omdat ik vlaming ben - ghent university library...daels ‘bitter, schamper en onaangenaam.’ daels...
Post on 24-Mar-2021
8 Views
Preview:
TRANSCRIPT
Universiteit Gent
Faculteit Letteren en Wijsbegeerte
Vakgroep Nieuwste Geschiedenis
Academiejaar 20011-2012
Omdat ik Vlaming ben
Een biografie van Frans Daels
Proefschrift voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de
Geschiedenis
Promotor: dr. Koen Aerts
Wendy Lisarde (00801116)
1
Universiteit Gent
Examencommissie Geschiedenis
Academiejaar 2011-2012
Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie
Ondergetekende,
Wendy Lisarde
Afgestudeerd als master in de Geschiedenis aan Universiteit Gent in het academiejaar 2011-
2012 en auteur van de scriptie met als titel:
Omdat ik Vlaming ben. Een biografie van Frans Daels.
verklaart hierbij dat zij/hij geopteerd heeft voor de hierna aangestipte mogelijkheid in verband
met de consultatie van haar/zijn scriptie:
o de scriptie mag steeds ter beschikking worden gesteld van elke aanvrager;
o de scriptie mag enkel ter beschikking worden gesteld met uitdrukkelijke, schriftelijke
goedkeuring van de auteur (maximumduur van deze beperking: 10 jaar);
o de scriptie mag ter beschikking worden gesteld van een aanvrager na een wachttijd
van … . . jaar (maximum 10 jaar);
o de scriptie mag nooit ter beschikking worden gesteld van een aanvrager
(maximumduur van het verbod: 10 jaar).
Elke gebruiker is te allen tijde verplicht om, wanneer van deze scriptie gebruik wordt gemaakt
in het kader van wetenschappelijke en andere publicaties, een correcte en volledige
bronverwijzing in de tekst op te nemen.
Gent, 7/8/2012
………………………………………(handtekening)
2
3
Dankwoord
Met het schrijven van dit dankwoord zet ik een punt achter vier jaar geschiedenis aan de
Universiteit Gent. Wanneer deze thesis stof ligt te vergaren en de herinneringen aan
saaie archiefbezoeken reeds vergeten zijn, hoop ik toch nog de hulp van de volgende
mensen te herinneren.
Allereerst wil ik mijn promotor, Koen Aerts, bedanken omdat hij me inleidde in dit
interessante onderwerp. Voor ik aan dit onderzoek begon, kende ik enkel de grote
verhalen over de Vlaamse beweging en de collaboratie. Doordat hij mij de kans gaf om
kennis te maken met de persoon van Frans Daels, heb ik veel meer inzicht gekregen in
deze kwestie. Ook Luc Daels ben ik bijzonder dankbaar voor het interessante en
aangename gesprek over zijn vader.
De personen die deze thesis hebben nagelezen, verdienen een medaille voor moed en
zelfopoffering. De verbeteringen en tips van Willem, Cynthia, Jelle en Katrien waren
onontbeerlijk om deze scriptie tot een goed einde te brengen. Niet minder belangrijk
was de steun van Sientje en Michelle. Samen hebben we alleszins goed gelachen met
onze thesisperikelen. Guillaume was zoals altijd de rots in de branding wanneer het wat
minder ging.
Tenslotte gaat ook een woord van dank uit naar mijn familie. Naast een onuitputbare
financiële bron waren mijn ouders ook vier jaar lang trouwe supporters. Ook mijn oma
was steeds begaan met mijn resultaten. Bij mijn volgende studie zullen zij weer vanop de
zijlijn supporteren.
4
Lijst met afkortingen
ADVN : Archief, Documentatie en Onderzoekscentrum voor het Vlaam-
Nationalisme
CVP : Christelijke Volkspartij
DeVlag : Duits-Vlaamse Arbeidsgemeenschap
Rex : Christus Rex
SKVH : Sekretariaat der Katholieke Vlaamse Hoogstudenten
SOMA : Studie en Documentatie centrum voor Oorlog en Maatschappij
SS : Schutsscharen of Schutz-Staffeln
UA : Universiteitsarchief
Verdinaso : Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen
VNV : Vlaams Nationaal Verbond
5
Inhoudsopgave Dankwoord .................................................................................................................................................. 3
Lijst met afkortingen ................................................................................................................................... 4
Inleiding ............................................................................................................................................... 9
De verschillende kanten van Frans Daels .............................................................................................. 10
Status Quaestionis van de literatuur ..................................................................................................... 11
Methodologische nota .......................................................................................................................... 13
Deel I: De vooroorlogse periode (1882-1914) .................................................................... 16
De flamingant ........................................................................................................................................ 17
Deel II: De Eerste Wereldoorlog ............................................................................................... 19
Hoofdstuk I: De geschiedenis van de Groote oorlog ................................................................................. 20
De Duitse inval ....................................................................................................................................... 20
De regering in Le Havre ......................................................................................................................... 21
Het activisme en de flamenpolitik ......................................................................................................... 21
De Flamenpolitik ................................................................................................................................... 23
De Frontbeweging ................................................................................................................................. 24
Betekenis voor het Vlaams-nationalisme .............................................................................................. 26
Hoofdstuk II: flamingant aan de IJzer ........................................................................................................ 28
De Belgische Standaard ......................................................................................................................... 28
Sekretariaat der Katholieke Vlaamse Hoogstudenten .......................................................................... 29
De brochures van Daels ......................................................................................................................... 31
Strubbelingen tussen Daels en De Belgische Standaard ....................................................................... 32
Ons Vaderland ....................................................................................................................................... 33
‘Ik dien’ als leuze van Daels en het SKVH .............................................................................................. 33
Heldenhulde .......................................................................................................................................... 34
Het verbod op de studiekringen en het ontstaan van de frontbeweging ............................................. 35
Daels en Frans Van Cauwelaert ............................................................................................................. 37
Besluit ........................................................................................................................................................ 40
Deel III: het interbellum (1918-1940) ................................................................................... 41
Hoofdstuk I: De renaissance van de Vlaamse zaak ................................................................................... 42
De Frontpartij ........................................................................................................................................ 42
De eerste IJzerbedevaarten ................................................................................................................... 44
Hoofdstuk II: Het geweten van Vlaanderen .............................................................................................. 46
Boven en buiten de politiek .................................................................................................................. 46
Testamentuitvoerder van de IJzer ......................................................................................................... 48
6
Hoofdstuk III: Professor Daels ................................................................................................................... 50
Een sociaal-bewogen geneesheer ......................................................................................................... 50
Bij de studenten .................................................................................................................................... 52
De vernederlandsing van de Universiteit Gent ..................................................................................... 53
’t Hospitaal van Daels ............................................................................................................................ 55
Rector Daels? ......................................................................................................................................... 56
Hoofdstuk IV: aanloop naar Wereldoorlog II ............................................................................................ 58
De antidemocratische evolutie van het Vlaams-nationalisme .............................................................. 58
Boegbeeld voor het radicale Vlaanderen .............................................................................................. 60
De IJzerbedevaart van 1939: Nooit meer oorlog? ................................................................................ 62
Besluit ........................................................................................................................................................ 63
Deel IV: De Tweede Wereldoorlog (1940-1945) ................................................................ 65
Hoofdstuk I: Daels blijft in Gent ................................................................................................................ 67
Aanslag op Daels ................................................................................................................................... 67
Hoofdstuk II: Daels stapt in de politiek ..................................................................................................... 69
De mislukte Volksbeweging .................................................................................................................. 70
Toetreding tot de Raad van Leiding ...................................................................................................... 72
Hoofdstuk III: De stichting van de Eenheidsbeweging-VNV ...................................................................... 77
Interne crisis .......................................................................................................................................... 78
Hoofdstuk IV: De verklikkingszaken .......................................................................................................... 82
De benoemingen aan het Parket-Generaal te Gent .............................................................................. 82
De kwestie van het Burgerlijk Hospitaal ................................................................................................ 84
Conclusie ............................................................................................................................................... 86
Hoofdstuk V: De sociale organisaties ........................................................................................................ 88
De Unie van Hand- en Geestesarbeiders .............................................................................................. 88
Voor Moeder en Kind ............................................................................................................................ 89
Winterhulp ............................................................................................................................................ 90
Conclusie ............................................................................................................................................... 93
Hoofdstuk VI: De werving voor het oostfront ........................................................................................... 94
Een politieke actie ................................................................................................................................. 94
De werving voor het Vlaams Legioen .................................................................................................... 94
Daels werft voor het Oostfront ............................................................................................................. 95
Conclusie ............................................................................................................................................... 98
Hoofdstuk VII: De Oorlogsbedevaarten .................................................................................................. 100
De Hulde van 14 juli ............................................................................................................................ 100
7
De eerste oorlogsbedevaart ................................................................................................................ 101
De tweede oorlogsbedevaart .............................................................................................................. 102
De derde oorlogsbedevaart................................................................................................................. 104
De vierde oorlogsbedevaart ................................................................................................................ 105
De vijfde oorlogsbedevaart ................................................................................................................. 106
Conclusie ............................................................................................................................................. 107
Hoofdstuk VIII: Daels werkzaamheden als professor .............................................................................. 109
De Toulouse-professoren .................................................................................................................... 109
Inmenging in de nieuwe benoemingen ............................................................................................... 110
Het gastprofessorschap ....................................................................................................................... 111
Daels’ invloed bij de studenten ........................................................................................................... 112
De Tucht- en Leidingsraad ................................................................................................................... 113
De Cultuurraad .................................................................................................................................... 115
Hoofdstuk IX: Verzet tegen de Nationaalsocialist ................................................................................... 116
Hoofdstuk X: Kroniek van een aangekondigd ontslag ............................................................................. 118
1941: Afwezigheid in de Raad van Leiding .......................................................................................... 118
1942: Ontslag uit de Raad van Leiding ................................................................................................ 119
1943: uitstap uit het VNV .................................................................................................................... 122
Conclusie ................................................................................................................................................. 124
DEEL V: De repressie (1944-1959) ........................................................................................ 126
Hoofdstuk I: De repressie in zesvoud ...................................................................................................... 127
De straat regeert ................................................................................................................................. 127
De overheidsrepressie ......................................................................................................................... 128
De zuivering in privéorganisaties ........................................................................................................ 131
Hoofdstuk II: Het onderzoek naar Daels ................................................................................................. 133
De opsporing van Daels ....................................................................................................................... 133
Bewijsmateriaal ................................................................................................................................... 137
Getuigen .............................................................................................................................................. 138
Hoofdstuk III: Het vonnis ......................................................................................................................... 142
Over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren ................................................ 146
Conclusie ............................................................................................................................................. 149
Hoofdstuk IV: De periode in Zwitserland ................................................................................................ 150
Contacten met België .......................................................................................................................... 152
Hoofdstuk V: De terugkeer van Frans Daels ............................................................................................ 154
De amnestiebeweging ......................................................................................................................... 154
8
De voorbereiding van zijn terugkeer ................................................................................................... 155
De laatste stappen ............................................................................................................................... 159
Gelijkenissen met de zaak Elias ........................................................................................................... 161
Hoofdstuk VI: Zijn laatste jaren ............................................................................................................... 162
Conclusie ................................................................................................................................................. 164
Conclusie ......................................................................................................................................... 165
Opgave van bronnen en literatuur ........................................................................................ 168
Bronnenmateriaal ................................................................................................................................... 168
Archiefbestanden ................................................................................................................................ 168
Mondelinge bronnen ........................................................................................................................... 168
Pers ...................................................................................................................................................... 169
Afbeeldingen ....................................................................................................................................... 170
Literatuur ................................................................................................................................................. 171
Boeken ................................................................................................................................................. 171
Artikels ................................................................................................................................................. 174
Bijlagen ........................................................................................................................................... 175
1 )Bijgevoegde CD-ROM van interview met Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. .................................. 175
2 )Overeenkomst tot audio-opname en gebruik van de inhoud van een interview. Ondertekend door
Luc Daels. ................................................................................................................................................. 175
9
Inleiding
“Ik zeg niet Dr. Daels, ik zeg niet Prof. Daels, ik zeg Frans Daels: want wat zijn zijn titels
naast dien naam, den naam van een Mens, dien we vereren.”1
Wie er de standaardwerken van de Belgische geschiedenis op naslaat, zal de naam Frans
Daels zelden tegenkomen. Dat is eerder verbazingwekkend, aangezien Daels’ leven zich
afgespeeld heeft tijdens enkele van de sleutelmomenten uit de Belgische geschiedenis. In
de Encyclopedie van de Vlaamse Beweging daarentegen wordt hij vermeld tussen
prominente Vlaamse figuren, zoals Staf De Clercq en Hendrik Elias. Dat hij vooral in de
geschiedenisboeken over de Vlaamse Beweging voorkomt, is uiteraard geen toeval.
Daels verwerft immers omwille van zijn Vlaamsgezindheid zijn plaats in de
geschiedenis.
Deze masterproef heeft als doel het rijkgevulde leven van Frans Daels onder de loep te
nemen. In zijn leven zou Daels meerdere keren op de voorgrond treden in de Vlaamse
strijd. Zijn onuitputtelijke inzet voor de Vlaamse Beweging, op allerlei vlakken, vormt
dan ook de basis voor deze thesis. Er werd gekozen om zijn leven weer te geven in de
vorm van een biografie, teneinde het overzicht te behouden en omdat de geschiedenis
van een mensenleven zich nu eenmaal het best verhaalt in een biografische vorm. Toch
wordt er getracht om iets méér te schrijven dan een biografie: er wordt ook op zoek
gegaan naar de beweegredenen van de mens Daels. We gaan uit van de premisse dat zijn
Vlaamsgezindheid en sociaalvoelendheid de twee hoekstenen van zijn leven vormden.
Bovendien is deze thesis een noodzakelijke aanvulling op de reeds bestaande
biografische geschriften en artikels die na zijn dood verschenen. In deze biografieën
wordt hij telkens de hemel ingeprezen als ware hij een Vlaams profeet. Door zelf het
strafdossier te consulteren en de feiten in de context te plaatsen, werd al een heel
verschil opgemerkt met de artikels in het Pallieterke en met het boek Zo leefde zo sprak
prof. Dr Frans Daels.2 Beiden concentreerden zich eenzijdig op het zelfgeschreven
verweerschrift van Daels en op het uitgegeven Verweerschrift van prof. Dr. Frans Daels.3
dat de terugkeer van Daels naar België voor ogen had en dus zeker niet objectief te werk
ging. We hopen dan ook dat deze thesis een definitieve bijdrage vormt aan de aanwezige
literatuur.
De directe aanleiding voor deze masterproef was een interview met één van de zonen
van Daels in het weekblad Humo, waarin Luc Daels enigszins vergoelijkend praatte over
1 A. Vermeylen, Verzameld werk. Deel 4, Brussel, Manteau, 1955, p. 793. 2 M. Boey, Zo leefde zo sprak Prof. Dr. Frans Daels, Diksmuide, IJzerbedevaartkomitee, 1972, passim. 3 Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, s.n., s.l., 1954, 45 p
10
het oorlogsverleden van zijn vader. Nog recenter verscheen er, naar aanleiding van de
nieuwe datum van de IJzerbedevaart, een artikel waarin de geschiedenis van de
bedevaarten uit de doeken werd gedaan. Als allereerste voorzitter van het
IJzerbedevaartcomité kon hij daarin natuurlijk niet ontbreken. Deze hernieuwde
aandacht voor Frans Daels is alvast een bijkomende reden om een nieuw (academisch)
licht te schijnen over zijn leven.
De verschillende kanten van Frans Daels
“Hij was geen gemakkelijk vlot karakter, maar zoals hij van zichzelf meer dan eens zegde,
een ‘ambetanterik’”4
Frans Daels zou zijn hele leven lang eigenzinnig zijn standpunten verdedigen, wat hem
het imago van een koppig man gaf. “Wanneer hij zich eenmaal een opinie gevormd had,
dan vocht hij voor zijn opvattingen en was al het overige voor hem maar vergissing en
bedrog”, zo schreef Hendrik Elias.5 Op drie gebieden zou Daels voor zijn opvattingen
‘vechten’.
Vooraleerst was hij een geneesheer, gespecialiseerd in de verloskunde. Daarbij kwam
ook zijn leerstoel aan de Universiteit Gent, waar hij lesgaf en ijverde voor een eigen
Academisch Ziekenhuis. Hij was doordrongen van de sociaal-geneeskundige gedachte en
hamerde er bij zijn collega’s en studenten op dat ze zich in moesten zetten voor de
sociale zaak, want: “een geneeskunde die niet sociaal voelt is geen ware geneeskunde.”6
Veel van zijn tijd investeerde in armenzorg. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zou hij lid
zijn van verscheidene organisaties die de ergste armoede trachtten te verzachten.
Een tweede strijdpunt van Daels waren zijn onophoudelijke pogingen voor een eigen
Academisch Ziekenhuis. Hij zou zich bij de Commissie van Openbare Onderstand (COO)
niet populair maken door het stadshospitaal ‘de Bijloke’ op te eisen voor zijn studenten.
Hij zou één van de geestelijke vaders zijn van het latere Universitair Ziekenhuis.
Tenslotte was er de Vlaamse strijd, waar Daels tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn hart
aan verloor. Aan de IJzer werd hij geconfronteerd met de negatieve gevolgen van het
dominante Franstalige leger, waardoor de Franstalige Daels van de weeromstuit
Vlaamsgezind werd. In zijn hoedanigheid als stichter en voorzitter van het
IJzerbedevaartcomité werd hij het ‘geweten van Vlaanderen’. Op de bedevaarten was
Daels ‘bitter, schamper en onaangenaam.’ Daels klaagde elke bedevaart opnieuw de
4 L. Elaut, Mijn memoires: van Keiberg tot Blandijnberg, Beveren, Orion, 1981, p. 412. 5 C. Van Louwe en P. Verstraete, De Oorlogsbedevaarten : kroniek van de vergeten IJzerbedevaarten 1940-1944, Kortrijk, Groeninghe, 2002, p. 180. 6 M. Boey, “A. Schweitzerprijs: prof dr. Fr. Daels 90!”, in: Het Pennoen, 1.03.1972.
11
Vlaamse problematiek aan. Zijn Vlaamsgezindheid zou ook de reden zijn dat hij tijdens
de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitsers.
Veel van de artikels die reeds over Daels verschenen, focussen eenduidig op deze
collaboratie, zonder enige voorgeschiedenis of context mee te geven aan de lezer. Door
een vollediger beeld te schetsen van zijn leven, hoopt deze thesis een genuanceerder
beeld van de persoon Frans Daels te geven.
Status Quaestionis van de literatuur
Aangezien het leven van Daels zich afspeelde op enkele van de breekpunten van de
Belgische geschiedenis, werd voor elk deel de daartoe beschikbare literatuur
geraadpleegd. De literatuur over de twee Wereldoorlogen legde echter een grillig
parcours af om tot het punt te komen waar ze nu staat.
Het onderzoek naar de Eerste Wereldoorlog zou evolueren van een verheerlijking van
het vaderland, naar een literatuur die in de jaren vijftig gedomineerd wordt door de
controverse over de Flamenpolitik en het activisme. Historici als Lode Wils en Hendrik
Elias namen telkens een duidelijk standpunt in, waardoor zich een boeiend debat
ontwikkelde. We concentreerden ons dan ook op deze twee auteurs in onze studie over
de Frontbeweging.
Over de geschiedschrijving en beeldvorming van de Tweede Wereldoorlog en de
repressie werd onlangs een artikel gepubliceerd door Koen Aerts. Deze stelt dat
geschiedschrijving ten aanzien van de bestraffing van de collaboratie na de Tweede
Wereldoorlog geen deel was van een Belgisch discours. Het waren de Vlaamse
nationalisten die het discours over deze bestraffing monopoliseerden. Daardoor zat het
onderzoek en het debat rond de repressie gevangen in de aanhoudende communautaire
twisten. De repressie werd aangegrepen om de Vlaamse identiteitsclaim kracht bij te
zetten en de breuk met België te bespoedigen. De werken die in deze periode
verschenen, leggen bijna allemaal de nadruk op de ‘misleide Vlaamse idealist als
slachtoffer van een wraakzuchtig België’. Dit wordt door Aerts de Klaagcultuur
genoemd, die het discours domineerde tot een flink eind in de jaren ’80. Mede hierdoor
ontstond in Wallonië, waar er minder aandacht was voor de (bestraffing van) de
collaboratie, een beeldvorming van de Vlaamse collaboratie tegenover het Waalse
verzet. Deze beeldvormingen hebben tot in de jaren 80 degelijk onderzoek naar de
collaboratie en repressie geblokkeerd. De literatuur die in deze periode over Frans Daels
verscheen is een ideaalvoorbeeld van dergelijke Klaagcultuur. Hij wordt erin
12
afgeschilderd als een goedmenende ziel die helaas enkele verkeerder keuze maakte,
waarvoor hij buitenproportioneel gestraft werd.7
Dat dit dogma uiteindelijk doorbroken werd, is vooral te danken aan het onderzoekwerk
van Luc Huysse en Steven Dhondt. Onverwerkt Verleden verscheen in 1992 en wordt
sindsdien als het standaardwerk beschouwd voor onderzoek naar deze onderwerpen.
Het is een breekpunt met het voorafgaande discours omtrent collaboratie en repressie.
In dit werk werd de repressie en collaboratie op een kwantitatieve manier benaderd.
Hiervoor baseerden ze zich grotendeels op de studie van Gilissen, die in 1951 al een
enorme hoeveelheid cijfermateriaal had verzameld.8 In combinatie met een aantal eigen
steekproeven formuleerden zij een realistisch antwoord op het anti-Vlaamse repressie
dogma.
Een andere taboedoorbrekend werk was Ieder zijn zwarte van Frank Seberechts, dat
twee jaar na Onverwerkt Verleden gepubliceerd werd en een heel andere aanpak had.
Seberechts ging namelijk op een kwalitatieve manier om met de repressie, waarbij hij
zich vooral focuste op de menselijke en maatschappelijke aspecten van de repressie.9
Bovenstaande werken vormden de basis voor deze thesis. Daarnaast werden natuurlijk
ook andere werken doorgenomen, die nog stamden uit de periode van de Klaagcultuur.
Deze staan dus in schril contrast met de daarvoor gepubliceerde literatuur, maar zijn
niettemin nuttig gebleken. De reeks De Kwade Jaren10, waarin Arthur de Bruyne
belangrijke personen uit de Vlaamse collaboratie bespreekt, is hier een prima voorbeeld
van. De Bruyne zijn werk als historicus valt niet los te koppelen van zijn Vlaams-
nationalistische bewogenheid. Ook prof. Raymond Derine, auteur van Repressie zonder
maat of einde11, mengde zich als politicus in het debat over repressie en amnestie. Deze
literatuur werd met de nodige omzichtigheid behandeld, maar bleek toch waardevolle
informatie te bevatten.
Over Frans Daels zelf was er weinig literatuur te vinden. Met uitzondering van deel vijf
van De Kwade Jaren wordt er in het historisch onderzoek geen bijzondere aandacht aan
hem besteed. Men kan wel enige huldeboeken aan Daels vinden, maar deze beschikken
niet over een bronvermelding en zijn op z’n minst tendentieus. Informatie over hem
werd gevonden in algemene werken over bepaalde aspecten van de Vlaamse Beweging 7 K. Aerts, “De bestraffing van de collaboratie na de Tweede Wereldoorlog. Beeldvorming en onderzoek”, in: Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 21, (2009), pp. 2-12. 8 J. Gilissen, “Étude statistique sur la répression de l’incivisme”, in: Revue de droit pénal et de criminologie, 1951, 31. 9 F. Seberechts, Ieder zijn zwarte. Verzet collaboratie en repressie, Leuven, Davidsfonds, 1994. 10
A. De Bruyne, De kwade jaren. 5 : Robert Brasillach, fascist; Professor Daels; Drie dagen bij Degrelle; Dr. Edgard Muylle; De méns Borms, Elias als leider van het VNV, Brecht, De Roerdomp, 1976, 11
R. . Derine, Repressie zonder maat of einde? Terugblik op de collaboratie, repressie en amnestiestrijd, Leuven, Davidsfonds, 1978, passim.
13
en de collaboratie. In Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal
Verbond, het doctoraatswerk van Bruno De Wever, werd de noodzakelijke bagage
meegegeven over het Vlaams Nationaal Verbond (VNV) en de Raad van Leiding. Ook voor
informatie over de Waffen SS werd een werk van De Wever geraadpleegd, namelijk
‘Vlamingen in het Vlaams Legioen en de Waffen SS’. Verder komt Daels voor in
biografieën van zijn collega’s en vrienden, zoals in Professor Speleers: een biografie
geschreven door Joris Dedeurwaerde, de biografie van Hendrik Elias van Pieter Jan
Verstraete en in het zelfgeschreven Mijn Mémoires van Leon Elaut.
Er blijkt dus nog ruimte te zijn voor verder onderzoek naar Frans Daels. Deze
masterscriptie is alleszins een stap in de goede richting, maar is zeker niet het
eindstation. Er werd zoveel mogelijk relevant geachte literatuur geraadpleegd, maar er
zullen zeker enkele werken niet of amper gebruikt zijn. Een betamelijk aantal bronnen
werden geraadpleegd, maar het is goed mogelijk dat sommige bronnen over het hoofd
werden gezien. Desalniettemin hadden we nergens het gevoel dat het ons aan cruciale
informatie ontbrak.
De indeling van deze thesis is gebouwd rond de drie periodes die zowel in Daels’ leven
als in de Belgische geschiedenis cruciaal bleken te zijn. Het gaat hier logischerwijze om
de Eerste en Tweede Wereldoorlog, alsook om de repressie en terugkeer van Daels. De
periodes hiervoor en –na zijn daarom niet minder belangrijk, maar fungeren eerder als
de lijm die deze verschillende fases met elkaar verbindt. Er werd geopteerd om deze
thesis allereerst chronologisch in te delen, in de hoop dat dit vlotheid en coherentie
eerder zal bevorderen dan belemmeren. Aan het begin van elk hoofdstuk wordt, waar
nodig, steeds een algemene situatieschets gegeven van de periode. Daarna volgt het
meer biografische aspect, waarin wordt weergegeven wat Frans Daels in deze periode
beleefde.
Methodologische nota
Voor het meer theoretische deel van dit onderzoek werd de reeds vermelde beschikbare
wetenschappelijke literatuur geraadpleegd. Het bronnenonderzoek was een grotere
uitdaging; bronnen met betrekking tot Frans Daels bleken zich in meerdere archieven in
Vlaanderen schuil te houden.
In eerste instantie werd gebruik gemaakt van de archieffondsen die beschikbaar waren
in het Archief, Documentatie en Onderzoekscentrum voor het Vlaams-nationalisme
(ADVN). Een logische keuze, die beloont werd met een breed scala aan
bronnenmateriaal. Het archief van Godelieve Daels, dochter van, bleek vooral
interessant om gegevens over Daels tijdens en na de Eerste Wereldoorlog te verzamelen.
Het bevat frontbrieven van Daels aan zijn vrouw, alsook zijn benoemingen en decoraties
14
in het leger. In het archief van Leo D’hont werden de programma’s en toespraken van de
oorlogsbedevaarten teruggevonden. Het omvangrijkst was het archief van de oprichter
van de Oranje-uitgeverij, Staf Vermeire. Dit archiefbestand bestond uit twee delen. In het
eerste deel bevindt zich de nog bestaande briefwisseling van Daels met als onderwerp
de oorlogsbedevaarten. Daels stond in een drukke correspondentie met zowel Clemens
De Landtsheer, secretaris van het IJzerbedevaartcomité, als met Germain Lefever,
voorzitter van de Vlaamse Oud-Strijders (VOS). Deze brieven zijn zeer waardevol, omdat
goed te merken valt hoe zijn houding ten opzichte van de Duitsers en het VNV
evalueerde. Het tweede deel van dit archief bevat naoorlogse brieven en artikels, onder
andere over de heropbouw van de IJzertoren. Gedurende zijn verblijf in Zwitserland
bleef hij in nauw contact met zijn vrienden. Ook informatie over de terugkeer van Daels
werd gevonden in dit deel: de correspondentie van de schoonzoon van Daels, Andreas
Van Houwe, die Daels voortdurend op de hoogte hield van de stappen die reeds
genomen waren voor zijn terugkeer, werd hierin bewaard. Daarnaast bevonden een
aantal brieven die Daels stuurde na zijn terugkeer, bijvoorbeeld over het
erevoorzitterschap, zich in dit bestand. Het ADVN was dus een zeer vruchtbaar archief
voor informatie over Daels.
Vervolgens werd het archief van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en
Hedendaagse Maatschappij (SOMA) doorzocht. Het omvangrijke VNV-archief werd niet
geraadpleegd, omdat we vermoeden dat in het lijvige doctoraat van Bruno De Wever
voldoende informatie hierover te vinden zou zijn. Wel werden er de verschillende
krantenknipselmappen over Daels geconsulteerd. In de decennia na de Tweede
Wereldoorlog verschenen regelmatig artikels over Daels, zowel in Vlaamsgezinde
kranten zoals het Pallieterke, waarin niet zelden zijn terugkeer geëist werd, als in het
neutralere De Standaard. Na zijn terugkeer werd hij regelmatig eens geïnterviewd. Deze
interviews bleken zeer informatief te zijn. In het SOMA werden ook enkele van de door
Daels geschreven boekjes geraadpleegd.
Ten derde werd toegang verkregen tot het strafdossier van Frans Daels, dat zich bevond
in het archief van het krijgsauditoraat van Gent. Dit lijvige dossier bevat naast het vonnis
ook het aangevoerde bewijsmateriaal. Verschillende brieven en getuigenissen met
betrekking tot Daels zijn collaboratie werden hier verzameld, zoals bijvoorbeeld brieven
naar Oberverwaltungsrat Thedieck. Bijzonder aan dit dossier is dat er tevens een
Verweerschrift aan werd toegevoegd, waarin Daels zichzelf verdedigt tegen de
aanklachten. Het dossier besluit met een aantal stukken van na de terechtstelling. Dit
zijn vooral proces-verbalen van de politie van Gent, die in 1946 en 1947 op zoek waren
naar de ondergedoken Daels en, op basis van getuigenissen, een aantal vruchteloze
huiszoekingen deden.
15
Als laatste werd in het universiteitsarchief het personeelsdossier van Daels
geconsulteerd. Het ligt voor de hand dat dit vooral informatie bevat over de
professionele bezigheden van Daels, zoals bijvoorbeeld over de problematiek van de
vroedvrouwenschool. het archief van de handschriftenleeszaal van de Universiteit Gent
bezat een kleine collectie briefwisseling tussen Frans Daels en Frans Van Cauwelaert.
Naast al dit geschreven bronnenmateriaal werd ook prof. em. Luc Daels, zoon van,
geïnterviewd. Dankzij dit boeiende interview konden een aantal gaten in het verhaal
opgevuld worden. Bovendien werd op deze manier een goede karakterschets verkregen
van de persoon Frans Daels.
Al deze bronnen werden, met de kritische methode indachtig, verwerkt. Niet al het
verwerkte materiaal belandde uiteindelijk in deze thesis, maar was toch nuttig voor de
algemene beeldvorming van de situatie.
16
Deel I: De vooroorlogse periode (1882-1914)
12
Op 7 januari 1882 werd François Marie Daels geboren in het schipperskwartier te
Antwerpen. Zijn ouders waren Petrus Franciscus ‘Frans’ Daels, een apotheker, en Maria
Verellen, door wie hij Franstalig opgevoed werd. Zijn middelbare diploma behaalde hij
aan het Sint-Jan Berchmancollege. Hij besloot om geneeskunde te studeren in Leuven,
waar hij zijn kandidaturen aflegde. Maar het was aan de Universiteit Gent waar hij zou
promoveren (magna cum laude) tot doctor in genees- heel- en verzorgkunde. In deze
jaren zou Daels’ academisch werk meerdere malen bekroond worden. Zo was hij
driemaal laureaat in de Alvarenga-prijskamp, die uitgeschreven werd door de Académie
royale de Médicine de Belgique (1909, 1910, 1911). Na zijn benoeming tot doctor werd
Daels voor één jaar assistent van professor J.F. Heymans aan het Instituut voor
Pharmacodynamie van de Universiteit Gent. Daarna besloot Daels om als vrijwillig
buitenlands assistent te verblijven aan de Berliner Universitätsfrauenklinik (de charité),
waar hij onder de auspiciën van de vermaarde vrouwenarts prof. E. von Bumm zich
verder specialiseerde in de verloskunde en zich de Duitse taal machtig maakte. Daels
12
Onbekend, Verloskundige Frans Daels in toga met eretekens, zwart-wit foto, s.d., Collectie Universiteit Gent.
17
keerde regelmatig terug België. Zo trouwde hij op 7 november 1908 met Joanna
Vercauteren, die eveneens afkomstig was uit de Antwerpse burgerij.13
In 1909 zou Daels zich definitief in de Sint-Pietersnieuwwstraat in Gent vestigen. Hij
werd assistent aan het Bacteriologisch Instituut en zette in juli een particuliere praktijk
op. In december van dat jaar verkreeg hij de titel van Speciaal Doctor in de verloskunde
en de gynaecologie, naar aanleiding van zijn uitstekende thesis Au sujet de l’eclampsie et
de son traitement.14 Na het overlijden van prof. Van Cauwenberghe, werd hij in 1911
benoemd tot professor, en kreeg hij de verantwoordelijkheid over de cursus van de
‘Obstetrische en de Gynaecologische Kliniek’.15
Na zijn benoeming als professor, zette Daels zijn schouders onder het eigen Academisch
Ziekenhuis. Hij klaagde het tekort aan patiënten voor de studenten aan en tolereerde
niet dat de dokters en verplegers van de Bijloke het gezag van het universitair personeel
miskenden. Voordat Daels zich met de zaak ging bemoeien, was er namelijk een
ingewikkelde ziekenhuissituatie in Gent. Op het einde van de negentiende eeuw was er
een toename van het studentenaantal, waardoor men een aantal medische instituten
had opgetrokken aan het Burgerlijk Hospitaal van de Bijloke. Deze nieuwe academische
instituten stonden onafhankelijk van elkaar, maar voor de patiënten en de ziekenzorg
bleef de universiteit afhankelijk van de Bijloke. Wie zich dus wou laten behandelen door
een hoogleraar, moest over straat naar de operatiekwartieren in de poliklinieken gerold
worden. Ondanks deze ongelukkige toestand was er wel een gezonde verstandshouding
tussen het medisch korps van de Commissie Burgerlijke Godshuizen en de universiteit.
Daels zou deze verstandshouding radicaal doorbreken en voluit de belangen van zijn
studenten verdedigen. De gemoederen liepen vaak hoog op. Zo zou hij zelfs een officiële
blaam krijgen van de universiteit nadat hij was uitgevlogen tegen de bestuurder van het
Vroedvrouwenhuis. Hij was boos omdat de geneeskundestudenten hoogstens de kans
hadden om een verlossing op afstand te volgen, verre van ze zelf te kunnen leiden.16 Dit
conflict op de Materniteit zou pas ten einde komen in 1924, wanneer er een
onafhankelijke verloskundige afdeling komt op de benedenverdieping van het
Moederhuis. Tijdens zijn strijd voor een zelfstandige afdeling, rijpt bij Daels het idee
voor een volledig autonoom ziekenhuis (cfr. infra).17
De flamingant 13
G. De Smet en M. Thiery, Nationaal biografisch woordenboek, Brussel, Paleis der Academiën, 1996, deel 15, p 138. 14 F. Daels, Au sujet de l'éclampsie et son traitement, Gent, Eylenbosch, 1910, 144 p. 15
G. De Smet en M. Thiery, Nationaal biografisch woordenboek, p. 139. 16 L. Elaut, “In memoriam prof. Dr. Frans Daels. Een poging tot doorlichting van zijn wetenschappelijk oeuvre”, in: Wetenschappelijke tijdingen, 34 (1975), 1, p. 5. 17 L. Elaut, Een epos: het Gentse akademisch ziekenhuis, Antwerpen, Nederlandsche Boekhandel, 1977, p. 32.
18
Een typerend citaat van Daels is “je suis flamingant, par devoir social”.18 Daels was op
politiek vlak zeker nog niet actief. Ook het studentenflamingantisme had hem niet
aangesproken. Volgens zijn goede vriend, Jozef Goossenaerts, had Daels slechts eenmaal
een vergadering van ‘De Rodenbachsvrienden' bijgewoond. Toch was Daels in Leuven,
weg van thuis, Vlaamsbewust geworden. Zoals het citaat het stelt, was het vooral sociale
dat bij Daels primauteit had. Door als jonge arts in contact te komen met de sociale
ellende ontdekte hij de Vlaamse strijd. Daels sprak toen nog veel Frans, waardoor zijn
Nederlands maar pover was. Een anekdote van Goosenaerts toont dit aan: “De jonge
Daels gaf in 1907 een lezing op het Vlaams Geneeskundig congres. Hij genoot niet al te veel
bijval, want men verstond ‘zijn’ Vlaams niet.”19
Tenslotte dient vermeld te worden dat Daels in deze vooroorlogse periode tweemaal
vader werd: van Francine (°1911), die later zou huwen met Amaat Bockaert (die ook een
aanhanger was van het Vlaams-nationalisme), en van José (°1914), die in de voetsporen
van zijn vader zou treden als vrouwenarts.
18 M. Boey, “A. Schweitzerprijs: prof dr. Fr. Daels 90!” In: Het Pennoen, 1.03.1972. 19 “Professor Daels ‘Testamentuitvoerder van de IJzer.’”, in: ’t Pallieterke, 7.1.1982.
19
Deel II: De Eerste Wereldoorlog
20
In dit deel wordt de evolutie die Daels’ doormaakte tijdens de Eerste Wereldoorlog
besproken. Allereerst wordt het brede kader van de eerste Wereldoorlog geschetst.
Daarna wordt dieper ingegaan op het activisme en de Flamenpolitik. Deze context dient
als een houvast voor het tweede hoofdstuk, waar een overzicht van Daels’ activiteiten
tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt gegeven.
20
Onbekend, De leiders van de Frontbeweging met Frans Daels in het midden, zwart-wit foto, s.d., Collectie Universiteit Gent.
20
Hoofdstuk I: De geschiedenis van de Groote oorlog
België werd tijdens de Eerste Wereldoorlog gedomineerd door twee vooroorlogse
problemen. Er was de Vlaams problematiek en het sociale vraagstuk, dat zich vooral
concentreerde op de strijd voor het algemeen enkelvoudig stemrecht. Met name de
Vlaamse kwestie zou tijdens de oorlog pas écht een probleem worden: zowel op het
front (de Frontbeweging) als in het bezette België, waar de bezetter een actieve
Flamenpolitik voerde. Door de bezetting kwam het sociale probleem op de achtergrond
terecht. Pas op het einde van de oorlog (en daarna) zou het debat rond het algemeen
enkelvoudig stemrecht weer oplaaien. Hoewel het stemrecht verkregen werd, zou de
Vlaamse strijd een dieptepunt bereiken na de oorlog.21
De Duitse inval
Met de Duitse invasie op 4 augustus 1914 kwam een einde aan de Belgische neutraliteit.
Dat Duitsland daadwerkelijk naar de wapens zou grijpen, werd lange tijd niet mogelijk
geacht door de Belgische bevolking. Men hoopte dat de in 1839 overeengekomen
neutraliteit België zou beschermen tegen het oorlogsgeweld. Pas na het ultimatum van
de Dubbelmonarchie aan Servië (23 juli 1914) nam België de oorlogsdreiging ernstig. Er
werd tot een beperkte mobilisatie overgegaan, vooral omdat de regering wou aantonen
dat ze enkel de Belgische neutraliteit wou verdedigen. Dat Duitsland met deze
neutraliteit geen rekening ging houden, bleek uit hun ultimatum van 2 augustus. Daarin
beweerden ze te hebben vernomen dat Frankrijk door België zou trekken om Duitsland
aan te vallen. Omdat België niet in staat was om die aanval af te slaan, eiste Duitsland het
recht op om het Franse leger in België tegemoet te komen. Als België dit zou toestaan,
zou het na het herstel van de vrede terug over zijn onafhankelijkheid en integriteit
beschikken. Als België dit zou weigeren, dan werd het als een vijandelijke staat
beschouwd.22
Na dit ultimatum zaten de Belgische regeringsleiders in zak en as. Eensgezind werd
besloten om het Duitse ultimatum te verwerpen. Men ging over tot een volledige
mobilisatie van de Belgische defensiemiddelen. Toen Duitsland na deze afwijzing
overging tot de aanval, besloot men om een positief antwoord te geven aan het aanbod
van Engeland om België ter hulp te komen. Daarnaast zou men ook een beroep doen op
de hulp van de andere leden van de Triple Entente, Frankrijk en Rusland.23
Er zou maar voor een korte tijd sprake zijn van een bewegingsoorlog, want nadat de
sluizen van Nieuwpoort geopend werden, veranderde IJzervlakte in een ware 21 T. Luykx, Politieke geschiedenis van België van 1789 tot heden, Amsterdam, Elsevier, 1973, p. 260. 22 T. Luykx, op. cit., p. 261. 23 T. Luykx, op. cit., p. 262.
21
modderpoel. Beide legers groeven zich in en de strijd nam de vorm aan van een
loopgraven- en stellingenoorlog, die drie-en-half jaar zou duren.24
De regering in Le Havre
Nadat de regering besloten had om het Duitse voorstel te verwerpen, moesten ze de
vlucht nemen voor de Duitse opmars. Ze vroegen -en verkregen- toestemming om zich in
Frankrijk te vestigen. In Sainte-Adresse, dicht bij Le Havre, zou de regering de hele
oorlog verblijven, met het voorrecht der extraterritorialiteit. Een normale parlementaire
controle van de regeringsdaden was echter niet mogelijk, aangezien de overgrote
meerderheid van de parlementairen zich in het bezette gebied bevond. Omdat het
parlement niet bijeen kon komen, voerde de regering haar bewind uit via besluitwetten.
Aan het hoofd van deze regering stond Charles de Broqueville. Pas op het einde van de
oorlog, op 1 juni 1918, werd hij vervangen door Gerard Cooreman.25
De regering hield zich hoofdzakelijk met twee zaken bezig. Naast natuurlijk de Duitse
invasie, was het vooral de Vlaamse kwestie die voor spanningen zorgde. Vooral omtrent
de houding die aangenomen moest worden ten opzichte van de frontsoldaten waren de
meningen verdeeld. Sommige Vlaamsgezinde ministers, zoals Helleputte, stonden open
voor de eisen van de frontbeweging, andere veel minder. Tijdens het laatste oorlogsjaar
werden een aantal beslissingen genomen die enkele van de Vlaamse problemen zouden
oplossen, zoals de vernederlandsing van de Universiteit Gent. Hiervan zou uiteindelijk
niets in huis komen, doordat er na de bevrijding een sterke anti-Vlaamse reactie
losbarstte.26
Het activisme en de flamenpolitik
Het Belgisch patriottisme zou bij de aanvang van de oorlog heropflakkeren. In een
oproep aan het volk riep koning Albert de Vlamingen en de Walen op om zich
eensgezind in te zetten voor het vaderland: “Vlamingen, gedenk den Guldensporenslag.
Walen, gedenkt de Zeshonderd Franchimontezen!” Deze oproep viel niet in dovemans
oren bij de Vlamingen, die zich bijna allen aan de zijde van de koning schaarden.
Aanvankelijk waren alle Belgen het erover eens dat de vooroorlogse twisten nu geen rol
meer mochten spelen.27
Toch zou deze ‘godsvrede’ maar van korte duur zijn. Na een paar weken kwam zowel de
taalstrijd als de ideologische discussie opnieuw aan bod. Een aantal flaminganten
24 T. Luykx, op. cit., p. 264. 25 T. Luykx, op. cit., p. 266. 26 T. Luykx, op. cit., p. 267. 27 H.J. Elias, 25 jaar Vlaamse Beweging 1914/1939. De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep Augustus 1914/november 1919, Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1969, p. 13.
22
besloot daarom te collaboreren met de bezetter, in de hoop dat deze de Vlaamse grieven
zou beantwoorden. Deze Vlamingen werden ‘activisten’ genoemd en vielen uiteen in
twee groepen, waarvan enkel de eerste groep een duidelijk anti-Belgisch standpunt
innam. Deze groep werd Jong-Vlaanderen genoemd en had zijn belangrijkste kern in
Gent. De Nederlandse dominee Domela Nieuwenhuis voerde deze groep aan. Zij
streefden de vernietiging van de Belgische staat na en pleitten voor de oprichting van
het Koninkrijk Vlaanderen, dat nauw zou samenwerken met Duitsland. Daarnaast eisten
zij de oprichting van een eigen Vlaams leger en de annexatie van Frans-Vlaanderen.
Binnen deze groep was het pro-Duitse standpunt een twistpunt, wat er toe zou leiden
dat de gematigden zich los zouden scheuren van Jong-Vlaanderen. De standpunten van
deze groep werden in het blad De Vlaamsche Post (dat financieel gesteund werd door de
Duitsers) verwoord. Het blad zou maar een kort leven beschoren zijn: het ging in mei
1915 op de fles.28
De tweede groep was minder radicaal. De zogenaamde Unionisten verkozen een
federale Belgische Staat, met verregaande autonomie voor de deelstaten. Zo wensten zij
een einde te stellen aan de minderwaardige positie van Vlaanderen. Daarvoor zagen ook
zij de bezetter als een helpende hand. In het Antwerpse blad Het Vlaamsche nieuws werd
hun visie sinds 1915 verkondigd.29
Tegenover deze activisten stonden de passivisten, die trouw bleven aan het
staatsverband en elke medewerking met de bezetter afwezen. De naar Nederland
uitgeweken Frans Van Cauwelaert was de spreekbuis van deze strekking. Een tijdlang
werkte Van Cauwelaert mee aan De Vlaamsche Stem, dat in Amsterdam gepubliceerd
werd voor de uitgeweken Vlamingen. Maar vanwege het radicaliseren van de Vlaamse
standpunten van het blad zou Van Cauwelaert afstand nemen. Als alternatief voor de
door de Vlaamsche Stem gepropageerde samenwerking met de bezetter lanceerde hij,
samen met Julius Hoste, in 1915 het weekblad Vrij België. Hierin werd de unitaire
Belgische staat verdedigd. Voor Van Cauwelaert en consorten was de Vlaamse kwestie
een intern probleem, waarover tijdens de oorlog niet gediscussieerd diende te worden.
Elke vijandelijke hulp bij deze kwestie werd afgewezen, en bijgevolge werd het
activisme veroordeeld. Toch zouden Van Cauwelaert en Hoste nooit spreken over de
activisten als ‘verraders’. Vooral Van Cauwelaert besefte heel goed dat het activisme bij
de bevolking een afkeer deed ontstaan tegen de Vlaamse Beweging en de Flamenpolitik.
28 D. Vanacker, De Frontbeweging: de Vlaamse strijd aan de IJzer, Koksijde, De Klaproos, 2000, p. 26. 29 L. Wils, Flamenpolitik en aktivisme: Vlaanderen tegenover België in de eerste wereldoorlog, Leuven, Davidsfonds, 1974, pp. 102-105.
23
Tijdens en na de oorlog zou hij steeds een verzoenende houding ten opzichte van de
activistische flaminganten propageren.30
De Flamenpolitik
De collaboratie met de bezetter verliep zeer vlot, temeer omdat de Duitsers een actieve
Flamenpolitik voerden. In eerste instantie was de Flamenpolitik erop gericht om de
annexatie van Duitsland voor te bereiden. Toen echter duidelijk werd dat de kans
bestond dat Duitsland België zou moeten opgeven, gingen de Duitsers de grieven van de
Vlaamse beweging aangrijpen om Vlaanderen los te weken van België.31 De Duitsers
hadden namelijk snel ingezien dat ze door de Vlaamse Beweging voor hun kar te
spannen, Duitsland als een natuurlijke beschermheer konden voorstellen en niet als een
agressieve bezetter gezien zouden worden.32
Gouverneur-Generaal von Bissing was belast met de uitvoering van deze Flamenpolitik.33
Hij zou een aantal van de activistische eisen inwilligen. De bekendste hiervan –en ook de
enige succesvolle- was de realisatie van de vernederlandsing van de Universiteit Gent in
1916. Dit zou een tweespalt vormen in de Vlaamse beweging. Veel flaminganten,
waaronder Van Cauwelaert, keurden dat ‘Duits maneuver’ volledig af. Voor hen diende
elke hulp van de vijand te worden afgewezen. Toen dan ook nog twee vooraanstaande
Gentse professoren, de historici Paul Fredericq en Henri Pirenne, gedeporteerd werden,
was het hek helemaal van de dam. Zonder deze deporatie hadden waarschijnlijk meer
flaminganten de Gentsche Hoogeschool aanvaard.34 Nu was er amper steun. Dit uitte
zich in de grote moeilijkheden die men had in het vinden van een waardig
professorenkorps. De meerderheid van het oude professorenkorps had zijn ontslag
ingediend, waardoor men op zoek moest gaan naar nieuwe professoren. Deze
behoorden tot de activistische strekking, zoals bijvoorbeeld Lodewijk Dosfel, die
hierdoor mee in de collaboratie werd gesleurd.35 De vernederlandsing van de
universiteit zou voor een blijvende verdeeldheid zorgen in de Vlaamse Beweging. Het
enige succes van de Flamenpolitik was dan ook datgene waarvoor deze politiek in het
leven was geroepen: het dienen van de Duitse belangen.36
30 L. Wils, op. cit., p. 137. 31 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, 1933-1945, Gent (onuitgegeven doctoraatsverhandeling Universiteit Gent), 1992, p. 4. 32 L. Wils, Flamenpolitik en activisme, p. 29. 33 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, pp. 22-23. 34 L. Wils, Flamenpolitik en aktivisme, pp. 162-163. 35 T. Luykx, Politieke geschiedenis van België, p.272. 36 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, pp. 2-4.
24
Hoe het activisme en de Flamenpolitik met elkaar in contact kwamen, is al lang voorwerp
van discussie. Zoals Lode Wils het zich zo treffend afvraagt: “Is het activisme
voortgekomen uit het Duitse lokken, dat van december 1914 af heel openlijk gebeurde? Of
zijn flaminganten spontaan bij de Duitsers gaan aankloppen? Of beide tegelijk?”37 Wils zal
vooral de nadruk leggen op de Duitse politiek. Voor hem zijn het de inspanningen van de
bezetter die de basis vormden van het activisme. Toch erkent hij het belang van de
Vlaamse beweging vòòr de oorlog. Hendrik Elias ziet activisme eerder als een autonome
ontwikkeling. Het was “de logische uitgroei van het nationalisme dat steeds in de
beweging verscholen lag en juist op de vooravond van de oorlog zijn doorbraak vond van
het culturele naar het politieke.”38 Elias zou minder de nadruk leggen op de rol
Flamenpolitik en zich meer focussen op de anti-Vlaamse houding van de Franstalige
burgerij.39 Uiteindelijk zijn het maar nuanceverschillen tussen deze auteurs, met elk een
eigen nadruk. We kunnen dus concluderen dat het een wederzijdse bevruchting was
tussen de reeds aanwezige Vlaamse Beweging en de Duitse belangenpolitiek die
uiteindelijk tot het activisme, in al zijn vormen, geleid heeft.
De Frontbeweging
Voor de huidige Vlaams-nationalisten is het nog steeds de Frontbeweging die als dé
bakermat van het Vlaams-nationalisme gezien wordt. De IJzertoren en de bedevaarten
zorgen voor een blijvende herinnering aan het ‘Vlaamse lijden’ aan het front. Het verhaal
van ‘het Vlaamse lijden’ op het front is één van de stichtingsmythes van het Vlaams-
nationalisme. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat in de geschiedschrijving van de
Frontbeweging waarheid en mythe elkaar afwisselen.
De mythe gaat als volgt. Het ijzerleger bestond voor 80% uit Vlamingen, die onder het
bevel stonden van Vlaamsonkundige legerofficieren. Het Belgische leger, al voor de
oorlog hét Franstalig bastion bij uitstek, zou tijdens de oorlog verder verfranst en zelfs
Vlaamshatend geworden zijn. Dit zou tot vreselijke wantoestanden geleid hebben,
waarin de Vlaamse studenten de dood ingestuurd werden omdat ze de Franse bevelen
niet begrepen. Lange tijd werden deze ‘statistieken’ klakkeloos overgenomen. Pas in
1976 zorgde het onderzoek van F.E. Stevens voor een correctie, waarmee de 80%-mythe
van de kaart geveegd werd. De verhalen over de toestanden bleken wel grotendeels te
kloppen, zo bleek uit onderzoek van Luc Coenen en Luc De Vos. De Frontbeweging
klaagde dus wel degelijk bestaande wantoestanden aan, maar in hun ijver en
37 L. Wils, Flamenpolitik en activisme, p. 28. 38 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 101. 39 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, pp. 6-9.
25
verontwaardiging primeerden niet altijd de feiten.40 Aldus was er in het Belgische leger
een feitelijke (en gevoelsmatig grote) ongelijkheid tussen de Vlamingen en Franstaligen.
Met Franstaligen worden niet alleen Walen bedoeld, maar ook Vlamingen die weigerden
Nederlands te praten en zich enkel in het Frans kenbaar maakten.41
Na het stabiliseren van het front ondernamen jonge Vlaamse katholieke intellectuelen
pogingen om het (intellectuele) leven aan het front te verbeteren. Uit deze groep vloeide
de Frontbeweging voort. Door het uitgeven van allerlei blaadjes klaagden de ze de
wantoestanden aan het front aan. De leden van de Frontbeweging waren zonder
uitzondering jonge katholieke intellectuelen, die voor de oorlog lid waren van katholieke
studentenverenigingen en ook aan het front actief waren in diverse studiekringen. De
beweging was sterk Christelijk en Vlaams geïnspireerd. Ze huldigden de leuze ‘AVV.-
VVK.’ Deze leuze werd door de vereniging ‘Heldenhulde’ gekerfd in de grafzerken van de
gesneuvelde Vlaamse soldaten. Ook door de verspreiding binnen en buiten het front van
allerlei frontblaadjes, zoals De Belgische Standaard en Ons Vaderland, klaagden zij de
taalongelijkheid in het leger aan.42
De legerleiding was -op z’n zachts gezegd- niet gediend met de Vlaamse woelingen in de
loopgraven. Ze reageerden hard: in 1917 werden de studiekringen afgeschaft, de
frontblaadjes werden preventief gecensureerd en zelfs de letters ‘AVV-VVK’ werden van
de grafzerken verwijderd. Er werd besloten om de Frontbeweging ondergronds verder
te zetten. De leiding ervan werd waargenomen door de Legervergadering, waarvan
Korporaal Adiel de Beuckelaere de hoofdman was samen met zijn twee secretarissen,
Filip de Pillecijn en Rik Borginon. Daarnaast waren er zes afgevaardigden van de zes
legerdivisies. Zij werden regelmatig vergezeld door personen die geen deel uitmaakten
van de Legervergadering, zoals prof. Daels.43
Het was op een vergadering in mei 1917 dat de Frontbeweging besloot om met een
eigen programma naar buiten te komen. Zelfbestuur was de voornaamste eis. Daarnaast
vroegen ze een eigen Vlaamse universiteit, en eisten ze de splitsing van het leger in een
Waals en Vlaams legioen. Ze kwamen ook naar voren met hun eerste openbaar manifest:
in de ‘Open Brief aan den Koning der Belgen, Albert I’, somden ze al hun ongenoegens op
over de Vlaamsonkundige en/of Vlaamsvijandige officieren. Dergelijke brieven hadden
40 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, pp. 15-17. 41 T. Luykx, Politieke geschiedenis van België, p. 265. 42 T. Luykx, Politieke geschiedenis van België, p. 265. 43 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 119.
26
echter geen ander resultaat dan de nog strengere vervolging van de beweging door de
legeroverheid en enkele loze beloften van de regering in Le Havre.44
Volgens de mythe was de Frontbeweging altijd loyaal gebleven aan de Belgische staat.
Dit klopt in zekere mate: Ze stonden voornamelijk in contact met de passivisten, zoals
Van Cauwelaert. Op het einde van de oorlog zouden er echter twijfels groeien over de
effectiviteit van deze aanpak. Hun eis voor een Vlaamse Hoogeschool was dezelfde als
die van de activisten. Er vond dan ook een toenadering plaats tussen de Frontbeweging
en het activisme. Dit zeer tegen de zin van Van Cauwelaert, die hierdoor aan
populariteitverlies leed. De anti-Belgische gevoelens laaiden op aan het front en de
Frontbeweging besloot om zogenaamde ‘sublieme deserteurs’ te laten overlopen naar
de Duitse linies. Op de nacht van 30 april op 1 mei 1918 liepen vijf Vlaamse soldaten,
waaronder Jules Charpentier, over.45
Later zou de Frontbeweging beweren dat Jules Charpentier louter de opdracht had om
enkele vooraanstaande Vlamingen te contacteren om hun mening te vragen over het
activisme, alsook om de mogelijkheid tot samenwerking tussen de Frontbeweging en de
activisten te bespreken. Is dit een teken dat (een deel van) de Frontbeweging zodanig
geradicaliseerd was dat zij eerder een oplossing zagen in een samenwerking met de
Duitsers dan te blijven wachten op de beloftes van de Belgische regering? De missie had
alleszins niet het gewenste effect. Charpentier en een van zijn metgezellen, Karel De
Schaepdrijver (die met de missie niks te maken had en tegen de zin van de
frontbeweging was meegegaan) werden de speelballen van de Duitse propaganda en de
Jong-Vlaamse activisten. De Frontbeweging was genoodzaakt zich te distantiëren van de
missie. Na de oorlog zou deze Charpentier-zending de Frontbeweging nog zuur
opbreken.46
De reactie van de overheid ten opzichte van de frontbeweging (zoals de veroordeling
van De Beuckelaere voor hoogverraad) zou echter leiden tot een verdere radicialisering
van de anti-Belgische gevoelens. Dit zou resulteren in de oprichting van Frontpartij, die
de Vlaamse eisen van de frontbeweging ook na de oorlog zou verdedigen.47
Betekenis voor het Vlaams-nationalisme
Wat betekenden de frontbeweging en het activisme nu voor de verdere ontwikkeling
van het Vlaams-nationalisme? Om het belang van beide bewegingen te schetsen, moeten
44 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 121. 45 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, pp. 135-145. 46 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 135-145. 47 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, p.15.
27
we rekening houden met de mythes waarop ze zich beriepen, en niet op de feitelijke
gegevens ervan. Die waren voor de Vlaams-nationalisten niet bekend of niet relevant.
Het directe gevolg van de Frontbeweging was de oprichting van de Frontpartij. De
combinatie van de ervaring van ‘het Vlaamse Lijden’ aan het front en de 80%-mythe zal
zowel voor de Frontpartij als voor het latere VNV een onuitputtelijke wervingsbron
blijken, alsook de legitimatie voor de sterkste eis van dit Vlaams-nationalisme: de
ontvoogding van Vlaanderen door de ontwikkeling van een autonoom Vlaanderen stond
vanaf nu bovenaan de agenda.48
Over de betekenis van het activisme voor het Vlaams-nationalisme zijn de meningen
verdeeld. Waar Lode Wils de nadruk legt op de tolerante houding van de loyale
flaminganten zoals Van Cauwelaert, die de activisten niet veroordeelden, is het voor
Elias eerder het activisme zélf dat de nieuwe anti-Belgische fase in de Vlaamse beweging
inluidde. Het cultuurflamingantisme van de vooroorlogse periode was geëvolueerd naar
een harde, anti-Belgische strekking. Doordat de beweging zich bovendien bleef richten
op de gewone soldaten verkreeg ze een democratischer karakter.49
Ook op een heel ander vlak bleek de Eerste Wereldoorlog een invloed te hebben op het
verdere verloop van de Vlaamse beweging. Namelijk dat een groot deel van de
personaliteiten van de Frontbeweging en het activisme tijdens de Tweede Wereldoorlog
samen zouden werken met de Duitse Bezetter. Een voorbeeld hiervan is Frans Daels, die
in de Raad van Leiding van het VNV stapte.50
48 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, p. 22. 49 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, p. 13. 50 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, pp. 22-23.
28
Hoofdstuk II: flamingant aan de IJzer
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zou Daels onmiddellijk als vrijwillig dienst
nemen. Hij zou als milicien-krijgsarts doorheen de oorlog verschillende
onderscheidingen krijgen. Zo werd hij in 1914 tot ridder in de Leopoldsorde benoemd
voor het doorbreken van de Duitse linies om zich bij het Belgische leger te voegen in de
eerste oorlogsmaand. Deze positieve houding van de legertop ten opzichte van Daels zou
echter niet blijven duren.51
Gedurende de oorlog was Daels gestationeerd in Sint-Margriete-Houtem, waar hij samen
met zijn brancardiers de gewonden uit de voorste linies verzorgde. Naast zijn
geneeskundige bezigheden had Daels voldoende tijd om zich in te zetten voor de
Vlaamse zaak. Voor de oorlog was hij nauwelijks betrokken geweest bij de Vlaamse
beweging. Maar aan het front zou hij zich ontpoppen als één van de voortrekkers van de
Vlaamse strijd.
Elias beschouwt de ontmoeting van Daels met Cyriel Verschaeve in oktober 1914 als één
van de twee aanknopingspunten van de Frontbeweging. Cyriel Verschaeve was de
onderpastoor van Alveringem, dat vlak achter het IJzerfront lag. Hij zou uitgroeien tot de
geestelijke raadsman van de Frontbeweging. Na deze ontmoeting zou Daels later nog
een tijd inkwartieren bij Verschaeve. Beide mannen hadden op dat moment, volgens
Elias, nog ‘zuiver Belgische-vaderlandse gevoelens’. Van deze twee mannen zou een
eerste impuls tot actie uitgaan. Al voor de oorlog was Verschaeve actief in de Vlaamse
beweging. Dit was bij Daels niet het geval. Het was vanwege zijn plichtsgevoel ten
opzichte van zijn medesoldaten dat hij zich hierin engageerde.52
De Belgische Standaard
Daels was van in het begin betrokken bij de Vlaamse beweging aan het front. Eén van de
eerste daden die hij zou stellen was zijn medewerking aan De Belgische Standaard. Deze
krant werd voor het eerst gedrukt in januari 1915 en kwam er op initiatief van kapucijn
Ildefons Peeters. Deze had medewerking gevraagd aan ‘juffrouw Belpaire’, de 63-jarige
dame met wie Daels later nog in de clinch zou gaan. Via Verschaeve kwam Daels in
contact met dit initiatief. Hij maakte enkele weken deel uit van de redactie, maar al snel
liet hij die positie over aan aalmoezenier Victor van Gramberen. Daels zou wel
regelmatig blijven schrijven voor het dagblad. De krant had als motto ‘Voor God en
Vaderland’ en portretteerde zich als een Vaderlandsliefhebbend, Vlaams en katholiek
51
ADVN 96/132, archief Godelieve Daels, lijst van onderscheidingen, s.d. 52 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 109.
29
blad. Ze namen tevens een fervent anti-Duits standpunt in. Elke vorm van medewerking
met de bezetter, zoals de vernederlandsing van de universiteit, werd in bitse
bewoordingen veroordeeld.53
Daels kon in dit blad enige tijd zijn hart luchten over de problemen aan het front en met
het ministerie. Vaak nam hij scherpe stellingen in. Zo zou Daels het niet kunnen laten
zijn mening te verkondigen over de krant Het Vaderland. Deze krant werd opgericht
door Fernand Neuray in augustus 1915 en kreeg prompt alle steun van premier de
Broqueville, zowel op financieel vlak als door het blad ogenblikkelijk de toestemming te
geven om het te laten verdelen door de militaire venters. Op deze toestemming wachtte
de Belgische Standaard al zeven maanden. Het Vaderland was er duidelijk als tegengif
voor de Vlaamsgezindheid van De Belgische Standaard: “[…] zal het blad zich onthouden
polemiek te voeren over de Vlaamse kwestie.” De reactie van Daels was kort en krachtig;.
Hij vond Het Vaderland simpelweg ‘walgelijk’.54
De Belgische Standaard trachtte de verveling aan het front te bestrijden door allerlei
activiteiten en wedstrijden te organiseren. Het was Frans Daels die hier de drijvende
kracht achter was. Zo organiseerde hij verschillende tekenwedstrijden om het artistieke
leven aan het front te verbeteren. Het was via de eerste wedstrijd (eind juli 1915) dat
Joe English, de kunstschilder uit Brugge die deel uitmaakte van de hulptroepen van de
genie, in contact kwam met Frans Daels. Later zou English de verschillende ‘boekjes’ van
Daels illustreren. Naast tekenwedstrijden zou Daels ook poëziewedstrijden
organiseren.55
Sekretariaat der Katholieke Vlaamse Hoogstudenten
Daels organiseerde dergelijke initiatieven omdat hij weerwerk wou bieden aan de
‘zedenverloedering’ die volgens hem plaatsvond aan en achter het front. Tijdens een reis
naar Parijs had hij met eigen ogen gezien hoe de Belgische soldaten loos gingen met
drank en vrouwen. Hij vreesde dat dit soort gedrag zou leiden tot een respectloosheid
voor de vrouw, het verdwijnen van enig gevoel van eer en bovendien voor psychische en
medische problemen kon zorgen. In De Belgische Standaard maande hij de overheid aan
om in te grijpen, al was het maar om te voorkomen dat de venerische ziekten de
soldatenpopulatie zouden uitdunnen. Hij stelde voor om de soldaten op verlof te sturen
naar de zee of naar kleine dorpen, waar er minder verleiding was en de soldaten beter
konden rusten. Daels liet niet na om zijn lezers vermanend toe te spreken in dergelijke
53 D. Vanacker, De frontbeweging, pp. 38-40. 54 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 58. 55 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 80.
30
artikels. Dit was blijkbaar niet zonder effect, want verschillende soldaten voelden zich
aangesproken door deze boodschap.56
Omdat een oplossing van de overheid uitbleef ging Daels over tot de oprichting van het
Sekretariaat der Katholieke Vlaamse Hoogstudenten (SKVH). Op 11 februari 1916 zou er
in de Belgische standaard een oproep verschijnen die gericht was aan de katholieke
Vlaamse hoogstudenten om deel uit te maken van het SKVH. Voor Daels waren deze
studenten de toekomstige leiders van Vlaanderen en dienden en beschouwde hij het als
hun plicht om zich in te zetten voor hun volk. Door het goede voorbeeld te geven,
zouden de studenten het doel van het SKVH dienen: “het behoud van der Vlaamse
jongens, midden in de menigvuldige gevaren, onafscheidelijk van een langgerekt,
onnatuurlijk oorlogsleven.”57
Aanvankelijk had Daels niet tot doel om de Vlaamse soldaten tot Vlaamsgezinde actie
aan te zetten. In het begin was hij er zelfs van overtuigd dat de Vlaamse eisen na de
oorlog nog enige tijd opgeborgen dienden te blijven, omdat België dan andere
prioriteiten zou hebben. Bovendien gaf het SKVH niet alleen Nederlandstalige brochures
uit, maar ook Franstalige. Er was dus een samenwerking met de Waalse tegenhanger
van het SKVH, de SUCW (secrétariat des Universitaires Catholiques Wallons). Ook de
doelgroep zou evolueren: in het begin mikte de SKVH op de verheffing van alle soldaten,
maar dat zou langzaam evolueren in een meer exclusieve focus op de student-soldaten.58
Om in de activiteiten van de SKVH te kunnen voorzien (bibliotheken, uitgave van
brochures en pamfletten,...) diende Daels op zoek te gaan naar financiële middelen. Dit
zou echter tot een eerste breuk leiden met pater Peeters en juffrouw Belpaire. Hij wou
namelijk de prentenkaarten van De Belgische Standaard met winst verkopen ten
voordele van de SKVH, wat niet naar de zin was van Peeters en Belpaire. De ruzie kon
worden bijgelegd en Daels kreeg de toestemming om in het blad zowel een oproep voor
financiële steun te plaatsen, als zoekertjes voor titelbladen voor studententijdschriften,
wapenschriften van studentenbonden en prenten van bekende Vlamingen. Ook in Vrij
België werd zijn vraag om steun gepubliceerd. Daels zou meer dan 8 000 frank bijeen
krijgen. Dit fonds werd toevertrouwd aan het viermanschap Daels, Hilaire Gravez,
August van Cauwelaert en aalmoezenier Victor Van Gramberen.59
Het SKVH begon met de publicatie van allerlei brochures, die kosteloos verspreid
werden. Ook boeken, Vlaamse en Franse, over de seksuele moraal en de daarbij horende
56 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 91. 57 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 92. 58 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 112. 59 D. Vanacker, De frontbeweging, pp. 92-93.
31
risico’s werden verspreid. Daarnaast werden ook de leeszalen van De Belgische
Standaard, die weinig non-fictie bevatten en geen boeken uitleenden, aangevuld met een
wetenschappelijke leenbibliotheek. Daels beschouwde het verschaffen van deze boeken
als een middel in de strijd tegen de zedeloosheid. Door de Vlamingen de toegang te
geven tot kennis, hoopte hij de ‘toekomst van het herboren België’ voor te bereiden. Van
het college van Veurne verkreeg Daels de toestemming om de bibliotheek in de
leslokalen in te richten. In augustus 1916 verscheen de eerste catalogus, die meer dan
duizend wetenschappelijke titels bevatte. Om deze te ontlenen, moest men eenmalig
lidgeld betalen. Wie één van de honderden boeken en geschriften tegen de zedeloosheid
wenste te ontlenen, hoefde geen lidgeld te betalen.60
De brochures van Daels
Daels zou zelf een deel van deze bibliotheek opvullen met pamfletten en brochures, die
hij zelf ‘boekjes’ noemde. Met de brochure Brankardiers der voorlinie61 trachtte hij de
vakkennis bevorderen. Volksfierheid62 en Voor onze Jongens63 dienden om de Vlaamse
soldaten een hart onder de riem steken. Deze laatste brochure is een soort dagboek van
de eerste oorlogsmaanden, waarin Daels zijn eigen ervaringen aan het front beschrijft
(waaronder zijn doorbraak door de Duitse linies) en hij zijn ongenoegen uit over de
beperkte middelen waarover hij beschikte om ‘onze jongens’ te helpen. Daarnaast
verhaalt hij ook een aantal anekdotes, waarin hij zijn ontzag voor de Vlaamse volksaard
niet onder stoelen of banken steekt.64
Daarnaast publiceerde Daels ook veel artikels en pamfletten in zijn strijd tegen de
losbandigheid. Allen voorzien van tekeningen van Joe English, moesten deze de
zedelijkheid versterken. Voor onze Vrouwen was een zeer moraliserend werk, waarin hij
de soldaten wees op de “gevaren van het vrouwvolk” en hen aanraadde om op een
respectvolle manier met vrouwen om te gaan.65 Het is wel opmerkelijk dat de Sûreté
Militaire ineens moeilijk deed over dit brave boekje. Ze vonden dat het op z’n minst in
beide landstalen gepubliceerd moest worden, wat dan ook gebeurde. Helaas met een
kleine vertalingsfout: Voor onze Vrouwen werd Pour nos Hommes. De boekjes van Daels
60 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 93. 61
F. Daels, Lezingen voor de brankardiers der voorlinie, Parijs, De Mesmaeker-Froment, 1915. 62
F. Daels, Volksfierheid: bladzijden uit den oorlog door een krijgsdokter van op den IJzer, Calais, Impremerie des Orphelins, 1914. 63
F. Daels, Voor onze jongens, Leuven, Vlaamsche boekenhalle, 192.2 64 F. Daels, Volksfierheid: bladzijden uit den oorlog door een krijgsdokter van op den IJzer, Calais, Impremerie des Orphelins, 1914. 65 F. Daels, Voor onze Vrouwen. Veurne, M. Ghyssaert-Deleye, 1916.
32
waren een succes. Zo werden van Voor onze Vrouwen 20 000 exemplaren verdeeld. De
Franstalige versie deed het iets minder, met maar 15 000 verspreide brochures.66
Strubbelingen tussen Daels en De Belgische Standaard
De toekomst van het SKVH zag er rooskleurig uit. Toch zouden er algauw strubbelingen
volgen met de redactie van De Belgische Standaard. Daels en andere Vlaamsgezinde
intellectuelen vonden de koers van het dagblad veel te gematigd. Op vrijdag 19 mei vond
een vergadering plaats tussen vier geestelijken en vier militairen die de
studentenbeweging vertegenwoordigen (Frans Daels, Jozef Verduyn, Adiel
Debeuckelaere en Joris Van Severen). Deze bijeenkomst had echter weinig resultaat. De
militairen vonden namelijk dat De Belgische Standaard in handen moest zijn van zij die
effectief in het leger zaten, en niet van buitenstaanders. Juffrouw Belpaire zou hier in de
krant op reageren door te betogen dat er geen discussie over de Vlaamse kwestie
mogelijk was.67
Toch zou de groep-Daels, zoals deze ‘dissidenten’ genoemd werden, blijven volharden in
de boosheid. Hoofdalmoezenier Marinis vond al lang dat pater Peeters niet volstond als
hoofdredacteur, en begon met het verspreiden van negatieve geruchten over hem. Daels
kwam dit melden aan juffrouw Belpaire, met de boodschap dat deze affaire zou leiden
tot de val van De Belgische Standaard of de vervanging ervan door een andere krant.
Tenzij de krant geleid zou worden door een comité dat door Marinis goedgekeurd werd,
was de krant gedoemd, volgens Daels. Dat Belpaire hier niet mee gediend was, spreekt
voor zich. Ze nam onmiddellijk contact op met volksvertegenwoordiger Van de Perre en
met minister Helleputte om zich hier uit te redden. Daels van zijn kant zou de
medewerking van het SKVH met De Belgische Standaard opschorten “op dringende raad
van de bevoegde overheden.”68
Toen duidelijk werd dat Belpaire volledig achter pater Peeters stond, moest Daels met
een andere oplossing voor de dag komen. Hij bereikte een overeenkomst met De Stem
Uit België, die telkens een bladzijde beschikbaar zou stellen voor het SKVH. Het
Studentenblad SKVH zou maar een kort leven beschoren zijn: na zes afleveringen (die
vooral opriepen tot meer zedigheid aan het front) zou het er begin 1917 mee
ophouden.69
66 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 274.
67 L. Wils, Flamenpolitik en activisme, p. 144. 68 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 107. 69 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 108.
33
Een laatste overnamepoging van De Belgische Standaard door de groep-Daels vond
plaats in juli 1916. Ze stelden een compromis voor, waarin de redactie van Pater Peeters
en zijn vrienden zou aangevuld worden met Daels, De Beuckelaere en Verduyn. Dit zou
echter tot niets uitdraaien en voor een definitieve breuk zorgen. Daels zou zijn heil
ergens anders zoeken: de krant Ons Vaderland bood een samenwerking aan met de
Vlaamse intellectuelen.70
Ons Vaderland
De krant Ons Vaderland had tot dan toe weinig brokken gemaakt. Het blad was eind
december opgericht door Jérome Baeckelandt en had overwegend geldgewin als doel.
Het nam weinig stellingen in en werd vooral gevuld met artikels van twee
beroepsjournalisten die in Londen resideerden. In de zomer van 1916 geraakte het blad
in financiële moeilijkheden. Baeckelandt ging aankloppen bij aalmoezenier Marinis, die
hem vermoedelijk in contact bracht met Daels. De samenwerking met de Vlaamse
intellectuelen aan het front zorgde voor de doorbraak van het dagblad. Ook Daels en zijn
studenten waren tevreden. Ze konden uitgebreid propaganda maken voor de SKVH, en
mochten zelf artikels leveren.71
De koers van Ons Vaderland werd uitgesproken Vlaamsgezind. Ze namen een veel
radicaler standpunt in dan De Belgische Standaard. Toch was het dagblad niet van in het
begin hetgeen wat ze poogde te zijn, namelijk dé krant voor de Vlaamse soldaten. Velen
betreurden de scheiding tussen de twee groepen. Zo wenste Cyriel Verschaeve zich niet
in te laten met dit kluwen van intriges. Hoofdalmoezenier Marinis weigerde partij te
trekken voor een van beide kranten. Hij had het liefst de overname van De Belgische
Standaard door de groep-Daels gezien. De Belgische Standaard zelf was natuurlijk niet
tevreden met de scheiding. Op verzoenende pogingen van de groep-Daels reageerden ze
afwijzend: men was ervan overtuigd dat de oorzaak van de breuk te vinden was in een
persoonlijke vete tussen Daels en Belpaire. Wat daar van waar is, kan niemand zeggen,
maar dat Daels geen conflicten uit de weg gaat en nogal eenzijdig is in zijn denken, zou
later nog blijken.72
‘Ik dien’ als leuze van Daels en het SKVH
Het SKVH van Daels had nu een rechtstreekse spreekbuis, al zou het blijven hameren op
zijn ‘onafhankelijkheid van elk dagblad’. Hij ging ogenblikkelijk tot actie over en liet een
reeks artikels publiceren over de plicht van de studenten om hun verantwoordelijkheid 70 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 117. 71 D. Vanacker, De frontbeweging p. 118. 72 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 119.
34
op te nemen als intellectuelen en toekomstige leiders van het volk. ‘Ik dien’ was de leuze
die hij vooropstelde. Daels vond dat de studenten niet te veel tijd moesten verspillen aan
vergaderen; hij verkoos dat ze zich inzetten voor “het echte apostolaat der
volksverheffing door persoonlijke invloed en concrete werking.” Door het goede voorbeeld
te geven, zowel qua taal als gedrag, zouden de studenten het vertrouwen winnen van de
‘volksjongens’.73
Om de boodschap van het SKVH duidelijk te maken aan de soldaten, zorgde Joe English
voor tekeningen die de leuzen van het SKVH (‘zedelijk volk-groot volk’ en ‘houdt u fier,
houdt u rein’) ondersteunden. Daels schatte dat het SKVH wel meer dan duizend
soldaten bereikte. Om de werking te verbeteren, startte hij in november 1916 met een
nieuwe collecte. Dit gebeurde met een tweetalige oproep. De collecte werd gepatroneerd
door minister van Oorlog de Broqueville. Minister Helleputte was de grootste
weldoener. Met het verzamelde geld ging het SKVH over tot de aankoop van nog meer
boeken en materiaal om de zedeloosheid te bestrijden.74
Buiten het SKVH was Daels ook actief in andere studiekringen, waar hij een
veelgevraagd spreker was. Vooral bij de studiekring van het derde bataljon van de
tweede linie, Studiosus, kwam Daels vaak langs. Hij was zowel op de
stichtingsvergadering als op de laatste vergadering aanwezig, en werd enorm populair
onder de soldaten.75
Heldenhulde
Naast het SKVH was Daels ook een van de oprichters van het katholiek geïnspireerde
Heldenhulde. Dokter Jozef Verduyn nam in augustus 1916 het voortouw. Heldenhulde
had als doel om passende grafzerken te voorzien voor de gesneuvelde Vlaamse soldaten.
Daar was volgens Verduyn nood aan, aangezien men de soldaten die stierven tijdens een
bombardement veelal ter plekke liet liggen. Wie stierf in de voorlinie of in het
niemandsland, werd gewoon in de nabijheid begraven, onder een eenvoudig houten
kruis met Franstalig opzicht. Dit enerveerde de flaminganten. De studentenleiders
besloten om een blijvender grafzerk te voorzien. Joe English ontwierp de zerk, die de
vorm had van een Keltisch kruis en de leuze AVV-VVK droeg. Naast Daels werkten ook
Filip de Pillecyn, Cyriel Verschaeve en Adiel Debeuckelaere mee aan het initiatief.
73 D. Vanacker, De frontbeweging p. 122. 74 D. Vanacker, De frontbeweging, p 129. 75 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 150.
35
Heldenhulde was samen met het SKVH een van de eerste samenwerkingsverbanden
tussen de studentenleiders en flaminganten op het front. De namen die in beide
organisaties voorkomen, zouden ook in de frontbeweging actief zijn.
Het verbod op de studiekringen en het ontstaan van de frontbeweging
Daels’ steeds radicalere Vlaamsgezindheid zou hem uiteindelijk in de problemen
brengen. Reeds in 1915 probeerde de legerleiding Daels weg te werken van het front
door hem een positie als bacterioloog bij het ministerie aan te bieden. Daels weigerde;
hij wou liever bij ‘onze jongens’ blijven.76 Eind 1916 werd hij vanwege zijn
Vlaamsgezinde reputatie naar Frankrijk overgeplaatst. Via zijn contacten kon hij toch
terugkeren naar het front, waar hij naar een infirmerie (1LD) werd gestuurd en onder
het bevel van een van zijn leerlingen stond.77 Daarna kwam Daels lange tijd niet in de
problemen, omdat Luitenant-Generaal Wielemans, de stafchef van het Belgische leger,
als katholiek en Vlaming het SKVH erg genegen was. Zo vertelt Daels in een interview de
volgende anekdote: “Op zekere dag ben ik eens naar het hoofdkwartier geroepen waar
men mij een eenvoudige maaltijd aanbod. Tegen het einde zei generaal Wielemans:
mijnheer Daels, ik stel er prijs op te zeggen hoeveel waardering ik heb voor uw werking
voor de Vlaamse studenten en intellectuelen aan het front. Toen we buiten gingen nam een
Waalse kolonel mij bij de mouw en hij zei: de dag dat generaal Wielemans verdwijnt, gare
à vous!”78
Deze voorspelling bleek correct. Toen Wielemans begin januari 1917 overleed, werd hij
vervangen door de Waal Louis Ruquoy. Zijn anti-Vlaamse reputatie werd algauw bekend
bij de flaminganten. Lang wachtte hij niet met uitvoeren van zijn eerste orders. Op 11
februari voerde Ruquoy een verbod uit op alle verenigingen binnen het leger. In de
praktijk werden enkel de studieverenigingen verboden; de toneelgroepen en sportclubs
bleven bestaan. Enkel Daels kon zijn SKVH redden, doordat een contact van hem in Le
Havre hem op een achterpoortje wees: medewerking aan bestaande burgerlijke
organisaties was wel toegestaan. Door oprichtingsdocumenten te fabriceren met een
valse datum, zette hij zijn organisatie op naam van Jozef Delbaere van het college van
Veurne. Naast het verbod op de studiekringen gaf Ruquoy ook het bevel uit om de AVV-
VVK letters op de grafzerken van Heldenhulde te schrappen. De verontwaardiging in de
Vlaamse Beweging was groot.79
76 M. Boey, “A. Schweitzerprijs: prof dr. Fr. Daels 90!”, in: Het Pennoen, 1.03.1972. 77 L. Wils, Flamenpolitik en activisme, p. 183. 78 “Onvermoeibaar in witte jas in labo in Bonheiden. Prof. Dr. Fr. Daels: leven om armen te helpen”, in: De Standaard, 7.1.1967. 79 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 159.
36
Het verbod op de studiekringen had als gevolg dat er een clandestiene frontbeweging
werd opgericht. Deze beweging broedde al langer in de loopgraven, en zou door het
verbod volledig in de clandestiniteit geduwd worden. Daels zou een frequente
deelnemer zijn van de Frontbeweging. Via Ons Vaderland, dat steeds meer als ‘zijn’ krant
gezien werd, en de vergaderingen van de SKVH, zal hij de standpunten van de
Frontbeweging verhalen.80
Ook al was Daels geen lid van de feitelijke legerleiding, toch zou hij zijn volle gewicht
zetten achter de Vlaamse zaak. Samen met ‘zijn’ SKVH verzorgde hij vele spreekbeurten
op het front, die niet zelden eindigden in het zingen van ‘De Blauwvoet’ of ‘De Vlaamse
‘Leeuw’. Hij concentreerde zich op de drie hoofdeisen van de Frontbeweging, namelijk:
‘Vlaamsch bestuur, Vlaamsch leger, Vervlaamsching der Hoogschool te Gent’.81
Hij stond ook achter de verschillende open brieven die aan koning Albert gericht
werden. De eis voor een splitsing van het leger in een Vlaams en Waals regiment, werd
echter niet serieus genomen door de regering. Premier de Broqueville minimaliseerde
het probleem. De Frontbeweging had ook geen vertrouwen in de beloftes die Albert aan
juffrouw Belpaire gemaakt had. Belpaire was wél rotsvast overtuigd van de
Vlaamsgezindheid van koning Albert, en zag het ongeloof van de Frontbeweging als een
uiting van de persoonlijke rancune tegen haar. Vooral haar relatie met Daels was nog
steeds onderkoeld.82
Daels was gedurende deze periode de contactpersoon van minister Helleputte. Midden
augustus 1917 waarschuwde Daels hem dat de dramatische omstandigheden in de
loopgraven snel tot ‘onherstelbare dwalingen’ zouden leiden. Om de ernst van de
situatie beter te kunnen uitleggen, vroeg en verkreeg Daels de toestemming om op 24
augustus naar Le Havre af te reizen. Daels bezorgde Helleputte een (Franstalig) verslag
over de grieven van de Vlaamse soldaten en intellectuelen aan het front. Hij benadrukte
dat de voorlinie voor 80% uit Vlamingen bestond, en wees hem op de discriminatie
tegenover de Vlamingen die geen Frans begrepen. Hij kon het ook niet laten om te
vermelden dat de Vlaamsgezinden juffrouw Belpaire niet als hun woordvoerder
beschouwden. Helleputte beloofde aan Daels dat hij ontslag zou nemen als de
ministerraad de Vlaamse eisen naast zich neer zou leggen. Althans, dat ging de ronde
aan het front.83
80 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 162. 81 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 165. 82 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 227. 83 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 231.
37
Na zijn gesprek met Helleputte reisde Daels door naar Parijs, waar hij een ontmoeting
had met de wallinganten van het tijdschrift L’Opinion Walonne. Ze kwamen tot een
overeenkomst over het federalistische programma en verspreidden beide een pamfletje
over de splitsing van het leger: “De Vlaamse strijders der voorlinie gaan samen met de
stambewuste Walen om te eisen: Vlaamse en Waalse regimenten, op dezelfde voet als het
Zwitsers leger is ingericht. Leve vrij Wallonië, leve vrij Vlaanderen in een onafhankelijk
België!”84
Ook dit werd Daels niet in dank afgenomen. Toen hij terugkwam van Parijs, werd hij
plots, als ondertekenaar van de hoogste rang, verantwoordelijk gehouden voor het
huldemanifest-Van Cauwelaert, dat al meer dan een jaar in omloop was (cfr. infra).
Generaal Bernheim van de eerste divisie eiste dat Daels onmiddellijk weggestuurd werd
van het front. Hierop contacteerde Daels minister Helleputte, want hij voorzag dat
dergelijke maatregel “een ontzaglijke indruk van ondraaglijke dwingelandij” zou maken.
Er werd geen gevolg gegeven aan de zaak, wat dus doet vermoeden dat Helleputte
inderdaad tussenbeide is gekomen.85
Daels en Frans Van Cauwelaert
De relatie tussen Daels en Van Cauwelaert te bestuderen verloopt paralel met de
verstandshouding tussen de Frontbeweging en Van Cauwelaert.
In tegenstelling tot de activisten was Van Cauwelaert in eerste instantie zeer populair
aan het front. Hij stond in frequente correspondentie met de leiders van de latere
Frontbeweging, en dus ook met Daels. Via zijn krant Vrij België vroeg hij aandacht voor
de Vlaamse kwestie. De Antwerpse volksvertegenwoordiger schreef ook veelvuldig naar
de premier, maar dit vaak zonder resultaat. Hij bracht ook diverse bezoeken aan het
front en aan Le Havre.86
Dat zijn inzet voor de Vlaamse soldaten geapprecieerd werd, bewijst het Huldemanifest-
Van Cauwelaert, Dit kwam er op een moment (zomer 1916) dat Van Cauwelaert zowel
door de Franstalige als door de activistische pers zwaar op de korrel werd genomen.
Door een huldemotie te versturen in naam van ‘de Vlaamse ontwikkelden van de
voorlinie’ gaven de studentenleiders hun steun aan hun Vlaamse voorman. In de tekst
werd Van Cauwelaert bedankt omdat hij zich aan zijn plicht hield, ondanks de
meningsverschillen in het Vlaamse kamp en vooral de kritiek van de pers. In het
manifest vreogen de studentenleiders hem om te blijven werken voor de bevrijding en 84 D. Vanacker, De frontbeweging, p.231. 85 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 232. 86 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 339.
38
de ‘herwording’ van het Vlaamse volk. Het werd gepubliceerd in Vrij België op 25
augustus 1916. Daels ondertekende dit stuk namens het Katholiek Vlaamsch Oud-
Hoogstudentenverbond (KVOHV).87
De verheerlijking van Frans Van Cauwelaert zou echter niet blijven duren. Ondanks zijn
inspanningen had hij maar weinig invloed op het beleid. Samen met de toenadering van
de legerleiding tot het activisme zorgde dit voor een verwijdering van Van Cauwelaert.
Het werd hem verweten te lang met de regering geheuld te hebben, en ook zijn scherpe
veroordeling van het activisme werd niet langer geapprecieerd. Van Cauwelaert kon een
eerste knak in zijn populariteit rechttrekken doordat hij eind 1917 Adiel Debeuckelaere
in Le Havre kon overtuigen van zijn goede bedoelingen. Door de censuur waren zijn
hardere standpunten nooit gepubliceerd geraakt in Vrij België, waardoor de
intellectuelen aan het front er geen kennis van hadden.88
Hoewel de radicalen niet meer akkoord gingen met de anti-activistische houding van
Van Cauwelaert, erkenden ze wel zijn goede bedoelingen. In een brief aan Daels legde
Van Cauwelaert nog eens de nadruk op de censuur als oorzaak voor zijn zachtere
standpunten: “In den laatsten tijd zal het U wel zeer moeilijk geweest zijn de politiek van
“Vrij België” te volgen […] zijn door de censuur ingehouden en ik vrees dat het sindsdien
nog met andere het geval zal zijn geweest. De reden zult ge wel vermoeden, maar ik zou
het toch zeer gewenscht vinden, indien U had kunnen kennis nemen van de artikelen zelf.
[…] Het zou mij zeer aangenaam zijn, indien ik van U een antwoord op dit briefje mocht
ontvangen en van U vernemen, of de vrienden eenigszins op de hoogte zijn van hetgeen Vrij
België in de laatste twee maanden heeft gedaan en of wij op hunne instemming kunnen
blijven rekenen.”89 In zijn antwoord stak Daels Van Cauwelaert een hart onder de riem:
“Een nieuwe IJzer-band hebt gij gesmeed tusschen allen die het goed meenen. En dien band
hebt gij onmiddellijk gehard in de kranige, eendrachtbarende bevestigingen welke gij hebt
neergeschreven.”90
Een tweede barst in de relatie tussen Van Cauwelaert en de Frontbeweging zou echter
tot een definitieve breuk leiden. Toen Van Cauwelaert begin mei 1918 een poos verbleef
aan het front, moest hij er vaststellen hoe zijn gezag bij de Vlaamse intellectuelen
geslonken was. Ze hadden fundamenteel verschillende programma’s ontwikkeld. Zo wou
Van Cauwelaert niet weten van de eis om zelfbestuur, en was hij niet van plan om iets te
behouden van de activistische hogeschool. Van Cauwelaert en de Frontbeweging hadden
87 L. Wils, Flamenpolitik en aktivisme, p. 170. 88 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 258. 89 UA, Handschriftenleeszaal HSL,Van Cauwelaert aan Daels, 22.10.1917. 90 UA, Handschriftenleeszaal HSL, Daels aan Van Cauwelaert, 1.11.1917.
39
enkel de eis voor eigen Vlaamse regimenten gemeenschappelijk. De frontleiding vond
zijn voorstel tot bestuurlijke aanpassing om de Vlaamse culturele zelfstandigheid te
behouden maar niks, ze wilden niets minder dan zelfbestuur. De breuk was
fundamenteel en werd ook zo bekend gemaakt in Ons Vaderland op 11 juni.91
We vermoeden dat Daels lange tijd Van Cauwelaert verdedigde bij de Legerleiding. Uit
hun briefwisseling kunnen we opmaken dat de stadsgenoten aanvankelijk goed
bevriend waren. In het interbellum zouden hun wegen scheiden. De twee zeer
verschillende persoonlijkheden zouden dan ook elk een andere keuze maken in het
leven: Van Cauwelaert als politiek leider en als boegbeeld van het Vlaams-katholiek
minimalisme, en Daels als niet-partijgebonden en afzijdig en afstandelijk Vlaams-
nationaal ‘geweten’ van de IJzerbedevaarten.92
91 L. Wils, Flamenpolitik en activisme, p. 235. 92 A. Deprez, Frans Van Cauwelaert en Frans Daels in 1917-1918.”, in: Wetenschappelijke tijdingen, 43 (1983), 2, p. 97.
40
Besluit
Met het einde van de oorlog in zicht, alsook door het drukke eindoffensief, had de
Frontbeweging de kans niet meer om bijeen te komen. Ook Daels zou het druk hebben in
de infirmerie. De Frontbeweging zou in de jaren na de oorlog herrijzen in de Frontpartij,
waar Daels geen deel van zou uitmaken.
De Eerste Wereldoorlog vormde een ommekeer voor Daels. Door de confrontatie met de
anti-Vlaamse omstandigheden aan het front werd hij een radicale flamingant. Zijn
evolutie loopt synchroon met die van de Frontbeweging, waarvan hij een van de
grootste bezielers was. Niemand had aan het begin van de oorlog gedacht dat deze man,
die niets te maken had met de Vlaamse beweging, er enige tijd later een van de grootste
voortrekkers zou worden. In 1932 beantwoordde Verschaeve zijn eigen vraag naar het
waarom van Daels’ inzet voor de Vlaamse soldaten: “Uit flamingantisme? Al dat naar
politiek riekt was te klein voor hem, maar uit menselijk gevoel voor mensen die menselijk
gekrenkt werden. Professor Daels was Vlaams uit sociale liefde en sociale
verontwaardiging voor ’t gekrenkte recht van mensen”.93
Met zijn inspanningen voor het SKVH, Heldenhulde en de Frontbeweging was Daels zeer
populair bij de Vlaamse frontsoldaten. Bovendien legde hij op deze manier contacten
met de vooraanstaande flaminganten. Toen Daels terugkeerde van de oorlog, was hij
niet meer weg te denken uit de Vlaamse beweging.
93 “Onvermoeibaar in witte jas in labo in Bonheiden. Prof. Dr. Fr. Daels: leven om armen te helpen”, In: De Standaard, 7.1.1967.
41
Deel III: het interbellum (1918-1940)
94
In dit deel wordt de veelbewogen periode tussen de beide Wereldoorlogen besproken.
De Vlaamse beweging kwam zwaar gehavend de Eerste Wereldoorlog en zou voor het
eerst een politieke afvaardiging krijgen. Langs de ene kant was er de radicaal anti-
Belgische Frontpartij, die rechtstreeks uit de Frontbeweging voortvloeide. Anderzijds
was er de katholiek-Vlaamse partij van Van Cauwelaert, het Vlaams-Belgisch Verbond. In
de jaren dertig zou de tweedracht zich verder uiten door de oprichting van radicaal
Vlaams-nationalistische partijen.
Frans Daels zou zich in deze periode niet in de partijpolitiek engageren. Voor de Vlaamse
beweging deed hij dat des te meer. Vanwege zijn jaarlijkse speeches op de
IJzerbedevaart werd hij bestempeld als ‘het geweten van Vlaanderen’. Daarnaast zou hij,
als professor, een belangrijke rol spelen in de vernederlandsing van de universiteit, en
ook zijn strijd voor een eigen academisch ziekenhuis zou hij niet staken. Zijn
vriendschap met Frans Van Cauwelaert zou fors bekoelen en zelfs verdwijnen.
De opdeling van dit deel is enigszins anders dan het vorige: de Vlaamse beweging en
Daels zijn nu voldoende verweven om het als een geheel te kunnen bestempelen. Maar
dit is geen geschiedenis van de Vlaamse Beweging; enkel de relevante aspecten worden
besproken.
94
Onbekend, Frans Daels als spreker op de IJzerbedevaart van 1939. Zwart-wit foto, 20.8.1939, illustraties Greep naar de macht.
42
Hoofdstuk I: De renaissance van de Vlaamse zaak
Toen de Vlaamse frontsoldaten terugkwamen van de oorlog, wachtte hen een schok. Aan
het front waren zij Vlaamsgezinder geworden, terwijl in het pas bevrijde Vlaanderen
juist het omgekeerde had plaatsgevonden. De collaboratie van de activisten met de
Duitsers was voor de meerderheid van de Vlaamse bevolking ongehoord. Daarnaast
zorgde de overwinningsroes voor een sterke opstoot van Belgisch patriottisme. Er leek
geen plaats meer te zijn voor het flamingantisme in het herrezen België. De activisten
zaten in de gevangenis of waren op de vlucht, en ook van de frontbeweging bleef niet
veel meer over. Zelfs het Vlaams-Belgisch-Verbond van Van Cauwelaert stond
machteloos.
og voor de politieke carrière van de Vlaamse Beweging goed en wel van start was
gegaan, leek deze al voorbij. Zeker in de eerste maanden na de oorlog klopte dit ook in
zekere mate. Terwijl de arbeidersbeweging zijn belangrijkste slag thuishaalde ( het
algemeen enkelvoudig stemrecht), bleef de Vlaamse beweging tot 1930 op zijn honger
zitten. Koning Albert verklaarde tijdens zijn troonrede op 22 november 1918 dan wel
dat de regering wetsvoorstellen zou voorbereiden die de gelijkheid tussen de twee
bevolkingsgroepen dienden te garanderen. In de praktijk zou er van deze vage belofte
niets in huis komen. Voor Van Cauwelaert waren deze beloftes niets meer dan het
afschepen van de Vlamingen met een ver en wazig toekomstbeeld. Het was een teken
aan de wand dat in januari 1919 de plechtige heropening van de Franstalige Gentse
universiteit plaatsvond.95
De Frontpartij
De Vlaamse beweging stond na de oorlog op wankele poten. Toch had de frontervaring
bij velen een blijvende Vlaamsgezindheid nagelaten. Zo ook bij Daels. Een kleine
anekdote van Francine Daels maakt dit duidelijk: “De wapenstilstand was afgekondigd en
de Belgische troepen trokken door het feestvierende Gent. Moeder hing de Belgische vlag
uit en zij vlocht een grote driekleurige strik in zijn haar. Met popelend hart stonden wij
hem op te wachten. Ik zie hem weer, die dertiende november van “18, onze straat inrijden,
hoog en groot op zijn paard, en sterke officier. Hij stopte voor ons huis, sprong uit het zadel
en zei ‘doe die vlag daar weg. Ik zal het u later allemaal wel uitleggen, maar weg dat ding!
En de eerste die in ons huis nog Frans durft te spreken, gooi ik buiten!’”96
95 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, pp. 175-180. 96 “Frans Daels, een officier van de IJzer.”, n: De Standaard, 7.1.1972.
43
Veel van deze anti-Belgische Vlaamsgezinden herkenden zich niet in het
minimumprogramma van het Algemeen Belgisch Verbond (ABV). Deze partij slaagde
niet in zijn missie om alle Vlaamsgezinde krachten te bundelen. Elias beschouwt het ABV
als een mislukt experiment, want tot een werkelijke samenwerking tussen de
Vlaamsgezinden boven de partijen heen is er nooit sprake geweest.97
De partij die wel een belangrijke rol zou spelen, was het Vlaamse Front. Deze partij
bestond zowel uit leden van de Frontbeweging (Hendrik Borginon, Adiel De
Beuckelaere) als uit enkele activisten. Omdat deze partij gezien werd als de
rechtstreekse opvolger van de frontbeweging, werd zij dan ook in de volksmond de
‘Frontpartij’ genoemd. Het dagblad Ons Vaderland werd wederom de vertolker van de
standpunten van deze partij. Zelfbestuur was, naast de vernederlandsing van de
universiteit Gent, de voornaamste eis van deze partij. Daarmee stonden deze Vlaams-
nationalisten lijnrecht tegenover de Vlaams-Belgicisten, die zelfbestuur verwierpen.98
Het eerste verkiezingsresultaat van de Frontpartij in 1919 bleek vooral af te hangen van
de mate waarin het Daensisme reeds invloed had in die streek. Vooral in landelijke
gebieden gingen de stemmers over van de voormalige Christene Volkspartij naar de
Frontpartij. Staf de Clercq, die reeds van bij het begin bij de Frontpartij betrokken was,
haalde in Brussel een goed persoonlijk resultaat. Toch zou de Frontpartij er nimmer in
slagen voldoende electoraal resultaat te halen van grote invloed te zijn in het bestuur,
zowel op gemeentelijk als op parlementair vlak. Het is eerder in het doorgeven van de
zelfbestuur-gedachte dat de Frontpartij van invloed zou zijn op de latere Vlaams-
nationalistische partijen, zoals het VNV.99
Daels zou zich niet inlaten met de Frontbeweging. In feite zou hij zijn naam aan geen
enkele partij binden. Hij was er blijkbaar op gebrand om zich buiten de partijpolitiek te
houden. Zo wist iedereen dat de Oost-Vlaamse Katholieke Christelijke Volkspartij voor
Vlaanderen het werk was van dr. Jozef Goossenaerts en prof. Daels; maar naar buiten toe
schoof men August De Wilde en Edmond Van der Meulen als vertegenwoordigers naar
voren. De partij sprak zowel de katholieke Vlaamse nationalisten als de christelijke
arbeiders aan en was dus een concurrent voor de Frontpartij, die in Oost-Vlaanderen
97 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 261. 98 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 263-265. 99 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, p. 34.
44
vertegenwoordigd werd door B. Maes. De ‘partij Daels’ haalde 4 450 stemmen; Maes
slechts 2 894. Voor het overige is er maar weinig bekend over deze partij.100
De Frontpartij zou er niet in slagen alle Vlaamsgezinden te verenigen. Er was een te
groot verschil tussen de conservatieve, radicale anti-Belgische stroming (waartoe Daels
ideologisch behoorde) die bleef hameren op zelfbestuur, en de gematigdere vleugel die
de federale hervorming van de staat nastreefde. De partij werd bijeengehouden door een
aantal brugfiguren, maar zou mede door zijn verdeeldheid geen grote speler worden op
het politieke toneel.101
In het zog van de Frontpartij werden ook andere Vlaams-nationalistische groeperingen
opgericht, zoals het West-Vlaamse Katholiek Vlaams Nationaal Verbond van Jeroom
Leuridan, en het Algemeen Vlaams Nationaal Verbond, dat de Groot-Nederlandse
gedachte hoog in het vaandel droeg.102
De eerste IJzerbedevaarten
Daels zou zijn invloed en populariteit niet te danken hebben aan een politieke carrière.
Het zou door zijn engagement als voorzitter van het IJzerbedevaartcomité zijn dat hij
bekendheid verwierf in Vlaanderen.
Het concept van de IJzerbedevaart is gegroeid uit de Heldenhulde van tijdens de oorlog.
Toen al was er het idee om een bedevaart te organiseren naar het graf van Joe English.
Door het eindoffensief van 1918 was hier echter geen tijd meer voor. Toch was het plan
niet vergeten en in 1920 werd een ruim comité gesticht, met de kopstukken van de
frontbeweging als lid, om dit mogelijk te maken.103 Daels en Sam de Vriendt, beide
persoonlijke vrienden van Joe English, werden voorzitter van dit English-comité.104
De eerste bedevaart vond plaats in het weekend van 4-6 september te Steenkerke en
werd vooral door oud-strijders bijgewoond. Naast een mis en een bezoek aan het graf
werden ook verschillende toespraken gehouden. Daels zou hameren op de leuze van
English: ‘ik dien’. Op deze hulde werd besloten om jaarlijks een bedevaart te houden
naar een plaats waar populaire Vlaamse doden begraven lagen, om op een symbolische
manier de gesneuvelde Vlaamse soldaten te herdenken. Het daaropvolgende jaar werd 100 H.J. Elias, Vijfentwintig jaar Vlaamse beweging 1914/1939. Vlaamse wederopbouw in jaren van politieke onmacht en stijgende verwarring. November 1919 / december 1928, Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1969, p 41. 101 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, pp. 139-141. 102 B. De Wever, loc. cit. 103 Onder andere: M.E. Belpaire, Oscar Dambre, Dries Devos, pater Callewaert, Filip De Pillecyn, Jozef Goossenaerts, Hilaire Gravez, Emiel Hullebroeck, Joris van Severen, August en Frans Van Cauwelaert. 104 F. Becuwe en L. De Lentdecker, Van IJzerfront tot zelfbestuur, Veurne, De Klaproos, 1993, p. 52.
45
dan ook op een gelijkaardige manier hulde gebracht aan de gebroeders van Raemdonck
in Steenkerke. Het English-comité werd omgevormd naar een vast comité met enkele
nieuwelingen zoals secretaris Clemens De Landtsheer. Daels werd voorzitter en zou ook
de spreekbuis zijn van het comité. Daels gaf er zijn eerste toespraak als voorzitter met
als thema ‘wij klagen aan’: “Wij klagen aan: het offer dat onze Vlaamse jongens brachten
en dat werd uitgebuit tot hun eigen verdrukking. Wij klagen aan: de plechtige belofte van
volledige gelijkheid in rechte en in feite werd niet gehouden...”105 In vergelijking met zijn
latere redevoeringen was dit een zeer korte toespraak, maar de boodschap was
duidelijk.106 De echte doorbraak van de IJzerbedevaart kwam er in 1923. In Alveringem
kwam meer dan duizend man samen om eerherstel te eisen voor de geschonden
Heldenhuldezerkjes. Toch kon het IJzerbedevaartcomité nog niet op aandacht van de
pers rekenen.107
Er was algauw de wens om een eigen Vlaams dodenmonument op te richten. In 1924
ging men dan ook over tot de aankoop van een lap grond in Kaaskerke, bij Diksmuide.
Ook werd het officieuze comité omgevormd naar de vereniging Bedevaarten naar de
Graven van den IJzer en richtte men een vast secretariaat op in Temse. De officiële
doelstelling van de vereniging werd gepubliceerd in het Belgische Staatsblad op 6
februari 1925 en luidde als volgt: “het organiseren van bedevaarten naar de IJzer en alle
andere activiteiten die het aandenken en het ideaal van de gesneuvelden uit de oorlog
1914-1918 hooghouden en de zin van hun offer doen eerbiedigen tot het volledige herstel
van de Vlaamse volksgemeenschap.”108
Van dan af zouden de IJzerbedevaarten een toenemend succes kennen. Door zijn
jaarlijkse toespraken werd Daels een apolitiek gezicht van de Vlaamse beweging. De
IJzerbedevaarten vormden de jaarlijkse herinnering aan de boodschap van de
frontbeweging: ‘Nooit Meer Oorlog, Zelfbestuur en Godsvrede.’ Daels werd een
vertegenwoordiger van de Radicale Vlaamse beweging, ongebonden aan de
partijpolitiek.
105 J. Bal. De IJzerbedevaarten als reflector van twintig jaar Vlaamse beweging (1920-1939), Leuven (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Leuven), 1984, p 22. 106 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 221. 107 F. Becuwe en L. De Lentdecker, Van IJzerfront tot zelfbestuur, p. 52. 108 F. Becuwe en L. De Lentdecker, Van IJzerfront tot zelfbestuur p. 53-54.
46
Hoofdstuk II: Het geweten van Vlaanderen
De invloed van Daels op de verdere ontwikkeling van het Vlaams bewustzijn in het
interbellum was zeer groot. Hij was een veelgevraagd spreker, die op een sobere doch
scherpe wijze zijn boodschap verkondigde aan zijn toehoorders. Hij sprak zowel op
bijeenkomsten van de VOS als op studentencongressen. Naast Cyriel Verschaeve en
pater Callewaert was hij het gezicht van de Vlaamse beweging. Als heraut van de
Vlaamse boodschap zou hij zich meerdere malen mengen in de politiek, zonder evenwel
er deel van uit te maken.
Boven en buiten de politiek
Met zijn nieuwe populariteit als het geweten van Vlaanderen vond Daels het zijn plicht
om zich uit te spreken over de hete hangijzers van die periode. Een eerste voorbeeld
hiervan is de amnestiekwestie.
De eis tot amnestie voor de activisten weerklonk al in januari 1919. Veel activisten
verbleven in de gevangenis in afwachting van hun proces. De Belgische overheid was
vastberaden om streng op te treden tegen deze landsverraders. Protest van de
Vlaamsgezinden over de wijze waarop deze rechtszaken gevoerd werden, bleef dan ook
niet uit. Frans Van Cauwelaert, die tijdens de oorlog de activisten nooit scherp
veroordeeld had, pleitte in Brussel voor een gematigde, voorzichtige aanpak van de
beschuldigden.109
Op een van deze rechtszaken zou Daels zijn stem laten horen, dixit Luc Daels: “ik kom
hier niet getuigen, ik kom hier aanklagen!”110 Vermoedelijk verwijst Luc Daels naar het
proces van Dosfel, waar generaal Drubbel een opzienbarende getuigenis gaf. Hij
verklaarde dat een opstandig Vlaamsgezind regiment in het laatste offensief een
duizendtal man had verloren, waardoor volgens de generaal “de oneer in het bloed was
uitgewist.” De pers en anderen zagen dit als een verklaring dat het ‘schuldige’ regiment
bij wijze van represaille op die gevaarlijke plaats ten aanval was opgesteld. Ook Daels
zag het zo, en klaagde dit openbaar aan tijdens het proces. Daarop verklaarde generaal
Drubbel dat hij dit nooit gezegd had en dat zijn woorden verkeerd geïnterpreteerd
waren. Daels werd verplicht zijn woorden in te trekken. Bewijzen voor hetgeen Daels en
109 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 244. 110 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012.
47
de pers beweerden, zijn er echter niet. Het is dus niet duidelijk of deze ‘straf’ werkelijk
heeft plaatsgevonden.111
Het had alleszins wel gevolgen voor Daels. De Academische Raad van Gent nam namelijk
een motie ter afkeuring van zijn daden aan, die aan de minister van onderwijs werd
overgemaakt. Daels was niet aanwezig tijdens het indienen van deze motie en kon zich
dan ook niet verdedigen. De Franstalige pers had gehoopt op een afzetting, maar Daels
kreeg van de minister slechts een ‘strenge vermaning’. In 1931 zou de motie nietig
verklaard worden. Het zou niet de eerste keer zijn dat Daels in de problemen kwam met
de Academische overheid (cfr. infra).112
Naast zijn publieke uitspraak in deze kwestie, was Daels ook op een andere manier bezig
met de amnestiekwestie. Om de eis tot amnestie kracht bij te zetten werden her en der
verenigingen opgericht en petities rondgegeven. Daels had de intentie om hiervan deel
uit te maken. Hij werd in 1921 lid van een Comiteit ter bevordering van amnestie,
waarvan ook juffrouw Belpaire lid was. De oproep van het comité was als volgt: “wij, die
buiten het activisme stonden zijn diep overtuigd dat het ogenblik gekomen is, in ’s lands
belang van zo ruim mogelijk opgevatte amnestie en, vanwege de Vorst, voor edelmoedig
gebruik van zijn genaderecht, ten gunste van hen die veroordeeld werden voor politieke
misdrijven”. Dit comité zou maar weinig invloed hebben. Het vraagstuk van de amnestie
werd volkomen genegeerd door de Belgische politiek, wat regelmatig Vlaamse
uitbarstingen van ontevredenheid tot gevolg had.113
Een tweede voorbeeld van Daels’ inmenging in de politiek is zijn openlijke bekritisering
van de Vlaamse politici. Volgens hem kwamen de Vlaamse politici de gemaakte beloftes
niet na. Hij verweet de ministers een gebrek aan moed aan een zekere laksheid. Een
goed voorbeeld van zijn afkeer tegenover deze politici, is zijn antwoord op een enquête
van het tijdschrift La Terre Wallonne (februari 1929): “Men beloofde ons aan de IJzer
gelijkheid in rechte en in feite. Die kwam er niet. Tegenover de doden van de IJzer is dat
‘meineed’. Ik weet niets af van politiek, maar dat de Vlamingen en de Walen overleg plegen
en zich niet meer laten uitbuiten door derden.”114
Met die ‘men’ mikte Daels vooral op Van Cauwelaert. Van hun goede verstandshouding
bleef niets meer over. Op het negende congres van de Katholieke Vlaamse Landsbond
viel Daels zijn voormalige vriend rechtstreeks aan. Het zat hem blijkbaar hoog dat Van
Cauwelaert zich niet had gehouden aan de beloftes die hij volgens Daels gemaakt had, na
111
M. Basse, De Vlaamsche Beweging van 1905 tot 1930, Gent, Van Rysselberghe en Rombout, 1933, p. 111. 112 M. Basse, loc. cit. 113 M. Basse, De Vlaamsche Beweging van 1905 tot 1930, p. 120. 114 H.J. Elias, Vlaamse wederopbouw in jaren van politieke onmacht en stijgende verwarring, p. 152.
48
zijn bezoek aan het front in 1916. Hij beweerde dat Van Cauwelaert toen twee
verklaringen had afgelegd. De eerste was de belofte dat hij met de soldaten op de
barricade zou staan als er na de oorlog geen volledig recht werd verleend aan de
Vlamingen. Ten tweede had hij belooft dat de oud-strijders na de oorlog het hoge woord
zouden voeren, en dat hij en de anderen zouden volgen.115 Daels stond niet alleen in zijn
verwijt tegen Van Cauwelaert. Ook Hilaire Gravez steunde deze aanklacht, in zelfs nog
scherpere bewoordingen. Volgens hem had Van Cauwelaert grofweg gelogen. Van
Cauwelaert zou zich verdedigen door op te werpen dat ook hij bedrogen was door de
Belgische overheid.116
Deze aanval op Van Cauwelaert vond plaats in de aanloop naar de wet op het taalgebruik
in het leger. De oud-strijders eisten eigen Vlaamse legerdivisies met het Nederlands als
bestuurstaal, met een volledige Nederlandstalige administratie en Vlaamse legerscholen.
het toenmalige voorstel van de regering, dat als uitgangspunt had dat een soldaat zijn
volledige opleiding zijn moedertaal moet kunnen volgen, was in hun ogen onvoldoende.
Maar voor Van Cauwelaert en de andere Vlaamse katholieken was dit al een stap in de
goede richting; zij besloten dan ook om ‘ja’ te stemmen.117 Voor Daels was dit het bewijs
dat hij zich niet hield aan zijn belofte om de oud-strijders eerst te laten komen. Samen
met Rombouts zette hij de aanval in. Van Cauwelaert verweerde zich door te focussen op
het feit dat het een stap in de goede richting was. Van Cauwelaert pareerde de aanvallen
en dreef zijn zin door. De legerwet van 7 november 1928 was een feit. Het is wel ironisch
dat deze er enkele dagen voor de Bormsverkiezing kwam.118
De strijd voor de vernederlandsing van de universiteit Gent is een derde voorbeeld van
Daels’ invloed op politiek vlak. Het wordt hier echter niet besproken, om overlapping
met het volgende hoofdstuk, over zijn activiteiten aan de universiteit, te voorkomen.
Testamentuitvoerder van de IJzer
Bovenstaande voorbeelden hangen nauw samen met de machtsontplooiing van de
IJzerbedevaarten. De jaarlijkse manifestaties kenden steeds meer succes. In 1924 kocht
het IJzerbedevaartcomité een stuk grond aan in Kaaskerke, met als doel er de
overgebleven heldenhuldezerken te verzamelen voor een Vlaamse begraafplaats.119
115 H.J. Elias, Vlaamse wederopbouw in jaren van politieke onmacht en stijgende verwarring, p. 115. 116 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 249. 117 H.J. Elias, Vlaamse wederopbouw in jaren van politieke onmacht en stijgende verwarring, p. 110. 118 H.J. Elias, op. cit. 119 F. Becuwe en L. De Lentdecker, Van IJzerfront tot zelfbestuur,, p. 55.
49
Het IJzercomité werd in snelheid gepakt. De minister van landsverdediging, Hellebaut,
had namelijk het bevel gegeven om de Heldenhuldezerken te verwijderen om zo tot
eenvormige militaire begraafplaatsen te komen. De grafstenen werden door de dienst
van de militaire grafsteden verbrijzeld. Dit ontketende een enorm protest, waarbij Daels
het voortouw nam. Samen met VOS klaagde hij deze ‘heiligschennis’ fel aan. Na lange
onderhandelingen kreeg het IJzerbedevaartcomité zijn zin: de nog niet vernietigde
zerkjes werden aan het IJzerbedevaartcomité geleverd.120
Deze ‘aanslag van België op Vlaanderen’ zou lange tijd blijven leven in de Vlaamsgezinde
kringen. Omdat een grote Vlaamse begraafplaats niet meer tot de mogelijkheden
behoorde, besloot het comité om een IJzergedenkteken op te richten. Het ontwerp van
de toren is gebaseerd op de heldenhuldezerk van Joe English en in juli 1928 wordt de
eerste steen door Cyriel Verschaeve gelegd. Twee jaar later, op de elfde IJzerbedevaart,
werd de IJzertoren plechtig ingehuldigd.121
De jaarlijkse IJzerbedevaart werd meer en meer een stil machtsvertoon van het Vlaams-
nationalisme. Onder impuls van Frans Daels werd de toon radicaler en anti-Belgischer.
Dit viel niet bij iedereen in goede aarde: op de IJzerbedevaart van 1930 vloog er een
vliegtuig over dat strooibiljetten en Belgische vlaggetjes uitwierp, met een oproep aan
de bedevaarders om trouw te blijven aan België en de koning. De actie had eerder het
omgekeerde effect: de massa reageerde woedend en verscheurde de pamfletten en
vlaggen.122
In de beginperiode van de IJzerbedevaart klaagde Daels het geleden onrecht en de niet-
ingeloste beloften aan. In de jaren dertig zou dit evolueren naar een aanklacht tegen
België. Daels zou bovendien verantwoordelijk zijn voor de inbreng van de Groot-
Nederlandse gedachte. Deze ‘Dietse’ stroming zou meer en meer voorkomen bij de
Vlaams-nationalisten en zou ook zijn weg vinden in de nieuwe Vlaamsgezinde partijen
van de jaren dertig (cfr. infra).
120 H.J. Elias, Vlaamse wederopbouw in jaren van politieke onmacht en stijgende verwarring, p. 151. 121 J. Bal. De IJzerbedevaarten als reflector van twintig jaar Vlaamse beweging (1920-1939), p. 64. 122 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, p. 79.
50
Hoofdstuk III: Professor Daels
Toen Daels terugkwam uit de oorlog hernam hij zijn professoraat aan de –opnieuw
Franstalige- Universiteit Gent. Zijn nieuwe, radicale flamingantisme werd dra opgemerkt
door zijn collega-professoren en werd zeker niet door iedereen geapprecieerd. Zo
weigerde de uit zijn Duitse deportatie teruggekeerde professor P. Frédericq om de hand
te schudden met Daels, die hij zag als een landverrader. Toch zou zijn flamingantisme
hem in het begin niet worden aangewreven: in 1919 werd hij bevorderd tot
buitengewoon hoogleraar en vervolgens tot gewoon hoogleraar. Die titel zou hij tot
1944 dragen.123
In dit hoofdstuk worden er drie facetten van Daels als professor en geneeskundige
besproken. Allereerst wordt er gefocust op zijn professionele bezigheden, zoals zijn
inzet voor de verpleegkundigen en zijn invloed bij de studenten. Als professor aan de
Universiteit Gent zou Daels betrokken zijn bij de vernederlandsing ervan. Tenslotte zou
Daels zijn kruistocht voor een eigen academisch ziekenhuis verder zetten.
Een sociaal-bewogen geneesheer
De Frans Daels die terugkwam uit de loopgraven was nog meer doordrongen van het
sociale plichtsgevoel dat hij als dokter en professor had ten opzichte van de sociaal
behoevenden. “Een geneeskunde die niet sociaal voelt is geen ware geneeskunde”124 liet hij
meer dan eens opmerken.
Als verloskundige zou hij zich ten volle inzetten voor de verpleegsters en vroedvrouwen.
Samen met Léon Elaut en anderen richtte hij de Federatie van de Vlaamsche
Verpleegsters- en Vroedvrouwenscholen op. Volgens Elaut was dit een succesvol initiatief
dat veel lof toegezwaaid kreeg. Het zouden ook de leden van deze federatie zijn die in
1937 betrokken waren bij de hervorming van de verpleegsteropleiding. Hij was ook
medewerker van het tijdschrift voor Verpleegkunde, Vroedkunde en Sociale Geneeskunde.
Niet iedereen apprecieerde Daels inzet voor de verpleegsters en vroedvrouwen. Enkele
Mechelse katholieken vonden dat hij niet genoeg, of niet betrouwbaar genoeg, katholiek
was, en lieten hem links liggen.125
123 G. De Smet en M. Thiery, Nationaal biografisch woordenboek, Brussel, Paleis der Academiën, 1996, deel 15, p. 140. 124 BOEY (M.). “A. Schweitzerprijs: prof dr. Fr. Daels 90!”, in: Het Pennoen, 1.3.1972. 125 L. Elaut, Mijn memoires: van Keiberg tot Blandijnberg, p. 329.
51
Ook de schrijver in Daels kwam in deze periode naar boven. Hij bracht een aantal
sociaal-geneeskundige boekjes uit, zoals Kapittels uit de praktische gynaecologie126,
Voordrachten over verpleegkunde en sociale geneeskunde127, wat een bundel was van zijn
redevoeringen op de verpleegkundige congressen, Operatieve verloskunde en Beginselen
van de praktische verloskunde.128 Naast deze meer praktische boeken bracht Daels ook
een bundeling van zijn speeches uit: acht voordrachten voor onze studenten.129 Hierin
riep hij de (geneeskunde)studenten op om zich ten volle in te zetten voor het volk.
Daels’ radicaal-Vlaams profiel zorgde wel meer voor problemen. Met de
vernederlandsing van de universiteit (cfr. infra) was het taaldualisme in de universitaire
en medische kringen niet zomaar verdwenen. Integendeel, het Frans heerste nog steeds
in de Société de Médicine de Gand. Samen met zijn vriend Jozef Goossenaerts zou Daels
het voortouw nemen in de oprichting van Nederlandstalige alternatieven. Door diverse
wetenschappelijke congressen, alsook de oprichting van Nederlandstalige tijdschriften,
werd de taalstrijd in de wetenschap gevoerd. In 1920 reeds verscheen het Vlaamsch
Geneeskundig Tijdschrift, waarvan Daels medestichter en hoofdredacteur was. Van 1920
tot 1924 was hij voorzitter van het Vlaamsch Geneeskundig congres. In 1922 trad hij toe
tot het Vlaamsch Geneesheren Verbond.130
Zijn verzet tegen de Franstalige dominantie werd hem uiteraard niet in dank
afgenomen: “Daels was het zwarte beest van de franskiljons.” In 1924 werd hij uit de
Société Belge de Gynécologie gestoten, omwille van zijn uitspraak over het Dosfel-proces
(cfr. Supra). Daarop werd een Vlaamse Vereniging voor Heelkunde en Gynekologie
opgericht, die echter door gebrek aan doorzettingsvermogen al snel verdween. Ook in
eigen rangen werd Daels geviseerd. Verschillende geneesheren gingen niet akkoord met
de expansieve groei van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen, en beweerden dat
het altijd dezelfde waren die het initiatief namen; Daels en Goossenaerts ds. Maar
aangezien ze niet met een alternatief kwamen aandraven, bleven de congressen en
tijdschriften ongeschonden.131
126
F. Daels, Kapittels uit de practische gynaecologie, Tielt, Lannoo, 1928. 127
F. Daels, Voordrachten over verpleegkunde en sociale geneeskunde, Antwerpen, De Sikkel, 1937. 128
F. Daels, Operatieve verloskunde. Leuven, Vlaamsche boekenhalle, 1920. 129
F. Daels, Acht voordrachten voor onze studenten, Leuven, Blauwvoet, 1935. 130 L. Elaut, Mijn memoires: van Keiberg tot Blandijnberg,, pp. 326-327. 131 L. Elaut, Mijn memoires: van Keiberg tot Blandijnberg,, p. 328.
52
Bij de studenten
Omwille van zijn Vlaamsgezindheid was Daels populair bij de Vlaamse studenten. In
1920 ontving hij een ‘Hulde van de Hoogeschoolstudenten’-medaille. Dit was een
eerbetoon van de geneeskundestudenten van de vier universiteiten voor zijn inzet en
enthousiasme tijdens de Eerste Wereldoorlog.132 In 1922 viel deze eer hem nog eens te
beurt. In het tijdschrift Ons Volk Ontwaakt verscheen een brief ‘aan professor Daels’,
waarin zijn inzet voor de studerende jeugd aan het front gelauwerd werd.133
Als lesgever was Daels zeer streng. Hij verlangde van zijn studenten dezelfde inzet en
inspanningen die hij zelf gaf. Zo werden de doctoraatstudenten al om 7u verwacht in de
kliniek, om daar onder toeziend oog van Daels de patiënten te consulteren. Hij hamerde
steeds op de plicht van de studenten om zich in te zetten voor het volk: “Hij heeft nooit
een student laten zakken wegens onvoldoende obstetrische kennis, maar hij heeft er velen
uitgekafferd omdat ze naar zijn mening onvoldoende sociale zin hadden.”134 Ook bij de
patiënten was Daels populair, hoewel de Gentse volksvrouwen Daels zijn Antwerps
accent niet altijd begrepen. Zo zei een oudere mevrouw, toen ze een vraag van Daels niet
goed had begrepen: “Verexcuseer mij, meneer de professor, maar ik versta geen Frans.”
Daels glimlachte nauwelijks.135
Daels droeg het in 1933 opgerichte Gentsch Studentencorps een warm hart toe. De
doelstellingen van dit korps klonken Daels als muziek in de oren: enerzijds het vrijwaren
van het Nederlandstalig karakter van de universiteit, anderzijds via een
nevenorganisatie, de Sociale Hulp, aan sociaal dienstbetoon doen. Daels werd erelid en
zou hen helpen een eigen studentenhuis ‘Mac Leod’ op te richten. In de Tweede
Wereldoorlog zou het Gents StudentenVerbond de rol van het GSC overnemen.136
Ten slotte werd Daels voor zijn wetenschappelijk onderzoek meerdere malen
onderscheiden. Hij kreeg op drie december 1930 de prix Berraute van de Académie de
Medicine voor zijn artikel over het voorkomen van kanker.137 In 1935 werd hij doctor
honoris causa aan de universiteit van Keulen.
132 UA, personeelsdossier Frans Daels, Hulde van de hoogstudenten. 133ADVN 96/132, archief Godelieve Daels, Ons Volk Ontwaakt, 13.6.1922. 134 L. Elaut, Mijn memoires p. 413. 135 L. Elaut, Mijn memoires: van Keiberg tot Blandijnberg,, p. 224. 136 B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de RRijksuniversiteitjksuniversiteit Gent tijdens de Tweede Wereldoorlog, Gent (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent), 1992, p. 6. 137 UA, personeelsdossier Frans Daels, prix Berraute, 3.12.1930.
53
De vernederlandsing van de Universiteit Gent
De officiële vernederlandsing van de Universiteit Gent in 1930 was het sluitstuk van een
lange strijd. Niet alle elementen van de vernederlandsing komen hier aan bod; zo
worden de parlementaire discussies en dergelijke niet besproken, omdat ze voor deze
thesis niet relevant zijn.
De eis voor een eigen Vlaamse universiteit was een van de kernpunten van de
Frontbeweging én het activisme, maar de Von-Bissing-Universiteit had amper bijval
gekregen van de bevolking. Op 21 januari 1919 werd dan ook de Franstalige universiteit
in ere hersteld; Paul Fredericq en Henri Pirenne, die tijdens de oorlog gevangen waren
genomen omwille van hun protest tegen de vernederlandsing van de Universiteit, als
eerste tot rector benoemd.
Het werd de regering snel diets gemaakt dat de vernederlandsing van de universiteit een
van de voornaamste strijdpunten zou blijven van de Vlaamse beweging. In juli 1919
gingen ze dan ook over tot de oprichting van de Vlaamsche Hogeschoolcommissie, die
bestond uit ambtenaren en hoogleraren uit de verschillende universiteiten. Daels zou er
in 1922 dr. Van de Perre opvolgen als voorzitter. De commissie werd door de
minsterraad “belast met de studie over de inrichting van een overgangsregime, dat aan de
studenten die het zullen aanvragen, moet toelaten hun studiën in 't Vlaamsch aan te
vangen in de faculteiten en de Bijzondere Scholen voor Burgerlijke Genie en van Kunsten en
Manufacturen der Universiteit Gent.”138
Als voorzitter van de commissie zou Daels in 1922 tussenkomen bij het voorstel van
Frans Van Cauwelaert. Zijn wetsontwerp stelde een trapsgewijze vernederlandsing van
de Gentse universiteit voor, vanaf het academiejaar 1922-1923. Zowel van Vlaamse als
Franstalige kant kwam er echter protest op dit voorstel, waardoor het bijgeschaafd
moest worden. Uiteindelijk werd het voorstel ‘aanvaardbaar’ geacht door de Vlamingen,
zo blijkt uit de stappen die Daels ondernam. Uit de parlementaire besprekingen was
namelijk naar voren gekomen dat, als er al een meerderheid te behalen viel, deze zeer
nipt zou zijn. Daels ging in Brussel de afgevaardigden van het Vlaams front vragen om
niet tegen te stemmen, maar zich te onthouden.139 Daels kreeg gelijk. Er werd een
meerderheid behaald van 89 stemmen tegen 85 bij 7 onthoudingen. In de meer
138 M. Basse, De Vlaamsche Beweging van 1905 tot 1930, p. 160. 139 A. Willemsen “Geyl als grootnederlander in de jaren twintig.”, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 90, 1985, p. 467.
54
conservatieve Senaat werd het voorstel-Van Cauwelaert echter verworpen. Toen in juni
1923 nog altijd geen oplossing gevonden werd, bood de regering haar ontslag aan.140
In juli 1923 vond men een compromis in het Nolf-systeem. In dit voorstel werd het
Nederlands de bestuurstaal van de universiteit. Voor het onderwijs konden de studenten
kiezen tussen een Vlaamse en een Franse afdeling, met respectievelijk 2/3
Nederlandstalige en 1/3 Franstalige colleges en vice versa. Op 31 juli 1923 werd deze
gedeeltelijke vernederlandsing een feit. Hoewel men in de regering tevreden was
gesteld, was men dit in de publieke arena allesbehalve. Zowel de Vlaamsgezinden, die de
unief smalend ‘de Nolf-barak’ noemden, als de franskiljons, die vreesden voor het einde
van ‘Gand Francais’, kwamen in actie.141
Op het Vierde Katholiek Vlaamsch Congres van de Landsbond had Daels reeds voor de
stemming zijn afkeur over de Nolf-Universiteit laten blijken: “Komt het ontwerp Nolf
erdoor, dan moet de strijd worden aangegaan voor het vernietigen van een nieuwe
antisociale, antipedagogische, antiwetenschappelijke burcht, door de Vlaamse leiders zelve
in Vlaanderen opgericht… We weten nu eens wat in België en in de politiek, beloften
zijn.”142 Daels riep de Vlaamse volksvertegenwoordigers op om nee te stemmen op het
voorstel.
Bij de Vlaamsgezinden circuleerden er twee standpunten ten opzichte van de Nolf-wet.
De ene zijde vond dat men er maar vrede mee moest nemen, terwijl de andere partij de
strijd voor een volledig Nederlandstalige universiteit verder wou zetten. Daels behoorde
tot de laatste strekking. Hij riep op tot een boycot door de Vlaamse studenten. Deze
boycot had in het begin enig succes. Naarmate de tijd verstreek, zou de beweging
afzwakken. In 1927 verklaarde Daels dan ook teleurgesteld te zijn in de boycot.143
Ook aan de Franstalige zijde heerste er ontevredenheid. Ze richtten de Ecole des Hautes
Etudes op om alle lessen die aan de universiteit in het Nederlands waren ook in het
Frans aan te bieden. Daels zou tot 1929 zijn colleges in het Frans geven; pas in oktober
1929 verkrijgt hij van het ministerie de toestemming om zijn vakken in het Nederlands
te geven.144
Een definitieve oplossing kwam er met de wet van 5 april 1930. De regering-Jaspar
maakte komaf met de tweetalige universiteit. Na een lang debat werd besloten om vanaf 140 De vernederlandsing van de universiteit was eerder een drogreden voor het ontslag van de regering; de Rurhkwestie was de daadwerkelijke oorzaak. 141 T. Luykx, Politieke geschiedenis van België, p. 311. 142 L. Elaut, Mijn memoires : van Keiberg tot Blandijnberg, p. 201. 143 M. Basse, De Vlaamsche Beweging van 1905 tot 1930, p. 171. 144 UA, personeelsdossier, toestemming van minister van wetenschappen, 15.10.1929.
55
het academiejaar 1930-1931 alle lessen in het Nederlands te geven, met uitzondering
voor diegenen die begonnen waren in het Franstalige stelsel. Veertig jaar bitse strijd
kwam zo tot een einde.145
’t Hospitaal van Daels
Na de oorlog zou Daels zijn plannen voor een eigen academisch ziekenhuis van vóór
1914 terug bovenhalen. In 1921 slaagde hij erin om de toenmalige rector Pirenne en de
vertegenwoordigers van het burgerlijk hospitaal ervan te overtuigen dat er veel te
weinig patiënten beschikbaar waren voor zijn studenten. Er werd overeengekomen dat
Daels en zijn studenten twee van de drie opgenomen zwangere vrouwen mochten
behandelen, alsook dat het gelijkvloers van het Gentse Moederhuis werd vrijgemaakt
voor de eigen verloskundige kliniek. Deze scheiding tussen de stads- en
universiteitsdiensten was een belangrijke symbolische stap naar een eigen ziekenhuis.
Daels zag zijn doel steeds dichterbij komen.146
Een uitstekende kans om zijn collega’s te overtuigen van de noodzaak van een eigen
academisch ziekenhuis deed zich voor in 1929. Door de aanpassingen in het curriculum
van de studenten kon men de noodzakelijke stages niet meer op een ernstige manier
organiseren. Het was nogmaals pijnlijk duidelijk geworden dat er een tekort was aan
patiënten voor de studenten. Samen met chirurgisch professor de Beule zou Daels zijn
collega’s en het rectoraat eindelijk kunnen overtuigen van de noodzakelijkheid van een
eigen universitair hospitaal. De rector kon de feiten niet langer ontkennen en stelde
vanaf 1930 een commissie aan die de voorbereidingen moest treffen. Eerst als secretaris
en later als voorzitter zou Daels doen wat hij het liefste deed: brieven versturen naar
iedereen die ook maar inlichtingen kon verstrekken over hoe de stichting van zo’n
ziekenhuis diende te worden aangepakt.147
Het kon voor Daels echter niet snel genoeg gaan, waardoor hij gefrustreerd raakte door
het gepalaver over de financiering. Dit uitte hij enigszins tactloos door in 1931 op de
radio te verklaren dat Gent op het vlak van het klinisch onderwijs het “record van de
achterlijkheid” bezat, en dat het de enige Belgische universiteit was zonder een eigen
ziekenhuis. Hij weet dit aan het gebrek aan daadkracht van zowel de universiteit als de
overheid. Samen met zijn collega’s drong hij herhaaldelijk aan op het concretiseren van
de gemaakte beloftes. Dit zonder enig resultaat. In november 1933 had Daels er genoeg
van en diende hij zijn ontslag in als voorzitter van de universitaire commissie. Hij was
145 T. Luykx, Politieke geschiedenis van België, p. 327. 146 L. Elaut, Een epos: het Gentse akademisch ziekenhuis, p.36. 147 L. Elaut, Een epos: het Gentse akademisch ziekenhuis, pp. 38-39.
56
teleurgesteld in de houding van rector Bessemans en minister van openbaar onderwijs
Lippens, die hem lastig vielen met vragen die twee jaar eerder reeds beantwoord waren.
Lang zou zijn ontslag niet duren: hij kreeg heimwee naar ‘zijn’ academisch ziekenhuis.
Bovendien legde de nieuwe beheerder van de universiteit, A. Schoep, meer daadkracht
aan de dag. Vanaf 1935 vormden Daels en Schoep een tweespan die eindelijk concrete
resultaten behaalden. Zo ging men over tot de aankoop van een stuk grond en werden de
bouwwerken aangevat. De kogel was eindelijk door de kerk.148
Ondertussen wist heel Gent dat Daels de drijvende kracht was achter het academisch
ziekenhuis. In de pers voerde men propaganda voor of tegen de zaak. Doordat het
algemeen geweten was dat Daels de voortrekker was sprak men in de volksmond al snel
over het ‘hospitaal van Daels.’ Maar niet iedereen was positief over de inspanningen van
Daels: er waren er die beweerden dat hij het deed voor persoonlijk geldgewin of om
politieke invloed te verwerven. Daels liet dit allemaal aan zich voorbijgaan, en toen de
eerste werken werden aangevat, zou het merendeel van de pers zich achter Daels
scharen.149
Rector Daels?
Toen in mei 1933 het bestuur van August Vermeylen ten einde liep, was de faculteit
geneeskunde aan de beurt om een kandidaat voor het rectoraat naar voren te schuiven.
Normaliter zou de faculteit de drie oudste professoren die in aanmerking kwamen
voordragen, namelijk De Stelle, Van Durme en Daels. De faculteit deed dat echter niet en
droeg op 3 mei de professoren Van Durme, Goubeau en Bessemans voor. Hierop barste
een bom los in de Vlaamsgezinde kringen, die hierin een anti-Vlaamsgezinde streek
zagen. In de Vlaamse dagbladen werd Daels fervent verdedigd. In de Franstalige pers
vond dan weer omgekeerde plaats. De kwestie kwam in het parlement. De Katholieke
Vlaamse Senaatsgroep, met prof. P. Orban als voortrekker, koos partij voor Daels. De
Katholieke Vlaamse Landsbond en Van Cauwelaert hielden zich afzijdig. Ook vanuit de
hoek van De Standaard kreeg Daels geen steun.150
De studenten zouden wél hun stem laten horen. Op initiatief van Clemens De Landtsheer
verstuurden de studenten massaal telegrammen naar de minister-president de
Broqueville “om te eischen de benoeming van prof. Daels en van niemand anders tot
148 L. Elaut, Een epos : het Gentse akademisch ziekenhuis , pp. 40-44. 149 L. Elaut, Een epos : het Gentse akademisch ziekenhuis, p. 49. 150 H.J. Elias, Vlaamse wederopbouw in jaren van politieke onmacht en stijgende verwarring, p. 120.
57
rector.”151 De benoeming van Albert Bessemans kon echter niet ongedaan gemaakt
worden.
Waar dit voor de Vlaamsgezinden een slag in het gezicht was, is het betwijfelbaar of
Daels zich hier persoonlijk door geraakt voelde. Volgens Luc Daels waren het vooral de
vrienden van Daels die aandrongen op zijn benoeming als rector. Hijzelf had het veel te
druk met zijn werk als geneesheer en dat ging voor hem duidelijk voor: “ik zie hem de
kliniek geen dag missen in die tijd.”152 Daels zou nooit het rectorenambt geambieerd
hebben. Hij heeft het alleszins nooit gekregen.153
151
ADVN, 96/132, archief Godelieve Daels, Telegram van Clemens De Landtsheer, 12.7.1933. 152 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. 153 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012.
58
Hoofdstuk IV: aanloop naar Wereldoorlog II
Het laatste decennia voor de Tweede Wereldoorlog werd gekenmerkt door een
toenemende radicalisering van de Vlaams-nationalisten. Dit kwam dat tot uiting kwam
in de stichting van verschillende ‘Nieuwe Orde’ partijen. Er vond zowel een zwaai naar
extreemrechts als naar extreemlinks plaats in de politiek, die hoe langer hoe meer
problemen ondervond om de klassieke democratie te behouden. Daarbovenop kwam de
zware financiële crisis, die voor deze nieuwe partijen een bevestiging was van hun
antidemocratische standpunten. De klassieke partijen leken uitgerangeerd. Fascisme en
communisme leken voor velen de enige uitweg uit de malaise. Overal in Europa kwamen
extreme partijen aan de macht. In België zou de liberale democratie zich handhaven,
maar evenwel te maken krijgen met harde concurrentie van de nieuwe partijen.154
De antidemocratische evolutie van het Vlaams-nationalisme
Eind de jaren twintig vond er een attitudeverandering plaats in het Vlaams-
nationalisme. Door de economische crisis haalden antidemocratische gedachten de
bovenhand. Door de sociale gevolgen van de crisis was de bevolking ontvankelijker voor
deze antidemocratische propaganda. Net zoals in Duitsland werd de parlementaire
democratie in vraag gesteld. Er was een nood aan charismatische leiders, die op een
autoritaire manier een (irreëel) politiek doel propagandeerden. Om deze politieke
idealen te bereiken, werd geweld meer en meer als een noodzakelijk kwaad
beschouwd.155
Waar de anti-Belgische stroming de jaren twintig overheerste, zou deze in de jaren
dertig vergezeld worden van de Groot-Nederlandse gedachte. Deze ideologische
stroming stond naast (en in strijd met) de gedachte van een eigen nationalistische staat.
Dit laatste gebeurde in het zog van de Europese ontwikkelingen en was zeker niet
exclusief Vlaams-nationalistisch (cfr. Rex). Het fundament van het Diets denken was dat
een volk zich manifesteerde door zijn taal. Het einddoel van dit discours was dan ook de
vereniging van Nederland en Vlaanderen. Met ‘Dietsland’ als doel werd de Belgische
staat volledig verworpen.
Deze nieuwe ingeslagen richting resulteerde in de oprichting van een aantal nieuwe
partijen. Allereerst was er het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso)
dat in 1931 door Joris Van Severen werd opgericht. In eerste instantie trachtte het
154 E. Gerard, “De democratie gedroomd, begrensd en ondermijnd. 1918-1939”, in: Nieuwe geschiedenis van België 1905-1950, (2006), pp. 980-81. 155 B. De Wever, Greep naar de macht, pp. 119-123.
59
Verdinaso via een revolutie de Dietse staat realiseren. Van Severen zag zichzelf als de
leider van dit Dietse volk. Hij zou echter snel op zijn mening terugkomen: in 1934 zou hij
een ‘nieuwe marsinrichting’ inslaan, die niet langer Groot-Nederland als doel had. Hij
zou zich bekeren tot de Belgische stroming die België zag als het kernland van een
Bourgondisch rijk, waarin de Walen als geromaniseerde Dieters aanzien worden.
Hierdoor zou Van Severen zijn Vlaams-nationalistische aanhang verliezen.156
Het VNV
In oktober 1933 werd het VNV opgericht. De stichtingsakte was het resultaat van
ellenlange debatten tussen de verschillende ideologische stromingen, waarbij Staf De
Clercq meer als bemiddelaar dan als leider optrad. De fascistische stroming zou de
bovenhand krijgen, met als gevolg dat de democraten hun heil elders gingen zoeken. De
meer gematigde stroming zou assimileren met het VNV. De partij had als doel het
ideologisch en organisatorisch verbrokkelde Vlaams-nationalisme te verenigen om
samen te ijveren voor een nationaal-solidaristische Dietse staat. Ook nam het VNV
afstand van Frankrijk en zochten ze toenadering tot Duitsland, dat zij als hun natuurlijke
bondgenoot beschouwden. Het VNV stelde zich ook kritisch op ten opzichte van de
liberale parlementaire democratie en het economisch liberalisme.157
Ondanks de principiële afwijzing van de al Belgische parlementaire democratie af zou
het in 1936 deelnemen aan de verkiezingen. De partij behaalde 13,6% van de Vlaamse
stemmen, wat goed was voor 16 Kamerzetels. In de verkiezingen van april 1939 zou dit
aantal nog lichtjes stijgen naar 17 zetels (op 202). Dit in tegenstelling tot de fascistische
partij Rex, die zijn aantal zetels zag verminderen van 21 (1936) naar 4. De oorzaak
hiervan moet wellicht gezocht worden in het feit dat Rex zich steeds meer oriënteerde
op de buitenlandse extreemrechtse bewegingen, terwijl het VNV zich bleef richten op de
eigen Vlaamse strijd.158
Daels in het VNV?
Voor de oorlog zou Daels al een keer in contact komen met vooraanstaanden van het
VNV. De partij had in Antwerpen namelijk problemen met Hendrik Borginon, die steeds
nieuwe eisen stelde aan De Clercq, teneinde een belangrijkere positie te verwerven in
het VNV. Daarop besloten de Antwerpenaren een alternatief te zoeken indien het
overleg met Borginon niet tot een akkoord zou leiden. Hiervoor zagen zij Daels als de
156 H.J. Elias, Vlaamse wederopbouw in jaren van politieke onmacht en stijgende verwarring, p. 175. 157 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, 130. 158 T. Luykx, Politieke geschiedenis van België, pp. 350-351.
60
geknipte persoon. Op 29 maart 1936 vond een bijeenkomst plaats tussen Daels en de
vertegenwoordigers van het Antwerpse VNV, zijnde Arseen Kennes, Leo Augusteyn, en
Jan Timmermans. Tijdens dit overleg boden ze Daels de eerste plaats op de lijst aan.
Daels ging hier echter niet direct op in. Als voorzitter van het IJzerbedevaartcomité wou
hij eerst de leden van het comité raadplegen en pas daarna tot een beslissing overgaan.
Zij raadden het hem af, en op 4 april liet Daels aan Leo Augusteyns weten dat hij het
aanbod zou afslaan. Uiteindelijk zou er toch een compromis gemaakt worden met
Borginon, die de eerste plaats zou opnemen.159
Boegbeeld voor het radicale Vlaanderen
Uit de voorgaande gebeurtenis blijkt dat Daels een radicalere koers ging varen. Dit zal
hier duidelijk gemaakt worden aan de hand van een aantal voorbeelden van zowel zijn
daden als zijn woorden.
Allereerst is er Daels’ toetreding tot de Vlaamse Concentratie. Dit was een initiatief van
het dagblad Nieuw Vlaanderen, en kwam voort uit de wens voor een sterk rechts front
tegen de groeiende linkse macht. Op 19 juli 1936 vond het ‘Congres der Vlaamse
Concentratie’ plaats in Leuven. Naast enkele professoren en katholieke politici waren er
ook vertegenwoordigers van het Verdinaso (Frantz van Dorpe) en het VNV (Hendrik
Elias) aanwezig. Uit het congres vloeiden drie concrete eisen voort. Zo eisten ze de
Vlaamse zelfstandigheid, de opzegging van het Frans-Belgisch militair akkoord en
volledige amnestie voor de activisten. Een ‘leidingcomité’ werd samengesteld, waarvan
Hendrik van de Wijer voorzitter werd. Frans Daels zou ook toetreden tot het congres. Op
25 juli 1936 kondigde Nieuw Vlaanderen de oprichting van de Vlaamse Concentratie –
‘het Vlaamse Volksfront’- aan. Door een gebrek aan daadkracht liep het initiatief op een
sisser af.160 Daarnaast zou Daels in zijn toespraken steeds scherper uit de hoek komen.
Op de bedevaart van 1935, die in het teken stond van ‘Los van Frankrijk’ kwam Daels
bitter uit de hoek: “Nu ligt Vlaanderen ontredderd en daadloos verdeeld. Vlaamse
instellingen werden gewurgd door de machtsgreep van de Belgische en Brusselse
centralizatie: voormannen, geboeid aan de redding van geldelijk bezit, zaaiden bittere
ontgoochelingen; zij susten hun eigen volk in de slaap en verloren hun strijdend gezag
tegenover de staatsmacht, die weer driester optreedt, en de dualiteit, waaruit dit land
bestaat, ongestraft ten nadele van de Vlamingen, miskent. Zij die het Vlaanderen van de
bloedgrachten in de rug hebben geschoten en zijn schoonste zonen hebben doen verbannen
en folteren, spelen nu voor vaderlanders, genieten van hoge officiële vriendschap en grijpen
159 ADVN 96/132, archief Godelieve Daels, Frans Daels aan Clemens De Landtsheer, 2.4.1936; Frans Daels aan Leo Augusteyns, 4.4.1936. 160 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, p. 224.
61
naar de macht om Vlaanderen in zijn opstanding te doden”161 Nog in 1935 gaf hij een
speech in het Gildenhuis te Sint-Niklaas, waar hij samen met senator Lebon de Vlaamse
Kamerleden aanviel omwille van hun voortdurende toegevingen. Zij hadden de Vlaamse
jongens verloochent.162
Daels zou zich in april 1936 onomwonden achter het federalisme scharen. Dit
federalistisch gedachtegoed werd in veel Vlaamse kringen, waaronder die van Nieuw
Vlaanderen, gezien als de nieuwe weg voor de Vlaamse Beweging. Dit nieuwe bewustzijn
kwam voort uit het besef dat de Vlaamse kwestie niet louter een taalvraagstuk was,
maar het probleem van een natie. Op een radio-uitzending verklaarde hij dat dat de
Vlaamse Beweging te midden van en door de ineenstorting van de laatste maanden plots
over heel de linie een nationale beweging geworden was. Hij riep de Vlaamse
intellectuelen op om samen op de voorpost te staan voor een tastbaar actieplan te
ontwikkelen, dat als doel het federalisme had.163
Een andere belangrijke redevoering was getiteld ‘De landsverdediging met niet-militaire
middelen.’ Deze redevoering moet men kaderen in een voorgaand initiatief van Daels.
Samen met samen met enkele andere academici had hij in 1932 de ‘vereeniging van
Gentsche Hoogleraars voor Ontwapening en Bevordering van het Internationaal
Rechtsbeginsel’ opgericht. De taalkundige Edgard Blancquart werd voorzitter. Zelf zou hij
ondervoorzitter zijn van deze vereniging, die zou streven naar de “onvoorwaardelijke
ontwapening en inrichting van het lijdelijk verzet tegen een mogelijke gewapende
bezetting in België […] Wij zijn er innig van overtuigd dat in ontwapening en door passief
verzet de redding van ons volk ligt, en, bij uitbreiding over andere naties, de redding van de
beschaafde wereld”164 Het initiatief zou helaas een stille dood sterven, maar in de
pacifistische oud-strijders vereniging VOS vond zijn boodschap wel nog gehoor. In zijn
speech van 1937 kwam hij terug op de basisidee ervan: de verdediging met niet-
militaire middelen en de volledige ontwapening van België. Zo verklaarde hij vurig: “Het
Latijnsche spreekwoord ‘si vis pacem, para bellum’ ‘wilt gij de vrede, bereidt de oorlog
voor’, dat ons door het heidendom werd overgeleverd, moet worden omgevormd in de
enige geestelijke en zedelijke waarheid: ‘si vis pacem, para pacem!’ wilt gij de vrede,
161 H.J. Elias, Vijfentwintig jaar Vlaamse beweging 1914/1939. De verovering van de grote taalwetten en het groeiend radikalisme in Vlaanderen. December 1928 / mei 1936, Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1969, p. 179. 162 F. Daels, Acht voordrachten voor onze studenten, Leuven, Blauwvoet, 1935. 163 F. Daels, Vlaanderen in 1936: vier toespraken van prof. Daels. Antwerpen, De Sikkel. 164 F. Daels, Weerbaarheid. Landsverdediging met niet-militaire middelen. Rede gehouden voor het verbond VOS te geel, op 29 augustus 1937.” s.l., s. n., 1937, p. 12.
62
bereidt de vrede voor!”165 De invloed van deze redevoering was beperkt, zo zou blijken in
1940.
De IJzerbedevaart van 1939: Nooit meer oorlog?
Enkele dagen voor de Duitse inval van Polen vond de laatste vooroorlogse bedevaart
plaats. Naast het traditionele gebed van Pater Callewaert, waren er ook toespraken van
Anton Coolen, een Noord-Nederlander die de Dietse gedachte hoog in het vaandel droeg,
alsook een toespraak namens het verbond VOS, door A. Van Reeth. Maar het zou de rede
van Daels zijn al de voorgaande zou overschaduwen. Hij trok opnieuw bitter van leer
tegen de regering, die hij “schijnheiligheid van de diplomatie” verwijt.
Bijzonder is dat Daels het verdrag van Versailles vermeldt, dat ook door de Duitsers
gecontesteerd werd: “Terwijl in het verslag van Versailles uitdrukkelijk vermeld stond dat
geen vervolgingen zouden plaats hebben om politieke feiten, werd na de oorlog in
Vlaanderen gestolen, verbrand en ter dood veroordeeld. Na de plechtige belofte van
gelijkheid in rechte en feite, kwamen enkele gebrekkige taalwetten die zelfs na jaren door
de Staat tegenover het Vlaamse volk niet eerlijk werden toegepast, spijts alle zogezegde
parlementaire of ministeriële waakzaamheid: de onderwijswet te Brussel, de taalwet in de
hoofdbesturen, de taalwet op de grensstreek, de hervorming van het bestuurlijk kader […]”
Was dit reeds een uitgestoken hand naar de Duitse overheid? Nog opvallender is dat
Daels de loyaliteit van de Vlamingen ten opzichte van België ten twijfel trekt: “Een staat
stelt onderzoeken in om na te gaan of oud-strijders van de IJzer bij een nieuwe catastrofe
loyaal zouden zijn. Het antwoord van het éne solidaire Vlaamse volk is duidelijk.
Vlaanderen kan en zal maar integraal en volkomen loyaal zijn en blijven tegenover het
eigen volk, tegenover de primauteit van ’t eigen volksbelang in alle eerlijkheid en
consequentie. Wij zijn een volk. Zoals in 1914-1918 aan de IJzer zal het in geen geval meer
gaan.” Het is betwijfelbaar dat Daels hiermee oproept tot collaboratie, zoals hem later
werd aangewreven. Vermoed wordt dat hij met dit dreigement de regering wou
herinneren aan de invloed van het Vlaamse volk166
165 F. Daels, Weerbaarheid. Landsverdediging met niet-militaire middelen. Rede gehouden voor het verbond VOS te geel, op 29 augustus 1937.” s.l., s. n., 1937 166 ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, toespraak F. Daels op IJzerbedevaart van 1939.
63
Besluit
De ervaringen van de Eerste Wereldoorlog zorgden voor een radicale verandering van
het gezicht van de Vlaamse beweging. Tijdens het interbellum waaide er in de
Vlaamsgezinde milieus een radicaal anti-Belgische wind. Deze stroming haalde op het
einde van de jaren dertig de bovenhand en werd van de Groot-Nederlandse gedachte.
Het Vlaams-nationalisme werd geïnstitutionaliseerd in verschillende partijen, waardoor
er een versnipperd Vlaams partijlandschap ontstond.
Het ongenoegen dat leefde bij de Vlaamsgezinden kwam tot uiting tijdens diverse
massamanifestaties, waarvan de jaarlijkse IJzerbedevaart de grootste en meest
invloedrijkste was. In Diksmuide herinnerde Frans Daels de regering aan hun
verantwoordelijkheid ten opzichte van de Vlaamse gesneuvelden. Als ‘het geweten van
Vlaanderen’ zou Daels steevast aanklagen wat volgens hem misliep in België. Naast zijn
redevoeringen op de IJzerbedevaart gaf hij ook verschillende redes aan studenten, aan
Vossen en aan al wie maar naar zijn boodschap wenste te luisteren. De uitspraken die hij
deed in deze context, vielen niet altijd in goede aarde bij de regering. Zo ontving de
rector in 1937 een brief van de minister met een vraag om uitleg over een uitspraak van
Daels op de IJzerbedevaart. Daels had er zich laatdunkend uitgelaten over het
staatshoofd.167
Daels zou in deze periode de grenzen van het politiek engagement aftasten, maar geen
daadwerkelijke functie opnemen. Hij zag zichzelf in de eerste plaats als dokter en
voorzitter van het IJzerbedevaartcomité. Op advies van dat comité wees hij in 1936 een
plaats op de lijst van het VNV af. Op oudere leeftijd zou hij in de De Standaard het
volgende verklaren over zijn afwezigheid in de partijpolitiek: “Partijpolitiek is nooit
integraal eerlijk, nooit helemaal belangeloos. Wij wilden een zweep zijn, de
samenhorigheid onder alle Vlamingen versterken. Onder de eerste oorlog had ik zowat
overal toegang verkregen, ik leerde een aantal mensen kennen, ik kon mij zowel tot de ene
als tot de andere wenden en zo mijn invloed gebruiken. Daarom kon ik ook geen partijman
zijn.”168 en verder: “Ik behoorde tot geen enkele partij. Ik was een Vlaams-nationalist in de
algemene zin van het woord. Ik heb altijd mijn vrijheid willen behouden”.169 Dat Daels
invloedrijke vrienden gemaakt had tijdens de Eerste Wereldoorlog, klopt alleszins. En
door samen met Jozef Goossenaerts de Katholieke Christelijke Volkspartij op te richten,
maar niet op de lijst te staan, kon hij zijn bewegingsvrijheid behouden.
167 UA, personeelsdossier Frans Daels, brief aan rector Fredericq, 13.9.1937. 168 “Frans Daels, een officier van de IJzer.”, in: De Standaard, 7.1.1972. 169 “Frans Daels, een officier van de IJzer.”, in: De Standaard, 7.1.1972.
64
Als medicus en professor zou hij op de eerste rij staan bij de vernederlandsing van de
Universiteit Gent. Door de oprichting van Vlaamse Academiën en tijdschriften vormde
hij een tegenwicht tegen de dominante Franstalige wetenschapskringen. Daarnaast zou
hij de draad terug opnemen en de strijd voor een eigen Academisch ziekenhuis
verderzetten.
In de Tweede Wereldoorlog zou Daels zondigen tegen zijn eigen stelling: hij zou in het
VNV en dus in het verhaal van de collaboratie stappen. Dit deel heeft getracht om de
aanloop hiernaartoe te schetsen. Een eenduidige verklaring waarom Daels in de
collaboratie stapte, is er niet. Maar dat het voortvloeide uit zijn steeds radicaler
wordende Vlaamsgezindheid, valt niet te ontkennen.
65
Deel IV: De Tweede Wereldoorlog (1940-1945)
170
De Duitse inval van 10 mei 1940 op het Belgisch grondgebied zou na de korte 18-daagse
veldtocht leiden tot de capitulatie van het Belgisch leger, wat als gevolg had dat België
officieel niet meer in staat van oorlog was. Koning Leopold III besloot om als
krijgsgevangene het lot van zijn leger te delen, waardoor hij een constitutioneel
probleem schiep waarvan de gevolgen nog niet te voorzien waren. Na de ineenstorting
van het Franse front, vluchtte de regering-Pierlot naar Londen, waar het in een
moeizaam contact stond met België.171
Noord-Frankrijk en België kwamen onder het gezag van de Militärverwaltung, die onder
leiding stond van Alexander von Falkenhausen. Onder hem stond een Verwaltungsstab
voor burgerlijke en administratieve kwesties, waarvan de leiding in handen lag van
Militärverwaltungchef Eggert Reeder. Hij zou dan ook de meest actieve rol spelen in
België. Door het behoud van het Belgisch bestuursapparaat kon de Duitse bezetter met
relatief weinig manschappen toch de volledige controle over de Belgische staat
uitoefenen. Door een aantal mandatarissen te vervangen door ‘betrouwbare’ individuen
werd de loyauteit aan Duitsland gewaarborgd.172
170 Onbekend, Frans Daels tijdens zijn toespraak op de IJzerbedevaart van 1943, zwart-Wit foto, 22.8.1943, Archief Clemens De Landtsheer, zoals na diens dood bij testament overgemaakt aan Carlos Van Louwe. 171 T. Luykx, Politieke geschiedenis van België, p. 375. 172 T. Luykx, Politieke geschiedenis van België, p. 385.
66
In deze turbulente tijd zou Daels de stap zetten naar de collaboratie. Dat dit uit
Vlaamsgezindheid was, behoeft geen twijfel. Door lid te worden van de Raad van Leiding
van het VNV zou hij een invloedrijk figuur worden in het bezette Vlaanderen. Gedurende
drie jaar was Daels actief op diverse politieke niveaus. In 1943 zou hij uit het VNV
stappen.
In dit deel wordt de collaboratie van Daels aan de hand van verschillende bronnen
besproken. Naast daadwerkelijke bewijzen van zijn collaboratie (vooral briefwisseling),
wordt ook rekening gehouden met enkele na zijn veroordeling verschenen geschriften.
In Frans Daels ter door veroordeeld worden de feiten besproken vanuit een duidelijk
anti-collaboratie standpunt. De anonieme auteurs zijn niet mals voor Daels: “Komt echter
de bezetting in 1940, dan zien we Daels overstappen naar het staatkundig terrein, om de
vernietiging van België en van zijn wettelijke instellingen na te streven ten voordeele van
de oprichting van een werkelijken Dietschen Staat: terwijl hij anderzijds den Vlaamsche
strijd onteert door hem te voeren op onridderlijke wijze, zelfs met het wapen der
verklikking”173
Daarnaast laten we ook Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels aan het woord. Zoals
de naam het zelf zegt, neemt deze brochure de verdediging van Daels op zich. Het
verscheen anoniem174 in 1954 en beweerde dat de rechtszaak van Daels niet was
verlopen zoals het hoorde: “De debatten van het proces van Prof. Daels, dat bij verstek
behandeld werd voor de Krijgsraad, hebben geen klaarheid kunnen brengen, noch omtrent
de werkelijkheid van de handelingen die aan de belanghebbende werden verweten, noch
omtrent de bedoelingen welke aan deze handelingen en grondslag hebben gelegen. In dit
proces, dat gevoerd werd voor een uitzonderingsrechtbank, in de verhitte en
gepassioneerde atmosfeer welke toen nog heerste in het land, zijn de middelen van
verdediging van prof. Daels niet kunnen voorgebracht worden. Het weze zijn raadslieden
toegelaten in de tegenwoordige nota deze middelen van verdediging uiteen te zetten, met
het enige doel de waarheid te dienen en de uitvoerende macht op objectieve wijze in te
lichten”175 Door deze twee geschriften met het bronnenmateriaal te confronteren, zal
getracht worden een objectief beeld te schetsen van de feiten. Na de oorlog zouden nog
diverse artikelen in de trant van het Verweerschrift verschijnen.
De indeling van dit deel is deels gebaseerd op de uitspraken van het vonnis. Het komt in
grote lijnen overeen met de chronologie van de gebeurtenissen, maar wordt wel thema
per thema besproken om de coherentie te bewaren.
173 Frans Daels ter door veroordeeld, Gent, La Presse Liberale Gantoise, 1947, p. 5. 175 Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, s.n., s.l., 1954, p.3.
67
Hoofdstuk I: Daels blijft in Gent
In de verwarring en angst die gepaard ging met de inval van de Duitsers, besloot de
Belgische overheid over te gaan tot het wegvoeren van mogelijke ‘staatsgevaarlijke
individuen’ waarvan men vreesde dat ze zouden samenwerken (of al samenwerkten)
met de bezetter. In totaal werden een duizendtal Vlamingen weggevoerd. Velen waren
uitgesproken Vlaams-nationalisten, zoals Clemens De Landtsheer, die ondertussen al lid
was van het VNV. Het ‘Coördinatiecomité’, dat onder leiding stond van de minister van
Justitie Paul-Emile Janson, had reeds eind maart 1940 deze arrestaties voorbereid. Naast
Janson maakten ook de administrateur van de Staatsveiligheid Robert de Foy en de tot
auditeur-generaal benoemde Walther Ganshof van der Meersch deel uit van het
comité.176
Door hun enigszins vage opdracht om lijsten samen te stellen van zowel Duitsers die in
België verbleven als van Belgen die mogelijks de Duitsers zouden helpen, vond een
totale willekeur plaats. Op 10 mei werden ze opgepakt. Sommigen, waaronder De
Landtsheer, werden in zogenaamde ‘spooktreinen’ naar Franse kampen weggevoerd,
waar ze in onontbeerlijke toestanden zaten opgesloten. Niet iedereen overleefde deze
deportatie; zo werd Verdinaso-leider Joris van Severen in Abbeville geëxecuteerd door
Franse soldaten.177
Daels kon aan deze deportatie ontsnappen dankzij het ingrijpen van de Gentse
procureur-generaal Remy, die zijn naam, samen met die van Elias en zijn schoonzoon
Amaat Bockaert (reeds sinds 1937 lid van het VNV), van de lijst van de te arresteren
personen schrapte. Vermoed wordt dat zijn andere schoonzoon, Andreeas Van Houwe,
die als advocaat actief was aan de Gentse balie en substituut was van de Gentse
procureur, zijn voormalige stagebegeleider Remy hiervoor gecontacteerd heeft.178
Aanslag op Daels
Terwijl verschillende professoren (de zogenaamde ‘Toulouse-professoren’, cfr. infra) en
geneesheren op de vlucht sloegen naar Frankrijk, zou Daels als algemeen
gevolmachtigde van de Gentse ziekenhuizen op post blijven. In deze eerste oorlogsdagen
zou er een incident plaatsvinden dat in de Vlaamsgezinde pers voor verontwaardiging
zorgde. Op vrijdag 17 mei werd hij door “het frankskiljonsch janhagel aangevallen en
mishandeld. Slechts door de tusschenkomst van de Gentsche politie en van de procureur des
176 B. De Wever, Greep naar de macht, p. 345. 177 B. De Wever, Greep naar de macht, p. 346. 178 P.J. Verstraete, Hendrik Jozef Elias: biografie, Kortrijk, Verstraete, 2005, deel 1, p. 418.
68
konings ontsnapte de volksgeliefde leider aan de fanatieke woede van opgehitste
militairen, die hem onverwijld wilden terechtstellen.”179 Professor Daels verwoorde het
zo: “In de st-Pietersnieuwstraat, ter hoogte van de plateaustraat, komt een officier mij
tegemoet en vraagt mij of Dr. Daels ben. Op mijn bevestigend antwoord roept en huilt hij in
het Fransch dat hij den Duitschen spion, den verrader Daels heeft weten te pakken op het
oogenblik dat hij wou vluchten.” Door de toestromende soldaten wordt Daels vervolgens
vastgegrepen en geslaan, volgens Daels tot ongenoegen van de omstaanders: “Een oud
moederken komt er tusschen en doet hem bemerken dat hij zich vergist want dat ik prof.
Daels ben. Hij roept luide dat het juist Daels is dien hij moet hebben.”180 Een toegelopen
politieagent zou Daels naar het politiebureel escorteren, waar hem werd verzekerd dat
hij niet aangehouden werd en bovendien verontschuldigingen kreeg aangeboden van de
commissaris van de vijfde wijk en van substituut Van Houwe. Daels zou een klacht
neerleggen tegen onbekenden wegens doodsbedreiging.
Volgens de verklaring (in briefvorm) van Jozef Carton klopt deze weergave van de feiten
niet helemaal. Toen Daels een proces aanspande tegen de officier, “die hem zogezegd
wilde aanhouden en slagen had toegebracht, aldus luidde zijn beschuldiging, zonder dat er
spraak was van mijne persoon”, werd Carton verraden door zijn buurvrouw. Het was
namelijk Carton die Daels slagen had toegebracht: “het feit gebeurde omdat hij weigerde
op mijn verzoek de driekleurige armband af te doen waarvan hij drager was, ten einde van
zijn vlucht te vergemakkelijken.” Doordat zijn buurvrouw valselijk verklaarde getuige te
zijn van de feiten, werd Carton veroordeeld tot acht dagen voorwaardelijke
gevangenisstraf.181
Vermoedelijk heeft Daels het verhaal aangedikt en de hoofdrol toegekend aan een
Belgische officier, om het meer als een Belgische daad van Vlaamshatendheid voor te
stellen. In zijn oorlogsdagboek vermeld hij ook niet dat ‘substituut Van Houwe’ zijn
schoonzoon is, wat toch niet onbelangrijk is voor zijn behandeling in het commissariaat.
Carton is wel fout in zijn idee dat Daels de Belgische driekleur wou misbruiken om te
vluchten naar Frankrijk.
179 “Uit het oorlogsdagboek van Prof. Daels: hoe de voorzitter van het IJzerbedevaartcomité door een Vlaamschatend officier mishandeld werd en ternauwernood aan den dood ontsnapte.”, in: Volk en Staat, 3.8.1940. 180 “Uit het oorlogsdagboek van Prof. Daels”, in: Volk en Staat, 3.8.1940. 181 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoekk, nr. 4, Verklaring van Jozef Carton, 13.9.1944
69
Hoofdstuk II: Daels stapt in de politiek
Na die woelige meimaand zou Daels zich meer en meer in politieke wateren begeven. Hij
zou zich ontpoppen tot een felle verdediger van Groot-Nederlands gedachtengoed
endeze rol ook in de politiek opnemen. Dit zou culmineren in zijn toetreding tot de Raad
van Leiding van het VNV.
Een eerste stap hiertoe zette hij op een door hem georganiseerde samenkomst midden
juni. Aan deze vergadering nam een groot aantal invloedrijke personen deel, waaronder
Hendrik Elias en Germaine Lefever.182 Het resultaat van deze bijeenkomst was het
‘Manifest Daels’. Daarin wordt de eenheid van taal en cultuur van Vlaanderen en
Nederland werd bevestigd. Het doel van het Manifest-Daels was een hereniging tussen
Nederland en Vlaanderen. De oorlog was hét moment voor het Nederlandse volk om
“zijn toekomst te bouwen in de herordening van Europa”. Indien deze hereniging
voorlopig onmogelijk, “vreemd aan onzen wil”, zou zijn dan zou deze “nieuwe ordening”
enkel aanvaard worden als hij “ons voorbestaan als VOLK wordt gewaarborgd door de
ZELFSTANDIGE beschikking over ons eigen lot als VOLK”.183 Het manifest was echter
hetzelfde lot beschoren als het 11-juli manifest van Staf de Clercq, dat dezelfde Groot-
Nederlandse boodschap had. De Duitse bezetter verzette zich namelijk tegen elke
uitdrukking van Dietsgezindheid op politiek vlak. Beide manifesten bleven dus zonder
gevolg.184
Enkele dagen hiervoor had Daels reeds contact gezocht met de Gentse
Oberfeldkommandant. Van dit bezoek van de “flämischen Volkstum” werd een verslag
opgemaakt, dat in een Lagebericht van 9 juli 1940 aan de miltärbefehlshaber in Belgien
werd overgemaakt. In dit verslag komt naar voren dat Daels daar was om zijn Groot-
Nederlands gedachtegoed te propageren. Tijdens dat bezoek had hij namelijk verklaard
om een oproep te lanceren tot samenwerking tussen de “‘politischen und unpolitischen
Gruppen [...] zwecks gemeinsames Vorgehens hinsichtlich der Gestaltung des Politischen
Schicksals des Flamentums.” Met als doel: “die Vereinigung des gesamten flämischen
Volkes in einem neuen flämisch-niederländischen Staat [...], der die flämischen Gebiete
Belgiens und Nordfrankreichs und die Niederlande umfasse und an Großdeutschland
angelehnt sein müss.” De Oberfeldkommandant zag reeds de overeenkomsten tussen 182 Daarnaast ook Filip de Pillecyn, de katholieke flamingant en cultuurwerker Jozef Clottens, de secretaris van het Davidsfonds Edward Amter, de kabinetschef van de commissaris-generaal voor de Wederopbouw Jos Custers, de historicus Van Roosbroeck, Debruyne van de Vlaamse Toeristenbond, professor Muls, voorzitter van de Brusselse afdeling van het Algemeen Nederlands Verbond Willem Thelen en de Antwerpse VNV-senator Lodewijk Goemans. 183 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. 1. Manifest Daels, 16.6.1940. 184 C. Van Louwe en P.J. Verstraete, De Oorlogsbedevaarten, pp. 36-38.
70
Daels en het VNV: “Die von Professor Daels und seiner Bewegung angestrebte Gestaltung
der politischen Zukunft der Flamentums deckt sich im groszen und ganzen mit den
Forderungen, die hiërfur die zwei rechts-orientierten flämischen Parteien, der ”Flamische
Nationale Verband” (V.N.V.) und der “Verband Dietscher Nationalsolidaristen (Ver-Di-
NaSo) aufstellen und propagandisch vertreten.” Daarnaast kondigde Daels een naderende
vergadering in Brussel aan waaraan verschillende vooraanstaande Vlamingen zouden
deelnemen. Daels doelde hier op de vergadering die de stichting van de Volksbeweging
bekend maakte.185
Terzelfdertijd verspreidde de redactiesecretaris van Nieuw Vlaanderen, Jef Van de Wiele,
een Groot-Nederlandse motie. In de tekst werd de staatkundige hereniging van de
Nederlanden als voorwaarde gesteld voor de opbouw van een ‘nieuwe sociale
volksorde’. Het werd ondertekend door Daels en veel van zijn vrienden, zoals
Goossenaerts, De Pillecijn, Lefever, Elaut ,Leuridan,… Zeker Daels profileerde zich meer
en meer als een nieuwe leider. Staf De Clercq werd op deze manier gewaar dat hij niet
alleen stond met zijn Grootnederlands standpunt, maar ook dat hij in deze kringen (nog)
niet als dé Vlaamse leider beschouwd werd. Mede daarom besloot De Clercq om al deze
stemmen te verzamelen in de Volksbeweging van het VNV.186
De mislukte Volksbeweging
Deze volksbeweging kwam er op initiatief van Staf De Clercq zorgde voor een verdere
toenadering tussen Daels en het VNV. De Clercq en de zijnen wensten alle Vlaamse
krachten in één Volksbeweging samenbrengen. Bij deze Volksbeweging dichte het VNV
zichzelf een leidinggevende rol toe: “[…] heeft het VNV de plicht de weg aan te duiden bij
de uitbouw van de nieuwe volksgemeenschap […]”187 Doordat ze zich van begin af aan te
als de enige spreekbuis van het Vlaamse volk, maakte het VNV duidelijk dat zij het
politieke monopolie opeisten in Vlaanderen. De volksvergaderingen waren dan ook niks
meer dan verholen VNV-bijeenkomsten188
Het idee van de Volksbeweging sprak Daels natuurlijk aan, en hij zou dan ook zijn volle
gewicht in de schaal leggen. In de VNV-krant Volk en Staat vinden we daar bewijzen van.
Na eerdere artikels van onder andere Reimond Tollenaere (“We moeten de scheppende,
levende krachten in het Dietse volk verenigen en samensmeden tot een sterke, innerlijke
185 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M., stukken van onderzoek, nr. 117-118, Lagebericht. A. Politische Lage, insbesondere Stimmung der Bevölkerung, 9.7.1940. 186
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. 8. Volk en Staat, 30.7.1940. 187 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. 10. Volk en Staat, 11.8.1940. 188
B. De Wever, Greep naar de macht, p. 362.
71
eenheid”189) kwam op 30 juli Daels aan het woord: “Er is maar een weg; de
wantoestanden verhelpen door volkssolidariteit in daden en niet in woorden. […] Heel het
Vlaamse volk is één kreet van solidariteit voor zijn Vlaams recht.”190
De Volksbeweging had ogenschijnlijk als doel om een grote Dietse volksgemeenschap te
stichten. Van dat Dietse werd echter niks vermeld in De Clercqs artikel; de weigering van
zijn Grootnederlands 11-julimanifest zat nog vers in zijn geheugen. In de campagne van
de Volksbeweging kwam de Grootnederlandse gedachte wel tot uiting. Het betekende
zelfs het mislukken van de Volksbeweging. Door zich van begin af aan t presenteren als
de enige spreekbuis van het Vlaamse volk, maakte het VNV duidelijk dat zij het politieke
monopolie opeisten in Vlaanderen. De volksvergaderingen waren dan ook niks meer dan
verholen VNV-bijeenkomsten.191
De oproep van Staf De Clercq werd vergezeld van een lijst namen van 26
vooraanstaande Vlamingen, die alleen het idee van de Volksbeweging ondersteunden.
Daels was er één van. Al was voor hem het ondertekenen van de lijst niet hetzelfde als
lid worden van het VNV, zo verzekerde hij zijn medeondertekenaar Leon Elaut.192 De
eerste maanden had Volksbeweging enig succes. Er werden een twintigtal
volksvergaderingen georganiseerd, waarvan Daels aanwezig was op drie ervan. Hij zou
er ook optreden als spreker.193 Maar al snel stak het Militaire Bestuur een stok tussen de
wielen door het afkondigen van het verbod op vergaderingen. Officieel was dat om
veiligheidsredenen, maar de werkelijkheid was dat Militärverwaltungchef Reeder de
VNV’ers, omwille van hun Grootnederlandse gedachtegoed en hun angst voor
verduitsing, nog niet vertrouwde. Ook vanuit de Volksbeweging zelf was er van in het
begin weinig kans op slagen; er was geen eigen bestuur en geen duidelijke leiding. Na de
mislukte Volksbeweging zou het VNV zich moeten herbronnen over de wijze waarop ze
bij het Militair Bestuur aan vertrouwen kon winnen. Dit vertrouwen kwam er door een
externe factor: de SS.194
In Frans Daels ter door veroordeeld wordt beargumenteerd dat Daels een andere
behandeling verdient dan zijn medeondertekenaars: “Daels is echter geen van de naieve
idealisten, van wie er ter goeder trouw konden meenen, dat er spraak was va een soort
‘Godsvrede’ tusschen de vertegenwoordigers in Vlaanderen der verschillende politieke en
189
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. 6. Volk en Staat, 12.7.1940. 190
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. 8. Volk en Staat, 30.7.1940. 191 B. De Wever, Greep naar de macht, p. 366 192 L. Elaut, Mijn memoires, pp. 454-455. 193 ADVN 88/124, archief Staf Vermeire, VNV-secretariaat aan Daels ivbm Volksvergadering, 2.8.1940. 194 B. De Wever, Greep naar de macht, pp. 367-369.
72
culturele strekkingen.”195 De reden hiervoor wordt louter gezocht in het voorgaande
contact tussen Daels en de bezetter, hetgeen toch maar een lichte bewijswaarde van
schuld is. Vooral ook omdat Daels nog aan Elaut bevestigd had dat een ondertekening
niet hetzelfde was als toetreden het VNV. Toch volgen we enigszins de lijn van de
auteurs, aangezien het ondertekenen van dit document zou leiden tot zijn instap in het
VNV.
Terwijl Daels zich engageerde voor de Volksbeweging, waren er die wensten dat Daels
een belangrijkere rol zou opnemen in het VNV. Jozef Goossenaerts, goede vriend van
Daels en waarschijnlijk diens spreekbuis, gaf in een brief aan Reimond Tollenaere
commentaar op het schema van de leiding dat hij van Tollenaere had ontvangen. In dat
schema was een vijfmanschap voorzien: August Borms als ‘symbool’, Staf De Clercq als
‘Algemeen Leider’, Hendrik Elias als ‘Organisatieleider’, Reimond Tollenaere als
‘Propaganda en Militieleider’ en Wies Moens als ‘Leider voor Inhoud en Stijl’. Daaronder
zouden er twee ‘Raden’ komen waarin Frans Daels een rol zou spelen. Goosenaerts was
hier niet mee akkoord; hij stelde een veto tegen Wies Moens en vond dat Daels de rol
van ‘Algemeen Leider’ op zich moest nemen. Zo schrijft hij: “Wij komen nl. in contact met
dikwijls heel andere mensen dan jullie en horen veel. Onder meer van velen hoorden wij dat
Daels de chef zou moeten zijn. Met hem slaat ge twee vliegen in één slag. (Voorzitter
Bedevaartcomité, Voorzitter Vereniging voor Wetenschap, de man voor Volksgezondheid
enz.) Niet te vergeten wat om zo'n IJzerbedevaart draait en roert. Ook niet vergeten dat
vos binnenkort misschien met 200.000 leden staat. Voor een strijdkern zoals het VNV wil
zijn, zijn het wel ontzaglijke verlengstukken, nietwaar?” Goossenaerts was zeker niet de
enige die ervan overtuigd was dat Daels een hoofdrol zou spelen in de Vlaamse politiek.
Ook Daels vond dat het moment daar was om een politieke rol op te nemen.196
Toetreding tot de Raad van Leiding
Op 15 oktober lid werd Daels lid van de Raad van Leiding van het VNV. Zijn toetreding
kaderde in de verruimingspolitiek van het VNV. Door de toevoeging van Frans Daels,
Edgard Delvo, Reimond Speleers, Jeroom Leuridan en Jan Timmermans aan de
vooroorlogse staf (Staf De Clercq, Hendrik Elias, Reimond Tollenaere, Ernest Van den
Berghe en Gerard Romsee) sloeg De Clercq twee vliegen in één klap. De nieuwe leden
dienden de (gehoopte) ruime aanhang van het VNV te symboliseren. Door de populaire
Daels op te nemen in de Raad van Leiding, hoopte hij zijn achterban van katholieke
Vlaams-nationalisten en geradicaliseerde Vlaamsgezinde katholieken, die voor de oorlog
tussen de Katholieke Partij en het VNV schipperden, naar het VNV te lokken. Dit lukte in
195 Frans Daels ter dood veroordeeld, p. 7. 196 B. De Wever, greep naar de macht, p. 469.
73
zekere mate. Edgard Delvo moest hetzelfde doen voor de socialistische kringen, maar
omdat hij maar een beperkte achterban had, lukte het De Clercq niet om de socialisten
naar het Vlaams-nationalistische kamp over te brengen. Professor Speleers
symboliseerde de activisten van de Eerste Wereldoorlog en zou onder De Clercq maar
een beperkte rol spelen. Anderzijds werd hierdoor de effectieve macht van de Raad van
Leiding uitgehold; zo zou Daels nooit een specifieke taak hebben. De Clercq zag zichzelf
als de Leider en nam belangrijke beslissingen zonder de Raad van Leiding hierover in te
lichten of te consulturen197
In het VNV zou Daels de rol opnemen die hij zich reeds tijdens de IJzerbedevaarten had
aangemeten; die van klager en vermaner. Door luide protesten en open brieven zette
Daels zijn standpunten uiteen. Hij zou zich vooral verzetten tegen de groeiende macht
van de SS. Ook ergerde hij zich aan de vele compromissen die het VNV sloot met de
bezetter. Hij vond dat er klare taal gesproken moest worden. Zowat iedereen is het er
over eens dat Daels een slechte politicus was. Zo schreef Elias over Daels dat hij “geen
enkele der eigenschappen had waarover een politiek man moet beschikken.” Daels was
niet in staat om op de vergaderingen geen onderscheid maken tussen hoofdzaak en
bijzaak, waardoor vele vergaderingen in beslag genomen werden door de
bijkomstigheden van Daels. Hierdoor veroorzaakte hij frustraties bij diegenen die al
jaren aan politiek deden, zoals Elias.198
Dat Staf De Clercq een eigen koers zou varen, werd al een kleine maand na de toetreding
van Daels duidelijk. Op tien november 1940 verklaarde de Clercq dat het VNV de
officiële bondgenoot van Duitsland werd. Hij riep op tot een collaboratie zonder
voorafgaande politieke waarborgen; het vertrouwen in Hitler was de enige zekerheid.
Directe aanleiding voor deze proclamatie was de intrede van de Algemene-SS
Vlaanderen, die de directe concurrent van het VNV zou worden. Door deze grootse
steunverklaring trachtte het VNV de enige valabele gesprekspartner van het Militair
Bestuur worden. In de toespraak van De Clercq werden alle aspecten van het
nationaalsocialisme van Hitler onderschreven. Zo verklaarde De Clercq dat de
vervolging van joden een prioriteit was, teneinde de puurheid van de Vlaamse
volksgemeenschap te bewaren. In het VNV protesteerde niemand, ook Daels niet. Hij had
nochtans voor de oorlog had helpen vluchten (cfr. infra).199 Voorts maakte De Clercq ook
zijn ophefmakende verklaringen over de Militaire Organisatie. Hij beweerde dat hij de
VNV-soldaten in het leger had opgeroepen om het Belgische leger te saboteren en te
deserteren. Dit was echter pure bluf; er is nergens bewijsmateriaal gevonden. Naast
197 B. De Wever, Greep naar de macht, p. 388. 198 B. De Wever, Greep naar de macht, p. 471. 199 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012.
74
deze rede stelde De Clercq ook een manifest op ‘voor de Führer’, waarin dezelfde
boodschap werd herhaald. Op deze manier hoopte hij in de hoogste regionen politieke
erkenning te krijgen. Het is betwijfelbaar of dit VNV-manifest Hitler ooit bereikt heeft.
Militärverwaltungchef Reeder was wél tevreden. Hij was erin geslaagd het VNV om te
buigen naar zijn zin. De Grootnederlandse gedachte was uit de propaganda het VNV
verdwenen. De Clercq had dit allemaal op eigen houtje gedaan. Hij had de Raad van
Leiding niet geïnformeerd noch geconsulteerd toen hij met deze rede heel zijn partij in
de onvoorwaardelijke politieke collaboratie loodste.200
Aldus vond de toetreding van Daels plaats op een turbulent moment. Was hij op de
hoogte van de ware plannen van Staf De Clercq? In Frans Daels ter dood veroordeeld
wordt beweerd dat Daels volledig op de hoogte was: “Hij heeft zich daarbij niet laten
weerhouden door de weerzinwekkende onthullingen die op dat oogenblik door Staf De
Clercq zijn gedaan geworden.” Opmerkelijk is dat men hier de intrede van Daels in het
VNV veel vroeger situeert dan daadwerkelijk het geval was. Volgens de auteurs zou hij
reeds in in juli het VNV gestapt zijn. Ze beweren dat Daels bij zijn intrede volledig op de
hoogte was van de plannen van Staf De Clercq: “Daels schijnt er op voorbereid geweest te
zijn en die bittere pil voorafgaandelijk reeds verteerd te hebben; anders is het
onaannemelijk dat hij in diezelfde periode zaak maakt met Staf De Clercq.” Ze staven dit
op een gevonden dubbeltje van het memorandum Van De Clercq bij Reimond Speleers
thuis. Omdat Speleers en Daels in een drukke correspondentie stonden, gaan ze er van
uit dat Daels hiervan ook op de hoogte was. Als bewijsvoering is dit echter nogal
dunnetjes. Er wordt dan ook vermoed dat Daels niet volledig op de hoogte was van de
plannen van De Clercq; de Raad van Leiding had, zoals gezegd, maar weinig macht.201
Het Verweerschrift inzake professor Daels gaat op een vergoelijkende manier om met de
toetreding van Daels. De auteurs focussen vooral op de beweegredenen van Daels om in
de politiek te treden, én op het feit dat Daels vòòr de uitspraken van De Clercq lid werd
van het VNV. Volgens hen was hij er niet van op de hoogte. Ze halen een drietal redenen
aan voor Daels lidmaatschap van het VNV. Zo zou Daels in de politiek zijn gestapt omdat
hij er zeker was dat de oorlog ten einde was en de Duitsers gewonnen hadden. Hij was er
van overtuigd dat de toekomst van Vlaanderen door Duitsland bepaald zou worden, en
opteerde daarom voor een aanwezigheidspolitiek. “Het was vanuit het gedacht van we
moeten er het beste van maken”202 dat Daels toetrad tot het VNV. Door er voor te zorgen
dat Vlaanderen ‘tegenwoordig’ was, zou Vlaanderen kunnen proberen om zijn
zelfstandigheid en eigenheid te behouden. Dit argument houdt steek; veel Vlamingen
200 B. De Wever, Greep naar de macht, pp. 373-378. 201 Frans Daels ter dood veroordeeld, p. 8. 202 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012.
75
waren er van overtuigd dat de strijd gestreden was, en Daels was er waarschijnlijk
oprecht van overtuigd dat hij Vlaanderen een dienst kon bewijzen door zich in de
politiek te begeven.203
Een tweede argument van de auteurs is Daels’ sociale bekommernis: “Wat professor
Daels nog meer aantrok was de vooruitstrevende sociale politiek welke door het V.N.V.
werd voorgestaan en die, naar het hem toescheen, hem zou toelaten zijn vele sociale
aspiraties uit te werken.” Daels zou zich inderdaad vooral toeleggen op de sociale
verenigingen die met het VNV gelieerd waren, zoals “voor moeder en kind” en
“winterhulp”. Het lijkt er dus op dat het Verweerschrift twee steekhoudende
beweegredenen opgeeft, zij het dan wel met overdreven argumentatie. Zo haasten de
auteurs zich om de Raad van Leiding af te schilderen als een machteloos instrument:
“deze Raad van Leiding was in feite een raad van advies, die geen enkele leiding gaf,
vermits […] alle beslissingen zelfstandig door de Leider en zijn onmiddellijke medewerkers
werden genomen.” Ook over Daels rol spreken ze minimaliserend, aangezien hij maar
zelden op vergaderingen aanwezig kon zijn door zijn bezigheden in de klinieken.204
In zijn zelfgeschreven verdediging “over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de
oorlogsjaren” schreef Daels over zijn toetreding het volgende: “ het verzoek tot toetreding
tot een raad van advies van een Vlaamse eenheidsbeweging stelde mij voor een moeilijk
vraagstuk. Ik was beslist mij nooit met politiek in te laten, ik had vroeger het aanbod op
een gekoöpteerd senatorszetel afgewezen. Ik was nooit lid geweest van het V.N.V. maar ik
voelde tevens de plicht tot sociaal-geneeskundige hulpverlening in moeilijke tijden en
vooral tot bescherming van eigen volk en Kultuur.” Daarnaast was Daels ervan overtuigd
dat de oorlog voorbij was: “mijn vergissing is geweest dat ik in dit ogenblik geloofde dat
iedere militaire weerstand tegen Duitsland onmogelijk was.” Indien hij had geweten dat
enige vorm van verzet tegen Duitsland nog mogelijk was, dan had hij “van den beginne af
een houding van volledig verzet tegen de bezetter aangenomen […].” Maar omdat hij dacht
dat dit niet mogelijk was, besloot hij om “langs de weg van een zekere medewerking de
invloed van de Vlaamse SS en de Duitse plannen […] in al de mate van de mogelijkheid te
bestrijden.” Daels zelf haalt dus vooral zijn ongeloof en verslagenheid in een Belgische
overwinning aan als reden voor zijn toetreding. Ook beweerde hij dat het de Raad van
Leiding louter een adviesraad was en geen leidinggevend orgaan. Over de plannen van
Staf De Clercq repte hij geen woord.205
203 Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, p. 9. 204 Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, p. 10. 205
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946
76
Vermoedelijk was Frans Daels op het punt gekomen dat hij zijn Vlaams-nationalistisch
engagement in de politiek wou verder zetten. Dat hij ervan overtuigd was dat dit ten
goede was van de Vlaamse bevolking, leidt geen twijfel. Maar dat hij ook zijn politieke
invloed ten negatieve aanwendde, had hij op dat moment waarschijnlijk niet door.
77
Hoofdstuk III: De stichting van de Eenheidsbeweging-VNV
De Eenheidsbeweging-VNV ontstond in mei 1941 als een fusie tussen het VNV, het
Verdinaso en Rex-Vlaanderen. In feite ging het om een usurpatie van deze laatste twee in
het VNV, die er kwam onder druk van het Militair Bestuur. Op de persconferentie van 10
mei 1941 kondigde Staf De Clercq aan dat er aan de grondbeginselen van het VNV
onveranderd bleven. Als teken van goede wil werd Pol Le Roy van het Verdinaso
opgenomen in de Raad van Leiding, en verkreeg hij de leiding van het nieuwe
eenheidsblad De Nationaalsocialist. Tegen dit dagblad zou Daels zich fel verweren (cfr.
Infra). De eenheidsbeweging was bovendien een duidelijke sneer naar de Vlaamse SS,
dat zich uitdrukkelijk distantieerde van de concentratiebeweging. De Algemene-SS
Vlaanderen trok, met beperkt succes vooral Grootduitse en antisemitische denkers
aan..Ze hadden hun invloed vooral te danken aan de steun van de Duitse SS.206
Zelfs al zou het Militaire Bestuur dat hebben gewild, dan nog kon het de Algemene-SS
Vlaanderen niet dwingen tot een akkoord met het VNV. Het Militaire Bestuur had
namelijk niets te zeggen over SS-organisaties. Bovendien was het Militaire Bestuur op
zijn hoede; het zou het VNV nooit een machtsmonopolie toekennen. Een sprekend
voorbeeld hiervan is dat het VNV geen toestemming kreeg om zich om te dopen tot de
Nationaal-Socialistische Beweging Vlaanderen. Dat zou teveel de impressie geven dat
het VNV de staatsdragende macht van Vlaanderen was, wat het Militair Bestuur niet
wenste; zij dienden de toekomst van Vlaanderen open te houden totdat Hitler zijn
beslissing zou nemen.207
Doordat het Militaire Bestuur weigerde het VNV enige erkenning te geven, kwam de
collaboratiepolitiek van het VNV op losse schroeven te staan. Ondanks de werving voor
de Waffen-SS en de stichting van de Eenheidsbeweging-VNV kregen ze niet het
verlangde machtsmonopolie. Bovendien zorgde de intrede van Verdinaso’ers ervoor dat
er nieuwe stemmen in de Raad van Leiding te horen waren, die een Groot-Germaanse
gedachte verdedigden en een samenwerking met de SS wensten. Samen met Edgar
Delvo en Reimond Tollenaere zouden ze Staf De Clercq steeds verder in de armen van de
SS drijven. Dit leidde tot spanningen met de andere leden van de Raad van Leiding,
waaronder Daels.208
206 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, p. 1001. 207 B. De Wever, Greep naar de macht, pp. 399-401. 208 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, p. 1056.
78
Interne crisis
De discussie kwam op gang na een bijeenkomst tussen Militärverwaltungchef Reeder en
een dertigtal vooraanstaande Vlamingen, zowel VNV’ers als leden van de Algemene-SS
Vlaanderen. Deze redevoering was het gevolg van een resem klachten die Reeder had
ontvangen van Daels. In zijn klachtbrief verwoorde Daels de voornaamste grieven van
zijn aanhangers. Vooral het gebrek aan erkenning voor het VNV en de werving voor het
Oostfront kwamen aan bod. Daels was fel teleurgesteld in de houding van het Militair
Bestuur: “De toestand wordt voor ons onhoudbaar tengevolge van onze openlijke en loyale
medewerking met de bezettende macht enerzijds en de gedragslijn van de
Militärverwaltung anderzijds. Wij worden uitgenodigd om te worden toegesproken, niet
als medewerkers, maar als vijanden, om te worden berispt zoals een Feldwebel slechte
soldaten onder handen neemt met allerlei bedreigingen. Zulke uitnodigingen
beantwoorden wij niet meer. Wij kunnen die toestand niet langer uithouden.”209 Ook aan
Oberverwaltungsrat Thedieck liet hij weten dat hij zeer ontevreden was over de
bijeenkomst: “Ued. Hebt mij op dinsdag 13 augustus gevraagd aan u te zeggen al wat ik
meende te moeten zeggen. […] indruk bij de meeste Vlamingen nagelaten door de
samenkomst van Vrijdag 23 augustus. Ik houd er aan Ued. In de hierbijvogende nota dezen
indruk breedvoeriger weer te geven. Ik acht het mijn plicht u op deze wijze openhartig te
spreken en zal dit blijven doen zoolang de Militaire Verwaltung niet meent te moeten
“ingrijpen” en voor de waarheid niet toegankelijk is.” En verder: “Het heeft geen zin aan
deze administraties bemerkingen te maken over deze afzonderlijke feiten, die zich in dit
oogenblik bij duizendtallen herhalen onder allerhande vormen. Het is de geheelde
gedragslijn tegenover Vlaanderen die moet veranderen, en daarin moet de Militaire
Verwaltung het voorbeeld geven, zooniet blijft alles bij uiterlijken vorm en schijn, terwijl in
den grond te kentering in slechten zin doorgaat. Het ergste wat in dit oogenblik kan
gebeuren om het vertrouwen van de nog duitsgezinde Vlamingen te schokken is gebeurd.
[…] Ik twijfel er niet aan dat u zult inzien dat een ommekeer dringend nodig is.”210
Naast deze klachtenbrief aan Thedieck, formuleerde Daels nog het memorandum ‘de
Toestand in Vlaanderen in augustus 1941’. Dit schreef hij op verzoek van Reeder, die hem
had gevraagd wat er voor de Vlamingen gedaan kon worden zonder verregaande
ingrepen te moeten doen. In zijn memorandum zou Daels de noden van het VNV
verwoorden in dertien eisen:
209 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. XX, Verslag over de vergadering bij Reeder, 22.8.1941. 210 ADVN 88/124, archief Staf Vermeire, Daels aan Oberverwaltungsrat Thedieck, 26.8.1941.
79
1) “Een verklaring die aan het Vlaamse volk de integrale handhaving en volledige
ontplooiing van zijn eigen volkspersoonlijkheid waarborgt. Zulke verklaring moet
niets voorzien over de politieke vorm van medewerking met het Duitse Rijk;
2) onderrichtingen aan de censuur dat ze alle uiteenzettingen over vrije ontwikkeling
van de Nederlandse volksgeaardheid, volkswezen, volksverbondenheid
onaangeroerd laat, in zoverre zij geen eisen stellen [inzake] de politieke ordening;
3) herstel van de normale culturele gemeenschap tussen Noord en Zuid [...];
4) definitieve en radicale inschakeling van de Vlaamse SS in het VNV [...];
5) geleidelijke invoering van de bestuurlijke scheiding, overal waar mogelijk zonder de
administratie te ontredderen;
6) doordrijvend optreden tot eerbiediging van de Belgische wetten vooral inzake
tweeledigheid der gendarmerie en onderwijs;
7) doordrijvend optreden in magistratuur en ministerie van Justitie, om zuivering van
de magistraten te bekomen op grond van de [ouderdomsverordening] en om de
Vlaamsonkundige en Vlaamsvijandige heer Schuind een adjunct op te leggen met
bepaalde macht [...] om de nieuwe benoemingen te doen;
8) herinrichting van de Cultuurraad van de Taalcommissie zodat beide [instellingen]
bij machte zijn doelmatig werk te leveren;
9) optreden in ministerie van Landbouw en Voedselvoorziening om alle plutocratische
maatregelen uit te schakelen;
10) optreden in parastatale instellingen en centrales;
11) bijzondere verzorging van de Vlaamse Wacht [...];
12) federatieve inrichting van Winterhulp;
13) [prioritair] de aanstelling in de schoot van het [Comité] van de secretarissen-
generaal van een zeer beperkt comité met bijzondere volmachten [...] om een einde
te stellen aan de bestaande algemene ontreddering. Dit comité moet bestaan uit
betrouwbare personen, gewonnen voor de nieuwe ordening [...]. Komen eerst
daarvoor in aanmerking de secretarissen-generaal Romsee en Leemans.”211
De eisen van Daels komen er dus op dat hij de bezetter aanmaande om het VNV het
politieke monopolie toe te kennen. Volgens Daels was de bezetter in staat om tegemoet
te komen aan de nationale doelstellingen van het VNV zonder daarmee een uitspraak te
doen over de toekomst van België. Daels kwam daardoor lijnrecht tegenover Edgard
Delvo te staan, die een tegenovergestelde oplossing voorstelde om uit de politieke crisis
te geraken. Delvo hamerde immers op een blind vertrouwen in Hitler en wou verder
gaan met de totale en onvoorwaardelijke collaboratie. Daels wou de collaboratie
verbinden met een aantal toegevingen van het Militair Bestuur. Hij koesterde dus nog
211 Integraal overgenomen van B. De Wever, Greep naar de macht, p.403.
80
illusies ten opzichte van deze laatste, terwijl Delvo besefte dat dit maar woorden waren.
De Clercq zou een evenwicht zoeken tussen deze twee strekkingen. Enerzijds zou hij bij
de bezetter steeds opnieuw eisen stellen en waarborgen vragen. Anderzijds bleef hij de
loyale collaboratie onderstrepen door een totale mobilisatie van zijn achterban voor de
Duitse oorlogsvoering.212
Voor Daels was de hele situatie onhoudbaar. Aan zijn vriend Speleers schreef hij dat hij
zijn ontslag overwoog: “de vraag stelt zich dan wat voor ons volk het meest nut heeft, dat
ik mijn kritieken eenvoudig overhandig aan het VNV en verder voor de publieke opinie
solidair blijf met alles wat het VNV doet en zegt (met inbegrip van De Nationaal-Socialist),
ofwel dat ik mijn volle vrijheid herneem om aan de Duitse Verwaltung […] te overhandigen
al wat ik wil.”213 Op dezelfde dag schreef hij ook aan Staf De Clercq over zijn
teleurstelling in de collaboratie en in de Duitsers: “U zelf hebt het maximum mogelijke
verdragen én van Vlaamsche zijde én van Duitsche zijde ter wille van deze concentratie.
Terwijl u door u oproepen voor de Waffen-SS en voor het Vlaamsch Legioen heel zeker tot
aan de grens gekomen zijt van de wat, bij volledig achterblijven van welkdanige Duitsche
verklaring ten opzichte van Vlaanderen, nog verdedigbaar is en nog vereenbaar met de
waarde van ons volk, hebben de Duitschers de Vlaamsche jeugd opgesteld tegen het V.N.V.
[…]”214 Hij vermoedt dat hij door zijn taal tegen Thedieck en Reeder gedwongen zal
worden tot ontslag: “Ik wil in zulke voorwaarden niet langer het odium dragen van al de
fouten van de Duitsche Verwaltung. Ik zal niet zwijgen. Maar ik wil vooral niet dat de
Duitsche Verwaltung op een gegeven oogenblik het V.N.V. zou sommeeren mij uit de leiding
te zetten. Ik wil ze vòòr zijn. Daarom denk ik nu heen te gaan. Dan kan mijn heengaan nog
van nut zijn als protest en de positie van het V.N.V. tegenover de Duitschers versterken.”215
De Clercq kon Daels blijkbaar overtuigen om lid te blijven van het VNV. Dit kwam
mogelijks door zijn redevoering van 27 september waar hij een ‘bindende’ verklaring gaf
waarin hij zowel de Nederlandse lotsbestemming van het Vlaamse volk onderstreepte
als de opname van Vlaanderen in het Germaanse Rijk als doel van het VNV stelde. Daels
zou de vergaderingen van de Raad Van Leiding wel niet meer bijwonen zolang de
toestand met de SS niet opgeklaard was.216
Dit zou niet de laatste politieke crisis in het VNV zijn. Algauw doken er nieuwe
problemen op: in eigen middens zorgde het partijblad De NationaalSocialist voor
212 B. De Wever, Greep naar de macht, p. 406. 213 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. XXIV, Daels aan Speleers, 4.9.1941. 214 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. XXV, Daels aan De Clercq, 4.9.1941. 215 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. XXV, Daels aan De Clercq, 4.9.1941. 216 B. De Wever, Greep naar de macht, p. 406.
81
ongenoegen, en van buitenaf kwam er een nieuwe concurrent tevoorschijn: de Deutsch-
Vlämische Arbeitsgemeinschaft (DeVlag- werd een SS-partij en bekampte de claim van
het VNV op het politieke monopolie.
82
Hoofdstuk IV: De verklikkingszaken
In het vonnis van Daels lezen we dat hij schuldig werd bevonden aan “met een kwaad
opzet, enige personen aan de vijand te hebben verklikt.”217 Twee zaken worden in dit
hoofdstuk besproken, namelijk de kwestie van het Burgerlijk Hospitaal en de
benoemingszaak in het Gentse gerecht. Daarnaast werd Daels ook veroordeeld voor zijn
‘verklikking’ van de beroepsmilitairen in Winterhulp en van de ‘Toulouse-professoren’
en de rector. Deze worden echter in hun respectievelijke hoofdstukken behandeld.
De benoemingen aan het Parket-Generaal te Gent
In lijn met de VNV-politiek om zoveel mogelijk invloed te hebben op diverse
bestuursniveaus, zou Daels zich op een gebied dat hem professioneel vreemd is, gaan
‘moeien’. Hij deed dit omdat hij meende dat zijn schoonzoon Andreas Van Houwe
benadeeld werd.
De situatie was als volgt: aan het Parket-Generaal dienden drie advocaten-generaal
benoemd worden, daar de drie vroegere titularissen in mei 1940 gevlucht waren en hun
ontslag hadden ingediend om vervolging te voorkomen. Er diende dus geschoven te
worden in het personeelsbestand. De twee Vlaamsgezinde heren Opdebeeck werden
hiervoor benoemd. Daardoor kwamen twee posities vrij; die van advocaat-generaal en
die van substituut-procureur-generaal. Het was in deze kwestie dat Daels zich zou
mengen. Zijn schoonzoon was namelijk één van de mededingers voor deze
kandidaturen. Zijn voornaamste tegenkandidaat was de heer Van Houdt die volgens
Daels bekend stond als “een geniepig en gevaarlijk franskiljon”. Voor Daels en de zijnen
was deze benoeming ”een hoon voor alle Vlamingen.”218
De eerste stap die Daels ondernam om de benoeming van zijn schoonzoon te verzekeren
was Oberverwaltungsrat Thedieck contacteren. Van deze verkreeg hij op 13 augustus de
verzekering dat ‘in zake benoemingen voor Justitie, het advies van advokaat Timmermans
zou worden ingewonnen.”219 Timmermans was een Vlaamsgezinde advocaat en Daels
rekende erop dat hij zich ten voordele van Van Houwe zou uitspreken. Drie dagen na
deze belofte van Thedieck werd plots de heer Van Houdt benoemd door secretaris-
generaal Schuind. Het advies van Timmermans was blijkbaar niet ingewonnen. Daels
zou hier onmiddellijk tegen protesteren. Op dezelfde dag schreef hij zowel Speleers,
217 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map V.N., stukken van terechtzitting, nrs. 2-8, Uitgebreid vonnis, 26.6.1946. 218
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. XXVII, De benoemingen aan het Parket-Generaal te Gent, 15.8.1941. 219
ADVN 88/124, archief Staf Vermeire, Daels aan Oberverwaltungsrat Thedieck, 26.8.1941
83
Opdebeeck en de Herr Prasidenten Oesterheld aan. Aan de eerste luchtte Daels zijn hart:
“De franskiljons hier te Gent lachen ons vierkantig uit met de laatste benoemingen in het
Gerecht. Die toestand is werkelijk niet uit te houden. Zoals ik U reeds zegde, heeft mijn
schoonzoon, Dries Van Houwe, campagne gevoerd tegen de benoemingen zooals Schuind
die dacht te doen omdat hij, - hij heeft dat openlijk gezegd-, zulke lading niet wou dekken
door het feit dat ook hij in deze reeks een overigens reeds lang verwachte promotie zou
krijgen.” Daels dacht dat zijn schoonzoon niet benoemd werd omdat hij zich inzette voor
de Vlaamse zaak, en als “straf omdat hij de schoonzoon is van Prof. Daels.” Omdat Daels,
als schoonvader van, zelf niet kon kon bemiddelen bij Thedieck vroeg hij aan Speleers
om dat te doen. In zijn brief naar Opdebeeck zou hij hetzelfde vragen: “ik ben zoo vrij bij
U aan te dringen opdat U toch op krachtdadige wijze uw stem zoudt voegen bij de andere
protesten die opgaan tegen de benoeming van de Heer Van Houdt te Gent. Er kon moeilijk
een grotere kaakslag worden gegeven aan de vlaamsgezinden.” Ook bij de
Verwaltungschef der Oberfeldkommandatur Dr. Oesterheld zou Daels zijn klaagzang
zingen: “Zu meinen sehr groszen Bedauern mus zich Ihre Aufmerksamheit lenken auf die
sehr grosze Unzufriedenheit von allen flämisch-fühlenden und völkisch-denkenden
anlässlich der Ernennung vom Herrn Van Houdt in die Magistratur in Gent […] Die anti-
Völkische elementen in Gent jübelen.”220 Daels beëindigd zijn brief door zich te beroepen
op zijn oprechtheid, waardoor hij de werkelijke betekenis van de benoeming van de heer
Van Houdt niet wou verzwijgen.
Daels’ verzet tegen deze benoemingen zou resulteren in een brief waarin hij de
voornoemde heer Schuind zwart maakte bij de bezetter. In dit anonomie document doet
‘iemand’ deze kwestie volledig uit de doeken. Wij vermoeden, samen met de auteurs van
Frans Daels ter dood veroordeeld en met de krijgsauditeur, dat dit document van Daels is.
Er zijn verschillende zinsneden die volledig overeenkomen met Daels zijn brieven aan
Speleers, Opdebeeck en Oesterheld. Logischerwijze ontkennen de auteurs van het
Verweerschrift dat. Het ‘bewijs’ van Schuinds kwaadwillige anti-Vlaamse opzet komt er
van een ‘getuige’: “Het bewijs van zijn schuld in deze zaak heeft hij echter zelf gegeven
door een veertiental dagen vooraleer de benoeming uitkwam aan een Gentsch advocaat te
verklaren: ‘ik zal er van meekrijgen van de Vlaamsche nationalisten als zij moeten
vernemen dat die benoeming doorgaat.’”221 Het gaat hier om advocaat Timmermans,
zoals Daels aan Speleers meedeelde.
220 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. XII, Daels aan Herr Prasidenten Oesterheld, 20.8.1941. 221 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. XXVII, De benoemingen aan het Parket-Generaal te Gent, 15.8.1941.
84
Wat hadden al deze bemoeienissen nu tot resultaat? Voor zover het bronnenmateriaal
ons leert, eigenlijk niets. Van Houwe bleef onbenoemd. Het leidde enkel tot een extra
klacht van Daels in zijn brief aan Thedieck (cfr. Infra) over het Militaire Bestuur.222
Uiteindelijk zou dit gebeuren vooral als een daad van collaboratie gezien worden omdat
Daels er bij de Duitse bezetter op aandrong om zelf de touwtjes in handen te nemen op
het vlak van benoemingen, en zo de restanten van het Belgische bestuur buiten spel te
zetten.
De kwestie van het Burgerlijk Hospitaal
De volgende verklikkingszaak waarvoor Daels veroordeeld zou worden, was deze van
het Burgerlijk Hospitaal. Zoals reeds werd beschreven, was het Daels wens om een eigen
Academisch ziekenhuis te verkrijgen. In de zomer van 1941 zou dit inderdaad gebeuren:
de verantwoordelijkheid van het ziekenhuis aan de Bijloke werd overgedragen aan de
klinische professoren van de universiteit door de geneesheren van het Burgerlijk
Hospitaal. Na de oorlog zou Daels veroordeeld worden voor de zogenaamde
‘verklikking’ van deze geneesheren. Dat hij deze verklikt heeft, klopt niet, maar hij was
wel verantwoordelijk voor hun ontslag.223
De belangrijkste getuige in deze kwestie is Marcel Carton, die in die tijd de bestuurder
was van het Burgerlijk Hospitaal. Hij beweerde het volgende: “Daels heeft van de
gelegenheid van de bezetting gebruik gemaakt om ze op zijn manier op te lossen. Dat was
overigens van hem te verwachten, zoals blijkt uit een incident naar aanleiding van een
andere zaak […]: wanneer hij geen gelijk kreeg in de discussie […] verklaarde hij: ‘indien ik
geen voldoening krijg, dan zal ik niet aarzelen om mijn toevlucht te nemen tot de
bezettende overheid.”224
Daels zou de kwestie van het academisch ziekenhuis hebben overgemaakt aan
oberstabartz dr. Holm. Hij liet aan zijn collega’s weten dat het wenselijk was dat ze
aanwezig zouden zijn bij het bezoek van deze aan de kliniek.225 Carton zegt daar in zijn
verhoor het volgende over: “Op woensdag 14 mei ben ik daar aangekomen en vond daar
reeds vereenigd een aantal clinische professoren. Dokter Holm en zijn secretaris werden
door Daels voorgesteld. Daels nam onmiddellijk het woord om te klagen over het gebrek
aan een voldoende aantal patienten voor het clinisch onderwijs en betoogde dat een
222 ADVN 88/124, archief Staf Vermeire, Daels aan Oberverwaltungsrat Thedieck, 26.8.1941. 223 L. Elaut, Een epos: het Gentse akademisch ziekenhuis, p. 60. 224 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I., stukken van onderzoek, nr. 81, verhoor van getuige M. Carton, bestuurder burgerlijk hospitaal, 11.6.1946. 225 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I., stukken van onderzoek, nr. 81b, Daels aan de klinische professoren, 10.5.1941.
85
definitieve oplossing moest gevonden worden. Holm die blijkbaar voorbereid was stond
recht en verklaarde dat al de diensten van het Stedelijk Ziekenhuis voortaan zouden
overgenomen worden door de clinische professoren.”226
Na deze bijeenkomst vond een faculteitsvergadering plaats waarop de praktische
uitwerking van dergelijke overname werd besproken. Schijnbaar had niemand er
bezwaren tegen dat hierdoor 33 geneesheren op straat kwamen te staan. Ook Elias
raakte bij de zaak betrokken. Als burgemeester van Gent diende hij zijn fiat te geven.
Elias voerde hierbij louter het bevel uit van dr. Holm; hij had voordien geen enkele
interesse getoond in de zaak van het Academisch Ziekenhuis en zou dat na deze
overheveling ook niet meer doen.227
De overdracht werd bezegeld met het bezoek van de Duitse minister van
Volksgezondheid Leonard Conti aan het academisch ziekenhuis. Daels vroeg aan zijn
collega’s om aanwezig te zijn.228 Na de gebruikelijke speeches vond een onderhoud
plaats op het kabinet van Elias, waarbij ook de professoren De Beule, Daels, Speleers en
dr. Martens aanwezig waren. De officiële overdracht vond er plaats en het academisch
ziekenhuis was een feit.
In zijn klaagbrief aan Thedieck zou Daels het ook over dit bezoek hebben. Blijkbaar
waren niet veel professoren komen opdagen. Daels wijdde dit aan de onklare houding
van de bezetter: “Talrijke duitschfreindliche geneesheren zijn principieel weggebleven
wegens de onklare politieke toestand.” De sociaal-geneeskundige krachten die wél
aanwezig waren, deden dit volgens Daels ondanks de “scherpe verwijten en bedreigingen
moesten hooren vanwege de Belgische administraties bij dewelke zij in dienst waren”.
Daels zegt er nog bij dat hij denkt dat er nu (augustus 1941) nog minder mensen zouden
komen.229
Onmiddellijk na de oorlog zouden de voormalige dokters van het Burgerlijk Hospitaal
een klachtenbrief zenden naar de krijgsauditeur, waarin ze dokter Daels
verantwoordelijk houden voor het ontslaan van 33 geneesheren: “met rechtstreekse hulp
vanden vijand 33 zijner confrators uit het hospitaal doen afzetten”.230 De brief is
226 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I., stukken van onderzoek, nr. 81, verhoor van getuige M. Carton, bestuurder burgerlijk hospitaal, 11.6.1946. 227 P.J. Verstraete, Hendrik Jozef Elias: biografie, p. 489. 228 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I., stukken van onderzoek, nr. 81D, bezoek Reichsgesundheitsführer sekretär Conti, 16.6.1941. 229
ADVN 88/124, archief Staf Vermeire, Daels aan Oberverwaltungsrat Thedieck, 26.8.1941. 230 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. 3, Klacht van geneesheren over Daels, 15.9.1944.
86
ondertekend door de geneesheren in kwestie, die bij de burgerlijke rechtbank een vraag
tot schadeloosstelling indienden.
Zoals te verwachten valt, beweert het Verweerschrift inzake prof. Frans Daels bij hoog en
laag dat er van een verklikking geen sprake was. Ze suggereren zelfs dat Daels met de
hele zaak niets te maken had: “een initiatief van prof. Daels in dezen zin zou trouwens
volstrekt overbodig geweest zijn aangezien de tussenkomst van de Duitsers in dezen totaal
normaal en onvermijdelijk was.” Ze gaan zelfs zo ver dat de enkele contacten tussen Daels
en de Duitsers “hem juist als een verdienste worden aangerekend.” De Commissie van
Openbare Onderstand, die tot dan de plak zwaaide in het hospitaal, zou zelfs ‘blij’
geweest zijn om van de last van het ziekenhuis verlost te zijn. De beschuldiging van
Carton dat Daels dreigde met de tussenkomst “is vals; doch is het waarschijnlijk dat prof.
Daels voor deze tussenkomst heeft verwittigd.” In dergelijk geval van woord tegen woord
is het moeilijk om de waarheid te achterhalen. Dat het Verweerschrift hier een loopje
neemt met de feiten, is duidelijk. Over de klacht van de geneesheren aan Daels wordt
met geen woord gerept.231
Conclusie
In beide ‘verklikkingszaken’ zou Daels via de bezettende macht proberen om zijn zin
door te drijven. Beiden vonden plaats in de zomer van 1941, op een moment dat Daels
eigenlijk in conflict lag met de koers van het VNV. Dit belette hem echter niet om zijn
invloed te laten gelden. In de magistratuur zou hij dat doen om zijn schoonzoon te
bevoordelen en zou hij op een meer indirecte wijze handelen door zijn vrienden aan te
schrijven om de zaak te verdedigen. Door de benoeming van de heer Van Houdt voor te
stellen als ‘een franskiljonse streek’ probeerde hij zijn vrienden en de Duitsers ervan de
te overtuigen dat hij niet de benoeming van zijn schoonzoon nastreefde, maar dat hij
louter de Vlaamse en Duitse belangen wou dienen. Daels zou zijn zin krijgen: Van Houwe
werd benoemd als substituut-procureur. In het tweede geval zou hij de bezetter
gebruiken om zijn droom van een eigen academisch ziekenhuis te verwezenlijken. Hier
zou hij wél in slagen. Dat enkel hij verantwoordelijk gehouden wordt voor deze daad is
niet correct: op de faculteitsvergadering toonden zijn collega’s zich bereidt om mee te
werken.
Toch klopt de veroordeling voor ‘verklikking’ niet. Hij heeft verschillende personen door
zijn inmenging benadeeld, maar deze werden niet door de bezetter vervolgd. In geen
enkele ‘verklikkingszaak’, ook niet in die van de Toulouse-professoren en de
beroepsmilitairen, was er sprake van een verklikking, in de betekenis van het doorgeven 231
Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, p. 32.
87
van namen aan de bezetter. Waarschijnlijk is het omdat hij dé professor Daels was dat
hij ook voor deze feiten verantwoordelijk gehouden werd en dat de feiten ‘verzwaard’
werden teneinde een veroordeling voor verklikking te bekomen.
Een gevolg van deze twee zaken is dat het vertrouwen van Daels in de Duitse overheid
een kleine deuk kreeg. Hij zou beide zaken, die in feite weinig met het VNV te maken
hadden, aanhalen in zijn klaagbrief aan Thedieck en gebruiken om zijn eis tot de
acceptatie van het VNV kracht bij te zetten. Dat duidt er op dat hij fel teleurgesteld was
over de houding van de bezetter. Zijn resterende vertrouwen zou helemaal verdwijnen
in de wervingen voor het Vlaams Legioen. Dan pas zou Daels beseffen in welke mate hij
bedrogen werd.
88
Hoofdstuk V: De sociale organisaties
Een van de voornaamste beweegredenen van Daels om in het VNV toe te treden, was het
‘sociale profiel’ van de partij. Hij zou in drie groeperingen in mi of meerdere mate mate
actief zijn; de eenheidsvakbond Unie van Hand- en Geestesarbeiders en de sociale
organisaties Voor Moeder en Kind en Winterhulp. Alle drie waren in meer of mindere
mate gelieerd aan het VNV. In verband met deze organisaties zou Daels zich ook
inspannen om de sociale geneeskunde populairder te maken bij zowel studenten als
andere toehoorders.
De Unie van Hand- en Geestesarbeiders
De Unie van Hand- en Geestesarbeiders was een eenheidsvakbond die opgericht werd
door de Duitse bezetter. Op deze manier verzekerde deze zich van de inzet van de
Vlaamse arbeiders voor de oorlogseconomie. In eerste instantie was het VNV niet zo
opgezet met de UHGA. De partij wou liever dat zijn eigen vakbond, de Arbeidsorde, het
monopolie verkreeg van het Militair Bestuur. Maar net zo min als dat Reeder bereid was
om het VNV aan te duiden als alleenheerser op politiek vlak, gaf hij hen het monopolie
op arbeidersvlak. Bovendien was de Arbeidsorde geen grote speler op het niveau van de
vakbonden, en waren de christelijke en sociale vakbonden, in eerste instantie, bereid om
mee te werken. Het VNV gooide het dan over een andere boeg, het zou zoveel mogelijk
invloed proberen te verwerven in de UHGA.232
Daels zou buiten de organisatie van de UHGA houden. Hij was blijkbaar blind voor het
daadwerkelijke doel van de UGHA en vond het vooral op ideologisch vlak een goed
initiatief. Hij maande de studenten meerdere malen aan om zich lid te maken van de
UGHA. Van de toespraak die hij hield op de vergaderingen van het Vlaams
Hoogstudentenverbond, te Gent op 28 november 1940 en in Leuven op 22 november,
werd een pamflet uitgegeven dat verspreid werd onder de studenten. In deze rede
ijverde hij voor een toenadering tussen de Universiteit en de arbeiders. Studenten én
professoren dienden meer aan arbeid te doen en meer sociaalvoelendheid aan de dag te
leggen. Met andere woorden: hij riep hen op om uit hun ivoren toren te komen. Op de
universiteit startte en steunde Daels verscheidene sociale studenteninitiatieven, oals
verder besproken zal worden.233
Daarnaast zou Daels een hevige bewondering voor Duitsland uitdrukken in zijn rede:
“De sociaal-reddende gedachte van volks- en volkerenverbondenheid, die in Duitsland haar
232 B. De Wever, Greep naar de macht, pp. 487-492. 233
F. Daels, Aan de hand- en geestesarbeiders van Vlaanderen, Brussel, Dietschland, 1940, p. 3.
89
praktische uitwerking en haar vasten vorm heeft gekregen, verspreidt zich zegevierend
over de wereld. De nieuwe orde, die door den oorlog aan ons volk wordt gebracht, zouden
wij veel liever zonder oorlog, zonder bloedvergieten, door eigen krachten aan ons volk
hebben geschonken. Het werd ons niet gegund.” De oorzaak voor deze vooroorlogse
afstand tussen de hand- en geestesarbeiders, legt Daels in de Belgische staat: “Wij
betreuren het des te meer daar het bij ons heersende gebrek aan doelmatige inrichting,
aan administratieve eerlijkheid, aan sociale volksverbondenheid, aan hogere volksfierheid,
gevolg van al de oneerlijkheden van de partij-politiek, […] Wij maakten deel uit van een
Staat wiens politiek heeft gefaald en die verslagen werd, maar ons volk is niet ontaard.”
Het was dankzij Duitsland dat er eindelijk verandering kwam aan deze situatie: “In de
grootse omwenteling die we nu beleven […] is het Duits nationaal-socialisme baanbrekend
geweest”. En “Aan Duitsland dat thans, trouw aan zijn beginsel, in het nationale de eerste
grondslag ziet der nieuwe orde en ons in de mogelijkheid zal stellen ons eigen Nederlandse
volksleven voluit te leven, zullen wij die waarborgen geven.” Het is duidelijk dat dergelijke
uitspraken uitgesproken Duitsgezind zijn, wat hem na de oorlog nog zuur zal
opbreken.234
Voor Moeder en Kind
In de schoot van het VNV werd in 1942 de organisatie Voor Moeder en Kind gesticht.
Hiermee werden de door het VNV gestichte kinderkolonies gegroepeerd onder één
vereniging. Elias vroeg aan Daels om voorzitter te worden, hetgeen Daels ‘’plichtshalve
meende te moeten aanvaarden.235 Voor Moeder en Kind verdedigde de belangen van
moeders en kinderen, wat zich in de praktijk vooral uitte in het uitbaten van een tiental
kinderkolonies. Het VNV zag deze kinderkolonies vooral als handig
propagandamateriaal en ook al zou de partij steeds de zelfstandigheid en neutraliteit
van de vereniging benadrukken, had het VNV de touwtjes stevig in handen.236
Niet iedereen was het eens met deze ‘onafhankelijke’ koers en enkele kolonies
scheurden zich dan ook af. In eerste instantie keurde Daels dit af, maar in december
1943 schaarde hij zich achter deze kolonies. Daels had op dat moment geen officiële
banden meer met het VNV: “Het feit dat ik niet langer solidair kan blijven met de voor ons
volk onduidelijke toestand van het V.N.V. tegenover de bezetting, zou kunnen gelijk geven
aan de kolonies die afscheurden […]” Hij stelde Elias dan ook voor de keuze; ofwel zou hij
een andere VNV’er belasten met de leiding van de organisatie, ofwel liet hij Daels
234 F. Daels, Aan de hand- en geestesarbeiders van Vlaanderen, Brussel, Dietschland, 1940, pp. 18-19. 235 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nrs. 186-190., Daels aan Elias, 4.12.1943. 236 B. De Wever, Greep naar de macht, p. 613.
90
aanblijven. Hij herinnerde Elias eraan dat de vereniging “werd opgevat als een
vrijstaande inrichting, met diep-Vlaamsch-nationalen en echt-socialen inslag, doch niet
onder de leiding staande van V.N.V.” Voor zijn aanblijven zette Daels ook een aantal
voorwaarden uiteen: hij was niet bereid “welkdanig bezoek, nog minder een inspectie
vanwege Duitsche overheden” toe te laten in de kinderkolonies, opdat deze hun
uitsluitend ‘Vlaamsch en volksch’ karakter zouden behouden. “Ik twijfel er overigens niet
aan dat U deze in deze meening ten volle deelt”, schreef hij aan Elias. Op deze wijze stelde
hij Elias indirect voor de keuze: ofwel een VNV’er aan de top met Duitse inmenging tpt
gevolg, of Daels als leider van een zelfstandige Vlaamse organisatie. Hiermee
insinueerde Daels op arrogante wijze dat het VNV niet in staat was om op tafel te
kloppen bij de bezetter. Blijkbaar deelden Elias en Daels dan toch niet dezelfde mening,
want Daels nam ontslag. Na de bezetting zou Daels beweren dat hij gedwongen werd om
ontslag te nemen vanwege zijn weigering om Duitse inmenging te dulden, wat indirect
waarschijnlijk klopte.237
Winterhulp
De oprichting van Winterhulp in 1940 gebeurde in het kader van de onvrede die er bij
de bezetter bestond over de voedselverdeling in België. Naar analogie met het Duitse
Winterhilfe werd daarom Winterhulp opgericht. De opdracht van deze organisatie was
het verlenen van sociale bijstand aan de bevolking om zo de hiaten in de
voedselverdeling op te vangen. Daels werd ondervoorzitter van het provinciale comité.
In het algemeen zou deelname aan Winterhulp na de oorlog niet gezien worden als een
daad van collaboratie. Daels zou dan ook niet voor zijn activiteit in Winterhulp
veroordeeld worden, maar wel voor de verklikkingszaak die ermee gepaard ging.238
Winterhulp was voor Daels een logisch verlengstuk van zijn sociaal-geneeskundige
inspanningen. Via Winterhulp zou hij proberen de volksgezondheid te verbeteren. Zo
schreef hij een brief naar het Militair Bestuur, waarin hij klaagde over het feit dat
Winterhulp onmogelijk kon voorzien in het minimum aan noodzakelijke voeding voor de
bevolking, die door de rantsoenering beperkt was tot 13 à 1500 calorieën per dag. Hij
stelde voor om de vrijwillige ‘bezoeksters’ te laten bijstaan door opgeleide ‘verpleegster-
bezoeksters’. Om dit financieel mogelijk te maken, zouden de universitaire klinieken alle
poli- en gewone klinieken van het stedelijk ziekenhuis moeten overnemen. Daardoor
zouden de kosten van de Openbare Onderstand verminderen, zodat er geld vrij kon
komen voor het aannemen van deze gediplomeerde ‘bezoeksters’ door de universitaire
237 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nrs. 186-190., Daels aan Elias, 4.12.1943. 238 N. Wouters, De Führerstaat: overheid en collaboratie in België (1940-1944), Tielt, Lannoo, 2006, p. 160.
91
kliniek. Daarnaast benadrukte Daels ook de nood aan een grotere studentenparticipatie
bij de organisatie. Dit paste bij zijn eerdere oproep bij de studenten over de UGHA. Zo
werden de studenten ingezet om het groenteafval (aardappelschillen etc.) op te halen bij
de Gentse huisgezinnen om de zwijnen die bestemd waren voor de Volksscholen te
voederen.239 Ook schreef hij aan de beheerder-inspecteur van de universiteit of het
mogelijk was om de grond die voor het Academisch Ziekenhuis bestemd was, ter
beschikking te stellen aan kroostrijke gezinnen, zodat deze groenten zouden kunnen
verbouwen.240
In fel contrast met deze sociale actie staat de volgende brief van Daels, waarin hij in niet
mis te verstane bewoordingen van leer trekt tegen de verdeling van voedselhulp aan
poltieke gevangen: “ik ben zoo vrij u de aandacht te vestigen op een van de laatste
omzendbrieven van Winterhulp, centraal komiteit, volgens den welken den gelden o.a. ook
zullen dienen om de familiën te steunen van, en om bijzondere pakjes af te geven aan
politieke gevangen, zoodat gelden geschonken om de ellende van onze volksgenoten te
lenen, terecht kan komen, […] aan menschen die Vlaamse leiders op de zwarte lijsten
hebben geplaatst en schuld hebben aan hun wegvoeren, aan hun lijden in de
concentratiekampen en aan hun moord […] of in hoedanigheid van joden helemaal buiten
onze volksgemeenschap leefden zoodanig dat de gelden, geschonken aan Winterhulp, zeker
niet voor doel hadden deze menschen die in hun eigen volksgemeenschap nog een aantal
overrijken kennen, te steunen. […] Persoonlijk vind ik deze zaak bijzonder erg.”241 Wat een
verschil met al hetgeen Daels beweerde voor te staan. Waarschijnlijk vond Daels de hulp
aan de ‘goede Vlamingen’ belangrijker dan diegene die in zijn ogen hun volk verraden
hadden. Dit staat bovendien in contrast met zijn pogingen begin november 1940 om de
Roemeense Samuel Schor uit het kamp van Breendonk trachtte te bevrijden. Hij wendde
zich hiervoor tot Borms, die echter niks kon doen voor de Schor. Daels besloot dan maar
“we mogen ook niet te veel bij de bezettende macht aandringen, wanneer wij voor eigene
volksgenoten nog zoveel moeten verkrijgen.”242 Eigen volk kwam eerst voor Daels. Zijn
opmerking tegenover de Joden is nog vreemder, vooral omdat hij, volgens zijn zoon Luc,
gevluchte Duitse joden had opgevangen bij hem thuis. 243 Of Daels’ brief enige invloed
had op het beleid van Winterhulp, leert het bronnenmateriaal niet.
239 B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent, p. 230. 240 UA, personeelsdossier Frans Daels, Daels aan beheerder-inspecteur, 20.3.1941. 241 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nr. 164, Daels aan de gouverneurs Bulckaert en Lyssens, 12.8.1942. 242 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C. stukken van onderzoek, nr. 73, Daels aan Borms, 19.12.1940. 243 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012.
92
Waar Daels bemoeienissen wél invloedrijk bleken te zijn, was in de zaak van de
beroepsmilitairen in Winterhulp. Samen met Ward Opdebeeck zou hij zich fel verzetten
tegen de aanwezigheid van deze militairen, die volgens hem enkel maar lid waren om
niet werkloos te zijn in de ogen van de Duitse overheid en bovendien enkel Frans
spraken. Zo schreef Opdebeeck in een verslag: “de werking verslecht er van dag tot dag,
de werkers van het eerste uur nemen ontslag, beroepsmilitairen en kapiteins nemen de
leiding over.”244 Daels verzette zich hevig tegen een ‘militarisering’ van Winterhulp.
Wanneer de klachten van Daels en Opdebeeck volgens beide niet voldoende resultaat
opleverden en Opdebeeck zelfs werd ontslagen, wendde Daels zich met succes tot de
bezetter: deze vaardigde op 31 maart 1942 een verbod uit op de verdere
indienstneming van beroepsmilitairen in Winterhulp.245
Daarmee was de kous niet af. In de Oost-Vlaamse afdeling werd het verbod omzeild door
te beweren dat het over een overplaatsing ging van de militairen van Oostende naar
Gent, en er van een nieuwe indienstneming geen sprake was.246 Het zou in deze zaak zijn
dat de ‘verklikking’ van Daels plaatsgrijpt. Op de vergadering van Winterhulp Oost-
Vlaanderen stelt hij een aantal gevoelige vragen. Zo vraagt hij of het “waar is dat het
bureel van controoldienst een militaire organisatie is geworden waar al de bedienden
elkaar toespreken in militaire taal […] alles beredderend in’t Fransch, maar niet eens op
ordentelijke wijze de nederlandsche taal kunnen gebruiken?” Wanneer hier door het
comité ontkennend op geantwoord wordt, zet Daels de aanval verder: “Is het waar dat de
heer Martens […] de kapitein Martens is die pas sedert 2 à 4 maanden in de bureelen van
het Provinciaal comité Oost-Vlaanderen werkzaam is: en dus een reeks oude trouwe
bedienden met deze promotie over het hoofd springt? Is het waar dat de heer Martens […]
luitenant Van Laere uit Oostende wilde overhalen om per vliegtuig naar Engeland te
vertrekken en moest vergezeld worden door een zekere Leenaerts, die sedertdien in dienst
is van het Provinciaal Comité?”247 Daels stelde deze vragen duidelijk maar voor de
formaliteit; hij was van deze hele kwestie piekfijn op de hoogte. Aangezien het comité op
al de vragen ontkennend antwoorde, zag Daels geen andere oplossing en ging hij
nogmaals bij de bezetter aankloppen. De Oberfeldkommandant Brouns bracht verslag uit
over deze situatie aan de Kriegsverwaltungchef dr Oesterhelt: “er werden seitens
flämischer vertrauenslaute immer ernaut Klagen vorgebracht, das belgizistische Kreise es
244 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nr. 164, verslag van Ward Opdebeeck over de beroepsmilitairen, 27.8.1942. 245 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nr. 166, Verslag van vergadering provinciaal comité van Winterhulp, 3.9.1942. 246 Ibidem. 247 Ibidem.
93
hervorragend verständen hatten”248 Brouns zou de overgeplaatste militairen verplichten
om zich terug te trekken uit Winterhulp. Met aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid kunnen we stellen dat deze ‘vertrouwenspersoon’ Daels was.
Iets anders dan de verwijdering van deze beroepsmilitairen uit Winterhulp had Daels
‘verklikking’ bij de bezetter niet tot gevolg. In professor Daels ter dood veroordeeld wordt
nochtans beweerd dat hij kapitein Martens en luitenanten Van Laere en Leenaerts
verklikt had bij de bezetter. Het enige bewijs hiervan is echter zijn vraag op de
vergadering van het comité.249 Bovendien maakt Oberfeldkommandant Brouns in zijn
verslag nergens melding van deze personen. Het is dus betwijfelbaar of Daels deze
personen daadwerkelijk verklikt heeft. De krijgsauditeurs dachten alleszins van wel,
want Daels zou voor deze verklikking veroordeeld worden.
Bij zijn inspanningen in de sociale organisaties moet ook zijn niet aflatende inzet in de
kliniek van de Bijloke nog gerekend worden. Alsook publiceerde hij het vulgariserende
boekje ‘voor moeder en zuigeling’, dat meer dan 30 000 keer werd uitgedeeld. In het
kader van de ‘Dosfel-voordrachten’250 gaf Daels verschillende spreekbeurten over
sociale geneeskunde.251 Ook het boekje “Vrouwen, Moeders, Jeugd”, dat de schriftelijke
neerslag was van een rede van Daels, werd gepubliceerd door de uitgeverij van het VNV,
‘Volk en Staat’.252
Conclusie
Na de oorlog zou Daels in zijn verweerschrift verklaren dat “95% van mijn
werkzaamheid is zuiver sociaal-geneeskundig geweest.” Hij vermeldt zijn activiteiten in
Winterhulp en Voor Moeder en Kind, en zegt “nooit was er bij deze werkingen op enigerlei
wijze kwestie van politiek, het onderzoek hieromtrent kan worden gedaan bij honderden
gezinnen.” Dat Daels actief was op sociaal vlak, valt niet te betwisten, maar hij nam wel
degelijk zijn toevlucht tot de bezetter om zijn zin te krijgen.253
248 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nr. 172, Generalmajor Brouns aan Gouverneur van West-Vlaanderen, 29.8.1942. 249
Frans Daels ter dood veroordeeld, p. 12. 250 De Dosfel-voordrachten werden ingericht door het VNV en dienden om buitenstaanders te lokken naar het VNV. 251 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.K. stukken van onderzoek, nr. 51, Verslag over de Lodewijk Dosfelvoordrachten, 11.4.1946. 252 F. Daels, Vrouwen, moeders, jeugd, Antwerpen, Volk en Staat, 1942, p. 4. 253 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946.
94
Hoofdstuk VI: De werving voor het oostfront
De militaire collaboratie was de logische consequentie van de politiek van het VNV. Met
de stap in de onvoorwaardelijke collaboratie verbond De Clercq het politieke lot van het
VNV met het succes van Duitsland, en dus was een Duitse overwinning noodzakelijk om
dé politieke doelstelling van het VNV te halen: de erkenning van het VNV als de enige
partij in Vlaanderen.
Een politieke actie
In eerste instantie wenste De Clercq de oprichting van een eigen Vlaamse afdeling
binnen de Wehrmacht. Het werd hem echter onmiddelijkdoor Reeder duidelijk gemaakt
dat daar geen sprake van kon zijn: niet-Duitse Germanen konden enkel de wapens
dragen in de Waffen-SS. De Clercq stond dus voor de keuze: geen militaire collaboratie of
collaboreren binnen de Waffen-SS. Omdat hij streefde naar politieke erkenning bij de
Duitse bezetter, zou hij voor het laatste kiezen. Vermoedelijk hoopte hij dat op die
manier de Algemene-SS Vlaanderen op lange termijn zou ingelijfd worden bij het VNV.
Daar zou helemaal niets van in huis komen, integendeel. Voor de SS’ers was de werving
van VNV’ers een manier om een geïndoctrineerde en militaristische groep te creëren die
juist tegen het VNV ingezet kon worden. Toen op 1 september 1941 de Algemene-SS
Vlaanderen werd omgedoopt tot de Germaanse-SS Vlaanderen en het dus een
volwaardig deel werd van de Reich-SS, werd het De Clercq duidelijk dat elke
inschakeling van de Vlaamse SS in het VNV maar een ijdele hoop was.254
Op 20 april 1941 verscheen voor het eerst een bevel tot werving voor de Waffen-SS. De
drijvende kracht achter de werving was Reimond Tollenaere, die tevens leider was van
de VNV-militie. De vrijwilligers kwamen terecht in de Freiwilliger Standarte Nordweste
en Westland. Beiden zouden maar weinig succes kennen; zowel de Raad van Leiding als
de achterban voelden er weinig voor om zich bij de SS in te lijven.255
De werving voor het Vlaams Legioen
Toen in juni 1941 Duitsland de oorlog verklaarde aan Rusland, liep het VNV pas echt
warm voor de militaire collaboratie. Tal van vooraanstaande Vlamingen betuigden hun
steun voor de strijd tegen het communisme, zo ook Frans Daels. Overal in bezet Europa
werden antibolsjewistische legioenen opgericht. In Vlaanderen zou vooral VNV zich
254 B. De Wever, Oostfronters: Vlamingen in het Vlaams Legioen en de Waffen SS, Tielt, Lannoo, 1984, pp. 41-43. 255 B. De Wever, Oostfronters, p. 48.
95
inspannen in deze strijd. Op 8 juli 1941 kondigde Staf De Clercq in Volk en Staat de
oprichting van het Vlaams Legioen aan. Een stroom van geruchten kwam op gang: het
Vlaams Legioen zou een zelfstandig leger worden dat later zou opgaan in het
Nederlandse Legioen, met eigen officieren en het Nederlands als beveltaal. De leiding
van het VNV hoopte met dit eigen Vlaams leger zijn sporen te verdienen en eindelijk als
enige geldige gesprekspartner van Duitsland te worden erkend.256
Van dit alles kwam niks terecht. Het Vlaams Legioen zou nooit bestaan; de Vlaamse
soldaten werden opgenomen in de Waffen-SS. De illusie van het machtsmonopolie VNV
was voorgoed verbroken.
Daels werft voor het Oostfront
Samen met enkele andere VNV’ers toonde Daels zich onmiddellijk enthousiast voor de
strijd in het Oosten. Op 21 juli verscheen in Volk en Staat het volgende bericht: “in het
kader der grootsche wervingscampagne voor Vlaamsche vrijwilligers ‘in de strijd tegen het
bolsjewisme’ biedt prof. Dr. Frans Daels zich aan voor de opperleiding en de organisatie
van het veldhospitaal van het Vlaamsch Legioen.”257 Ook in Het Algemeen Nieuws werd
bericht over de intrede van Daels: “prof. Daels zal het verpleegsterkorps vormen.”258 Het
moet van een enorme invloed geweest zijn dat ‘het geweten van Vlaanderen’ zich achter
deze werving schaarde. Daels’ medewerking werd echter verkeerdelijk voorgesteld in de
pers. Er werd geschreven dat hij zich aangemeld had voor Vlaams Legioen en dat hij ter
plekke de geneeskundige dienst zou organiseren. Dit klopte niet. Daels was nooit van
plan geweest om naar daar te trekken. Hij wou louter de geneeskundige dienst opzetten
en dit vanuit België. Daels was er niet mee gediend dat zijn medewerking verkeerdelijk
werd voorgesteld, zo verklaarde Elias.259 Ondanks Daels’ protest bleef het gerucht de
ronde doen. Zo staat in een bericht van de Zwarte Brigade aan de aangemelde
vrijwilligers, dat Tollenaere en Daels enkele dagen voor het vertrek van het Legioen naar
Berlijn zouden reizen, teneinde “de zaken van de geneeskundige dienst te regelen.”260 Hij
zou dat echter niet doen; hij verkreeg geen toestemming om naar Berlijn af te reizen.261
256 B. De Wever, Oostfronters, p. 50. 257 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M. stukken van onderzoek, nr. 91, Volk en Staat, 20.7.1941. 258 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M. stukken van onderzoek, nr. 92, Het Algemeen Nieuws, 21.7.1941. 259 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I. stukken van onderzoek, nr. 94, verhoor Hendrik Elias, 13.6.1946. 260 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M. stukken van onderzoek, nr. 97, onderricht voor de legioenmannen, 4.8.1941. 261 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nrs. 186-190., Daels aan Elias, 4.12.1943.
96
Dat Daels zich inliet met de werving voor het Vlaams Legioen lokte protest uit bij de
Vlaamsgezinde hoek die tegen de collaboratie was. Door hen werd de houding van
professor Daels zwaar op de korrel genomen in een clandestien memorandum van 15
augustus 1941 en in de ‘open brief aan professor Frans Daels’ van 1 september. Zo
schrijven ze onder andere: “Waar ligt de geestelijke consequentie van een man als prof.
Dr. F. Daels, die ieder jaar zijn credo van ‘Nooit Meer oorlog’ belijdt en die zich laat inlijven
bij het Vlaams Legioen, dat zich thans in Rusland tot moes laat schieten voor de
Wilhelmstrase.” De auteurs waren zich bovendien bewust van het pijnlijke gebrek aan
garanties dat het VNV had verkregen voor deze werving voor het Oostfront: “Sterft gij
voor de vrijmaking van uw land, toon dan de Duitse pandbrief met de erkenning van
Vlaanderens levensrecht in een latere Groot-Germaanse gemeenschap en wij zullen uw
daad begrijpen [… ] Zulke pandbrief bestaat niet. En verder: “En gij, professor Daels, in
onze geschiedenis zult gij geteekend staan als een verrader van uw volk, als een soldenier
van het derde rijk, als overweldiger en onderdrukker van andere onschuldige volkeren, als
een der meest vernuftige demagogen en volksbedriegers van Vlaanderen. Het Vlaamsche
volk zal met walging zich van u afkeren.”262 Hoe Daels hierop reageerde is niet bekend.
Lang bleef Daels’ enthousiasme niet duren. Hij werd immers snel op de hoogte gebracht
van de werkelijke toedracht van het Vlaams Legioen. Zo was dokter Vanderlinden, op
verzoek van Daels, op zes augustus reeds vertrokken naar Polen om de “medische
afdeeling die door professor Daels zoo georganiseerd worden en die ten dienste zou staan
van de gekwetste of zieke soldaten van het Vlaamsch Legioen alsook van de Russische
bevolking.”263 Daar aangekomen wachtte hem een verassing: het Legioen werd verplicht
toe te treden tot de Waffen-SS. Soenen keerde hierop terug en informeerde
Vanderlinden over de toestand aldaar. Op 26 augustus maakt Daels zijn teleurstelling
hierover kenbaar aan Speleers: “Van Vlaamsch Legioen is er geen sprake. […] Mijn indruk
is dat het V.N.V. er een kwestie van kabinet moet van maken dat aan de jongens die ginder
zijn, gelegenheid wordt gegeven te kiezen naar de S.S. officieel over te gaan, wat nu reeds
het geval is, ofwel weerkeren. Wordt hun de keus niet gelaten, dan zullen zij ons de ergste
verwijten doen. En zij zullen gelijk hebben, want het V.N.V. moest voor hen al de nodige
waarborgen nemen, en het V.N.V. heeft dat niet gedaan.”264
De werving voor het Vlaams legioen draaide voor Daels op een teleurstelling uit. Al de
illusies die hij had gekoesterd over de samenwerking met bezetter verdwenen als
sneeuw voor de zon. In geheel eigen stijl zou hij het niet kunnen laten om hierover te 262 C. Van Louwe en P.J. Verstraete, De Oorlogsbedevaarten, p. 93. 263 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M. stukken van onderzoek, nr. 100, Verhoor Ludo Vanderlinden, 20.9.1944. 264 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M. stukken van onderzoek, nr. 102, Daels aan Speleers, 26.8.1941.
97
klagen bij Thedieck: “Vlamingen zijn nu reeds teruggekeerd uit het Vlaamsche Legioen,
omdat de beloften niet werden gehouden, het Vlaamsche Legioen niet als Vlaamsch wordt
erkend of behandeld, de overheden Vlaanderen aanzien als reeds geannexeerd, enz… En dit
gebeurt nadat de Vlaamsche leiders hebben bevestigd dat onze jongens zouden strijden als
Vlamingen en onder de Vlaamsche Vlag. Nu zullen al deze Vlaamsche leiders door het volk
worden beschuldigd onze jongens te hebben bedrogen. Ik twijfel er niet aan dat u zult
inzien dat een ommekeer dringend nodig is.”265 Daels zou zich sindsdien afzijdig houden
bij de praktische wervingen van het Oostfront, maar wel nog steeds zijn steun betuigen
op de IJzerbedevaarten aan de ideologie van de oostfrontstrijders. Naar eigen zeggen
zou hij zijn invloed gebruiken om mannen ervan te weerhouden zich aan te melden,
maar dat kan niet gestaafd worden door het bronnenmateriaal.
In de late lente van 1943 hielden de Duitsers niet langer de de schijn van een Vlaams
leger. Het Vlaams Legioen werd opgeheven en hervormd tot en gewone Waffen-SS
eenheid. Ze droeg voortaan de naam 6. Waffen-SS-Freiwilligen Sturmbrigade Langmarck.
Van een band met Vlaanderen was geen sprake meer. De SS had hierover niet
gecommuniceerd met de Raad van Leiding. Daels zou dit nieuws vernemen in een brief
van Jef Rombouts. Deze had in mei 1943 via zijn petekind vernomen over de toestand
aan het Oostfront. In deze brief drukte Rombouts zijn teleurstelling uit: “Het bloed van ’t
Oostfront wordt door den eene voor annexatie, door Degrelle voor België en door VNV voor
Vlaanderen opgeëischt. Zoolang er geen klare lijn bestaat moet elk lofwoord dat een
aansporing voor ’t oosten kan zijn, vermeden worden. Laat ons eerst aan Vlaanderen
denken.”266 Hij vroeg zich af wat Daels dacht van deze situatie: “Even stelde ik bij mezelf
de vraag: heeft prof. Daels toen hij destijds een oproep deed voor ’t oostfront, dat wel
geweten en had hij zulks kunnen voorzien?”267 Daels antwoorde daarop bevestigend: “u
hebt gelijk. Wij zijn bedrogen geworden. Ik geloof dat we nu moeten afwachten welk
standpunt de bezettende macht zal innemen tegen deze Bedevaart. Naderhand moet de
toestand inzake Bedevaart grondig worden onderzocht.”268 Daels bracht ogenblikkelijk
verslag uit van deze correspondentie aan Elias, die na de dood van Staf De Clercq de
leiding had overgenomen (cfr. Infra). Bovendien liet hij weten dat hij het niet langer zag
zitten om op de IJzerbedevaart propaganda te maken voor het oostfront: “dit alles stemt
265ADVN 88/124, archief Staf Vermeire, Daels aan Oberverwaltungsrat Thedieck, 26.8.1941. 266 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.F. stukken van onderzoek, nrs. 88-91, Rombouts aan Daels, 14.7.1943. 267 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.F. stukken van onderzoek, nr. 92, Rombouts aan Daels, 19.7.1943. 268 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.F. stukken van onderzoek, nrs. 88-92, Daels aan Rombouts, 20.7.1943.
98
mij hoe langer hoe meer tegen elke ophemeling van dat front op de bedevaart, omdat ik in
zulke omstandigheden geen verantwoordelijkheid dragen wil!”269
Pater Callewaert was Daels reeds voorafgegaan in zijn kritiek op de situatie aan het
Oostfront. Omdat op de IJzerbedevaart nog steeds een hulde werd gebracht aan de
strijders van het Oostfront, liet Callewaert aan Daels weten dat hij niet aanwezig zou zijn
op de IJzerbedevaart, omdat hij “geen hulde wou brengen aan nutteloos bloed.”270
Ondanks zijn kennis van de feiten zou Daels tot het einde van de oorlog hulde brengen
aan de Oostfronters: die “bezield door Nederlandsche Volkstrouw offervaardig ter
verdediging van de Westersche Kristelijke beschaving, met het vuur en de moedigheid van
de jeugd opgaande in hun idealen van Europese samenhoorigheid, vechten onze jongens
aan het Oostelijk front.”271
In dezelfde maand zou Elias definitief de samenwerking met de SS, en dus de werving
voor het Oostfront, stopzetten. Op 14 augustus maakte hij de breuk openbaar. Daarmee
kwam een einde aan een evolutie die twee jaar eerder was begonnen. Al de pogingen
van het VNV om de SS aan zich te onderwerpen, waren mislukt: het was eerder
andersom geweest. In zijn ontslagbrief aan Elias zou Daels hierover schrijven: “Op een
zeker oogenblik heb ik gedacht dat het onze plicht was ons volkbestaan te verdedigen aan
het oostfront. Ik kon niet eens een pas krijgen om er heen te gaan ten einde er onze jongens
te verzekeren een Vlaamschen geneeskundigen dienst te verzekeren. U weet hoe onze
vrijwilligers werden en worden behandeld, hoe den tragedie van den IJzer zich herhaalt
aan het oostfront.”272 Dat hij dat nu al lang niet meer dacht, is duidelijk.
Conclusie
Ondanks zijn kennis van de feiten zou tot 1943 zijn naam verbinden met het VNV en het
Vlaams legioen. Hij was volkomen op de hoogte van het ‘verraad aan Vlaanderen’ dat er
plaatsvond, maar ageerde hier niet tegen. Volgens Arthur De Bruyne zou Daels, sinds hij
op de hoogte was van de feiten, Vlaamse jongens en meisjes afraden om naar het
Oostfront te trekken en niet meer meedoen met de werving voor het Vlaams Legioen. Dit
laatste klopt wel, maar omdat hij zich tot zijn definitief ontslag in 1943 nooit uitsprak
269 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.F. stukken van onderzoek, nr. 109, Daels aan Elias, 20.7.1943. 270 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M. stukken van onderzoek, nr. 137, Callewaert aan Daels, 6.6.1943. 271 ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, toespraak F. Daels op IJzerbedevaart van 1943. 272 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nrs. 186-190., Daels aan Elias, 4.12.1943.
99
tegen de wervingen, gingen vele mensen er nog vanuit dat professor Daels achter deze
wervingen stond.273
Ook de auteur van Frans Daels ter dood veroordeeld kan geen duidelijke reden geven
waarom Daels “nog Vlaamsch bloed offert, nadat hij overtuigd is van ‘het verraad aan
Vlaanderen.’”274 In zijn Verweerschrift wordt gehamerd op de beweegredenen van Daels
om zich in te zetten voor Legioen. Zij zien zijn oorlogservaringen en zijn haat en angst
voor het communisme als de oorzaak voor zijn initiële enthousiasme. ervoor dat hij in
eerste instantie gewonnen was voor de strijd in het Oosten.275
Is zijn katholicisme en angst voor ‘heidense bolsjewisme’ werkelijk de reden achter zijn
inspanningen voor het Oostfront? Werd een intellectueel als hij werkelijk overtuigd door
de Duitse oorlogspropaganda? Hoe komt het dat iemand meer dan twintig jaar ‘nooit
meer oorlog’ verkondigde en dan zo snel gewonnen was voor de oorlog? De redenen die
het Verweerschrift aanhaalt zijn maar oppervlakkig. Vermoedelijk had een complex
persoon als Daels wel meer redenen dan deze. Maar daar hebben we het raden naar.
273 A. De Bruyne, De kwade jaren. 5: Robert Brasillach, fascist; Professor Daels; Drie dagen bij Degrelle; Dr. Edgard Muylle; De méns Borms, Elias als leider van het VNV, Brecht, De Roerdomp, 1976, p. 86. 274 Frans Daels ter dood veroordeeld, p. 32. 275 Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, p. 25.
100
Hoofdstuk VII: De Oorlogsbedevaarten
Tijdens de oorlog vonden de IJzerbedevaarten naar de IJzer in een aangepast vorm
plaats. De bezetter verbood de grootse manifestaties van de vooroorlogse periode, en
ook de redevoeringen en het vlaggenvertoon werden aan de censuur onderworpen. Het
is van belang om op te merken dat er door het comité nooit overwogen werd om de
IJzerbedevaarten niet meer te laten doorgaan.
Verschillende leden van het Comité, met Daels en De Landtsheer op kop, waren lid van
het VNV. Toch zou het VNV als partij weinig invloed hebben op het doen en laten van het
bestuur. De Groot-Nederlandse gedachte, die het VNV in het begin van de oorlog
aanhing, was wel doorgesijpeld in het comité.
De eerste oorlogsmaanden zorgden voor beroering in het comité. Zo werd de secretaris
Clemens De Landtsheer weggevoerd naar Frankrijk. Op die manier vond de eerste
vergadering van het IJzerbedevaartcomité plaats zonder een secretaris. Op deze
vergadering, bij Daels thuis, werd beslist om door te gaan met de IJzerbedevaarten. De
datum (18 augustus 1940) lag al vast sinds april. Op de vergadering deelde Daels mee
dat hij ongewenst bezoek had ontvangen van enkele vooraanstaande Vlamingen en
Duitsers. Uit zijn gesprekken met deze personen maakte hij op dat de bezetter wel
degelijk van plan was om Groot-Nederland te verwezenlijken. Daarop werd besloten om
het Manifest-Daels op te stellen en te ondertekenen (cfr. supra). Er werd tevens besloten
om een kleine plechtigheid te houden in de loop van juli voor alle Vlaamse politieke
gevangen.276
De Hulde van 14 juli
Op 14 juli vond deze plechtigheid plaats. Daels liet in een brief aan De Landtsheer weten
dat “al de Vlaamse politieke gevangen welkom zijn, maar dat er Dinaso bv. Moet komen
ons ons plezier te doen” en verder “Ik spreek u dadelijk van Dinaso, omdat de
overblijvenden van deze beweging in dit oogenblik zichzelf geweldig opblazen en ieder
gezonde volksche Vlaamsche Beweging in de weg staan.”277 Daels was dus weinig
vergevingsgezind voor de nieuwe, belgicistische koers die het Verdinaso in de loop van
de jaren dertig had aangevat.De plechtigheid zelf vond plaats in besloten kring. Er
werden bloemen neergelegd en een boodschap van August Borms voorgelezen. Ook
276 C. Van Louwe en P.J. Verstraete, De Oorlogsbedevaarten, pp. 35-39. 277 ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, Daels aan Clemens De Landtsheer, 11.7.1940.
101
Daels gaf een toespraak, waarin hij zijn bitterheid tegenover de Belgische staat
nauwelijks kon verholen.278
Na deze hulde kwam het comité nog bijeen om de problemen met de IJzerbedevaart te
bespreken. De Duitse overheid stond weigerachtig tegenover de IJzerbedevaart.,
zogezegd met het oog op mogelijke Engelse bombardementen. In werkelijkheid vond
Reeder het een te groot risico om zoveel Vlaamsgezinden te verzamelen en vreesde hij
voor anti-Duitse tegenmanifestaties. Daels kreeg ook geen toestemming om overal in het
land Vlaamse vlaggen te laten ophangen op dag van de bedevaart, wegens “algemein
politischen Gründen unerwünscht und kann daher nicht zugelassen werden.” Als zoenoffer
verkreeg Daels wel dat de bedevaart mocht doorgaan in de crypte van de toren en dat
deze werd uitgezonden op de Brusselse radio. 279
De eerste oorlogsbedevaart
Ondanks het thema ‘Wereldvrede stond de eerste oorlogsbedevaart vooral in het teken
van de Vlaamse Concentratie, waarvan verschillende leden van het comité deel
uitmaakten. Het comité riep de Vlamingen op om politieke eendracht te tonen. Na
toespraken de van dr. August Borms, Germain Lefever (namens VOS) en F. Vercknocke
(namens de jongere oud-strijders 1940) was het de beurt aan Daels.280
In zijn speech sprak hij zijn verontwaardiging uit over de wegvoeringen in mei 1940:
“Op den Bedevaartdag van 1939 riep Vlaanderen luid dat het maar loyaal kon zijn
tegenover een regering die zelf loyaal was tegenover Vlaanderen. Er is dan een storm van
verontwaardiging opgegaan. Wij weten nu waarom. De anti-volkse kaste eiste loyaliteit
van Vlaanderen maar had beslist dat zijzelf niet loyaal zou zijn tegenover Vlaanderen.
[…]Met de hartstochtelijke medewerking van alle volksvreemden en volksvreemden in
Vlaanderen, werden gewezen vrijwilligers van ’14-’18, aktivisten, passivisten, ja zelfs
eenvoudige abonnenten op Vlaamse bladen aangehouden, dagen en wekenlang afgebeuld
en tot verdere mishandeling aan vreemde machten overgeleverd, terwijl duizenden jonge
Vlamingen sneuvelden in eerste lijn.” Ook sprak hij zich weinig positief uit over Frankrijk
en Engeland: “Frankrijk en Engeland kwamen ons helpen, zò-danig en zò schoon dat
wanneer zij moesten wijken, er uit de bevolking maar één zucht opging: “dat zij toch, in
Godsnaam, niet zegevierend wederkeren, want dan blijft er van Vlaanderen niets meer
278
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.D, stukken van onderzoek, nr. 15, toestemming voor IJzerbedevaart, 3.8.1940 279 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.D, stukken van onderzoek, nr. 15, toestemming voor IJzerbedevaart, 3.8.1940. 280 Integraal zijn speech overnemen zou van weinig nut zijn hier. We beperken ons daarom tot enkele sprekende citaten.
102
over!” De bezetter werd wel warm verwelkomd als de redder van Vlaanderen: “Wij
buigen ootmoedig het hoofd: deze nieuwe orde hadden wij voor ons volk niet met eigen
kracht kunnen instellen. De orde is ons echter welkom. En tegenover deze orde willen wij
loyaal handelen. […]Laten we evenwel niet vergeten dat Vlaanderen geen zegepraal heeft
behaald, maar gered werd op het ogenblik waarop het bijna vermoord was.”281
Uit zijn speech blijkt dat hij er volledig van overtuigd was dat Vlaamse zaak er beter van
zou worden door zijn lot te verbinden met de bezetter. We hebben hierboven reeds
gezien dat Daels in de zomer van 1940 besloot om zich politiek te engageren. Toch had
hij reeds moeten inzien dat er van zijn Groot-Nederlandse ideeën weinig terecht ging
komen; de bezetter had namelijk de komst van Arnold Meyer, een Nederlander die
leider was van het ‘Nationaal Front’ en overtuigd aanhanger van ‘Dietsland’, verboden.
De tekst van Meyer werd dan maar zo voorgelezen.282
De tweede oorlogsbedevaart
Het jaar 1941 was een bijzonder bewogen jaar voor het comité. In januari vond er een
treinongeval plaats die aan enkele Belgische krijgsgevangen het leven koste. In de zomer
van dat jaar werd overgegaan tot de werving van het Oostfront, en kwam Daels tot het
besef dat de beloftes van de bezetter niet te vertrouwen waren.
De “IJzerwegramp”
Op 16 januari 1941 vond er een treinongeval plaats in de buurt van Hannover, waarbij
92 Belgische krijgsgevangen soldaten tijdens hun repatriëring het leven lieten. Het ging
hier waarschijnlijk om Vlamingen, “gezien de Walen op geenerlei wijze naar huis konden
gezonden worden.” Een Belgische delegatie kwam naar de begrafenisplechtigheid,
waaronder Daels en Germaine Lefever. Germain Gruwez, een beroepsmilitair die op dat
moment krijgsgevangen zat, was aanwezig op de begrafenis en getuigde hierover het
volgende: “Wat ons eerst en vooral opviel was dat de Belgische delegatie een kroon
voorzien van een zwart en geel lint nederlegde, terwijl wij, krijgsgevangen, de toelating
bekomen hadden een honderdtal kronen voorzien van onze nationale driekleur, te
vervaardigen.” Deze aanstootgevende daad van Daels en zijn gezelschap werd bovendien
vergezeld van een niet mis te verstane speech, waarin Daels “liet uitschijnen dat wij
281 ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, toespraak F. Daels op IJzerbedevaart van 1940. 282
ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, toespraak A. Meyer op IJzerbedevaart van 1940.
103
misleid werden door onze officieren. Hij drukte erop dat de oorlog onontbeerlijk was
geweest ten einde het Vlaamsche nazisme te laten opbouwen/”283
De voorbereiding van de IJzerbedevaart
Wederom verliepen de voorbereidingen van de IJzerbedevaart niet van een leien dakje.
De Duitsers stelden paal en perk aan de wensen van het comité. Daels had hen in juli
1941 de definitieve sprekerslijst doorgeven. Daels wou dat Pater Callewaert, Borms, een
oud-soldaat van 1940, de Nederlandse ‘Fraulein Van Aelbeeck’ en uiteraard hijzelf het
woord zouden nemen.284 Op 30 juli en 1 augustus verkreeg Daels antwoord op zijn brief,
waarin de beperkingen werden opgesomd: de Nederlandse vrouw mocht niet aan het
woord komen, en in het algemeen mocht er geen Groot-Nederlands standpunt
ingenomen worden: “Ansprache einer niederländischen Staatsaangehörigen wird nicht
genehmigt.”285 Ook wou de bezetter alle spreekbeurten onderwerpen aan de censuur, en
werd de verspreiding van affiches verboden.286
Op Daels’ impulsieve initiatief besloot (een deel van) het IJzerbedevaartcomité, na een
korte vergadering bij Daels thuis, dan maar om de IJzerbedevaart van dat jaar af te
lassen. Hij liet aan Reeder en Oberkriegverwaltungsrat von Werder weten “dat het comité
het houden van de Bedevaart 24 dezer aflast en elke verantwoordelijkheid dienaangaande
aan U overlaat.”287 Toen De Landtsheer hiervan op de hoogte werd gebracht, maande hij
Daels aan om in “Brussel toch tot een akkoord te komen en dat de Bedevaart toch zal
doorgaan.”288 Uiteindelijk kwam het op 14 augustus tot een akkoord: de Groot-
Nederlandse gedachte mocht nog altijd niet verkondigd worden, maar ze verkregen wel
het ‘plakrecht’ om affiches te verspreiden.289
De bedevaart zelf verliep volgens het gekende patroon, met uitzondering dat Pater
Callewaert niet aanwezig was: hij had van zijn overste een spreekverbod gekregen.290
Daels was erin geslaagd om zijn redevoering uit de handen van de censuur te houden
door ze pas op het allerlaatste moment door te sturen; zo was er geen tijd meer geweest
283Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 33, verhoor Germain Gruwez, 1.12.1944. 284 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.J, stukken van onderzoek, nr. 19,
Daels aan oberfeldkommandant Oberst von Claer, 9.7.1941.
285 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.J, stukken van onderzoek, nr. 22, oberfeldkommandant Oberst von Claer aan Daels, 30.7.1941. 286 ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, Oberkriegverwaltungsrat von Werder aan Daels, 1.8.1941. 287 ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, Daels aan Oberkriegverwaltungsrat von Werder, 4.8.1941. 288ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, Clemens De Landtsheer aan daels, 6.8.1941. 289 C . Van Louwe en P.J. Verstraete, De Oorlogsbedevaarten, p. 84. 290 ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, Voorgelezen gebed Pater Callewaert op IJzerbedevaart 1941.
104
om ze te controleren. In zijn speech zou Daels in de herhaling vallen: wéér klaagde hij
het verdrag van Versailles aan als zijnde eenzijdig en wéér hemelde hij Duitsland op. Dit
klonk bij de aanwezige Duitsers als muziek in de oren. Iets minder blij waren ze met de
Groot-Nederlandse verklaringen van Daels: “Wij willen betere Dietsers zijn om [… ] meer
volbloed Germanen te zijn. […] de groet twintig jaar lang bij iedere IJzerbedevaart door
Noord-Nederland aan Diksmuide gebracht in diep gevoelde saamhoorigheid, moet, evenals
in 1940, dit jaar achterwege blijven ter wille van de moeilijke tijdsomstandigheden. […] In
Diksmuide, een voorpost van Dietse Kultuur, moet het gehele Nederlandse volk de uiting
vinden van nationale en sociale volksverbondenheid.”291
Onmiddellijk na de bedevaart bracht Daels op het secretariaat verslag uit van de
vergadering met Reeder die op 22 augustus had plaatsgevonden. Net zoals hij dat deed
bij de Raad van Leiding, uitte Daels zijn teleurstelling in de bezetter. Het was ook rond
deze tijd dat de ‘open brief aan professor Daels’ circuleerde.
De derde oorlogsbedevaart
In het derde oorlogsbedevaartjaar vonden enkele comitéleden dat hun voorzitter te veel
een VNV-stempel kreeg. Dit kwam tot uiting bij de verjaardagsviering van Daels, die dat
jaar 60 werd.. Het Bedevaartcomité wou daarom een passende hulde brengen. Comitélid
Jef Rombouts legde er de nadruk op dat de hulde uitdrukkelijk gescheiden moest
worden van de ‘VNV-partijman’: “het is hoogst noodig de figuur Daels terug boven de
partijkleinheden te verheffen […] omdat de tijden zoo nijpend zijn dat het volk zich nu om
een hulde weinig zal bekreunen, en haar wellicht als ‘ongelegen’ zal becritiseeren. Ik stel
het op prijs dat juist bij het volk, prof. Daels de VLaamsche genegenheid behoude en … deels
terugwinne”292 Daels zelf voelde echter weinig voor een publieke hulde; hij was niet de
man van de feesten en de recepties.293 Voor hem en enkele intimi vond er op 11 januari
een mis, opgedragen door pater Callewaert, en een feestmaal in het Gentse Postgebouw
op uitnodiging van burgemeester Elias plaats. Publiekelijk was er een hulde op de radio
Zender Brussel.294
In 1942 was Daels’ relatie met de bezetter en het VNV in dergelijke mate bekoeld dat hij
in februari aan Staf De Clercq liet weten dat hij de vergaderingen van de Raad van
Leiding niet langer zou bijwonen, zolang het VNV zich te Duitsvriendelijk opstelde (cfr.
Infra). Alhoewel Daels afstand had genomen van de VNV en de wervingen voor het
Legioen, zou hij zich er in de publieke sfeer niet tegen uitspreken. Ook op de
291 ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, toespraak van F. Daels op IJzerbedevaart 1941. 292 ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, Jef Rombouts aan Clemens De Landtsheer, 26.12.1941. 293 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. 294 C. Van Louwe en P.J. Verstraete, De Oorlogsbedevaarten, p. 97.
105
IJzerbedevaarten zou hij blijvend hulde brengen aan de idealen van de oostfronters. In
een uitzending van de BBC trok men dan ook hard van leer tegen Daels en ‘zijn’
Oorlogsbedevaarten.295
De IJzerbedevaart van 1942 kende niet de problemen met de Duitsers als de tweede
voorgaande bedevaarten. Het feit dat opnieuw geen Nederlander mocht spreken op de
IJzerbedevaart, was blijkbaar geen discussiepunt meer. Ook kreeg pater Callewaert
wederom geen toestemming om te komen spreken. In de speeches van Raf Demoen
(namens VOS) en Daels won het Oostfrontthema meer en meer aan belang. Hij koppelde
hun opoffering aan het Vlaamse lijden van de IJzer: “[…] en de idealisten van het Oostfront
anderzijds. Met u, Vlaamse doden, staan zij als volk in de bres, voor de verdediging van ons
volksbestaan en van de Europese beschaving.”296
De vierde oorlogsbedevaart
1943 was een turbulent jaar voor het IJzerbedevaartcomité. Comitélid Jef Rombouts
maande Daels aan om het Oostfrontthema te laten vallen. Daels ging hier volledig mee
akkoord, en liet dat ook aan Elias weten: “dit alles stemt mij hoe langer hoe meer tegen
elke ophemeling van dat front op de bedevaart, omdat ik in zulke omstandigheden geen
verantwoordelijkheid dragen wil!”297 (cfr. supra). Ook pater Callewaert, die reeds zijn
ontslag had ingediend bij het VNV, informeerde bij Daels “welk het standpunt is van den
IJzerbedevaart dit jaar en ook het thema van de redevoeringen.”298 Daels’ bondige
antwoord klonk als volgt: “Het standpunt van de Bedevaart blijft dàt wat het steeds was.
Daarbij komt alleen een hulde aan het idealisme van de strijders op het Oostfront.”299 Deze
hulde was precies datgene dat Callewaert niet wilde. In zijn antwoord aan Daels
verhaalde hij al zijn twijfels over de werving voor het Oostfront “Ik ben echter de
schrijver van de brief aan dr. Elias en in den brief verwijt ik aan de leiding hare actie tot
werving van legioenmannen, alhoewel het bewezen is dat Vlaanderen gedurig gefopt
wordt en dat er dus voor Vlaanderen geen nut is in het storten van dit bloed.”300 en trekt
daaruit de conclusie dat hij niet kan deelnemen aan een hulde aan het Oostfront, en dus
niet naar de IJzerbedevaart zal komen.
295 C. Van Louwe en P.J. Verstraete, De Oorlogsbedevaarten, p. 105. 296 ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, toespraak F. Daels op IJzerbedevaart van 1942. 297 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.F. stukken van onderzoek, nr. 109, Daels aan Elias, 20.7.1943. 298 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M, stukken van onderzoek, nr. 132, Daels aan pater Callewaert, 22.5.1943. 299 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M, stukken van onderzoek, nr. 132, Daels aan pater Callewaert, 2.6.1943. 300 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M, stukken van onderzoek, nr. 132, Daels aan pater Callewaert, 6.6.1943.
106
Daels en het IJzerbedevaartcomité namen zelf ook hoe langer hoe meer afstand van de
wervingen voor het Oostfront. Er werd besloten om enkel nog een hulde te brengen aan
hun idealen. In eerste instantie had Daels gedacht om te spreken over “germaansche
samenhoorigheid”. Deze tekst was ook toegelaten door de Duitse censuur. Op het laatst
besloot Daels om het te veranderen in ‘Europese samenhoorigheid’, en het was dan ook
deze versie die die Daels uitsprak op de IJzerbedevaart: “bezield door Nederlandsche
Volkstrouw offervaardig ter verdediging van de Westersche Kristelijke beschaving, met het
vuur en de moedigheid van de jeugd opgaande in hun idealen van Europese
samenhoorigheid, vechten onze jongens aan het Oostelijk front”301 Opmerkelijk hierbij is
dat op de IJzerdebevaart zelf dat de ‘Eed van Trouw aan Vlaanderen’ door de
Oostfrontvrijwilliger Geert Ryckebusch werd voorgezegd.
Ontslag uit het IJzerbedevaarcomité?
In het Verweerschrift van Frans Daels en ook elders302 wordt steeds gesteld dat Daels
ontslag nam uit het IJzerbedevaartcomité omdat hij “weigerde zekere wijzigingen van de
Duitse censuur aan zijn tekst te aanvaarden. […] Hierop trad Daels als voorzitter af, en
werd meester Bulckaert als ondervoorzitter ‘onmiddellijk’ door de Duitsers ontboden. Deze
‘verklaarde zich echter solidair met prof. Daels, zodat het comité alweer besloot de
Bedevaart af te lassen. Opnieuw gaf de Duitse censuur op het laatste ogenblik toe.”303 We
hebben echter nergens enig bewijs gevonden dat Daels ontslag nam uit het comité, of dat
zelfs maar heeft overwogen. Door zijn autoritaire persoonlijkheid was hij het ook
gewend om zijn eigen gelijk te halen. Meer dan een tactisch dreigement om de
IJzerbevaart niet te laten doorgaan, zou hij niet maken. Ook het feit dat hij in 1944
opnieuw aanwezig was op de vergaderingen en op de IJzerbedevaart zelf, spreekt dat
tegen. Deze bewering van het Verweerschrift werd vermoedelijk gedaan om de figuur
Daels te portretteren als een Dietse verzetsheld, om zo de Belgische overheid en de
publieke opinie milder te stemmen voor de eventuele terugkeer van Daels304
De vijfde oorlogsbedevaart
Begin 1944 was het voor iedereen duidelijk dat Duitsland de oorlog niet meer kon
winnen. Dit had zijn gevolgen voor de houding van collaborerend Vlaanderen, en ook het
IJzerbedevaartcomité kwam tot deze conclusie. Op de jaarvergadering van het
IJzerbedevaartcomité werd dan ook besloten om het over een andere boeg te gooien; zo
zouden ze dit jaar geen Duitsers toelaten in de crypte (zoals de vorige jaren wel het 301 ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, toespraak F. Daels op IJzerbedevaart van 1943. 302
A. De Bruyne, De kwade jaren. 5: Professor Daels, p. 101. 303 Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, p. 17.
107
geval was geweest). Na de landing van de geallieerden op Normandië werd besloten om
alles zeer ‘besloten’ te regelen. Er werd geen propaganda gevoerd en ook de
gewestelijke vieringen werden afgelast. De dag zelf waren er maar dertig aanwezigen.
Van een hulde aan het Oostfront was geen sprake meer. Frans Daels trachtte de
aanwezigen een hart onder de riem te steken: “want wij zijn een volk met alles wat een
volk kenmerkt. Dit volk, wij zweren het, zal zichzelf nooit verloochenen! God geve dat in
nieuwe tijden gerechtigheid moge heersen en hogere zedelijke waarden mogen
zegevieren.”305
Conclusie
Na de oorlog zou het nieuwe IJzerbedevaartcomité zich publiekelijk distantiëren van de
oorlogsbedevaarten. Ze werden niet opgenomen in de officiële telling. Met de
dynamitering van de IJzertoren, de ‘stenen inciviek’, in 1946 en de repressie zou het
nieuwe IJzerbedevaartcomité nog een lange weg te gaan hebben om dit verleden te
accepteren en te begrijpen.306
In Frans Daels ter dood veroordeeld worden Daels’ redevoeringen beschouwd als
landsverraad: “Daels misbruikte de Vlaamse doden.” de suggestie wordt gemaakt dat
“Daels, die standvastig beroep doet op de hulp van de vijand, van zijnen kant aan de vijand
hulp moet bieden: in andere woorden, dat hij zijn politiek moet dienen, zijn propaganda
moet steunen, en hem soldaten moet leveren.”307 Ook zijn uitspraken over het Verdrag van
Versailles, die de auteurs als pro-Duits beschouwen, worden hem aangewreven. In het
Verweerschrift van Frans Daels wordt vooral gehamerd om de “ononderbroken reeks van
moeilijkheden en botsingen met de bezettende overheid uitmaakten.”308 Daarnaast
insinueren ze ook dat Daels om die reden ontslag nam.
Zoals altijd ligt de waarheid ergens in het midden. Dat hij, zeker in de eerste twee
Bedevaarten, Pro-Duits uit de hoek kwam, staat vast. Bovendien kwamen zijn botsingen
met de bezetter er maar als, zoals altijd, Daels zijn zin niet kreeg. Toen Daels uit het VNV
was gestapt, verminderde zijn Duitsgezindheid. Hij besefte dat ze waren bedrogen door
de bezetter, en zou terug meer de nadruk leggen op de Groot-Nederlandse gedachte.
Desalniettemin bleef hij hulde brengen aan de ideologie van de Oostfrontsoldaten, ook al
wist hij dat er van een Vlaams Legioen geen sprake was. Waarom hij dit bleef doen,
ondanks de openlijke afkeur van pater Callewaert en Rombouts, is niet bekend. We
vermoeden dat hij dit deed omdat hij zich nog steeds ideologisch achter de strijd tegen
305 ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, toespraak F. Daels op IJzerbedevaart van 1944. 306
C. Van Louwe en P.J. Verstraete, De Oorlogsbedevaarten, p. 189. 307 Frans Daels ter dood veroordeeld, p. 18. 308 Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, p. 17.
108
het bolsjewisme stond en de vertrokken Oostfronters niet wou laten vallen. Zijn
IJzerbedevaartredevoeringen zouden na de oorlog als primair bewijsmateriaal
behandeld worden; elke ‘verdachte’ zinsnede werd rood onderlijnd en uit de context
gehaald.
109
Hoofdstuk VIII: Daels werkzaamheden als professor
In dit hoofdstuk wordt een belangrijk deel van Daels activiteit tijdens de oorlog belicht:
zijn professoraat aan de universiteit Gent. Het is een omvangrijk hoofdstuk, aangezien
het al zijn professionele activiteiten omvat die hij tijdens de oorlog heeft aangevangen.
De Toulouse-professoren
Bij de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog heerste er op de Gentse universiteit een
staat van verwarring. Het advies van het ministerie van Onderwijs (dat reeds dateerde
van 1939) was dat de professoren zich, indien mogelijk, moesten terugtrekken uit het
bezette gebied en dat de universiteit gesloten diende te worden.309 Toen in mei de
Duitse inval werd ingezet, gehoorzaamden velen aan dit bevel en vluchtten ze naar
Frankrijk. Nadat België capituleerde en dus niet meer in een staat van oorlog verkeerde,
werd echter besloten om de universiteit open te houden tijdens de bezetting.
Langzamerhand keerden ook de gevluchte professoren terug uit Frankrijk. Het zou
tegen deze zogenaamde ‘Toulouse-professoren’ zijn dat Daels sterk ageerde, en dan
vooral tegen rector Réné Goubau. In het nummer van 25 augustus 1940 werd in Volk en
Staat een artikel gepubliceerd van de hand van Daels, getiteld: ‘De Toulouse-Professoren:
Opheldering en uitzuivering noodzakelijk”. Daarin sprak hij harde taal tegen deze
professoren en de rector, die als een van de eerste naar Frankrijk vluchtte en waarmee
hij blijkbaar geen goede verstandshouding had: “De rector heeft vanaf het begin van zijn
rectoraat in de maand Oktober moeilijkheid op moeilijkheid gehad met de
Vlaamschgezinde studenten.” Bovendien hadden de Toulouse-professoren in Frankrijk
onder voorzitterschap van rector Goubau een vergadering gehouden waarop ze
verklaarden dat “ze den oorlog tot het uiterste willen voeren aan de zijde van de
verbondenen.” en zich tegen de capitulatie van het leger keerden. Reden genoeg voor
Daels om een grondig onderzoek te eisen naar deze professoren. In zijn artikel schrijft
hij dat het hem niet te doen was om de professoren te broodroven, maar dat hij het deed
om de Vlaamse studenten te beschermen tegen de professoren die zich met anti-
Vlaamse praktijken bezighielden: “Vooral de nieuwe tijden die wij tegemoet gaan, eischen
een volksverbonden tucht die zij blijkbaar niet bezitten, en een gezag dat zij niet hebben
door hun eigen schuld.” Onder andere rector Goubau werd hierop door de bezetter
afgezet.310
Daels als rector?
309 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 88, minister van onderwijs aan beheerder-inspecteur, 17.4.1939. 310 B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent, p. 198.
110
Na de bezetting zou de aanval van Daels op deze professoren vooral tot uiting komen bij
het Geval Goubau. In zijn verklaring aan de krijgsauditeur beweert hij dat Daels een
lastercampagne op touw had gezet tegen zijn persoon.311 Deze lastercampagne wordt
vaak in verband gebracht met mogelijke pogingen van Daels om rector te worden. Of hij
dat werkelijk beoogd heeft, is niet gekend. Alleszins werd er door de Gentse KVHV en het
GSV een campagne opgezet om Daels of Speleers tot rector te verkiezen: “twee
hoogstaande professoren werden door de politiek van vòòr mei 1940 benadeeld […] thans
eischen wij, in naam van 1500 studenten, dat eerherstel zou geschieden, en zullen niemand
anders dan één dezer twee professoren als rektor te Gent erkennen noch dulden.”312 Geen
van deze twee zou tot rector benoemd worden, die taak werd overgelaten aan rector
Guillaume De Smet.
Inmenging in de nieuwe benoemingen
Binnen de faculteit Geneeskunde ondernamen Daels en Speleers pogingen om de
benoemingen te beïnvloeden. Speleers zelf was door de activistische benoemingen een
tweede keer opgenomen in het bestuur. De benoeming van Speleers is een voorbeeld
van de benoemingspolitiek die de bezetter voerde aan de universiteiten.313
Daels en Speleers zouden niet aarzelen om hun invloed bij de bezetter aan te wenden.
Beiden zagen het zelfs als hun plicht om de kandidaten te beoordelen op hun Vlaams
engagement. Een eerste Vlaamsgezinde benoeming vond plaats bij de opvolging van
prof. Vandevelde. Daarvoor waren er vier kandidaten, namelijk dr. De Clercq, Sweemer,
Verstraete en Cuvelier. In een brief aan Speleers geeft Daels uitvoerig zijn mening over
deze vier personen, die vanuit Vlaams-nationalistisch standpunt allen even interessant
waren: het waren vier VNV’ers. De voorkeur van Daels gaat echter uit naar De Clercq, die
al twee jaar actief was als werkleider bij Vandevelde. Op dat moment was De Clercq
echter nog een ‘oud-VNV’er’. Daarop liet De Clercq (onder druk van Daels?) zich een
nieuw lidmaatschap aansmeren en werd hij weldegelijk benoemd tot professor. Daels
drukte zijn spijt uit dat er voor de andere drie VNV’ers niets gedaan kon worden.314
De benoeming van dr. De Brabandere als opvolger van prof. Rubberechts verliep volgens
een gelijkaardig patroon. Allereerst bracht Daels verslag uit aan de directeur-generaal
311 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 86, Verhoor René Goubau, 12.6.1946. 312 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 82a, KVHV Leuven en GSV Gent aan de secretaris-generaal van het ministerie van openbaar onderwijs, 28.10.1940. 313
B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent, p. 152. 314
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.J, stukken van onderzoek, nr. 26, Daels aan Speleers, 7.7.1941.
111
van het ministerie van onderwijs De Vleeschauwer over de vijf kandidaten, waarbij
Brabandere het beste naar voren kwam. De andere kandidaten hadden volgens Daels
ofwel te weinig wetenschappelijke bekwaamheid (dr. Eyskens en dr. Holvoet) ofwel een
gebrek aan Vlaams engagement ( Dr. De Wilde). Daels’ voorkeur voor De Brabandere
werd blijkbaar vooral ingegeven door zijn Vlaamsgezindheid (onder andere als
ondervoorzitter van Winterhulp). Na deze lofzang voor De Brabandere waarschuwt
Daels De Vleeschouwer dat “de franskiljons van de faculteit geneeskunde, prof. Bessemans
op kop” wensten dat naast De Brabandere nog iemand benoemd zou worden, “om in elk
geval de gebeurlijke invloed van De Brabandere te minimaliseeren.”315 Aan Speleers gaf
Daels dezelfde boodschap door.316 Na een lange tijd touwgetrek tussen beide partijen
zou De Brabandere in 1943 benoemd worden.
Ook bij de benoeming van Léon Elaut tot decaan zou Daels zijn invloed laten gelden.
Normaliter werd de secretaris van het vorige academiejaar tot decaan benoemd. Voor
het academiejaar 1942-1943 zou dan prof. Vandevelde benoemd moeten worden. Daels
protesteerde tegen deze turbulente gang van zaken; hij vond het beter dat iemand van
de klinische tak van de geneeskunde benoemd zou worden. Elaut werd met een grote
meerderheid verkozen, maar toch zou het Daels worden aangewreven dat hij met de
traditie had gebroken.317
Deze tussenkomsten van Daels vormen eigenlijk geen grote breuk met zijn gedrag van
voor de bezetting. Toen al liet hij zijn invloed gelden. Over contacten met de bezetter in
verband met deze benoemingen is echter niets teruggevonden. Het was wel zo dat hij
zijn nieuwe invloed als VNV’er gebruikte bij de benoemingen om andere
Vlaamsgezinden te aan te stellen.
Het gastprofessorschap
De Duitse bezetter had het plan opgezet om tot een soort uitwisseling van Duitse en
Vlaamse professoren te komen. Voor de faculteit geneeskunde werden Daels en
Heymans, die beide internationaal prestige hadden, geselecteerd als gastprofessoren.
Daels was hier niet bijzonder enthousiast over: hij liet aan de rector weten dat hij bereid
was om in Duitsland enkele voordrachten te houden zolang het maar om een
315 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M, stukken van onderzoek, nr. 140ter, Daels aan De Vleeschouwer, 13.2.1942. 316 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M, stukken van onderzoek, nr. 140bis, Daels aan Speleers, 10.2.1942. 317 B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent, p. 161.
112
afwezigheid van enkele dagen zou gaan; de zorg voor de klinieken liet hem immers niet
toe om lange tijd afwezig te zijn.318
Uiteindelijk zou hij één keer naar Duitsland trekken. Hij werd door de rector van Keulen
uitgenodigd om op de Duits-Vlaamse cultuurweek enkele sociaal-geneeskundige
voordrachten te geven.319 Daels’ reis naar Keulen viel niet bij iedereen in goede aarde.
Zijn twee assistenten, reparator-technicus Moens en laborante Raes die mee waren naar
Keulen, kregen deze periode aangerekend als onbetaald verlof. Toen Daels hiertegen
protesteerde en de beheerder-inspecteur van de universiteit erop wees dat hij geen
reisvergoeding had gevraagd, terwijl “al de andere collega’s het in zijn plaats wel gedaan
zouden hebben.”320 De beheerder-inspecteur antwoordde fijntjes: “dat andere collega’s
dat niet gedaan zouden hebben, aangezien men enkel geld krijgt als het gaat om
verplaatsingen welke rechtstreeks het belang van onze Universiteit aangaan.”321 Daels
ving dus bot.
Daels’ invloed bij de studenten
In Volk en Staat werd Daels omschreven als “de grootste studentenvriend en leider.”322
Zeker bij de Vlaamsgezinde studenten was professor Daels populair, maar van een
werkelijke invloed in het studentenleven was geen sprake. Tijdens de oorlogsjaren bleef
Daels verder ijveren voor een grotere sociale inzet bij de studenten. Zijn rede over UHGA
werd in deze context reeds besproken. Een ander voorbeeld is de rede die Daels gaf op
het Dietsch Studentencongres van april 1941. Daels gaf er de toespraak ‘Durven, Kunnen,
Doen’. Met deze leuze doelde hij erop dat studenten meer kunnen dan “durven hard te
roepen, kunnen grote pinten drinken en losbanding en gemeen doen” Daels hamerde op de
verantwoordelijkheden die de studenten hadden ten opzichte van hun volk: ze moeten
hun door het volk opgedragen verantwoordelijkheden durven opnemen, borg kunnen
staan voor hun bevoegdheid en verder alles doen wat het volk ten goeden kwam. Hij
verachtte de “niet-volkverbonden-student” en drong er ook bij de professoren op aan dat
ze zich zouden inzetten voor de volksgemeenschap. Op een niet zo subtiele wijze zou hij
318 UA, personeelsdossier Frans Daels, Daels aan rector De Smet, 19.11.1940. 319 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G, stukken van onderzoek, nr. 152, Rector Keulen aan Daels, 14.6.1941. 320 UA, personeelsdossier Frans Daels, Daels aan beheerder-inspecteur, 15.7.1941. 321 UA, personeelsdossier Frans Daels, beheerder-inspecteur aan Daels, 19.7.1941. 322 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G, stukken van onderzoek, nr. 151, Volk en Staat, 3.4.1941.
113
nogmaals zijn ongenoegen over de Toulouse-professoren uitten; deze hadden aan hun
plicht verzaakt door te vluchten in moeilijke dagen.323
Deze rede werd voorafgegaan door een kleine rel. De voorzitter had namelijk gevraagd
om tijdens het zingen de arm niet te strekken. Daels was hierdoor duidelijk geïrriteerd
en lapte het verzoek dan ook aan zijn laars. Volgens hem was het al meer dan twintig
jaar de gewoonte om ‘de hand te heffen’ wanneer men “op den ijzer den eed aan
Vlaanderen aflegde”: “Ik groet Vlaanderen en Nederland vandaag zoals ik Vlaanderen en
Nederland gisteren heb begroet, zoals ik Vlaanderen en Nederland voor vijftien jaar
begroette. En voor wie mij daarover komt spreken of gewichtig doen, alsof de toekomst van
Vlaanderen afhangt van het feit dat ik mijn hand ophef of niet ophef bij het zingen van het
nationaal lied, heb ik maar één woord: Vlaanderen vraagt werk en werkers. Bevrijdt
Vlaanderen van al het overige!”324 Het zou hem na de oorlog inderdaad kwalijk genomen
worden dat hij zijn hand ophief tijdens deze liederen.325
De Tucht- en Leidingsraad
Een ander facet van Daels’ inmenging in het studentenleven was zijn deelname aan de
Tucht- en Leidingsraad van het Gents Studentenverbond (GSV). Leon Elaut was, als
erevoorzitter van het GSV, tevens de voorzitter van deze raad, maar het zou Frans Daels
zijn die de meeste invloed had. Deze raad trad in 1943 eenmalig in werking toen een
aantal faculteitskringen, met de Vlaamse Geschiedkundige Kring voorop, zich verzetten
tegen de Duitsgezinde koers van het GSV. De voorzitters van de dissidente kringen
werden voor deze Tuchtraad geroepen.326
Niet de voorzitter Elaut maar Daels zou na de oorlog verantwoordelijk worden
gehouden voor de arrestatie van Jan Corneel Van Steenwegen, een student
aardrijkskunde uit de tweede licentie en voorzitter van de faculteitskring van de
natuurwetenschappen. De vader van deze student schreef aan de krijgsauditeur een
brief waarin hij de situatie uit de doeken deed: “ […] bij den heer Frans Daels te vernemen,
met welk recht hij gedurende de oorlog eigenmachtig een tuchtraad insceneerde en er mijn
zoon deed vor verschijnen. Die tuchtraad had tot droevig gevolg, dat de Hilfsgendarme
Herman Pauwels een vingerwijzing ontving en in mijn zoon een prooi heeft gevonden,
zoodat mijn zoon zich verplicht zag onder te duiken, om aan een aanhouding te
ontsnappen. Jammer, den 7n Maart 1944, werd mijn zoon door de Sicherheidsdienst te
323 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G, stukken van onderzoek, nr. 154, Volk en Staat, 10/4/1941 324 Ibidem. 325 B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent, p. 198. 326 B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent, p. 182.
114
Brussel gevat, met het gemelde gevolg.”327 Zijn zoon zou uiteindelijk sterven in het
concentratiekamp te Sangerhausen. Over deze zaak bestaat nog geen duidelijkheid: de
aanhouding van de student zou niet het gevolg geweest zijn van de problemen met de
faculteitskringen maar wel vanwege zijn activiteiten in het verzet (o.a. het verspreiden
van het sluikblad Klokke Roeland).328 Het is wel mogelijk dat door zijn verschijning voor
de Tuchtraad er een strengere controle kwam op zijn doen en laten vanwege de Duitse
overheid, waardoor zijn verzetsactiviteiten aan het licht gekomen zijn.329
Toen de faculteitskringen zich niet wilden onderwerpen aan het GSV kwam de bezetter
eraan te pas, die de kringen verplichtte om zich te onderwerpen aan het GSV. De
interventie van de bezetter werd na de oorlog volledig in Daels’ schoenen geschoven.
Renaat Tavernier getuigde daarover het volgende: “wie bepaaldelijk de tusschenkomst
van Duitsche Overheid had ingeroepen, is mij onbekend; ik heb hooren zeggen dat het zou
geweest zijn op aandringen van den (GSV) voorzitter Herman Pauwels, die zich
natuurlijker wijze tot zijn tuchtraad zou hebben gewend om het noodige te doen; en het
lag in de lijn van Daels om zich daartoe te leenen.”330 Jan Wilms werd ook over deze
kwestie ondervraagd. Hij was een pak positiever over Daels, en verklaarde dat er geen
zekerheid bestond over wie nu juist de bezetter erbij had betrokken. Tenslotte wou hij
opmerken dat: “wat professor Daels betreft, wensch ik te verklaren, dat ik voor zijn
houding en bedoelingen steeds respect heb gehad, ook indien ik niet steeds met zijn
meening akkoord kon gaan.”331
Of Daels nu werkelijk verantwoordelijk was voor de interventie van de Duitsers, is niet
geweten. Volgens Elaut had niemand van de raad deze inmenging van de Duitsers
gewenst.332 Voor de auteurs van Frans Daels ter dood veroordeeld was het wel duidelijk
dat Daels de aanstoker was geweest: “het lag immers in de lijn van Frans Daels om de
hulp in te roepen van de bezettende overheid, wanneer zulks noodig was om zijn wil door
te drijven.”333 In zijn verweerschrift wordt dit natuurlijk ten stelligste ontkent en wordt
de schuld in de schoenen van het GSV en de Duitse gastprofessoren geschoven, wat
evenzeer ridicuul is. Wij vermoeden dat, aangezien er nooit enig bewijs is gevonden
327 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B, stukken van onderzoek, nr. 14, Leopold Van Steenwegen aan Krijgsauditeur, 21.11.1944. 328 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 82, verhoor Renaat Tavernier, 11.6.1946. 329 B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent, p. 183. 330 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 82, verhoor Renaat Tavernier, 11.6.1946. 331 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 91, verhoor Johannes Wilms, 12.6.1946. 332 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 70, verhoor Leon Elaut, 14.2.1946. 333 Frans Daels ter dood veroordeeld p. 35.
115
voor deze in contacttreding tussen Daels en de bezetter over deze kwestie, dat Daels
inderdaad niets te maken had met deze zaak en dat de Duitse Overheid op eigen
initiatief was tussengekomen.
De Cultuurraad
De Cultuurraad was een Belgische instelling die door de bezetter werd omgevormd tot
een orgaan dat de culturele banden met Duitsland diende te verstevigen, alsook
Vlaanderen proberen los te maken van Franse en Belgische invloeden. De Cultuurraad
had hoofdzakelijk een adviserende functie. De raad diende telkens het Vlaamsgezinde
standpunt te verdedigen. Om zich van deze ‘Vlaamsgezindheid’ te vergewissen, ging de
bezetter over tot een groot aantal nieuwe benoemingen in de cultuurraad. Slechts één
iemand van de vooroorlogse cultuurraad bleef lid. Veel professoren van de Universiteit
Gent werden lid van de raad. Het VNV zag zijn kans om zijn invloed op cultureel gebied
uit te breiden. Dat lukte echter niet: door de benoeming van Jef Van de Wiele zou de
cultuurraad een DeVlag-orgaan worden.334
Het VNV was hier uiteraard niet gelukkig mee. Toen in april de ondervoorzitter prof.
Corneel Heymans ontslag nam, zou Daels zichzelf en Jozef Goossenaerts presenteren als
vervangers. Hij probeerde de bezetter te overtuigen om vijf nieuwe leden te benoemen
in de cultuurraad. Hijzelf zou de functie van Heymans overnemen, terwijl Goossenaerts
secretaris zou worden. De gesprekken met de bezetter draaiden echter op niets uit. Ook
de cultuurraad zelf zag vooral de komst van Daels niet zitten. Met Goossenaerts hadden
ze minder problemen, maar door Daels’ felle anti Devlag-ingesteldheid waren conflicten
met Jef Van de Wiele te verwachten. Zo zei men van hem: “Behaalt hij geen gelijk, staat
hij in de minderheid, dan gaat hij heen, met een slag van de deur […] of maakt hij
herrie.”335
Doordat het VNV geen invloed verwierf in de Cultuurraden, zou ze het over een andere
boeg gooien en in de provinciale raden infiltreren. Daels zou hier geen rol bij spelen.
334 B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent, p. 130. 335 B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent P. 131.
116
Hoofdstuk IX: Verzet tegen de Nationaalsocialist
Met de stichting van de Eenheidsbeweging-VNV in mei 1941 kwamen een aantal
Verdinaso leden in het VNV terecht. Daarbij werd een nieuw partijblad gesticht dat
onder leiding kwam te staan van gewezen dinaso Pol Le Roy. Al van in het begin schreef
Le Roy artikels waarin hij de groots-Germaanse gedachte verdedigde en duidelijk
toenadering zocht tot de SS. Het blad deed zijn naam alle eer aan en ging steeds meer het
Nationaalsocialisme (en het daarbij behorende anti-katholicisme) ophemelen.336
Dit schoot bij veel VNV’ers in het verkeerde keelgat, niet in het minst bij Daels. Hij liet op
25 augustus in een brief aan de secretaris van het VNV, Ernest Van den Berghe, weten
dat “het mij heelemaal onmogelijk geworden is solitair te blijven met de Nationaalsocialist
die als officieel orgaan van de eenheidsbeweging werd aangegeven.” Als overtuigd
katholiek kon hij zich niet vinden in de antiklerikale boodschap van het blad: “De
Nationaalsocialist maakt niet het klerikalisme belachelijk, maar tracht de priesters als
priester belachelijk te maken. […] En dit wordt dan nog gedaan in een vorm en op een toon
die kultureel helemaal minderwaardig zijn.” Volgens Daels zou de Nationaalsocialist “de
ramp van de Eenheidsbeweging worden.”337 Hij ijverde er dan ook voor dat het VNV er
zich zo snel mogelijk van zou distantiëren. Op dezelfde dag van dit schrijven liet hij aan
de redactie van de Nationaalsocialist weten dat hij het blad niet langer wenste te
ontvangen, “daar het tijdschrift op onbehoorlijke wijze Vlaamsche instellingen aanvalt aan
dewelke hij sedert jaren zijn volle steun schenkt […] De toon en de vorm van menig artikel
zijn ook van dien aard dat hij zich niet langer daarmede solidair kan verklaren.”338 Aan
Speleers gaf hij eenzelfde boodschap door.339 Een week later zou hij zich tot de Leider
zelf wenden. In zijn klachtenbrief schreef Daels dat in De Nationaalsocialist artikels
verschenen “waarin Dietschland als een karikatuur wordt voorgesteld, zedenadel
belachelijk gemaakt, de geestelijkheid op grove wijze aangevallen en dat wij met volle
recht mede verantwoordelijk worden gesteld door de buitenstaanders, en daarbij alle
gezag en al invloed verliezen.” Zelfs de term ‘Nationaalsocialist’ was een doorn in het oog
van Daels.340
336 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, p. 1051. 337 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.J, stukken van onderzoek, nr. 26, Daels aan Van den Berghe, 25.8.1941. 338 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.J, stukken van onderzoek, nr. 28. Daels aan redactie nationaal-socialist, 25.8.1941. 339 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. V, Daels aan Speleers, 4.9.1941. 340 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. XXV, Daels aan De Clercq, 4.9.1941.
117
Opmerkelijk is wel dat het jaar vòòr de verschijning van De Nationaalsocialist Daels geen
enkel probleem had met het gebruik van de term ‘nationaalsocialisme’ om het VNV te
betitelen. Hij schreef naar Van den Berghe, Lefever en Elias dat hij volledig overtuigd
was van het gebruik van het woord “nationaal-socialist” in de verklaring van het VNV
aan de Duitsers. Maar zoals gekend verkreeg het VNV zich nooit de toestemming om zich
deze term eigen te maken.341
Het was niet alleen aan De Nationaalsocialist dat Daels zich ergerde. Ook het weekblad
van de Waffen-SS, de SS.-Man, was een doorn in zijn oog. Daartoe wendde hij zich tot
Oberverwaltungsrat Thedieck, die hem op 13 augustus 1941 de verzekering gaf “dat de
Duitsche censuur de aanvallen tegen de Vlaamsch nationaalverbonden en tegen
Dietschland” zou staken. Toen dit naar Daels’ zin niet snel genoeg gebeurde, schreef hij
nog een klachtenbrief naar Thedieck, die hij doorspekte met voorbeelden uit het
weekblad.342
Het is wel opmerkelijk dat er in februari 1942 nog een artikel van Daels verscheen in De
Nationaalsocialist, getiteld ‘Over Tucht’.343 Bij nader inzien blijkt het echter een
publicatie te zijn van een rede die Daels eind 1941 gaf in Aalst aan de leden van het
Algemeen Vlaams Nationaal Jeugdverbond. Het is dus zeer goed mogelijk dat deze
publicatie gebeurde zonder medewerking van Daels, zoals het Verweerschrift
beweerd.344
Daels’ strijd tegen De Nationaalsocialist houdt verband met zijn strijd tegen de verdere
toenadering van het VNV tot de SS, alsook zijn afkeer voor DeVlag. Die partij had zich in
de zomer van 1941 namelijk ontpopt tot een SS-organisatie, iets waartegen Daels zich in
de Raad van Leiding fel verzette. Zijn lidmaatschap bij DeVlag beëindigde hij dan ook in
1942.345 Ook zou hij weigeren om aanwezig te zijn op activiteiten waarop ook leden van
DeVlag aanwezig waren, zoals de Bormshulde en de Cultuurdagen in Gent. De
toenadering van Staf De Clercq tot de SS in 1942 was dan ook een reden voor Daels om
zijn ontslag in te dienen bij de Raad van Leiding.
341 ADVN 88/124, archief Staf Vermeire, Daels aan Vanden Berghe, 4.10.1940. 342 ADVN 88/124, archief Staf Vermeire, Daels aan Oberverwaltungsrat Thedieck, 26.8.1941. 343 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.K, stukken van onderzoek, nr. 42, De nationaalsocialist, 21.2.1941. 344 Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, p. 21. 345
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G, stukken van onderzoek, nr. 162. Daels aan secretariaat DeVlag, 4.5.1942.
118
Hoofdstuk X: Kroniek van een aangekondigd ontslag
Toen Daels in december 1943 zijn definitieve ontslag indiende bij VNV-leider Elias,
kwam dat nauwelijks aan als een verassing. Al sinds eind 1941 woonde Daels geen
Vergaderingen van de Raad van Leiding meer bij. De redenen voor zijn uiteindelijke
ontslag zijn zeer uiteenlopend en werden allen hierboven al vermeld. Dit hoofdstuk
concentreert zich overwegend op een chronologisch overzicht van de stappen die Daels
ondernam tot diens uiteindelijke ontslag. Een analyse van de oorzaken wordt niet
gegeven, aangezien dat reeds in de voorgaande hoofdstukken is gebeurd.
1941: Afwezigheid in de Raad van Leiding
Daels zou gedurende zijn korte politieke carrière meerdere malen overwegen om zijn
ontslag in te dienen, en dit steeds nadat hij nogmaals teleurgesteld werd door de
Duitsers/het VNV. De eerste maal dat Daels zijn ontslag overwoog, was toen hij in de
zomer van 1941, na de vergadering met Reeder (cfr. Supra), tot de conclusie kwam dat
ze bedrogen waren door de bezetter, onder andere op het vlak van het Vlaams Legioen.
Aan De Clercq liet hij weten dat hij vermoedde door Thedieck en Reeder tot ontslag
gedwongen te worden: “Ik wil in zulke voorwaarden niet langer het odium dragen van al
de fouten van de Duitsche Verwaltung. Ik zal niet zwijgen. Maar ik wil vooral niet dat de
Duitsche Verwaltung op een gegeven oogenblik het V.N.V. zou sommeeren mij uit de leiding
te zetten. Ik wil ze vòòr zijn. Daarom denk ik nu heen te gaan. Dan kan mijn heengaan nog
van nut zijn als protest en de positie van het V.N.V. tegenover de Duitschers versterken.”346
Daels zou nog niet officieel ontslag nemen; hij bleef lid van het VNV maar nam niet meer
aan de vergaderingen van de Raad van Leiding.
Ondanks zijn afwezigheid op de vergaderingen zou Daels nog in contact blijven met De
Clercq en Elias. Hij was dan ook, als dokter en als vriend, aanwezig toen Staf De Clercq
op 22 oktober 1942 zijn laatste adem uitblies. In Volk en Staat schreef Daels een artikel
over ‘De Laatste levensdagen van de Leider’: “Hij nam mij bij mijn beide handen [..] en zei
de Leider op de meest eenvoudige, tragisch-overtuigende wijze: ‘Professorke, ditmaal haalt
ge mij er niet meer door!”347 Elias werd de nieuwe Leider van het VNV. Hij zou aansturen
op een breuk met de SS, die er in augustus 1943 eindelijk kwam.
346 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. XXV, Daels aan De Clercq, 4.9.1941. 347 A. De Bruyne, De kwade jaren. 5: Professor Daels, p. 100.
119
1942: Ontslag uit de Raad van Leiding
Na de dood van Staf De Clercq liet Daels aan Elias weten dat hij officieel ontslag nam als
lid van de Raad. De directe aanleiding hiervoor waren de problemen die Daels
ondervond met de bezetter gedurende zijn voorzitterschap van Voor Moeder en Kind (cfr
supra). Elias vroeg hem toen om dit ontslag nog geheim te houden. In 1943 zou hij
echter zijn ontslag openbaar maken. Er wordt beweerd dat Daels besloot om zijn ontslag
bekend te maken na de open brief van Pater Callewaert op 3 april 1943 aan de Raad van
Leiding. Hierin bekritiseerde hij Elias en de VNV-politiek en Elias en kondigde hij zijn
uitstap uit het VNV aan.348 Callewaert beweerde bovendien dat hij op de hoogte was van
feiten die hem door trouwe VNV’ers werden gemeld. Toen het Daels ter ore kwam dat in
de verschillende kringen geïnsinueerd werd dat hij één van Callewaerts bronnen was,
stuurde hij een boze brief naar hem. Hij was het helemaal niet eens met de wijze waarop
zijn boodschap werd overgebracht. Hij vond het jammer dat Callewaert de “uiterst
gewichtige en moeilijke taak” van de VNV-leiding nog verder bemoeilijkte en dat er dus
“in werkelijkheid afbrekingswerk het gevolg was van uw schrijven.” Ook bij de burgers had
zijn brief een negatieve impact gehad: “Ik ken huisgezinnen die een zoon in het Vlaamsch
Legioen hebben en waarin uw brief diepe ontmoediging heeft gebracht.” Daels liet weten
dat “iedereen die op de hoogte is van mijn ontslag uit de Raad van Leiding weet dat zulks is
geschied mede nadat de Duitsche Verwaltung tegenover de Vlaamsche kinderkolonies
‘Voor Moeder en Kind’ sancties heeft genomen […] sancties die ik mij niet kan laten
welgevallen en waarover ik wensch in ieder oogenblik aan de Verwaltung de waarheid te
kunnen zeggen (wat overigens reeds is geschied) zonder daardoor de verantwoordelijkheid
van de Raad van Leiding in gedrang te brengen; noch zijn gezag tegenover de bezettende
macht af te breken. –wel integendeel.” Hij dronger dan ook op aan dat Callewaert deze
geruchten de kop in zou drukken.349
Het toeval wil dat Daels een dag nadat Callewaert zijn brief had gestuurd, zelf ook een
klachtenbrief stuurde naar Elias. In tegenstelling tot Callewaert benadrukte Daels dat
zijn brief niet slecht bedoeld was: “het weze zeer goed begrepen dat deze brief niet gericht
is tegen het bestaan van het V.N.V., Integendeel hij is een pleitrede voor een beter bestaan.”
Hij schreef deze brief omdat “ik denk dat ik uit geweten spreken moet en dat ik spreek uit
naam duizenden die VLAANDEREN liefhebben”. Hij trok hard van leer tegen de politiek
van het VNV: “dat het V.N.V. principieel verkeerd is dat het in zijn actie noch houding van
zelfstandigheid noch houding van waarachtigheid heeft.” Het VNV voerde volgens hem
een wanhoopspolitiek die gesteund was op “twee valsche principe, ten overstaan van
348 B. De Wever, Greep naar de macht, pp. 529-530. 349 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M, stukken van onderzoek, nr. 132, Daels aan pater Callewaert, 22.5.1943.
120
Vlaanderen.” Het eerste ‘valse principe’ van het VNV was ‘Duitsland moet winnen’,
terwijl volgens Daels “het eenige en eerste princiep moet zijn: Vlaanderen moet winnen.”
Hij hekelde de vele toegevingen die de Raad van Leiding en de Leider hadden gedaan ten
opzichte van de Duitsers: “Vlaanderen moet zijn recht op eigen bestaan niet verdienen
door bepaalde houdingen of gebaren. […] vanwege Duitsland heeft het idealistische
Vlaanderen geen enkele waarborg, geen enkele belofte, geen enkele zekerheid.” Het
onvoorwaardelijk geloof in de Führer “kan enkel aan naieve snullen uitgesproken en
geloofd worden.” Het tweede ‘vals principe’ waarop de VNV steunde was het
nationaalsocialisme van Hitler: “Welnu, dat nationaal-socialisme betekent voor
Vlaanderen de verloochening van zijn katholiciteit […] De Duitschers vervolgen wel de kerk
in Duitsland niet enkel in haar klerikalisme maar in haar dogmas en moraal” Daels stelde
het nationaalsocialisme gelijk aan het bolsjewisme: “Het gaat niet op te zeggen: Het
Bolsjewisme dan? Tegen alles wat kwaad is moeten wij onze katholieke zelfstandigheid
schrap zetten”
Uit deze twee ‘valse principes’ trok Daels zijn conclusie: “Uit verkeerde princiepen volgen
verkeerde daden.” Hij bekritiseerde de houding van het VNV van top tot teen. Zo zijn de
leden van de Raad van Leiding “te oud van jaren en te oud van geest” en ook de Leider
mocht het ontgelden: “ik geloof niet in goddelijke leiders van aardsche zaken.” Volgens
Daels was de houding van het VNV principieel verkeerd en gebaseerd op angst: “De
leiding buigt en kruipt, aarzelt en dubt en eindigt met eindelijk altijd maar toe te geven […]
vindt altijd een reden om uit te stellen, om geduld te hebben en is altijd bang dat de
Duitscherdsdit en de Duitschersdat. Er is geen enkele V.N.V.-er die de Duitsers niet
wantrouwt en wederkerig.” De opbodpolitiek die het VNV gevoerd heeft, eerst tegen het
Dinaso en daarna met de SS en DeVlag, was een teken van zwakte van het VNV. Deze
opbodpolitiek ging zodanig ver dat “de jonge mannen die opgeroepen worden, zij moeten
dienen om de opbodpolitiek te voeden. […] Het is onverantwoordelijk dat de leiding onze
jeugd zoo maar sacrifieert om haar eigen posities te redden, die door den Duitscher onwil
toch onredbaar zijn.” Door een compleet gebrek aan waarachtigheid verloor het VNV het
vertrouwen van alle partijen. Net als Callewaert beweerde Daels dat hij deze informatie
uit eerste hand heeft “[…]die ik –ik weet het- zeer brutaal neerwerp kan staven met feiten,
die mij allemaal dag op dag door trouwe V.N.V.-ers waarvan niemand de houwe trouwe
zou durven betwijfelen, aangebracht worden.” Logischerwijze stuurt Daels dan ook aan
op een koerswijziging van het VNV “het is voor Vlaanderen een gewetensplicht dat de
V.N.V. leiding rechtsomkeer maakt. […] Dit alleen redt ons volk in de huidige
121
omstandigheden en redt het VNV en brengt ons tot een zedelijke macht” Enkel zo kan het
VNV optreden als dé partij van de Vlamingen.350
Daels besluit evenwel zijn brief met de volgende opmerking: “Het weze goed begrepen
dat ik den oorlog van Duitschland die in de laatste instantie, de oorlog is tegen het verdrag
van Versailles, als volledig rechtvaardig beschouw en natuurlijk ook den oorlog tegen het
Bolsjewisme.” Vreemd dat iemand als Daels dergelijke oorlog als ‘rechtvaardig’
beschouwd. Ook toen al waren de verscheidene wreedheden van de nazi’s bekend, maar
in zijn brief rept hij er met geen woord over. De Jodendeportaties vormden voor Daels
dus geen argument om niet meer met de Duitsers samen te werken. Zoals uit zijn brief
blijkt, was het hem louter om de Vlaamse zaak te doen. Enkele dagen na deze brief vond
er bij hem thuis een samenkomst plaats met Elias. Ook de Brugse abt Modest Van Assche
en de jezuïet Jozef Van Opdenbosch waren aanwezig. Het doel van de vergadering was
om Elias te overtuigen van de noodzakelijkheid van een koerswijziging. Daels nam
daarop ontslag uit de Raad van Leiding, maar beloofde aan Elias om dit (nog) niet
openbaar te maken, omdat Elias vreesde dat dit het VNV zou schaden.351
In de lente en zomer van 1943 kreeg het VNV enkele zware klappen te verduren. Het
Vlaams Legioen werd opgeheven en vervangen door 6. Waffen-SS-Freiwilligen
Sturmbrigade ‘Langmarck’ . In juli 1943 bracht Daels Elias op de hoogte van de brief die
hij had ontvangen van Rombouts over het Oostfront(cfr. supra). Daarbij wenste hij Elias
veel succes met het memorandum dat hij had voorgelegd aan de Duitsers: “en klare
toestanden zouden ontstaan, in den een of anderen zin, maar in elk geval klaarheid.” Dit
mei-memorandum had Elias geschreven aan de Duitse Verwaltung om duidelijkheid te
scheppen over de positie van het VNV. Naast de situatie van de Waffen-SS kreeg Elias
ook binnen het VNV met problemen te kampen: de bezetter had de West-Vlaamse VNV-
gouwleider Jeroom Leuridan een spreekverbod opgelegd. Dit alles zou er toe leiden dat
Elias op 14 augustus in een rede definitief breekt met de SS. Ook de werving voor de
Waffen-SS werd gestopt. Een indirect gevolg hiervan was dat Reeder toestemming gaf
voor de stichting van de Hitlerjeugd-Vlaanderen, iets waar DeVlag al langer op
aandrong.352
350 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nrs. 186-190, Daels aan Elias, 4.12.1943. 351 B. De Wever, Greep naar de macht, p. 529. 352 P.J. Verstraete, Hendrik Jozef Elias: biografie, Kortrijk, Verstraete, 2005, deel 2, p. 670.
122
1943: uitstap uit het VNV
In november schreef Daels een nieuwe brief aan Elias. Hij vond dat het moment daar
was om het ‘knechtschap aan Duitsland’ te beëindigen. Na de woordbreuk met het
Vlaams Legioen, na het spreekverbod van Leuridan, na het niet-reageren op het mei-
morandum, na de stichting van de Hitlerjeugd, “telkens was men in breede kringen
overtuigd dat het psychologisch ongenblik daar was en er moest worden ingegrepen om te
toonen dat wij geen knechten waren. Telkens is dit gewichtig oogenblik met teleurstelling
voorbijgegaan, zoodat nu al deze die geen knechten willen zijn, niet verder willen
meegaan. […] De eisch van klare toestanden en het stellen van een klare daad die aan
eenieder zou bewijzen dat de VNV’ers geen knechten zijn, omdat wij geen vertrouwen
hebben in menschen die ons sedert drie jaar gestadig hebben bedrogen, ware misschien
wat lastig geweest vóór enkele maanden, wanneer de Duitschers in zware moeilijkheden
verkeerden in Italië en in Rusland; doch nu dat zij opnieuw militaire successen behalen is
opnieuw een psychologisch ogenblik daar om alles op te klaren. Geschiedt dit niet, dan ben
ik overtuigd dat er een eenheidsbeweging ontstaat buiten het VNV”353 Na deze brief bracht
Daels een bezoek aan Elias. Er ontstond echter een discussie, waardoor Daels opnieuw
in zijn pen zou kruipen. Hij voelde zich verplicht om op zijn vorig schrijven terug te
komen.354
In deze zes pagina’s tellende brief, gedateerd 4 december 1943, spreekt de teleurstelling
van Daels boekdelen Hij somt al zijn frustraties over het VNV en de Duitsers op. De
spreekwoordelijke druppel voor Daels was de oprichting van de Hitlerjeugd-
Vlaanderen: “De laatste gebeurtenissen met de Vlaamsche Hitler-jugend hebben klare
toestanden geschapen en maken het mij onmogelijk solidair te blijven met een VNV dat
ditmaal volledig had moeten afbreken met een verleden van toegevingen die niet langer te
verdedigen of dulden zijn. Ik wil geen oogenblik twijfelen aan uw goede bedoelingen voor
ons volk; maar, veel meer dan van mogelijke politieke diplomatie, handigheid of wat ook,
houd ik van klare zedelijke integriteit en die kan ik niet handhaven als ik verder solidair
blijf met de huidige verwarde gedragslijn van het VNV. […]Door al het gebeurde is mijn
zedelijk gezag in het Bedevaartcomité en in de Vereeninging voor Wetenschap, twee voor
Vlaanderen gewichtige organisatie, alsook in universitaire kringen, erg geschokt en
gehavend. Niet om eigen persoonlijk belang, maar (zoo meen ik toch onbevangen te mogen
zeggen) om het belang van ons volk, mag ik dat zedelijk gezag niet laten vernietigen. Daar
het VNV nog altijd niet de onontbeerlijke klare houding heeft aangenomen, voel ik mij
persoonlijk in gemoede en in geweten verplicht ook als lid ontslag te nemen. U zult
353 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nrs. 186-190., Daels aan Elias, 22.11.1943. 354 P.J. Verstraete, Hendrik Jozef Elias: biografie, p. 672.
123
begrijpen dat ik niet anders kan dan een afschrift van dit stuk op vertrouwlijke wijze mede
te deelen aan mijn vroegere collega’s van de Raad van Leiding, en aan mijn voornaamste
medewerkers uit het Bedevaartcomité.”355 Bij deze diende hij officieel zijn ontslag in als
lid van het VNV. Aan deze brief voegde hij ook een bijlage toe over zijn positie bij Voor
Moeder en Kind. Zoals we reeds besproken, zou Elias ervoor opteren om Daels te
ontslaan als voorzitter. Over dit ontslag zei Elias tijdens zijn verhoor dat Daels al
meerdere keren gedreigd had met ontslag, en dat “hij het dan ook eindelijk gegeven heeft
eind 1943. Ik herinner mij dat het een lange lijst met klachten was, sommige die ik kon
aanvaarden en andere die ik niet kon aannemen. Hij had mij reeds maanden tevoren zijn
ontslag mondeling komen aanbieden maar het telkens op mijn aandringen terug
ingetrokken. Zijn definitief ontslag deelde hij in afschrift mede aan verschillende vrienden,
zoodat ik vooruitzag dat het door tegenstrevers zou verspreid worden.”356
Elias aanvaarde het ontslag van Daels, maar betreurde dat hij het nodig vond om deze
brief rond te zenden: “Ik ken Vlaanderen voldoende om te weten dat eer het 14 dagen van
hier is, deze brief zal circuleren als een anti-VNV-pamflet. Ik geloof niet dat de naam van
prof. Daels er door gediend wordt dat zijn schrijven als anglofiel pamflet wordt
verspreid.”357 Elias’ voorspelling kwam uit: de brief ging rond in heel Vlaanderen en
kwam ook in handen van het verzet, die de brief als een pamflet liet circuleren.
Uittreksels ervan werden voorgelezen op Engelse radio. Daels werd het symbool van het
‘dietse verzet’ in het VNV.358
Na zijn ontslag als lid van het VNV en bij Voor Moeder en Kind trok Daels zich terug uit de
politiek. Hij zou enkel nog maar publiek naar buiten treden tijdens de IJzerbedevaart
van 1944. Al zijn contacten met de bezetter en Elias schortte hij op. De bezetter zelf zou
nog verschillende keren langskomen bij Daels, o.a. naar aanleiding van zijn openbare
brief. Hij werd echter niet gearresteerd. Toch zat de schrik er diep in ten huize Daels:
“Heel de sfeer thuis was om te snijden, m’n moeder zat daar geweldig mee in. De stemming
was beklemmend, er was een zekere onzekerheid, een vrees die er duidelijk was.”359
355 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nrs. 186-190., Daels aan Elias, 4.12.1943. 356 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I. stukken van onderzoek, nr. 94, verhoor Hendrik Elias, 13.6.1946. 357 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 50, Elias aan Daels, 29.12.1943. 358 A. De Bruyne, De kwade jaren. 5: Professor Daels, p. 107. 359 Interview Luc Daels afgenomen op 6.6.2012.
124
Conclusie
Daels’ toetreding tot de Raad van Leiding maakte van ‘het geweten van Vlaanderen’ een
politieke persoon. Nadat hij jaren buiten de politiek had gestaan vond hij dat de tijd rijp
was zich politiek te engageren. Daels, die het al gewoon was om wantoestanden aan te
klagen in zijn jaarlijkse IJzerbedevaartspeech, zou ook in deze Raad vooral de rol
opnemen van klager. Hij bezat niet de finesses en diplomatie die een politieker moet
bezitten, en nam geen blad voor de mond. Dit maakte hem niet bepaald populair bij de
andere raadsleden. Een specifieke functie in de Raad van Leiding had hij niet. Hij zou
zich vooral nuttig maken in de sociale organisaties die in meer of mindere mate aan het
VNV verbonden waren. Bovendien werd hij een fervente verdediger van het Groot-
Nederlandse gedachtegoed, waardoor hij meerdere malen in botsing zou komen met de
Duitse politiek. Zeker de bijeenkomst met Reeder in augustus 1941 schoot bij Daels in
het verkeerde keelgat. Hij had duidelijk niet het door de Leider gevraagde vertrouwen in
Hitler. Hij aarzelde dan ook niet om in briefvorm aan Oberverwaltungsrat Thedieck een
klachtenlijst toe te zenden. Doordat hij vond dat het VNV geen vuist kon maken tegen de
bezetters, zou hij reeds in 1941 gedesillusioneerd uit de Raad van Leiding stappen. Zijn
definitieve ontslag kwam er eind 1943, na de zoveelste teleurstelling in de politiek van
het VNV.
Een van Daels’ grootste teleurstellingen was de wervingen voor het Vlaams Legioen. In
eerste instantie zou Daels, samen met Reimond Tollenaere, een van de ‘trekpaarden’ van
de zaak zijn. Zo was hij van plan om een Vlaamse geneeskundige dienst op te zetten aan
het front. De kranten stelden het echter voor alsof Daels zich had aangemeld voor het
Vlaams Legioen; dit was onwaar en Daels zou dit ook altijd ontkrachten. Nadat uit de
eerste berichten van het Oostfront gebleken was dat er van een Vlaams Legioen geen
sprake was, zou Daels geen publiciteit meer maken voor het Legioen. Als overtuigd
katholiek bleef hij wel op ideologisch vlak achter de strijd in het Oosten staan, ook toen
in 1943 de façade van het Vlaams Legioen werd weggeveegd en de Vlamingen werden
ingevoegd in de Waffen-SS. Zo zou hij op de IJzerbedevaarten oostfrontstrijders in
gelijkstellen aan de frontsoldaten van de Eerste Wereldoorlog.
Door zijn bekendheid als voorzitter van het IJzerbedevaartcomité kreeg hij al in de
eerste weken bezoek van de bezetter. Ook al zou hij naar eigen zeggen de boot afhouden,
toch zou Daels niet aarzelen om contact op te nemen met de Duitsers om zijn zin te
krijgen. Zowel in Winterhulp als met de zaak van het academisch ziekenhuis wendde hij
zich tot de bezetter om zijn visie op de feiten te geven. Ook op de universiteit zou Daels,
samen met Reimond Speleers, zijn invloed aanwenden om Vlaamsgezinden te
125
benoemen. Dit werd hem na de oorlog niet in dank afgenomen. Idem dito met de
benoeming van zijn schoonzoon in het Gentse gerecht. Toch was zijn relatie met de
bezetter zeker niet vriendschappelijk; de toon die hij aanslaat in zijn klaagbrieven is
brutaal; hij aarzelt niet om hen op gebroken beloftes te wijzen. Eens hij besefte dat hij en
het VNV ‘gefopt’ werden door de Duitsers zou hij afstand nemen. Een van de redenen dat
hij dan ook uit de organisatie Voor Moeder en Kind stapte was omdat hij de inmenging
van de bezettende overheid niet langer duldde.
Niet enkel in Voor Moeder en kind was Daels actief. Net als in de voorgaande decennia
was hij zeer actief op sociaal-geneeskundig vlak. Zowel door redevoeringen en
publicaties als door persoonlijk langs te gaan bij huisgezinnen in verpauperde buurten
trachtte hij de sociale toestand van het Vlaamse volk te verbeteren. Hij zou de
universiteitsstudenten aanmoedigen om zich in te zetten op sociaal vlak.
Daels’ interventie op universitair vlak zou niet uitsluitend bestaan uit benoemingen en
sociale dienst. Hij zou ook zetelen in de universitaire tuchtraad van het GSV, en ook daar
werd hij na de oorlog ervan beschuldigd van de Duitse bezetter erbij gehaald te hebben.
Hier is echter geen bewijsmateriaal van gevonden.
Tenslotte bleef Daels tijdens de oorlog aan als voorzitter van het IJzerbedevaartcomité.
Samen met dat comité besloot hij om de IJzerbedevaarten te laten doorgaan. Tijdens de
eerste twee bedevaarten kwam Daels bijzonder Duitsgezindheid uit de hoek. Dit in
contradictie met de vele problemen die het comité telkens ondervond om de bedevaart
te mogen laten doorgaan. Uiteindelijk mochten deze in beperkte mate doorgaan in de
crypte van de IJzertoren. Al de redevoeringen werden onderworpen aan censuur en
zeker Groot-Nederlandse uitspraken werden verboden. Zo mocht er nooit een spreker
uit Nederland overkomen. Op het einde van de oorlog besefte Daels dat er van zijn
Groot-Nederlandse aspiraties niets in huis zou komen. Hij trok zich volledig terug uit de
politiek en op de laatste IJzerbedevaart overheerste het defaitisme.
De beweegredenen van Daels om in de collaboratie te stappen waren diegene die hij
tijdens de Eerste Wereldoorlog had ontwikkeld: Vlaamsgezindheid en
sociaalvoelendheid. Hij wou het Vlaamse volk van nt zijn en dacht dat dit het best zou
lukken in het VNV. Zijn contacten met de bezetter waren allerminst hartelijk, maar hij
zou ze wel gebruiken om zijn zin door te drijven als dit op de gebruikelijke manier niet
ging. Pas toen hij eens te meer werd geconfronteerd met de onbetrouwbaarheid van de
Duitsers, nam Daels afstand. Hij wou niet meer gelinkt worden aan de politiek van het
VNV en zou na zijn ontslag geen enkele politieke rol meer spelen. Na de oorlog zou
Daels’ rol als ‘het geweten van Vlaanderen’ niet meer kunnen opnemen.
126
DEEL V: De repressie (1944-1959)
360
Onmiddellijk na de bevrijding kwam de bestraffing van de collaboratie op de politieke
agenda. De repressie kwam er in verschillende golven en had verschillende gezichten.
Op aanraden van zijn vrienden besloot Daels om onder te duiken in Gent. Ze kregen
gelijk; met man en macht zou er gezocht worden naar de ‘verrader Daels’. Uiteindelijk
zou hij bij verstek ter dood veroordeeld worden. Na zijn veroordeling zou Daels
vluchtten naar Zwitserland. Ondertussen bleef zijn familie in België ijveren voor zijn
terugkeer, wat in 1959 dan ook lukte.
Dit deel gaat van start met een kort theoretisch stuk over de repressie aan de hand van
het standaardwerk Onverwerkt Verleden van Steven Dhondt en Luc Huyse. Zij
ontwikkelden een ‘repressie met zes gezichten’. Daarna is het weer de beurt aan Daels
en wordt zijn onderduiking en proces uit de doeken gedaan. Tenslotte worden ook de
laatste levensjaren van Daels besproken.
360
Onbekend, Frans Daels op 75-jarige leeftijd, zwart-Wit foto, s.d., collectie Universiteit Gent.
127
Hoofdstuk I: De repressie in zesvoud
De massale afrekening met de collaborateurs na de oorlog kende een geschiedschrijving
die beheerst werd door de politieke houding van de auteurs. Aanhangers van de
amnestiebeweging zouden vooral focussen op de volksrepressie en de wreedheden die
de collaborateurs te beurt viel en daarin zelf een kwijtschelding zien voor de daden van
de collaborateurs/slachtoffers tijden de Tweede Oorlog. Voor de auteurs van deze
strekking was er sprake van een antiflamingantische repressie die gebruikt werd om de
Vlaamse Beweging te onthoofden. Pas toen de amnestiekwestie minder de literatuur
overheerste en cijfermateriaal aantoonde dat er van een onevenwichtige repressie
tussen Vlaanderen en Wallonië geen sprake was, zou een correcter beeld geschetst
worden.
Medeverantwoordelijk voor deze correcte studie van de repressie is het werk
Onverwerkt Verleden. De auteurs ontwikkelden een ‘typologie in zesvoud’361, waarin de
repressie wordt opgedeeld in drie grote delen: de volksrepressie, de overheidsrepressie
en ten slotte de repressie in particuliere organisaties zoals onderwijs. De
overheidsrepressie wordt ook nog afzonderlijk opgesplitst in vier delen. We bespreken
hier kort deze typologie ten einde een goed begrip te ontwikkelen over de positie van de
‘zaak Daels’.
De straat regeert
Toen in september 1944 de geallieerde troepen België bevrijdden barstte naast het
volksfeest ook de volksrepressie los. Volgens Huyse en Dhondt kwam dit door wat de
sociologen ‘anomie’ noemen: “een overgangstoestand waarin wet en orde grotendeels op
non-actief staan - niet omdat men het zo wil maar omdat het niet anders kan. De oude
wetten verliezen op abrupte wijze hun kracht en de nieuwe spelregels zijn nog niet in
voege. Anomie betekent ook: machtsvacuüm.”362 Na vier jaar van terreur was de grens
tussen goed en kwaad voor velen vervaagd. Bovendien zorgde de snelle opmars van de
geallieerden ervoor dat de Duitsers al verdwenen waren voor de bevolking zich tegen
hen kon keren. Mede daardoor werd de opgekropte haat dan maar op de collaborateurs
bekoeld. De beelden over deze repressie zijn bekend: mishandeling van vrouwen en
kinderen, vernieling van de inboedel van incivieken, standrechtelijke executies,…
Bovendien was er nog geen overheid aanwezig in het bevrijde land. De politie stond
machteloos tegenover dergelijke uitingen van geweld. Verzetsleden, waaronder ook
361 L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden. Collaboratie en repressie in België, 1945-1952, Leuven, Kritak, 1991, p. 19. 362 L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, p. 49.
128
diegenen die pas in de laatste weken waren toegetreden tot het verzet, leidden de weg
en werden vergezeld door een woedende volksmassa.363
De eerste volksrepressiegolf in september 1944 gebeurde deels in een periode zonder
overheid. Van de tweede straatrepressie kan dat niet gezegd worden. De volkswoede
ontvlamde opnieuw in mei 1945 toen men geconfronteerd werd met de horrors van het
naziregime. De overheid was deze keer wél aanwezig, maar reageerde te traag en te laat.
Vandaar dat Dhondt en Huyse de hypothese verdedigen dat de repressie in mei
oogluikend toegestaan werd door de overheid.364
Verschillende collega’s en vrienden van Daels werden door deze straatrepressie hard
aangepakt. Zo werd Reimond Speleers de dag na de bevrijding in zijn huis hardhandig
gearresteerd door twee verzetsleden en twee agenten.365 Pater Callewaert werd in april
aangehouden en geïnterneerd in het kamp in de Wollestraat in Gent.366 Jef Goossenaerts
werd aangehouden en afgetuigd.367 Veel van zijn andere collega’s werden opgepakt of
doken onder.
De overheidsrepressie
De krijgsraden
De repressie van overheidswege steunde op twee aspecten die tijdens de oorlog door de
regering in Londen beslist werden. De eerste stap naar een strenge repressie werd gezet
op 17 december 1942, toen de strafwetten in verband met het samenwerken met de
vijand werden uitgebreid en vernieuwd. De voornaamste verandering was dat de
rechter niet meer diende aan te tonen dat de daden van de beklaagde schadelijke
gevolgen hadden voor het land; er moest louter bewezen worden dat deze wist dat zijn
daden schadelijk zouden kunnen geweest zijn voor de Belgische staat. De politieke-,
economische- en militaire collaboratie kregen allen de doodstraf als strafmaat.368 Frank
Seberechts schreef hierover: “[…]honderdduizenden landgenoten kunnen nu als
verdachten worden beschouwd. De straffen worden bovendien strenger. Dat legt een
hypotheek op de repressie: de vervolging van de collaborateurs kan nog moeilijk op een
redelijke wijze geschieden.”369 Deze wetsaanpassing zorgde voor problemen bij de
363 L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, pp. 44-46. 364 L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, p. 47. 365 J. Dedeurwaerder, Professor Speleers: een biografie. Antwerpen, Perspectief, 2002,p. 792. 366 F. Seberechts, Ieder zijn zwarte. Verzet collaboratie en repressie, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 99. 367 L. Elaut, Mijn memoires, p. 459. 368 L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, pp. 21-25. 369 F. Seberechts en J.S. Verdoodt, Leven in twee werelden: Belgische collaborateurs en de diaspora na de Tweede Wereldoorlog, Leuven, Davidsfonds, 2009, p. 30.
129
gerechtelijke macht. Indien ze de wet naar de letter zouden volgen dan zou de repressie
zeker en vast uit de hand lopen. Deden ze dit niet dan waren ze juridisch incorrect en
kregen ze de publieke opinie, die een harde bestraffing eiste, tegen zich.370
De tweede stap werd gezet met de wet van 26 mei 1944 waarin de procedure voor de
berechting van de beschuldigden werd vastgelegd. Hierin werd de gerechtelijke
afhandeling van de collaboratie overgedragen aan het militaire recht. Op korte tijd
moest het militaire gericht omgevormd worden naar een apparaat dat in staat was om
honderdduizenden verdachten te onderzoeken en indien nodig te berechten. Dit verliep
verre van vlot en zorgde ervoor dat de dossiers maar traag werden afgehandeld. Men
moest ook veel nieuw personeel aannemen, waardoor onervaren krijgsauditeurs een
belangrijke functie kregen. Bovendien hadden deze krijgsauditeurs een veel te groot
takenpakket: naast gerechtelijk officier namen ze ook de rol van magistraat van het
openbaar ministerie en onderzoeksrechter over. Dit hield in dat een krijgsauditeur niet
alleen verantwoordelijk was voor het onderzoek, maar ook voor de eventuele
aanhoudingen, huiszoekingen, inbeslagnemingen en de strafvordering. Dit tweeluik van
maatregelen zou wegens het stroeve verloop, na een jaar bijgestuurd worden.371
Naast deze twee maatregelen is ook de wet van 19 september 1945 van belang, en dan
vooral het artikel 123 sexies. Dit artikel schreef de gevolgen van de burgerlijke epuratie
voor, wat inhield dat de burger al de in het wetsartikel vermelde rechten levenslang
verloor. Ook deze wet werd na enige tijd bijgestuurd.372
Het militaire gerecht beschikte over een uitgebreid arsenaal aan straffen, waarvan de
doodstraf uiteraard de zwaarste was. “Zij is tegen 2.940 personen uitgesproken (1.247
maal op tegenspraak en 1.693 maal bij verstek). In 242 gevallen is genade geweigerd en
werd de doodstraf uitgevoerd.”373 Daarnaast was er natuurlijk de levenslange
gevangenisstraf en andere vrijheidsstraffen van een bepaalde duur. Deze werden steeds
vergezeld van andere sancties, zoals een geldboete of de stelling onder politietoezicht.
Bovendien werden aan vele collaborateurs sancties opgelegd die niet als een formele
straf werden ingevoerd maar als een burgerlijke maatregel. Het bijzondere van deze
maatregel was dat men niet in aanmerking kwam voor gratie of eerherstel. Zo was er het
verval van de Belgische nationaliteit, het verlies van bepaalde rechten en de
schadevergoeding aan de Belgische staat.374
370 L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, p. 21-25. 371 L. Huyse en S. Dhondt, op. cit. 372 L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, p 23. 373
L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, p. 24. 374
L. Huyse en S. Dhondt, op. cit.
130
Deze laatste sanctie hield in dat de Belgische staat zich burgerlijke partij stelde en op die
manier een vergoeding kon vragen voor de geleden materiële en morele schade. Door
het gebrek aan uniformiteit werd dit een zeer omstreden maatregel. De omvang van de
vergoeding werd, zeker in het begin, door de rechters in kwestie op arbitraire wijze
bepaald. De gevolgen voor wie de schadevergoeding opgelegd kreeg waren niet te
overzien. Vaak oversteeg de som de financiële mogelijkheden van de veroordeelde. Ook
dit was een burgerlijke sanctie,waardoor ze bleef gelden bij een gratieverlening. De
schadevergoeding kon zo ook ze afgedwongen worden bij de erfgenamen van een
overleden collaborateur. Op die manier werden ook de goederen uit de
huwelijksgemeenschap aanspreekbaar. Tenslotte was er de sekwestratie van goederen.
In feite was dat geen sanctie maar een preventieve maatregelen om de uitvoering van de
financiële straffen te verzekeren. “De goederen van verdachten werden daartoe onder een
stelsel van dwangbeheer gebracht tot het strafgeding beëindigd was en, bij veroordeling,
tot aan alle geldelijke verplichtingen jegens de Belgische Staat voldaan was.”375
De burgerlijke epuratie
Dankzij de besluitwet van 19 september hadden de krijgsauditeurs de mogelijkheid om
bepaalde collaborateurs, waarvan ze de schuld bewezen achtten, uit het openbare leven
verwijderen (al dan niet levenslang) zonder dat er een rechtbank aan te pas was
gekomen.. Het beruchte artikel 123 sexies bevatte een lijst rechten die de beschuldigde
kon verliezen. Wie via deze wijze berecht werd kwam wel niet in aanmerking voor een
gevangenisstraf. De veroordeelden in kwestie werden burgerlijk dood gemaakt. Zo
mochten zij geen openbaar ambt meer bekleden, noch stemmen noch verkozen worden,
en ook een advocaten- of dokterspraktijk hebben werd verboden. Lesgeven of een
leidinggevende functie uitoefenen in om het even welke organisatie was eveneens
illegaal.376
De burgerlijke epuratie was ook een politiek middel. de krijgsauditeurs werden
aangemaand om zoveel mogelijk Duits- en/of Vlaamsgezinde Belgen hun stemrecht te
ontnemen tegen de verkiezingen van februari 1946. Deze aansporing miste zijn effect
niet: tegen 15 februari 1946 waren reeds 18 000 mensen uit hun rechten ontzet.377
Zuivering in de politiek en ambtenarij
375 L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, pp. 25-26. 376 L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, p. 26. 377 L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, p. 27.
131
De wetgeving omtrent de bestuurlijke collaboratie was in principe vrij eenvoudig. Alle
benoemingen en promoties die hadden plaatsgevonden na 16 mei 1940 dienden meteen
ongedaan gemaakt te worden. De nieuwbenoemden werden dan ook snel afgezet. Er
was wel een probleem met diegenen die reeds voor de oorlog actief waren in de
ambtenarij en de politiek, maar die verdacht werden van collaboratie. In eerste instantie
werden zij voor zes maanden geschorst, maar al snel bleek die periode veel te kort om
een zuiveringscommissie samen te stellen, waardoor de schorsing verlengt werd tot 12
en later zelfs 24 maanden. De strafmaat was zeer divers: van een blaam over een
schorsing tot een oneervol ontslag. Een tweede probleem was dat de besluitwet van 8
mei 1944 betrekking had op een wel erg brede groep ambtenaren, waardoor het proces
nog extra vertraagd werd.378
Het bewijs van burgertrouw
Na de oorlog probeerde de overheid door zware gevangenisstraffen, boetes en het
vervallen van verschillende burgerrechten er zich van te vergewissen dat onvaderlandse
Belgen elke kans ontnomen werd om nog een rol te spelen in het bevrijde België. Op
initiatief van de overheid werd het ‘bewijs voor burgertrouw’ ontwikkeld, dat enkel aan
trouwe Belgen werd uitgereikt. Algauw had men dit certificaat voor bijna alle aspecten
van het leven nodig. Zo kon men zich niet inschrijven aan de universiteit zonder
dergelijk certificaat, werden ontrouwen geweerd uit de ambtenarij en in verschillende
bedrijven, mochten ze zich niet inschrijven in het handelsregister enz. De maatregel was
ontspoord. Tevens waren er amper richtlijnen over het uitvaardigen van het bewijs,
waardoor er sprake was van een zekere willekeur. Naast personen die door de wet van
19 mei 1945 als ‘ontrouwe Belgen’ bestempeld zouden worden, werden ook anderen,
zoals zij die vrijwillig in Duitsland waren gaan werken, het slachtoffer van deze
maatregel. Bovendien kon men er niet tegen in beroep gaan. Halverwege 1947 drong het
bij de overheid door dat het zo niet langer kon; het systeem werd aan banden gelegd en
in 1951 werd het bewijs zelfs afgeschaft.379
De zuivering in privéorganisaties
Naast de zuivering van de overheidswege zou er in de particuliere organisaties ook een
‘grote kuis’ georganiseerd worden. De socialistische beweging was de initiatiefnemer
door al op 8 september 1944 de collaborateurs uit haar midden te verwijderden. en zou
378 L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, p. 34. 379 L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, pp. 38-40.
132
snel navolging vinden in onder andere de medische wereld en de advocatuur. Ook in het
lokale verenigingsleven vond er een zuivering plaats.380
Er vond een zekere wisselwerking plaats tussen de overheid en de privéorganisaties.
Een vervolging door de overheid werd vrijwel altijd gevolgd door een uitzetting uit een
privé-organisatie en omgekeerd. Daarnaast zorgde artikel 123 sexies ervoor dat men uit
bepaalde rechten ontzet werd, zoals de mogelijkheid om nog bepaalde functies uit te
oefenen. Langs de andere kant zou de overheid diegenen die ontslaan werden in de
privéorganisaties (zoals de orde van geneesheren) automatisch vervolgen.381
380 L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden pp. 49-52. 381 L. Huyse en S. Dhondt, op. cit.
133
Hoofdstuk II: Het onderzoek naar Daels
Het onderzoek naar Daels zou geleid worden door pasbenoemd substituut-
krijgsauditeur Egidius ‘Guido’ Spanoghe, die advocaat aan de Gentse balie was en ook
actief was in cd rechtenfaculteit. Spanoghe had tevens de leiding over de zaken Elias,
Speleers en Vandenberghe. Door de reeds besproken vertragingen kwam Daels’ zaak
maar op 26 juni 1946 als eerste aan de beurt.382 Het onderzoek bestond uit drie luiken.
Ten eerste trachtten ze hem te lokaliseren. Ten tweede ondervroegen ze verschillende
personen waarmee Daels samenwerkte en ten slotte verzamelden ze bewijsmateriaal in
de vorm van briefwisseling en artikels van Daels. Naast deze overheidsrepressie zou
Daels ook geschorst worden aan de universiteit en de orde van geneesheren.
De opsporing van Daels
Onmiddellijk na de bevrijding kwam de vervolging van de ‘zwarten’ op gang. Daels had
een ‘bekende kop’ en dook op aanraden van zijn familie onder. Zelf wou hij dat niet: “ik
heb me niks te verwijten.”383 Ook anderen die zich verbrand hadden aan de collaboratie
doken onder, zoals Germaine Lefever, die o.a. bij Leon Elaut verbleef voor hij
gearresteerd werd.384 Van zijn eigen familie doken zowel zijn zoon Paul als zijn
schoonzoon Amaat Bockaert onder. De eerste was tijdens de oorlog gouwleider geweest
van de Nationaal-Socialistische Jeugd. Hij bleef twee jaar lang succesvol ondergedoken
zitten, maar werd uiteindelijk verklikt en tot twee jaar gevangenisstraf veroordeeld. Ook
Bockaert kreeg als arrondissementcommissaris voor Gent-Eeklo een duidelijke VNV-
stempel op zich. Hij zou bij verstek ter dood veroordeeld worden en uiteindelijk
vluchten naar Argentinië.385
Het voorgevoel van zijn familie klopte: midden september werd het eerste proces-
verbaal opgesteld van de zoektocht naar Daels. Hun huis in de Sint-Pietersnieuwstraat
had de hele familie reeds verlaten nadat ze vernomen hadden dat het verzet plannen
had om bij hen binnen te vallen.386 De twee jongste zonen, Luc en Piet vonden samen
met hun moeder onderdak bij hun oudste zus die getrouwd was met Andreas van
Houwe en op de Coupure woonde. Het viel hun moeder bijzonder zwaar om van haar
man gescheiden te zijn.
382 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, Spanoghe aan auditeur-generaal, 7.2.1946 383 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. 384
L. Elaut, Mijn memoires, p. 315. 385
F. Seberechts en J.S. Verdoodt, Leven in twee werelden, p. 386 L. Elaut, Mijn memoires, p. 320.
134
Daels zelf zou gedurende deze periode op meerdere plaatsen verblijven: eerst in het
Gentse dominicanenklooster, daarna bij een Gentse bediendenfamilie om dan
uiteindelijk in Varsenare bij de Franstalige tak van de familie te belanden. Luc Daels ging
zijn vader meerdere malen bezoeken, wat telkens een hele onderneming was: “het
systeem was zo dat ik de trein naar Brussel nam, dan naar Antwerpen en dan zo naar
Brugge opdat ze mij niet zouden volgen, zo intens was die zoektocht naar hem.” Een
anekdote maakt duidelijk hoe groot de angst voor ontdekking was: “Ik ging hem eens
bezoeken in Varsenare. Hij had als vermomming een pruik gekregen. Het was mooi weer en
we besloten in de velden te gaan wandelen. We kruisten echter een boer die gedag zei,
waarop mijn vader zijn hoed én pruik ophief om goedendag terug te zeggen. De boer
herkende hem ogenblikkelijk: ‘professor Daels!’ Wij zijn dan onmiddellijk naar huis gegaan,
het was code rood en we hebben hem snel verhuist. De boer zou echter niets gezegd
hebben.”387
De zoektocht naar Daels was geen succes. Een eerste stap was de lokalisatie van zijn
familie: toen bleek dat de jongste twee zonen en zijn vrouw aan de Coupure bij Andreas
van Houwe verbleven, ging de Gentse politie langs bij de overbuur van Van Houwe, Paul
Struys, die beloofde om de woning in de gaten te houden.388 Daarna werd de pater-
jezuïet Fleerackers gecontacteerd om te controleren of hij op de hoogte was van Daels’
verblijfplaats.389 Na deze pogingen zou men het zoeken op eigen initiatief staken. Er
werden alleen nog meldingen van de bevolking nagetrokken. Alle meldingen waren
echter gebaseerd op valse geruchten. Zo was op radio Stutgart, op 20 december 1944, te
horen dat “l’illustre prof. Daels, le plus grand savant d’Europe, a été lachent assasiné a
Bruxelles. Des milliers de patriotes flamands et wallons sont traduits devant les tribunaux
par le gouvernement communiste de Pierlot”390 De krijgsauditeur en zijn medewerkers
zouden de komende twee jaar de handen vol hebben met het controleren van dergelijke
geruchten.
Deze geruchtenstroom kwam reeds op gang in oktober 1944. De onderzoekers gingen
ijverig te werk en volgden elke tip op. In oktober 1944 vermoedde men dat Daels “den
gekenden germanofiel” en Lefever “gewezen zwarten voorzitter van V.O.S.” zich
verschuilden in het visitatieklooster aan de Coupure.391 In het jaar 1945 werden
verschillende pogingen ondernomen om het onderduikadres van Daels te achterhalen.
387 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. 388 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, Minister van justitie aan Overste van de Territoriale Brigade, 9.12.1944 389 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O, stukken na terechtzitting, nr. 4, verslag over pater Fleerackers, 3.11.1944. 390 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, commissaris Codde aan Spanoghe, 5.1.1945. 391 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 5, verslag over Germain Lefever, 19.10.1944.
135
Op 29 maart 1945 wou men overgaan tot een huiszoeking in de woning van Daels. De
onderzoekers kwamen echter tot de constatatie dat de woning sedert enkele maanden
al bezet door de Engelse Overheden. Nadat ze toestemming verkregen van de ‘civil
affairs’ onderzochten ze het huis van kop tot teen. Dit bleef echter zonder resultaat. De
agenten concludeerden hierna dat: “De huidige verblijfplaats van Daels, Frans, kon door
ons niet ontdekt worden en zou hij hoogst waarschijnlijk uitgeweken zijn naar
Duitschland.”392 In september 1945 dacht men dan weer dat Daels zich verschool in de
gebouwen van het gesticht ‘De toevlucht van Maria’ aan de Coupure, omdat ze een tip
hadden ontvangen dat José Daels er frequent op bezoek kwam. De politie stond een
aantal avonden op wacht bij de ingang van het gesticht, maar had slechts eenmaal José
Daels zien binnengaan.393 In mei vond tevens een huiszoeking plaats bij Van Houwe. Hij
verhuurde een deel van zijn huis aan een bevriend koppel, Léo Delvaux en Yvonne
Vereecken. Zij werden ondervraagd over een valies die gevonden was in hun vertrekken.
Ze verklaarden dat deze de koffer van Frans Daels was. Ook werden kwijtschriften
gevonden op de keukentafel, die tevens aan Frans Daels toebehoorden. Yvonne
Vereecken verklaarde hierover dat ze deze had gekregen van de verpleegster van José
Daels, met de opdracht om eens in de afdeling materniteit langs te gaan en te informeren
of deze kwijtschriften reeds door de patiënten waren betaald. Het bewijsmateriaal werd
meegenomen naar het commissariaat, waar de koffer van Daels geopend werd. Ze
vonden geld (5500 frank) en enkele paparassen.394 Een derde poging om Daels te vinden
gebeurde in december, toen men dacht dat Daels en Bockaert zich schuilhielden op de
boerderij van de familie Thienpont (familie van Bockaert) in Frankrijk. Ook dit bleek
niet te kloppen.395
Naarmate het proces naderde, versnelde het tempo van de opsporingen. Een bekend
figuur als Daels werd overal ‘gezien’. Zo gaf Albert Steyaert, een elektricien, de volgende
getuigenis: “Gisteren, 3 maart 1946 rond 21.30 uur was ik met mijn verloofde op wandel
langs de Coupure. Gekomen nabij de Refuge Marie werden wij vluchtig voorbijgegaan door
een persoon die mij op het eerste zich toescheen volledig te beantwoorden aan de
beschrijving van Daels Frans, die ik persoonlijk heel goed ken evenals zijne houding. Ik ben
stellig zeker gezien te hebben dat deze persoon een bril droeg.” Daarna had hij die persoon
zien binnengaan in het huis van Van Houwe. Hij was er echt 100% zeker van dat die
392 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 28, proces-verbaal van poging tot huiszoeking, 29.4.1941. 393 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 42, proces-verbaal van gevonden agenda, 17.9.1945. 394 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 36, proces-verbaal van onderzoek naar Andreas Van Houwe, 15.5.1945 395 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O, stukken na terechtzitting, nr. 15, proces-verbaal van onderzoek naar Amaat Bockaert, 8.12.1945
136
persoon een bril droeg: “moest het niet zo zijn dat ik den bril gezien heb, ik zou zeggen dat
het den zoon Daels José was […] ik ben echter zeker dat den persoon die ik gezien heb een
bril droeg.” Vervolgens gingen de onderzoekers naar het huis, waar ze ontvangen
werden door de vrouw van Daels, Joanna Vercauteren, die aan hen verklaarde dat het
José Daels was die op de avond van 3 maart was langsgekomen. Ook uit de huiszoeking
bleek niets dat de aanwezigheid van Daels kon bevestigen. Hierna trokken ze naar de
woning van José Daels, die, zonder de kennis van zijn moeders verklaring, bevestigde dat
hij die avond bij Van Houwe was langs geweest en daar de nacht had doorgebracht.
Daaruit trokken de onderzoekers de conclusie dat Steyaert zich, gezien het late uur,
vergist had.396
Een dag voor de rechtszaak werd koortsachtig verder gezocht naar Daels. Men had
vernomen dat hij verbleef bij een zekere dokter Martens, maar omdat ze niet wisten om
welke Martens het juist ging, deden ze zowel bij de dokter Martens van Astene als bij die
van Zulte een huiszoeking, die evenwel zonder resultaat bleef.397 Op dezelfde dag werd
ook een huiszoeking uitgevoerd bij de weduwe De Brabandere te St-Eloois-Vijve, waar
Daels gespot was. Dit was wederom een vergissing.398
Al deze opsporingen waren het gevolg van personen die dachten dat ze Daels gezien
hadden en daarvoor de politie contacteerden. In het geval van Steyaert was het zelfs
iemand die Daels goed gekend had. Blijkbaar was een deel van de bevolking er zodanig
op gebrand om Daels berecht te zien, dat ze hem zagen op plaatsen waar hij nooit
geweest was. Ook de rijkswachters gingen zeer ijverig te werk. Dikwijls gingen ze reeds
op de dag van de melding langs met een huiszoekingsbevel bij de verdachte personen.
Toch waren al deze meldingen op geruchten gebaseerd; Daels had op geen enkele van
deze locaties verbleven.
Op 26 juni 1946 zou Réné Maryns, deurwaarder bij de Gentse rechtbank van eerste
aanleg, voor de formaliteit naar de woning van Daels gaan om hem te dagvaardingen.
Aangezien hij daar niet aanwezig was, ging het proces bij verstek door.399
396 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O, stukken na terechtzitting, nr. 32, verslag van huiszoeking naar aanleiding van getuigenis Albert Steyaert, 4.3.1946. 397 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O, stukken na terechtzitting, nr. 35, proces-verbaal van huiszoeking bij dr. Martens, 25.6.1946. 398 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O, stukken na terechtzitting, nr. 30, proces-verbaal van huiszoeking bij De Brabandere, 25.6.1946. 399 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map V.N, stukken van terechtzitting, nr. 1, poging tot dagvaardiging door René Maryns, 26.6.1946.
137
Bewijsmateriaal
Het bewijsmateriaal van de zaak Daels is op te delen in drie categorieën: artikels en
redevoeringen, briefwisseling en foto’s van Daels.
In het dossier werd een grote hoeveelheid artikels en publicaties van redevoeringen van
Daels onderworpen aan een grondige analyse. Met rood potlood werden de bezwarende
zinsneden aangeduid of overgetypt op aparte bladen. Voorbeelden hiervan zijn: “in
Vlaanderen werd de invaller tenslotte als redder begroet”,400 “zoo verre hadden de
ongezonde democratie en het parlementarisme ons gebracht”401 en de toespraak die Daels
hield op een VNV vergadering in Antwerpen: “wat ons werd aangedaan binnen het kader
van het Belgisch staatsverband door de vroegere machthebbers vergeten of vergeven wij
nooit”402 Tevens werd zijn deelname aan de ‘Dosfel-voordrachten’ als bewijsmateriaal
gezien.403 Ook het feit dat Daels gedurende het jaar 1941 had meegewerkt aan het
dagblad Vooruit werd als bezwaarlijk aanschouwd, aangezien hij een artikel geschreven
had getiteld ‘sociaal geneeskundige voorzorg in Vlaanderen’, dat volgens de onderzoeker
een cultureel artikel met pro-Duifftse propaganda was.404 Ten slotte werden ook de
boekjes aan de jeugd van Vlaanderen405 en Vrouwen, Moeders, Jeugd’ hem kwalijk
genomen.406
Ten tweede werden een dertigtal foto’s van Daels verzameld als bewijsmateriaal. Het
waren foto’s van ‘zwarte’ bijeenkomsten en de IJzerbedevaarten. De foto’s werden
steeds vergezeld van een verslag waarop de aanwezigen opgelijst werden en de aard van
de foto werd vermeld. Enkele voorbeelden: een foto van Daels in het Brugse stadshuis
bij ‘De plechtige opening der Brugsche Kultuurdagen’ in 1942, op de ‘Von Bissing
herdenking’ van het GSV in 1941’407 op een Wehrmachtsconcert ten bate van
400 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M. stukken van onderzoek, nr. 91, Het Algemeen Nieuws, 21.7.1941. 401 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.J, stukken van onderzoek, nr. 8. Volk en Staat, 14.1.1941. 402 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.J, stukken van onderzoek, nr. 10, Het Algemeen Nieuws, 10.3.1941. 403 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.K. stukken van onderzoek, nr. 51, Verslag over de Lodewijk Dosfelvoordrachten, 11.4.1946. 404 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.K. stukken van onderzoek, nr. 12, Vooruit, 3.11.41. 405
F. Daels, Aan de jeugd van Vlaanderen, Brussel, Dietschland, 1940. 406 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.J, stukken van onderzoek, nrs. 13-14, exemplaren aan de jeugd van Vlaanderen en Vrouwen, Moeders, Jeugd. 407 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.J, stukken van onderzoek, nr. 15, proces-verbaal van aanwezigheid op Dietsch studentencongres, 1.3.1945.
138
Winterhulp in de zomer van 1941,408 een aantal foto’s van Daels op de begrafenis van
Staf de Clercq409 en tenslotte foto’s van Daels tijdens de oorlogsbedevaarten.410
Ten derde werd de gevonden briefwisseling van Daels aangevoerd als bewijsmateriaal.
Al deze brieven werden gevonden bij derden, aangezien er bij Daels thuis niets was
teruggevonden. Dat Daels vooral schreef naar Speleers, Elias, Opdebeeck, Van den
Berghe, en Thedieck bleek reeds in het vorige deel.
Tenslotte werd nog bewijsmateriaal aangehaald dat buiten bovenstaande categorieën
valt: een agenda van een Duitse officier genaamd Paul. Deze had men gevonden in het
lokaal van de ‘Duitsche akademie’ in Gent. Daarin stonden verschillende afspraken
tussen Paul en Frans Daels genoteerd. Men concludeerde daaruit dat Daels “tijdens den
oorlog betrekkingen –vermoedelijk vriendschappelijke- te hebben onderhouden met een
Duitsche officier genaamd Paul.”411 Ook de lidkaart van Daels van DeVlag, evenals zijn
ontslagbrief uit DeVlag, werden als bewijsmateriaal aanschouwd.412
Getuigen
Naast het bewijsmateriaal werden ook verschillende personen ondervraagd. Sommigen
werden zelf beschuldigd van collaboratie, anderen waren louter getuigen. Verschillende
van deze getuigenissen werden als bron gebruikt in deze thesis.
Allereerst verkreeg Spanoghe een aantal getuigenissen in briefvorm, zoals de brief van
Leopold Van Steenwegen over de rol van Daels in de tuchtcommissie. Volgens Van
Steenwegen was Daels ervoor verantwoordelijk dat zijn zoon werd opgepakt.413 Ook de
getuigenis van Jozef Carton omtrent de ‘aanslag op Daels’ in het begin van de oorlog,
ontving de krijgsauditeur per brief.414
Op ongeveer twee jaar tijd zou Guido Spanoghe negen mensen ondervragen over hun
relatie met Daels. Op 29 november 1944 werd de secretaresse van Daels, Maria Lievens,
408
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 30, Foto Daels op Wehrmachtsconcenrt te Gent, 4.4.1941. 409
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nrs. 31-32, Foto Daels op begrafenis Staf De Clercq, 27.10.1942. 410
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nrs. 41-44, Diverse foto’s van Daels op de IJzerbedevaarten. 411 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 42, proces-verbaal van gevonden agenda, 17.9.1945. 412
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G, stukken van onderzoek, nr. 162. Daels aan secretariaat DeVlag, 4.5.1942. 413 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B, stukken van onderzoek, nr. 14, Leopold Van Steenwegen aan Krijgsauditeur, 21.11.1944. 414 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., overtuigingsstukken, nr. 4, Verklaring van Jozef Carton, 13.9.1944.
139
op de rooster gelegd. Zij verklaarde dat ze vooral actief was bij de organisatie Voor
Moeder en Kind. Haar voornaamste beweegreden om bij Daels te werken was omwille
van haar 76-jarige moeder, die in behandeling was bij hem. Ze ontkende bovendien
enige Duitslievendheid: “ik bemoeide mij met niets.” Over Daels’ activiteiten met de
bezetter beweerde ze niet op de hoogte geweest te zijn.415 Ook Germaine Gruwez werd
rond deze tijd verhoord in verband met Daels’ uitspraken op de plechtigheid van de
IJzerwegramp.416
Daarna lag het afnemen van verhoren lange tijd stil. In 1946 vatte men het werk terug
aan. Léon Elaut werd op 14 februari verhoord over de kwestie van de
tuchtcommissie.417 De volgende verhoren vonden plaats op 11 en 12 juni, twee weken
voor het proces. Waarschijnlijk had de substituut-krijgsauditeur het n zodanig druk
gehad (hij had nog drie andere zaken) dat hij er maar zo laat toe kwam om de getuigen
te ondervragen. Op 11 juni kwam als eerste professor Renaat Tavernier aan de beurt, die
verhoord werd in verband met de universitaire tuchtcommissie. Zoals reeds vermeld,
verklaarde Tavernier dat hij Daels ervan verdacht om de bezetter erbij gehaald te
hebben.418 Vervolgens werd de oud-rector Guillaume Desmet ondervraagd over de
tuchtcommissie en de zaak van het academisch ziekenhuis. Hij verklaarde echter van
geen feiten op de hoogte te zijn, al vermoedde hij wel dat de tuchtcommissie
verantwoordelijk was voor de inmenging van de Duitsers.419 Als laatste die dag was
Marcel Carton, bestuurder van het burgerlijk hospitaal der Bijloke, aan de beurt. Hij
verklaarde dat Daels zijn contacten met de bezetter had gebruikt om een eigen
Academisch ziekenhuis te verkrijgen, en dat hij aldus verantwoordelijk was voor het
ontslag van 33 geneesheren van de Bijloke.420
Op 12 juni vonden er vier verhoren plaats. Oud-rector René Goubau kwam goed
voorbereid naar het verhoor. Hij had divers bewijsmateriaal bij zich over de
lastercampagne die Daels tegen hem had opgericht (de kwestie van de Toulouse-
professoren).421 Ook ex-professor Johannes Wilms werd verhoord over de
415 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B, stukken van onderzoek, nr. 16. verhoor Maria Lievens, 29.11.1944. 416 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 33, verhoor Germain Gruwez, 1.12.1944. 417 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 70, verhoor Leon Elaut, 14.2.1946. 418 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 82, verhoor Renaat Tavernier, 11.6.1946. 419 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 83, verhoor Guillaume Desmet, 11.6.1946. 420 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I., stukken van onderzoek, nr 81, verhoor Marcel. Carton, 11.6.1946. 421 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 86, Verhoor René Goubau, 12.6.1946.
140
tuchtcommissie. Hij getuigde dat hij niet dacht dat Daels hiervoor verantwoordelijk was,
en voegde daaraan toe: wat professor Daels betreft, wensch ik te verklaren, dat ik voor zijn
houding en bedoelingen steeds respect heb gehad, ook indien ik niet steeds met zijn
meening akkoord kon gaan.”422 Later die dag werd Oscar Dambre, lid van het
IJzerbedevaartcomité, verhoord. Hij verklaarde dat Daels op een vergadering had gezegd
dat hij gecontacteerd was door de Duitsers. Over de houding van het comité zei hij het
volgende: “Indien Daels zich in den Zomer 1940 bij den Oberfeldkommandant te Gent heeft
aangeboden om hem de medewerking van de IJzerbedevaart aan te bieden, dan
veronderstel ik, dat hij zulks uit eigen beweging heeft gedaan, met zijn gewone manier van
autoritair optreden.” Dambre was ervan overtuigd dat de IJzerbedevaart een VNV-
gezinde weg diende op te gaan, door onder andere propaganda te maken voor de
wervingen van het Oostfront. Hij geloofde dat ook Daels die mening was toegedaan, en
“in ieder geval is de werking van de Bedevaart dien weg opgegaan.” De verklaring van
Dambre werd als bewijs gezien voor de verantwoordelijkheid van Daels in de
‘manipulatie van het IJzerbedevaartcomité’, zoals de zijdelingse notities van Spanoghe
ons leren.423 De dag werd afgerond met het verhoor van Ernest Van den Berghe, de
secretaris van het VNV, die op dat moment reeds gevangen zat in de Nieuwe Wandeling
in Gent. Hij verklaarde dat hij Daels voor de oorlog louter kende als de man van de
IJzerbedevaarten en de sociaal-geneeskundige spreekbeurten. Daels was volgens hem
voor en in het begin van de oorlog geen lid van het VNV. Van onderhandelingen tussen
Staf De Clercq en Daels in de zomer van 1940 had hij geen weet. Daels trad volgens hem
“na enige aarzeling” toe tot de Raad van Leiding en pas nadat bleek dat de
Volksbeweging een mislukking was. Op de vraag over de rol die Frans Daels gespeeld
heeft in deze raad met betrekking tot de werving van het Vlaams Legioen, antwoordde
hij: “Eigenlijk is er in den Raad van Leiding niet beslist geworden tot die werving over te
gaan. Het is Staf De Clercq persoonlijk die op het onverwachts, den dag van den
oorlogsverklaring aan Rusland den oproep heeft gedaan. […]Daels [heeft] zich inderdaad
ingespannen voor de wervingscampagne. Ik moet er echter aan toevoegen, dat wanneer hij
ondervond, hoe de Duitschers hun woord niet hebben gehouden, hij als dan heftig is tekeer
gegaan tegen de bezettende overheid.” Verder verklaarde hij maar weinig te weten over
de houding van Daels in de Raad van Leiding, aangezien Daels na 1941 niet meer
aanwezig was op vergaderingen.424
422 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 91, verhoor Johannes Wilms, 12.6.1946. 423 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 84, verhoor Oscar Dambre, 12.6.1946. 424
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 93, verhoor Ernest Van den Berghe, 12.6.1946.
141
Het laatste verhoor vond plaats op 13 juni. Hendrik Elias, die gedetineerd was in de
Nieuwe Wandeling, werd ondervraagd over zijn relatie met Frans Daels. Hij verklaarde
dat hij Daels had leren kennen in het kader van de vernederlandsing van de Universiteit,
rond 1925, maar had daarna geen contact meer gehad met hem. Hij zag Daels voor het
eerst terug toen hij hem, samen met Germain Lefever, met zijn auto vervoerde naar het
IJzerkruis. “Daels heeft mij alsdan gesproken over bezoeken, die hij vanwege Duitschers
zou ontvangen hebben, waarbij hij tevens zijn ongerust nopens de Duitsche politiek ten
onzen opzichte had tot uiting gebracht.” Ook Elias was niet op de hoogte van contacten
tussen Staf De Clercq en Frans Daels over diens toetreding tijdens de zomer van 1940, al
vermoedde hij wel dat die er waren vanwege de Volksbeweging. Pas nadat deze mislukt
was, is Daels “met bezwaren” toegetreden tot de Raad van Leiding. Elias beweert verder
dat “Het V.N.V. heeft nooit gepoogd, om de hand te leggen op de cultuurverenigingen
zooals de IJzerbedevaart […] Wel streefden wij ernaar om de leiders van die vereenigingen
onze gedachten te doen deelen.” Over de wervingen voor het Vlaams Legioen verhaalde
hij dat Daels in eerste instantie geen principiële bezwaren had tegen de wervingen, maar
dat hij wel geprotesteerd heeft over de manier waarop zijn medewerking werd
voorgesteld. “Het ongenoegen van Daels is begonnen wanneer de eerste berichten uit
Polen zijn toegekomen.” Wanneer Elias gevraagd wordt naar de activiteit van Daels in de
Raad van Leiding, antwoord hij dat “Daels vooral grieven naar voren heeft gebracht, in
alle opzichten, maar vooral hevig tegen DeVlag. Daarbij dreigde hij ook herhaaldelijk met
ontslag, totdat hij het dan ook eindelijk heeft gegeven einde 1943.” Tenslotte vermeldde
hij dat Daels een fervente brievenschrijver was, die soms drie keer per dag een brief
dicteerde en die dan ’s avonds op de post deed. Daels vele breven werden door Elias en
zijn collega’s “[…] beschouwd als mondelinge mededeelingen, daar hij den tekst ervan in
een eerste impuls werkelijk opstelde door spreken in zijn dictafoon.”425
Nadat deze laatste getuigenis was afgelegd en al het bewijsmateriaal was verzameld, zou
Spanoghe aan de krijgsauditeur Ganshof van der Meersch laten weten “[…] dat in de
reeks der groote politieke zaken, thans gedagvaard wordt in de zaak van Frans Daels,,
gewezen professor aan de Rijksuniversiteit te Gent, lid van den Raad van Leiding van het
V.N.V. en voorzitter van het comité der Jaarlijkse Bedevaart naar de Graven van den
IJzer.”426
425 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I. stukken van onderzoek, nr. 94, verhoor Hendrik Elias, 13.6.1946. 426 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, Spanoghe aan krijgsauditeur-generaal, 14.6.1946.
142
Hoofdstuk III: Het vonnis
Het vonnis van Daels werd op 26 juni 1946 uitgesproken in de krijgsraad van Gent.
Doordat de verdachte verstek tekende en geen had, was er van een werkelijk proces
geen sprake. Volgens Luc Daels ging Spanoghe selectief te werk en liet hij geen getuigen
in het voordeel van Daels aan het woord: “De laatste jaren voor de oorlog […] kwamen er
wekelijks minstens vluchtelingen uit Duitsland bij ons thuis, die dan door m’n vader werden
geholpen of die dan naar Amerika trokken, waaronder ook veel joden. Deze wensten te
getuigen op het proces, maar ze werden niet binnengelaten.”427 In feite werd op de
procesdag zelf geen enkele getuige aan het woord gelaten. De inhoud van het proces was
volledig bepaald door krijgsauditeur Spanoghe. Deze had op basis van het
bewijsmateriaal en de getuigen die hij had verzameld, op 25 juni een uiteenzetting van
de zaak voorbereid.
In deze uiteenzetting somde Spanoghe de zaken op die hij als bezwaarlijk beschouwd:
“Frans Daels heeft onmiddellijk na de capitulatie van Mei 1940 een politieke activiteit aan
den dag gelegd om het Belgisch staatsverband uiteen te rukken, ten einde Vlaanderen te
voegen bij een Groot-Nederlandschen of ‘Dietschen’ Staat. […] hij werd een der
vertrouwenslieden van den Bezetter, en deed regelmatig beroep op de hulp van den vijand
om zijne plannen te verwezenlijken.” Daarna wordt Daels als een van de stichters van de
Eenheidsbeweging-VNV gezien: “Wij vinden hem telkens op het podium wanneer in dit
verband belangrijke vergaderingen gehouden worden.” Daarmee doelde Spanoghe op
Daels’ aanwezigheid bij de aankondiging van de Eenheidsbeweging-VNV door Staf De
Clercq. Ook zijn lidmaatschap van DeVlag werd hem kwalijk genomen, al vermeld
Spanoghe wel dat “Aan de eigenlijke politieke activiteit van DeVlag heeft hij niet
meegedaan, doch die later wel integendeel bekampt. Daartegenover heeft hij wel een
ongewone politieke activiteit ontplooid in het V.N.V.” Logischerwijze vond Spanoghe
Daels’ medewerking aan de werving voor het Vlaams Legioen een daad van verraad.
Zowel zijn propaganda ervoor als zijn plan om het geneesherenkorps samen te stellen
werden als ‘zeer bezwaarlijk’ genoteerd. Het feit dat hij sinds 1941 op de hoogte was van
de ware toedracht achter het Vlaamse Legioen en toch bleef propaganda maken tot zijn
ontslag, beschouwde Spanoghe als landsverraad. Tevens werd hij ervan beschuldigd dat
“op elk terrein waar Daels ten strijde trekt, aarzelt hij niet om den hulp in te roepen van
den bezettenden overheid; desnoods grijpt hij naar het wapen der verklikking om
tegenstrevers uit de weg te ruimen.” Volgens Spanoghe ‘zuiverde’ Daels op die manier de
rector Goubau uit de universiteit, de beroepsmilitairen uit Winterhulp, de heer Van
Houdt in de magistratuur, het geneesherenkorps van de Bijloke en de
427 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012.
143
studentenverenigingen aan de universiteit. Spanoghe beëindigde zijn uiteenzetting met
de volgende bedenking: “Tenslotte dient in algemeenen zin nog aangestipt, dat Daels als
lid van de Raad van Leiding, deelachtig is aan de politiek van het V.N.V. […] politiek van
vernietiging en omvorming van het land tot onderdeel van het Duitsche Europa.”428
Het is opvallend hoe er geen woord gerept werd over de verscheidene klachtbrieven die
Daels gestuurd heeft aan de Duitse bezetter. Ook het feit dat hij sinds eind 1941 niet
meer aanwezig was op de vergaderingen van de Raad van Leiding werd niet vermeld.
Ook met zijn sociaal-geneeskundig werk werd geen rekening gehouden. Bovendien werd
er gesproken over verklikking aan de vijand, terwijl daar nergens duidelijk sprake van
was. Daels was wel verantwoordelijk voor het ontslag van de geneesheren en de
beroepsmilitairen, maar deze werden niet vervolgd door de bezetter.
De dag daarna vond de zitting van de krijgsraad plaats. Aanwezig waren: de voorzitter
Du Bois, de burgerlijke magistraat Blanchy Van Shoote (majoor), de werkelijke leden
J.J.C. Merckx (kapitein-commandant) en J. Hederweirt (luitenant), en tenslotte ook
Substituut-auditeur Spanoghe. De burgerlijke partij was de Belgische Staat.429 Nadat
nogmaals Daels werd opgeroepen, besloot de voorzitter “Daels maakt verstek”. Hierna
verleende hij onmiddellijk het woord aan de substituut-auditeur Spanoghe, die zijn
uiteenzetting begon.
Daels werd van acht zaken beschuldigd:
A) Tussen tien mei 1940 en september 1944: “Als Belg, de wapens tegen België of
tegen de bondgenooten van België […] te hebben opgenomen, […] namelijk om door
woorden, in openbare bijeenkomsten of plaatsen uitgesproken, hetzij door
geschriften, drukwerken, door om het even welke prenten en zinnebeelden, […]
Belgen rechtstreeks aangezet hebben tot het opnemen van wapens in het Vlaamsch
Legioen”
B) “Als dader, mededader of medeplichtige […] hulp te hebben verschaft aan den
vijanden van de Belgischen staat in soldaten, mannen, geld, levensmiddelen, wapens
of munitie […] namelijk door zijn aanwervingen voor het Vlaamsch Legioen en als
deel genomen hebbende van de Raad van Leiding van het V.N.V. aan de activiteit
van deze vereeniging tot aanwerving van mannen voor militaire en para-militaire
formaties van den vijand, aanwerving van mannen voor arbeidskrachten voor de
Duitsche oorlogsinspanning, enz.”
428 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, uiteenzetting van Spanoghe, 25.6.1946. 429 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map V.N., stukken van terechtzitting, nrs. 2-8, Uitgebreid vonnis, 26.6.1946.
144
C) Tussen tien mei 1940 en 29 januari 1943: “[…] met kwaad opzet, ’s vijands politiek
of plannen in de hand te hebben gewerkt, namelijk enerzijds door zijn persoonlijken
aanvallen tegen de Belgischen Staat en diens wettelijke instellingen en anderzijds
om de hoedanigheid van lid van de Raad van Leiding in het V.N.V. deel genomen te
hebben aan de activiteit van die vereeniging met doel zoaals hierboven gezegd.”
D) Tussen 28 januari 1943 en september 1944: “Wetens ’s vijands politiek of
oogmerken te hebben gediend, te Gent en elders in België” en zo de “trouw der
burgers jegens den Koning en den Staat aan het wankelen te hebben gebracht”
E) Tussen 28 januari 1943 en september 1944: “Als dader […] een propaganda
gericht tegen de weerstand tegen den vijand of diens bondgenooten, […] wetens te
hebben geleid, door eenigerlei middel gevoerd, uitgelekt, geholpen of begunstigd.”
F) Tussen 10 mei 1940 en september 1944: “Als dader, mededader of medeplichtige
[…] een groepering, vereeniging of organisatie te hebben gesticht, namelijk de
eenheidsbeweging V.N.V. die de vernietiging nastreeft van België’s
onafhankelijkheid […]”
G) Tussen 10 mei 1940 en september 1944: “Als dader, bij inbreuk op vermeld artikel
een funktie uitgeoefend te hebben in zulkdanige vereeniging, namelijk in het V.N.V.
en in de eenheidsbeweging V.N.V. en wel in de hoedanigheid van lid van de Raad van
Leiding.”
H) Tussen tien mei 1940 en 29 januari 1943: “ […] met een kwaad opzet, door het
aanklagen van een werkelijk of ingebeeld feit, welken persoon ook blootgesteld te
hebben aan onderzoek, vervolgingen of gestrengheden vanwege den vijand,
namelijk in 1940 den toenmaligen Rector der Universiteit, Dr. Goubau René, en
andere professoren; in 1941 de heer Substituut Van Houdt en andere magistraten,
in 1942 Kapitein Maertens, Luitenant De Laere en andere beroepsmilitairen, die
werkzaam waren in de diensten van Winterhulp.”430
Enkel punt B werd door de Krijgsraad niet weerhouden. Op basis van het
bewijsmateriaal werd Daels veroordeeld tot de doodstraf. Daarnaast werd hij ook
vervallen verklaard van de Belgische nationaliteit, levenslang ontzet uit zijn rechten,
afgezet van alle titels, openbare ambten, graden en diensten waarmee hij bekleed was en
dat “het vonnis in ’t openbaar zal voltrokken worden met den kogel te Gent.”431 Omdat
Daels door zijn wervingen voor het oostfront “de jeugd tegen België heeft opgezet”, had
hij aan de Belgische staat “een morele en stoffelijke schade aan den Staat heeft
veroorzaakt.” Daarom eiste de Burgelijke Partij van Daels een schadevergoeding van tien
430
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map V.N., stukken van terechtzitting, nrs. 2-8, Uitgebreid vonnis, 26.6.1946. 431
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map V.N., stukken van terechtzitting, nrs. 2-8, Uitgebreid vonnis, 26.6.1946.
145
miljoen Belgische Frank en al de gerechtskosten.432.Spanoghe zou na de uitspraak van
het vonnis nog een persconferentie houden, waarin hij Daels afschilderde als een van de
akeligste verraders die België ooit had gekend.433 Hij was trots op de verwezenlijkte
uitspraak. Het vonnis werd bekend gemaakt in de krant De Nieuwe Gentenaar434 en in
het Belgisch staatsblad.435
Wie het vonnis en de uiteenzetting van de zaak bekijkt, ziet dat Luc Daels enigszins gelijk
heeft: de elementen die Daels zaak hadden kunnen bepleiten, waren niet aanwezig.
Nergens werd vermeld dat Daels reeds vroeg uit het VNV stapte, alhoewel ze daar wel
informatie over hadden. Spanoghe had de klachtbrieven van Daels verzameld, maar liet
deze (bewust?) uit zijn uiteenzetting. Spanoghe wist dat Daels’ zich reeds in 1943 terug
had getrokken uit de politiek, maar toch staat in het vonnis te lezen dat hij tot september
1944 collaboreerde. Omdat Daels niet zelf aanwezig was, kon hij geen weerwoord
bieden. Al snel na het vonnis ging men over tot de openbare verkoop van de onder het
sekwester gebrachte goederen en het huis van Daels. Zijn zoon, José Daels, kocht het
huis over en zou zoveel mogelijk andere spullen overkopen.436
Tenslotte dient nog vermeld te worden dat Daels door de Universiteit werd afgezet. Op
14 september 1944 ontving hij reeds een brief waarin hij uit zijn functie geschorst werd
en de toegang tot de universiteit werd ontzegd.437 Dit was problematisch aangezien veel
van zijn onderzoekmateriaal nog in zijn bureau lag. Op vier oktober schreef Rector
Goubau aan de Gentse procureur des Konings, dat op de avond van dinsdag 26
september, onbekenden met sleutels zich toegang hebben verschaft tot het voormalige
bureau van Daels, en daar documenten van hem hebben meegenomen. Hij vraagt dan
ook om snel een onderzoek in te stellen.438 Uiteindelijk werd Daels op 7 februari 1945
definitief geschorst. Ook uit de Koninklijke Vlaamse Academie van Geneeskunde werd
Daels, samen met Elaut afgezet, met als reden: “ten aanzien van hun houding tijdens de
vijandelijke bezetting niet mogelijk voornoemde personen in hun hoedanigheid van lid van
voornoemd college te behouden.”439
432 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map V.N., stukken van terechtzitting, nrs. 2-8, Uitgebreid vonnis, 26.6.1946. 433 Frans Daels bij verstek ter dood veroordeeld”, in: De Standaard, 27.6.1946 434 “Professor Daels ter dood veroordeeld”, in: De Nieuwe Gentenaar, 31.6.1946. 435 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, uitknipsel Belgisch Staatsblad, 18.8.1946. 436 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, gegevens sekwestratie, 5.7.1945. 437UA, personeelsdossier Frans Daels, schorsing Daels, 14.9.1944. 438 UA, personeelsdossier Frans Daels; Goubau aan Gentse procureur, 4.10.1944. 439 L. Elaut, Mijn memoires, p.330.
146
Over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren
Aangezien Daels zichzelf niet verdedigd had op het proces, zou hij dat doen via een
zelfgeschreven verweerschrift, dat hij op 1 augustus reeds verspreide onder zijn
vrienden en medewerkers en dat de titel Over mijn leven en over mijn werkzaamheid
tijdens de oorlogsjaren droeg.440 Op 13 augustus bereikte een exemplaar de
krijgsauditeur.441
Daels vangt zijn verweer aan met de volgende verklaring: “Het weze mij veroorloofd, in
een oogenblik dat ik werd beschuldigd van ontrouw aan volk en land, verslag te geven over
mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens oorlogsjaren.” Nadat hij zijn privaat leven
beschreef, deelt hij zijn publieke activiteiten op in 4 categorieën: als geneeshoogleraar,
als cultuurmens, als sociaal-geneeskundige en als sociale werker. Opmerkelijk hierbij is
dat de categorie ‘politicus’ ontbreekt.442
Als geneeshoogleraar beschrijft hij zijn wetenschappelijk werk dat hij samen met de
studenten uitvoerde en de prijzen en (buitenlandse) erkenning die hij daarvoor
ontvangen had. “Deze wetenschappelijke bedrijvigheid bleef mijn hoofdzakelijk werk
tijdens de oorlog. Van mijn groot boek van verloskunde verscheen een nieuwe uitgave.
Opzoekingen over kankerbehandeling […] waren in volle gang in het ogenblik van de
bevrijding.” Verder vermeld hij zijn geneeskundige voordrachten aan de verpleegsters
en de boekjes Voor Moeder en Zuigeling en Voor onze Jongens. Aan al zijn publicaties,
zowel van deze vorm als zijn leergangen, heeft hij geen enkele cent verdiend, daar hij het
als zijn “plicht beschouwd mijn leergangen in boekvorm aan de studenten en verpleegsters
ter beschikking gesteld in de voor hen meest gunstige voorwaarden.”443
Als cultuurmens “heb ik gewerkt voor de kulterele verheffing van mijn volk.” Hij vermeld
al zijn activiteiten in o.a. de Vereniging voor Wetenschap, het Geneeskundige tijdschrift
en het Natuur en Geneeskundige Vennootschap. Zijn deelname aan de strijd voor de
vernederlandsing van de universiteit beschouwt hij als een poging om het volk te
verheffen. Ook zijn ervaringen aan het front en de oprichting van het SKVH beschrijft hij
uitgebreid, alsook de rol van het IJzerbedevaartcomité in het herdenken van deze oorlog.
Hij wijst er op dat er ministers aanwezig waren op deze herdenkingen: “er was geen
440
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946. 441 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O, stukken na terechtzitting, nr. 41, ontvangst verweerschrift Daels, 13.8.1946. 442
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946. 443
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946.
147
Bedevaart of er was tenminste een minister aanwezig, soms waren er drie.” Over het
doorgaan van de IJzerbedevaarten schrijft hij het volgende: “Tijdens de bezetting heeft
het Komiteit in geweten gemeend de soleniteit van de Bedevaart te moeten behouden als
bevestiging van zelfstandigheid en in verweer tegen verduitsing. Dit is niet gegaan zonder
de grootste moeilijkheden.” Daels doelt hier natuurlijk op de problemen die hij had om de
IJzerbedevaart te laten doorgaan. Vervolgens haalt Daels aan dat hij “als kultuurmens
alle idealisten in nood heb geholpen. Ik heb te Gent en in Spanje gevluchte duitse
kommunisten. Ik waarborgde gastvrijheid aan Italiaanse en Duitse hoogleraren in gevaar.”
Dat klopt alleszins met de getuigenis van Luc Daels, maar er is geen stoffelijk bewijs van
gevonden. Over het waarheidsgehalte van deze claim kunnen we ons dan ook niet
uitspreken.444
Vervolgens bespreekt hij zijn toetreding tot de Raad van Leiding. Hij schrijft dat hij de
plicht voelde om zijn volk te beschermen en hulp te verlenen in die moeilijke tijden. Hij
was er van overtuigd dat de oorlog voorbij was en dat België geen enkele kans meer had
op de overwinning. Dat was volgens hem zijn grootste fout: “indien ik slechts een geringe
hoop had gehad dat de Duitse doeleinden in Vlaanderen met de wapens bestreden konden
worden, dan hadde ik van den beginne af een houding van volledig verzet tegen de bezetter
aangenomen en iedere weerstand aangemoedigd. Daar ik echter dienaangaande misleid
was, heb ik integendeel getracht langs den weg van een zekere medewerking de invloed
van de Vlaamse SS en de Duitse plannen van annexatie in al de mate van de mogelijkheid te
bestrijden.” Doordat hij meende dat een Vlaamse eenheidsbeweging de ronseling voor de
Vlaamse SS zou kunnen tegengaan, trad hij toe tot een raad van advies “doch zonder
welkdanige verbinding of opdracht, zodat ik volle vrijheid van beweging behield. Daarom
heb ik nooit een uniform gedragen.” Dit laatste klopt alleszins. Daels was vaak de enige op
bijeenkomsten die geen VNV-uniform draagt. Hierna beweert hij dat “door
tusschenkomst van de eenheidsbeweging recht laten wedervaren aan Vlaamse
arbeidersgroepen in Duitsland, Engelse geinterneerden vrijmaken, mannen weerloskrijgen
van opeising, kommunisten doen sparen, aangehouden personaliteiten bevrijden, zelfs
Joden uit Breendonk verlossen.”. Buiten een eenmalige poging om Samuel Schor uit
Breendonk te krijgen, die dan werd gestaakt omdat Schor geen Vlaming was, is er niets
gevonden dat deze bewering kan staven.445
Daarna snijdt Daels zijn herhaaldelijke ontslagpogingen aan: “De strijd van de
eenheidsbeweging tegen de SS, tegen de verduitsing van de jeugd, tegen de Duitsche kwade
444
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946. 445
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946.
148
trouw is tragisch geweest. […] In 1941 en 1942 bood ik mijn ontslag aan, telkens werd zo
hard aangedrongen voor de vrijwaring van de jeugd en het sociaalwerk dat ik, voorlopig,
als adviseur werkzaam bleef. De strijd tegen de SS en de Hitlerjeugd hebben mij zolang in
de raad van advies gehouden.” Bovendien beweert hij dat zijn naam herhaaldelijk
(mis)bruikt werd, waardoor het lijkt dat zijn politieke activiteit groter was dan ze in
werkelijkheid was geweest. Na de dood van Staf De Clercq schorste hij zijn medewerking
aan de raad van advies op. Zijn definitief ontslag diende hij in toen bleek “Dat de Duitse
bezetting ons sociaal-geneeskundig werk bestreek. De strijd in de jeugdbeweging was
feitelijk gewonnen; de strijd tegen de SS was verloren. Ik nam ontslag en verspreide enkele
maanden later een brief van ontslag die onder vorm van sluikblad en ook door de Belgische
radio van London werd publiekelijk gemaakt.”446
Daarna onthuld Daels informatie die niet te controleren valt. Hij beweert dat hij sinds
1942 in betrekking stond met anti-imperialistische Duitsers in Brussel door de
tussenkomst van de heer Degen, “Een Duitser in duitse dienst die waarschijnlijk door de
nazis vermoord werd in 1943, ook later met de ondergrondse beweging in Nederland door
tussenkomst van de hoogleraren Valkhof en Burger. Ik ontving het bezoek van de Gestapo.
Eén van mijn zonen werd in mijn eigen huis aangevallen door duitsgezinde indringers.”447
Als sociaal-geneeskundige geeft Daels een uitgebreid overzicht van al zijn sociaal-
geneeskundig werk. Over Winterhulp schrijft hij daarover: “Nooit was er bij deze
werkingen op enigerlei wijze kwestie van politiek, het onderzoek hieromtrent kan worden
gedaan bij honderden gezinnen.” Over de beroepsmilitairen wordt geen woord over
gerept. Ook bij de organisatie Voor Moeder en Kind beweert hij dat hij zich verzette tegen
elke Duitse inmenging en daardoor gedwongen werd om ontslag te nemen.448
Als sociale werker beschrijft hij tot in detail al de moeite die hij deed voor zijn volk. Dat
varieerde van studenten die onder zijn leiding voedsel bedeelden in de verpauperde
buurten, het opzetten van een was- en versteldienst, tot in zijn villa aan de kust enkele
kamers beschikbaar stellen voor minderbedeelden.449
Daels besluit zijn verweer als volgt: “Ik heb in mijn leven het algemeen belang willen
dienen boven eigen belang. Ik heb steeds betracht de hulp aan mijn volk, de verheffing van
mijn volk en de onafhankelijkheid van mijn land. Ik heb steeds gehoorzaamd aan mijn
446
Daarna snijdt Daels zijn herhaaldelijke ontslagpogingen 447
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946. 448
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946. 449
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946.
149
geweten. Ik dank de Heer om het goede dat ik mocht doen en dat mij blijvend hoger leven
schonk. Er zijn in verwarde tijden grote meningsverschillen geweest onder mensen van
goede wil. Onder de mensen die zuiver staan was het slechts verschil van mening over de
meest doelmatige wijze om het algemeen belang te dienen. Ik hoop dat mijn volk
onversaagd verder werken zal aan zijn sociale, kultureele en zedelijke verheffing. Dat is
zijn recht en dat is zijn plicht, plicht van menswaardigheid tegenover zichzelf en plicht van
solidariteit met vorige generaties die geofferd hebben voor hun volk.”450
Dit verweer werd zo uitgebreid besproken omdat dit het enige document is waarin
Daels zélf een verslag geeft over zijn oorlogsjaren. Veel van zijn beweringen zijn echter
niet te staven met bewijzen, en worden soms ook door het bewijsmateriaal
tegengesproken, zoals bijvoorbeeld de zaak van de beroepsmilitairen. Het is vooral
interessant om de motivatie van Daels te horen en zijn kijk op de feiten weer te geven.
Het is duidelijk dat hij ervan overtuigd was dat hij ‘zijn volk diende’ door in de
collaboratie te stappen. Ook haalt hij veel gegevens aan die Spanoghe bewust (?) niet
heeft aangehaald in zijn verweer, zoals Daels sociaal-geneeskundige inspanningen. Het
lijkt er dus op dat Spanoghe deze informatie moedwillig negeerde teneinde een zware
veroordeling voor Daels te bekomen. Daels was ook de eerste van zijn zaken die
voorkwam, en vermoedelijk wou hij de toon zetten op een strenge bestraffing.
Conclusie
De zaak Frans Daels is een symbooldossier voor deze woelige periode. Hij was een
bekend figuur van de collaboratie en krijgsauditeur Guido Spanoghe was er dan ook op
gebrand om een zware veroordeling in de wacht te slepen. De zware uitspraak dient
daarom ook in dit kader gezien te worden. Hij was ook een van de eerste VNV-
kopstukken die aan de beurt kwam, waardoor hem veel meer in de schoenen geschoven
werd dan feitelijk het geval was geweest. Later zou de uitspraak gecorrigeerd worden
naar een gevangenisstaf van 15 jaar.
Doordat Daels verstak gaf op het proces en geen verdediging organiseerde kon de
uitspraak niet weerlegd worden. Door een eigen verweerschrift te verspreiden
probeerde hij zijn naam te zuiveren. De Vlaamsgezinde milieu’s namen zijn woorden ter
harte, maar het valt te betwijfelen of de bevolking hierdoor overtuigt was van zijn
‘onschuld’.
450
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946.
150
Hoofdstuk IV: De periode in Zwitserland
Onder impuls van Andreas Van Houwe besloot Daels om naar Zwitserland te vluchten.
Het constant verhuizen en ondergedoken leven was te zwaar geworden voor de 65 jaar
oude professor.
Hij was niet de enige veroordeelde die Zwitsersland uitkoos als bestemming. Het land
ligt centraal in Europa en houdt zich traditioneel buiten elke oorlog. Bovendien had het
een reputatie van assielland en voerde het een vrij behoudsgezinde politiek. Zwitserland
was bovendien bijzonder gastvrij voor wetenschappers, technici en ingenieurs.
Belangrijk hierbij was de steun van de Zwitserse elite aan deze vluchtelingen. Deze
hielpen hen voorbij de administratieve obstakels te loodsen. Zwitserland was ook
relatief makkelijk bereikbaar voor de collaborateurs.451
Het was omwille van die reputatie dat Daels koos voor Zwitserland. De vlucht werd
nauwkeurig voorbereid. In etappes verplaatste Daels zich steeds dichter bij de Frans-
Belgische grens. Uiteindelijk beland hij in Poperinge. Van hieruit stak hij, vergezeld met
een twaalftal smokkelaars, de grens over. Deze ‘smokkelaars’ waren oud-strijders die hij
tijdens de Eerste Wereldoorlog had verzorgd en zeer loyaal waren aan Daels: “Ze zeiden:
‘niemand zal hem raken’ en liepen de grens over.” Eenmaal over de grens werd Daels
opgewacht door een neef van hem die priester was en als aalmoezenier van het
Amerikaanse leger naar België was gekomen. Daels verstopte zich op de vloer van diens
auto en werd zo naar de Zwitserse grens vervoerd. Maar met zijn Amerikaanse
legeruniform aan mocht de neef-aalmoezenier niet zomaar het neutrale Zwitserland
binnen. Deze trok daarom zoveel mogelijk aandacht naar zich toe om de grenswachten
af te leiden van zijn auto. Uiteindelijk kreeg hij toestemming om de grens over te steken.
Van Albert Servaes, de Vlaams-nationalistische kunstschilder die tijdens de oorlog zich
had aangesloten bij DeVlag, verkreeg Daels het adres van Max Müller, een glashandelaar
die regelmatig naar Vlaanderen afreisde en de Vlamingen goedgezind was. Dankzij hem
kon hij zich vestigen in een goedkoop pension in Zurich. Daar zou hij tot 1950
verblijven.452
In mei 1947 kwamen de autoriteiten op de hoogte van Daels’ vlucht. Bij een huiszoeking
van Anna Servaes ontdekten ze een brief. Deze was gedateerd op 12 mei 1947 en was
van Max Müller, die schreef dat “Herr prof. D. geht sehr gut und auch er arbeitet viel. Seine
papiere sind allerdiens noch nicht geregelt, da Seine Einreise wirklich unnaturlich warnun.
Diese klippe haben wir glükkig umschiffen können, und in en paar wochen wird alles in 451 F. Seberechts en F.J. Verdoodt, Leven in twee werelden, pp. 97-98. 452 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012.
151
ordnung sein.”453 Anna Servaes verklaarde dat ze in eerste instantie niet wist dat ‘prof D.’
professor Daels betekende, maar dat ze bij haar laatste bezoek aan haar vader had
vernomen dat Daels in Zwitserland was.454 Met deze informatie werd niets gedaan. Het
nieuws werd zelfs niet verder verspreid, vermits zowel in november455 als december456
van dat jaar de minister van justitie opnieuw de hoogte werd gebracht van Daels’ verblijf
in Zwitserland. Er werden echter geen stappen ondernomen om hem tot terugkeer te
dwingen.
Na de periode in Zurich verhuisde Daels in 1950 naar Geneve. Daar verbleef hij
eveneens in een goedkoop pensionnetje.457 Hij mocht er werken in het lokale ziekenhuis,
maar werd er niet vast benoemd. Zijn vrouw had hem ondertussen vervoegd. Het koppel
werd gesteund door Vlaamse en Zwitserse vrienden zodat er zelfs ruimte was om de
voedselbonnen door te geven aan hulporganisaties voor vluchtelingen. Toch waren het
geen gelukkige jaren voor mevrouw Daels. Het viel haar zwaar om van haar kinderen
gescheiden te leven, maar ze weigerde om zonder haar man naar België terug te
keren.458
Daels verkreeg van de eigenaars van het pension de toestemming om op de zolder een
klein laboratorium op te richten. Daar concentreerde hij zich op zijn kankeronderzoek.
In de jaren vijftig correspondeerde hij daarover zijn collega’s (o.a. Prof. Van den Plassche
en prof. Massart) aan de universiteit Gent. hij vroeg hen advies voor zijn onderzoek naar
katalyse. Hij beklaagde zich dat hij niet over alle middelen kon beschikken die hij wou.459
In 1950 bracht hij hierover een boek uit ‘Le problème du cancer’460, waarin hij zijn eerste
bevindingen noteerde. Tot zijn terugkeer zou hij actief blijven onderzoeken, wat in 1958
beloond wordt met de toekenning van de Prix Monbinne van de academie nationale de
medicine voor zijn artikel ‘contribution à l’étude de la catalyse et la catalase’. Hij zag
echter geen manier om de prijs in Parijs in ontvangst te nemen zonder door de Belgische
overheid gearresteerd te worden. Bovendien was zijn familie in België druk bezig met
453
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, proces-verbaal van opsporing Louis Van Oudenhove, 15.5.1947. 454 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, proces-verbaal van opsporing Louis Van Oudenhove, 15.5.1947. 455 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, inspecteur Louwage aan de Gentse brigadeoverste, 4.11.1947. 456 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, minister van justitie aan secretariaat Buitenlandse Zaken, 10.12.1947. 457 Villa mary,26 chemin des cottages, Geneve. 458 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. 459 UA, personeelsdossier Frans Daels, Briefwisseling met professoren Massart en Van den Plasche, 9.11.1955,17.11.1955, 4.12.1955. 460
F. Daels, Le problème du cancer, Genève, Editions Humaines, 1950.
152
zijn terugkeer voor te bereiden, en zou hij ze zo zijn terugkeer in moeilijkheden
brengen.461
Contacten met België
Naast zijn contact met oud-collega’s hield Daels nog steeds contact met het thuisfront,
zowel met zijn familie als met het IJzerbedevaartcomité.
Daels onderhield nauwe banden met het nieuwe IJzerbedevaartcomité, dat sinds 1946
onder voorzitterschap van professor Jan Fransen. Dit gebeurde hoofdzakelijk via
secretaris De Landtsheer. Hij kreeg steevast verslagen en foto’s van de verscheidene
bijeenkomsten toegestuurd. Uit deze briefwisseling blijkt dat Daels nog steeds de
Vlaamse Beweging volgde.462 Op de IJzerbedevaart van 1951 las men twee brieven van
Daels voor. De eerste was getiteld ‘Vlaamse studenten’. De woede van Daels over de
repressie was duidelijk te voelen: “Uit haat werden vele schone families in Vlaanderen
gebroodroofd, uitgeplunderd, in armoede gemarteld; er werd moord gepleegd op idealisten
zonder het essentiële recht van verdediging.”463 In zijn tweede brief ‘Vlaamse vrouwen’
trekt hij van leer tegen de vernietiging van de IJzertoren: “[…] door Vlaamshaters werd
vernield zodat zelfs de lijken van gesneuvelde Vaamse idealisten werden mishandeld, uit
haar voor Vlaanderen. Vlaanderen vergeet het nooit en knielt met U op de graven van zijn
schoonste zonen.”464
Ook de Vlaamsgezinde studenten waren Daels nog niet vergeten. In het kader van de
heropbouw van de IJzertoren465 organiseerden de voorzitters van de KVHV
studentenverenigingen sinds 1950 het ‘Werkkamp der Vlaamse Hoogstudenten’. Dit
waren kampen om de IJzertoren herop te bouwen. Bij de tweede editie van het
werkkamp stuurden ze een brief naar Daels met de vraag of hij een boodschap zou
willen richten aan de hoogstudenten. Dit was een verzoek waar Daels graag op
inging.466 Hij schreef dat “Bij mijn 69ste verjaardag konden geen wensen mij aangenamer
zijn dan deze van de Vlaamse hoogstudenten van het werkkamp.”467 Hij huldigde de inzet
van de Vlaamse studenten en riep hen op om ongenadig te zijn voor “voor al deze die
woekerden op Vlaanderens vertrouwen en ellende.”468
461 UA, personeelsdossier Frans Daels, prix Monbinne, 17.11.1958. 462 ADVN 87/82, archief Frans Daels, briefwisseling Daels en Clemens De Landtsheer, 1959-1960. 463 ADVN 96/132, archief Godelieve Daels, brieven Daels op IJzerbedevaart 1951. 464 Ibidem. 465 De ijzertoren was in 1946 door ‘anti-Vlaamse krachten’ vernietigd. 466 ADVN 96/132, archief Godelieve Daels , praeses KVHV aan Daels, 1.8.1951. 467
467 ADVN 96/132, archief Godelieve Daels, Daels aan KVHV, 11.8.1951. 468 Ibidem.
153
Uiteraard volgde Daels vanuit Zwitserland nauwkeurig de stappen op die genomen
werden om zijn terugkeer te bewerkstelligen. Hij werd hierdoor op de hoogte gehouden
door Andreas Van Houwe. De mogelijkheid van een terugkeer zorgde voor veel stress bij
mevrouw Daels.469
469
Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012.
154
Hoofdstuk V: De terugkeer van Frans Daels
In dit hoofdstuk wordt de terugkeer van Frans Daels besproken. Sinds 1954 waren zijn
vrienden en familie actief bezig met zijn terugkeer, in de hoop deze zo snel mogelijk te
verwezenlijken. Hoofdrolspelers hierin waren Andreas van Houwe, enHubert Halin.
Halin was een Waalse kabinetsmedewerker van Achille van Acker. Omwille van zijn
contacten in het verzet werd hij door van Acker belast met de taak om de patriottische
middens te pacificeren voor aanpassingen in het amnestiebeleid. Tenslotte was Gaston
Eyskens de eerste minister die ervoor zorgde dat Daels veilig kon terugkeren naar
België.
Allereerst wordt kort de amnestiebeweging besproken. Daarna komen de
voorbereidingen voor zijn terugkeer aan bod, die uiteindelijk culmineerden in concrete
contacten met de regering om zijn terugkeer vlot te laten verlopen.
De amnestiebeweging
Na de repressie kwam in de Vlaamse beweging langzaam maar zeker de amnestie-eis
voor. In de jaren vijftig werd dit thema opgepikt door het parlement en zou daar
sindsdien niet weg te denken zijn. In 1954 werd de Volksunie opgericht. Deze partij
profileerde zich met de eis voor amnestie. Ook de CVP zou zich achter de amnestie-eis
scharen. Voor de oorlog was het katholieke en het Vlaamse milieu reeds in elkaar
verstrengeld geweest en tijdens de oorlog hadden sommige katholieken zich te diep in
de accommodatiepolitiek geëngageerd. De linkerzijde verzette zich fel tegen elke
mogelijke toegeving aan de collaborateurs. Zij werden hierin gesteund door de
verenigingen van oud-verzetstrijders, voor wie amnestie onbespreekbaar was.
Bovendien werd het onderwerp van amnestie niet enkel gedomineerd door de strijd
tussen links en rechts, maar ook tussen Vlaamsgezind en Franstalig. Het zou namelijk
vooral de Franstalige pers zijn die steeds hevig protesteerde tegen de
amnestievoorstellen. Wallonië kende bovendien geen georganiseerde
amnestiebeweging.470
de regering-Pholien zette een eerste stap in de verzachting van de repressie. De
toenmalige minister van Justitie, Ludovic Moyersoen, paste het systeem van de
voorwaardelijke invrijheidstelling op grote schaal toe. Hierdoor werden vele
collaborateurs uit de gevangenis ontslagen. Tevens beëindigde hij de uitvoering van de
doodstraf, waardoor alle ter dood veroordeelden op een omzetting van het doodvonnis
470 T. Luykx, Politieke geschiedenis van België, p. 422.
155
konden rekenen. Ook Daels werd hierdoor begunstigd. Zijn straf werd omgezet naar een
gevangenisstraf van 15 jaar.471
De volgende CVP-regering, die onder leiding stond van Jean van Houtte, had meer
moeite om maatregelen tot herziening van de repressie door te voeren. Ze stootten
steeds op het verzet van de oppositiepartijen. Na deze regering was het de beurt aan de
linkse regering van Acker, die van 1954 tot 1958 regeerde. Het was in deze regering dat
de minister van justitie, Albert Lilar, samen met Hubert Halin de terugkeer van Daels
voorbereidde. De uiteindelijke terugkeer vond plaats tijdens de regering van Gaston
Eyskens en Albert Lilar, die vanaf november 1958 tot 1961 de macht in handen had.
Tijdens deze twee regeringen zou de Volksunie hun eis voor amnestie regelmatig kracht
bij zetten. Vermoedelijk had de ‘toegeving’ bij de zaken Elias en Daels vooral een
symboolfunctie hadden als een ‘teken van goede wil’.472
De voorbereiding van zijn terugkeer
Aan de mogelijke terugkeer van Frans Daels werd vanaf het jaar 1953 zowel voor als
achter de schermen hard gewerkt. Het IJzerbedevaartcomité nam de rol van luidspreker
op zich, terwijl de juristen van de familie, Paul Daels en Andreas Van Houwe, in stilte
onderhandelingen voerden met de regering.
Op de IJzerbedevaart van 1953 eiste voorzitter prof. Fransen de onmiddellijke terugkeer
van Daels. Een Franstalige krant schreef daarover: “En tout cas, la campagne en faveur de
l’amnistie de Daels est aujourd’hui officiellement ouverte.”473 De bewering dat de
toespraak van Fransen de start was van pogingen om Daels terug naar België te krijgen,
was correct.
In 1954 verscheen het Verweerschrift inzake Prof. Dr. Frans Daels, dat anoniem werd
uitgegeven, maar werkelijk het werk was van Paul Daels en Andries Van Houwe. Daarin
werd de verdediging van Daels gevoerd. De auteurs baseerden zich hierbij voornamelijk
op het zelfgeschreven Verweerschrift van Daels. Ze besluiten dan ook dat “in Vlaanderen,
de mening dat het lijden, dat tot nog toe door prof. Daels werd ondergaan, een sanctie is
die in ontzagelijke mate de fouten overtreft die hem zouden kunnen verweten en dat de
rechtvaardigheid en de bilijkheid eisen dat te zijnen opzichte maatregelen zouden
genomen worden op grond van menselijkheid en generositeit.”474
471 T . Luykx, Politieke geschiedenis van België, p. 439. 472 T . Luykx, Politieke geschiedenis van België ,p. 448. 473 “Et maitenant, au cas de Daels”, in: La Cité, 13.9.1953. 474 Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, p. 44.
156
Ook in 1954 richtte de Gentse vereniging Jeugdzorg een jeugdhuis Ten Huize Frans Daels
op in het kasteel in Wakken. Het was volgens de oprichters “een trefpunt voor alle
Vlamingen en een uitstralingspunt voor Vlaamse aktie” en “Huize Daels is een burcht van
Vlaamse Weerbaarheid en een vrijplaats voor alle Vlaamse werking” Men wou het
aangekochte kasteel ter beschikking stellen ”van de gànse Vlaamse jeugd en hier moeten
we wel even verduidelijken. Alle groepen, alle jongens en meisjes zijn in ons jeugdcentrum
welkom, zo zich houden binnen de geest van hun Tehuis die de geest is van prof. Daels.”
Men wou vooral een vervanger zijn van de Dietse en Vlaamse jeugdbewegingen tijdens
de oorlog “om het zwaard te hersmeden want: HET IS ’T HERSMEDEN WEERD!“ Er werd
eveneens een tijdschrift aan verbonden: Huize prof. Dr. Frans Daels, een “Berichtenblad
voor vrienden en weldoeners. Verschijnt als ’t past.” De organisatie had het leven van
professor Daels als richtsnoer: “zijn levensgedragingen die de leidraad zullen zijn
waarlangs wij ons “jeugdcentrum” uitbouwen.”475 Het bestuur zou oproepen voor de
terugkeer van hun grote voorbeeld: “‘Men’ heeft Vlaanderen zijn Daels ontnomen! Men
houdt Daels van Vlaanderen verwijderd! Maar zijn geest leeft in ons!”476 Op de inhuldiging
van het huis waren volgens het tijdschrift “1200 Vlamingen aanwezig, 200-tal jongens en
meisjes op bivak.” De vereniging had aan de pers een tekst toegestuurd, die ze echter
hadden geweigerd te publiceren. De persttekst, was in telegramstijl opgesteld en klonk
als volgt “1) AAN DE REGERING: Duizenden Vlamingen te Wakken bijeen eisen
onmiddellijke en onvoorwaardelijke terugkeer prof. Daels naar Vlaanderen daar hij steeds
onverfranst onverduits heeft gediend – Zullen niet aflaten tot deze rechtvaardigheidseis is
vervuld 2) AAN PROF. DAELS: Duizenden Vlamingen, bij inhuldiging Daelsburcht Wakken
bijeen betuigen U hun hulde en dan voor voorbeeld en lessen – Oordelen leemte in
Vlaanderen beste bewijs Uwer onmisbaarheid als radikaalvlaamse sociaalchristelijke
vrijstaande voorman – Wensen Uw spoedige terugkeer – Zullen ervoor strijden.”477 In dit
tweede exemplaar geeft de vereniging nog een boodschap mee: “boodschap namens de
heel Nederlandse Beweging: [...] voor de buitenwereld ook heeft dit Daels-tehuis zijn
betekenis. Reeds de naam alleen: Daels is een vlag voor onze strijd. Lang genoeg heeft de
genadeloze repressie geduurd. Genoeg nu met het onrecht der reeds tien jaar aanslepende
gevangenzetting van een Elias, een Ward Hermans, genoeg nu met de verbanning van
zovele vooraanstaanden, een Wies Moens, een De Vleeschauwer, een Servaes, een professor
Frans Daels. Dit Daels-tehuis is een blijvend verwijt en een bestendige aanmaning voor de
Brusselse regeerderskliek: Wij eisen Daels terug en Amnestie!”478 Daels zou hierop een
brief schrijven naar de vereniging waarin hij zijn dank uitdrukte voor dit initiatief. De
opvoeding van de jeugd lag hem immers nauw aan het hart. Hij gaf hen de volgende
475 Huize prof. Dr. Frans Daels, 1.3.1954. 476 Huize prof. Dr. Frans Daels, 1.3.1954. 477 Huize prof. Dr. Frans Daels, 1.6.1954. 478 Huize prof. Dr. Frans Daels, 1.6.1954.
157
boodschap mee: “ […] zal in U, Vlaamse jeugd, de hogere bezielingen schragen en sterken.
Wees nederig in uw Vlaamse grootheid en groot in uw nederigheid. Neem als leuze “ik
dien.” Dien uw volk, onversaagd en onverbiddelijk.”479
De vereniging zou echter een stille dood sterven en maar weinig werkelijk invloed
bezitten, zoals de mediastilte bewees. Buiten Paul Daels, die in het comité zat, zou de
familie Daels zich niet bijzonder bezig houden met deze vereniging, dixit Luc Daels.480
Naast deze openlijke verklaringen van het IJzerbedevaartcomité en de vereniging Ten
Huize Frans Daels zouden er vanaf 1957 bijna wekelijks onderhandelingen plaatsvinden
tussen Andreas Van Houwe en Hubert Halin. Deze laatste was tijdens de oorlog een
Waalse verzetsstrijder geweest, en was aldus de centrale organisator van het Comité
d’Appel. Dit comité was het vertegenwoordigingsorgaan van een aantal
‘vaderlandslievende’ verenigingen. Hubert Halin was tevens de secretaris-generaal van
het Comité d’Action de la Résistance en vormde alzo de verbinding tussen van Acker en
de verzetstrijdersverenigingen. Uit een brief van Van Houwe aan de CVP-politici Karel
Van Cauwelaert en Jospeph Custers, die ook bij de zaak betrokken waren, vinden we een
overzicht van de reeds genomen maatregelen. Het merendeel van de informatie die
hieronder staat komt uit dit verslag, dat op 4 augustus 1958 werd opgesteld.
Begin 1957 werd een request afgegeven aan de premier dat ondertekend was door 103
personaliteiten die de terugkeer van Daels ondersteunden. Onder hen bevonden zich
onder andere Herman Teirlinck, prof. Haessaert, Lode Baeckelmans en prof. Blockmans.
Het was de familie van Daels die verantwoordelijk was voor dit initiatief: “Ieder van de
zonen kreeg een van Dries zo’n lijst mee van personen. Ik moest de kunstenaars doen.
Iedereen was gewillig om te tekenen: Zo wou ik Gerard Walschap de lijst tonen van mensen
die reeds getekend hadden, maar wat wou hij niet, hij zei: ‘ik teken omdat ik wil da uw
vader terugkomt, en dat we terug ruzie kunnen maken’”481
Daarna werd samen met Halin een brief opgesteld die Daels diende te ondertekenen,. In
die brief deed Daels zijn houding bij een eventuele terugkeer uit de doeken. Hij beloofde
niet meer aan politiek aan te doen en dat hij zich volledig zou terug trekken uit het
openbare leven. Ook moest hij beloven om geen rol meer te spelen bij de
IJzerbedevaarten. In deze brief deed Daels dus wat hem door Halin gevraagd werd. Hij
verwees ook naar zijn hoge leeftijd als reden om zich terug te trekken. Dit schrijven
diende als een geruststelling voor de regering dat de terugkeer van Daels geen nieuwe
479 F. Daels, Boodschap aan het strijdende Vlaanderen, Langemark, Vonksteen, 1954, s.p. 480 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. 481 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012.
158
politieke agitatie zou opwekken. Deze voorwaarden waren voor Halin cruciaal om de
onderhandelingen verder te zetten.482
Ondertussen onderhandelde Halin met zijn verzetsachterban over de terugkeer van
Daels. Dit ging lange tijd goed, tot het de verweerbewegingen ter oren kwam dat Daels
erevoorzitter zou worden van het IJzerbedevaartcomité. Daels werd immers door
Clement De Landtsheer gevraagd om het erevoorzitterschap te aanvaarden en of het
comité dit op de 30ste bedevaart publiekelijk mochten verkondigden: “Zelfs indien u
tegen deze datum nog niet naar Vlaanderen zoudt teruggekeerd zijn, of ook wanneer dit
wel zou gebeurd zijn, wat wij allen vurig wensen en hopen.”483 Aangezien het Halins
voornaamste zorg was dat de terugkeer van Daels geen rellen zou veroorzaken, besprak
hij samen met Van Houwe hoe hierop gereageerd diende te worden. Van Houwe schreef
hierover aan Daels: “Met genoegen kan ik getuigen dat, rekening houdend met
standpunten die fataal bijna diametraal tegenover elkaar staan, de heer Halin […] blijk
gegeven heeft van veel begrip voor de te overwinnen moeilijkheden.”484 De weerstand eiste
namelijk dat Daels de naoorlogse bedevaarten zou desavoueren en daardoor ook het
erevoorzitterschap diende te weigeren. Halin was het met Van Houwe eens dat
professor Daels zoiets niet kon doen. Samen zochten ze naar een manier waardoor Daels
het erevoorzitterschap kon aanvaarden, zonder de weerstanders tegen de borst te
stoten. Op initiatief van Halin werd besloten dat Daels een brief zou schrijven naar het
IJzerbedevaartcomité, “waarin hij dankend voor het ere-voorzitterschap, tevens meedeelt
dat hij om verschillende redenen zich niet meer met bedevaartaangelegenheden zal
kunnen bezighouden, en waaruit tevens zou blijken dat het ere-voorzitterschap van de
bedevaarten niets te maken heeft met de oorlogsperiode.” Op die manier diende Daels de
IJzerbedevaarten niet te desavoueren en kon hij het erevoorzitterschap aanvaarden,
terwijl het voor de weerstand duidelijk was dat “het ere-voorzitterschap niet bedoeld
werd als een ophemeling van de collaboratie als dusdanig.” Van Houwe contacteerde
hiervoor het IJzerbedevaartcomité, met de vraag of zij akkoord waren met dergelijk
schrijven. Zij antwoorden zonder aarzelen dat deze oplossing voor hen geen enkel
probleem was.485
Halin en Van Houwe kwamen overeen dat deze brief van Daels een parafrasering diende
te zijn van de verklaring die Daels reeds in november had afgelegd over zijn houding bij
zijn terugkeer. Op advies van Halin en Van Houwe werd de brief gedateerd op 5
september (maar dus in werkelijkheid in december geschreven werd) om zo de schijn
482 ADVN 87/82, archief Frans Daels, verklaring Frans Daels, 10.11.1957. 483 ADVN 87/82, archief Frans Daels Clemens De Landtsheer aan Daels, 23.5.1957. 484
ADVN 87/82, archief Frans Daels , Van Houwe aan Daels, 4.12.1957 485 ADVN 87/82, archief Frans Daels , Van Houwe aan Daels, 4.12.1957.
159
hoog te houden. In deze brief schreef Daels dat hij het erevoorzitterschap graag wou
aanvaarden en beschouwt als de erkenning “Van het werk dat ik heb mogen verrichten
als stichter en voorzitter van de vooroorlogse bedevaarten.” Ook hier verwijst hij weer
naar zijn hoge leeftijd en zijn beslissing om “[…] mijn levensavond te wijden aan de
voltooiing van mijn wetenschappelijke opzoekingen.”486
Halin verzekerde Van Houwe dat hij op basis van deze twee brieven de terugkomst van
Daels zou verkrijgen zonder dat er protest zou komen bij de weerstand. Hij beloofde
plechtig zich volledig in te zetten voor de zaak zodra hij dit laatste schrijven in handen
had. Van Houwe geloofde hier rotsvast in: “Dit schrijven is naar mijn mening nu het
laatste en beslissende stuk dat nodig is om de zaak te doen lukken.”487
De laatste stappen
Hubert Halin kwam zijn belofte na. Op 17 maart 1958 zou hij samen met zeven andere
vertegenwoordigers488 van de vaderlandslievende verenigingen twee brieven sturen
naar de eerste minister en de minister van justitie. De eerste brief zou publiekelijk
gemaakt worden aan de pers, terwijl de tweede vertrouwelijk bleef. De ondertekenaars
hamerden erop dat ze zich nog steeds tegen elke vorm van amnestie verzetten, maar dat
“[…] le règlement des problèmes de la répression, dans un esprit de compréhension,
notamment par des mesures individuelles.”489 Daels en Elias waren twee personen die
hiervoor in aanmerking kwamen. Ze schreven dat ze met een maatregel ten gunste van
Daels niet akkoord gingen, aangezien hij zich van de wet had onttrokken. Alleen als de
schuld van Daels niet gebagatelliseerd zou worden en Daels zou beloven dat hij zich
buiten de politiek en het publieke leven zou houden dan kon eventueel, vanwege zijn
hoge leeftijd, een terugkeer mogelijk worden.490 In de vertrouwelijke brief werd ook aan
de familie van Daels een verbod opgelegd om zich ooit nog politiek te engageren.491 Dit
werd echter genuanceerd door Andreas Van Houwe, die schrijft dat hij met de
ondertekenaars overeengekomen was dat dergelijke voorwaarden onzinnig waren en er
voor geopteerd werd dat “Gedurende een gans normale legislatuur van vier jaar geen
enkel lid van de familie Daels zou opkomen in om het even welke politieke partij.” Ook de
eerste brief werd door van Houwe genuanceerd: “de voorwaarden gesteld in het eerste
486 ADVN 87/82, archief Frans Daels, Daels aan Fransen, 5.9.1947. 487ADVN 87/82, archief Frans Daels , Van Houwe aan Daels, 4.12.157. 488 André Alars, Frédéric Bauthier, Andre De Slaeve, Albert Le Roye, Fernand Demany en Louis van der Schitelen-Rogier. 489
ADVN 87/82, archief Frans Daels, open brief van Hubert Halin et al. aan de eerste minister en minister van justitie, 17.3.1958. 490ADVN 87/82, archief Frans Daels, open brief van Hubert Halin et al. aan de eerste minister en minister van justitie, 17.3.1958. 491 ADVN 87/82, archief Frans Daels , bijlage bij open brief, 18.3.1958.
160
schrijven […] zijn dezelfde als degene die ik met de heer Halin heb besproken en die prof.
Daels ondertekend heeft. Zij zijn echter in een meer scherpere vorm gesteld, en dit met mijn
uitdrukkelijke toestemming, omdat het voor de 7 ondertekenaars aldus enigszins
gemakkelijker werd zich te verdedigen tegen de herrie die zij vreesden vanwege hun
troepen en die er dan ook gekomen is.”492
Deze ‘herrie’ zou er komen vanuit de achterban van de ondertekenaars. Deze
verklaarden aan de twee weerstandsverenigingen Comité D’Action de La Résistance en
Confédération Nationale des prisonniers politiques et ayants droit dat zij door het
ondertekenen van de motie de zaken Daels en Elias uit de kiesstrijd trachtten te houden.
Op die manier zouden ze de amnestiecampagne kunnen opeisen. Maar niet iedereen van
de weerstandsbeweging volgde deze redenering. Zo zag een van de ondertekenaars,
Fernand Demany, zich verplicht zijn ondertekening terug in te trekken aangezien deze
zijn positie als voorzitter van het Onafhankelijkheidsfront in gevaar bracht. De
bestuursleden vreesden immers dat hierdoor de indruk werd gewekt dat hij de mening
van de hele beweging verkondigde. Volgens Van Houwe bleef Demany persoonlijk wel
bij zijn standpunt.493
Een tweede vorm van ‘herrie’ kwam er vanuit het Antwerpse verzetsmilieu. Deze
distantieerden zich uitdrukkelijk van de brief van Halin en de andere ondertekenaars,
aangezien zij vonden dat de gevallen Elias en Daels niet in aanmerking kwamen voor
persoonlijke genade. Zij vonden dat de ondertekenaars, die allen uit het Waalse verzet
stamden, onvoldoende op de hoogte waren van de betekenis van de figuren Daels en
Elias.494 Halin verzekerde Van Houwe er echter van dat de ondertekenaars, ondanks
deze strubbelingen in hun achterban, achter hun handtekening bleven staan.495
Ondertussen was ook de pers op de hoogte van de terugkeerplannen van Daels. De
Franstalige socialistische pers reageerde hier niet enthousiast op. Ze hoopten dat, àls
Daels terugkwam, hij berecht zou worden: “Que se condamné à mort, un des
collaborateurs les plus en vue et particulièrement haissable, commence par se livrer à la
justice de son pays”496
Toen in november 1958 de regering Eyskens-Lilar aan de macht kwam, was het
voorbereidende werk al gedaan. Samen met Van Houwe sprak Eyskens af dat Daels
zonder risico op een gevangenisstraf, kon terugkeren naar België. Op 29 februari 1959
492 ADVN 87/82, archief Frans Daels, Van Houwe aan Daels, 3.8.1958. 493
ADVN 87/82, archief Frans Daels, Halin aan Van Houwe, 16.4.1958 494 ADVN 87/82, archief Frans Daels, Halin aan Van Houwe, 16.4.1958. 495 ADVN 87/82, archief Frans Daels, Van Houwe aan Daels, 3.8.1958. 496 “Treize ans après sa fuite. Le condamné mort F. Daels veut rentrer au pays.”, in : Peryle, 1.2.1958.
161
was het zover. Eyskens schrijft hierover in zijn memoires: “Ik zorgde ervoor dat Daels na
zijn aankomst in Brussel enkele uren werd aangehouden en daarna wegens
gezondheidsredenen en omwille van zijn hoge leeftijd in voorlopige vrijheid werd gesteld.”
497 Op 23 april kwam hij definitief vrij. Hij zou zich eerst kort in Sint-Niklaas vestigen om
uiteindelijk in Bonheiden een kleine praktijk uit te bouwen.
Gelijkenissen met de zaak Elias
Waarom werd de zaak Daels steeds in een adem vermeld met de zaak Elias? Dit komt
allereerst doordat zij tot de weinige collaborateurs behoorden die nog hun straf
uitzaten; Elias in de gevangenis en Daels in vrijwillig ballingschap. Beide kwamen
dikwijls in de media voor en op Vlaamsgezinde manifestaties als de IJzerbedevaart en
het Vlaams Zangfeest werd steevast opgeroepen voor hun terugkeer. Voor de Vlaamse
Beweging vormden Daels en Elias twee symbooldossiers voor de ‘harde,
onrechtvaardige repressie’. Het feit dat ze alletwee de doodstraf hadden gekregen,
speelde ook een rol. Ook werden beide zaken door Hubert Halin behandeld. In het
schrijven van 17 maart 1958 had deze samen met 7 vertegenwoordigers van de
vaderlandslievende verenigingen aan de terugkeer van Daels én Elias voorwaarden
gesteld. Zo mocht Daels niet meer aan politiek doen en diende Elias eveneens afstand te
nemen van de politiek, alsook België bij zijn vrijlating ogenblikkelijk te verlaten. Aan de
zaak Daels werd echter prioriteit gegeven, en dit tot grote frustratie bij Frans van der
Elst, die de raadsman van Elias was: “Aangezien Daels zoals talrijke andere personen in
Vlaanderen Rik Elias dankbaar mag zijn omdat hij alleen de verantwoordelijkheid op zich
genomen heeft van een politiek en van een aantal zaken waarvan de verantwoordelijkheid
gedeeld was […] ik ben het ook niet eens met de thesis dat Elias maar geduld moet hebben
en wachten tot de zaak Daels in orde komt. […] Elias zit negen jaar, heeft genoeg geboet
voor een zuiver politiek delict. Prof. Daels heeft zich aan het gerecht onttrokken, heeft geen
dag in de gevangenis doorgebracht (Goddank).”498 Een andere gelijkenis vinden we in het
feit dat beiden door de bemiddelingen van Eyskens uiteindelijk in vrijheid werden
gesteld.
497 G. Eyskens, Gaston Eyskens: de memoires, Tielt, Lannoo, 1993, p. 487. 498 F. Van der Elst, De bewogen jaren: mijn memoires 1920-1958, Tielt, Lannoo, 1985, p. 130..
162
Hoofdstuk VI: Zijn laatste jaren
Op 77-jarige leeftijd keerde Daels terug naar België. Hij zou zich vestigen in Bonheiden,
dicht bij zijn zoon Paul, om nog tot 1965 jaar werkzaam te blijven in het
Imeldaziekenhuis. Hier ontving hij patiënten ontving en zette hij zijn onderzoek naar
kanker voort. Hij zou zich gedurende deze periode houden aan de hem opgelegde
voorwaarden en zou nimmermeer naar de IJzerbedevaarten terug keren. Naast zijn
bezigheden in het ziekenhuis zou Daels zich vanaf 1966 opnieuw bezighouden met de
publicatie van boekjes: Levenswijsheid (1967) Opvoeding (1968) en Mensen (1970). Hij
wou ook een autobiografie uitgeven, maar werd daartoe weerhouden door Germain
Lefever en Andreas van Houwe, die allebei vonden dat Daels zichzelf in zijn manuscript
herhaalde en verouderd uit de hoek kwam. Daels legde in eerste instantie hun
commentaren naast zich neer, tot Lefever zelf zover ging om te schrijven dat “Hij, die kan
beletten dat dit stuk verschijnt, zal U beschermen tegen Uzelf en het aureool dat om U
hangt glanzend houden.”499 De woorden van Lefever drongen door en het manuscript
werd niet gepubliceerd.
Op 17 januari 1967 overleed Daels’ echtgenote. Dit was een zware klap voor Daels “zij
was zijn alles.”500 Als eerbetoon werd op de IJzerbedevaart van dat jaar tijdens de hulde
voor de Vlaamse vrouwen een speciale hulde aan mevrouw Daels gebracht.501 Los
daarvan wou Daels tijdens diezelfde bedevaart wenste Daels een tekst van hem te laten
voorlezen, aangezien het hemzelf verboden was om op publieke manifestaties, en zeker
op de IJzerbedevaart, aanwezig te zijn. Dit werd door het IJzerbedevaartcomité betreurd.
Er werd dan ook besloten om de boodschap voor te lezen en te kaderen in een algemne
eis voor amnestie.502
In 1972 werd Daels de Albert Sweitzer-prijs van de Zwitserse Johan-Wolfgang von
Goethe-stichting toegekend. Hij verkreeg deze onderscheiding ”omwille van de diepe
sociale inspiratie die zijn wetenschappelijk en geneeskundig werk heeft bezield en zijn
streven naar een betere verstandhouding binnen de grote mensengemeenschap.”503 Daels
verkeerde in de mening dat er een geldsom verbonden was aan de prijs, die hij al
ogenblikkelijk aan de sociale werking van de studenten toewees. Het was echter een
499
ADVN 87/82, archief Frans Daels, Lefever aan Daels, 6.9.1967. 500
Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. 501
ADVN 87/82, archief Frans Daels, Devriendt aan Lefever, 4.7.1967. 502 ADVN 87/82, archief Frans Daels, briefwisseling Daels en Franssen, 1.5.1967, 13.5.1957. 503 “Albert Schweitzerprijs voor prof. Frans Daels” In: Het Laatste Nieuws, 31.12.1971.
163
bekroning ‘Honoris Causa’, maar de wegschenking was een typerend voorbeeld voor
Daels’ sociaalvoelendheid.504
Ondertussen was Daels verhuisd naar een appartement in het Maria-
Middelaresziekenhuis in Gent. Daar was zijn zoon José hoofd was van de materniteit. In
zijn laatste levensjaren zou Daels nog verschillende keren geïnterviewd worden. In deze
gesprekken drukte hij steeds zijn voorkeur uit om het over de Eerste Wereldoorlog te
hebben. Over de collaboratie sprak hij zelden of nooit, ook niet met zijn eigen familie.505
Daels overleed op 22 december 1974, enkele dagen voor zijn 93ste verjaardag. Zowel de
Nederlandstalige als de Franstalige kranten wijdden verschillende pagina’s aan het
leven van ‘de sociaal bezielde Vlaming’.506 Volgens de krant La Lanterne hielden “500
extrémistes flamands” die van plan waren om die dag een mars op Brussel te houden, een
minuut stilte ter ere van Daels.507 Op de begrafenis in de Sint-Pietersabdij te Gent werd
afscheid genomen van Daels door veel van zijn goede vrienden, zoals Elaut en Lefever.
In 1983 werd een hulde gebracht aan Daels, die “100 jaar geleden geboren werd.” Wie de
rekensom maakt, ziet dat dit niet klopt. In 1982 slaagde men er omwille van praktische
beslommeringen niet in om de hulde te laten doorgaan, dus werd ze verschoven naar
1983. De hulde vond plaats in de Bijloke, waar zijn zoon Paul concludeerde dat “een
hulde aan Frans Daels is een hulde aan het Vlaamse volk, op de eerste plaats aan hen die er
voor leden en streden, aan het grote leger van duizenden Vlaamse idealisten, aan de kleine
Vlaamse man die door zijn edelmoedigheid heeft bereikt dat dit volk nog leeft.”508
504 L. Elaut, Mijn memoires, p. 412. 505 “WOI tekende zijn leven. Prof. Dr. Daels wordt 90!”, in: Gazet van Antwerpen, 6.1.1972. 506 “Prof. Daels overleden”, in: De Standaard, 23.12.1974. 507 Avant de marcher sur Etterbeek, 500 extremistes flamands ont rendu hommage au professor Frans Daels que était mort le matin à Gand” In: La Lanterne, 23.12.1974. 508 ”Massa op herdenking van wetenschapsman en flamingant“, in: De Standaard, 7.2.1983.
164
Conclusie
De periode na de Tweede Wereldoorlog wordt gekenmerkt door pogingen om Daels’
naam te zuiveren. Nadat hij bij verstek ter dood veroordeeld werd, zag zijn omgeving in
dat van een normaal leven geen sprake kon zijn. Om Daels’ uit de handen van het gerecht
te houden vluchtte hij naar Zwitserland.
Het zuiveren van Daels’ naam werd niet meer prioritair geacht. De familie zou zich
louter bezighouden met het verwezenlijken van een vrije terugkeer van Daels. Van
amnestie is er dan ook geen sprake: Daels’ zijn schuld werd nooit ter discussie gesteld.
Op die manier hoopte de familie Daels’ terugkeer sneller te verwezenlijken. Er zou dus
nooit sprake zijn van een kwijtschelding van Daels’ schuld.
Desalniettemin was het niet eenvoudig om Daels’ terugkeer te organiseren. Andreas Van
Houwe en Hubert Halin onderhandelen er bijna drie jaar over. Ze moesten immers met
verschillende factoren rekening houden. Zo was Daels voor de amnestiebeweging een
symbooldossier, waardoor de verzetsbewegingen lange tijd zijn terugkeer tegenhielden.
De regering vreesde dat de terugkeer van Daels een storm van protest zou veroorzaken,
iets wat ze ten allen tijde wou vermijden. Het is dan ook aan het voorzichtig handelen
van Halin en Van Houwe te danken dat hij uiteindelijk kon terugkeren.
Daels had geen probleem met de voorwaarden die aan zijn terugkeer waren opgelegd.
Hij was ondertussen een man op leeftijd en had niet langer de wens om zich politiek te
engageren. De laatste jaren van zijn leven bracht hij dan ook door zonder zich nog in de
Vlaamse Beweging te engageren.
165
Conclusie
“Laat de geschiedenis over Frans Daels spreken, het is nog te vroeg om over hem een
definitief oordeel te vellen. Ik wacht dat oordeel af”509
De doelstelling van deze masterthesis was om een objectief beeld te schetsen van Frans
Daels’ bewogen leven. Aan de hand van de studie van zijn volledige levensloop werd de
premisse van deze thesis bewezen: zijn Vlaamsgezindheid en sociaalvoelendheid
vormden wel degelijk de stuwende krachten in Daels’ leven.
De voornaamste pijler van de persoon Daels was zijn sociale bewogenheid. Tijdens zijn
geneeskundige studies kwam hij in contact met de zwakkeren van de maatschappij en
besloot hij om zich zijn leven lang in te zetten voor de armen. Hij kan beschouwd
worden als een van de grootste promotors van de sociale geneeskunde. Steeds
benadrukte hij bij zijn studenten de noodzaak van sociaal engagement als geneesheer:
“Hij heeft nooit een student laten zakken wegens onvoldoende obstetrische kennis, maar hij
heeft er velen uitgekafferd omdat ze naar zijn mening onvoldoende sociale zin hadden.”510
Voor Daels dienden de studenten zich in te zetten voor hun volk. Ook zijn strijd voor een
eigen Academisch Ziekenhuis dient in deze context gezien te worden: hij wou dat de
studenten én geneesheren niet langer in (dure) privéklinieken opereerden, maar zich
allen zouden inzetten ten voordele van het wetenschappelijk onderzoek en de
minderbedeelden.
Eén van zijn redenen om toe te treden tot het VNV was dan ook het sociale programma
van de partij. In de met het VNV gelieerde organisaties Winterhulp en Voor Moeder en
Kind was Daels bijzonder actief en zou hij belangeloos de moeilijke oorlogssituatie van
de bevolking proberen te verzachten. Zijn hele leven lang publiceerde Daels sociaal-
geneeskundige boekjes, zoals Voor Moeder en Zuigeling, die hij quasi gratis uitdeelde aan
zijn doelpubliek. Tot op hoge leeftijd zou hij patiënten ontvangen en kankeronderzoek
uitvoeren. Hij werd op het einde van zijn leven beloond voor zijn inspanningen met de
Albert Sweitzerpenning. Hij kreeg deze omwille van de diepe sociale inspiratie die zijn
wetenschappelijk en geneeskundig werk bezield had.
Het was door deze sociaalvoelendheid dat Daels het als zijn plicht beschouwde om zich
als vrijwilliger te melden toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Door de confrontatie met
de wantoestanden in de loopgraven zou Daels zich het lot van de ‘Vlaamse jongens’
aantrekken. Tot dan toe had hij geen banden met de Vlaamse beweging. Hijzelf was
509 L. Elaut, Mijn memoires p. 413. 510 L. Elaut, Mijn memoires p. 413.
166
Franstalig opgevoed en ook bij hem thuis was Frans de voertaal. Zijn Nederlands was
dan ook verre van perfect toen hij aan het front terechtkwam. Toch zou hij zich
onmiddellijk identificeren met de Vlaamse soldaten. Zij waren volgens hem het
slachtoffer van het Franstalige legerbestuur. Voor Daels was zijn Vlaamsgezindheid een
natuurlijke verlengstuk van zijn sociale bewogenheid. Via allerlei sociale initiatieven
streefde hij ernaar om de zedelijkheid van de soldaten te verbeteren, en om hen ook een
vorm van intellectuele ontspanning aan te bieden. Daartoe richtte hij het SKVH op, dat
door een slim maneuver van Daels het verbod op de studieverenigingen overleefde. Aan
het front kwam hij ook in contact met andere Vlaamsgezinden, waardoor hij één van de
gezichten werd van de Frontbeweging. Hij zou niet aarzelen om zijn mening te
verkondigen in de verschillende frontblaadjes en werd hoe langer hoe meer radicaal
Vlaamsgezind. De rest van zijn leven zou dan ook in het teken staan van de Vlaamse
strijd.
In de jaren tussen de twee wereldoorlogen zou Daels zich ontpoppen als één van de
meest vooraanstaande Vlaamse figuren zonder zich daartoe in de politiek te engageren.
Het ‘geweten van Vlaanderen’ klaagde als voorzitter van het IJzerbedevaartcomité jaar
na jaar al de ‘onrechtvaardigheden tegen Vlaanderen’ aan. Ook aan de universiteit zou
hij radicaal veranderen. Voor de oorlog had hij zich niet gemengd in het debat over de
vernederlandsing van de universiteit, maar nu zou hij er zich ten sterkste voor
uitspreken.
Daels keuze om tijdens de Tweede Wereldoorlog te collaboreren met de Duitsers werd
ingegeven door zijn Vlaamsgezindheid. Hij was er werkelijk van overtuigd dat de oorlog
ten einde was gekomen en dat hij zijn Vlaamse en sociale doelstellingen het best zou
kunnen verwezenlijken door met de bezetter samen te werken. Hij meende dat hij dit
het best kon doen door toe te treden tot het VNV. Deze partij profileerde zich op dat
moment als dé partij die met de Duitsers zou kunnen onderhandelen en die bovendien
een sociaal programma had. In eerste instantie ging alles goed, maar al snel zou hij tot de
conclusie komen dat zijn vertrouwen en zijn naam misbruikt werden. Vooral zijn initiële
enthousiasme voor het Vlaams Legioen kreeg een deuk toen bleek dat de Duitsers zich
aan geen enkele belofte daaromtrent hadden gehouden. Samen met de steeds groter
wordende invloed van de SS in Vlaanderen, hetgeen Daels als zeer schadelijk
beschouwde, vormde dit dan ook de reden waarom hij in 1943 zijn definitieve ontslag
indiende bij het VNV. Dit vormde meteen het einde van zijn politieke carrière.
Ondanks zijn sociaalvoelendheid en Vlaamsgezindheid zou hij tijdens de oorlog de
grenzen van het accepteerbare overschrijden door zijn nieuw verkregen invloed te
misbruiken. We hebben dan ook uitgebreid de verschillende ‘verklikkingszaken’
167
besproken, Ook al was de conclusie hiervan dat er van een een werkelijke ‘verklikking’
geen sprake was, toch zijn het stuk voor stuk voorbeelden van Daels die zijn contacten
met de bezetter misbruikt om zijn zin te krijgen.
Desalniettemin was Daels er zich niet van bewust dat hij tijdens de oorlogsjaren iets
verkeerd had gedaan. Zijns inziens had hij louter gehandeld uit Vlaamsgezindheid en
sociaalvoelendheid. Het zouden zijn familie en vrienden zijn die de professor ervan
overtuigden om onder te duiken. Nadat hij voor zijn oorlogsdaden bij verstek ter dood
veroordeeld werd, zou Daels in de pen kruipen en zichzelf door middel van een
verweerschrift verdedigen. Uit dit verweerschrift blijkt duidelijk hoe hij ervan overtuigd
was dat zijn daden tijdens de oorlog de belangen van het Vlaamse volk verdedigden.
We kunnen dus concluderen dat Daels’ Vlaamsgezindheid en sociaalvoelendheid, de
basisfundamenten van zijn leven, zowel positieve als negatieve gevolgen hadden. Maar
of de geschiedenis nu definitief een oordeel heeft geveld, laten we in het midden. Het is
alleszins duidelijk dat beide aspecten zijn leven en daden overheerst hebben en het
beeld dat van de figuur Daels gevormd hebben. In de Vlaamsgezinde literatuur zal hij
omwille van deze twee aspecten nog steeds een aureool aangemeten krijgen. Daarbij
deden ze al te makkelijk zijn collaboratie af als een ‘vergissing’. Voor deze auteurs was
Daels als een soort Vlaamse profeet. Langs de andere kant werden ook verscheidene
anti-Daelse geschriften uitgegeven. Daar focust men voornamelijk op zijn collaboratie.
Tenslotte dient er opgemerkt te worden dat er zeker nog ruimte is voor verder
onderzoek. Eigenlijk zijn Daels’ bezigheden, zoals het Academisch Ziekenhuis en de
IJzerbedevaarten, hier maar ‘kort’ besproken in vergelijking met wat mogelijk is.
Aangezien men in een biografie niet alle aspecten kan bespreken zonder langdradig of
irrelevant te worden, is niet alles gedetailleerd besproken. Er kan dus zeker verder
onderzoek gedaan worden naar de rol van Daels in het Academisch Ziekenhuis, of een
specifieke studie over zijn rol als voorzitter van het IJzerbedevaartcomité.
168
Opgave van bronnen en literatuur
Bronnenmateriaal
Archiefbestanden
1. Archief van de Universiteit Gent
Personeelsdossier Frans Daels
Briefwisseling Frans Daels – Frans Van Cauwelaert
2. Krijgsauditoraat (depot Cuvelier)
Strafdossier Frans Daels
3. Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams Nationalisme
ADVN 96/220 Leo D’hont
Briefwisseling oorlogsbedevaarten
ADVN 88/124 Staf Vermeire
Briefwisseling Daels tijdens en na de oorlog
ADVN 87/403 Staf Vermeire
Briefwisseling Daels met bezetter
ADVN 87/820 Frans Daels
Briefwisseling Daels na de oorlog
ADVN 96/132 Godelieve Daels
Briefwisseling Daels interbellum
4. Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij
AB 2428
krantenknipselmap Frans Daels
Mondelinge bronnen
Interview met Luc Daels, afgenomen op 6.6.12.
169
Pers
BOEY (M.). “A. Schweitzerprijs: prof dr. Fr. Daels 90!” In: Het Pennoen, 1.3.1972.
“Professor Daels ‘Testamentuitvoerder van de ijzer.’” In: ’t Pallieterke, 7.1. 1982.
“Onvermoeibaar in witte jas in labo in Bonheiden. Prof. Dr. Fr. Daels: leven om armen te
helpen.” In: De Standaard, 7.1.1967.
“Frans Daels, een officier van de IJzer.” In: De Standaard, 7.1.1972.
“Treize ans après sa fuite. Le condamné mort F. Daels veut rentrer au pays.” In : Peryle,
1.2.1958.
“Uit het oorlogsdagboek van Prof. Daels: hoe de voorzitter van het IJzerbedevaartcomité
door een Vlaamschatend officier mishandeld werd en ternauwernood aan den dood
ontsnapte.” In: Volk en Staat, 3.8.1940.
“Frans Daels bij verstek ter dood veroordeeld.” In: De Standaard, 27.6.1946.
“professor Daels ter dood veroordeeld” In: De Nieuwe Gentenaar, 31.6.1946.
”Et maitenant, au cas de Daels.” In: La Cité, 13.9.1953.
Huize prof. Dr. Frans Daels, 1.3.1954.
Huize prof. Dr. Frans Daels, 1.6.1954.
“Albert Schweitzerprijs voor prof. Frans Daels” In: Het Laatste Nieuws, 31.12.1971.
“WOI tekende zijn leven. Prof. Dr. Daels wordt 90!” In: Gazet van Antwerpen, 6.1.1972.
“Prof. Daels overleden” In: De Standaard, 23.12.1974.
“Avant de marcher sur Etterbeek, 500 extremistes flamands ont rendu hommage au
professor Frans Daels que était mort le matin à Gand” In: La Lanterne, 23.12.1974.
”massa op herdenking van wetenschapsman en flamingant“ In: De Standaard, 7.2.1983.
170
Afbeeldingen
Onbekend, Verloskundige Frans Daels in toga met eretekens. Zwart-wit foto, s.d.,
Collectie Universiteit Gent.
Onbekend, De leiders van de Frontbeweging met Frans Daels in het midden. Zwart-
wit foto, s.d., Collectie universiteit Gent.
Onbekend, Frans Daels als spreker op de IJzerbedevaart van 1939. Zwart-wit foto,
20.8.1939, illustraties Greep naar de macht.
Onbekend, Voorzitter Frans Daels tijdens zijn toespraak. Zwart-Wit foto,
22.8.1943, Archief Clemens De Landtsheer, zoals na diens dood bij testament
overgemaakt aan Carlos Van Louwe.
Onbekend, Frans Daels op 75-jarige leeftijd. Zwart-Wit foto, s.d., collectie
Universiteit Gent
171
Literatuur
Boeken
BAL (J.). De IJzerbedevaarten als reflector van twintig jaar Vlaamse beweging (1920-
1939). Leuven (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Leuven), 1984, 130 p.
(promotor: L. Wils).
BASSE (M.). De Vlaamsche Beweging van 1905 tot 1930. Gent, Van Rysselberghe en
Rombout, 1933, 333 p.
BECUWE (F.) en DE LENTDECKER (L.). Van IJzerfront tot zelfbestuur. Veurne, De
Klaproos, 1993, 94 p.
BOEY (M.). Zo leefde zo sprak Prof. Dr. Frans Daels. Diksmuide, IJzerbedevaartkomitee,
1972, 163 p.
CARNEWAL (B.). Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rjksuniversiteit Gent
tijdens de Tweede Wereldoorlog. Gent (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit
Gent), 1992, 319 p. (promotor J. Art).
DAELS (F.). Aan de hand- en geestesarbeiders van Vlaanderen. Brussel, Dietschland, 1940,
19 p.
DAELS (F.) Aan de jeugd van Vlaanderen. Brussel, Dietschland, 1940, 15 p.
DAELS (F.). Acht voordrachten voor onze studenten. Leuven, Blauwvoet, 1935, 117 p.
DAELS (F.). Au sujet de l'éclampsie et son traitement. Gent, Eylenbosch, 1910, 144 p.
DAELS (F.). Boodschap aan het strijdende Vlaanderen. Langemark. Vonksteen, 1954. s.p.
DAELS (F.). Kapittels uit de practische gynaecologie. Tielt, Lannoo, 1928, 164 p.
DAELS (F.). Le problème du cancer, Genève, Editions Humaines, 1950, 189 p.
DAELS (F.). Lezingen voor de brankardiers der voorlinie. Parijs, De Mesmaeker-Froment,
1915. s.p.
DAELS (F.). Vlaanderen in 1936: vier toespraken van prof. Daels. Antwerpen, De Sikkel, 47
p.
172
DAELS (F.). Volksfierheid: bladzijden uit den oorlog door een krijgsdokter van op den IJzer.
Calais, Imprimerie des Orphelins, 1914, 74 p.
DAELS (F.). Voordrachten over verpleegkunde en sociale geneeskunde. Antwerpen, De
Sikkel, 1937, 135 p.
DAELS (F.). Voor onze jongens. Leuven, Vlaamsche boekenhalle, 1922, 63 p.
DAELS (F.). Voor moeder en zuigeling. Utrecht, De Haan, 1943. 177 p.
DAELS (F.). Voor onze Vrouwen. Veurne, M. Ghyssaert-Deleye, 1916, 8 p.
DAELS (F.). Vrouwen, moeders, jeugd. Antwerpen, Volk en Staat, 1942, 36 p.
DAELS (F.). Operatieve verloskunde. Leuven, Vlaamsche boekenhalle, 1920, 224 p.
DAELS (F.). Weerbaarheid. Landsverdediging met niet-militaire middelen. Rede gehouden
voor het verbond VOS te geel, op 29 augustus 1937. s.l., s. n., 1937, 47 p.
DE BRUYNE (A.). De kwade jaren. 5: Robert Brasillach, fascist; Professor Daels; Drie dagen
bij Degrelle; Dr. Edgard Muylle; De méns Borms, Elias als leider van het VNV. Brecht, De
Roerdomp, 1976, 268 p.
DEDEURWAERDER (J.). Professor Speleers: een biografie. Antwerpen. Perspectief, 2002,
900 p.
DERINE (R.). Repressie zonder maat of einde? Terugblik op de collaboratie, repressie en
amnestiestrijd. Leuven, Davidsfonds, 1978, 195 p.
DE WEVER (B.). Greep naar de macht : Vlaams-nationalisme en nieuwe ord : het VNV
1933-1945. Gent, Perspectief, 1994, 701 p.
DE WEVER (B.). Oostfronters : Vlamingen in het Vlaams Legioen en de Waffen SS. Tielt,
Lannoo, 1984, 180 p.
DE WEVER (B.). Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond,
1933-1945. Gent (onuitgegeven doctoraatsverhandeling Universiteit Gent), 1992, 1501
p. (promotor: H. Balthazar).
ELAUT (L.). Een epos: het Gentse akademisch ziekenhuis. Antwerpen, Nederlandsche
Boekhandel, 1977, 83 p.
173
ELAUT (L.). Mijn memoires: van Keiberg tot Blandijnberg. Beveren, Orion, 1981, 606 p.
ELIAS (H.J.). Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging 1914/1939. De eerste wereldoorlog en
zijn onmiddellijke nasleep. Augustus 1914/november 1919. Antwerpen, De Nederlandsche
Boekhandel, 1969, 267 p.
ELIAS (H.J.) Vijfentwintig jaar Vlaamse beweging 1914/1939. Vlaamse wederopbouw in
jaren van politieke onmacht en stijgende verwarring. November 1919 / december 1928.
Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1969, 199 p.
ELIAS (H.J.). Vijfentwintig jaar Vlaamse beweging 1914/1939. De verovering van de grote
taalwetten en het groeiend radikalisme in Vlaanderen. December 1928 / mei 1936.
Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1969, 212 p.
EYSKENS (G.). Gaston Eyskens: de memoires. Tielt, Lannoo, 1993, 1005 p. (ed. J. SMITS).
Frans Daels ter dood veroordeeld, Gent, La Presse Liberale Gantoise, 1947, 36p.
HUYSE (L.) en DHONDT (S.). Onverwerkt verleden. Collaboratie en repressie in België,
1945-1952. Leuven, Kritak, 1991, 331 p.
LUYKX (T.). Politieke geschiedenis van België van 1789 tot heden. Amsterdam, Elsevier,
1973, 706 p.
SEBERECHTS (F.). Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie. Leuven,
Davidsfonds, 1994, 224 p.
SEBERECHTS (F.) en VERDOODT (F.J.). Leven in twee werelden : Belgische collaborateurs
en de diaspora na de Tweede Wereldoorlog. Leuven, Davidsfonds, 2009. 236 p.
VANACKER (D.). De Frontbeweging: de Vlaamse strijd aan de IJzer. Koksijde, De Klaproos,
2000, 480 p.
VAN LOUWE (C.) en VERSTRAETE (P.J.). De Oorlogsbedevaarten : kroniek van de vergeten
IJzerbedevaarten 1940-1944. Kortrijk, Groeninghe, 2002, 209 p.
VAN DER ELST (F.). De bewogen jaren: mijn memoires 1920-1958. Tielt, Lannoo, 1985,
264 p.
174
VERSTRAETE (P.J.). Hendrik Jozef Elias: biografie. Kortrijk, Verstraete, 2005, 2 dln. 506 +
1238 p.
VERMEYLEN (A.). Verzameld werk. Deel 4. Brussel, Manteau, 1955, 6 delen, 943 p.
Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, s.n., s.l., 1954, 45 p.
WILS (L.). Flamenpolitik en aktivisme: Vlaanderen tegenover België in de eerste
wereldoorlog. Leuven, Davidsfonds, 1974, 272 p.
WOUTERS (N.). De Führerstaat: overheid en collaboratie in België (1940-1944). Tielt,
Lannoo, 2006, 264 p.
Artikels
AERTS (K.). “De bestraffing van de collaboratie na de Tweede Wereldoorlog.
Beeldvorming en onderzoek.” In: Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 2009, 21. pp.
55-92.
ELAUT (L.). “In memoriam prof. Dr. Frans Daels. Een poging tot doorlichting van zijn
wetenschappelijk oeuvre.” In: Wetenschappelijke tijdingen, 34 (1975), 1, pp. 1-10.
GILISSEN (J.). “Étude statistique sur la répression de l’incivisme.’’ In: Revue de droit pénal
et de criminologie. 1951, 31, 5, pp. 513-628.
DEPREZ (A.). “Frans van Cauwelaert en Frans Daels in 1917-1918.” In:Wetenschappelijke
tijdingen, 43 (1983), 2, pp. 97-103.
DE SMET (G.) en THIERY (M.). Nationaal biografisch woordenboek, Brussel, Paleis der
Academiën, 1996, var. pag.
WILLEMSEN (A.). “Geyl als grootnederlander in de jaren twintig.” In: Bijdragen en
Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 90, 1985, pp. 458-473.
175
Bijlagen
1 )Bijgevoegde CD-ROM van interview met Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012.
2 )Overeenkomst tot audio-opname en gebruik van de inhoud van een interview.
Ondertekend door Luc Daels.
Ondergetekende,
De heer / mevrouw
…………………………………………………………………………………………………
……….
Adres
…………………………………………………………………………………………………
……….
Postcode en plaats
…………………………………………………………………………………………………
……….
Telefoonnummer
…………………………………………………………………………………………………
……….
hierna te noemen ‘de respondent’
en
Mevrouw Wendy Lisarde
Adres kouterbosstraat 48A
Postcode en plaats 9041 Oostakker
Telefoonnummer 0475342281
komen het volgende overeen:
Betreffende
Een interview
Geregistreerd op
1. Wendy Lisarde bevestigt dat het genoemde verhaal enkel voor wetenschappelijke,
educatieve of sociaal-culturele doeleinden zal worden gebruikt op de wijze aangeduid in
punten 2 en 3 en dit zonder winstoogmerk. Bij elk ander gebruik is vooraf schriftelijke
toestemming van de geïnterviewde vereist.
2. De respondent verleent Wendy Lisarde de toestemming om, zonder dat daarvoor een
vergoeding moet worden betaald, zijn verhaal
O geheel
O gedeeltelijk
te gebruiken voor
176
O wetenschappelijk onderzoek
O presentatie in gedrukte vorm
O presentatie als audiofragment (bvb. bij tentoonstellingen)
O presentatie op internet
O presentatie op radio
O inspiratiebron voor culturele producties (vertelavonden, toneel, …)
O ter promotie of ter illustratie bij andere projecten rond mondeling erfgoed
Indien gedeeltelijk werd aangeduid, gelieve hierna per passage aan te geven welk
voorbehoud wordt gemaakt:
………………………………………………………………………………………………
…………………………………………
………………………………………………………………………………………………
…………………………………………
………………………………………………………………………………………………
…………………………………………
………………………………………………………………………………………………
…………………………………………
………………………………………………………………………………………………
…………………………………………
………………………………………………………………………………………………
…………………………………………
………………………………………………………………………………………………
…………………………………………
3. De respondent bevestigt dat zijn verhaal geen inbreuk pleegt op auteursrechten die
toebehoren aan derden en vrijwaart Wendy Lisarde voor alle aanspraken die derden
zouden kunnen uitoefenen in verband met de in deze overeenkomst verleende rechten.
4. Het verhaal mag niet openbaar gemaakt worden op een wijze waardoor inbreuk wordt
gemaakt op de persoonlijkheidsrechten van de respondent. Er mogen evenmin wijzigingen
worden aangebracht zonder de toestemming van de respondent (met uitzondering van
louter formeel-technische aanpassingen).
5. Telkens het verhaal gebruikt wordt, zoals vermeld in de punten 1 en 2, wordt de naam
van de respondent vermeld. Indien de respondent dit uitdrukkelijk wenst, wordt zijn/haar
naam niet vermeld. (Zie nota “Ik wens dat mijn naam niet vermeld wordt” boven de
handtekening op het einde van het contract).
6. Bij gebruik van het verhaal voor een publicatie in gedrukte vorm levert Wendy Lisarde
per omgaande en zonder kosten een bewijsexemplaar aan de respondent..
7. Suzanne Lambert verplicht zich tegenover de respondent het verhaal op deskundige wijzete bewaren en
te beheren en er als een ‘goede huisvader’ zorg voor te dragen.8. Suzanne Lambert draagt de kosten van
bewaring en beheer.9. Deze overeenkomst geldt voor onbepaalde duur. De respondent kan hieraan een
einde stellen bij aangetekend schrijven dat na drie maanden uitwerking zal hebben. Een dergelijke
beëindiging zal geen effect hebben op reeds aangegane engagementen.
Aldus opgemaakt in 2 exemplaren te ……………………………………… op
………………………………..
De respondent Wendy Lisarde
177
top related