vakdidactisch eindwerkstuk - wikiwijs...1.1b ik kan sociale interacties in een klas herkennen en...
Post on 10-Jun-2020
5 Views
Preview:
TRANSCRIPT
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Is Omgangskunde een vak óf de 8e competentie van de leraar?
Student: Henk Haaijema
Studentnummer: 301671
NHL emailadres: haai1202@student.nhl.nl
Opleiding: DT Docent Omgangskunde
Croho code: 35421
Traject: Deeltijd
Code toetseenheid: TE.ECS.Dt.PP.12.D-Vakd.eindw.OK
Deelbeoordeling: Werkstuk
Begeleider: Yvonne Boksebeld
Examinator: Yvonne Boksebeld
Inleverdatum: 08-03-2016
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
1
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Inhoudsopgave Voorwoord .............................................................................................................................................. 2
Opdracht 4a: Individueel voorwerk ......................................................................................................... 3
Competenties ...................................................................................................................................... 3
Verantwoording van het onderwerp voor het artikel. ........................................................................ 8
Verantwoording van het onderwijsproduct. ....................................................................................... 8
De relatie tussen het artikel en het onderwijsproduct. ...................................................................... 8
Visieopdracht in aanbouw. .................................................................................................................. 8
Verantwoording van de keuze voor de doelgroep, opleiding en doelgroep analyse. ...................... 10
Literatuur en bronnen. ...................................................................................................................... 10
Planning en tijdspad voor alle onderdelen........................................................................................ 10
Feedback/feed forward op mijn plan van aanpak door een medestudent en een collega op school.
........................................................................................................................................................... 11
Wat ga ik doen met de ontvangen feedback en feed forward?........................................................ 11
GOEDKEURING PLAN VAN AANPAK .................................................................................................. 11
Opdracht 4b: Artikel .............................................................................................................................. 13
Bibliografie ............................................................................................................................................ 20
Opdracht 4b: Onderwijsproducten ....................................................................................................... 21
Plaats en relevantie SLB in de kennisbasis omgangskunde en de kennisbasis vakdidactiek
omgangskunde. ................................................................................................................................. 22
Verantwoording van het onderwerp SLB. ......................................................................................... 22
SLB in de literatuur ............................................................................................................................ 26
SLB binnen de Noorderpoort. ........................................................................................................... 27
Handleiding voor de Studie Loopbaan Begeleider ................................................................................ 29
Handleiding SLB voor de leerling. .......................................................................................................... 35
Opdracht 4c: Reflectie ........................................................................................................................... 41
Literatuurlijst ......................................................................................................................................... 42
Nawoord ................................................................................................................................................ 43
Bijlagen. ................................................................................................................................................. 44
BEOORDELINGSFORMULIER .............................................................................................................. 44
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
2
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Voorwoord Voor u ligt mijn eindverslag van het onderdeel Vakdidactisch Eindwerkstuk. In de studiehandleiding
wordt aangegeven dat dit verslag “de kroon op je opleiding docent Omgangskunde” zou moeten zijn.
Dit schept voor de lezer verwachtingen en heeft voor mij als student wel de nodige druk gegeven.
Ik ben nu in het vierde leerjaar terecht gekomen en omgangskunde heeft mij in die jaren erg bezig
gehouden. Ik heb ervaren dat omgangskunde een zeer belangrijk onderdeel van het docentschap is.
De waarden die ik geleerd heb zijn onder andere jezelf in te zetten als instrument door “echt” te zijn
voor de klas en je af en toe kwetsbaar op te stellen. De leerlingen in de leerstand te zetten door te
werken in het “hier en nu”. De klas af en toe even stil te zetten en te kijken naar hoe de leerlingen er
op dat moment voor staan.
Ik heb me vaak afgevraagd waarom dit waarden zijn die alleen voor de docent omgangskunde
zouden gelden. In het artikel, die ik binnen dit thema heb geschreven, ben ik er achter gekomen dat
mijn visie is dat alle docenten deze waarden zouden moeten beheersen. Omgangskundige elementen
zijn basiswaarden waar iedere docent aan zou moeten voldoen. In dit verslag wil ik dan ook laten
zien hoe ik denk over de plaats en de toekomst van de opleiding tot docent omgangskunde.
Een belangrijk aspect is verder de plaats en rol van de SLB’er in het onderwijs. Coaching en
begeleiding van de individuele leerling heeft nog niet een erg prominente plaats in de
docentenopleidingen en dat zou het wel moeten zijn. Door middel van een handleiding voor SLB’ers
en de daarbij behorende competenties, wil ik (beginnende) docenten hierin een steuntje in de rug
geven. Een handleiding voor de leerling is hierin voor mij een logisch vervolg.
Ik wens u veel plezier in het lezen van mijn verslag. Ik hoop dat het een inspiratiebron zou kunnen
zijn om omgangskunde een andere, en meer invloedrijke, plaats te geven in de docentenopleidingen
van de toekomst.
Henk Haaijema
DT Docent Omgangskunde
NHL
Cohort 2012
Studentnummer: 301671
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
3
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Opdracht 4a: Individueel voorwerk
Competenties
Binnen het thema Vakdidactisch eindwerkstuk werk ik, met name, aan de volgende
competenties:
Competentie 1: Interpersoonlijk competent
1.1a Ik beheers sociale en communicatieve vaardigheden zoals gespreksvaardigheden
luistervaardigheden, feedbackvaardigheden.
1.1b Ik kan sociale interacties in een klas herkennen en verklaren.
1.2a Ik schep een klimaat voor samenwerking met de leerlingen en tussen de leerlingen onderling.
1.2b Ik spreek leerlingen aan op ongewenst gedrag en stimuleer gewenst gedrag.
1.3a Ik maak leerlingen medeverantwoordelijk voor een goed werk- en leefklimaat in de klas.
Bovendien vanuit de profielschets van de docent omgangskunde:
1.1 Waardeert de inbreng van leerlingen en is nieuwsgierig naar hun ideeën, zodat leerlingen het
gevoel hebben gewaardeerd en serieus genomen te worden.
1.2 Laat een basishouding zien, waarin de begrippen echtheid, onvoorwaardelijke acceptatie en
empathie naar leerlingen toe herkenbaar zijn. (congruent zijn in gedrag en communicatie)
1.3 Spreekt ( MBO-)leerlingen en/of groepen aan op hun individuele en/of collectieve gedrag met
het doel het leef- en leerklimaat te verbeteren.
Bij de competentie interpersoonlijk contact gaat het voornamelijk om de omgang die ik heb met
de leerlingen. Het gaat erom dat ik een veilige en gestructureerde omgeving creëer waarin de
leerlingen optimaal in staat zijn om te leren. Daarin is veiligheid, openheid en structuur erg
belangrijk. Als deze omgeving niet aanwezig is, hoe zorg ik er dan voor dat deze wel gecreëerd
wordt. Hoe kan ik de leerlingen ondersteunen en uitdagen daar zelf mee aan de slag te gaan?
Binnen dit thema heb ik geleerd dat mijn basishouding van echtheid, onvoorwaardelijke
acceptatie en empathie naar leerlingen en collega’s een belangrijk onderdeel is van mijn
docentschap. Ik heb nagedacht over mijn beroepshouding en hoe deze in te zetten in het
contact naar studenten en collega docenten.
In mijn onderwijsproduct wil ik dieper ingaan op alle facetten van mijn rol als SLB’er. Deze
competentie is van wezenlijk belang voor het uitvoeren van deze rol. Het beheersen van
communicatieve vaardigheden, het aan de leerling het gevoel geven dat ze gewaardeerd
worden en serieus genomen worden, zijn hierin belangrijke aspecten. Door de coachende
aspecten te kennen die bij het SLB schap horen, wil ik leren hier nog bewuster mee om te gaan.
In mijn artikel wil ik laten zien waar omgangskunde voor staat en welke waarden het heeft voor
de individuele leerling.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
4
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Competentie 2: Pedagogisch competent
2.1a Ik heb een beeld van de leef- en belevingswereld van 12-18 jarigen.
2.2a Ik stem mijn taalgebruik en omgangsvormen af op mijn leerlingen.
2.2b Ik stimuleer zelfstandigheid en initiatief van leerlingen.
2.2c Ik herken en houd rekening met verschillen tussen leerlingen.
2.3a Ik signaleer ontwikkelings- of gedragsproblemen bij leerlingen en laat zien dat ik hiermee in mijn
onderwijs rekening houd.
Bovendien vanuit de profielschets van de docent omgangskunde:
2.1. Stimuleert de leerling na te denken over zijn of haar eigen interesses en ambities vanuit de
vragen: “wie ben ik?” “wat wil ik?” wat kan ik?” en “waar moet ik aan voldoen?”
2.2. Signaleert problemen op gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling en leerproblemen en
reageert hier adequaat op.
2.3. Kan adviezen van derden vertalen in concreet begeleidingsgedrag.
2.4. Speelt in op de leefwereld van de leerling in het MBO en begeleidt leerlingen met
problematische hulpvragen en creëert een veilig pedagogisch klimaat.
Bij deze competentie is het belangrijk om inzicht te leren krijgen in de individuele leerling. Hoe
ga ik om met de verschillen in de klas. Eerst zal ik daarvoor kennis moeten hebben van de
doelgroep binnen het BVE veld, in het bijzonder de 16-24 jarigen. Wellicht ook oudere
leerlingen als ik ga werken met BBL leerlingen. Hoe benader ik de individuele leerling? Hoe houd
ik rekening met verschillen in ontwikkeling, zelfstandigheid en initiatief van leerlingen?
Binnen WPL 4 heb ik een half jaar stage gelopen met deze doelgroep. Vanaf augustus 2015 geef
ik zelfstandig les aan o.a. 16-18 jarigen. Ik signaleer gedragsproblemen en besteed daar in de les
aandacht aan. In het begin van het contact met de nieuwe leerlingen, heb ik klassikaal regels en
omgangsvormen afgesproken. Ik ben intensief bezig om reflectie en diepgang te creëren. Dit
laat ik terug komen door elk thema af te sluiten met een reflectie. In SLB gesprekken signaleer ik
soms problemen in de sociaal emotionele ontwikkeling en ik verwijs deze leerling dan door naar
het BAT. Hier houdt ik dan regelmatig contact mee om de ontwikkelingen verder te volgen. Dit
verwerk ik nu verder in mijn onderwijsproduct.
Ik wil leren wat omgangskunde precies kan toevoegen in het curriculum van de opleiding waar
ik werk, het Noorderpoort in Groningen. Door te onderzoeken waar omgangskunde voor staat,
wil ik de waarden bewuster gaan inzetten in het contact met de leerling. In het
onderwijsproduct laat ik zien welke competenties een goede SLB’er zou moeten hebben. Hier ga
ik veel van leren tijdens het uitoefenen van deze rol.
Competentie 3: Vakinhoudelijk & didactisch competent
3.1a In kan onderwijsactiviteiten voorbereiden en uitvoeren waarbij ik de vakinhoudelijke en
didactische keuzes die ik gemaakt heb onderbouw.
3.2a Ik kan evaluatiemiddelen (proefwerken, enquêtes e.d.) ontwerpen en gebruiken om te bepalen
of leerlingen voldoende hebben geleerd en of mijn onderwijs effectief is geweest.
3.2b Ik maak bij mijn onderwijs gebruik van moderne middelen, waaronder ICT.
3.2c Ik laat zien dat ik bij het ontwerpen en uitvoeren van mijn onderwijs rekening houd met
verschillen tussen de leerlingen.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
5
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
3.3a Ik kan eventuele leerproblemen bij leerlingen signaleren en laat zien dat ik daar in mijn
onderwijs rekening mee houd.
Bovendien vanuit de profielschets van de docent omgangskunde:
Vanuit didactisch oogpunt:
3.3. Gebruikt werkvormen die leerlingen activeren en stimuleren om zelf hun leerproces in te
richten en die goed aansluiten bij de leermogelijkheden en belemmeringen van de leerling.
Begeleiding, leiden en instructie:
3.4. Past diverse methodieken toe om reflectie op gang te brengen bij leerlingen.
Vormgeving van de leeromgeving.
3.11. Maakt bij het vormgeven van krachtige leeromgevingen gebruik van verschillende leer
vormen, zoals projectwerk, klassikale instructie, zelfstandige opdrachten, praktijklessen etc.
Zodanig dat voor leerlingen een motiverende leeromgeving wordt gecreëerd.
Bij deze competentie is het van belang dat ik leer om de juiste vakinhoudelijke en didactische
kennis in te zetten voor een zo optimaal mogelijk leerklimaat. Afwisseling in werkvormen,
differentiatie tussen leerlingen, inzetten van ICT in de klas etc. Binnen deze competentie wil ik
leren om de theoretische kennis die ik heb opgedaan binnen het vak Onderwijskunde 1 en 2,
om te zetten in een goed georganiseerde les.
Ik houd in mijn lessen rekening met verschillende leerstijlen in de klas. Ik zorg voor structuur in
de lessenseries waardoor het voor leerlingen duidelijk is wat er van hen verwacht wordt. Door
middel van een heldere planning, stimuleer ik dan leerlingen om hun planvaardigheden te
vergroten. Reflectie is een terugkerend thema die ik bij elke lessenserie terug laat komen. Ik
probeer hiermee meer diepgang te krijgen bij de leerlingen. Ik combineer in een les altijd een
stukje theorie en een werkvorm waarmee ze de theorie zich eigen kunnen worden. Ik maak
hierbij regelmatig gebruik van allerlei ICT werkvormen zoals Padlet, Socrative, Kahoot en andere
vormen.
In mijn onderwijsproduct en in mijn artikel laat ik diverse theoriebronnen naar voren komen
waardoor ik een beeld kan vormen hoe anderen over dit onderwerp denken. Uiteraard is hier
ook ruimte voor de leerlingen. Hoe kijken zij tegen de rol van slb’er aan, wat vinden ze hierin
belangrijk en wat zijn, eventueel, verbeterpunten hierin? Ik wil leren om een combinatie te
maken van wat anderen van omgangskunde vinden en welke visie ik zelf heb. Verschillende
meningen samen laten smelten in een artikel. Dat is mijn uitdaging.
Competentie 4: Organisatorisch competent
4.1a Ik kan plannen en structureren.
4.2a Ik maak werkbare afspraken met de leerlingen en hanteer die consequent.
4.2b Ik organiseer de praktische kant van mijn onderwijs (leermiddelen, ICT, inrichting lokaal etc.)
effectief en efficiënt.
4.3a Ik houd voor mijn onderwijs een lange termijn planning aan die bij de leerlingen bekend is en
waar zij hun eigen planning op kunnen afstemmen.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
6
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Bovendien vanuit de profielschets van de docent omgangskunde:
Met betrekking tot leeromgevingen:
4.4. Vertaalt (leer)plannen binnen het MBO in een programma en planning van de eigen
onderwijsactiviteiten en stemt deze op elkaar af.
Wat betreft afspraken:
4.6. Werkt met een duidelijke planning en bewaakt deze planning in samenspraak met of met
medeweten van de leerlingen.
4.8. Vertoont flexibel gedrag naar leerlingen, coach en leerkrachten.
Binnen deze competentie is het belangrijk om te leren hoe ik mijn werk binnen en buiten de klas
organiseer en structureer. Ik kan nog zo’n mooie les geven maar als die niet gestructureerd is in
de tijd, zal dit van weinig waarde zijn.
Alles van tevoren bedenken door middel van een lesplanformulier zal me hierbij helpen.
Overzichtelijk en duidelijk zijn naar mezelf en naar de leerlingen. Zodat het voor allen duidelijk is
wat we gaan doen en vooral waarom we dingen gaan doen.
In mijn onderwijsproduct laat ik zien dat het belangrijk is om duidelijke afspraken te maken met
de leerlingen. Afspraken maken en je daar ook aan houden, van beide kanten. Plannen van
gesprekken en daarbij structuur aanbrengen bij de leerling is van groot belang. Dit geeft
duidelijkheid en rust. Openheid vind ik ook belangrijk. Met wie ga ik eventueel extern in gesprek
en waarom? Terugkoppeling van deze gesprekken aan de leerling en eventueel aan ouders of
verzorgers, hoort daar natuurlijk bij.
Voor het maken van dit product, heb ik geleerd hoe belangrijk het is om een goede planning te
maken. Door regelmatig feedback te vragen aan collega’s, docenten en mede studenten, heb ik
geleerd om mijn artikel en onderwijsproduct steeds weer te verbeteren.
Competentie 7: Competent in reflectie en ontwikkeling
7.1a Ik kan reflecteren op mijn eigen professionele ontwikkeling en studiegedrag.
7.2a Ik maak gebruik van feedback van leerlingen en collega’s om mezelf als docent te ontwikkelen.
7.2b Ik kan een onderzoek opzetten en uitvoeren t.b.v. mijn eigen professionele ontwikkeling.
7.3a Ik stem mijn professionele ontwikkeling af op ontwikkelingen in de school.
7.3b Ik kan wat ik als docent doe en wil verantwoorden vanuit een goed doordachte visie op het
beroep en mijn taken in de uitoefening daarvan.
Bovendien vanuit de profielschets van de docent omgangskunde:
Ontwikkelen van eigen professionaliteit:
7.1. Reflecteert regelmatig en systematisch op eigen beroepsmatig handelen.
7.5. Maakt bij de ontwikkeling van eigen competenties aantoonbaar gebruik van feedback van
medestudenten, leerlingen en collega’s en van collegiale hulp in de vorm van intervisie,
collegiale consultatie en –coaching.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
7
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Ontwikkelen van eigen professionaliteit en de lerende schoolorganisatie:
7.10. Heeft kennis van het beleid dat de school voert t.a.v. de professionele ontwikkeling van
individuele personeelsleden en van de schoolorganisatie als geheel.
Binnen deze competentie staat het reflecteren op de voorgrond. Weten wat je doet, waarom je
het zo doet en wat je er in de toekomst van kan leren. Jezelf als een lerend onderwerp
beschouwen. Deze persoonlijke ontwikkeling kun je ook gebruiken om de kwaliteit van het
onderwijs binnen je eigen school te verbeteren. Op een gegeven moment zal je daardoor een
visie ontwikkelen hoe je onderwijs ziet en wat je belangrijk vindt om te gaan ontwikkelen of om
te gaan koesteren voor de toekomst.
Reflecteren en kijken naar jezelf is een terugkerend onderdeel van mijn lessen. Ik ben een groot
voorstander van het reflecteren. Op school werken ze allemaal met de STARRT methode maar ik
ben binnen verschillende klassen de Korthagen methode aan het uitproberen. Hierbij is mijn
doel om meer diepgang te krijgen. Ik moet zeggen dat dit ook vrij goed lukt.
Zeker binnen het thema “Vakdidactisch Eindwerkstuk” heb ik geleerd dat reflecteren in mezelf
heeft geleid tot een mooi artikel en een mooi onderwijsproduct. Ik heb veel informatie
verzameld en afgewogen of ik dit in mijn artikel zou kunnen gaan gebruiken. Ook heb ik door
zelfreflectie mijn eigen visie op omgangskunde mede bepaald. Reflecteren is dus erg belangrijk!
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
8
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Verantwoording van het onderwerp voor het artikel.
Het onderwerp van mijn artikel is: “Is Omgangskunde een vak of de 8e competentie van de
leraar?”
In de vier jaren dat ik mijn opleiding tot docent omgangskunde volg, staat deze vraag bij mij
steeds centraal. Word ik nu opgeleid tot een vakdocent of word ik opgeleid tot een algemeen
docent met sterke communicatieve, sociale en groepsdynamische vaardigheden?
Ik ben daar nog steeds niet uit.
In mijn artikel wil ik een beschrijving maken van de ontwikkelingen van het vakgebied van
Omgangskunde. Wat is de oorsprong, wat zijn ontwikkelingen en wat is de waarde van het vak
omgangskunde in het huidige onderwijs?
Hoe wordt er, in de onderwijspraktijk, vorm gegeven aan het vak omgangskunde? Komt een
afgestudeerde docent omgangskunde aan het werk? In welke functies?
Waaraan moet een (MBO) docent voldoen? Wat zijn de SBL competenties? Zou er hier ruimte
zijn voor een 8e competentie met de speerpunten van de omgangskunde docent? Allemaal
vragen die ik in mijn artikel zou willen onderzoeken en waar ik een eigen visie op zou willen
ontwikkelen.
Het lijkt me duidelijk dat dit onderwerp meerdere raakvlakken heeft binnen de kennisbasis
omgangskunde. Deze ga ik hier niet helemaal uitwerken.
Verantwoording van het onderwijsproduct. In mijn onderwijsproduct wil ik mij focussen op mijn rol van SLB’er. Ik wil een handleiding gaan
maken voor de docent (omgangskunde) waarin ik de taken van de SLB’er ga beschrijven. Voor
de leerling ga ik een soort folder maken waarin antwoord wordt gegeven op de vraag wat SLB is
en wat de leerling daar allemaal mee kan en moet.
Het doel van beide producten is om meer duidelijkheid te verschaffen aan zowel de docenten
als de leerlingen omtrent de rol en de taken van de SLB’er. Ik merk in mijn dagelijkse praktijk als
beginnend docent dat hier veel onduidelijkheid over heerst.
Het leek mij een goed idee om met mijn onderwijsproduct in deze vraag te voorzien.
Dit onderwijsproduct heeft meerdere raakvlakken binnen de kennisbasis omgangskunde.
De relatie tussen het artikel en het onderwijsproduct. In mijn zoektocht naar de waarde van omgangskunde in het MBO is de rol van SLB’er van groot
belang. Duidelijkheid naar docenten en leerlingen van deze cruciale rol, is de aanleiding geweest
voor mijn plan om deze rollen goed te beschrijven.
Het lijkt mij duidelijk dat er een grote relatie is tussen mijn artikel en mijn onderwijsproduct.
Visieopdracht in aanbouw.
Visie op het vak Mijn visie op het vak omgangskunde zal ik verwoorden in mijn artikel. In het kort komt
het erop neer dat ik eraan twijfel of omgangskunde een vak is. Ik vind de onderdelen
waar het vak omgangskunde uit bestaat, uitermate geschikt om in het MBO onderwijs
te gebruiken. Groepsdynamica, communicatie, coaching, socialisatie etc. worden al
gebruikt op de school en de opleiding waar ik les geef. In de sociale vakken wordt hier al
vorm aan gegeven.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
9
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Het onderscheidend vermogen van omgangskunde zit ‘m , voor mij althans, in de
verdieping. De verdiepende vraag stellen, in de klas, individueel en in de reflecties van
de leerlingen. Een ander aspect die ik belangrijk vind, is gebruik te maken van het hier
en nu. Dingen die spelen bij leerlingen individueel en in de groep, direct bespreekbaar
maken en gebruiken in de les. Dat is voor mij waar omgangskunde voor staat. Zoals ik in
mijn artikel zal beschrijven, zou iedere andere docent ook over deze vaardigheden
moeten beschikken. Voor mij is het dan ook niet een kwestie van een docent
omgangskunde die ingevlogen moet worden voor deze dingen, maar het zou
gemeengoed bij alle docenten, ongeacht het vak die ze geven, moeten zijn.
Curriculum - Mijn visie houdt in het vakgebied omgangskunde geen plaats heeft in het curriculum van
een MBO opleiding. Onderdelen van omgangskunde worden uiteraard in de
verschillende vakken wel gebruikt. Vakken als communicatie, socialisatie, coaching etc.
Alle docenten zouden bezig moeten gaan met de kernwaarden van omgangskunde.
Mijn visie heeft natuurlijk nogal vergaande consequenties voor de verschillende
opleidingen in het MBO. Het vak omgangskunde (wat soms binnen de Verpleegkunde
opleiding nog wel gegeven wordt) komt in mijn visie in het geheel niet meer voor in het
curriculum van een MBO opleiding. In mijn visie zou omgangskunde als vak gegeven
moeten worden in de docentenopleidingen en zou het vak in het MBO mogen
samengaan met, bijvoorbeeld, Sociaal Agogisch Werk. De docent omgangskunde zou, in
mijn visie, docent SAW mogen gaan heten.
Er zal een behoorlijke verschuiving moeten plaatsvinden in de verschillende
lerarenopleidingen. Hier zou het vak omgangskunde gegeven moeten worden zodat alle
docenten op de hoogte zijn van de kernwaarden van omgangskunde en deze in de
praktijk zouden kunnen uitvoeren.
Bovenstaande wil niet zeggen dat ik omgangskunde niet belangrijk zou vinden in het
MBO onderwijs. Zeker wel! Vanaf de eerste minuut van de opleiding zou de docent
moeten gaan voor meer verdieping bij de leerling. Nadenken of zichzelf, nadenken over
het handelen van de leerling, nadenken over je rol in verschillende situatie etc. etc.
Vakdidactische uitgangspunten bij de vormgeving van het onderwijsproduct: Binnen de bestaande vakken van de verschillende opleidingen zou er door de docent dus meer aandacht besteed moeten worden aan groepsdynamische aspecten van het lesgeven. Wat gebeurt er soms in de klas? Waar komt dat door? Etc. Zich veilig voelen in de groep, jezelf mogen zijn in de groep. Als de docent een veilige opmgeving heeft gecreerd met de groep, is het leerrendement veel groter. Vaardigheden en kennis van de kennisbasis omgangskunde zijn verder van groot belang in de rol van SLB’er. In deze rol zul je veel pedagogische en interpersoonlijke competenties moeten hebben. Kennis, omschreven in de kennisbasis omgangskunde, is onontbeerlijk voor de SLB’er. In mijn onderwijsproduct zal ik dit verder beschrijven.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
10
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Verantwoording van de keuze voor de doelgroep, opleiding en doelgroep analyse. Ik ga het onderwijsproduct schrijven voor de groepen waar ik nu SLB’er van ben. Het gaat hierbij
om twee groepen die beiden de opleiding SAW (Sociaal Agogisch Werk) doen aan het
Noorderpoort in Groningen. De ene groep bestaat uit leerlingen die in een februari klas zitten
en die de uitstroomrichting “Persoonlijk begeleider Gehandicaptenzorg” doen. Deze klas doet
de opleiding op niveau 4. Dat het hier gaat om een februarigroep, houdt in dat de leerlingen
later zijn begonnen met de opleiding of dat de leerlingen in het opleidingstraject een half jaar
zijn teruggezet. Dit kan verschillende redenen hebben. Je kunt hierbij denken aan tijdelijk
slechte studieresultaten of tijdelijk te veel afwezigheid (door verschillende omstandigheden).
Deze groep bestaat uit ongeveer 15 leerlingen en ze zitten nu bijna in het 3e en laatste leerjaar.
De andere groep is ook een niveau 4 groep, SAW, die in september 2014 zijn begonnen en nu
dus bijna halverwege de opleiding zijn. Deze klas heeft leerlingen uit de beide
uitstroomrichtingen: Persoonlijk begeleider Gehandicapten en Begeleider Specifieke
Doelgroepen. Deze laatste uitstroomrichting leidt leerlingen op tot begeleiders in de
welzijnssector, ouderenzorg of de psychiatrie. Deze groep bestaat uit 20 leerlingen.
Beide groepen gaan 2 dagen naar school en lopen minimaal 16 uur per week stage.
Ik ben van beide groepen dus SLB’er. Wekelijks heb ik, per groep, 2 lesuren de tijd om
individuele gesprekken te voeren met de leerlingen. Via een duidelijke planning weten de
leerlingen wanneer ze een gesprek met mij hebben. Daarnaast is er in deze tijd ook altijd ruimte
voor acute individuele gesprekken. Deze gaan bij mij altijd voor.
De handleiding voor docenten is, in eerste instantie, bestemd voor mijn collega’s van de
opleiding SAW. Met hen ga ik ook regelmatig in gesprek om te bespreken of ik werkelijk in een
behoefte voorzie en dat ik ook een product ga maken die in de praktijk bruikbaar is.
Literatuur en bronnen. Kennisbasis Omgangskunde Bachelor waarin: Preambule
“Wat is Omgangskunde?” van Nel Rijswijk.
Docenten Omgangskunde en Pedagogiek in het mbo: aanbod, vraag en inzet
Auteurs: Louise van de Venne, Jan Neuvel & Wil van Esch
Datum: 1 juli 2013
'Pas afgestudeerde leraar kan prima klas managen, maar vakkennis? Nou nee'
Artikel Volkskrant, 2012. Martin Slagter.
Aanvullende leergang Omgangskunde, website van Hogeschool Utrecht.
Blog | Wendy Kooremans | En wat is dat eigenlijk? Omgangskunde? Op de website van LVVOP
(Landelijke Vereniging voor Omgangskunde Professionals).
Verschillende (digitale) bronnen over de 7 SBL competenties.
Het kwalificatiedossier van de docent MBO, MBO Raad, 28 april 2015.
Planning en tijdspad voor alle onderdelen. Maken plan van aanpak Week 1, 2 en 3.
Inleveren plan van aanpak Week 4
“Go” krijgen Week 5
Uitvoeren artikel en beroepsproduct Week 6,7 en 8
Inleveren eindverslag Week 9
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
11
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Feedback/feed forward op mijn plan van aanpak door een medestudent en een
collega op school. Ik heb mijn plan van aanpak laten lezen aan twee klasgenoten en collega’s: Krista en Margreet.
Beiden vonden het een zeer interessant onderwerp om eens te overdenken. Zelf hadden ze
hierin ook wel hun visie. Deze zal ik verderop ook nog wel uitwerken. Ook heb ik, zijdelings, mijn
onderwerp laten vallen bij de studenten van de minor omgangskunde, waar ik samen met
Annette, aan werk.
Het onderwijsproduct past erg goed binnen de Noorderpoort, afdeling Zorg en Welzijn. Tevens
sluit het ook goed aan bij mijn P taak 4 onderzoek. Hierin wil ik me richten op het beleid van
inwerken van nieuwe collega’s binnen mijn locatie van het Noorderpoort. Een handleiding en
verdieping van de rol van SLB’er is iets waar zowel nieuwe als meer ervaren docenten behoefte
aan hebben. Er heerst soms onduidelijkheid waar verantwoordelijkheden liggen en de
handleiding voor zowel docenten als leerlingen zou hier een mooie verdieping op kunnen zijn,
aldus Krista en Margreet.
Wat ga ik doen met de ontvangen feedback en feed forward? Hier ga ik uiteraard rekening mee houden in het maken van mijn onderwijsproduct. Tevens heb
ik met mijn huidige teamleider afgesproken dat ik regelmatig met hem om tafel ga. We gaan
dan mijn vorderingen en aandachtspunten bespreken en toetsen aan nodig en belangrijk is om
mee te nemen op mijn locatie van het Noorderpoort. Ik heb de onderwijsproducten direct naar
hem gemaild en i wacht zijn feedback af.
GOEDKEURING PLAN VAN AANPAK Naam student : Henk Haaijema Naam school : Noorderpoort, afdeling Zorg & Welzijn Beoordelaar : Yvonne Boksebeld Datum : 15 februari 2016
Onderdeel Feedback/Feed forward
Uitwerking van het onderdeel individueel voorwerk
Wat wil je leren: formuleer dit duidelijker per competentie. Dat is nu niet bij alle competenties het geval.
Verantwoording van je onderwerp voor het artikel en onderwijsproduct
Duidelijk verantwoord van het onderwerp voor je artikel. Boeiend onderwerp ook. SLB als onderwerp voor je onderwijsproduct prima, zorg ervoor dat SLB dan ook onderdeel uitmaakt van je artikel. Het onderwijsproduct (een handleiding gaan maken voor de docent (omgangskunde) waarin ik de taken van de SLB’er ga beschrijven. Voor de leerling ga ik een soort folder maken waarin antwoord wordt gegeven op de vraag wat SLB is en wat de leerling daar allemaal mee kan en moet) vind ik niet duidelijk genoeg. Alleen uitleggen wat SLB is en wat de leerling daar mee kan vind ik
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
12
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
niet genoeg. Ik wil ook iets van een uitgewerkt SLB programma zien en een handleiding voor de docent, zie formulering opdracht. Relatie kennisbasis concreet formuleren. Aan welke domeinen is het gekoppeld? SLB maakt geen onderdeel uit van de kennisbasis, dus waar wil je het aan koppelen? Voor de herijking van de kennisbasis is het een onderwerp wat mogelijk toegevoegd moet worden aan de huidige kennisbasis. Dit onderdeel vind ik nog onvoldoende uitgewerkt, dat moet aangevuld worden.
Relatie tussen het artikel en onderwijsproduct
Zie opmerkingen hierboven.
Verantwoording keuze doelgroep, opleiding en doelgroepanalyse
Prima.
De visieopdracht in aanbouw
Prima
Literatuur/bronnen
Voldoende bronnen. Denk ook aan de reader geschiedenis van Omgangskunde op BB.
Planning/tijdspad vopr alle onderdelen
Dat kan concreter geformuleerd worden als je aan de slag gaat. Nu nog heel globaal. Omschrijf ook of en wanneer je het onderwijsproduct aan de leerlingen gaat geven.
……………………..
Feedback/feedforward op je plan van aanpak door minimaal 1 leerteamlid
Wat kun je met deze FB? Wat haal je eruit? Zijn er ook kritische noten?
Feedback/feedforward op je plan van aanpak door collega/coach
Zie hierboven.
Wat ga je doen met de ontvangen feedback/feedforward
Hierin ben je niet concreet. Wat neem je mee?
Eventuele aanvullingen
Eindconclusie go of no go door docent
Je hebt een go. Neem mijn opmerkingen mee in je artikel en onderwijsproduct. De verantwoording van artikel en product moet aangevuld worden. Succes, ik vind het een uitdagend en mooi onderwerp.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
13
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Opdracht 4b: Artikel
Is Omgangskunde een vak of de 8e competentie van de leraar?
Inleiding
In mijn 4 jarig bestaan als leerling docent
omgangskunde heb ik deze vraag talloze keren
moeten beantwoorden. Wat is
omgangskunde? Wat doet een docent
omgangskunde? Welke vakken geef je dan op
school? Je ziet bijna nooit een vacature voor
docent omgangskunde. Waarom doe je deze
studie dan? Wat kun je met deze opleiding?
Heeft deze studie eigenlijk (nog) wel
bestaansrecht?
Wat is de kern en de kracht van
omgangskunde? Allemaal vragen uit
onwetendheid en onbekendheid van deze
opleiding. In dit artikel wil ik beschrijven wat
omgangskunde is en welke plaats het heeft in
het onderwijs. Is er eigenlijk nog plaats voor
omgangskunde?
Wat is omgangskunde?
Zoals Nel Rijswijk in haar artikel “Wat is
omgangskunde” (Rijswijk, 2008) verwoord,
studeer je de studierichting omgangskunde
om later het vakgebied omgangskunde in het
MBO te kunnen geven. De studierichting
omgangskunde bestaat uit delen van
verschillende vakgebieden zoals psychologie,
sociologie en agologie. Binnen de
studierichting docent omgangskunde staan er
vakken op het programma zoals
groepsdynamica, communicatie,
begeleidingskunde (intervisie en coaching),
socialisatie, vakdidactiek, organisatiekunde,
kennis van specifieke doelgroepen,
ontwikkelingspsychologie en visie,
beroepshouding en ethiek. Naast deze
vakinhoudelijke onderdelen wordt er in deze
opleiding uiteraard ook ruim aandacht
geschonken aan de pedagogisch - didactische
aspecten van het docentschap.
Het ontstaan van Omgangskunde
Omgangskunde is ontstaan in de eind jaren
60. In 1963 werd de zogenaamde
“Mammoetwet” aangenomen en werd in
1968 in praktijk genomen. Het idee achter
deze wet was dat het onderwijs na de
basisschool beter toegankelijk moest worden
voor iedereen. Zowel voor jongens en meisjes
als voor rijken en armen. Iedereen moest
dezelfde kansen krijgen. Er werd een systeem
ontwikkeld van algemeen vormend onderwijs
(HAVO, VMBO) met daarop aansluitend een
beroepsopleiding (MBO, HBO). Rond 1970
bleek dat er te weinig aandacht was
geschonken aan het zogenaamde “meisjes
onderwijs”. Hiermee werd bedoeld het
huishoudonderwijs en de zorgopleidingen. Dit
gat in de wet werd gedicht door een
herstructurering door te voeren van het
MHNO (Middelbaar Huishoudelijk - en
Nijverheid Onderwijs). Later werd dit het
MDGO en nu is het de opleiding MBO-
Helpende Zorg en Welzijn. In deze periode
kwam er meer aandacht voor het nieuw op te
richten leergebied omgangskunde. Voor het
vak omgangskunde had deze ontwikkeling de
volgende consequenties:
1. zeer nauwe binding van onderwijs en
persoonlijke ervaring;
2. onderwerpen niet kiezen omdat ze vanuit
het wetenschappelijk denkkader een sluitend
geheel vormen, maar op basis van hun
samenhang met de directe levenspraktijk en
maatschappelijke ontwikkelingen;
3. sociale vorming als aspect van
persoonlijkheidsvorming;
4. sociale vorming als dimensie van
beroepsvorming;
5. emancipatorische educatie van mbo-
leerlingen;
6. omgangskunde profileren als leergebied.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
14
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
(HBO Raad, 2012)
Het werd in deze tijd belangrijk dat de
leerlingen vooral ook werden opgeleid in het
”doen”. Het MBO moest leerlingen praktisch
opleiden waarbij de scheiding tussen praktijk
en theorie werd verkleind. Dit was de
voedingsbodem voor het ontstaan van het vak
omgangskunde (en niet omgangskennis).
De eerste lerarenopleidingen omgangskunde
ontstonden in Tilburg, Amsterdam en Utrecht.
De opleidingen in Tilburg en Amsterdam
verdwenen in de tweede helft van de jaren ’80
door bezuinigingen. Sinds september 2003 is
er ook een (deeltijd) opleiding omgangskunde
aan de NHL in Leeuwarden. Hogeschool
Leiden heeft sinds 2007 een lerarenopleiding
omgangskunde opgericht. In 2016 kunnen
studenten, voor de opleiding docent
omgangskunde, terecht bij de Hogescholen
van Leeuwarden, Amsterdam, Leiden,
Rotterdam en Utrecht. (Educational Media,
2015)
De kennisbasis van Omgangskunde
In 2008 is er een kennisbasis omgangskunde
ontwikkeld door de Hogescholen van
Leeuwarden, Utrecht en Leiden. Deze is door
verschillende VMBO en MBO docenten
bekeken en van commentaar voorzien. Hieruit
is de huidige kennisbasis docent
omgangskunde gevormd. De kennisbasis is
ontwikkeld doordat tegenwoordig hoge eisen
worden gesteld aan het kennisniveau van
nieuw op te leiden docenten. Het
kennisniveau binnen docentenopleidingen
wordt beschreven in vakkennis en kennis van
pedagogisch didactisch handelen. De toetsing
hiervan vindt plaats binnen de
competentiewijzer die het SBL (Stichting
Beroepskwaliteit Leraren) heeft ontwikkeld en
de kennisbasis die voor alle
docentenopleidingen is gemaakt. Op de SBL
competenties kom ik later terug.
De startkwalificatie van de leraar krijgt vorm
door: 1. een kennisbasis: de beschrijving van
de kennis die de leraar aan het einde van zijn
opleiding minimaal moet hebben om
professioneel bekwaam en zelfstandig aan het
werk te kunnen in het onderwijs;
2. een kennisbank: het dynamische systeem
waarmee de lerarenopleidingen relevante
kennis voor leraren toegankelijk maken;
3. kennistoetsen: het dynamische
instrumentarium waarmee leraren in
opleiding kunnen nagaan of zij de kennisbasis
voldoende beheersen. (HBO Raad, 2012)
Voor de opleiding omgangskunde bestaat de
kennisbasis uit 10 onderdelen:
1. Geschiedenis en betekenis van het vak
omgangskunde.
2. Communicatie.
3. Socialisatie.
4. Ontwikkeling en levensloop.
5. Opvoeden en begeleiden.
6. Groepsdynamica.
7. Beroepshouding en ethiek.
8. Specifieke problematieken.
9. Organisatie en organisatieverandering.
10. Algemeen Vormend Onderwijs.
In de “Kennisbasis Docent Omgangskunde”
bestaan deze 10 onderdelen uit verschillende
subonderdelen met daarbij een aantal
voorbeelden waar de aankomend docent
kennis van moet hebben.
De kennisbasis omgangskunde is in 2012
vastgesteld door de HBO raad. Vanaf het
cohort 2012 worden alle studenten d.m.v. een
kennisbasistoets op deze kennis getoetst.
De 7 SBL competenties van de leraar.
In augustus 2006 is de Wet BIO (Beroepen In
het Onderwijs)ingesteld. In deze wet staat
beschreven aan welke bekwaamheidseisen
onderwijzend en ander personeel in het
onderwijs moet voldoen. Kwaliteit te
verbeteren van leraren en daardoor beter
onderwijs te kunnen bieden, is het doel van
deze wet. Scholen worden ook
verantwoordelijk gesteld voor het behouden
van de bekwaamheid van hun personeel. De
bekwaamheidseisen zijn opgesteld door de
beroepsgroep zelf onder regie van SBL
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
15
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
(Stichting Beroepskwaliteit Leerkrachten) in
opdracht van de minister van OCW. De
bekwaamheidseisen worden dan ook wel SBL
competenties genoemd. De competenties
beschrijven de kennis, houding en
vaardigheden die nodig zijn om een kwalitatief
goede leerkracht te kunnen zijn. Er zijn 7
competenties beschreven die geldig zijn voor
alle tweedegraads docentenopleidingen. De
competenties zijn verder onderverdeeld in
verschillende aspecten van deze competentie.
De eerste 4 competenties hebben betrekking
op het contact van de docent met de leerling.
Competentie 5 gaat over het contact van de
docent met collega’s. Competentie 6 gaat over
de samenwerking van de docent met zijn
omgeving en competentie 7 gaat over de
vaardigheden die de docent zou moeten
beheersen om zichzelf te ontwikkelen.
Schematisch ziet het er dan zo uit:
De 7 beschreven competenties zijn:
1. Interpersoonlijk competent. Binnen deze
competentie worden de sociale en
communicatieve vaardigheden beschreven die
de docent moet beheersen. De docent
herkent sociale interacties, verklaart deze en
schept een positief klimaat voor
samenwerking tussen de leerlingen. De docent
spreekt leerlingen aan op ongewenst gedrag
en stimuleert gewenst gedrag. Verder wordt
in deze competentie beschreven dat de
docent de leerlingen mede verantwoordelijk
maakt voor een goed werk- en leefklimaat in
de klas.
2. Pedagogisch competent. Binnen deze
competentie wordt vooral de opvoedende
taak, die de docent heeft naar de leerlingen,
beschreven. Het herkennen en signaleren van
verschillen tussen leerlingen en hoe de docent
hiermee rekening houdt in zijn onderwijs. Het
afstemmen van taalgebruik en
omgangsvormen en het stimuleren van
zelfstandigheid en initiatief bij de leerlingen, is
een onderdeel van deze competentie.
3. Vakinhoudelijk en didactisch competent.
Deze competentie gaat voornamelijk over de
kennis en kunde die de docent moet
beheersen op het vakinhoudelijk en didactisch
vlak. Het verantwoorden van didactische
keuzes, het gebruik maken van ICT in de
lessen, het signaleren en herkennen van
leerproblemen, het ontwerpen en afnemen
van evaluatiemiddelen (proefwerken, toetsen)
zijn belangrijke onderdelen binnen deze
competentie.
4. Organisatorisch competent. In deze
competentie wordt de docent beoordeeld op
zijn kwaliteiten van planning en organisatie.
Afspraken maken met leerlingen, zorgen voor
structuur door het maken van een lange
termijn planning en het organiseren van de
praktische kant van het lesgeven; zorgen dat
alles op tijd klaar staat voordat de les begint.
5. Competent in het samenwerken met
collega’s. Deze competentie gaat over de
vaardigheden van de docent in samenwerken
in het onderwijsteam. Het geven en
ontvangen van collegiale feedback, het
gezamenlijk ontwikkelen van
onderwijsmateriaal en zorgen voor een
verbetering en ontwikkeling van de school.
6. Competent in het samenwerken met de
omgeving. Hier gaat het vooral over de kennis
en de kunde van de docent van de omgang
met externen. Hiermee bedoel ik bijvoorbeeld
andere organisaties maar vooral ook ouders.
Op de hoogte zijn van maatschappelijke
ontwikkelingen en daar rekening mee houden
binnen het onderwijs.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
16
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
7. Competent in reflectie en ontwikkeling.
Deze competentie gaat over het vermogen
van de docent om, door middel van reflectie
en feedback, komen tot een professionele
ontwikkeling van zichzelf als bekwame docent.
De docent moet zijn eigen handelen kunnen
verantwoorden vanuit een visie op zijn of haar
beroep.
De docentenopleiding omgangskunde heeft
deze competenties uiteraard ook als leidraad
in hun curriculum. Naast deze competenties
heeft de opleiding ook een profielschets
gemaakt voor de docent omgangskunde. Deze
profielschets bevat per competentie een
aantal specifieke beschrijvingen van
onderdelen die de docent omgangskunde zou
moeten beheersen. Ter illustratie noem ik een
aantal onderdelen van competentie 1:
“Waardeert de inbreng van leerlingen en is
nieuwsgierig naar hun ideeën, zodat leerlingen
het gevoel hebben gewaardeerd en serieus
genomen te worden”. en “Laat een
basishouding zien, waarin de begrippen
echtheid, onvoorwaardelijke acceptatie en
empathie naar leerlingen toe herkenbaar zijn.
(congruent zijn in gedrag en communicatie)”.
Afgelopen jaren is er wederom een discussie
begonnen over de bekwaamheidseisen van de
docent. In 2012 is er een commissie van de
organisatie “Onderwijs Coöperatie” aan de
slag gegaan om de SBL competenties te
bestuderen en te actualiseren. Hieruit is een
voorstel gekomen dat vorm heeft gekregen in
het document “Voorstel bekwaamheidseisen”.
(Onderwijscoöperatie, 2014) In dit document
wordt een beschrijving gemaakt van de
hedendaagse docent met zijn of haar taken. Er
worden bekwaamheidseisen opgesteld voor
docenten uit 3 werkgebieden: Leraar primair
onderwijs, leraar voortgezet onderwijs/docent
educatie en beroepsonderwijs en leraar
voortgezet hoger onderwijs. In dit voorstel
worden de bekwaamheden uitgesplitst in 1.
Vakdidactische bekwaamheidseisen. 2.
Vakinhoudelijke bekwaamheidseisen. 3.
Pedagogische bekwaamheidseisen. Hiernaast
een schematisch model waarin het
onderwijsleerproces met deze 3
bekwaamheden wordt weergegeven. Het
voordeel van dit nieuwe voorstel is dat de
eisen praktischer zijn uitgewerkt dan dat de
SBL dat heeft gedaan. Het voorstel is
verzonden naar het ministerie van OCW en de
verwachting is dat het in 2017 aangenomen
zal gaan worden. Vanaf 2017 gaat er dan ook
een nieuwe regeling van start waarin
docenten verplicht zijn om zich te laten
registreren in het lerarenregister. Niet
bevoegde docenten kunnen zich hierin niet
registreren. Allemaal acties om de kwaliteit
van het beroep van docent te verhogen.
Naast deze ontwikkeling heeft de MBO raad in
2015 ook nog een kwalificatiedossier van de
docent MBO opgesteld. In dit dossier worden
de taken van de docent verdeeld in 6
gebieden: 1. De docent draagt er zorg voor dat
hij professional is en blijft. 2. De docent
ontwikkelt een onderwijsprogramma. 3. De
docent voert een onderwijsprogramma uit. 4.
De docent begeleidt de studenten tijdens de
leerloopbaan. 5. De docent is actief betrokken
bij de beroepspraktijkvorming. 6. De docent
construeert, hanteert en evalueert
beoordelingsinstrumenten. (MBO Raad,
2015)Deze taken zijn vervolgens
onderverdeeld in 4 onderdelen: Vakkennis,
Vaardigheden, Deeltaken en Resultaten.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
17
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Eigen visie op SBL competenties en de nieuwe
bekwaamheidseisen.
Het systeem van competenties of
bekwaamheidseisen voor docenten (in
opleiding) vind ik goed. Zowel voor de
docentenopleidingen als de scholen is het een
belangrijk houvast. Voor de scholen is het een
kwaliteitssysteem waarin toetsing van
competenties van docenten een terugkomend
fenomeen zou moeten zijn. Voor leerling-
docenten op de docentenopleidingen is het
een bruikbaar toets systeem om kennis en
kunde van studenten te checken. In het
systeem van de huidige 7 SBL competenties
mis ik een aantal omgangskundige aspecten.
Aspecten die niet alleen omgangskunde
docenten zouden moeten beheersen maar
alle docenten (in opleiding). Het
kwalificatiedossier van de docent MBO is een
goede stap voorwaarts.
(MBO Raad, 2015)
Een hele duidelijke richtlijn voor docenten in
het MBO. Ook deze richtlijn mist, in mijn visie,
nog te veel omgangskundige elementen.
Omgangskunde staat voor lesgeven in het hier
en nu. Hoe staan de leerlingen er vandaag
voor? Staan ze in de leerstand? Hoe kan ik er
voor zorgen dat veiligheid en geborgenheid bij
de studenten gegarandeerd zijn? Je zou, als
docent, de klas moeten stilzetten en deze
vragen de revue moeten laten passeren. Hoe
kan ik mezelf als instrument inzetten in de
klas? Als docent omgangskunde begeleid je
interactie en groepsdynamische processen. Je
hanteert gesprekstechnieken, stelt vragen en
vraagt door. Het belangrijkste aspect, voor mij
als docent, is authenticiteit. Ben je echt of
speel je een rol? Ben je congruent? Helaas
komen deze belangrijke aspecten te weinig
aan de orde in de oude en nieuwe
bekwaamheidseisen. In het systeem van de
SBL competenties zou ik er dan ook voor
pleiten om een 8e competentie in te voeren.
Deze zou ik dan noemen: Competent in
omgangskundige vaardigheden.
Bovengenoemde onderdelen zouden daar dan
in beschreven kunnen worden.
De plaats van Omgangskunde
Omgangskunde is een vak dat, in principe,
alleen op het MBO wordt aangeboden. Voor
2006 konden de studenten van de opleiding
docent omgangskunde benoemd worden op
het VMBO en in het praktijkonderwijs
(LWOO). Ze konden daar o.a. de vakken
omgangskunde, agogie(k), andragogie(k),
pedagogie(k)(w.o. algemene didactiek) en
psychologie. Deze vakken komen echter in het
voortgezet onderwijs niet voor. Na een
overgangsperiode is bepaald dat alle
studenten van de opleiding docent
omgangskunde na 2006 (invoering Wet BIO),
niet meer benoembaar zijn op het VMBO en
het LWOO. (Dienst Uitvoering Onderwijs,
2014) (Zijlstra, 2012) Deze regeling gaf veel
onrust bij alles en iedereen die betrokken was
bij de opleiding omgangskunde. De vier
hogescholen die de lerarenopleiding
omgangskunde aanboden, informeerden hun
studenten pas in het najaar van 2011 over die
wijziging. Kort daarvoor ontdekten zij - na
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
18
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
gezamenlijk naar Den Haag te zijn geroepen -
dat zij hun studenten al jaren verkeerd
voorlichtten over de beroepsmogelijkheden.
De hogescholen in Utrecht, Leiden, Tilburg en
Leeuwarden hielden studenten voor dat ze
met hun docentendiploma op zak overal les
konden geven: in het voortgezet onderwijs, op
het mbo en in de volwasseneneducatie. Ook
zouden ze in het praktijkonderwijs naast
omgangskundige vakken les mogen geven in
nog tien vakken, zoals Nederlands, wiskunde
en geschiedenis. (Besselink, 2012)
Vanaf 2012 bieden bovenstaande
Hogescholen een aanvullende leergang
omgangskunde aan. Deze moet voor augustus
2016 zijn afgerond. Met deze aanvullende
leergang zijn deze studenten benoembaar
voor de vakken Nederlands, Engels, wiskunde,
geschiedenis, aardrijkskunde, biologie (incl.
kennis der natuur), verzorging, muziek,
handvaardigheid (textiele werkvormen) en
tekenen in het praktijkonderwijs en aan
uitsluitend LWOO-geïndiceerde leerlingen in
het vmbo. (Hogeschool Utrecht, 2012)
Omgangskunde wordt, als individueel vak, nog
gegeven aan opleidingen in de sector
Verzorging en Verpleging. In andere
opleidingen komt het vak niet of nauwelijks
meer voor. Vakken uit het omgangskundige
curriculum worden geïntegreerd gegeven in
verschillende zorg- en welzijn opleidingen
zoals MBO Verzorging, MBO Verpleegkunde,
MBO SAW, MBO SCW, MBO SJD en diverse
andere MBO opleidingen waar cliënt
contacten een belangrijk onderdeel zijn. Je
kunt hierbij denken aan assistent opleidingen
(apothekersassistent, doktersassistent) maar
ook andere ondersteunende opleidingen zoals
receptiemedewerker of
managementondersteuning.
In 2013 is er een onderzoek gedaan door het
Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO) naar
de vraag, aanbod en inzet van omgangskunde
docenten. Uit dit onderzoek is gebleken dat er in
de nabije toekomst geen uitbreiding van banen is
te verwachten. De werkgelegenheid voor
afgestudeerden uit de tweedegraads
lerarenopleidingen zal de komende twee jaar
hoogstwaarschijnlijk niet toenemen. De
behoefte aan die tweedegraads docenten
betreft dan ook hoofdzakelijk de
vervangingsvraag. Het aanbod van
afgestudeerden uit de vier hogescholen lijkt
vooralsnog toereikend om aan die vraag te
kunnen voldoen. (Louise van de Venne, 2013)
Verder is er , in het onderzoek, veel
onduidelijkheid geconstateerd over de
inzetbaarheid van docenten omgangskunde:
“Veel lessen waarvan Omgangskunde deel
uitmaakt, maar ook veel lessen waar het als
een min of meer zelfstandig onderdeel aan de
orde komt, worden verzorgd door andere
docenten dan tweedegraads bevoegde
docenten Omgangskunde. Een duidelijke
samenhang met domeinen is niet gevonden.
Het is derhalve niet duidelijk onder welke
condities tweedegraads bevoegde docenten
Omgangskunde wel of niet worden ingezet en
evenmin of de inhoud van de lessen een rol
speelt. Om te kunnen bepalen of de inzet van
andere dan tweedegraads docenten
Omgangskunde ten koste gaat van de
leskwaliteit kan pas worden beoordeeld als
meer bekend is over de condities en de inhoud
van de lessen”. (Louise van de Venne, 2013)
De toekomst van Omgangskunde
Uit bovenstaande zal het u niet verbazen dat
ik me zorgen maak over de toekomst van het
vak omgangskunde. Ik ben dan ook van
mening dat er wat zou moeten veranderen om
het vak en, met name, de vak inhoud te
blijven bewaren. Mijn voorstel houdt een
tweetal wijzigingen in. 1. Het vak
omgangskunde moet een onderdeel worden
van alle docentenopleidingen. 2. De opleiding
tot docent omgangskunde moet van naam
gaan veranderen. In mijn visie zou dit docent
SAW (Sociaal Agogisch Werk) moeten worden.
Eerder in dit artikel heb ik gepleit voor een 8e
competentie van de docent. Deze
competentie is vooral gericht op de
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
19
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
omgangskundige en coachende aspecten van
de docent. Door het vak omgangskunde te
integreren in het lesprogramma van alle
docentenopleidingen, kunnen studenten
kennis en kunde opdoen van alle aspecten van
de omgangskundige docent. Ze kunnen
hiermee werken aan de 8e competentie. In
welke vorm de opleidingen dit willen geven
staat hen vrij. Op dit moment wordt er op het
NHL in Leeuwarden geëxperimenteerd met
het geven van een vrije minor omgangskunde.
Deze minor is toegankelijk voor studenten van
alle docentenopleidingen. Wellicht zou het
ook een verplicht vak kunnen worden waar
bijbehorende EC’s kunnen worden verdiend.
Naast kennis uit de kennisbasis van
omgangskunde zou er vooral aan de
praktische kanten aandacht besteed moeten
worden. Coaching van leerlingen en de rol van
SLB’er (studieloopbaanbegeleider) zouden
daarin niet mogen ontbreken. De meeste
docenten in het MBO hebben een SLB klas.
Hier heeft de docent de rol van leerling-
loopbaanbegeleider. In deze rol worden er
nogal wat coachende vaardigheden van de
docent gevraagd. Deze vaardigheden krijgen
in andere, dan omgangskunde,
docentenopleidingen te weinig aandacht. Ook
in de verschillende systemen van
competentieomschrijvingen, komt deze
vaardigheid te weinig naar voren. Het zou een
vast onderdeel van de verschillende
docentenopleidingen moeten zijn.
De naamsverandering van de opleiding zit ‘m
vooral in de onbekendheid en de
onwetendheid van het vak omgangskunde.
Door de naam te veranderen in docent SAW,
Sociaal Agogisch Werk, komt er voor veel
toekomstige studenten meer duidelijkheid. De
opleiding SAW wordt op alle MBO scholen in
Nederland gegeven. Er ontbreekt echter een
docentenopleiding voor deze opleiding.
Aangezien de vakken die op de SAW opleiding
worden gegeven in grote lijnen overeen
komen met de opleiding omgangskunde, lijkt
me de naamsverandering een goede zaak. Het
lost in één klap bovenstaande problemen op.
Dit zal waarschijnlijk leiden tot meer
studenten voor de docentenopleiding SAW.
Ook voor de MBO scholen in Nederland zal er
meer duidelijkheid komen. Vacatures kunnen
gerichter worden gesteld waarin reeds
afgestudeerde docenten omgangskunde, in
een overgangsperiode, grotere kansen maken
op een baan binnen SAW opleidingen.
In het eerder genoemde onderzoek van de
ECBO wordt geconcludeerd dat, om studenten
uit de tweedegraads lerarenopleiding
Omgangskunde beter voor te bereiden op hun
taak in het mbo, het van belang is dat vooral
afstemming wordt gezocht met het curriculum
van opleidingen in de domeinen Zorg &
Welzijn en Sport & Veiligheid. (Louise van de
Venne, 2013). Door mijn visie om de naam
opleiding docent Omgangskunde te gaan
vervangen in Docent Sociaal Agogisch Werk,
wordt hiermee een eerste aanzet gegeven.
Het zit ‘m natuurlijk niet in de verandering van
een naam alleen maar natuurlijk ook in een
inhoudelijke verandering. Meer aandacht aan
werkveldverdieping en verder het
implementeren van de omgangskundige
waarden die ik eerder genoemd heb.
Conclusie
In de inleiding van dit artikel stelde ik de vraag
of er nog bestaansrecht was voor de
opleidings richting Docent Omgangskunde en
voor het vak Omgangskunde in het MBO. Mijn
antwoord daarop is: nee. In de huidige vorm
zie ik weinig toekomst. In 2013 heeft het ECBO
onderzoek gedaan over de inzet en plaats van
Omgangskunde docenten. Hierin wordt
geconcludeerd dat veel lessen waarin
omgangskunde een min of meer zelfstandig
onderdeel is, wordt gegeven door niet
omgangskunde docenten. Als dit zou gelden
voor andere vakken, zou er heel veel onrust
zijn in de onderwijswereld en daarbuiten. Ik
pleit er dan ook voor om omgangskunde een
vast onderdeel te laten zijn in alle
docentenopleidingen. Het zou dan, in het
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
20
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
huidige competentiesysteem, een belangrijke
plaats moeten hebben. In mijn visie zou het
een 8e competentie moeten zijn. Er is, meer
dan anders, behoefte aan de inhoudelijke
aspecten van de opleiding omgangskunde. Het
is een fantastische opleiding die docenten
handvatten geeft om met leerlingen
verdieping te zoeken en bezig te gaan met
groepsdynamische aspecten in de klas.
Werken vanuit het hier en nu en jezelf als
instrument in te zetten in de klas door een
basishouding te laten zien, waarin de
begrippen echtheid, onvoorwaardelijke
acceptatie en empathie naar leerlingen toe
herkenbaar zijn.
Verder heb ik in dit artikel geconcludeerd dat
het wenselijk zou zijn om de naam van de
opleiding Docent Omgangskunde te
veranderen in Docent SAW (Sociaal Agogisch
Werk). In grote lijnen komt de inhoud van
beide studierichtingen overeen. Door deze
naamsverandering is het voor (toekomstige)
studenten en voor MBO opleidingen veel
duidelijker wat er verwacht kan worden van
een afgestudeerde docent. Dit zal tot meer
studenten gaan leiden voor de
docentenopleiding SAW en tot specifieker en
gerichtere vacatures.
Bibliografie Besselink, N. (2012, 02 01). Opgeleid voor een
zeldzaam vak. Trouw.
Dienst Uitvoering Onderwijs. (2014, December
01). Handboek
Onderwijsbevoegdheden. Opgehaald
van www.duo.nl: www.duo.nl
Educational Media. (2015, Januari 25).
BachelorOpleidingen.nl. Opgehaald
van Bacheloropleidingen.nl:
http://www.bacheloropleidingen.nl/o
pleidingen/37153/lerarenopleiding-
2e-graad-omgangskunde/
HBO Raad. (2012). Kennisbasis Docent
Omgangskunde. Den Haag: HBO Raad.
Hogeschool Utrecht. (2012, Augustus 20).
Bevoegdheid Omgangskunde.
Opgehaald van Hogeschool Utrecht:
http://www.hu.nl/los/bevoegdheid%2
0omgangskunde
Louise van de Venne, J. N. (2013). Docenten
Omgangskunde en Pedagogiek in het
MBO: Aanbod, vraag en inzet. Den
Bosch: ECBO.
MBO Raad. (2015). Het kwalificatiedossier van
de docent MBO. Nijmegen: Lauwers-C.
Onderwijscoöperatie. (2014, Juni 27). Voorstel
Bekwaamheidseisen, herijking
bekwaamheidseisen. Opgehaald van
www.onderwijscooperatie.nl:
https://www.onderwijscooperatie.nl//
wp-content/uploads/Voorstel-
Herijking-Bekwaamheidseisen-
2014.pdf
Rijswijk, N. (2008, Januari 24). Wat is
omgangskunde? Geschiedenis van de
studierichting omgangskunde.
Friesland, Nederland.
Zijlstra, H. (2012, Mei 01). Afspraken
lerarenopleidingen 2012. Opgehaald
van De Staatscourant:
https://zoek.officielebekendmakingen
.nl/kst-33356-
A.html?zoekcriteria=%3fzkt%3dUitgeb
reid%26pst%3dTractatenblad%257cSt
aatsblad%257cStaatscourant%257cGe
meenteblad%257cProvinciaalblad%25
7cWaterschapsblad%257cBladGemee
nschappelijkeRegeling%257cParlemen
taireD
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
21
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Opdracht 4b: Onderwijsproducten
Studieloopbaanbegeleiding bij het Noorderpoort,
locatie Zorg en Welzijn in Groningen
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
22
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Plaats en relevantie SLB in de kennisbasis omgangskunde en de kennisbasis
vakdidactiek omgangskunde. De rol van SLB’er en coach van de leerling vindt zijn plaats vooral in de kennisbasis omgangskunde,
domein 2: Communicatie. Hier wordt specifiek aandacht besteed aan vormen en aspecten van
communicatie. Deze vormen de basis voor een goed gesprek met de leerling.
In domein 5: Opvoeden en begeleiden wordt o.a. aandacht besteed aan begeleidingskunde. Hier
worden verschillende methoden van begeleiden en coaching besproken en uitgediept. In de
opleiding hebben we het vak Practicum Coaching gehad waarin we in de praktijk een coachee en een
groepscoaching hebben geoefend. Ook andere domeinen binnen de kennisbasis zijn van belang voor
een goede coach. In domein 6 wordt het onderdeel groepsdynamica besproken. Een goede coach
moet zicht hebben op de (groeps) patronen en ontwikkelingen in de klas. Hoe staat de begeleide
leerling in de groep en wat doet dat met de leerling? Hoe is de rol van de leerling in de klas en welke
rol neemt de coach aan in een gesprek (domein 3: Socialisatie).
Vanuit de basisprincipes vakdidactiek omgangskunde zijn een aantal aspecten beschreven die ook
van groot belang zijn voor de relatie coach-coachee. Er wordt daar o.a. gesproken over “eerst de
relatie, dan de prestatie”. Voor een docent in de rol van SLB’er geldt dit zeker. Je zult eerst een
relatie moeten opbouwen met je coachee, voordat er van enig resultaat sprake zal zijn. Verder wordt
er gesproken over de authenticiteit van de docent/coach. Ook dit is belangrijk in de rol van coach.
Ben je congruent in je houding en dat wat je zegt? Als laatste wordt binnen de basisprincipes
vakdidactiek omgangskunde ook nog gesproken over bewustzijnsontwikkeling van de leerling. Hierin
kan een SLB’er ook een grote rol spelen. Niet de schuld van alles bij een ander zoeken maar leren
naar jezelf te kijken. Pak het stuur van je eigen ontwikkeling in handen!
Verantwoording van het onderwerp SLB. In de kennisbasis van de opleiding docent omgangskunde wordt er specifiek beschreven dat de
huidige ontwikkelingen in het VO en MBO erop gericht zijn, onderwijs te verzorgen, waarbij het
coachen en de begeleiding van leerlingen centraal staat. Afgestudeerden van de opleiding
omgangskunde zijn hier specifiek voor opgeleid. (HBO Raad, 2012)
In mijn artikel heb ik er voor gepleit om het vak omgangskunde een verplicht onderdeel te laten zijn
binnen alle docentenopleidingen. Vooral het aspect van coaching vind ik daarin heel belangrijk. Veel
docenten krijgen te maken met de rol van SLB’er in hun docentenloopbaan en de
docentenopleidingen hebben daar geen of weinig ruimte voor gereserveerd. Het gevolg daarvan is
dat de nieuwe docenten te weinig kennis en kunde hebben om leerlingen individueel te begeleiden
in hun rol als studieloopbaanbegeleider. Ik word hierin ondersteund door Emile Heerkens van het
Onderwijs Advies Bureau Dekker (OAB Dekkers). In zijn blog “(studie) Loopbaanbegeleider…je moet
het maar kunnen” zegt hij “de gemiddelde docentenopleiding in Nederland besteedt in hun
opleidingsprogramma bar weinig aandacht en tijd aan de werkzaamheden en competenties van de
mentor. En dat is jammer want voor veel, zo niet alle, docenten geldt dat ze ergens in hun werkjaren
mentor worden van een klas”. (Heerkens, 2015) Het onderdeel coaching en in het verlengde daarvan
de rol van SLB’er zou een belangrijkere plaats in de kennisbasis te moeten krijgen.
Als je kijkt naar de 7 SLB competenties van de leraar, komt het onderdeel persoonlijke coaching er
maar bekaaid van af. De competenties waarbij de contacten met de leerling worden beschreven,
namelijk 1, 2, 3 en 4, zijn vooral voor de docent in de klassensituatie en minder in een één op één
gesprek met de leerling. Hier zou een 8e competentie, waar ik in mijn artikel voor pleit, een
oplossingen voor kunnen zijn.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
23
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
In het bovenstaande blog van Emile Heerkens beschrijft hij een 8 tal competenties, speciaal voor de
SLB’er. Hij heeft deze competenties overgenomen uit het boek: “Aan de slag met
studieloopbaanbegeleiding” van M.A.F. Dekkers en C.M.L. Hoogenboom.
Onderstaand neem ik deze competenties over omdat ik denk dat de schrijvers goed verwoorden wat
een studieloopbaanbegeleider, qua competenties, in huis zou moeten hebben.
Competentie 1: Adviseren
Korte toelichting: Adviseren is gericht op het aanreiken van mogelijkheden, tips en ideeën aan
studenten in het kader van hun studieloopbaanontwikkeling. Bij het adviseren wordt rekening
gehouden met de specifieke kenmerken en mogelijkheden van de student.
Werkomschrijving: de (studie)loopbaanbegeleider adviseert de student op adequate wijze over
keuzes inzake het leertraject op maat en de hierbij benodigde begeleiding en overige ondersteuning.
Beginniveau: De (studie)loopbaanbegeleider kan een vijftal studenten adviseren met betrekking tot
hun (studie)loopbaanontwikkeling.
Prestatie-indicatoren:
past afhankelijk van de situatie tijdens de loopbaan verschillende stijlen van advisering toe
(o.a. meer/minder sturend);
past de adviesstijl aan aan de studieloopbaanfase van de individuele student;
communiceert met de student over zijn manier van adviseren;
stelt effectieve vragen en geeft concrete aanwijzingen zodat de student zich kan
ontwikkelen;
ondersteunt en bemoedigt door middel van het geven van feedback
staat open voor feedback van studenten ten aanzien van zijn functioneren als coach.
Competentie 2: Coachen
Korte toelichting: Coachen is het individueel richting en sturing geven aan studenten. De stijl van
coachen moet hierbij worden aangepast aan de individuele student, zodanig dat de betrokken
student zich optimaal kan ontwikkelen.
Werkomschrijving: De (studie)loopbaanbegeleider kan als coach een student tijdens zijn
studieloopbaan zodanig richting en sturing geven dat de betrokken student zijn eigen
verantwoordelijkheid ten aanzien van zijn studieloopbaan optimaal kan ontwikkelen en reflecteert
daarbij continu op gedrag en houding. Daarbij adviseert de (studie)loopbaanbegeleider de student op
adequate wijze over keuzes inzake het leertraject op maat en de hierbij benodigde begeleiding en
overige ondersteuning.
Beginniveau: De (studie)loopbaanbegeleider kan een vijftal studenten individueel coachen.
Prestatie-indicatoren:
past in verschillende situaties tijdens de studieloopbaan van een student verschillende stijlen
van coaching toe, waaronder instrueren, argumenteren en accepteren;
past de coaching stijl aan aan de studieloopbaanfase van de individuele student;
maakt bij het coachen gebruik van inzichten uit relevante wetenschapsgebieden
(leerpsychologie/onderwijskunde);
hanteert het juiste sturingsprincipe, zodat de student zijn verantwoordelijkheid optimaal kan
ontwikkelen gedurende zijn studieloopbaan;
onderzoekt sterktes en zwaktes in het presteren van de student met behulp van het portfolio
dat de student heeft aangelegd;
geeft persoonlijke suggesties voor ontwikkeling naar aanleiding van bestudering van het
portfolio en gegeven feedback;
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
24
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
stelt effectieve vragen en geeft concrete aanwijzingen zodat de student zich kan
ontwikkelen;
ondersteunt en bemoedigt door middel van het geven van feedback;
staat open voor feedback van studenten ten aanzien van zijn functioneren als coach;
communiceert met de student over zijn manier van coachen.
Competentie 3: Longitudinaal plannen en organiseren
Korte toelichting: Deze competentie houdt in dat op effectieve wijze doelen en prioriteiten worden
bepaald en benodigde tijd, acties en middelen worden aangeven om bepaalde doelen te kunnen
bereiken.
Werkomschrijving: De (studie)loopbaanbegeleider kan als intermediair tussen vraag en aanbod de
student begeleiden bij het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan en een portfolio.
Beginniveau: De (studie)loopbaanbegeleider kan in een deels standaardcurriculum een vijftal student
individueel begeleiden bij het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan en een portfolio.
Prestatie-indicatoren:
formuleert de doelen in ‘SMART-termen’ (specifiek, meetbaar, acceptabel, realiseerbaar en
tijdgebonden);
begeleidt op een zodanige manier dat het POP gerelateerd is aan de persoonlijke behoeften
van de student en datgene wat de opleiding kan bieden;
begeleidt op een zodanige manier dat het POP en het portfolio voldoen aan de eisen die de
opleiding stelt.
stemt de begeleiding af op de fase waarin de studieloopbaan van de student zich bevindt.
Competentie 4: Communiceren
Korte toelichting: Deze competentie houdt in dat ideeën en meningen aan studenten duidelijk
worden gemaakt door middel van duidelijke taal, gebaren en non-verbale communicatie. Taal en
terminologie worden aangepast aan de studenten.
Werkomschrijving: De (studie)loopbaanbegeleider kan als coach van een individuele student tijdens
diverse momenten zodanig communiceren dat de communicatie een bijdrage levert aan een
optimale ontwikkeling van de betrokken student.
Beginniveau: De (studie)loopbaanbegeleider kan tijdens periodieke begeleidingsgesprekken effectief
verbaal en non-verbaal communiceren.
Prestatie-indicatoren:
houdt bij communicatie rekening met het communicatieniveau van de individuele student;
stemt gebaren en andere vormen van non-verbale communicatie af op de situatie;
stemt gesprekstechnieken af op het doel van het begeleidingsgesprek;
hanteert tijdens het begeleidingsgesprek de juiste feedbackregels;
hanteert de juiste regels voor het voeren van slechtnieuwsgesprekken.
Competentie 5: Monitoren van de competentieontwikkeling
Korte toelichting: Deze competentie houdt in dat de ontwikkeling van de student wordt bijgehouden,
geanalyseerd en besproken met de student.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
25
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Werkomschrijving: De (studie)loopbaanbegeleider kan met behulp van het ontwikkelingsportfolio de
competentieontwikkeling van studenten volgen en bewaken. Op basis van kenmerken van de
individuele student en gegevens uit POP, portfolio en andere bronnen analyseert de
(studie)loopbaanbegeleider hoe de student zich ontwikkelt en wat dit betekent voor
vervolgactiviteiten en interventies.
Beginniveau: De (studie)loopbaanbegeleider kan zich een oordeel vormen over de
competentieontwikkeling van de student en weet een keuze te maken uit mogelijke interventies en
vervolgactiviteiten.
Prestatie-indicatoren:
hanteert instrumenten als POP en portfolio als begeleidingsinstrument;
analyseert de gegevens uit de begeleidingsinstrumenten in relatie tot de ontwikkeling van de
student;
maakt de resultaten uit de monitoring en de consequenties daarvan voor de wijze/mate van
ontwikkeling concreet voor de student;
hanteert de juist interventies op basis van de monitoringgegevens.
Competentie 6: Vormen van oordelen
Korte toelichting: Hieronder wordt verstaan dat op basis van beschikbare informatie juiste en
realistische conclusies worden getrokken.
Werkomschrijving: De (studie)loopbaanbegeleider kan op basis van het portfolio en het
begeleidingsgesprek zich een oordeel vormen over het (competentie)niveau van de student.
Beginniveau: De (studie)loopbaanbegeleider kan zich een oordeel vormen over het
competentieniveau van een vijftal individuele eerstejaarsstudenten.
Prestatie-indicatoren:
benoemt de consequenties van de verschillende acties die kunnen worden ondernomen op
basis van het oordeel;
schat capaciteiten en mogelijkheden van studenten juist in;
geeft oordelen die logisch te herleiden zijn tot de feiten en die onderbouwd zijn met
beschikbare informatie en geldige argumenten;
koppelt de informatie uit het portfolio en de informatie die verkregen wordt uit de
begeleidingsgesprekken op een logische manier aan elkaar.
Competentie 7: Bewaken van de administratieve organisatie rondom de student
Korte toelichting: Dit houdt in dat alle noodzakelijke administratieve taken gericht op het bijhouden
van de ontwikkeling van de student worden uitgevoerd.
Werkomschrijving: De (studie)loopbaanbegeleider zorgt voor het bijhouden van alle gegevens die
nodig zijn om de ontwikkeling van de student in kaart te brengen en die nodig zijn om de student de
noodzakelijke activiteiten te laten uitvoeren.
Beginniveau: De (studie)loopbaanbegeleider weet welke administratieve handelingen nodig zijn in
het kader van de opleiding en de ontwikkeling van de student.
Prestatie-indicatoren:
weet welke administratieve taken verricht moeten worden;
kan de student verwijzen naar de juiste medewerker als hij de (administratieve) taken zelf
niet kan verzorgen;
kan informatie uit het studenteninformatiesysteem/studentenvolgsysteem interpreteren en
vertalen in acties;
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
26
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
kan gegevens uit systemen vertalen in informatie die voor betrokkenen (student,
management, docenten, ouders, andere begeleiders, werkveld) relevant is. (M.A.F. Dekkers,
2006)
SLB in de literatuur De roep om betere studieloopbaanbegeleiding (SLB) komt vanuit verschillende kanten. Onderzoek laat zien dat SLB nog niet altijd de kwaliteit heeft die men nastreeft en dat er bij zowel SLB’ers als managers vragen leven over hoe SLB naar een hoger plan gebracht kan worden. (Kariene Mittendorf, 2014) De begeleiding binnen SLB is te verdelen in drie verschillende elementen (zie onderstaand model): 1. Begeleiding bij studievoortgang. 2. Begeleiding bij loopbaanontwikkeling. 3. Begeleiding bij professionele ontwikkeling.
Uit: Bouwstenen voor SLB, K Mittendorf en M. Kienhuis Vanuit deze bijdrage hebben K. Mittendorf en M. Kienhuis een aantal kenmerken beschreven waaraan een SLB’er zou moeten voldoen:
Kan een relatie opbouwen met studenten.
Geeft uiting aan persoonlijke betrokkenheid bij de student.
Biedt oprechte hulp en is goed bereikbaar.
Begeleidt studenten bij reflectie op zichzelf, het beroep, de studie en het loopbaanperspectief.
Voert gesprekken over opgedane praktijk ervaringen.
Kan groeps- en een-op-een gesprekken voeren.
Ondersteunt studenten hun capaciteiten te vergroten, hun mogelijkheden optimaal te benutten of alternatieven te herkennen.
Is in staat om studenten aan te zetten tot het formuleren van actiepunten, het ondernemen van daadwerkelijke actie, ofwel onderzoek, of het opbouwen van contacten.
Zet in op talentontwikkeling; leert zijn of haar eigen kwaliteiten kennen.
Kent het onderwijsprogramma en de (on)mogelijkheden van tweedelijnsvoorzieningen.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
27
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Is in staat om ontwikkeling van studenten te monitoren, analyseren, volgen en bewaken met behulp van een studentvolgsysteem.
Kan eigen netwerk inzetten voor studenten. (Kariene Mittendorf, 2014) Binnen het Noorderpoort zijn de taken van de SLB’er beschreven in het beleidsstuk: “Noorderpoort versterkt de leerling” De belangrijkste aspecten voor de SLB’er staan hierin als volgt vermeld:
SLB binnen de Noorderpoort. Basisbegeleiding is de leerlingbegeleiding binnen onderwijsteams van de opleiding / school. Iedere leerling heeft recht op studieloopbaanbegeleiding (SLB). De studieloopbaanbegeleiding wordt uitgevoerd door een docent met deze specifieke rol en taak. Andere rollen voor docenten zijn o.a. inhoudsdeskundige, begeleider integrale opdrachten, assessor en ontwikkelaar, zoals voor het Noorderpoort nader is uitgewerkt mede op basis van de Wet BIO34. In het kader van het beleid integrale leerlingbegeleiding wordt de docenttaak studieloopbaanbegeleider (SLB’er) specifiek belicht. De andere docentrollen kunnen in grote lijn vallen onder de meer vakinhoudelijke begeleiding, waar in het beleidskader “Onderwijs als begeleidingsmodel”35 nader op wordt ingegaan. Afbeelding 02 geeft schematisch de rollen voor basisbegeleiding in het onderwijsteam weer, inclusief de communicatielijn tussen SLB en het begeleiding & advies team op school. (Noorderpoort, 2014) De studieloopbaanbegeleider (SLB’er) is namens de opleiding in gesprek met de leerling over de wensen, verwachtingen en resultaten van de leerling en de mogelijkheden die de opleiding biedt. Hierdoor komt de leerling tot een effectieve, efficiënte en gewaardeerde leerroute. Alle afspraken rond de loopbaanbegeleiding van de leerling en de uitvoering ervan zijn bekend bij de SLB-er, die tevens verantwoordelijk is voor de afstemming met de overige docenten en begeleiders betrokken bij de leerling tijdens het volgen van de opleiding. Vanaf de instroom, na aanmelding en bij intake bewaakt en initieert de SLB’er de warme overdracht tussen vo en mbo en tussen mbo’s onderling. Bij de intake is het van groot belang om (mogelijke) belemmeringen voor de toelating van de opleiding te signaleren en indien nodig, de leerling door te verwijzen voor een verlengde intake. Hiermee wordt voor leerling en opleiding de plaatsing in een passend onderwijstraject bevorderd en wordt vanaf de start duidelijk of en welke extra begeleiding nodig is, opdat de leerling de opleiding met succes kan afronden. Bij signalering van (risico’s op) specifieke problemen tijdens het onderwijstraject, is de SLB’er verantwoordelijk voor tijdige melding, registratie, communicatie en / of interne verwijzing in overleg met de leerling en bij jonger dan 18 jaar met zijn ouders. Tot en met het moment van officiële gekwalificeerde of ongekwalificeerde uitstroom, blijft de SLB-er verantwoordelijk en eerste aanspreekpunt voor de leerling. (Noorderpoort, 2014) Kerntaken binnen de Basisbegeleiding / Studieloopbaanbegeleiding:
Volgen, bewaken en waar nodig sturen van de studievoortgang van de individuele leerling.
Uitvoeren van taken in het kader van communicatie, beheer en registratie t.b.v. de studieloopbaan van de leerling.
Signaleren, doorverwijzen en begeleiden van leerlingen met (risico op) stagnaties of belemmeringen in de studieloopbaan i.s.m. het begeleiding & adviesteam
Het uitvoeren van professie gebonden taken. (Noorderpoort, 2014)
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
28
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Schematisch ziet de leerlingbegeleiding er binnen het Noorderpoort als volgt uit:
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
29
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Handleiding voor de Studie Loopbaan Begeleider
Handleiding voor de Studie Loopbaan Begeleider (SLB’er)
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
30
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
In dit document wordt beschreven:
Rol, taken en verantwoordelijkheden van de studieloopbaanbegeleider.
Inhoud van de studieloopbaangesprekken.
Prestatie indicatoren vanuit een competentiematrix van het Noorderpoort in schema.
Taken van de SLB’er op het Noorderpoort, locatie Zorg en Welzijn, Verlengde Visserstraat in
Groningen. Het betreft hier afspraken die gelden op de afdeling SAW (Sociaal Agogisch Werk).
Doorverwijzingen naar o.a. BAT, TRON, RMC etc.
Als blijkt dat een leerling extra begeleiding nodig heeft die een SLB’er niet kan geven, kun je
de leerling verwijzen naar de volgende instanties:
BAT (Begeleiding en Adviesteam). Deze afdeling (binnen de locatie Zorg en
Welzijn) behandeld school gerelateerde problematieken. De BAT begeleider
start, na een intakegesprek en verwijzing door de SLB’er, een kortdurend
intern begeleidingstraject. Soms is aanvullend onderzoek of aanvullende
begeleiding gewenst op psychosociaal gebied, op het terrein van loopbaan
en beroepskeuze of bij specifieke leerbelemmeringen. Het BAT bepaalt of de
school / het Noorderpoort zelf de extra begeleiding kan bieden. Eventueel
verwijst het BAT door naar externe samenwerkingspartners zoals
bijvoorbeeld (jeugd)hulpverlening of de Plusvoorziening. Elke school heeft
een BAT bestaande uit schoolinterne studentbegeleiders, een
studieloopbaanadviseur en een adviseur passend onderwijs van
Studentendienstverlening (SDV).
TRON (Taal en Reken Ondersteuning Noorderpoort). Als blijkt dat een leerling
grote moeite heeft met Nederlands of Rekenen, bestaat er een mogelijkheid
om de leerling aan te melden bij TRON. Hier krijgt de leerling extra
ondersteuning in beide vakken. De SLB’er zorgt voor aanmelding en
verwijzing naar TRON.
RMC (Regionaal Meld- en Coördinatiecentrum). Bij een hoog verzuim van de
leerling moet de SLB’er melding doen bij het RMC. Iedere schoollocatie heeft
een medewerker die vervolgens contact opneemt met de leerling om te
kijken wat de oorzaken zijn van het verzuim. Dit alles is ingezet om het
vroegtijdig schoolverzuim (VSV) terug te dringen. De SLB’er doet dus een
melding bij het RMC.
Bijhouden en lezen LBS (Leerling Begeleiding Systeem).
Om de ontwikkelingen van de leerling te monitoren, is er op het Noorderpoort een Leerling
Begeleiding Systeem (LBS). In dit systeem worden door docenten, SLB’ers en medewerkers
van het BAT de ontwikkelingen van de leerling vermeld. Je kunt hierbij denken aan cijfers,
gespreksverslagen, bijzonderheden, intakegegevens etc. Het is van groot belang om dit als
SLB’er goed bij te houden en te lezen als voorbereiding op persoonlijke gesprekken met de
leerling.
Voortgang van de mentorleerlingen bewaken.
Dit gebeurt door het doornemen van LBS, door gesprekken met andere docenten en door
persoonlijke gesprekken met de leerling.
Cijfers invoeren van de mentorleerlingen en controle van cijfers mentorleerlingen.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
31
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Ook deze taak ligt bij de SLB’er daar waar het gaat om cijfers van de eigen mentorleerlingen.
Andere (vak) docenten vermelden de cijfers voor hun eigen vak in LBS).
Als voorbereiding op een persoonlijk mentorgesprek met de leerling moet je als SLB’er altijd
de cijfers checken en bespreken in het gesprek. Dit alles om de studievoortgang te bewaken.
Verlofaanvragen beoordelen van mentorleerlingen en dit doorgeven en controleren bij de
afdeling aan- en afwezigheid van het Noorderpoort.
Als een leerling, door welke omstandigheden dan ook, een verlofaanvraag heeft, moet deze
ingeleverd worden bij de SLB’er. Deze beoordeelt de aanvraag en geeft deze door aan de
afdeling Aan- en Afwezigheid die op iedere locatie aanwezig is. De medewerkers van A&A
zetten het verlof vervolgens in het registratiesysteem van aan- en afwezigheid. Deze
registratie vind in het begin van iedere les plaats.
Oudercontacten onderhouden.
De SLB’er is verantwoordelijk voor de contacten met de ouders of verzorgers van de leerling.
Deze contacten zijn vooral aan de orde als een leerling nog geen 18 jaar oud is. Contacten
vinden soms plaats tijdens een mentorgesprek als daar door beiden behoefte aan is. Andere
oudercontacten zijn er tijdens ouderavonden of thema-avonden die door het Noorderpoort
incidenteel gegeven worden.
Doorstroom naar andere afdelingen beoordelen en organiseren.
Als een leerling niet op de juiste plek zit in een bepaalde opleiding, is er altijd een
mogelijkheid om naar een andere opleiding te switchen. Vaak gebeurt dit na gesprekken met
het BAT waar een loopbaanbegeleider de situatie besproken heeft met de leerling. De SLB’er
is de coördinator van de switch en onderhoudt contacten met de nieuwe opleiding.
Afstroom organiseren bij mentorleerlingen die de opleiding gaan verlaten.
Als blijkt dat een mentorleerling de opleiding gaat verlaten, is de SLB’er verantwoordelijk
voor het houden van een exitgesprek waarin de redenen van het verlaten van de opleiding
besproken wordt. De SLB’er zorgt er verder voor dat de administratieve handelingen door
collega’s van de leerling administratie, gedaan worden.
BPV (beroeps praktijk vorming) voor mentorleerlingen die in het buitenland stage lopen.
Als een leerling kiest om een stage in het buitenland te gaan doen, is de SLB’er
verantwoordelijk, in samenwerking met de BPV docent, om de aanvraag en de begeleiding
van de leerling te verzorgen. Het beoordelen van een plan van aanpak en het onderhouden
van contacten (via Skype) is de verantwoordelijkheid van de SLB’er. Uiteraard gebeurt dit in
nauw contact met de BPV begeleider en het stagebureau op de locatie.
Minimaal 1 keer per periode een SLB gesprek met de mentor leerling organiseren met daarbij
gebruik maken van een vaste agenda. In deze agenda staan de volgende onderwerpen:
Kennismaking (indien van toepassing).
Presentie / motivatie.
Resultaten (Portfolio, Magister, Talen en Rekenen, LLB).
BPV zaken (indien van toepassing voor studieloopbaan.
Opleidingskeuze.
Belemmeringen.
Studieloopbaanplanning.
Ontwikkelportfolio.
Stand van zaken examinering.
Je voert minimaal 4 gesprekken met je mentorleerling. Dit gesprek vervolgens rapporteren in
LBS. Bij gesprek altijd het ontwikkelportfolio mee laten nemen door de leerling. Altijd het LBS
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
32
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
erbij om ontwikkelingen en cijfers te bespreken. Per periode (van ongeveer 10 weken)heeft
de docent 1 uur beschikbaar voor de studieloopbaan, inclusief het doornemen van het
ontwikkelingsportfolio en het examenportfolio, de resultaten van Taal, Rekenen en Engels en
andere onderwerpen. Voor leerlingen met een BOP (Begeleiding en Ondersteuning Plan) is er
extra tijd beschikbaar (0,5 uur).
Beoordelen verantwoordingsverslagen van mentorleerlingen.
In het tweede en derde jaar moeten leerlingen verantwoordingsverslagen maken. Dit zijn
een soort schriftelijke assessments waarin leerlingen bepaalde competenties schriftelijk
moeten gaan onderbouwen en bewijzen. De SLB’er zorgt voor controle, begeleiding en
beoordeling hiervan. Verantwoordingsverslagen zijn een onderdeel van de examens die
leerlingen doen. Het examenreglement is hier dan ook op van toepassing. Per cohort 2015
geldt dit niet meer.
Beoordelen examenportfolio van mentorleerlingen.
De SLB’er beoordeelt het examenportfolio van leerlingen. Dit gebeurt zo veel mogelijk in de
SLB gesprekken die per periode plaats vinden.
Voortgangsoverleg voorbereiden en inhoudelijk informatie geven over de mentorleerlingen.
Per periode van ongeveer 10 weken is er een gezamenlijke vergaderingen met alle docenten
en SLB’ers van leerlingen. Dit overleg heet VGO (Voortgangsoverleg). In dit overleg worden
alle leerlingen besproken. De SLB’er zorgt voor inhoudelijke informatie van zijn
mentorleerlingen. Je kunt hierbij denken aan gegevens over cijfers, voortgang, gedrag en
aan- en afwezigheid. In deze vergaderingen worden ook besluiten genomen over op- en
afstomen van leerlingen. De SLB’er is verantwoordelijk voor de juiste inhoudelijke informatie.
Vertrouwenspersoon.
De SLB’er kan een vertrouwenspersoon zijn voor leerlingen. Het staat de leerling uiteraard
ook vrij om daar iemand anders voor te kiezen. Het is dus niet automatisch gekoppeld aan de
functie van SLB’er.
Pop (Persoonlijk Opleidings Plan) en PAP (Persoonlijk Activiteiten Plan) bespreken. Deze zit in
het ontwikkelportfolio en daarin staan 2 tot 3 leerdoelen die per periode besproken gaan
worden. In dit persoonlijk ontwikkelingsplan legt de leerling vast wat hij/zij de komende
periode persoonlijk of beroepsmatig wil ontwikkelen. In het mentorgesprek wordt hier
aandacht aan besteed.
Aftekenen van LB (Loopbaan en Beroepsprestaties) kaart. Deze zit in het ontwikkelportfolio.
Tijdens de opleiding wordt er binnen BPV lessen aandacht besteed aan Leren, Loopbaan en
Burgerschap. Dit zijn lessen gericht op loopbaanontwikkeling en het ontwikkelen van kritisch
burgerschap. Iedere school kan hierin zijn speerpunten bepalen. Het Noorderpoort heeft de
volgende accenten bepaald: duurzaamheid, sport en bewegen en sociale media. De
verschillende onderwerpen worden afgesloten met allerlei opdrachten. Deze opdrachten
worden in de lessen behandeld en beoordeeld door de BPV docent. De leerling archiveert
deze opdrachten in zijn/haar ontwikkelportfolio. Als deze beoordeeld zijn, tekent de SLB’er
deze af op een aftekenkaart die ook weer in het ontwikkelportfolio plaats heeft.
Assessor zijn bij assessmentgesprekken van andere leerlingen dan je mentorleerlingen.
Leerlingen hebben op verschillende momenten in hun opleiding assessmentgesprekken
waarin competenties getoetst en beoordeeld worden. Deze gesprekken worden gevoerd
door docenten en SLB’ers. In het kader van (on) betrokkenheid, voert de SLB’er geen
gesprekken met zijn eigen mentorleerlingen.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
33
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Het Noorderpoort heeft een competentiematrix opgesteld voor de slb’er. Deze heb ik
hieronder toegevoegd. Hier wordt schematisch weergegeven welke taken de SLB’er heeft en
hoe die zich weerhouden met verschillende prestatie indicatoren.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
34
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
35
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Handleiding SLB voor de leerling.
Wat is SLB en wat kun
je er van verwachten? (en wat heb je zelf te bieden?)
Handleiding SLB voor de leerling.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
36
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Inleiding
In deze handleiding wil ik je laten zien wat je zoal kunt verwachten van de SLB’er
(studieloopbaanbegeleider) tijdens je opleiding en wat de SLB’er van jou kan verwachten. De
opleiding waar je voor gekozen hebt is net begonnen en er komen een heleboel zaken op je af. Het is
daarom belangrijk dat je weet waar je aan toe bent. Je SLB’er kan je in een aantal zaken
ondersteunen. Welke deze zijn, wordt omschreven in deze handleiding.
Doelstelling
Het doel van deze handleiding is:
Duidelijkheid verschaffen aan de leerling over de rol van SLB.
Informatie geven over welke vragen je aan je SLB’er kunt stellen.
Informatie geven over welke taken de SLB’er heeft.
Informatie geven over wat de SLB’er van jou kan verwachten.
SLB gesprek
Elke periode van je opleiding (4 keer per jaar) heb je een persoonlijk gesprek met je SLB’er. In dit
gesprek komen een aantal onderwerpen standaard aan de orde. Je kunt hierbij denken aan:
Kennismaking.
Het is van groot belang dat jij en je SLB’er elkaar een beetje kennen. Wat houdt jou bezig?
Wat zijn je hobby’s? Hoe ziet je thuissituatie er uit? Hoe is je schoolloopbaan tot nu toe
gegaan? Wat zijn je verwachtingen naar je SLB’er? Wat kan je SLB’er van jou verwachten?
Allemaal vragen die je in een eerste kennismaking kunt verwachten.
Presentie / motivatie.
Hoe is het met je presentie? Ben je altijd aanwezig of ben je nog wel eens afwezig? Wat is
daar de oorzaak van? Ben je nog wel eens te laat? Hoe kan je SLB’er je ondersteunen om je
aanwezigheid omhoog te krijgen? Wat kun je er zelf aan doen? Zijn je de afspraken op school
omtrent je aanwezigheid je duidelijk? Weet je wat de consequenties van afwezigheid kunnen
zijn?
Hoe is het met jouw motivatie van de opleiding? Zijn er wellicht omstandigheden waarom je
motivatie (tijdelijk) wat minder zijn? Wat kun je daar zelf aan doen en waar kan je SLB’er je
daarbij ondersteunen? Hoe is het in de klas? Wat is je plaats en rol in de klas? Voel je je veilig
in de klas? Wat zijn eventueel aandachtspunten om aan te werken?
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
37
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Resultaten (Portfolio, Magister, Talen en Rekenen, LLB).
Wat zijn je resultaten tot nu toe? Je SLB’er kan je resultaten zien in het LBS (Leerling
Begeleiding Systeem). Je hebt daar zelf ook toegang toe. Bekijk vooraf aan je gesprek je
resultaten en controleer deze. Alle resultaten (inclusief Rekenen, Nederlands en Engels)
staan in het LBS weergegeven.
BPV zaken (indien van toepassing voor studieloopbaan).
Als je al op stage gaat, is dit ook een onderdeel van het gesprek. Je BPV (Beroeps Praktijk
Vorming) docent is inhoudelijk helemaal op de hoogte van je stage ontwikkelingen. Je SLB’er
wordt soms ingeschakeld als er dingen zijn die je studieloopbaan kunnen beïnvloeden. Je
kunt hierbij denken aan een verkeerde stageplek waar je te weinig vakinhoudelijke dingen
kan leren. Verder is het van belang dat je SLB’er op de hoogte is als het niet goed gaat op je
stage en je wellicht van opleiding zou moeten wisselen of dat je je opleiding verlengd.
Wil je stage lopen in het buitenland? Je SLB’er begeleid je in het traject ter voorbereiding op
je stage en hij/zij houdt ook contacten met jou in het buitenland.
Opleidingskeuze.
Is de opleiding die je nu doet de juiste keuze? Heb je misschien andere (toekomst) plannen?
Je SLB’er kan samen met jou kijken naar eventuele andere opleidingen. Binnen het BAT
(Begeleiding en Advies Team) zijn ook loopbaanbegeleiders die je hierbij zouden kunnen
helpen. Je SLB’er kan je eventueel verwijzen naar het BAT.
Belemmeringen.
Zijn er dingen die je op dit moment belemmeren? Zijn er dingen thuis, in je vriendenkring, op
school waardoor het eventjes wat moeilijker gaat? Wil je daarover vertellen?
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
38
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Heb je een bepaalde handicap of stoornis die het studeren bemoeilijkt? Je kunt daarbij
denken aan ADHD, Dyslexie, Autisme of een lichamelijke beperking. Waar kan je SLB’er
eventueel bij helpen? Heb je daar eventueel anderen bij nodig? Je SLB’er kan je verwijzen
naar het BAT. Bij het BAT werken docenten die gespecialiseerd zijn om persoonlijke
gesprekken te voeren met leerlingen die om welke reden dan ook, eventjes wat extra steun
en ondersteuning nodig hebben. In een aantal gesprekken proberen ze jou weer op weg te
helpen. Is je hulpvraag wat ingewikkelder en heb je andere mensen nodig, dan kunnen zij je
ook verwijzen naar andere organisaties die je dan weer verder kunnen helpen. Zoals gezegd,
kan je SLB’er je verwijzen naar het BAT.
Studieloopbaanplanning.
Wat wil je straks doen na je opleiding? Wil je doorstromen naar het HBO of wil je gaan
werken? Je SLB’er kan je helpen bij het maken van die keuzes.
Ontwikkelportfolio.
Tijdens je opleiding verzamel je een groot aantal bewijzen die je nodig hebt om aan het eind
te kunnen bewijzen dat jij geschikt bent en de competenties bezit voor je einddiploma. Deze
bewijzen verzamel je in een soort map, je ontwikkelportfolio. Elke keer als je een gesprek
hebt met je SLB’er gaan jullie samen kijken naar je verzamelde bewijzen.
Bespreken van je POP (Persoonlijk Ontwikkeling Plan) en je PAP (Persoonlijk Activiteiten
Plan).
Tijdens je opleiding maak je per half jaar een POP en een PAP. Plannen op basis van
resultaten en POP / PAP. Iedere student heeft bij de start van de opleiding een persoonlijk
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
39
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
ontwikkelingsplan gemaakt met ontwikkelpunten en uitdagingen die je wil ontwikkelen.
Samen met de SLB’er bespreek je de successen en te nemen stappen. Je kijkt ook naar je
planning van je leerdoelen. Samen kunnen jullie werken aan je competentie plannen en
organiseren.
Naast het SLB gesprek zijn er nog een aantal zaken die belangrijk zijn om te weten.
VGO (Voortgangsoverleg).
Aan het einde van iedere periode is er een overleg tussen alle docenten en SLB’ers die les
geven in eenzelfde leerjaar. In dit overleg wordt de voortgang van alle leerlingen besproken.
Alle resultaten en bijzonderheden staan op de agenda. Aan de hand van de uitkomsten van
dit overleg, besluiten de docenten en SLB’ers of de leerling de opleiding normaal kunnen
vervolgen. Als blijkt dat de resultaten of de aanwezigheid onvoldoende zijn wordt besloten of
de leerling gaat verlengen of de opleiding gaat verlaten. Er is ook altijd iemand van het BAT
aanwezig die eventuele bijzonderheden van leerlingen naar voren brengt. Na het VGO zal de
SLB’er in een van zijn of haar lessen de uitkomsten met de leerlingen bespreken. Indien nodig
zal dit uiteraard individueel gaan.
Contact met ouders.
Je SLB’er kan, in overleg met jou, altijd in contact treden met een van je ouders of verzorgers.
Als je 18 jaar of ouder bent, is hierin de beslissing helemaal aan jou. Je SLB’er staat altijd
open voor een gesprek als er vragen of onduidelijkheden bij je ouders leven.
SLB’er als vertrouwenspersoon.
Naast de 4 SLB gesprekken is er altijd tijd en plaats voor een persoonlijk gesprek met jou. Je
SLB’er kun je altijd als vertrouwenspersoon inschakelen. Het staat de SLB’er altijd vrij om
ruggespraak te hebben met iemand anders. Dit zou een andere docent of medewerker van
de school kunnen zijn. Voel je altijd vrij om je SLB’er te mailen om je vragen bij hem of haar
te stellen.
Reken of taalproblemen?
Als je van jezelf weet dat je moeite hebt met rekenen en/of Nederlands, dan kun je, via je
SLB’er, een verwijzing krijgen naar het TRON (Taal en Reken Ondersteuning Noorderpoort).
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
40
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Samen met je SLB’er wordt dan een intake gepland en gekeken op welke manier de TRON je
zou kunnen ondersteunen. Schroom niet maar geef het aan!
Verlof aanvragen.
Als je, door welke omstandigheden dan ook, een verlofaanvraag moet doen, moet je deze
inleveren bij de SLB’er. Deze beoordeelt de aanvraag en geeft je aanvraag door aan de
afdeling Aan- en Afwezigheid die op iedere locatie aanwezig is. De medewerkers van A&A
zetten het verlof vervolgens in het registratiesysteem van aan- en afwezigheid. Deze
registratie vindt in het begin van iedere les plaats.
Tot zover alle wetenswaardigheden die je nodig hebt in je contact met je Studieloopbaanbegeleider.
Ik wens je heel veel plezier op school en ik hoop dat je je snel thuis zult voelen!
Voor nog meer informatie kun je ook altijd even langslopen bij je docent of, als je dat zou wensen, de
teamleider van de docenten!
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
41
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Opdracht 4c: Reflectie Ik heb lange tijd tegen deze opdracht op gekeken. Ik wist niet goed wat ik me moest voorstellen en
hoe ik het allemaal zou moeten doen. Al lange tijd had ik een onderwerp van mijn artikel in mijn
hoofd. Ik moest en zou iets met omgangskunde doen. Zoals ik beschreven heb, vind ik het een heel
belangrijk en waardevol vak. Zoals het vak nu aangeboden wordt en zoals het nu plaats heeft in het
curriculum van (MBO)opleidingen, baart mij wel zorgen.
In mijn artikel heb ik geprobeerd om helderheid te schaffen waar omgangskunde voor staat. Dit heb
ik deels uit eigen ervaringen verteld en deels uit de aanwezige literatuur gehaald. In mijn zoektocht
om literatuur te vinden over omgangskunde moest ik wederom concluderen dat er maar weinig over
dit vak te vinden is. Het heeft me alleen maar gesterkt in het idee om omgangskunde op een andere
manier “in de markt te gaan zetten”. Er zal op een andere manier naar omgangskunde gekeken
moeten worden en het zal van meer kracht en importantie moeten gaan uitstralen.
Al schrijvend aan mijn artikel, werd ik steeds krachtiger in mijn overtuigingen. Ik voelde dat
omgangskunde een deel van mij geworden is en het een beetje aan mijn hart gaat dat maar zo
weinig mensen op de hoogte hiervan zijn. Wie is daar nu eigenlijk debet aan? Wat vinden MBO
scholen nu eigenlijk van de waarden die een docent omgangskunde mee brengt? Schort er iets aan
de marketing van de docentenopleidingen Omgangskunde. Genoeg voer om later nog eens een
tweede artikel hierover te schrijven.
Het heeft me goed gedaan dat het schrijven van dit artikel me redelijk gemakkelijk af ging. Dit had
ook zeker met mijn gedrevenheid te maken. Gedrevenheid die voortkomt uit de grote waarde die ik
van de opleiding omgangskunde heb mogen ervaren. Deze waarde heb ik ook mogen ervaren in mijn
rol als SLB’er en BPV begeleider. Ik stel andere vragen. Ik ga meer voor verdieping bij de leerlingen en
ik ben echt. Ik heb mogen ervaren dat leerlingen daar grote waarde aan hechten.
Het schrijven van mijn beide onderwijsproducten zijn vooral geboren uit mijn wens om meer
duidelijkheid te bieden aan nieuwe docenten. In het onderzoek dat ik ga uitvoeren voor P Taak 4 zal
ik gaan onderzoeken hoe een opleiding meer kan doen om nieuwe docenten te begeleiden. Ik heb
ervaren dat mijn school, de Noorderpoort afdeling SAW, hier niet heel sterk in is. Ik heb veel zelf
moeten uitzoeken en dat heeft me wel eens gefrustreerd. Door middel van de docentenhandleiding
SLB, heb ik geprobeerd om meer duidelijkheid te scheppen over de rol van SLB. Door relevante
literatuur te zoeken over SLB ben ik ook een 8 tal competenties tegen gekomen waar een SLB’er aan
zou moeten voldoen. Dit heeft me nog meer helderheid gegeven over deze rol. Ik wil in deze reflectie
nogmaals benoemen dat ik ervoor wil pleiten om het coachende aspect van de docent in de
docentenopleidingen veel meer aandacht te geven.
Afsluitend wil ik zeggen dat ik veel heb geleerd van dit onderdeel en ik hoop dat er met mijn
aanbevelingen wat wordt gedaan. Wellicht een mailtje naar meneer Dekker of mevrouw
Bussemaker? We zien het wel.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
42
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Literatuurlijst
Besselink, N. (2012, 02 01). Opgeleid voor een zeldzaam vak. Trouw.
Dienst Uitvoering Onderwijs. (2014, December 01). Handboek Onderwijsbevoegdheden. Opgehaald
van www.duo.nl: www.duo.nl
Educational Media. (2015, Januari 25). BachelorOpleidingen.nl. Opgehaald van
Bacheloropleidingen.nl:
http://www.bacheloropleidingen.nl/opleidingen/37153/lerarenopleiding-2e-graad-
omgangskunde/
HBO Raad. (2012). Kennisbasis Docent Omgangskunde. Den Haag: HBO Raad.
Heerkens, E. (2015, Januari 27). (studie)Loopbaanbegeleider.... Je moet het maar kunnen. Opgehaald
van www.aobdekkers.nl:
http://www.oabdekkers.nl/2015/01/27/studieloopbaanbegeleiderje-moet-het-maar-
kunnen/
Hogeschool Utrecht. (2012, Augustus 20). Bevoegdheid Omgangskunde. Opgehaald van Hogeschool
Utrecht: http://www.hu.nl/los/bevoegdheid%20omgangskunde
Kariene Mittendorf, M. K. (2014). Bouwstenen voor SLB: van Visie naar Praktijk. Onderwijsinnovatie.
Louise van de Venne, J. N. (2013). Docenten Omgangskunde en Pedagogiek in het MBO: Aanbod,
vraag en inzet. Den Bosch: ECBO.
M.A.F. Dekkers, C. H. (2006). Aan de slag met Studieloopbaanbegeleiding. Nuenen: Onderwijs Advies
Bureau Dekkers.
MBO Raad. (2015). Het kwalificatiedossier van de docent MBO. Nijmegen: Lauwers-C.
Noorderpoort. (2014). Noorderpoort versterkt de leerling. Leerlingbegeleiding MBO Noorderpoort
2011-2015. Groningen.
Onderwijscoöperatie. (2014, Juni 27). Voorstel Bekwaamheidseisen, herijking bekwaamheidseisen.
Opgehaald van www.onderwijscooperatie.nl: https://www.onderwijscooperatie.nl//wp-
content/uploads/Voorstel-Herijking-Bekwaamheidseisen-2014.pdf
Rijswijk, N. (2008, Januari 24). Wat is omgangskunde? Geschiedenis van de studierichting
omgangskunde. Friesland, Nederland.
Zijlstra, H. (2012, Mei 01). Afspraken lerarenopleidingen 2012. Opgehaald van De Staatscourant:
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33356-
A.html?zoekcriteria=%3fzkt%3dUitgebreid%26pst%3dTractatenblad%257cStaatsblad%257cSt
aatscourant%257cGemeenteblad%257cProvinciaalblad%257cWaterschapsblad%257cBladGe
meenschappelijkeRegeling%257cParlementaireD
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671
43
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Nawoord Ik heb in dit product een aantal aspecten van mijn vak omgangskunde willen toelichten.
In het artikel heb ik een beschrijving gemaakt van de huidige stand van zaken van de opleiding en ik
heb een toekomstbeeld geschept waar, naar mijn mening, omgangskunde naar toe zou moeten gaan.
Ik heb dit niet allemaal alleen kunnen doen. Inspirerende gesprekken met mijn docenten van de
opleiding omgangskunde aan de NHL in Leeuwarden. Daarnaast heb ik met veel andere mensen
gesproken over dit onderwerp. Mijn collega’s aan de Noorderpoort in Groningen hebben me hierin
ook erg geholpen.
Verder wil ik mijn familie bedanken voor hun enorme geduld die ze telkens weer met mij moeten
hebben. Steeds weer moest ik me afzonderen om aan mijn artikel of ander product te werken.
Zonder jullie allemaal had ik dit product niet af kunnen ronden, bedankt!
Henk Haaijema
DT Docent Omgangskunde
Cohort 2012
Studentnummer 301671
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671 44
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Bijlagen.
BEOORDELINGSFORMULIER
Naam student: Henk Haaijema
Titel werkstuk: Vakdidactisch Eindwerkstuk
Datum inleveren versie 1: herzien ja/ nee; inleveren versie 2:
Nagekeken door:
Schrijfvaardigheid is voorwaardelijk. Als dit onderdeel onvoldoende is, wordt het werkstuk niet
inhoudelijk beoordeeld, maar teruggegeven aan de student. Je spreekt af wanneer je de gecorrigeerde
versie inlevert en hebt, als de schrijfvaardigheid voldoende is hersteld nog twee inleverkansen: de
reguliere kans en de herkansing. Lever je wederom een werkstuk in dat niet toelaatbaar is, dan geldt
dit als kans één en heb je dus nog één herkansing.
I
Schrijfvaardigheid
Voorwaardelijk
Alleen bij een waardering ‘goed’
voor schrijfvaardigheid kan er
een ‘zeer goed’ op het werkstuk
gegeven worden.
Alle onderdelen moeten tenminste
voldoende zijn.
Bij een of meer voldoendes is de
waardering voor schrijfwaardigheid
‘voldoende’.
Goed Voldoende Onvoldoende
1. Spelling Je beheerst de spellingregels
en weet deze foutloos toe te
passen.
Jouw spelling is voldoende, maar je
maakt nog wel enkele fouten op het
gebied van:
- werkwoordspelling;
- interpunctie (hoofdletters, punten en
komma’s);
- algemene spelling.
Je past de spellingregels
onvoldoende toe. Jouw werk bevat
per pagina meer dan twee fouten op
het gebied van:
- werkwoordspelling;
- interpunctie (hoofdletters, punten
komma’s);
- algemene spelling.
Beoordeling: Totaal aantal punten:
< 17: onvoldoende
17 t/m 22: voldoende
23 t/m 30: goed
31 t/m 34: zeer goed
Alle onderdelen moeten
tenminste voldoende zijn
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671 45
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
2. Grammatica Je past de grammaticeregels
juist toe. Je zinnen zijn
grammaticaal correct.
Je past de grammaticaregels
voldoende toe, maar maakt nog wel
enkele fouten op het gebied van:
- zinsopbouw;
- gebruik van voornaamwoorden;
- passief taalgebruik;
- hanteren van tijd (wisselen van tt en
vt);
- hanteren van perspectief.
De toepassing van de
grammaticaregels in jouw tekst is
onvoldoende. Je maakt per pagina
meer dan twee fouten op het gebied
van:
- zinsopbouw;
- gebruik van voornaamwoorden;
- passief taalgebruik;
- hanteren van tijd (wisselen van tt
naar vt);
- hanteren van perspectief.
3. Stijl Jouw taalgebruik is consistent in
toon en is passend bij het doel
en het onderwerp van de tekst.
Je varieert doeltreffend in
woordgebruik.
Jouw stijl is voldoende consistent.
Blijf wel letten op:
- woordkeuze;
- gebruik van schrijf-spreektaal;
- gebruik van synoniemen.
Je tekst toont onvoldoende
consistentie. Je
maakt meer dan twee fouten per
pagina op het gebied van:
- woordkeuze (niet passend bij doel,
onderwerp);
- gebruik van schrijf- en spreektaal;
- gebruik van synoniemen (veel
herhalingen).
4. Structuur Jouw tekst heeft een duidelijke
structuur en bevat een inleiding,
kern en slot. Je gedachtegang is
logisch en consequent. Je weet
goed alinea’s, kopjes en
witregels toe te passen.
De structuur van jouw tekst is
voldoende, maar je kunt nog letten
op:
- opbouw van de tekst (inleiding,
kern, slot);
- opbouw van de alinea’s
(deelonderwerpen).
bevat geen duidelijke:
- opbouw van de tekst (inleiding,
kern, slot);
- opbouw van de alinea’s
(deelonderwerpen).
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671 46
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
II. Artikel
Punten 2 punten per aandachtspunt 1 punt per aandachtspunt 0
Hoofdvraag/ deelvragen
(formulering/
afbakening/ sturing
door).
De hoofdvraag is helder
geformuleerd en de deelvragen
komen logisch voort uit de
hoofdvraag. Het artikel wordt
gestuurd door en geschreven
vanuit de hoofdvraag en bevat
geen irrelevante informatie.
De hoofdvraag is helder
geformuleerd en de deelvragen
komen logisch voort uit de
hoofdvraag. Het artikel wordt
grotendeels gestuurd door de
hoofdvraag en bevat nauwelijks
irrelevante informatie.
De hoofdvraag is niet goed
geformuleerd en/ of de
deelvragen komen niet logisch
voort uit de hoofdvraag en/ of de
inhoud van het artikel wordt in te
beperkte mate gestuurd door de
hoofdvraag.
Verantwoording van de
geraadpleegde bronnen
en literatuur.
Je geeft een heldere
verantwoording van de
samenstelling van je
literatuurlijst, je legt verband met
je onderzoeksvraag.
Je geeft een heldere
verantwoording van de
samenstelling van je literatuurlijst
Je staat niet of onvoldoende stil
bij de totstandkoming van je
literatuurlijst.
Begripsomschrijving. In de inleiding wordt een
duidelijke omschrijving gegeven
van de sleutelbegrippen, deze
worden nader geanalyseerd, in
hun context geplaatst en
toegelicht.
In de inleiding wordt een
duidelijke omschrijving gegeven
van de sleutelbegrippen.
De sleutelbegrippen worden niet
nader toegelicht.
Coherent geheel:
conclusie geeft
antwoord op vragen en
is het resultaat van het
onderzoek.
Het artikel kent een duidelijke
structuur. De vragen die worden
opgeworpen in de inleiding
vormen de basis voor het
onderzoek en de rode draad in
het artikel en worden in de
conclusie beantwoord. In de
conclusie wordt geen nieuwe
informatie opgenomen.
Het artikel kent een duidelijke
structuur. De vragen die worden
opgeworpen in de inleiding
vormen de basis voor het
onderzoek de rode draad in het
artikel en worden in de conclusie
beantwoord.
Het artikel mist een rode draad.
De hoofd- en deelvragen worden
niet beantwoord. Het onderzoek
is ongericht. De conclusie sluit
niet voldoende aan op het geheel
of staat daar los van.
Niveau: HBO. Het artikel voldoet in ruime mate
in alle opzichten aan het HBO
niveau: dit komt naar voren in de
aanpak, het gekozen onderwerp,
de geraadpleegde literatuur, de
formulering en spelling en
verwerking van de literatuur. Je
Het artikel voldoet basaal aan het
HBO niveau: dit komt onder
andere naar voren in de aanpak,
het gekozen onderwerp, de
geraadpleegde literatuur, de
formulering en spelling en
verwerking van de literatuur. Je
‘beschrijft’.
Het artikel voldoet in geen enkele
mate aan het HBO niveau,
gekeken is naar de aanpak, het
gekozen onderwerp, de
geraadpleegde literatuur, de
formulering en spelling en
verwerking van de literatuur.
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671 47
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
gaat verder dan het ‘beschrijven
van’, je analyseert.
III. Didactisch
product:
docentenhandleiding
Punten 2 punten per aandachtspunt 1 punt per aandachtspunt 0
Inbedding in kader:
kwalificatiestructuur/co
mpetenties/gedragsindi
catoren/(kern)doelen,
en de
kennisbasisthema’s.
De lessenreeks is op een
overtuigende manier ingebed in
een kader van relevante
kwalificatiestructuur/competentie
s/gedragsindicatoren/(kern)doele
n, en de kennisbasis
omgangskunde en vakdidactiek
omgangskunde.
De relevante (kern)doelen,
onderdelen uit de kennisbasis
omgangskunde worden genoemd.
Er ontbreken relevante
(kern)doelen, kennisbasis
omgangskunde etc.
Verantwoording van het
gekozen onderwerp.
De verantwoording van het
onderwerp is vanuit zowel vanuit
didactische, pedagogische en
omgangskunde -inhoudelijke
uitgangspunten goed doordacht
geformuleerd.
Er is sprake van een doordachte
verantwoording van de
onderwerpkeuze op basis van in
elk geval één uitgangspunt.
De verantwoording ontbreekt of is
te oppervlakkig en weinig
doordacht.
Verantwoording van de
gemaakte
vakinhoudelijke en
didactische keuzes.
De verantwoording van de
vakinhoudelijke en didactische
keuzes wordt onderbouwd vanuit
relevante vakliteratuur
(meerdere titels!) en wordt op
een heldere manier toegelicht.
De student is zich bewust van de
didactische en vakinhoudelijke
keuzes die gemaakt zijn en licht
deze toe vanuit de theorie.
De student heeft de
vakinhoudelijke en didactische
keuzes niet of nauwelijks
(h)erkend en/ of besteed er te
weinig aandacht aan.
Lesdoelen zijn goed
geformuleerd.
De lesdoelen zijn gevarieerd,
hebben betrekking op de
lesinhoud én zijn zodanig
geformuleerd dat ze voldoen aan
de eisen die daaraan gesteld zijn.
De lesdoelen hebben betrekking
op de lesinhoud, zijn helder en
goed geformuleerd volgens de
eisen die daaraan gesteld zijn.
Er ontbreken lesdoelen/ de
lesdoelen zijn niet goed
geformuleerd/ de lesdoelen zijn
niet congruent met de lesinhoud.
Docentenhandleiding is
compleet en
overzichtelijk.
De docentenhandleiding is
compleet en zodanig
vormgegeven en ingevuld dat
een docent een duidelijk
De docentenhandleiding is
compleet en overzichtelijk. Een
docent kan zich er in de praktijk,
De docentenhandleiding is
onduidelijk en/ of incompleet. Er
is geen overzicht van de lessen,
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671 48
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
overzicht heeft van de lessen en
het lesmateriaal gemakkelijk
toegankelijk is.
met enig heen en weer bladeren,
mee redden.
lesmateriaal ontbreekt of is niet
direct bruikbaar.
Er is een duidelijke
samenhang tussen de
onderdelen.
De samenhang tussen de
onderdelen is zo goed doordacht
en vormgegeven en staat in
dienst van de geformuleerde
lesdoelen. Een duidelijke
versterking van het geheel.
De onderdelen sluiten op elkaar
aan en er is duidelijk nagedacht
over de onderlinge samenhang.
De verschillende onderdelen
kennen geen of nauwelijks enige
samenhang. Het geheel hangt
aan elkaar als los zand.
De planning is helder en
uitvoerbaar.
De planning is helder en reëel. Er
is rekening gehouden met het feit
dat lessen 45 tot 90 minuten
kunnen duren en een docent kan
schuiven met het materiaal,
zodat het reëel inpasbaar is.
De planning is helder en
uitvoerbaar. Er is enige ruimte
voor flexibiliteit
De lessen zijn niet goed gepland
en/ of vaag beschreven.
subtotaal:
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671 49
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
IV.
Leerlingenmateriaal
Punten 2 punten per aandachtspunt 1 punt per aandachtspunt 0
Sluit aan bij de
belevingswereld.
Aan de hand van welgekozen
voorbeeld(en) wordt het materiaal
gekoppeld aan de leer- en
belevingswereld van leerlingen. De
manier waarop het materiaal is
vormgegeven spreekt leerlingen aan.
Het materiaal sluit aan bij de
leer- en belevingswereld van
leerlingen, hetgeen wordt
verwoord in de introductie. In de
vormgeving van het materiaal is
rekening gehouden met de
belevingswereld van leerlingen.
Het materiaal sluit niet aan bij de
leer- en belevingswereld/ de
vormgeving sluit niet aan bij de
belevingswereld.
Sluit aan bij het
niveau van de
doelgroep.
Het gebruikte materiaal: tekst
afbeeldingen en opdrachten is
toegankelijk en uitdagend voor
leerlingen van dit niveau.
Het gebruikte materiaal: tekst
afbeeldingen en opdrachten is
geschikt voor leerlingen van dit
niveau.
Het gebruikte materiaal: tekst
afbeeldingen en opdrachten is te
moeilijk of te gemakkelijk voor
leerlingen van dit niveau.
Sluit aan bij de
gestelde
leerdoelen.
Het leerlingenmateriaal sluit qua
inhoud en werkvormen volledig aan bij
de gestelde leerdoelen.
Het leerlingenmateriaal sluit qua
inhoud en werkvormen
grotendeels aan bij de gestelde
leerdoelen.
Het leerlingenmateriaal sluit
onvoldoende aan of staat los van
de gestelde leerdoelen.
Kent een
duidelijke
opbouw.
De opbouw van het leerlingenmateriaal
is logisch en duidelijk voor leerlingen.
De opbouw van het
leerlingenmateriaal is redelijk
logisch.
De opbouw van het
leerlingenmateriaal is onlogisch
en leidt tot verwarring bij
leerlingen
Bevat voldoende
afwisseling in
werkvormen.
Er is sprake van meerdere werkvormen
die tezamen een afwisselende
lessenserie opleveren.
Er is sprake van meerdere
werkvormen, maar doordat ze op
elkaar lijken is het geheel niet erg
afwisselend.
Er is gekozen voor één of twee
werkvormen, waardoor leerlingen
feitelijk elke keer hetzelfde doen.
subtotaal:
HENK HAAIJEMA DT DOCENT OMGANGSKUNDE, COHORT 2012 STUDENTNUMMER 301671 50
VAKDIDACTISCH EINDWERKSTUK
Handtekening examinator
IV. Verzorging
Punten 2 punten per aandachtspunt 1 punt per aandachtspunt 0
Vormgeving. Het geheel is mooi vormgegeven,
doordacht qua lettertype(s), kleur(en)
en gebruikte afbeeldingen.
Het geheel is duidelijk
vormgegeven. De afbeeldingen,
lettertype(s) en kleuren zijn
helder.
De vormgeving is te druk of te
vaag, waardoor het geheel niet
overkomt en niet goed bruikbaar
is.
Lay-out van het
totale product.
De lay-out klopt, is overzichtelijk en
draagt bij aan de aantrekkelijkheid van
het geheel
De lay-out is voldoende, alles
staat op de goede plek op de
goede pagina.
De lay-out is slordig, woorden
zijn versprongen/ onderdelen
staan op de verkeerde plek/
afbeeldingen ontbreken. subtotaal:
Toelichting op beoordeling/ verbeterpunten
totaal
top related