aandachtspunten zijn verder het thans nog
ongedifferentieerde aanbod van rechten (bijv. alle muziek in
plaats van muziekgenres), de problemen bij grensoverschrij-
dend gebruik en het al dan niet mogelijk maken en bevorderen
van concurrentie.
• Het normbesef van de burger ten aanzien van intellectuele
eigendomsrechten wordt bevorderd. Zowel voorlichting als
handhaving spelen hierbij een rol.
• De overheid draagt zorg voor de totstandkoming van laagdrem-
pelige toegang tot eenvoudige en deskundige geschilbeslechting.
• De bestrijding van piraterij wordt systematisch aangepakt met
behulp van handhavingsprogramma’s, ook met het oog op de
geloofwaardigheid van het justitieel systeem. Dit is in feite een
onderdeel van het algemene beleid van Justitie “programma-
tisch handhaven” te bevorderen.57 Er wordt deelgenomen aan
internationaal gecoördineerde opsporing en handhaving. Bij de
handhavingstaak neemt de overheid verantwoordelijkheid voor
de opbouw van technische expertise.
• De beleidscoördinatie wordt geïntensiveerd. De ontwikkeling
van de nieuwe technologieën draagt bij aan de vervaging van
beleidsgrenzen. Er ontstaat behoefte aan nieuwe structuren,
nieuwe beleidsinstrumenten en nieuwe vormen van regulering.
Hierbij gaat het om politieke en (intra- en inter-)departementa-
le verantwoordelijkheden, juridisch-dogmatisch bepaalde
onderscheidingen en onderlinge verhoudingen tussen regelge-
bieden. Deze omstandigheden vergroten de behoefte aan een
kritische en interdisciplinaire benadering van regels op het ter-
rein van het auteursrecht, de verhouding daarvan tot het pri-
vaatrecht in het algemeen, het mededingingsrecht, het telecom-
municatierecht, het mediabeleid en informatiebeleid, waardoor
het belang van de coördinerende en regisserende rol van Justitie
geaccentueerd wordt. Ook wordt al bij het opstellen van regels
meer rekening gehouden met uitvoerings- en handhavingsas-
pecten.
7.2 Beleidsstrategieën
Er kan op verschillende manieren omgegaan worden met de hui-
dige onzekerheid over de richting waarin het evenwicht in het
auteursrecht wordt verstoord door de technologische en daaruit
voortvloeiende economische ontwikkelingen. In de algemeen gel-
dige beleidsmaatregelen kan wel een gemeenschappelijke basis
voor beleid gevonden worden. Deze maatregelen zijn op zich
ambitieus, maar toch niet voldoende voor een beleidsstrategie.
7.2.1 Wachten tot de race gelopen is
Fase 1:
• Voer de algemeen geldige beleidsmaatregelen uit.
• Ontwikkel en implementeer een monitoring mechanisme om
een scherp beeld te krijgen van de feitelijke ontwikkeling.
• Werk de beleidsreacties voor de afzonderlijke scenario’s uit tot
beleidsplannen en maak deze gereed voor implementatie.
Fase 2:
• Zodra de richting van verandering voldoende duidelijk is, wordt
een van de beleidsplannen geïmplementeerd.
Opmerkingen:
• Het moment waarop voldoende duidelijk is welk scenario zich
ontvouwt, valt moeilijk te bepalen. Ook kan de ontwikkeling in
het midden uitkomen (matig sterk/zwak DRM). In dat geval
moet tot een combinatie van de beleidsreacties die bij de
beleidsscenario’s gekomen worden.
• Afwachten tot ontwikkelingen voldoende duidelijk zijn, betekent
dat achteraf de negatieve aspecten van deze ontwikkelingen her-
steld moeten worden. Vooral bij sterk DRM zal dit betekenen dat
de rechten van rechthebbenden achteraf ingeperkt moeten wor-
den teneinde de toegang tot informatie te waarborgen. Hiermee
kunnen omvangrijke kosten voor de overheid zijn gemoeid. Ook
kunnen dergelijke interventies leiden tot maatschappelijke
tegenstellingen en tot een minder gunstig investeringsklimaat.
Bij zwak DRM kunnen maatschappelijke kosten ontstaan door-
dat de overheid de handhaving niet tijdig intensiveert.
• Doordat geen standpunt over de gewenste ontwikkelingsrich-
ting wordt ingenomen, wordt Nederland internationaal in een
volgende rol gedwongen waardoor invloed op internationaal
beleidsvormings- en wetgevingsprocessen afneemt.
• De overheid benut niet de beïnvloedingsmogelijkheden die zij
heeft om de kans op realisatie van een van de scenario’s te ver-
groten.
• Geen rekening wordt gehouden met verschillen in de waar-
schijnlijkheid van een ontwikkeling in de richting van het ene
en het andere scenario.58 Dit veronderstelt uiteraard dat hier-
over uitspraken gedaan kunnen worden.
57 Zie Ministerie van Justitie, 2001, Strategische agenda versie 2001.
58 Tenzij beide kansen gelijk zijn.
71Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
7.2.2 Inzetten op sterk DRM
Fase 1:
• Voer de algemeen geldige beleidsmaatregelen uit.
• Werk de beleidsreactie voor sterk DRM uit tot een beleidsplan
en implementeer het plan.
• Bevorder sterk DRM door aanvullende maatregelen, waaronder:
• Er wordt een gedifferentieerd handhavingsbeleid ontwikkeld,
waarbij niet wordt opgetreden als schending van rechten via
technische preventie door DRM (gemakkelijk) voorkomen
had kunnen worden. Handhaving wordt vooral gericht op
omzeiling van technische beveiliging.
• Het wettelijk verplicht collectief beheer wordt beperkt tot de
analoge sfeer. Forfaitaire heffingen worden geminimaliseerd.
Er worden geen heffingen ingevoerd op nieuwe digitale infor-
matiedragers op grond van de verwachting dat binnen
redelijke termijn afdoende technische bescherming mogelijk
wordt. Tarieven blijven laag.
• Standaardisatie ter zake van technische beveiliging wordt
bevorderd.
• In internationale onderhandelingen koerst Nederland op
sterk DRM.
• Ontwikkel en implementeer een monitoring mechanisme om
een scherp beeld te krijgen van de feitelijke ontwikkeling.
Fase 2:
• Indien sterk DRM niet tot ontwikkeling komt, switch naar de
beleidsreactie op het zwak DRM-scenario.
Opmerkingen:
• Als sterk DRM toch niet tot ontwikkeling komt, zijn de getroffen
maatregelen te zwaar in de zin dat de gebruikers van informatie
dan minder bescherming behoeven. Ook ontstaan maatschap-
pelijke kosten doordat de overheid het treffen van maatregelen
die op zwak DRM zijn gericht heeft nagelaten. Hierbij gaat het
vooral om dat de handhaving niet tijdig is geïntensiveerd. Net
als boven is overigens een complicatie dat het moment waarop
voldoende duidelijk is dat sterk DRM niet van de grond komt,
moeilijk valt te bepalen.
• Doordat een standpunt over de gewenste ontwikkelingsrichting
wordt ingenomen, kan Nederland internationaal een actieve rol
spelen, waardoor de invloed op internationale beleidsvormings-
en wetgevingsprocessen toeneemt.
• De overheid benut de beïnvloedingsmogelijkheden die zij heeft
om de kans op realisatie van een van de scenario’s te vergroten.
• Rekening wordt gehouden met de meest waarschijnlijke ont-
wikkelingsrichting (subjectief oordeel van de auteurs).
7.2.3 Inzetten op zwak DRM
Fase 1:
• Voer de algemeen geldige beleidsmaatregelen uit.
• Werk de beleidsreactie voor zwak DRM uit tot een beleidsplan
en implementeer het plan.
• Bevorder zwak DRM door aanvullende maatregelen, waaronder:
• Wettelijk verplicht stellen van collectief beheer. De forfaitaire
heffingen op geluiddragers worden versneld uitgebreid en
verhoogd.
• Bevorderen van de efficiëntie van het collectief beheer.
• In internationale onderhandelingen koerst Nederland op
zwak DRM.
• Ontwikkel en implementeer een monitoring mechanisme om
een scherp beeld te krijgen van de feitelijke ontwikkeling.
Fase 2:
• Indien DRM niet zwak blijft, switch naar de beleidsreactie op
het sterk DRM-scenario.
Opmerkingen:
• Als DRM niet zwak blijft, zijn de getroffen maatregelen te zwaar.
De betrokkenheid van de overheid bij collectief beheer moet
dan worden herzien. Er is minder reden om uitoefening van
rechten wettelijk verplicht collectief te organiseren en om daar-
op toezicht in te richten. In concreto is bovendien het niveau
van handhaving hoger dan vanuit de optiek van de maatschap-
pelijk welvaart wenselijk is. Hierbij komt dat het opbouwen van
een sterk handhavingsapparaat aanzienlijke investeringen ver-
eist in menskracht, scholing en dus ook in financiële termen.
Deels zal hiervoor de ruimte gevonden moeten worden door
aanpassing van de prioriteiten ten aanzien van de bestrijding
van criminaliteit. Dit brengt kosten met zich mee in termen van
de criminaliteit, voor de bestrijding waarvan de hulpbronnen
anders zouden zijn ingezet. Daarnaast ontstaan maatschappe-
lijke kosten doordat de overheid het treffen van maatregelen die
op sterk DRM zijn gericht heeft nagelaten. Ook hier is een com-
plicatie dat het moment waarop voldoende duidelijk is dat zwak
DRM niet van de grond komt, moeilijk valt te bepalen.
• Het bevorderen van zwak DRM stuit op problemen. In de eerste
plaats beschermt de EG-regelgeving juist de ontwikkeling en
toepassing van beveiligingsmethoden. Hiervan kan niet worden
afgeweken. In de tweede plaats belast zwak DRM in een digitale
wereld de overheid met omvangrijke handhavingstaken. Dat de
overheid adequaat moet reageren op ernstige criminaliteitsver-
schijnselen, is iets anders dan dat de overheid het totstandko-
men van dergelijke verschijnselen actief bevordert door preven-
tieve maatregelen tegen te werken.
• Mocht toch sterk DRM tot ontwikkeling komen, dan moeten
achteraf de negatieve aspecten van deze ontwikkeling hersteld
worden. Dit betekent dat de rechten van rechthebbenden op
bescherming tegen omzeilen van technische beveiliging achter-
af ingeperkt moeten worden teneinde de toegang tot informatie
te waarborgen. Hiermee kunnen omvangrijke kosten voor de
overheid zijn gemoeid. Ook kunnen dergelijke interventies lei-
den tot maatschappelijke tegenstellingen en tot een minder
gunstig investeringsklimaat. Rechthebbenden zullen deze wijzi-
gingen en interventies ervaren als afbreuk aan hun rechtspositie
72 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
en een vermindering van zekerheid omtrent beloning voor hun
prestaties.
• Doordat een standpunt over de gewenste ontwikkelingsrichting
wordt ingenomen, kan Nederland internationaal een actieve rol
spelen, waardoor de invloed op internationale beleidsvormings-
en wetgevingsprocessen toeneemt.
• De overheid benut de beïnvloedingsmogelijkheden die zij heeft
om de kans op realisatie van een van de scenario’s te vergroten.
• Geen rekening wordt gehouden met de meest waarschijnlijke
ontwikkelingsrichting (subjectief oordeel van de auteurs).
7.2.4 Op twee paarden wedden
Fase 1:
• Ontwikkel en implementeer een monitoring mechanisme om
een scherp beeld te krijgen van de feitelijke ontwikkeling.
• Voer de algemeen geldige beleidsmaatregelen uit.
• Werk de beleidsreacties voor de afzonderlijke scenario’s uit tot
beleidsplannen en voer deze gelijktijdig uit. Bevorder de
bescherming van rechthebbenden vooral door intensivering
van de handhaving en de bescherming van gebruikers van
informatie door de toegang tot informatie te waarborgen.
Fase 2:
• Zodra de richting van verandering voldoende duidelijk is, ver-
schuif het beleidsaccent naar het scenario dat zich realiseert.
Opmerkingen:
• Er wordt afgewacht tot ontwikkelingen voldoende duidelijk zijn.
Daarmee vervalt een deel van de met afwachten verbonden
nadelen, zoals die boven voor strategie A zijn geschetst. In het
bijzonder wordt voorkomen dat achteraf negatieve aspecten
van ontwikkelingen hersteld moeten worden.
• Een deel van de maatregelen is te zwaar, namelijk die met
betrekking tot het scenario dat zich niet realiseert. De kosten
van deze strategie zijn hoog.
• Het moment waarop voldoende duidelijk is welk scenario zich
ontvouwt, valt moeilijk te bepalen. Daardoor blijven de kosten
van deze strategie vermoedelijk langdurig hoog.
• De maatregelen ten behoeve van de afzonderlijke scenario’s bij-
ten elkaar niet, maar wel hebben ze gedragmatige consequen-
ties, waardoor de richting van ontwikkelingen wordt beïnvloed.
Zo kan intensieve handhaving, ertoe leiden dat rechthebbenden
weinig energie steken in het ontwikkelen van technische beveili-
gingen. Daarmee wordt het zwak DRM scenario waarschijnlijker.
• De overheid benut daardoor slechts impliciet de beïnvloedings-
mogelijkheden die zij heeft om de kans op realisatie van een
van de scenario’s te vergroten.
• Doordat geen standpunt over de gewenste ontwikkelingsrich-
ting wordt ingenomen, wordt Nederland internationaal in een
volgende rol gedwongen waardoor invloed op internationale
beleidsvormings- en wetgevingsprocessen afneemt.
• Geen rekening wordt gehouden met de meest waarschijnlijke
ontwikkelingsrichting.
Voor een keuze uit de beleidsstrategieën is een beoordeling en
weging van de diverse aspecten die aan de orde zijn nodig.
Zowel beoordeling als weging bevatten subjectieve elementen.
Het slothoofdstuk is hieraan gewijd.
73Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
74 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
categorie hebben betrekking op de maatschappelijke gevolgen
van het achterwege blijven van beleidsmaatregelen. In de twee-
de beleidsstrategie (inzetten op sterk DRM) wordt de handha-
ving niet (sterk) geïntensiveerd op grond van de overweging dat
daaraan binnen zich ontwikkelend sterk DRM weinig behoefte
is. Hierdoor ontstaan tijdelijk of, als DRM zwak blijft, gedurende
langere tijd kosten van inbreuken die door extra handhaving
vermeden hadden kunnen worden.
3. Kosten voor de overheid van getroffen beleidsmaatregelen die
achteraf niet nodig blijken te zijn. Deze kosten lijken vooral
hoog in de derde en vierde beleidsstrategie (inzetten op zwak
DRM, resp. “op twee paarden wedden”) bij realisatie van sterk
DRM, omdat het intensiveren van de publieke handhaving van
rechten hoge kosten met zich meebrengt.
Door de vele onzekerheden en bij afwezigheid van een kwantifice-
ring van de beleidsscenario’s kunnen geen definitieve conclusies
ten aanzien de eventuele superioriteit van een van de beleidsstra-
tegieën betrokken worden. Onder voorwaarde dat instrumenten
kunnen worden ingezet waarmee voldoende toegang tot informa-
tie kan worden gegarandeerd, lijkt het er voorlopig wel op dat het
inzetten op sterk DRM een aantrekkelijke strategie is. Dit heeft er
vooral mee te maken dat het zwak DRM scenario een sterke wissel
trekt op publieke handhaving van rechten. Particuliere preventie
via technische beveiliging is in dit scenario niet effectief. De pro-
blemen die voor rechthebbenden ontstaan door tekortschietende
technische uitsluiting moeten door juridische uitsluiting opgevan-
gen worden. De kosten hiervan zijn hoog en de effectiviteit is
beperkt. Zoals in hoofdstuk 6 is beargumenteerd, is de wissel die
op de handhaving wordt getrokken in het sterk DRM scenario
aanzienlijk geringer. Het inzetten op sterk DRM vergroot de kans
dat de feitelijke ontwikkeling in de richting van dit scenario gaat.
75Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Slotbeschouwing:De keuze uit de beleidsstrategieën8Hoofdstuk
Ongeacht de beleidsstrategie die wordt gekozen, kan zowel zwak
als sterk DRM zich realiseren. Zoals eerder opgemerkt, heeft de
overheid slechts beperkte invloed op de kans dat de feitelijke ont-
wikkeling in een bepaalde richting gaat. Technologische factoren
en de reactie daarop van marktpartijen zijn dominant. Dit bete-
kent dat bij de keuze van een beleidsstrategie rekening gehouden
moet worden met de uitkomsten in beide scenario’s. Ongeacht de
keuze van de beleidsstrategie, zal op de langere termijn de
beleidsreactie zich moeten aanpassen aan de zich ontvouwende
realiteit. Bij verschillende van de mogelijke combinaties van stra-
tegie en feitelijke ontwikkeling zal het beleid aangepast moeten
worden. Zie onderstaande strategiematrix. Dit betekent ook dat de
beleidsstrategieën zich niet onderscheiden in lange termijn
beleidsreactie.
In hun gevolgen onderscheiden de strategieën zich op de volgen-
de punten:
1. Invloed op de kans dat de feitelijke ontwikkeling in een bepaal-
de richting gaat. Bijvoorbeeld als sterk DRM de beste mogelijk-
heden biedt om een nieuw evenwicht in het auteursrecht te
bereiken, zoals in hoofdstuk 7 aannemelijk wordt geacht, is ver-
groting van de kans op realisatie daarvan een pre voor een
beleidsstrategie.
2. Kosten voor de samenleving van getroffen beleidsmaatregelen
(exclusief belastingheffing) die achteraf niet nodig blijken te zijn
en kosten voor de samenleving die vermeden hadden kunnen
worden door beleidsmaatregelen eerder in te voeren. De kosten
in de eerste categorie betreffen de kosten van maatregelen die
maatschappelijke actoren moeten treffen om bijvoorbeeld te
voldoen aan regels van de overheid, bijvoorbeeld ter waarbor-
ging van de toegang tot informatie. De kosten in de tweede
Strategiematrix: beleidsreactie na verkregen duidelijkheid over de feitelijke ontwikkeling
Wachten tot race Inzetten Inzetten Op twee
gelopen is opsterk DRM op zwak DRM paarden wedden
Sterk DRM Kies beleidsreactie Handhaaf initiële Stap over op beleidsreactie Laat beleidsreactie
sterk DRM beleidsreactie sterk DRM zwak DRM vallen
Zwak DRM Kies beleidsreactie Stap over op beleidsreactie Handhaaf initiële Laat beleidsreactie
zwak DRM zwak DRM beleidsreactie sterk DRM vallen
Strategie
Feitelijkeontwikkeling
Een dergelijke ontwikkeling heeft naar ons subjectief oordeel toch
al grotere kans. Kortom, het ligt niet in de rede in te zetten op
zwak DRM, zowel om principiële redenen (niet de overheid belas-
ten met weinig succesvolle handhavingstaken) als pragmatische
redenen (niet oproeien tegen de stroom van de technologische en
marktontwikkeling). Daarbij moet erop gewezen worden dat, als
voor het bevorderen van zwak DRM wordt gekozen en toch sterk
DRM ontstaat, tegenover de omvangrijke kosten van intensivering
van de handhaving (structurele kosten en aankoopkosten) en het
opbouwen van de daarvoor noodzakelijke organisaties, gering
rendement zal staan. Het bevorderen van sterk DRM lijkt met rela-
tief geringe inspanningen en kosten gepaard te gaan, zodat de
kosten die, als DRM zwak blijft, vermeden zouden kunnen worden
beperkt blijven.
De beleidsstrategieën waarbij afgewacht wordt in welke richting
de feitelijke ontwikkeling gaat, hebben aantrekkelijke kanten,
vooral doordat hetzij verkeerd gericht beleid en omschakelings-
kosten vermeden worden (“wachten tot de race gelopen is”), hetzij
een deel van de beleidsmaatregelen altijd succes heeft (“op twee
paarden wedden”). Daar staat tegenover dat geen rekening gehou-
den wordt met de grotere waarschijnlijkheid van een ontwikkeling
in de richting van sterk DRM en ook dat de mogelijkheden om
sterk DRM te bevorderen niet worden benut.
Kortom, de beleidsstrategie waarbij wordt ingezet op sterk DRM
lijkt de meest kansrijke strategie te zijn. De strategieën waarbij
afgewacht wordt tot meer duidelijkheid bestaat over de richting
waarin het evenwicht in het auteursrecht wordt verstoord, vormen
het “next best” alternatief. Het inzetten op zwak DRM lijkt de
minst kansrijke strategie. Kader 8.1 geeft een overzicht van de ele-
menten van de strategie gericht op sterk DRM.
Het is van groot belang om tot een keuze van een beleidsstrategie
te komen, omdat een beleidsstrategie het kader biedt voor de ont-
wikkeling van de wet- en regelgeving op dit terrein, de positiebe-
paling in internationale onderhandelingen en het oplossen van tal
van praktische vragen die thans leven, zoals ten aanzien van de
organisatie van toezicht en handhaving van auteursrechten. Hier
ligt ook de samenhang met de strategische agenda van het minis-
terie (zie kader 1.1). De keuze van een beleidsstrategie verheldert
de uitgangspunten voor de rechtshandhaving op dit terrein en
maakt een actievere rol in internationale onderhandelingen
mogelijk.
Een keuze voor een van de beleidsstrategieën heeft verregaande
gevolgen. Ter voorbereiding van de keuze is een grondige
discussie over deze materie nodig om een scherper beeld te
krijgen van de kansen en voor- en nadelen van de verschillende
scenario’s en beleidsstrategieën. Dit rapport verschaft de aanzet
voor deze discussie.
76 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Kader 8.1 Voorgestelde strategie
Vanuit het streven naar evenwicht op lange termijn tussen de creatie en verspreiding van informatie, en daarmee evenwicht
in de belangen van producenten en gebruikers van informatie, wordt voorgesteld een strategie gericht op het bevorderen
van en anticiperen op sterk DRM te volgen. Deze strategie omvat het volgende.
Fase 1:
1. Voer de volgende algemeen geldige beleidsmaatregelen uit:
• De overheid herziet haar rol bij het collectief beheer.
• Het normbesef van de burger ten aanzien van intellectuele eigendomsrechten wordt bevorderd.
Zowel voorlichting als handhaving spelen hierbij een rol. Hiervoor is nader onderzoek nodig.
• De overheid draagt zorg voor de totstandkoming van laagdrempelige toegang tot eenvoudige en
deskundige geschilbeslechting.
• De bestrijding van piraterij wordt systematisch aangepakt met behulp van handhavingsprogramma’s.
Er wordt deelgenomen aan internationaal gecoördineerde opsporing en handhaving.
Bij de handhavingstaak neemt de overheid verantwoordelijkheid voor de opbouw van technische expertise.
• De beleidscoördinatie wordt geïntensiveerd.
2. Anticipeer als volgt op sterk DRM:
• De toegang tot informatie wordt bevorderd door het stellen van regels. Hiervoor is een analyse nodig
van de mogelijkheden om brede toegang tot informatie te bevorderen.
• Hierbij blijft het auteursrecht, als instrument om evenwicht tussen over en weer geleverde prestaties aan te brengen,
richting gevend voor de overeenkomsten die partijen in het kader van DRM afsluiten.
De overheid ziet erop toe dat de waarborgen waarin het auteursrecht voorziet zoals de uitzonderingen,
door rechthebbenden worden gerespecteerd
• Consumenten- en in het algemeen afnemersbescherming, inclusief recht op bescherming van de
persoonlijke levenssfeer, worden bevorderd.
• Ten aanzien van forfaitaire heffingen wordt een mechanisme ingevoerd waardoor deze worden afgeschaft,
zodra DRM-systemen kunnen worden ingevoerd. Hierdoor wordt dubbel betalen zo veel mogelijk voorkomen.
3. Bevorder als volgt sterk DRM:
• Er wordt een gedifferentieerd handhavingsbeleid ontwikkeld, waarbij niet wordt opgetreden als schending
van rechten via technische preventie door DRM (gemakkelijk) voorkomen had kunnen worden.
Handhaving wordt vooral gericht op omzeiling van technische beveiliging.
• Het wettelijk verplicht collectief beheer wordt beperkt tot de analoge sfeer.
• Forfaitaire heffingen worden geminimaliseerd. Er worden geen heffingen ingevoerd op nieuwe
digitale informatiedragers op grond van de verwachting dat binnen redelijke termijn afdoende
technische bescherming mogelijk wordt. Tarieven blijven laag.
• Standaardisatie ter zake van technische beveiliging wordt bevorderd.
• In internationale onderhandelingen koerst Nederland op sterk DRM.
• Ontwikkel en implementeer een monitoring mechanisme om een scherp beeld te krijgen van de feitelijke ontwikkeling.
Fase 2:
• Indien sterk DRM niet tot ontwikkeling komt, switch naar de beleidsreactie op het zwak DRM-scenario.
77Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Buma/Stemra Opsporingsdienst: W. Wanrooij, P. Koopman
DMD Secure: N. van der Vorm
The Trust Factory: W. Aukema, R.K. McPeake, J.B. Dijkema, M. Cowan
Philips: G.C. Wirtz, G.C.P. Lokhoff, J. Talstra, A.A.M. Staring
Morrison & Foerster: Th. Vinje, A-Ch. Högberg
Wilmer, Cutler & Pickering: M. Hansen
Deskundigengroep: Prof. L. Soete, Prof. J.J.M. Theeuwes, Prof. P.B. Hugenholtz,
Prof. M. Bovens, Drs J.R. Hakfoort
78 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Bijlage 1 Overzicht van interviews
1. The concept of publication should be re-evaluated and clarified
(or reconceptualized ) by the various stakeholder groups in
response to the fundamental changes caused by the information
infrastructure. The public policy implications of a new concept
of publication should also be determined.
2. Representatives from government, rights holders, publishers, lib-
raries and other cultural heritage institutions, the public, and
technology providers should convene to begin a discussion of
models for public access to information that are mutually worka-
ble in the context of the widespread use of licensing and techni-
cal protection services.
3. A task force on electronic deposit should be chartered to deter-
mine the desirability, feasibility, shape, and funding require-
ments of a system for the deposit of digital files in multiple depo-
sitories.
4. Congress should enact legislation to permit copying of digital
information for archival purposes, whether the copy is in the
same format or migrated to a new format.
5. As a general principle, the basic data created or collected by the
federal government should be available at a modest cost, usually
not to exceed the direct costs associated with distribution of the
data. When agencies contract with a commercial enterprise to
make federally supported primary data available, and provide no
other mechanism for access to the data, such agreements should
provide for public access at a cost that does not exceed the direct
costs associated with distribution.
6. Rights holders might consider using technical protection services
to help manage digital intellectual property but should also bear
in mind the potential for diminished public access and the costs
involved, some of which are imposed on customers and society.
7. Rights holders should give careful consideration to the power
that business models offer for dealing with distribution of digital
information. The judicious selection of a business model may
significantly reduce the need for technical protection or legal
protection, thereby lowering development and enforcement
costs. But the model must be carefully matched to the product:
While the appropriate business model can for some products
obviate the need for technical protection, for others (e.g., first-
run movies) substantial protection may be necessary (and even
the strongest protection mechanisms likely to be available soon
may be inadequate).
8. Legislators should not contemplate an overhaul of intellectual
property laws and public policy at this time, to permit the evolu-
tionary process described above the time to play out.
9. An educational program should be undertaken that emphasizes
the benefits that copyright law provides to all parties. Such a
copyright education program needs to be planned and executed
with care.
10. Research should be conducted to characterize the economic
impacts of copyright. Such research might consider, among other
things, the impact of network effects in information industries
and how digital networks are changing transaction costs.
11. Research should be initiated to better assess the social and eco-
nomic impacts of illegal commercial copying and how they inter-
act with private noncommercial copying for personal use.
12. The committee suggests exploring whether or not the notion of
copy is an appropriate foundation for copyright law, and whether
a new foundation can be constructed for copyright, based on the
goal set forth in the Constitution (“promote the progress of
science and the useful arts”) and a tactic by which it is achieved,
namely, providing incentive to authors and publishers. In this
framework, the question would not be whether a copy had been
made, but whether a use of a work was consistent with the goal
and tactic (i.e., did it contribute to the desired “progress” and was
it destructive, when taken alone or aggregated with other similar
copies, of an author’s incentive?). This concept is similar to fair
use but broader in scope, as it requires considering the range of
factors by which to measure the impact of the activity on aut-
hors, publishers, and others.
13. Legal research should be undertaken on the status of temporary
reproductions and derivative work rights to inform the process of
adapting copyright law to the digital environment, and to assist
policy makers and judges in their deliberations.
14. Legal, economic, and public policy research should be underta-
ken to help determine the extent to which fair use and other
exceptions and limitations to copyright should apply in the digi-
tal environment. As public policy research, legal developments,
and the marketplace shape the scope of fair use and other limita-
tions on copyright, and/or demonstrate a need for additional
protections, any additional actions that may be needed to adapt
the law, educate the public about it, or enforce the law may
become clearer.
79Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Bijlage 2 Aanbevelingen van het rapport“The digital dilemma: Intellectual property in the information age”
15. Research should be undertaken in the areas that are most like-
ly to intersect with intellectual property law, namely, contract
law, communications policy, privacy policy, and First
Amendment policy. The interaction of intellectual property law
and contract law is likely to be of particular significance in the
relatively near future, as licensing becomes a more common
means of information distribution, leading to potential conflicts
with the goals of IP law.
16. Research should be conducted to ensure that expansion of
patent protection for information inventions is aligned with the
constitutional intent of promoting the progress of science and
the useful arts.
17. Research and data collection should be pursued to develop a
better understanding of what types of digital copying people
think are permissible, what they regard as infringements, and
what falls into murky ill-defined areas. Such research should
address how these views differ from one community to another,
how they differ according to type of material, how user behavior
follows user beliefs, and to what extent further knowledge about
copyright law is likely to change user behavior.
18. Policy makers should use the principles outlined in Box 6.2 in
the formulation of intellectual property law and public policy.
Bron: National Research council, 2000, The digital dilemma; Intellectual
property in the information age, delen van de Executive summary.
80 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
1. There is abiding wisdom in Article I, sec. 8, cl. 8 of the U.S. Constitution, which empowers Congress “to promote the progress of
science and [the] useful arts by securing to authors and inventors for limited times exclusive rights in their respective writings and
discoveries,” that should guide policy making on intellectual property now and into the future.
2. The wisdom of the constitutional clause lies, in part, in enabling Congress to confer exclusive rights on creators as a way to motivate
them to invest their resources and efforts to develop socially beneficial works. Its wisdom also lies in its limitation on congressional
power to grant rights of perpetual duration or rights so extensive that they would undermine achieving progress in science (by which
the founders meant knowledge) and the useful arts (by which the founders meant technological innovation).
3 Intellectual property regimes should be tailored to provide adequate incentives to invest in developing and disseminating
innovative works.
4. Intellectual property regimes should also be tailored to balance fairly the interests of creators and the public. As the U.S. Supreme
Court noted in its decision in Sony Corp. of America v. Universal City Studios, “[t]he monopoly privileges that Congress may authori-
ze are neither unlimited nor primarily designed to promote a special private benefit. Rather, the limited grant is a means by which an
important public purpose may be achieved,”1 namely, providing public access to information and innovative products and services
after the period of exclusive control has expired, so as to advance the greater societal good.
5. Although the interests of creators and the interests of those who commercialize intellectual property are aligned in most respects,
they may diverge in some ways. A balance of interests should be maintained. Enough deference should be given both to the interests
of creators to ensure that creators will not be deterred from pursuing their work, and to the interests of publishers so that they are not
deterred from their central role in disseminating works.
6. Appropriately crafted exceptions to and limitations on the exclusive rights conferred on innovators by intellectual property laws are a
well-accepted means of accomplishing balance in intellectual property law. The fair use doctrine is an example of this.
7. Although achieving balance in intellectual property law is important for many reasons, it is especially important because knowledge
creation and innovation are dynamic and cumulative in character. Providing extensive protection to a first-generation innovator may
stifle follow-on innovation that, if developed, would be in the public interest. Providing too little protection to a first-generation inno-
vator can also be problematic because he or she may decide that there is too little prospect of reward to make the effort worthwhile.
8. Maintaining a vital public domain of ideas, information, and works in which intellectual property rights have expired is important
not only because it enables and promotes ongoing innovation but also because it promotes other societal values, such as education
and democratic discourse.
9. Policies that promote low-cost public access to government data and to data developed with governmental funding, especially those
of scientific importance, should be preserved in the digital context because they, too, promote constitutional purposes of promoting
science and technological innovation as, for example, by enabling the development of value-added information products and
services.
10. If Congress decides to create new forms of intellectual property protection, the new regimes should conform to these principles.
11. When revising existing intellectual property regimes, Congress should ensure that the principles enunciated here continue to be
respected.
12. Policy makers and judges should respond to challenges that information technologies pose for intellectual property law in a manner
that conforms to these principles. It should be reassuring to these actors to know that intellectual property laws have adapted to
challenges posed by new technologies in the past and that digital technologies provide some opportunities for greater protection of
IP.
13. Intellectual property law, contract law, business models, and technical protection services are generally complementary ways to pro-
vide appropriate protection to rights holders in competitive markets. However, each of these protections can be exercised in an abu-
sive manner, for example, by unduly interfering with competition, innovation, and free speech interests. When such abuse occurs,
there are and should continue to be legal processes to deal with them.
14. Intellectual property policy is an important component of the information policy of a society, but it is not the only important infor-
mation policy. Policy makers concerned with forming appropriate IP rules should not ignore other information policy dimensions of
their decisions, such as those that concern privacy or civil liberties.
15. Intellectual property law should not be used to address issues other than intellectual property issues. To do so would mislead the
81Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Box 6.2 Principles for the Formulation of Law and Public Policy
public and unnaturally constrain technology developers. (..)
16. Intellectual property rules should be as technology neutral as possible to maximize the chances that the rules will be flexible enough
to enable the law to adapt well to new situations in an era of rapid technological change.
17. Policy makers should strive to make intellectual property rules as simple and as easily comprehensible to the general public as is
feasible. Such simplicity and clarity will not only enable compliance with legal norms but also assist potential participants in the
marketplace in knowing when and how they must clear rights to engage in certain activities.
18. There will, however, always need to be some flexibility in intellectual property rules. Experience with the fair use limitation on copy-
right, for example, has provided a workable framework for applying general norms in a manner that responds to particular situ-
ations where rights of copyright owners and other legitimate interests may be in tension.
19. Laws and policies should be formulated based on a realistic assessment of their success. Attempts to develop perfect laws and poli-
cies are unlikely to be practical or even possible.
20. Creating rules of law imposes costs on society. The costs of enhanced intellectual property rules, including the costs of enforcement,
should be carefully weighed in comparison with the benefits of such rules
1 Sony Corp. of America v. Universal City Studios, Inc., 464 U.S. 417 (1984).
Bron: National Research council, 2000, The digital dilemma; Intellectual property in the information age, chapter 6, box 6.2.
82 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
83Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
ColofonUitgave:
Ministerie van Justitie
Directie Wetgeving
Directie Algemene Justitiële Strategie
Vormgeving:
Optima Forma bv, Voorburg
Druk:
SDU Grafisch Bedrijf, Den Haag
December 2001
84 Bouwstenen voor een justitiestrategieAUTEURSRECHT IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ