analyse van de groeibarrières bij kmos€¦ · universiteit gent faculteit economie en...

117
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMO’s Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen: Handelsingenieur Benjamin De Geest onder leiding van Prof. Dr. Abigail Levrau

Upload: others

Post on 27-Jun-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2014 – 2015

Analyse van de groeibarrières bij KMO’s

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master of Science in de

Toegepaste Economische Wetenschappen: Handelsingenieur

Benjamin De Geest

onder leiding van

Prof. Dr. Abigail Levrau

Page 2: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef
Page 3: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2014 – 2015

Analyse van de groeibarrières bij KMO’s

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master of Science in de

Toegepaste Economische Wetenschappen: Handelsingenieur

Benjamin De Geest

onder leiding van

Prof. Dr. Abigail Levrau

Page 4: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

PERMISSION

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd

en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding.

Benjamin De Geest

Page 5: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

I

Woord vooraf

Dit werk kon slechts tot stand komen dankzij de steun en hulp van verschillende mensen. Ik wil

graag van de gelegenheid gebruik maken om hen te bedanken.

In de eerste plaats dank ik mijn promotor Professor Dr. Abigail Levrau voor de goede begeleiding

en de ontvangen feedback doorheen het maken van deze masterproef. Ook Professor Dr. Hans

Crijns wil ik bedanken om de rol van commissaris op zich te nemen.

Vervolgens wil ik mijn ouders bedanken om mij te steunen tijdens mijn studies en zonder wie dit

werk niet mogelijk zou geweest zijn.

Ook gaat mijn dank uit naar de verschillende werkgeversorganisaties die bereid waren om mijn

vragenlijst te helpen verspreiden. Ik denk hierbij aan KMO-insider, impulse.brussels, Agentschap

Ondernemen, Effectis, LVZ… Bijzondere dank ben ik hier verschuldigd aan Didier Paquot en

Vincent Reuter van UWE dankzij wie ik veel Waalse bedrijfsleiders heb kunnen contacteren.

Ten slotte wil ik nog alle bedrijfsleiders, die de tijd hebben genomen om mijn vragenlijst in te

vullen, bedanken.

Page 6: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

II

Inhoudstafel

Woord vooraf ..................................................................................................................................... I

Inhoudstafel ...................................................................................................................................... II

Lijst van gebruikte afkortingen ........................................................................................................... V

Lijst met tabellen .............................................................................................................................. VI

Lijst met figuren .............................................................................................................................. VII

Inleiding ............................................................................................................................................ 1

Literatuurstudie ................................................................................................................................. 3

HOOFDSTUK 1: Wat zijn KMO’s? .............................................................................................................. 3

1.1 Definitie van een KMO .............................................................................................................. 3

1.2 Het belang van KMO’s .............................................................................................................. 5

1.2.1 Creëren van werkgelegenheid .......................................................................................... 5

1.2.2 Creëren van economische groei ....................................................................................... 8

1.2.3 Creëren van innovatie ...................................................................................................... 8

1.2.4 Creëren van concurrentie ................................................................................................. 9

1.3 Sterktes van KMO’s ten opzichte van grote ondernemingen................................................. 10

HOOFDSTUK 2: Wat is groei? ................................................................................................................. 11

2.1 Groeimodellen ........................................................................................................................ 11

2.1.1. Model van Greiner .......................................................................................................... 11

2.1.2. Model van Churchill & Lewis .......................................................................................... 13

2.1.3. Kritische bemerkingen op de groeimodellen ................................................................. 16

2.2 Correlatie tussen de groei en de grootte van een bedrijf ...................................................... 17

2.3 Het belang van groei bij KMO’s .............................................................................................. 18

2.4 De groei van een onderneming bepalen ................................................................................ 18

2.4.1 De verschillende soorten groeimaatstaven .................................................................... 18

2.4.2 De verschillende soorten groei ....................................................................................... 19

HOOFDSTUK 3: De groeibarrières bij KMO’s .......................................................................................... 21

2.1 De rol van de overheid ........................................................................................................... 21

2.1.1. Algemeen ........................................................................................................................ 21

2.1.2. Het Belgisch overheidsbeleid ......................................................................................... 22

2.2 De soorten groeibarrières ...................................................................................................... 24

2.2.1. Toegang tot financiering ................................................................................................. 24

Page 7: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

III

2.2.2. Administratieve lasten ................................................................................................... 31

2.2.3. Het vinden van geschikt personeel ................................................................................ 34

2.2.4. Te hoge loonkosten ........................................................................................................ 37

2.2.5. Te hoge vennootschapsbelastingen ............................................................................... 40

2.2.6. Stijgende energiekosten ................................................................................................. 41

2.2.7. Behoefte aan werkkapitaal............................................................................................. 42

2.2.8. Een gebrek aan kennis van marketing ............................................................................ 43

2.2.9. De financiële crisis .......................................................................................................... 44

2.2.10. Afwezigheid van nodige infrastructuur .......................................................................... 46

2.2.11. Te sterke concurrentie of verzadigde markt .................................................................. 47

2.2.12. Te hoge exportkosten ..................................................................................................... 48

2.2.13. Schrik voor verlies aan overzicht en controle ................................................................ 49

2.2.14. Privéredenen .................................................................................................................. 50

2.2.15. Opvolgingsproblemen .................................................................................................... 50

2.2.16. Tekort aan leiderschap of managementkwaliteiten ...................................................... 51

Empirisch Onderzoek ....................................................................................................................... 53

HOOFDSTUK 1: Methode ....................................................................................................................... 53

1.1 Populatie................................................................................................................................. 53

1.2 Steekproef .............................................................................................................................. 54

1.3 Vragenlijst ............................................................................................................................... 56

1.4 Data Cleaning ......................................................................................................................... 58

HOOFDSTUK 2: Indelingen steekproef ................................................................................................... 58

2.1 Indeling per gewest ................................................................................................................ 58

2.2 Indeling per aantal werknemers ............................................................................................ 59

2.3 Indeling per sector .................................................................................................................. 60

HOOFDSTUK 3: Resultaten ..................................................................................................................... 61

3.1. Data-analyse: statistische testen ............................................................................................ 61

3.2. Hebben KMO’s de intentie om verder te groeien? ................................................................ 62

3.2.1 België .............................................................................................................................. 62

3.2.2 Per gewest ...................................................................................................................... 62

3.2.3 Per soort onderneming .................................................................................................. 63

3.3. Welke groeibarrières zijn het sterkst aanwezig bij Belgische KMO’s? ................................... 64

3.3.1. België .............................................................................................................................. 64

3.3.2. Per gewest ...................................................................................................................... 65

3.3.3. Per soort onderneming .................................................................................................. 69

3.4. Financiering bij KMO’s ............................................................................................................ 72

Page 8: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

IV

3.4.1. Werd in de voorbije twee jaren een kredietaanvraag afgewezen door uw bank? ....... 72

3.4.2. Van welk van onderstaande soort financiering heeft uw bedrijf al gebruik gemaakt? . 74

3.4.3. Kennis en ingebruikname van financiële gewestelijke hulpfondsen.............................. 76

3.5. Zoektocht naar personeel bij KMO’s ...................................................................................... 78

3.1 Hoeveel openstaande vacatures tellen de Belgische KMO’s? ............................................ 78

3.2 Betreffen de openstaande vacatures hooggeschoolde of laaggeschoolde posities? ........ 80

3.6 Is de opvolging van Belgische KMO’s verzekerd? ................................................................... 81

3.6.1. België .............................................................................................................................. 81

3.6.2. Per gewest ...................................................................................................................... 82

3.6.3. Per soort onderneming ................................................................................................... 83

3.7 Mate van tevredenheid van overheidsbeleid voor Belgische KMO’s ..................................... 84

3.7.1. Algemene score voor het regionaal overheidsbeleid, gericht op KMO’s. ...................... 84

3.7.2. Prioritaire maatregelen die de overheid zou moeten invoeren om de groei van KMO’s te bevorderen ................................................................................................................. 86

Conclusies en aanbevelingen ........................................................................................................... 88

Analyse van de resultaten en mogelijke maatregelen ....................................................................... 89

Literatuurlijst ................................................................................................................................. VIII

Bijlagen .................................................................................................. Error! Bookmark not defined.

Bijlage 1: Vragenlijst Vlaanderen ................................................................ Error! Bookmark not defined.

Bijlage 2: Vragenlijst Wallonië .................................................................... Error! Bookmark not defined.

Bijlage 3: Vragenlijst Brussel (Nederlands) ................................................. Error! Bookmark not defined.

Bijlage 4: Vragenlijst Brussel (Frans) ........................................................... Error! Bookmark not defined.

Bijlage 5: SPSS-Output: Hebben KMO’s de intentie om te groeien? .......... Error! Bookmark not defined.

Bijlage 6: SPSS-Output: Scores groeibarrières bij Belgische KMO’s ........... Error! Bookmark not defined.

Bijlage 7: SPSS-Output: Financiering bij KMO’s .......................................... Error! Bookmark not defined.

Bijlage 8: SPSS-Output: Zoektocht naar personeel..................................... Error! Bookmark not defined.

Bijlage 9: SPSS-Output: Opvolging bedrijfsleiders ...................................... Error! Bookmark not defined.

Bijlage 10: SPSS-Output: Score overheidsbeleid ........................................ Error! Bookmark not defined.

Page 9: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

V

Lijst van gebruikte afkortingen

AWEX Agence wallonne à l'Exportation et aux Investissements étrangers

BBP Bruto Binnenlands Product

BNP Bruto Nationaal Product

DAV Dienst Administratieve Vereenvoudiging

EBITDA Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization

FVI Fonds Vlaanderen Internationaal

G.I.M.B. Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel

IBO Individuele Beroepsopleiding

KMO Kleine of middelgrote onderneming

NSZ Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen

OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

PMV Participatie Maatschappij Vlaanderen

RES Renewable Energy Sources

ROI Return on Investment

RSZ Rijksdienst voor Sociale Zekerheid

SME Small and Medium sized Enterprise

SRIW Société Régionale d'Investissement de Wallonie

TINA-fonds Transformatie, Innovatie en Acceleratie –fonds

UNIZO Unie van Zelfstandige Ondernemers

UWE Union Wallon des Entreprises

Vinnof Vlaams Innovatiefonds

Page 10: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

VI

Lijst met tabellen Tabel 1: Drempels tussen de verschillende soorten KMO's. (Europese Commissie, 2006) .................... 4 Tabel 2: Aantal ondernemingen, werkgelegenheid en bruto toegevoegde waarde in Europa (Europese Commissie, 2013)...................................................................................................... 5 Tabel 3: Het aantal en de groei van Belgische kleine en micro-ondernemingen in 2003 en 2012, per gewest. Gebaseerd op cijfers van KMO-rapport 2013 van UNIZO - UCM - Graydon Belgium .. 6 Tabel 4: Verschillende soorten groeimaatstaven (GUBERNA, 2013) .................................................... 19 Tabel 5: Berekening Birch Index. Eigen voorstelling op basis van Van Nispen (2010) .......................... 20 Tabel 6: De 10 principes van de Small Business Act. Gebaseerd op Service Public de Wallonie .......... 23 Tabel 7: Groei-intentie Belgische KMO's per gewest ............................................................................ 62 Tabel 8: Groei-intentie Belgische KMO's per soort onderneming ........................................................ 63 Tabel 9: Descriptieve gegevens: Algemene score groeibarrières per gewest ....................................... 65 Tabel 10: p-waarden One Way Anova test voor elke groeibarrière per gewest ................................... 67 Tabel 11: p-waarde post-hoc testen voor significante groeibarrières per gewest ............................... 68 Tabel 12: Descriptieve gegevens: Algemene score groeibarrières per soort onderneming ................. 69 Tabel 13: p-waarden One Way Anova test voor elke groeibarrière per soort onderneming ............... 70 Tabel 14: p-waarden post-hoc testen voor de 2 significante groeibarrières per soort onderneming .. 71 Tabel 15: Weigering kredietaanvragen Belgische KMO's per gewest ................................................... 73 Tabel 16: Weigering kredietaanvragen Belgische KMO's per soort onderneming ............................... 74 Tabel 17: Descriptieve gegevens: Aantal openstaande vacatures per gewest ..................................... 79 Tabel 18: Descriptieve gegevens: Aantal openstaande vacatures per soort onderneming .................. 79 Tabel 19: Vraag naar geschooldheid bij openstaande vacatures per gewest ....................................... 80 Tabel 20: Vraag naar geschooldheid bij openstaande vacatures per soort onderneming ................... 81 Tabel 21: Opvolgingszekerheid Belgische KMO's per gewest ............................................................... 82 Tabel 22: Opvolgingszekerheid Belgische KMO's per soort onderneming............................................ 83 Tabel 23: Descriptieve gegevens: Score overheidsbeleid per gewest .................................................. 84 Tabel 24: Descriptieve gegevens: Score overheidsbeleid per soort onderneming ............................... 85

Page 11: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

VII

Lijst met figuren

Figuur 1: Aantal KMO's in Vlaanderen volgens sector .................................................................................... 7

Figuur 2: Aantal KMO's in Wallonië volgens sector ................................................................................ 7 Figuur 3: Aantal KMO's in Brussel volgens sector ................................................................................... 8 Figuur 4: Groeimodel van Greiner: ontwikkelingsfasen van een onderneming (Schop, 2014) ............ 13 Figuur 5: Kenmerken van een KMO in elke fase: groeimodel van Churchill & Lewis (1983) ................ 15 Figuur 6: Financieringsinstrumenten doorheen de verschillende groeifases. ...................................... 26 Figuur 7: Belastingen op inkomsten uit arbeid in OESO-landen (OESO, 2015) ..................................... 38 Figuur 8: Vijfkrachtenmodel van Porter ................................................................................................ 47 Figuur 9: Piramide van Newton: Vereiste kwaliteiten bedrijfsleider .................................................... 52 Figuur 10: Relatief aandeel per gewest in steekproef en in populatie ................................................. 59 Figuur 11: Relatief aandeel soort onderneming in steekproef en in populatie .................................... 59 Figuur 12: Relatief aandeel per sector in steekproef en in populatie ................................................... 60 Figuur 13: Algemene scores groeibarrières bij Belgische KMO's .......................................................... 64 Figuur 14: Weigering kredietaanvraag Belgische KMO's ...................................................................... 72 Figuur 15: Financieringsinstrumenten bij Belgische KMO's .................................................................. 74 Figuur 16: Financieringsinstrumenten bij Belgische KMO's per gewest ............................................... 75 Figuur 17: Financieringsinstrumenten bij Belgische KMO's per soort onderneming............................ 75 Figuur 18: Kennis en ingebruikname van financiële Vlaamse overheidsmaatregelen ......................... 76 Figuur 19: Kennis en ingebruikname van financiële Waalse overheidsmaatregelen ........................... 77 Figuur 20: Kennis en ingebruikname van financiële Brusselse overheidsmaatregelen ........................ 77 Figuur 21: Opvolging bij Belgische KMO's ............................................................................................. 82

Page 12: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef
Page 13: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

1

Inleiding

KMO’s hebben een belangrijke invloed op de hedendaagse economie dankzij hun bijdrage tot

werkgelegenheid en economische groei. Deze rol kan bevorderd worden indien deze

ondernemingen erin slagen om verder te groeien. Helaas is dit niet altijd even evident voor

KMO’s door de aanwezigheid van talloze groeibarrières die een hinder vormen op hun

ontwikkeling.

Er zijn al heel wat buitenlandse studies onderzocht omtrent deze groeibarrières bij

ondernemingen, maar een algemeen overzicht naar deze obstakels bij Belgische KMO’s is

beperkt. Bovendien spitsen de meeste studies zich dan toe op ofwel Vlaanderen enerzijds

ofwel Wallonië anderzijds en wordt er meestal slechts gevraagd naar enkele barrières. Het

doel van deze masterproef is om deze leegte op te vullen. Naast een algemeen beeld te

vormen voor België als een geheel, wordt er ook een vergelijkende studie uitgevoerd naar de

groeibarrières bij de Belgische KMO’s tussen de drie verschillende gewesten. Bovendien gaan

we ook na of er een verschil te bemerken valt tussen de verschillende soorten KMO’s qua

omvang: namelijk tussen micro-, kleine en middelgrote ondernemingen.

Het eerste deel bestaat uit 3 grote hoofdstukken en omvat een uitgebreide literatuurstudie

van het onderwerp. In het eerste hoofdstuk wordt een KMO gedefinieerd en wordt het belang

ervan in de hedendaagse economie besproken. In het tweede hoofdstuk komt ‘groei’ van een

onderneming aan bod, wat besproken wordt aan de hand van twee bekende groeimodellen.

Er wordt gekeken wat de literatuur vertelt over het verband tussen de grootte van een

onderneming en zijn groei. Daarna worden de verschillende soorten groei behandeld en op

welke wijze men dit kan meten. Het eerste deel sluit af met een laatste hoofdstuk over de

mogelijke groeibarrières voor KMO’s. Vooraleer elke barrière grondig wordt geëxpliqueerd,

wordt nagegaan welke rol de overheid speelt in dit verhaal en hoe dit beleid in elkaar zit in

België. Bovendien wordt telkens voor elke groeibarrière enkele reeds voorziene en mogelijke

toekomstige maatregelen van de overheid besproken. Dit laatste blijft echter beperkt, omdat

deze masterproef zich focust op de aanwezige problemen.

Page 14: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

2

Het tweede deel is het empirisch gedeelte van deze masterproef waarbij de groeibarrières bij

Belgische KMO’s worden onderzocht. In hoofdstuk 1 worden de gebruikte methode van de

steekproefbepaling en de vragen, die opgesteld waren in de enquête, beargumenteerd.

Hoofdstuk 2 verdeelt de steekproef in verschillende categorieën en controleert of elke groep

per categorie een representatief aandeel heeft in dit onderzoek. Het betreft indelingen per

gewest, per soort onderneming qua personeelsomvang en per sector. Het laatste hoofdstuk

bespreekt de resultaten van onze onderzoeksvragen. Naast België als een geheel, wordt er

ook onderzocht of er significante verschillen aanwezig zijn tussen de gewesten en tussen de

verschillende soorten ondernemingen.

Om de masterproef af te sluiten bestaat het laatste deel uit een algemeen besluit en

aanbevelingen. Het bevat een analyse van de resultaten van de belangrijkste bevindingen uit

het empirisch onderzoek. Daarnaast worden mogelijke toekomstige maatregelen voorgesteld

die de overheid zou kunnen invoeren om de KMO’s effectief te steunen. Ten slotte bevat dit

deel nog mogelijke hypothesen voor verdere onderzoeken die uitgevoerd zouden kunnen

worden.

Page 15: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

3

Literatuurstudie

HOOFDSTUK 1: Wat zijn KMO’s?

1.1 Definitie van een KMO

Om als KMO te worden geïdentificeerd, moet men eerst beschouwd worden als onderneming.

Volgens de definitie van het Europees Hof van Justitie (1991) is een onderneming: “elke

eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze

waarop zij wordt gefinancierd.”

Wanneer men een onderzoek doet naar of een vergelijking maakt tussen KMO’s, moet men

er zeker van zijn dat telkens dezelfde definitie wordt gebruikt. In België spreekt men van een

KMO wanneer de vennootschap maximaal 50 werknemers telt (UNIZO, 2013). Dit terwijl de

Europese definitie sinds 1 januari 2005 als volgt luidt:

“Tot de categorie micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) behoren

ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50

miljoen EUR of het jaarlijks balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt.

In een interne markt zonder binnengrenzen is het essentieel dat maatregelen ten behoeve

van KMO’S op een gemeenschappelijke definitie steunen om de samenhang en

doeltreffendheid ervan te verbeteren en concurrentievervalsing te beperken. Dit is des te

noodzakelijker vanwege de ruime interactie tussen nationale en EU-maatregelen om KMO’s

te helpen op gebieden zoals regionale ontwikkeling en financiering van onderzoek.” (Europese

Commissie, 2006). Om deze reden wordt een KMO in deze paper telkens volgens de Europese

definitie beschouwd, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld.

Aangezien dit een ruime definitie is van een KMO, wordt er een onderscheid gemaakt tussen

micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, gebaseerd op onderstaande tabel.

Page 16: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

4

Tabel 1: Drempels tussen de verschillende soorten KMO's. (Europese Commissie, 2006)

Een belangrijke opmerking hierbij is dat een onderneming zich aan de drempel van de

personeelsbezetting moet houden, maar ze heeft de mogelijkheid om te kiezen of zij het

omzetplafond of de balansdrempel respecteert. Het is dus niet nodig om aan beide laatste

twee criteria te voldoen om de status te behouden. Een bedrijf dat meer dan 250 werknemers

tewerkstelt en zich boven één van de financiële criteria bevindt, wordt dan een grote

onderneming genoemd. Om ten slotte volledig te kunnen voldoen aan de voorwaarden om

een KMO te zijn, mag niet meer dan 25% van de onderneming in handen zijn van een externe

grote onderneming (Europese Commissie, 2006).

We merken dat de Belgische definitie van een KMO overeenstemt met deze van micro- en

kleine ondernemingen van de Europese definitie.

Page 17: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

5

1.2 Het belang van KMO’s

1.2.1 Creëren van werkgelegenheid

Zowel nationaal als internationaal wordt de rol die kleine en middelgrote ondernemingen

spelen in de economie meer en meer erkend. De belangrijkste bijdrage die KMO’s wereldwijd

leveren is voor het zorgen van tewerkstelling. Ze zijn vooral belangrijk in de kleinere steden,

waar er geen bloeiende economie te vinden is (Europese Commissie, 2013).

1.2.1.1 KMO’s in Europa

Volgens “The annual report on European SME’s (2013)” van de Europese Commissie bestaan

er meer dan 20 miljoen Europese KMO’s, wat 99,8% uitmaakt van het totaal aantal

ondernemingen in Europa. Deze bedrijven zorgen voor een tewerkstelling van 86,8 miljoen

mensen (66,5% van alle Europese jobs) en hebben met een bruto toegevoegde waarde van

3,4 biljoen euro (in 2012) een cruciale invloed op de economie.

Micro Klein Middelgroot KMO's Groot Totaal

Aantal ondernemingen

Aantal 18.783.480 1.349.730 222.628 20.355.839 43.454 20.399.291

% 92,1% 6,6% 1,1% 99,8% 0,2% 100,0%

Tewerkstelling

Aantal 37.494.458 26.704.352 22.615.906 86.814.717 43.787.013 130.601.730

% 28,7% 20,5% 17,3% 66,5% 33,5% 100,0%

Toegevoegde Waarde

Miljoenen euro's 1.242.724 1.076.388 1.076.270 3.395.383 2.495.926 5.891.309

% 21,1% 18,3% 18,3% 57,6% 42,4% 100,0% Tabel 2: Aantal ondernemingen, werkgelegenheid en bruto toegevoegde waarde in Europa

(Europese Commissie, 2013).

1.2.1.2 KMO’s in België

1.2.1.2.1 Evolutie aantal KMO’s volgens gewest

In het KMO-rapport van Unizo (2014) wordt de Belgische definitie van een KMO (micro--en

kleine onderneming volgens Europese definitie) gehanteerd, wat het dus ingewikkeld maakt

om Belgische KMO’s te vergelijken met het buitenland. De resultaten van dit onderzoek vindt

u in onderstaande tabel.

Page 18: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

6

2003 2012

Absoluut Procent Absoluut Procent Groei Gemiddelde jaarlijkse groei

Vlaanderen 482 334 57,98% 571 839 57,74% 18,56% 2,06%

Wallonië 239 130 28,75% 268 918 27,15% 12,46% 1,38%

Brussel 93 519 11,24% 116 014 11,71% 24,05% 2,67%

Onbekend 16 866 2,03% 33 603 3,39% 99,24% 11,03%

Totaal 831 849 100,00% 990 374 100,00% 19,10% 2,12% Tabel 3: Het aantal en de groei van Belgische kleine en micro-ondernemingen in 2003 en 2012, per gewest.

Gebaseerd op cijfers van KMO-rapport 2013 van UNIZO - UCM - Graydon Belgium

Uit dit onderzoek blijkt dat er 990.374 micro- en kleine ondernemingen in België waren in

2012. Hiervan bevindt zich 58% in Vlaanderen, 27% in Wallonië, 12% in Brussel en ten slotte

3% ‘onbekend’ die niet toe te wijzen is aan een bepaald deelgebied. In het empirisch

onderzoek werd getracht deze verhouding te respecteren zodanig een betrouwbaar en

representatief beeld te krijgen van de resultaten.

In dit rapport werd ook de evolutie geanalyseerd tussen 2003 en 2012. In deze periode zijn er

19% extra KMO’s bijgekomen in Vlaanderen, wat neerkomt op een gemiddelde jaarlijkse groei

van 2,1%. In Wallonië en Brussel is er respectievelijk een stijging van 12,5% en 24% of een

gemiddelde jaarlijkse groei van 1,4% en 2,7%. In totaal zijn er 158.525 micro- en kleine

ondernemingen bijgekomen tijdens de 9 jaar. Dit wijst op een totale groei van 19% of een

totale gemiddelde jaarlijkse groei van 2% voor België.

Zoals eerder vermeld, laat men helaas middelgrote ondernemingen (bedrijven met aantal

werknemers tussen 49 en 250) buiten dit onderzoek. Maar uit ‘HRM in de West-Vlaamse KMO:

een stand van zaken’ (2011) van Anja Vanroose blijkt dat er in 2008 3.983 middelgrote

ondernemingen actief waren. Als we nu de assumptie maken dat dit aantal met dezelfde

totale gemiddelde jaarlijkse groei van 2% (zoals hiervoor berekend) is gestegen als de andere

soorten KMO’s, dan bekomen we een getal van 4320. We merken dat middelgrote

ondernemingen slechts een klein deel (0,43%) uitmaken van het totale aantal Belgische KMO’s

dat dan 994.694 bedroeg in 2012.

Page 19: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

7

1.2.1.2.2 KMO’s volgens sector

Een andere interessante opdeling die men kan maken, is de opdeling van KMO’s per sector.

Opnieuw moet worden vermeld dat onderstaande cijfers enkel berekend zijn voor de micro-

en kleine ondernemingen. Toch blijven de grafieken relevant, aangezien we dezelfde

verhouding verwachten voor de middelgrote ondernemingen en zij maar een minimum deel

(0,43%) uitmaken van het totaal aantal KMO’s.

Figuur 1: Aantal KMO's in Vlaanderen volgens sector.

(Gebaseerd op cijfers van KMO-rapport 2013 van Unizo - UCM - Graydon Belgium)

Figuur 2: Aantal KMO's in Wallonië volgens sector.

(Gebaseerd op cijfers van KMO-rapport 2013 van Unizo - UCM - Graydon Belgium)

0 20.000 40.000 60.000 80.000 100.000120.000140.000160.000180.000

DIENSTEN

ANDERE/ NIET GEKEND

BOUW

INDUSTRIE

DETAILHANDEL

HORECA

GROOTHANDEL

TRANSPORT

AUTOMOBIEL

175.504

119.876

71.678

65.023

50.607

32.569

27.807

14.313

14.462

Aantal KMO's in Vlaanderen volgens sector

0 10.000 20.000 30.000 40.000 50.000 60.000 70.000 80.000

DIENSTEN

ANDERE/ NIET GEKEND

BOUW

INDUSTRIE

DETAILHANDEL

HORECA

GROOTHANDEL

TRANSPORT

AUTOMOBIEL

73.039

65.880

33.666

32.445

26.666

16.377

8.255

7.953

4.637

Aantal KMO's in Wallonië volgens sector

Page 20: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

8

Figuur 3: Aantal KMO's in Brussel volgens sector.

(Gebaseerd op cijfers van KMO-rapport 2013 van Unizo - UCM - Graydon Belgium)

Uit bovenstaande grafieken blijkt dat de verhoudingen van de sectoren in alle gewesten

grotendeels gelijk zijn. Zo bevinden de meeste Belgische KMO’s zich vooral in de

dienstensector met respectievelijk 31%, 27% en 33% voor Vlaanderen, Wallonië en Brussel.

Daarna volgt de bouwsector met aandelen van respectievelijk 12,5%, 12,5% en 10%.

1.2.2 Creëren van economische groei

Economische groei van een land draagt bij tot de economische en sociale ontwikkeling en tot

het reduceren van de armoede. De hoofdoorzaak van economische groei is “the ability to

integrate with the global economy through trade and investment.” (OESO, 2004). Overheden

stellen de regels op, maar het zijn de bedrijven die zorgen voor dit ruilen en investeren.

KMO’s hebben een groot aandeel in deze economische groei, aangezien ze verantwoordelijk

zijn voor 61% van het BBP (zowel Belgisch als Europees). Niet voor niets worden KMO’s ook

wel de motor van de economische groei genoemd (Europese Commissie, 2014).

1.2.3 Creëren van innovatie

In vergelijking met stabiele grote bedrijven zijn KMO’s dynamischer en meer flexibel. Ze

kunnen sneller reageren op een wijziging in de marktvraag en indien het idee zou falen, kan

het ook eenvoudiger weer worden afgebroken. Zo worden telkens de gaten in de markt snel

gevuld en ontstaat er een efficiënte en competitieve markt. Jonge start-ups bijvoorbeeld

0 5.000 10.000 15.000 20.000 25.000 30.000 35.000 40.000

DIENSTEN

ANDERE/ NIET GEKEND

BOUW

INDUSTRIE

DETAILHANDEL

HORECA

GROOTHANDEL

TRANSPORT

AUTOMOBIEL

37.990

36.726

11.526

9.764

6.462

4.566

4.036

2.916

2.028

Aantal KMO's in Brussel volgens sector

Page 21: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

9

kunnen beter inspelen op de specifieke behoeften van de consument, waardoor de

monopolies van grote bedrijven beperkt worden. Organisaties die het meest effectief

reageren op marktwijzigingen worden dan ook beloond met een groei in omzet, winst en

tewerkstelling. (Furman et al., 2000)

Innovatie kan bestaan uit het commercialiseren van een nieuw product of dienst, maar ook in

het verbeteren van een productieproces wat tot stijgende productiviteit leidt. (OESO, 1997)

Paul Almeida, professor aan Georgetown University die 10 jaar onderzoek deed naar

innovatie bij KMO’s, bevestigt het bovenstaande:

“SMEs play a unique, active and critical role in the innovation process by their ability to

invent in the new technological space and to improve the high technology information

networks.” (Robu & Savlovschi, 2011)

Deze vorm van innovatie, waarbij jonge KMO’s met nieuwe producten of diensten op de markt

komen en de oude vervangen , wordt creatieve destructie genoemd. Dit wordt besproken in

‘The Theory of Economic Development’ van Schumpeter (1934), waarbij ondernemers

verantwoordelijk geacht worden voor de voortdurende innovatie.

1.2.4 Creëren van concurrentie

In het EU Competitiveness Report (2003) wordt concurrentie als volgt gedefinieerd. “A widely

accepted definition of competitiveness is the ability of an economy to provide its population

with high and rising standards of living and a high level of employment for all those willing to

work on a sustainable basis” (Europese Commissie, 2003).

Porter (1990) argumenteert dat op microniveau een bedrijf competitief voordeel kan halen

ten opzichte van zijn concurrenten op twee manieren, namelijk door kostenverlaging en

differentiatie. Het is net deze differentiatie waar KMO’s van kunnen profiteren om competitief

te kunnen zijn met de grotere bedrijven.

Concurrentie staat centraal om markten operationeel te houden en moedigt op zijn beurt

innovatie, productiviteit en economische groei aan (Godfrey, 2008). Zoals in het vorig puntje

beschreven, geldt ook de omgekeerde richting. De creatieve destructie van innovatie zorgt op

zijn beurt voor stijgende concurrentie en productiviteit. Dit leidt tot een vicieuze cirkel waarbij

Page 22: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

10

de bovenstaande vier kwaliteiten van KMO’s (creatie van werkgelegenheid, economische

groei, innovatie en concurrentie) verbonden zijn met elkaar en elkaar stimuleren, wat

resulteert in een toenemende welvaart.

1.3 Sterktes van KMO’s ten opzichte van grote ondernemingen

De grootte van een bedrijf is negatief gecorreleerd met operationele, structurele en

strategische flexibiliteit. Het primaire voordeel dat een KMO dan heeft ten opzichte van grote

logge ondernemingen, is zijn flexibiliteit om zich snel aan te passen aan wijzigingen in de vraag

van de markt (van der Weerdt et al., 2006).

Daarnaast is zijn organisatiestructuur veel eenvoudiger en is er meestal slechts één

beslissingsnemer, waardoor er veel sneller beslissingen kunnen worden genomen.

Van Kirk en Noonan (1982) verwoorden het als volgt: “Small businesses clearly have the ability

to strike fast, while their counterparts in big business sometimes are shackled with a

bureaucracy of red tape and a painfully slow decision-making process.” (Dejonckheere et al.,

2003)

Meer dan 70% van de Belgische KMO’s zijn bovendien familiebedrijven. Om hieraan te

voldoen, moet de meerderheid van het stemrecht op de algemene vergadering in handen zijn

van de eigenaarsfamilie en moet minstens één familielid actief zijn in het management

(Lambrecht & Molly, 2011). Deze familiale structuur zorgt voor extra werkmotivatie, vakkennis

en een vlotte communicatie tussen de werknemers (Donckels, 1989).

Mede omdat KMO’s juist zo klein zijn, kunnen ze zich meer focussen op nichemarkten en zich

meer specialiseren op de individuele behoeften van klanten (Lambrecht & Molly, 2011).

Helaas kent een KMO ook wat nadelen ten opzichte van een groot bedrijf zoals onder andere

het niet kunnen beschikken over schaalvoordelen, weinig onderhandelingskracht,

opvolgingsproblemen en gebrek aan informatie en aan managementkwaliteiten. Deze worden

bij de desbetreffende groeibarrières in hoofdstuk 3 nog besproken.

Page 23: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

11

HOOFDSTUK 2: Wat is groei?

2.1 Groeimodellen

Er bestaan verschillende theoretische modellen over de groei van ondernemingen.

Kenmerkend is dat men hun levenscyclus indeelt in verschillende fasen. In deze paragraaf

bespreken we twee van de bekendste groeimodellen.

2.1.1. Model van Greiner

Het belangrijkste groeimodel is waarschijnlijk het vijf-fasen-model van Greiner (1972). Greiner

beschrijft de groei van een onderneming als een opeenvolging van veranderingen,

verschillende ‘stages’ dat een bedrijf doorloopt, die veroorzaakt worden door crisissen. Elke

fase start met een periode van groei en stabiliteit en eindigt met een korte crisis. Indien de

bedrijfsleider erin slaagt deze crisis op te lossen, komt de onderneming in de volgende fase

terecht. Als de crisis niet goed gemanaged wordt, dreigt het bedrijf vast te geraken in een

bepaald stadium, met een eventueel faillissement of verkoop tot gevolg (Delmotte et al.,

2001).

1) Pioniersfase: Groei door creativiteit

In deze creativiteitsfase gaat het nog om een jong, relatief klein bedrijf. Er is veel informeel

overleg tussen bedrijfsleider en personeel met een platte organisatiestructuur en er is plaats

voor heel wat creativiteit. Doordat de organisatie snel groeit en complexer wordt, krijgt de

bedrijfsleider het moeilijk om te coördineren en het overzicht te bewaren. Er ontstaat een

leiderschapscrisis, die moet opgelost worden door managementkwaliteiten te verbeteren of

door het vinden van een goede manager die instaat voor het coördineren (Greiner 1972; In ’t

Veld, 2013; Tesselaar, 2010).

2) Managementfase: Groei door directie

Deze fase wordt gekenmerkt door het uitwerken van een functionele structuur en

standaardisatie, waarbij het lager management louter wordt behandeld als functionele

specialisten. Na een bepaalde tijd willen zij meer zelfstandigheid en ontstaat er een

autonomiecrisis. Dit wordt opgelost door de organisatiestructuur te decentraliseren, waarbij

Page 24: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

12

men in de derde fase van Greiner komt, namelijk de delegatiefase (Greiner 1972; In ’t Veld,

2013; Tesselaar, 2010).

3) Decentralisatiefase: Groei door delegatie

In de delegatie –of decentralisatiefase krijgt het middenmanagement meer autonomie en

worden ze verantwoordelijk gesteld voor de resultaten van de verschillende divisies. De

directie bevindt zich nu enkel nog op strategisch niveau en controleert de prestaties van de

afdelingen. Indien het bedrijf nu nog blijft groeien, wordt het voor de directie moeilijk om alle

divisiemanagers te kunnen controleren en coördineren. Om hierop een antwoord te kunnen

bieden, zal men moeten gebruik maken van speciale coördinatietechnieken (Greiner 1972; In

’t Veld, 2013; Tesselaar, 2010).

4) Standaardisatiefase: Groei door coördinatie en controle

Hier wordt er meer nadruk gelegd op de coördinatie tussen de verschillende divisies, via

formele controlesystemen. Alhoewel de managers nog altijd veel verantwoordelijkheid

hebben, worden ze nu telkens streng gecontroleerd. Nadeel is dat door het bureaucratische

systeem er het gevaar bestaat waarbij er zich een gebrek aan vertrouwen ontwikkelt tussen

de verschillende diensten (Greiner 1972; In ’t Veld, 2013; Tesselaar, 2010).

5) Collaboratiefase: Groei door participatie en samenwerking

In de collaboratiefase wordt de koude bureaucratie wat meer vervangen door sociale

controle, waarbij er gehamerd wordt op samenwerking tussen lijn- en stafafdelingen. Via een

matrixstructuur van de organisatie probeert men de hiërarchie te doorbreken. Om de

teamgeest aan te moedigen, kan de directie bonussen toekennen op basis van

gemeenschappelijke targets in plaats van individuele prestaties. De overgang naar deze fase

kan eventueel moeilijk zijn voor de experts die de formele organisatie hadden uitgewerkt in

de standaardisatiefase. Daarnaast kan door het vele nodige overleg een overlegcrisis ontstaan

waarbij het toezicht en controle grotendeels wegvalt (Greiner 1972; In ’t Veld, 2013; Tesselaar,

2010).

Page 25: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

13

6) Fase 6: Groei door ondernemen en allianties

In 1998 voegde Greiner nog deze extra fase aan zijn model toe. Samenwerkingsverbanden en

externe contacten kunnen de overlegcrisis oplossen en daarom moet er gezocht worden naar

mogelijke fusies en allianties. Hier schuilt dan wel nog het gevaar van een identiteitscrisis

waarbij de organisatie volledig door andere bedrijven wordt overgenomen en zijn eigen

identiteit verliest (In ’t Veld, 2013; Tesselaar, 2010).

Figuur 4: Groeimodel van Greiner: ontwikkelingsfasen van een onderneming (Schop, 2014)

2.1.2. Model van Churchill & Lewis

Een probleem met het model van Greiner, vanuit het standpunt van een ondernemer, is dat

het zich vooral toespitst op grote organisaties. Daarom wordt er in deze masterproef ook het

model van Churchill en Lewis (1983) besproken, dat gebaseerd is op dat van Greiner, maar

meer toegespitst is op KMO’s. Hier wordt er meer nadruk gelegd op het jonge bedrijfsleven

waarbij voldoende klanten en cash flow de voornaamste vereisten zijn. Of zoals Kelin Gersick,

Page 26: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

14

specialist in familiebedrijven, het verwoordt: “This model specifically pays attention to small

business. It’s not just looking back at huge corporations and how they got there.” (Henricks,

1997)

Net als het oorspronkelijk model van Greiner (1972) beschrijven Churchill en Lewis 5

groeifases (‘stages’) van een bedrijf. Het is dan ook niet verwonderlijk dat beide modellen veel

gelijkenissen vertonen.

1) Stage I: Existence

Hier is de bekommernis indien er een voldoende vraag is naar de aangeboden diensten of

producten om een volwaardig bedrijf op te bouwen. Is er genoeg kapitaal beschikbaar om uit

te breiden? In deze fase voert de ondernemer alle essentiële taken zelf uit (Churchill & Lewis,

1983).

2) Stage II: Survival

Door dit stadium te bereiken, heeft de onderneming gedemonstreerd dat er een toekomst is

weggelegd voor de zaak en dat de aangeboden diensten wel degelijk waarde creëren voor de

klanten. De voornaamste vraag is of er voldoende inkomsten verwezenlijkt worden om de

kosten te kunnen dekken en of het bedrijf over voldoende werkkapitaal beschikt (Churchill &

Lewis, 1983). Het belang hiervan voor een KMO wordt in het volgend hoofdstuk nog

uiteengezet.

3) Stage III: Success

De onderneming is in deze fase groot genoeg om functionele managers te hebben die veel

taken van de eigenaar overnemen. Bovendien moeten de eigenaars hier een belangrijke

beslissing nemen. Enerzijds kunnen ze tevreden zijn met de huidige grootte van hun

onderneming en beslissen ze om het uit te bouwen tot een stabiel en winstgevend bedrijf

(Stabiele Fase). Anderzijds, indien ze nog meer ambitie hebben, kunnen ze opteren om volop

voor een verdere uitbreiding te gaan en door te groeien naar het volgend stadium

(Doorgroeifase). Bij deze laatste optie gebeurt het vaak dat men de internationale markten

verkent en start met exporteren.

Page 27: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

15

Een groot deel van de ondernemers kan echter niet anders dan in de Stabiele Fase te blijven

door de aanwezigheid van meerdere groeibarrières (Churchill & Lewis, 1983).

4) Stage IV: Take-off

De ondernemer focust zich voortaan vooral op strategie en delegeren. De functionele

managers krijgen steeds meer en meer verantwoordelijkheid. Veel ondernemers hebben het

helaas moeilijk om sommige taken uit handen te geven en willen steeds bij alles betrokken

zijn wat in deze fase onmogelijk is.

Om te kunnen slagen in dit stadium moet het bedrijf naast managementkwaliteiten ook over

voldoende kapitaal beschikken om de uitbreidingen te financieren.

Meestal betreft het in dit stadium reeds middelgrote ondernemingen rond de honderd

werknemers (Churchill & Lewis, 1983).

5) Stage V: Resource Maturity

Hier is het belangrijk om na te gaan of de groei winst met zich heeft meegebracht. Hoewel het

bedrijf nu van schaalvoordelen zal kunnen genieten, is het belangrijk om te kijken hoe je de

voordelen van een KMO, namelijk flexibel zijn, kunt blijven behouden. Opnieuw moet ook het

management uitgebreid worden en moet regelmatig een budgetcontrole en een strategische

planning worden uitgevoerd (Churchill & Lewis, 1983).

Figuur 5: Kenmerken van een KMO in elke fase volgens het groeimodel van Churchill & Lewis (1983)

Page 28: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

16

In bovenstaande figuur kan je een overzicht vinden van de verschillende ‘stages’ van het

model van Churchill en Lewis, waarin voor elk stadium de verschillende types

managementstijlen, organisatiestructuren en strategieën worden weergegeven. Substage III-

D en Substage III-G stellen respectievelijk de Stabiele Fase en de Doorgroeifase voor.

Zoals te merken valt, om te kunnen groeien en de verschillende stadia te kunnen overlopen

heeft de eigenaar managementkwaliteiten nodig. In het begin primeert de creativiteit en het

ondernemen zelf, waarna meer en meer het belang van delegeren en een

langetermijnstrategie centraal staan. Of zoals in Churchill & Lewis (1983) wordt geciteerd:

“Doing versus delegating requires a flexible management.” In het empirisch deel wordt hier

dan ook naar gepolst.

Welk nut hebben de groeimodellen van Greiner en Churchill & Lewis nu voor een

onderneming? Bedrijfsleiders kunnen met behulp van deze modellen nadenken over de groei

van hun organisatie en kunnen de groeifase bepalen waarin hun bedrijf zich bevindt. Wanneer

dit is vastgesteld, kan men anticiperen op de mogelijke crisis die hen te wachten staat, om zo

de volgende fase te kunnen bereiken (In ‘t Veld, 2013).

2.1.3. Kritische bemerkingen op de groeimodellen

Hoewel deze theorieën reeds nuttig zijn gebleken, kennen ze ook enkele punten van kritiek.

Zo gaan beide modellen ervan uit dat bedrijven lineair de verschillende stages overlopen. Dit

terwijl het in de realiteit bijvoorbeeld perfect mogelijk is dat een bedrijf in de start-up zich

reeds onmiddellijk in de derde fase bevindt. Bovendien kan het soms gebeuren dat wanneer

een onderneming op een bepaald moment sterke groei kent, hij een fase overslaat.

Daarnaast bewijzen empirische studies dat de transities tussen de verschillende fases niet zo

discreet verlopen zoals Greiner en Churchill & Lewis beweren. Het gebeurt vaak dat een

onderneming zich tussen twee fases bevindt en er dus een overlap is (Merz et al, 1994). De

grootste zwakte van bovenstaande modellen is misschien wel de assumptie dat het van elk

bedrijf de bedoeling zou zijn om telkens te blijven groeien. Dikwijls beschikken ondernemers

over persoonlijke redenen om niet te willen uitbreiden en in een bepaald stadium te blijven

(Delmotte et al., 2001). Een kernvraag voor een familiebedrijf is of de volgende generatie over

de geschikte kwaliteiten bezit om een groeiende onderneming te managen (Henricks, 1997).

Page 29: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

17

In het empirisch onderzoek wordt daarom ook nagegaan hoe sterk privéredenen en

opvolgingsmoeilijkheden als een groeibarrière gelden voor de KMO’s.

Ondanks deze assumpties, mogen deze ‘stages’-modellen niet als nutteloos worden

bestempeld. Ze leveren een goed denkkader voor de bedrijfsleiders die wel bewust voor groei

kiezen. Zoals reeds vermeld, is hun voornaamste nut om mogelijk toekomstige crisissen te

achterhalen en hierop te anticiperen (Scott & Bruce, 1987).

2.2 Correlatie tussen de groei en de grootte van een bedrijf

Naast de bovenstaande groeimodellen, wordt er ook vaak het verband tussen de grootte en

de groei van een bedrijf besproken.

De meest eenvoudige theorie, namelijk de wet van ‘Gibrat’ (1931), veronderstelt dat de

groeivoet onafhankelijk is van de grootte van de onderneming. Elke onderneming van gelijk

welke grootte heeft dezelfde kans op proportionele groei (Debrulle et al., 2012; Goos &

Konings, 1999).

De conservatieve economische groeitheorieën gaan ervan uit dat, dankzij schaalvoordelen, de

groei van een bedrijf positief gecorreleerd is met hun grootte. Grote bedrijven zouden dus

voordelen hebben ten opzichte van kleine bedrijven en zouden daardoor sneller kunnen

groeien. Men dacht dus dat KMO’s slechts een kleine rol zouden spelen in de verdere groei

van de economie (Scase, 1997). In realiteit bleek dit echter niet te kloppen en meer en meer

studies begonnen juist een negatieve correlatie te vertonen tussen de grootte en de groei van

een bedrijf (Bartlett & Bukvic, 2001).

Er zijn verschillende mogelijke verklaringen waarom kleine ondernemingen sneller groeien

dan grote bedrijven. Jonge start-ups kunnen onzeker zijn over de kosten en de markt

binnentreden op inefficiënte schaal, maar kunnen er snel naar toe groeien (Jovanovic, 1982).

Een andere verklaring, zoals eerder vermeld, is dat kleine bedrijven flexibel zijn en zich snel

kunnen aanpassen en hierdoor ook meer mogelijkheid hebben tot groei. Daarnaast kunnen

grote bedrijven ook te maken hebben met negatieve schaaleffecten, veroorzaakt door een

toename in management-en controlekosten (Bartlett & Bukvic, 2001; Penrose, 1980).

Page 30: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

18

Helaas groeien KMO’s veel minder sterk dan verwacht of hebben ze zelfs moeite met te

overleven. Dit komt door de aanwezigheid van talloze groeibarrières (Cressy, 2006; Kirchof,

1994; Storey et al., 1987). Deze worden verder nog besproken en in deel 2 worden de

resultaten gerapporteerd van een onderzoek waarin de invloed van deze barrières op de groei

van Belgische KMO’s wordt bestudeerd.

2.3 Het belang van groei bij KMO’s

Groeiende KMO’s zorgen voor meer welvaart en zijn daarom een belangrijke stimulans voor

de economie van een land (Schumpeter, 1934; Acs, 2006). Dit doen ze door het creëren van

nieuwe jobs en hun bijdragen aan belastingen. Daarnaast veroorzaakt de groei van een

onderneming een sneeuwbaleffect door de stijgende vraag bij andere bedrijven zoals zijn

leveranciers (McIntyre, 2001).

Ook voor de onderneming zelf zijn er bij groei heel wat voordelen gemoeid. De grootste baat

die men heeft is het kunnen beschikken over schaalvoordelen zodanig men de vaste kosten

kan verspreiden over een grotere output waardoor de gemiddelde kost per eenheid

productie daalt. Dit maakt het mogelijk om het product goedkoper aan te bieden op de

markt wat tot een competitief voordeel leidt (Claessens, 1982; Delmotte et al.,2001).

Door te groeien wordt er ook een grotere omzet gecreëerd wat meestal leidt tot hogere

winsten en wat meer waarde oplevert voor de aandeelhouders. Het is belangrijk dat men als

KMO tijdens de groei de sterke kanten van een kleine onderneming, zoals flexibiliteit, zoveel

mogelijk probeert te behouden (Acs, 2006).

2.4 De groei van een onderneming bepalen

2.4.1 De verschillende soorten groeimaatstaven

In tegenstelling tot de macro-economische groei van een land, die gemeten wordt via het BNP

of BBP, bestaat er geen eenduidige maatstaf voor het meten van de groei in bedrijven. Men

kan de groei van een onderneming meten aan de hand van onderstaande factoren (GUBERNA,

2013):

Page 31: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

19

Grootte: Volume Omzet Aantal werknemers

Waarde: Eigen Vermogen

Winstgevendheid: ROI Cash Flow EBITDA

Kwaliteit: Marktaandeel Geografisch

Tabel 4: Verschillende soorten groeimaatstaven (GUBERNA, 2013)

Meestal wordt er geopteerd om ‘omzet’ of ‘aantal werknemers’ te gebruiken als

meetinstrument omdat dit het makkelijkst beschikbaar is. Het is perfect mogelijk dat een

onderneming groeit volgens de ene maatstaf, terwijl het volgens een andere maatstaf een

inkrimping vertoont. Om een waarheidsgetrouw beeld van de groei te kunnen krijgen, is het

dus noodzakelijk om verschillende maatstaven te onderzoeken (Delmar et al, 2003).

2.4.2 De verschillende soorten groei

Naast een onderscheid in de verschillende maatstaven om groei te meten, bestaan er ook

verschillende soorten groei.

Het belangrijkste onderscheid is dat tussen absolute groei en relatieve groei. Met absolute

groei bedoelt men de verandering in werkelijke cijfers van de bovenstaande maatstaven.

Relatieve groei is de procentuele verhouding tussen de toegenomen verandering en het

oorspronkelijk aantal (Coad & Hölzl, 2010; Van Nispen, 2010). Beide methodes zullen nu

verduidelijkt worden aan de hand van onderstaand voorbeeld.

Men kan een rangschikking opmaken van bedrijven gebaseerd op de gestegen omzet over een

bepaalde periode (absolute groei). In deze ordening zullen de grote bedrijven bevoordeeld

worden, aangezien een stijging met 100.000 euro voor een onderneming met initieel 300.000

euro hoger op de rangschikking zal komen dan een bedrijf dat een groei kende van 50.000

euro met een initiële vertrekpositie van 80.000 euro. Wanneer we echter deze bedrijven

zouden ordenen op basis van de relatieve stijging, zou dit laatste, kleinere bedrijf dan weer

bevoordeeld worden (ratio van 62,5%) tegenover de grote onderneming (ratio van 33,3%),

aangezien het eenvoudiger wordt geacht om een procentuele omzetstijging te verkrijgen

wanneer men een beperktere startpositie heeft (Van Nispen, 2010).

Page 32: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

20

De keuze tussen beide soorten groei heeft veel impact op de beleidskeuzes van de overheid.

Want indien men zich enkel baseert op de absolute stijging, zal het beleid zich vooral

toespitsen op de grotere bedrijven. Terwijl wanneer men zich concentreert op de relatieve

rangschikking, zal het overheidsbeleid vooral aandacht geven aan de kleine bedrijven. Om hier

een oplossing tegen te bieden heeft David Birch (1979) een gecombineerde groeimaatstaf

ontwikkeld die zowel rekening houdt met de absolute als met de relatieve groei, namelijk de

“Birch Index”. Om de Birch Index te berekenen, neemt men het product van de absolute groei

met de ratio van de relatieve groei.

Formule Groot Bedrijf Klein Bedrijf

Absolute Groei (AG) Xt21-Xt1

2 100.000 50.000

Relatieve Groei (RG) (Xt2 / Xt1) - 1 33,3 % 62,5%

Birch Index AG * RG 33.300 31.250

Tabel 5: Berekening Birch Index. Eigen voorstelling op basis van Van Nispen (2010)

Volgens de Birch Index blijkt dat er weinig verschil is in groei tussen het groot en het klein

bedrijf in ons voorbeeld. Dankzij deze groeimaatstaf kan er zowel gewicht worden gegeven

aan de absolute als aan de relatieve groei van bedrijven (Mitusch & Schimke, 2011; Van

Nispen, 2010).

Een ander onderscheid dat kan gemaakt worden, is tussen vrijwillige groei en gedwongen

groei. Bij vrijwillige groei heeft het management van een bedrijf een strategie uitgewerkt om

de doelen te bereiken. Anderzijds kan een bedrijf ook groeien, zonder dat men daar

oorspronkelijk de intentie voor had, veroorzaakt door een stijgende vraag van klanten naar

meer producten en betere prijzen (Louis & Macamo, 2011).

Ten slotte bestaat er nog een onderscheid tussen organische en aangekochte groei. Een

bedrijf groeit organisch wanneer de groei eerder natuurlijk is en te danken is aan de

1 Xt2 = Omzet van onderneming op tijdstip t2 2 Xt1 = Omzet van onderneming op tijdstip t1

Page 33: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

21

introductie van selectieve financiële en operationele strategieën. Aangekochte groei

daarentegen wordt, zoals het woord zelf zegt, verkregen door de aankoop en incorporatie van

andere bedrijven, binnen de eigen bedrijfsstructuur. Een belangrijke opmerking hierbij is dat

organische groei altijd zal leiden tot jobcreatie in het bedrijf, wat bij aangekochte groei niet

altijd het geval is. Zo kan een fusie tussen twee ondernemingen tot ontslagen leiden wanneer

sommige posities overbodig worden. Hier rijst de vraag of de overheid dit type van groei zou

moeten stimuleren of net niet. Op lange termijn zou een aangekochte groei dan wel weer

kunnen leiden tot extra arbeidsplaatsen via organische groei (Delmar et al, 2003; Van Nispen,

2010).

HOOFDSTUK 3: De groeibarrières bij KMO’s

Voorgaande hoofdstukken wezen op het belang van KMO’s en hun groei in de economie.

Helaas wordt hun groei gehinderd door meerdere groeibarrières die in dit hoofdstuk zullen

worden behandeld. Voor het empirisch onderzoek werden deze obstakels voorgelegd aan

Belgische bedrijfsleiders en geanalyseerd welke voor hen het meest aanwezig zijn. Deze

resultaten worden weergegeven in deel 2. Vooraleer we de groeibarrières overlopen,

bespreken we eerst welke rol de overheid speelt bij de groei van ondernemingen en zijn

barrières.

2.1 De rol van de overheid

2.1.1. Algemeen

De overheid van een land staat in voor diensten als welvaart, defensie, onderwijs, openbare

diensten en een gelijkwaardige inkomensverdeling. Dit doet ze voornamelijk door het innen

van inkomensbelastingen en vennootschapsbelastingen. Daarnaast is ze ook verantwoordelijk

voor het controleren van mogelijke fraude bij ondernemingen. Om dit uit te voeren, bestaan

er allerlei wetten, regels en administratieverplichtingen waaraan ondernemers zich moeten

houden (OESO, 1997).

Page 34: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

22

Gelukkig beseft de overheid het belang van KMO’s voor de welvaart. Zo creëren ze

werkgelegenheid en zorgen ze voor extra belastinginkomsten. Daarom hebben zo goed als alle

ontwikkelde landen diensten opgebouwd om hulp te bieden aan de kleine zelfstandigen. Deze

hulp kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming via subsidies, maar kan ook bestaan uit

gespecialiseerde overheidsdiensten die advies aanbieden aan bestuurders (Storey, 1998). Zo

is 25% van de steunprogramma’s van de OESO-landen specifiek gericht op KMO’s (OESO,

1997).

Het is belangrijk dat de communicatiekloof tussen de overheidsdiensten en de bedrijfsleiders

van KMO’s in beide richtingen klein wordt gehouden. Enerzijds is het noodzakelijk dat de

overheid goed inziet welke barrières het meest hun groei hinderen, om zo effectieve

maatregelen te kunnen invoeren (Al-Hyari, 2013). Anderzijds moeten de bestuurders op de

hoogte zijn van de mogelijke hulpdiensten, vooraleer ze ervan kunnen profiteren (Donckels &

Degadt, 1980). Om deze laatste reden wordt in het onderzoek ook gepeild naar de kennis van

bestaande hulpfondsen bij bedrijfsleiders.

Er bestaan meningsverschillen in welke levensfase de overheid KMO’s zou moeten bijstaan.

Sommigen zijn van mening dat de overheid het eenvoudiger zou moeten maken om een start-

up uit de grond te stampen, terwijl anderen vinden dat het overheidsbeleid zich meer zou

moeten richten tot de groei van reeds bestaande ondernemingen (OECD, 1997).

2.1.2. Het Belgisch overheidsbeleid

Omdat het empirisch onderzoek zich toespitst op Belgische KMO’s en het beleid van de

Belgische Overheid een belangrijke invloed heeft op hun groei, wordt dit beleid hier bondig

besproken.

De meeste OESO-landen hebben naast een federaal beleid, ook een KMO-beleid aangeboden

door de regionale overheden. Zo ook biedt België aparte diensten en hulpfondsen aan per

gewest en moet elke KMO een aanvraag indienen bij hun eigen gewest om hier een beroep

op te kunnen doen.

Het aanspreekpunt voor ondernemers van het Vlaams Gewest is het Agentschap

Ondernemen. Hier kunnen ondernemers terecht voor informatie over financiering, subsidies

Page 35: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

23

en vergunningen. Deze instelling ondersteunt het starten, de groei en de bedrijfscontinuïteit

van ondernemingen. Via onder meer de KMO-portefeuille en een specifiek groeibeleid poogt

men de groei bij KMO’s verder te stimuleren (Agentschap Ondernemen, 2015).

Impulse.brussels informeert en oriënteert de Brusselse ondernemers over de beschikbare

steunmaatregelen en subsidies.

Om de kleinere bedrijven bij te staan, implementeert de Waalse Overheid ten slotte het

Europees Small Business Act (SBA), opgesteld door de Europese Commissie. De Small Business

Act (Europese Commissie, 2008) werd ontworpen om gunstige voorwaarden te creëren voor

de groei en het duurzame concurrentievermogen van de Europese KMO’s. Het bestaat uit de

volgende 10 principes die zouden moeten geïmplementeerd worden in de Europese

deelstaten.

Principe 1 Creëren van een ondernemerschapsvriendelijke omgeving

Principe 2 Eerlijke, maar failliete ondernemers een tweede kans aanbieden

Principe 3 “Think Small First”: specifiek rekening houden met KMO’s tijdens het

opstellen van nieuwe regels

Principe 4 Administratieve vereenvoudiging voor KMO’s

Principe 5 Vergemakkelijking van de toegang tot overheidsopdrachten voor KMO’s

Principe 6 Vereenvoudig de toegang tot financiering voor KMO’s

Principe 7 KMO’s aanmoedigen om te profiteren van de voordelen van de

gemeenschappelijke interne markt

Principe 8 Investeringen in innovatie en R&D promoten

Principe 9 KMO’s informeren over het potentieel van milieuvriendelijke en energie-

efficiënte investeringen

Principe 10 KMO’s aanmoedigen en steunen om te internationaliseren

Tabel 6: De 10 principes van de Small Business Act. Gebaseerd op Service Public de Wallonie (2011)

Page 36: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

24

In Wallonië concretiseert men het SBA door het uitvoeren van een economisch herstelplan,

namelijk het Marshall Plan en zijn opvolgers het groene Marshall Plan 2.0 en Marshall Plan

2022. Hierbij wordt er voornamelijk op 4 principes van het Europese SBA gefocust, namelijk:

ondernemerschap (principe 1), financiering (principe 6), innovatie (principe 8) en

internationalisering (principe 10) (Service Public de Wallonie, 2011).

Bij de desbetreffende barrières zullen er geregeld voorbeelden worden gegeven van reeds

ingevoerde steunmaatregelen van de Vlaamse Overheid. Impulse.brussels en het Waalse SBA

stellen meestal gelijkaardige maatregelen ter beschikking, maar dan onder een andere naam.

Aangezien er een uitgebreide spinnenweb bestaat van steunmaatregelen en deze

masterproef zich concentreert op de groeibarrières en niet op het overheidsbeleid, zal dit

echter beperkt blijven. Voor een meer uitgebreid overzicht van mogelijke ondernemingssteun

wordt verwezen naar de desbetreffende sites van de regionale overheden en andere

(toekomstige) literatuur.

2.2 De soorten groeibarrières

Na een grondige literatuurstudie werden er 16 barrières gevonden die mogelijk de groei van

een KMO kunnen hinderen. Deze worden hier verder toegelicht en daarnaast worden ook

bevindingen van vroegere Belgische studies weergegeven. Overigens worden enkele reeds

ingevoerde maatregelen van de overheid en mogelijke toekomstige oplossingen vermeld.

2.2.1. Toegang tot financiering

2.2.1.1. De financieringscyclus en mogelijke financieringsbronnen

Alhoewel banklening de voornaamste financieringsbron is van een KMO, kan men ook van

verscheidene andere instrumenten gebruik maken. Dit wordt besproken in de

financieringscyclus van Berger en Udell (1998) waarin de optimale kapitaalstructuur van een

KMO afhankelijk is van de grootte van het bedrijf. Dit proces ontstaat door het feit dat de

financiële behoeften en mogelijkheden van een onderneming wijzigen met zijn groei. Deze

cyclus kunnen we dus combineren met de verschillende fases van het reeds besproken

groeimodel van Greiner (1972).

Page 37: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

25

In de pioniersfase heeft een ondernemer de intentie om de haalbaarheid van zijn idee en de

mogelijke winstgevendheid uit te testen. Aangezien hier nog geen bewijs is van mogelijk

toekomstig succes, zullen investeerders en banken weigerachtig zijn om kapitaal te injecteren.

Daarom is het noodzakelijk dat de ondernemer eerst wat van zijn eigen middelen investeert.

Hiermee toont hij ook aan dat hij zelf veel vertrouwen heeft in zijn project, aangezien hij

zichzelf kwetsbaar opstelt. Indien de ondernemer over te weinig eigen middelen beschikt, kan

hij ook vrienden of familie (ook wel FFF genoemd: ‘Friends, Family & Fools’) proberen te

overtuigen om mee te investeren in zijn project (Maesen, 2009). Een recent fenomeen dat aan

populariteit begint te winnen is crowdfunding. Hier probeert de ondernemer de nodige

financiering via een online platform in te zamelen, waarbij een groot aantal personen elk een

kleine bijdrage kunnen leveren (Walterus & Vandendriessche, 2013).

Wanneer het idee succesvol blijkt te zijn en een volwaardige onderneming wordt uitgebouwd,

heeft de ondernemer nood aan extra kapitaal. Banken zijn in deze fase nog weigerachtig om

een lening aan te bieden en daarom moet er vaak gebruik gemaakt worden van risico-of

durfkapitaal. In ruil voor een financiële tegemoetkoming, krijgt de investeerder of

investeringsmaatschappij een participatie in de aandelen. Deze financieringsvorm verstevigt

dus het eigen vermogen, maar vermindert de beslissingsmacht van de oprichter. Wanneer het

een individuele investeerder betreft, wordt dit een business angel genoemd. Als men een

meer aanzienlijk bedrag nodig heeft, doet men beroep op een investeringsmaatschappij wat

een venture capital heet. Van zowel business angels als venture capitals is het de bedoeling

om de onderneming in de eerste jaren bij te staan, maar dan na aantal jaren hun aandelen

opnieuw te verkopen om een zo’n hoog mogelijk rendement te bekomen (Danis & De Clercq,

2012; Maesen, 2009; Vereenooghe & Wauters, 2012).

Een belangrijke kortetermijnschuldfinanciering voor kleine ondernemingen is het handels-of

leverancierskrediet. Hiermee wordt het betalingsuitstel bedoeld dat toegekend is door de

leveranciers aan de onderneming. Indien de bedrijfsleider voldoende tijd krijgt om de

leveranciers te betalen, is er meer cash flow beschikbaar waardoor er minder geleend moet

worden (Maesen, 2009).

Wanneer de KMO een stabiel leven begint te leiden in de decentralisatiefase en reeds

onderpand kan aanbieden, kan men een beroep beginnen doen op bankleningen. De

Page 38: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

26

ondernemer zal nu wel interest moeten betalen, maar heeft het voordeel dat hij nu geen

aandelen meer ter beschikking moet stellen en zo eigenaar blijft van zijn bedrijf (Danis & De

Clercq, 2012; Maesen, 2009; Vereenooghe & Wauters, 2012).

Indien de KMO erin slaagt om te evolueren naar een grote onderneming, kan men de publieke

financiële markten verkennen. Het bedrijf kan obligaties beginnen uitgeven of zijn aandelen

te koop aanbieden aan het publiek via een beursintroductie (Maesen, 2009).

In de volgende figuur worden de verschillende financieringsbronnen weergeven bij de

desbetreffende groeifases (x-as) en het relatief bedrag van de gemiddelde investering (y-as).

Figuur 6: Financieringsinstrumenten doorheen de verschillende groeifases.

Eigen voorstelling op basis van Greiner (1972), Maesen (2009) en Vereenooghe & Wauters (2012)

Net als overgangsfases van de groeimodellen verschillen deze financieringsinstrumenten van

bedrijf tot bedrijf en kan het bijvoorbeeld voorkomen dat men eerst een banklening krijgt en

pas daarna extra kapitaal ophaalt via crowdfunding.

Page 39: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

27

2.2.1.2. Pecking Order Theory & Static Trade Off Theory

Naast de financieringscyclus bestaan er andere economische theorieën die proberen de

kapitaalstructuur en de gebruikte financieringsbronnen van een onderneming te verklaren.

De “Pecking Order Theory” rangschikt de mogelijkheden volgens financieringsvoorkeur. Zo

zullen bedrijven zich bij financiering van hun activiteiten eerst richten op overgedragen

winsten en eigen kapitaal. Vervolgens zullen ze gebruik maken van vreemd vermogen door

leningen aan te gaan. Indien er ten slotte nog extra financiering nodig zou zijn, zal men

overgaan tot het uitgeven van aandelen in ruil voor kapitaal (Majluf & Myers, 1984; Vijfvinkel,

2011).

De “Static Trade Off Theory” zoekt de ideale verhouding tussen de financiering met eigen en

met vreemd vermogen. Hierbij wordt er rekening gehouden met het belastingvoordeel en de

interestkosten van het vreemd vermogen, waarbij de waarde van de onderneming maximaal

is (Miller & Modigliani, 1958; Vijfvinkel, 2011).

2.2.1.3. Bankfinanciering bij KMO’s

Volgens het onderzoek van Wagenvoort (2009) blijken Europese KMO’s last te ondervinden

van een structureel financieringsprobleem. Kleine ondernemingen hebben minder eenvoudig

toegang tot bankfinanciering in vergelijking met grote bedrijven en kunnen zo hun

groeipotentieel niet ten volste benutten.

Een eerste vaststelling is dat banken minder geneigd zijn om leningen uit te geven aan KMO’s

dan aan grote ondernemingen. Dit is enigszins logisch aangezien de kans op falen vaan bedrijf

negatief gecorreleerd is met zijn grootte en leeftijd. Zo hebben start-ups een probabiliteit van

meer dan 50% om opnieuw te verdwijnen na vijf jaar (OESO, 1997). Daarnaast is het voor

banken moeilijk om de kredietwaardigheid van een jonge, kleine onderneming te controleren.

Van beursgenoteerde ondernemingen kent men hun krediethistorie en kan men eenvoudig

allerlei financiële gegevens raadplegen. Een laatste reden voor een eventuele weigering is dat

KMO’s minder onderpand kunnen aanbieden om de kredietgever te kunnen verzekeren

(Wagenvoort, 2009).

Page 40: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

28

Indien een KMO erin slaagt om een lening te bemachtigen, gebeurt dit dikwijls aan hogere

interestvoeten veroorzaakt door bovenstaande factoren. Een andere verklaring is dat er vaste

kosten aangerekend worden wanneer een bank een lening uitgeeft. Dit valt duurder uit voor

de relatief kleine leningen van KMO’s in vergelijking met grote bedragen. Ten slotte beseffen

banken dat KMO’s grotendeels afhankelijk zijn van hen om financiering te bekomen waardoor

ze hogere interestvoeten kunnen eisen. Grote bedrijven kunnen naast de banken, makkelijker

terecht op de globale financiële markten om eventueel obligaties uit te geven om geld te

verkrijgen (Wagenvoort, 2009).

Bovenstaande wordt voor Belgische KMO’s bevestigd door onderzoeken van Deloitte

Fiduciaire (2013) en KeFIK (2013) waar bijna 60% van de bedrijfsleiders moet toegeven dat ze

moeite hebben om aan nieuw krediet te geraken.

Gelukkig is de overheid zich bewust van deze financiële barrière en heeft in het verleden reeds

acties ondernomen om KMO’s hierbij te helpen. De bekendste federale maatregelen zijn het

participatiefonds, waar de overheid krediet verstrekt aan KMO’s tegen lage rentevoet, en het

waarborgfonds, waarbij ze de toegang tot bankleningen voor ondernemingen bevordert door

in te staan voor de waarborg (Szafran, 2005). Maar naast deze federale maatregelen, wordt

dit grotendeels overgelaten aan de regionale overheden van de gewesten. Elk bedrijf kan dus

een aanvraag indienen bij hun desbetreffende gewest om een steunfinanciering te kunnen

bemachtigen.

De voornaamste financiële steunmaatregelen van elk gewest worden hierna besproken. In de

experimentele studie wordt dan ook onderzocht naar de kennis van deze instituties bij

bedrijfsleiders en de gebruikmaking ervan.

Vlaams Gewest

De Vlaamse Overheid heeft in de laatste afgelopen jaren samen met investeringsmaatschappij

PMV de volgende soorten fondsen opgericht ten voordele van de financiering voor KMO’s.

1) Het Vlaams Innovatiefonds (Vinnof) verstrekt risicokapitaal aan starters met frisse ideeën

(tot 5 miljoen euro per jaar). Private kapitaalverschaffers zijn vaak niet bereid innovatieve

starters te financieren, omdat zij het risicoprofiel van die bedrijven te hoog inschatten.

Page 41: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

29

2) TINA-fonds met een beheer van 200 miljoen euro aan risicokapitaal, geschikt voor private

financiering.

3) Arkimedesfonds: een samenwerking tussen officieel erkende private kapitaalverschaffers

of ARKIV’s en de Vlaamse overheid. Voor elke euro die een ARKIV beslist te investeren, legt de

Vlaamse overheid een euro bij. Zo tracht Vlaanderen het aanbod aan risicokapitaal voor

KMO’s te verdubbelen. Investeerders worden aangetrokken door een voorziening van

kapitaalgarantie en een fiscaal voordeel.

4) Overheidswaarborg: Bedrijven die een lening willen aangaan voor de financiering van

energiebesparende investeringen, maar dit niet kunnen afsluiten bij financiële instellingen

door gebrek aan voldoende waarborgen, kunnen een beroep doen op een regeling waarbij de

Vlaamse Overheid instaat voor 75% van de waarborg.

5) De Winwinlening: Wie als vriend, kennis of familielid een winwinlening toekent aan een

bedrijf, krijgt een jaarlijkse belastingkorting van 2,5 % op het openstaande kapitaal (maximum

200.000 euro). Deze maatregel zorgt ervoor dat het eenvoudiger is om kapitaal te vinden in

de directe omgeving en zo wordt dus de FFF-financiering bevorderd.

6) Fonds Vlaanderen Internationaal (FVI): Hulp voor Vlaamse bedrijven met projecten in het

buitenland, zoals het opzetten van een nieuwe fabriek of het lanceren van een joint venture.

Indien de banken te strenge kredietvoorwaarden en waarborgen eisen, kan men als KMO ook

nog de Kredietbemiddelaar raadplegen. Deze dienst kan helpen om te bemiddelen met de

bank om tot een oplossing te komen. Anno 2013 werd voor 60 procent een oplossing

gevonden en meer dan 2500 bedreigde arbeidsplaatsen konden worden gered (Agentschap

Ondernemen, 2015).

Brussels Gewest

Net zoals de Vlaamse overheid voorziet ook het Brussels Gewest enkele belangrijke

steunmaatregelen wat betreft de nodige financiering voor hun KMO’s. Dit wordt geregeld via

de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (G.I.M.B.). Deze komt tussen om de

reorganisatie of de expansie van private ondernemingen die in het Brussels Hoofdstedelijk

Gewest gevestigd zijn financieel te ondersteunen. Naast deze activiteit bevat G.I.M.B. ook

Page 42: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

30

onderstaande filialen die meer gericht zijn op de financiering van jongere bedrijven

(Impulse.brussels, 2015).

1) Brustart: Investeringsmaatschappij gericht op jonge Brusselse ondernemingen

in oprichtingsfase of jonger dan 5 jaar.

2) Brucofin: Filiaal van G.I.M.B. met als opdracht de toegang tot financiering voor

KMO’s te vergemakkelijken. Dit doet ze door een deel van de aangevraagde

leningen bij kredietinstellingen mee te helpen co-financieren.

3) Exportbru: Biedt financieringen aan voor Brusselse KMO's die met export willen

beginnen of zich in het buitenland willen vestigen.

4) Brusoc: Fonds dat financiële steun aanbiedt aan micro-ondernemingen en

kleine zelfstandigen in de lokale en sociale economie.

5) Brupart: Wordt opgesplitst in:

‘Boost-me’: microfinanciering voor starters

Brufin’: co-financiering van KMO’s

Naast de filialen van het G.I.M.B. biedt het Brussels Gewest ook ‘Be Angels’ aan. Deze dienst

tracht ondernemers, die op zoek zijn naar financiële middelen, en privé-investeerders, die

bereid zijn te investeren, samen te brengen.

Ten slotte heeft men nog het Brussels Waarborgfonds die als opdracht heeft om aan

kredietinstellingen een deel van de vereiste waarborgen toe te kennen, aangaande

kredietleningen van KMO’s (Brussels Waarborgfonds, 2015).

Waals Gewest

Aangezien toegang tot financiering als principe 6 van het SBA geldt, voorziet ook Wallonië

enkele instrumenten voor hun KMO’s.

De belangrijkste financieringsinstelling van het Waalse Gewest is Sowalfin met haar filialen.

Haar voornaamste activiteiten zijn waarborg voorzien en co-financieren (Sowalfin, 2015).

Page 43: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

31

Filialen van Sowalfin:

1) Socamut: Waarborgmaatschappij voor micro-bedrijven om hun toegang tot

investeringskredieten te bevorderen.

2) Sowaccess: Uitwisselingsplatform, gespecialiseerd in overdracht van KMO’s. Heeft als

missie het contact tussen verkoper en overnemer te bevorderen en hen te informeren

over de problematiek van de verkoop/overname van een bedrijf.

3) Sofinex: Filiaal van Sowalfin samen met AWEX en SRIW. Heeft als doel om de export

en buitenlandse investeringen van KMO’s aan te moedigen via het aanbieden van

financiële hulp zoals kredietwaarborgen, kapitaalparticipaties, leningen...

4) Novallia: Legt zich toe op financiering van innovatieve projecten via voordelige

achtergestelde leningen.

Dit zijn de voornaamste fondsen die aangeboden worden door de verschillende gewesten.

Voor nog alternatieve maatregelen en de voorwaarden ervan wordt doorverwezen naar de

overheidssites van de gewesten.

Helaas zouden er te weinig ondernemingen op de hoogte zijn van deze fondsen en er daardoor

ook geen gebruik van maken. Of dit werkelijk het geval is, wordt getest in de vragenlijst.

Europa

Niet alleen de Belgische overheid, maar ook de Europese Unie kan voor meer ademruimte

voor KMO’s zorgen. Naast het oprichten van het Small Business Act heeft de Europese

Commissie er ook voor gezorgd dat de regels voor durfkapitaal in elk land van de EU

gelijkgeschakeld zijn. Een gemeenschappelijke definitie en wetgeving voor de aanbieders van

durfkapitaal, zorgt ervoor dat dit kapitaal eenvoudiger verspreid kan worden doorheen

Europa (De Wilde, 8 december 2011).

2.2.2. Administratieve lasten

De overheid heeft als functie om de economische activiteiten van bedrijven te controleren

opdat er rechtszekerheid zou bestaan die nodig is voor een bloeiende economie. Dit doet ze

Page 44: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

32

door een uitgebreide regelgeving uit te werken en verplichte rapportering op te leggen aan

de Belgische bedrijven. Maar net zoals de samenleving, wordt deze regelgeving steeds

complexer, wat leidt tot een administratieve rompslomp voor de huidige KMO’s. Dit is

tijdsintensief en verhindert de bedrijfsleiders om hen volledig te kunnen focussen op de

kernactiviteiten van hun onderneming. De ingewikkelde wetgeving zorgt er bovendien voor

dat de bedrijfsleiders nood hebben aan extern advies van specialisten, wat extra kosten met

zich meebrengt (Katsoulacos, Makri & Bageri, 2011; OESO, 2013). De reguleringslasten

worden door de Europese Commissie gedefinieerd als “all costs that result from mandatory

obligations placed on businesses by public authorities on the basis of a law, decree or similar

act.” (Katsoulacos et al., 2011)

Onder administratiekosten verstaat men al de tijd en de kosten die nodig zijn om de

overheidsreguleringen te begrijpen en om de benodigde informatie te rapporteren aan de

overheidsdiensten (voornamelijk personeelskosten). De bekendste voorbeelden zijn het

opmaken van facturen, vergunningen aanvragen, contracten voor personeel, opmaken van

jaarrekening, arbeidsinspecties, werkvoorschriften… (Hampton, 2004; VBO, 2012)

Aangezien dit kosten zijn die geen extra omzet opleveren, belemmert dit de groei van een

KMO. Grote bedrijven kunnen het zich permitteren om mensen in dienst te nemen die

verantwoordelijk zijn voor de administratie en op de hoogte blijven van wijzigingen in wetten

en van legale achterpoortjes. Bij micro-ondernemingen is dit eerder de bestuurder die

hiermee moet bezig zijn en dus tijd verliest om te focussen op de kernactiviteit van zijn

onderneming. Een ander nadeel voor KMO’s is dat het de bijkomende vaste kosten minder

kan spreiden over hun omzet in vergelijking met multinationals. (Hampton, 2004)

Dat administratieve lasten de bedrijfsgroei zwaar belemmeren is reeds gebleken uit

uitgevoerde onderzoeken. Een rondvraag van Unizo (2013) bij meer dan 900 KMO’s vertelt

ons dat ondernemers gemiddeld 15,7 uur per week bezig te zijn met administratie. Gemiddeld

werkt een zelfstandige 58,7 uur per week, wat concreet betekent dat hij een kwart van zijn

werkuren aan administratie besteedt. Naast deze inefficiënte tijdsbesteding, wordt ook nog

een deel van de administratie uitbesteed wat ook nog tot extra kosten leidt (gemiddeld tussen

5% en 10% van de omzet). Bovendien blijkt dat zelfs 24% niet meer opnieuw zou starten als

ondernemer, indien ze bij de oprichting hadden geweten hoeveel administratie het beheren

Page 45: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

33

een onderneming met zich meebrengt. Dit wordt ook bevestigd door een studie van de Human

Resources dienstverlener van SD Worx (2011) waaruit blijkt dat administratieve

vereenvoudiging topprioriteit is voor de Belgische KMO’s. Bedrijfsleiders van KMO’s willen in

de eerste plaats meer kunnen werken en minder tijd verliezen met administratie en

regelgeving.

Naast de complexe administratie zitten ook de procedures voor subsidieaanvragen te

ingewikkeld in elkaar. Uit een tevredenheidsenquête van het Vlaams innovatieagentschap

IWT blijkt dat 28% van de bedrijfsleiders de procedures, die ze moeten doorlopen om een

subsidie te ontvangen, veel te complex vinden. Het grootste deel van de subsidies gaat naar

overheidsbedrijven of multinationals omdat ze te moeilijk bereikbaar zijn voor KMO’s. Het is

voor hen niet makkelijk om de weg te vinden in de jungle van steunmaatregelen, de

langdradige wachttijden en de extra administratie die erbij komt kijken (Moens, 16 januari

2014).

Het doel van de overheid moet zijn om deze bedrijfskosten zo laag mogelijk te houden zonder

controleverlies op te lopen. Dit doet ze voornamelijk via de DAV die als opdracht heeft om

maatregelen voor te stellen die de administratieve complexiteit voor ondernemingen kan

beperken (Dienst Administratieve Vereenvoudiging, 2015.)

Het recent uitgegeven Federale KMO-plan bevat concrete maatregelen betreffende

administratieve vereenvoudiging. De doelstelling is om de administratieve lasten met 30% te

verminderen. Dit wil men bereiken door de elektronische facturatie uit te breiden, een

verbetering van toegankelijkheid van overheidsopdrachten voor KMO’s en een

vereenvoudiging van de wetgeving op de jaarrekening. Een voorbeeld van een concrete

maatregel is de maandelijkse verplichting tot BTW-aangifte voor kleine bedrijven op te

trekken van een omzet van 1 miljoen euro naar 2,5 miljoen euro. Daardoor zullen van de nu

100.000 bedrijven er 30.000 minder elke maand een aangifte moeten doen. Zij zullen zich

voortaan kunnen beperken tot een trimestriële aangifte (Van Schoors & Bievez, 2015).

Daarnaast werd in 2013 het voorontwerp van de wet betreffende de geïntegreerde

regelgevingimpactanalyse (geïntegreerde RIA) goedgekeurd door de Ministerraad. Dit houdt

in dat bij elke nieuwe wet die op de ministerraad wordt voorgelegd, eerst de impact ervan op

Page 46: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

34

KMO’s wordt geanalyseerd. Indien deze wet de administratieve verplichtingen of financiële

lasten van een KMO of zelfstandige te hard zou verzwaren, dan zou men een alternatieve

oplossing moeten zoeken (Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, 2013).

Verdere maatregelen worden ook Europees aangemoedigd, aangezien administratieve

vereenvoudiging voorkomt als vierde principe in het eerder vermelde Small Business Plan.

Mogelijke toekomstige maatregelen van de overheid zijn om te onderzoeken waar men verder

kan vereenvoudigen en digitaliseren. Een studie van KPMG & DAV (2015) vertelt dat een

volledige overschakeling naar automatische facturatie ons land 3,37 miljard euro aan

besparingen zou opleveren.

Bovendien moeten de verschillende overheden beter met elkaar communiceren en de

overlappende diensten moeten worden weggewerkt, opdat een ondernemer niet telkens

dezelfde gegevens aan verschillende overheden moet bezorgen. Voor verdere en meer

concrete voorstellen van UNIZO wordt verwezen naar het onderzoeksrapport van UNIZO.

2.2.3. Het vinden van geschikt personeel

Uit een studie van SD Worx (2011) blijkt dat 61,7 % van de Vlaamse KMO’s vacatures heeft die

niet ingevuld geraken (Racquet, 5 november 2011). Het vinden van geschikt personeel is een

derde barrière die groei van een KMO kan belemmeren.

In mei 2014 telde de RVA 49 000 openstaande arbeidsplaatsen. Dit terwijl er 568 000 niet-

werkende werkzoekenden werden opgetekend, waarvan 108 000 in Brussel, 218 000 in

Vlaanderen en 243 000 in Wallonië (Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, 2014).

Dus hoewel er globaal gezien een overschot is van arbeidsaanbod, raken er veel vacatures niet

ingevuld. Het aantal openstaande vacatures kan zowel worden toegeschreven aan frictionele

factoren (enige tijd is nodig alvorens aanbod van en vraag naar werk op elkaar zijn afgestemd)

als aan structurele factoren, zoals mismatches tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt

(Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, 2014).

Wanneer er dan een overeenstemming is tussen een vacature en een passende kandidaat, is

het als KMO moeilijk om op te boksen tegen de aangeboden arbeidsvoorwaarden van de

Page 47: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

35

grotere bedrijven. Deze laatste hebben troeven als naambekendheid, hoge lonen, extralegale

voorwaarden en doorgroeimogelijkheden. Bovendien kunnen de werknemers zich laten

bijscholen op de kosten van de werkgever. Dit is zo goed als onmogelijk om dit als KMO

allemaal te kunnen aanbieden (Reid et al., 2002).

2.2.3.1. Nadelen van werken bij een KMO

Meerdere auteurs argumenteren dat KMO’s minder stabiel zijn dan grote ondernemingen en

dus meer risico hebben om failliet te gaan. Hieruit volgt dat de gecreëerde jobs in kleine

ondernemingen gemiddeld gezien een korter leven leiden en dus minder werkzekerheid

bieden (Buscha & Urwin, 2012).

Grote ondernemingen kennen een steilere organisatiestructuur, waaruit volgt dat er veel

promotie-en ontplooiingsmogelijkheden beschikbaar zijn (Delmotte et al., 2001). Deze

doorgroei zou minder mogelijk zijn bij de vlakke structuur van een KMO.

Het organiseren van opleidingen brengt vaste kosten met zich mee, waardoor multinationals

opnieuw gebruik kunnen maken van schaalvoordelen. Bovendien vallen de indirecte kosten

van een opleiding voor een KMO ook hoger uit. Dit zijn kosten die verbonden zijn met het feit

dat de werknemers tijdens de deelname niet kunnen ingezet worden voor hun normale

productieve activiteiten. Door bovenstaande effecten komt het dat de kost van één eenheid

opleiding, ceteris paribus, hoger is voor kleine ondernemingen en dus minder wordt

aangeboden (Delmotte et al., 2002).

De belangrijkste factor voor gekwalificeerd personeel is zijn beloning (Kuratko, Hornsby &

Bishop, 1990) waarbij multinationals over meer financiële draagkracht beschikken om dit aan

te bieden. Bij bedrijven met meer dan 500 werknemers worden de hogere functies gemiddeld

genomen 20 à 30 % beter betaald dan gelijkaardige functies in kleine ondernemingen. Op

lagere functies bedraagt dit verschil tussen 5 en 10 % (Delmotte et al., 2002).

Een laatste reden is dat werken voor een bekende multinational extra persoonlijke status met

zich meebrengt (Kuratko, Hornsby & Bishop, 1990).

Page 48: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

36

2.2.3.2. Voordelen van werken bij een KMO

Alhoewel een KMO minder verticale doorgroei kan aanbieden, kunnen bedrijfsleiders dit

gebrek compenseren door het aanbieden van horizontale doorgroei. Hier wordt het

takenpakket van een werknemer gevarieerd gehouden door het verschuiven tussen

werknemers.

Een ander pluspunt van werken bij een kleine onderneming is dat het er door zijn

kleinschaligheid minder formeel aan toe gaat. Dit kan een betere werksfeer opleveren tussen

de collega’s zodanig je als werknemer je meer thuis voelt. Bovendien hebben werknemers van

KMO’s het gevoel dat hun werkgever meer geeft om hun welzijn, terwijl personeel in

multinationals vaak als nummers worden beschouwd. Een derde reden waarom werknemers

een KMO zou verkiezen, is voor de flexibiliteit in de werkuren. Ten slotte krijgt het personeel

van een kleine onderneming meer verantwoordelijkheid en mag men zelfstandig beslissingen

nemen (Delmotte et al., 2002).

2.2.3.3. Maatregelen om openstaande KMO-posities te vullen

Er zijn twee hoofdrolspelers die een invloed kunnen uitoefenen om de openstaande vacatures

van KMO’s sneller te laten opvullen.

Ten eerste heb je de KMO’s zelf die een verantwoordelijkheid hebben. Veel vacatures zijn

soms te veeleisend voor de werkzoekenden op de arbeidsmarkt. Bedrijfsleiders moeten meer

openstaan voor verborgen talenten van minder vanzelfsprekende kandidaten en volop

investeren in de competenties van hun jonge en oudere werknemers. Daarnaast is het

belangrijk dat KMO’s hun eigen troeven uitspelen. Zo moeten de gezelligheid, de flexibiliteit,

de werk-privé-balans, de variatie en de zelfstandigheid meer benadrukt worden. Een andere

mogelijkheid is om naambekendheid te creëren bij jongeren door relaties op te bouwen met

universiteiten en hoge scholen (De Tijd, 11 juni 2008).

Ten tweede heb je de overheid die bij machte zou moeten zijn om dit probleem op te lossen.

Enkele reeds voorziene maatregelen:

Heroriëntering van de werklozen met behulp van IBO (Individuele beroepsopleiding).

Via deze manier kunnen KMO’s werkzoekenden een bepaalde tijd in dienst nemen en

Page 49: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

37

hen de competenties aanleren die nodig zijn voor de job. In deze periode betaalt het

bedrijf geen loon of RSZ, enkel een productiviteitspremie.

Het Activa-plan: Werkgevers die bepaalde categorieën van langdurige werkzoekenden

aanwerven kunnen een bepaald bedrag van het netto te betalen salaris aftrekken

waardoor een belangrijke arbeidskostvermindering wordt toegekend.

In 2005 introduceerde de Belgische regering het Generatiepact om meer mensen aan

het werk te krijgen en langer werken aan te moedigen. Dit laatste werd gestimuleerd

door de brugpensioenleeftijd te verhogen.

Volgens UNIZO kunnen bovenstaande maatregelen nog verder groeien. De VDAB moet IBO

actiever ‘verkopen’ naar werkgever, maar ook naar werkzoekenden. Daarnaast moet het

jaarlijks aantal toegelaten IBO’s en de duur ervan worden opgetrokken. Verder moeten extra

maatregelen ingevoerd worden om het brugpensioen te ontmoedigen zoals hogere

leeftijdsgrenzen en langere loopbaanvereisten (UNIZO, 2007).

Daarnaast stelt de ondernemersorganisatie ook nog een meer gerichte regeling van

arbeidsmigratie voor om de stijgende krapte op de arbeidsmarkt te kunnen opvangen. Ten

slotte zouden de werkloosheidsuitkeringen nog beperkt kunnen worden in tijd om zo de

werklozen meer te stimuleren om werk te vinden (Cuyt, 2012).

Meer voorgestelde maatregelen zijn te vinden in het actieplan van UNIZO.

2.2.4. Te hoge loonkosten

België staat bekend om een land te zijn met hoge loonkosten. Dit betekent niet per se dat

Belgische werknemers een hoog loon ontvangen, maar dat ze wel veel kosten voor een

werkgever. We kunnen het Belgisch systeem van inkomensbelastingen als volgt voorstellen:

Stel dat w het brutoloon is van een werknemer, s de werknemersbijdrage aan RSZ (deze

bedraagt in de meeste gevallen 13,07% van het brutoloon in België) en p de

bedrijfsvoorheffing of de te betalen belasting aan de overheid. Het inkomen dat een

werknemer dan netto ontvangt is:

wn = w*(1-s)*(1-p)

Page 50: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

38

Als men het over loonlasten heeft, dan bedoelt men de werkgeversbijdragen. De loonlasten

zijn dus een onderdeel van de totale loonkosten. Als t de werkgeversbijdrage voorstelt, dan is

de prijs die de werkgever moet betalen voor de werknemer:

wg = w*(1+t)

Uit beide vergelijkingen volgt:

wg = wn*[ (1+t)/(1-s)*(1-p)] (Konings & Roodhooft, 1996)

Het verschil tussen wg en wn wordt de loonwig genoemd en het is net daar waar het schoentje

wringt voor België. Een recent rapport van OESO (2015) vertelt dat deze lasten op arbeid

gemiddeld 55% in België bedragen waarmee we ‘koploper’ zijn. Gemiddeld bedraagt de

loonwig in de OESO-landen 36% (Mouton, 2015).

Figuur 7: Belastingen op inkomsten uit arbeid in OESO-landen (OESO, 2015)

Deze hoge loonkost werd oorspronkelijk opgevangen door een hoge Belgische productiviteit,

waardoor de kost per geproduceerde eenheid nog beperkt bleef. Deze stijgende productiviteit

kent echter zijn limieten. De loonkost vormt een serieuze last voor de winstgevendheid van

een onderneming. Als gevolg van deze kosten, moeten producten en diensten duurder

worden wat een verlies van concurrentievermogen veroorzaakt ten opzichte van buurlanden.

Verder leiden deze hoge personeelskosten ertoe dat het personeelsbestand niet wordt

uitgebreid, wat de ondernemingsgroei hindert (Goesaert & Reynaerts, 2012).

Page 51: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

39

Dat België de koning van loonkosten is, wordt ook in andere studies bewezen. Zo blijkt uit een

studie van EY (2013) dat 46% van de investeerders het prioritair vinden dat om mee te kunnen

doen in de strijd met buitenlandse investeerders, de Belgische regering actief werk moet

maken van het verlagen van de loonkosten.

Eurostat kwam in 2013 met een rapport op de proppen waar België met een gemiddelde

uurloonkost van 37,2 euro de derde plaats inneemt (na Zweden en Denemarken), wat gevoelig

hoger ligt dan het Europees gemiddelde van 28 euro (VOKA, 2013).

Al deze cijfers liegen niet en we kunnen vermoeden dat deze belastingdruk geregeld als sterke

groeibarrière zal terugkomen bij de Belgische KMO’s.

Als we de vergelijking van de loonkost opnieuw bekijken, dan zijn er twee manieren om deze

te doen dalen.

Enerzijds zou men het brutoloon voor werknemers (w) kunnen laten dalen. Dit is echter

moeilijk te realiseren gegeven de grote macht van de vakbonden. Bovendien zou een

algemeen lager loon ook leiden tot een lagere koopkracht voor de bevolking, waardoor de

vraag naar producten en diensten zouden dalen. Ten slotte kan een loondaling leiden tot een

vlucht van de beste arbeidskrachten naar een ander bedrijf of naar het buitenland (Konings &

Roodhooft, 1996).

Anderzijds zou de overheid kunnen ingrijpen door de werknemersbijdrage (s), de

bedrijfsvoorheffing (p) of de werkgeversbijdrage (t) te doen dalen. Op korte termijn betekent

dit echter een daling van overheidsinkomsten, maar op lange termijn zou dit extra banen

kunnen creëren wat extra inkomsten en minder werkloosheidsuitkeringen met zich

meebrengt (Konings & Roodhooft, 1996).

Ook hier heeft de overheid reeds enkele maatregelen voorzien. Sinds 2012 ontvangt men een

lastenverlaging voor de drie eerste personeelsaanwervingen. In 2014 werd de

competitiviteitspact ingevoerd door de overheid waarbij er driemaal een lastenverlaging (in

2015, 2017 en 2019) van telkens 450 miljoen euro zal plaatsvinden. Andere lastenverlagingen

zouden ervoor moeten zorgen dat tegen 2018 in totaal meer dan 1 miljard euro lasten

verlaagd werden (Mouton, 2015).

Page 52: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

40

Toch is NSZ van mening dat dit nog altijd te beperkt is en dat de Belgische ondernemingen

nood hebben aan een algemene lastenverlaging. Om de hoge loonkost, nog steeds aangestipt

als belangrijkste probleem door de KMO’s, aan te pakken, pleit NSZ voor een structurele,

algemene lastenverlaging (NSZ, 2012).

Een andere mogelijkheid is om een grondige taxshift door te voeren waarbij een groot deel

van lasten op arbeid worden vervangen door hogere btw, milieubelastingen en/of

vermogens(winst)belastingen (Mouton, 2015).

2.2.5. Te hoge vennootschapsbelastingen

Winstgevende ondernemingen zijn verplicht om een bepaald deel van hun winst af te staan

aan de overheid. Het is logisch dat bedrijven hierdoor minder cash in handen hebben om uit

te breiden (Bartlett & Bukvic ,2001). Belgische ondernemingen ondervinden een hoog

nominaal tarief van 33,99% tegenover 25% in Nederland, 29% in Luxemburg en 30% in

Duitsland. De Belgische Overheid heeft geprobeerd om de effectieve belastingdruk naar het

Europees gemiddelde te brengen via het invoeren van de notionele interestaftrek, de

investeringsaftrek, de vrijstelling voor octrooi-inkomsten en andere maatregelen. Dankzij de

notionele interestaftrek kunnen ondernemingen een percentage (iets minder dan 4%) van hun

eigen vermogen aftrekken van de belastbare winst. Via de investeringsaftrek is het mogelijk

dat een groeiende onderneming een percentage van de waarde van een investering mag

aftrekken van de belastbare winst (Agentschap Ondernemen, 2015).

Toch is dit niet genoeg. Uit een enquête van UNIZO blijkt dat 66,2% van de KMO’s een

algemene verlaging van het tarief verkiezen, ook ondernemers die nu gebruikmaken van de

notionele interestaftrek. “Een verlaging van de belastingdruk en een vereenvoudiging van het

stelsel zijn de redenen waarom bedrijven voor zo’n lager tarief kiezen”, vertelt Karel Van

Eetvelt van UNIZO. Daarom wordt er nu vaak gepleit om het nominaal tarief in de

vennootschapsbelasting te verlagen (waarbij notionele interestaftrek en investeringsaftrek

zouden worden afgeschaft) en tegelijkertijd de fiscale achterpoortjes te sluiten. Dit zou zorgen

voor minder complexiteit en een eenvoudigere opsporing van fraudezondaars (Mouton,

2014).

Page 53: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

41

Om de begroting nog steeds te laten kloppen, kan de overheid nieuwe inkomsten halen via de

reeds vermelde taxshift.

2.2.6. Stijgende energiekosten

In de industriële sector bevinden er zich veel energie-intensieve bedrijven waarbij de

energiekost van hun product of dienst tussen de 25% en 50% van de totale productiekost kan

bedragen. Dus indien men de energiekost zou kunnen laten dalen, zou de totale productiekost

afnemen en zou een bedrijf een competitief voordeel kunnen creëren op de concurrentie.

Maar ook hier is het moeilijk voor KMO’s om op te boksen tegen de schaalvoordelen van

grotere bedrijven. Bovendien kunnen ze een toename in kosten minder eenvoudig

doorrekenen naar hun klanten (UNIZO, 2008).

Om efficiënter om te kunnen gaan met energie, is het noodzakelijk dat er voldoende kennis

ervan aanwezig is in het bedrijf. Grote energie-intensieve ondernemingen hebben vaak een

energy manager aan boord, die verantwoordelijk is om het energieverbruik van het

productieproces te optimaliseren en zo maximale winst kan maximaliseren. KMO’s kunnen

zich meestal niet permitteren om daarvoor speciaal iemand aan boord te nemen (Önüt &

Soner, 2007)

Naast kennis is het natuurlijk ook belangrijk om de financiële middelen ter beschikking te

hebben om energiebesparende investeringen uit te kunnen voeren. Dit hangt dan weer af van

de reeds besproken groeibarrière ‘toegang tot financiering’. Een laatste reden waarom

energiebesparende investeringen vaak uitgesteld worden, is dat niet alle bedrijfsleiders er van

overtuigd zijn dat zulke zwaarwegende investeringen op termijn wel voordelig zullen zijn

(Hasanbeigi, Menke & Pont, 2010).

De overheid voorziet subsidies en advies aan bedrijven die investeren in rationeel

energieverbruik of groene energie. Om bedrijfsleiders van KMO’s van meer informatie te

voorzien, biedt de Vlaamse Overheid een gratis energiescan aan waardoor het bedrijf een

duidelijk beeld heeft waar men het energieverbruik kan aanpakken. Wanneer een KMO een

energiebesparende investering plant, kan het een beroep doen op een ecologiepremie of op

de reeds vermelde investeringsaftrek aangeboden door de federale overheid (Agentschap

Ondernemen, 2014).

Page 54: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

42

Uit cijfers van de FOD Economie blijkt dat de energieprijzen vorig jaar met maar liefst 17

procent gestegen zijn, waardoor NSZ pleit om de investeringsaftrek van 15,5% op te trekken

naar 20% (NSZ, 2012).

2.2.7. Behoefte aan werkkapitaal

Een snelle groei van een onderneming kan op korte termijn leiden tot cash flow problemen

waardoor de groei geblokkeerd wordt. Dit wordt veroorzaakt door een stijgende behoefte aan

werkkapitaal of bedrijfskapitaal. Dit is de financiële behoefte die voortvloeit uit de activiteiten

van een onderneming en die nodig is om deze te kunnen blijven uitvoeren. Dit kan uitgelegd

worden aan de hand van onderstaande formule (Szafran, 2005).

Behoefte aan werkkapitaal

= vlottende bedrijfsactiva – vreemd vermogen op korte termijn (exclusief financiële

schulden)

= (voorraden + vorderingen + overlopende rekeningen van het actief) – (schulden aan

leveranciers + overlopende rekeningen van het passief)

Stijgende omzet leidt tot het opslaan van grotere voorraden en tot stijgende vorderingen ten

opzichte van de klanten. Dit zijn vlottende activa die in de toekomst cash zullen genereren,

maar waar men nu als bedrijfsleider nog geen beroep op kan doen. Om de groei te

ondersteunen kan men gebruik maken van de reeds beschikbare kasmiddelen van de

onderneming. Indien dit niet volstaat moet men beroep doen op de andere groeibarrière van

externe financiering wat niet altijd mogelijk is of opnieuw extra kosten met zich mee brengt

(Peel & Wilson, 1996).

Hoewel dit voor elke onderneming geldt, kennen KMO’s opnieuw enkele nadelen ten opzichte

van grote bedrijven. Veel KMO’s zijn afhankelijk van enkele grote klanten en leveranciers die

dit beseffen en daardoor meer macht aan de onderhandelingstafel hebben. Dit zorgt ervoor

dat deze grote klanten meer uitstel tot betaling kunnen afdwingen en dat de leveranciers

makkelijker kunnen eisen dat de KMO zo snel mogelijk moet betalen (Peel & Wilson, 1996).

Als KMO is het dus noodzakelijk om dit bedrijfskapitaal zo goed mogelijk te beheren. Dit kan

men doen door te streven naar een optimale voorraadrotatie, afgesproken betalingstermijnen

Page 55: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

43

van klanten nauwgezet opvolgen en zelf zoveel mogelijk betalingsuitstel af te dwingen bij de

leveranciers. Bovendien kent het toekennen van vorderingen risico’s met zich mee waarbij het

kan zijn dat de klant na een aantal maanden weigert of niet in staat is om zijn schulden te

vereffenen. Daarom is het belangrijk dat de kredietwaardigheid van mogelijke klanten altijd

gecontroleerd worden (Gill, Biger & Mathur, 2010).

Er bestaan verscheidene instrumenten die kunnen helpen om de behoefte aan

bedrijfskapitaal zoveel mogelijk te beperken. Bij leasing schaft een bank of leasemaatschappij

roerende of onroerende goederen aan en verhuurt ze hen aan de onderneming. Hierdoor zijn

er voor KMO’s geen bijkomende investeringen nodig en blijft het werkkapitaal binnen het

bedrijf. Een andere mogelijkheid is om aan factoring te doen waarbij een bank of

factormaatschappij het debiteurenbeheer van de onderneming overneemt. Deze

factormaatschappij zal de kredietwaardigheid van mogelijke nieuwe klanten analyseren,

betalingsherinneringen versturen en alles bijhouden. Hierdoor weet de bestuurder dat het

bedrijfskapitaal geoptimaliseerd wordt, terwijl hij zich kan blijven focussen op de

kernactiviteiten van zijn onderneming (Szafran, 2005). Het ingebruikname van leasing en

factoring bij Belgische KMO’s zal nagegaan worden in het empirisch gedeelte.

2.2.8. Een gebrek aan kennis van marketing

Marketing houdt alles in wat een bedrijf doet om zijn verkoop van producten of diensten te

bevorderen. Verschillende studies hebben bewezen dat een goede toepassing van marketing

wel degelijk een positieve invloed uitoefent op de groei van een bedrijf (Becherer et al., 2003;

Berthon et al., 2008; Simpson & Taylor, 2002).

Het bekendste model is de marketingmix van Mccarthy (1960) die zegt dat een marketingplan

uit vier essentiële ingrediënten moet bestaan, namelijk de 4 P’s (Van Waterschoot & Van den

Bulte, 1992) .

Product. Dit bestaat uit al de producten en diensten die een onderneming aan zijn

klanten aanbiedt.

Prijs. De prijs is de doorslaggevende factor voor een mogelijke klant, maar het is ook

de variabele die het eenvoudigst is aan te passen op de korte termijn.

Page 56: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

44

Plaats. Hier moet de ondernemer een beslissing maken hoe en waar hij het product

tot de klant zal brengen.

Promotie. Als men marketing hoort, is dit waarschijnlijk het eerste waar men aan

denkt. Hiermee bedoelt men de communicatie naar de klanten toe via public relations,

reclame en advertenties.

De traditionele marketingtechnieken van KMO’s verlopen heel anders dan die van grote

bedrijven. In tegenstelling tot grote ondernemingen wordt er bij KMO’s zelden een strategisch

marketingplan opgesteld (K. Al-Hyari, 2013). Een bedrijfsleider van een kleine onderneming

heeft vaak geen kennis van de positionering van zijn bedrijf en hoe hij promotie moet maken.

Zijn marketing wordt meer gekenmerkt door een korte-termijn-strategie met een gebrek aan

expertise, tijd en middelen. Deze restricties zorgen ervoor dat hun marketing eerder spontaan

is waarbij ze eerder ‘aanpassen’ dan ‘plannen’ (Delmotte et al., 2001).

Voor elk van de vier elementen van de marketingmix moeten er belangrijke beslissingen

genomen worden. Welke producten bieden we aan, aan welke prijs, waar en hoe zal er

gecommuniceerd worden? Hiervoor is een marktonderzoek noodzakelijk om te weten naar

waar de markt op zoek is. KMO’s zijn hier opnieuw in het nadeel omdat grote ondernemingen

eenvoudiger een beroep kunnen doen op marktanalisten en externe consultants. Een andere

moeilijkheid voor KMO’s is om op te boksen tegen de naambekendheid van grote bedrijven,

waardoor ze heel wat mogelijke klanten mislopen (Carson, Gilmore & Grant, 2001).

In de KMO-portefeuille, aangeboden door de Vlaamse Overheid, werden er enkele

maatregelen voorzien om KMO’s te helpen met hun marketingprobleem. Zo kan men als KMO

een aanvraag indienen om subsidies te ontvangen wanneer men een beroep doet op SWOT-

analyses, marktonderzoeken en haalbaarheidsstudies van externe bureaus (Agentschap

Ondernemen, 2015).

2.2.9. De financiële crisis

Een belangrijke factor die de groei van de KMO’s de afgelopen jaren zwaar heeft gehinderd, is

de invloed van de economische crisis die plaats vond vanaf 2008. Hoewel dit ondertussen al

meer dan vijf jaar achter de rug is, blijft dit nog steeds aanslepen. Hier moet vermeld worden

dat dit niet enkel geldt voor KMO’s, maar minstens evenveel voor de grote bedrijven.

Page 57: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

45

Tijdens het eerste jaar van de crisis gingen er 215 000 Belgische jobs verloren (7% van de

werkgelegenheid) en kwamen er 192 000 (6% van de werkgelegenheid) bij. Hoewel dit op het

eerste zicht niet drastisch lijkt, steeg de jobdestructie met 44% en viel de jobcreatie met 17%

terug. Bovendien is er hierbij een onderscheid merkbaar tussen de grootte van bedrijven. Zo

was de impact van de crisis meer merkbaar bij grote bedrijven dan bij KMO’s. Zeer grote

bedrijven met meer dan 1000 werknemers waren in 2009 gekenmerkt door een toename van

de jobdestructie met 150% ten opzichte van de voorgaande jaren. Bij micro-en kleine

ondernemingen bedroeg die toename slechts 13%. KMO’s zijn dus minder gevoelig dan grote

bedrijven aan recessies, waardoor ze in deze periodes de economie helpen stabiliseren

(Geurts, 2010). Volgens Eurostat-cijfers wisten de Belgische bedrijven als een van de beste van

Europa het hoofd te bieden aan de gevolgen van de crisis en herstelde de arbeidsmarkt zich

ook sneller dan gemiddeld (Eurostat, 2010).

Volgens een onderzoek van SERV (2009) zijn alle Belgische gewesten even hard getroffen door

de crisis. In het empirisch onderzoek zal onderzocht worden in welke mate de economische

crisis als groeibarrière wordt beschouwd door de Belgische bedrijfsleiders. Bovendien zullen

we ook kijken of de middelgrote ondernemingen inderdaad zwaarder getroffen zijn dan de

micro-ondernemingen en of er daadwerkelijk geen verschil valt op te merken tussen de

verschillende gewesten.

Soininen et al. (2012) ondervonden dat hoe innovatiever en hoe meer proactief de KMO, hoe

minder hij getroffen werd door de recessie. Hoe risicovoller men echter is, hoe meer de

winstgevendheid daalt in crisistijden.

De financiële crisis heeft ook een impact gehad op de andere groeibarrières. Zo heeft men de

Basel-richtlijnen ingevoerd waardoor er extra controle is op banken die zo minder geneigd zijn

om leningen uit te geven. Daarnaast zorgt de crisis ook dat vorderingen langer openstaan

waardoor de behoefte aan werkkapitaal ook stijgt.

Om een totale ineenstorting van de economie te voorkomen werden zowel op mondiaal,

Europees, nationaal en regionaal herstelplannen gelanceerd om de economische activiteit te

stimuleren. Europees werd de Lissabonstrategie en federaal werd een relanceplan

geïntroduceerd om werkgelegenheid, innovatie en toegang tot financiering voor

ondernemingen te bevorderen. Daarnaast werden de loonlasten ook deels verlaagd om

Page 58: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

46

ondernemingen meer ademruimte te geven (SERV, 2009). Voor een meer uitvoerige

bespreking van de ingevoerde maatregelen wordt verwezen naar publicaties van de Nationale

Bank van België (2010) het Federaal Planbureau (2010) en de Hoge Raad voor de

Werkgelegenheid (2010).

2.2.10. Afwezigheid van nodige infrastructuur

Om te kunnen groeien zijn er vaak uitbreidingsinvesteringen vereist wat niet altijd even

vanzelfsprekend is voor een KMO. Een kwaliteitsvolle infrastructuur heeft een significante

invloed op zijn competitiviteit. Dit kunnen investeringen zijn in transport, energie,

productiemachines, magazijnen… (OESO, 2004)

De oorzaken, betreffende onvoldoende infrastructuur, kunnen verdeeld worden in interne en

externe categorieën. Interne oorzaken kunnen zijn dat men de infrastructuur niet kan

vernieuwen omdat er geen financiering beschikbaar is. Een andere mogelijke aanleiding is dat

de bedrijfsleider zich niet bewust is van de inferieure infrastructuur. Externe oorzaken zijn

het geval wanneer de ondernemer afhankelijk is van externe factoren. Een mogelijk voorbeeld

is dat de locatie waarin het bedrijf gevestigd is, reeds is vol gebouwd en uitbreiden onmogelijk

is. Verschillende studies hebben reeds bewezen dat er een schaarste is aan bedrijventerreinen

in België. Daarnaast heeft men vaak een stedenbouwkundige vergunning nodig wanneer men

wilt bijbouwen. Ook hier komt opnieuw een administratieve rompslomp en een uitgerekte

procedure bij kijken waardoor het soms jaren duurt vooraleer de investeringen afgerond zijn.

Een ander veel voorkomend probleem in België zijn de langdurende files, wat het transport

veel duurder maakt. Dit is echter allemaal buiten de verantwoordelijkheid van de

ondernemingen en is de taak van de overheid om hier een oplossing voor te vinden (Cabus &

Vanhaverbeke, 2004; OESO, 2004).

Een reeds ingevoerde maatregel van de federale overheid is de investeringsaftrek waarbij

ondernemingen van een fiscaal voordeel kunnen genieten bij bepaalde investeringen.

Bovendien voorziet het Vlaams Gewest ook nog een ecologiepremie voor milieuvriendelijke

en energiezuinige investeringen. (Agentschap Ondernemen, 2015)

Page 59: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

47

2.2.11. Te sterke concurrentie of verzadigde markt

Het kan natuurlijk dat een onderneming alles ter beschikking heeft om te kunnen groeien,

maar dat er onvoldoende vraag is naar zijn product door de aanwezige concurrentie.

Eén van de bekendste theoretische modellen, toegespitst op concurrentie, is het

vijfkrachtenmodel van Porter (2008).

Figuur 8: Vijfkrachtenmodel van Porter

Dit model is een handige tool om als onderneming de industrie waarin men zich bevindt en

de competitie ervan te analyseren. Als eerste heb je de onderlinge concurrentie tussen

ondernemingen die hetzelfde product aanbieden. Daarnaast is er ook altijd de dreiging van

substituten aanwezig. Dit zijn ondernemingen die andere, maar gelijkaardige producten

aanbieden die aan dezelfde behoeften van de klant voorzien. Ten derde heb je de dreiging

van nieuwkomers die op de markt kunnen komen en eventueel toekomstige concurrenten

kunnen worden. Om in staat te zijn om verder te groeien, is het noodzakelijk dat je

concurrentieel blijft door de vraag naar je product hoog te houden. Hiervoor moet je als

onderneming een competitief voordeel ontwikkelen tegenover deze concurrenten.

Daarnaast zijn er ook nog twee spelers aanwezig die reeds deels werden besproken bij de

groeibarrière werkkapitaal. Het is mogelijk dat de klanten veel onderhandelingsmacht

Page 60: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

48

hebben omdat een groot deel van de omzet van de onderneming van hen afhankelijk is.

Hierdoor kunnen ze hun prijs doen dalen en hun schulden lang laten openstaan. Hetzelfde

geldt ten slotte voor de relatie met de leveranciers die zullen proberen om zo duur mogelijk

te verkopen en het geld zo snel mogelijk te ontvangen (Porter, 2008).

Deze concurrentie is wel positief voor de economie, want het verplicht ondernemingen om

de arbeidsproductiviteit te verhogen, kosten en prijzen te minimaliseren en om innovatief

uit de hoek te blijven komen (Aghion & Griffith, 2008).

2.2.12. Te hoge exportkosten

In de globaliserende economie waarin we vandaag leven is internationalisering een belangrijk

fenomeen dat bijdraagt tot de groei van ondernemingen. De digitalisering heeft de

mogelijkheid tot export via online verkoop bevordert (Onkelinx & Sleuwaegen, 2008). De

buitenlandse markten bieden interessante opportuniteiten voor KMO’s. Of zoals Jo Libeer van

het VOKA zegt: “Voor een bedrijf dat wil groeien, is de Belgische markt te klein.” (Van

Biesbroeck, 2014)

Internationalisering kan daarnaast ook leiden tot de creatie van schaalvoordelen, nieuwe

kennis en goedkope inputfactoren. Opnieuw kunnen KMO’s gebruik maken van hun snelle

wendbaarheid om te kunnen inspelen op de veranderlijke markt (Onkelinx & Sleuwaegen,

2008).

Helaas is exporteren voor KMO’s niet zo evident aangezien er heel wat moeilijkheden bij

komen kijken. Ten eerste leef je als kleine onderneming met de onzekerheid of er wel

voldoende vraag is in het buitenland naar je producten of diensten. Elk land heeft een andere

cultuur en het kan zijn dat de markt al verzadigd is met concurrenten (Onkelinx & Sleuwaegen,

2008). Hier is het dus nodig dat er eerst een marktonderzoek wordt uitgevoerd. Bovendien

brengt exporteren allerlei kosten met zich mee. Exportkosten omvatten alle noodzakelijke

kosten die vereist zijn om een product tot de consument te brengen. Dit zijn alle

transportkosten, tariefkosten voor het exporteren naar het buitenland, kosten om informatie

te winnen (zoals het marktonderzoek), kosten veroorzaakt door de wisselkoers, de

bijkomende administratiekosten en eventuele contracten die moeten afgesloten worden met

buitenlandse partners (Anderson & van Wincoop, 2004). Volgens een onderzoek van UNIZO

Page 61: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

49

zijn de extra nodige administratiekosten en hun tijdsinname de grootste rem op exporteren

voor KMO’s. De kostprijs van sommige exportdocumenten blijken in vergelijking met de

factuur zo aanzienlijk te zijn dat het de moeite niet is om de bestelling te laten doorgaan. Hier

spreekt men ook wel van de ‘overheidsparadox’. Hoewel het hele land en de overheid ook

baat heeft bij veel export, blijven de ondernemingen toch gehinderd door teveel publieke

verplichtingen (UNIZO 2013).

In 2005 heeft de Vlaamse overheid de dienst ‘Flanders Investment & Trade (FIT) opgericht om

het internationaal ondernemerschap van KMO’s te bevorderen. Ondernemingen kunnen bij

het FIT terecht voor financiering, informatie over exportlanden en individuele begeleiding.

Hetzelfde geldt voor AWEX en Brussel Invest Export voor respectievelijk het Waals en Brussels

Gewest (Flanders Investment & Trade, 2015).

2.2.13. Schrik voor verlies aan overzicht en controle

Als een onderneming blijft groeien, is het voor de eigenaar niet altijd even eenvoudig om het

overzicht te bewaren. Het is onmogelijk om alles te controleren en om steeds van alles op de

hoogte te zijn. Daarom kan het zijn dat de ondernemer bewust kiest om zijn bedrijfsgroei

tegen te houden door bestellingen te weigeren om zo alles onder controle te kunnen

houden (Beuls, 2012).

Toch bestaan er mogelijke oplossingen voor dit probleem. Een eerste oplossing is dat de

bedrijfsleider meer in staat moet zijn om zijn werknemers te vertrouwen en meer moet

kunnen delegeren. Als hij altijd alles wilt dubbel checken, neemt dit te veel tijd in beslag en

daaruit volgt dat sommige orders geweigerd moeten worden (Beuls, 2012).

Een andere mogelijkheid om dit probleem op te lossen is om een beroep te doen op een

raad van advies of een raad van bestuur. Een raad van advies bestaat uit ervaren externe

leden die enkele keren per jaar samenkomen en hun expertise ter beschikking stellen. Deze

raad heeft echter geen bevoegdheid en hun advies is niet-bindend. Een raad van bestuur

gaat nog een stapje verder. Hier worden de leden wettelijk benoemd en moeten ze

verschillende plichten vervullen. Meestal is het niet onverstandig om als kleine onderneming

met een raad van advies te starten en dit dan later te laten evolueren naar een raad van

bestuur. Om hier optimaal gebruik van te kunnen maken is het noodzakelijk dat de

Page 62: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

50

bedrijfsleider open staat voor kritiek, inkijk toelaat in de boeken en voorstellen kan

aanvaarden. Helaas staat het bekend dat Belgische bestuurders, net zoals wanneer ze een

beroep zouden moeten doen op venture capitals, moeite hebben om controle te delen met

derden (Van de Vijver, 2005; De Tijd, 2012).

2.2.14. Privéredenen

Naast schrik om de controle en het overzicht te verliezen over zijn onderneming, kunnen

privéredenen ook een oorzaak zijn van een bewuste groeistop. Het kan zijn dat een bestuurder

veel belang hecht aan een goede werk-privébalans. In periodes van groei is het mogelijk dat

deze in gevaar komt omdat de bedrijfsleider en zijn werknemers langere uren moeten

kloppen. Groei creëert extra verantwoordelijkheid door het stijgend personeelsbestand en

extra stress omdat er telkens hogere bedragen mee bemoeid zijn. Sommige ondernemers zijn

dolgraag bezig met de kernactiviteit van hun business. Wanneer de onderneming groter

wordt, moet de werkgever meer delegeren en de kernactiviteiten overlaten aan zijn

werknemers, wat soms tegen zijn zin kan zijn. Een laatste mogelijke reden is dat men graag

veel persoonlijk contact heeft met hun huidige vaste klanten. Wanneer dit klantenbestand

stijgt, is het moeilijk om hieraan te blijven voldoen (Burmingham, 2005; Davidsson, 1989; Dolly

& Dolly, 2012).

2.2.15. Opvolgingsproblemen

De leeftijd van een ondernemer speelt een belangrijke rol en heeft een negatief effect op zijn

groeiambitie (Delmar & Wiklund, 2008). Dit kan liggen aan toenemende vermoeidheid, maar

ook aan dalende motivatie door het feit dat er geen opvolger beschikbaar is. Een ondernemer

kan kiezen om een mogelijke opvolger te zoeken of hij kan opteren om zijn bedrijf te verkopen

aan derden. Dit laatste is dikwijls moeilijk voor micro-bedrijven omdat er zonder de kennis van

de eigenaar niet veel meer overblijft van het bedrijf. In deze periode is voor de bestuurder de

opvolging of de overname prioritair en focust hij zich meer op dit opvolgingsplan dan op

verdere groei van zijn onderneming, waardoor deze stagneert (Delmar & Wiklund, 2008; Ip &

Jacobs, 2006).

Opvolging is niet alleen een probleem voor de bestuurder zelf, maar ook voor de Belgische

economie. Uit een studie van het advieskantoor Baker Tilly International blijkt dat er in

Page 63: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

51

123.000 Belgische KMO’s in de komende 7 jaar een opvolging dient te gebeuren. Bovendien

gaf 51% toe dat ze nog niet met een opvolgingsplanning bezig zijn terwijl dit gemiddeld vijf

jaar in beslag neemt (Shrapnel,2013). Dit betekent dat er op korte termijn, indien deze

bedrijven niet worden overgenomen, heel wat ondernemingen de boeken zullen sluiten en

daarbij ook heel wat jobs zullen geschrapt worden.

Een voorbeeld van de Vlaamse Overheid zijn de instellingen Agentschap Ondernemen en

GUBERNA die verschillende workshops organiseren omtrent opvolgingsprocedures.

Daarnaast heeft VOKA het netwerk Familio opgericht om overdrachten te helpen begeleiden.

Helaas is het moeilijk om veel ondernemers te overhalen om hieraan deel te nemen,

aangezien dit voor bedrijfsleiders emotioneel niet eenvoudig is en eerder taboe is in België

(Vangelder, 19 juni 2014).

Hoewel de studie van Baker Tilly International een idee weergeeft van het aantal Belgische

ondernemingen die in de toekomst opvolgingsmoeilijkheden zullen hebben, werd er geen

mogelijk onderscheid onderzocht tussen de gewesten en tussen de verschillende groottes van

bedrijven. Daarom zal ook dit aan bod komen in het empirisch onderzoek.

2.2.16. Tekort aan leiderschap of managementkwaliteiten

Managementkwaliteiten bevatten alle kennis, vaardigheden en attitudes die bijdragen tot

bevorderlijke effectiviteit (Garwe & Olawale, 2010). Verschillende buitenlandse studies

hebben reeds het positief verband aangetoond tussen de managementcapaciteiten van een

ondernemer en de bedrijfsprestatie (Down, 1999; Fältholm et al., 2011). Aangezien de

bedrijfsleider verantwoordelijk is voor alle belangrijke beslissingen in de onderneming, is het

belangrijk dat hij hiertoe capabel is.

Daarnaast zijn de vereiste managementvaardigheden deels afhankelijk van de groeifase

waarin de onderneming zich bevindt. Een bedrijf runnen met meer dan 100 werknemers

vereist andere kwaliteiten dan een onderneming met 10 werknemers. Dit kan worden

voorgesteld met de piramide van Newton (Papulova & Mokroš, 2007).

Page 64: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

52

Figuur 9: Piramide van Newton: Vereiste kwaliteiten bedrijfsleider

De basis van de piramide bestaat uit basisvaardigheden –en kwaliteiten. Een bedrijfsleider

moet op zijn minst basiskennis hebben van schrijven en rekenen. Daarnaast moet hij ook

weten hoe hij zijn product zal produceren of hoe hij zijn dienst zal aanbieden. Op het volgend

niveau zijn basisvaardigheden van ondernemerschap vereist zoals het opstellen van een

business plan. Op level drie moet hij bekwaam zijn om via communicatie gekwalificeerd

personeel aan te trekken, mogelijke klanten overtuigen en goede relaties met banken

afsluiten. De volgende trap stelt de standaardisatiefase voor waar de bedrijfsstructuur en

procedures meer geformaliseerd worden en waar plannings- en strategievaardigheden vereist

zijn. Als de onderneming blijft groeien, is het noodzakelijk dat er een visie gecreëerd wordt

van de bedrijfscultuur en dat de bedrijfsleider dit representeert. Om een stabiele

onderneming te kunnen blijven, moet de bestuurder respect opbrengen, gezag uitstralen en

een echte leider zijn (Papulova & Mokroš, 2007).

Via de KMO-portefeuille kunnen Vlaamse bedrijfsleiders subsidies aanvragen wanneer ze een

beroep doen op managementadvies, aangeboden door erkende dienstverleners. VOKA biedt

dan weer een project, PLATO genaamd, aan waar bedrijfsleiders kennis kunnen uitdelen en

kunnen netwerken.

Page 65: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

53

Empirisch Onderzoek

Er wordt nagegaan welke groeibarrières het meest aanwezig zijn bij Belgische KMO’s via een

empirische studie. Hiervoor werd er een online vragenlijst verstuurd naar bedrijfsleiders van

Belgische KMO’s. Een gebrek dat in voorgaande onderzoeken opviel, was dat er zelden

onderzocht werd naar mogelijke verschillen in groeibarrières tussen micro-, kleine en

middelgrote ondernemingen of tussen de drie Belgische gewesten. Het empirisch deel van

deze masterproef probeert deze leegte op te vullen door dit te onderzoeken.

Het eerste hoofdstuk van dit empirisch deel neemt de algemene informatie van het empirisch

onderzoek door. Eerst worden de restricties van de populatie en de daaruit getrokken

steekproef besproken. Daarna worden de vragen uit de vragenlijst beargumenteerd. Om een

betrouwbaar statistisch onderzoek te kunnen uitvoeren, werden de dubieuze responsen uit

de data verwijderd. Dit wordt behandeld onder de rubriek Data Cleaning.

In het tweede hoofdstuk wordt onze steekproef verder ingedeeld in verschillende

categorieën. Hier wordt gecontroleerd of elke groep voldoende en relatief representatief

vertegenwoordigd is in de steekproef, zoals het in de werkelijke populatie het geval is.

Het derde hoofdstuk ten slotte bevat de statistische resultaten van het onderzoek, waarbij de

primaire onderzoeksvragen uit de vragenlijst onderzocht worden. Hier worden hypothesen

vooropgesteld die daarna geanalyseerd worden.

HOOFDSTUK 1: Methode

1.1 Populatie

De populatie van dit onderzoek bedraagt alle bedrijfsleiders van Belgische ondernemingen die

aan de Europese definitie van een KMO beantwoorden. Zoals besproken in de literatuurstudie

betekent dit dat de bedrijven aan volgende voorwaarden moeten voldoen:

Page 66: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

54

Personeelsbestand kleiner dan 250 werknemers

Jaaromzet kleiner dan 50 miljoen euro of jaarlijks balanstotaal kleiner dan 43 miljoen

euro

Niet meer dan 25% van onderneming mag in handen zijn van een externe grote

onderneming

Eerder hadden we berekend dat net geen miljoen bedrijven in België aan deze criteria

voldoen.

1.2 Steekproef

Het is natuurlijk onmogelijk om een empirisch onderzoek uit te voeren bij alle Belgische

KMO’s, waardoor er gebruik gemaakt wordt van een steekproef. Het nadeel van een

steekproef is de aanwezigheid van steekproeffouten omdat de groeibarrières niet

gecontroleerd worden voor de hele populatie. Daarom werd geprobeerd om toch zoveel

mogelijk bedrijfsleiders te contacteren om dit zoveel mogelijk te beperken.

Er werd geopteerd om een online vragenlijst door te sturen omdat dit het meest efficiënt leek.

Dankzij het internet is het vandaag mogelijk om veel mensen in korte tijd te bereiken. Ook

voor de bedrijfsleiders was dit het meest gebruiksvriendelijk omdat men zo zelf het tijdstip

kon bepalen wanneer men het wou invullen, het niet veel moeite in beslag nam en men

anoniem kon blijven.

Helaas brengt een online onderzoek ook enkele kaderfouten en andere nadelen met zich mee.

Zo werd er voornamelijk beroep gedaan op de beschikbare e-mailadressen, te vinden op de

databases van Trends Top en Bel-First. Ondernemingen waarvan hun e-mailadressen hier niet

in te vinden zijn, hadden dus al minder kans om tot de steekproef te behoren. Daarnaast kan

via een online enquête niet uitgesloten worden dat iemand anders van de onderneming de

vragenlijst zou invullen. Een ander nadeel van een vragenlijst is dat respondenten geïrriteerd

kunnen geraken wanneer ze verplicht moeten antwoorden op vragen vooraleer naar de

volgende vraag te mogen (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2010).

Page 67: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

55

De steekproef kan beschouwd worden als een restrictieve quotasteekproef (De Pelsmacker &

Van Kenhove, 2010). Naast het volgen van de restricties van de Europese definitie van een

KMO werd er ook getracht om de verhouding, die in de populatie terug te vinden is voor de

gewesten, in de mate van het mogelijke te respecteren. Er werden bijvoorbeeld meer mails

gestuurd naar Vlaamse dan naar Brusselse KMO’s. Hetzelfde geldt ook voor de verhouding van

de Belgische micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en voor de verschillende

bedrijfssectoren. Via geregeld een frequentiecontrole uit te voeren werd nagegaan hoe de

tijdelijke verhoudingen eruitzagen en werd er een poging gedaan om eventueel specifieke

groepen extra te contacteren.

Het is moeilijk om de totale responsgraad van de uitgestuurde vragenlijst te bepalen,

aangezien die via verschillende kanalen verstuurd is geweest. Dankzij de hulp van de

werkgeversorganisatie UWE kon ik 2000 Waalse bedrijfsleiders bereiken waarvan er 131 de

moeite hebben gedaan om de vragenlijst in te vullen, wat dus een responsgraad van een kleine

7% heeft opgeleverd. Ook voor Vlaanderen heb ik verscheidene werkgeversorganisaties

gecontacteerd waarvan sommigen bereid waren om het te verspreiden via een nieuwsbrief of

te delen via sociale media, zoals bijvoorbeeld op hun LinkedIn-pagina. Daarnaast heb ik hier

ook beroep kunnen doen op zelfstandigen binnen mijn vriendenkring en hen aangespoord om

de vragenlijst na het invullen ook door te zenden naar hun contacten (kleine

sneeuwbalsteekproef). Dit was helaas nog niet voldoende en daarom heb ik dus zelf nog de

enquête verstuurd naar e-mailadressen van KMO’s die te vinden waren op Bel-First en Trends

Top. Van die laatste heb ik 143 CEO’s kunnen overtuigen van de totaal geschatte 2900

verstuurde mails (5%).

Voor Brussel was het niet gemakkelijk om bereidwillige organisaties te vinden en ook hier heb

ik beroep moeten doen op de databanken. Ik dank 53 Brusselse ondernemers van de 1440 om

de enquête in te vullen (4%).

Dit betekent dat in totaal 327 bedrijfsleiders van Belgische KMO’s de vragenlijst hebben

ingevuld.

Page 68: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

56

1.3 Vragenlijst

In totaal werden er 4 verschillende vragenlijsten opgesteld. Dit komt omdat België

gekenmerkt wordt door de officiële talen Nederlands en Frans (Duits buiten beschouwing

gelaten in dit onderzoek). Zo werd er een Nederlandstalige versie naar Vlaamse KMO’s, een

Franstalige naar Waalse KMO’s en zowel een Nederlandstalige als Franstalige naar KMO’s van

het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verstuurd. Bovendien kent elke vragenlijst per gewest nog

een klein onderscheid omdat er ook gevraagd werd naar de kennis van de regionale financiële

overheidsmaatregelen, toegespitst op KMO’s, per gewest. Deze vragenlijsten zijn te vinden in

bijlage 1 tem 4.

In totaal bestond de vragenlijst uit 15 vragen en nam hij maximaal 10 minuten in beslag. Dit

laatste is bewust beperkt gehouden om vermoeidheid en mogelijke stopzetting tijdens de

enquête te voorkomen.

De eerste twee vragen waren luchtig om het ijs wat te breken en vroegen naar de sector

waarin de onderneming zich bevindt en het aantal werknemers dat het bedrijf telt. Deze

laatste vraag was een extra controle op de restrictie van een KMO en om eenvoudig een

onderscheid te kunnen maken tussen de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen.

Daarna werd er aan de bestuurders gevraagd of ze met hun bedrijf wel de intentie hadden

om te groeien. Hiermee wordt duidelijk hoe belangrijk ze groei achten en hoeveel ambitie er

drijft bij de Belgische ondernemers.

Alvorens hen een lijst te tonen met de mogelijke groeibarrières, werd hen eerst de opdracht

gegeven om spontaan de drie meest aanwezige groeihindernissen op te noemen. Hiermee

wordt gecontroleerd of er geen barrières over het hoofd werden gezien tijdens de

literatuurstudie en is een betrouwbaarheidscontrole of deze drie obstakels dan ook hoge

punten kregen bij de volgende vraag.

Daarna kwam de onderzoeksvraag waarbij hen een lijst getoond werd met de 16 besproken

groeibarrières uit de literatuurstudie. Hier werd gebruik gemaakt van een stapelschaal, waar

men gevraagd was om elke barrière een score op 10 te geven qua aanwezigheid, volgens

volgende schaal:

Page 69: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

57

1-3: “Zo goed als geen hinder op de groei van mijn bedrijf.”

4-6: “Hindert mijn groei, maar weerhoudt mijn bedrijf niet van te groeien.”

7-10: “Deze barrière heeft een grote invloed op de groei van mijn bedrijf.”

Daarna werden voor sommige groeibarrières nog meer diepgaande vragen gesteld. Het was

onmogelijk om dit voor elke barrière te doen omdat dit de vragenlijst te uitgebreid zou hebben

gemaakt. Het betreft onderzoeksvragen die we zijn tegengekomen tijdens de literatuurstudie

en waarvan er nog onwetendheid heerst.

Vraag 6 informeerde of er een kredietaanvraag werd afgewezen in de voorbije jaar door de

bank. Daarna moesten de bedrijfsleiders aanduiden van welke soort financiering ze ooit als

eens gebruik hebben gemaakt.

Vraag 8 en 9 vroegen respectievelijk naar de kennis en het ingebruikname van de regionale

financieringshulpfondsen per gewest.

Vraag 10 en 11 gaan over het aantal openstaande vacatures en of deze hoog-of

laaggeschoolde posities betreffen.

Een mogelijke reden om niet te groeien is omdat er geen opvolging voorzien is en daarom

werd er in vraag 12 geïnformeerd voor hoeveel ondernemingen dit het geval is.

Ten slotte werd ook de rol van de Belgische Overheid in dit verhaal onderzocht. In vraag 13

werd een leeg kader voorzien waarin men toekomstige maatregelen voor de overheid kon

voorstellen en daarna kon men ook een score op 10 geven voor het hedendaagse

overheidsbeleid van hun gewest.

Om af te sluiten kon men ook nog hun e-mailadres achterlaten indien ze de resultaten van het

onderzoek wensen te ontvangen.

Om de vragenlijst op te stellen werd gebruik gemaakt van de site ThesisTools omdat hiermee

de resultaten eenvoudig naar de programma’s Microsoft Excel en SPSS Statistics konden

worden geëxporteerd.

Page 70: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

58

1.4 Data Cleaning

Vooraleer de antwoorden onderzocht werden in SPSS, werd er eerst een data cleaning

uitgevoerd om eventuele fouten uit de data te verwijderen. Eerst werd gecontroleerd op de

aanwezigheid van ontbrekende waarden. Indien dit het geval is, werden deze responsies

onmiddellijk uit de data verwijderd. Daarnaast werden ook uitschieters gedetecteerd. Zo

waren er enkele respondenten die aan elke groeibarrière minstens 9 gaven of dan weer

telkens minder dan 2. Voor de zekerheid werden deze ook uit de data verwijderd. Zoals eerder

vermeld werd ook nagegaan indien de ingevulde top 3 werd teruggevonden bij de hoge

scores. Ten slotte werden de gegevens ook nog gecorrigeerd wanneer men had aangeduid dat

hun personeelsbestand uit meer dan 250 werknemers bestaat.

Van in de totaal 327 ingevulde vragenlijsten werden er uiteindelijk 292 goedgekeurd voor het

verder statistisch onderzoek.

HOOFDSTUK 2: Indelingen steekproef

Omdat er ook algemeen onderzocht wordt voor de Belgische KMO’s, werd er getracht om

telkens de verhoudingen van de verschillende indelingen zo representatief mogelijk te houden

aan de werkelijkheid. We gaan na in hoeverre dit gelukt is. Bovendien wordt er gecontroleerd

of er van elke subcategorie voldoende responsen zijn om dit als een aparte steekproef te

kunnen gebruiken.

2.1 Indeling per gewest

De steekproef bestaat uit 130 Vlaamse, 116 Waalse en 46 Brusselse bedrijfsleiders.

Onderstaande taartdiagrammen vergelijken deze verhouding met de werkelijke die werd

weergegeven in de literatuurstudie.

Page 71: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

59

Figuur 10: Relatief aandeel per gewest in steekproef en in populatie

We merken dat het aandeel van de Waalse bedrijfsleiders in de steekproef relatief groter is

dan die in de realiteit ten koste van de Vlamingen. Toch blijft dit evenwel beperkt en wordt

verondersteld dat elk gewest een representatief aandeel heeft in de steekproef.

2.2 Indeling per aantal werknemers

De onderzochte KMO’s kunnen opgedeeld worden in 174 micro (minder dan 10 werknemers),

93 kleine (tussen 10 en 50 werknemers) en 25 middelgrote ondernemingen (tussen 50 en 250

werknemers).

Figuur 11: Relatief aandeel soort onderneming (qua personeelsomvang) in steekproef en in populatie

Page 72: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

60

We merken dat alhoewel de micro-bedrijven het talrijkst aanwezig zijn, het nog niet voldoet

aan hun werkelijke proportie van 92%. Middelgrote ondernemingen zijn sterker

vertegenwoordigd dan het zou mogen volgens de populatie (1%), maar dit is opzettelijk om

over voldoende metingen te kunnen beschikken.

2.3 Indeling per sector

Figuur 12: Relatief aandeel per sector in steekproef en in populatie

We merken dat elke sector vertegenwoordigd is in de steekproef en dat hun aandeel

grotendeels representatief is aan de werkelijkheid. Enkel de categorie ‘Andere’, die niet echt

aan een soort sector kan toegewezen worden, is minder aanwezig door de 38% aanwezige

bedrijven uit de dienstensector.

Page 73: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

61

HOOFDSTUK 3: Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten overlopen van de vragenlijst. Telkens wordt eerst een

onderzoeksvraag gepresenteerd, waarna hij wordt behandeld voor zowel België als een

geheel, alsook voor de verschillende gewesten en voor de verschillende soorten bedrijven qua

omvang van het personeelsbestand. Eerst wordt er nog wat uitleg verschaft over de gebruikte

statistiek.

3.1. Data-analyse: statistische testen

Waar relevant, worden de onderzoeksvragen aan statistische toetsen onderworpen om na te

gaan in welke mate de gemeten kenmerken aan het toeval te wijten zijn of dan weer niet. In

deze masterproef doen we een beroep op de volgende testen.

Wanneer de te onderzoeken variabele nominaal is, wordt er gebruik gemaakt van Pearson

Chi-Square test of de chikwadraattoets. Deze test kent echter twee voorwaarden vooraleer

hem te mogen gebruiken. Ten eerste mag maximum 20% van de verwachte frequenties

kleiner zijn dan 5. We zullen zien dat dit één keer niet het geval zal zijn en we ons dus niet

mogen uitspreken of de nulhypothese al dan niet verworpen mag worden. Ten tweede moet

de minimale frequentie minstens 1 zijn.

Om na te gaan of eventuele verschillen op interval-niveau significant zijn, wordt de

variantieanalyse gebruikt, meer bepaald de One Way Anova test. Deze kent echter ook een

aantal voorwaarden. Ten eerste moeten de verschillende groepen onafhankelijk zijn, wat

telkens het geval is. Ten tweede moeten de data normaal verdeeld zijn. De centrale

limietstelling zegt dat wanneer de steekproef voldoende groot is, wat bij ons telkens het geval

is, je van een normale verdeling mag uitgaan.

Indien de One Way Anova test significant is, zijn de gemiddeldes tussen de groepen

verschillend. Om te weten tussen welke groepen de verschillen precies zitten, kan er nog een

post-hoc test uitgevoerd worden. Welke toets hiervoor moet gebruikt worden, hangt af van

het resultaat van de Levene’s test die nagaat of de varianties van de groepen gelijk zijn. Indien

dit het geval is, dan gebruiken we de Bonferroni test om de verschillen nader te onderzoeken.

Indien er sprake is van ongelijke variantie, wordt de Tamhane-T2 toets gebruikt.

Page 74: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

62

Er wordt getest op het 5%-significantieniveau wat betekent dat de resultaten voor 95%

betrouwbaar zijn. De SPSS-output van elke onderzoeksvraag kan je telkens in bijlage

terugvinden (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2010; Huizingh, 2004).

3.2. Hebben KMO’s de intentie om verder te groeien?

3.2.1 België

Om de relevantie van de groeibarrières na te gaan, is het belangrijk om te weten of voldoende

bedrijfsleiders wel de intentie hebben om te groeien. Er blijkt dat 75% van de gevraagde

ondernemers wel degelijk de ambitie heeft om te groeien met zijn bedrijf. De overige 73

bedrijfsleiders (25%) daarentegen hebben niet de intentie om te groeien.

3.2.2 Per Gewest

We kunnen onderzoeken of de groei-intentie verschilt onder de gewesten.

H0: Er is geen verband tussen het gewest van een Belgische KMO en zijn groei-intentie.

H1: Er is wel een verband tussen het gewest van een Belgische KMO en zijn groei-intentie.

Dit kan voorgesteld worden in een kruistabel.

Gewest

Totaal Vlaams Gewest Waals Gewest

Brussels

Hoofdstedelijk

Gewest

Intentie om te

groeien JA: N 95 91 33 219

% 73,1% 78,4% 71,7% 75,0%

NEE: N 35 25 13 73

% 26,9% 21,6% 28,3% 25,0%

Totaal

130

116

46

292

100,0% 100,0% 100,0% 100,0%

Tabel 7: Groei-intentie Belgische KMO's per gewest

Op het eerste zicht lijkt er geen groot verschil te zijn in groei-intentie tussen de verschillende

gewesten. Dit wordt ook bewezen door de p-waarde van de Pearson Chi-Square test die 0,534

is, waardoor we de nulhypothese niet mogen verwerpen op het 5% significantieniveau.

Page 75: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

63

3.2.3 Per soort onderneming

Dit kunnen we ook testen voor de verschillende groottes van bedrijven.

H0: Er is geen verband tussen het aantal werknemers van een Belgische KMO en zijn groei-

intentie.

H1: Er is wel een verband tussen het aantal werknemers van een Belgische KMO en zijn groei-

intentie.

Grootte

Total Micro Klein Middelgroot

Intentie om te

groeien

Totaal

JA: N

%

NEE: N

%

118 78 23 219

67,8% 83,9% 92,0% 75,0%

56 15 2 73

32,2% 16,1% 8,0% 25,0%

174

93

25

292

100,0% 100,0% 100,0% 100,0%

Tabel 8: Groei-intentie Belgische KMO's per soort onderneming

In dit geval kunnen we op het eerste zicht wel een verschil opmerken tussen de groei-ambities

van de verschillende bedrijven. Slechts 8,0% van de bedrijfsleiders van middelgrote bedrijven

heeft geen groeiambities tegenover 32% van micro-ondernemingen. De Pearson Chi-Square

test bevestigt dit met een p-waarde van 0,002 (< 0,05). Hierdoor mogen we de nulhypothese

verwerpen en besluiten dat er wel degelijk een verband is tussen het aantal werknemers van

een Belgische KMO en zijn groei-intentie. Dit is een positief verband waarbij hoe groter het

bedrijf reeds is, hoe meer intentie de bedrijfsleider heeft om te willen groeien.

Page 76: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

64

3.3. Welke groeibarrières zijn het sterkst aanwezig bij Belgische KMO’s?

Dit kan beschouwd worden als de hoofdonderzoeksvraag van deze masterproef. De 16

besproken groeibarrières van de literatuurstudie werden voorgelegd aan de bedrijfsleiders. Er

werd hen gevraagd om deze te quoteren aan de hand van volgende schaal:

1-3: “Zo goed als geen hinder op de groei van mijn bedrijf.”

4-6: “Hindert mijn groei, maar weerhoudt mijn bedrijf niet van te groeien.”

7-10: “Deze barrière heeft een grote invloed op de groei van mijn bedrijf.”

3.3.1. België

In onderstaande figuur worden de gemiddeldes van de ontvangen scores op de groeibarrières

volgens rangorde weergegeven.

Figuur 13: Algemene scores groeibarrières bij Belgische KMO's

2,1

2,5

2,7

3,1

3,2

3,2

3,8

4,1

4,2

4,9

5,2

5,4

5,9

6,1

6,5

7,7

0,0 1,0 2,0 3,0 4,0 5,0 6,0 7,0 8,0 9,0

HOGE EXPORTKOSTEN

PRIVÉREDENEN

OPVOLGINGSPROBLEMEN

AFWEZIGHEID VAN VEREISTE INFRASTRUCTUUR

TEKORT AAN MANAGEMENTKWALITEITEN

SCHRIK VOOR VERLIES AAN CONTROLE

GEBREK AAN KENNIS VAN MARKETING

HOGE ENERGIEKOSTEN

TOEGANG TOT FINANCIERING

BEHOEFTE AAN WERKKAPITAAL

STERKE CONCURRENTIE

DE ECONOMISCHE CRISIS

HOGE VENNOOTSCHAPSBELASTINGEN

COMPLEXE WETGEVING EN ADMINISTRATIEVE LASTEN

VINDEN VAN GESCHIKT PERSONEEL

HOGE LOONKOSTEN

Score Groeibarrières bij Belgische KMO's

Page 77: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

65

Het is duidelijk dat de hoge loonkosten er als groeibarrière met kop en schouders bovenuit

steken met een gemiddelde score van 7,7 op 10. Daarna volgt de moeilijkheid van het vinden

van geschikt personeel (6,5). De complexe wetgeving en zijn bijkomende administratieve

lasten sluit de top 3 af met een score van 6,1. De hoge vennootschapsbelastingen, de

economische crisis en de sterke concurrentie behalen ook nog een score boven de 5 op 10.

De Belgische KMO’s lijken minder hinder te ondervinden van hoge exportkosten,

privéredenen, opvolgingsproblemen, vereiste infrastructuur en managementkwaliteiten

aangezien deze de laatste plaatsen innemen met een quotering van maximaal 3,2 op 10.

3.3.2. Per gewest

Vooraleer we een mogelijk onderscheid tussen elke groeibarrière apart voor elk gewest

bekijken, testen we of er een algemeen significant verschil te merken is tussen de gewesten.

Dit doen we door de gemiddeldes van alle 16 groeibarrières samen voor elk gewest te

vergelijken via de One Way Anova-test.

H0: Er is geen verschil in de mate van hindernis van de groeibarrières tussen de 3 Belgische

gewesten.

H1: Er is wel een verschil in de mate van hindernis van de groeibarrières tussen de 3 Belgische

gewesten.

N Gemiddelde Standaardafwijking Standaardfout

Vlaams Gewest 130 4,4380 1,00286 ,08796

Waals Gewest 116 4,4828 1,05309 ,09778

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

46 4,3451 1,01915 ,15027

Total 292 4,4411 1,02317 ,05988

Tabel 9: Descriptieve gegevens: Algemene score groeibarrières per gewest

Op het eerste zicht lijkt er geen groot onderscheid te zijn tussen de algemene scores van de

groeibarrières tussen de verschillende gewesten. Dit wordt bevestigd door de p-waarde van

0,743 waardoor we de nulhypothese niet mogen verwerpen. Er is dus geen verschil in de

algemene score van de groeibarrières tussen de verschillende gewesten.

Page 78: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

66

Het is niet omdat er geen verschil valt op te merken in de algemene score tussen de drie

gewesten, dat dit ook voor elke barrière het geval is. Het kan nog steeds zijn dat de ene

barrière sterk het ene gewest hindert, maar dan minder aanwezig is in de andere gewesten.

Dit terwijl het omgekeerde geldt voor een andere groeibarrière zodat beiden elkaar wat

compenseren in de algemene score. Daarom wordt er nu nagegaan of er mogelijke verschillen

aanwezig zijn tussen de 3 gewesten voor elke groeibarrière apart. In bijlage 6 vind je de

descriptieve gegevens van elke groeibarrière per gewest.

H0: Er is geen verschil in de mate van hindernis van “groeibarrièrei” tussen de 3 Belgische

gewesten.

H1: Er is wel een verschil in de mate van hindernis van “groeibarrièrei” tussen de 3 Belgische

gewesten.

Net als in voorgaande wordt er gebruik gemaakt van de One Way Anova-test, maar dan voor

elke groeibarrière apart. De resultaten en de conclusies worden in onderstaande tabel

weergegeven.

Groeibarrière p-waarde Nulhypothese?

Toegang tot financiering 0,002 Verwerpen

Complexe wetgeving en bijkomende

administratieve lasten

0,001 Verwerpen

Vinden van geschikt personeel 0,292 Niet verwerpen

Hoge loonkosten 0,097 Niet verwerpen

Hoge vennootschapsbelastingen 0,059 Niet verwerpen

Hoge energiekosten 0,301 Niet verwerpen

Behoefte aan werkkapitaal 0,002 Verwerpen

Gebrek aan kennis van marketing 0,897 Niet verwerpen

Page 79: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

67

Economische crisis 0,844 Niet verwerpen

Afwezigheid van vereiste

infrastructuur

0,145 Niet verwerpen

Sterke concurrentie 0,139 Niet verwerpen

Hoge exportkosten 0,027 Verwerpen

Schrik voor verlies aan controle 0,000 Verwerpen

Privéredenen 0,019 Verwerpen

Opvolgingsproblemen 0,000 Verwerpen

Tekort aan managementkwaliteiten 0,742 Niet verwerpen

Tabel 10: p-waarden One Way Anova test voor elke groeibarrière per gewest

7 van de 16 nulhypothesen moeten worden verworpen waaruit volgt dat deze barrières een

verschillende invloed hebben op de groei van KMO’s per gewest. Nu kan er voor deze 7

groeibarrières onderzocht worden, via post-hoc testen, tussen welke gewesten de verschillen

precies zitten. Voor de andere 9 groeibarrières blijken er geen verschillen te zitten in de mate

van aanwezigheid en voor hen mogen we de nulhypothese niet verwerpen.

Welke post-hoc test uitgevoerd moet worden, hangt af van de uitkomst van de Levene test

die de homogeniteit van varianties onderzoekt. In het geval van gelijke of ongelijke varianties

wordt respectievelijk de Bonferroni of de Tamhane test uitgevoerd. De keuze van de post-hoc

test voor elke groeibarrière kan nagegaan worden in bijlage 6.

Groeibarrière p-waarde post-

hoc test

Waals Gewest Brussels Hoofdstedelijk

Gewest

Toegang tot

financiering

Vlaams Gewest 0,008 1,000

Waals Gewest 0,016

Page 80: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

68

Complexe wetgeving

en bijkomende

administratieve

lasten

Vlaams Gewest 0,001 1,000

Waals Gewest 0,038

Behoefte aan

werkkapitaal

Vlaams Gewest 0,047 0,313

Waals Gewest 0,002

Hoge exportkosten Vlaams Gewest 0,019 0,761

Waals Gewest 0,739

Schrik voor verlies

aan controle

Vlaams Gewest 0,001 0,011

Waals Gewest 1,000

Privéredenen Vlaams Gewest 0,014 0,828

Waals Gewest 0,422

Opvolgingsproblemen Vlaams Gewest 0,000 0,005

Waals Gewest 0,999

Tabel 11: p-waarde post-hoc testen voor significante groeibarrières per gewest

Waar de p-waarde kleiner is dan 0,05 zijn de verschillen tussen de 2 gewesten significant

(vetgedrukt waar dit het geval is). Hieruit blijkt dat er voor deze 7 groeibarrières telkens

verschillen aanwezig zijn tussen het Vlaams en het Waals Gewest. Als we dan kijken naar de

gemiddeldes, zien we dat de eerste 4 barrières het meest aanwezig zijn voor de Waalse

ondernemers, terwijl de laatste 3 sterker doorwegen voor Vlaanderen. Het verschil met

Brussel is minder eenduidig en hangt af van de soort groeibarrière of er een significant verschil

is of niet.

Page 81: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

69

3.3.3. Per soort onderneming

Zoals we voor de gewesten gedaan hebben, kunnen we nu ook doen voor de drie categorieën

waarin we de bedrijven hebben opgedeeld. We kijken of er een verschil bestaat in de

algemene scores voor de groeibarrières tussen micro-, kleine en middelgrote bedrijven aan

de hand van de One Way Anova-test.

H0: Er is geen verschil in de mate van hindernis van de groeibarrières tussen de Belgische micro-

, kleine of middelgrote ondernemingen.

H1: Er is wel een verschil in de mate van hindernis van de groeibarrières tussen de Belgische

micro-, kleine of middelgrote ondernemingen.

N Gemiddelde Standaardafwijking Standaardfout

Micro 174 4,4885 1,08005 ,08188

Klein 93 4,3737 ,96886 ,10047

Middelgroot 25 4,3625 ,80384 ,16077

Total 292 4,4411 1,02317 ,05988

Tabel 12: Descriptieve gegevens: Algemene score groeibarrières per soort onderneming

Er lijkt bijna geen verschil te zijn in de algemene score tussen de verschillende groepen. Dit

wordt geconfirmeerd door de p-waarde van 0,631. We mogen de nulhypothese van een

gelijke score niet verwerpen op het 5% significantieniveau.

Eventueel heeft het aantal werknemers van een onderneming wel nog een invloed op elke

groeibarrière apart.

H0: Er is geen verschil in de mate van hindernis van “groeibarrièrei” tussen de Belgische micro-

, kleine en middelgrote ondernemingen.

H1: Er is wel een verschil in de mate van hindernis van “groeibarrièrei” tussen de Belgische

micro-, kleine en middelgrote ondernemingen.

Opnieuw worden de p-waarden van de verscheidene One Way Anova-testen weergegeven in

onderstaande tabel en de daaruit volgende conclusies getrokken voor de nulhypotheses.

Page 82: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

70

Groeibarrière p-waarde Nulhypothese?

Toegang tot financiering 0,256 Niet verwerpen

Complexe wetgeving en bijkomende

administratieve lasten

0,502 Niet verwerpen

Vinden van geschikt personeel 0,175 Niet verwerpen

Hoge loonkosten 0,894 Niet verwerpen

Hoge vennootschapsbelastingen 0,521 Niet verwerpen

Hoge energiekosten 0,278 Niet verwerpen

Behoefte aan werkkapitaal 0,149 Niet verwerpen

Gebrek aan kennis van marketing 0,129 Niet verwerpen

Economische crisis 0,768 Niet verwerpen

Afwezigheid van vereiste

infrastructuur

0,406 Niet verwerpen

Sterke concurrentie 0,263 Niet verwerpen

Hoge exportkosten 0,437 Niet verwerpen

Schrik voor verlies aan controle 0,052 Niet verwerpen

Privéredenen 0,022 Verwerpen

Opvolgingsproblemen 0,537 Niet verwerpen

Tekort aan managementkwaliteiten 0,012 Verwerpen

Tabel 13: p-waarden One Way Anova test voor elke groeibarrière per soort onderneming

Bovenstaande resultaten kunnen opmerkelijk genoemd worden. Maar liefst 14 van de 16

testen leveren een hoge p-waarde en voor deze groeiobstakels mag de nulhypothese niet

Page 83: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

71

verworpen worden. Dit betekent dat voor deze barrières geen onderscheid te vinden is tussen

micro-, klein en middelgrote ondernemingen in België. De nulhypothese wordt enkel

verworpen voor de groeibarrières ‘Privéredenen’ en ‘Tekort aan managementkwaliteiten’.

De post-hoc testen leveren ons de volgende resultaten op. Er is een significant verschil in

privéredenen als groeibarrière tussen micro- en kleine bedrijven. Bedrijfsleiders van micro-

bedrijven zien dit als een meer belangrijke reden waarom hun groei gehinderd wordt dan deze

van kleine ondernemingen. Daarnaast zien we dat de bestuurders van middelgrote

ondernemingen de meeste moeilijkheden hebben om hun onderneming te managen.

Groeibarrière p-waarde post-

hoc test

Klein Middelgroot

Privéredenen Micro 0,021 0,220

Klein 1,000

Tekort aan

managementkwaliteiten

Micro 1,000 0,014

Klein 0,013

Tabel 14: p-waarden post-hoc testen voor de 2 significante groeibarrières per soort onderneming

Page 84: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

72

3.4. Financiering bij KMO’s

Na een algemeen beeld te hebben gekregen van de aanwezige groeibarrières, werd er op

enkele barrières dieper ingegaan om achterliggende factoren te onderzoeken. In deze rubriek

overlopen we de resultaten op de bijkomende vragen omtrent de financiering.

3.4.1. Werd in de voorbije twee jaren een kredietaanvraag afgewezen door uw bank?

3.4.1.1. België

Figuur 14: Weigering kredietaanvraag Belgische KMO's

We zien dat de helft van de ondervraagde ondernemers er telkens in slaagde om een lening

te bekomen in de afgelopen 2 jaar. Voor 23% echter werd hun kredietaanvraag minstens 1

keer afgewezen door hun bank.

3.4.1.2. Per gewest

H0: Er is geen verband tussen het gewest van een Belgische KMO en de moeilijkheid tot het

aanvaard worden van een kredietaanvraag.

H1: Er is wel een verband tussen het gewest van een Belgische KMO en de moeilijkheid tot het

aanvaard worden van een kredietaanvraag.

In onderstaande kruistabel worden de resultaten van de kredietaanvragen per gewest

weergegeven.

12%

11%

50%

27%

Ja, meerdere keren

Ja, 1 keer

Neen, mijnkredietaanvraag werdtelkens aanvaard

Ik had geenkredietaanvraagingediend

Page 85: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

73

Tabel 15: Weigering kredietaanvragen Belgische KMO's per gewest

Hier zijn er duidelijke verschillen op te merken tussen de drie gewesten. Het valt op dat de

Waalse bedrijfsleiders het moeilijkst hebben om een lening te bekomen. Van maar liefst 35%

werd hun kredietaanvraag minstens 1 keer afgewezen in de voorbije twee jaar, tegenover 22%

voor Brussel en slechts 11,5% voor Vlaanderen. Daarnaast blijkt ook dat slechts 17% van de

ondervraagde Waalse ondernemers geen kredietvraag had ingediend, ten opzichte van 41%

Brusselaars en 32% Vlamingen. Dat er significante verschillen zijn, wordt bewezen door de p-

waarde van de Chi-Square test die kleiner is dan 0,001. Hieruit concluderen we dat de

nulhypothese mag verworpen worden.

3.4.1.3. Per soort onderneming

H0: Er is geen verband tussen het aantal werknemers van een Belgische KMO en de moeilijkheid

tot het aanvaard worden van een kredietaanvraag.

H1: Er is wel een verband tussen het aantal werknemers van een Belgische KMO en de

moeilijkheid tot het aanvaard worden van een kredietaanvraag.

Page 86: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

74

Tabel 16: Weigering kredietaanvragen Belgische KMO's per soort onderneming

In de kruistabel blijkt er niet echt een opmerkelijk verschil te zitten tussen de verschillende

soorten bedrijven. De p-waarde van 0,61 blijkt dit ook te bevestigen. Maar aangezien 2 cellen

zich onder de verwachte frequenties van 5% bevinden is de chikwadraattoets niet valide en

mogen we ons niet uitspreken over de hypothesen.

3.4.2. Van welk van onderstaande soort financiering heeft uw bedrijf al gebruik gemaakt?

3.4.2.1. België

Figuur 15: Financieringsinstrumenten bij Belgische KMO's

Hieruit volgt dat de populairste financieringsinstrumenten eigen middelen en bankleningen

zijn. 9% deed een beroep op een investeringsmaatschappij zoals een venture capital of een

business angel. Bedrijfsobligaties en de methode van factoring blijken helemaal niet populair

te zijn bij Belgische KMO’s.

1%

3%

6%

9%

17%

30%

43%

75%

83%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%

BEDRIJFSOBLIGATIES

FACTORING

ANDERE

INVESTERINGSMAATSCHAPPIJEN

FFF

SUBSIDIES

LEASING

BANKLENING

EIGEN FINANCIËLE MIDDELEN

Page 87: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

75

3.4.2.2. Per gewest

Figuur 16: Financieringsinstrumenten bij Belgische KMO's per gewest

We merken dat de volgorde van het gebruik van financieringsinstrumenten tussen de

gewesten grotendeels gelijk is. Wat het meest opvalt is dat het gebruik van private equity

frequenter voorkomt bij de ondervraagde Waalse bedrijfsleiders. 19% van deze KMO’s heeft

ooit gebruik gemaakt van een investeringsmaatschappij, tegenover 2% voor Vlaanderen en

zelfs 0% voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

3.4.2.3. Per soort onderneming

Figuur 17: Financieringsinstrumenten bij Belgische KMO's per soort onderneming

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%

BEDRIJFSOBLIGATIES

FACTORING

ANDERE

INVESTERINGSMAATSCHAPPIJEN

FFF

SUBSIDIES

LEASING

BANKLENING

EIGEN FINANCIËLE MIDDELEN

Brussels Hoofdstedelijk Gewest Waals Gewest Vlaams Gewest

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

BEDRIJFSOBLIGATIES

FACTORING

ANDERE

INVESTERINGSMAATSCHAPPIJEN

FFF

SUBSIDIES

LEASING

BANKLENING

EIGEN FINANCIËLE MIDDELEN

Middelgroot Klein Micro

Page 88: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

76

96% van de bedrijfsleiders van middelgrote ondernemingen hebben eigen middelen in hun

onderneming gestoken, maar deze ondernemingen maken minder gebruik van bankleningen

en geld van familie of vrienden. Overigens merken we dat de ondernemingen met minder dan

10 werknemers het moeilijkst toegang heeft tot subsidies.

3.4.3. Kennis en ingebruikname van financiële gewestelijke hulpfondsen

Daarna werd er gepeild naar de kennis en naar de ingebruikname van de financiële

steunmaatregelen van de overheid bij de Belgische KMO’s. Omdat dit geregeld wordt via het

gewestelijk bestuur, werd er bij elk gewest specifiek gevraagd naar de bestaande

mogelijkheden die reeds in de literatuurstudie aan bod kwamen.

3.4.3.1. Vlaams Gewest

Figuur 18: Kennis en ingebruikname van financiële Vlaamse overheidsmaatregelen

Uit de grafiek blijkt dat de kennis van de Vlaamse overheidsmaatregelen beperkt is bij de

Vlaamse KMO’s. De Winwin-lening is het meest bekend, maar dan nog zijn slechts 38% van de

bedrijfsleiders ervan op de hoogte. Bovendien weet amper 5% en 2% af van het bestaan van

respectievelijk het Fonds Vlaanderen Internationaal en het TINA-fonds.

Hieruit volgt dat het gebruik van de aangeboden maatregelen dan ook dramatisch laag is.

18%

2%

21%

25%

38%

5%

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40%

VINNOF: VLAAMS INNOVATIEFONDS

TINA-FONDS

ARKIMEDESFONDS

OVERHEIDSWAARBORG

DE WINWIN-LENING

FONDS VLAANDEREN INTERNATIONAAL (FVI)

Gebruik van hulpfonds Kennis van hulpfonds

Page 89: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

77

3.4.3.2. Waals Gewest

Figuur 19: Kennis en ingebruikname van financiële Waalse overheidsmaatregelen

Bij de Waalse ondernemers kennen 78% de instelling Sowalfin. Maar dit is misschien meer

logisch omdat dit het algemeen financieringsorgaan is van Wallonië. Haar filialen en

maatregelen ervan zijn dan weer minder bekend waarbij slechts minder dan 25% van het

bestaan afweten van Socamut, Sofinex of Novalia.

22% heeft ooit al eens een beroep gedaan op subsidies van Sowalfin. Aangezien de andere

drie minder bekend zijn, volgt dat deze dan ook minder werden aangewend.

3.4.3.3. Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Figuur 20: Kennis en ingebruikname van financiële Brusselse overheidsmaatregelen

78%

21%

24%

24%

22%

4%

6%

8%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%

SOWALFIN

SOCAMUT

SOFINEX

NOVALIA

Gebruik van hulpfonds Kennis van hulpfonds

11%

7%

13%

9%

4%

0%

0%

7%

2%

0%

0% 2% 4% 6% 8% 10% 12% 14%

BRUSTART

BRUCOFIN

EXPORTBRU

BRUSOC

BRUPART

Gebruik van hulpfonds Kennis van hulpfonds

Page 90: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

78

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest brengt geen beterschap toe aan de statistieken omtrent

de kennis naar financiële overheidssteun. Geen enkele overheidsinstelling bereikt een

bekendheid van 15% waardoor amper 4 van de 46 ondervraagde Brusselaars ooit van één

heeft gebruikgemaakt.

Hoewel het voor Wallonië iets beter is, kunnen we concluderen uit de grafieken dat de kennis

naar de steunmaatregelen bij alle drie de gewesten dramatisch laag is.

3.5. Zoektocht naar personeel bij KMO’s

Aangezien verwacht werd dat het vinden van geschikt personeel een sterke groeibarrière zou

zijn (wat bevestigd wordt door zijn tweede plaats in de ranking), werden er hieromtrent ook

enkele specifieke vragen opgesteld.

3.1 Hoeveel openstaande vacatures tellen de Belgische KMO’s?

3.5.1.1. België

In totaal werden er bij de 292 KMO’s 332 openstaande vacatures geteld, wat gemiddeld

neerkomt op iets meer dan 1 vacature per onderneming. Dit komt voornamelijk door de

aanwezigheid van enkele bedrijven tussen de 5 en 7 vacatures. Daarom werd ook onderzocht

hoeveel KMO’s daadwerkelijk minstens 1 vacature telden, wat 53% en dus iets meer dan de

helft was. We onderzoeken opnieuw of er een verschil bestaat tussen de gewesten en het

aantal werknemers van een bedrijf.

3.5.1.2. Per gewest

H0: Er is geen verschil in het aantal openstaande vacatures bij Belgische KMO’s tussen de 3

Belgische gewesten.

H1: Er is wel een verschil in het aantal openstaande vacatures bij Belgische KMO’s tussen de 3

Belgische gewesten.

Page 91: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

79

N Gemiddelde Standaardafwijking Standaardfout

Vlaams Gewest 130 ,97 1,352 ,119

Waals Gewest 116 1,22 1,521 ,141

Brussels Hoofdstedelijk

Gewest 46 1,39 1,542 ,227

Total 292 1,14 1,456 ,085

Tabel 17: Descriptieve gegevens: Aantal openstaande vacatures per gewest

De ondervraagde Vlaamse KMO’s hebben gemiddeld het minst openstaande vacatures, terwijl

de ondervraagde Brusselse bedrijven gemiddeld het meeste posities hebben openstaan. Maar

we mogen dit niet veralgemenen naar de populatie aangezien de One Way Anova-test ons

een p-waarde van 0,170 oplevert. We mogen de nulhypothese “Er is geen verschil in het aantal

openstaande vacatures tussen de 3 Belgische Gewesten” dus niet verwerpen op het 5%

significantieniveau.

3.5.1.3. Per soort onderneming

H0: Er is geen verschil in het aantal openstaande vacatures tussen Belgische micro-, kleine of

middelgrote ondernemingen.

H1: Er is wel een verschil in het aantal openstaande vacatures tussen Belgische micro-, kleine

of middelgrote ondernemingen.

N Mean Std. Deviation Std. Error

Micro 174 ,67 ,876 ,066

Klein 93 1,62 1,687 ,175

Middelgroot 25 2,60 2,121 ,424

Total 292 1,14 1,456 ,085

Tabel 18: Descriptieve gegevens: Aantal openstaande vacatures per soort onderneming

Het is vanzelfsprekend dat hoe groter het bedrijf, hoe meer openstaande vacatures de

onderneming telt. De p- waarde van de One Way Anova-test is dan ook kleiner dan 0,001,

waardoor de nulhypothese wordt verworpen.

De post-hoc test van Tamhane (want varianties van de groepen zijn niet gelijk) toont aan dat

er significante verschillen zijn tussen micro-ondernemingen met zowel kleine als middelgrote

Page 92: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

80

bedrijven, maar dat er geen significant onderscheid geldt tussen kleine en middelgrote

ondernemingen.

3.2 Betreffen de openstaande vacatures hooggeschoolde of laaggeschoolde posities?

3.5.2.1. België

Van de 332 openstaande vacatures, was 52% bestemd voor hooggeschoolde sollicitanten. Dit

betekent dat de Belgische KMO’s zowel op zoek zijn naar hooggeschoolde als laaggeschoolde

werknemers.

3.5.2.2. Per gewest

Nu wordt een mogelijk verschil onderzocht in de mate van geschooldheid van de vacatures

per gewest.

H0: Er is geen verschil in de vraag naar geschooldheid bij openstaande vacatures van Belgische

KMO’s tussen de drie gewesten.

H1: Er is wel een verschil in de vraag naar geschooldheid bij openstaande vacatures van

Belgische KMO’s tussen de drie gewesten.

Tabel 19: Vraag naar geschooldheid bij openstaande vacatures per gewest

De chikwadraattoets heeft een p-waarde van 0,034 waardoor we de nulhypothese mogen

verwerpen op het 5%-significantieniveau. Er blijkt dus duidelijk een verschil te zijn naar de

soort gevraagde werknemers tussen de gewesten. In de kruistabel merken we dat Waalse

KMO’s meer op zoek zijn naar hooggeschoold personeel, terwijl dit voor Vlaamse

ondernemingen niet het geval is. In Brussel lijkt er geen onderscheid te zijn.

Page 93: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

81

3.5.2.3. Per soort onderneming

H0: Er is geen verschil in de vraag naar geschooldheid bij openstaande vacatures tussen

Belgische micro-, kleine of middelgrote ondernemingen.

H1: Er is wel een verschil in de vraag naar geschooldheid bij openstaande vacatures tussen

Belgische micro-, kleine of middelgrote ondernemingen.

Tabel 20: Vraag naar geschooldheid bij openstaande vacatures per soort onderneming

Het lijkt erop dat hoe groter het bedrijf, hoe meer men op zoek is naar hooggeschoold

personeel. Meer dan 63% van de openstaande vacatures van middelgrote ondernemingen

betreft hooggeschoolde posities en dit tegenover 44% van micro-ondernemingen. Dat dit een

significant verschil is, wordt bewezen door de p- waarde van 0,039. De nulhypothese dat er

geen onderscheid zou zijn in de vraag naar geschooldheid bij openstaande vacatures tussen

verschillende groottes van ondernemingen wordt verworpen.

3.6 Is de opvolging van Belgische KMO’s verzekerd?

Alhoewel gebleken is dat dit niet echt als een sterke groeibarrière voorkomt, kan een

zelfstandige minder ambitieus zijn om te groeien wegens zijn toenemende leeftijd en omdat

er geen opvolging staat te wachten. Daarnaast geeft dit ook een indicatie weer hoeveel

ondernemingen de generatie zullen overleven.

3.6.1. België

Onderstaande cirkeldiagram geeft de resultaten weer van de ondervraagde Belgische

ondernemers waaruit blijkt dat de gevallen verdeeld zijn. 41% heeft momenteel geen opvolger

klaar staan, 33% is het niet zeker en 26% denkt van wel opgevolgd te zullen worden.

Page 94: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

82

Figuur 21: Opvolging bij Belgische KMO's

3.6.2. Per gewest

We kunnen testen of er opvolgingsverschillen bestaan onder de drie gewesten.

H0: Er is geen verschil in opvolgingszekerheid bij Belgische KMO’s tussen de drie gewesten.

H1: Er is wel een verschil in opvolgingszekerheid bij Belgische KMO’s tussen de drie gewesten.

Tabel 21: Opvolgingszekerheid Belgische KMO's per gewest

Er blijken niet echt grote verschillen aanwezig te zijn. Dit wordt bevestigd door de Chi Square-

test die een p-waarde van 0,51 levert.

26%

41%

33%JA

NEE

MISSCHIEN

Page 95: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

83

3.6.3. Per soort onderneming

H0: Er is geen verschil in opvolgingszekerheid bij Belgische KMO’s tussen micro-, kleine of

middelgrote ondernemingen.

H1: Er is wel een verschil in opvolgingszekerheid bij Belgische KMO’s tussen micro, kleine of

middelgrote ondernemingen.

Tabel 22: Opvolgingszekerheid Belgische KMO's per soort onderneming

Deze keer geeft de chikwadraattoets een p-waarde van kleiner dan 0,001. Dit betekent dat er

een duidelijk verband blijkt te zijn tussen opvolgingszekerheid en de grootte van een

onderneming. Wanneer we dan de kruistabel bekijken, zien we dat de kans dat een

bedrijfsleider opvolging ter beschikking heeft toeneemt met het aantal werknemers in de

onderneming. Zo heeft 60% bedrijfsleiders van middelgrote ondernemingen bevestigd dat er

opvolging voorzien is tegenover amper 17% van micro-bedrijven, waarbij de 33% van kleine

ondernemingen er tussenin ligt.

Page 96: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

84

3.7 Mate van tevredenheid van overheidsbeleid voor Belgische KMO’s

Om de enquête af te sluiten werd er nog gepolst bij de Belgische KMO’s wat hun mening was

over het hedendaags overheidsbeleid. Er werd hen gevraagd om voor hun regionaal

overheidsbeleid een score op 10 te geven, waarna ze ook nog prioritaire maatregelen konden

voorstellen.

3.7.1. Algemene score voor het regionaal overheidsbeleid, gericht op KMO’s.

3.7.1.1. België

Met een gemiddelde score van 4 op 10 wordt bewezen dat de Belgische KMO’s niet tevreden

zijn over het overheidsbeleid van hun regio.

3.7.1.2. Per gewest

Eventueel zou het kunnen dat één dramatisch slecht gewestelijk overheidsbeleid de score van

de andere twee gewesten naar beneden haalt. Er wordt nu onderzocht of zoiets dergelijks het

geval is.

H0: Er is geen verschil in tevredenheid van het regionaal overheidsbeleid bij Belgische KMO’s

tussen de drie gewesten.

H1: Er is wel een verschil in tevredenheid van het regionaal overheidsbeleid bij Belgische KMO’s

tussen de drie gewesten.

N Gemiddelde Standaardafwijking Standaardfout

Vlaams Gewest 130 4,45 1,913 ,168

Waals Gewest 116 3,99 2,002 ,186

Brussels Hoofdstedelijk Gewest 46 3,41 1,681 ,248

Totaal 292 4,11 1,944 ,114

Tabel 23: Descriptieve gegevens: Score overheidsbeleid per gewest

De One Way Anova-test genereert een p-waarde van 0,005 waardoor de nulhypothese van

gelijke scores mag verworpen worden. Als we de descriptieve tabel bekijken, kunnen we

vermoeden dat de score voor het Brussels overheidsbeleid lager is dan dat van het Vlaams

Page 97: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

85

Gewest. Om hierover een conclusie te kunnen trekken moeten we dit testen met de post-hoc

test van Bonferroni (varianties tussen de groepen zijn gelijk).

p-waarde post-

hoc test

Waals Gewest Brussels Hoofdstedelijk

Gewest

Score

overheidsbeleid

Vlaams Gewest 0,197 0,005

Waals Gewest 0,253

De p-waarde van 0,005 tussen het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bevestigt inderdaad dat er een significant verschil is tussen beide scores. Hieruit kunnen we

concluderen dat Brusselse bedrijfsleiders minder tevreden zijn over het Brussels

overheidsbeleid dan hun Vlaamse collega’s over het Vlaams beleid.

3.7.1.3. Per soort onderneming

Hetzelfde kunnen we onderzoeken voor de verschillende categorieën waarin we de bedrijven

hebben onderverdeeld.

H0: Er is geen verschil in tevredenheid van het regionaal overheidsbeleid bij Belgische micro-,

kleine of middelgrote bedrijven.

H1: Er is wel een verschil in tevredenheid van het regionaal overheidsbeleid bij Belgische micro-

, kleine of middelgrote bedrijven.

N Gemiddelde Standaardafwijking Standaardfout

Micro 174 4,02 2,004 ,152

Klein 93 4,14 1,857 ,193

Middelgroot 25 4,60 1,826 ,365

Totaal 292 4,11 1,944 ,114

Tabel 24: Descriptieve gegevens: Score overheidsbeleid per soort onderneming

Middelgrote ondernemingen lijken iets positiever te zijn over het overheidsbeleid dan kleine

en micro-bedrijven. Dit onderscheid is echter beperkt en de p-waarde is dan ook 0,368

waardoor de nulhypothese niet wordt verworpen. Er is geen onderscheid te vinden in de mate

Page 98: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

86

van tevredenheid over het regionaal overheidsbeleid tussen de verschillende soorten

bedrijven.

3.7.2. Prioritaire maatregelen die de overheid zou moeten invoeren om de groei van KMO’s te bevorderen

Ten slotte werd aan de bedrijfsleiders gevraagd om mogelijke maatregelen voor te stellen die

de overheid zou kunnen invoeren. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de meest

terugkomende voorstellen. Het is logisch dat de meest aanwezige groeibarrières, zoals reeds

onderzocht, hier opnieuw terugkomen.

De Belgische bedrijfsleiders smeken als het ware om de personeelskosten te laten dalen via

een loonlastenverlaging. Voor eenmanszaken blijkt het heel duur te zijn om een extra

personeelslid aan te werven.

Daarnaast vraagt men om de administratieve lasten te vereenvoudigen. Een toepasselijke

quote die ik tegenkwam van een ondernemer, is de volgende: “De loonadministratie is

complexer dan de algemene relativiteitstheorie.” Hetzelfde geldt voor de wetgeving die

eenvoudiger en bovendien stabieler moet zijn. De wetgeving omtrent tewerkstelling en

ontslagregelingen kwam ook vaak terug in deze vraag. Deze zou moeten meer flexibel zijn,

zodanig men sneller iemand in dienst kan nemen en indien nodig weer kan laten gaan.

Net als de loonlasten zou ook het tarief van de vennootschapsbelasting naar beneden moeten

om beter te kunnen concurreren met het buitenland.

De bestuurders willen dat de overheidssteun toegankelijker wordt gemaakt voor KMO’s door

de informatie er omtrent beter te communiceren. Deze subsidies zouden dan ook

daadwerkelijk moeten toegekend worden aan KMO’s in plaats van aan grote ondernemingen.

Tegenwoordig werven deze laatsten personeel aan om deze overheidssteun leeg te melken.

Om het probleem van het vinden van geschikt personeel op te lossen, worden er twee

maatregelen voorgesteld. Ten eerste zou men de werkloosheidsuitkeringen in tijd moeten

laten dalen om werken te stimuleren. Een bedrijfsleider vermeldt dat hij al enkele personen

over de vloer heeft gehad die maandelijks meer dan 1000 euro ontvangen van het OCMW en

dus niet bereid waren om voor enkele honderden euro’s meer in dienst te treden. Ten tweede

Page 99: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

87

wordt er verlangd dat hooggekwalificeerde mensen meer gestimuleerd zouden worden om te

werken bij een KMO.

Het valt op dat Waalse bedrijfsleiders meer bijstand willen voor toegang tot financiering in

vergelijking met hun Vlaamse buren. Het empirisch onderzoek had al bewezen dat dit

probleem meer aanwezig is in Wallonië dan in de andere gewesten.

Ten slotte waren er enkelen die eisen dat de regering iets doet aan het Belgisch fileprobleem

en de daaruit volgende kosten.

Page 100: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

88

Conclusies en aanbevelingen

Het belang van KMO’s voor een bloeiende welvaart en economie mag niet onderschat

worden. Hun groei leidt tot extra werkgelegenheid, economische groei, innovatie en gezonde

concurrentie met grote ondernemingen. Deze groei wordt helaas belemmerd door de

aanwezigheid van verschillende groeibarrières, waarvan de zestien belangrijkste in deze

masterproef werden besproken. De overheid speelt ook een rol in dit verhaal omdat ze

enerzijds de oorzaak is van sommige barrières, maar anderzijds ook in staat is om KMO’s te

steunen via bepaalde maatregelen en opgerichte diensten.

Dit alles werd verder onderzocht aan de hand van een kwantitatief onderzoek, toegepast op

de KMO’s in België.

Hoewel er reeds in het verleden hieromtrent studies naar zijn gedaan, werd hier vaak slechts

naar enkele groeibarrières gevraagd. Een ander nadeel aan Belgische studies is, omdat ze

veelal uitgevoerd worden door gewestelijke studiebureaus, dat de enquêtes enkel werden

doorgezonden naar ofwel Vlaanderen, ofwel Wallonië. Dit betekent ten eerste dat er geen of

een fout algemeen beeld wordt gecreëerd voor Belgische KMO’s. Ten tweede wordt er ook

weinig onderzocht waar de exacte verschillen nu precies zouden kunnen liggen tussen de

verschillende gewesten. Ten slotte wordt er zelden een onderscheid gemaakt tussen micro-,

kleine en middelgrote ondernemingen. Met dit onderzoek heb ik geprobeerd deze leegte op

te vullen.

Om deze masterproef af te ronden, worden de belangrijkste resultaten van het empirisch

onderzoek hieronder geanalyseerd. Verder worden hypotheses van mogelijke oorzaken

opgesteld en eventuele toekomstige maatregelen van de overheid voorgesteld. Toekomstige

studies zouden zich dan kunnen toespitsen op enkele van de significante groeibarrières en

deze hypotheses onderzoeken en testen.

Page 101: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

89

Analyse van de resultaten en mogelijke maatregelen

Uit de resultaten blijkt dat de groei van Belgische KMO’s het meest gehinderd wordt door de

hoge loonkosten die men moet betalen. De werkgeverslasten leiden ertoe dat ondernemingen

twijfelen om nieuw personeel aan te werven en dat hun groei stagneert. Om de jobcreatie en

competitiviteit van onze Belgische bedrijven aan te wakkeren is het dringend tijd dat de

overheid structurele maatregelen voorziet om deze handicap weg te werken.

Daarnaast hebben de Belgische KMO’s moeite om geschikt personeel te vinden en aan te

werven. Hoewel er in het algemeen zowel vraag is naar hoog-als laaggeschoold personeel,

wezen de resultaten uit dat men in Wallonië en middelgrote ondernemingen meer op zoek is

naar hooggeschoold personeel. Het is aan de overheid om hier dieper op in te gaan en te

onderzoeken welke functies er precies openstaan en hun beleid hieraan aan te passen. Deze

knelpuntberoepen moeten in de kijker komen te staan via marketingcampagnes en de nodige

opleidingen moeten voorzien worden. Daarnaast moeten de voordelen van werken voor een

KMO gepromoot worden om de KMO’s hierin te steunen.

De complexe wetgeving en zijn bijkomende administratieve lasten sluiten de top 3 af van de

meest aanwezige groeibarrières. Deze zijn te tijdsintensief waardoor bedrijfsleiders zich

minder op hun kernactiviteiten kunnen concentreren of extern advies moeten raadplegen wat

extra kosten met zich meebrengt. De overheid moet verder bouwen op maatregelen zoals het

federaal KMO-plan, waar ze de administratieve lasten met 30% wilt verminderen, en verder

onderzoeken hoe ze het voor KMO’s eenvoudiger kunnen maken zonder aan controle te

moeten inboeten. Een mogelijke actie is om zoveel mogelijk te digitaliseren, zoals men

bijvoorbeeld reeds heeft gedaan met de toepassing van elektronisch factureren. Dan is het

natuurlijk de taak aan de Belgische ondernemingen om bereid te zijn om mee te

moderniseren.

Toegang tot financiering neemt slechts een 8ste plaats in de rangorde van de groeibarrières bij

Belgische KMO’s. Dit komt niet overeen met vroegere buitenlandse studies, waarbij dit als

grootste hindernis werd gezien (Kierzenkowski &Kastaneer, 2014; Garwe & Olawale, 2010;

Bartlett & Bukvic, 2001).

Page 102: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

90

Er wordt geen onderscheid opgemerkt in de algemene scores van alle groeibarrières tussen

de verschillende gewesten. Voor 7 van de 16 groeibarrières apart worden er echter wel

significante verschillen opgemerkt tussen de verschillende gewesten onderling. Op basis van

deze resultaten zouden de regionale overheden kunnen nagaan waarom deze verschillen het

geval zijn. Dit zou kunnen gebaseerd zijn op eventuele persoonlijke kenmerken per gewest,

maar evengoed omdat de regionale overheden een andere nadruk leggen op hun steun aan

KMO’s. Zo is bijvoorbeeld toegang tot financiering een grotere groeibarrière voor Waalse

KMO’s dan voor de andere twee gewesten. Dit wordt ook bevestigd door het significant

verschil in kredietweigeringen voor Waalse ondernemingen (35%). Een mogelijke oorzaak

hiervan zou kunnen zijn dat het Vlaams en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest meer subsidies

of overheidswaarborgen toekennen aan hun KMO’s. Waalse ondernemers lijken ook meer last

te ondervinden van de complexe wetgeving en administratieve lasten. Hier zou de Waalse

overheid kunnen gaan ‘spieken’ bij de andere gewesten welke maatregelen er voor

administratieve vereenvoudiging werden genomen. We merken op dat Vlaamse KMO’s

significant meer schrik hebben om de controle te verliezen bij groei en met meer

opvolgingsproblemen te kampen hebben. Hier zou het bijvoorbeeld kunnen dat meer Waalse

en Brusselse ondernemingen over een raad van advies of een raad van bestuur beschikken.

Om deze bijkomende hypotheses te kunnen controleren zijn er echter meer gedetailleerde

onderzoeken nodig, toegepast op elke significante groeibarrière.

Er blijken zo goed als geen verschillen te zijn in de aanwezige groeibarrières tussen micro-,

kleine en middelgrote bedrijven. Dit is enkel het geval voor een tekort aan

managementkwaliteiten en privéredenen. Hieruit blijkt dat bedrijfsleiders van middelgrote

ondernemingen meer problemen hebben om hun bedrijf goed te kunnen managen. Het is

begrijpelijk dat de moeilijkheid van managen positief gecorreleerd is met de grootte van het

bedrijf. Een mogelijke oplossing voor deze ondernemers is om zich meer te focussen op het

beheren van zijn bedrijf en basisactiviteiten van de onderneming aan de werknemers toe te

vertrouwen. Daarnaast zouden meer middelgrote ondernemingen een beroep kunnen

beginnen doen op een raad van advies of een raad van bestuur. Een mogelijke maatregel van

de overheid is extra managementworkshops voorzien, gericht op middelgrote

ondernemingen, en de ondernemers daarvan de waarde laten inzien. Daarnaast is ook

bewezen dat hoe kleiner het bedrijf, hoe meer de ondernemer belang hecht aan een goede

Page 103: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

91

privé-werkbalans. Maar voor de overige 14 van de 16 groeibarrières valt dus geen onderscheid

te maken tussen Belgische micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. Al deze barrières

hebben voor elke soort onderneming een gelijkaardige negatieve invloed op hun groei. Figuur

13 wordt dus bevestigd en geeft een goed beeld weer van de rangorde van de aanwezige

groeibarrières voor alle groottes van KMO’s. Voor zowel micro-, kleine en middelgrote

ondernemingen worden de loonkosten, vinden van geschikt personeel en administratieve

lasten als grootste groeibarrières beschouwd. Dit betekent dat de overheid een algemeen

beleid kan ontwikkelen, in plaats van een specifiek beleid voor elke soort onderneming, wat

zowel voor haar als voor de KMO’s efficiënter en overzichtelijker is.

De meest gebruikte financieringsinstrumenten voor Belgische KMO’s zijn met voorsprong

eigen middelen en bankleningen. 19% van de ondervraagde Waalse ondernemingen hebben

ooit een beroep gedaan op een investeringsmaatschappij, tegenover slechts 2% voor

Vlaanderen en 0% voor Brussel. Waalse bedrijfsleiders zouden minder moeite kunnen hebben

om zeggenschap af te staan aan externe investeerders. Een andere oorzaak zou kunnen zijn

dat de Waalse Regering er beter in slaagt om bedrijfsleiders in contact te laten komen met

business angels en venture capitals. Van de ondervraagde KMO’s blijkt dat slechts 21% micro-

ondernemingen reeds beroep deed op een subsidie, tegenover 44% kleine en 40%

middelgrote bedrijven. Hier kan men de vraag stellen of dit komt omdat deze micro-bedrijven

jonger zijn en er misschien daarom nog geen gebruik van hebben gemaakt. Of komt het

doordat de procedures zo ingewikkeld in elkaar zitten dat micro-ondernemingen er minder

makkelijk toegang tot hebben? Ook dit zou moeten nagegaan worden door verder onderzoek.

De Belgische regering heeft reeds enkele instellingen en maatregelen ingevoerd om de groei

van KMO’s te ondersteunen. In dit onderzoek werd er gekeken hoeveel van de ondernemers

van de financiële hulpdiensten kennis hebben en er ooit eens gebruik van hebben gemaakt.

Er blijkt dat de Belgische KMO’s zeer weinig op de hoogte zijn van de bestaande financiële

hulpfondsen, aangeboden door de gewestelijke overheden. Hoewel dit in dit onderzoek enkel

onderzocht werd voor de steunmaatregelen om toegang tot financiering te bevorderen,

kunnen we vermoeden dat de kennis voor de maatregelen tegen de andere groeibarrières ook

beperkt zal zijn. Hieruit volgt dat de bestaande acties veel beter gecommuniceerd moet

worden naar de KMO’s.

Page 104: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

92

Van amper 17% van de micro-bedrijven is de opvolging verzekerd, tegenover 33% en 60% van

respectievelijk kleine en middelgrote ondernemingen. Een mogelijke reden hiervoor is dat de

micro-ondernemingen recenter zijn opgericht en daardoor over jongere bedrijfsleiders

beschikken die hier nog niet mee bezig zijn. Dit zou ook het gevolg kunnen zijn dat men meer

bereid is om een onderneming te zullen overnemen wanneer deze reeds meer winstgevend

en stabiel is. Hoewel dit verschil significant is, blijkt dit geen invloed te hebben op

opvolgingsproblemen als groeibarrière tussen de drie soorten ondernemingen.

Met een algemene score van 4 op 10 zijn de regionale overheden gebuisd voor hun KMO-

beleid. Dit moet waarschijnlijk met een korreltje zout worden genomen, omdat de

bestuurders net allerlei vragen over groeibarrières hadden voorgeschoteld gekregen en

misschien daarom wat pessimistisch ingesteld waren. Hoe dan ook kan deze score niet goed

genoemd worden. Brusselse bedrijfsleiders blijken het meest ontevreden te zijn van het

aangeboden beleid. Het is aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om te onderzoeken

waarom dit het geval is.

Ten slotte vragen de bedrijfsleiders dat men dringend de loonlasten laat dalen, administratie

en wetgeving vereenvoudigt en mensen stimuleert om te werken voor een KMO.

Het feit dat 78% van de bedrijfsleiders en vele werkgeversorganisaties gevraagd hebben om

achteraf de resultaten van het onderzoek naar hen door te sturen, wijst op het feit dat dit een

actueel thema is dat leeft bij de Belgische KMO’s. Het is dan ook mede daardoor dat ik veel

voldoening heb gehaald uit het schrijven van deze masterproef.

Page 105: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef
Page 106: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

VIII

Literatuurlijst ACS, Z. (2006). How is entrepreneurship good for economic growth? Innovations, Technology,

Governance, Globalization. 1(1), 97-107

AGENTSCHAP ONDERNEMEN (2014). Groener ondernemen. Instrumenten en

steunmaatregelen voor energiebesparing in uw bedrijf!

AGENTSCHAP ONDERNEMEN. (2015). Subsidiedatabank

URL: <http://www.agentschapondernemen.be/subsidiedatabank>

AGENTSCHAP ONDERNEMEN. URL: < http://www.agentschapondernemen.be>

AGHION, P. & GRIFFITH, R. (2008). Competition and growth: reconciling theory and evidence.

Zeuthen Lectures. MIT Press: Cambridge, US.

AL-HYARI, K. (2013). Identification of Barrier Factors and Potential Solutions to SMEs

Development among Jordanian Manufacturing Sector. International Journal of Business &

Management. Vol. 8 Issue 24.

ANDERSON, J. E. & VAN WINCOOP, E. (2004). Trade Cost. Journal of Economic Literature, Vol.

42, No. 3. pp. 691-751.

BARTLETT, W. J., & BUKVIC, V. (2001). Barriers to SME growth in Slovenia. MOCT-MOST:

Economic Policy in Transitional Economies, 11, 177 - 195.

BECHERER, R.C., HALSTEAD, D. & HAYNES, P. (2003). Marketing orientation in SMEs: effects of

the internal environment. New England Journal of Management, Vol. 3, No. 1, pp. 1-17.

BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS (13 november 2013). Algemene

beleidsnota: administratieve vereenvoudiging.

URL: <http://www.lachambre.be/FLWB/PDF/53/3096/53K3096027.pdf>

BERGER, A.N. & UDELL, G. F. (1998). The economics of small business finance: The roles of

private equity and debt markets in the financial growth cycle. Journal of Banking and Finance.

22(6-8), 613-673.

BERTHON, P., EWING, M.T. & NAPOLI, J. (2008). Brand Management in Small to Medium Size

Enterprises. Journal of Small Business Management, Vol. 46 No. 1, pp. 27-45.

Page 107: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

IX

BEULS, J. (2012). Ondernemerschap: een nooit eindigende succes-story? (Masterproef,

Universiteit Hasselt, Hasselt, België.)

BRUSSELS WAARBORGFONDS (2015). URL: <http://www.fondsbruxelloisdegarantie.be/nl/>

BURLINGHAM, B. (2005). Companies That Choose to Be Great Instead of Big Small Giants.

Portfolio. Penguin Group.

BUSCHA F. & URWIN P. (2012). The role of small businesses in employment and enterprise.

Federation of Small Business.

CABUS P & VANHAVERBEKE W. (2004). Ruimte en economie in Vlaanderen. SPRE. URL:

<http://www.agentschapondernemen.be/sites/default/files/documenten/eindrapport_def.pdf>

CARSON D., GILMORE A. & GRANT K. (2001). SME marketing in practice. Marketing Intelligence

& Planning. Vol. 19, Iss 1, pp. 6-11.

CHURCHILL, N.C. & LEWIS, V.L. (1983). The five stages of small business growth. Harvard

Business Review.

CLAESSENS D. (1982). Bedrijfsbeheer in KMO en management in grote ondernemingen. Een

vergelijkend theoretisch onderzoek. Centrum voor Economische Studies- K.U. Leuven, Leuven.

COAD A. & HÖLZL W. (2010). Firm growth: empirical analysis. WIFO Working Papers 361, WIFO.

CRESSY, R. (2006). Why do most Firms Die Young? Small Business Economics. Volume 26(2): pp

103-116.

CUYT, B. (2012). 10 voorstellen voor een performantere arbeidsmarkt. UNIZO-Studiedienst.

URL:<http://www.unizo.be/personeelszaken/publicatie/gezocht_m_v_met_talent_voor_kmo_s

_10_voorstellen_voor_een_performantere_arbeidsmarkt.html>

DANIS, A. & DE CLERCQ, E. (2012). De keuze tussen bank, venture capital en business angel

financiering: inzichten op basis van Amerikaans bedrijven. Universiteit Gent.

DAVIDSSON, P.(1989) Entrepreneurship and after? A study of growth willingness in small firms.

Journal of Business Venturing. 4, 211-226.

DE PELSMACKER, P. & VAN KENHOVE, P. (2010). Marktonderzoek: methoden en toepassingen.

(Pearson Benelux, Amsterdam).

DE TIJD. (11 juni 2008). Talent aantrekken en behouden in een KMO.

Page 108: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

X

DE TIJD. (21 maart 2012). Professioneel bestuur voor duurzame groei. Inzicht 18.

DE WILDE, D. (8 december 2011). Durfkapitaal krijgt Europees paspoort. De Tijd.

DEBRULLE J., DE RUYTTER S. & KONINGS J. (2012). De determinanten van firma groei in

Vlaanderen. Beleidsrapport STORE-B-12-008.

DEGADT, J, DONCKELS, R. (1985). SMEs and Public Authorities: On the Information and

Communication Gap. International Small Business Journal.

DEJONCKHEERE J, RAMIOUL M. & VAN HOOTEGEM G. (2003). Is small finally becoming

beautiful? Small and medium-sized enterprises in the new economy. IES Report 391.

DELMAR, F.,DAVIDSSON P. & GARTNER W. (2003). Arriving at the high-growth firm. Journal of

Business Venturing. 18, 189–216.

DELMOTTE J., LAMBERTS M., SELS L. & VAN HOOTEGEM G. (2001). Wat weten we over KMO’s

en over personeelsbeleid in KMO’s? HIVA – KULeuven.

DELMOTTE J., LAMBERTS M., SELS L. & VAN HOOTEGEM G. (2002). Cahier 9: Alles op een rij.

HIVA – KULeuven.

DELOITTE FIDUCIAIRE (2013). Financieel en fiscaal dashboard van de Belgische KMO. KMO

Kompas 2013.

DIENST ADMINISTRATIEVE VEREENVOUDIGING (2015). URL: <http://www.vereenvoudiging.be>

DONCKELS, R. (1989). Te koop: familiale ondernemingen, opvolgingsproblematiek in bedrijven.

Roularta Books, Brussel.

DOWN, S. (1999). Owner-manager learning in small firms. Journal of Small Business and

Enterprise Development. 6(3), 267-280.

DUARTE, N. (2004). The Role of SMEs for Development: a Literature Review: regions and fiscal

federalism. Instituto Politécnico do Porto.

ERNST & YOUNG (2013). Barometer van de Belgische Attractiviteit 2013: Structurele

hervormingen zijn hoogdringend.

EUROPESE COMMISSIE (2003). European Competitiveness Report 2003. Working document of

the services of the European Commission, Brussels.

Page 109: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

XI

EUROPESE COMMISSIE (2008). Think Small First. A “Small Business Act” for Europe. Brussel.

EUROPESE COMMISSIE (2006). De nieuwe definitie van KMO’s: Informatiebrochure en

modelverklaring.

EUROPESE COMMISSIE (2013), A recovery on the horizon? Annual Report on European SMEs

2012/2013.

EUROPESE COMMISSIE (2014). SBA-Factsheet 2014 –België.

EUROSTAT (2010). Employment activities statistics - NACE Rev. 2.

FÄLTHOLM, Y., SANDA, A. & SACKEY, J. (March 2011). Managerial Competence and Non-

Performance of Small Firms in a Developing Economy. International Journal of Contemporary

Business Studies. Vol: 2, No: 3 .

Flanders Investment & Trade (2015).

URL: <http://www.flandersinvestmentandtrade.com/export/?Open>

FURMAN, J., PORTER, M. AND STERN, S. (2000). Understanding the drivers of national

innovative Capacity.

GARWE, D. & OLAWALE, F. (2010). Obstacles to the growth of new SMEs in South Africa: A

principal component analysis approach. African Journal of Business Management. Vol. 4(5), pp.

729-738.

GEURTS, K. (2010). Jobcreate en –destructie tijdens de crisis. Kerosine. K.U. Leuven.

GILL, A., BIGER, N., MATHUR, N. (2010). The Relationship Between Working Capital

Management And Profitability: Evidence From The United States. Business and Economics

Journal. Volume 2010.

GODFREY, N. (2008). Why is Competition Important for Growth and Poverty Reduction? OECD

Global Forum on International Investment.

GOESAERT, T. & REYNAERTS J. (2012). De concurrentiepositie van de Vlaamse industrie. Een

nationaal en internationaal perspectief. Steunpunt Ondernemen & Regionale Economie. Pag. 1-

39.

GOOS, M. & KONINGS, J. (1999). Firm Growth in Belgium. Tijdschrift voor Economie en

Management. 44(4), pp. 449-465.

Page 110: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

XII

GREINER, L. E. (1972). Evolution and Revolution as Organisations Grow. Harvard Business

Review, vol.50, n°4, p.37-46.

GREINER, L. E. (1998). Evolution and Revolution as Organizations Grow. Harvard Business

Review.

GUBERNA (2013) Groeien? Uw Raad weet raad! Zet koers richting groei.

HAMPTON, P. (2004). Reducing administrative burdens: effective inspection and enforcement.

HM Treasury.

HASANBEIGI, A., MENKE, C. & PONT, P. (2010). Barriers to energy efficiency improvement and

decision-making behavior in Thai industry. Energy Efficiency. 3:33-52.

HENRICKS, M. (1997). Stage Right. Entrepreneur.

URL : <http://www.entrepreneur.com/article/14090>

HET HOF VAN JUSTITIE. (1991). Arrest van het hof (zesde kamer) van 23 april 1991. – Klaus

Höfner en Fritz Elser tegen Macrotron GMBH. – Verzoek om een prejudiciële beslissing:

Oberlandesgericht München – Duitsland. – Vrij verrichten van diensten – Uitoefening van

openbaar gezag – Mededinging – Advisering bij aanwerving van hoger en leidinggevend

personeel. – ZAAK C-41/90.

HOGE RAAD VOOR DE WERKGELEGENHEID (2014). Verslag 2014. Brussel.

HUIZINGH, E. (2004). Inleiding SPSS 12 voor Windows. (Academic Service, Den Haag).

IMPULSE.BRUSSELS. (2015).

URL: <http://www.ecosubsibru.be/index.cfm?fuseaction=aides.aides_all&language=NL>

IMPULSE.BRUSSELS. URL: < http://www.ecosubsibru.be>

IN ‘T VELD, C. (2013). De levenscyclus van een onderneming. Focus op verbeteren.

IP B. & JACOBS G.(2006). Business succession planning: a review of the evidence. Journal of

Small Business and Enterprise Development. Vol. 13 Iss: 3, pp.326 – 350.

JOVANOVIC B. (1982). Selection and the Evolution of Industry. Econometrica. Vol. 50, No. 3, pp.

649-670.

KATSOULACOS Y., MAKRI G. & BAGERI V. (2011). Regulatory Burden, Competition and Growth.

Bank of Greece.

Page 111: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

XIII

KeFIK (2011). KMO-Financiering. KeFIK-Rapport.

KIERZENKOWSKI, R. & J. KASTANEER (2014). Boosting the Development of Efficient SMEs in the

Netherlands, OECD. Economics Department Working Papers, No. 1157, OECD

KIRCHOFF, B. A. (1994). Entrepreneurship and Dynamic Capitalism: The Economics of Business

Firm Formation and Growth. Westport, CT: Praeger.

KONINGS, J. & ROODHOOFT, F. (1996). Wat is het effect van een verlaging van de loonkost op

de vraag naar arbeid in België. Tijdschrift voor Economie en Management. vol:41, issue:4 pag.

561-575.

KPMG & DAV (2015). Elektronische facturatie: Berekening besparing aan administratieve lasten

door het gebruik van elektronische facturatie in 2014.

KURATKO, D.F., HORNSBY J.S., BISHOP, J.W. (2005). Managers' corporate entrepreneurial

actions and job satisfaction. International Entrepreneurship and Management Journal, 1: 275-

291.

LAMBRECHT, J. & MOLLY, V. (2011). Het economisch belang van familiebedrijven in België.

FBNet Belgium.

LOUIS, D. & MACAMO, P. (2011). Barriers to Business Growth: A study on Small Enterprises in

Maputo. Umeå School of Business.

MAESEN, L. (2009). Financiering van jonge bedrijven: bankfinanciering versus venture capital.

Universiteit Hasselt.

MAJLUF N.S. & MYERS S.C. (1984). Corporate Financing and investment decisions when firms

have information that investors do not have. Journal of Financial Economics, vol. 13, pp 187-

221.

MCINTYRE, R. (2001). The Role of Small and Medium Enterprises in Transition: Growth and

Entrepreneurship. WIDER. The United Nations University

MERZ, G.R., WEBER, P.B. & LAETZ, V.B. (1994). Linking small business management with

entrepreneurial growth. Journal of Small Business Management, vol. 32, no. 4, pp. 48-60.

MILLER M. & MODIGLIANI F. (1958), The cost of capital: Corporate finance and the theory of

investment, American Economic Review, 48, pp. 261-297.

Page 112: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

XIV

MITUSCH K. & SCHIMKE A. (2011). Gazelles –High-Growth Companies: Final Report. Europese

Commissie. Horizontal Report 5.

MOENS, B. (16 januari 2014). Procedures voor innovatiesteun te complex. De Tijd.

MOUTON, A. (14 april 2015). Loonwig in België loopt op tot 60 procent. Trends.

URL: <http://trends.knack.be/economie/finance/loonwig-in-belgie-loopt-op-tot-60-

procent/article-normal-562133.html>

MOUTON, A. (9 april 2014). KMO’s willen vennootschapsbelasting van 20 procent. Trends.

URL: <http://trends.knack.be/economie/ondernemen/kmo-s-willen-vennootschapsbelasting-

van-20-procent/article-normal-217241.html>

NSZ (13 juni 2012). Lastenverlaging voor bedrijven mag geen gepruts in de marge zijn.

URL: <http://www.nsz.be/nl/pers/algemeen/lastenverlaging-voor-bedrijven-mag-geen-gepruts-

in-de-marge-zijn/>

NSZ (2012). 4 op de 10 kmo’s investeren komende jaren in duurzame energie.

URL: <http://www.nsz.be/nl/nieuws/fiscaal/4-op-de-10-kmos-investeren-komende-jaren-in-

duurzame-energie/ >

OESO (2003). From Red Tape to Smart Tape: Administrative Simplification in OECD Countries.

OESO (2004). Promoting entrepreneurship and innovative SMEs in a global economy.

OESO (1997). Small Businesses, Job Creation and Growth: Facts, Obstacles and Best Practices.

OESO. (1997). Small Business, Job Creation and Growth: Facts, Obstacles and Best Practices.

OESO. (2004). Promoting entrepreneurship and innovative SMEs in a global economy: Towards

a more responsible and inclusive globalisation.

ONKELINX J. & SLEUWAEGEN L. (2008). Internationalization of SMEs. Flanders DC & Vlerick

Leuven Gent Management School.

ÖNÜT, S. & SONER S. (2007). Analysis of energy use and efficiency in Turkish manufacturing

sector SMEs. Energy Conversion and Management. Volume 48, Issue 2, pag. 384-384.

PAPULOVÁ, Z. & MOKROŠ, M. (2007). Importance of managerial skills and knowledge in

management for small entrepreneurs. Prague, Czech Republic, 11–13 June 2007, pp. 1–8.

Page 113: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

XV

PEEL, M. & N. WILSON (1996). Working Capital and Financial Management Practices in the

Small Firm Sector. International Small Business Journal. 14 (2), pp. 52- 68.

PENROSE, E. (1980) Theory of the Growth of Firm. Oxford: Basil Blackwell, 3de editie.

PORTER, M. E. (1990). The Competitive Advantage of Nations. Harvard Business Review 68, no.

2: 73–93.

PORTER, M.E. (2008). The Five Competitive Forces That Shape Strategy. Harvard business

Review, January 2008.

RACQUET, E. (5 november 2011). Vlaamse KMO’s pessimistischer over werk. De Tijd.

REID, R., MORROW T., KELLY, B. & MCCARTAN, P. (2002). People management in SMEs: an

analysis of human resource strategies in family and non‐family businesses. Journal of Small

Business and Enterprise Development. Vol. 9 Iss: 3, pp.245 – 259.

ROBU, N. R., & SAVLOVSCHI, L. I. (2011). The Role of SMEs in Modern Economy. Economia. Seria

Management, 14, 277-281.

SCASE R. (1997). The role of Small Businesses in the Economic Transformation of Eastern

Europe: Real But Relatively Unimportant? International Small Business Journal. Vol. 16, No.1,

13-21.

SCASE, R. (1997), The Role of Small Businesses in the Economic Transformation of Eastern

Europe: Real But Relatively Unimportant? International Small Business Journal.

SCHOP, G. J. (2014). Model Greiner. Management Modellensite.

URL: <http://www.gertjanschop.com/modellen/greiner.html>

SCHUMPETER, JOSEPH A. (1934). The Theory of Economic Development. Harvard Economic

Studies. 255 pages.

SCOTT, M. & BRUCE, R. (1987). Five stages of growth in small business, Long Range Planning,

vol. 20, no. 3, pp. 45-52.

SD WORX (2011). Belgische kmo’s vragen Di Rupo vereenvoudiging van administratie en sociale

wetgeving. URL: <http://www.sdworxblog.be/regelgeving/belgische-kmo%E2%80%99s-vragen-

nieuwe-regering-vereenvoudiging-van-administratie-en-sociale-wetgeving/>

SERV (2009). Impact van de financiële en economische crisis op Vlaanderen en België.

Page 114: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

XVI

SERVICE PUBLIC DE WALLONIE (2011). Mise en oeuvre du “Small Business Act” en Wallonie:

états des lieux et perspectives.

SHRAPNEL, R. (2013). Future Proofing the Capital Value of Your Business: Lessons and

Experiences from the Journey of Succession Interim Findings of Global Survey. Baker Tilly

International.

SIMPSON, M. & TAYLOR, N. (2002). The role and Relevance of Marketing in SMEs: towards a

New Model. Journal of Small Business and Enterprise Development, Vol. 9 No. 4, pp. 370-82.

SOININEN J. & PUUMALAINEN K. (2012). The impact of global economic crisis on SMEs.

Management Research Review. Vol. 35 Iss 10 pp. 927 – 944.

SOWALFIN. (2015). URL: <http://www.sowalfin.be/sowalfin/sowalfin_fr/notre-mission/nos-

filiales/index.html>

STOREY D., J. (1998). Six Steps to Heaven: Evaluating the Impact of Public Policies to Support

Small Businesses in Developed Economies. Working Paper No. 59.

STOREY, D., KEASEY, K., WATSON, R. & WYNARCZYK, P. (1987). The Performance of Small Firms:

Profits, Jobs, and Failures. Londen: Croom Helm.

SZAFRAN, D. (2005). Hoe financier ik de groei van mijn KMO? Instituut der Bedrijfsrevisoren.

Brussel

TESSELAAR, L. (2010). De beheersing van een organisatie per fase van ontwikkeling (Scriptie,

Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland).

UNIZO – UCM - GRAYDON BELGIUM (2014). Het KMO-rapport 2013: de financieel-economische

gezondheid van de Vlaamse, Brusselse en Waalse KMO in beeld.

UNIZO (2007). Volgende regering moet versnelling hoger schakelen om meer ouderen aan de

slag te krijgen.

URL:<http://www.unizo.be/pers/unizo_volgende_regering_moet_versnelling_hoger_schakelen

_om_meer_ouderen_aan_de_slag_te_krijgen.html>

UNIZO (2008). 7 op 10 KMO's kan gestegen energie- en loonkosten niet doorrekenen.

URL:<http://www.unizo.be/pers/7_op_10_kmo_s_kan_gestegen_energie_en_loonkosten_niet

_doorrekenen.html>

Page 115: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

XVII

UNIZO (2013). Ondernemers 15,7 uren per week bezig met administratie.

URL:<http://www.unizo.be/uwzaakleiden/pers/unizo_ondernemers_15_7_uren_per_week_be

zig_met_administratie.html>

UNIZO (2013). UNIZO-onderzoek bij exporterende KMO’s.

URL:<http://www.unizo.be/internationaal/pers/unizo_onderzoek_bij_exporterende_kmos.html>

VAN BIESBROECK, P. (2014). Waarom internationaal ondernemen een must is voor KMO’s.

VOKA.

VAN DE VIJVER, M. (2005). Corporate Governance bij KMO’s: Raad van advies of Raad van

bestuur. (Scriptie, Universiteit Gent, Gent, België).

VAN DER WEERDT N., VERWAAL E. & VOLBERDA H. (2006). Firm size, organizational flexibility

and performance: Do small firms have a competitive advantage over larger firms? Frontiers of

Entrepreneurship Research. Vol.26, Iss.15, Article 7.

VAN KIRK, E. & NOONAN, K. (1982). Key factors in strategic planning. Journal of Small Business

Management. Vol 20, No. 3

VAN NISPEN J. (2010). Groeiondernemingen in Vlaanderen. EWI.

VAN SCHOORS S. & BIEVEZ P. (2015). Een KMO-plan om het leven van de ondernemingen te

vereenvoudigen. Presscenter (27 februari).

URL: <http://www.presscenter.org/nl/pressrelease/20150227/een-kmo-plan-om-het-leven-

van-de-ondernemingen-te-vereenvoudigen>

VAN WATERSCHOOT, W. & VAN DEN BULTE, C. (1992). The 4P classification of the marketing

mix revisited. Journal of Marketing, Vol 56(4), 83-93.

VANGELDER J. (19 juni 2014). Lessen in loslaten. Trends. Pag. 54-58.

VANROOSE A. (2011). HRM in de West-Vlaamse KMO: een stand van zaken.

VBO (2012). Administratieve vereenvoudiging: Minder lasten, meer ondernemen.

VEREENOOGHE, C. & WAUTERS, M. (2012). Business Angel en Venture Capital financiering in de

financiële groeicyclus van Belgische ondernemingen. Universiteit Gent.

VIJFVINKEL, R. (2011). Kapitaalstructuur in de vpb. Tilburg University.

Page 116: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef

XVIII

VOKA (10 april 2014). Belgische arbeidskosten stegen met 13,1% in vier jaar tijd. URL:

<http://www.voka.be/west-vlaanderen/nieuws/2013/4/belgische-arbeidskosten-stegen-met-

13,1-in-vier-jaar-tijd/>

WAGENVOORT, R. (2009). SME finance in Europe: introduction and overview. EIB Papers. No 6.

WALTERUS B., VANDENDRIESSCHE F. (2013). Crowdfunding in Vlaanderen. Agentschap

Ondernemen & KPMG.

URL:<http://www.agentschapondernemen.be/sites/default/files/rapport_crowdfunding_door_

stibbe_en_kpmg.pdf>

WHITE D. & WHITE POLLY (9 maart 2012). Why Some Entrepreneurs Choose Not to Grow Their

Businesses. Business Review USA.

Page 117: Analyse van de groeibarrières bij KMOs€¦ · UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 Analyse van de groeibarrières bij KMOs Masterproef