the ugent institutional repository is the electronic...
Post on 01-Aug-2020
0 Views
Preview:
TRANSCRIPT
biblio.ugent.be
The UGent Institutional Repository is the electronic archiving and dissemination platform for all
UGent research publications. Ghent University has implemented a mandate stipulating that all
academic publications of UGent researchers should be deposited and archived in this repository.
Except for items where current copyright restrictions apply, these papers are available in Open
Access.
This item is the archived peer-reviewed author-version of:
Wolf, arend en raaf. Gender en geweld in de Oudnoorse cultuur en literatuur
Sofie Vanherpen
Unpublished postgraduate’s thesis, 116 pages, 2007.
To refer to or to cite this work, please use the citation to the published version:
Vanherpen, Sofie (2007). Wolf, arend en raaf. Gender en geweld in de Oudnoorse cultuur
en literatuur. (Unpublished postgraduate’s thesis). Univerisiteit Gent, Gent.
Universiteit Gent
Faculteit Letteren en Wijsbegeerte
Academiejaar 2006-2007
WOLF, AREND EN RAAF
Gender en geweld in de Oudnoorse cultuur en literatuur
Promotor: Prof. Dr. G. Laureys Verhandeling voorgelegd aan
de Faculteit voor Letteren en
Wijsbegeerte voor het behalen
van de graad Postgraduaat in
de taal- en letterkunde:
Germaanse talen (optie
Zweeds) door
Sofie Vanherpen
Nu er hersis hefnd
við hilmí efnd.
geingr vlfr ok aurn
of ynglings born.
flugu hauggin hræ
Halluarz sæ.
grár slitr vnder
ari Snarfara. (Chesnutt, 2001: 40)
The Warrior’s revenge
is repaid to the king,
wolf and eagle stalk
over the king’s sons;
Hallvard’s corpse flew
in pieces into the seas,
the grey eagle tears
at Travel-quick’s wounds.
(Óskarsdóttir, 2004: 47)
1
Sammanfattning
Vanherpen, Sofie (2007). Wolf, arend en raaf. Geweld en gender in de Oudnoorse
cultuur en literatuur (Varg, örn och korp. Våld och kön i fornnordiska kultur och
litteratur). Seminariewerk Aanvullende Opleiding Germaanse Taal- en letterkunde
(Optie Zweeds), Universiteit Gent.
Denna uppsats har undersökt frågan om våld och kön under vikingatid. Syftet har
varit att finna ett svar på hur maskuliniteten och kvinnligheten förhåller sig till våld. För
att detta arbete ska ge oss en entydig och klar bild måste vi sätta vikingarnas våld i
en viss kontext, nämligen i den västerländska kulturen under medeltiden. Redan
denna uppsats visar på att man kan konstatera att det finns våld i alla samhällena
under medeltiden. Mannen använder våld i deras funktion som krigare. Av dessa
krigaren skapar och upprätthåller bärsärkar en stereotyp uppfattning om en våldsam
viking. Det är också ett förhållande mellan kvinnobild och våld. Vissa kvinnor bejakar
sin klassiska könsroll fast de tar till våld i rollen som den hämnaren och den
uppviglaren. De överskrider ofta sin könsroll i rollen som krigaren till exempel en
sköldmö, en valkyrja eller meykongr.
Nyckelord: bärsärk, hämnd, hämnare, krigare, kön, meykongr, sköldmö, uppviglare,
valkyrja, våld
2
Inhoudsopgave
Lijst van illustraties 3
Voorwoord 4
1 Inleiding 5
2 Vrees de Vikingen 7
2.1 Miscommunicatie 8
2.2 Verdediging en gevechtstechnieken 16
2.2.1 Verdediging en wapens 16
2.2.2 Slag- en gevechtstechnieken 23
2.2.3 Bloederige mythe 26
2.3 Geweld aan banden gelegd 28
2.3.1 Einvigi 28
2.3.2 Hólmgang 29
2.3.3 Einde van het duel 32
3 De Viking krijger 34
3.1 De militaire troepen 35
3.2 Berserkrwoede en gedaanteverwisseling 40
3.2.1 De berserkr en de hamrammr 40
3.2.2 Berserksgangr en zijn functie in de maatschappij 46
3.3 Poëet en vechtersbaas 50
3.3.1 De dichterkrijger 50
3.3.2 Egill, Viking en dichter 56
4 Krijgslustige vrouwen 64
4.1 De mythologische strijdster 65
4.1.1 De walkure 65
4.1.2 Brynhildr: walkure en strijdster 70
4.2 De heroïsche strijdster 75
4.2.1 De schildmaagd 75
4.2.2 De maagdenkoning 82
4.3 Uitzonderlijk strijdlustige vrouwen 86
4.3.1 Percepties van vrouwelijke krijgers 86
4.3.2 Historische bronnen 89
5 Bloedwraak en familievete 93
5.1 Lust voor wraak 94
5.2 De wreekster 101
5.3 De stoker 105
6 Conclusies 110
Bibliografie 113
3
Lijst van illustraties
1. Ringfort 9
2. Skuldelev 2 – groot oorlogsschip 11
3. Skuldelev 5 – klein oorlogsschip 12
4. Schepen, Tapijt van Bayeux 12
5. Zeeslag bij Svöldr 13
6. Krijger in volle wapenuitrusting 16
7. Fragment maliënkolder, Gjermundbu 17
8. Platenvest, Tapijt van Bayeux 18
9. Spangenhelm, Gjermundbu 19
10. Wapens, helm en schild 20
11. Tabel: Wapens in Saga’s van de IJslanders 21
12. Strandhögg 23
13. Skjaldborg, Tapijt van Bayeux 24
14. Hólmgang 30
15. Grettir als krijger 37
16. Vikingkrijgers 39
17. Berserkr 41
18. Hamrammr 42
19. Dood van Kvasir 43
20. Plaat met berserkr 44
21. Zwametende krijger 45
22. Dronken krijgers 48
23. Egil 57
24. Egil en zijn dode zoon 59
25. Egil 60
26. Walkuren als dienaars 66
27. Vrouw als dienares, Broa-steen 66
28. Walkuren uit de Wagner-opera 69
29. Dood van schildmaagd 78
30. Vrouw als legeraanvoerder, Lärbro Stora Hammer-steen 85
31. Vrouw als krijger, Oseberg-tapijt 91
32. Gudrun en Sigurðr 101
4
Voorwoord
Met dit seminariewerk rond ik mijn opleiding Aanvullende Opleiding Germaanse
Taal- en letterkunde (optie Zweeds) aan de Universiteit van Gent af.
Tijdens mijn opleiding in de Germaanse taal- en letterkunde kwam ik op het idee om
mij te verdiepen in de Oudnoorse literatuur. Wat mij bij de lectuur ervan vooral
fascineerde, was het aspect geweld en de rol die zowel mannen als vrouwen
daarbij vervullen. De afgelopen twee jaar heb ik mij door grondige studie van de
bronteksten en van de secundaire literatuur verdiept in dit onderwerp. De resultaten
van deze studie vindt u terug in dit seminariewerk.
De uitvoering van het hier beschreven onderzoek was niet mogelijk geweest zonder
de welwillende medewerking van de bibliothecaris en professoren aan het
Arnamagnæanska Institut te Kopenhagen in Denemarken. Mijn dank hiervoor.
Verder ben ik veel dank verschuldigd aan mijn promotor Prof. Dr. G. Laureys voor
haar kritische blik en waardevolle adviezen.
Gent, 30 mei 2007
Sofie Vanherpen
5
1 Inleiding
Wolf, Arend en Raaf. Misschien een bijzondere titel voor een werk als dit. Toch is hij
niet zomaar gekozen. In de Oudnoorse wereld symboliseren Odins raven, de wolf en
de arend de gewelddadige natuur van deze heidense god en zijn aanhangers.
Deze dieren zijn onlosmakelijk verbonden met het slagveld en de noties oorlog,
geweld en dood. Vaak zijn raven de metgezellen van de walkuren wanneer deze
op de slagvelden zoeken naar gevallen heldhaftige krijgers. De arend vergezelt
steeds grote krijgers. Het beeld van de wolf wordt gebruikt om gevaarlijke mannen
te omschrijven zoals de ‘berserkr’.
789: In this year King Beorthric took to wife Eadburgh, daughter of king Offa. And in his
days there came for the first time three ships of Northmen, from Hörthaland: and the
reeve rode thither and tried to compel them to go to the royal manor – for he did not
know what they were – and they slew him. These were the first ships of the Danes to come
to England.
(Heath, 2006: 10)
Deze passage uit de Anglo-Saxon Chronicle neemt je mee naar het beginpunt van
een periode die drie eeuwen lang stand zal houden en die bekend staat onder de
naam ‘Vikingtijd’. Doorheen deze periode verwerven de Vikingen naam en faam als
goddeloze barbaren die een spoor van vernieling en geweld achter zich laten
overal waar ze voet aan wal zetten. In het verleden benaderde men dit aspect
vanuit het standpunt van de contemporaine geestelijke geschiedschrijvers die het
lot van de slachtoffers met veel zin voor weerzinwekkende details beschreven.
Dit werk tracht een beeld te scheppen over de betekenis van geweld in de
Oudnoorse cultuur zelf. Hierbij wordt zowel de rol van vrouwen als de rol van mannen
bij het aanwenden van geweld van naderbij bekeken. Onderwerpen die aan bod
komen zijn: de notie ‘geweld’ in de Vikingtijd en in de middeleeuwen, de
representatie van vrouwen als geweldplegers en krijgers, de krijger en de rol van
geweld bij de constructie van mannelijkheid, de ontwikkeling van legaal geweld en
de criminalisering van bepaalde vormen van geweld, de invloed van staat en kerk
bij het definiëren van wat aanvaardbare vormen van geweld zijn en welke niet.
6
Bij de voltooiing van dit seminariewerk is het vooral de bedoeling dat de lezer zich
kan inleven in de manier waarop de natuur van geweld en de rol die mannen en
vrouwen daarbij vervullen, zich manifesteert in de Oudnoorse cultuur en literatuur.
Bovendien zal een gevarieerd beeld van de Viking cultuur worden geschetst
waarvan geweld slechts een klein deel uitmaakt. Om dit doel te realiseren is onder
andere door studie van verschillende contemporaine fictionele en niet-fictionele
bronnen onderzocht hoe het concept geweld wordt ingekaderd. Daarnaast werden
hedendaagse studies rond dit onderwerp bestudeerd.
De opbouw van het seminariewerk is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt het succes van
de Vikingen op vlak van oorlogvoeren belicht en wordt besproken hoe men tot het
beeld van de gewelddadige Noormannen is gekomen. Daarnaast komen de
recreatieve vormen van geweld en de bestraffing ervan aan de orde. Een
bespreking van de representatie van mannelijke krijgers vindt u in hoofdstuk 3,
waarna in hoofdstuk 4 dieper wordt ingegaan op de vrouwelijke krijger. In hoofdstuk
5 worden tot slot bloedwraak en vete besproken. Daarna volgen enkele conclusies
in hoofdstuk 6.
7
2 Vrees de vikingen
The intensity of the viking onslaught is not less astounding than the range of their raids and
voyages. It is strange that adventurers of the three northern nations should have been a
terror to the rest of Europe for more than two centuries, able to take land and property
from almost all they chose to attack.
(Gordon, 1956: xx)
De Vikingen komen in contemporaine bronnen over als barbaars en onmenselijk. Ze
worden er doorgaans in een slecht daglicht geplaatst, maar we moeten de
Vikingen en hun gewelddadige avonturen plaatsen in de bredere context van de
middeleeuwen. De duistere middeleeuwen staan in ons collectief geheugen gegrift
als donkere tijden overheersd door oorlogen en geweld. Dit geweld domineerde het
dagelijkse leven van alle Europeanen. In wat verschillen de activiteiten van de
krijgers uit het Hoge Noorden dan van die van de rest van Europa?
Er zijn wel degelijk verschillen tussen de Noormannen en hun buren. Deze verschillen
zijn grotendeels gestoeld op de rol en de macht van staat en kerk.
In dit hoofdstuk wordt de plaats van het vikinggeweld in het middeleeuwse tijdperk
belicht. Verder wordt besproken hoe kerk en staat in de maatschappij van de
Noormannen hun stempel drukken op de aanwezigheid van verschillende vormen
van geweld en hoe dezen geleidelijk aan het geweld proberen in te perken.
8
2.1 Miscommunicatie 1
A furore Normannorum, libera nos Domine – From the fury of the Northmen, deliver us,
O Lord! [...]
Summa pia gratia nostra conservando corpora et custodita, de gente fera
Normannica nos libera, quae nostra vastat, Deus, regna – Our supreme and holy
Grace, protecting us and ours, deliver us, God, from the savage Northman race which
lays waste our realms.
(Magnusson, 2003: 58)
Een opvallend verschil tussen het Noorden en de rest van Europa is dat het continent
grotendeels gekerstend is, terwijl de Vikingen nog heidense goden aanbidden. Het
christelijke Europa ziet de gewelddadige en plotse invallen van de Vikingen als
rechtstreekse straf van God voor hun zondig bestaan zoals duidelijk blijkt uit
bovenstaand citaat. Deze aanvallen komen totaal onverwacht en er bestaat weinig
twijfel over dat ze een grote impact hebben op het leven van de slachtoffers. Uit de
annalen van de Europese gelovige geschiedschrijvers lijkt het wel alsof enkel de
Vikingen in staat zijn tot zinloos bruut geweld. Een beeld dat tot nu toe nog steeds
leeft in en aangesterkt wordt door de populaire cultuur (film, televisie, strips en
videospelletjes). Om de impact van de vikingaanvallen te kunnen begrijpen en op
een correcte wijze te plaatsen in de geschiedenis, moet men deze aanvallen
interpreteren vanuit de bredere context van de middeleeuwse maatschappij.
Tijdens deze donkere periode verkeert Europa in een constante staat van oorlog en
onrust. In die tijd krijgt de krijger een cultstatus waarbij voornamelijk het zwaard een
statussymbool is.2 Er is geen sprake van één grote oorlog, maar meestal gaat het om
kleine oorlogen en schermutselingen om de macht tussen kleine aangrenzende
koninkrijkjes. Dit is bijvoorbeeld ook het geval in Denemarken. Vooral de negende en
tiende eeuw zijn onrustige tijden in Denemarken. In de late negende eeuw worden
verschillende ringforten gebouwd in de eerste plaats om naburige vijanden op een
veilige afstand te houden. Ze worden genoemd naar een van de plaatsen waar zo
een fort is gebouwd, namelijk Trelleborg-forten. Vier forten zijn bekend: Trelleborg (in
het oosten van Denemarken), Fyrkat (in het noordoosten), Nonnebakken (in centraal
Denemarken), en de grootste, Aggersborg (in het noordoosten).3
1 Met dank aan Vikingeskibsmuseet te Roskilde, Denemarken. De overgrote meerderheid van informatie over
scheepsbouw in deze paragraaf komt van de website www.vikingeskibsmuseet.dk en van informatie opgedaan
tijdens een bezoek aan het museum zelf. 2 Op de krijger wordt dieper ingegaan in Hoofdstuk 3: De Viking krijger, pp. 34-63.
3 Harrison, Mark (2006). The Viking Hersir. In: The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain:
Osprey Publishing, p. 108.
9
In recent years, the Danish population has
had to consider a less flattering possibility,
hearkening back to the era in which these
things were built: this was a time when
isolated jarldoms were still being joined
together, and not always without a fight.
Many jarls or other chieftans, formerly rulers of
all they surveyed, did not like the idea of
surrendering their power to a distant
monarch. They put up a struggle, and had to
be violently squelched. This required a
nearby, highly-organized army in a secure
setting which could guarantee the
cooperation of those within their region. This
army would be capable of venturing out to quell rebellion, but also had to be able to defend
itself from attacks. They were not there to conquer the seaways, but rather the land around
them. (Njalsson, 1995: 3)
Deze kleine oorlogen hebben veel gemeen met de twisten en familievetes die
veelvuldig voorkomen in de IJslandse familiesaga’s.4 Volgens Patrick J. Smith komen
zulke oorlogen en twisten ook in Groot-Brittannië en Ierland voor. In Violence, Society
and Communication: the Vikings and Pattern of Violence in England and Ireland 793
– 860, toont hij onder meer aan dat er vooral in Ierland constant twisten worden
uitgevochten tussen koningen en abdijen, tussen en zelfs in abdijen. De monniken
kunnen zich daarbij bovendien uiterst goed verdedigen.5
Hoe komt het dan dat het vikinggeweld anders wordt geïnterpreteerd dan dat van
de andere Europeanen? Een eerste reden is het verschil in geloof: Christenen
tegenover heidenen. Een andere reden is het verschil in cultuur: Westers tegenover
Noords. Het is vooral deze laatste reden die aan de basis ligt van de hevige reacties
in de literatuur van de contemporaine geschiedschrijvers. Door de grote verschillen
in wetten, uitgesproken en onuitgesproken regelgevingen in verband met geweld
en conflicten, interpreteert men de aanvallen van de Vikingen zo anders.
Wat als aanvaard en gelegitimeerd geweld wordt beschouwd in de middeleeuwen
hangt sterk af van de lokale gemeenschap en afspraken rond geweld zijn vaak van
toepassing op een klein afgebakend gebied. De regelgeving rond geweld en
gevechten is dus zowel sterk geografisch bepaald als cultuurgebonden.
4 Meer over familievetes en wraak in Hoofdstuk 5: Bloedwraak en familievete, pp. 93-109.
5 Smith, Patrick J. (2003-2004). Violence, Society and Communication: the Vikings and Pattern of Violence in
England and Ireland 793-860. In: Leeds History First, pp. 11-30.
10
Eerst en vooral legt een vorst vast in wetten welke vormen van geweld wel
aanvaardbaar zijn en welke niet. Hierdoor wil men vooral de vrede bewaren binnen
een koninkrijk. In dit kader somt Patrick J. Smith volgende voorbeelden op:
In an attempt to curb to Viking menace Louis the Pious outlawed all public meetings
of the armed unfree. In seventh-century England Ine of Wessex made a similar
attempt at establishing the legitimacy of armed gatherings. He wrote in his royal
lawcodes: ‘We call up to seven men thieves, between seven and thirty-five is a band,
beyond that is an army.‘
(Smith, 2003-2004: 32)
Daarnaast bestaan er ook ongeschreven, doch algemeen aanvaarde regels
betreffende oorlogsvoering. Zo vermeldt Halsall, ‘Old English topography for
example suggest that there was a set route armies were expected to take on their
way to battle, hence the two occurrences of the place-name Hereford (meaning
literally ‘Raiders Ford’) and the one instance of Fyrdstraet (‘Militia Street’).’6 Smith
vermeldt verschillende van deze onuitgesproken wetten. Zo noemt hij als een van de
basis en fundamentele aspecten in de afspraken tussen strijdende heersers in het
christelijke westen “is that if attacked, as they often were, kings would reciprocate.
They understood exactly who their enemies were, why they were attacking and
where to find them.”7 Men weet wie zijn vijand is en men kan zich vergelden. De
eerste aanvallen van de Vikingen zijn allesbehalve conform aan deze regel.
De Noorderlingen zijn ervaren zeevaarders. Hun uiterst wendbare houten
Vikingschepen, die voorzien zijn van zowel zeilen als riemen, maken het mogelijk dat
zij zich zonder veel inspanning de kusten van heel West-Europa en daarbuiten
meester kunnen maken. Doordat hun schepen een ondiepe kiel hebben, kunnen ze
zonder veel moeite diep in het binnenland doordringen via rivieren en stromen. Zo
verrassen ze hun slachtoffers op een onbewaakt moment en deze kunnen
onmogelijk nog op tijd reageren.
Heel wat van deze Vikingschepen zijn bewaard gebleven waardoor we een
gedetailleerd beeld krijgen op het vernuft van de scheepsbouw van de Vikingen.
Mooie vondsten zijn onder andere het Oseberg-schip, opgegraven in 1904, en het
Gokstad-schip, opgegraven in 1880, in Noorwegen. Beide schepen zijn
teruggevonden in grafheuvels opgericht ter ere en ter nagedachtenis van
6 Halsall, G. (1989). Anthropology and the Study of Pre-Conquest Warfare and Society: the Ritual War in
Anglo-Saxon England. In: Chadwick-Hawkes, S. Weapons and Warfare in Anglo-Saxon England. Oxford, p.
164. 7 Smith, Patrick J. (2003-2004). Violence, Society and Communication: the Vikings and Pattern of Violence in
England and Ireland 793-860. In: Leeds History First, pp. 33-34.
11
vooraanstaande mensen. Dit is een gebruik dat veelvuldig voorkomt, maar de twee
bovenvermelde voorbeelden behoren tot de meest waardevolle vondsten in hun
soort. Het Oseberg-schip is rijkelijk versierd en meet 21,58 meter op 5,1 meter.8 Het
Gokstad-schip is nog groter met zijn afmetingen van 23,24 meter op 5,25 meter.9
Beide schepen zijn imposante vaartuigen die circa 60 à 70 man konden vervoeren.
In 1962 werd een spectaculaire ontdekking gedaan van vijf Vikingschepen in
Skuldelev gelegen in de Roskilde Fjord, Denemarken.
A showcase of viking shipbuilding skills, the find consisted of a longship (skei), a small
warship (snekkja), a coastal trader, a small cargo boat and an ocean-going
merchant ship (knarr), all of which shared the same basic construction.
(Durham, 2006: 179)
De schepen dateren uit de late elfde eeuw, een onrustige en harde tijd in
Denemarken. Om de fjord bij Roskilde, de toenmalige hoofdstad van Denemarken
te verdedigingen tegen mogelijke aanvallen van op zee bouwen de Vikingen
blokkades in zee. Deze blokkades verkrijgen ze door schepen te laten zinken op de
bodem van de Peberrende, een natuurlijk kanaal ter hoogte van Skuldelev. De
schepen zijn dan ook genoemd naar hun vindplaats, namelijk de Skuldelev-schepen.
De vondst is vrij uniek omdat het vijf totaal verschillende schepen zijn. Hierdoor krijgt
men een gevarieerd beeld van de scheepsbouw ten tijde van de Vikingen. Voor ons
zijn vooral de oorlogsschepen
Skuldelev 2 en Skuldelev 5 van
belang.
Skuldelev 2 is een oceaanwaardig
oorlogsschip dat ook wordt
aangeduid met de term langskip.10
Het biedt plaats aan 70 à 80 krijgers
en men gaat er vanuit dat het een
schip is van een vikingaanvoerder.
Dit type schip wordt vaak bezongen
in de skaldenpoëzie en in de saga’s.
8 Durham, Keith (2006). The Viking Longship. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and
Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 165. 9 Durham, Keith (2006). The Viking Longship. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and
Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 165. 10
Durham, Keith (2006). The Viking Longship. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and
Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 142.
12
In de literatuur krijgen deze schepen de tot de verbeelding sprekende naam drakar.
De term is afgeleid van het woord ‘draak’ en betekent zoveel als drakenschip.11
Door de lange, smalle vorm van het schip kan het een grote snelheid halen. Met
zestig man aan de riemen kan men een snelheid halen van vijf à zes knopen op
lange afstanden, terwijl deze snelheid nog kan oplopen als men de wind in de zeilen
heeft. In het Vikingeskibsmuseet ligt momenteel een reconstructie van Skuldelev 2 in
de haven onder de naam Havhingsten fra Glendalough (Zeehengst van
Glendalough). Deze poëtische naam herinnert aan de namen die men terugvindt in
de saga’s: “Oarsteed, Surf Dragon, Fjord Elk, Ocean Striding Bison and […] king Olav
Tryggvasson’s Long Serpent and Hararld Hardrada’s Great Dragon.”12
Skuldelev 5 is een kleiner oorlogsschip.
Het werd waarschijnlijk gebouwd en
onderhouden als een militaire noodzaak
door de boeren uit de streek rond
Roskilde. Met dertien paar roeien biedt
het plaats aan ongeveer 30 krijgers en
behoort het tot het kleinste type van het
eerder vermelde langskip in de militaire
vloot. Ook van dit schip ligt een reconstructie in de haven van Roskilde, namelijk de
Helge Ask. Dit type schip is vooral geschikt om te varen in het woelige water voor de
Deense en Baltische kust.
Op het Tapijt van Bayeux wordt het bouwen van een schip van begin tot einde
geïllustreerd.
11
Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze
woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 234. 12
Durham, Keith (2006). The Viking Longship. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and
Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, pp. 142 en 181.
13
Bovendien wordt in de bovenstaande afbeelding een scène getoond waarbij
paarden met ruiters vervoerd worden in schepen. Door middel van experimentele
archeologie heeft men bewezen dat het volmaakt mogelijk is om paarden in
Vikingschepen te vervoeren.13
Om hun vijanden te intimideren en te imponeren zijn de oorlogsschepen versierd
met fijn houtsnijwerk, felle kleuren en schilden op de boorden en de stevens van het
schip. Het snijwerk op de voorsteven of boeg is vaak een drakenhoofd, zoals men
ook geïllustreerd ziet in het fragment uit het Tapijt van Bayeux. Hieraan dankt dit type
schip zijn naam, namelijk drakar. De schilden worden aan beide zijden van de
drakar of snek vastgebonden. Deze schilden nemen de Vikingen mee als ze aan
land gaan voor de strijd. Maar deze schilden bieden ook bescherming tegen
vijandelijke projectielen. Een extra bescherming aan boord van het schip vormt het
zeil.
Heel zelden wordt een slag op zee uitgevochten. Indien dit wel het geval is dan
heeft de slag plaats dicht bij de kust. Schepen worden aan elkaar vastgebonden en
staan recht tegenover die van de vijand geplaatst. Pijlen en andere projectielen
worden op de vijand losgelaten. Eens ze aan boord van een vijandelijk schip zijn,
vechten de zeelui man tegen man. Men is er niet op uit om een vijandelijk schip te
verwoesten, maar de Vikingen enteren het. Een schip is altijd waardevol.
In King Olaf Tryggvasson’s Saga wordt zo een zeestrijd beschreven. Het vertelt
namelijk het relaas van de slag bij Svöldr.
Olaf’s ship, the giant Long Serpent,
is surrounded by those of his
enemies, including Earl Eric
Hakonsson of Lade in the Iron
Beard. In the battle’s final moments,
‘the most of the Serpent’s men had
been killed, brave and stout though
they were. Finally King Olaf and
Kjolbjorn the marshal leapt
overboard, one on each side. But
the earl’s men had set out their
ship’s boats all round the Serpent
and were killing those who leaped
overboard. These men tried to seize
the king in order to take him to Earl
Eric, but King Olaf threw his shield
above his head and sank beneath the surface.’ (Harrison, 2006: 94)
13
Durham, Keith (2006). The Viking Longship. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and
Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 185.
14
Tegen het midden van de dertiende eeuw komt een einde aan de era van de
Vikingschepen. Toch houden de tradities in het uiterste noorden van Noorwegen
hardnekkig stand. Men bouwt er nog tot het einde van de negentiende eeuw
schepen volgens dezelfde technieken als de Vikingen. 14
Uit de bovenstaande informatie kan men afleiden dat de Vikingen inderdaad een
andere ‘taal’ spreken dan het Westen wat betreft geweld en oorlogsvoering. Dit
wordt eveneens benadrukt door Smith:
Aside from the obvious shock of the attacks like the one on Lindesfarne, what really
distinguished Viking violence in this period is a difference in cultural values and an
ignorance of the rules and norms [...]. If we see warfare itself as a form of
communication; it is necessary that both sides understand the same language or
“grammar”, of violent conduct to enter a meaningful discourse.
(Smith, 2003-2004: 37)
De Vikingen overtreden de meest primaire regel van oorlogvoering doordat hun
tegenstanders niet weten wie ze zijn, waarom ze aanvallen en waar ze vandaan
komen. Zoals al vermeld, komen de Vikingen als het ware uit het niets te voorschijn
door hun behendigheid als zeevaarders en ze verdwijnen al even plots. Hun
tegenstanders krijgen dus niet de gelegenheid om zich zorgvuldig voor te bereiden
op een aanval. Bovendien kan men zich niet laten vergelden. De term “Viking” is
een heel brede noemer en omvat zowat alle volkstammen die uit het Noorden
komen. Zo vallen de Vikingen Engeland aan vanuit Noorwegen, Denemarken, de
Hebriden en de Orkney-eilanden. Hun slachtoffers weten dus niet wie ze moeten
aanvallen en waar ze hun vijand kunnen vinden.
Aanvankelijk vallen ze voornamelijk abdijen aan. Dit is echter niet uit hun
geloofsovertuiging of om het christendom te vernietigen. De abdijen zijn centra van
rijkdom en zijn doorgaans vrij geïsoleerd van de rest van de gemeenschap waartoe
ze behoren. Bovendien zijn ze heel goed bereikbaar via waterwegen. Een mooi
voorbeeld hiervan is de eerste ons bekende abdij die de Vikingen aanvielen,
namelijk Lindesfarne. Lindesfarne is een eiland gelegen voor de kust ten noorden
van Engeland. Door de geïsoleerde ligging van het eiland is het makkelijk bereikbaar
voor de Vikingen die gebruik maken van hun uiterst wendbare schepen.
14
Durham, Keith (2006). The Viking Longship. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and
Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 195.
15
De Vikingen zijn geen hersenloze gewelddadige barbaren. Ze zijn uiterst gedreven
en gemotiveerde krijgers die gewoon te sterk zijn voor hun concurrenten. Deze
conclusie sluit mooi aan bij de conclusie die Smith maakt.
It is important not to understate the achievements these Scandinavians made in the
field of warfare. They might be for Wallace-Hadril nought but ‘long-haired tourists who
occasionally roughed up the locals’, but there was skill and sophistication behind
Norse and Danish violence. Quite simply, very often the English found themselves very
soundly beaten by more experienced professional fighters.
(Smith, 2003-2004: 41)
16
2.2 Verdediging en gevechtstechnieken
With a butcher’s aplomb
They spread out your lungs
And made you warm wings
For your shoulders.
(Heaney, 1975: 24)
De Vikingen zijn niet alleen ervaren zeevaarders, ze zijn ook heel vakkundig in
verdediging en gevechtstechnieken. Deze vakkundigheid zorgt ervoor, zoals we in
de vorige paragraaf al hebben besproken, dat zij hun tegenstanders weten te
overtroeven. Dit leidt er onder andere toe dat ze als meedogenloze barbaren
worden afgeschilderd in contemporaine bronnen. Dit terwijl de Vikingen
verdediging, wapens en slagtechnieken tot een ware kunst verheven en hierdoor
met kop en schouders boven hun tijdgenoten steken. Hun vermaarde wreedheid en
uitgesproken vechtkunst geeft ook aanleiding tot het ontstaan van enkele
hardnekkige mythes rond hun gewelddadige inborst.
In deze paragraaf worden achtereenvolgens de volgende punten van naderbij
belicht: verdediging, wapens, slagtechnieken en enkele hardnekkige mythes.
2.2.1 Verdediging en wapens
Op een morgen bij zonsopgang stond
Hervör op een van de wachttorens boven
de burchtpoort. Zij zag een grote stofwolk in
het zuiden in de richting van het bos,
waardoor de zon lange tijd verborgen bleef.
Daarna zag zij een schijnsel onder de
stofwolk, alsof zij op één goudgloed uitkeek,
zij zag prachtige met goud beslagen
schilden, vergulde helmen en witte
maliënkolders.
(Otten, 2004: 274)
Uit bovenstaand citaat blijkt dat de
Vikingen zichzelf verdedigen en
beschermen aan de hand van schilden,
helmen en maliënkolders.
17
Het schild is de meest voorkomende vorm van verdediging en bescherming bij de
Vikingen. Deze schilden zijn rond van vorm en kunnen tot een meter diameter groot
zijn. Ze zijn gemaakt uit hout en in het midden zijn ze voorzien van een ijzeren
handgreep. In Hlöðskviða gebruikt koning Angentyr de kenning ‘schitterend wit
lindehout” als hij het heeft over schilden.15 Over de handgreep is een bolvormige
ijzeren bescherming aangebracht om de hand van de krijger te beschermen. Uit de
Saga’s van de IJslanders blijkt dat deze schilden soms beschilderd zijn met
eenvoudige patronen en zelfs heel gedetailleerde mythologische scènes vertonen.
Rond het jaar 1000 ziet men dat het rondvormige schild vervangen wordt door een
ruitvormig schild dat meer bescherming biedt aan de benen.16 Bij archeologische
vondsten, zoals dat van het Gokstad-schip, heeft men vaak schilden gevonden.
Helmen en maliënkolders uit de Vikingtijd zijn artefacten die men met één
uitzondering niet heeft teruggevonden bij archeologische opgravingen.
Aanvankelijk en vooral in de oudere literatuur komen ‘byrnies’ voor. In de saga’s
komen zowel de termen brynja als spangabrynja voor. Brynja is een ‘cuirass,
haubrek, coat of chain mail (sometimes in multiple layers)’ of ook wel ‘breastplate,
shield, defence’.17 De byrnie is de voorloper van de maliënkolder.
Maliënkolder is een samenstelling van
de termen malie (metalen ring) en
kolder (leren harnas, ringkraag) en
betekent zoveel als hemd van
metalen ringetjes.18 Van deze byrnies
of maliënkolders zijn slechts drie
fragmenten tot ons gekomen
waarvan de bekendste die van
Gjermundbu in Noorwegen is.19 De
maliën zelf bestaan uit
aaneengeschakelde ringetjes met
15
Otten, Marcel (2004). Edda. De liederen uit de Codex Regius enverwante manuscripten. Wommelgem: Veen
Bosch & Keuning, p. 273. 16
Heath, Ian (2006). The Viking Longship. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder.
Great Britain: Osprey Publishing, pp. 62-63. 17
ONP. 18
Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze
woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, pp. 534 en 471. 19
Vike, V. (2000). Brynjevev : metallografisk analyse av brynjematerial ved Oldsaksamlingen i Oslo.
Semesteroppgave - Universitetet i Oslo, pp. 1-47.
18
overlappende einden die gevormd worden doordat men een ijzeren of metalen
draad rond een staaf draait en die dan telkens afknipt in de lengte. De productie
van een maliënkolder vergt vanzelfsprekend veel metaal en neemt veel tijd in
beslag, vandaar dat een maliënkolder heel duur is. Dit en het feit dat slechts enkele
fragmentarische resten van kolders zijn overgeleverd leidt tot de conclusie dat enkel
rijke heren en vorsten zich een brynja konden veroorloven. Dit wordt doorgaans
bevestigd door de Oudnoorse saga’s en de Edda.
Toen de koning dat hoorde smeet hij zijn mes op tafel,
stond op, trok zijn maliënkolder aan, nam het witte schild
in zijn ene hand en zijn zwaard Tyrfing in de andere.
(Otten, 2004: 272)
Maliënkolders verschillen van elkaar in grootte, de materiaalsoort waaruit de ringen
vervaardigd zijn, de lengte van de kolder en de lengte van de mouwen, en of ze
een coiffe hebben of niet. De coiffe is een kapje of muts gemaakt uit maliën.20 Een
helm kan ook maliën hebben ter bescherming van de nek. In Heimskringla beschrijft
Snorri Sturlusson de maliënkolder van de koning als ongewoon lang op knie-lengte
en zo bijzonder dat het een naam kreeg, namelijk ‘Emma’.21
Het gebruik van een platenvest of een
vest bestaande uit lamellen komt weinig
of niet voor in het Noorden. Een
platenvest is een hemd dat is bekleed
met lamellen of schubben uit diverse
materialen. Deze schubben zijn
dakpansgewijs aan elkaar bevestigd.
Op het tapijt van Bayeux lijken de
krijgers zo een platenvest te dragen. Al
kan men hier ook argumenteren dat
een maliënkolder wordt afgebeeld
aangezien het hemd ook een coiffe
heeft. In Birka, een handelscentrum in
centraal Zweden, werden enkele platen
20
Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze
woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 136. 21
Harrison, Mark (2006). The Viking Hersir. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder.
Great Britain: Osprey Publishing, p. 130.
19
of lamellen gevonden, maar hun aanwezigheid kan verklaard worden door de
handel met het Oosten waar platenvesten gebruikelijker waren.22 In de illustratie op
pagina 16 is te zien dat de krijger een dikke stoffen bepantsering onder zijn
maliënkolder draagt. Deze bepantsering of vorm van bescherming is meer
gebruikelijk dan de platenvest. Vaak gebruikt men hiervoor leer of andere
materialen die bestand zijn tegen zwaardsteken en pijlinslagen. Wat veel voorkomt is
het gebruik van een dierenhuid als vorm van bepantsering.23 Dit geeft aanleiding tot
het geloof dat bepaalde vikingkrijgers het uiterlijk van een dier, waarvan ze de huid
als bescherming dragen, kunnen aannemen. Dit type krijger noemt men een
berserkr of een hamrammr.
Evenals maliënkolders worden helmen door rijke krijgers en leiders gedragen.
Het was een zegswijze vroeger, dat een man met wapens en paarden werd geboren. Dat sloeg op het gebruik dat de wapens die werden gemaakt toen de man werd
geboren, evenals het vee, de levende have, ossen en paarden, die werden
geworpen, allemaal naar mannen van hoge afkomst werden gebracht om hem te
eren, zoals hier wordt verteld over Hlöd, de zoon van Heidrek:
Hlöd werd geboren in het land van de Hunnen
met dolk en zwaard, in een lang maliënkolder,
een ringversierde helm en een scherpe kling,
met een goed getemde hengst in het heilige woud.
(Otten, 2004: 271)
Net zoals er slechts enkele fragmentarische overblijfselen van maliënkolders tot ons
zijn gekomen, is er slechts een echte vikinghelm overgeleverd. Dit uniek exemplaar
stamt uit de tiende eeuw en werd gevonden in het graf van een man in
Gjermundbu in Noorwegen.
De Gjermundbu-helm is een zogenaamde
Spangen-helm, een samenstelling van
spang/spöng (gesp, haak) en helm/hjalmr
(hoofddeksel).24 Deze metalen helm is
bolvormig en heeft een brilvormige
bescherming ter hoogte van ogen en neus.
Zoals de naam van dit type helm al
aangeeft, is er een gesp bevestigd aan de
22
Harrison, Mark (2006). The Viking Hersir. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder.
Great Britain: Osprey Publishing, p. 130 23
Voor een uitvoerige bespreking van de berserkr en de hamrammr, zie Paragraaf 3.2.1, pp. 40-46. 24
Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze
woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 824 en 371
20
helm. Waarschijnlijk had de helm ook maliën ter bescherming van de nek. Dat
Vikingen gehoornde helmen droegen is een misverstand dat gebaseerd is op het
bestaan van zulke helmen in de Bronstijd en afbeeldingen van zulke helmen op
platen uit diezelfde periode. Volgens Dr. Knut Wester is er slechts een metalen
vikinghelm overgeleverd omdat Vikingen geen helmen droegen en hij haalt
verschillende argumenten aan om zijn standpunt te ondersteunen.25 Ten eerste
merkt hij op dat mensen in de Vikingtijd begraven werden met hun kostbaarste bezit
om de hoge status van hun familie in de maatschappij te tonen. Aangezien een
helm vrij duur was en veel tijd kostte om te vervaardigen, zou dit zeker een grafgoed
zijn. Ten tweede droegen vikingleiders geen kroon of helm ten teken van hun macht
en status. Het statussymbool bij uitstek was het zwaard. De leiders gaven dan ook
vaak hun zwaard als erfstuk door aan de volgende generatie. Ten slotte wijst Wester
op het feit dat metalen helmen uit oudere periodes en andere culturen wel
bewaard bleven ondanks het feit dat ze soms uit dunner metaal zijn gemaakt. Hij
concludeert dat Vikingen vaak geen hoofdbescherming droegen en als ze dat wel
deden dat de helmen uit vergankelijk materiaal waren vervaardigd. Dit is een
standpunt waar ik mij volledig bij aansluit.
Aangezien enkel schilden veelvuldig zijn
opgedoken in de archeologische
vondsten, kan men aannemen dat dit
de voornaamste vorm van bescherming
was. De Vikingen maken echter ook
gebruik van wapens om zichzelf te
verdedigen in de strijd. Wetten uit de
Late Vikingperiode tonen aan dat
iedere vrije man geacht werd wapens
te bezitten. De voornaamste
verdedigingswapens zijn het zwaard, de
speer en de aks, maar ook andere
wapens komen voor. Deze worden niet
alleen aangewend in gevechten, maar
zijn tevens symbolen van de status en
25
Wester, Knut (2000). The Mystery of the Missing Viking Helmets. In: Neurosurgery, 47, pp. 1216-1229.
21
macht van hun eigenaars. Vele van deze voorwerpen zijn dan ook rijkelijk versierd en
krijgen een eigen naam (hierover verder meer). In een onderzoek naar het gebruik
van wapens in de Saga’s van de IJslanders werd geconstateerd dat meer dan
veertig verschillende wapens worden gebruikt.26
In ongeveer veertig procent van de gevallen waar een wapen wordt gebruikt gaat
het om een zwaard. Een zwaard is duur om te maken en is een duidelijk teken van
hoge status. De kling heeft meestal twee snijkanten en is ongeveer negentig
centimeter lang, maar klingen met slechts een snijkant komen ook voor.27 Sommige
smeden geven hun naam weer op de zwaarden die ze vervaardigen. Zo is onder
andere de wapensmid INGELRII uit het midden van de Vikingperiode bekend.28 In de
literatuur krijgen heel wat zwaarden een naam toegekend, bijvoorbeeld Gullenhjalti,
Skofnung, Tyrfingr, Hrotti, Brimir (het zwaard van Odin) en Gram. Naast het lange
zwaard komen ook korte zwaarden voor die men aanduidt met de term sax en
daarnaast heeft men ook nog het huishoudelijke mes.
Ook de speer wordt veelvuldig aangewend in de saga’s. Speren bestaan uit een
metalen kop en een houten staaf van twee à drie meter lengte. Aangezien een
speer makkelijk te vervaardigen is en bovendien erg goedkoop is, worden ze het
vaakste gebruik door de gewone krijgers. De speer is geen statussymbool en
daardoor wordt het ook minder teruggevonden in graven.29
26
Short, William R. (2006). Arms and Combat in Sagas of Icelanders. A Statistical Summary of Weapans Usage
in Sagas of Icelanders. http://www.hurstwic.org/library/arms_in_sagas/weapon_use_summary.htm . 27
Harrison, Mark (2006). The Viking Hersir. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder.
Great Britain: Osprey Publishing, p. 134. 28
Harrison, Mark (2006). The Viking Hersir. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder.
Great Britain: Osprey Publishing, p. 134. 29
Harrison, Mark (2006). The Viking Hersir. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder.
Great Britain: Osprey Publishing, p. 136.
22
De bijl of aks die men onder andere gebruikt om hout te hakken, wordt eveneens in
gevechten gebruikt.
When he was ready to leave, he went to see King Eirik. At their parting, Eirik presented
Thorolf with an axe, saying he wanted Skallagrim to have it. The axe was cresent-
shaped, large and inlaid with gold, and its shaft was plated with silver, a splendid
piece of work.
(Óskarsdóttir, 2004: 64-65)
De meeste bijlen hebben slechts een blad, toch komen ook bijlen met twee bladen
voor. Deze laatsten heten in het Oudnoors bryntroll.30
De hellebaard is eveneens een soort bijl die bevestigd is op een staaf. Het woord is
een samenstelling van de term helm (steel) en het Middelnederlandse ba(e)rde
(bijl).31 In het Oudnoors duidt men dit voorwerp aan met de term höggspjót, een
afleiding van het werkwoord hogga (to cleave, hew) en het substantief spjót (spear),
of men gebruikt ook wel de term atgeirr (thrusting spear).32
Thorolf was equipped with a broad, thick shield and a tough helmet on his head, and
was girded with a sword which he called Long, a fine and trusty weapon. He carried a
thrusting-spear in his hand. Its blade was two ells long and rectangular, tapering to a
point at one end but thick at the other. The shaft measured only a hand’s length
below the long and tick socket which joined it to the blade, but it was exceptionally
stout. There was an iron spike through the socket, and the shaft was completely clad
with iron. Such spears were known as ‘scrapers of mail’.
Egil was equipped like Thorolf, girded with a sword that he called Adder and had
received in Courland, an outstanding weapon. Neither of them wore a coat of mail.
(Óskarsdóttir, 2004: 95)
Zoals de naam ‘scrapers of mail’ al aangeeft, kan dit wapen heel wat schade
aanrichten. Merk ook op dat noch Egil noch zijn broer Thorolf een maliënkolder
dragen. Bovendien draagt Thorolf een ‘tough helmet’, dus niet specifiek een helm
uit een of ander metaal.
Als bescherming gebruikt men dus vooral schilden en dierenhuiden. Terwijl de
Vikingen om zich te verdedigen het meeste gebruik maken van bijl en speer. Enkel
mannen van hoog aanzien bezitten een zwaard en dragen een maliënkolder.
30
ONP. 31
Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze
woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 370. 32
Gordon, E.V. (1956, second revised edition). An Introduction to Old Norse. Oxford: Clarendon Press, pp. 358,
384 en 333.
23
2.2.2 Slag- en gevechtstechnieken
As they headed back to the ship they saw three
hillocks on the beach inland from the cape. Upon
coming closer they saw they were three hide-
covered boats, with three men under each of
them. They divided their forces and managed to
capture all of them except one, who escaped
with his boat. They killed the other eight and went
back to the cape. On surveying the area they
saw a number of hillocks further up the fjord and
assumed them to be settlements.
(Thorsson, 2000: 642)
Bovenstaand citaat vertelt over de eerste ontmoeting tussen de Viking Thorvald en
de autochtone bevolking van Amerika, de Skraelings. Wat hier beschreven wordt, is
een van de meest gewelddadige en schrikwekkende manifestaties van een
gevechtstechniek van de Vikingen, beter bekend onder de naam strandhögg.
Strandhögg is samengesteld uit het substantief strand (shore) en het substantief högg
(stroke, blow).33 Het betekent dus letterlijk ‘strandslag’. Ian Heath definieert het als
volgt: ‘[A] coastal raid for rounding up cattle and sheep, and for securing young
women and youths for the slave-trade.’34 In de Saga of the Greenlanders laten de
inboorlingen deze uiterst gewelddadige aanslag niet ongestraft voorbij gaan en ze
gaan in de tegenaanval.
Zoals blijkt uit het geciteerde fragment, ging het niet om een georganiseerde groep
Vikingen. Van een professioneel leger bij de Vikingen is niet echt sprake in de
literatuur. De enige groep die enigszins in deze zin kan genoemd worden, is de
33
Gordon, E.V. (1956, second revised edition). An Introduction to Old Norse. Oxford: Clarendon Press, pp. 386
en 358. 34
Heath, Ian (2006). The Viking Hersir. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder.
Great Britain: Osprey Publishing, p. 71.
24
Jomsvikingen.35 Ook al bestond er geen leger als dusdanig, toch zijn de Vikingen vrij
goed georganiseerd. Al op vrij jonge leeftijd krijgen Noormannen trainingen in het
omgaan met wapens door te jagen en door sport en spel. Hun vechtlust en kunde
om met verschillende wapens om te gaan wordt sterk aangemoedigd. Individuele
wapenbehendigheid wordt hoog in het vaandel gedragen. Het verklaart ook deels
waarom de Vikingen zich zo goed kunnen verdedigen in een gevecht of op het
slagveld. Bovendien gingen veel vikingkrijgers in dienst bij bekende en belangrijke
heersers om aan hun zijde te vechten en zo roem te vergaren. Dit gebruik komt vaak
voor in de literatuur. Dit is onder andere het geval in Egils saga waar de broers Egil en
Thorolf aan de zijde van koning Athelstan vechten in de slag bij Wen Heath. Thorolf
overleeft de strijd niet, maar Egil wint er eeuwige roem en bekendheid.36
Ondanks het feit dat de Vikingen geen leger hebben, zijn er wel bepaalde
gevechtstechnieken die voorkomen in de literatuur. Een eerste techniek is de
skjaldborg en betekent letterlijk ‘muur van schilden’.37
Zoals de term zelf al aangeeft, vormen de krijgers een muur door zich in een lijn op te
stellen met hun schilden naast of over elkaar te plaatsen. Zo bieden ze bescherming
aan de krijgers achter de ‘muur’ die speren en pijlen op de tegenstander kunnen
afvuren zonder zelf gewond te raken. Deze tactiek werd bijvoorbeeld aangewend
bij de slag bij Hastings en wordt afgebeeld op het tapijt van Bayeux (zie illustratie
boven). Ook op het negende-eeuwse tapijt van Oseberg wordt een skjaldborg
35
Meer over hen in het volgende hoofdstuk, pp. 35-39. 36
Óskarsdóttir, Svanhildur (Ed.) (2000). Egil’s Saga. England: Pengiun Books Ltd, pp. 90-94. 37
Gordon, E.V. (1956, second revised edition). An Introduction to Old Norse. Oxford: Clarendon Press, p. 382.
25
afgebeeld met gedeeltelijk overlappende schilden.38 Koning Harald maakte gebruik
van deze techniek.
The shield wall was used defensively by Harlad Hardrada at Stamford Bridge when he
arranged his forces in a circular formation that lacked depth. The rear ranks of this
formation locked shields in the same manner as the front rank. Hardrada’s advice to
his spearmen reflects what was probably standard practice for infantry formations
facing a mounted charge [...]. The front rankers were told to set the butt of their spear
to the ground and aim the point at the rider’s chest; those in the second line were
instructed to level their spear point at the horse. In addition, the bodyguards of Tostig
and Harald formed a mobile reserve intended to counter the more dangerous English
assaults. This elite unite is said to have included archers who were commanded to
give close support to hand-to-hand fighters.
(Harrison,2006: 95)
Als deze skjaldborg niet efficiënt genoeg is, gaat men over tot de directe aanval om
zo door te breken in de troepen van de tegenstander. Hiervoor stelt men zich op in
een wigvorm met de punt gericht op de vijand. Deze techniek staat bekend onder
de naam svinfylka of ‘zwijnenslagorde’. Harrison zegt het volgende over deze
techniek: ‘Described in Flateyjarbok as having two men in the first rank, three in the
second and five in the third, it could be fielded either singly or in multiples joined at
the base, the whole line thus resembling a zig-zag.’39
Volgens Mark Harrison is er nog een andere slagtactiek in de Scandinavische
oorlogsvoering , het zogenaamde hazelled field en hij definieert deze als volgt: ‘This
was a specially chosen battlefield, fenced with hazel branches on all sides, where a
battle was fought at a prearranged time and date by mutual agreement of the
protagonists. Once challenged to fight in a hazelled field, it was apparently a
dishonour to refuse or to ravage your opponent’s territory until after the battle had
been fought.’40 Deze techniek wordt onder andere toegepast door koning Athelstan
in de slag bij Wen Heath in Egils saga.41 In deze slag werken Vikingen uit IJsland
samen met een Angelsaksische groep om de Noorse koning Olaf te verslaan.
Naast deze gevechtstechnieken op het land, hanteren de Vikingen ook bepaalde
technieken op zee. Deze technieken werden al toegelicht in de vorige paragraaf.42
Hun slag- en gevechtstechnieken maken de Vikingen heel succesvolle en efficiënte
krijgers.
38
Harrison, Mark (2006). The Viking Hersir. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder.
Great Britain: Osprey Publishing, p. 95. 39
Harrison, Mark (2006), p. 97. 40
Harrison, Mark (2006), p. 100. 41
Óskarsdóttir, Svanhildur (Ed.) (2000). Egil’s Saga. England: Pengiun Books Ltd, pp. 90-94. 42
Zie paragraaf 2.1 Miscommunicatie, pp. 8-16.
26
2.2.3 Bloederige mythe
De gewelddadige reputatie van de Vikingen berust grotendeels op enkele mythes
die een geheel eigen leven zijn gaan leiden. In deze paragraaf belicht ik er een van:
de bloedarend.
Het citaat aan het begin van deze paragraaf is een fragment uit het hoofdstuk
‘Viking Dublin: Trial Pieces’ uit de dichtbundel North van Seamus Heaney en beschrijft
de bloedarend.43 De bloedarend, beter bekend onder de Engelse term blood-
eagle, is een marteling- en executiemethode die heel sporadisch wordt vermeld in
de Oudnoorse literatuur. Dit ritueel wordt uitgevoerd door de ribben van het
slachtoffer bij de ruggengraat af te snijden, de ribben te breken op zo een manier
dat ze lijken op bloedrode vleugels, en de longen naar buiten te trekken. Vaak
wordt ook zout op de wonden gestrooid. In Orkneyinga saga past Torf-Einar dit
bloedige ritueel toe.
Next morning when it was light they went to look for runagate men among the isles if
any had got away; and each was slain on the spot as he stood. Then earl Einar took
to saying these words: "I know not what I see in Rinansey, sometimes it lifts itself up, but
sometimes it lays itself down, that is either a bird or a man, and we will go to it." There
they found Halfdan Long-leg, and Einar made them carve an eagle on his back with
a sword, and cut the ribs all from the backbone, and draw the lungs there out, and
gave him to Odin for the victory he had won [...].
(http://www.orkneyjar.com/history/vikingorkney/torfeinar.htm)
In bovenstaand citaat wordt dit ritueel uitgevoerd ter ere van Odin. Er bestaan
echter vijf verschillende overgeleverde manuscripten van Orkneyinga saga. Volgens
Roberta Frank voert Torf-Einar in drie van de vijf manuscripten zelf de bloedarend uit
als wraak en offer aan Odin voor de overwinning. In de andere twee manuscripten
laat hij het ritueel door iemand anders uitvoeren.44 Deze manuscripten dateren uit
een latere periode dan het originele verhaal. Hierdoor reist niet alleen de vraag
welke verhaallijn de meest origineelste is, maar ook of het motief van de bloedarend
in het origineel voorkomt. Kopiisten zijn niet vrij van fouten en geven soms graag een
eigen interpretatie aan het verhaal dat ze neerschrijven. Zo ontstond er een grote
discussie over het mythische karakter van dit ritueel. Volgens Roberta Frank, Wallace-
Hadrill, James Graham-Campbell, Patrick Wormwald, Gwyn Jones en Erik John is het
43
Zie pagina 16 voor het citaat. 44
Frank, Roberta (1985). Skaldic Poetry. In: Clover, Carol J. and John Lindow (Eds.): Old Norse-Icelandic
Literature. A Critical Guide. Ithaca and London, p. 176.
27
een element van pure fictie en het is volgens hen een eigen leven gaan leiden.45
Behalve enkele illustere verwijzingen en beschrijvingen in verschillende saga’s en
skaldenpoëzie, bestaat er weinig bewijs voor het voorkomen van de blood-eagle.
Een overtuigde voorstander van de historische authenticiteit van het ritueel is Alfred
Smyth.46 Hij gaat ervan uit dat er een link is tussen de bloedarend en de rituele offers
ter ere van de oppergod Odin. Smyth en andere gelijkgezinden ondersteunen hun
theorie door zich te baseren op de manier waarop koning Ælla wordt gedood in het
werk van Saxo Grammaticus en de saga’s. In de Anglo-Saxon Chronicle sterft Ælla,
maar er is geen expliciete aanwijzing in de tekst dat dit gebeurt door toedoen van
de bloedarend. De enige contemporaine bron voor de dood van Ælla is een
gedicht van de skald Sighvatr. Dit beaamt ook Roberta Frank: ‘The only
contemporary evidence is a half-stanza composed between 1025 and 1038 by the
skald Sighvatr cited in one manuscript of Ragnars saga and in the Hauksbók
redaction known as the Þáttr af Ragnars sonum.’47
Ok Ellu bak, And Ívarr who
At lét hinn’s sat, dwelt at York
Ívarr, ara, had Ella’s back
Iórvík, skorit. scored with (or by) an eagle.
(Frank, 1985: 171)
In de skaldenpoëzie maakt men vaak gebruik van kennings en symbolen om iets op
een meer poëtische manier uit te drukken. De arend wordt in de Noorse mythologie
vaak geassocieerd met bloed en de dood. Het is dus goed mogelijk dat Sighvatr de
uitdrukking ‘scored with an eagle’ hier als een symbolische beschrijving aanwendt
om eenvoudig weg uit te drukken dat Ælla gedood wordt door een zwaardslag. Een
verkeerde interpretatie van de literatuur kan al gauw aanleiding geven tot het
ontstaan van hardnekkige mythes. Dit is een standpunt waar Roberta Frank zich bij
aansluit.
The blood-eagling procedure varies from text to text, becoming more lurid, pagan
and time-consuming with each passing century. By the beginning of the nineteenth
century, the various saga motifs – eagle sketch, rib division, lung surgery, and salting –
were combined in inventive sequences designed for maximum horror.
(Frank, 1985: 170-171)
45
Smith, Patrick J. (2003-2004). Violence, Society and Communication: the Vikings and Pattern of Violence in
England and Ireland 793-860. In: Leeds History First (e-journal), Volume 1, p. 17. 46
Smith, Patrick J. (2003-2004). Violence, Society and Communication: the Vikings and Pattern of Violence in
England and Ireland 793-860. In: Leeds History First (e-journal), Volume 1, pp. 17-18. 47
Frank, Roberta (1985). Skaldic Poetry. In: Clover, Carol J. and John Lindow (Eds.): Old Norse-Icelandic
Literature. A Critical Guide. Ithaca and London, p. 171.
28
Het is dus aannemelijker om het bloedarend-ritueel als een literair motief te
beschouwen dan als een effectief bestaande gruweldaad.
2.3 geweld aan banden gelegd
Een belangrijk concept in de Oudnoorse maatschappij is de eer. Voor de
Noorderlingen is eer van uiterst belang zowel voor het individu als voor de familie.
Bovendien is de Oudnoorse cultuur een krijgercultuur waarbij het verwerven en
behouden van eer uiterst belangrijk is. In de Oudnoorse literatuur speelt het concept
eer dan ook een cruciale rol.
Honour (sæmd) is to the conception of character in the sagas as feud is to the plot.
Honour does not consist merely of avoiding shame or disgrace. It is the more powerful
desire for approbation, good reputation, distinction. Its social function is to forge and
maintain bonds of kinship, marriage, friendship and political alliance. Its narrative
function is to keep the saga moving forward in accordance with ethical rules that
give the feud plot a sense of heroic inevitability.
(Thorsson, 2000: xxxix-xl)
Als die eer geschonden wordt, moet men die onmiddellijk herstellen. Dit herstel
houdt vaak geweld in en geeft aanleiding tot een waar sneeuwbal effect in de
saga’s. Dit is vooral duidelijk in het thema van de wraak en wederwraak waarbij
soms hele stammen worden uitgemoord om de eer van de getroffen partijen te
herstellen.48
Om deze slachtingen af te remmen gaat de maatschappij maatregelen opleggen
om het geweld aan banden te leggen zowel ter bescherming van het individu als
ter handhaving van de maatschappij. Het spreekt voor zich dat staat en kerk hierbij
een belangrijke rol spelen. Twee van deze maatregelen, einvigi en holmgáng,
worden in deze paragraaf in meer detail toegelicht.
2.3.1 Einvigi
Zoals al gezegd wou men aan de hand van beperkende maatregelen het geweld
beperken ter bescherming van het individu en de gehele gemeenschap.
According to Járnsíða, feud should be eradicated because it robs society of its best
men and the king of his best subjects ... . This may be (the law points up the tendency
in feud societies in general for retribution to fall not on the killer himself but on a
member of his family), but it can hardly be the main reason for the suppression of the
practice. In Iceland no less than in other feud societies, feud was a form of clan law
and it was in the interest of the state and [later] the Church to reduce the power of
the clan.
48
Meer over het thema wraak en wederwraak in Hoofdstuk 5: Bloedwraak en familievete, pp. 93-109.
29
(Clover, 1986: 144)
Een eerste maatregel die genomen wordt, is einvigi. Einvigi betekent letterlijk ‘aanval
door een persoon, een eenmansgevecht’ of ‘man tot man gevecht’.49 Het is dus
een term waarmee de Vikingen een duel aanduiden. Het concept zelf dateert al
van voor de Vikingtijd aangezien het verwante termen heeft in andere Germaanse
talen: einvighe in het Oudzweeds, einwic in Oudhoogduits en artwig in het
Oudengels.50 Aangezien het hier een duel betreft tussen slechts twee personen,
probeert men op deze manier het aantal betrokkenen en eventuele slachtoffers te
beperken. Bovendien tracht men zo het herstel van eerbreuk sociaal en legaal in te
bedden in de maatschappij en de leefwereld van de Vikingen. Toch is einvigi een
ongecontroleerd duel. Men vecht met een willekeurig wapen, op een willekeurige
plaats zonder vooraf afspraken te maken rond de regels van het duel.51 Dit is ook
meteen de voornaamste reden waarom einvigi geen directe oplossing biedt tegen
het veelvuldige geweld.
‘If one of the combatants were slain in the einvigi; his relatives were entitled still to
eptirmál, the right of legal prosecution after killing.’ De overlevenden kunnen dus
een keuze maken als ze de zaak voor het thing brengen: zich wreken of weergeld
vragen voor hun gevallen familielid. Aangezien in de Vikingcultuur het
wraakmechanisme al zo lang was ingebed, kiest men in zulke gevallen meestal niet
voor een vergoeding. Men kon niet steeds op een vergoeding rekenen en op wraak
nemen stond geen limiet. Dit illustreert onder andere de Gulaþing wet: ‘Now no one,
neither man nor woman, has any personal right to atonement more than thrice if he
does not avenge himself meantime.’52 De eer van de betrokken partijen kan vrij vlug
geschonden worden en al vlug hervalt men in het oude systeem waarbij wraak
escaleert in wederwraak.
2.3.2 Hólmgang
In Noorwegen en IJsland ontstaat een nieuw beperkingmechanisme opnieuw onder
de vorm van het duel, genaamd hólmgang. Einvigi komt nog een tijd naast
49
ONP. 50
Bø, Olav (1969). Hólmganga and Einvigi: Scandinavian Forms of the Duel. In: Medieval Scandinavia 2, p.
145. 51
Jones, Gwen (1933). Some Characteristics of the Icelandic Hólmganga. In: Journal of English and Germanic
Philology 32, p. 217. 52
Foote, Peter G. and David M. Wilson (1970). The Viking Achievement. London: Sidgewick & Jackson, p. 488.
30
hólmgang voor, maar in de literatuur speelt voornamelijk het systeem van hólmgang
een voorname rol. Dit laatste is net zoals einvigi een duel tussen twee mannen, maar
het verschilt van einvigi in die mate dat het beantwoordt aan een aantal strikte en
specifieke regels, beter bekend onder de naam hólmgangulog. Men mag deze term
niet al te letterlijk opvatten. Er bestaat niet zoiets als een gereglementeerde wet (log)
over dit gebruik, want de regels verschillen van plaats tot plaats. Toch bestaat er een
grote eenduidigheid over de manier waarop dit duel vorm krijgt in de praktijk.
Hólmgang betekent letterlijk ‘naar het eiland gaan’.53 Dit wordt verklaard door het
feit dat men een bepaalde plaats uitkiest voor het duel die wordt gemarkeerd en
waardoor het hele gebeuren afgesloten is van de rest van de wereld. Men vecht als
het ware op een soort eiland. Zo wordt in Egils saga de plaats van het duel
afgebakend met stenen, wat onder andere hieronder geïllustreerd wordt.
The next day, Fridgeir prepared himself to set off, with a large band of men. Egil
was with them. It was good weather for sailing, and they set off and they
reached Valdero island. There was a fine field a short way from the shore where
the duel was to be held. Stones had been arranged in a circle to mark out the site.
(Thorsson, 2000: 124)
In sommige saga’s worden deze duels op een echt eiland uitgevochten, zoals
hierboven op ‘Valdero island’. Ook in Gunnlaugs saga ormstungu daagt Gunnlaug
Hrafn uit tot een duel op een welbepaald eiland.
Then Gunnlaug Serpent-tongue said, ‘You know that you have married my intended
and have drawn yourself into enmity with me because of it. Now I challenge you to a
53
Thorsson, Örnólfur (Ed.) (2000). The Sagas of Icelanders. England: Pengiun Books Ltd, p. 744.
31
duel to take place here at the Althing in three days’ time on Oxararholm (Axe River
Island).’
(Thorsson, 2000: 585)
Volgens de regels mogen duellisten elkaar om beurt aanvallen. Daarbij gebruiken ze
een of twee zwaarden om aan te vallen en een schild om zich te beschermen. Er
staan ook steeds een of meer getuigen bij die een schild vasthouden voor het geval
dat een van de schilden breekt.
Hermund held his brother Gunnlaug’s shield for him; and Sverting, Goat-Bjorn’s son,
held Hrafn’s. Whoever was wounded was to pay three marks of silver to release
himself from the duel. Hrafn was to strike the first blow, since he had been challenged.
(Thorsson, 2000: 586)
Als er bloed vloeit kan het duel gestopt worden, waarbij de gewonde zichzelf kan
uitkopen door een compensatie te betalen van drie zilveren marken of een vooraf
bepaald bedrag.
According to the laws of duelling in those days, a man who challenged someone for
anything and won would collect the stake, but if he lost he would pay a sum that had
been determined beforehand. If he was killed in the duel, he would forfeit all his
property and his slayer would inherit it. The laws also said that if a foreigner died with
no heirs in that country, his inheritance would pass to the king.
(Thorsson, 2000: 126)
De meest uitgebreide beschrijving van de regels inzake hólmgang of hólmgangulog
vindt men terug in Kórmaks saga:
The duelling laws had it that the cloak was to be five ells square, with loops at the
corners, and pegs had to be put down there of the kind that had a head at one end.
They were called tarses, and he who made the preparations was to approach the
tarses in such a way that he could see the sky between his legs while grasping his ear
lobes with the invocation that has since been used again in the sacrifice known as the
tarse-sacrifice. There were to be three spaces marked out all round the cloak, each a
foot in breadth, and outside the marked spaces there should be four strings, named
hazel poles; what you had was a hazel-poled stretch of ground, when that was done.
You were supposed to have three shields, but when they were used up, you were to
go on the cloak, even if you had withdrawn from it before, and from then on you
were supposed to protect yourself with weapons. He who was challenged had to
strike. If one of the two was wounded in such a way that blood fell on the cloak, there
was no obligation to continue fighting. If someone stepped just one foot outside the
hazel poles, he was said to be retreating, or to be running if he did so with both. There
would be a man to hold the shield for each one of the two fighting. He who was the
more wounded of the two was to release himself by paying duel ransom, to the tune
of three marks of silver.
(Thorsson, 2000: 744-745)
Hólmgang heeft heel wat positieve eigenschappen. Ten eerste zijn de duelleerders
ver verwijderd van toeschouwers omdat ze soms letterlijk op een eiland duelleren.
Bovendien stopt men het duel van zodra er bloed begint te vloeien. Daarnaast krijgt
32
men compensatie in de vorm van een bepaalde geldsom. De strikte regels maken
het bijna onmogelijk om wederwraak te nemen.
2.3.3 EINDE VAN HET DUEL
Hólmgang limiteert het geweld aanzienlijk, maar er komt al gauw misbruik van dit
systeem. Vooral in de saga’s komt dit misbruik uitgebreid aan bod. Vele mannen zijn
gespecialiseerd in het duelleren. Dit is een aspect dat ook in hun naam wordt
gereflecteerd, bijvoorbeeld Hólmgangu-Ljótr of Ljot in Egils saga.
Most people did not mourn Ljot’s dead, because he had been such a troublemaker.
He was Swedish and had no kinsmen in Norway, but had gone there and grown
wealthy by duelling. After challenging many worthy men to duels, he had killed them
and claimed their farms and lands, and had great wealth in both property and
money.
(Thorsson, 2000: 126)
In de meeste saga’s komt een zelfde patroon voor. Meestal gaat het om een
berserker die de dochter van een boer wil trouwen. Deze berserker daagt de boer
uit tot een duel en verdient op deze manier veel geld, want hij is steeds de sterkere
partij. Hij wordt dan ook beschouwd als een gevaar voor de gemeenschap en wordt
door iedereen gemeden.
In IJsland wordt het duel officieel verbannen door de wet in 1006, zes jaar nadat de
IJslanders het christendom hebben aanvaard. Dit wordt ons meegedeeld in
Gunnlaugs saga ormstungu.
Now the following day, it was laid down as law by the Law Council that all the duelling
should be permanently abolished. This was done on the advice of all the wisest men
at the Althing, and all the wisest me in Iceland were there. Thus the duel which Hrafn
and Gunnlaug fought was the last one ever to take place in Iceland. (Thorsson, 2000: 587)
Enkele jaren later, in 1014, wordt het duel ook in Noorwegen verboden bij wet door
Jarl Eirikr.
Before leaving Eirik summoned all his Landmen and the larger bondis to meet him. Eirik
the jarl was an able ruler, and they had much discussion regarding the laws and their
administration. It was considered a scandal in the land that pirates and berserks
should be able to come into the country and challenge respectable people to the
hólmgang for their money or their women, no wergild being paid whichever fell. Many
had lost their money and been put to shame in this way; some indeed had lost their
lives. For this reason jarl Eirik abolished all hólmgang in Norway and declared all
robbers and berserks who disturbed the peace outlaws.
(Fox, 1961: hoofdstuk 19)
33
Vaak wordt aangenomen dat de afschaffing van het duel en de opkomst van het
christendom hand in hand gaan. In de heidense Vikingwereld staat wraak centraal,
terwijl in de christelijke wereld de nadruk ligt op vergeving. Toch huurt de Kerk
duelleerders in in West-Europa om voor hen te vechten. Dit wordt bevestigd door
Ciklamini: ‘The Church in Western Europe at this time relied upon the duel as a
participant in litigation: abbeys paid champions to represent them in judicial duels,
and priests were found as combatants in duels as well.’54 Zo wordt in Njals saga
verteld hoe de missionaris Þangbrandr duelleert met een heiden:
Þorkell challenged Þanbrandr to a duel; Þangbrandr defended himself with a crucifix
instead of a shield, but even so he managed to defeat Þorkell and kill him.
(Hollander, 1998: 240)
Het is dus niet zo zeer dankzij de Kerk dat het duel uit de Oudnoorse maatschappij
verdwijnt. Het is veeleer toevallig dat de wetten op het verbod tegen hólmgang
samenvallen met de introductie van het christendom in IJsland en Noorwegen. De
Vikingen vinden dus zelf dat de tijd rijp is om het duel af te schaffen om hun
gemeenschap in stand te houden en het individu meer te beschermen tegen
geweld.
54
Ciklamini, Marlene (1963). The Old Icelandic Duel. In: Scandinavian Studies, 35:3, p. 190.
34
3 de viking krijger
Bij het horen van het woord Viking, roept dit een beeld op van de onverschrokken
genadeloze barbaar met gehoornde helm op zijn hoofd en een bijl in de hand die er
niet voor terugdeinst om zowel mannen, vrouwen als kinderen te doden. Dit beeld
komt echter niet overeen met de werkelijkheid. Zo waren gehoornde helmen heel
zeldzaam en ze werden enkel op ceremoniële aangelegenheden gedragen.
Bovendien is dit een zeer eenzijdige visie op de Oudnoorse krijger, die vooral gevoed
wordt door achttiende- en negentiende-eeuwse romantische schilderijen.
In dit hoofdstuk worden drie frappante types van de vikingkrijger voorgesteld. In
paragraaf 5.1 wordt de professionele krijger van naderbij bekeken. In de volgende
paragraaf wordt wat meer verteld over de ‘berserkr’. Ten slotte wordt ook de
dichterkrijger besproken.
35
3.1 De militaire troepen
Farit hefi ek bloðgum brandi I have wielded a blood-stained sword
sua at mer ben þiðuðr fylgdi and howling spear; the bird
ok giallanda geiri. of carrion followed me
gangr var harðr o vikingum. when the Vikings pressed forth;
giorðum reiðir rostu In fury we fought battles,
rann eldr of siot manna. fire swept through men’s homes,
Ek let blodga buka we made bloody bodies
I borghliðum sæfaz. slump dead by city gates.
(Chesnutt, 2001: 73) (Óskarsdóttir, 2004: 84)
Dit korte gedicht van de hand van Egil Skalagrimsson typeert het beeld dat nog
steeds leeft over de Vikingen. Ze worden hier geportretteerd als woeste krijgers die
met zwaard en speer in de hand een vernielende weg banen langs talloze kusten.
Doch, de Vikingen zijn geen roekeloze barbaren die zomaar in het wilde weg met
een zwaard klieven. Meestal gaat het om goed getrainde mannen die dankzij hun
brede kennis van onder andere gevechtstechnieken, wapens en scheepsbouw een
voetje voor hebben op veel van hun eigentijdse tegenstanders.55
In de Oudnoorse maatschappij had men niet zoiets als een leger of een soldaat in
de moderne betekenis van het woord. Maar op een gegeven moment in de
geschiedenis groeperen verschillende Vikingen zich en zij ondernemen overzeese
tochten die zo gewelddadig en abrupt waren, dat zij een blijvende stempel hebben
gedrukt op de bladzijden van ons verleden.
793. In this year terrible portents appeared over Northumbria which sorely affrighted
the inhabitants: there were exceptional flashes of lightning, and fiery dragons were
seen flying through the air. A great famine followed hard upon these signs; and a little
later in the same year, on the 8th of June, the harrying of the heathen miserably
destroyed God’s church on Lindisfarne by rapine and slaughter.
(Magnusson, 2003: 29)
Deze aanval van de Vikingen kwam als een donderslag bij heldere hemel en luidde
het begin aan van een tijdperk dat gedomineerd werd door de Vikingen. De naam
Viking komt enkel voor in Scandinavische bronnen en deze benaming verwijst naar
deze eerste aanvallen via de zee. Vikingr betekent zoveel als ‘piraat’. Er zijn vele
mogelijke verklaringen gegeven voor deze term. Het woord zou afgeleid zijn van het
woord vík, ‘baai of fjord’ en in deze betekenis zou vikingr een piraat zijn, die zich
verstopt in een fjord of baai.56 Een andere aannemelijke verklaring is dat de term
55
Zie Hoofdstuk 2 voor meer informatie over gevechtstechnieken, wapens en scheepsbouw, pp. 7-25. 56
Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze
woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 943.
36
afgeleid is van Vík, een oude naam voor de Oslofjord en de aansluitende zeebocht.
Niemand was voorbereid op de komst van deze strijdwaardige krijgers.57 De eerste
betekenis van het woord ‘Viking’ verwijst naar de aanvalstechniek van de
Noormannen. De tweede betekenis verwijst naar een specifieke bevolkingsgroep in
Scandinavië en heeft in de moderne betekenis van het woord een
betekenisuitbreiding gekregen, namelijk alle bewoners van Noord-Europa.
Niemand bleek voor een heel lange tijd opgewassen tegen deze mannen uit het
koude Noorden. Toch is er nooit echt sprake geweest van een vikingleger dat geleid
werd door een koning. Hoe kan men dan de sterke band tussen deze krijgers
verklaren? Volgens Mark Harrison werden de troepen die vanaf het begin van de
achtste eeuw de Europese kusten aanvielen geleid door een hersir.58
At this time the hersir was typically an independent landowner or local chieftain. His
equipment was usually superior to that of his followers. By the end of the 10th century,
the independence of the hersir was gone, and he was now typically a regional
servant of the Norwegian king. The hersir’s equipment and status were now
comparable to that of an immediate retainer of the Scandinavian or English king,
similar, for example, to a Huscarl at the time of the battle of Hastings.
(Harrison, 2006: 82)
De hersir stond aan het hoofd van een groep die vaak bestond uit leden van een
familie. De Oudnoorse naam voor zo een uitgebreide familie is aett en wordt in de
Poëtische Edda aangewend om Angantýr en zijn zonen die een militaire eenheid
vormen te beschrijven. 59 Naast familieleden bestond de aett verder nog uit
huursoldaten en pleegkinderen. Verschillende familiegroepen samen vormden dan
een leger dat behoorlijk groot kon zijn zoals men in onderstaande passage uit
Hlöðskviða kan lezen:
In de lente rekruteerden zij een leger zo groot, dat erna in Hunnenland niemand te
vinden was die nog in staat was een wapen te dragen. Alle mannen van twaalf jaar
en ouder die met wapens konden omgaan, gingen mee met al hun paarden van
twee jaar en ouder. Er was zoveel volk, dat je per duizend moest tellen en elk leger
bestond minstens uit ettelijke duizenden. Een aanvoerder werd aangewezen over
elke duizend man, een vaandel werd gevoerd over elke legereenheid. Elke
legereenheid telde vijfduizend man, elk duizendtal dertienhonderd man. Elk
honderdtal was viermaal veertig man sterk en er waren drieëndertig legereenheden.
(Otten, 2004: 274)
57
Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze
woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 943. 58
Harrison, Mark (2006). The Viking Hersir. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder.
Great Britain: Osprey Publishing, p. 82. 59
Harrison, Mark (2006), p. 84.
37
A warrior cannot be a Jomsviking
Who would flee from an enemy who is
Not of much better strength, not much
Better armed than himself.
(Jomsvikingasaga)
Jomsvikingasaga vertelt zoals zovele saga’s over de dood van koningen, vetes en
wraakacties tussen verwanten en buren, en de avonturen van jonge Vikingen. Toch
is deze saga uniek in die zin dat het centrale personage een groep van jonge krijgers
is. Deze krijgers hadden rond zich een soort van leger opgericht dat bekend stond
onder de naam ‘Jomsvikingen’. De saga begint met hoe en waar deze militaire orde
is ontstaan. Het weidt uit over hun specifieke cultuur die alle krijgeridealen omvat. De
saga brengt verslag uit over hun veldtochten en eindigt met de slag van Hjlrunga
Bay, waar de verslagen Jomsvikingen uit elkaar gaan.60 Ze bieden ons met andere
woorden een unieke kijk op de wereld van de Oudnoorse militaire krijger. Of zoals
James Wilhelm het verwoordt: ‘Nothing quite like the Saga of the Jomsvikings occurs
anywhere else in Norse literature. There are many sagas detailing the exploits of
single men, or chronicling blood feuds between rival families. However, there is no
mention of a separate order of men devoted to expressing the exemplary traits of
their society.’61
Om tot deze exclusieve groep krijgers te behoren moesten de nieuwe leden zich
aan bepaalde regels houden. Deze regels dienden tegelijkertijd ook om de al
aangeworven Jomsvikingen een bepaald doel voor ogen te houden en om ze
discipline bij te brengen. Volgens Jomsvikingasaga waren dit de basisregels:
1. No man older than 50 or younger than 18 to be enrolled.
2. Kinship not to be taken into consideration on enrolment. 3. No man to run from an inferior opponent. 4. Jomsvikings to avenge one another as brothers. 5. No man to indicate fear by speech regardless of events. 6. Plunder to be held in common on pain of expulsion. 7. No one to stir up contention. 8. No spreading of rumours. The leader to disseminate all news. 9. No man to have a woman within the fortress. 10. No one to absent more than three days.
60
Wilhelm, James (1997). The significance of the Jomsvikings.
http://members.aol.com:/jdowl33910/jwilhelm2.html (11/09/2006). 61
Wilhelm, James (1997). The significance of the Jomsvikings.
38
11. The leader to have the final say in any dispute over kin-slaying which may have
occurred outside the Jomsviking brotherhood. (Harrison, 2006: 89)
Diegene die een van deze regels overtrad, werd meteen uit de groep verbannen.
Aangezien er geen vrouwen waren toegelaten, kan men aannemen dat vele
Jomsvikingen niet getrouwd waren of in ieder geval gescheiden leefden van hun
gezin. Volgens de eerste regel moesten nieuwe leden van een bepaalde leeftijd zijn.
Toch staat in Jomsvikingasaga te lezen dat een twaalfjarige jongen, genaamd
Vagn, door zijn opmerkelijke optreden in een gevecht met Sigvaldi, een toekomstige
leider van de Jomsvikingen, op twaalfjarige leeftijd wordt toegelaten tot deze
elitegroep. Het kwam niet alleen door deze regels dat ze sterke tegenstanders
waren. Ze waren daarnaast vermaard voor hun goede wapentechnieken en voor
hun kundigheid als krijgers. Hierdoor werden ze vaak ingehuurd door andere
heersers. Toch blijkt dat ze niet altijd zo standvastig waren als wordt beweerd in
Jomsvikingasaga.
[…]King Olaf Tryggvasson’s Saga observes that ‘at that time it was considered prestigious
to have Jomsborg Vikings with an army’. The truth of the matter would appear to be
somewhat different, since all three of the major campaigns in which the sources claim
the brotherhood participated ended in disaster for their employers: Styrbjorn Starki,
contending for the throne of Sweden, was beaten by his uncle, Erik the Victorious, at
Fyrisvold near Uppsala; Swein Forkbeard’s attack on Earl Hakon of Norway was
disastrously defeated at Hjdrungavag c.990; and King Olaf Tryggvasson of Norway was
defeated and killed by the Swedes and Danes at Svöldr in 1000. All three defeats appear
to have resulted from the same cause – that Earl Sigvald had a nasty tendency to cut
and run if the prospects began to look dubious.
(Harrison, 2006: 89-90)
Het uitzonderlijke verhaal van de Jomsvikingen kent een triest en abrupt einde. Bij
Slag van Hjørungavåg werden de Jomsvikingen letterlijk afgeslacht. Slechts zeventig
onder hen overleefden de slag en werden gevangengenomen. Een voor een
werden ze geëxecuteerd. Tot een onder hen zijn lot in eigen handen nam en zijn
leven samen met dat van de nog resterende Jomsvikingen redde.
The eleventh man to be led to his execution was an eighteen-year-old boy with long silky
golden hair. He asked that someone of warrior rank should hold his hair away from his
head to prevent it becoming blood-stained. One of the earl’s henchmen stepped
forward, took hold of the hair and twisted it round his hands. But the axe fell on the man
who was holding his hair, cutting off both his arms at the elbows. This brilliant ploy so
delighted the Norwegians that the young Jómsvíking was offered his life; but he only
accepted on condition that the rest of his companions were spared, too. And so they
were.
(Magnusson, 2003: 24)
39
De Viking krijger leefde volgens welbepaalde idealen waarbij roem en noodlot
belangrijke kerngedachten vormden. Die idealen worden nooit letterlijk opgesomd
in de saga’s. Men kan wel een aantal verzen uit Hávamál lezen als een handboek
voor de krijger.
De man die ergens een drempel overschrijdt
moet eerst zijn blik links en rechts laten dwalen
de deuren achter en voor zich in prenten
want men weet nooit waar vijanden
zich in huis op zullen houden.
Nooit moet een man op de vlakte
één stap van zijn wapens vandaan gaan
nooit weet hij zeker wanneer onderweg
hij zijn speer nodig heeft.
Vee sterft verwanten sterven
zelf sterf je ook
een goede naam sterft nooit
die terecht is verkregen.
Vee sterft verwanten sterven
zelf sterf je ook
ik ken iets wat nooit sterft
het oordeel over iedere dode.
(Otten, 2004: 36, 40, 45)
De Vikingen waren in tegenstelling tot hun tegenstanders niet bang om te sterven.
Het was voor hen een hele eer om op het slagveld hun dood te vinden en dit bracht
hen bovendien eeuwige roem. Hun motivatie moet gesitueerd worden in de context
van hun geloof in het walhalla of de zaal der gesneuvelden. Als zij op het slagveld
een heldhaftige stierven, werden ze uitverkoren door hun oppergod Óðinn om hem
te vergezellen in het hiernamaals. Daar werden ze als helden ontvangen en op hun
wenken bediend door de walkuren. Door het steevaste geloof in een leven na de
dood konden de Vikingen zich met hart en ziel in de strijd gooien zonder vrees voor
het einde van hun leven. Dit zorgde ervoor dat ze veel sterker en zelfzekerder
vochten dan hun tijdgenoten en tegenstanders.
40
3.2 Berserkrwoede en gedaanteverwisseling
Sau er sagt at þeim monnum væri farit er hamramar ero. eða þeim er besserks gangr var
a at meðan þat var framit. þa voro þeir sua sterker at ecki hellz við þeim. en fyst er af var
gengit þa voro þeir omatkari en at vanda. (Chesnutt, 2001: 40)
It is said that people who could take on the character of animals, or went berserk,
became so strong in this state that no one was a match for them, but also that just after it
wore off they were left weaker than usual. (Óskarsdóttir, 2004: 48)
De reputatie van de Vikingen als beestachtige krijgers zonder vrees of enige vorm
van moraal is grotendeels gebaseerd op een uitzonderlijk gespecialiseerde krijger,
namelijk de berserkr. Doorgaans vormden een dozijn berserkir samen een elite
gevechtstroep die hun heer vergezelden op het slagveld. Men schreef deze
mannen heel bijzondere krachten toe en hierdoor vertonen ze een nauwe
verwantschap met de gedaanteverwisselaars en weerwolven uit het volkse
bijgeloof.
3.2.1 De berserkr en de hamrammr
Rond de etymologie van de term berserkr bestaat veel onenigheid. De term kan ten
eerste geïnterpreteerd worden als een samenstelling van de Oudnoorse woorden
bera (beer) en serkr (hemd).62 In deze interpretatie verwijst de term naar de wijze
waarop deze krijgers gekleed waren, namelijk met een berenhuid. Volgens Prof.
Anatoly Liberman is deze interpretatie ongegrond.
However, *berr “bear” does not occur in Old Icelandic outside the compound berfjall
“bearskin”, so that berserkr must be either partial borrowing from German [...] or a relic
of ancient usage. Berserkr does not turn up in runic inscriptions, and the skalds seem to
have been unaware of berserkers’ deeds. Contrary to *berr, the nouns bera “female
bear” and bersi, bessi/bassi “bear” have been recorded. Ber- is the historic stem of
björn < *bernu; bessi is from *bersi. Their existence does not prove that *berr was also
current in Early Scandinavian.63
Een tweede verklaring voor de term kan gevonden worden in bare-sark, te lezen als
“zonder hemd”. Dit verwijst dan naar het feit dat de berserkir zonder maliënkolder of
enige andere vorm van bescherming ten strijde trokken.
62
Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze
woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 89. 63
Liberman, Anatoly (2004). Berserkir: A Double Legend. In: Brathair 4 (2), p. 98.
41
In Snorri Sturlusons Heimskringla werd van Odins krijgers
gezegd dat ‘they went to battle without coats of mail and
acted like mad dogs and wolves. They bit their shields and
were as strong as bears or bulls. They killed people, and
neither fire nor iron affected them. This is called berserker
rage.’64 In Snorri’s definitie van de berserkr worden de
twee bovengenoemde interpretaties met elkaar
gecombineerd in die zin dat een berserkr zonder
beschermende kledij met de kracht van een beer zich in
een gevecht stortte. Bovendien legt Snorri ook de link
tussen de berserkr en andere dieren dan de beer, meer
bepaald honden, wolven en stieren. Zo gebruikt men
onder meer de term “wolvenhuiden” om de berserkir van
koning Harald te benoemen in Grettirs saga. In King Harald’s saga wendt men de
term ulfhedinn (wolvenjas) aan.65 Dezelfde term komt eveneens voor in Vatnsdæla
saga, Grettirs saga en Hrafnsmál.66
In de meeste saga’s nemen deze krijgers vaak de vorm aan van een dier of
gedragen ze zich op een beestachtige manier. Zo wordt van Kveldulfr (Nacht Wolf)
uit Egills saga gezegd dat hij een “shape-shifter” is. (Óskarsdóttir, 2004: 3) In Hrolf’s
Saga Kraka wordt het verhaal verteld van de krijger Bjarki, die tijdens de slag tussen
Hrolf en Skuld de vorm van een beer aanneemt:
King Hjorvarth and his men saw how a huge bear advanced before king Hrolf’s men,
[...]. He killed more men with paw of his than any five of the king’s champions. Blows of
missiles rebounded from him, and he beat down both men and horses from king
Hjorvarth’s host, and everything within reach he crunched with his teeth, so that alarm
and dismay arose in king Hjorvarth’s host. (Jones, 1999: 313)
In Gods of the Ancient Northmen verwijst Dumezil naar dit aspect met de termen
hamingja (‘spirit’ of ‘soul’) en fylgja (‘spirit form’), die zich in de vorm van een droom
of visioen, alsook in de realiteit aan de berserkr kunnen voordoen.67
64
Sturluson, Snorri (trans. Lee M. Hollander) (1964). Heimskringla: History of the Kings of Norway. Austin:
University of Texas Press, p. 10. 65
Davidson, Hilda R.E. (1978). Shape-changing in the Old Norse Sagas. In: Joshua R. Porter & William M.S.
Russell (Eds.). Animals in Folklore. Cambridge: Brewer, pp. 132-133. 66
Fox, Denton & Palsson, Hermann (1961). Grettir’s Saga. Toronto: University of Toronto Press, p. 3. 67
Dumezil, Georges (1973). Gods of the Ancient Northmen. Los Angeles: University of California Press, p. 142.
42
Bjarki is net als Kveldulfr een gedaanteverwisselaar. Naar deze laatste wordt ook met
de term berserkr verwezen, dit geldt echter niet voor Bjarki. Hij maakt geen deel uit
van de berserkir in de saga, maar is wel een van de verdedigers van koning Hrolf.
Toch is het onderscheid tussen een berserkr en een hamrammr niet altijd zo duidelijk
zoals dat het geval is in Hrolfs Saga Kraka.
In de meeste bronnen worden hybride types zoals Kveldulfr afgeschilderd en het is
voornamelijk Snorri’s definitie van deze woeste krijgers die hier van toepassing is.
De oorsprong van de term hamrammr moet gezocht worden in het heidense geloof
van de Oudscandinavische bevolkingsgroep. In The Book of Were-Wolves legt
Sabine Baring-Gould de oorsprong van het woord als volgt uit:
In Norway and Iceland certain men were said to be eigi ein hamir, not of one skin, an
idea which had its roots in paganism. The full form of this strange superstition was, that
men could take upon them other bodies, and the natures of those beings whose
bodies they assumed. The second adopted shape was called by the same name as
the original shape, hamr, and the expression made use to designate the transition
from one body to another, was at skipta hönum, or at hamaz; whilst the expedition
made in the second form, was the hamför. By this transfiguration extraordinary powers
were acquired; the natural strength of the individual was doubled, or quadrupled; he
acquired the strength of the beast in whose body he travelled, in addition of his own,
and a man thus invigorated was called hamrammr. (Baring-Gould, 1865: 15-16)
Het concept van de gedaanteverwisseling wordt toegekend aan zowel de berserkr
als de hamrammr en het is tevens iets dat ze gemeen hebben met de heidense
oppergod Óðinn of Wodan. In Ynglingasaga verhaalt Snorri hoe Óðinn de gedaante
van een vogel, vis of ander dier kan aannemen.68 De berserkr en de hamrammr
tonen niet alleen in deze zin een sterke verwantschap met Óðinn. De naam Óðinn is
68
Sturluson, Snorri (trans. Lee M. Hollander) (1964). Heimskringla: History of the Kings of Norway. Austin:
University of Texas Press, p. 10.
43
afgeleid van het Oudnoorse odur of óðr.69 Adam van Bremen beschreef de Noordse
oppergod als ‘Wodan – id est furor’ (Wodan – dat betekent woede). De naam
Wodan is verwant met het Duitse wut, ‘razernij, woede’, en aan het Gotische wods,
‘bezeten, waanzinnig’.70 Die razernij, woede en waanzinnigheid is terug te vinden in
het gedrag van de berserkr.
Een andere bijzondere eigenschap die de berserkir delen met Óðinn is dat ze in hun
staat van razernij immuun blijken te zijn voor om het even welk wapen. In Havamál,
spreekt Óðinn enkele magische gezangen uit die ter bescherming van een krijger
dienen.
Ik ken een derde als de nood groot is
om iemand die ik haat te hinderen
ik maak het zwaard van mijn vijanden bot
wapen noch knots kan mij verwonden.
[…]
Ik ken een elfde als ik oude vrienden
naar de oorlog moet leiden
ik krijs onder hun schildrand en in triomf gaan ze
veilig het gevecht in
veilig het gevecht uit
veilig keren ze overal weer.
[…]
Ik ken een dertiende als ik een jonge held
met water besprenkel
dan zal hij niet vallen in het gevecht
de man zijgt niet neer onder een zwaard.
(Otten, 2004: 55-56)
69
Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze
woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 978 70
Dumezil, Georges (1973). Gods of the Ancient Northmen. Los Angeles: University of California Press, p. 36.
44
In vele saga’s wordt gezegd dat geen enkel wapen of ijzer hen kan bijten. Volgens
Saxo Grammaticus konden berserkir blootsvoets door vuur lopen en door een
zwaard geraakt worden zonder gekwetst te raken.71 Bovendien hadden ze zo een
kracht dat ze in staat waren om een zwaard met hun handen te plooien. Deze
immuniteit wordt door Peter Fisher als volgt verklaard:
The medieval stories of animal skins used as protective garments may have been
based on technical experiments in the hardening of various materials. The intention
was to afford partial protection in battle, particularly against burning when incendiary
weapons were used and such experiments in the Middle Ages may help to account
for the many tales about shirts which rendered their wearers imperious to wounds.
(Fisher, 1979: 34)
Het verklaart eveneens het feit dat deze krijgers in dieren zouden veranderen. Een
krijger in dierenhuiden gehuld die zich als een razende door de vijandelijke troepen
een weg baant zonder dat de wonden die hij heeft opgelopen hem hinderen, moet
een schrikwekkende invloed hebben gehad op om het even welke tegenstander.
Men gaat ervan uit dat de berserkr deel
uitmaakte van een sekte rond de cultus
van Óðinn. Bij de initiatie tot die sekte
horen heel wat rituelen. Zo kan men
bijvoorbeeld op een plaat uit Torslunda,
Zweden een krijger zien die danst met een
op een beer lijkende figuur. Dit type van
gekostumeerde halfmens, halfdier figuren
zijn terug te vinden op heel wat relicten uit
Zweden, zoals helmen en bracteaten.
Volgens Jens Peter Schjødt is er een duidelijk verband tussen Óðinn, de berserkr en
de misopvatting dat zij een dierenvorm aannamen. Het initiatieritueel tot de cultus
van Óðinn is daar de oorzaak van.
Those who venerated Óðinn where those who were initiated (in a more or less
spectacular way) to the god. And they were those who could expect to go to Valhöll
after their death. This means that being initiated to Óðinn was also a way of securing
an ideal life in the beyond. Being initiated, however, always means passing through
some kind of liminal sphere, a sphere in which the semantic properties of the society
are turned upside down compared to their everyday use. It is in this connection that
we must view the animal properties of the warriors. Of course they were not
conceived as bears or wolves in general, but on the symbolic level they were
compared to fierce animals, exactly as we use different kinds of animals in order to
characterise different kinds of people. Things were no doubt institutionalised to
71
Fisher, Peter & Davidson, H.R.E. (Ed.) (1979). Saxo Grammaticus: the history of the Danes. Cambridge:
Brewer, Rowman and Littlefield, pp. 110-111.
45
another degree at that time, and when saga writers centuries later wrote about the
past, they confused symbolic animals with real animals, ritual situations with reality,
and therefore the warriors became bears or wolves who killed other animals.
Imagining initiations of warriors, however, all the elements in these narratives come to
make sense as parts of such rituals. (Schjødt, 2006: 5-6)
Hrolfs Saga Kraka bevat een mooie beschrijving van een dergelijk ritueel. In deze
saga valt Hjalti onder de bescherming van Boðvarr Bjarki en om een volwaardige
krijger te worden moet Hjalti eerst het bloed drinken van een monster dat Bjarki
gedood heeft. Hierna neemt Hjalti de krachten over van het beest. Waarna hij het
(dode) beest symbolisch moet aanvallen om zo een plaats te verwerven onder de
helden van koning Hrolf.72
Opvallend is ook dat een groep van berserkir meestal bestaat uit twaalf leden.
Bovendien dragen de meeste berserkir een naam die etymologisch verwant is met
‘beer’, zoals Bjarki (kleine beer) of Bjorn (beer), of met ‘wolf’, zoals Kveldulfr (nacht
wolf).
Recent onderzoek heeft uitgewezen dat berserkir een soort drug consumeerden
onder de vorm van een hallucinogeen, de paddenstoel Amanita muscaria, beter
bekend onder de naam vliegenzwam.73
Men visst hända det också att
infödda åt sig alltför fulla på
flugsvamp med vilda ögon,
konvulsioner, raseriliknande utbrott
och kollapser som följd. Den
berusade kunde bli helt
omedveten om omgivningen,
ragla runt och bryta sönder alt som
råkade stå i vägen. […] Det finns
några fall från östra Siberien som
tyder på att en väl avvägd och
måttlig mängd svamp kan
förvandla människor till stålmän.
Litet flugsvamp i kroppen lär ha
givit en person krafter att bära en
54 kilo tung mjölsäck en och en
halv mil. (Högberg, 2003: 55)
Naast deze algemene oorzaak voor de berserkrs razernij, zijn andere suggesties voor
de hallucinaties naar voorgebracht, onder andere het eten van rauw vlees (Fisher,
1979: 106), overmatig alcoholgebruik (Wernick, 1979: 285), hysterie- en
epilepsieaanvallen, mentale ziektes of genetische zwakheden (Foote & Wilson, 1970:
285).
72
Jones, Gwyn (1999). Eirik the Red and Other Icelandic Sagas. Oxford: Oxford University Press, pp. 282-4. 73
Fabing, Howard (1956). On going berserk: a neurochemical inquiry. In: Scientific Montly 83, p. 232.
46
Niet alleen door zijn gedrag boezemde de berserkr angst in, zijn uiterlijk droeg
eveneens bij tot het schrikwekkende beeld dat zijn naam nog steeds oproept. In de
saga’s worden de meeste berserkir en hamrammir beschreven als zijnde heel lelijke
en humeurige mannen. Met deze termen beschrijft men in Egils saga Egil, zijn vader
Skallagrim en zijn grootvader Kveldulfr. Van Egil zegt men dat hij “black-haired and
as ugly as his father” (Óskarsdóttir, 2004: 54) is en aan het hof van koning Æþelstan
trekt hij de meest afschrikwekkende gezichten:
His eyes were black and his eyebrows joined in the middle. He refused to touch a drink
even though people were serving him, and did nothing but pull his eyebrows up and
down, now this one, now the other, [...]. (Óskarsdóttir, 2004: 100)
In een gelijkaardig portret wordt de berserkr Ogmundr Eythof’s-Killer beschreven in
Örvar-Odd’s Saga:
He had black hair, a thick tuft of it hanging down over his face where the forelock
should have been, and nothing could be seen of his face except the teeth and eyes
… for size and ugliness they were more like monsters than like men. (Edwards, 1970: 37)
Bij de hamrammr was het zo dat zij de uiterlijke vorm van een dier aannamen. In
tegenstelling tot de berserkr waren ze enkel nog te herkennen aan hun ogen, die
menselijk en liefdevol waren. In Hrolfs Saga Kraka, verandert Bjorn in een wilde beer
en zijn geliefde Bera herkent hem enkel aan zijn ogen.
One evening it happened that the carl’s daugther saw this same bear. The bear went
up to her and made friendly gestures to her. She seemed to recognize the eyes of
Bjorn the king’s son in the bear, and made little attempt to evade it. (Jones, 1999: 265)
3.2.2 Berserksgangr en zijn functie in de maatschappij
De eigenlijke razernij die de berserkr ondergaat, duidt men aan met de term
berserkjagangr of berserksgangr.
This fury, which was called berserkergang, occured not only in the heat of battle, but
also during laborious work. Men who were thus seized performed things which
otherwise seemed impossible for human power. This condition is said to have begun
with shivering, chattering teeth, and chill in the body, and then the face swelled and
changed its color. With this was connected a great hot-headednes, which at last
gave over into a great rage, under which they howled as wild animals, bit the edge of
their shields, and cut down everything they met without discriminating between friend
or foe. When this condition ceased, a great dulling of the mind and feebleness
followed, which could last for one or several days. (Fabing, 1956: 234)
47
Tijdens deze razernij herkent de berserkr vriend noch vijand. Hij trad als het ware
buiten zichzelf en kon zelfs niet langer communiceren. Het enige wat hij nog kon
voortbrengen waren dierengeluiden.74 Het onvermogen om bekenden te herkennen
blijkt heel duidelijk uit de onderstaande passage uit Egils saga.
Skalagrim was filled with such strength that he seized Thord and dashed him to the
ground so fiercely that he was crushed by the blow and died on the spot. Then he
seized Egil. [...] ‘You’re attacking your own son like a mad beast, Skallagrim’.
(Óskarsdóttir, 2004: 68-69)
Egil wordt gered door de vrouw Brak die zelf gedood wordt door de woede-
uitbarsting van Skallagrim.
Na de berserksgangr was men totaal uitgeteld. Zo staat in Egils saga geschreven:
‘Kveldulf was the same, so that when his frenzy wore off he felt exhausted by the
effort he had made, and was rendered completely powerless and had to lie down
and rest.’75
Het is vaak tijdens deze toestand van totale uitputting dat helden zich wreken op de
berserkir. Dit is onder andere het geval in Hervarar Saga waarin Hjalmar en Arrow-
Odd de berserkir doden terwijl deze uitgeteld zijn na hun woedeaanval.76 De rol van
de berserkr in de maatschappij was sterk gelimiteerd. Als krijgers genoten ze de
bewondering van velen. Maar doordat ze onbetrouwbaar en een constant gevaar
vormden niet alleen voor hun vijanden maar ook voor hun vrienden, werden ze door
de meeste mensen als de pest gemeden. De term niðingr is van toepassing op de
berserkr. De niðingr was een buitenstaander en werd door iedereen in de
Oudnoorse maatschappij geweerd. Hij was het mikpunt van haat en boezemde
iedereen angst in. De niðingr was een man die de erecode van de krijger aan zijn
laars lapte; hij verraadde zowel vriend als vijand. Op een elfde-eeuwse monument
dat werd opgericht ter nagedachtenis van een broer in Soderby in Uppland,
Zweden, staat het volgende te lezen: ‘And Sassur killed him and did the deed of
niðingr - - - he betrayed his comrade.’77
De voornaamste functie die de berserkr vervulde was die van gespecialiseerde
krijger in het leger van zijn heer. Zo ziet men dat onder andere koning Halfdan,
koning Athils en koning Hrolf in Hrolfs Saga Kraki beschikken over berserkir die ze
74
Fisher, Peter & Davidson, H.R.E. (Ed.) (1979). Saxo Grammaticus: the history of the Danes. Cambridge:
Brewer, Rowman and Littlefield, p. 105. 75
Óskarsdóttir, Svanhildur (Ed.) (2004). Egil’s Saga. England: Pengiun Books Ltd, p. 48. 76
Tolkien, Christopher (1960). The Saga of King Heidrek the Wise. New York: Thomas Nelson & Sons, pp. 5-7. 77
Foote, Peter G. & Wilson, David M. (1970). The Viking Achievement. London: Sidgewick & Jackson, p. 426.
48
voornamelijk inzetten als shocktroepen. Buiten deze functie, ziet men dat ze al gauw
bestempeld worden als de aardschurk en in de saga’s manifesteert zich dat in het
stereotiepe beeld van de moordlustige, gewelddadige ruziestoker. Ze dagen zelfs de
helden van hun heer uit, zoals wordt beschreven in onderstaande passage:
The winter wore on now to the time when king Hrolf’s berserks were expected home.
Bothvar asked Hjalti about the berserks’ habits. It was their custom, he said, when they
returned to court to go up to every man present, and first of all to the king, and ask
whether he reckoned himself as brave as they. (Jones, 1999: 285)
Fabing beschrijft hen als volgt: ‘a predatory group of brawlers and killers who
disrupted the peace of the Viking community repeatedly’.78 Ook Saxo Grammaticus
vermeldt in zijn Gesta Danorum een dergelijke groep krijgers:
The young warriors would harry and pillage the neighbourhood, and frequently spilt
great quantities of blood. They considered it manly and proper to devastate homes,
cut down cattle, rifle everything and take away vast hauls of booty, burn to the
ground house they had sacked, and butcher men and women indiscriminately.
(Fisher, 1979: 163)
De berserkir waren ook niet vies van het kidnappen en verkrachten van vrouwen die
achteraf door de held van de saga werden gered. Over dit gedrag was Saxo ontzet
en hij schrijft hierover het volgende:
So outrageous and unrestrained were their ways that they ravished other men’s wives
and daughters; they seemed to have outlawed chastity and driven it to the brothel.
Nor did they stop at married women but also debauched the beds of virgins. No
man’s bridal-chamber was safe; scarcely any place in the land was free from the
imprints of their lust. (Fisher, 1979: 118)
78
Fabing, Howard (1956). On going berserk: a neurochemical inquiry. In: Scientific Montly 83, p. 232.
49
Het mag ons dan ook niet verwonderen dat deze praktijk aan banden werd gelegd
door de wet. In 1015 verbood koning Erik berserkir en berserksgangr. Een eeuw later,
in 1123, verklaarde de IJslandse Christelijke Wet het volgende: ‘If someone goes
berserk, he is punished with lesser outlawry and the men who are present are also
banished if they do not bind him.’ Fjorbaugsgarðr (lesser outlawry) was een straf
waarbij de beklaagde drie jaar verbannen was van het land. Berserksgangr werd
hierdoor geclassificeerd onder heidense en magische praktijken, allemaal
onaanvaardbaar in een Christelijke gemeenschap.79 Met de opkomst van het
christendom in Scandinavië in de twaalfde eeuw en het verdwijnen van de cultus
van Óðinn, verdween ook de berserkr uit de Viking maatschappij.
79
Foote, Peter G. & Wilson, David M. (1970). The Viking Achievement. London: Sidgewick & Jackson, p. 285.
50
3.3 Poëet en vechtersbaas
He was a great, hulking crag of a man, larger than life and twice as ugly. He was a man
of violence and violent contrast, a demonic, greedy, ruthless warrior with an
extraordinary genius for poetry, volcanic rages and merciless brutality who was still
capable of deep and abiding love, a miserly, spiteful man who was also touched with a
sublime nobility of the soul. (Magnusson, 2003: 236)
Deze beschrijving typeert een wel heel bijzonder personage uit de IJslandse
familiesaga’s: de dichterkrijger. Het is een type krijger vol van tegenstrijdigheden. Hij
combineert op een unieke wijze een gewelddadige inborst met een uitzonderlijke zin
voor schoonheid en emotie.
3.3.1 De dichterkrijger
Tijdens de Vikingtijd bestond een traditie van dichters in Noorwegen en IJsland die
men skalden noemde. De IJslandse skalden torenden ver boven hun Noorse
collega’s uit.
De weinige Noorse skalden die men nog bij naam kent na Eyvindr zijn van absoluut
geen betekenis. Men zou daaruit kunnen concluderen dat de skaldenkunst in
Noorwegen uitstierf en op IJsland voortleefde, omdat de uitwijking zoveel grote
begaafde geslachten uit het land verwijderde. Zo een conclusie zal wel niet juist zijn;
de kunst moet ook in Noorwegen voortgeleefd hebben. Ze is echter niet bewaard,
omdat de optekening een IJslandse traditie was en zeer waarschijnlijk is, dat IJslanders
de liederen van landgenoten wilden bewaren, en niet die van hun concurrenten, de
Noren. (Bolckmans, 1984: 55)
Bovendien staat in acht IJslandse familiesaga’s een dichterkrijger centraal: Egils saga
Skallagrimssonar; Kormákrs saga; The Saga of Hallfreðr the Troublesome Poet; Bjarnar
saga Hítdælakappa; Gunnlaugs saga Ormstungu; Fóstbrœdra saga; Killer-Glums
saga; Víglunds saga.80 Deze saga’s zijn een combinatie van de genres lyriek en
biografie. Alle portretteren ze figuren die vol paradoxen en ambiguïteit zitten. Wiliam
Sayers verwoordt het als volgt: ‘The saga protagonists from the tenth and eleventh
centuries are multifaceted – poets, fighters, wits, raiders, and traders – but they also
have personalities shot through with contradiction and ambiguity. Approaching
them through the combination of biographical prose, the skalds’ own verses, and
spurious compositions, we have a further refracted view of this fissuring.’81
80
Thorsson, Örnólfur (Ed.) (2000). The Sagas of Icelanders. England: Pengiun Books Ltd, p. lx. 81
Sayers, William (2003). Fracture and Containment in the Icelandic Skalds’ Sagas. In: Medieval Forum 3.
51
Deze biografieën vertellen een diepmenselijk verhaal waarin de protagonist sterk
psychologisch wordt afgeschilderd. De figuur van de dichterkrijger is opgebouwd
rond tegenstellingen, een tweestrijd die zich op allerlei mogelijke manieren
manifesteert in zijn levensverhaal. Ze zijn verwikkeld in een hevige strijd die ze niet
enkel voeren met anderen, maar ook een innerlijk vaak alles verscheurend gevecht.
In de prozatekst en nog meer in de poëzie komt de dichters ware aard naar boven.
Zijn levensverhaal wordt niet alleen opgedeeld in deze twee vormen, elke vorm krijgt
zijn eigen functie toebedeeld. In versvorm geeft de dichter uitdrukking aan zijn
diepste gevoelens en bewondering voor andere personen, in volzinnen krijgen we
de zakelijke feiten over het leven dat de poëet leidt. Volgens Sayers is hier ook
sprake van een zekere vorm van ‘emotional cross-dressing’.82 Het uiten van
gevoelens is een eigenschap die wordt toegeschreven aan vrouwen. Een man moet
vooral sterk zijn en in ieder geval zijn emoties niet tentoonspreiden. Men krijgt hier als
het ware een vervrouwelijking van de dichterkrijger.
De functie van de dichterkrijger in de maatschappij is tweeledig. Enerzijds vervult hij
de rol van hofdichter en rondreizend krijger. Als krijger neemt hij deel aan vele
gevechten waarvan hij aan de hand van ingenieuze kennings later verslag
uitbrengt. Het was in de eerste plaats zijn taak “to celebrate ‘institutionalized
violence’ in stereotypical phrases for the delights of the military paymasters and their
retinues. Self-awareness was not the result of withdrawal from collective fury or
boisterousness, but of sharing it. As the chief bends waves, winds, men, women, and
peoples to his will, so the poet wrestles the whole experience into metre, and
addresses the chief by the second person singular: thou, like an equal.”83 Zij bezingen
de geschiedenis van een roemrijk heerschap. In Gunnlaugs saga Ormstungu, draagt
Gunnlaug een gedicht op aan koning Ethelred bij zijn aankomst aan diens hof:
All the army’s in awe and agog
at England’s good prince, as at God:
everyone lauds Ethelred the King,
both the warlike king’s race and men’s kin.
(Thorsson, 2000: 572)
In het buitenland kent de dichterkrijger veel succes zowel als persoon als als dichter.
Anderzijds is hij ook een buitenstaander in zijn thuisland, IJsland. Naast zijn primaire
functie als hofdichter die heldhaftige en bloedige veldslagen meemaakt, geeft de
dichter in zijn poëzie uiting aan een brede waaier van persoonlijke gevoelens.
82
Sayers, William (2003). Fracture and Containment in the Icelandic Skalds’ Sagas. In: Medieval Forum 3. 83
Christiansen, Eric (2006). The Norseman in the Viking Age. Oxford: Blackwell Publishing, p. 28.
52
Kormákr Ogmundarson’s adulterous thoughts on the Steingerðr he loved, and his
contempt for her husband; Bjorn Hítdælakappa’s bitterness of his former betrothed
Oddny’s married sex-life; Egill’s disgust at his own infirmities; show rampant self-regard
among the gifted colonials, if they can be relied on as viking-age utterances in their
present form. (Christiansen, 2006: 28)
Het is net door het uiten van deze persoonlijke gevoelens dat ze geen sociale
aanvaarding genieten in IJsland. Zo verleiden ze met hun gedichten getrouwde en
ongetrouwde vrouwen. Kormakr verwoordt zijn liefde voor een vrouw in zijn poëzie,
maar wordt door haar afgewezen en ze trouwt tot tweemaal toe met een andere
man. Hun gedichten dienden niet enkel om vrouwen te eren, ze spraken ook lasterlijk
over mannen. Hierdoor kwamen ze vaak in opspraak met de wet. Bepaalde vormen
van laster waren zo krachtig dat het IJslandse wetboek Grágás voorschreef dat een
man vrij was om een ander te doden die bepaalde beledigingen had
uitgesproken.84 Volgens dit zelfde wetboek waren beledigingen die in versvorm
werden geuit nog veel krachtiger. Zo was volgens Grágás het componeren van
slechts een halve strofe met de bedoeling om een ander te beledigen voldoende
om volwaardige vogelvrijverklaring te krijgen.85 De straf voor het reciteren van een
dergelijk gedicht was dezelfde als die voor het componeren. Doorheen Bjarnar saga
Hítsdælakappa, zijn Bjorn en Þórður verwikkeld in een strijd die ze uitvechten door het
uitspreken van schandelijke verzen. Na een aantal twisten, sluiten ze een
overeenkomst. Wanneer Þórður zich realiseert dat hij een vers minder gereciteerd
heeft dan Bjorn, reciteert hij nog een vers waardoor de overeenkomst teniet gedaan
wordt. De woorden van een dichter waren potentieel gevaarlijk. In Hávamál
verwoordt Óðinn het als volgt:
Twee verslaan één, de tong doodt het hoofd;
Onder elke pels verwacht ik een vuist.
(Otten, 2004: 45)
Wat trouwens heel opvallend is, is dat bijna alle dichterkrijgers sterven in een
gevecht buiten IJsland. Ze vallen letterlijk buiten de IJslandse maatschappij. Of zoals
Sayers zegt: ‘The poet is a cultural ambassador but lacks an equivalent function at
home.’86
84
Dennis, Andrew & Foote, Peter (1980-2000). Laws of early Iceland: Grágás, the Codex Regius of Grágás,
with material from other manuscripts (University of Manitoba Icelandic Studies: 3/5). Winnepeg: University of
Manitoba Press, p. 376. 85
Dennis, Andrew & Foote, Peter (1980-2000). Laws of early Iceland: Grágás, the Codex Regius of Grágás,
with material from other manuscripts (University of Manitoba Icelandic Studies: 3/5). Winnepeg: University of
Manitoba Press, p. 238. 86
Sayers, William (2003). Fracture and Containment in the Icelandic Skalds’ Sagas. In: Medieval Forum 3.
53
In de meeste saga’s rond een dichterkrijger worden twee antagonisten tegenover
elkaar geplaatst. In Gunnlaugs saga Ormstungu plaats men twee dichters, Gunnlaug
en Hrafn, tegenover elkaar. Beiden houden van dezelfde vrouw Helga the Fair,
kleindochter van die andere grote dichterkrijger Egil Skallagrimssonar. Beiden
vechten om de liefde van deze vrouw. Aanvankelijk voeren ze dit gevecht in
versvorm, later gaan ze elkaar te lijf met stalen zwaarden. De verzen die ze beiden
uitspreken voor het duel dat hun beider dood tot gevolg heeft, vormt een finale
climax van hun dichtkunst, hun haat ten opzichte van elkaar en hun liefde voor die
ene vrouw:
Before Gunnlaug went out on to the island, he spoke this verse:
I’m ready to thread the isle
where combat is tried
–God grand the poet victory –
a drawn sword in my hand;
into two I’ll slice the hair-seat
of Helga’s kiss-gulper;
finally, with my bright sword,
I’ll unscrew his head from his neck.
Hrafn replied with this:
The poet doesn’t know
which poet will rejoice –
wound-sickles are drawn,
the edge fit to bite leg.
Both single and a widow,
from the Thing the thorn-tray will hear
– though bloodied I might be –
tales of her man’s bravery.
(Thorsson, 2000: 585-586)
In vele saga’s rond een dichterkrijger is er een juxtapositie tussen de dichter en een
ander personage (vaak ook een dichter). Vaak vormt dit personage de
tegenstander van de poëet en hij is tevens de man of geliefde van de vrouw van
wie de dichterkrijger houdt. In Kormákrs saga staat Kormákr tegenover Bersi en
Thorvald, in Gunnlaugs saga Ormstungu Gunnlaug tegen Hrafn en in Bjarnar saga
Hítsdælakappa Bjorn tegen Þórður. Volgens William Sayers leidt dit tot ‘the curious
ménage à trois effects of these sagas. Armed duels with rivals generate physical
wounds, and verbal and artistic rivalry social wounds, but these are rarely fatal,
although symbolic impairment may occur in both cases’.87 Tot op zekere hoogte zijn
de twee antagonisten gelijkaardig, maar de tegenstander of (met een term die
Sayers aanwendt) de ‘doppelgänger’ verschilt in enkele cruciale opzichten van de
87
Sayers, William (2003). Fracture and Containment in the Icelandic Skalds’ Sagas. In: Medieval Forum 3.
54
protagonist. De rivaal is vaak knapper, beter in alles wat hij onderneemt. Het
voornaamste verschil is dat hij sociaal aanvaard wordt. De negatieve
karaktertrekken van de dichterkrijger worden meestal in zijn naam gereflecteerd:
‘ormstungu’ (slangentong), ‘troublemaker’, en dergelijke meer. De meeste dichters
zijn opvliegend, moeilijk in de omgang en ongeduldig. Uiterlijk zijn ze minder
aantrekkelijk dan hun antagonist.
Kormak bears an Irish name and is described as dark-haired and -eyed; like Hallfred,
Thormod has curly dark hair, plus a speech impediment, and has a dysfunctional right
arm from an old injury. Gunnlaug is characterized by light chestnut hair, dark eyes and
an ugly nose. These aberrations from the ethnically homogeneous West Norse are the
physical homologues of differences in personality from the mainstream. [...] Flaws of
personality may also be exteriorized in wounds that heal poorly, disfigure or disable.
(Sayers, 2003)
De innerlijke strijd waarmee de dichterkrijger telkens opnieuw te kampen krijgt, komt
het meest tot uiting in zijn gedichten. Deze drukken onmiskenbaar zijn persoonlijkheid
uit: ‘dark, morose Óttar; uneasy, volatile, outspoken Sigvatr, St Olav’s friend; Eyvinðr,
the competitive court-vegetable; Hallfreðr, the trouble-maker; emerge from the
verses, not only from prose fiction’.88
Een karaktertrek hebben al deze dichters gemeen: ze zijn onvoorspelbaar,
wispelturig en gewelddadig. Deze eigenschappen delen ze met de oppergod
Óðinn. Hij is de god van de dichtkunst, de magie en de dood. Zijn naam is afgeleid
van het Oudnoorse óðr wat zowel ‘geest, zang, dichtkunst’ als ‘woedend’
betekent.89 Men kan Óðinn tot op zekere hoogte zien als het archetype van de
dichterkrijger. Hij is ook de god die ‘dichters en redenaars de gave der extase
schonk, en in de IJslandse poëzie wordt vaak vermeld dat hij de magische mede
won die inspiratie gaf’90. Volgens Skaldskaparmál doodden de dwergen Kvasir, die
uit het spuug van Wanen en Asen gemaakt was en alle vragen wist te
beantwoorden die hem gesteld werden. Het bloed van Kvasir werd vermengd met
honing tot mede, die diegene die ervan drinkt tot dichter maakt.91 Óðinn wou deze
mede kost wat kost te pakken krijgen en schrok niet terug om daarbij geweld aan te
wenden. Dit geldt ook voor de dichterkrijger. In Gunnlaugs saga Ormstungu vechten
88
Christiansen, Eric (2006). The Norseman in the Viking Age. Oxford: Blackwell Publishing. P. 28. 89
Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze
woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 978. 90
Willis, Roy (Red.) (1993). Mythen van de mensheid. Baarn: Anthos, p. 196. 91
Otten, Marcel (2004). Edda. De liederen uit de Codex Regius en verwante manuscripten. Wommelgem: Veen
Bosch & Keuning, p. 291.
55
Gunnlaug en Hrafn tot de dood. Zelfs na hun dood spoken ze door de dromen van
hun verwanten om in versvorm hun gruwelijke einde te reciteren.
He dreamed that Gunnlaug appeared to him, covered in blood, and spoke this verse
to him. Illugi remembered the poem when he woke up, and later recited it to other
people:
I know that Hrafn hit me
with the hilt-finned fish
that hammers on mail,
but my sharp edge bit his leg
when the eagle, corpse-scorer,
drank the mead of warm wounds.
The war-twig of valkyrie’s thorns
split Gunnlaug’s skull.
On the same night, at Mosfell in the south, it happened that Onund dreamed that
Hrafn came to him. He was all covered in blood, and spoke this verse:
My sword was stained with gore,
but the Odin of swords
sword-swiped me too; on shields
shield-giants were tried overseas.
I think there stood blood-stained
blood-goslings in blood round the brain.
Once more the wound-eager wound-raven
wound-river is fated to wade.
(Thorsson,2000: 592-593)
Zoals in bovenstaande verzen, wenden de dichters Óðinns naam aan in kennings.
Deze kennings dragen vaak de betekenis van krijger (zoals in bovenstaand citaat
the Odin of swords), geweld, zwaard of andere wapens.
Daarnaast bespreken ze hun keuze voor de heidense oppergod en hun wantrouwen
in Óðinn.
The troublesome Hallfreðr (c. 1000) was as reluctant to ditch One-eye: all our race has
made poems in praise of Odin. I recall the highly valued practice of people, my
ancestors. Hallfred’s patron, Olaf Tryggvason (995-9) was baptized, and so reluctant I
turn my hatred on the first husband of Frigg (Odin) because I serve Christ; for the rule
of Odin pleased the poet well. As Lange put it: ‘Hallfreð’s Christianity was called Olaf’.
It went deeper with Sigvatr, poet of the next Olaf, the saint (c. 1015-28), who spoke of
his patron as his daughter’s godfather: O Lord, help him who my daughter home
(hallowed be thy name) from heathendom made appear, and gave her the name
Tofa. (Christiansen, 2006: 29-30)
Het kwam vooral door het wispelturige karakter van de god der dichtkunst, dat vele
skalden zo makkelijk het christendom aannamen vanaf de elfde eeuw. Toch moet
hier opgemerkt worden dat ze vooral onder invloed van hun heer en mecenas zich
bekeerden tot het nieuwe geloof. Heel waarschijnlijk zal deze bekering tot het
christelijke geloof niet geheel op vrijwillige basis gebeurd zijn.
56
De dichterkrijger is meer dan ieder andere Viking voortdurend verwikkeld in een
tweestrijd van verbaal en fysiek geweld die voor sommige onder hen eindigt in de
dood.
3.3.2 Egil, viking en dichter
Een dichter en Viking die hoog boven alle andere skalden torent is Egil, zoon van
Skallagrím. Hij werd geboren in het begin van de tiende eeuw en werd meer dan
tachtig jaar oud. Zijn leven wordt in detail beschreven door de al even omstreden en
populaire auteur Snorri Sturlusson in Egils saga Skallagrímssonar.
Egils saga is a great literary epic, an archetypical story of Viking derring-do and heroic
passion set against the backcloth of tenth-century Anglo-Scandinavian history. (Magnusson, 2003: 174)
Zijn personage is getekend met een grote psychologische diepgang en is tot in de
kleinste details uitgewerkt. Egil verenigt in zich de ideale vikingkrijger, de gevoelige
skald en de onvoorspelbare berserkr. Hij verdient hier dan ook een afzonderlijke
vermelding.
In de eerste plaats representeert Egil het ideaal van de Viking als rondreizende
krijger. Dit aspect manifesteert zich al vroeg in de jonge Egil. Als tienjarige jongen
verwoordt hij in verzen waar het ‘viking-zijn’ op neerkomt:
My mother said
I would be bought
a boat with fine oars,
set off with Vikings,
stand up on the prow,
then enter port,
kill a man and another.
(Óskarsdóttir, 2004: 68)
Dit gedicht geeft exact het beeld weer dat contemporaine geschiedschrijvers
neerpenden en het is nog steeds de visie van vele leken. Toch zal verder blijken dat
de Noormannen veel genuanceerder waren. Uit Egils verzen kan men echter
afleiden dat de Vikingen zelf de heldhaftige krijger als een soort van ideaalbeeld
beschouwden. Al op jonge leeftijd gedraagt Egil zich naar dit beeld. Zo kan men in
Egils saga lezen hoe Egil een andere tiener aanvalt en hem doodt.
57
Thord handed Egil an axe he had been holding, a common type of weapons in those
days. They walked over to where the boys were playing their game. Grim had caught
the ball and was running with the other boys chasing him. Egil ran up to Grim and
drove the axe into his head, right through to the brain. (Óskarsdóttir, 2004: 67-8)
Egils vader, Skallagrim, schijnt geen aandacht te schenken aan het gewelddadige
optreden van zijn jonge zoon. Zijn moeder Bera is echter trots op de
verwezenlijkingen van haar kind en ziet in hem de beginselen van een groot krijger.
Het blijken profetische woorden te zijn.
Als jongeman reist Egil naar het buitenland. Het is op een van deze tochten dat hij
en zijn broer Thorolf verwikkeld raken in de Slag te Wen Heath (ca. 925)92. Zijn broer
sneuvelt en Egil krijgt hiervoor compensatie van koning Æthelstan van Engeland. Hij
zal deze laatste bijstaan in de Slag te Brunanburh (ca. 937). Veel is over deze
historische slag niet geweten, behalve wat tot ons gekomen is via Egils saga.
But out of the mists of uncertainty which shroud the circumstances of the battle there
looms one great figure, a towering crag of a man, larger than life and twice as ugly.
His name was Egill Skallagrímsson, warrior and poet from Iceland. ( Magnusson, 2003:
174)
Egil blijft zijn hele leven lang een trouwe bondgenoot van de Engelse vorst. Toch kan
Egil het niet altijd met elke machtige man vinden. In Noorwegen krijgt hij het aan de
stok met Eiríkur blóðöx en in het bijzonder met diens koningin Gunnhild. Hij pocht
onder andere over het feit dat hij drie onderdanen van Eiríkur in elkaar gehakt heeft
recht naar Hell. Zijn Viking aard komt vooral naar boven in zijn lausavísur:
When he tries to make himself attractive to women,
for example, it is by boasting of how he made the
barns blaze. He prides himself on killing a miser, on
killing queen Gunnhild’s son, on how he would kill a
troubelsome berserk (“I’ll hack him down when I’m
ready/ ... No mercy from the poet”), on how he twice
took on 11 men by himself (“I carved the wolf’s
carrion/And killed them all”), on how he was
rewarded by one king and got the better of another
(“The prince had praised me/With precious gold,/The
wild king once/Was tamed by my words”). He
describes how he used his teeth to tear out the throat
of a certain Atli (“My teeth solved my troubles/And
tore out his throat”), and how he vomited all over a
certain Armod (“Many a guest’s gift/ Is even more
gushing;/Now the ale has ended up/All over
Armod”). Later he gouged out Armod’s eyes with his
finger, leaving it hanging on his cheek. And so on.
(Nolcken, 2001: 3)
92
Óskarsdóttir, Svanhildur (Ed.) (2004). Egil’s Saga. England: Pengiun Books Ltd, p. 218.
58
Zelfs op hoge leeftijd, blind en kreupel vindt Egil nog steeds plezier in een goed
gevecht. Zo vertrouwt hij zijn dochter toe dat hij zijn enorme geldschat wil
rondstrooien op het jaarlijkse Ding. Egil wil wat commotie veroorzaken: ‘I expect
there’ll be plenty of pushing and shoving. It might even end with the whole Thing
breaking out in a brawl’.93 Hij is en blijft trouw aan zijn krijgerinstincten tot aan zijn
dood.
Naast krijger is Egil eerst en vooral een dichter met een uitzonderlijk vermogen om
emoties en persoonlijke ervaringen vorm te geven in zijn lyriek. Deze gave bezit hij al
op driejarige leeftijd wanneer hij tegen zijn vaders zin naar een feest gaat bij Yngvar.
I have come in fine fettle to the hearth
of Yngvar, who gives men gold from the glowing
curled serpent’s bed of heather;
I was eager to meet him.
Shedder of gold rings bright and twisted
from the serpent’s realm, you’ll never
find a better craftsman of poems
three winters old than me.
(Óskarsdóttir, 2004: 55)
“Buiten een groot aantal ‘lausavísar’ (48 in de saga, waarvan een aantal onechte)
zijn van Egil drie grote gedichten bewaard: Hofuðlausn, Sonatorrek en
Arinbjarnarkviða.”94 In deze lyriek komen alle aspecten van Egils persoonlijkheid aan
bod. In de lausavísur pocht Egil over zijn daden als vikingkrijger. Volgens von Nolcken
“Egil confirms that the Vikings wanted to present themselves much as they were
remembered by those they traumatized. But they also wanted to be remembered
for other things, too. This is where our picture begins to get complex and therefore
interesting”.95
In Hofuðlausn vecht Egil letterlijk voor het behoud van zijn eigen leven. Het gedicht is
niet enkel een redmiddel, maar tegelijkertijd prijst het de oorlogsdaden van Eiríkr
blóðöx. Egil treedt hier op als hofdichter. Toch is hij geen onderdaan van het hof van
Eiríkr, maar net als de hofdichter spreekt hij lof uit over Eiríkr als krijgsheer.
93
Óskarsdóttir, Svanhildur (Ed.) (2004). Egil’s Saga. England: Pengiun Books Ltd, p. 202. 94
Bolckmans, Alex (1984). Scandinavische letterkunde. Utrecht: Spectrum, p. 56. 95
Nolcken, Christina von (2001). Egill Skallagrimsson and the Viking Ideal. Chicago: University of Chicago, p.
3.
59
Sonatorrek is ‘het meest persoonlijke werk van
Egil en één van de grootste gedichten uit het
Noorden’.96 Het geeft uiting aan diepmenselijk
verdriet en verscheurende twijfels in zijn geloof
in Óðinn. De aanleiding tot de compositie van
het gedicht zijn al even aangrijpend als
Sonatorrek zelf. Als Egil verneemt dat zijn meest
geliefde zoon Bodvar verdronken is, vertrekt hij
meteen om zijn zoon te begraven naast zijn
vader Skallagrim. Na de begrafenis sluit Egil zich op in zijn kamer en weigert te eten
en te drinken. Het lijkt erop dat Egil zijn zoon wil vergezellen in de dood. Maar zijn
dochter Thorgerdr komt daar een stokje voor steken en het is zij die haar vader
aanzet om een gedicht te componeren ter ere van Bodvar.
Now I want us to stay alive, Father, long enough for you to compose a poem in
Bodvar’s memory and I will carve it on to a rune-stick. Then we can die if we want to.
(Jones, 1999: 171)
Na deze aanmoediging maakt Egil een gedicht dat nog steeds de harten roert van
ieder die het leest. Naast zijn verdriet om het verlies van zijn oogappel geeft Egill ook
uiting aan zijn ambigue verhouding tot zijn god Óðinn.
In Sonatorrek, Egill reviewed his relations with Odin, a family friend who had betrayed
him by letting his family perish: I grew trustful, believing in him, until ... the prince of
victory broke friendship and so no longer deserves offerings. Nevertheless, if I reckon it
better, Odin did give him his poetic skill, and his powers of perfection. (Christiansen,
2006: 29)
Óðinn is een onbetrouwbare en wispelturige god die Egils zoon wegneemt, maar
hem ook de gave van de poëzie geschonken heeft. De band tussen Óðinn en Egill
gaat echter nog veel dieper. Net als Óðinn was Egill een begenadigd runenmeester
en tovenaar.97
Egil heeft tevens een bijzondere band met vrouwen. Vaak is hij zelfs verlegen, in het
bijzonder ten opzichte van zijn schoonzuster Asgerðr. Egill is heimelijk verliefd op haar
en als zijn broer sterft, durft hij dit zelfs niet toegeven aan zijn beste vriend Arinbjorn.
The goddess of the arm where hawks perch,
woman, must suffer my rudeness;
when young I would easily dare
to lift the sheer clifts of my brow.
96
Bolckmans, Alex (1984). Scandinavische letterkunde. Utrecht: Spectrum, p. 57. 97
Bolckmans, Alex (1984). Scandinavische letterkunde. Utrecht: Spectrum, p. 57.
60
Now I must conceal in my cloak
the outcrop between my brows
when she enters the poet’s mind,
head-dress of the rock-giant’s earth.
(Óskarsdóttir, 2004: 103)
De derde drápa is gericht tot Arinbjorn. Arinbjarnarkviða is slechts in fragmenten aan
ons overgeleverd in een moeilijk leesbaar handschrift. ‘Het is het loflied op zijn trouwe
vriend, die de dichter heeft bijgestaan in de moeilijkste ogenblikken. De versvorm is
eenvoudig, maar de taal bewijst het grote meesterschap van de dichter:
kernachtig, beeldend en geladen met de magische kracht van woorden.’98
In zijn lyriek verwoordt Egil niet enkel zijn innerlijke gevoelens, maar hij beschrijft
eveneens zijn uiterlijk voorkomen. Door zijn agressief gedrag en zijn vreemd uiterlijk
wordt van hem gezegd dat hij een berserkr was.
He threw down his sword and shield,
ran for Atli and grabbed him with his
hands. By his greater strength, Egil
pushed Atli over backwards, then
sprawled over him and bit him through
his throat. Atli died on the spot. Egil
rushed to his feet and ran over to the
sacrificial bull, took it by the nostrils with
one hand and by the horns with the
other, and swung it over on to its back,
breaking its neck.
(Óskarsdóttir, 2004: 144)
Niet alleen zijn opvliegende temperament draagt bij tot de misopvatting dat hij een
berserkr of hamrammr zou zijn. Net als zijn grootvader Kveldulfr en zijn vader
Skallagrim wordt hij beschreven als een fysiek onaantrekkelijke man.
As he grew up, it soon became clear he would turn out very ugly and resemble his
father, with black hair. When he was three years old, he was as big and strong as a
boy of six or seven. (Óskarsdóttir, 2004: 54)
Bovendien wordt van zijn grootvader en vader gezegd dat ze berserkir en
hamrammir zijn. Dit aspect van hun karakter kan men zelfs waarnemen in hun
98
Bolckmans, Alex (1984). Scandinavische letterkunde. Utrecht: Spectrum, p. 58.
61
namen: Kveldulfr betekent ‘Nacht Wolf’ en diens vaders naam, Bjalfi, betekent
zoveel als ‘huid’ of ‘vacht’.99 Zij worden geplaatst ten opzichte van knappe mannen
met een blanke huid en blonde haren die een zacht karakter hebben. Volgens de
saga hebben zij deze goed eigenschapen van Egils grootmoeder Salbjorg geërfd.
Toch moet men volgens Svanhildur Óskarsdóttir niet al te snel conclusies trekken:
His nephew, the younger Thorolf, takes after him, in appearance as well as in
character, and the two serve as an antithesis to the darker characters of Kveldulf,
Skallagrim and Egil. But although Thorolf is graced with pleasant qualities from his
maternal side, it should not be forgotten that Salbjorg’s father, Kari, was a berserk and
that the wolf is hidden in the name Thor(w)olf, as if to make us wary of drawing
absolute conclusions. (Óskarsdóttir, 2004: xxii)
Egil lijkt op sommige momenten onoverwinnelijk. Aan het einde van de saga wordt
deze mythe alleen maar uitvergroot wanneer men vertelt over de opgraving van
Egils beenderen in Mosfell.
The skull was astonishingly large and even more incredible for its weight. It was all
ridged on the outside, like a scallop shell. Curious to test its thickness, Skafti took a fair-
sized hand-axe in one hand and struck the skull with it as hard as he could, to try to
break it. A white mark was left where he struck the skull, but it neither dented nor
cracked. This goes to prove that such a skull would not have been easy for weak men
to damage when it was covered with hair and skin. (Óskarsdóttir, 2004: 204)
Toch was Egil noch een berserkr, noch een hamrammr. Uit grondig onderzoek van
onder andere de saga en archeologische vondsten in Scandinavië is men tot de
conclusie gekomen dat Egil aan de ziekte van Paget leed. De saga alleen al biedt
enorm veel informatie om tot deze diagnose te komen. Neem bijvoorbeeld de
bovenstaande passage. Daarin wordt Egils schedel beschreven als ‘ridged all over
on the outside like a scallop shell’100. Volgens Jesse L. Byock is de beschrijving heel
correct:
The precision is striking because the passage marks the only instance in all Old Norse
literature that the otherwise well-known words hörpuskel (scallop shell) and báróttr
(ridged, undulated, waved, corrugated, wrinkled) are used to describe human
characteristics. A “scalloped” bone surface, unique in descriptions of Viking heroes,
closely matches medical portrayals of Paget’s disease. Diagnoses repeatedly list
irregularities of the outer skull surface, describing its appearance as corrugated and
wavy. Such a feature appears in about one in 15 symptomatic cases. ( Byock, 1995: 3)
Andere symptomen van deze ziekte worden door Egil uitvoerig beschreven in zijn
lausavísur: zijn misvormde hoofd, zijn vroegtijdige kaalheid, het slepen van zijn been,
slecht gehoor, blindheid en koude voeten. Het bewijst onlosmakelijk dat er naast
fictionele ook heel wat historische informatie uit de saga’s kan gehaald worden. 99
Óskarsdóttir, Svanhildur (Ed.) (2004). Egil’s Saga. England: Pengiun Books Ltd, p. xxi. 100
Óskarsdóttir, Svanhildur (Ed.) (2004). Egil’s Saga. England: Pengiun Books Ltd, p. 204.
62
Net zoals in de andere saga’s rond dichterkrijgers heeft ook Egil een tegenstander of
dobbelgänger. In zekere mate is dit zijn broer, Thorolf Skallagrimsson.
The descendants of Kveldulf can be divided into two groups, as is stated expressly in
the closing chapter of the saga: handsome men, fair in complexion, and dark, ugly
characters, shape-shifters who in appearance and in conduct are reminiscent of
wolves. (Óskarsdóttir, 2004: xxi)
Thorolf behoort duidelijk tot de eerste groep. Hij is de aantrekkelijkste van de twee
broers die huwt met Asgerður, de vrouw aan wie Egil zijn hart heeft verloren. Maar
Thorolf is geen volwaardige dobbelgänger van Egil. Hij is geen dichter en sterft
tijdens het verloop van het verhaal waardoor Egil met zijn geliefde Asgerður kan
trouwen. Bovendien is er nooit echt expliciet sprake van rivaliteit tussen beide broers.
De enige die de rol van Egils dobbelgänger enigszins invult is geen man, maar wel
een vrouw: koningin Gunnhild. Vanaf het moment dat deze twee figuren elkaar
ontmoeten, zijn ze in een woelige strijd verwikkeld die over meer dan dertig
hoofdstukken loopt.
Gunnhild thus, theoretically, dogs Egil for the best part of his career. It is not until Egil
has finally won his battles over Asgerd’s inheritance in Norway that king Eirik is killed in
England. This forces Gunnhild to leave England for Denmark, which marks her exit from
the saga. (Óskarsdóttir, 2004: xxviii)
Alles loopt al mis bij hun eerste ontmoeting. Egil doodt een zoon van Gunnhild
waarop zij wraak neemt door zijn broer Thorolf te laten doden. Bovendien beschikt
Gunnhild net als Egil over magische krachten. Ze schrikt er dan ook niet van terug
om deze aan te wenden in haar strijd tegen Egil.
It is said that Gunnhild had a magic rite performed to curse Egil Skallagrimsson from
ever finding peace in Iceland until she had seen him. (Óskarsdóttir, 2004: 122)
Gunnhild is een hamrammr iets dat ze gemeen heeft met enkele van Egils
familieleden. In de gedaante van een zwaluw probeert ze Egil te verhinderen dat hij
een gedicht kan componeren om zijn vel te redden.
Egil said he hadn’t composed a thing: ‘A swallow has been sitting at my window
twittering all night, and I haven’t had a moment’s peace.’
Arinbjorn went out through the door that led to the roof. He sat down near the attic
window where the bird had been sitting, and saw a shape-shifter in the form of a bird
leaving the other side of the house. (Óskarsdóttir, 2004: 126)
63
In tegenstelling tot de saga’s over andere dichterkrijgers, wint Egil de strijd van
Gunnhild.
Egils saga is het verhaal van een heel opmerkelijke dichterkrijger en een ware Viking.
64
4 Krijgslustige Vrouwen
There were once women in Denmark who dressed themselves to look like men and spent
almost every minute cultivating soldiers’ skills; they did not want the sinews of their valour
to lose tautness and be infected by self-indulgence. Loathing a dainty style of living, they
would harden body and mind with toil and endurance, rejecting the fickle pliancy of girls
and compelling their womanish spirits to act with virile ruthlessness. They courted military
celebrity so earnestly that you would have guessed they had unsexed themselves. Those
especially who had forceful personalities or were tall and elegant embarked on this way
of life. As if they were forgetful of their true selves they put toughness before allure, aimed
at conflicts instead of kisses, tasted blood, not lips, sought the clash of arms rather than
the arm’s embrace, fitted to weapons hands which should have been weaving, desired
not the couch but the kill, and those they could have appeased with looks they attacked
with lances. (Fisher, 1980: 212)
Bovenstaand citaat is een van de vele referenties naar vrouwelijke krijgers die men
aantreft in Saxo Grammaticus’ Gesta Danorum. Deze Noordse amazones komen niet
alleen in Saxo’s werk voor. Ze vinden hun oorsprong in het Oudnoorse heidense
geloof in de dienaressen van Óðinn, de walkuren. In de Oudijslandse saga’s komen
opmerkelijke vrouwelijke strijders voor in de vorm van schildmaagden en
maagdenkoningen. Bovendien vinden ze tevens hun gelijke in historische figuren.
Volgens mij worden zij nog al te vaak overschaduwd door hun mannelijke collega’s,
omdat zij de grenzen van de traditionele sekserollen en hun biologische sekse
overschrijden.
The traditional image of gender in Viking Age Scandinavia is that of the woman as the
keeper of the keys of the household and the man as the one whom actively takes part in
the realm outside the household. There are, as we have seen, exceptions in the literature,
such as the woman warrior, the maiden king, and other ”traditional” headstrong women.
(Norrman, 2000: 379)
Volgens de traditionele sekserollen, vervult de Noordse vrouw een passieve rol als
huishoudster en ze vult haar tijd met onder andere borduren. De man speelt een
veel actievere rol als krijger. Deze traditionele rolverdeling hangt samen met de
biologische sekse. De vrouwen die in dit hoofdstuk worden besproken, behoren tot
de transgender101-groep. Ze verkennen de grenzen van de traditionele rolpatronen,
maar verloochenen daarbij hun biologisch geslacht niet. Ze kleden en gedragen
zich met andere woorden als man en als krijger, maar blijven steeds herkenbaar als
vrouw.
In dit werk richt ik de schijnwerpers op deze opmerkelijke en sterke vrouwen.
101
“Transgender is a term used for someone who crosses the barriers of gender but not the ones of sex, i.e.
someone who lives in the gender opposite to the one given by birth.” Deze term wordt vernoemd door Feinburg
(1996), pp. IX-XVII, 3-9, en Butler (1990), pp. vii-xii, 1-34.
65
4.1 De mythologische strijdster
De mythologische strijdster, de valkyrja of walkure, spreekt nog steeds tot de
verbeelding van artiesten en schrijvers. Toch wordt de term nu vooral in een ietwat
negatieve zin aangewend om sterke eigenzinnige vrouwen te karakteriseren.
4.1.1 De walkure
De walkure is een godin van het slagveld. Het Oudnoorse woord valkyrja betekent
letterlijk “diegene die de gesneuvelden kiest” en is afgeleid van de termen valr, “de
gesneuvelden”, en het werkwoord kjósa, “kiezen”. De voorstelling van de walkure,
en mogelijk ook het woord zelf, komt waarschijnlijk van het Oudengelse wœlcyrie,
oorspronkelijk een lijkendemon, die later menselijke trekken krijgt.102 In de Oudnoorse
wereld zijn het mythologische vrouwelijke wezens die een nauwe band hebben met
de Noordse oppergod Óðinn. In een andere benaming voor de walkuren, namelijk
ósk-meyjar, wordt die speciale band nog sterker uitgedrukt. Heather O’Donoghue
legt het als volgt uit: “We can see the same double meaning in a poetic term for
valkyrie (which itself means ‘chooser of the slain’): ósk-mey. The ósk-meyjar are both
maidens who choose (selecting the finest warriors to continue the fight in Vallhöll)
and chosen ones, those specially favoured by the god of battle, Óðinn. In fact, Óski
is listed as one of Óðinn’s many names; it is related to the modern English word
‘wish’.”103 Het is in opdracht van deze god dat de walkuren de slagvelden afzoeken
naar helden en krijgers die een plaats verdienen in het walhalla, de zaal van de
gesneuvelden. In Völupsa beschrijft de zieneres hoe de walkuren zich klaarmaken
voor hun zoektocht op aarde.
Ik zag walkuren, zij kwamen van ver,
klaar voor hun rit naar het volk van de goden:
Toekomst hield haar schild hoog, Spits volgde,
daarna Slag, Strijd, Paal en Speerspits.
Nu zijn de meisjes van de Krijger genoemd,
de walkuren staan klaar voor hun rit naar de aarde.
(Otten, 2004: 31)
Ze vormen een unieke band tussen de wereld van de goden en de wereld van de
mensen. Naast hun primaire taak van het uitkiezen en begeleiden van heldhaftige
102
Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze
woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 961. 103
O’Donoghue, Heather (2004). Old Norse-Icelandic Literature. A Short Introduction. Oxford: Blackwell
Publishing Ltd, p. 77.
66
krijgers naar het walhalla, moeten de walkuren de uitverkorenen eens aangekomen
in het hiernamaals voorzien van mede. Grímnismál geeft een beschrijving van deze
tweede functie van de walkure, een dienares in het walhalla.
Sidder en Nevel moeten mij een beker brengen.
Bijltijd en Spits,
Strijd en Kracht, Raas en Krijgsboei,
Schreeuw en Speerstorm,
Schildslag, Radslag en Godenkind:
zij brengen de keurtroepen hun bier.
(Otten, 2004: 71)
Uit de periode tussen de achtste en de elfde
eeuw zijn heel wat archeologische vondsten
tot ons gekomen met afbeeldingen van
vrouwen die een drinkbeker vasthouden. Zo
werden in Zweden verschillende zilveren
amuletten teruggevonden uit de achtste
eeuw die walkuren afbeelden met een
drinkbeker in de hand. Naast amuletten met
dergelijke afbeeldingen, zijn er heel wat
beeldstenen waarop vergelijkbare figuren worden geportretteerd. Een mooi
voorbeeld hiervan is de onderstaande beeldsteen uit Broa, te Halla in Zweden, die
dateert uit de periode 700-800.
Op de Broa-steen worden twee
veelvoorkomende motieven getoond.
Onderaan wordt een schip afgebeeld met
krijgers. Het is echter het bovenste motief dat
hier van belang is. We zien een walkure die
een drinkhoorn aanreikt aan een krijger te
paard. De afbeeldingen op deze steen zijn
bijzonder gedetailleerd weergegeven. Zo is
duidelijk te zien dat de ruiter een zwaard als
wapen draagt, het werkinstrument van een
krijger.
67
Op basis van de al geciteerde Edda-gedichten, Völuspa en Grímnismál, maakte
Snorri Sturlusson een lijst op met twintig namen van walkuren.104 Als puur
mythologische figuren spelen ze geen actieve rol in een gevecht of oorlog. Toch
worden deze begrippen gereflecteerd in hun individuele namen. Bovendien worden
hun namen vaak aangewend in kennings om termen aan te duiden die in nauw
verband staan met het slagveld. Zo wordt de naam Skögul vaak gebruikt als walkure
naam in kennings.
borð Sköglar → “board of Skögul” (schild)
dynr Sköglar → “din of Skögul” (gevecht)
eldr Sköglar → “fire of Skögul” (zwaard)
kápa Sköglar → “cape of Skögul” (maliënkolder)
gagl Sköglar → “gosling of Skögul” (raaf)
(http://www/hi.is/~eybjorn/ugm/kennings/s2voca.html)
De raaf is een vogel die geassocieerd wordt met het strijdgeweld. Deze vogel staat
vaak symbool voor de walkure en hun sterke band blijkt eveneens uit de
laatstgenoemde kenning. De raaf wordt onlosmakelijk verbonden met de doden
van het slagveld en werd al gauw aanzien als een slecht voorteken.
‘The raven screamed aloft, black and greedy for corpses … The raven rejoiced in the
work,’ says the Anglo-Saxon poem ‘Elene’, and another called ‘Judith’ speaks of ‘the
dark raven, bird greedy for slaughter’. The Anglo-Saxon Chronicle entry for the year
937 records the victory of King Athelstan at the battle of Brunanburgh and reports that
the carrion eaters on the battlefield were ravens (Corvus corax) and white-tailed sea
eagles (Haliætus albicilla). And in Celtic mythology, the goddesses of war, Babd and
Morrigu, transformed themselves into crows and ravens when they followed the arch
of armies or hovered over a battlefield.
(Bates, 2002: 145-146)
Niet enkel in de Noordse mythologie is er een verband tussen de godinnen van het
slagveld en de raaf, ook in de Keltische mythologie treedt een gelijkaardige band
op tussen de oorlogsgodinnen, Morrigu en Babd, en de vogel wiens vorm zij kunnen
aannemen. De raaf wordt tevens afgebeeld op de zogenaamde Raven Banner.
Onder dit vaandel trokken onder andere de Denen ten strijde. De Raven Banner zou
als het ware tot leven komen, “always in time of war a raven seemed as it were to
appear on it, in victory opening its beak and beating its wings, restless in its feet, but
very quiet and drooping in its whole body in defeat”105. In een twaalfde-eeuwse
104
Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 38. 105
Bodvarsdottir, Hrafnhildur (1989). The Function of the Beasts of Battle in Old English Poetry. Ann Arbor:
University Microfilms International. 1989, p. 111.
68
kroniek brengt William Ramsey verslag uit over hoe Siward aan zo een Raven Banner
komt.
Siward’s bodyguards were kept at a distance. The crows wheeled above the
gleaming beach as the tide drew in. And there on the beach, he saw a cloaked
figure of an old man. They met. The old man prophesied Siward’s future, and gave
him advice. Then he reached into his tunic, and pulled out a banner, called
Ravenlandeye. It had on it the image of a raven – the emblem of Odin, god of the
wizards, who had the ravens Huginn and Muninn as his messengers. (Bates, 2002: 154)
De walkuren worden ook gezien als de wevers van het lot in het gedicht
Darraðarljóð106. Het is een bloederig relaas over de Slag bij Clontarf in 1014, waarbij
de walkuren het lot bezingen van de helden. Volgens Jenny Jochens bevat het
gedicht “a remarkable mixture of gender methapors, as the outcome of masculine
battle is determined by the feminine activity of weaving performed by martial but
female valkyries”.107
In de Helgi-gedichten – Helgakviða Hundingsbana in fyrri, Helgakviða Hjörvarðssonar
en Helgakviða Hundingsbana önnor – krijgen ze een bijkomende rol als
beschermengel van de held tijdens de veldslagen. Zo snelt Sigrun met haar walkuren
Helgi ter hulp tijdens een gevecht.
Toen kwamen gehelmde wezens vanuit de hemel,
zij beschermden de vorst – het speergekletter tierde –
en Sigrun zei – toen de wezens der wonden vlogen
en het paard van de trol het voer der raven at […] . 108
(Otten, 2004: 143)
Sommige van de walkuren verloren hun mythologische status en bijzondere
kwaliteiten eens ze huwden met een aardse man. Dat is onder andere het geval
voor Svava, van wie de al genoemde Sigrun de reïncarnatie is. Eens Svava beslist om
te huwen met haar geliefde, zijn haar dagen als walkure voorbij.
Koning Helgi was een machtig krijgsman. Hij ging naar koning Eylimi en vroeg om de
hand van zijn dochter Svava. Helgi en Svava zwoeren daarop elkaar trouw en zij
hielden ongelooflijk veel van elkaar. Svava bleef thuis bij haar vader en Helgi ging op
krijgstocht. Toch was Svava een walkure zoals vroeger. (Otten, 2004: 149)
Al staat hier te lezen dat ze “een walkure zoals vroeger” was, lezen we naar het
einde toe van het verhaal dat zij niet langer in staat was om haar geliefde te
beschermen tijdens de strijd.
106
Hollander, Lee M. (1998). Njal’s Saga. Ware, Hertfordshire: Wordsworth Editions Ltd, pp. 349-351. 107
Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 39. 108
De laatste twee verzen moeten als volgt gelezen worden: “toen de walkuren vlogen en de wolf de lijken
opvrat”. (Otten, 2004: 328)
69
De godin Freyja wordt vaak ten onrechte als een oorlogsgodin gezien. Dit is een
misvatting. Toch kan van haar gezegd worden dat zij de eerste of belangrijkste der
walkuren is. Zij wordt onder meer Valfreyja genoemd in Skaldskaparmál (17). Volgens
Grímnismál mag zij over een aantal van de uitverkoren krijgers beschikken die Óðinn
toebehoren.
De Mensenweide is de negende, waar Freyja in haar zaal
de keuze van de zetels bepaalt.
Zij kiest elke dag de helft der gevallenen,
Odin de andere helft. (Otten, 2004: 68)
Het lijkt wel alsof Freyja het hoofd is van de walkuren, aangezien zij als eerste een
keuze mag maken uit de gesneuvelden voor Óðinn.
De walkuren rijden meestal in groep uit naar het slagveld. In Darraðarljóð vormen ze
een groep van twaalf die zich in tweeën opsplitst.
Then they pulled the web down and into pieces, and each one held on to what she
had in her hands. Dorrud then went away from the window slit and returned to his
home, but the women mounted their horses and rode away, six to the south and the
other six to the north.
(Hollander, 1998: 352)
Zowel de walkuren als de
godin Freyja staan dicht bij
de uitverkoren gesneuvelden
die een plaats krijgen in het
walhalla. Zij begeleiden,
bedienen en beschermen de
Noordse helden met hun
uitzonderlijke krachten. Toch
nemen ze nooit de
mannelijke rol op zich. Noch
Freyja, noch de walkuren nemen ooit een zwaard ter hand. Het beeld van de
gewapende vrouw met maliënkolder is een concept dat pas in de Romantiek
ontstond. De walkure kreeg een geheel nieuwe rol toebedeeld die mede door
Wagner’s opera Die Walküre deel ging uitmaken van het populaire gedachtegoed.
In deze zin wordt de walkure voorgesteld als een krijger en neemt ze dus de
mannelijke rol op zich. Maar in de Oudnoorse mythologie en literatuur, blijft ze zitten
in de traditionele rol die haar sekse wordt toegeschreven. Hierop bestaat slechts een
uitzondering, namelijk Brynhildr.
70
4.1.2 Brynhildr: walkure en strijdster
Brynhildr is de naam van een mythologische heldin die een walkure en schildmaagd
is. Haar naam betekent “de gewapende vrouwelijke krijger” en is afgeleid van de
termen brunja, “een soort maliënkolder”, en hildr, “gevecht, oorlog”.109 Zij figureert
zowel in de Oudnoorse literatuur als in het Oudhoogduitse Nibelungenlied. Toch
wordt Brynhildr veel dieper en in meer detail uitgewerkt in de Noordse verhalen. In
het Nibelungenlied is zij een vrij kleurloze heldin die al te gauw een passieve rol krijgt
toebedeeld. Zoals we verder zullen zien, spreekt de Noordse Brynhildr veel meer tot
de verbeelding. Haar personage verkent de grenzen van de traditionele
genderrollen en ze behoort tot de transgender-groep. Haar verhaal wordt
grotendeels verteld in Völsunga Saga en in de Edda-gedichten die dezelfde stof
behandelen. In deze gedichten komen de namen Brynhildr en Sigrdrífa voor die
beide verwijzen naar een walkure. Ik ga ervan uit dat Brynhildr en Sigrdrífa een en
dezelfde persoon zijn. De naam Sigrdrífa betekent “zegeschenker” en is afgeleid van
het Oudnoorse sigr, “victory”, en het werkwoord drífa, “to drive”.110 Jenny Jochens
maakt een duidelijk onderscheid tussen beide vrouwen, toch is het onderscheid
tussen de twee niet eenduidig te bepalen. Vandaar dat ik deze twee vrouwen als
representaties van een personage zie. Daar waar zij in de bronnen Brynhildr wordt
genoemd, neem ik deze naam over. Hetzelfde geldt voor de naam Sigrdrífa.
Als we de verschillende bronnen chronologisch doorlopen, kunnen we een evolutie
waarnemen in het personage van Brynhildr gaande van walkure over schildmaagd
naar een sterke en wraaklustige vrouw. Haar lot is onlosmakelijk verbonden met dat
van de held Sigurðr. Volgens de Poëtische Edda en de Völsunga Saga werd Brynhildr
geboren als dochter van Budli. Als walkure krijgt ze de opdracht om de strijd tussen
Hjalmgunnar en Agnar te beslechten in het voordeel van Hjalmgunnar. Tegen
Óðinns wil, zorgt ze echter dat Agnar overwint. Hiervoor straft de god haar door haar
te laten slapen.
Maar Odin stak haar voor straf met de slaapdoorn. Hij zei haar dat ze nooit van haar
leven iemand de zege zou kunnen verlenen en dat ze moest trouwen. ‘Ik zei hem dat
ik een eed zou afleggen dat ik niet met een man zou trouwen die vrees kende’. (Otten, 2004: 189)
109
Gordon, E.V. (1956). An Introduction to Old Norse. Oxford: Clarendon Press, p. 337 en p. 354. 110
Gordon, E.V. (1956). An Introduction to Old Norse. Oxford: Clarendon Press, p. 380 en p. 339.
71
In haar rol als walkure heeft ze een nauwe band met de Asen en de Wanen. Ze krijgt
directe orders van de machtigste onder hen en negeert deze compleet. Haar
handelingen worden afgestraft zoals Lena Norrman stelt: “Óðinn reimposes the male
order on the narrative by telling Brynhildr that she will not win a fight again and that
she has to abandon the life of a warrior and become a wife and mother instead. She
has to return to her gender role given by birth.”111 In Fáfnismál leren we meer over
Sigurðr. Hij doodt de draak Fafnir en door diens bloed te drinken kan Sigurðr de
vogels verstaan.
HET DERDE MEESJE
‘Hoog staat een hal op het Hoogland der Hinde,
rondom is hij omwonden door vuur;
een bouwwerk vervaardigd door kundige mannen
uit de glinstering van de Grijnzende Gloed.’
HET VIERDE MEESJE
‘Op de berg ligt een walkure te slapen,
boven haar likt het verderf van de linde;
de Verschrikkelijke stak met een doorn: hij beval
de godin van het linnen een ander te doden.’
HET VIJFDE MEESJE
‘Daar vind je de vrouw met de helm, knaap,
die weg van de veldslag Vingskorni bereed;
jij, zoon van Skjöldung, mag Sigrdrifa niet
uit haar slaap halen eer de nornen het schikt.’
(Otten, 2004: 187)
Vanaf dit moment is het lot en het leven van Brynhildr/Sigrdrífa verwoven met dat
van de held Sigurðr. Door wat de meesjes hem hebben verteld, trekt Sigurðr met de
schat van Fafnir richting Frankenland. Daar, op het Hoogland der Hinde, staat hij
voor een muur van schilden.
Sigurd drong door deze muur van schilden en zag iemand in volle wapenuitrusting
liggen. Eerst nam hij de helm van het hoofd en toen zag hij dat het een vrouw was.
Haar maliënkolder zat strak, alsof hij met het vlees vergroeid was. Sigurd ritste met zijn
zwaard Gram de maliënkolder open, van de halsopening omlaag en van daaruit
naar beide armen. (Otten, 2004: 188)
Sigrdrífa is getooid in een maliënkolder zoals een krijger; iets dat ze gemeen heeft
met de schildmaagden.112 Hier komt het transgender-aspect aan de orde. Sigurðr
denkt eerst dat hij een mannelijke krijger voor zich heeft. Ondanks het feit dat
Sigrdrífa als een man gekleed is, ontdekt de held door het aanschijn van haar
gezicht dat zij een vrouwelijke krijger is. Bij deze ontmoeting verwijst zij ook naar haar
111
Norrman, Lena (2000). Woman or Warrior? The Construction of Gender in Old Norse Myth. 11th
International Saga Conference, p. 380. 112
Meer over de schildmaagden in de volgende paragraaf van dit hoofdstuk.
72
vroegere rol als walkure en haar band met de godenwereld. In het naar haar
genoemde Sígrdrífumál, staan de volgende verzen:
DE WALKURE
‘Leve de dag, leve de zonen van de dag,
leve de nacht en het nachtkind!
Blik met goedgunstige ogen ons beiden hier aan,
schenk ons die hier zitten de zege!
Leve de Asen en ook de Asinnen,
leve de zeer weldadige aarde!
Schenk ons beide vermaarden spraak en verstand
en helende handen zolang als wij leven.’
(Otten, 2004: 189)
Ze distantieert zich van de andere ons gekende walkuren, doordat ze een meer
actief en onafhankelijk leven leidt. Dit uit zich op verschillende manieren.
Not only has she directly participated in battle, but she also dared to contravene the
chief god. Her independence is further illustrated when she speaks up against Óðinn
and swears that she would never marry anyone who showed fear. A prose section
within the poem explains that Óðinn punished her by pricking her with a sleep thorn
and declared that “she would never again win victory in battle and that she should
marry”. It appears from Óðinn’s words that he considered marriage and victory in war
mutually exclusive, but it is not yet clear whether she would be allowed to fight but not
to win, or whether marriage precluded warfare altogether. (Jochens, 1996: 91)
In de Poëtische Edda treedt een leemte op doordat acht manuscriptpagina’s van
de Codex Regius verloren gegaan zijn. Deze leemte kan opgevuld worden door de
ontbrekende passages aan te vullen met de gebeurtenissen uit de Völsunga Saga.
Daarin wordt Brynhildr tegenover haar zus Bekkhild geplaatst. Bekkhild hield zich zoals
de meeste vrouwen bezig met handwerk, “terwijl Brynhild de helm en de
maliënkolder had aangenomen en oorlog voerde”113. We krijgen hier een duidelijk
onderscheid tussen de traditionele rol van de vrouw en de rol die Brynhildr vervult.
Brynhildr geeft haar levenswijze als reden op om niet met Sigurðr te trouwen.
Brynhild antwoordde: ‘Het lot wil niet dat wij ons leven delen. Ik ben een schildmaagd;
ik draag de helm samen met de krijgsheren. Ik sta hen bij en ben niet afkerig van
oorlog voeren.’
‘Wij gedijen het beste als we ons leven delen,’ antwoordde Sigurd, ‘zo niet, dan is het
leed dat het lot ons heeft toebedacht groter dan het scherpste wapen.’
‘Ik moet de krijgers monsteren,’ antwoordde Brynhild, ‘en jij zal met Gudrun trouwen,
dochter van Gjuki.’ (Otten, 2004: 197)
Nadat beiden elkaar beloofd hebben te trouwen, vertrekt Sigurðr naar het hof van
koning Gjuki. In Völsunga Saga staat te lezen dat Brynhildr naar huis terugkeert. Daar
113
Otten, Marcel (2004). Edda. De Liederen uit de Codex Regius en verwante manuscripten. Wommelgem:
Veen Bosch & Keuning, p. 195.
73
aangekomen legt ze zich toe op het borduren van een wandtapijt met gouddraad
waarop ze Sigurðrs zege op de draak afbeeldt. Brynhildr handelt nu volgens de rol
die haar door de maatschappij wordt opgelegd. Volgens Lena Norrman gebeurt
deze terugkeer niet zonder de nodige negatieve gevolgen: “Brynhildr now acts
within the given roles of gender, but problems arise when someone wants to return to
the role of gender given by birth after having acted outside the frames for the given
model, in the sphere of transgender. We know by now that Brynhildr will not have a
happy ending to her life, as told in the saga.”114
De vrouw van koning Gjuki, de tovenares Grimhild, wil het huwelijk van de twee
geliefden hinderen. Door een magisch drankje van Grimhild vergeet Sigurðr zijn
belofte aan Brynhildr. In zijn onwetendheid huwt hij met Gudrun. Grimhild wil haar
zoon Gunnar aan Brynhildr koppelen. Het lukt hem echter niet om door de
vlammenzee die haar omringt te komen. Met behulp van magie neemt Sigurðr het
uiterlijk van Gunnar aan en hij slaagt er als enige in om door de vuurzee te rijden.
Dezelfde dag ging Brynhild naar huis naar haar pleegvader en vertelde hem in
vertrouwen dat een koning naar haar toe was gekomen: ‘… en hij reed door mijn
vlammenwal en zei dat hij was gekomen om me te winnen en hij noemde zich
Gunnar. Maar ik zei dat alleen Sigurd dat kon, met wie ik in de bergen een eed van
trouw heb gezworen en hij is mijn eerste geliefde.’ (Otten, 2004: 203)
Door deze list huwt Brynhildr met Gunnar. Later in een twist tussen Brynhildr en
Gudrun, laat deze laatste zich ontglippen dat het Sigurðr en niet Gunnar was die
door de vlammenzee reed. Na dit te horen zint Brynhildr enkel nog op wraak. Zij zet
haar man Gunnar aan tot het doden van Sigurðr. Ze neemt niet zelf het zwaard ter
hand zoals ze dat voor haar huwelijk deed, maar beweegt zich nu binnen de
grenzen van haar gender. De enige manier waarop ze wraak kan nemen, is door
haar man te laten wraak nemen zoals dat door de wet wordt voorgeschreven.
Hier in deze ballade is over de dood van Sigurd gesproken en het ziet er hier zo uit dat
ze hem buiten doodsloegen. Anderen vertelden dat hij binnen is doodgeslagen,
terwijl hij in bed lag te slapen. De Duitsers daarentegen zeggen dat hij buiten in het
bos doodgeslagen is. In De oude ballade van Gudrun wordt ons verteld dat Sigurd
doodgeslagen werd toen hij met Gjuki’s zonen naar het Ding onderweg was. Maar
allen zijn het erover eens dat hij door bedrog en eedbreuk overrompeld werd en dat
men hem overviel toen hij ongewapend uitrustte. (Otten, 2004: 214)
114
Norrman, Lena (2000). Woman or Warrior? The Construction of Gender in Old Norse Myth. 11th
International Saga Conference, p. 382.
74
Nadat Brynhildr verneemt dat haar eerste en enige geliefde Sigurðr werd gedood,
wil ze alleen maar sterven. Ze is niet langer de walkure, schildmaagd of wraaknemer,
maar een diepbedroefde vrouw die rouwt om het verlies van haar geliefde.
Geslacht is hier niet langer van belang, want Brynhildr is hier eerst en vooral mens
waarbij het onderscheid man/vrouw niet langer een rol speelt.
In het Edda-gedicht Helreið Brynhildar, waarin Brynhildr voor de laatste keer wordt
opgevoerd, worden we herinnerd aan de verschillende rollen die ze gedurende
haar leven heeft vervuld. Ook al heeft ze tijdens haar leven het geluk niet gevonden,
toch zal zij het vinden in het hiernamaals.
Vrouwen en mannen die in de wereld worden geworpen,
zullen tot in lengte van dagen veel leed dragen.
Maar Sigurd en ik zullen samen
de eeuwigheid delen: zink weg, trollenpak! (Otten, 2004: 230)
75
4.2 De heroïsche strijdster
Naast de walkure uit de Oudnoorse mythologie, onderscheiden zich in de heroïsche
literatuur enkele opmerkelijke vrouwelijke krijgers. De skaldmeyjar en de
meykonungar beantwoorden aan de mannelijke rol van de krijger. In tegenstelling
tot de walkuren (met uitzondering van Brynhildr) zijn deze strijdsters getooid in
maliënkolder en ze zijn behendig met zwaard en schild.
4.2.1 De schildmaagd
De schildmaagden zijn veel actiever betrokken in de strijd dan de mythologische
walkuren. Dit aspect komt al tot uiting in de betekenis van de term skjaldmey.
Skaldmey is een samenstelling van de Oudnoorse termen skjöldr, “een
verdedigingswapen, een schild”, en de termen mær, “maagd”, en mögr, “knaap,
zoon”.115 De dubbele betekenis van “mey” wordt eveneens gereflecteerd in de
dubbele genderrol die de schildmaagd vervult in haar leven. In deze paragraaf
wordt daar dieper op ingegaan.
In de secundaire literatuur onderscheidt men twee groepen van schildmaagden:
diegene die afstammen van de walkure en diegene die gebaseerd zijn op de notie
van de “ring-lady” uit het Oudijslandse wetboek, Grágás. In deze paragraaf, zal
worden ingegaan op beide groepen: de bovennatuurlijke schildmaagden en de
menselijke schildmaagden.
In de Sigurðr-cyclus van de Poëtische Edda staan de held Sigurðr en de heldin
Brynhildr centraal. In de daarop voorgaande gedichten – Helgakviða Hundingsbana
in fyrri, Helgakviða Hjörvarðssonar en Helgakviða Hundingsbana önnur – is de held
Helgi de protagonist. In Helgakviða Hundingsbana önnur verkleedt Helgi zich als
dienstmeid omdat dit het enige redmiddel blijkt te zijn tegen zijn vijand. Men stelt zich
vragen bij zijn nogal mannelijke uiterlijk.
‘Fonkelende ogen heeft de dienstmeid van Hagel;
dat is geen kafferfok die aan de molen staat,
die stenen doet breken en de bak laat beven.
115
Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze
woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 472 & p. 527. / Gordon, E.V. (1956, second revised
edition). An Introduction to Old Norse. Oxford: Clarendon Press, p. 382 & p. 371.
76
Hard is het lot dat de helmdrager raakt,
een vorst moet de Waalse gerst malen;
een zwaardgreep ligt beter in die hand,
dan de zwengel van een molen.’
(Otten, 2004: 153-4)
Het uiterlijk van de dienstmeid (Helgi in vermomming) wordt verklaard door het feit
dat ze als vrouwelijke krijger haar meesteres bijstond.
‘Er is geen gevaar, al brult de bak:
een koningsdochter zwaait de zwengel;
vroeger vloog zij hoog in de wolken,
wist als een viking te vechten,
voor Helgi haar tot gevangene maakte:
het is de zus van Zegeloper en Högni,
vandaar die woeste blik van Wolvenzoons dienstmeid.’
(Otten, 2004: 154)
Volgens Judith Jesch toont “Helgi in disguise […] that the idea of a woman warrior
was not inconceivable to the Icelandic audience of the Poetic Edda”.116
In de Helgi-cyclus komen naast Helgi vele walkuren voor. Doch, zij verschillen sterk
van de reeds vermelde walkuren doordat zij een actievere rol spelen in gevechten.
Bovendien hebben deze vrouwen geen directe band meer met de goden,
waardoor ze menselijker en aardser zijn dan de mythologische krijgsgodinnen. In
Helgakviða Hundingsbana in fyrri en Helgakviða Hundingsbana önnur zijn de twee
antagonisten Helgi Hundingsbani en de schildmaagd Sigrún. Beiden zijn de
reïncarnatie van Helgi Hjörvarðsson en de schildmaagd Sváva uit Helgakviða
Hjörvarðssonar. Op het einde van Helgakviða Hundingsbana önnur worden zij
nogmaals herboren als Helgi Haddingsjaskaði en Kára. Deze schildmaagden –
Sigrún, Sváva en Kára – behoren tot de schemerzone tussen de wereld van de
walkure en die van de schildmaagd. Zij behoren niet tot de ‘zuivere’ schildmaagden
omdat ze over bijzondere krachten beschikken, die hen tegelijkertijd ook
onderscheiden van de walkuren. Jenny Jochens bevestigt dit aspect in Old Norse
images of women: “The three women share certain supernatural features, among
which the most spectacular is the ability – like the “airborns” on the morning traffic
news – to ride through the air and above water (reiðlopt ok lög), as performed by
Sigrún. The mythological poems do not attribute these feature to the valkyries.”117
Eylimi was de naam van een koning, zijn dochter heette Svava. Zij was een walkure en
reed door de lucht en over het water. Zij was het die Helgi zijn naam gaf en hem
vanaf toen vaak beschermde in het gevecht. (Otten, 2004: 146)
116
Jesch, Judith (2005). Women in the Viking Age. Woodbridge: the Boydell Press, p. 179. 117
Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 95.
77
In haar vlucht reisde de schildmaagd meestal in een groep van negen
schildmaagden, in contrast met de walkuren die in een groep van twaalf reisden.
ROETVLECHT
‘Jij wil liever haar hebben, Helgi, die vannacht
met jouw mannen de haven verkende;
de vrouw met goud getooid die mij overtrof,
die hier aan land stapte
om zo je vloot veilig te stellen.
Haar schuld is het
dat ik geen enkele krijger kon doden.’ […]
ROETVLECHT
‘Driemaal negen vrouwen, maar één reed voorop,
een blanke vrouw met een helm. […]’
(Otten, 2004: 148-9)
In het hier boven geciteerd fragment, lezen we bovendien dat Sváva de kust
verkent met de troepen van Helgi, zodat ze hem van komend onheil kan
beschermen. Zij handelt hier totaal onafhankelijk van een enkel opgelegd bevel. Het
gaat hier om een actie die men als mannelijk beschouwt: net als een mannelijke
scout gaat ze op verkenning in het vijandig kamp waarbij ze een groep mannen
leidt en ze zorgt er tegelijkertijd voor dat de vijand wordt uitgeschakeld. De acties
die ze onderneemt en de ‘mannelijke’ krachten die ze bezit worden niet in vraag
gesteld in de literatuur. Dit beaamt Jenny Jochens eveneens: “The manlike strength
of shield-maidens was taken for granted. When, therefore, Helgi, disguised as a
female slave, almost broke a mill asunder while working, the explanation was readily
accepted that (s)he was a former shield-maiden.”118 Deze ‘mannelijke’ kracht is een
eigenschap waarover zij al bij haar geboorte beschikt en die kracht maakt dus
inherent deel uit van haar biologische sekse. Net als haar kunde om de toekomst en
het lot van krijgers te voorspellen wordt deze eigenschap beschouwd als behorend
tot haar vrouwzijn. De mogelijkheid om de toekomst te voorspellen is een
eigenschap die in de Oudnoorse literatuur exclusief wordt toegeschreven aan
vrouwen. Volgens Jenny Jochens werden de schildmaagden “perceived as
possessing knowledge about the future, a subject inaccessible to all males, including
gods.”119 Dat ze zich kleedt als een krijger met een helm en “[een] maliënkolder[…]
besprenkeld met bloed”120, is een mannelijk aspect van haar persoonlijkheid.
Hierdoor kan ze net als Brynhildr bestempeld worden met de term “transgender”.
118
Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 96. 119
Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 96. 120
Otten, Marcel (2004). Edda. De liederen uit de Codex Regius en verwante manuscripten. Wommelgem: Veen
Bosch & Keuning, p. 138.
78
Aan de rol als strijdster komt een einde wanneer de schildmaagd huwt. Dan wordt zij
teruggeduwd in het voor haar te strakke korset van vrouwelijkheid en vrouwenkledij.
In tegenstelling tot de walkure, met uitzondering van Brynhildr, hebben de
schildmaagden relaties met aardse mannen. Zo heeft Sigrún een vader en
meerdere broers. Ze wordt bovendien verliefd op de krijger Helgi met wie ze later zal
trouwen. Zolang ze ongehuwd is, beschermt en staat ze hem bij op het slagveld.
Eens de huwelijksgeloften zijn afgelegd, legt ze zich enkel toe op huishoudelijke
activiteiten en ze verliest haar beschermingscapaciteiten. Tijdens een gevecht
sneuvelt Helgi en Sváva/ Sigrún moet machteloos toezien hoe haar geliefde sterft.
In de Oudnoorse literatuur komen veel menselijke schildmaagden voor. Het oudste
heroïsche gedicht, Hlöðskviða, brengt de schildmaagd Hervör ten tonele. Volgens
Jenny Jochens is Hervör de meest authentieke, “who appears in the poem
Hlöðskviða, preserved uniquely in the heroic saga Hervarar saga ok Heiðreks konungs
and placed here in a genealogical chain of women warriors”.121 Hervör moet terecht
beschouwd worden als de eerste, echte schildmaagd van wie alle andere
schildmaagden onrechtstreeks afstammen. In Hlöðskviða is zij de zus van koning
Angantýr en diens broer Hlödr. Wanneer Hlödr de troon opeist, kiest Hervör de zijde
121
Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 97.
79
van Angantýr. Zij verdedigt de grens tussen Hunnenland en Gotenland door de
troepen te verzamelen en hen te begeleiden in de strijd. De vijandige troepen zijn
echter zo talrijk in getale en Hervör sneuvelt. Het tragische nieuws wordt als volgt aan
koning Angantýr gemeld:
Van Heidreks dochter weet ik
dat zij ter aarde zonk, jouw zuster;
de Hunnen hebben haar geveld
en vele van je andere vazallen.
Vechten was haar liever dan vrijers te woord staan,
of als bruid op de bank plaats nemen.
(Otten, 2004: 275)
Angantýrs opmerkelijke repliek op dit nieuws luidt als volgt: “Zij bewezen jou geen
broederdienst, roemrijke zuster”.122 Hervör wordt hier beschouwd als ‘een van de
jongens’ en werd in haar rol als legeraanvoerder onheus behandeld.
Hlöðskviða, en in het bijzonder de figuur van Hervör, vormde de inspiratiebron voor
een lang gedicht genaamd naar het centrale personage: Hervararkviða of Het lied
van Hervör. Dit lied is beter bekend onder de titel The Waking of Angantýr.123 Als enig
kind van haar vader moet Hervör diens dood wreken. Zij moet zich de rol van zoon
toe-eigenen en het zwaard Tyrfingr bij haar dode vader opeisen. Het zwaard Tyrfingr
speelt een cruciale rol in het gedicht en symboliseert in grote mate Hervör in haar rol
als zoon en schildmaagd. Torfi H. Tulinius voegt hier het volgende aan toe: “The
sword is an image of martial violence. Once the blade is unsheated, crime is
unavoidable; once passions are unleashed, once war has been declared, there can
be no surcrease until deaths have occurred.”124
De twee reeds genoemde gedichten – Hlöðskviða en Hervararkviða – werden
herwerkt tot de saga Hervarar saga ok Heiðrekr konungs. Deze saga voert als
antagonisten Hervör en haar zoon Heiðrekr op. Zij vormt de link tussen verschillende
generaties mannen en het is haar voornaamste taak om Tyrfingr door te geven aan
de volgende generatie. Al van kindsbeen wordt ze gekarakteriseerd als een
vrouwelijke krijger:
She was sprinkled with water, and given a name, and called Hervör. She was brought
up in the house of the jarl, and she was as strong as a man, and as soon as she was
able to do anything for herself, she would rather learn to use shield and sword than to
122
Otten, Marcel (2004). Edda. Liederen uit de Codex Regius en verwante manuscripten. Wommelgem: Veen
Bosch & Keunin, p. 275. 123
Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 98. 124
Tulinius, Torfi H. (2002). The matter of the North: the rise and fall of literary fiction in thirteenth-century
Iceland (The Viking Collection: studies in Northern civilization 13). Odense: Odense University Press, p. 111.
80
work with embroidery and tapestry. She did often more harm than good, and when it
became forbidden for her, she ran away to the forest and killed men in order to gain
their wealth. (Tolkien, 1960: 10)
Als men beweert dat haar vader Angantýr niets meer was dan een slaaf, ziet zij zich
genoodzaakt om zijn naam te zuiveren. Hervör sluit zich aan bij een groep Vikingen
en eigent zich het mannelijke pseudoniem Hervarðr toe. Ze wordt de leider van de
groep en reist als Hervarðr naar Sámsey waar haar vader begraven ligt. Hier voegt
de auteur van de saga het gedicht Hervararkviða in. Door haar declamatie van dit
gedicht verwerft Hervör het zwaard Tyrfingr. Lena Norrman concludeert in Woman or
Warrior? The Construction of Gender in Old Norse Myth dat Angantýr door het
overhandigen van Tyrfingr de mannelijke macht aan Hervör geeft.
Both her appearance and behavior are now conforming to a male role model.
Androgyny has been much discussed among scholars who note the significant
difference between male and female androgyny, where the discussion is made
between the negative moral of a man behaving or dressing like a woman, while
females dressing like a man are not considered to be negative. (Norrman, 2001: 377)
Volgens zowel Grágás als de Noorse Gulaþing Wet, verbiedt men mannen en
vrouwen zich te kleden als het andere geslacht. Vrouwen gekleed in maliënkolder
en voorzien van wapens overtreden dus de wet en werden op passende wijze
gestraft.
If a woman dresses in men’s clothing or cut her hair like a man or uses weapon in a
dangerous way, that should be punished by lesser outlawry. It is the same punishment
if a man dresses like a woman. (Dennis, 1980-2000: 125)
Heel opvallend in de lyriek en proza is dat de schildmaagden niet gestraft worden
zoals dat door de wet bepaald wordt. Lena Norrman komt tot dezelfde conclusie en
voegt daar het volgende aan toe: “The question is, then, if the authors of the sagas
accepted women warriors or maiden kings as belonging to a different gender, as
the narratives do not mention prosecution or punishment. Still, cross-dressing is
considered to be something of a “problem” because the cultural gender model [...]
is seriously challenged when faced with androgynes and maiden kings which do not
fit into the model of gender defined by binary opposites. Here transgender would be
a better term for those who socially act in the intermediary sphere between the
poles.”125
Tijdens de wraakactie die Hervör onderneemt, transformeert zij in de zoon van
Angantýr door de manier waarop ze zich kleedt en door het mannelijke pseudoniem
125
Norrman, Lena (2000). Woman or Warrior? The Construction of Gender in Old Norse Myth. 11th
International Saga Conference, p. 377-378.
81
dat ze aanneemt. Zij wordt hierdoor niet meteen als vrouw erkend, maar als een
man. Deels biedt dit een verklaring voor het feit dat schildmaagden ongestraft als
man door het leven konden gaan. Bovendien kan het bestaan van de schildmaagd
verklaard worden door de Baugatal-sectie uit Grágás waardoor we dit fenomeen in
een sociale context kunnen plaatsen.
There is also one woman who is both to pay and to take a wergild ring, given that she
is an only child, and that woman is called “ringlady”. She who takes is the daughter of
the dead man if no proper receiver of the main ring otherwise exists but atonement
payers are alive, and she takes the three-mark ring like a son, given that she has not
accepted full settlement in compensation for the killing, and this until she is married,
but thereafter kinsmen take it. She who pays is the daughter of the killer if no proper
payer of the main ring otherwise exists but receivers do, and then she is to pay the
three-mark ring like a son, and this until she enters a husband’s bed and thereby tosses
the outlay into her kinsmen’s lap. (Dennis, 1980-2000: 181)126
Net zoals de “ring-lady”, wordt Hervör “like a son” om haar doel te bereiken. Beide
figuren zijn enig kind van de overleden man. Eens zij getrouwd zijn valt elke
verantwoordelijkheid op de schouders van hun man. Nadat Hervör het zwaard
Tyrfingr in handen heeft, geeft ze haar krijgersleven nog niet op. Samen met haar
groep Vikingen gaat ze door met vechten. Op een bepaald moment wordt ze het
vechten moe en ze legt zich toe op borduren en handwerk. Later zal ze huwen met
een man die haar grootvader aan haar voorstelt. In tegenstelling tot Sváva/Sigrún,
eindigt Hervörs carrière als schildmaagd niet doordat ze gehuwd is. Lang voor haar
huwelijk heeft ze al besloten om aan haar militaire acties een einde te stellen. Toch
keert ze net als de mythologische schildmaagden terug naar het biologische
geslacht waarmee ze geboren is.
126
Mijn italics.
82
4.2.2 De maagdenkoning
Net zoals de schildmaagden, speelt de maagdenkoning een veel actievere rol dan
de mythologische walkuren. De term meykongr is een samenstelling van de
Oudnoorse termen mey, “maagd”, en konungr, “koning”.127 Deze benaming geeft al
heel wat bloot over de typische kenmerken van de maagdenkoning. In The Maiden
King in Iceland noemt Erik Wahlgren de termen meykongr en maiden-king.128 In zijn
werk bespreekt Wahlgren de meest opvallende eigenschappen van de
maagdenkoning.
Een eerste eigenschap die al in de term meykongr wordt gereflecteerd, is dat dit
type vrouw een maagd is. Toch hebben de maagdenkoningen vaak seksuele
betrekkingen en men mag de term dus niet al te letterlijk interpreteren. Wat hier
vooral bedoeld wordt, is dat deze vrouwen in hun rol als krijger en koning
ongebonden of ongetrouwd zijn. De maagdenkoning is meestal een jonge vrouw
die zowel beschikt over een gezonde dosis wijsheid als een mooi uiterlijk.
Deze eerste eigenschap is onlosmakelijk verbonden met het tweede kenmerk van
de maagdenkoning. Deze vrouwen zijn niet tevreden met de passieve functie van
koningin. Zij willen regeren als een koning, vandaar meykongr. Om die functie te
behouden moeten zij ongehuwd blijven. Eens zij huwen met een koning, nemen ze
automatisch de rol van koningin op zich. Net als een koning leiden ze hun troepen in
de strijd. Ze voeren het leger aan en delen bevelen uit, maar ze nemen vaak niet zelf
deel aan de strijd. Dit aspect onderscheidt hen van de schildmaagden die een
actievere rol speelden in het strijdgewoel. Toch nemen ze net als deze vrouwen,
meestal tijdelijk, een mannelijke rol op zich.
De maagdenkoning wordt begeerd door vele mannen, maar slechts een is
uitverkoren om haar voor zich te winnen. Na heel wat obstakels en moeilijkheden
stemt ze toe in een huwelijk. Zoals bij die andere maagden betekent het huwelijk
een terugkeer naar de rol waarin zij geboren is, namelijk de vrouwelijke rol van
huisvrouw en moeder. Volgens Wahlgren eindigt het verhaal van de
maagdenkoning op deze manier steevast met een happy end.
In de Oudnoorse literatuur komen heel wat voorbeelden van maagdenkoningen
voor. Toch passen zij niet steeds in het strakke stramien van Erik Wahlgren. Een voor
127
Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze
woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 527 en p. 427. 128
Wahlgren, Erik (1938). The Maiden King in Iceland. Ph.D. Diss. Chicago: University of Chicago Libraries.
83
een zijn het heel opmerkelijke dames die hun mannetje weten te staan in een
wereld die wordt gedomineerd door mannen.
In Hrólfs saga Kraka wordt koningin Olof als volgt geïntroduceerd:
Ruling over Germany, at this same time was a queen by the name of Olof, who was
every inch the war-king in her ways, wearing shield and corslet, a sword at her side,
and a helm on her head. In that mould was she made: lovely of countenance, but
fierce-hearted and haughty. By common consent she was the best match men had
ever heard tell of in those days in the Northlands, yet she would not take a husband.
(Jones, 1992: 234) 129
Olof regeert over haar land als een koning. Ze wordt door menig vrijgezel begeerd
en beschouwd als een geschikte huwelijkspartner, ondanks de mannelijke rol die ze
vervult. De held die het aandurft om haar op te eisen als zijn bruid is koning Helgi.
Helgi dwingt haar om met hem te trouwen, maar dit is volledig tegen de zin van
Olof. Vernederd zint zij op wraak.
The king had drunk so hard that without more ado he collapsed on the bed in a
stupor. The queen took advantage of this and pierced him with a sleep-thorn; and the
minute they were all gone, up she got, shaved off all his hair, and daubed him with
tar. Next she took a closed hammock and stuffed it with various garments, after which
she laid hold of the king and swaddled him up in his hammock. After that she got hold
of some men and had them lug him away to his ships. (Jones, 1992: 235-236)
Van een huwelijk is na deze wraakactie geen sprake meer. Helgi plant zijn
wederwraak en door een list weet hij Olof bij haar troepen weg te lokken. Olof
probeert haar vel te redden door in te gaan op zijn huwelijksaanzoek, maar daar wil
Helgi niets van horen. Na haar te vernederen en te verkrachten, keert hij naar huis
terug. Olof trekt zich terug in haar kasteel en schenkt daar in het grootste geheim het
leven aan een dochter. Het kind krijgt de naam Yrsa en weet niets van haar
koninklijke afkomst. In onwetendheid huwt ze met haar eigen vader. Het is een
gelukkige verbintenis en ze bevalt van een jongen. Na enkele jaren voltrekt Olof
haar ultieme wraak door aan haar dochter te onthullen wie haar biologische ouders
zijn. Yrsa ziet geen andere uitweg dan Helgi te verlaten en op deze manier is Olof
erin geslaagd om Helgi in het diepste van zijn wezen te raken. Olof trouwt nooit en
blijft regeren als maagdenkoning. Als koning speelt ze een eerder passieve rol in de
oorlogen die ze voert. In plaats daarvan gebruikt ze haar intelligentie.130
129
Mijn italics. 130
Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 103.
84
Een gelijkaardige wraakzuchtige maagdenkoning vinden we terug in de riddersaga
Sigurðr saga Þögla. Hierin figureert de maagdenkoning Seditiana. Net als Olof
regeert ze eigenhandig over haar koninkrijk en ze wijst elk huwelijksaanzoek af.
Sigurðr’s brothers prove themselves more than a match for any number of outlandish
opponents, but Seditiana cruelly humiliates them: she shaves off their hair, smears
them with tar, has them flogged with whips and swords, burned, scarred and
mutilated. (O’Donoghue, 2004: 103)
Het is ten slotte Sigurðr die Seditiana kan temmen. Samen krijgen ze een zoon aan
wie ze haar koninkrijk schenkt. Na de geboorte van hun zoon, huwt Seditiana met
Sigurðr. Seditiana is een typische maagdenkoning die wreedaardig optreedt tegen
mannelijke tegenstanders, maar aan haar carrière als koning komt een einde bij het
baren van haar zoon. Inde mythologie symboliseert het knippen van een man zijn
haar door een vrouw het verlies van mannelijkheid.
Een andere noemenswaardige maagdenkoning is Þornbjörg uit Hrolfs saga
Gautrekssonar. Zij wordt opgevoed door haar ouders koning Eirík en koningin
Ingigerð met wie ze een zeer nauwe band heeft. Opvallend, want bij de meeste
krijgervrouwen worden de ouders niet genoemd of hebben ze een slechte relatie
met hun ouders. Bovendien is Þornbjörg vanaf een prille leeftijd bekwaam in zowel
typisch mannelijke als typisch vrouwelijke activiteiten.
She was unusually good looking and intelligent, and though there wasn’t a girl to
compare with her. She was brought up at home by her father and mother, and it’s
said she was better at all the feminine arts than any other woman. She used to tilt on
horseback too, and learnt to fence with a sword and shield, mastering these arts as
perfectly as any knight trained in the courtly skill of plying his weapon.
(Norrman, 2000: 380)
Als adolescente eist ze een stuk land van haar vader en ze meet zich de naam
Þorbergr aan. Vanaf dit ogenblik laat ze zich aanspreken met de titel “herra” en ze
wil zelf haar huwelijkspartner kiezen.131 Haar vader wil dat ze met Hrólfr trouwt en hij
wil dat deze een einde stelt aan haar mannelijke manier van leven.
I don’t like her behaviour at all, she keeps committing one injustice after another, and
no one’s allowed to call her anything but the name of king without getting a rough
handling for it. If you’re determined to win her at all cost, then [...], we’re willing to give
our consent. (Norrman, 2000: 382)
In een strijd komen Hrólfr en Þornbjörg tegenover elkaar te staan. Hrólfr wint de slag
en hij wint eveneens de liefde van Þornbjörg. Ze legt zich volledig neer bij haar
nieuwe rol als huisvrouw. Deze overgang van maagdenkoning naar huisvrouw zorgt
131
Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 101.
85
niet voor problemen. Þornbjörg krijgt haar happy end, in tegenstelling tot koningin
Olof en vele andere vrouwelijke krijgers. Bijzonder aan Þornbjörg is dat zij teruggrijpt
naar haar wapens als haar man in gevaar is.
Maiden warriors have been explained as functional sons, necessary in the absence of
male heirs. In Þornbjörg’s case the theory can be broadened; women as well as
maidens were seen as functional men in the absence of adult men. Not only the
young Þornbjörg a maiden warrior, but later in life – when her country was bereft of
military leadership, her youngest son being only twelve and her husband a prisoner in
Ireland – she returns to the role. Collecting an army, commanding allies whom she
summons, she rescues her husband. A final glimpse of her is provided through King
Hrólfr’s eyes: “Facing him stood a man in full armor and battle ready. When the man
lifted up his helmet and pushed it back, Hrólfr realized it was Queen Þornbjörg”.
(Jochens, 1996: 101-102)
Net zoals de schildmaagd, kunnen we ook de maagdenkoning binnen een sociale
context situeren. Er zijn wel degelijk historische voorbeelden te vinden waarbij een
koningin of vrouw een leger aanvoert. Zo wordt van koningin Thyra van Denemarken
verteld dat zij een leger geleid heeft. Substantiëler bewijs vinden we op de Lärbro
Stora Hammar beeldsteen uit Gotland in Zweden.
Op deze beeldsteen staan enkele
taferelen afgebeeld uit de legende van
Hildr en de Eeuwige Slag.132 In de vierde
scène van bovenaf geteld, zien we aan de
ene zijde een schip vol met gewapende
krijgers die aan de andere kant wordt
opgewacht door een leger aangevoerd door een vrouw.
Wat we met zekerheid kunnen zeggen is dat een koningin vaak waarnemend
plaatsvervanger was van de koning. Dit kan omwille van verschillende redenen zijn.
Zo nam ze de plaats van haar man in als deze oorlog voerde of op tocht was naar
het buitenland. Daarnaast kon zij als weduwe tijdelijk de rol van de koning op zich
nemen als haar zoon en troonopvolger nog te jong was, zoals geïllustreerd wordt in
het verhaal van Þornbjörg.
132
Jesch, Judith (2005). Women in the Viking Age. Woodbridge: the Boydell Press, p. 129.
86
4.3 Uitzonderlijk strijdlustige vrouwen
In de vorige twee paragrafen werden enkele bijzonder sterke vrouwen besproken. In
deze paragraaf wordt ingegaan op hoe men in de Oudnoorse wereld deze
vrouwen waarneemt en wat de historische bronnen ons weten te vertellen.
4.3.1 Percepties van vrouwelijke krijgers
In Saxo Grammaticus’ Gesta Danorum komen heel wat vrouwelijke krijgers voor. Een
heel belangrijke passage voor ons is de volgende:
There were once women in Denmark who dressed themselves to look like men and spent
almost every minute cultivating soldiers’ skills; they did not want the sinews of their valour
to lose tautness and be infected by self-indulgence. Loathing a dainty style of living, they
would harden body and mind with toil and endurance, rejecting the fickle pliancy of girls
and compelling their womanish spirits to act with virile ruthlessness. They courted military
celebrity so earnestly that you would have guessed they had unsexed themselves. Those
especially who had forceful personalities or were tall and elegant embarked on this way
of life. As if they were forgetful of their true selves they put toughness before allure, aimed
at conflicts instead of kisses, tasted blood, not lips, sought the clash of arms rather than
the arm’s embrace, fitted to weapons hands which should have been weaving, desired
not the couch but the kill, and those they could have appeased with looks they attacked
with lances. (Fisher, 1980: 212)
Het drukt de mannelijke afkeuring uit over het gedrag van de vrouwelijke krijger.
Nergens in de andere bronnen vinden we een dergelijke uitgesproken mening over
dit onderwerp. Zoals Jenny Jochens zegt, wordt er nergens in de literatuur een
betere definitie gegeven van “mannelijkheid” en “vrouwelijkheid”.133 Vrouwen
beschikken over charme en wenden die aan om in de armen van een man terecht
te komen. Elke vorm van conflict proberen ze stellig te mijden. Hun voornaamste
bezigheden zijn weven en borduren. Zo zou het toch volgens Saxo moeten zijn.
Bovendien beschrijft hij de idealen die een (mannelijke) krijger moet nastreven en de
eigenschappen die een krijger moet bezitten. De vrouwelijke krijger is volgens hem
“un-sexed”, met andere woorden ze is noch herkenbaar als vrouw noch als man.
Saxo geeft als voornaamste argument voor deze geslachtloosheid het gedrag van
deze vrouwen op. Zijn visie op het fenomeen van de strijdster is vrij uniek in de
Noordse bronnen. Zo is deze openlijke afkeuring niet terug te vinden in de
Oudnoorse literatuur zoals de saga’s en de Poëtische Edda. In de meeste saga’s
133
Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 105.
87
worden de krijgslustige vrouwen bewonderd door velen en ze worden over het
algemeen beschouwd als een ideale partner. Bovendien blijven ze steeds
herkenbaar als vrouw. Ze behoren tot de categorie ‘transgender’ en zijn dus
allesbehalve geslachtsloos zoals Saxo Grammaticus beweert.
Waar kwam Saxo’s afkeer dan vandaan? Saxo Grammaticus was een Deense
geschiedschrijver die leefde rond het einde van de twaalfde eeuw. Hij werkte als
clericus onder bisschop Absolon. Zijn Gesta Danorum schreef hij in de kerktaal Latijn
in zijn thuishaven Denemarken. Doordat het werk in het Latijn geschreven werd, was
het geïntendeerde publiek vrij select. Het werk bestaat uit zestien boeken waarbij
twee grote delen kunnen worden onderscheiden. Boek een tot negen vertelt over
de oude heidense wereld, over de tijd voor Saxo. Deze delen bevatten veel
mythologische aspecten en staan vol met referenties naar vrouwelijke krijgers. Naar
dit eerste deel wordt vaak verwezen met de term ‘Oudnoors deel’. Boek tien tot
zestien verhaalt over de middeleeuwse geschiedenis. Boek negen eindigt met het
relaas over Gorm de Oude, de eerste gedocumenteerde Deense vorst. In dit
tweede deel komen geen vrouwelijke krijgers meer voor. Het is dan ook conform aan
de christelijke traditie van geschiedschrijving waarbij mannen en vrouwen een
welbepaalde rol vervullen. Het is in de context van deze christelijke overtuiging dat
men Saxo’s afkeer voor de strijdster moet plaatsen. In recent onderzoek rond
vrouwengeschiedenis is men veel belang gaan hechten aan bovengeciteerde
passage uit de Gesta Danorum.
One opinion holds that these shield-maidens acted from a desire to keep their
chastity, a goal of which Saxo only half-heartedly approved since, in his opinion,
women should marry and reproduce. Another scholar is inclined to see direct
influence from the classical virago; still another argues that shield-maidens and
women with other powers were aberrations from normal female behavior in Saxo’s
view, fortunately disappearing with the introduction of Christianity.
(Jochens, 1996: 105)
De Oudnoorse literatuur is echter synoniem met Oudijslandse literatuur. De
Oudnoorse saga’s en lyriek zijn grotendeels op IJsland geschreven op de plaats
waar de verhalen zich afspelen. Bovendien zijn ze daar ontstaan vanuit een orale
traditie die later in de volkstaal werd neergeschreven. Hierdoor hebben deze
verhalen een groter en gevarieerder publiek voor ogen. We krijgen hier dus twee
contrasterende contexten waarin de vrouwelijke krijger moet worden benaderd.
Voor Saxo zijn de strijdlustige vrouwen uit de saga’s en de Edda onnatuurlijke wezens
en een duidelijk symbool van al wat heidens is. De rol die hij voorop plaatst voor de
88
vrouw is er een die hem wordt ingegeven vanuit zijn christelijk geloof. De vrouw is in
de eerste plaats moeder, schenker van het leven, en beslist absoluut niet over leven
of dood. Bovendien primeert een geweldloze wereld waarin men vergiffenis schenkt
aan zijn vijanden in de visie van het christendom. Een visie die haaks staat op de
levensvisie die in de saga’s domineert. De Oudnoorse wereld is een wereld die draait
op de mechanismen van wraak. Het is een harde wereld waarin het nemen van een
leven wordt rechtgezet door de dood van een ander. In een wereld waarin vooral
de dood primeert moeten vrouwen weten stand te houden en weten te overleven.
Bovendien zijn zij het grotendeels die het mechanisme van de wraak in gang zetten
en zo worden ze brengers van de dood. Denken we hier bijvoorbeeld aan de
walkuren die de gesneuvelde helden van het slagveld plukken en die kunnen
bepalen welke held de slag overleeft. Toch zijn ook de Oudijslandse saga’s niet
geheel ‘zuiver’. Zij werden pas jaren na hun ontstaan opgeschreven door monniken.
Enerzijds wouden zij de oude verhalentraditie in ere houden en bewaren voor
komende generaties. Anderzijds hebben zij deze oude verhalen op hun eigen
manier beïnvloed. Zo ziet men vooral in latere saga’s dat de carrière van de
strijdsters vaak eindigde met een huwelijk waarbij zij terugkeerden naar de sekserol
die hen bij hen geboorte werd meegegeven. Dit aspect is nog niet aanwezig in de
oudste der saga’s. Een mooi voorbeeld hiervan is het verhaal van maagdenkoning
Olof uit Hrolfs saga Kraka. Wellicht had het contemporaine publiek een andere en
meer gevarieerdere kijk op deze uitzonderlijke vrouwen dan we kunnen afleiden uit
de afkeurende visie van Saxo. Of zoals Jenny Jochens zegt: “Whereas Saxo’s hostile
attitude toward shield-maidens is unmistakable, the Old Norse sources are, as
mentioned, more ambivalent, mixing admiration, fear, and hostility.”134
Over de perceptie van de militaire activiteiten van deze vrouwen kan men vrij kort
zijn. De walkuren namen niet zelf deel aan de strijd, maar bepaalden de uitkomst
van de slag. “In contrast, the observation is inescapable that the maiden warriors
and maiden kings who engaged in war were invariably overcome, defeated, or
even killed by their male adversaries despite their impressive initial actions. [...] Since
many of these women were considered heroic, their military performance is puzzling.
Was it a normal consequence of physical differences between the sexes, or did it
express authorial disapproval of the role?”, concludeert Jenny Jochens.135
134
Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 105. 135
Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 105-
107.
89
4.3.2 Historische bronnen
De Oudnoorse literatuur bevat historische feiten en historische figuren, toch behoort
zij meer tot het fictieve genre dan het realistische. Waar moet men dan de
krijgsvrouwen plaatsen? Volgens Jenny Jochens zijn zij het resultaat van de
mannelijke fantasie en ze zijn dus een fictief element.136 Toch moet men deze
vrouwen met een meer open geest benaderen.
Freydís Eiríksdóttir was een vrouw die naar Vínland reisde in het begin van de elfde
eeuw. Zij was de buitenechtelijke dochter van Eiríkr Rauði en de halfzus van Leifur
Eiríksson. Zowel Eiríkr Rauði als Leifur Eiríksson zijn historische figuren en men kan dus
met enige zekerheid zeggen dat ook Freydís werkelijk heeft bestaan. In vele
opzichten is zij een opmerkelijke vrouw. Zij is het vermelden waard omdat zij de idee
van het bestaan van vrouwelijke krijgers enigszins ondersteunt. Haar verhaal wordt
verteld in twee saga’s, Eiríks saga Rauða en Grœnlendinga saga. Eiríks saga Rauða
geeft verslag over een expeditie van de Vikingen naar Vínland. Tijdens deze
expeditie was Freydís zwanger. Aanvankelijk leefden de Vikingen op goede voet
met de lokale bevolking die ze Skrælings noemen. Ze deden ruilhandel met elkaar
waarbij de Vikingen melk en andere producten verhandelden. De Skrælings werden
echter ziek van deze goederen en ze dachten al gauw dat de Vikingen hen
probeerden te vergiftigen. Op het ogenblik dat Freydís in haar laatste maanden
zwangerschap is, vallen de Skrælings de kleine vikinggemeenschap aan. Aangezien
de inheemse bevolking veel groter was in aantal dan de Vikingen, slaan deze laatste
op de vlucht naar hun schepen.
Freydis came out of the camp as they were fleeing. She called, ‘Why do you flee such
miserable opponents, men like you who look to me to be capable of killing them off
like sheep? Had I a weapon I’m sure I would fight better than any of you.’ They paid
no attention to what she said. Freydis wanted to go with them, but moved somewhat
slowly, as she was with child. She followed them into the forest, but the natives
reached her. She came across a slain man, Thorbrand Snorrason, who had been
struck in the head by a slab of stone. His sword lay beside him, and she snatched it up
and prepared to defend herself with it as the natives approached her. Freeing one of
her breasts from her shift, she smacked the sword with it. This frightened the natives,
who turned and ran back to their boats and rowed away. (Thorsson, 2000: 670-671)
In Grœnlendinga saga leren we Freydís kennen als een onbetrouwbare en
verraderlijke vrouw die door een list haar man weet te overtuigen dat hun
metgezellen, de broers Helgi en Finnbogi, haar verkracht hebben. Na enige
aanmoediging van Freydís neemt haar man wraak door alle mannen van het
136
Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 111.
90
gezelschap van de twee broers te doden. Een oud vikinggebruik weerhoudt er hem
echter van om de vrouwen aan te vallen. Dit is allesbehalve naar de zin van Freydís.
Soon all the men had been killed and only the women were left, as no one would kill
them. Freydis then spoke: ‘Hand me an axe.’ This was done, and she then attacked
the five women there and killed them all.
They returned to their house after this wicked deed, and it was clear that Freydis was
highly pleased with what she had accomplished. (Thorsson, 2000: 650)
Deze gruwelijke daad ging zelfs in tegen de regels van de mannelijke krijgers. Toch
blijkt uit deze twee verhalen dat het perfect mogelijk was voor een vrouw om een
wapen in de hand te nemen en een mogelijke tegenstander aan te vallen.
Een andere al even legendarische vrouw als Freydís is de zogenaamde ‘Red
Maiden’. Zij figureert in een twaalfde-eeuws Iers geschiedkundig werk Codagh
Gaedhel re Gallaibh (The war of the Irish with the foreigners).137
The other legendary female in the Codagh is the Inghen Ruaidh, or ‘Red Maiden’. In
ch. 36, we are given a long list of the viking fleets that attacked Munster in the tenth
century and their leaders. The last of these is the fleet of the Red Maiden and we are
told that ‘the evil which Erinn had hitherto suffered was as nothing compared to the
evil inflicted by these parties’. (Jesch, 2005: 108)
Dit werk wordt als historische bron gebruikt voor gegevens over de aanvallen op
Ierland door de Vikingen. Men kan dus met enige zekerheid aannemen dat het
relaas over deze ‘Rode Maagd’ niet zomaar uit de lucht is gegrepen.
Bij archeologische opgravingen kan men meestal een duidelijk onderscheid maken
tussen het graf van een man en dat van een vrouw. In het graf van een man vindt
men over het algemeen wapens terug. Een vrouw echter wordt vaak begraven met
huishoudelijke voorwerpen en weefgetouwen. Toch werden bij het blootleggen van
enkele vrouwengraven wapens zoals kleine dolken en speren teruggevonden. Zo
noemt Judith Jesch onder andere “the discovery of a female skeleton at Gerdrup, in
Denmark, buried with a needle case and a spear [... and] small axes and
arrowheads in some female graves at Kaupang”.138 Dat een vrouw met een wapen
werd begraven betekent niet onmiddellijk dat zij een krijger was. Een wapen in een
graf draagt meestal een symbolische betekenis, zelfs in mannengraven. Het staat
symbool voor de rijkdom en macht die die persoon in zijn of haar leven bezat. De
kans bestaat echter wel dat deze vrouwen de wapens die ze meenamen in hun graf
gebruikt hebben tijdens hun leven.
137
Jesch, Judith (2005). Women in the Viking Age. Woodbridge: the Boydell Press, pp. 108-109. 138
Jesch, Judith (2005). Women in the Viking Age. Woodbridge: the Boydell Press, p. 21.
91
Een van de meest spectaculaire grafvondsten is het in 1904 ontdekte grafschip uit
Oseberg in Noorwegen. Het is het graf van een heel vooraanstaande Oudnoorse
vrouw waarin men onder andere een tapijt heeft opgegraven. Onderstaande foto is
een reconstructie van een deel van het Oseberg-tapijt.
Op het tapijt zien we zowel mannen als vrouwen afgebeeld die te paard of te voet
een speer dragen.
Een laatste historische bron vormen de wetboeken. Dat een vrouw in staat was tot
geweldplegingen en zelfs moord kan niet ontkend worden, aangezien een vrouw op
dezelfde manier gestraft werd door de wet als een man. Zo staat in Grágás te lezen:
“A woman is under the same penalty as a man if she kills man or injures them, and so
it is prescribed for all departures from the law”. 139 Indien een vrouw geen wapens ter
hand zou nemen, dan zou men ook niet genoodzaakt zijn om deze regel in de wet
op te nemen.
Uit de wetten valt eveneens af te leiden dat vrouwen soms als man door het leven
gingen.
If a woman dresses in men’s clothing or cut her hair like a man or uses weapons in a
dangerous way, that should be punished by lesser outlawry. It is the same punishment
if a man dresses like a woman. (Dennis, 1980-2000: 202 )
Bovendien kan een vrouw in een bijzonder geval de rol van zoon op zich nemen. Dit
valt onder andere af te leiden uit de volgende sectie uit Grágás:
There is also one woman who is both to pay and to take a wergild ring, given that she
is an only child, and that woman is called “ringlady”. She who takes is the daughter of
the dead man if no proper receiver of the main ring otherwise exists but atonement
139
Dennis, Andrew & Foote, Peter (1980-2000). Laws of early Iceland: Grágás, the Codex Regius of Grágás,
with material from other manuscripts (University of Manitoba Icelandic Studies: 3/5). Winnepeg: University of
Manitoba Press, p. 220.
92
payers are alive, and she takes the three-mark ring like a son, given that she has not
accepted full settlement in compensation for the killing, and this until she is married,
but thereafter kinsmen take it. She who pays is the daughter of the killer if no proper
payer of the main ring otherwise exists but receivers do, and then she is to pay the
three-mark ring like a son, and this until she enters a husband’s bed and thereby tosses
the outlay into her kinsmen’s lap. (Dennis, 1980-2000: 181)
Vergelijkbare wetgevingen rond het aspect van de ‘ring-lady’ vindt men ook terug
in de andere Oudnoorse wetboeken, hieronder achtereenvolgens geciteerd –
Gulaþing Law en Frostaþing Law:
Nú verðr kona baugrygr, verðr hon bæði arfa oðals ok aura ok á engi maðr undan
henni at leysa …þær eru baugrygjar tvær dóttir ok systir, þær skulu baugum bœta ok
svá taka sem karlmenn, ok svá eigu þær boð á jörðum jafnt sem karlar […]. (Keyser, 1846: 92)
Nú er mær ein er baugrygr er kallaðr; hon skal bæði baugum bœta ok svá taka, ef
hon er einberni ok til arfs komin, þar til er hon setzk á brúðstól, þá kastar hon gjöldum
aptr í kné frændum, ok skal hon hvárki síðan baugum bœta né taka […].
(Keyser, 1846: 184)
Al deze wetten sluiten de mogelijkheid op het bestaan van vrouwelijke krijgers niet
uit. Toch blijkt uit deze wetten en uit de Oudnoorse literatuur dit fenomeen werd
afgestraft. Of zoals Jenny Jochens dit idee verwoordt:
Men, however, had the last laugh. Even the most powerful maiden king was invariably
overcome, often in humiliating ways, domesticated, married to the successful suitor,
and curiously content with her new position. In other words, as in most other cultures,
all genres of Icelandic literature taught listeners and readers that gender roles should
be obeyed and that transgressors would be punished. (Jochens, 1996: 112)
93
5 Bloedwraak en familievete
The most frequent motive of heroic conduct was the desire for revenge. In Icelandic
society revenge for manslaughter was a sacred duty as well as a private satisfaction,
and occupied the place of punishment by the State in modern society.
(Gordon, 1956: xxxiii-xxxiv)
In de middeleeuwse IJslandse literatuur worden twisten en familievetes opgelost met
behulp van het wraakmechanisme. Vooral in de familiesaga’s wordt de plot
overheersd door een subtiel spel van wraak en wederwraak. Zo evolueert een
eenvoudige lokale vete tot een onstopbare vendetta. De mannelijke protagonisten
zijn levensechte figuren die heroïsch sterven, terwijl de vrouwen blijk geven van een
sterk karakter en de actie leiden.140 In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op het
element wraak en zijn rol in de Oudnoorse maatschappij. In het bijzonder wordt de
rol die vrouwen daarbij spelen belicht.
140
Thorsson, Örnólfur (Ed.) (2000). The Sagas of Icelanders. England: Pengiun Books Ltd, p. lxi.
94
5.1 Lust voor wraak
Wraak werd bekrachtigd en goedgekeurd door de wet. In het middeleeuwse
IJslandse wetboek Grágás (K86) staat een wet die het toestaat dat een
zwaargewonde man zichzelf mag wreken op elk ogenblik totdat zijn zaak voor de
rechtszitting komt zonder daarvoor gestraft te worden. Zelfs in gevallen waar de wet
wraak verbiedt, wordt er in sommige gevallen door de publieke opinie wraak geëist.
Wraak is niet zo zeer een soort van straf voor de persoon op wie het genomen wordt.
Het is veeleer een herstel van en vergoeding voor de eer van die persoon die
gewreekt wordt. Het doden van een verwante wordt als evenwaardig beschouwd
aan het doden van de schuldige zelf. Zo bijvoorbeeld, in Hrafnkels saga Freysgoða
ziet Hrafnkel Sáms broer voorbijgaan en doodt hem om zichzelf te wreken op Sám.141
In de meeste saga’s zijn de helden niet belust op wraak, maar handelen ze uit puur
plichtsbesef. In dit opzicht vermeldt Gordon volgende voorbeelden: ‘Flosi, the burner
of Njál, admired and respected Njál and his sons, and took up the blood-feud
against them with reluctance; yet once he had taken it up, no one could have been
more ruthless. Similarly, Gizur felt no personal resentment against Gunnar; he also
admired the man he thought he was doing justice on.’142 Wraak wordt echter niet als
de enige mogelijke oplossing voor een conflict gezien. De auteurs van de saga’s
werken het thema uit door plicht en eer tegenover familiebanden te plaatsen. Zowel
mannelijke als vrouwelijke protagonisten schrikken er niet van terug hun eigen
verwanten en zelfs hun eigen kinderen te offeren in naam van wraak. ‘Thus Hervör in
The Waking of Angantýr had to obtain the sword Tyrfingr for her vengeance, and she
faced ghostly terrors to get it, though she knew it would also destroy her son; and
Signý in Völsunga saga sacrificed her children without compunction in the cause of
vengeance.’143
John Lindow leidt uit het werk van Ari Þorgillson fróði, meer bepaald het vijfde
hoofdstuk van Íslendingabók, af dat de verdeling en het ontstaan van de vier
rechtsgebieden in IJsland een rechtstreeks gevolg is van een vete.
What Ari goes on to recount, and the ostensible reason for mentioning this
feud at all, is that it revealed a flaw in the then-prevailing legal system and led to
change. Þórðr had to prosecute the case at the local thing in Borgarfjörður, where
apparently he could not receive a fair hearing and where the parties came to blows
141
Thorsson, Örnólfur (Ed.) (2000). The Sagas of Icelanders. England: Pengiun Books Ltd, p. 459. 142
Gordon, E.V. (1956, second revised edition). An Introduction to Old Norse. Oxford: Clarendon Press, p.
xxxiv. 143
Gordon, E.V. (1956, second revised edition). An Introduction to Old Norse. Oxford: Clarendon Press, p.
xxxiv.
95
and one man was killed. Þórðr then addressed the case to the Althing, but again
fighting broke out. Ari has Þórðr ascend the law hill at the Althing and complain
about the difficulties of obtaining a fair hearing at an unfamiliar thing; he finishes
by adding that some improvement must be found. Then, Ari tells us, the country
was divided into quarters in such a way that there were three things in each quarter,
except the North, where geographical disputes led men to establish four things.
Quarter courts were also set up at the Althing. Bloodfeud, therefore, was fundamental
to the spatial organization of Iceland into four jurisdictional quarters, based on the
cardinal points.
(Lindow, 1994: 54)
Vete en wraak zijn niet alleen van belang voor het ontstaan van de vier
rechtsgebieden op IJsland, maar ze spelen ook een niet te negeren rol in de
Oudnoorse literatuur.
Een van de langste en bekendste familiesaga’s, Njals saga, is opgebouwd rond het
thema van de wraak en wederwraak. Het is het voorbeeld bij uitstek om de rol van
wraak in de Oudnoorse wereld aan te tonen. Bovendien komt het thema in al zijn
variaties voor in de saga en het culmineert van een simpele woordenwisseling in een
afslachting van een hele groep betrokkenen.
The blood-feud, with its motives of honour and shame, provides the author of Njála
with the basic machinery of the action of many parts of his tale. But the author also
treats the feud as a theme over which he weaves a number of variations, some
relatively simple and others quite complex.
(Hollander, 1998: xx)
In Njals saga kunnen we vier grote delen onderscheiden.144 In een soort van proloog
(hoofdstuk 1 tot 17) worden we geïntroduceerd aan Hallgerðr, een bijzondere vrouw
in meer dan een opzicht.
At first Hrút remained silent. When Hoskuld repeated the question Hrút answered:
‘Beautiful this maiden certainly is, and many are likeky to suffer for it; but I don’t know
whence thief’s eyes have come into our kin.
(Hollander, 1998: 4)
Ze wordt beschreven als een jonge knappe vrouw, maar hier blijkt al duidelijk dat ze
niet veel goeds in zich heeft. Dit wordt kort daarna tot twee maal toe bevestigd.
Twee maal bevindt ze zich in een situatie waar haar echtgenoot haar in het gezicht
slaat. Dit is een grote vernedering voor een vrouw. In haar eerste huwelijk is ze niet
gelukkig en de slag in haar gezicht is de figuurlijke druppel die de emmer doet
overlopen. Ze vraagt aan haar familielid Thjóstólf om haar te wreken, wat hij ook
doet.
144
Deze indeling wordt ook voorgesteld door Gyllason in: Hollander, Lee M. (1998). Njal’s Saga. Ware,
Hertfordshire: Wordsworth Editions Ltd, pp. xvi-xx.
96
Then Thorvald became angry and struck her in the face and drew blood. […] We are
told that Hallgerd sat outside, in front of the house, and was very depressed. Thjóstólf
came up to her, saw that her face was bleeding, and asked: ‘Why have you been
mistreated like this?’ ‘It is my husband Thorvald who has done it,’ she said, ‘and you
were not around at the time, though you would have been, if you cared at all for me.’
‘I didn’t know anything about it,’ he replied, ‘but avenge it I will!’
(Hollander, 1998: 24-25)
In haar tweede huwelijk is ze veel gelukkiger en ze wil het hele toeval laten zoals het
is, maar Thjóstólf denkt daar anders over. Hij wreekt de wandaad toch en doodt
haar tweede man Glúm.
Then he told her what had happened. Hallgerd spoke up in defence of Thjóstólf, and
there were harsh words exchanged. Finally Glúm slapped her and said: ‘I shall have
no more words with you!’ With that he went away. Hallgerd wept bitterly and was
unable to check her tears, for she loved Glúm very much. Thjóstólf came to her and
said: ‘You have been badly treated, but that shall not happen again!’ She answered:
‘You are not to avenge this, nor are you to interfere in anything which concerns Glúm
and myself!’ He said nothing, but he left her, grinning maliciously.
(Hollander, 1998: 35-36)
Een vrouw kan zich niet laten gelden via gerechtelijke wegen, dus moet ze op zoek
gaan naar andere manieren waarop ze het recht kan laten spreken. Slechts in een
beperkt aantal zaken kan ze zichzelf vertegenwoordigen op het thing.145 Een vrouw
heeft twee opties om recht te laten geschieden. Ten eerste kan ze een mannelijk
familielid inschakelen om haar zaak op zich te nemen, want ze mag zichzelf niet
verdedigen of vertegenwoordigen op het gerecht, zoals duidelijk blijkt uit de
volgende regel uit Grágás: ‘In no circumstances does a killing case fall to a
woman.’146 Of ze kan het recht in eigen handen nemen en zelf handelen. Dat
vrouwen in de Oudnoorse maatschappij ook in staat zijn om een mens te verwonden
of te doden, kan ondersteund worden door een andere regel in de Oudnoorse
wetgeving: ‘A woman is under the same penalty as a man if she kills man or injures
them, and so it is prescribed for all the departures from the law.’147 Ook bij het nemen
van wraak heeft een vrouw twee opties. In bovengenoemde voorbeelden handelt
Hallgerðr niet zelf, maar neemt Thjóstólf het op zich om haar te wreken. Ze is een
‘stoker’. Toch zijn er ook vrouwen die zelf wraak nemen. Zoals Jochens bevestigt,
‘The narrative corpus does include a few women who attacked men with swords or
145
Jochens, Jenny (1993). Gender symmetry in law? A case of medieval Iceland. In: Arkiv för nordisk filologi
108, pp. 48-49. 146
Dennis, Andrew & Foote, Peter (1980-2000). Laws of early Iceland: Grágás, the Codex Regius of Grágás,
with material from other manuscripts (University of Manitoba Icelandic Studies: 3/5). Winnepeg: University of
Manitoba Press, p. 216. 147
Dennis, Andrew & Foote, Peter (1980-2000). Laws of early Iceland: Grágás, the Codex Regius of Grágás,
with material from other manuscripts (University of Manitoba Icelandic Studies: 3/5). Winnepeg: University of
Manitoba Press, p. 220.
97
knives, but they were particularly inept. Among the most famous examples, see
Þórdis in Gísla saga and in Eyrbyggja saga, Auðr in Laxdœla saga, and Þorbjörg in
Sturlu saga.’148 Dit type vrouw duidt men aan met de term ‘wreekster’. Beide types
worden elk afzonderlijk toegelicht in een aparte paragraaf.
De proloog van Njals saga biedt ons al een voorsmaakje van wat de lezer nog te
wachten staat in de rest van de saga. Na deze proloog volgen nog drie grotere
delen die beantwoorden aan de driedeling die werd voorgesteld door Boehm.
Volgens Boehm volgt een verhaal dat is opgebouwd rond het thema wraak of vete
een vast traject van begin tot einde. Het verhaal start met een Opening Move (de
eerste moord, die vaak wordt gevolgd door een uiteenlopende aaneenrijging van
doorgaans verbale, eergebonden onenigheden) gevolgd door een Middle Game
die eindigt in een Endgame waarin het conflict uiteindelijk wordt opgelost.149
De Opening Move in Njals saga draait volledig rond ‘De tragedie van Gunnar’
(hoofdstuk 18 tot 81). De bal gaat aan het rollen door een woordenwisseling tussen
Hallgerðr en Bergþora, respectievelijk de vrouw van Gunnar en de vrouw van Njal.
Hallgerd answered: ‘I’ll not yield my place to anyone! I’m not an old poorhouse
woman!’
‘I give the orders here!’ said Bergthóra. Thereupon Thórhalla seated herself [at the
place assigned to her].
Bergthóra went to the table with water for her guests’ hands. Hallgerd took hold of
Bergthóra’s hand and said: ‘There’s not much to choose between you and Njál! You
have misshapen nails on every finger and Njál is beardless!’
‘That is true,’ said Bergthóra, ‘but neither of us reproaches the other because of that.
Your husband Thorvald wasn’t beardless, and yet you caused his death!’
Hallgerd said: ‘What good is it to have married the bravest man in Iceland, if you
don’t avenge this insult, Gunnar!’
(Hollander, 1998: 66-67)
Gunnar en Njal kunnen de gemoederen bedaren, maar niet voor lang. Hallgerðr zet
haar slaaf Kollr aan om de slaaf van Bergþora, Svartr, te doden. De straf voor deze
daad is het betalen van weergeld, namelijk de som van twaalf aurar. Gunnar
betaalt deze som aan Njal. We moeten hier al opmerken dat de keuze op wraak
steeds bij een individu ligt en dat dit individu altijd een keuze heeft om een einde te
stellen aan het geweld en de vete door bijvoorbeeld zoals hier een geldboete te
betalen. De vrouwen zetten echter steeds mannen tegen elkaar op om wraak te
nemen, terwijl Njal en Gunnar de geschonden eer proberen te herstellen zonder
148
Jochens, Jenny (1993). Gender symmetry in law? A case of medieval Iceland. In: Arkiv för nordisk filologi
108, p. 59. 149
Boehm, Christopher (1987, second edition). Blood Revenge: The Enactment and Management of Conflict in
Montenegro and Other Tribal Societies. Philadelphia: Univ. of Pennsylvania Press, pp. 218-220.
98
bloed te vergieten. Sterker nog, naargelang de vijandelijkheden tussen de vrouwen
toenemen, wordt de vriendschap tussen Njal en Gunnar alleen maar hechter.
Naarmate het conflict escaleert, kan men vaststellen dat de wrekers steeds hoger
op de sociale ladder staan. Dit manifesteert zich ook duidelijk in de geldboetes die
telkens betaald moeten worden. Naargelang de status van de persoon in de
maatschappij hoger is, wordt de vergoeding ook groter: van twaalf aurar naar 240
aurar (de waarde van twee boten).
Naarmate de vete escaleert, ontwikkelt er zich ook een vete tussen Thraín Sigfússon,
een oom van Gunnar, en de zonen van Njal. Gunnar probeert zo lang mogelijk het
geweld te ontlopen, maar uiteindelijk moet hij noodgedwongen toch iemand
doden. Gunnar komt voor het gerecht en wordt verbannen voor drie jaar. Hij besluit
tegen het advies van Njal in toch op IJsland te blijven waardoor hij zijn doodsvonnis
tekent. Nu heeft iedereen het recht om hem te doden, want hij is een
vogelvrijverklaarde. Hij wordt in een valstrik gelokt en hier neemt Hallgerðr wraak op
hem voor een slag die hij haar in het verleden had gegeven.
At this moment he received two wounds; but people said of him that he minded
neither wounds nor death. He said to Hallgerd: ‘Give me two strands of your hair, and
you and your mother twist them together to make a bowstring for me!’
‘Does anything depend on it?’ she asked.
‘My life depends on it,’ he answered. ‘Because they will never get at me as long as I
can use my bow!’
‘In that case I’ll remind you of the slap on the face you gave me,’ she answered, ‘and
I don’t care whether you hold out a longer or a shorter time!’
(Hollander, 1998: 151)
Wraak draait rond eer en vernedering. Hallgerðr werd door Gunnar vernederd
doordat hij haar in het gezicht sloeg en deze actie vraagt eerherstel.
In Njála people kill for the sake of honour. Hallgerd is responsible for the deaths of at
least two of her husbands. Both had slapped her in the face. This was humiliation.
Hallgerd’s long feud with Bergthóra arises from a humiliating insult. Humiliation is one of
the themes that become the subject of endless variations in the saga. And humiliation
and honour go hand in hand, for humiliation is an injury of one’s honour.
(Hollander, 1998: xxvii)
De Middle Game of ‘De verbranding van Njal’ (hoofdstuk 82 tot 132) draait uit op
een waar bloedbad tussen twee opponerende groepen en culmineert in de
verbranding van Njal. Belangrijk in dit deel is de rol die Bergþora speelt. Deze rol is
volledig tegenovergesteld aan die van haar rivale.
Flosi said: ‘I want to offer you permission to leave the house, for you do not deserve to
be burned inside.’
Njál answered: ‘No, I will not come out, for I am an old man and little fit to avenge my
sons, and I do not want to live in shame.’
99
Flosi then said to Bergthóra: ‘You come out mistress of the house, for under no
conditions do I want to burn you inside.’
Bergthóra replied: ‘As a young woman I was married to Njál and vowed that one fate
should befall us both!’
(Hollander, 1998: 258)
Bergþora kiest duidelijk de zijde van haar man en zal hem bijstaan tot het bittere
einde.
In het laatste deel ‘Wraak en herstel’ of de Endgame (hoofdstuk 133 tot 159) komt
geleidelijk aan een einde aan de wraakmoorden waarbij de brandstichters een voor
een worden gestraft. De eer is uiteindelijk hersteld.
In zijn Bloodtaking and Peacemaking. Feud, Law and Society in Saga Iceland, somt
Miller de kenmerken van een verhaal dat opgebouwd is rond wraak en vete op.150
Een vete is een wisselwerking tussen twee groepen (1) die uitgekozen zijn
naargelang van bepaalde principes en regels (2) waarbij af en toe een samenkomst
met gecontroleerd geweld wordt georganiseerd (3). Plicht is een collectief gegeven
binnen deze twee groepen (4), die om beurt wraak nemen(5) en de score bijhouden
(6). Vete is naast plicht ook geassocieerd met eer (7). De vijandelijkheid kan
voorgoed of tijdelijk beëindigd worden (8). Njals saga beantwoordt aan al deze
kenmerken. In deze saga staan twee grote familiegroepen tegenover elkaar. Aan
de ene kant krijg je de familie van Njal en zijn vrouw Bergþora, aan de andere kant
krijg je de familie van Gunnar en zijn vrouw Hallgerðr. Diegene die de daad
uitvoeren zijn steeds mannen die volgens bepaalde principes worden uitgekozen.
Aanvankelijk gaat het om slaven in dienst van Hallgerðr en Bergþora. Naarmate de
wraakacties vorderen, vertonen deze mannen een steeds nauwere verwantschap
met de twee protagonisten Njal en Gunnar. Tot beiden uiteindelijk zelf sterven als
resultaat van een vergeldingsactie. De twee groepen wisselen elkaar steeds af in het
nemen van wraak. Toch proberen Njal en Gunnar telkens opnieuw om de
gemoederen te bedaren en ze stellen steeds geweldloze oplossingen voorop zoals
het betalen van weergeld of verbanning door het thing. De oorzaak van de
wraakacties is steeds een vraag voor eerherstel en het is dan ook de plicht van alle
betrokkenen om deze eer te herstellen. Dat komt al duidelijk aan bod in de proloog
van het verhaal waar Hallgerðrs eer wordt geschonden doordat ze een slag in het
gezicht krijgt van haar man. Haar familielid Thjóstólf ziet het als zijn plicht om haar eer
150
Miller, William Ian (1990). Bloodtaking and Peacemaking: Feud, Law, and Society in Saga Iceland. Chicago:
Univ. of Chicago Press, pp. 180-181.
100
te herstellen en neemt op passende wijze wraak. De vete eindigt lang nadat Njal en
Gunnar gedood zijn. Heel belangrijk in dit verhaal is dat zowel mannen als vrouwen
steeds voor een keuze staan: een geweldloos eerherstel of een gewelddadig
eerherstel. Het zou al te makkelijk zijn om met de vinger naar de vrouwen te wijzen
als oorzaak van alle kwaad, want zoals geïllustreerd wordt in deze saga zijn mannen
vrij om te beslissen hoe ze de eer kunnen herstellen met of zonder geweld. Toch
treedt vooral de vrouw naar voor als de belangrijkste factor in het wraakspel in de
Oudnoorse literatuur.
Although their roles as housewives differ, Hallgerðr and Bergþóra play similar parts in
the feuds which make up so much of the saga. In fact, they both act out the role most
commonly assigned to female characters in the Sagas of Icelanders, that of the
woman who has to goad the male members of the household into starting or
continuing a feud. The sagas can give the impression that because men’s essentially
peaceful natures, there would have been no feuds were it not for the incitement of
women.
(Jesch, 2005: 188)
De rol van vrouw als stoker komt inderdaad veelvuldig aan bod in de saga’s. Maar in
de oudste literatuur komen ook vrouwen voor die zelf overgaan tot het nemen van
wraak. In de twee volgende paragrafen licht ik deze twee types toe in wat meer
detail.
101
5.2 De wreekster
Een eerste type vrouw die een belangrijke rol speelt in de wraakliteratuur is de
wreekster. In de secundaire literatuur wordt ze aangeduid met de termen ‘avenger’
en ‘vengeresse’. Het zijn vrouwen die het heft in eigen handen nemen en zelf wraak
nemen zonder hulp of tussenkomst van een man. Dit type komt voornamelijk voor in
de oudste literatuur en meer in het bijzonder in de poëzie. Ze verliest snel aan belang
en verdwijnt bijna volledig in de saga’s. De Edda-liederen behandelen stof uit de
vroegste periode van de Vikingtijd en zijn volledig ingebed in de heidense wereld
van de Noorderlingen. In die wereld spelen vrouwen een veel actievere rol, denk
maar aan de schildmaagden en maagdenkoningen. De jongste saga’s
daarentegen staan al onder sterke invloed van het christendom.
Het mooiste voorbeeld van de wreekster vinden we terug in de figuur van Gudrun
Gjukisdottir in de Eddaliederen. Gudrun is drie maal getrouwd en tot drie maal toe is
zij genoodzaakt om zich te wreken. In de Edda wordt achtereenvolgens verteld over
Gudruns eerste huwelijk met Sigurðr in Brot af Sigurðarkviðu, haar tweede huwelijk
met Atli in Atlakviða, en ten slotte haar laatste huwelijk met Jónakr in Hamðismál.
Gudruns motivatie voor wraak komt duidelijk aan bod in deze drie liederen. Toch
verschilt deze motivatie en de manier waarop ze wraak neemt van lied tot lied.
In Brot af Sigurðarkviðu komt Gudrun te weten dat haar broer Gunnar door een list
met Brynhildr is getrouwd. Door deze list kon Gudrun op haar beurt trouwen met
Sigurðr. Wanneer Brynhildr haar man Gunnar aanzet om wraak te nemen op haar
geliefde Sigurðr voor dit grote verraad, vervloekt Gudrun haar broer en zijn vrouw
Brynhildr.
Toen zei Gudrun, de dochter van Gjuki:
‘Jij praat te veel, vals zijn je woorden;
laat de demonen Gunnar halen, de grafdelver van
Sigurd,
wraak zal jouw haatdragend hart treffen.
Ten zuiden van de Rijn is Sigurd vermoord,
Een raaf schreeuwde schor in de boom:
“In jullie bloed zal Atli zijn kling kleuren,
gebroken eden zullen de moordenaars vellen.”’
(Otten, 2004: 212-213)
102
Gudrun wil hier de dood van haar geliefde man wreken, maar hier blijft het echter bij
het uitspreken van een vloek. Toch zijn haar woorden profetisch en de dood van
Sigurðr wordt gewreekt. Zo vertelt de Edda dat Brynhildr zelfmoord pleegt, want zij
wilde na Sigurðrs dood niet langer leven. Ook Gudruns broers Gunnar en Högni zullen
de dood vinden.
Na Sigurðrs dood ontstaat er onenigheid tussen Atli en de Gjukingen (Gunnar en
Högni), omdat Atli ze schuldig acht voor de dood van Brynhildr. Als zoenoffer bieden
de twee broers Gudrun aan als bruid en geven haar de drank der vergetelheid om
zich ervan te vergewissen dat ze instemt met het huwelijk. Dit gebruik waarbij een
vrouw als zoenoffer werd uitgehuwelijkt komt wel vaker voor in de Germaanse
literatuur.
In this violent age a woman’s role was often seen as ‘peace-weaver’ in the hope that
a marriage alliance between tribes might prevent future hostility, yet the actuality
must often have been Hildeburh’s (in Beowulf), and the poet’s comment, “she was an
unhappy woman”, is a typical understatement of tragedy. [O]ther women caught up
in similar situations of divided loyalties sometimes take more dramatic action.
(Fell, 1980: 45)
Ook Gudrun zal dramatische acties ondernemen in dit gearrangeerde huwelijk. Uit
haar eerste huwelijk heeft ze al een dochter, Svanhild, en zij schenkt Atli twee zonen,
Erp en Eitil. Al gauw blijkt dat Gudrun als zoenoffer niet volstaat voor Atli en door een
list weet hij Gudruns broers te doden. Het is hier dat wraak in zijn meest
gewelddadige en gruwelijkste vorm naar voorkomt. Gudrun beslist om de dood van
haar broers te wreken door haar eigen zonen op te offeren en daarna ook haar
echtgenoot eigenhandig om te brengen. In Atlakviða wordt deze gruweldaad voor
ons geschetst.
Gudrun, Gjuki’s dochter, nam wraak voor haar broers, een daad die faam heeft
gekregen. Eerst sloeg zij de zonen van Atli dood, daarna Atli zelf. Zijn slot tezamen met
heel zijn gevolg stak zij in brand. (Otten, 2004: 245)
Volgens Jenny Jochens is deze vorm van wraak waarbij familiebanden primeren op
de band tussen man en vrouw, de oudste vorm van wraak. Jochens verklaart dit als
volgt: ‘The attachment between a sister and her brothers and the former’s instinctive
reaction to seek revenge for crimes committed against the latter was the oldest
perception. Found in Continental sources as well, this ancient articulation is
expressed in Atlakviða. If vengeance for brothers necessitated killing a husband, the
wife first had to sacrifice their children in order to make him understand that he
103
himself could no longer hope that he would be avenged.’151 In het lied uit de Edda
blijft de lezer gespaard van gruwelijke details. In een jongere versie van hetzelfde
verhaal, het twaalfde-eeuws lied Atlamál152, treedt de auteur meer in detail en hij
schildert Gudrun af als een razende krijgersvrouw die op meedogenloze wijze haar
zonen vermoordt.
Zij lokte haar kleintjes, zette ze tegen de bedrand. De woeste jongens verbleekten,
toch huilden ze niet. Ze zochten de armen van hun moeder op, vroegen wat er
gebeurde.
GUDRUN :‘Vraag daar niet naar! Ik ben van plan jullie te doden; ik wilde al lang jullie
het ouder worden besparen.’
EEN ZOON: ‘Zoals je wilt, offer je kinderen op, niemand verbiedt het je. De rust van je
wraak zal kort zijn als de daad is voltrokken.’
Strijdlustig beëindigde zij de jeugd van de broers; ze maakte geen onderscheid en
sneed beiden hun hals af. Atli bleef vragen waar zijn zoontjes speelden, nergens kon
hij ze vinden.
[…] GUDRUN: ‘Je zonen verloor je, een erger moment had je niet kunnen bedenken.
Weet dat je hun schedels gebruikte als bierbekers; ik lengde je drank aan door het
met hun bloed te vermengen. Ik nam hun hart en grilde ze aan het spit. Ik bood ze je
aan, zei dat het kalfsvlees was. Jij alleen maakte er een eind aan, niets liet je liggen.
Gulzig vermaalde jij het, liet het ten volle over aan je kiezen. Nu ken je het lot van je
kinderen – weinigen zullen iets ergers wensen – het mijne droeg ik ertoe bij, trots ben ik
niet.’
(Otten, 2004: 259-260)
Gudrun neemt hier het recht op wraak in eigen handen. Ze offert haar eigen vlees
en bloed op om de dood van haar broers te wreken. Wat hierbij opmerkelijk is, is dat
in de jongere poëzie veel meer aandacht wordt geschonken aan de manier
waarop de gruweldaad wordt uitgevoerd. Voor de lezer kan het moeilijk zijn om te
vatten en te aanvaarden dat een moeder haar eigen kinderen kan doden op een
dergelijke manier. Later in het verhaal van Gudrun zien we dat ook zij het moeilijk
heeft met haar wandaad en ze onderneemt een poging tot zelfmoord. Dit brengt
haar uiteindelijk bij haar derde echtgenoot Jónakr. In Hamðismál zet zij haar zonen
aan tot het wreken van de moord op haar enige dochter Svanhild.
Het was noch vandaag, noch was het gisteren,
sindsdien is veel tijd vergleden,
zo oud is weinig, dit ligt nog verder weg,
toen Gudrun, een kind van Gjuki,
haar jonge zoons ophitste Svanhild te wreken.
(Otten, 2004: 267)
151
Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 140. 152
Otten, Marcel (2004). Edda. De liederen uit de Codex Regius en verwante manuscripten. Wommelgem: Veen
Bosch & Keuning, p. 370.
104
Gudrun ondergaat een duidelijke evolutie. Zij is niet langer de vrouw die zelf actie
onderneemt, maar ze zet haar zonen aan om de moordenaars van haar dochter te
doden. Hiermee komen we bij het type van de stoker.
105
5.3 De stoker
Volgens Magnus Magnusson is Heiðarvíga saga een van de oudste en meest
primitieve saga’s die opgebouwd is rond het thema van de wraak en ze vormt
volgens hem de hoeksteen waarop latere saga-auteurs bouwen.153 Bovendien
speelt een vrouw Þuríður een cruciale rol in het spel van wraak en zij kan als het
prototype van de stoker in de saga’s worden beschouwd.
Barði’s mother was Þuríður, a daughter of Ólafur pái (‘Peacock’) and granddaughter
of Egill Skallagrímsson, a woman in whom the warrior blood still boiled; she is the
prototype of the avenging furies who appear in so many sagas, egging on their
dilatory menfolk to the bloody business of revenge.
(Magnusson, 2005: 216-217)
Dit type krijgt in de secundaire literatuur veel meer aandacht dan het vorige type.
Tot de meest gebruikelijke termen om de stoker aan te duiden behoren ‘whetter’ en
‘inciter’. Baanbrekend is echter het werk van Rolf Heller, Die literarische Darstellung
der Frau in den Isländersagas. Hij duidt de stoker aan met ‘Hetzerin’ en vindt niet
minder dan 51 voorbeelden van dit type in de familiesaga’s.154 Toch komen ook in
de Noorse koningssaga’s stokers voor. Dit beaamt Jochens in The Female Inciter in
the King’s Sagas: ‘In fact, goading men is the chief, if not the only function ascribed
by Snorri to the female sex, and such women appear more frequently in the dense
narrative tapestry devoted to Óláfr helgi and his immediate successors than in the
rest of Heimskringla. It is possible to identify half a dozen women of the Hetzerin type
in this part of his work.’155 Opmerkelijk is dat de stoker in de koningssaga’s niet sterk is
uitgewerkt en daardoor is ze ook minder noemenswaardig. De stoker evolueert naar
een meer uitgesproken type in de familiesaga’s waarin ook het thema van de wraak
een primaire rol speelt. Deze twee elementen gaan hand in hand. De vrouw kan zelf
geen wraak nemen en zet mannen aan om in haar plaats te handelen.
Het mooiste voorbeeld van dit type vinden we terug in een saga die men toeschrijft
aan een vrouwelijke auteur omwille van de uitgesproken rol die vrouwen erin spelen
en de bijzondere uitwerking van de vrouwelijke psyche, namelijk Laxdœla saga. Ook
in deze saga heet de protagoniste Gudrun, toch gaat het hier om een andere
vrouw dan in de Edda-liederen. Gudrun Osvifsdottir huwt vier maal in de saga. Het
153
Magnusson, Magnus (2005). Iceland Saga. Gloucestershire: Tempus Publishing Limited, pp. 215-216. 154
Heller, Rolf (1958). Die literarische Darstellung der Frau in den Isländersagas. In: Saga Untersuchungen zur
Nordischen Literatur- und Sprachgeschichte, HT. 2, Halle: Max Niemeyer, pp. 98-122. 155
Jochens, Jenny (1987). The female inciter in the kings’ sagas. In: Arkiv för nordisk filologi 102, p. 107.
106
zijn deze vier huwelijken en de liefde van Gudrun voor Kjartan die een cruciale rol
spelen in de ontwikkeling van Gudruns tragische lot. Net zoals bij die andere Gudrun,
is het nemen van wraak steeds verbonden met een huwelijk van Gudrun. Er komt
duidelijk een evolutie voor in de motivatie voor wraak en in de graad van geweld
die daarbij gepaard gaat. We kennen al het lot dat onze protagoniste beschoren
staat doordat haar toekomst in een droom wordt meegedeeld aan het begin van
de saga. Wat ons als lezer boeit, is hoe zij haar lot zal dragen en welke rol ze daarbij
zal spelen.
Op zeer jonge leeftijd huwt Gudrun voor het eerst met Thorvald. Zij houdt echter niet
van hem en is alles behalve gelukkig. Tijdens dit huwelijk raakt ze bevriend met Thord
Ingunnarson die zelf getrouwd is met Aud, een vrouw die letterlijk en figuurlijk de
broek draagt in haar huishouden. Al gauw ontstaan er geruchten over een
mogelijke relatie tussen Gudrun en Thord, dit tot groot ongenoegen van haar man.
When Gudrun subsequently asked Thorvald to buy her a new treasure, he retorted
that there was no limit to her demands and slapped her in the face. To this Gudrun
replied: ‘Fine rosy coloured cheeks is just what every woman needs, if she is to look her
best, and you have certainly given me this to teach me not to displease you.’
(Thorsson, 2000: 332)
We hebben al gezien dat een vrouw slaan in het gezicht een grote vernedering is en
niet ongestraft wordt gelaten.156 Ook Gudrun zint op wraak en vraagt Thord om
raad. Hij stelt haar het volgende voor: ‘I know just the thing. Make him a shirt with the
neck so low-cut that it will give you grounds for divorcing him.’157 Zij voert de daad bij
het woord en scheidt van Thorvald. Het is namelijk bij wet verboden om kledij te
dragen die enkel bedoeld is voor de andere sekse. Deze wet geldt zowel voor
mannen als vrouwen. Op grond van deze wet kan men de scheiding aanvragen.
Gudruns wraak is zoet, maar zeker niet gewelddadig zoals bij andere vrouwen met
hetzelfde lot. Even later lezen we dat Gudrun Thord aanmaant om ook een beroep
te doen op deze wet en te scheiden van zijn vrouw Aud die ‘had taken to wearing
breeches with a codpiece like a masculine woman’.158 Hierna trouwt Gudrun met
Thord. Aud is in haar eer gekrenkt en zint op wraak.
She woke Thord, but he only turned over on his side when he saw some man had
come in. She drew her short-sword and struck him a great wound on his right arm
which cut across both breasts. She struck with such force that the sword lodged in the
156
Zie paragraaf 5.1 Lust voor wraak (pp. 94-100); in Njal saga krijgt Hallgerðr tot drie maal toe een slag in het
gezicht en tot drie maal toe wordt deze daad gewreekt. 157
Thorsson, Örnólfur (Ed.) (2000). The Sagas of Icelanders. England: Pengiun Books Ltd, p. 332. 158
Thorsson, Örnólfur (Ed.) (2000). The Sagas of Icelanders. England: Pengiun Books Ltd, p. 334.
107
wood of the bed. Aud then returned to her horse, sprang into the saddle and rode
home.
(Thorsson, 2000: 335)
Aanvankelijk nemen zowel Aud als Gudrun de rol van wreekster op zich. Ze handelen
zelf, maar verbleken daarbij in het niets bij de daden van Gudrun Gjukisdottir uit de
Edda-liederen. Gudrun Gjukisdottir slaagt in haar opzet. Door haar zonen te doden
kan ze zich ongestraft wreken op Atli, want zijn dood zal niet meer gewreekt worden
door zijn afstammelingen. Gudrun Osvifsdottirs wraak is echter geweldloos, al slaagt
ze wel in haar opzet. Aud daarentegen doet haar rol als wreekster geen eer aan,
want ze kan Thord enkel maar verwonden. Het toont aan dat het type van de
wreekster aan kracht verliest in de saga’s.
In haar tweede huwelijk is Gudrun gelukkig, maar haar geluk is van korte duur. Thord
komt om het leven, terwijl Gudrun zwanger is van hun zoon. De jongen wordt Thord
genoemd naar zijn vader en wordt grootgebracht in een pleeggezin.
Dan ontmoet Gudrun de pleegbroers Bolli en Kjartan. Zij en Kjartan worden verliefd
op elkaar, maar door de ondoorgrondelijke wegen van het lot trouwt ze met Bolli.
Kjartan trouwt op zijn beurt met Hrefna. Dit vormt het begin van een lange twist
tussen de twee mannen. Gudrun is diep gekwetst door Kjartan en zint op wraak. Ze
doet er alles aan om haar man Bolli ertoe aan te zetten Kjartan te doden.
At Gudrun’s urging Bolli’s resentment of Kjartan and his offences grew, and he quickly
gathered his weapons. […] With that Kjartan threw down his weapons and refused to
defend himself further. He was only very slightly injured, although exhausted from
fighting. Bolli made no response to Kjartan’s words, but dealt him a death blow, then
took up his body and held him in his arms when he died. Bolli regretted the deed
immediately and declared himself the slayer.
(Thorsson, 2000: 369 en 372)
Bolli verzaakt niet aan zijn plicht om wraak te nemen, maar dat betekent niet dat hij
geen respect en liefde voelt voor zijn pleegbroer. Dit verzacht echter niet het
verdriet van Thorgerd, Bolli’s pleegmoeder en de natuurlijke moeder van Kjartan.
Thorgerd is de dochter van Egil Skallagrimsson en door haar aderen stroomt
hetzelfde passievolle bloed als dat van haar vader. Ze zal er dan ook alles aan doen
om de dood van haar geliefde zoon te vergelden.
She answered with a snort. ‘What I do know,’ she said, ‘is that here lives Bolli, your
brother’s slayer, and not a shred of resemblance do you bear to your great ancestors
since you won’t avenge a brother the likes of Kjartan. Never would your grandfather
Egil have acted like this, and it grieves me to have such spineless sons. You would
have made your father better daughters, to be married off, than sons. It shows the
truth of the saying, Halldor, that ‘every kin has its coward’.
(Thorsson, 2000: 377)
108
Thorgerd weet als geen ander hoe ze haar zonen moet aanzetten om Kjartans dood
te wreken. Ze gaat zelfs nog een stap verder, zoals ook Jesch bevestigt: ‘Their
mother Þorgerðr (daughter of the saga hero Egill Skallagrímsson), in a stock goading
scene, has to incite them to carry out this duty. She obviously has little faith in her
sons, for she insists on accompanying them on their expedition to kill Bolli. […] And
indeed she is present throughout the fight, egging them on until Bolli is killed.’159
Gudrun lijkt weinig aangeslagen door de dood van Bolli, maar niets is minder waar.
Zij weigert de compensatie voor zijn dood. Kort daarop schenkt zij het leven aan een
zoon die ze naar zijn vader noemt, namelijk Bolli. Samen met zijn oudere broer
Thorleik wordt hij door Gudrun opgevoed met als voornaamste doel de dood op hun
vader te wreken. Als de twee broers oud genoeg zijn, stookt Gudrun hun op om de
daad bij het woord te voegen. Zij doet dit op een manier die veel gelijkenis vertoont
met die waarop Thorgerd haar zonen aanzette om Bolli te doden.
Several nights after returning home, Gudrun asked her sons to come and speak to her
in her leek garden. When they arrived they saw spread out garments of linen, a shirt
and breeches much stained with blood. Gudrun then spoke: ‘These very clothes
which you see here reproach you for not avenging your father. I have few words to
add, for it is hardly likely that you would let the urging of words direct you if unmoved
by such displays and reminders.’
(Thorsson, 2000: 388)
Nu de wraak voorbij is, trouwt Gudrun een laatste keer met Thorkell Eyjólfsson. Bij zijn
dood is Gudrun ‘the first woman in Iceland to become a nun and anchoress’.160 Als
haar zoon Bolli haar vraagt van wie zij het meeste hield, antwoord ze: ‘Though I
treated him worst, I loved him best.’161
Vrouwen zoals Gudrun en Thorgerd in Laxdœla saga ondernemen zelf geen
gewelddadige acties, maar zij deinzen er niet voor terug om anderen aan te zetten
tot het plegen van moord.
Opvallend is dat in de jongere Oudnoorse literatuur de rol van de vrouw steeds
kleiner wordt en dat zowel de stoker als de wreekster van het toneel verdwijnen.
Jenny Jochens wijst bijvoorbeeld op dit verlies in de Noorse koningssaga’s: ‘But it is
striking to notice that with a single unimportant exception the Hetzerin is totally
absent from the last century of Heimskringla, that is, the period from about 1060 to
1177 when Christianity must have taken hold of emotions and behaviour of people,
159
Jesch, Judith (2005). Women in the Viking Age. Woodbridge: the Boydell Press, p. 194. 160
Thorsson, Örnólfur (Ed.) (2000). The Sagas of Icelanders. England: Pengiun Books Ltd, p. 420. 161
Thorsson, Örnólfur (Ed.) (2000). The Sagas of Icelanders. England: Pengiun Books Ltd, p. 421.
109
just as the type is not found in the later, more contemporary kings’ sagas, such as
Sverris saga and Hákonar saga Hákonarsonar.’162
Deze sterke vrouwen maken deel uit van de heidense Oudnoorse wereld en horen
enkel thuis in de heidense Vikingwereld. Hoe jonger de Oudnoorse literatuur hoe
meer de vrouw op de achtergrond treedt. Dit kan verklaard worden door de invloed
van het christendom op de gedachtewereld van de Vikingen. In het christendom
krijgt de vrouw een ondergeschikte rol en er is geen plaats meer voor strijd- en
wraaklustige vrouwen.
162
Jochens, Jenny (1987). The female inciter in the kings’ sagas. In: Arkiv för nordisk filologi 102, p. 111.
110
6 Conclusies
In dit seminariewerk is verslag gedaan van een studie rond de rol van gender en
geweld in de Vikingtijd, een periode die zich strekt van ruwweg de negende tot de
dertiende eeuw. De hoofdvraag luidde:
Wat is de plaats van geweld binnen de Oudnoorse cultuur en literatuur en
hoe worden mannen en vrouwen voorgesteld in dit kader?
Doel van deze studie is dat de lezer een gevarieerd beeld krijgt van de manier
waarop de natuur van geweld en de rol die mannen en vrouwen daarbij vervullen in
de Oudnoorse cultuur en literatuur wordt weergegeven.
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten samengevat aan de hand van
de onderzoeksvragen en worden enkele conclusies getrokken. Achtereenvolgens
wordt ingegaan op de vraag of het beeld van de gewelddadige Vikingen klopt,
over welke rol geweld speelt bij de constructie van mannelijkheid en hoe vrouwen
worden voorgesteld met betrekking tot geweld.
6.1 In hoeverre klopt het beeld van de gewelddadige Vikingen?
Het blijkt uit deze studie dat het beeld van de gewelddadige Vikingen misplaatst is.
De middeleeuwen staan over het algemeen bekend als een gewelddadige en
donkere periode in onze geschiedenis. Binnen deze context is het Vikinggeweld dus
zeker niet uniek. Het beeld dat contemporaine bronnen schetsen van de
Noorderlingen doet hen allesbehalve eer aan en berust enkel op miscommunicatie.
Hun slachtoffers en tegenstanders moesten gewoon in de krijgers uit het Hoge
Noorden hun meerdere herkennen. Hun succes en daardoor ook hun slechte
reputatie hebben de Vikingen enkel te danken aan hun kunde in de scheepsbouw
en scheepsvaart, hun goed doordachte verdedigings- en gevechtstechnieken, hun
wapens en uitrusting. Bovendien ondernemen ze zelf stappen om het geweld in hun
maatschappij aan banden te leggen door onder andere wetten in te voeren.
Naarmate het einde van de Vikingtijd nadert, neemt ook het geweld af in de
literatuur en hun cultuur.
111
6.2 Welke rol speelt geweld bij de constructie van de mannelijke krijger?
In een krijgercultuur speelt geweld uiteraard een centrale rol, toch zijn niet alle
Vikingen bloeddorstige barbaren. Het beeld van de razende krijger die vrouwen
verkracht, kinderen doodt en geen angst kent berust op het voorkomen van de
berserker in de Oudnoorse cultuur. Toch is dit slechts een specifiek type krijger.
Daarnaast komen bijvoorbeeld de Jomsvikingen voor die leven volgens strikte regels
en de dichterkrijger. Deze laatste verenigt in zich zowel het mannelijke als het
vrouwelijke. De krijgskunst is een typisch mannelijk kenmerk, terwijl het uiten van
gevoelens een eerder vrouwelijk kenmerk is. Bovendien ziet men dat bij het nemen
van wraak het individu steeds de keuze heeft tussen een geweldloze of een
gewelddadige oplossing. Als de protagonist opteert voor de geweldloze oplossing
van een conflict moet hij daarbij niet inboeten aan mannelijkheid, want zijn eer is
nog steeds intact. Eer en geweld zijn in de Oudnoorse maatschappij onlosmakelijk
met elkaar verbonden. Om een eervolle krijger te worden, moet een man zich laten
gelden op het slagveld. Een gewelddadige dood sterven is de ultieme eer. Ook het
zich wreken is gelinkt aan eer, want wraak is een manier om zijn geschonden eer te
herstellen.
6.3 Hoe worden vrouwen voorgesteld in het kader van geweld?
Vrouwen kunnen geweld aanwenden zowel binnen de grenzen van hun gender als
buiten de grenzen van hun gender. Binnen de grenzen van het vrouw-zijn uit zich dit
vooral in hun rol bij het nemen van wraak. Als wreekster neemt ze zelf het heft in
handen en zij neemt wraak zonder tussenkomst van een man. Daarbij schrikt de
wreekster niet terug van het gebruik van geweld. Als stoker zet ze mannen aan tot
het nemen van wraak en ze deinst daarbij niet terug om hen aan te sporen veel
geweld te gebruiken. Buiten de grenzen van haar genderrol transformeert de
Oudnoorse vrouw zich tot een echte krijger. De schildmaagden en
maagdenkoningen nemen tijdelijk of permanent de rol van zoon of man op zich om
een wapen ter hand te nemen. Zij strijden mee op het slagveld en tonen geen angst
om anderen te verwonden. De walkuren echter begeleiden mannen op het
slagveld. Net zoals bij de man, stoelt de motivatie van vrouwen om geweld te
gebruiken op het principe van eer en plicht. Opvallend hierbij is dat in de jongste
112
Oudnoorse literatuur deze sterke vrouwen geleidelijk aan van het toneel verdwijnen,
waardoor zij des te meer verankerd zijn met de oude heidense Vikingwereld.
Uit dit seminariewerk blijkt dat er wel degelijk geweld werd aangewend door de
Vikingen, zowel door mannen als vrouwen. Toch verschillen zij daarin niet van hun
buren en men mag niet vergeten om dit geweld in de juiste context te plaatsen.
113
Bibliografie
Primaire literatuur:
- Chesnutt, Micheal (2001). Egils Saga Skallagrímssonar. Bind I. A-Redaktionen ( Editiones
Arnamagnæanæ, Series A, vol. 19). København: C.A. Reitzels Forlag.
- Dennis, Andrew & Foote, Peter (1980-2000). Laws of early Iceland: Grágás, the Codex
Regius of Grágás, with material from other manuscripts (University of Manitoba
Icelandic Studies: 3/5). Winnepeg: University of Manitoba Press.
- Edwards, Paul & Pallson, Hermann (1970). Arrow-Odd: A Medieval Novel. New York:
New York University Press.
- Fisher, Peter & Davidson, H.R.E. (Ed.) (1979). Saxo Grammaticus: the history of the
Danes. Cambridge: Brewer, Rowman and Littlefield.
- Fox, Denton & Palsson, Hermann (1961). Grettir’s Saga. Toronto: University of Toronto
Press.
- Hollander, Lee M. (1998). Njal’s Saga. Ware, Hertfordshire: Wordsworth Editions Ltd.
- Jones, Gwyn (1999). Eirik the Red and Other Icelandic Sagas. Oxford: Oxford University
Press.
- Keyser, R. & Munch, P.A. (Eds.) (1846). Norges gamle love indtil 1387. Oslo: C.
Gröndahl.
- Óskarsdóttir, Svanhildur (Ed.) (2004). Egil’s Saga. England: Pengiun Books Ltd.
- Otten, Marcel (2004). Edda. De liederen uit de Codex Regius en verwante
manuscripten. Wommelgem: Veen Bosch & Keuning.
- Sturluson, Snorri (trans. Lee M. Hollander) (1964). Heimskringla: History of the Kings of
Norway. Austin: University of Texas Press.
- Thorsson, Örnólfur (Ed.) (2000). The Sagas of Icelanders. England: Pengiun Books Ltd.
- Tolkien, Christopher (1960). The Saga of King Heidrek the Wise. New York: Thomas
Nelson & Sons.
- Orkneyinga Saga. http://www.orkneyjar.com/history/vikingorkney/torfeinar.htm)
Secundaire Literatuur:
- Allan, Tony (2004). De Vikingen. Leven, mythen en kunst. Kerkdriel: Librero.
- Baring-Gould, Sabine (1865). The book of were-wolves. Project Gutenberg Edition.
http://onlinebooks.library.upenn.edu/webbin/gutbook/lookup?num=5324 (2006).
- Bates, Brian (2002). The Real Middle Earth. Magic and Mystery in the Dark Ages.
London: Pan Books.
- Bodvarsdottir, Hrafnhildur (1989). The Function of the Beasts of Battle in Old English
Poetry. Ann Arbor: University Microfilms International.
- Boehm, Christopher (1987, second edition). Blood Revenge: The Enactment and
Management of Conflict in Montenegro and Other Tribal Societies. Philadelphia: Univ.
of Pennsylvania Press.
- Bolckmans, Alex (1984). Scandinavische letterkunde. Utrecht: Spectrum.
- Butler, Judith (1990). Gender Trouble. London: Routledge.
- Byock, Jesse L. (1995). Egil’s Bones. In: Scientific American 272 #1, pp. 82-87.
- Bø, Olav (1969). Hólmganga and Einvigi: Scandinavian Forms of the Duel. In: Medieval
Scandinavia 2, pp. 132-148.
- Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great
Britain: Osprey Publishing.
- Christiansen, Eric (2006). The Norseman in the Viking Age. Oxford: Blackwell Publishing.
- Ciklamini, Marlene (1963). The Old Icelandic Duel. In: Scandinavian Studies, 35:3, pp.
175-194.
114
- Clover, Carol J. (1986). Maiden warriors and other sons. In: Journal of English and
Germanic Philology, pp. 35-49.
- Clover, Carol J. (1986). Hildigunr's Lament. In: John Lindow, Lars Lönnroth, Gerd W.
Weber (Eds.) Structure and Meaning in Old Norse Literature. Odense: Odense
University Press, pp. 141-183.
- Davidson, Hilda R.E. (1978). Shape-changing in the Old Norse Sagas. In: Joshua R.
Porter & William M.S. Russell (Eds.). Animals in Folklore. Cambridge: Brewer, pp. 126-42.
- Dumezil, Georges (1973). Gods of the Ancient Northmen. Los Angeles: University of
California Press.
- Durham, Keith (2006). The Viking Longship. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of
Discovery and Plunder. Great-Britain: Osprey Publishing, pp. 142-195.
- Fabing, Howard (1956). On going berserk: a neurochemical inquiry. In: Scientific
Montly 83.
- Feinberg, Leslie (1996). Transgender Warriors. Boston: Beacon Press.
- Fell, Christine E. et all (1980). The Northern world: the history and heritage of northern
Europe AD 400-1100. London: Thames and Hudson.
- Foote, Peter G. & Wilson, David M. (1970). The Viking Achievement. London: Sidgewick
& Jackson.
- Frank, Roberta (1985). Skaldic Poetry. In: Clover, Carol J. and John Lindow (Eds.): Old
Norse-Icelandic Literature. A Critical Guide. Ithaca and London. Pp. 157-196.
- Gordon, E.V. (1956 , second revised edition). An Introduction to Old Norse. Oxford:
Clarendon Press.
- Halsall, G. (1989). Anthropology and the Study of Pre-Conquest Warfare and Society:
the Ritual War in Anglo-Saxon England. In: Chadwick-Hawkes, S. Weapons and
Warfare in Anglo-Saxon England. Oxford, pp. 155-177.
- Harrison, Mark (2006). The Viking Hersir. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of
Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, pp. 82-141.
- Heaney, Seamus (1975). North. London: Faber and Faber.
- Heath, Ian (2006). A History of the Vikings. In: Chratrand, R. The Vikings. Voyagers of
Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, pp. 10-81.
- Heller, Rolf (1958). Die literarische Darstellung der Frau in den Isländersagas. In: Saga
Untersuchungen zur Nordischen Literatur- und Sprachgeschichte, HT. 2, Halle: Max
Niemeyer.
- Högberg, Ole (2003). Flugsvampan och människan. København: Carlsson Bokförlag.
- Jesch, Judith (2005). Women in the Viking Age. Woodbridge: the Boydell Press.
- Jochens, Jenny (1986). The medieval Icelandic heroine. In: Viator, Medieval and
Renaissance studies 17, pp. 35-50.
- Jochens, Jenny (1987). The female inciter in the kings’ sagas. In: Arkiv för nordisk filologi
102, pp. 100-119.
- Jochens, Jenny (1993). Gender symmetry in law? A case of medieval Iceland. In: Arkiv
för nordisk filologi 108, pp. 46-67.
- Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of
Pennsylvania Press.
- Jones, Gwen (1933). Some Characteristics of the Icelandic Hólmganga. In: Journal of
English and Germanic Philology 32, pp. 203-224.
- Liberman, Anatoly (2004). Berserkir: A Double Legend. In: Brathair 4 (2), pp. 97-101.
- Lindow, John (1994). Bloodfeud and Scandinavian Mythology. In: alvíssmál 4, pp. 51-
68.
- Magnusson, Magnus (2003). The Vikings. Gloucestershire: Tempus Publishing Limited.
- Magnusson, Magnus (2005). Iceland Saga. Gloucestershire: Tempus Publishing Limited.
- Miller, William Ian (1990). Bloodtaking and Peacemaking: Feud, Law, and Society in
Saga Iceland. Chicago: Univ. of Chicago Press.
- Njalsson, Egil (December 1995). The Viking Forts.
http://www.zianet.com/egil/nonfiction/vikingforts.html
- Nolcken, Christina von (2001). Egill Skallagrimsson and the Viking Ideal. Chicago:
University of Chicago.
115
- Norrman, Lena (2000). Woman or Warrior? The Construction of Gender in Old Norse
Myth. In: 11th International Saga Conference, pp. 375-385.
- O’Donoghue, Heather (2004). Old Norse-Icelandic Literature. A Short Introduction.
Oxford: Blackwell Publishing Ltd.
- ONP of Ordbog over det nørrene prosasprog/ A Dictionary of Old Norse Prose.
http://www.onp.hum.ku.dk
- Sayers, William (2003). Fracture and Containment in the Icelandic Skalds’ Sagas. In:
Medieval Forum 3. http://www.sfsu.edu/~medieval/Volume3/Sayers.html .
- Schjødt, Jens Peter (2006). The Notion of Berserkir and the Relation between Óðinn
and Animal Warriors. (13th Saga Conference).
http://www.dur.ac.uk/medieval.www/sagaconf/schjodt.htm .
- Short, William R. (2006). Arms and Combat in Sagas of Icelanders. A Statistical
Summary of Weapans Usage in Sagas of Icelanders.
http://www.hurstwic.org/library/arms_in_sagas/weapon_use_summary.htm .
- Smith, Patrick J. (2003-2004). Violence, Society and Communication: the Vikings and
Pattern of Violence in England and Ireland 793-860. In: Leeds History First (e-journal),
Volume 1, pp. 1-48. www.leeds.ac.uk/history/studentlife/e-journal/smith.pdf .
- Tulinius, Torfi H. (2002). The matter of the North: the rise and fall of literary fiction in
thirteenth-century Iceland (The Viking Collection: studies in Northern civilization 13).
Odense: Odense University Press.
- Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De
herkomst van onze woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie.
- Vike, V. (2000). Brynjevev : metallografisk analyse av brynjematerial ved
Oldsaksamlingen i Oslo. Semesteroppgave - Universitetet i Oslo.
http://folk.uio.no/vegardav/brynje/Brynjevev_Vegard_Vike_2000.pdf
- Wahlgren, Erik (1938). The Maiden King in Iceland. Ph.D. Diss. Chicago: University of
Chicago Libraries.
- Wernick, Robert (1979). The Vikings. Alexandria VA: Time-Life Books.
- Wester, Knut (2000). The Mystery of the Missing Viking Helmets. In: Neurosurgery, 47, pp.
1216-1229.
- Wilhelm, James (1997). The significance of the Jomsvikings.
http://members.aol.com:/jdowl33910/jwilhelm2.html (2006).
- Willis, Roy (Red.) (1993). Mythen van de mensheid. Baarn: Anthos.
- http://www.vikingeskibsmuseet.dk/ (website Vikingschipmuseum te Roskilde in
Denemarken)
Illustraties:
1. Ringfort – Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder.
Great Britain: Osprey Publishing, p. 110.
2. Skuldelev 2 - http://www.vikingeskibsmuseet.dk/page.asp?objectid=203&zcs=402
3. Skuldelev 5 - http://www.vikingeskibsmuseet.dk/page.asp?objectid=291&zcs=402
4. Schepen, Tapijt van Bayeux -
http://historymedren.about.com/gi/dynamic/offsite.htm?zi=1/XJ&sdn=historymedren
&zu=http%3A%2F%2Fmembers.tripod.com%2F%7Emr_sedivy%2Fmed_bayx.html
5. Zeeslag bij Svöldr - Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of Discovery and
Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 94.
6. Krijger in volle wapenuitrusting - Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of
Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 58.
7. Fragment maliënkolder, Gjermundbu - http://ask-vikingekampgruppe.dk/dk0018.html
8. Platenvest, Tapijt van Bayeux – Vikings : Enquête sur les secrets des maîtres de la mer,
Les Cahiers de Science &Vie, N° 80, avril 2004, p. 4.
9. Spangenhelm, Gjermundbu - Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of
Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p.129.
116
10. Wapens, helm en schild - Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of Discovery
and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 44.
11. Tabel: Wapens in Saga’s van de IJslanders -
http://www.hurstwic.org/library/arms_in_sagas/weapon_use_summary.htm
12. Strandhögg - Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of Discovery and
Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 70.
13. Skjaldborg, Tapijt van Bayeux - Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of
Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 95.
14. Hólmgang - Fell, Christine E. et all (1980). The Northern world: the history and heritage
of northern Europe AD 400-1100. London: Thames and Hudson, p. 214.
15. Grettir als krijger - http://en.wikipedia.org/wiki/Image:AM426_Grettir.jpg
16. Vikingkrijgers - Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of Discovery and
Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 62.
17. Berserkr – Allen, Tony (2002). De Vikingen. Leven, mythen en kunst. Kerkdriel: Librero, p.
122.
18. Hamrammr - Allen, Tony (2002). De Vikingen. Leven, mythen en kunst. Kerkdriel:
Librero, p. 100.
19. Dood van Kvasir - Willis, Roy (Red.) (1993). Mythen van de mensheid. Baarn: Anthos, p.
194.
20. Plaat met berserkr - Fell, Christine E. et all (1980). The Northern world: the history and
heritage of northern Europe AD 400-1100. London: Thames and Hudson, p. 131.
21. Zwametende krijger - Högberg, Ole (2003). Flugsvampan och människan. København:
Carlsson Bokförlag, p. 70.
22. Dronken krijgers - Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of Discovery and
Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 90.
23. Egil - http://en.wikipedia.org/wiki/Image:Egil_Skallagrimsson_17c_manuscript.jpg
24. Egil en zijn dode zoon -
http://en.wikipedia.org/wiki/Image:Egill_Skallagr%C3%ADmsson_1995-IS-02-00.jpg
25. Egil - http://en.wikipedia.org/wiki/Image:Egill_Skallagr%C3%ADmsson_1996-09-IS-03-
36.jpg
26. Walkuren als dienaars - Fell, Christine E. et all (1980). The Northern world: the history
and heritage of northern Europe AD 400-1100. London: Thames and Hudson, p. 142.
27. Vrouw als dienares, Broa-steen -
http://www.gotmus.i.se/1engelska/bildstenar/bilder/bild_broa_halla_a1.jpg
28. Walkuren uit de Wagner-opera - Fell, Christine E. et all (1980). The Northern world: the
history and heritage of northern Europe AD 400-1100. London: Thames and Hudson, p.
222.
29. Dood van een schildmaagd - http://en.wikipedia.org/wiki/Image:Peter_Nicolai_Arbo-
Hervors_d%C3%B8d.jpg
30. Vrouw als legeraanvoerder, Lärbro Stora Hammer-steen -
http://www.pitt.edu/~dash/stone3888.jpg
31. Vrouw als krijger, Oseberg-tapijt - Jesch, Judith (2005). Women in the Viking Age.
Woodbridge: the Boydell Press, p. 125.
32. Gudrun en Sigurðr -
http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/c/c7/Grimhild%2C_Rackham_1910.j
pg
top related