jaarverslag 2018 - pensioen-wk.nl · 1.2 doelstelling, missie, visie en strategie 6 1.2.1...
Post on 18-Aug-2020
5 Views
Preview:
TRANSCRIPT
Stichting Pensioenfonds
Wolters Kluwer Nederland
Jaarverslag
2018
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland
Adres : Staverenstraat 15
7418 CJ Deventer
Bezoekadres : Hanzeweg 18
7418 AT Deventer
Postadres : Postbus 23
7400 GA Deventer
Telefoon : 0570 – 64 80 81
E-mailadres : pensioenfonds@wolterskluwer.com
Website : www.pensioen-wk.nl
Als u vragen over het jaarverslag heeft, kunt u contact opnemen met:
De heer A.P. Keur, telefoon 0570 – 648084, of
De heer J.L. van Wieringen, telefoon 0570 – 648014
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 3
Inhoud
Belangrijkste ontwikkelingen in 2018 5
1. Karakteristieken Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland 6
1.1 Profi el 6
1.2 Doelstelling, missie, visie en strategie 6
1.2.1 Doelstelling 6
1.2.2 Missie 6
1.2.3 Visie 6
1.2.4 Strategie 7
1.3 Korte beschrijving van de pensioenregeling 7
1.4 Toeslagen- en kortingsbeleid en toeslagverlening per 1 januari 2019 8
1.4.1 Toeslagenbeleid 8
1.4.2 Kortingsbeleid 9
1.4.3 Toeslagverlening per 1 januari 2019 10
1.5 Premiebeleid 10
1.5.1 Kostendekkende (nominale) premie 10
1.5.2 Feitelijke premie 10
1.5.3 Premiedekkingsgraad 11
1.6 Beleggingsbeleid 11
1.7 Organisatie 12
1.7.1 Bestuur 12
1.7.2 Pensioenbureau 14
1.7.3 Verantwoordingsorgaan 14
1.7.4 Raad van toezicht (intern toezicht) 15
1.7.5 Compliance offi cer en externe compliance adviseur 15
1.7.6 Externe controle 16
1.7.7 Interne audit 16
1.7.8 Externe ondersteuning en uitbesteding 16
1.7.9 Sociale pensioencommissie (geen fondsorgaan) 16
2. Kerngetallen 17
3. Verslag van het verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur 18
3.1 Verslag van het verantwoordingsorgaan 18
3.2 Reactie van het bestuur 20
4. Verslag van de raad van toezicht en reactie van het bestuur 21
4.1 Verslag van de raad van toezicht 21
4.2 Reactie van het bestuur 25
5. Verslag van het bestuur 26
5.1 Hoofdlijnen 26
5.1.1 Financiële toelichting 2018 26
5.1.2 Realisatie doelstelling van het fonds en jaarplan 2018 27
5.1.3 Herijking strategische heroriëntatie en SWOT-analyse 28
5.1.4 Nieuw pensioenstelsel 28
5.1.5 Organisatie & governance 29
5.1.6 Evaluatie fi nanciële opzet en evenwichtige belangenafweging 30
5.1.7 Naleving Code Pensioenfondsen 31
5.1.8 Bestuurscommissies 34
4 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
5.1.9 Beloningsbeleid en beloningsstructuur 46
5.1.10 Zelfevaluatie functioneren bestuur 47
5.1.11 Fraudebeheersing en naleving wet- en regelgeving 47
5.1.12 Gedragscode 47
5.2 Pensioenzaken 48
5.2.1 Collectieve omzetting pensioenaanspraken van pensioen-
richtleeftijd 67 naar 68 jaar 48
5.2.2 Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) 48
5.2.3 Evaluatie kernrisico operationeel proces – pensioenuitvoering
en datakwaliteit 48
5.2.4 Juridische toets pensioenregeling 49
5.2.5 Afkoop kleine pensioenen 49
5.2.6 Klachten en geschillen 49
5.2.7 Aantallenoverzichten participanten 49
5.3 Risicoparagraaf 51
5.3.1 Risicohouding 51
5.3.2 IRM-beleid 52
5.3.3 Financiële risico’s 52
5.4 Beleggingen 53
5.4.1 Politieke en economische ontwikkelingen 53
5.4.2 Strategisch beleggingsbeleid 53
5.4.3 Samenstelling van de beleggingsportefeuille 54
5.4.4 Vastrentende waarden 55
5.4.5 Zakelijke waarden 55
5.4.6 Maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid en stembeleid 56
5.4.7 Rendementen 58
5.5 Uitvoeringskosten en kosten vermogensbeheer 60
5.6 Herstelplan en haalbaarheidstoets 63
5.6.1 Herstelplan 63
5.6.2 Uitkomsten van de haalbaarheidstoets 2018 64
5.7 Actuariële analyse 64
5.8 Vooruitzichten 66
Jaarrekening 2018 69
Balans per 31 december 2018 69
Staat van baten en lasten 2018 70
Kasstroomoverzicht 2018 71
Toelichting op de jaarrekening 2018 72
1. Inleiding 72
2. Overeenstemmingsverklaring 72
3. Grondslagen voor waardering van activa en passiva en voor
resultaatbepaling 72
4. Toelichting op de balans per 31 december 2018 76
5. Risicobeheer 83
6. Niet uit de balans blijkende verplichtingen 90
7. Verbonden partijen 90
8. Toelichting op de staat van baten en lasten 2018 91
9. Aantal personeelsleden 95
10. Vergoedingsregeling bestuur en raad van toezicht 95
11. Belastingen 95
12. Gebeurtenissen na balansdatum 95
13. Vaststelling van de jaarrekening door het bestuur 95
Uitvoeringsovereenkomst met WKNL van 1 januari 2018 96
Overige gegevens 97
Begrippenlijst 105
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 5
Belangrijkste ontwikkelingen in 2018
1. De feitelijke dekkingsgraad daalde in 2018 van 112,9% naar 108,6%, vooral
door de daling van de rente en het negatieve rendement op de aandelen in het
vierde kwartaal. De beleidsdekkingsgraad is in 2018 gestegen van 110,4% naar
112,9%, omdat de eerste drie kwartalen van 2018 nog een goede performance
hadden.
2. Het totaal nettorendement was in 2018 (−/− 1,6%) lager dan in 2017 (4,8%).
Het vijfjaarsgemiddeld rendement bedroeg 6,7%.
3. De beleidsdekkingsgraad lag ruim boven de minimaal vereiste dekkingsgraad van
104,0%. Een korting van de pensioenaanspraken en -rechten is daarmee momen -
teel niet aan de orde. Het fonds heeft nog nooit kortingen toegepast.
4. Omdat de beleidsdekkingsgraad nog wel lager was dan de vereiste dekkings-
graad van 116,3% eind 2018, was er nog steeds sprake van een reservetekort.
Daarom is begin 2019 een nieuw herstelplan opgesteld, waaruit blijkt dat herstel
tot de vereiste dekkingsgraad ruim binnen de gestelde termijn van acht jaar
mogelijk is.
5. Onzekerheid rond de handelsbesprekingen tussen de Verenigde Staten en China
en de gevolgen van de brexit kunnen veel beweeglijkheid op de fi nanciële mark-
ten en in de rente blijven veroorzaken, waardoor de feitelijke dekkingsgraad en
de beleidsdekkingsgraad kunnen variëren.
6. Per 1 januari 2019 heeft het fonds een beperkte toeslag verleend van 0,48%.
7. De uitvoeringskosten per participant zijn in 2018 gestegen van € 99,– naar € 104,–,
vooral door toegenomen compliance vereisten.
8. De onderhandelingen tussen sociale partners over een nieuw pensioenstelsel zijn
in 2018 mislukt. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
heeft begin 2019 in een brief aan de Tweede Kamer plannen over een nieuw stel-
sel neergelegd, die – indien doorgevoerd – grote invloed op de operationele
bedrijfsvoering van het fonds kunnen hebben.
6 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
1. Karakteristieken Stichting Pensioen-
fonds Wolters Kluwer Nederland
1.1 Profi el
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland (hierna: het fonds), statutair
gevestigd te Deventer, is op 4 oktober 1991 ontstaan uit de fusie van de Stichting
Pensioenfonds Wolters Samsom Groep en de Stichting Kluwerpensioenfonds 1966.
Het statutaire doel van het fonds is het verlenen van pensioenaanspraken om nu en
in de toekomst uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden te verstrekken
ter zake van ouderdom en overlijden.
Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van Wolters
Kluwer Holding Nederland B.V. (WKNL) en de met haar gelieerde ondernemingen,
die vallen onder de werkingssfeer van de tussen het fonds en WKNL gesloten uit-
voeringsovereenkomst. Hiertoe wordt ultimo 2018 in totaal voor ruim 7.500 parti-
cipanten1 € 1.066 miljoen vermogen aangehouden.
De laatste statutenwijziging heeft plaatsgevonden per 1 januari 2018.
Het fonds is een ondernemingspensioenfonds, staat ingeschreven bij de Kamer van
Koophandel onder nummer 41244973 en is lid van de Pensioenfederatie.
1.2 Doelstelling, missie, visie en strategie
1.2.1 Doelstelling
In zijn doelstelling geeft het fonds aan wat zijn bestaansgrond is en wat het
nastreeft: het verstrekken van pensioenaanspraken en pensioenrechten aan zijn
participanten, met het streven (voorwaardelijk: voor zover de middelen van het
fonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad) naar het waardevast hou-
den van de pensioenaanspraken en pensioenrechten.
1.2.2 Missie
In de missie wordt beschreven waarvoor het fonds staat en welke waarden en iden-
titeit het fonds kenmerken. Het fonds wil een zo goed mogelijke invulling geven aan
de uitvoering van de pensioenovereenkomst die WKNL heeft gesloten met haar
(gewezen) werknemers. De uitvoering dient correct, evenwichtig, transparant, risi-
cobewust, maatschappelijk verantwoord en effi ciënt te geschieden. Het fonds wil
een duurzaam en betrouwbaar pensioenfonds zijn dat zijn ambities en verplichtin-
gen naar zijn participanten waar kan maken, nu en in de toekomst.
1.2.3 Visie
In de visie wordt beschreven waarvoor het fonds gaat, en wat ten grondslag ligt aan
het handelen van het fonds. Het fonds wil klantgericht zijn en dicht bij zijn partici-
panten staan. Het fonds realiseert transparantie naar en betrokkenheid bij zijn par-
ticipanten door de communicatie zodanig vorm te geven dat het zijn participanten
en de werkgever daadwerkelijk helpt om de juiste pensioenkeuzes te maken en
inzicht te geven in de risico’s, rechten en koopkracht. Het bestuur streeft na dat de
grootste meerwaarde voor de belanghebbenden wordt gecreëerd en heeft voort-
durend aandacht voor de continuïteit van het fonds.
1 Onder participanten wordt verstaan de actieve en gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 7
1.2.4 Strategie
Met de strategie wordt aangegeven hoe het fonds de doelstelling, missie en visie wil
waarmaken, welke middelen het fonds daartoe wil inzetten en op welke manier.
Om de doelstelling, missie en visie van het fonds te kunnen uitvoeren, streeft het
bestuur – als onderdeel van periodieke management- en planningscycli – een solide
en professioneel beleid na, in overeenstemming met wet- en regelgeving en de
Code Pensioenfondsen. Belangrijke onderdelen van de strategie zijn onder meer het
beleggingsbeleid, de beheersing van de uitvoerings- en vermogensbeheerkosten,
het premiebeleid, het toeslagen- en kortingsbeleid, de medezeggenschap van alle
belanghebbenden, de beginselen van goed pensioenfondsbestuur en een gedegen
risicomanagement- en communicatiebeleid. Het bestuur toetst periodiek of de uit-
komsten en zijn handelen in overeenstemming zijn met de doelstelling, missie, visie
en strategie van het fonds en legt hierover verantwoording af. Externe dienstverle-
nende partijen worden zorgvuldig uitgekozen en regelmatig geëvalueerd.
Een goed pensioen is belangrijk voor de participanten en de werkgever. Het fonds
moet daarom wendbaar en klaar zijn voor de toekomst met een mogelijke wijziging
van het pensioenstelsel in Nederland.
Een analyse van sterke en zwakke punten van de huidige situatie, in combinatie met
een analyse van de verschillende uitvoeringsvormen, heeft geleid tot de strategi-
sche keuze om het huidige bestuursmodel of het uitvoeringsmodel op dit moment
niet aan te passen.
Zodra meer inzicht ontstaat in eventueel gewijzigde afspraken tussen de sociale
partners en/of nieuwe wet- en regelgeving, zal het fonds zich opnieuw beraden op
de toekomstbestendigheid en het bestuurs- en uitvoeringsmodel.
1.3 Korte beschrijving van de pensioenregeling
De huidige pensioenregeling is een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonrege-
ling. In overeenstemming met artikel 10 van de Pensioenwet kwalifi ceert de pen-
sioenregeling als een uitkeringsovereenkomst.
De pensioenregeling (2018) heeft de volgende kenmerken:
■ Pensioenrichtleeftijd: 68 jaar; de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is
de 1e dag van de maand vóór de 68e verjaardag.
■ Inkomensgrondslag: het per 1 januari van dat jaar, of latere datum van aanvang
van het actief deelnemerschap, geldende vaste jaarsalaris vermeerderd met een
percentage wegens vakantietoeslag. Per 1 januari 2018 was de maximale inko-
mensgrondslag € 105.075 (2017: € 103.317). Dit maximum wordt jaarlijks in
overeenstemming met de fi scale regelgeving aangepast aan de contractloon-
ontwikkelingsfactor.
■ Franchise: per 1 januari 2018 € 13.344 (2017: € 13.123), 10/7,5 maal de AOW-
uitkering plus vakantie-uitkering die geldt voor gehuwden met een partner ouder
dan de AOW-leeftijd.
■ Pensioengrondslag: de inkomensgrondslag verminderd met de franchise.
■ Opbouwpercentage: het opbouwpercentage wordt jaarlijks vastgesteld en is af -
han kelijk van de hoogte van de premiebijdrage van WKNL en de actieve deel-
nemers. Voor 2018 bedroeg het opbouwpercentage 1,875%, zijnde het fi scaal
maximum bij een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar (2017: 1,875% bij een pen sioen -
richtleeftijd van 67 jaar).
■ Toetredingsleeftijd: er geldt geen minimum toetredingsleeftijd.
■ Partnerpensioen: voor de actieve deelnemer is het partnerpensioen op risico-
basis verzekerd. Gewezen deelnemers en gepensioneerden kunnen kiezen voor
een partnerpensioen. Ook is er recht op een wezenpensioen.
■ Toeslagverlening: zie paragraaf 1.4 over het toeslagen- en kortingsbeleid.
8 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
1.4 Toeslagen- en kortingsbeleid en toeslagverlening
per 1 januari 2019
1.4.1 Toeslagenbeleid
De pensioenaanspraken en -rechten van de actieve deelnemers en de gewezen
deelnemers respectievelijk de (pre)pensioengerechtigden worden jaarlijks verhoogd
met maximaal de stijging van de prijsindex over de maand september ten opzichte
van het prijsindexcijfer over de maand september in het voorgaande jaar (Consu-
menten Prijsindexcijfer Alle Huishoudens, zoals door het Centraal Bureau voor de
Statistiek (CBS) vastgesteld).
Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken en -rechten worden
aangepast. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en
wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit het beleggingsrende-
ment gefi nancierd. De voorwaardelijkheid geldt niet alleen voor de toeslagverle-
ning, maar ook voor de nominale aanspraken en rechten.
Het bestuur hanteert ten behoeve van de besluitvorming de volgende tabel als
richtsnoer:
Hoogte beleidsdekkingsgraad(1) Toeslagverlening
Lager dan 110% Nee
Tussen 110% en 123,2%(2) Ja, maar gedeeltelijk. Beleidsdekkingsgraad mag niet onder de 110% komen als
gevolg van de toeslagverlening.
Boven 123,2% Ja, volledige toeslag.
Ruim boven 123,2% Ja, volledige toeslag + mogelijke inhaaltoeslag (als er jaren zijn geweest zonder
toeslag, gedeeltelijke toeslag of korting). De inhaaltoeslag kent een aantal
restrictieve voorwaarden.
(1) Per 31 december.
(2) Het percentage van 123,2% is afhankelijk van de hoogte van de rente en de infl atie en varieert per jaar.
Bij een gedeeltelijke toeslagverlening tussen een beleidsdekkingsgraad van 110%
en 123,2% worden de wettelijke richtlijnen toegepast ten aanzien van de toe-
komstbestendigheid van toeslagverlening, waarbij niet meer toeslag wordt ver-
leend dan naar verwachting in de toekomst te realiseren is. Met uitzondering van
een inhaaltoeslag, zullen alle participanten in geval van toeslagverlening op een
gelijke wijze en met een uniform percentage toeslag ontvangen.
Inhaaltoeslag ter compensatie van een niet toegekende toeslag of een doorge-
voerde korting van pensioenaanspraken en -rechten in het verleden kan eventueel
worden verleend, zodra volledige toeslagverlening mogelijk is en aan de volgende
twee condities is voldaan:
■ De beleidsdekkingsgraad is hoger dan het maximum van enerzijds de vereiste
dekkingsgraad en anderzijds de beleidsdekkingsgraad waarbij volledige toeslag-
verlening in de toekomst mogelijk is; en
■ In enig jaar wordt ten hoogste een vijfde van het vermogen, dat voor deze toe-
slagverlening beschikbaar is, aangewend.
Indien het vermogen voor inhaaltoeslag beschikbaar is, wordt deze als volgt toege-
kend:
■ Indien zowel sprake is van niet toegekende toeslagen als van kortingen van pen-
sioenaanspraken en -rechten worden eerst de kortingen ingehaald.
■ Achterstanden worden om fi scale redenen per individuele participant geregis-
treerd. Voor iedere participant wordt cumulatief bijgehouden hoeveel korting is
toegepast en hoeveel gemiste toeslagverlening er is.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 9
■ Bij inhaaltoeslag wordt een voor iedereen gelijk percentage van de achterstand
toegepast.
■ Bij overlijden van een participant wordt de cumulatieve achterstand overgehe-
veld naar de partner(s) en/of kinderen (indien aanwezig en aanspraakgerech-
tigd), in de bestaande verhouding van de aanspraken op nabestaandenpensioen.
■ Geen inhaaltoeslag vindt plaats na overlijden (zonder recht op nabestaanden-
pensioen), bij waardeoverdracht of afkoop.
■ De hoogte van de cumulatieve achterstanden worden ‘opgerent’ met het per-
centage waarmee de prijsindex stijgt, onder aftrek van de verleende toeslag.
■ Nabetaling van in het verleden gemiste pensioenuitkeringen vindt niet plaats.
1.4.2 Kortingsbeleid
Een pensioenfonds kan op basis van artikel 134 van de Pensioenwet uitsluitend een
korting toepassen op de verworven pensioenaanspraken en -rechten indien:
■ de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de eisen ten aanzien van het minimaal
vereist eigen vermogen (MVEV) of het vereist eigen vermogen (VEV);
■ het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan het MVEV
of het VEV zonder dat de belangen van de participanten of de werkgever oneven-
redig worden geschaad; en
■ alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggings-
beleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of artikel 139 van de
Pensioenwet.
Kritische dekkingsgraad en hersteltermijn
Jaarlijks wordt de kritische dekkingsgraad (of kortingsgrens) vastgesteld en vastge-
legd in het fi nancieel crisisplan in de actuarieel en bedrijfstechnische nota (ABTN).
Bij deze kritische dekkingsgraad is herstel tot het MVEV mogelijk in drie jaar, zonder
kortingsmaatregelen. Deze hersteltermijn is korter dan de maximale wettelijke ter-
mijn van vijf jaar, omdat het fonds heeft gekozen om indien nodig eerder in te grij-
pen. De kritische dekkingsgraad van het fonds ultimo 2018 bedraagt 96,4%.
Op basis van deze periode van drie jaar wordt de hersteltermijn ten behoeve van
het herstelplan bepaald. De hersteltermijn is de termijn waarin het fonds vanuit de
kritische dekkingsgraad kan herstellen tot de vereiste dekkingsgraad van 116,3%
(niveau ultimo 2018). Deze hersteltermijn is vastgesteld op acht jaar en is daarmee
korter dan de maximale wettelijke termijn van tien jaar. De hersteltermijn wordt
ieder jaar opnieuw vastgesteld.
Kortingsstaffel
Het fonds heeft het kortingsbeleid als volgt vastgesteld:
■ Indien de beleidsdekkingsgraad en de feitelijke dekkingsgraad op de peildatum
van 31 december lager zijn dan de kritische dekkingsgraad, wordt het verschil
tussen de feitelijke dekkingsgraad en de kritische dekkingsgraad met een direct
door te voeren korting op de pensioenaanspraken en -rechten overbrugd. Deze
korting volgt uit het herstelplan.
■ Indien de beleidsdekkingsgraad op de peildatum van 31 december en in de jaren
daarvoor op drie opeenvolgende peildata lager is dan de minimaal vereiste dek-
kingsgraad van 104,0% en op dat moment de feitelijke dekkingsgraad ook lager
is dan 104,0%, wordt het verschil tussen de feitelijke dekkingsgraad en 104,0%
met een direct door te voeren korting op de pensioenaanspraken en -rechten
overbrugd. Deze korting volgt uit het herstelplan.
■ Indien de beleidsdekkingsgraad op de peildatum, die afhankelijk is van de
ingangsdatum van het herstelplan, lager is dan de vereiste dekkingsgraad en het
fonds niet in staat is om binnen de vastgestelde hersteltermijn van acht jaar te
voldoen aan het VEV, dan worden de pensioenaanspraken en -rechten gekort,
zodanig dat het fonds naar verwachting wel binnen deze termijn kan herstellen
tot het VEV. Deze korting wordt gespreid over de horizon van de hersteltermijn,
waarbij alleen de korting in het eerste jaar onvoorwaardelijk is. De kortingen
voor latere jaren zijn voorwaardelijk. Jaarlijks wordt de effectiviteit van de kor-
ting getoetst en indien nodig aangepast in het herstelplan.
10 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
In geval van een korting zullen alle participanten op gelijke wijze worden gekort,
met een uniform kortingspercentage. Het fonds informeert de participanten, de
werkgever, de Centrale Ondernemingsraad (COR), het verantwoordingsorgaan, de
raad van toezicht en de toezichthouder schriftelijk over het besluit tot korting van
de pensioenaanspraken en -rechten. Pensioengerechtigden moeten ten minste drie
maanden voordat een korting wordt doorgevoerd hierover worden geïnformeerd.
Voor actieve deelnemers, gewezen deelnemers en andere aanspraakgerechtigden is
die termijn één maand.
1.4.3 Toeslagverlening per 1 januari 2019
Op grond van het in paragraaf 1.4.1 geformuleerde toeslagenbeleid en de hoogte
van de beleidsdekkingsgraad per 31 december 2018 van 112,9%, heeft het bestuur
besloten om de daarvoor in aanmerking komende pensioenaanspraken en -rechten
per 1 januari 2019 met 0,48% te verhogen (1 januari 2018 met 0,04%). Het prijs-
index cijfer voor 2018 bedroeg 1,88% (2017: 1,45%). Er is daarmee in beide jaren
een gedeeltelijke toeslagverlening toegekend. Gezien de hoogte van de feitelijke
dekkingsgraad van 108,6% en de beleidsdekkingsgraad per 31 december 2018 blijft
toeslagverlening voor de komende jaren onzeker.
1.5 Premiebeleid
1.5.1 Kostendekkende (nominale) premie
Het fonds berekent jaarlijks de hoogte van de kostendekkende premie volgens arti-
kel 128 van de Pensioenwet. Deze premie is gebaseerd op het 120-maandsgemid-
delde van de nominale rentetermijnstructuur (gedempte premie), zoals die door De
Nederlandsche Bank (DNB) wordt gepubliceerd. Door toepassen van de gedempte
premie worden schommelingen in de premie en kortingen op het opbouwpercen-
tage op de korte termijn beperkt. Deze premie bestaat uit:
■ de actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onder-
delen van de pensioenregeling;
■ een opslag voor de uitvoeringskosten; en
■ een opslag die nodig is voor het in stand houden van het VEV.
In deze premie is geen opslag ten behoeve van de toeslagverlening opgenomen. In
2018 bedroeg de gedempte kostendekkende premie € 7,8 miljoen (2017: € 7,2
miljoen).
Daarnaast berekent het fonds de zuivere kostendekkende premie, waarbij geen ren-
tedemping wordt toegepast. Deze premie bedroeg in 2018 € 10,4 miljoen (2017:
€ 10,9 miljoen). De zuivere kostendekkende premie wordt gebruikt in de berekening
van het actuarieel resultaat (zie paragraaf 5.7).
1.5.2 Feitelijke premie
De hoogte van de feitelijke premie, die in rekening wordt gebracht bij WKNL,
bedraagt 24% van de pensioengrondslag en is vastgesteld in de sociale pensioen-
commissie (het overlegorgaan tussen werkgever en werknemers) voor de duur van
drie tot vijf jaar vanaf boekjaar 2015. De feitelijke premie bedroeg in 2018 € 7,8
miljoen (2017: € 7,8 miljoen).
Indien de feitelijke premie hoger is dan de gedempte kostendekkende premie, wordt
het overschot toegevoegd aan de premie-egalisatiereserve. Indien de feitelijke pre-
mie lager is dan de gedempte kostendekkende premie, wordt de opbouw evenredig
verlaagd, tenzij de onttrekking uit de premie-egalisatiereserve toereikend is om de
opbouw in de contractperiode op peil te houden. Ultimo 2018 bedroeg de premie-
egalisatiereserve € 2,5 miljoen (2017: € 2,5 miljoen).
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 11
De feitelijke (ontvangen) premie en de kostendekkende premies worden hieronder
gespecifi ceerd:
Premies en koopsommen
2018 2017
Ontvangen
Periodieke premies werkgevers 5.234 5.207
Periodieke premies deelnemers 2.598 2.562
Totaal 7.832 7.769
Gedempte kostendekkende premie
Actuarieel benodigde premie 6.539 6.062
Opslag voor uitvoeringskosten 200 200
Opslag voor instandhouding van het VEV 1.092 982
Totaal 7.831 7.244
Zuivere kostendekkende premie
Actuarieel benodigde premie 8.755 9.169
Opslag voor uitvoeringskosten 200 200
Opslag voor instandhouding van het VEV 1.462 1.485
Totaal 10.417 10.854
1.5.3 Premiedekkingsgraad
In 2018 bedroeg de premiedekkingsgraad 87,2% (2017: 76,8%). De premiedek-
kingsgraad geeft de verhouding weer tussen de ontvangen premie (exclusief de
opslag voor uitvoeringskosten en de toevoeging/onttrekking aan de premie-egali-
satiereserve) en de zuivere kostendekkende premie (exclusief de opslag voor uitvoe-
ringskosten en de opslag voor het VEV). In 2018 is de premiedekkingsgraad geste-
gen, omdat de zuivere kostendekkende premie lager was doordat de marktrente per
1 januari 2018 hoger was dan per 1 januari 2017. In 2019 zal de premiedekkings-
graad naar verwachting stijgen naar 89,4% omdat een onttrekking zal plaatsvinden
uit de premie-egalisatiereserve.
1.6 Beleggingsbeleid
De doelstelling van het beleggingsbeleid is het op lange termijn realiseren van een
zo hoog mogelijk rendement uitgaande van de strategische asset allocatie bij een
acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur en de risico-
bereidheid van het fonds. Daarnaast stuurt het fonds op een risicobudget ten
opzichte van de pensioenverplichtingen tegen de marktrente (euro-swaprente).
Het fonds voert minstens iedere drie jaar een Asset & Liability Management (ALM)
studie uit. In de ALM-studie wordt het strategisch beleggingsbeleid vastgesteld. In
de in 2018 uitgevoerde ALM-studie is de verhouding tussen vastrentende waarden
en zakelijke waarden ongewijzigd vastgesteld op 65% vastrentend en 35% zakelijk.
Verder wordt het valutarisico grotendeels afgedekt. De mate van nominale rente-
afdekking is dynamisch en mede gebaseerd op een beleidsstaffel, die is gerelateerd
aan de 20-jaars euro-swaprente (zie paragraaf 5.4.2).
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid, zie paragraaf 5.4.
Het fonds past een maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid toe (zie para-
graaf 5.4.6).
12 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
1.7 Organisatie
1.7.1 Bestuur
De samenstelling van het bestuur per 29 mei 2019 is als volgt:
Naam Leeftijd Functie Vertegenwoordiging Lid sindsEinde
zittingstermijn
Aantal
herbenoemingen
F.A.J. van Buren 53 Voorzitter Werkgever 01−01−2014 31−12−2020 1
Mw. M.C. Gelmers-Hollink 50 Lid Werkgever 01−05−2012 31−12−2020 2
Mw. D. Schaafsma 41 Secretaris Actieve deelnemers 01−01−2015 31−12−2022 1
H. van de Bunt 61 Lid Actieve deelnemers 01−01−2017 31−12−2020 −
J.C. Derriks 71 Lid Gepensioneerden 01−01−2013 31−12−2019 1
R.H. Alsen 63 Lid Gepensioneerden 26−01−2018 26−01−2022 −
P.C. van Aalst 54 Lid Onafhankelijke deskundige 01−01−2012 31−12−2021 2
Het bestuur draagt op basis van de uitvoeringsovereenkomst met WKNL zorg voor
de uitvoering van de pensioenregeling. De taken en bevoegdheden van het bestuur
zijn vastgelegd in artikel 12 van de statuten. Het bestuur bestuurt het fonds en
beheert het vermogen. Het bestuur is bevoegd tot alle daden van beheer en
beschikking binnen de statutaire doelstelling van het fonds.
Gezien de gewenste pariteit heeft het bestuur besloten het aantal bestuurszetels
namens de gepensioneerden per 1 januari 2018 naar twee uit te breiden. In de ont-
stane vacature is de heer Alsen benoemd. Overeenkomstig de procedure konden
gepensioneerde deelnemers andere kandidaten bij het bestuur voordragen tot 26
januari 2018. Er zijn geen tegenkandidaten gemeld, zodat de heer Alsen, na goed-
keuring op 29 november 2018 door DNB, benoemd is als bestuurslid namens de
gepensioneerden.
Het bestuur bestaat uit zeven leden: twee vertegenwoordigers van de werkgever,
twee vertegenwoordigers van de actieve deelnemers, twee vertegenwoordigers van
de gepensioneerden en één extern onafhankelijk bestuurslid. De vertegenwoordi-
gers van de werkgever worden benoemd door de directie van WKNL. De vertegen-
woordigers van de actieve deelnemers en de gepensioneerden worden benoemd
door het verantwoordingsorgaan. Het extern onafhankelijk bestuurslid wordt
benoemd door het bestuur.
Statutair was er tot 2018 geen maximum aan het aantal herbenoemingen en/of de
zittingstermijnen van een bestuurslid. Besloten is de zittingsduur per 1 januari 2018
in lijn te brengen met de Code Pensioenfondsen, die aangeeft dat een bestuurslid
voor een periode van maximaal vier jaar benoemd wordt en maximaal twee keer
kan worden herbenoemd.
Aan het eind van ieder jaar vindt evenwel een evaluatie plaats van het extern onaf-
hankelijk bestuurslid door de overige bestuursleden over continuering van het
bestuurslidmaatschap.
Mevrouw Schaafsma heeft zich, na het beëindigen op 31 december 2018 van haar
zittingstermijn als bestuurslid namens de actieve deelnemers, herkiesbaar gesteld.
Na afronding van de verkiezingsprocedure, de toetsing aan de profi elschets door de
raad van toezicht en de aanmelding en goedkeuring bij en door DNB, is haar
bestuurstermijn met een periode van vier jaar verlengd.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 13
Aandachtsgebieden
De aandachtsgebieden zijn als volgt over de bestuursleden verdeeld:
■ Besturen van een organisatie F.A.J. van Buren en D. Schaafsma
■ Relevante wet- en regelgeving F.A.J. van Buren, M.C. Gelmers-Hollink en J.C. Derriks
■ Pensioenregelingen en pensioensoorten M.C. Gelmers-Hollink en J.C. Derriks
■ Vermogensbeheer en fi nancieel technische aspecten P.C. van Aalst en J.C. Derriks
■ Verslaglegging J.C. Derriks en F.A.J. van Buren
■ Administratieve organisatie en interne controle R.H. Alsen, D. Schaafsma en H. van de Bunt
■ Uitbesteden van werkzaamheden R.H. Alsen, J.C. Derriks en P.C. van Aalst
■ Communicatie M.C. Gelmers-Hollink en H. van de Bunt
Bijzondere aandachtsgebieden van individuele bestuursleden:
■ Sleutelfunctiehouder risicobeheer Tot 1 juli 2019 ad interim ingevuld door E.P.S. van der
Steen van Deloitte Pension Risk Services
■ ICT D. Schaafsma
■ Sleutelfunctiehouder interne audit H. van de Bunt
■ Robuustheid en kwaliteit pensioenadministratie H. van de Bunt
■ Gegevensbescherming en privacywetgeving H. van de Bunt
Bestuursmodel
Het fonds heeft een bestuursmodel waarbij de nodige verankeringen zijn aange-
bracht vanuit de diverse bestuurscommissies naar het bestuur. Ieder bestuurslid
dekt één of meer aandachtsgebieden af en heeft zitting in één of meer bestuurs-
commissies. Naast een vertegenwoordiging vanuit het bestuur, maakt het pensi-
oenbureau (evenals een vertegenwoordiger vanuit het verantwoordingsorgaan als
toehoorder en eventuele externe deskundigen) ook altijd deel uit van een bestuurs-
commissie. Per bestuurscommissie is een voorzitter uit het bestuur aangewezen.
De voorzitter van de bestuurscommissie is de linking pin naar het voltallige bestuur
en de periodieke bestuursvergaderingen. Daarnaast is er voor elke bestuurscommis-
sie een zogenoemd reserve-bestuurslid aangewezen die als challenging partner in
de bestuursvergaderingen fungeert (een verdere invulling van de gewenste counter-
vailing power binnen het bestuur).
Het fonds kent zes bestuurscommissies, die als volgt zijn samengesteld:
■ Beleggingscommissie P.C. van Aalst (voorzitter), J.C. Derriks, A.P. Keur,
J. L. van Wieringen en G.W.J. Dessing (externe deskundige)
Toehoorder vanuit het verantwoordingsorgaan: G.J. Gijzenij
Countervailing power vanuit het bestuur: F.A.J. van Buren
■ Communicatiecommissie M.C. Gelmers-Hollink (voorzitter), H. van de Bunt, A.P. Keur,
B.J. Lefeber en J.A.M. van der Meer-van der Zwet
Countervailing power vanuit het bestuur: J.C. Derriks
■ Geschiktheidscommissie D. Schaafsma (voorzitter), H. van de Bunt en A. P. Keur
Countervailing power vanuit het bestuur: M.C. Gelmers-Hollink
■ Jaarverslagcommissie J.C. Derriks (voorzitter), F.A.J. van Buren, A.P. Keur en
J.L. van Wieringen
Toehoorder vanuit het verantwoordingsorgaan: F.G. Visser
Countervailing power vanuit het bestuur: H. van de Bunt
■ Risicobeheercommissie E.P.S. van der Steen van Deloitte Pension Risk Services ad interim
tot 1 juli 2019 (voorzitter), R.H. Alsen, D. Schaafsma, A.P. Keur,
B.J. Lefeber en J.L. van Wieringen
Toehoorder vanuit het verantwoordingsorgaan: P.E. Duijff
Countervailing power vanuit het bestuur: P.C. van Aalst
■ Uitbestedingscommissie R.H. Alsen (voorzitter), J.C. Derriks, A.P. Keur en J.L. van Wieringen
Toehoorder vanuit het verantwoordingsorgaan: B. Damen
Countervailing power vanuit het bestuur: P.C. van Aalst
In 2018 zijn er vier reguliere bestuursvergaderingen geweest. Daarnaast werden er
twee conference calls en vier themabijeenkomsten georganiseerd.
14 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
1.7.2 Pensioenbureau
De samenstelling c.q. personele bezetting van het pensioenbureau per 29 mei 2019
is als volgt:
Naam Leeftijd Functie
A.P. Keur 64 Directeur pensioenfonds
Mw. B. Bussink 42 Medewerker pensioenadministratie
R. Heidemans 36 Medewerker vermogensbeheer en interne controle
Mw. F.W. de Jong 59 Directie assistent
Mw. E.H. Kerkhof 56 Pensioenconsulent
Mw. B.J. Lefeber 55 Hoofd pensioenzaken
J.L. van Wieringen 58 Chief investment officer
Het bestuur heeft de beleidsvoorbereiding ten behoeve van de bestuurlijke taken en
de uitvoering van de pensioenregeling gedelegeerd aan het pensioenbureau. De
kernwerkzaamheden van het pensioenbureau betreffen bestuursondersteuning,
vermogensbeheer, pensioenadministratie, risicomanagement en pensioencommu-
nicatie. Het pensioenbureau profi leert zich daarnaast als het kenniscentrum pen-
sioenen binnen WKNL. Uitgangspunt is dat het bestuur, conform de eisen van de
Pensioenwet, verantwoordelijk is voor de juiste uitvoering van de gedelegeerde
taken. De interne uitvoeringsorganisatie is zodanig ingericht dat de doelstelling van
het fonds op een effectieve en effi ciënte wijze kan worden gerealiseerd.
Het pensioenbureau staat onder leiding van de directeur, die zich terzijde laat staan
door de chief investment offi cer, het hoofd pensioenzaken en de overige stafmede-
werkers.
1.7.3 Verantwoordingsorgaan
De samenstelling van het verantwoordingsorgaan per 29 mei 2019 is als volgt:
Naam Leeftijd Functie Vertegenwoordiging
F.G. Visser 50 Voorzitter Actieve deelnemers
Mw. B. Damen 48 Lid Actieve deelnemers
C.W.J. Wellenberg 57 Lid Werkgever
P.E. Duijff 65 Secretaris Pensioengerechtigden
P.G. Berlijn 71 Lid Pensioengerechtigden
R.G.C. Crommelin 67 Lid Pensioengerechtigden
J. van Dijk 80 Lid Pensioengerechtigden
G.J. Gijzenij 72 Lid Pensioengerechtigden
Mw. J.A.M. van der Meer-van der Zwet 70 Lid Pensioengerechtigden
Het verantwoordingsorgaan is samengesteld uit vertegenwoordigers van actieve
deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever, en vergadert tweemaal per
jaar samen met het bestuur. De taken en bevoegdheden van het verantwoordings-
orgaan zijn vastgelegd in artikel 16 van de statuten. Het verantwoordingsorgaan
adviseert het bestuur gevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het
fonds betreffen. Daarnaast heeft het verantwoordingsorgaan het instemmingsrecht
over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot het beleid op het gebied van
beloningen en elk voorgenomen besluit tot ontbinding, fusie en splitsing van het
fonds. Het bestuur legt periodiek verantwoording af over het gevoerde beleid aan
het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid om
na afl oop van ieder boekjaar een oordeel te geven over het handelen van het
bestuur, het door het bestuur gevoerde beleid en beleidskeuzes voor de toekomst.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 15
Na het beëindigen per 1 juli 2018 van de reguliere zittingsperiode van vier jaar van
het verantwoordingsorgaan dienden er verkiezingen plaats te vinden.
In overleg met het verantwoordingsorgaan heeft het bestuur besloten het aantal
zetels van het verantwoordingsorgaan met ingang van de nieuwe zittingsperiode
van acht naar negen zetels te verhogen. Voor de nieuwe zetelverdeling werd vol-
gens de statuten uitgegaan van de onderlinge getalsverhoudingen per 31 december
2017. Dit betekent dat er per 1 augustus 2018 voor een periode van vier jaar twee
leden namens de actieve deelnemers, één lid namens de werkgever en zes leden
namens de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan zitting hebben.
Het aantal reserveleden namens de pensioengerechtigden werd teruggebracht van
vier naar twee, het aantal reserveleden namens de actieve deelnemers bleef twee.
Mevrouw A. van Rhijn-van der Veer en de heren J. Kamminga, N.W.J. van der Kleij en
H.J.H.D. van der Staak traden terug als lid namens de pensioengerechtigden. De
heren G.J. Vork en W.J.M. van der Hoorn traden terug als reservelid namens de pen-
sioengerechtigden. Het bestuur is hen allen bijzonder veel dank verschuldigd voor
hun actieve en positief kritische inbreng de afgelopen jaren.
Conform de statuten heeft het bestuur voor het verantwoordingsorgaan een regle-
ment verantwoordingsorgaan opgesteld, waarin de rechten en bevoegdheden van
het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd.
Het verantwoordingsorgaan heeft twee commissies geformeerd, die als volgt zijn samengesteld:
■ Financiële commissie F.G. Visser, J. van Dijk en J.H.M. Timmerman
(reservelid namens de actieve deelnemers)
■ Juridische/reglementen commissie R.G.C. Crommelin, J. van Dijk en B. Damen
1.7.4 Raad van toezicht (intern toezicht)
Ondernemingspensioenfondsen met een paritair bestuursmodel en een belegd ver-
mogen van meer dan € 1 miljard zijn wettelijk verplicht om in plaats van een jaar-
lijkse visitatiecommissie een permanente raad van toezicht in te stellen.
De per 1 april 2018 ingestelde raad van toezicht is belast met het intern toezicht op
het bestuur. De raad van toezicht is, na een bindende voordracht van het verant-
woordingsorgaan en na de goedkeuring door DNB, ingesteld door het bestuur en
bestaat uit drie leden: de heren E.C.H. Klijn (voorzitter) en E.R. Capitain, en
mevrouw L.L.F. Rutgers.
De taak van de raad van toezicht is toezicht te houden op het beleid van het bestuur
en op de algemene gang van zaken in het fonds. De raad van toezicht is ten minste
belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenaf-
weging door het bestuur, legt verantwoording af over de uitvoering van zijn taken
en de uitoefening van zijn bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan en de
werkgever, en doet verslag daarvan in het jaarverslag c.q. bestuursverslag van het
fonds. De raad van toezicht staat het bestuur met raad ter zijde en is medebeleids-
bepalend.
Conform artikel 19 van de statuten heeft het bestuur een reglement intern toezicht
opgesteld, waarin de taken en bevoegdheden van de raad van toezicht zijn vast-
gelegd.
1.7.5 Compliance offi cer en externe compliance adviseur
Het bestuur is verantwoordelijk voor het naleven van de wet- en regelgeving door
het fonds. Het bestuur dient zorg te dragen voor het vaststellen van effectieve
beheersmaatregelen om aan de compliance verplichtingen te voldoen, evenals het
monitoren en sanctioneren daarvan. Het bestuur heeft de directeur als compliance
offi cer van het fonds aangesteld. De compliance offi cer wordt ondersteund door
een externe compliance adviseur. Deloitte Risk Advisory (Deloitte) is de externe
compliance adviseur van het fonds, waarbij de heer M.J. Eleveld als de contact-
16 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
persoon vanuit Deloitte optreedt. Binnen het bestuur is de voorzitter van het
bestuur verantwoordelijk voor de naleving van de wet- en regelgeving. De compli-
ance offi cer en de externe compliance adviseur rapporteren minimaal één keer per
jaar aan de voorzitter en aan het hele bestuur.
1.7.6 Externe controle
De externe accountant (KPMG Accountants N.V.), die door het bestuur is benoemd,
controleert jaarlijks de jaarrekening en de DNB-pensioenstaten. De externe actuaris
(Towers Watson Netherlands B.V., onderdeel van Willis Towers Watson) controleert
jaarlijks het actuariële verslag en stelt een actuariële verklaring op. Met ingang van
13 januari 2019 vervult de certifi cerend actuaris van Willis Towers Watson tevens
het houder- en vervullerschap van de actuariële functie.
1.7.7 Interne audit
In het kader van de IORP II-richtlijn heeft het bestuur BDO aangewezen als vervul-
ler van de interne audit functie met ingang van 1 februari 2019.
1.7.8 Externe ondersteuning en uitbesteding
Het fonds wordt ondersteund en geadviseerd door de volgende externe deskundi-
gen/organisaties:
■ Sprenkels & Verschuren, adviserend actuaris, adviseur ALM en juridisch adviseur.
■ BlackRock, strategisch advies vermogensbeheer, risicobudgettering en risico-
rapportage.
■ Kas Bank: beleggingsadministratie, performancemeting en risicomonitoring.
■ De heer P.C. van Aalst, extern onafhankelijk bestuurslid en voorzitter van de
beleggingscommissie.
■ De heer G.W.J. Dessing, corporate treasurer van Wolters Kluwer N.V., externe
deskundige en lid van de beleggingscommissie.
■ Bridgevest, adviseur pensioencommunicatie.
■ Willis Towers Watson, adviseur voor selectie, evaluatie en monitoring van de
externe vermogensbeheerders en adviseur pensioencommunicatie.
■ ICT Spirit, provider van de ICT-infrastructuur (systeembeheer, werkplekken,
servers , fi rewall, back-up, cybersecurity, etc.).
■ Idella (leverancier software pensioenadministratiepakket IVPA).
■ Deloitte Risk Advisory (Deloitte), adviseur integraal risicomanagement c.q.
externe risico-manager.
Het fonds heeft de beleggingen volledig ondergebracht bij externe vermogens-
beheerders in vier discretionaire mandaten en door te participeren in (beleggings)
fondsen (zie paragrafen 5.4.4 en 5.4.5).
Voor de uitbesteding van werkzaamheden of het selecteren en monitoren van leve-
ranciers wordt verder verwezen naar paragraaf 5.1.8.5.
1.7.9 Sociale pensioencommissie (geen fondsorgaan)
De inhoud van de pensioenregeling, voor zover dit zaken betreft die niet zijn gere-
geld in de Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO), wordt vastgesteld in de sociale
pensioencommissie. De sociale pensioencommissie bestaat per 29 mei 2019 uit
twee werkgeversvertegenwoordigers (de heer S.G. Abrahamse, die tevens voorzitter
van de sociale pensioencommissie is en de heer J.J. Spiertz) en twee werknemers-
vertegenwoordigers vanuit het verantwoordingsorgaan (de heer F.G. Visser en
mevrouw B. Damen), die door de COR zijn benoemd. Pas na instemming van de
COR kunnen wijzigingen in de pensioenregeling worden doorgevoerd. Het
pensioen bureau voert het secretariaat van de sociale pensioencommissie. Voor de
sociale pensioencommissie is door WKNL een reglement sociale pensioencommis-
sie opgesteld.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 17
2. Kerngetallen
(bedragen in € miljoen) 2018 2017 2016 2015 2014
Aantal participanten
– Actieve deelnemers 744 749 745 783 818
– Gewezen deelnemers 4.160 4.219 4.236 4.258 4.301
– Pensioengerechtigden 2.680 2.607 2.568 2.522 2.451
Totaal participanten 7.584 7.575 7.549 7.563 7.570
Premies en uitkeringen
Feitelijke premie (in %) 24,0 24,0 24,0 24,0 23,7
Ontvangen premie 7,8 7,8 7,4 7,6 7,5
Zuivere kostendekkende premie (FTK) 10,4 10,9 9,4 9,1 8,0
Premiedekkingsgraad (in %) 87,2 76,8 79,1 82,2 105,2
Pensioenuitkeringen 30,2 29,9 29,6 29,3 28,8
Toeslagverlening (in %) (1) 0,48 0,04 − − −
Stijging prijsindexcijfer (in %) (2) 1,88 1,45 0,07 0,60 0,88
Solvabiliteit
Fondsvermogen 1.066,3 1.106,2 1.079,3 1.018,7 1.032,3
Voorziening pensioenverplichtingen 982,3 980,2 1.016,0 966,3 931,7
Garantievermogen 86,5 128,5 65,3 53,4 100,7
Dekkingsgraden (in %)
Beleidsdekkingsgraad 112,9 110,4 102,6 107,3 110,1
Feitelijke dekkingsgraad 108,6 112,9 106,2 105,5 110,9
Minimaal vereiste dekkingsgraad 104,0 104,0 104,0 104,0 104,0
Vereiste dekkingsgraad 116,3 116,7 116,2 115,9 112,0
Grens voor volledige toeslagverwachting 123,2 123,6 121,5 123,4 124,0
Reële dekkingsgraad (3) 91,6 89,3 84,4 87,0 84,2
Gemiddelde rente RTS (in %) (4) 1,3 1,4 1,3 1,6 1,8
Rendement (in %)
Totaal nettorendement −1,6 4,8 8,4 0,7 22,7
Benchmark −1,5 3,8 7,2 0,2 20,1
Totaal netto driejaarsgemiddelde 3,8 4,6 10,2 7,9 12,8
Benchmark driejaarsgemiddelde 3,1 3,7 8,9 6,8 11,1
Totaal netto vijfjaarsgemiddelde 6,7 7,4 9,4 9,4 11,1
Benchmark vijfjaarsgemiddelde 5,7 6,3 8,1 8,2 9,7
Uitvoeringskosten (in €)
Uitvoeringskosten per participant 104 99 97 98 101
Idem exclusief gewezen deelnemers 231 223 222 224 235
Vermogensbeheerkosten (in %)
– Beheerkosten 0,30 0,34 0,34 0,32 0,33
– Transactiekosten 0,09 0,10 0,12 0,14 0,13
Totaal vermogensbeheerkosten 0,39 0,44 0,46 0,46 0,46
(1) Toeslagpercentage per 1 januari volgend op het boekjaar.
(2) De stijging van het Consumenten Prijsindexcijfer Alle Huishoudens over de maand september ten opzichte van het prijsindex-
cijfer over de maand september in het voorgaande jaar.
(3) De reële dekkingsgraad wordt vanaf 2015 berekend volgens de nieuwe wettelijke defi nitie: beleidsdekkingsgraad gedeeld
door de grens voor volledige toeslagverwachting. In 2014 werd nog uitgegaan van de reële rentetermijnstructuur, waarbij de
nominale rente werd gecorrigeerd voor de Europese infl atie (Eurozone harmonised index for consumer prices).
(4) De gemiddelde rente is vanaf 2015 gebaseerd op de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur en wordt gewogen met de
pensioenverplichtingen. In 2014 werd nog een driemaandsgemiddelde toegepast.
18 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
3.1 Verslag van het verantwoordingsorgaan
Het verantwoordingsorgaan is door het bestuur ingesteld. Op basis van de uit-
gangspunten van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de Code Pen-
sioenfondsen is door het bestuur een reglement verantwoordingsorgaan vastge-
steld.
Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur gevraagd of uit eigen beweging
over aangelegenheden die het fonds betreffen, maar in ieder geval over elk voor-
genomen besluit van het bestuur over de volgende punten:
■ Het nemen van maatregelen van algemene strekking.
■ De wijziging van de statuten en reglementen.
■ De vaststelling van het jaarverslag c.q. het bestuursverslag, de jaarrekening, de
kostenbegroting, de ABTN, het herstelplan en de haalbaarheidstoets.
■ De vermindering van de verworven pensioenaanspraken en -rechten, indien de
fi nanciële toestand van het fonds daartoe aanleiding geeft.
■ Het vaststellen of wijzigen van het toeslagen- en kortingsbeleid.
■ De gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de
overname van verplichtingen door het fonds.
■ Het sluiten, wijzigen of beëindigen van de uitvoeringsovereenkomst.
■ Het terugstorten van premie of geven van een premiekorting.
■ De vorm en inrichting van het intern toezicht.
■ Het vaststellen en wijzigen van de interne klachten- en geschillenregeling.
■ Het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid.
Het verantwoordingsorgaan heeft instemmingsrecht over elk voorgenomen besluit
van het bestuur over de volgende punten:
■ Het beleid op het gebied van beloningen.
■ De samenvoeging van het fonds als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet.
■ Het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm.
■ De ontbinding, fusie en splitsing van het fonds.
In het overleg tussen het bestuur en het verantwoordingsorgaan zijn de volgende
onderwerpen ter advisering voorgelegd of ter kennisneming aan de orde geweest:
■ De voortgang en realisatie van de jaarplannen 2018 van het bestuur.
■ Het aangescherpte beleid van interne beheersing, het integraal risicomanage-
ment en de implementatie van de IORP II-richtlijn.
■ De kwartaalrapportages en de fi nanciële positie c.q. dekkingsgraad.
■ De LCP benchmark uitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten pensioenfond-
sen.
■ De wijzigingen op het gebied van de governance, de herziene doelstelling, missie,
visie en strategie en de Code Pensioenfondsen.
■ De gewijzigde vorm en inrichting van het intern toezicht en de personele bezet-
ting van de raad van toezicht.
■ De samenstelling en verdeling van de aandachtsgebieden van het bestuur, de
samenstelling van de bestuurscommissies en de verkiezing van de (reserve)leden
per 1 augustus 2018 en de samenstelling en deskundigheidsbevordering van het
verantwoordingsorgaan.
3. Verslag van het verantwoordings-
orgaan en de reactie van het bestuur
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 19
■ De uitkomsten van de herijking strategische heroriëntatie 2018 en de SWOT-
analyse.
■ De wijziging van de fondsstukken, het compliance handboek en de compliance-
documenten.
■ Het aangescherpte beleid van de interne beheersing van de uitbestedingsrisico’s.
■ De uitvoering van het communicatiebeleid.
■ Het contingencyplan en het crisisplan.
■ De evaluatie van de fi nanciële opzet en de evenwichtige belangenafweging.
■ De verdere invulling van het duurzaam beleggingsbeleid.
■ De strategische normportefeuille en het beleggingsplan 2019.
■ De evaluatie van de investment beliefs, het vaststellen van de risicobereidheid,
de ALM-studie 2018 en het beleggingsbeleid.
■ De kostenbegroting 2019.
■ De rolinvulling van het verantwoordingsorgaan en de samenwerking met het
bestuur en de raad van toezicht.
■ Het toeslagen- en kortingsbeleid en de toeslagverlening per 1 januari 2019.
■ De uitkomsten van de haalbaarheidstoets 2018 en het herstelplan 2019, markt-
ontwikkelingen en eventuele maatregelen.
■ De naleving van de gedragscode/compliance 2018.
■ Het eindrapport 2018 van de raad van toezicht en de reactie van het bestuur.
■ De beantwoording door het fonds van de DNB uitvraag ‘Risico-inventarisatie
strategische risico’s’ en de DNB uitvraag ‘Niet-fi nanciële risico’s’.
■ Het accountantsverslag 2018.
■ Het actuarieel rapport 2018.
■ Het overall jaarplan 2019 van het bestuur en de vooruitzichten.
Het verantwoordingsorgaan heeft over alle zaken die voor advies zijn voorgelegd,
positief geadviseerd.
Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van zijn taakuitoefening het jaarver-
slag c.q. het bestuursverslag en de jaarrekening 2018 beoordeeld en heeft kennis-
genomen van de door het bestuur gegeven toelichtingen op de relevante ontwik-
kelingen en het gevoerde beleid. Daarnaast heeft het verantwoordingsorgaan
overleg gehad met de raad van toezicht.
Bevindingen verantwoordingsorgaan
Inleiding
De ontwikkelingen van het pensioenfonds zijn in de reguliere vergaderingen tussen
het bestuur en het verantwoordingsorgaan besproken. De raad van toezicht heeft
zijn bevindingen in mei 2019 gepresenteerd aan het verantwoordingsorgaan.
Op 29 mei 2019 heeft het verantwoordingsorgaan met het bestuur gesproken over
het in 2018 gevoerde beleid. Aan de hand van het jaarverslag en bestuursverslag
2018 zijn de resultaten van het jaar, de jaarplannen en de realisering daarvan aan de
orde gekomen.
Oordeel
Het verantwoordingsorgaan constateert dat het bestuur voortdurend aandacht
schenkt aan de toekomst van het fonds, en de ontwikkelingen op pensioengebied
nauwgezet volgt. Het verantwoordingsorgaan is vooral positief gestemd over de
inrichting van het maatschappelijk verantwoord beleggen.
Het verantwoordingsorgaan stemt in met het door het bestuur gevoerde beleid in
2018 en spreekt zijn waardering uit voor de verdere professionalisering van de
samenwerking met het bestuur en het pensioenbureau van het fonds.
20 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Deventer, 29 mei 2019
Verantwoordingsorgaan:
F.G. Visser, voorzitter
P.E. Duijff, secretaris
P.G. Berlijn
R.G.C. Crommelin
Mw. B. Damen
J. van Dijk
G.J. Gijzenij
Mw. J.A.M. van der Meer-van der Zwet
C.W.J. Wellenberg
3.2 Reactie van het bestuur
Het bestuur heeft kennisgenomen van de reactie van het verantwoordingsorgaan
op het jaarverslag c.q. het bestuursverslag en de jaarrekening 2018 en kan zich
vinden in de bevindingen en conclusie van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur
bedankt het verantwoordingsorgaan voor de prettige en constructieve samen-
werking.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 21
4.1 Verslag van de raad van toezicht
Algemeen
De raad van toezicht is per 1 april 2018 geïnstalleerd. Voordien had het fonds een
visitatiecommissie als intern toezichtsorgaan.
De raad van toezicht bestaat uit drie personen. De leden zijn benoemd op basis van
vooraf vastgestelde profi elschetsen, met daarin opgenomen eisen ten aanzien van
geschiktheid, deskundigheid, competenties, onafhankelijkheid en beschikbaarheid
en na een bindende voordracht van het verantwoordingsorgaan.
De raad van toezicht is als volgt samengesteld:
■ E.C.H. Klijn (voorzitter), met de aandachtsgebieden governance, pensioenrege-
ling en communicatie.
■ E.R. Capitain, met de aandachtsgebieden risicomanagement en fi nanciële opzet.
■ Mevrouw L.L.F. Rutgers, met de aandachtsgebieden vermogensbeheer en balans-
management.
De leden van de raad van toezicht zitten in hun eerste benoemingstermijn van
maximaal vier jaar, met de mogelijkheid van maximaal één herbenoeming. Een
rooster van aftreden is opgemaakt, zodanig dat termijnen niet gelijktijdig eindigen.
De leden hebben aangegeven, naast de andere werkzaamheden die zij vervullen,
voldoende tijd beschikbaar te hebben voor het fonds. Zij voldoen aan de VTE-score
zoals die voor bestuurders en leden van de raad van toezicht voor pensioenfondsen
wordt gehanteerd. De leden zijn onafhankelijk, zijn geen participant bij het fonds en
hebben ook geen zakelijke belangen bij het fonds. Hoofd- en nevenfuncties van de
leden van de raad van toezicht zijn vermeld op de website van het fonds.
Werkwijze
De raad van toezicht kan beschikken over alle bestuursstukken van het fonds en
heeft – in overleg met het bestuur – toegang tot alle gremia en het pensioenbureau
van het fonds. Als daar aanleiding toe is, nodigt de raad van toezicht het bestuur of
het pensioenbureau uit om nadere toelichtingen te geven.
De raad van toezicht heeft in 2018 driemaal vergaderd zonder derden. Daarnaast
heeft de raad van toezicht eenmaal vergaderd met het bestuur, eenmaal met de
voorzitter van het bestuur en de directeur, eenmaal met het pensioenbureau en
eenmaal met het verantwoordingsorgaan. Leden van de raad van toezicht wonen
jaarlijks een aantal bestuurs- en commissievergaderingen bij (in 2018 één of meer-
dere malen de communicatiecommissie, de beleggingscommissie, de risicobeheer-
commissie en de uitbestedingscommissie). Verder is de voorzitter van de raad van
toezicht aanwezig geweest bij een tweetal themadagen van het bestuur.
De voorzitters van de raad van toezicht, het bestuur en het verantwoordingsorgaan,
alsmede de directeur en de secretaris van het bestuur en het verantwoordings-
orgaan hebben na elke bestuursvergadering een kort telefonisch terugkoppelings-
overleg.
4. Verslag van de raad van toezicht en
reactie van het bestuur
22 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
De raad van toezicht wordt actief geïnformeerd over de ontwikkelingen in het
fonds, ook als die niet de goedkeuring van de raad van toezicht behoeven.
De raad van toezicht stelt jaarlijks toezichtthema’s vast. Voor 2018 waren dat de
volgende thema’s:
■ De samenwerking van de raad van toezicht met het bestuur.
■ De governance.
■ De opzet en werking van het risicomanagement.
■ De toekomst van het fonds (fi nanciële opzet, relatie met de sponsor, pensioen-
regeling en het nieuwe pensioenstelsel).
■ De uitbesteding.
■ De beleggingen.
■ De communicatie.
De raad van toezicht legt verantwoording af over de uitvoering van zijn taken en de
uitvoering van zijn bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan. In overleg met
de werkgever is de wettelijke verantwoordingsplicht aan de werkgever belegd in de
verantwoording aan (de werkgeversdelegatie in) het verantwoordingsorgaan.
Toezichtkader
De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het
bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds. De raad van toezicht ziet
toe op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het
bestuur en staat het bestuur met raad ter zijde om op die wijze bij te dragen aan de
kwaliteit en de effectiviteit van de organisatie en de besturing, alsmede aan een
integere en beheerste bedrijfsvoering. Tevens heeft de raad van toezicht een aantal
goedkeuringsrechten ten aanzien van besluiten van het bestuur.
De taak van de raad van toezicht wordt bepaald door het wettelijk kader, inclusief
de Code Pensioenfondsen, de statuten en de reglementen van het fonds.
Bij de uitvoering van de wettelijke taken past de raad de VITP-Toezichtcode toe.
Toepassing is niet wettelijk verankerd, maar wel aanbevolen door de VITP (Vereni-
ging Intern Toezichthouders Pensioensector). Op 17 april 2019 heeft de VITP een
herziene code vastgesteld. De raad van toezicht zal deze VITP-code toepassen in
2019. Aangezien de raad van toezicht deze herziene principes en normen al groten-
deels toepast, zal dit geen majeure impact hebben. De toepassing is op basis van
het principe ‘pas toe of leg uit’.
Goedgekeurde besluiten
Op grond van de Pensioenwet behoeft een aantal bestuursbesluiten de goedkeu-
ring van de raad van toezicht. De raad van toezicht heeft in 2018 zijn goedkeuring
verleend aan de volgende bestuursbesluiten:
■ De herziening van de profi elschets van het bestuur.
■ De voorgenomen benoeming als bestuurslid van de heer R.H. Alsen.
■ De herbenoeming als bestuurslid van mevrouw D. Schaafsma.
De raad van toezicht heeft over de vaststelling van het bestuursverslag en de jaar-
rekening over 2018 overleg gevoerd met de jaarverslagcommissie, het bestuur, het
verantwoordingsorgaan, de accountant en de certifi cerend actuaris. Op grond hier-
van heeft de raad van toezicht op 15 mei 2019 het besluit tot vaststelling van het
jaarverslag en de jaarrekening goedgekeurd.
Opvolging aanbevelingen uit toezichtrapport visitatiecommissie 2017
De raad van toezicht heeft kennis genomen van en toelichtingen gekregen bij de
observaties, bevindingen en aanbevelingen van de visitatiecommissie. De raad van
toezicht heeft de bevindingen en aanbevelingen uit het rapport van de visitatie-
commissie over 2017 gemonitord op opvolging door het bestuur en vastgesteld dat
het bestuur adequaat heeft gehandeld.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 23
Code Pensioenfondsen
Het bestuur legt in haar bestuursverslag verantwoording af over de wijze waarop de
normen van de Code Pensioenfondsen worden toepast. De Code is in 2018 herzien.
De raad van toezicht stelt vast dat het bestuur een grondige analyse heeft gedaan
naar de toepassing van ook de herziene normen. Alle normen worden adequaat
toegepast, zowel naar de letter als de geest.
Bevindingen en aanbevelingen
Missie, visie en strategie
De missie, visie en strategie zijn passend bij de doelstellingen en ambities van het
fonds. Het bestuur evalueert met een voldoende frequentie de strategie mede aan
de hand van een periodieke (externe) herijking van een sterkte-zwakte analyse,
waarbij zeven risico-indicatoren zijn geïdentifi ceerd om de toekomstbestendigheid
van de huidige opzet van de uitvoering van de regeling te toetsen.
Besturing
Het bestuur doet de goede dingen en doet de dingen goed. Het bestuur is vol-
doende deskundig, evenwichtig qua samenstelling en gecommitteerd aan zijn
bestuurlijke taken en verantwoordelijkheden. Er zijn goede ‘checks- & balances’ in
het bestuur en de bestuurscommissies. Er is een open cultuur met een zakelijke en
professionele insteek. De vergaderingen van het bestuur en de bestuurscommissies
zijn goed gedocumenteerd en zeer gedegen voorbereid door het pensioenbureau en
de commissieleden. Bij vrijwel iedere bestuurscommissievergadering is een niet-
commissielid van het bestuur en een vertegenwoordiger van het verantwoordings-
orgaan aanwezig.
Het pensioenbureau is belast met de dagelijkse gang van zaken. Agendering en
documentatie voor beleids- en besluitvorming worden goed voorbereid. Bij beleids-
keuzes en besluitvorming wordt steeds een goede afweging gemaakt tussen risico’s,
kosten, noodzakelijkheid en toegevoegde waarde.
Bedrijfsvoering
Het risicomanagement krijgt veel aandacht. Er is een goed onderbouwd risico-
manage mentbeleid dat jaarlijks herijkt wordt. Alle kernrisico’s worden gemonitord
en het risicomanagementbeleid wordt jaarlijks (extern) gescoord op het volwas-
senheidsniveau. Deze score is conform de gestelde doelen en is gelijk en hoger dan
de benchmark in de pensioensector. Op basis van roulatie vinden periodiek
(externe) risico-scans plaats ten aanzien van compliance, fi scaliteit, beleggingen,
juridische risico’s, ICT en pensioenuitvoering.
In het kader van de invoering van Europese wetgeving (IORP II) in 2019 zal de
governance rondom risicomanagement wijzigen met de benoeming van sleutel-
functiehouders voor actuariaat, risicomanagement en interne audit. Het bestuur
heeft regelmatig overlegd met de raad van toezicht over deze wijzigingen en heeft
het advies van de raad van toezicht daarbij meegenomen in de besluitvorming.
De uitbesteding is effectief en kwalitatief goed. De kwaliteit wordt gemonitord op
basis van vastgelegde prestatie-indicatoren. De kwaliteit van de vaste adviseurs/
certifi ceerders wordt jaarlijks geëvalueerd. De raad van toezicht heeft kennisgeno-
men van deze evaluaties en vastgesteld dat hieraan voldoende aandacht wordt
gegeven. In 2018 hebben het bestuur en het pensioenbureau zich gericht op de
invoering van de AVG (privacywetgeving). Alle noodzakelijke maatregelen zijn
getroffen. De raad van toezicht meent dat een en ander goed is ingeregeld. In 2019
zal nogmaals een evaluatie van de AVG plaatsvinden. De raad van toezicht zal hier-
van kennisnemen.
24 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Beleid
De in het jaarplan 2018 gestelde doelen zijn behaald. Het beleid wordt met regel-
maat geëvalueerd en het bestuur is continu op zoek naar verbetering. De raad van
toezicht wordt periodiek geïnformeerd over de ontwikkeling van de fi nanciële posi-
tie. De fi nanciële positie van het fonds is in 2018 verslechterd ten opzichte van
2017. Dit is een direct gevolg van de tegenvallende ontwikkelingen op de fi nanciële
markten in met name het vierde kwartaal van 2018. De fi nanciële positie van het
fonds blijft daarmee kwetsbaar, maar gaf wel voldoende ruimte om een beperkte
toeslag te verlenen.
De kosten van het fonds worden adequaat beheerst. In 2018 zijn de uitvoeringskos-
ten gestegen ten opzichte van 2017, maar deze blijven nog wel onder de bench-
mark (LCP) met vergelijkbare ondernemingspensioenfondsen.
Het beleggingsbeleid van het fonds voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het
wordt consistent uitgevoerd, waarbij voldoende rekenschap wordt gehouden met
het beperken van het risico en is in lijn met de beoogde risicohouding/-bereidheid.
De raad van toezicht waardeert de grotere aandacht voor maatschappelijk verant-
woord beleggen. Dit zal vanwege het toenemende belang ook voor 2019 een
belangrijk aandachtspunt blijven voor het bestuur. Binnen de beleggingscommissie
is veel aandacht voor het risicomanagement. De beleggingscommissie wordt hierbij
door externe adviseurs ondersteund met behulp van zowel presentaties, rapporta-
ges en kennisbijeenkomsten. Een aandachtspunt is dat de grote hoeveelheid infor-
matie mogelijk een diepgaande discussie over onderwerpen in de weg kan staan.
Communicatie krijgt veel aandacht van het bestuur en heeft een hoge prioriteit. Er
is een gedegen communicatiejaarplan dat goed gevolgd wordt. De participanten
worden continu centraal gesteld. Er is in 2018 met succes een deelnemerspanel
georganiseerd. In 2020 zal een nieuw deelnemersonderzoek plaatsvinden. De ver-
anderende wetgeving (met als gevolg onder andere langer doorwerken en de onze-
kerheid over de AOW-leeftijd en de fl exibilisering van de pensioenvoorwaarden)
wordt samen met HR van de werkgever opgepakt.
Zelfevaluatie en deskundigheidsbevordering
De raad van toezicht doet jaarlijks een zelfevaluatie, voor het eerst in het eerste
kwartaal van 2019.
Er is bij leden van de raad van toezicht in 2018 voldoende aandacht geweest voor
het onderhouden van hun deskundigheid:
■ De leden van de raad van toezicht zijn lid van het VITP en participeren regelmatig
in de kennissessies.
■ Twee leden van de raad van toezicht zijn lid van de redactiecommissie van de
herziening van de VITP-Toezichtcode.
■ Leden van de raad van toezicht zijn aanwezig geweest bij diverse lezingen met als
onderwerpen onder meer:
● Vertrouwenscrisis in de pensioensector.
● Impact van innovatie op de sector.
● Impact van digitalisering op de strategie van pensioenfondsen.
■ Een lid van de raad van toezicht heeft de commissarissenopleiding van Heming-
way gevolgd.
■ Een lid van de raad van toezicht heeft de VU-leergang ‘Refl ectie op pensioentoe-
zicht’ gevolgd.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 25
Toezichtthema’s 2019
Naast de reguliere aandachtsgebieden zal in 2019 door de raad van toezicht speci-
fi ek aandacht worden gegeven aan de volgende onderwerpen:
■ De toekomstbestendigheid van het fonds.
■ De inrichting en de implementatie van IORP II-richtlijn.
■ De governance rondom vermogensbeheer.
■ De successieplanning van het bestuur en de overige fondsorganen.
Deventer, 15 mei 2019
E.C.H. Klijn
E.R. Capitain
Mw. L.L.F. Rutgers
4.2 Reactie van het bestuur
Het bestuur kan zich vinden in het verslag en het oordeel van de raad van toezicht
en bedankt de leden van de raad van toezicht voor de professionele en voort-
varende wijze waarop het intern toezicht in 2018 is vormgegeven en uitgevoerd.
Het bestuur onderkent de toegevoegde waarde van het intern toezicht voor het
fonds.
26 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
5.1 Hoofdlijnen
5.1.1 Financiële toelichting 2018
De fi nanciële markten ontwikkelden zich in 2018 negatief, vooral in het laatste
kwartaal. De aandelenmarkten gingen omlaag en de euro-swaprente daalde. Het
totaal nettorendement op de beleggingen was 1,6% negatief en lager dan in 2017
(een positief rendement van 4,8%). Het lagere rendement was vooral het gevolg
van het negatieve rendement op aandelen en de negatieve bijdrage van de valuta-
hedge.
Het fonds behaalde in 2018 een negatief resultaat van € 42,0 miljoen (in 2017 was
het saldo van baten en lasten € 63,2 miljoen positief). Het eigen vermogen daalde
daardoor naar € 61,5 miljoen (2017: € 103,5 miljoen). Inclusief de achtergestelde
lening van € 25,0 miljoen bedroeg het garantievermogen ultimo 2018 € 86,5 mil-
joen (2017: € 128,5 miljoen).
Het verloop van de feitelijke dekkingsgraad in 2018 was als volgt:
Ontwikkeling feitelijke dekkingsgraad
in procenten 2018 2017
Feitelijke dekkingsgraad per 1 januari 112,9 106,2
Resultaat op premie −0,2 −0,3
Pensioenuitkeringen 0,4 0,2
Toeslagverlening − 0,0
Overrendement −4,2 5,3
Wijziging marktrente (UFR) per 31 december −1,5 1,4
Wijziging sterftegrondslagen 1,1 −
Overige oorzaken 0,1 0,1
Feitelijke dekkingsgraad per 31 december 108,6 112,9
De feitelijke dekkingsgraad daalde in 2018 van 112,9% naar 108,6%. De belangrijk-
ste negatieve factoren waren het overrendement (−/− 1,5%-punt) en de daling van
marktrente (−/− 4,2%-punten), deels gecompenseerd door de positieve invloed van
de overgang op de Prognosetafel AG2018, waarin de levensverwachting iets
gedaald was ten opzichte van de AG2016 (1,1%-punt).
Het negatieve effect van de premie was 0,2%-punt, omdat de ontvangen premie
lager was dan de zuivere kostendekkende premie (zie paragraaf 5.7 en de toelich-
ting op de jaarrekening nummer 8). Pensioenuitkeringen hebben, zolang de feite-
lijke dekkingsgraad hoger is dan 100%, een positief effect door de vrijval van de
buffer (0,4%).
5. Verslag van het bestuur
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 27
De beleidsdekkingsgraad steeg desondanks naar 112,9% ultimo 2018 (2017: 110,4%).
Omdat de beleidsdekkingsgraad lager was dan de vereiste dekkingsgraad van
116,3%, heeft het fonds nog steeds een reservetekort. Daarom is begin 2019 een
nieuw herstelplan opgesteld, waaruit blijkt dat herstel ruim binnen de gestelde ter-
mijn van acht jaar mogelijk is (zie paragraaf 5.6.1). Er was echter geen sprake van
een dekkingstekort, omdat de beleidsdekkingsgraad hoger was dan de minimaal
vereiste dekkingsgraad van 104,0%.
De feitelijke, beleids- en reële dekkingsgraad van het fonds hebben zich in 2018 als
volgt ontwikkeld:
0
20
40
60
80
100
120
Beleidsdekkingsgraad
Feitelijke dekkingsgraad
Reële dekkingsgraad
Dekkingsgraad
112,9 108,6
91,6
Ultimo 2018 Ultimo 2017U
1112 912,9
999911,6
000UUltimoimo 222
999911,6 ,
1111118888
110,4 112,9
89,3
202020
888899,3
110,4112,9
UltUltimoimo 222
,
01010177777
Per 1 januari 2019 is een beperkte toeslag verleend van 0,48% (1 januari 2018:
0,04%). De indexatieachterstand is daardoor wel toegenomen. De lasten van deze
toeslagverlening worden verwerkt in boekjaar 2019 en hebben een negatieve
invloed op de feitelijke dekkingsgraad van 0,5%.
5.1.2 Realisatie doelstelling van het fonds en jaarplan 2018
Pensioenambitie
Het streven naar een waardevast pensioen werd in 2018 niet gerealiseerd omdat de
toeslagverlening beperkt was (zie paragraaf 5.1.1). Het herstelplan van begin 2018
ging uit van een herstel naar de vereiste dekkingsgraad in twee jaar. Door de slechte
resultaten in 2018 wordt in het herstelplan 2019 verwacht dat de periode van her-
stel nog vier jaar zal duren (zie paragraaf 5.6.1). Dat betekent dat de toeslagverle-
ning voorlopig beperkt zal blijven. Bij een lagere dekkingsgraad is ook de kans op
korting van de pensioenen groter.
Jaarplan
De belangrijkste zaken uit het jaarplan 2018 zijn gerealiseerd:
■ De herijking van de strategische heroriëntatie in verband met de toekomst-
bestendigheid van het fonds leidde tot de conclusie dat het fonds nog steeds het
beste alternatief is om de pensioenregeling van WKNL uit te voeren (zie para-
graaf 5.1.3).
■ De raad van toezicht werd geïnstalleerd (zie paragraaf 1.7.4).
■ Het uitvoeren van een ALM-studie en de evaluatie van de risicohouding. Het
ALM-beleid en de risicohouding werden na de studie en de evaluatie ongewijzigd
vastgesteld (zie paragrafen 5.3.1 en 5.4.2).
28 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
■ Het maatschappelijk verantwoord beleggen werd geïntensiveerd bij de beleg-
gingen in aandelen door over te gaan op een mandaat dat alleen belegt in bedrij-
ven met de beste scores op het gebied van maatschappelijk verantwoord onder-
nemen (zie paragrafen 5.4.5 en 5.4.6).
■ De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) werd geïmplementeerd
(zie paragraaf 5.2.2)
■ Voor het integraal risicomanagement (IRM) is een beleidsnota opgesteld en is
het ‘three lines of defence model’ ingevoerd (zie paragraaf 5.1.8.4).
5.1.3 Herijking strategische heroriëntatie en SWOT-analyse
In 2018 is opnieuw een studie naar het bestaansrecht van het fonds uitgevoerd. Op
basis van de scenario’s die in 2017 door het bestuur zijn onderzocht, is stilgestaan
bij de vraag of deze scenario’s nog van toepassing zijn, eventueel in een ander dag-
licht zijn komen te staan en of de scenarioset nog volledig is. Aan de hand van de
geactualiseerde scenarioset is onderzocht welke scenario’s/veranderingen met
betrekking tot het bestaansrecht van het fonds denkbaar zijn, wat daarvan de con-
sequenties zijn en hoe het fonds daarop reageren kan. In het verlengde van de stu-
die is tevens de SWOT-analyse van het fonds geactualiseerd en is met een aantal
alternatieve pensioenuitvoerders gesproken.
De conclusie van het vervolgonderzoek in 2018, waarin rekening is gehouden met
de zeven door DNB geformuleerde risico-indicatoren, is dat in de huidige opzet
voor de korte termijn de risico’s beperkt zijn. Het fonds functioneert goed en op dit
moment is er geen beter alternatief, vanuit het oogpunt van het pensioenresultaat,
het verleende serviceniveau, de geformuleerde risicohouding van alle stakeholders,
de uitvoerings- en vermogensbeheerkosten en de integrale risicobeheersing. De
uitdaging is te blijven voldoen aan wat belanghebbenden mogen verwachten van
een pensioenuitvoerder. Er zijn ontwikkelingen (zoals een turbulent en onzeker eco-
nomisch klimaat met een lage marktrente, de vergrijzing van de populatie, de sta-
bilisatie van een relatief klein aantal actieve deelnemers, het beperkte premiestuur,
de mogelijkheid dat de werkgever de (uitvoering van de) pensioenregeling gaat
heroverwegen, de druk op hoogte van de uitvoeringskosten als gevolg van toegeno-
men compliancy- en toezicht vereisten, de afnemende bereidheid bij participanten
van pensioenfondsen om risico’s te delen in solidariteit, de maatschappelijke en
politieke discussies over de houdbaarheid van het pensioenstelsel), die ook gevol-
gen kunnen hebben voor de besturing en inrichting van het fonds. Al deze ontwik-
kelingen maken het noodzakelijk om de uitvoering van de pensioenregeling via een
eigen ondernemingspensioenfonds periodiek te toetsen en te evalueren. In 2019 zal
daarom opnieuw een evaluatie plaatsvinden.
5.1.4 Nieuw pensioenstelsel
Vakbonden, werkgevers en kabinet zijn al jarenlang verwikkeld in een discussie over
een nieuw pensioenstelsel. Alle partijen lijken het er over eens te zijn dat het pen-
sioenstelsel aan vernieuwing toe is, maar op inhoud lopen de meningen fl ink uiteen.
Ook in 2018 is er opnieuw geen akkoord tot stand gekomen. Om de impasse te
doorbreken, stuurde minister Koolmees van SZW op 1 februari 2019 een brief aan de
Tweede Kamer, waarin de minister aangeeft hoe hij verder wil gaan na het vastlopen
van de pensioenonderhandelingen met de sociale partners eind 2018. Het kabinet
benadrukt dat hervormingen van het pensioenstelsel noodzakelijk zijn en dat het
openstaat voor aanvullingen in overleg met sociale partners, pensioenuitvoerders
en toezichthouders. De minister benoemt tien onderwerpen waarmee het kabinet
aan de slag wil en die nog vóór de zomer van 2019 tot concrete resultaten moeten
leiden. Het is echter zeer de vraag of een en ander binnen deze termijn gaat lukken.
De belangrijkste onderwerpen voor het fonds zijn:
■ Uitwerking wetgeving voor de afschaffi ng van de doorsneesystematiek.
In het huidige pensioenstelsel wordt voor en door de actieve deelnemers een
gelijke premie betaald, terwijl de pensioeninkoop voor oudere actieve deel-
nemers duurder is dan voor jongere. Het kabinet wil af van deze premieherverde-
ling. Het gevolg zal zijn dat de pensioenopbouw afhankelijk wordt van de leeftijd:
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 29
jongeren gaan meer pensioen opbouwen en ouderen minder. Onevenredig nega-
tieve effecten voor de oudere actieve deelnemers zullen vermeden moeten wor-
den. Het kabinet komt hiervoor met een transitieplan, dat in nadere wetgeving
zal worden vastgelegd. In de fi scale wetgeving zullen de huidige regels voor
maximale pensioenopbouw worden vervangen door een maximale fi scaal aftrek-
bare premie-inleg.
■ Meer maatwerk in het beleggingsbeleid.
De meeste pensioenfondsen hanteren momenteel een uniforme beleggingsmix.
In de opbouwfase lopen de actieve en gewezen deelnemers dezelfde beleggings-
risico’s als pensioengerechtigden in de uitkeringsfase, ondanks het verschil in
risico-draagkracht. Het kabinet wil in de wet vastleggen dat pensioenfondsen
hun beleggingsbeleid baseren op het zogenaamde ‘lifecycle principe’, waarbij de
beleggingsrisico’s en de toe te rekenen beleggingsresultaten beter zijn afge-
stemd op de verschillende leeftijdsgroepen.
■ Omzetting bestaande aanspraken naar pensioencontract met persoonlijke pen-
sioenvermogens.
Voor het overdragen van de reeds opgebouwde pensioenen naar het nieuwe
pensioenstelsel met persoonlijke pensioenvermogens zal een waarderingskader
worden opgesteld. Indien sectoren en ondernemingen dit invaren niet gewenst
vinden, dan zullen zij de oude en nieuwe pensioenopbouw bij verschillende pen-
sioenuitvoerders moeten onderbrengen.
■ Onderzoek naar de koppeling tussen levensverwachting en pensioenleeftijd.
De toekomstige AOW- en pensioenrichtleeftijd zijn volgens afgesproken reken-
regels één op één gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting. Er
worden alternatieve varianten onderzocht die passen binnen houdbare over-
heidsfi nanciën.
De economische crisis, de lage rente en de toegenomen levensverwachting hebben
de laatste tien jaar grote gevolgen gehad voor pensioenfondsen. Toch staat het
Nederlandse pensioenstelsel in de wereld bekend als ‘best in class’. De paradox is
echter dat het vertrouwen in het pensioenstelsel bij de belanghebbenden al jaren
afneemt. Tien jaar pensioendiscussie over een nieuw pensioenstelsel heeft nog wei-
nig concreet resultaat opgeleverd, heeft niet bijgedragen aan het vertrouwen in de
pensioensector en, op korte termijn lijkt er geen (volledige) overeenstemming te
verwachten.
Met de tien punten-brief wil het kabinet haast maken met de hervorming van het
pensioenstelsel. Een beoogde invoeringsdatum wordt niet genoemd, maar de
minister informeert de Tweede Kamer voor de zomer van 2019 met een
hoofdlijnen brief over de onderwerpen die van belang zijn voor de transitie naar een
nieuw pensioenstelsel. Voor de gehele pensioensector zal de impact enorm zijn,
maar ook voor alle actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtig-
den, de arbeidsvoorwaarden en de arbeidsmarkt. Het fonds zal de ontwikkelingen
op de voet volgen en acteren als daar aanleiding toe is.
5.1.5 Organisatie & governance
Het bestuur heeft het afgelopen jaar uitgebreid aandacht besteed aan de organisa-
tie & governance. In 2018 zijn de volgende aandachtsgebieden aan de orde geweest:
■ Per 1 januari 2018 zijn de statuten gefl exibiliseerd (bestuursleden namens de
actieve deelnemers of de pensioengerechtigden hoeven zelf geen actief deelne-
mer respectievelijk gepensioneerde te zijn), kwam een extra bestuurslid namens
de gepensioneerden in het bestuur en is de zittingstermijn van bestuursleden
gemaximeerd (zie paragraaf 1.7.1), is de samenstelling van het verantwoordings-
orgaan aangepast (zie paragraaf 1.7.3) en is het beloningsbeleid gewijzigd (zie
paragraaf 5.1.9).
■ Per 1 april 2018 is de raad van toezicht ingesteld (zie paragraaf 1.7.4).
■ Met ingang van 13 januari 2019 is de IORP II-richtlijn in werking getreden, waar-
bij drie sleutelfuncties moesten worden ingericht (een actuariële functie, een
risicobeheerfunctie en een interne auditfunctie). Het fonds heeft de drie sleutel-
functies als volgt ingericht:
30 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Sleutelfunctie Houderschap Vervullerschap
Actuariële functie Certifi cerend actuaris Willis
Towers Watson (J.L.A. Schilder)
Certifi cerend actuaris Willis Towers Watson
(J.L.A. Schilder)
Risicobeheerfunctie Deloitte Risk Advisory
(E.P.S. van der Steen)
Pensioenbureau met ondersteuning van
Deloitte Risk Advisory, met een monitorende
rol van de risicobeheercommissie
Interne audit functie Bestuurslid (H. van de Bunt) BDO (mw. G.J. Strampel)
5.1.6 Evaluatie fi nanciële opzet en evenwichtige belangenafweging
Het bestuur geeft invulling aan evenwichtige belangenafweging door bij de beslui-
ten die het neemt voortdurend te toetsen of die voldoen aan de doelstelling, missie,
visie en strategie van het fonds. Het bestuur zorgt ervoor dat de participanten en de
werkgever zich op een evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen bij de
afweging van hun belangen.
Eind 2018 heeft het bestuur tijdens een themadag stilgestaan bij het onderwerp
evenwichtige belangenafweging. Centraal stond de vraag in welke mate invulling
werd en wordt gegeven aan evenwichtige belangenafweging en of dat nog steeds
passend is. Deze vraag was vooral ingegeven omdat de premiedekkingsgraad de
afgelopen vier jaar lager was dan 100% (in 2018: 87,2%) en er achterstanden zijn
in de toeslagverlening. De conclusies van deze themadag waren als volgt:
■ Premiebeleid
Tot en met 2019 staan de premie en de pensioenopbouw vast vanwege het con-
tract dat tussen de werkgever en de werknemers in de sociale pensioencommissie
is gesloten. Overigens kan de premie, met de huidige samenstelling van de popu-
latie, slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan een verhoging van de dekkings-
graad. Dit nog afgezien van de vraag of het evenwichtig is om nieuwe deelnemers
te laten betalen voor eerder ontstane tekorten.
In de loop van 2019 zal het bestuur nader onderzoek doen naar de premiestelling
(lees de premiesystematiek) voor het jaar 2020 en de jaren daarna. Het bestuur is
van mening dat bij het afsluiten van een nieuw contract tussen de werkgever en de
werknemers een ondergrens aan de premiedekkingsgraad moet worden gesteld om
een verdere ‘verwatering’ van de dekkingsgraad tegen te gaan. Het effect van de
premie op de totale dekkingsgraad van het fonds is marginaal (de laatste vijf jaar
was dat gemiddeld −/− 0,1% per jaar). Desondanks hecht het bestuur in principe
aan een ondergrens van de premiedekkingsgraad.
Het bestuur acht dat evenwichtig, omdat een te lage premiedekkingsgraad bete-
kent dat de actieve deelnemers voor de toekomstige opbouw profi teren van de vrije
middelen van het fonds, terwijl de actieve en gewezen deelnemers en pensioen-
gerechtigden geen (volledige) toeslagverlening krijgen over de in het verleden
opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten. Omdat hun pensioenrechten niet
worden aangepast, voelen de pensioengerechtigden dit direct in hun portemonnee.
■ Beleggingsbeleid
Het fonds heeft met een ALM-studie begin 2018 het beleggingsbeleid geëvalueerd
en opnieuw vastgesteld (zie de paragrafen 5.1.8.1 en 5.4.2). Het beleggingsbeleid
past bij de risicohouding van de sociale partners en het bestuur. De evaluatie van de
evenwichtige belangenafweging gaf geen aanleiding het beleggingsbeleid opnieuw
tegen het licht te houden.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 31
■ Toeslagenbeleid
Voor het fonds is het (al of niet gedeeltelijk) achterwege laten van toeslagverlening
een effectief sturingsmiddel om de fi nanciële positie in geval van tekorten in ieder
geval niet verder te laten verslechteren. Dit sturingsmiddel treft alle participanten
in nagenoeg gelijke mate, en is daarmee evenwichtig.
Het bestuur heeft ook aandacht besteed aan inhaaltoeslag (zie paragraaf 1.4.1).
Inhaaltoeslag is wettelijk mogelijk vanaf de dekkingsgraadgrens voor toekomst-
bestendige toeslagverlening (eind 2018: 123,2%). Het bestuur vindt het evenwich-
tig om daarbij de zogenaamde ‘evenredige methode’ toe te passen. Alle participan-
ten worden op deze manier op dezelfde wijze behandeld. Het nabetalen van in het
verleden niet toegekende en uitbetaalde toeslagen of kortingen aan pensioen-
gerechtigden is niet marktconform, legt een zware en dure wissel op de pensioen-
administratie en wordt daarom niet evenwichtig bevonden.
■ Kortingsbeleid
Het korten van pensioenaanspraken en -rechten is als sturingsmiddel uiteraard ook
effectief en treft ook alle participanten. Gelukkig heeft het fonds dat sturingsmid-
del nog nooit hoeven inzetten. De fi nanciële positie van het fonds is eind december
2018 dusdanig dat de kans op pensioenkortingen de komende paar jaar beperkt
zijn.
Het kortingsbeleid van het fonds gaat uit van een kortingstermijn van drie jaar in
plaats van de wettelijk voorgeschreven termijn van vijf jaar (zie paragraaf 1.4.2).
Hiervoor is bewust gekozen omdat het fonds relatief veel pensioengerechtigden
heeft in vergelijking met het aantal actieve deelnemers. Het bestuur vindt het
evenwichtig dat bij een verslechterde fi nanciële positie sneller kan worden bij-
gestuurd, ten einde een situatie waarbij de dekkingsgraad niet meer kan herstellen
te vermijden. Dit is in het belang van alle participanten.
5.1.7 Naleving Code Pensioenfondsen
De Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid hebben in 2013 de Code Pen-
sioenfondsen (hierna: de Code) opgesteld. Op 1 januari 2014 is de Code in werking
getreden en verankerd in de Pensioenwet. Het doel van de Code is het bijdragen aan
het verder verbeteren van het functioneren van pensioenfondsen en dit functione-
ren inzichtelijk(er) te maken. Dit om het vertrouwen te vergroten van belangheb-
benden dat pensioenfondsen het aan hen toevertrouwde geld goed beheren en alle
belangen evenwichtig afwegen. De kern van de Code is de inhoud van goed pen-
sioenfondsbestuur, de verantwoording en het toezicht daarop. De Code is een
gedragscode voor de pensioenfondsensector en bestaat uit normen die de sector
zichzelf oplegt.
De Code is in 2018 aangepast: het aantal normen is gereduceerd van 83 naar 65 en
deze zijn gerubriceerd naar acht herkenbare thema’s. Deze nieuwe indeling maakt
dat het bestuur en het intern toezicht gerichter met elkaar in gesprek kunnen gaan
over de essentialia van de Code en de acht thema’s waar goed pensioenfonds bestuur
om draait: ‘Vertrouwen waarmaken’, ‘Verantwoordelijkheid nemen’, ‘Integer
handelen’, ‘Kwaliteit nastreven’, ‘Zorgvuldig benoemen’, ‘Gepast belonen’, ‘Toezicht
houden en inspraak waarborgen’ en ‘Transparantie bevorderen’. De Code gaat in op
de rol van het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht.
Het bestuur beoordeelt en toetst periodiek de naleving van in de Code geformu-
leerde normen en doet daar verslag van in het jaarverslag c.q. bestuursverslag. De
Code is gebaseerd op het principe ‘pas toe of leg uit’. Bepalend voor de werking van
de Code is hoe pensioenfondsen met de intenties van de Code omgaan, niet de
mate waarin ze die naar de letter naleven. De waarde zit in de dialoog en afgewo-
gen besluitvorming over de onderwerpen en thema’s in de Code. Dat betekent dat
er ruimte is om af te wijken van de normen, mits dit weloverwogen en gemotiveerd
gebeurt.
32 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Bij de introductie van de Code in 2014 hebben de Pensioenfederatie en de Stichting
van de Arbeid een Monitoringcommissie ingesteld die toeziet op de naleving van de
Code. De Monitoringcommissie onderzoekt jaarlijks, aan de hand van de door de
pensioenfondsen gepubliceerde jaarverslagen c.q. bestuursverslagen, hoe pen-
sioenfondsen de Code naleven. Zij publiceert haar bevindingen in een rapport,
waarin de commissie ontwikkelingen signaleert en met aanbevelingen komt over
aanpassingen en toepassingen van de Code.
In onderstaand overzicht worden de 65 in de Code geformuleerde normen thema-
tisch doorlopen en wordt vastgesteld in welke mate het fonds hieraan, op basis van
de situatie per 31 december 2018, voldoet. Bij geen van de thema’s en normen zijn
specifi eke afwijkingen aan de orde.
Thema’s Normen Toepassing c.q. naleving van de normen door het fonds
1. Vertrouwen waarmaken 1 t/m 9 ■ Het bestuur voert de regeling uit, met een evenwichtige afweging van
belangen.
■ Het bestuur heeft een doelstelling, missie, visie en strategie
opgesteld en zorgt voor een heldere en gedocumenteerde beleids- en
verantwoordingscyclus (zie paragraaf 1.2).
■ Het bestuur heeft de eindverantwoordelijkheid voor het
waarmaken van het vertrouwen en legt middels het jaarverslag c.q.
bestuursverslag verantwoording af over het gevoerde beleid, de
gerealiseerde uitkomsten van dit beleid en de beleidskeuzes voor de
toekomst. Het bestuur geeft in paragraaf 5.3 en 5.6.2 daarbij ook
inzicht in de risico’s voor de belanghebbenden op korte en lange
termijn, gerelateerd aan het overeengekomen ambitieniveau en de
risicohouding.
■ Het bestuur bevordert en borgt een cultuur waarin risicobewustzijn
vanzelfsprekend is en zorgt ervoor dat het integrale
risicomanagement adequaat georganiseerd is (zie paragraaf 5.1.8.4).
■ De ‘Noodprocedure om in spoedeisende gevallen te kunnen
handelen’ is in 2018 geactualiseerd.
2. Verantwoordelijkheid
nemen
10 t/m 14 ■ Het bestuur zorgt voor een heldere en expliciete taak- en rolverdeling
tussen bestuur en pensioenbureau (zie paragraaf 1.7.1 en 1.7.2)
■ Het bestuur zorgt dat het zicht heeft op de uitbestedingsketen,
evalueert jaarlijks de kwaliteit van de uitvoering versus de kosten
van de externe partijen en neemt adequate maatregelen als een
dienstverlener onvoldoende presteert (zie paragraaf 5.1.8.5).
■ Het bestuur toetst het beloningsbeleid van externe partijen en zorgt
ervoor dat dit beloningsbeleid niet aanmoedigt om meer risico’s te
nemen dan voor het fonds aanvaardbaar is (zie paragraaf 5.1.9).
3. Integer handelen 15 t/m 22 ■ Het bestuur heeft een interne gedragscode opgesteld en ziet er op
toe dat de bij het fonds betrokken personen daarvan op de hoogte
zijn en zich daarnaar gedragen (zie paragraaf 5.1.12).
■ Nevenfuncties en tegenstrijdige belangen of reputatierisico’s worden
gemeld. Het bestuur zorgt dat onregelmatigheden kunnen worden
gemeld en dat betrokkenen weten hoe en bij wie (zie paragraaf
5.1.8.4).
■ Het bestuur kent de relevante wet- en regelgeving en interne regels,
weet hoe het fonds daar invulling aan geeft en bewaakt de naleving
en compliance (zie paragraaf 5.1.8.4).
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 33
Thema’s Normen Toepassing c.q. naleving van de normen door het fonds
4. Kwaliteit nastreven 23 t/m 30 ■ Het bestuur is collectief verantwoordelijk voor zijn functioneren.
De voorzitter is het eerste aanspreekpunt. Hij is als eerste
verantwoordelijk voor zorgvuldige besluitvorming en procedures.
■ Het bestuur zorgt voor een permanente educatie van zijn leden, de
medebeleidsbepalers, de medewerkers van het pensioenbureau en de
leden van de andere fondsorganen (zie paragraaf 5.1.8.3).
■ Het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht
evalueren jaarlijks het eigen functioneren. Het bestuur en het
verantwoordingsorgaan betrekken daarbij eens in de twee jaar een
onafhankelijke derde partij.
5. Zorgvuldig benoemen 31 t/m 40 ■ Het fonds streeft ernaar dat de samenstelling van de fondsorganen
wat betreft geschiktheid, complementariteit en diversiteit een
afspiegeling van de belanghebbenden is. Zowel bij de aanvang
van een termijn, als ook tussentijds bij de zelfevaluaties vindt een
beoordeling over het functioneren plaats (zie paragraaf 5.1.8.3).
■ Het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht
leggen bij een vacature de eisen voor de vacante functie in een
profi elschets vast en houden rekening met het diversiteitsbeleid van
het fonds (zie paragraaf 5.1.8.3).
6. Gepast belonen 41 t/m 45 ■ Het fonds voert een beheerst en duurzaam beloningsbeleid en is zeer
terughoudend met prestatiegerelateerde beloningen. Dit beleid is in
overeenstemming met de doelstellingen van het fonds (zie paragraaf
5.1.9).
7. Toezicht houden en
inspraak waarborgen
46 t/m 57 ■ De raad van toezicht stelt zich onafhankelijk op en betrekt de Code
bij de uitoefening van zijn taak (zie paragraaf 4.1).
■ Het bestuur weegt de aanbevelingen van de raad van toezicht
zorgvuldig, volgt deze op of motiveert afwijkingen (zie paragraaf 4.2).
■ Het bestuur gaat de dialoog aan met het verantwoordingsorgaan bij
het afl eggen van verantwoording (zie paragraaf 3).
■ Het bestuur beoordeelt ieder jaar het functioneren van onder
andere de accountant en de certifi cerend actuaris en stelt de raad
van toezicht en het verantwoordingsorgaan van de uitkomst op de
hoogte (zie paragraaf 5.1.8.5).
8. Transparantie bevorderen 58 t/m 65 ■ Het bestuur geeft via de website van het fonds en in het jaarverslag
c.q. bestuursverslag publiekelijk inzicht in doelstelling, missie, visie en
strategie (zie paragraaf 1.2).
■ Het bestuur legt zijn overwegingen omtrent verantwoord beleggen
vast en zorgt ervoor dat deze beschikbaar zijn voor belanghebbenden
(zie paragraaf 5.4.6).
■ Het bestuur stelt beleid vast rond transparantie en communicatie en
evalueert dit beleid periodiek (zie paragraaf 5.1.8.2).
■ Het bestuur rapporteert in het jaarverslag c.q. bestuursverslag over de
naleving van de interne gedragscode en de evaluatie van het bestuur
(zie paragraaf 5.1.12 en paragraaf 5.1.10).
■ Het bestuur zorgt voor een voor belanghebbenden toegankelijke
klachten- en geschillenprocedure en rapporteert in het jaarverslag,
c.q. bestuursverslag over de afhandeling van de klachten (zie paragraaf
5.2.6)
Alles overziend voldoet het fonds aan de Code. Het bestuur realiseert zich dat blij-
vend invulling moet worden gegeven aan de intenties van de Code.
34 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
5.1.8 Bestuurscommissies
Alle onderwerpen die in de beleggings-, communicatie-, geschiktheids-, jaarverslag-,
risicobeheer- en uitbestedingscommissie zijn behandeld, zijn daarna in de bestuurs-
vergaderingen aan de orde gekomen. Voor de samenstelling van de commissies zie
paragraaf 1.7.1.
5.1.8.1 Beleggingscommissie
De beleggingscommissie adviseert het bestuur over het beleggingsbeleid en is
bevoegd, binnen het door het bestuur vastgestelde beleid, beleggingsbeslissingen
te nemen.
BlackRock is naast beheerder van vier vermogensbeheermandaten en de valuta-
hedging, aangesteld als strategisch adviseur van het fonds. Daarnaast werkt de
beleggingscommissie samen met externe adviseurs voor ALM-studies en de moni-
toring en de selectie van vermogensbeheerders. Kas Bank verzorgt de beleggings-
administratie, compliance controle, performancemeting en de ex post risicomoni-
toring. De werkzaamheden van de beleggingscommissie vinden plaats binnen het
kader van het door het bestuur vastgestelde strategisch beleggingsbeleid en het
jaarlijks vastgestelde beleggingsplan.
In 2018 heeft de beleggingscommissie vier reguliere vergaderingen gehad, waarbij
altijd een bespreking plaatsvond met BlackRock. Voorts waren er gedurende het
jaar conference calls met BlackRock, waarin een update werd gegeven van de ont-
wikkelingen en risico’s op de fi nanciële markten. De beleggingscommissie heeft
samen met BlackRock een zogenoemde ‘heidag’ georganiseerd en met Willis
Towers Watson was er een bespreking van de ManagerWatch. Verder heeft (een
afvaardiging van) de beleggingscommissie gesprekken gehad met de portefeuille-
managers van CBRE, Wilshire en BlackRock credits.
De volgende zaken zijn in 2018 afgerond of worden in 2019 (verder) opgepakt:
■ Strategisch risicomanagement
● ALM-studie
In 2018 is met Sprenkels & Verschuren een ALM-studie uitgevoerd. In de stu-
die zijn het premie-, toeslagen-, kortings- en beleggingsbeleid opnieuw vast-
gesteld, rekening houdend met de wettelijke regels en de risicobereidheid van
het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de sociale partners. Het beleid
werd niet aangepast. De eerstvolgende ALM-studie zal uitgevoerd worden in
2021, tenzij er eerder aanleiding toe is.
● Strategisch advies en risicobudgettering
BlackRock heeft als strategisch adviseur vooral de rol om de verbinding te
leggen tussen de uitkomsten van de ALM-studie en de implementatie van het
beleggingsbeleid. Daarnaast is met BlackRock een risicorapportage ontwik-
keld, die gebruikt wordt naast de risicomonitor van Kas Bank. De belangrijkste
activiteiten in 2018 waren het opstellen van de strategische normportefeuille
(SNP) 2019, de overgang van de aandelenbeleggingen (developed) naar MSCI
ESG Focus, de evaluatie van het LDI-mandaat (inclusief de central clearing),
het treffen van voorbereidingen voor de mogelijke gevolgen van een ‘harde’
brexit (waaronder een aanpassing van de contracten) en de invulling van
opleidingsactiviteiten. De activiteiten met BlackRock worden vastgelegd in
een jaarplan en voor lopende zaken wordt een actielijst bijgehouden.
De belangrijkste zaken voor 2019 zijn:
– De juridische en financiële gevolgen van brexit blijven monitoren en
daarop reageren.
– Een verdere invulling geven aan het ESG-beleid bij de vastrentende waar-
den.
– Het uitwerken en opvolgen van de ‘Shareholders Rights Directive II’.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 35
– De evaluatie van het LDI-mandaat (inclusief de central clearing van de
rented erivaten).
– Het opstellen van de SNP en het beleggingsplan 2020.
■ Risicoanalyse en control
Beleggingsrisico’s zijn een onderdeel van het strategisch risico-universum van het
fonds (zie paragraaf 5.1.8.4), waarvoor een deel-risicomatrix is samengesteld. Deze
wordt ieder kwartaal door de beleggingscommissie getoetst en gerapporteerd aan
het bestuur. De deel-risicomatrix beleggingen/vermogensbeheer wordt minimaal
één keer per jaar geëvalueerd en aangepast als daar aanleiding toe is. Daarnaast is
voor elk mandaat een dossier samengesteld met onder andere de beweegredenen
waarom het mandaat is aangegaan en wat het inhoudt, de zogenaamde ‘invest-
ment cases’. Deze investment cases worden ieder jaar geactualiseerd.
In 2016 is met Willis Towers Watson een onderzoek in de vorm van een bruto/
netto-risicoanalyse uitgevoerd op de beleggingsrisico’s. Deze analyse wordt in 2019
opnieuw uitgevoerd, waarbij een verdere aanpassing aan de uniforme bruto/netto-
methodologie van het fonds zal plaatsvinden en, om compliant te zijn met de IORP
II-richtlijn, zullen de ESG-risico’s in het strategisch risico-universum van het fonds
en in de op te stellen ‘Eigen Risico Beoordeling’ (ERB) worden meegenomen.
■ ManagerWatch
Het fonds gebruikt de ManagerWatch van Willis Towers Watson. De ManagerWatch
geeft ondersteuning bij de jaarlijkse kwalitatieve beoordeling van de (schaduw)
managers (vermogensbeheerders), of eerder bij relevante wijzigingen bij vermo-
gensbeheerders. In 2018 is de gehele dienstverlening van zowel Willis Towers Wat-
son als BlackRock geëvalueerd. Op basis daarvan werd besloten de relatie te conti-
nueren. Deze evaluaties worden jaarlijks uitgevoerd. In 2018 zijn de beheer -
vergoedingen van de vermogensbeheerders beoordeeld op basis van een rapport
van Willis Towers Watson. De beheervergoedingen met BlackRock zijn na heronder-
handeling aangepast.
■ Maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid
Het fonds heeft een maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid (MVB of ESG).
In 2018 is een nieuwe stap gezet bij de aandelen door over te gaan van de ‘ESG
screened index B-funds’ naar een mandaat dat de ‘MSCI ESG Focus index’ volgt. Op
deze portefeuille is ook het ‘voting en engagement’ beleid van BlackRock van toe-
passing. In de credit portefeuille worden bedrijven die in strijd handelen met de UN
Global Compact regels uitgesloten. Begin 2019 is besloten deel te nemen aan het
IMVB-convenant en later in 2019 zal een verdere invulling worden gegeven aan het
ESG-beleid bij de vastrentende waarden.
■ Custody en vermogensbeheerdiensten
Kas Bank levert custody diensten aan het fonds en daarnaast zijn de beleggings-
administratie, performancemeting, ex post risicomonitoring en compliance con-
trole bij Kas Bank uitbesteed. Met deze uitbesteding zijn operationele risico’s van
het pensioenbureau beperkt, vindt onafhankelijke performancemeting plaats en
wordt middels de rapportages en de toegang tot een dashboard via internet ‘look
through’ beleggingsinformatie beschikbaar gesteld voor de beleggingscommissie en
het bestuur. De integrale dienstverlening van Kas Bank is na de jaarlijkse evaluatie
gecon tinueerd.
■ Transparantie vermogensbeheerkosten
Het fonds voldoet aan de aanbevelingen van de Pensioenfederatie over de rappor-
tage en communicatie door pensioenfondsen van de uitvoeringskosten en de ver-
mogensbeheerkosten. In 2018 is een benchmarkanalyse uitgevoerd door Lane Clark
& Peacock (LCP). Daarbij is de relatie van de vermogensbeheerkosten met het risico
en het gerealiseerde rendement aan de orde gesteld. In 2019 zal het fonds opnieuw
deelnemen aan deze benchmarkanalyse.
36 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
5.1.8.2 Communicatiecommissie
Pensioencommunicatie is een belangrijk speerpunt van het fonds. De communica-
tiecommissie adviseert het bestuur over het communicatiebeleid en richt zich,
samen met de expertise van Willis Towers Watson en Bridgevest, op de pensioen-
communicatie in brede zin.
De volgende zaken zijn in 2018 afgerond of worden in 2019 (verder) opgepakt:
■ Wet- en regelgeving pensioencommunicatie
● Wet pensioencommunicatie
Het laatste openstaande punt met betrekking tot de implementatie van de
Wet pensioencommunicatie ‘het opnemen van informatie voor pensioen-
gerechtigden in het Nationaal Pensioenregister’ is begin 2018 gerealiseerd.
● Wet waardeoverdracht klein pensioen
Deze wet is vanaf 1 januari 2018 gefaseerd in werking getreden. Vanaf 1 janu-
ari 2019 ontstaat onder andere het recht op automatische waardeoverdracht
van kleine pensioenen voor pensioenuitvoerders. Dit zorgt ook voor een aan-
tal communicatieverplichtingen. Het beleid van het fonds met betrekking tot
het gebruik maken van het recht op automatische waardeoverdracht is begin
2019 vastgelegd in de algemene- en in de deelnemer specifi eke informatie.
● URM en navigatiemetafoor
Op 30 september 2019 moet de navigatiemetafoor (het communiceren van
het te bereiken pensioen in drie scenario’s (pessimistisch, verwacht en opti-
mistisch)) zijn opgenomen in het Nationaal Pensioenregister en vanaf 2020
ook op het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) worden vermeld. De input voor
het vaststellen van de scenario’s is gebaseerd op de jaarlijks uitgevoerde haal-
baarheidstoets. Idella levert de software om met de data uit de haalbaar-
heidstoets de scenario’s, middels de door de overheid aangereikte ‘Uniforme
RekenMethodiek’ (URM), per individu vast te stellen en deze vervolgens te
importeren in het Nationaal Pensioenregister.
● IORP II-richtlijn
De IORP II-richtlijn die op 13 januari 2019 gefaseerd is ingaan, stelt een groot
aantal eisen aan de informatieverstrekking van pensioenfondsen. Met uitzon-
dering van het tonen van het te bereiken pensioen in drie scenario’s (zie hier-
boven), voldoet het fonds begin 2019 aan alle gestelde eisen.
■ Deelnemersonderzoek pensioenbewustzijn
De participant moet kunnen weten hoe hij er voor staat en welke risico’s hij loopt.
De communicatie kan hieraan bijdragen door de informatie af te stemmen op de
kenmerken en de belevingswereld van het eigen participanten bestand. Conform de
Wet pensioencommunicatie moet het effect van de pen sioencommunicatie en het
serviceniveau door de pensioenuitvoerder periodiek worden gemeten.
Het laatste deelnemersonderzoek naar het pensioenbewustzijn onder alle partici-
panten is in 2016 door Bridgevest uitgevoerd. Uit dat deelnemersonderzoek bleek
dat alle onderzoeksgroepen meer dan tevreden zijn over de pensioencommunicatie
en het serviceniveau van het fonds.
In 2018 is geen deelnemersonderzoek pensioenbewustzijn onder alle participanten
uitgevoerd. Om tussentijds de vinger aan de pols te houden, is een deel nemerspanel
georganiseerd. Uit alle drie geledingen (actieve- en gewezen deelnemers en pen-
sioengerechtigden) waren participanten aanwezig. Het overall oordeel van het
deelnemerspanel was dat de pensioencommunicatie en het serviceniveau van het
fonds goed is. Er zijn vanuit het panel wel een beperkt aantal verbetersuggesties
gedaan. Deze suggesties betreffen onder andere het gebruiksvriendelijker maken
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 37
van het ‘rekenmodel fl exibilisering pensioen’ op de website van het fonds, het op
een aantal plaatsen aanpassen en verduidelijken van de pensioenbrieven, het meer
betrekken van jongeren bij het fonds (ook bij het in 2019 opnieuw te organiseren
deelnemerspanel) en het gebruikersvriendelijker maken van het encrypted mailen
door het fonds naar de participanten.
■ Online tool Op Koers
Gedreven door de grote behoefte van de actieve deelnemers aan hulp bij fi nanciële
planning, stimuleert het fonds in samenwerking met de werkgever al een aantal
jaren het gebruik van de online tool ‘Op Koers’ van Bridgevest. De tool geeft inzicht
en handvatten om de individuele pensioensituatie helder in beeld te krijgen.
Op een aantal kleinschalige afdelingsbijeenkomsten is Op Koers het afgelopen jaar
opnieuw onder de aandacht gebracht. De cumulatief gerealiseerde responseper-
centages van ruim 50% maken duidelijk dat er veelvuldig gebruik wordt gemaakt
van de tool.
■ Mijnoverheid.nl – berichtenbox
In 2017 heeft het fonds zich aangesloten bij de ‘Berichtenbox’ (de persoonlijke digi-
tale brievenbus van de overheid) om ook via dit distributiekanaal pensioeninforma-
tie naar de participanten te verzenden. Er zijn het afgelopen jaar verschillende
acties ondernomen om de aanmelding van participanten bij de berichtenbox te
stimuleren. Eind 2018 stonden respectievelijk 48% van de actieve deelnemers, 31%
van de gewezen deelnemers en 42% van de pensioengerechtigden als gebruiker van
de berichtenbox van het fonds geregistreerd.
Naast bovengenoemde initiatieven zet het fonds nog de volgende overige com-
municatiemiddelen in:
■ Het Nationaal Pensioenregister.
■ Het Pensioen 1-2-3 en de Pensioenvergelijker.
■ Nieuwsbrieven, pensioenbrochures, verjaardagskaarten voor 45- en 60 jarigen
en de pensioenkrant.
■ Eventgerichte – en overige pensioenbijeenkomsten.
■ Pensioenspreekuren op locatie of middels een in 2018 gecreëerde skype verbin-
ding.
■ De website van het fonds en Yammer van WKNL.
■ Samenwerking met de afdeling HR van WKNL en de inzet van HR-business partners
De voorlichtingsbijeenkomsten aan de HR-business partners, de recruiters van de
afdeling HR van WKNL en de afdeling HR Support en hun rolinvulling met betrek-
king tot het onderwerp pensioen hebben de afgelopen jaren geresulteerd in een
goede samenwerking van het fonds met de afdeling HR van WKNL. In de voorlich-
tingsbijeenkomsten zijn de door het fonds opgestelde checklist van zogenoemde
life-events, de checklist van de Pensioenfederatie voor de werkgever ‘Weg wijs in
het pensioen’, Op Koers, het Pensioen 1-2-3 en de Pensioenvergelijker besproken.
■ Integraal risicodashboard pensioencommunicatie
Het risicodashboard pensioencommunicatie van het fonds, dat ieder kwartaal
wordt opgesteld en in de communicatiecommissie wordt besproken, is inmiddels
een aantal jaren in gebruik. Als leidraad is alle relevante informatie verzameld, zoals
wettelijke verplichtingen (met name de open normen met betrekking tot evenwich-
tigheid, juistheid en tijdigheid), de uitkomsten van het deelnemersonderzoek pen-
sioenbewustzijn en het deelnemerspanel, de uitkomsten van de periodieke compli-
ance scan en het onderwerp ontvangen klachten en/of discussiepunten. In 2018
heeft de communicatiecommissie in samen werking met Willis Towers Watson het
dashboard pensioencommunicatie geëvalueerd en op een aantal plaatsen uitge-
breid.
38 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
■ Onderzoek ‘Financiële opzet & informatie’
De AFM en DNB hebben in 2016 onderzocht in hoeverre de door pensioenfondsen
verstrekte informatie consistent is met de voor de participanten te verwachten
pensioenuitkomst. In de loop van 2017 hebben de AFM en DNB besloten tot een
vervolgonderzoek. De tweede meting, die middels een steekproef bij een aantal
pensioenfondsen (waar het fonds geen deel van uitmaakte) heeft plaatsgevonden,
is bedoeld om inzicht te krijgen in de voortgang ten opzichte van 2016. In het eerste
kwartaal van 2018 is het vervolgonderzoek afgerond en zijn de uitkomsten daarvan
gepubliceerd. Voor het fonds had deze uitkomst, naast het advies om de begrijpe-
lijkheid van de communicatie uitingen te toetsen middels een te organiseren deel-
nemerspanel, geen gevolgen.
■ Onderzoek ‘tonen van het persoonlijk aandeel in het pensioenvermogen’
Om de angst ‘er zit voor mij straks geen geld meer in de pot’ weg te nemen, is een
aantal grote pensioenfondsen (waaronder het ABP) een onderzoek gestart naar een
methode om participanten duidelijk te maken dat er wel degelijk geld voor hen is
als zij met pensioen gaan.
Het fonds heeft in 2018, middels het gebruik van enkele maatmannen, onderzocht
of het mogelijk is de hiervoor benodigde informatie te verzamelen. Dit blijkt moge-
lijk te zijn, maar is dusdanig bewerkelijk en arbeidsintensief, dat dit op dit moment
niet eenvoudig voor de volledige populatie uitgevoerd kan worden. Ook gezien de in
2019 extra te verstrekken informatie zal het extern tonen van het persoonlijk aan-
deel in het pensioenvermogen door het fonds niet voor 2020 worden uitgevoerd.
5.1.8.3 Geschiktheidscommissie
De onderwerpen geschiktheid, beschikbaarheid en deskundigheidsbevordering
staan hoog op de agenda van het fonds. Daarom is er een aparte geschiktheidscom-
missie, die zich richt op het bevorderen en het waarborgen van de geschiktheid en
beschikbaarheid van de individuele (aankomende) bestuursleden en het bestuur als
geheel, van de leden van de verschillende bestuurscommissies, van de medewerkers
van het pensioenbureau, van de leden van de raad van toezicht en van de (reserve)
leden van het verantwoordingsorgaan.
Het bestuur en de overige fondsorganen dienen in termen van bezetting ten minste
te beschikken over een minimale capaciteit. Daarnaast zijn de beschikbaarheid over
voldoende tijd voor het naar behoren kunnen uitvoeren van de taken en verant-
woordelijkheden en het beschikken over een vastgesteld kennisniveau en specifi eke
competenties vereisten voor het goed functioneren van zowel het bestuur als de
overige fondsorganen. Het risico van het tekortschieten op een van deze criteria
wordt aangeduid als het risico op bestuurlijke capaciteit.
De werkgever van een bestuurslid of een (reserve)lid van het verantwoordings-
orgaan dient de bestuurlijke- en verantwoordingsfunctie te erkennen en voldoende
tijd voor het uitvoeren van de taken in te ruimen. Hieromtrent zijn afspraken met de
werkgever gemaakt. Daarnaast geldt dat de opvolging binnen het bestuur en de
overige fondsorganen wordt voorbereid door middel van ‘succession planning’ en
door vroegtijdig te anticiperen op de invulling van verwachte vacatures, waarbij
rekening wordt gehouden met complementariteit en de diversiteitsuitgangspunten
van het fonds. Ter borging van het kennisniveau zijn voor alle posities binnen het
bestuur en de overige fondsorganen profi elen opgesteld op basis waarvan deskun-
digheid en geschiktheid jaarlijks worden getoetst. Het fonds voorziet ten slotte de
bestuursleden en de leden van de overige fondsorganen van een ontwikkel- en
opleidingsplan om het vereiste kennisniveau permanent op peil te houden.
Het risico op bestuurlijke capaciteit is door het bestuur beoordeeld als een risico
dat impact heeft op de realisatie van de doelstellingen van het fonds en verstorend
zou kunnen werken. In geval onvoldoende bezetting resteert, kunnen specifi eke
besluiten niet rechtsgeldig worden genomen. Daarnaast betekent een te beperkte
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 39
bezetting dat de belasting van het zittende bestuur en de overige fondsorganen
wordt verhoogd. Evenzo geldt dat als de kennis en kunde van het bestuur en de
overige fondsorganen als collectief onder druk staat of als deze organen oneven-
wichtig zijn samengesteld, het risico bestaat dat besluiten worden genomen die van
mindere kwaliteit zijn.
De geschiktheidscommissie richt zich op het beheersen van het risico op onvol-
doende bestuurlijke capaciteit. Aan het begin van ieder jaar wordt een geschikt-
heidsprogramma opgesteld en ieder kwartaal wordt over de voortgang van dit pro-
gramma gerapporteerd aan het bestuur.
Na de inwerkingtreding van de Code Pensioenfondsen en de Wet versterking
bestuur pensioenfondsen wordt nog meer de nadruk gelegd op een verdere verbe-
tering van het functioneren van het bestuur, het verantwoordingsorgaan en het
intern toezicht. In de ‘Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur 2017’ van de
Pensioenfederatie wordt onderscheid gemaakt in de geschiktheidsniveaus A, B/B-
plus en E (expertniveau). Iedere bestuurder wordt verondersteld ten minste aan
niveau A te voldoen, uit oogpunt van verdere professionalisering wordt niveau B/B-
plus of E aangeraden. Uiteraard is daarbij differentiatie op onderdelen aan te beve-
len, zeker als het gaat om een aan een bestuurslid toegewezen aandachts- of des-
kundigheidsgebied. De niveaus B/B-plus of E sluiten aan bij de al bestaande
toetsingspraktijk en zijn speciaal van toepassing voor bestuursleden met de aan-
dachtsgebieden risicomanagement en vermogensbeheer.
Er worden zeven deskundigheidsgebieden onderkend waar de bestuurders, de
medebeleidsbepalers en de leden van het verantwoordingsorgaan op getoetst wor-
den.
Het bestuur streeft voortdurend naar adequate geschiktheid, aansturing en conti-
nuïteit binnen het fonds. Bij dit streven wordt gekeken naar een evenwichtige taak-
en aandachtsverdeling binnen het bestuur en of er voldoende wordt ingespeeld op
de ontwikkelingen op pensioengebied. De toetsing van geschiktheid, complemen-
tariteit en diversiteit vindt plaats door middel van de volgende activiteiten:
■ Het DNB-toetsingstraject van aankomende bestuursleden en zittende bestuurs-
leden die in het kader van een herbenoeming of functieverzwaring zijn voorge-
dragen.
■ Het DNB-toetsingstraject van medebeleidsbepalers.
■ De jaarlijkse zelfevaluatie van de deskundigheid van de individuele bestuurs-
leden, de medebeleidsbepalers en de leden van het verantwoordingsorgaan.
■ De jaarlijkse zelfevaluatie van het bestuur, waarin de onderwerpen geschiktheid,
het werven van zogenoemde reservebestuursleden, complementariteit en diver-
siteit binnen het bestuur worden meegenomen.
■ De jaarlijkse zelfevaluatie van het verantwoordingsorgaan.
■ De jaarlijkse zelfevaluatie van de raad van toezicht.
■ Overleg van de geschiktheidscommissie met de individuele bestuursleden, de
medebeleidsbepalers, de voorzitters van de diverse bestuurscommissies, het ver-
antwoordingsorgaan en de sociale pensioencommissie ten aanzien van de
geschiktheid en deskundigheid en de daaruit voortvloeiende opleidingswensen.
■ Het onderwerp geschiktheidsbevordering, aan de hand van een periodieke rap-
portage van de geschiktheidscommissie, ieder kwartaal in de bestuursvergade-
ring te bespreken.
De uitkomsten van de jaarlijkse zelfevaluaties van de deskundigheid zijn vastgelegd
in een deskundigheidsmatrix. Op basis van de toegewezen aandachtsgebieden (zie
voor de verdeling per bestuurslid paragraaf 1.7.1) wordt jaarlijks bepaald welke
acties moeten worden ondernomen om de vereiste deskundigheid c.q. geschiktheid
van het bestuur te halen en te behouden. Het niveau van de toetsing ligt vast in de
gedefi nieerde eindtermen.
40 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Naast de zeven deskundigheidsgebieden worden ook de vaardigheden en compe-
tenties van de (aankomende) bestuurders en medebeleidsbepalers in het toetsen
door de toezichthouder meegenomen. De geschiktheidscommissie heeft een pro-
fi elschets opgesteld voor (nieuwe) leden van het bestuur, het verantwoordings-
orgaan en de raad van toezicht. De vaardigheden en competenties moeten onder
andere blijken uit opleiding en werkervaring. De competenties worden getypeerd
door het drieluik: denken – voelen – kracht.
Met de bestuurswisselingen in 2017 en in 2018 is de nodige aandacht besteed om
de groepsdynamiek op het juiste niveau te handhaven, zodat zorgvuldige besluit-
vorming gewaarborgd bleef en in lijn was en is met de Code Pensioenfondsen, de
Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de ‘Handreiking geschikt pensioen-
fondsbestuur 2017’ van de Pensioenfederatie. De binnen het bestuur georgani-
seerde countervailing power droeg eraan bij dat er ruim voldoende tegenspraak was
en kritische vragen niet vermeden werden.
Onderstaand een opsomming van de belangrijkste gerealiseerde zaken uit het
geschiktheidsprogramma 2018:
■ Het inwerken en het afronden van het daarbij behorende opleidings- en het DNB
goedkeuringstraject van het nieuwe bestuurslid.
■ Het organiseren van een sessie ‘Risicohouding en beleggingsbeleid’ naar aanlei-
ding van de in 2018 uitgevoerde ALM-studie voor het bestuur en het organiseren
van een soortgelijke sessie voor de sociale pensioencommissie, de COR en het
verantwoordingsorgaan.
■ De afronding van de ALM-studie 2018 en de presentatie van het eindrapport aan
het bestuur en het verantwoordingsorgaan.
■ Het in samenwerking met Deloitte organiseren van een themadag voor het
bestuur ‘Herijking strategische heroriëntatie 2018’. Tijdens de themadag is de
SWOT-analyse van het fonds geactualiseerd en is het ‘Strategic risk sensing
model’ van Deloitte geïntroduceerd met als doel het inzicht in de belangrijkste
strategische (externe) risico’s’ te versterken.
■ Het organiseren van een trainingsmiddag AVG en de aangescherpte privacywet-
geving’ voor de medewerkers van het pensioenbureau.
■ Het in samenwerking met Willis Towers Watson organiseren van een workshop
‘Evaluatie van het IRM-risicodashboard pensioencommunicatie’ voor de com-
municatiecommissie.
■ Het na de verkiezing van het verantwoordingsorgaan in augustus 2018 inwerken
van de nieuwe (reserve)leden van het verantwoordingsorgaan.
■ Het kernrisico ‘Risico bestuurlijke capaciteit-geschiktheid’ van het strategisch
risico-universum is geëvalueerd en aangepast.
■ Het in samenwerking met de externe compliance adviseur Deloitte organiseren
van een ‘Integriteitsawareness-sessie’ voor de deelnemers aan de bestuursverga-
dering.
■ De organisatie van de jaarlijkse zelfevaluaties van zowel het bestuur als het ver-
antwoordingsorgaan. De zelfevaluatie van het bestuur heeft onder leiding van
een externe moderator plaatsgevonden.
■ Het volgen van een meerjarig opleidingstraject ‘Chartered Financial Analyst’ van
de medewerker vermogensbeheer en interne controle van het pensioenbureau.
■ Een aantal bestuursleden en leden van het verantwoordingsorgaan heeft deelge-
nomen aan het door BlackRock georganiseerde opleidingstraject ‘Beleggingen
voor bestuurders’.
■ Een aantal leden van het verantwoordingsorgaan heeft deelgenomen aan de
themamiddagen ‘Platform medezeggenschap pensioenfondsen’.
■ Het in samenwerking met BlackRock organiseren van een ‘heidag’ voor de beleg-
gingscommissie.
■ Het in samenwerking met Sprenkels & Verschuren organiseren van een thema-
dag voor het bestuur ‘Financiële opzet en evenwichtige belangenafweging’. Ver-
volgens is tevens een bijeenkomst over dit onderwerp voor het verantwoordings-
orgaan georganiseerd.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 41
■ Het organiseren van een bijeenkomst voor het bestuur en de risicobeheercom-
missie waarin het strategisch risico-universum van het fonds is geëvalueerd en
de keuzes met betrekking tot de implementatie van de IORP II-richtlijn in 2019
zijn besproken.
■ De jaarlijkse zelfevaluatie deskundigheid van de bestuursleden, de medebeleids-
bepalers en de leden van het verantwoordingsorgaan. De geschiktheidscommis-
sie heeft de uitkomsten van deze zelfevaluaties geëvalueerd en verwerkt in het
opgestelde geschiktheidsprogramma 2019.
Gezien de ontplooide activiteiten, de gevolgde opleidingen en de geïnvesteerde tijd
over alle relevante pensioenaandachtsgebieden is het bestuur van mening dat het
bestuur, de medewerkers van het pensioenbureau en de leden van de raad van toe-
zicht zowel individueel als collectief voldoen aan de geschiktheidseisen en dat de
deskundigheid van het verantwoordingsorgaan als collectief op een goed niveau is.
5.1.8.4 Risicobeheercommissie
Risicomanagement is een integraal onderdeel van de bedrijfsvoering van het fonds,
waarbij wordt gewerkt aan de continue verfi jning van het integraal risicomanage-
ment (IRM)-beheerssysteem. De risicobeheerfunctie ziet erop toe dat relevante
risico’s tijdig worden vastgesteld c.q. herijkt en dat deze waar mogelijk adequaat in
de organisatie zijn belegd. Tevens toetst de risicobeheerfunctie de hoogte van de
(waargenomen) risico’s aan het beleid en de risicobereidheid van het bestuur. Dit
risicomanagementproces wordt voortdurend verder ontwikkeld, enerzijds als
gevolg van veranderende risico’s en bestuurlijke inzichten, anderzijds als gevolg van
toenemende compliance eisen. De risicobeheerfunctie rapporteert aan het bestuur
over het risicobeheersysteem.
Het fonds heeft een risicobeheercommissie die de risicobeheerfunctie monitort.
De risicobeheercommissie beoordeelt nieuwe risico’s en zij adviseert het bestuur
over het te voeren risicomanagement en verdere te nemen maatregelen, zij moni-
tort de ontwikkelingen van de overige risico’s en de effectiviteit van de (eventueel)
door het bestuur daarvoor genomen beheersmaatregelen. Daarmee worden de
belangrijkste soorten risico’s en de links met de daarvoor in de organisatie en het
bestuur verder opgezette bestuurscommissies en governance maatregelen direct in
de risico beheercommissie geborgd.
De hoofddoelstelling van het IRM-beleid is het vaststellen en (doen) managen van
de risico’s binnen de kaders van de geformuleerde risicobereidheid, zodat de reali-
satie van de doelstellingen van het fonds geen gevaar loopt, en het periodiek afl eg-
gen van verantwoording daarover. Daarmee is het risicomanagementbeleid een
richtsnoer voor het gecontroleerd effectueren van de doelstellingen van het fonds.
Bij IRM gaat het om de combinatie van het identifi ceren van risico’s, het inschatten
van de noodzakelijke beheersmaatregelen, het uitvoeren of toezien op de uitvoering
daarvan, de periodieke (her-)beoordeling en bijsturing binnen een heldere structuur
en het verslagleggen daarvan.
De risicobeheercommissie actualiseert ieder kwartaal het strategisch risico-univer-
sum en het risicoraamwerk van het fonds. Het strategisch risico-universum is de
top-risicostructuur die aansluit bij de thema’s waarop het bestuur toezicht wenst te
houden. In het risicoraamwerk zijn de risico’s en de beheersmaatregelen per gede-
fi nieerd risicogebied beschreven en staan tevens alle relevante documenten ver-
meld. Het strategisch risico-universum stelt de risicobeheercommissie en het
bestuur in staat de belangrijkste risico’s (kernrisico’s) effectief te monitoren en te
managen. Op kwartaalbasis wordt geëvalueerd of risico’s qua kans en impact zijn
gewijzigd, alsmede of het huidige risico nog binnen de risicobereidheid van het
fonds valt. De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van het beoordelen van (per
kernrisico) onderliggende ‘key risk indicators’ (KRI’s), die geconsolideerd leiden tot
een representatief en gewogen beeld van het risico. Het strategisch risico-univer-
sum en het risicoraamwerk worden, samen met het verslag van de vergadering van
de risicobeheercommissie, in iedere bestuursvergadering besproken.
42 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Het fonds heeft de ingezette koers om het risicomanagement verder te versterken
het afgelopen jaar doorgezet. Dit heeft tot gevolg gehad dat de overall risico-
volwassenheid van het fonds, door Deloitte afgezet tegen een zichzelf ook steeds
verbeterende peer group, opnieuw uitgekomen is op het door het bestuur gewenste
volwassenheidsniveau vier (‘good practice’) op een schaal van vijf.
Activiteiten die in 2018 hebben bijgedragen aan de verdere groei en stabilisatie in
risicovolwassenheid zijn:
■ In opvolging van het DNB verzoek van eind 2017 is het IRM-beleid van het fonds
opgesteld en een stappenplan 2018 vastgesteld. Vervolgens is dit gedeeld met
DNB.
■ Het strategisch risico-universum is naar aanleiding van de evaluatie van eind
2017 aangepast, de defi nities, KRI’s en normering zijn aangescherpt en de risico-
governance is verder versterkt.
■ Voor de kernrisico’s bestuurlijke capaciteit (geschiktheid), pensioencommunica-
tie, compliance, fi scaliteit en pensioenuitvoering is de bruto/netto-risicohoogte
(risicomethodiek) opnieuw vastgesteld.
■ Het ‘Strategic risk sensing model’ van Deloitte, voor het versterken van het
inzicht in de belangrijkste strategische (externe) risico’s, is in een voor het
bestuur georganiseerde themabijeenkomst geïntroduceerd.
■ De projectanalyse van de wijze waarop en mate waarin het fonds grip heeft op
de belangrijkste uitbestedingsrelaties (zie paragraaf 5.1.8.5) is afgerond.
■ Eind 2018 heeft de risicobeheercommissie, in aanwezigheid van het bestuur, de
realisatie van de activiteiten van de risicobeheercommissie van 2018 geëvalu-
eerd. In de vergadering is besloten het strategisch risico-universum beperkt aan
te passen (het kernrisico ESG-factoren/duurzaamheidsrisico binnen het risico-
domein vermogensbeheer is toegevoegd). Daarnaast heeft het bestuur aange-
geven periodiek behoefte te hebben aan meer inzichtelijkheid voor wat betreft
de prioriteitstelling van de risico’s en de forward-looking risico’s beter in beeld te
willen krijgen.
■ Het bestuur heeft de risicobeheercommissie en het pensioenbureau de opdracht
gegeven om te borgen dat de huidige risicovolwassenheid voor ieder van de
onderdelen van het ‘nine principle model’ van Deloitte van het IRM-systeem
wordt vastgehouden.
■ De risicobeheercommissie is medio 2018 gestart met de voorbereiding op de
implementatie van de IORP II-richtlijn, welke op 13 januari 2019 in werking trad.
Voor 2019 staan ten aanzien van het onderwerp risicomanagement de volgende
zaken op de agenda:
■ Het herschrijven van het IRM-beleid van het fonds (in lijn brengen met de IORP
II-richtlijn) en in het verlengde daarvan later in het jaar de ABTN aanpassen.
■ De opvolging van de actiepunten zoals in de evaluatiesessie van het strategisch
risico-universum van eind 2018 geformuleerd.
■ De implementatie van de IORP II-richtlijn:
● De formele invulling van de drie sleutelfuncties – actuarieel, risicobeheer en
interne audit (zie paragaaf 5.1.5).
● Een eerste opzet maken van de ERB.
● Invulling geven aan de overige onderwerpen uit de IORP II-richtlijn (ESG,
beloningsbeleid, pensioencommunicatie, etc.).
■ Het opnieuw uitvoeren van de bruto/netto-risicoanalyse (met aanpassing van de
risicomethodiek) voor de kernrisico’s actuarieel risico en beleggingsrisico.
■ De jaarlijkse evaluatie eind 2019 van het strategisch risico-universum. Deze eva-
luatie richt zich op de feitelijke bruikbaarheid en toereikendheid van het strate-
gisch risico-universum.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 43
Strategisch risico-universum van het fonds:
DuurzaamheidsrisicoDuurzaamheidsrisico
3.2.4 Ove3.2.4 Overigerige beleggingsrisico’s beleggingsrisico’s
Het toezicht houden op de risico’s vindt plaats aan de hand van een risicodash-
board. Uitgangspunt van het risicodashboard is dat verder ingezoomd kan worden
op de sub-risicodashboards per gedefi nieerd risicogebied, indien noodzakelijk.
Het risicodashboard betreft de periodieke monitoring van de risicobeheersing aan
de hand van een stoplichtrapportage. De kleur van de stoplichten per risicogebied
is een beoordeling van de risicobeheersing in relatie tot de vastgestelde risiconor-
men of risicotoleranties.
Ultimo 2018 presteren bijna alle gedefi nieerde risicogebieden binnen de gedefi ni-
eerde risiconormen. Onderstaande onderdelen hebben extra aandacht van het
bestuur:
■ Het kernrisico 1.3.1 wijziging pensioenklimaat, omdat het fonds opereert in een
turbulente omgeving die gekenmerkt wordt door de nodige veranderingen die
een bedreiging kunnen vormen voor het bestaansrecht van het fonds.
■ Het kernrisico 3.1.1 marktsignaleringen, omdat vrijwel continu signalen worden
afgegeven van scenario’s, die negatieve fi nanciële impact kunnen hebben op het
fonds en een hoge volatiliteit op de fi nanciële markten tot gevolg hebben.
■ Het kernrisico 3.2.1 balansrisico’s, omdat bij de beleidsdekkingsgraad per 31
december 2018 van 112,9%, het fonds slechts een gedeeltelijke toeslag van
0,48% kan verlenen.
■ Het kernrisico 4.1.1 robuustheid pensioenadministratie, omdat verder onder-
zocht zal moeten worden of het huidige pensioenadministratiepakket als gevolg
van het toekomstige pensioenstelsel daadwerkelijk robuust en toekomstbesten-
dig is.
44 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Onderstaand een uiteenzetting van de belangrijkste overige risicogebieden waar
het bestuur zich in 2018 op heeft gericht en de plannen voor 2019 (de rubricering
c.q. nummering achter ieder genoemd kernrisico correspondeert met de numme-
ring op het risicodashboard).
■ Compliancerisico (1.1.1)
Compliance:
De directeur is de compliance offi cer van het fonds, die wordt ondersteund door
Deloitte, de externe compliance adviseur. Het afgelopen jaar zijn de volgende zaken
opgepakt:
● Het toezicht op de naleving van de gedragscode.
● De integrale compliance documentatie van het fonds is geactualiseerd op het
gebied van structuur, volledigheid, juistheid, governance en het monitoringspro-
gramma.
● De organisatie van een integriteitsawareness-sessie voor het bestuur.
● De evaluatie en actualisatie van de Systematische Integriteit RisicoAnalyse
(SIRA).
● De evaluatie van het kernrisico compliance risico i.c. de versterking van het
monitoringsplan.
Beleidsplannen:
● Het reglement intern toezicht is, in verband met de komst van de raad van toe-
zicht per 1 april 2018, geactualiseerd.
● De haalbaarheidstoets 2018 is uitgevoerd.
● De ABTN is geactualiseerd.
● Het pensioenreglement is per 1 januari 2019 geactualiseerd.
Toezichthouder:
In 2018 heeft noch vanuit DNB noch vanuit de AFM een uitgebreid fondsspecifi ek
onderzoek plaatsgevonden. Het fonds heeft het afgelopen jaar, naast invulling
geven aan het verzoek van DNB het IRM-beleid vast te leggen en te expliciteren,
deelgenomen aan twee generieke onderzoekstrajecten:
● De DNB uitvraag met betrekking tot de ‘niet-fi nanciële risico’s pensioenfond-
sen’.
● De DNB uitvraag met betrekking tot de ‘implementatie IORP II-richtlijn’.
■ Actuarieel risico (1.2.1)
De bevindingen van de certifi cerend actuaris Willis Towers Watson in het actuarieel
rapport 2017 zijn opgevolgd. Daarnaast is het afgelopen jaar onderzoek gedaan
naar het eventueel herverzekeren van het zogenaamde langlevenrisico.
■ ICT (2.4.1)
Naast alle periodiek uit te voeren standaard ICT-controles en getroffen beheers-
maatregelen is aan de hand van de 54 geformuleerde Cobit-controls in 2018 een
ICT risicoanalyse door de Internal Audit Department van Wolters Kluwer NV uitge-
voerd.
De overall conclusie van de risicoanalyse was positief; vanuit een DNB compliance
perspectief voldoet het fonds aan hetgeen vereist wordt. Voor 2019 staat de afron-
ding van de adviezen uit de risicoanalyse op de agenda. Tevens zal er opnieuw aan-
dacht zijn voor het onderwerp cybercrime – datakwaliteit.
■ Operationeel proces – Pensioenuitvoering (4)
● De wijziging van de pensioenrichtleeftijd per 1 januari 2018 van 67 naar 68
jaar is afgerond (zie paragraaf 5.2.1).
● De werkwijze en de procedures naar aanleiding van de wijziging/verzwaring
van de privacy wetgeving (AVG) zijn aangepast en de daarmee te treffen
interne controle maatregelen zijn aangescherpt (zie paragraaf 5.2.2).
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 45
● De foutenmarge met betrekking tot het pensioenuitvoeringsproces was ook
in 2018 gering. Verwezen wordt hiervoor naar de KPI-kwartaalrapportages, de
uitkomsten van de uitgevoerde logische verbandscontroles en de uitkomsten
van de steekproeven naar aanleiding van het zogenaamde ‘Quinto-P project’
door een bestuurslid.
● Aan de hand van een roulerende testgroep is ieder kwartaal geverifi eerd of de
aanspraken in de UPO op de juiste wijze worden weergegeven in het Natio-
naal Pensioenregister. Bij deze controles zijn het afgelopen jaar geen verschil-
len geconstateerd.
● Het processtappenoverzicht pensioenadministratie (de vastlegging van de
AO/IC van het onderdeel pensioenuitvoering) is geëvalueerd en geactuali-
seerd.
● Het onderdeel operationeel proces – pensioenuitvoering en de onderliggende
kernrisico’s in het strategisch risico-universum van het fonds is geëvalueerd
en aangepast (zie paragraaf 5.2.3).
● De werkwijze en procedures naar aanleiding van de nieuwe wetgeving waar-
deoverdracht en afkoop kleine pensioenen zijn aangepast.
● Gestart is met het onderzoek of het pensioenadministratiepakket IVPA als
gevolg het toekomstige nieuwe pensioenstelsel robuust en toekomstbesten-
dig is. Dit onderzoek wordt in 2019 afgerond.
5.1.8.5 Uitbestedingscommissie
De uitbestedingscommissie adviseert het bestuur over het uitbestedingsbeleid. De
belangrijkste taak van de uitbestedingscommissie is het inzichtelijk maken en ver-
beteren van de mate waarin het fonds grip heeft op zijn uitbestedingsrelaties, met
het doel om de kwaliteit van de externe dienstverlening te optimaliseren en de
risico’s te beheersen.
Onderstaand een overzicht van de zaken die in 2018 door de uitbestedingscommis-
sie zijn afgerond of in 2019 (verder) worden opgepakt:
■ Uitbestedingsbeleid
Het fonds heeft de uitgangspunten voor het uitbestedingsbeleid vastgelegd in een
beleidsnota, waarbij rekening is gehouden met de uitbestedingsrichtlijnen van DNB.
In de nota uitbestedingsbeleid is onder meer vastgelegd op welke wijze externe
leveranciers (in de ruimste zin) worden geselecteerd, welke werkzaam heden niet
mogen worden uitbesteed, welke eisen aan de externe leveranciers en de overeen-
komsten worden gesteld en hoe de periodieke monitoring plaatsvindt. De nota
uitbestedingsbeleid is begin 2019 geëvalueerd en aangepast.
■ Classifi catie uitbestedingsrelaties naar hoogte van het risico
Op basis van een aantal toetscriteria zijn de uitbestedingsrelaties van het fonds
geclassifi ceerd naar een hoog, gemiddeld of laag risico. De hoogte van het risico is
bepalend voor de eisen die gesteld worden aan de selectie, bedrijfsvoering en de
periodieke monitoring van de uitbestedingsrelatie. In paragraaf 1.7.8 zijn, naast de
accountant, de certifi cerend actuaris en de interne auditor, de belangrijkste uitbe-
stedingsrelaties van het fonds genoemd. Het uitbestedingsbeleid is op al deze par-
tijen van toepassing.
De uitbestedingscommissie heeft de classifi catie van de uitbestedingsrelaties eind
2018 geëvalueerd en op een aantal plaatsen aangepast. De indeling van de vier
uitbestedingsrelaties (BlackRock, Kas Bank, ICT Spirit en Idella) geclassifi ceerd met
een hoog risico, bleef ongewijzigd.
Het fonds heeft de beleggingen volledig ondergebracht bij externe vermogens-
beheerders in vier discretionaire mandaten en door te participeren in (beleggings)
fondsen (zie paragrafen 5.4.4 en 5.4.5). De beleggingsstrategie van deze mandaten
en fondsen is omschreven in een prospectus en/of een beleggingsrichtlijn. De
externe vermogensbeheerders rapporteren minimaal één keer per kwartaal, maar in
de meeste gevallen maandelijks over het gevoerde beleggingsbeleid en de behaalde
46 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
resultaten. In de beleggingscommissie worden deze resultaten en het gevoerde
beleggingsbeleid vergeleken met een representatieve benchmark en de in de man-
daten overeengekomen bandbreedtes en beleggingsprofi elen. De beleggingsadmi-
nistratie, de performancemeting en de risicomonitoring zijn uitbesteed bij Kas
Bank. Kas Bank rapporteert aan de beleggingscommissie over de resultaten en ove-
rige bevindingen.
■ Uitvoeren plan van aanpak analyse uitbestedingen
In het kader van de intensivering van het uitbestedingsbeleid heeft de uitbeste-
dingscommissie in 2018 een analyse uitbestedingen uitgevoerd. Onderzocht is in
welke mate het fonds grip heeft op zijn uitbestedingsrelaties en of er leemtes
(‘gaps’) zijn in de beheersing van het uitbestedingsrisico. Dit heeft bijgedragen aan
een meer gestructureerde en periodieke (risico)beoordeling van de uitbestedings-
relaties en de expliciete borging van het uitbestedingsrisico binnen het strategische
risico-universum van het fonds (zie paragraaf 5.1.8.4).
De uitbestedingscommissie voert iedere drie jaar een ‘gap analyse’ uit op de relatie
en de afspraken met de uitbestedingsrelaties. Daarbij wordt onder andere gebruik
gemaakt van de criteria uit de nota uitbestedingsbeleid, een checklist van DNB
(‘Guidance: uitbesteding door pensioenfondsen’) en de uitvragen van DNB over de
niet-fi nanciële risico’s. Op basis van deze gap analyse wordt een uitvraag gedaan bij
de uitbestedingsrelaties. Deze uitvraag kan bestaan uit het opvragen van (actuele
versies van) beleidsdocumenten of compliance verklaringen en kan eventueel lei-
den tot aanpassingen in de contracten of ‘service level agreements’ (SLA’s)
In 2018 werd de gap analyse en uitvraag afgerond bij alle uitbestedingsrelaties met
een hoog en met een gemiddeld risico. Voor de hoog risico uitbestedingspartijen zal
dit in 2020 opnieuw worden gedaan, voor de gemiddeld risico uitbestedingspartijen
wordt dat 2021. Indien er aanleiding is om eerder actie te ondernemen, zal dat
uiteraard worden gedaan. Naast de bovengenoemde gap analyse en uitvraag is er
sprake van een jaarlijkse uitvraag van verklaringen en documenten, die beperkt blij-
ven tot de uitbestedingspartijen met een hoog risico en de vermogensbeheerders.
Deze uitvraag, die in 2018 is ontvangen over het jaar 2017, betreft voornamelijk
ISAE 3402 rapportages, jaarverslagen en compliance statements. Besloten is dat de
uitvraag bij uitbestedingsrelaties met een laag risico beperkt kan blijven.
■ Evaluaties 2018 uitbestedingspartijen met een hoog en gemiddeld risico
Alle uitbestedingsrelaties met een hoog en gemiddeld risico worden jaarlijks geëva-
lueerd en beoordeeld. Voor de vermogensbeheerders vindt de beoordeling plaats op
basis van de ManagerWatch van Willis Towers Watson en voor de overige leveran-
ciers wordt een eigen beoordeling opgesteld. Naast de gegevens uit de Manager-
Watch wordt BlackRock als strategisch adviseur en belangrijkste vermogensbeheer-
der ook door het fonds zelf geëvalueerd vanwege het grote belang van deze relatie
voor het fonds.
Bovenstaande evaluatie- en beoordelingscycli kunnen leiden tot afspraken voor
verbetering en/of tot het selecteren van een nieuwe leverancier. De selectie van een
nieuwe leverancier, uiteraard ook als invulling moet worden gegeven aan de
behoefte aan nieuwe externe dienstverlening, wordt gemonitord (en eventueel uit-
gevoerd) door de uitbestedingscommissie. Voor de vermogensbeheerders is een
lijst schaduwmanagers vastgesteld.
Gezien de ontplooide activiteiten is het bestuur van mening dat de beheersing van
het uitbestedingsrisico op een goed niveau is.
5.1.9 Beloningsbeleid en beloningsstructuur
Het beloningsbeleid van het fonds voldoet aan de normen zoals die zijn neergelegd
in de Code Pensioenfondsen en de Principes voor beheerst beloningsbeleid zoals
door DNB en de AFM gepubliceerd. Doel van het geformuleerde beloningsbeleid is
de bevordering van de integriteit en soliditeit met een focus op de langetermijn
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 47
belangen, waarbij het beloningsbeleid geen prikkels bevat die afbreuk doen aan de
verplichtingen van het fonds om zich in te zetten voor de belangen van zijn partici-
panten en andere stakeholders, of andere op het fonds rustende zorgvuldigheidver-
plichtingen.
Beloningsstructuur:
■ Bestuursleden in actieve dienst bij WKNL ontvingen in 2018 een vrijwilligersver-
goeding van € 1.500,–. Bestuursleden niet in actieve dienst bij WKNL ontvingen
een (al of niet) afgetopte SER-vacatieregeling voor zowel de bijgewoonde
bestuursvergaderingen als de bijgewoonde commissievergaderingen en overige
vergaderingen. Het externe onafhankelijke bestuurslid ontving een met het
fonds overeengekomen vaste vergoeding op jaarbasis.
■ Het externe bestuurslid in de beleggingscommissie ontving in 2018 een vergoe-
ding op uurbasis tegen markttarief.
■ De leden van de raad van toezicht ontvingen in 2018 voor het uitvoeren van hun
werkzaamheden een met hen op jaarbasis overeengekomen vaste marktcon-
forme vergoeding (zie paragraaf 4.1).
■ De medewerkers van het pensioenbureau zijn in dienst van WKNL en zijn gede-
tacheerd bij het fonds. De beloning vond plaats conform de arbeidsvoorwaarden
van WKNL.
■ De (reserve)leden van het verantwoordingsorgaan ontvingen in 2018 een ver-
goeding van € 200,–.
■ Aan externe partijen (de vermogensbeheerders en andere relevante uitbeste-
dingspartijen) is verzocht te bevestigen dat zij de voor hen geldende regels ten
aanzien van beheerst beloningsbeleid naleven.
5.1.10 Zelfevaluatie functioneren bestuur
Het bestuur onderkent het belang van openheid binnen het bestuur. Ter uitvoering
van artikel 11 lid 2 van de statuten is een procedure vastgesteld voor de jaarlijkse
evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele
bestuursleden. Het eigen functioneren is voor het bestuur een voortdurend aan-
dachtspunt. Hierbij betrekt het bestuur (minimaal) eens per twee jaar een externe
partij.
Bij de zelfevaluatie in 2018, die onder leiding van een externe moderator plaats-
vond, kwamen de volgende onderwerpen aan de orde: het bestuursmodel, de coun-
tervailing power binnen het bestuur, teamwork, de mate van geschiktheid, beschik-
baarheid en continuïteit binnen het bestuur, de samenwerking van het bestuur met
de raad van toezicht, het pensioenbureau en het verantwoordingsorgaan, even-
wichtige belangenafweging en de voortdurende kwaliteitsbewaking van de samen-
werking met externe partijen. De zelfevaluatie is vastgelegd en de geformuleerde
actiepunten zijn inmiddels of worden later in 2019 opgevolgd.
5.1.11 Fraudebeheersing en naleving wet- en regelgeving
Het bestuur heeft zowel preventieve als repressieve beheersmaatregelen genomen
om fraude en overtredingen te voorkomen. Het is niet gebleken dat er fraude of
overtreding van de wet- en regelgeving heeft plaatsgevonden in 2018.
5.1.12 Gedragscode
Het bestuur is bij de opstelling, toetsing en naleving van de gedragscode van het
fonds uitgegaan van de eisen die zijn vastgelegd in de modelgedragscode van de
Pensioenfederatie. De gedragscode wordt periodiek geactualiseerd. Jaarlijks wordt
formeel en expliciet aan alle verbonden personen van het fonds gevraagd of zij de
gedragscode hebben nageleefd. De externe compliance adviseur heeft de naleving
van de gedragscode en andere complianceregels door het fonds en de verbonden
personen vastgesteld en gerapporteerd aan het bestuur. Er zijn bij deze rapportage
over 2018 geen bijzonderheden gemeld.
48 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
5.2 Pensioenzaken
5.2.1 Collectieve omzetting pensioenaanspraken van pensioenrichtleeftijd
67 naar 68 jaar
Per 1 januari 2018 is de fi scale pensioenrichtleeftijd voor toekomstige pensioen-
opbouw gewijzigd van 67 jaar naar 68 jaar. In het verlengde hiervan heeft de sociale
pensioencommissie, na goedkeuring door de COR, besloten om de per 1 januari
2018 reeds opgebouwde aanspraken ook collectief om te zetten naar de nieuwe
pensioenrichtleeftijd. De collectieve omzetting houdt de pensioenuitvoering en
de inhoud van de communicatie eenvoudig en transparant en daarmee kosten -
effi ciënt. Een ander argument voor de omzetting betreft het voorkomen van een
ongewenste samenloop tussen een sociale uitkering en een pensioenuitkering.
Na implementatie van de nieuwe pensioenrichtleeftijd en de omzetting van de al
opgebouwde aanspraken in het pensioenadministratiepakket zijn alle participanten
met een nog niet ingegaan pensioen in maart 2018 per brief geïnformeerd.
5.2.2 Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)
Per 25 mei 2018 is de Wet bescherming persoonsgegevens vervangen door de AVG.
De verordening geldt in de gehele Europese Unie (EU) voor elke onderneming en
instelling die persoonsgegevens verwerkt van EU burgers.
De AVG versterkt de privacy-rechten van alle EU-burgers (en daarmee ook van de
participanten van een pensioenfonds evenals van leden van besturen en andere
pensioenfondsorganen). Elke betrokkene krijgt het recht om zijn persoonsgegevens
op te vragen, te corrigeren of te laten verwijderen, het recht om zijn persoonsgege-
vens elektronisch over te laten dragen (dataportabiliteit) en het recht om een
klacht in te dienen bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).
Met het oog op de implementatie van de AVG, heeft het fonds in samenwerking
met Deloitte Legal begin 2018 vastgesteld waar het staat op het gebied van privacy
en gegevensbescherming. Per 25 mei 2018 waren alle aanvullende maatregelen
(technisch, organisatorisch en juridisch) door het fonds getroffen, die nodig waren
om te voldoen aan de eisen die de AVG stelt. Er is een privacyverklaring opgesteld
en op de website van het fonds geplaatst. In 2018 zijn er geen incidenten geweest
en zijn er geen meldingen gedaan aan de AP.
5.2.3 Evaluatie kernrisico operationeel proces – pensioenuitvoering en
datakwaliteit
Het kernrisico operationeel proces – pensioenuitvoering en de onderliggende kern-
risico’s in het strategisch risico-universum (zie ook paragraaf 5.1.8.4) is het afgelopen
jaar geëvalueerd en waar nodig aangepast. De datakwaliteit (beschikbaarheid, juist-
heid, volledigheid, tijdigheid en waarborging) is hier een belangrijk onderdeel van.
Als de datakwaliteit niet aan deze criteria voldoet, kan dat grote operationele risico’s,
fi nanciële risico’s en reputatierisico’s voor het fonds hebben.
Ieder jaar wordt het document ‘procesbeschrijving en risicobeheersing pensioen-
administratie’ bijgewerkt, waarin de administratieve organisatie en interne contro-
lemaatregelen van de pensioenadministratie worden beschreven. In de proces-
beschrijving worden alle risico’s en beheersmaatregelen beschreven. De relevante
procedurebeschrijvingen, handleidingen en werkinstructies maken hier deel van uit.
Voor elk subproces worden een of meerdere zichtbare controles uitgevoerd. Door
het uitvoeren van een aantal overkoepelende integrale controles wordt extra zeker-
heid verkregen over de waarborging van de datakwaliteit. De conclusie is dat de
controles op de pensioenuitvoering en pensioenadministratie en de daarmee
samenhangende datakwaliteit goed georganiseerd zijn en de risico’s tot een mini-
mum beperkt blijven. Om de informatievoorziening over (het waarborgen van) de
datakwaliteit verder te verbeteren is het risicodashboard pensioenuitvoering tevens
aangepast.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 49
5.2.4 Juridische toets pensioenregeling
De vigerende pensioenregeling is het afgelopen jaar doorgelicht op bepalingen die
als discriminatoir (leeftijd, geslacht, etc.) zouden kunnen worden opgevat en daar-
door een risico op ongelijke behandeling met zich mee zouden kunnen brengen.
Alle pensioenregelingen vanaf 5 oktober 1991 (de fusiedatum van de Stichting
Pensioenfonds Wolters Samsom Groep en de Stichting Kluwerpensioenfonds 1966)
zijn in samenwerking met Trivu (een consultancybureau voor pensioen(juridische)
vraagstukken) geanalyseerd en in kaart gebracht. De eindconclusie van de analyse
is dat de risico’s zeer beperkt zijn.
5.2.5 Afkoop kleine pensioenen
Omdat afkopen van kleine pensioenen (opgebouwde premievrije pensioenrechten
tot de afkoopvoet in 2018 van € 474) nadelige gevolgen voor de hoogte van het
pensioen van participanten kan hebben, heeft de wetgever met ingang van 1 janu-
ari 2018 het recht van pensioenuitvoerders tot afkoop van kleine pensioenaanspra-
ken gewijzigd in de verplichting om deze pensioenaanspraken over te dragen aan de
nieuwe pensioenuitvoerder.
Het fonds onderschrijft het belang van het behoud van de pensioenbestemming
van kleine pensioenen en heeft zich daarom het afgelopen jaar niet ingespannen
om ze af te kopen.
5.2.6 Klachten en geschillen
Het fonds heeft een klachten- en geschillenprocedure. Klachten en geschillen kun-
nen via de website van het fonds of schriftelijk aan het bestuur worden voorgelegd.
Het fonds heeft in 2018 geen klachten ontvangen.
5.2.7 Aantallenoverzichten participanten
In 2018 is het totaal aantal participanten met 9 toegenomen van 7.575 naar 7.584.
■ Het aantal actieve deelnemers is met 5 afgenomen van 749 naar 744.
■ Voornamelijk als gevolg van pensionering en uitgaande waardeoverdrachten is
het aantal gewezen deelnemers met 59 afgenomen van 4.219 naar 4.160.
■ Het aantal pensioengerechtigden is met 73 gestegen van 2.607 naar 2.680.
Verloop aantal actieve deelnemers
2018 2017
mannen vrouwen totaal mannen vrouwen totaal
Aantal per 1 januari 413 336 749 390 355 745
– toetreding 60 49 109 77 36 113
– uitdiensttreding −62 −39 −101 −45 −47 −92
– pensionering −7 −3 −10 −9 −7 −16
– overlijden −2 −1 −3 − −1 −1
Aantal per 31 december 402 342 744 413 336 749
van wie
– (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt 17 56 73 20 56 76
– in een sociaal begeleidingsplan 4 3 7 7 4 11
– met een ingegaan prepensioen − − − 1 − 1
50 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Verloop aantal gewezen deelnemers
2018 2017
mannen vrouwen totaal mannen vrouwen totaal
Aantal per 1 januari 2.053 2.166 4.219 2.069 2.167 4.236
– uitdiensttreding 62 39 101 45 47 92
– pensionering −70 −50 −120 −52 −33 −85
– overlijden −9 −4 −13 −5 −4 −9
– afkoop/waardeoverdracht −16 −11 −27 −4 −11 −15
Aantal per 31 december 2.020 2.140 4.160 2.053 2.166 4.219
van wie
– met een ingegaan prepensioen 7 4 11 24 8 32
Verloop aantal pensioengerechtigden
2018 2017
mannen vrouwen totaal mannen vrouwen totaal
Ouderdomspensioen
Aantal per 1 januari 1.353 603 1.956 1.356 577 1.933
– pensionering 77 53 130 61 40 101
– overlijden −58 −11 −69 −61 −11 −72
– afkoop −2 − −2 −3 −3 −6
Aantal per 31 december 1.370 645 2.015 1.353 603 1.956
Partnerpensioen
Aantal per 1 januari 54 579 633 51 566 617
– ingegaan 6 40 46 5 44 49
– overlijden −1 −31 −32 −2 −28 −30
– afkoop −1 −1 −2 − −3 −3
Aantal per 31 december 58 587 645 54 579 633
Wezenpensioen
Aantal per 1 januari 11 7 18 11 7 18
– ingegaan 2 5 7 1 − 1
– expiratie −3 − −3 −1 − −1
– hervatting 1 − 1 − − −
– afkoop −1 −2 −3 − − −
Aantal per 31 december 10 10 20 11 7 18
Totaal aantal pensioengerechtigden 1.438 1.242 2.680 1.418 1.189 2.607
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 51
5.3 Risicoparagraaf
5.3.1 Risicohouding
Kwalitatieve risicohoudingHet bestuur van het fonds is risicobewust. Het fonds streeft ernaar om de nominale
aanspraken waardevast na te komen. Infl atie holt de waarde van de nominale uitke-
ringen uit en gezien het lange termijn karakter van pensioenen is het belangrijk dat
de koopkracht van het pensioen via toeslagverlening behouden blijft. Beleggings-
risico kan acceptabel zijn in het streven naar koopkrachtbehoud, zelfs indien dit
betekent dat de nominale aanspraken niet geheel na kunnen worden gekomen.
De risicohouding van het bestuur en de andere stakeholders is onder andere geba-
seerd op de volgende kwalitatieve overwegingen:
■ Het opgebouwde pensioen vormt na pensionering een zeer belangrijke bron van
inkomen voor de participanten van het fonds.
■ Het fonds heeft als ambitie een waardevast pensioen.
■ Een afgewogen balans tussen te nemen risico’s en het naar verwachting te reali-
seren beleggingsrendement is noodzakelijk om op langere termijn invulling te
kunnen geven aan de ambitie van een waardevast pensioen. Voor het nastreven
van de pensioenambitie dient het bestuur bereid te zijn om beleggingsrisico te
nemen en een beleggingsrendement na te streven dat hoger is dan de risicovrije
marktrente.
■ Bij een beleidsdekkingsgraad lager dan 110%, bijvoorbeeld veroorzaakt door
slechte economische omstandigheden, acht het bestuur het uitlegbaar dat toe-
slagverlening niet plaatsvindt. Kortingen op de pensioenaanspraken en -uitkerin-
gen dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden.
■ Het bestuur houdt op evenwichtige wijze rekening met de belangen van alle par-
ticipanten.
In 2018 heeft het bestuur de risicohouding geëvalueerd en ongewijzigd vastgesteld,
na deze te hebben getoetst bij de sociale partners (sociale pensioencommissie en
COR) en het verantwoordingsorgaan.
Kwantitatieve risicobereidheidDe risicohouding wordt geconcretiseerd in een risicobereidheid door de vaststelling
van risicogrenzen (onder andere voor de korte termijn de vereiste dekkingsgraad en
voor de lange termijn het pensioenresultaat).
De risicohouding is geconcretiseerd in de volgende uitgangspunten van de risico-
bereidheid van het bestuur, die ook in 2018 zijn geëvalueerd:
■ Het bestuur wil de kans op korten beperken. De kans op korten mag maximaal
5% zijn over een horizon van vijf jaar vanuit de feitelijke dekkingsgraad (niveau
eind 2017).
■ Op lange termijn voert het bestuur een voorzichtig beleid, aansluitend bij de
uitgangspunten van het Financieel Toetsingskader (FTK). De kans op onderdek-
king is maximaal 2,5% in 15 jaar vanuit de evenwichtssituatie (dekkingsgraad
130%).
■ De lange termijn doelstelling van het bestuur is om toeslagen te verlenen op de
pensioenen. De toeslagambitie over 15 jaar is 100% vanuit de evenwichtssitua-
tie. Hierbij wordt alleen vooruitgekeken. De gemiste toeslagen of verleende kor-
tingen tellen hierin niet mee.
■ Het beleggingsrisico (en daarmee de vereiste dekkingsgraad) wordt bij voorkeur
niet actief verhoogd.
■ Meer dan 10% koopkrachtverlies is in beginsel niet acceptabel. Het pensioen-
resultaat, gemeten vanuit de feitelijke dekkingsgraad over de komende vijf jaar,
mag in het 2,5% slechtste scenario niet onder de 90% komen.
■ Korte termijn risicogrenzen: de vereiste dekkingsgraad van het fonds mag niet
lager zijn dan 113% en niet hoger dan 118%.
De formulering van de risicobereidheid is bij de evaluatie in 2018 aangescherpt.
52 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Bij een overschrijding van deze risicogrenzen zal er geen automatische aanpassing
van het beleid plaatsvinden. Risicogrenzen maken het mogelijk om op een vooraf
vastgelegde en objectieve manier te beoordelen of het risico hoger of lager is dan
vooraf is toegestaan. Echter, bij overschrijding van de risicogrenzen zal een discussie
tussen het bestuur, de sociale partners en het verantwoordingsorgaan plaatsvin-
den, rekening houdend met de situatie en inzichten op dat moment.
In 2015 heeft het bestuur in de aanvangshaalbaarheidstoets de volgende risico-
grenzen voor de lange termijn vastgesteld met betrekking tot het pensioenresul-
taat:
Ondergrens 1: Vanuit de situatie waarbij de dekkingsgraad gelijk is aan de vereiste
dekkingsgraad dient de mediaan van het pensioenresultaat tenminste gelijk te zijn
aan 93%.
Ondergrens 2: Vanuit de feitelijke dekkingsgraad dient de mediaan van het pen-
sioenresultaat tenminste gelijk te zijn aan 87%.
Ondergrens 3: Vanuit de feitelijke dekkingsgraad dient de maximale afwijking ten
opzichte van de mediaan in het geval van een ‘slechtweerscenario’ (lees: vijfde per-
centiel) 35% te bedragen.
De risicobereidheid van het bestuur kan worden beïnvloed door de actuele fi nan-
ciële positie van het fonds. Periodiek wordt beoordeeld of de ambitie van het fonds
nog haalbaar is in een jaarlijks uit te voeren haalbaarheidstoets. Bij de keuze voor
een bepaald beleid wordt niet alleen een verwachte ontwikkeling beoordeeld, maar
ook scenario’s die gunstiger of minder gunstig zijn dan de verwachte ontwikkeling.
De ambitie dient in de meeste scenario’s te kunnen worden behaald. Indien dit niet
het geval is, moet de ambitie zo nodig worden bijgesteld.
Als de fi nanciële situatie van het fonds verbetert, wordt bij voorkeur minder risico
genomen, omdat de ambitie dan in evenveel of meer gevallen haalbaar is met min-
der risico.
5.3.2 IRM-beleid
Het fonds heeft een IRM-beleid vastgesteld, dat formeel is vastgelegd in een
beleidsnota. Een uitgebreide beschrijving van dit IRM-beleid is opgenomen in para-
graaf 5.1.8.4.
5.3.3 Financiële risico’s
De fi nanciële risico’s en de beheersing daarvan zijn uitgewerkt in de toelichting op
de jaarrekening nummer 5. Deze risico’s bestaan voor een belangrijk deel uit de
risico’s die zijn opgenomen in de berekening van het VEV (S1 tot en met S10).
De toeslagverlening en de eventuele kortingen zijn in belangrijke mate afhankelijk
van twee factoren: de ontwikkeling van de rente en het rendement op de zakelijke
waarden. Het beleid van het fonds is er vooral op gericht deze twee risico’s te
beheersen. Daarnaast zijn er andere risico’s, zoals de (onverwachte) ontwikkeling
van de sterftekansen.
In onderstaande tabel is aangegeven hoe groot de impact van ontwikkelingen in de
rente en het rendement op zakelijke waarden is op de feitelijke dekkingsgraad en
wat de gevolgen zijn voor de pensioenaanspraken en -rechten, uitgaande van de
feitelijke dekkingsgraad ultimo 2018 van 108,6%. In deze tabel wordt veronder-
steld dat 55% van het renterisico is afgedekt.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 53
Effect rente en rendement op de feitelijke dekkingsgraad
Rendement: zakelijke waarden
–25,0% –12,5% 0,0% +12,5% +25,0%
Paralelle verschuiving
UFR Curve
–0,50% 96,0% 100,6% 105,2% 109,9% 114,5%
–0,25% 97,2% 102,0% 106,8% 111,6% 116,5%
0,00% 98,5% 103,5% 108,6% 113,5% 118,5%
+0,25% 100,0% 105,2% 110,4% 115,6% 120,8%
+0,50% 101,5% 106,9% 112,4% 117,8% 123,2%
Korting
Korting bij onvoldoende herstel in 3 jaar
Geen toeslagverlening
Gedeeltelijke toeslagverlening
Volledige toeslagverlening
5.4 Beleggingen
5.4.1 Politieke en economische ontwikkelingen
Na een voorspoedig 2017 nam in 2018 de macro-economische onzekerheid in de
wereld toe. De economische groei nam af met uitzondering van de groei in de Ver-
enigde Staten.
De toegenomen onzekerheid werd versterkt door de (dreigende) handelsbeper-
kende maatregelen door de Verenigde Staten, de spanningen bij de handelsbespre-
kingen tussen de Verenigde Staten en China, de begrotingsperikelen in Italië en de
kans op een ‘harde’ brexit.
De Amerikaanse centrale bank (Fed) voerde een verkrappend monetair beleid door
de beleidsrente in vier stappen met 1,0% te verhogen. De Europese Centrale Bank
(ECB) hield de rente laag, maar het opkoopprogramma van obligaties werd eind 2018
stopgezet. Alleen obligaties die worden afgelost zullen nog worden herbelegd. Het
beleid van de centrale banken heeft nog steeds grote invloed op de fi nanciële mark-
ten. Begin 2019 verruimde de ECB de geldmarkt opnieuw door een kredietfaciliteit
voor banken te heropenen. De Fed besloot ook tot een minder verkrappend beleid.
De fi nanciële markten ontwikkelden zich in 2018 negatief voor het fonds, vooral in
het laatste kwartaal. De aandelenmarkten gingen omlaag, de euro-swaprente
daalde, de Amerikaanse kapitaalmarktrente steeg en de creditspreads liepen op.
Al deze ontwikkelingen hadden een negatieve invloed op de dekkingsgraad.
5.4.2 Strategisch beleggingsbeleid
Het strategisch beleggingsbeleid is gebaseerd op de ALM-studie 2018, waarbij reke-
ning is gehouden met de vastgestelde risicohouding (zie paragraaf 5.3.1). Zowel de
risicohouding als het strategisch beleggingsbeleid bleef ongewijzigd ten opzichte
van 2015, toen deze voor het laatst werden vastgesteld.
De strategische asset mix bestaat uit 65% vastrentende waarden en 35% zakelijke
waarden. Rond deze strategische gewichten wordt een bandbreedte aangehouden
van 10%. De vastrentende waarden bestaan uit credits (25,0%) en staatsobligaties
(40,0%). De zakelijke waarden worden als volgt verdeeld: 27,0% aandelen (inclusief
private equity) en 8,0% vastgoedfondsen, waarvan 4,0% beursgenoteerd en 4,0%
niet-beursgenoteerd. Het valutarisico wordt grotendeels afgedekt (zie de toelich-
ting op de jaarrekening nummer 5.1c). De werkelijke wegingen kunnen afwijken van
de strategische wegingen.
54 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Het fonds hanteert daarnaast een beleidsstaffel voor de afdekking van het rente-
risico. De mate van afdekking is afhankelijk van de hoogte van de 20-jaars euro-
swaprente. Bij een hogere rente is de afdekking hoger. Het fonds heeft bewust
gekozen voor het niet volledig afdekken van het renterisico bij lage rentestanden,
om opwaarts potentieel te hebben als de rente zou stijgen. In 2018 was de strate-
gische afdekking het hele jaar 55% conform onderstaande beleidsstaffel. De beleg-
gingscommissie evalueert de hoogte van de rentehedge minimaal ieder kwartaal.
Beleidsstaffel renteafdekking
20−jaars rente Renteafdekking (marktwaarde)
1,0% 45%
1,5% 55%
2,0% 65%
2,5% 75%
3,0% 85%
3,5% 95%
4,0% 100%
Het fonds laat zich bij het nemen van beleggingsbeslissingen niet alleen leiden
door de risicohouding, maar ook door de investment beliefs, die zijn vastgelegd in
de ABTN. De investment beliefs houden in de eerste plaats in dat een top-down-
benadering wordt gehanteerd, waarbij de keuze voor de asset allocatie een hogere
prioriteit heeft dan de individuele selectie van vermogenstitels. Verder heeft het
fonds onder andere een duidelijke voorkeur voor een grotendeels passief beheer in
effi ciënte markten, wordt alleen belegd in strategieën en vermogensinstrumenten
en -titels die het fonds begrijpt en kiest het, indien mogelijk, voor een maatschap-
pelijk verantwoord beleggingsbeleid (zie paragraaf 5.4.6).
5.4.3 Samenstelling van de beleggingsportefeuille
Samenstelling beleggingen (op basis van mandaten(1)) per 31 december
(in € miljoen) 2018 % 2017 %
LDI-mandaat (2) 397,4 37,5 399,1 36,5
Credits 294,1 27,7 281,5 25,8
Vastrentende waarden 691,5 65,2 680,6 62,3
Aandelen 270,7 25,5 316,6 29,0
Vastgoed 92,0 8,7 86,5 7,9
Private Equity 6,0 0,6 8,3 0,7
Zakelijke waarden 368,7 34,8 411,4 37,6
Liquide middelen 0,5 0,0 0,6 0,1
Totaal exclusief afdekking valutarisico 1.060,7 100,0 1.092,6 100,0
Valutatermijncontracten 2,2 11,0
Totaal inclusief afdekking valutarisico 1.062,9 1.103,6
(1) De indeling op basis van mandaten wijkt af van (de toelichting op) de balans. Dit betreft vooral de liquide middelen
en de derivaten, die in dit overzicht, indien van toepassing, bij de mandaten zijn opgenomen.
(2) Het LDI-mandaat bestaat uit staatsobligaties, renteswaps en liquiditeiten.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 55
Het belang in zakelijke waarden was de eerste negen maanden van 2018 2-3% over -
wogen (>35%). Door de koersdalingen in het laatste kwartaal, maar ook door ver-
kopen van aandelen in de loop van het jaar, daalde het belang in zakelijke waarden
eind 2018 naar 34,8%. Het belang in vastrentende waarden steeg daardoor naar
65,2%.
De ontwikkelingen per beleggingscategorie worden in de volgende paragrafen ver-
der toegelicht.
5.4.4 Vastrentende waarden
In 2018 steeg het belang in vastrentende waarden van 62,3% naar 65,2%. Dit is
hoger dan het strategisch gewicht van 65,0%, maar ligt binnen de bandbreedte van
60-70%.
Het beheer van de vastrentende mandaten is uitbesteed. Het betreft 2 discretio-
naire portefeuilles, een LDI-mandaat en een creditmandaat, die worden beheerd
door BlackRock.
De doelstelling van het LDI-mandaat is om vooral met langlopende staatsobliga-
ties, aangevuld met renteswaps en liquiditeiten, de gewenste afdekking van het
renterisico te realiseren. Samen met de creditportefeuille wordt eind 2018 55,4%
van het renterisico tegen de euro-swaprente afgedekt, hetgeen binnen de band-
breedte van 3% ten opzichte van de nagestreefde 55% is.
Het beheer van het LDI-mandaat is ‘buy and hold’. De beleggingen in staatsobliga-
ties zijn beperkt tot eurolanden met een hoge rating (in procenten van het in
staatsobligaties belegde bedrag): Nederland (41,8%), Frankrijk (32,0%), Oostenrijk
(8,3%), Finland (7,9%), België (3,9%), Ierland (3,9%) en Spanje (2,2%). In 2017
werden staatsobligaties Duitsland en (een gedeelte van) Nederland uit rende-
mentsoverwegingen omgezet in cash plus renteswaps met een gelijkblijvende ren-
tegevoeligheid. Deze positie werd in 2018 niet gewijzigd. Ultimo 2018 is afgerond
€ 96 miljoen van het LDI-mandaat voor dit doel belegd in geldmarktfondsen.
Het creditmandaat wordt actief beheerd en betreft een wereldwijde portefeuille,
die voornamelijk belegd is in investment grade obligaties en voor maximaal 10% in
obligaties met een lagere rating (emerging markets debt en high yield). Het debi-
teurenrisico wordt beperkt door een spreiding over meerdere debiteuren, sectoren
en regio’s. Door te beleggen in leningen aan andere debiteuren dan overheden wordt
geprofi teerd van het positieve renteverschil van deze leningen ten opzichte van
staatsleningen.
De ratingverdeling van de vastrentende portefeuille staat in de toelichting op de
jaarrekening nummer 5.1e.
5.4.5 Zakelijke waarden
Het belang in zakelijke waarden daalde in 2018 van 37,6% naar 34,8%. Daarmee
zijn de zakelijke waarden onderwogen ten opzichte van het strategisch gewicht van
35%, maar binnen de bandbreedte van 30-40%.
Aandelen
De beleggingen in aandelen worden beheerd door BlackRock en volledig volgens de
index belegd. Dit passieve beheer is een van de belangrijkste investment beliefs (zie
paragraaf 5.4.2).
56 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Tot november 2018 vonden alle aandelenbeleggingen plaats door te participeren in
beleggingsfondsen. Voor de developed markets is eind november 2018 overgegaan
op een discretionair mandaat en wordt ook een andere index gevolgd: de MSCI
ESG Focus index (zie paragraaf 5.4.6). Tot deze overgang werden alleen bedrijven
uitgesloten die niet voldoen aan de UN Global Compact normen. Voor emerging
markets geldt deze laatste aanpak nog steeds en vindt belegging plaats via een
beleggingsfonds.
Er wordt een regionale verdeling (zie de toelichting op de jaarrekening nummer
5.1b) aangehouden die vrijwel overeenkomt met de samenstelling van de MSCI-
wereldindex, met een overweging van maximaal 40% van de emerging markets. De
overweging van de emerging markets was jarenlang 50%, maar in 2018 is besloten
deze in vijf jaar af te bouwen. De overweging was gebaseerd op economische ver-
wachtingen op de lange termijn, maar de overtuiging dat dit ook een hoger rende-
ment op zal leveren is verdwenen, mede gezien de resultaten van de afgelopen
jaren. De eerste stap van de reductie van dit belang was voorzien in 2019, maar is al
uitgevoerd in december 2018.
Vastgoed
De beleggingen in beursgenoteerde vastgoedfondsen worden beheerd door Princi-
pal Global Investors. De omvang van het mandaat is eind 2018 € 45,6 miljoen. Het
gewicht in de portefeuille is 4,3%, 0,3% boven het strategisch gewicht maar binnen
de bandbreedte van 3,5-4,5%. Met dit actief beheerde mandaat wordt wereldwijd
belegd, waardoor de gewenste regionale spreiding wordt gerealiseerd.
CBRE Global Investors beheert de niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen (€ 46,4
miljoen). Het betreffen een participatie van € 46,1 miljoen in het Global Alpha
Fund en een participatie van € 0,3 miljoen in het Eurosiris Fund, dat een Europese
strategie volgt. Het belang in Eurosiris is een restant van een portefeuille die de
afgelopen jaren is afgebouwd. Het belang in Global Alpha is in deze periode opge-
bouwd, omdat het bestuur gekozen heeft om stapsgewijs over te gaan naar een
wereldwijd mandaat. In 2018 is het strategisch gewicht van 4,0% bereikt en door
de waardeontwikkeling zelfs met 0,4% overschreden, dat echter nog binnen de
bandbreedte ligt van 3,5-4,5%.
Private equity
In 2014 is besloten geen nieuwe verplichtingen meer aan te gaan in private equity
vanwege het gebrek aan transparantie van deze investeringen. De laatste commit-
ment dateert uit 2007. De omvang van de mandaten daalde de afgelopen jaren
door restituties van kapitaal en zal verder afgebouwd worden. Wel kan het fonds
nog gecommitteerd worden om onder de bestaande mandaten additionele nog
niet opgeroepen stortingen ter grootte van € 1,3 miljoen te doen, maar verwacht
wordt dat deze met de nog komende restituties worden verrekend.
De beleggingen in private equity vinden plaats door te participeren in een aantal
private equity fund of funds. Het fonds participeert in drie global beleggingsfond-
sen van Robeco (€ 3,3 miljoen) en in twee fondsen van Wilshire Private Markets
Group (€ 2,7 miljoen), voor de regio’s Europa en de Verenigde Staten.
5.4.6 Maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid en stembeleid
Het fonds is zich bewust van zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dit komt
tot uitdrukking in één van de investment beliefs. Het belang dat wordt gehecht aan
een maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid, ofwel Environmental, Social,
Governance (ESG-)beleid, is in lijn met de uitkomsten van deelnemersonderzoeken.
Eind maart 2019 heeft het fonds het IMVB-convenant (Internationaal Maatschap-
pelijk Verantwoord Beleggen) ondertekend, waarin Nederlandse pensioenfondsen
samenwerken met de overheid, vakbonden en niet-gouvernementele organisaties
om het maatschappelijk verantwoord ondernemen te bevorderen. Het convenant
gaat uit van de ‘OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen’ en de ‘UN
Guiding Principles on Business and Human Rights’.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 57
Het fonds heeft de visie dat bedrijven die maatschappelijk verantwoord onderne-
men op lange termijn een beter nettorendement zullen laten zien dan bedrijven die
hier niet bewust mee omgaan. Op korte termijn is deze relatie niet altijd zichtbaar.
Daarom gaat het fonds uit van het principe dat zolang het verwachte meerrende-
ment niet is vastgesteld, het maatschappelijk verantwoord beleggen niet mag lei-
den tot signifi cant hogere kosten. Het fonds maakt daarbij een afweging tussen de
lange termijn mogelijkheden op dit gebied en de korte termijn risico’s.
Dit beleid is tot nu toe vooral gericht op de beleggingen in aandelen en heeft zich
als volgt ontwikkeld:
■ Tot en met 2016 werden alleen producenten en/of leveranciers van controver-
siële wapens uitgesloten.
■ In 2017 zijn de uitsluitingen uitgebreid met ondernemingen, die niet voldoen
aan criteria op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten en -omstandighe-
den, milieubescherming en anti-corruptie. Daarmee werd invulling gegeven aan
de naleving van de algemeen aanvaarde principes, zoals vastgelegd in de UN
Global Compact Principles.
■ In 2018 is dit beleid verder geïntensiveerd. Door de overgang op de MSCI ESG
Focus index voor developed markets (zie paragraaf 5.4.5) wordt belegd in de op
ESG-gebied best scorende ondernemingen uit de MSCI wereldindex. Producen-
ten van tabak en controversiële wapens worden uitgesloten. Het aantal bedrij-
ven waarin wordt belegd is door deze overgang teruggebracht van ongeveer
1.600 naar ongeveer 400. De ESG-rating volgens MSCI van de aandelenporte-
feuille ging omhoog van BBB in 2017 naar AA in 2018.
Daarnaast wordt engagement toegepast (ook al vóór 2018), waarbij de ESG-pres-
taties van ondernemingen worden beoordeeld op de fi nanciële impact en invloed
wordt uitgeoefend door in gesprek te gaan met ondernemingen en door gebruik te
maken van het stemrecht. Dit engagement beleid wordt uitgevoerd door de externe
vermogensbeheerder.
Het fonds heeft, naast aandelen, invulling gegeven aan het ESG-beleid bij de beleg-
gingen in credits en bij de vastgoedfondsen. Bij de credits worden uitsluitingen toe-
gepast volgens bovengenoemde UN Global Compact Principles. De beheerders van
het vastgoed houden bij de investeringen rekening met ESG-criteria en monitoren
dit.
In 2019 wordt het ESG-beleid verder geïntensiveerd. Het fonds zal allereerst de
mogelijkheden bij de vastrentende waarden onderzoeken. Verder heeft het fonds in
maart 2019 het IMVB (internationaal maatschappelijk verantwoord beleggen)-
convenant ondertekend, waarin Nederlandse pensioenfondsen samenwerken om te
voldoen aan de door de overheid getekende OESO-richtlijnen voor multinationale
ondernemingen.
Naast het maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid is ook een stembeleid
vastgesteld. Van institutionele beleggers, inclusief pensioenfondsen, wordt ver-
wacht dat zij hun beleid ten aanzien van het uitoefenen van stemrecht op aandelen
die zij houden in beursgenoteerde ondernemingen publiceren. Het hebben van een
stembeleid is verplicht, ook bij uitbesteding aan externe vermogensbeheerders. Het
bestuur heeft zich aan het stembeleid van de externe vermogensbeheerders gecon-
formeerd. Het door het bestuur vastgestelde stembeleid is op de website van het
fonds te raadplegen.
58 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
5.4.7 Rendementen
Rendement per categorie
(in procenten) Fonds Benchmark Fonds Benchmark
2018 2018 2017 2017
Vastrentende waarden 3,6 4,0 −3,3 −5,5
Zakelijke waarden
Aandelen −4,9 −5,1 9,4 9,9
Vastgoed 7,0 5,1 −0,3 3,8
Private Equity 10,8 −5,1 −1,6 9,9
Afdekking valutarisico (1) −2,9 −2,9 4,3 4,3
Totaal nettorendement −1,6 −1,5 4,8 3,8
Totaal brutorendement (2) −1,2 5,2
Bijdrage renteafdekking (3) 1,7 1,6 −1,2 −1,3
(1) Rendement in procenten van de totale beleggingen
(2) Nettorendement verhoogd met alle vermogensbeheerkosten (zie paragaaf 5.5)
(3) Bijdrage aan het totaal nettorendement in procenten van de totale beleggingen bij volledig ‘zuivere’ afdekking
(zie uitleg in de onderstaande tekst)
Het totaal nettorendement was in 2018 lager dan in 2017 door het negatieve ren-
dement op aandelen en de negatieve bijdrage van de valutahedge. Daar staan
hogere rendementen dan in 2017 tegenover van vastrentende waarden, vastgoed
en private equity.
De afgelopen vijf jaar was het rendement hoger dan de intern gehanteerde bench-
mark (zie de kerngetallen in paragraaf 2). Daarbij werd vooral geprofi teerd van het
in deze jaren teruglopende verschil tussen de rente op staatsobligaties en credits
ten opzichte van de euro-swaprente. In 2018 was liepen de creditspreads op, waar-
door er een underperformance was op de vastrentende waarden en daarmee ook op
het totaal nettorendement.
De bovenvermelde rendementen per categorie zijn inclusief valutaresultaat en zijn
vooral positief beïnvloed door de stijging van de Amerikaanse dollar (in 2017 was
dit een daling). Het valutarisico wordt echter met een overlay afgedekt. Deze
afdekking had in 2018 een negatief effect op het totaal nettorendement.
De renteafdekking droeg in 2018 positief bij aan het rendement. Deze bijdrage is
berekend door uit te gaan van een exacte afdekking van de kasstromen van de pen-
sioenverplichtingen met renteswaps, waarbij alléén rekening wordt gehouden met
de afdekkingspercentages aan het begin van ieder kwartaal. De werkelijke afdek-
kingspercentages wijken meestal iets af van het strategische percentage. Dat ver-
klaart de kleine afwijking van de benchmark in bovenstaande tabel. De ‘bijdrage
renteafdekking’ is dus een indicatie van de ‘zuivere’ renteafdekking. In werkelijkheid
wordt niet alleen belegd in renteswaps, maar ook in staatsobligaties en credits, die
een (positieve of negatieve) spread hebben ten opzichte van de euro-swaprente. In
het rendement op de vastrentende waarden is bovendien sprake van valuta-effec-
ten.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 59
Rendement vastrentende waarden per categorie versus de benchmark(1)
(in procenten) Fonds Benchmark Fonds Benchmark
2018 2018 2017 2017
LDI-mandaat 4,2 2,5 −2,0 −1,9
Credits 2,7 3,0 −5,2 −5,7
Totaal vastrentende waarden 3,6 4,0 −3,3 −5,5
(1) Het totaalrendement in de tabel is niet het gewogen gemiddelde van de 2 categorieën. Het rendement op
het LDI-mandaat en op de totale vastrentende waarden wordt vergeleken met de mutatie in de voorziening
pensioenverplichtingen als gevolg van wijzigingen in de euro-swaprente. Voor beiden geldt dat de
benchmarks zijn gecorrigeerd voor de valuta-overlay. De credits worden meegenomen in het totaal, maar in
de tabel vergeleken met een creditbenchmark.
Het rendement op vastrentende waarden wordt in sterke mate bepaald door de
hoogte en de ontwikkeling van de marktrente en door valuta-effecten. In 2018
daalde de marktrente en steeg de Amerikaanse dollar, waardoor het rendement op
de gehele vastrentende portefeuille positief was (exclusief valutahedge) en hoger
dan in 2017, toen de marktrente steeg en de Amerikaanse dollar daalde. Het rende-
ment op de credits was positief door de stijging van de Amerikaanse dollar. Met
inachtneming van de valuta-afdekking was het rendement op de credits negatief
door de opgelopen creditspreads en bovendien was er een underperformance.
Rendement aandelen per regio versus de benchmark
(in procenten) Fonds Benchmark Fonds Benchmark
2018 2018 2017 2017
Developed markets −3,8 −4,0 7,2 7,7
Emerging markets −10,2 −10,3 20,1 20,6
−4,9 −5,1 9,4 9,9
Het rendement op aandelen (exclusief valutahedge) was in 2018 lager dan in 2017,
vooral door de koersdalingen in het vierde kwartaal 2018. Mede dankzij het gehan-
teerde uitsluitingsbeleid (zie paragraaf 5.4.6) was er in 2018 een outperformance
van 0,2% (2017: underperformance 0,5%). Het rendement op aandelen in de
emerging markets was in deze twee jaar volatieler dan in de developed markets.
Rendement overige categorieën
In 2018 was het rendement op vastgoed hoger dan in 2017 en 1,9% hoger dan de
benchmark.
Het rendement op de beursgenoteerde vastgoedfondsen bedroeg 1,8% (2017:
2,0%) en was 1,7% (2017: 4,1%) beter dan de benchmark. De gerichte keuze voor
groei-aandelen pakte net als in 2017 goed uit.
Het rendement op niet-beursgenoteerd vastgoed bedroeg 12,7% (2017: −/− 2,5%)
en was 2,7% beter dan de benchmark (2017: −/−12,5%). Het verschil ten opzichte
van de benchmark geeft een vertekend beeld. De benchmark betreft een vaste tar-
get van 10% per jaar, waarbij geen rekening wordt gehouden met valuta-effecten.
Het gemeten rendement is in euro, en in 2018 was er positieve (2017: negatieve)
impact van de ontwikkeling van de Amerikaanse dollar. De vaststelling van de net
asset value (NAV) vindt bovendien altijd plaats met twee maanden vertraging,
waardoor deze niet meegenomen kan worden in de performancemeting van het
fonds. Dit pakte in 2017 nadelig uit door een negatieve bijstelling achteraf van de
60 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
NAV per ultimo 2016. In lokale valuta bedroeg het rendement 2018 van CBRE
Global Alpha 10,1% (vijfjaars 10,2%). Vermogensbeheerder CBRE kiest voor hoge
kwaliteit vastgoed met een hoog verwacht huurrendement.
Het resultaat op private equity was hoger dan in 2017 en ook hoger dan het rende-
ment op de aandelenmarkt, dat voor deze categorie als benchmark fungeert. Pri-
vate equity reageert met vertraging op de aandelenbeurzen, hetgeen in 2018 ten
opzichte van 2017 duidelijk in het rendement is te zien. Over de gehele looptijd van
de fondsen waarin wordt geparticipeerd is het nettorendement vergelijkbaar met
dat van aandelen.
5.5 Uitvoeringskosten en kosten vermogensbeheer
De gerapporteerde kosten van het fonds zijn conform de aanbevelingen van de Pen-
sioenfederatie uitgesplitst in uitvoeringskosten van de pensioenregeling en kosten
vermogensbeheer.
Het fonds publiceert voor de kosten vermogensbeheer bewust alleen geaggre-
geerde cijfers, aangezien de gegevens per beleggingscategorie eenvoudig te herlei-
den zijn tot individuele mandaten en managers en daarmee concurrentiegevoelige
informatie bevatten.
Uitvoeringskosten en kosten vermogensbeheer
(Bedragen in € duizend, per participant in €, percentages in 2018 % 2017 %
procenten van het gemiddeld belegd vermogen)
Gemiddeld belegd vermogen (1) 1.093.399 1.082.932
Uitvoeringskosten
– Kosten uitvoering pensioenregeling 790 0,07 750 0,07
– Aantal participanten 7.584 7.575
– Aantal participanten exclusief gewezen deelnemers 3.424 3.356
– Kosten per participant (in €) 104 99
– Kosten per participant exclusief gewezen deelnemers (in €) 231 223
Kosten vermogensbeheer
– Management fees 1.508 0,14 1.522 0,14
– Consultants, custodian en juridische kosten 595 0,06 578 0,05
– Bijkomende beheerskosten mandaten 524 0,05 620 0,06
– Bewaarloon 88 0,01 83 0,01
– Performance fees 34 0,00 372 0,04
– Toegerekende interne kosten 464 0,04 452 0,04
Totale kosten vermogensbeheer (exclusief transactiekosten) 3.213 0,30 3.627 0,34
– Transactiekosten 1.026 0,09 1.099 0,10
Totale kosten vermogensbeheer (inclusief transactiekosten) 4.239 0,39 4.726 0,44
Totaal uitvoeringskosten en kosten vermogensbeheer 5.029 0,46 5.476 0,51
(1) Het gemiddeld belegd vermogen wordt vastgesteld op basis van de maandultimostanden.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 61
Uitvoeringskosten
De uitvoeringskosten van de pensioenregeling bestaan uit bestuurskosten, adminis-
tratiekosten, advies- en controlekosten, en huur (volgens de rubricering in de DNB-
jaarverslagstaten; zie de toelichting op de jaarrekening nummer 8). In 2018 zijn de
uitvoeringskosten hoger dan in 2017, vooral door de reguliere stijging van de sala-
rissen van de medewerkers van het pensioenbureau, hogere kosten voor het intern
toezicht vanwege de overgang op een raad van toezicht en hogere vergoedingen en
opleidingskosten door uitbreiding van het bestuur.
Interne kosten die betrekking hebben op het vermogensbeheer, zoals personeels-
en controlekosten, worden volgens vaste verdeelsleutels toegerekend aan de kos-
ten vermogensbeheer. In 2018 betrof dit 37% van de interne kosten (2017: 38%).
De verdeelsleutels zijn vastgesteld op basis van het aantal medewerkers, dat
betrokken is bij de beleggingen, en een inschatting van de daaraan toe te rekenen
advies- en controlekosten.
Het bestuur heeft als doelstelling de uitvoering van de pensioenregeling tegen een
goede prijs/kwaliteit-verhouding te realiseren. Om te toetsen of aan deze doelstel-
ling wordt voldaan, heeft het fonds deelgenomen aan het benchmarkonderzoek
2018 van LCP. In de door LCP vastgestelde peergroup bedroegen de uitvoerings-
kosten over de periode 2015-2017 gemiddeld € 341,− per deelnemer per jaar. De
uitvoeringskosten van het fonds bedroegen over die periode gemiddeld € 223,−.
Het bestuur vindt het uit oogpunt van de toekomstbestendigheid van het fonds van
groot belang dat de uitvoeringskosten laag blijven, en dat daarbij toch een hoog
kwaliteitsniveau wordt gerealiseerd op het gebied van communicatie, deskundig-
heidsbevordering en risicobeheer. De kosten van het fonds over 2018 kunnen nog
niet worden vergeleken met andere pensioenfondsen, omdat de benchmarkonder-
zoeken later in 2019 plaatsvinden.
Kosten vermogensbeheer
■ Management fees
De management fees zijn de vergoedingen voor de externe vermogensbeheerders.
Het fonds heeft een mix van passief en actief beheer. De kosten van passief beheer
zijn lager dan van actief beheer. De management fees van vastgoed en private
equity zijn hoger dan van aandelen- en obligatiemandaten. In 2018 waren de
management fees vrijwel gelijk aan 2017. In de meeste mandaten is de hoogte van
de management fee, al dan niet met een staffel, gerelateerd aan de omvang van het
mandaat.
■ Consultants, custodian en juridische kosten
De kosten voor consultants en juridische kosten hebben betrekking op de advise-
ring bij de selectie, aanstelling en monitoring van de externe vermogensbeheerders
en strategische advisering op het gebied van vermogensbeheer. De kosten voor de
custodian hebben betrekking op de beleggingsadministratie, de performanceme-
ting, de compliance controles en de risicomonitoring. Deze kosten waren in 2018
nagenoeg gelijk aan 2017.
■ Bijkomende beheerskosten mandaten
De bijkomende beheerskosten van het extern vermogensbeheer betreffen naast
custodian- en auditkosten van de beleggingsfondsen waarin het fonds participeert,
ook de kosten van de onderliggende beleggingsfondsen in enkele ‘fund of funds’-
participaties. Deze kosten worden niet rechtstreeks bij het fonds in rekening
gebracht, maar zijn verwerkt in de waarde van de beleggingen (indirecte beleg-
gingsopbrengsten; zie de toelichting op de jaarrekening nummer 8). De benodigde
gegevens worden verstrekt door de managers. In vergelijking met 2017 zijn de bij-
komende kosten in 2018 gedaald bij de mandaten voor vastgoed (door het afne-
mende belang in CBRE Eurosiris) en private equity (door een afnemend belang).
62 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
■ Bewaarloon
Het bewaarloon heeft betrekking op de kosten voor het in depot houden (bewa-
ring) van effecten van de discretionaire mandaten en de terugvordering van divi-
dendbelasting. De kosten zijn in 2018 gestegen ten opzichte van 2017 vanwege de
kosten van het nieuwe aandelenmandaat (zie paragraaf 5.4.5).
■ Performance fees
De performance fees hebben betrekking op de private equity fondsen. De managers
van private equity ontvangen een performance fee als een vooraf afgesproken mini-
mumrendement (‘hurdle rate’) wordt overschreden. Bij de berekening van dit ren-
dement wordt de hele looptijd van de investering meegenomen. De performance
fees daalden in 2018 ten opzichte van 2017 omdat minder extra performance werd
behaald in de onderliggende fondsen in de ‘fund of funds’-mandaten.
■ Toegerekende interne kosten
Zie de toelichting bij de uitvoeringskosten van de pensioenregeling.
■ Transactiekosten
De transactiekosten hebben betrekking op aan- en verkopen van beleggingen. Deze
kosten kunnen bestaan uit provisie, belastingen, settlement- en betalingskosten. Bij
een aantal transacties (onder andere obligaties en valuta) worden provisies niet
apart in rekening gebracht, maar verwerkt in de bied- en laatkoersen (bid-ask
spreads). Voor beleggingsfondsen wordt met ingang van 2017 het ‘look through-
principe’ toegepast. De hoogte van de transactiekosten moet worden beoordeeld in
relatie tot de mate van actief beheer.
De transactiekosten daalden in 2018 ten opzichte van 2017, vooral door lagere bid-
ask spreads bij de vastrentende waarden en ondanks de kosten van de overgang
naar een nieuw aandelenmandaat.
Beoordeling bestuur van de kosten vermogensbeheer en benchmarking
De hoogte van de kosten vermogensbeheer wordt door het bestuur beoordeeld
naar de aard van de beleggingsmandaten, het verwachte rendement en het risico
van een beleggingscategorie. Naast passieve mandaten tegen relatief lage kosten,
heeft het fonds een aantal actieve mandaten en participaties in private equity en
vastgoed, waar het kostenniveau aanzienlijk hoger is. De management fees worden
periodiek door het fonds getoetst, voor het laatst in april 2018, en deze zijn markt-
conform.
Op basis van het benchmarkonderzoek over 2015-2017 van LCP, heeft het fonds
gemiddeld lagere vermogensbeheerkosten (0,33%, exclusief transactiekosten) dan
de peergroup (0,34%). De transactiekosten waren hoger (0,12%) dan bij de peer-
group (0,08%) vanwege het grote aantal kleine transacties in het creditmandaat,
dat de aard van dit mandaat met zich meebrengt. In 2018 zijn de transactiekosten
in dit mandaat gedaald doordat de bid-ask spreads lager waren dan in 2017. Inclu-
sief transactiekosten waren de vermogensbeheerkosten (0,45%) een fractie hoger
dan van de peergroup (0,42%).
Uit het benchmarkonderzoek van LCP blijkt dat het fonds met een relatief laag
risico profi el een goed rendement haalt, tegen een aanvaardbaar kostenniveau. Het
bestuur acht het kostenniveau daarom passend bij de gekozen mandaten.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 63
5.6 Herstelplan en haalbaarheidstoets
5.6.1 Herstelplan
Het fonds heeft een herstelplan opgesteld omdat er sprake was van een reserve -
tekort. Vanaf 2015 wordt jaarlijks een nieuw herstelplan opgesteld zolang het reserve -
tekort nog niet verdwenen is. Het herstelplan van 2018 is door DNB goedgekeurd.
Begin 2019 is opnieuw een herstelplan ingediend bij DNB.
Bij het scenario van het herstelplan 2019 met wederom een looptijd van acht jaar
is herstel van de beleidsdekkingsgraad naar een niveau boven de vereiste dekkings-
graad (116,3%) mogelijk in vier jaar. De looptijd is gebaseerd op de benodigde her-
steltermijn vanaf de kritische dekkingsgraad (96,4%) naar de vereiste dekkings-
graad. Indien het fonds niet in staat is om binnen acht jaar te herstellen, worden de
pensioenaanspraken en -rechten gekort (zie ook paragraaf 1.4.2).
Het herstelplan gaat uit van het in 2018 ongewijzigd vastgestelde beleggings-, pre-
mie-, toeslagen- en kortingsbeleid (zie de paragrafen 1.4 tot en met 1.6) en de
richtlijnen van DNB, zoals met betrekking tot de rendementsveronderstellingen. Er
zijn geen aanvullende maatregelen nodig, zoals een extra bijdrage van de werkgever
of kortingen op de pensioenaanspraken en -rechten.
In 2020 zullen nieuwe parameters van toepassing zijn op basis van een advies van
de Commissie Parameters, dat in de zomer van 2019 wordt verwacht.
In onderstaande grafi ek is de ontwikkeling van de feitelijke dekkingsgraad en de
beleidsdekkingsgraad weergegeven ten opzichte van de (minimaal) vereiste dek-
kingsgraad. Tot en met 2018 betreft het de werkelijke cijfers; vanaf 2019 zijn de
cijfers volgens het nieuwe herstelplan gepresenteerd. In 2022 komt de beleids-
dekkingsgraad volgens deze prognose boven de vereiste dekkingsgraad.
Dekkingsgraad (DG)
Werkelijk tot en met 2018, herstelplan vanaf 2019
Feitelijk DG Beleids DG Vereiste DG Minimaal Vereiste DG
64 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
5.6.2 Uitkomsten van de haalbaarheidstoets 2018
Pensioenfondsen moeten jaarlijks met behulp van een haalbaarheidstoets toetsen
of de pensioenregeling op basis van het vigerende beleggings- en risicobeleid op
lange termijn de resultaten oplevert die het bestuur voor ogen heeft. Er wordt
onder andere gekeken naar behoud van koopkracht: kan de infl atie worden gecom-
penseerd en zijn de uitkomsten voor alle leeftijdsgroepen ongeveer gelijk? Om dit
te kunnen beoordelen wordt er, rekening houdend met de 2.000 door DNB voor-
geschreven toekomstscenario’s, vooruitgerekend over een periode van 60 jaar. Als
uit de jaarlijkse toetsing zou blijken dat de uitkomsten aanzienlijk afwijken van de
door de wet voorgeschreven en het bestuur vastgestelde grenzen, gaat het bestuur
in overleg met sociale partners om de vervolgstappen te bespreken.
Het pensioenresultaat, zoals vastgesteld in de haalbaarheidstoets, is een moment-
opname. Er is geen garantie dat het onder alle omstandigheden wordt gerealiseerd.
Nadrukkelijk geldt dat het resultaat een gemiddelde is over een 60-jarige periode
en uitgaat van voorgeschreven economische scenario’s op de korte termijn; en ook
als de economie zich slechter ontwikkelt, zal het pensioenresultaat lager zijn en is
een korting niet uitgesloten.
Uit de haalbaarheidstoets 2018 is gebleken dat de uitkomsten binnen de grenzen
van de in 2015 uitgevoerde aanvangshaalbaarheidstoets vallen:
■ Het pensioenresultaat voor het mediaan scenario is gelijk aan 100,5% (2017:
99,1%) en is daarmee hoger dan de ondergrens van 87%.
■ De afwijking van het pensioenresultaat in het ‘slechtweerscenario’ is gelijk aan
30% (2017: 29%) en is daarmee lager dan de maximale afwijking van 35%.
5.7 Actuariële analyse
In 2018 kan het saldo van baten en lasten actuarieel als volgt worden verklaard:
Actuariële analyse
(in € miljoen) 2018 2017
Opbrengst beleggingen −17,7 49,9
Kosten pensioenregelingen
Resultaat op bijdragen −1,1 −1,6
Toeslagverlening − −0,4
Benodigde interest 2,5 2,2
Wijziging sterftegrondslagen 10,6 −
Wijziging rekenrente −37,2 12,8
−25,2 13,0Saldo opbrengst beleggingen/
kosten pensioenregelingen −42,9 62,9
Resultaat op levenskansen 1,4 0,6
Overige verschillen −0,5 −0,3
Saldo van baten en lasten −42,0 63,2
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 65
Opbrengst beleggingen/kosten pensioenregelingen
Uit de beleggingsopbrengsten dienen in principe de actuariële kosten van de pen-
sioenregelingen gedekt te worden. Het saldo opbrengst beleggingen/kosten pen-
sioenregelingen bedroeg € 42,9 miljoen negatief (2017: € 62,9 miljoen positief).
Het negatieve saldo is vooral veroorzaakt door de opbrengst beleggingen (een ver-
lies van € 17,7 miljoen) en de daling van de rekenrente (een verlies van € 37,2 mil-
joen). Daar stond tegenover een verlaging van de voorziening pensioenverplichtin-
gen met € 10,6 miljoen aan baten, als gevolg van de invoering van de Prognosetafel
AG2018.
Resultaat op bijdragen
Het actuarieel tekort/overschot op bijdragen (pensioenpremies) is het saldo van de
beschikbare bijdragen en de kosten van de opbouw van pensioenaanspraken van
actieve deelnemers. In 2018 is er een tekort op bijdragen van € 1,1 miljoen (tekort
in 2017: € 1,6 miljoen), omdat de ontvangen premie van 24,0% lager is dan de
actuarieel benodigde premie, waarbij de bufferopslag nog buiten beschouwing is
gebleven. Inclusief bufferopslag zou het tekort € 1,5 miljoen groter zijn. In de toe-
lichting op de staat van baten en lasten (zie de toelichting op de jaarrekening num-
mer 8) worden de defi nities die het fonds hanteert voor de kostendekkende premie
verder uitgewerkt.
Het tekort op bijdragen komt ook tot uitdrukking in de premiedekkingsgraad van
87,2% (2017: 76,8%; zie voor de defi nitie van de premiedekkingsgraad paragraaf
1.5.3).
Resultaat op bijdragen
(in € miljoen) 2018 2017
Beschikbaar:
Ontvangen premies en koopsommen(1)
7,8 7,8
Kosten:
Pensioenopbouw 8,7 9,2
Opslag voor uitvoeringskosten 0,2 0,2
8,9 9,4
Overschot (+) / tekort (−) −1,1 −1,6
(1) De toevoeging aan de premie-egalisatiereserve van € 0,5 miljoen in 2017 is nog niet op deze bedragen in mindering gebracht.
In 2018 was de toevoeging afgerond nul.
Toeslagverlening
Per 1 januari 2018 zijn de pensioenaanspraken en -rechten met 0,04% verhoogd.
Deze verhoging werd verwerkt in de voorziening pensioenverplichtingen per 31
december 2017. Omdat het besluit tot een toeslagverlening van 0,48% per 1 janu-
ari 2019 na balansdatum werd genomen, wordt deze verhoging in 2019 verant-
woord.
Benodigde interest
De benodigde interest betreft de interest die volgens de actuariële grondslagen
gerealiseerd dient te worden. In 2018 is de benodigde interest berekend met 0,3%
negatieve rente, de 1-jaarsrente per 1 januari 2018 (2017: een negatieve rente van
0,2%). Omdat de rente voor korte looptijden op 1 januari 2018 net als in 2017
negatief was, resulteert een bate.
66 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Wijziging sterftegrondslagen
De bate van de overgang op de Prognosetafel AG2018 bedroeg € 10,6 miljoen.
Volgens de nieuwe tafel is de levensverwachting iets gedaald ten opzichte van de
AG2016. In 2017 waren er geen wijzigingen in de sterftegrondslagen.
Wijziging rekenrente
Door de daling van de rekenrente naar gemiddeld 1,3% (2017: 1,4%) steeg de
voorziening pensioenverplichtingen met € 37,2 miljoen. De rekenrente wordt
bepaald met een rentetermijnstructuur op basis van de door DNB vastgestelde
UFR-systematiek.
Resultaat op levenskansen
Het resultaat op levenskansen ontstaat doordat participanten langer/korter leven
dan wordt verwacht volgens de overlevingstafels (langlevenrisico) en door meer/
minder ingang van nabestaandenpensioen (kortlevenrisico). In 2018 was er een
positief resultaat op levenskansen (sterftewinst) van € 1,4 miljoen (2017: € 0,6
miljoen), waarvan een verlies van € 0,3 miljoen op langleven (2017: een verlies van
€ 1,1 miljoen) en een winst van € 1,7 miljoen op kortleven (2017: een winst van
€ 1,7 miljoen).
Overige verschillen
Naast de genoemde verschillen zijn er nog andere geringe afwijkingen ten gevolge
van onder meer waardeoverdrachten, waar bij inkoop en afkoop afwijkingen ont-
staan, en uitruil. Het verschil bedroeg in 2018 een verlies van € 0,5 miljoen (2017:
een verlies van € 0,3 miljoen).
5.8 Vooruitzichten
De pensioenfondsen staan uit diverse achtergronden ingrijpende veranderingen te
wachten die zorgen voor onzekerheid. Het bestuur acht heldere communicatie en
transparantie van groot belang om betrokkenheid van de participanten te realiseren
en het pensioenbewustzijn, en de daarbij behorende pensioenverwachtingen, te
managen.
In 2019 zal de aandacht van het bestuur primair uitgaan naar de ontwikkeling van
de dekkingsgraad en de uitvoering van het herstelplan. Volgens het herstelplan dat
in het eerste kwartaal van 2019 werd opgesteld, zal het reservetekort in vier jaar
verdwenen zijn. Dit is een vertraging ten opzichte van een jaar geleden, en blijft ook
onzeker, omdat de ontwikkeling van de rendementen en de rente meestal afwijken
van de voorgeschreven veronderstellingen die voor het opstellen van een herstel-
plan worden gebruikt.
Als de dekkingsgraad verder zou dalen, zal het bestuur indien nodig aanvullende
maatregelen treffen, waaronder overleg met de werkgever voor het kwijtschelden
van de achtergestelde lening en een eventuele extra bijdrage. Indien de aanvul-
lende maatregelen geen of onvoldoende effect sorteren, kan het bestuur overgaan
tot het korten van de pensioenaanspraken en -rechten.
Daarnaast zijn de belangrijkste actiepunten voor 2019:
■ De mogelijke veranderingen in het pensioenstelsel.
■ De herijking van de strategische heroriëntatie in verband met de toekomst-
bestendigheid van het fonds, waaronder de continuïteit van het bestuur.
■ De uitwerking van de IORP II-richtlijn, waaronder de inrichting van de drie sleu-
telfuncties.
■ De evaluatie van de kernrisico’s actuarieel risico en beleggingsrisico in het kader
van het risicomanagementbeleid.
■ Het implementeren van een intensiever maatschappelijk verantwoord beleg-
gingsbeleid.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 67
■ Het toepassen van de navigatiemetafoor en het communiceren van het bereik-
baar pensioen van participanten in drie scenario’s.
■ De implementatie van de Wet waardeoverdracht en afkoop kleine pensioenen.
■ De geschiktheidsbevordering: competentie- en deskundigheidsontwikkeling
voor de bestuursleden, de medewerkers van het pensioenbureau en de leden van
het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht.
In 2019 en ook de jaren daarna zullen de volgende belangrijke ontwikkelingen door-
werken:
■ Voorwaardelijkheid en versobering van de toeslagverlening
Het is de ambitie van het fonds om toeslagen te verlenen op de toegezegde pen-
sioenaanspraken en -rechten ter grootte van de stijging van de prijsindex. Het fonds
kan echter geen garanties geven op een waardevast pensioen.
Gezien de nog steeds te lage beleidsdekkingsgraad eind 2018 zal toeslagverlening
ook de komende jaren niet of niet volledig kunnen plaatsvinden. Voor eventuele
toeslagverlening zal de belangrijkste bijdrage moeten komen van het rendement uit
de beleggingen.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. Toe-
slagverlening vindt alleen plaats als de fi nanciële situatie van het fonds dat toe-
laat. De fi nanciële positie is niet alleen afhankelijk van het beleggingsbeleid en het
gerealiseerde beleggingsresultaat, maar ook van de rente waarmee de pensioen-
verplichtingen moeten worden berekend en de ontwikkeling van de levensverwach-
ting.
■ Beleggingen: politieke en economische ontwikkelingen
Het resultaat van de beleggingen is afhankelijk van de ontwikkelingen op de fi nan-
ciële markten. In 2018 zwakte de economische groei af. Politieke ontwikkelingen
zorgen bovendien voor onzekerheid door de dreigende keuze voor nationale belan-
gen, zoals brexit en de handelsbeperkende maatregelen van de Verenigde Staten.
■ Beperkte mogelijkheden van het premiestuur
Vanwege de beperkte fi nanciële impact van een eventuele premieverhoging is in
het vastgestelde premiebeleid de pensioenpremie geen stuurvariabele. De sociale
partners hebben in beginsel een vast premiepercentage afgesproken voor de perio-
de 2015 tot en met 2019.
In 2019 wordt een ongewijzigde premie van 24,0% in rekening gebracht (zie para-
graaf 1.5). Deze premie is gebaseerd op de 10-jaarsrentedemping en een buffer-
opslag van 16,3%. Het opbouwpercentage is variabel, maar bedraagt in 2019 onge-
wijzigd het fi scaal maximum van 1,875%, vanaf 1 januari 2018 echter wel bij een
hogere pensioenrichtleeftijd van 68 jaar. Volgens de prognoses van het fonds (bij
een premie van 24%) zal de in rekening gebrachte premie in 2019 en de drie jaren
daarna lager zijn dan de gedempte kostendekkende premie. Het tekort wordt ont-
trokken aan de premie-egalisatiereserve om de pensioenopbouw op peil te houden.
Als in 2022 de premie-egalisatiereserve uitgeput is, zal bij een gelijkblijvende feite-
lijke premie de opbouw verlaagd moeten worden.
Ten opzichte van de zuivere kostendekkende premie is een tekort ontstaan door de
lage rente. Hoewel het bestuur verwacht dat dit tekort de komende jaren zal ver-
minderen (hogere premiedekkingsgraad), zal de premiesystematiek in 2019 op -
nieuw worden geëvalueerd, waarbij rekening wordt gehouden met een evenwich-
tige belangenafweging van alle participanten. In 2019 worden met de werkgever
nieuwe afspraken gemaakt over de premie voor 2020 en eventueel de jaren daarna.
68 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
■ Verzwaring van de eisen die aan het bestuurlijk model worden gesteld
De wettelijke eisen die worden gesteld aan de pensioenuitvoering worden steeds
strenger. Wetgeving en toezichthouders stellen zwaardere eisen aan beschikbaar-
heid, competenties, vaardigheden en geschiktheid van bestuurders, wat kan leiden
tot een groter beroep op externe deskundigen, die minder binding hebben met het
fonds, en tot hogere uitvoeringskosten. Het bestuur zal continu een evenwichtige
afweging maken met betrekking tot voortzetting van het fonds ten opzichte van
alternatieve besturingsmodellen waarbij de bestuurlijke lasten en kosten beperkt
blijven, terwijl het fonds zijn eigen identiteit, solidariteitskring en serviceniveau kan
behouden. Het fonds evalueert periodiek of het huidige paritaire bestuursmodel de
meest geschikte vorm is, gegeven de huidige en toekomstige veranderingen binnen
de pensioensector.
In 2018 kwam de raad van toezicht in de plaats van de visitatiecommissie voor het
intern toezicht. De IORP II-richtlijn brengt met zich mee dat vanaf begin 2019 het
fonds de drie sleutelfuncties interne audit, de actuariële functie en de risicobeheer-
functie binnen de organisatie ingericht moet hebben. Deze wijzigingen betekenen
een verdere uitbreiding van het governancemodel en de daarbij behorende kosten.
■ Toenemende uitvoeringskosten
De veranderingen in het pensioenstelsel en de verzwaarde wettelijke eisen aan de
pensioenuitvoering en de governance zullen leiden tot een stijging van de uitvoe-
ringskosten. Tevens zullen de kosten voor ICT oplopen. Het bestuur zal de kosten-
ontwikkeling goed blijven monitoren en beoordelen of het niveau van de uitvoe-
ringskosten concurrerend blijft in vergelijking met andere pensioenuitvoerders.
■ Bestaansrecht en de toekomstbestendigheid van pensioenfondsen
Er zijn goede argumenten om te kiezen voor een eigen ondernemingspensioen-
fonds, zoals de invloed en betrokkenheid van de belanghebbenden, het hoge ser-
viceniveau en een laag en acceptabel niveau van de uitvoerings- en vermogens-
beheerkosten.
Het bestuur heeft in 2018 geconcludeerd dat het bestaansrecht voorlopig niet in
het geding is. Er zijn echter ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op het
bestaansrecht van het fonds en die het noodzakelijk maken om de uitvoering van de
pensioenregeling via een eigen ondernemingspensioenfonds periodiek te toetsen,
te evalueren en indien nodig actie te ondernemen.
Deventer, 29 mei 2019
Bestuur: Directeur: Raad van toezicht:
F.A.J. van Buren, voorzitter A.P. Keur E.C.H. Klijn, voorzitter
Mw. D. Schaafsma, secretaris E.R. Capitain
P.C. van Aalst Mw. L.L.F. Rutgers
R.H. Alsen
H. van de Bunt
J.C. Derriks
Mw. M.C. Gelmers-Hollink
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 69
Balans per 31 december 2018 na bestemming van saldo baten en lasten
(x € 1.000) 2018 2017
Activa
Beleggingen 945.780 974.699
Derivaten (actief) 22.137 33.768
Herverzekerde pensioenverplichtingen 6.036 6.384
Vorderingen en overlopende activa 1.313 475
Liquide middelen 118.375 126.176
1.093.641 1.141.502
Passiva
Algemene reserve 59.030 101.007
Bestemmingsreserve 2.512 2.511
Eigen vermogen 61.542 103.518
Achtergestelde renteloze lening 25.000 25.000
Garantievermogen 86.542 128.518
Voorziening pensioenverplichtingen 982.271 980.186
Derivaten (passief) 9.488 8.551
Overige schulden en overlopende passiva 15.340 24.247
1.093.641 1.141.502
Feitelijke dekkingsgraad (1) 108,6% 112,9%
Beleidsdekkingsgraad (1) 112,9% 110,4%
(1) De feitelijke dekkingsgraad is gedefi nieerd als quotiënt met in de teller het totaal van de voorziening pensioenverplichtingen, de
algemene reserve en de achtergestelde lening, en in de noemer de voorziening pensioenverplichtingen. De beleidsdekkingsgraad
is het 12-maandsgemiddelde van de feitelijke dekkingsgraad.
Jaarrekening 2018
70 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Staat van baten en lasten 2018
(x € 1.000) 2018 2017
Baten
Beleggingsopbrengsten (1) −17.726 49.925
Premies en koopsommen 7.832 7.769
Pensioenuitkeringen herverzekering 464 519
−9.430 58.213
Lasten
Pensioenuitkeringen 30.231 29.857
Uitvoeringskosten 790 750
Mutatie voorziening
pensioenverplichtingen eigen rekening:
– Pensioenopbouw 8.954 9.356
– Toeslagverlening − 391
– Rentetoevoeging −2.494 −2.157
– Onttrekking voor pensioenuitkeringen −29.908 −29.561
– Onttrekking voor uitvoeringskosten −799 −793
– Wijziging marktrente 31 december 37.189 −12.844
– Wijziging uit hoofde van waardeoverdrachten 887 749
– Wijziging overlevingsgrondslagen −10.589 −
– Resultaat op levenskansen −1.401 −596
– Overige mutaties 594 461
2.433 −34.994
Saldo waardeoverdrachten −943 −678
Premie herverzekering 35 31
32.546 −5.034
Saldo van baten en lasten −41.976 63.247
Bestemming saldo van baten en lasten
Naar bestemmingsreserve 1 526
Naar algemene reserve −41.977 62.721
(1) De beleggingsopbrengsten zijn na aftrek van de kosten vermogensbeheer.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 71
Kasstroomoverzicht 2018
(x € 1.000) 2018 2017
Kasstroom uit pensioenactiviteiten
Ontvangsten
Premies en koopsommen 7.832 7.769
Inkomende waardeoverdrachten 2.086 1.026
Uitkeringen herverzekeringen 464 519
10.382 9.314
Uitgaven
Pensioenuitkeringen 30.231 29.857
Uitgaande waardeoverdrachten 1.143 348
Uitvoeringskosten 790 750
Premie herverzekering 35 31
32.199 30.986
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten −21.817 −21.672
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Bruto directe beleggingsopbrengsten 28.393 26.830
Directe kosten vermogensbeheer −2.903 −2.830
Mutatie opgelopen rente 378 192
Verkopen en afl ossingen van beleggingen 477.850 434.805
Aankopen en verstrekkingen beleggingen −479.876 −370.409
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten 23.842 88.588
Mutatie vorderingen en schulden −9.745 −1.013
Mutatie liquide middelen −7.720 65.903
Liquide middelen per 1 januari 126.176 60.299
Koers- en omrekeningsverschillen liquide middelen −81 −26
Mutatie liquide middelen −7.720 65.903
Liquide middelen per 31 december 118.375 126.176
72 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
1. Inleiding
Het statutaire doel van Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland (hierna:
het fonds), statutair gevestigd te Deventer, is het verlenen van pensioenaanspraken
om nu en in de toekomst uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden te
verstrekken ter zake van ouderdom en overlijden. Het fonds geeft invulling aan de
uitvoering van de pensioenregeling van Wolters Kluwer Holding Nederland B.V.
(WKNL) en de met haar gelieerde ondernemingen, die vallen onder de werkings-
sfeer van de tussen het fonds en WKNL gesloten uitvoeringsovereenkomst.
Het fonds is een ondernemingspensioenfonds, staat ingeschreven bij de Kamer van
Koophandel onder nummer 41244973 en is lid van de Pensioenfederatie.
2. Overeenstemmingsverklaring
De jaarrekening 2018 is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalin-
gen, zoals opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW), en met
inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.
Deze jaarrekening heeft betrekking op het boekjaar 2018, dat is geëindigd op
balansdatum 31 december 2018 en is opgesteld uitgaande van de continuïteits-
veronderstelling.
3. Grondslagen voor waardering van activa en passiva
en voor resultaatbepaling
AlgemeenAlle bedragen zijn vermeld in duizenden euro’s, tenzij anders aangegeven.
Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op actuele waarde.
Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij
anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze
betrekking hebben.
Schattingen en veronderstellingenDe opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9, Boek 2 BW ver-
eist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die
van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarden
van zowel de activa en verplichtingen, als de baten en lasten. De schattingen en
hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verle-
den en andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk en betrouwbaar
worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over
de boekwaarde van activa en verplichtingen, die niet op eenduidige wijze uit andere
bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattin-
gen.
Toelichting op de jaarrekening 2018
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 73
De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoor-
deeld. De effecten van schattingswijzigingen worden opgenomen in de periode
waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode
gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de
herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
Opname van een actief, verplichting, bate of lastEen actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toe-
komstige economische voordelen naar het fonds zullen toevloeien en de waarde
daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans
opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal
gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan
betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerde-
ring van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van
een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden waarvan
de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer
een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermin-
dering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevon-
den waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economi-
sche voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een
verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting
niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet
meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan
aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voor-
delen en de betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde.
Saldering van een actief en een verplichtingEen fi nancieel actief en een fi nanciële verplichting worden gesaldeerd als netto-
bedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele
bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wik-
kelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen.
De met de gesaldeerd opgenomen fi nanciële activa en fi nanciële verplichtingen
samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgeno-
men in de staat van baten en lasten.
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingenBeleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Hierbij wordt geen onderscheid
gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleg-
gingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen,
worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
Waarden in buitenlandse valutaActiva en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen
de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen
reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s
worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoers-verschil-
len zijn verwerkt in de staat van baten en lasten.
De belangrijkste gebruikte valutakoersen ultimo 2018 zijn:
■ USD 1,14 (ultimo 2017: 1,20)
■ GBP 0,90 (ultimo 2017: 0,89)
■ JPY 125,42 (ultimo 2017: 135,27)
74 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Vastrentende waardenBeursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleg-
gingsinstellingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurs-
koersen.
Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beurs-
genoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige
netto kasstromen (rente en afl ossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien,
contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening hou-
dend met het risicoprofi el (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden.
Zakelijke waarden■ Aandelen en private equity
Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstel-
lingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers.
De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleg-
gingsfondsen is bepaald op basis van de taxatiewaarde c.q. de laatst bekende intrin-
sieke waarde per balansdatum of de lagere verkoopwaarde.
■ Vastgoedbeleggingen (indirect vastgoed)
Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de
per balansdatum geldende beurskoers.
Niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen
de actuele waarde welke is bepaald op basis van de taxatiewaarde c.q. de laatst
bekende intrinsieke waarde per balansdatum of de lagere verkoopwaarde.
DerivatenDerivaten worden gewaardeerd op reële waarde. Derivaten die worden verhandeld
op een actieve markt, worden gewaardeerd op basis van de relevante marktnoterin-
gen. Wanneer derivaten niet op een actieve markt worden verhandeld, worden deze
gewaardeerd op basis van afgeleide marktnoteringen. Als deze afgeleide markt-
noteringen niet beschikbaar zijn, wordt de waarde bepaald met behulp van markt-
conforme waarderingsmodellen.
Herverzekerde pensioenverplichtingenVorderingen uit hoofde van herverzekerde pensioenverplichtingen worden als een
actief verantwoord en gewaardeerd tegen de contante waarde van de verzekerde
uitkeringen uit hoofde van het contract, volgens de grondslagen van het fonds.
Algemene reserveDe algemene reserve wordt bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle activa
en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtin-
gen en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarde-
ringsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. Het saldo over het boekjaar wordt,
na eventuele toevoegingen en onttrekkingen aan de bestemmingsreserve, ten gun-
ste of ten laste gebracht van de algemene reserve.
BestemmingsreserveIndien de ontvangen premie hoger is dan de kostendekkende premie, volgens de
grondslagen van het fonds, wordt het meerdere toegevoegd aan een bestemmings-
reserve, de premie-egalisatiereserve. Indien de ontvangen premie lager is dan de
kostendekkende premie, wordt het verschil onttrokken aan de premie-egalisatie-
reserve, voor zover het saldo toereikend is, om de pensioenopbouw zo veel mogelijk
op peil te houden. Toevoegingen en onttrekkingen aan deze bestemmingsreserve
worden verwerkt als bestemming van (een deel van) het saldo over het boekjaar.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 75
Achtergestelde renteloze leningDe achtergestelde renteloze lening wordt opgenomen tegen de nominale waarde.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van de in de overgangsbepaling RJ 290.1007 opge-
nomen vrijstelling tot herziening van de initiële waardering van fi nanciële instru-
menten aangegaan voor 1 januari 2007.
Voorziening pensioenverplichtingenDe voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde
(marktwaarde op basis van de UFR). Deze waarde wordt bepaald op basis van de
contante waarde van de beste inschatting van de toekomstige kasstromen die
samenhangen met de op balansdatum opgebouwde pensioenverplichtingen.
Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van de op
de balansdatum geldende pensioenreglementen en van de over de verstreken deel-
nemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of
toeslagen verleend worden op de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten. De
last van een eventuele toeslagverlening wordt in de berekening verwerkt in het jaar
dat het (defi nitieve) besluit is genomen. Er wordt geen rekening gehouden met
toekomstige salarisontwikkelingen.
De gehanteerde grondslagen en methoden voor de berekening van de voorziening
pensioenverplichtingen zijn vastgelegd in de ABTN. De belangrijkste actuariële
grondslagen zijn:
■ Volledige affi nanciering van verkregen aanspraken naar de stand van 31 decem-
ber volgens het koopsomstelsel.
■ Gehanteerde marktrente conform de rentetermijnstructuur FTK, zoals deze
wordt gepubliceerd door DNB. Deze rentetermijnstructuur is gebaseerd op de
door DNB voorgeschreven UFR.
■ Prognosetafel AG2018 rekening houdend met ervaringssterfte. In 2018 is de
prognosetafel aangepast en in de berekening van de voorziening pensioenver-
plichtingen per 31 december 2018 verwerkt. De ervaringssterfte wordt fonds-
specifi ek vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met het opleidings-
niveau van de populatie van het fonds, en is voor het laatst aangepast in 2016.
■ Voor actieve deelnemers is het partnerpensioen verzekerd op risicobasis.
■ Verondersteld wordt dat iedere actieve deelnemer en gewezen deelnemer met
aanspraken op partnerpensioen een partner heeft.
■ Aangenomen wordt dat de vrouw 3 jaar jonger is dan de man.
■ In het ouderdomspensioen is een opslag van 0,6% opgenomen voor de eenma-
lige uitkering bij overlijden.
■ In de voorziening pensioenverplichtingen wordt rekening gehouden met een kos-
tenopslag van 2% van de voorziening pensioenverplichtingen voor toekomstige
administratie- en excassokosten. Deze kostenopslag is in 2016 voor het laatst
getoetst door de adviserend actuaris.
■ De technische voorziening voor zieke actieve deelnemers op balansdatum die
naar verwachting in de toekomst arbeidsongeschikt zullen worden verklaard,
wordt bepaald op basis van 2 keer de opslag voor arbeidsongeschiktheid in de
premie, als benadering voor de daadwerkelijke ziektegevallen per balansdatum.
PensioenvermogenDaar waar in de jaarrekening gesproken wordt van het pensioenvermogen wordt
bedoeld de som van de algemene reserve en de voorziening pensioenverplichtin-
gen. Het pensioenvermogen ultimo 2018 bedraagt € 1.041,3 miljoen (2017:
€ 1.081,2 miljoen).
Premie en koopsommenOnder premies en koopsommen van werkgever en actieve deelnemers wordt ver-
staan de in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar
opgebouwde en verzekerde pensioenen. De premies en koopsommen zijn toegere-
kend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
76 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
BeleggingsopbrengstenDe beleggingsopbrengsten bestaan uit directe en indirecte beleggingsopbrengsten.
Directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op ontvangen rente en dividen-
den. Indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en onge-
realiseerde waardeveranderingen en valutaresultaten.
(In)directe beleggingsopbrengsten zijn toegerekend aan de periode waarop ze
betrekking hebben. Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn de aan
de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen en
andere kosten vermogensbeheer verrekend.
PensioenuitkeringenDe pensioenuitkeringen betreffen de aan pensioengerechtigden bruto uitgekeerde
bedragen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toe-
gerekend aan het verslagjaar waarop ze betrekking hebben.
UitvoeringskostenDe uitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking heb-
ben.
RentetoevoegingDe pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale markt-
rente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur (UFR). De
rentetoevoeging wordt tegen de 1-jaarsrente primo berekend over de beginstand
en de mutaties van de voorziening pensioenverplichtingen gedurende het jaar.
KasstroomoverzichtHet kasstroomoverzicht is volgens de indirecte methode opgesteld. Er wordt een
onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en kasstromen
uit beleggingsactiviteiten.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 77
4. Toelichting op de balans per 31 december 2018(x € 1.000)
Mutatieoverzicht beleggingen
Obligaties Aandelen Vastgoed Private Totaal
2018 equity
Balanswaarde per 1 januari 564.058 316.559 85.814 8.268 974.699
Aankopen/verstrekkingen 288.157 121.046 18.043 − 427.246
Verkopen/aflossingen −276.458 −148.713 −15.111 −3.120 −443.402
Herwaardering 4.365 −20.571 2.634 851 −12.721
Mutatie opgelopen rente −42 − − − −42
Balanswaarde per 31 december 580.080 (1) 268.321 91.380 5.999 945.780
(1) In de balanswaarde van de obligaties is een bedrag opgenomen van € 30,4 miljoen aan geldmarktfondsen (2017: € 29,6 miljoen).
Dit bedrag wordt, naast de transactiekas, vooral aangehouden als buffer in de creditportefeuille voor de exposure naar hypotheek-
obligaties in de vorm van TBA’s (to be announced; zie de tabel ‘Derivaten’ in deze toelichting).
Mutatieoverzicht beleggingen (totaal inclusief derivaten)
Totaal Valutatermijn- Renteswaps Totaal inclusief
2018 beleggingen contracten derivaten
Balanswaarde per 1 januari 974.699 11.002 14.215 999.916
Aankopen/verstrekkingen 427.246 52.630 − 479.876
Verkopen/aflossingen −443.402 −29.506 −4.942 −477.850
Herwaardering −12.721 −31.897 1.483 −43.135
Mutatie opgelopen rente −42 − −336 −378
Balanswaarde per 31 december 945.780 2.229 10.420 958.429
Mutatieoverzicht beleggingen
Obligaties Aandelen Vastgoed Private Totaal
2017 equity
Balanswaarde per 1 januari 628.417 304.752 83.151 11.886 1.028.206
Aankopen/verstrekkingen 303.148 20.567 21.458 − 345.173
Verkopen/aflossingen −337.032 −30.215 −15.341 −3.513 −386.101
Herwaardering −29.573 21.455 −3.454 −105 −11.677
Mutatie opgelopen rente −902 − − − −902
Balanswaarde per 31 december 564.058 316.559 85.814 8.268 974.699
78 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Mutatieoverzicht beleggingen (totaal inclusief derivaten)
Totaal Valutatermijn- Renteswaps Totaal inclusief
2017 beleggingen contracten derivaten
Balanswaarde per 1 januari 1.028.206 −12.221 22.568 1.038.553
Aankopen/verstrekkingen 345.173 25.229 7 370.409
Verkopen/aflossingen −386.101 −43.266 −5.438 −434.805
Herwaardering −11.677 41.260 −3.632 25.951
Mutatie opgelopen rente −902 − 710 −192
Balanswaarde per 31 december 974.699 11.002 14.215 999.916
Derivaten
2018 2017
Valutatermijncontracten per 31 december
Hoofdsommen (1)
1 & 3-maandscontracten USD 526.380 USD 518.783
1 & 3-maandscontracten GBP 41.191 GBP 35.615
1 & 3-maandscontracten JPY 3.659.302 JPY 3.934.749
1-maandscontracten CAD 1.040 CAD 520
1-maandscontracten AUD 350 AUD 350
Balanswaarde per 31 december
– actief 3.050 11.020
– passief −821 −18
Totaal valutatermijncontracten 2.229 11.002
Renteswaps per 31 december
Hoofdsommen (1) 281.830 274.940
Balanswaarde per 31 december
– actief 19.087 22.748
– passief −8.667 −8.533
Totaal renteswaps 10.420 14.215
Totale balanswaarde per 31 december
– actief 22.137 33.768
– passief −9.488 −8.551
Opgenomen onder Obligaties
TBA’s per 31 december
Hoofdsommen (1) USD 22.506 USD 41.708
Balanswaarde EUR 79 EUR −38
Obligatiefutures per 31 december
Hoofdsommen (1) (2) EUR 35.894 EUR 34.727
Balanswaarde EUR − EUR −
(1) De som van gekochte (long) en verkochte (short) posities (absolute bedragen).
(2) Hoofdsommen in USD zijn omgerekend naar EUR met de wisselkoers per 31 december.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 79
Ultimo 2018 is een bedrag van € 13,6 miljoen cash collateral ontvangen en € 0,5
miljoen in obligaties. Collateral dient als zekerheid voor de waarde van de uit-
staande renteswaps en valutatermijncontracten en wordt op dagbasis vastgesteld
en uitgewisseld. De posities bij de diverse tegenpartijen worden gesaldeerd. Het
renterisico in het creditmandaat wordt, naast renteswaps, met obligatiefutures
beheerst, die dagelijks worden afgerekend. Voor de renteswaps in central clearing is
een initial margin (een vaste borgsom) gestort in de vorm van staatsobligaties, die
eind 2018 een waarde hebben van € 8,3 miljoen.
Actuele waardeDe beleggingen van het fonds zijn gewaardeerd tegen actuele waarde. Daarbij
wordt onderscheid gemaakt tussen beleggingen met een direct waarneembare
marktnotering, beleggingen met een afgeleide marktnotering (gebaseerd op waar-
deringsmodellen waarbij gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata) en
beleggingen met een waardering gebaseerd op modellen waar geen gebruik is
gemaakt van waarneembare marktdata.
Opgemerkt wordt dat schattingen naar hun aard subjectief zijn en dat de geschatte
actuele waarden inherent onderhevig zijn aan onzekerheden en waardeoordelen ten
aanzien van de volatiliteit, rentestand en kasstromen. Deze schattingen zijn
momentopnames en gebaseerd op de op dat moment beschikbare informatie en
marktomstandigheden.
Waarderingsniveaus
niveau 1 niveau 2 niveau 3
afgeleide waarderings- Totaal
per 31 december 2018 marktnotering marktnotering modellen
Obligaties 580.080 − − 580.080
Aandelen (1) 224.521 43.800 − 268.321
Vastgoed 44.967 − 46.413 91.380
Private equity − − 5.999 5.999
Valutaderivaten − 2.229 − 2.229
Rentederivaten − 10.420 − 10.420
Totaal 849.568 56.449 52.412 958.429
In procenten 88,6% 5,9% 5,5% 100,0%
(1) Door de overgang van beleggingsfondsen naar een discretionair mandaat voor de developed markets (zie paragraaf 5.4.5) heeft
een verschuiving plaatsgevonden van niveau 2 naar niveau 1.
Waarderingsniveaus
niveau 1 niveau 2 niveau 3
afgeleide waardering- Totaal
per 31 december 2017 marktnotering marktnotering modellen
Obligaties 564.058 − − 564.058
Aandelen − 316.559 − 316.559
Vastgoed 46.238 − 39.576 85.814
Private equity − − 8.268 8.268
Valutaderivaten − 11.002 − 11.002
Rentederivaten − 14.215 − 14.215
Totaal 610.296 341.776 47.844 999.916
In procenten 61,0% 34,2% 4,8% 100,0%
80 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Herverzekerde pensioenverplichtingen
2018 2017
Stand per 1 januari 6.384 7.243
– Onttrekking voor pensioenuitkeringen −478 −516
– Resultaat op overlevingskansen 87 −308
– Wijziging marktrente 31 december 140 −37
– Wijziging overlevingsgrondslagen −51 −
– Overige mutaties −46 2
Stand per 31 december 6.036 6.384
De herverzekerde pensioenverplichtingen betreffen de door het fonds overgeno-
men verzekeringsovereenkomsten van in het verleden toegetreden ondernemingen.
Deze overeenkomsten zijn premievrij en er is geen sprake van resultaatdeling.
Vorderingen en overlopende activa
2018 2017
Rentedragende vordering:
– Rekening-courant Wolters Kluwer N.V. 617 76
– Dividendbelasting 51 93
– Pensioenpremie 9 20
– Rebate management fee 17 14
– Diversen 55 37
– Waardeoverdrachten 84 −
– Beleggingsdebiteuren (1) 480 235
Totaal 1.313 475
(1) Vordering uit hoofde van uitstaand cash collateral.
Liquide middelen
2018 2017
Bankrekeningen 8.440 3.276
Geldmarktfondsen 109.935 122.900
Totaal 118.375 126.176
De positie in geldmarktfondsen wordt voornamelijk aangehouden in het LDI-man-
daat in de combinatie met renteswaps (als alternatief voor een obligatiebelegging).
Verder bestaat deze positie uit € 13,6 miljoen cash collateral (2017: € 22,8 mil-
joen).
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 81
Algemene reserve
2018 2017
Stand per 1 januari 101.007 38.286
Resultaat boekjaar (1) −41.977 62.721
Stand per 31 december (2) 59.030 101.007
(1) Resultaat boekjaar na mutatie in bestemmingsreserve.
(2) Zie nummer 5.1 in de toelichting op de jaarrekening voor het VEV.
Bestemmingsreserve
2018 2017
Stand per 1 januari 2.511 1.985
Resultaat boekjaar (1) 1 526
Stand per 31 december (1) 2.512 2.511
(1) Uit het resultaat boekjaar is een bedrag bestemd voor de premie-egalisatiereserve.
Achtergestelde renteloze lening
2018 2017
Balanswaarde per 31 december 25.000 25.000
In december 2004 heeft WKNL het fonds een achtergestelde renteloze lening ver-
strekt. De lening heeft geen vaste looptijd. Afl ossing geschiedt slechts indien, en
voor zover, het eigen vermogen van het fonds voldoende hoog is om de toeslag-
verlening ‘in theorie’ onvoorwaardelijk te kunnen toezeggen. Het fonds zal overi-
gens in die situatie niet overgaan op een onvoorwaardelijke toezegging van de toe-
slagverlening. De actuele waarde van de lening bedraagt ultimo 2018 € 12,9
miljoen (2017: € 12,1 miljoen). Indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan 100%
en het fonds mogelijk een korting op de pensioenaanspraken en -rechten moet
toepassen, telt de lening (tegen actuele waarde) volgens de regelgeving niet mee bij
het eigen vermogen, en kan dan feitelijk niet worden gebruikt om kortingen te voor-
komen.
Voorziening pensioenverplichtingen
2018 % 2017 %
Actieve deelnemers 138.438 14,1 143.018 14,6
Gewezen deelnemers 380.889 38,8 380.132 38,8
Pensioengerechtigden 462.944 47,1 457.036 46,6
Totaal 982.271 100,0 980.186 100,0
82 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
De pensioenvoorziening actieve deelnemers is inclusief de technische voorziening
voor zieke actieve deelnemers die naar verwachting in de toekomst arbeidsonge-
schikt zullen worden verklaard. Deze voorziening is op balansdatum € 497.000,–.
Ultimo 2018 bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 1,3% (2017: 1,4%).
Verloop voorziening pensioenverplichtingen
2018 2017
Stand per 1 januari 980.186 1.016.039
Herverzekerde pensioenverplichtingen −6.384 −7.243
Voorziening pensioenverplichtingen
eigen rekening per 1 januari 973.802 1.008.796
Mutatie voorziening pensioen- verplichtingen eigen rekening:
– Pensioenopbouw 8.954 9.356
– Toeslagverlening − 391
– Rentetoevoeging −2.494 −2.157
– Onttrekking voor pensioenuitkeringen −29.908 −29.561
– Onttrekking voor uitvoeringskosten −799 −793
– Wijziging marktrente 31 december 37.189 −12.844
– Wijziging uit hoofde van waardeoverdrachten 887 749
– Wijziging overlevingsgrondslagen −10.589 −
– Resultaat op overlevingskansen −1.401 −596
– Overige mutaties 594 461
Voorziening pensioenverplichtingen
eigen rekening per 31 december 976.235 973.802
Herverzekerde pensioenverplichtingen 6.036 6.384
Stand per 31 december 982.271 980.186
Overige passiva
2018 2017
Beleggingscrediteuren (1) 13.585 22.784
Loonbelasting 522 515
Bijdrage Zorgverzekeringswet 131 123
Management fees 653 446
Overige vermogensbeheerkosten 37 24
Diverse crediteuren 412 355
Totaal 15.340 24.247
(1) Schulden uit hoofde van ontvangen cash collateral.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 83
5. Risicobeheer
Financiële risico’sDe belangrijkste fi nanciële risico’s zijn:
5.1 Solvabiliteitsrisico en dekkingsgraadrisico
● 5.1a Renterisico (S1)
● 5.1b Marktrisico (risico zakelijke waarden S2)
● 5.1c Valutarisico (S3)
● 5.1d Grondstoffenrisico (S4)
● 5.1e Kredietrisico en tegenpartijrisico (S5)
● 5.1f Verzekeringstechnisch risico (S6)
● 5.1g Liquiditeitsrisico (S7)
● 5.1h Concentratierisico (S8)
● 5.1i Operationeel risico (S9)
● 5.1j Risico actief beheer (S10)
5.2 Infl atierisico
5.3 Derivatenrisico
5.4 Systeemrisico
5.5 Sponsorrisico
Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het
beheersen van de fi nanciële risico’s:
■ Beleggingsbeleid (zie paragraaf 5.4.2).
■ Premiebeleid (zie paragraaf 1.5 en de toelichting op de jaarrekening nummer 8).
■ Toeslagen- en kortingsbeleid (zie paragraaf 1.4).
■ Herverzekeringsbeleid (zie de toelichting op de jaarrekening nummer 5.1f).
5.1 Solvabiliteitsrisico en dekkingsgraadrisicoHet fonds heeft bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de fi nanciering
daarvan te maken met fi nanciële risico’s. De doelstelling van het fonds is het nako-
men van de pensioentoezeggingen, waarbij wordt gestreefd naar een toereikende
solvabiliteit die tot uitdrukking komt in de dekkingsgraad. De feitelijke dekkings-
graad bedraagt ultimo 2018 108,6% (2017: 112,9%). In 2018 daalde de feitelijke
dekkingsgraad vooral door het negatieve rendement en de daling van de markt-
rente (UFR). Zie de tabel in paragraaf 5.1.1.
Naast de feitelijke dekkingsgraad wordt voor beleidsdoeleinden de beleidsdekkings-
graad vastgesteld. De beleidsdekkingsgraad is het 12-maandsgemiddelde van de
feitelijke dekkingsgraad. Deze bedroeg ultimo 2018 112,9% (2017: 110,4%).
Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat
er geen of onvoldoende ruimte beschikbaar is voor toeslagverlening. In het uiterste
geval kan het noodzakelijk zijn dat de pensioenaanspraken en -rechten verlaagd
moeten worden. Voordat dit gebeurt, zal het fonds eerst een verzoek bij de werkge-
ver indienen tot kwijtschelden van de achtergestelde lening en/of een bijstorting.
De afgelopen jaren was het niet mogelijk om de premie te verhogen door de afspra-
ken over de premiehoogte (zie paragraaf 1.5). In 2019 worden door sociale partners
nieuwe afspraken gemaakt over de premie in 2020 en de jaren daarna.
Het VEV volgens de normen van het FTK bedraagt ultimo 2018 € 159,9 miljoen
(2017: € 163,9 miljoen). De vereiste dekkingsgraad daalde in 2018 van 116,7% naar
116,3%. Het fonds heeft eind 2018 een reservetekort omdat de beleidsdekkings-
graad lager is dan 116,3%. Omdat de feitelijke dekkingsgraad is gedaald, neemt het
reservetekort toe van 3,8% naar 7,7%. In 2018 is het herstelplan ge actu aliseerd en
goedgekeurd door DNB (zie paragraaf 5.6.1). Het herstelplan is begin 2019 opnieuw
geactualiseerd. Op basis van de beleidsdekkingsgraad ultimo 2018 heeft het fonds
geen aanvullende maatregelen getroffen.
84 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Bij de berekening van de vereiste dekkingsgraad wordt uitgegaan van de strategi-
sche beleggingsportefeuille. Uit oogpunt van risicobeheersing berekent het fonds
daarnaast ook de vereiste dekkingsgraad bij de feitelijke portefeuille. Deze bedraagt
ultimo 2018 116,0% (2017: 117,2%). Het verschil geeft aan in hoeverre het risico
van de feitelijke portefeuille afwijkt van de strategische portefeuille en dat is eind
2018 gering. Het fonds hanteert een bandbreedte voor de vereiste dekkingsgraad
van 113%-118%. Als de bandbreedte wordt overschreden, is dit een signaal om het
risicoprofi el aan te passen.
Vereist (eigen) vermogen
(x € 1.000) 2018 % 2017 %
Voorziening pensioenverplichtingen 982.271 100,0 980.186 100,0
Buffers:
S1 Renterisico 23.499 2,4 25.423 2,6
S2 Risico zakelijke waarden 115.758 11,8 116.777 12,0
S3 Valutarisico 12.714 1,3 13.987 1,4
S5 Kredietrisico 48.026 4,9 50.460 5,1
S6 Verzekeringstechnisch risico 22.236 2,3 22.766 2,3
S10 Risico actief beheer 4.095 0,4 4.071 0,4
Diversificatie-effect −66.422 −6,8 −69.613 −7,1
Totaal S (vereiste buffers) 159.906 16,3 163.871 16,7
Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) 1.142.177 116,3 1.144.057 116,7
Aanwezig fondsvermogen (totaal activa
– schulden – premie-egalisatiereserve) 1.066.301 108,6 1.106.193 112,9
Overschot (+) / tekort (−) −75.876 −7,7 −37.864 −3,8
Het fonds houdt geen buffers aan voor het grondstoffenrisico (S4), het liquiditeits-
risico (S7), het concentratierisico (S8) en het operationeel risico (S9). Het fonds
belegt niet in grondstoffen. Het liquiditeitsrisico wordt zeer gering geacht. Dit-
zelfde geldt voor het concentratierisico. Voor de beheersing van het operationeel
risico wordt verwezen naar paragraaf 5.1.8.4.
De risico’s S1 tot en met S10 worden in de volgende subparagrafen verder toege-
licht.
5.1a Renterisico (S1)Renterisico is het risico van waardestijging of waardedaling in individuele beleg-
gingen en de mutatie in de voorziening pensioenverplichtingen als gevolg van ver-
anderingen in het niveau van de rente. Het fonds dekt het renterisico af op basis van
de euro-swaprente. Omdat het fonds in de balans renterisico loopt op basis van de
UFR wijkt de rentegevoeligheid af.
De duration van de pensioenverplichtingen op basis van de euro-swaprente is eind
2018 17,1 jaar (2017: 17,1 jaar), terwijl de duration van de vastrentende beleggin-
gen 13,6 jaar is (2017: 14,1 jaar). In 2018 was de nagestreefde rentehedge het hele
jaar 55%, conform de beleidsstaffel. De rentehedge kan binnen een bandbreedte
van 3% afwijken van 55%. De werkelijke rentehedge was eind 2018 afgerond
55,4% (2017: 56,8%).
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 85
De duration van de pensioenverplichtingen op basis van de UFR is eind 2018 15,4
jaar (2017: 15,4 jaar). Eind 2018 is het renterisico op basis van de UFR voor 61,4%
afgedekt (2017: 64,1%). De afdekking op basis van de UFR is hoger dan de afdek-
king op basis van de euro-swaprente, omdat de voorziening pensioenverplichtingen
op basis van de UFR minder rentegevoelig is.
Bij een niet volledige afdekking heeft een rentedaling een negatief effect op de dek-
kingsgraad; een rentestijging een positief effect.
De volledige vastrentende portefeuille wordt gebruikt om de afdekking van het
rente risico te realiseren. Het fonds belegt in langlopende staatsobligaties, credits
en renteswaps. Als gevolg van ontwikkelingen in de swapspreads en creditspreads
kunnen verschillen ontstaan ten opzichte van de nagestreefde renteafdekking. Dit
komt tot uitdrukking in het rendement op de vastrentende waarden (zie paragraaf
5.4.7).
Het renterisico wordt beheerst in alle looptijdsegmenten, waarmee het curverisico
is afgedekt. In onderstaande grafi ek wordt het renterisico ultimo 2018 van de pen-
sioenverplichtingen in ieder looptijdsegment weergegeven en in welke mate dit
door de vastrentende beleggingen wordt afgedekt. Het renterisico in de grafi ek
wordt uitgedrukt in de rentegevoeligheid in euro per basispunt (0,01%) rentewijzi-
ging. In het looptijdsegment 25 jaar is er een overweging en bij 30 jaar een onder-
weging. In de overige looptijdsegmenten zijn de verschillen klein.
5.1b Marktrisico (waaronder risico zakelijke waarden S2)Marktrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardestijgingen
of waardedalingen van individuele beleggingen plaatsvinden. Wijzigingen in
marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat,
omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde waarbij de wijzi-
gingen in de actuele waarde direct worden verantwoord in het saldo van de baten
en lasten. Het fonds mitigeert dit risico door middel van diversifi catie. Op basis van
de uitkomsten van ALM-studies wordt in meerdere beleggingscategorieën belegd.
Binnen deze beleggingscategorieën wordt een brede spreiding aangehouden naar
regio’s, sectoren en debiteuren. Het fonds belegt in staatsobligaties, credits, vast-
goedondernemingen en voor de overige categorieën in beleggingsfondsen of verge-
lijkbare beleggingsvehikels. De vastrentende waarden worden wereldwijd belegd
(zie de toelichting op de jaarrekening nummer 5.1e). De regionale procentuele ver-
deling van aandelen en vastgoed wordt vermeld in onderstaande tabellen. Het
belang in aandelen van de emerging markets wordt maximaal 40% overwogen
(2017: 50%) ten opzichte van de wereldindex.
86 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Regioverdeling aandelen per 31 december
(in procenten) Fonds MSCI (1) Fonds MSCI (1)
2018 2018 2017 2017
Eurolanden 9,8 9,8 9,9 10,7
Overig Europa 10,2 9,7 9,5 10,2
Noord-Amerika 53,0 57,5 52,2 55,3
Pacific 10,6 11,4 11,1 11,8
Emerging Markets 16,4 11,6 17,3 12,0
100,0 100,0 100,0 100,0
(1) Als vergelijking is de verdeling van de wereldindex van MSCI opgenomen.
Regioverdeling vastgoed per 31 december
(in procenten) 2018 2017
Europa 25,0 29,8
Noord-Amerika 50,7 43,7
Pacific 24,3 26,5
100,0 100,0
5.1c Valutarisico (S3)Valutarisico is het risico van waardestijging of waardedaling in individuele beleg-
gingen als gevolg van valutaschommelingen. Het valutarisico wordt met valuta-
termijncontracten afgedekt voor de belangrijkste valuta: USD, GBP en JPY. De bruto
valutaexposure ultimo 2018 van 50,5% wordt daarmee teruggebracht naar 6,7%
(zie onderstaande tabel), zodat 87% ((50,5%−/−6,7%)/50,5%) van het valutarisico
is afgedekt (2017: 82%). Het afdekkingspercentage wordt licht vertekend door de
‘overdekking’ van de USD en in mindere mate van de JPY, in beide gevallen een
momentopname die in januari 2019 werd aangepast.
Valutarisico voor en na strategsiche afdekking per 31 december
voor na voor na
(in procenten) afdekking afdekking afdekking afdekking
2018 2018 2017 2017
EUR 49,5 93,3 48,7 91,0
USD 37,9 −0,9 37,1 0,4
GBP 2,6 0,2 2,9 0,1
JPY 2,5 −0,1 2,8 0,1
Overig 7,5 7,5 8,5 8,4
100,0 100,0 100,0 100,0
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 87
5.1d Grondstoffenrisico (S4)Dit is het risico van waardestijgingen of -dalingen als gevolg van het beleggen in
grondstoffen of grondstoffenderivaten. Het fonds belegt niet in deze instrumenten.
5.1e Kredietrisico (S5) en tegenpartijrisicoKredietrisico is het risico dat het fonds verliezen lijdt als gevolg van een faillisse-
ment van een tegenpartij of betalingsonmacht van tegenpartijen op wie het fonds
(potentiële) vorderingen heeft. Dit risico wordt beperkt door te beleggen in porte-
feuilles met een brede tegenpartijspreiding, en door alleen transacties aan te gaan
met tegenpartijen met een goede fi nanciële reputatie, vastgesteld door rating-
bureaus. De vastrentende waarden mogen voor maximaal 10% van de creditporte-
feuille belegd worden in leningen met een lagere rating dan BBB (zie paragraaf
5.4.4). Voor de overige leningen geldt een minimale rating BBB. De volgens
Moody’s gewogen gemiddelde rating eind 2018 is A.
Naast kredietrisico binnen de vastrentende portefeuille is er sprake van tegenpartij-
risico bij toepassing van securities lending en bij het gebruik van derivaten. Dit risico
wordt beperkt door het stellen van zekerheden in de vorm van collateral. De kwali-
teit van het collateralbeheer is van groot belang. Voor de portefeuilles waarin dit
aan de orde is, hebben de externe managers maatregelen getroffen om dit risico te
beheersen (zie verder de toelichting op de jaarrekening onder nummer 4).
Kredietrisico
(in procenten van de vastrentende waarden
en liquide middelen) 2018 2017
Ratingverdeling
AAA 32,1 29,1
AA 29,0 29,6
A 20,7 21,8
BBB 13,3 16,1
<BBB 0,6 1,7
Geen rating 4,3 1,7
Totaal 100,0 100,0
5.1f Verzekeringstechnisch risico (S6)De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven en (voor)overlijden.
De berekende buffer (S6) wordt aangehouden om uitzonderlijk negatieve variaties
in de verzekeringstechnische resultaten te kunnen opvangen.
Het langlevenrisico is het risico dat participanten langer blijven leven dan gemid-
deld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtin-
gen. Het fonds hanteert de meest actuele prognosetafel (AG2018, gepubliceerd in
september 2018), rekening houdend met ervaringssterfte. Met deze tafels wordt
voorzien in de trendmatige ontwikkeling van de overlevingstafels en afwijkingen
door systematische verschillen tussen de populatie van het fonds en de totale
bevolking.
Het risico van overlijden van actieve deelnemers en gewezen deelnemers voor
de 68-jarige leeftijd is herverzekerd bij Zwitserleven door middel van een stop-
lossverzekering. Het eigen risico voor het fonds bedraagt € 1,7 miljoen over de
gehele contractperiode van 2018 tot en met 2020 en er is geen resultaatdeling.
Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een
nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor het fonds geen (toereikende)
voorzieningen heeft getroffen.
88 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
5.1g Liquiditeitsrisico (S7)Het liquiditeitsrisico houdt in dat het fonds niet aan zijn verplichtingen kan vol-
doen, omdat beleggingen niet tijdig kunnen worden verkocht en/of niet tegen een
aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen. Bij het fonds over-
treft het niveau van de uitkeringen de inkomende premies. Daarnaast kan een acute
liquiditeitsbehoefte ontstaan bij de afwikkeling van rente- en valutaderivaten.
Daarom belegt het fonds overwegend in liquide beleggingen, naast het aanhouden
van een kredietovereenkomst met ABN AMRO Bank met onbepaalde looptijd voor
een krediet in rekening-courant van maximaal € 8,0 miljoen.
Minimaal twee keer per jaar wordt een stresstest uitgevoerd om het liquiditeits-
risico te meten in geval van marktschokken. Het fonds houdt daarbij rekening met
de verplichtingen, die voortvloeien uit de ‘central clearing’ van een deel van de ren-
teswaps, waarbij collateral alleen in cash uitgewisseld mag worden.
Het fonds heeft voldoende instrumenten beschikbaar om het liquiditeitsrisico op te
vangen en houdt daarom geen VEV-buffer aan voor dit risico.
5.1h Concentratierisico (S8)Concentratierisico kan optreden als het fonds grote posten heeft uitstaan bij een en
dezelfde tegenpartij. Ook als er geen adequate spreiding is in de beleggingen in
regio’s, landen, economische sectoren of tegenpartijen kan concentratierisico
optreden. Het fonds houdt in zijn strategische en tactische beleggingsbeleid reke-
ning met dit concentratierisico. Ter beperking van het concentratierisico wordt een
maximum aangehouden van 2% van het balanstotaal van het fonds voor iedere
onderliggende belegging in een van de mandaten of beleggingsfondsen. Meerdere
individuele beleggingstitels van één debiteur worden bij elkaar opgeteld. In de
credit portefeuille gelden aanvullende limieten, gerelateerd aan de rating van de
debiteur. Staatsobligaties, obligaties met staatsgarantie en derivaten zijn van deze
regel uitgezonderd.
Omdat het concentratierisico voldoende wordt beheerst, houdt het fonds geen
VEV-buffer aan voor dit risico.
5.1i Operationeel risico (S9)Het fonds loopt bij de uitvoering van zijn activiteiten operationeel risico. Operatio-
neel risico kan ontstaan als gevolg van gebeurtenissen zoals falende ICT-systemen,
of naar aanleiding van externe gebeurtenissen, zoals natuurrampen. Het operatio-
nele risico kan zich ook voordoen in de vorm van fraude, inadequate vaststelling van
premies of een foutief betalingsproces. Samengevat kan operationeel risico optre-
den door tekortschieten van processen en menselijke of technische tekortkomingen.
Voor de beheersing van de operationele risico’s wordt verwezen naar paragraaf
5.1.8.4. Het fonds houdt voor dit risico geen VEV-buffer aan.
5.1j Risico actief beheer (S10)Het risico van actief beheer doet zich voor indien door het actief beheer van beleg-
gingsmandaten negatieve resultaten worden behaald. Volgens de voorschriften van
het FTK moet een buffer worden aangehouden voor actief beheer van beursgeno-
teerde aandelen. Voor het fonds geldt dit alleen voor het mandaat van de beurs-
genoteerde vastgoedfondsen.
5.2 Infl atierisicoHet fonds is gevoelig voor zowel infl atie als defl atie. Hoge of oplopende infl atie
verhoogt de geambieerde toeslagverlening. Dit risico is niet afgedekt op de korte
termijn. Op de lange termijn wordt verwacht dat het rendement op de zakelijke
waarden gedeeltelijk compensatie biedt voor infl atie. Bij oplopende infl atie zal ook
de rente stijgen. Stijgende rente verlaagt het rendement op vastrentende waarden.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 89
Bij een niet volledige renteafdekking, stijgt de feitelijke dekkingsgraad, en kan er
meer ruimte zijn voor toeslagverlening. Bij onvolledige doorwerking van de infl atie
in de rente zal die ruimte echter beperkt zijn.
Afdekken van het infl atierisico is mogelijk met infl atieswaps of ‘infl ation linked
bonds’. Beschikbare instrumenten dekken echter veelal de Europese infl atie af en
niet de Nederlandse prijsinfl atie. Het bestuur kan deze instrumenten desgewenst
inzetten. Afdekken van het infl atierisico kan negatieve invloed hebben op de dek-
kingsgraad, waardoor de nominale aanspraken in gevaar kunnen komen. Naar aan-
leiding van de ALM-studie 2018 is daarom vastgesteld dat het afdekken van het
infl atierisico bij een te lage dekkingsgraad niet aan de orde is. Indien de dekkings-
graad een evenwichtsniveau bereikt (> 130%) wordt het afdekken van het infl atie-
risico opnieuw overwogen.
Defl atie (dalende prijzen) kan ook nadelig zijn voor het fonds. Defl atie zal gepaard
gaan met een negatieve economische ontwikkeling en lage rendementen. Daar
staat tegenover dat geen toeslagen hoeven worden verleend en verlaging van de
pensioenaanspraken en -rechten in een dergelijke situatie ook niet kan worden uit-
gesloten.
5.3 DerivatenrisicoDerivatenrisico is het risico dat bij verkeerd gebruik van derivaten onbedoelde ver-
liezen ontstaan. Dit kan onder andere worden veroorzaakt door het tegenpartij-
risico (zie de toelichting op de jaarrekening nummer 5.1e), het liquiditeitsrisico (zie
de toelichting op de jaarrekening nummer 5.1g) of door onvoldoende kennis van de
werking van derivaten. Tegenpartijrisico en liquiditeitsrisico zijn afgedekt als
omschreven in genoemde toelichtingen. Bij de inzet van derivaten laat het fonds
zich informeren door externe adviseurs, en is de uitvoering uitbesteed bij de vermo-
gensbeheerders. Het fonds maakt geen gebruik van derivaten of constructies die
het niet begrijpt en zet derivaten alleen in voor het afdekken van risico’s of, indien
dit effi ciënt is, ter vervanging van een directe belegging, zonder additionele expo-
sure van risico.
5.4 SysteemrisicoSysteemrisico betreft het risico dat het mondiale fi nanciële systeem niet langer
naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhan-
delbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarden verliezen. Net als voor andere
marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Met de kredietcrisis van
2008 is dit voorheen zeer uitzonderlijk geachte risico manifest geworden. Bij het
fonds heeft dit geleid tot verscherpte aandacht voor de kwaliteit van de krediet-
portefeuilles. Verder wordt in de ALM-studies en risicobudgetanalyses expliciet
rekening gehouden met de impact van diverse economische scenario’s, inclusief de
gevoeligheid van beleggingen voor marktontwikkelingen. Het fonds heeft een con-
tingencyplan opgesteld dat jaarlijks wordt geactualiseerd, met maatregelen en
bevoegdheden om in geval van een (dreigende) crisissituatie versneld te kunnen
ingrijpen en risico’s te beperken.
5.5 SponsorrisicoSponsorrisico betreft het risico dat de werkgever in gebreke blijft bij de betaling van
de pensioenpremie, bijvoorbeeld in geval van faillissement, of bij de nakoming van
de uitvoeringsovereenkomst. Ingeval dit risico manifest wordt, zal het bestuur
maatregelen treffen om de gevolgen voor de participanten op een evenwichtige
wijze af te wegen. Het fonds belegt niet in effecten van Wolters Kluwer N.V.
90 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
6. Niet uit de balans blijkende verplichtingen
a. Investerings- en stortingsverplichtingenHet fonds is stortingsverplichtingen aangegaan voor beleggingen in private equity.
Stortingen in private equity vinden gespreid plaats over meerdere jaren.
De totale verplichting voor private equity bedraagt ultimo 2018 € 22,9 miljoen
(2017: € 22,1 miljoen), waarvan nog niet gestort € 1,3 miljoen (2017: € 1,3 mil-
joen). De stijging van de verplichtingen is alleen het gevolg van de stijging van de
Amerikaanse dollar.
Er zijn in 2018 geen nieuwe verplichtingen aangegaan voor private equity.
b. KredietovereenkomstTer beperking van het liquiditeitsrisico is met ABN AMRO Bank een kredietovereen-
komst gesloten met onbepaalde looptijd voor een krediet in rekening-courant van
maximaal € 8,0 miljoen. In 2018 is beperkt gebruikgemaakt van deze faciliteit.
7. Verbonden partijen
a. Identiteit van verbonden partijenEr is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen, tussen het fonds en de
sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders.
b. Transacties met bestuurders en de raad van toezichtDe beloning van bestuurders en de leden van de raad van toezicht staat in de toe-
lichting op de jaarrekening nummer 10 en paragraaf 5.1.9. Er zijn geen leningen
verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders.
c. Overige transacties met verbonden partijenDe inhoud van de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de werkgever met
betrekking tot de fi nanciering van de aanspraken en de uitvoering van de regeling
staat in de ‘Uitvoeringsovereenkomst met WKNL van 1 januari 2018’.
Daarnaast voert het fonds werkzaamheden uit voor WKNL, die gerelateerd zijn aan
de uitvoering van de pensioenregeling, waarvoor een ‘Overeenkomst van gemene
rekening’ is afgesloten. Het fonds huurt kantoorruimte van WKNL waarvoor een
huurovereenkomst is afgesloten.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 91
8. Toelichting op de staat van baten en lasten 2018(x € 1.000)
Beleggingsopbrengsten
2018 2017
Directe beleggingsopbrengsten
Obligaties 16.932 16.162
Aandelen 7.653 7.066
Vastgoed 3.817 3.608
Liquide middelen −9 −6
28.393 26.830
Af:
Directe kosten vermogensbeheer (1) 2.903 2.830
Netto directe opbrengsten 25.490 24.000
Indirecte beleggingsopbrengsten
Obligaties 4.701 −29.004
Aandelen −20.235 21.655
Vastgoed 2.992 −3.041
Private equity 977 383
Renteswaps 1.505 −3.563
Valutatermijncontracten −31.739 41.417
Liquide middelen −81 −26
−41.880 27.821
Af:
Indirecte kosten vermogensbeheer (1) 1.336 1.896
Netto indirecte opbrengsten −43.216 25.925
Totaal beleggingsopbrengsten −17.726 49.925
(1) Directe kosten vermogensbeheer zijn de rechtstreeks door het fonds betaalde kosten.
Indirecte kosten vermogensbeheer zijn kosten die verwerkt zijn in de indirecte
beleggings opbrengsten van beleggingsfondsen. Transactiekosten zijn in zowel de
directe als de indirecte kosten verwerkt. Voor zover transactiekosten niet direct
in rekening worden gebracht, zijn deze verwerkt in de bied- en laatkoersen. Indien
geen gegevens per transactie beschikbaar zijn, worden deze kosten geschat op basis
van de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. In paragraaf 5.5. worden de kosten
vermogensbeheer uitgebreid toegelicht en gespecifi ceerd.
92 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Premies en koopsommen
2018 2017
Ontvangen
Periodieke premies werkgevers 5.234 5.207
Periodieke premies deelnemers 2.598 2.562
Totaal 7.832 7.769
Gedempte kostendekkende premie
Actuarieel benodigde premie 6.539 6.062
Opslag voor uitvoeringskosten 200 200
Opslag voor instandhouding van het VEV 1.092 982
Totaal 7.831 7.244
Zuivere kostendekkende premie
Actuarieel benodigde premie 8.755 9.169
Opslag voor uitvoeringskosten 200 200
Opslag voor instandhouding van het VEV 1.462 1.485
Totaal 10.417 10.854
De gedempte kostendekkende premie 2018 is vastgesteld volgens artikel 128 van
de Pensioenwet, met rentedemping op basis van een 10-jaarsgemiddelde, en een
bufferopslag ter hoogte van het VEV per 1 januari 2018 van 16,7%. In percentages
van de pensioengrondslag bedroeg deze premie 24,0% in 2018 en 22,4% in 2017.
De zuivere kostendekkende premie (zonder rentedemping) volgens artikel 128 van
de Pensioenwet, inclusief de bufferopslag van 16,7%, bedroeg in percentages van
de pensioengrondslag: 31,9% in 2018 en 33,5% in 2017. Deze premie is gedaald
door de hogere rente per 1 januari 2018.
In 2018 is een premie in rekening gebracht van 24,0% van de pensioengrondslag
(2017: 24,0%). De ontvangen premie van € 7,8 miljoen is gelijk aan de gedempte
kostendekkende premie, maar lager dan de zuivere kostendekkende premie. Daar-
mee voldoet de premie aan de Pensioenwet, maar is er (inclusief bufferopslag) een
actuarieel tekort van € 2,6 miljoen (2017: 3,1 miljoen).
Het verschil van € 1.000,– tussen de ontvangen premie en de gedempte kostendek-
kende premie is volgens de meerjarenafspraak tussen de sociale partners toege-
voegd aan de premie-egalisatiereserve. Deze reservering is bedoeld om de pen-
sioenopbouw tijdens de contractperiode zoveel mogelijk op peil te houden.
In 2018 is het premiebeleid van het fonds geëvalueerd en ongewijzigd voortgezet in
verband met de meerjarenafspraak tussen de sociale partners. In 2019 zal opnieuw
worden beoordeeld of de premiesystematiek voor het jaar 2020 en de jaren daarna
voldoet aan een evenwichtige belangenafweging (zie ook paragraaf 5.1.6).
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 93
Pensioenuitkeringen
2018 2017
Ouderdomspensioen 24.594 24.101
Partnerpensioen 5.503 5.453
Wezenpensioen 38 67
Prepensioen 96 236
Totaal 30.231 29.857
Uitvoeringskosten
2018 2017
Bestuurskosten 225 200
Administratiekosten 345 334
Advies- en controlekosten 182 179
Huur 38 37
Totaal uitvoeringskosten 790 750
Interne kosten toegerekend
aan vermogensbeheer 464 452
Totaal inclusief toegerekende kosten 1.254 1.202
Honoraria accountant
In de uitvoeringskosten zijn onder controlekosten begrepen de honoraria voor
KPMG Accountants voor de controle van de jaarrekening.
2018 2017
KPMG Accountants N.V.
Controle jaarrekening 45 45
Totaal KPMG Accountants N.V. 45 45
Vermeerdering voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening
De belangrijkste posten vermeld in de staat van baten en lasten zijn:
PensioenopbouwOnder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de
diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de
in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en de verze-
kering voor nabestaandenpensioen.
RentetoevoegingDe voorziening pensioenverplichtingen is opgerent met −/− 0,3% (2017: −/− 0,2%),
zijnde de 1-jaarsrente per 1 januari 2018.
Onttrekking voor pensioenuitkeringenVerwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en
opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgeno-
men afname van de voorziening pensioenverplichtingen betreft het bedrag dat
vrijkomt ten behoeve van de fi nanciering van de werkelijk betaalde pensioenuitke-
ringen in de verslagperiode.
94 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Onttrekking voor uitvoeringskostenDe onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening pensioenverplichtingen
betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de fi nanciering van de werkelijk
betaalde kosten in de verslagperiode. In de koopsommen voor de aan het boekjaar
toe te rekenen pensioenopbouw is een vaste opslag van € 200.000,– opgenomen
voor de huidige uitvoeringskosten. Daarnaast valt 2,0% van de actuarieel bere-
kende verwachte uitkeringen voor kostendekking vrij.
Wijziging marktrente (UFR) 31 decemberJaarlijks wordt de marktwaarde van de voorziening pensioenverplichtingen per
31 december herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur
per die datum. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt
verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
Wijziging uit hoofde van waardeoverdrachtenDe mutatie in de voorziening pensioenverplichtingen in verband met inkomende
en uitgaande waardeoverdrachten wordt als saldo verantwoord onder dit hoofd.
Zie ook de onderstaande tabel.
Waardeoverdrachten
2018 2017
Inkomende waardeoverdrachten 2.086 1.026
Uitgaande waardeoverdrachten en afkoop kleine pensioenen −1.143 −348
Saldo 943 678
Resultaat op waardeoverdrachten
Inkomende waardeoverdrachten 2.086 1.026
Toevoeging aan voorziening (1) −2.085 −2.285
Uitgaande waardeoverdrachten
en afkoop kleine pensioenen −1.143 −348
Onttrekking aan voorziening (1) 1.192 1.536
Resultaat 50 −71
(1) In de toevoeging en de onttrekking aan de voorziening in 2017 is een bedrag opgenomen
van € 1,2 miljoen interne waardeoverdrachten (samenvoeging van polissen). Hierdoor
is het resultaat op zowel inkomende als uitgaande waardeoverdrachten in 2017
vertekend, maar valt dit op totaal niveau tegen elkaar weg.
Resultaat op overlevingskansenHet resultaat op overlevingskansen (sterfteresultaat) was in 2018 een bate van
€ 1,4 miljoen (2017: een bate van € 0,6 miljoen).
Overige mutatiesOnder het hoofd overige mutaties worden onder andere de resultaten op arbeids-
ongeschiktheid en uitruil verantwoord. In 2018 bedroeg het resultaat op overige
mutaties een verlies van € 0,6 miljoen (2017: een verlies van € 0,5 miljoen). Het
negatieve resultaat was vooral het gevolg van een negatief resultaat op uitruil.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 95
9. Aantal personeelsleden
Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst (zie paragraaf 1.7.2). De werkzaam-
heden zijn in 2018 verricht door 7 werknemers (5,7 fte; 2017: 7 werknemers; 5,7
fte) die in dienst zijn van de werkgever. De hieraan verbonden kosten bedragen
€ 0,6 miljoen (2017: € 0,6 miljoen). Deze kosten worden doorberekend aan het
fonds.
10. Vergoedingsregeling bestuur en raad van toezicht
Bestuursleden in actieve dienst bij WKNL ontvingen in 2018 een vrijwilligersver-
goeding van € 1.500,–.
Bestuursleden niet in actieve dienst bij WKNL ontvingen een (al of niet) afgetopte
SER-vacatieregeling voor zowel de bijgewoonde bestuursvergaderingen als de bij-
gewoonde commissievergaderingen en overige vergaderingen.
Het externe onafhankelijke bestuurslid ontving een met het fonds overeengekomen
vaste vergoeding op jaarbasis.
In totaal is in 2018 € 68.619,– aan vergoedingen verstrekt aan bestuursleden
(2017: € 51.163,–). De stijging is vooral het gevolg van het aanstellen van een
tweede bestuurslid namens de gepensioneerden en de in 2018 geïntroduceerde
vrijwilligersvergoeding voor bestuursleden in actieve dienst bij WKNL.
De leden van de raad van toezicht ontvingen in 2018 aan vergoedingen in totaal
€ 31.494,– (inclusief BTW).
11. Belastingen
De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffi ng in het kader van
de vennootschapsbelasting.
12. Gebeurtenissen na balansdatum
Op 1 januari 2019 is een toeslag verleend van 0,48% op de pensioenaanspraken en
-rechten. De besluitvorming van deze toeslagverlening heeft plaatsgevonden na
balansdatum. Daarom wordt deze verhoging verantwoord in 2019. De lasten van
deze verhoging bedragen ongeveer € 4,7 miljoen en zullen een effect hebben op de
feitelijke dekkingsgraad van 0,5% negatief.
13. Vaststelling van de jaarrekening door het bestuur
Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland heeft de jaar-
rekening vastgesteld na de vergadering van 29 mei 2019 met het verantwoordings-
orgaan.
Deventer, 29 mei 2019
Bestuur: Directeur: Raad van toezicht:
F.A.J. van Buren, voorzitter A.P. Keur E.C.H. Klijn, voorzitter
Mw. D. Schaafsma, secretaris E.R. Capitain
P.C. van Aalst Mw. L.L.F. Rutgers
R.H. Alsen
H. van de Bunt
J.C. Derriks
Mw. M.C. Gelmers-Hollink
96 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Het fonds heeft met WKNL een overeenkomst voor onbepaalde tijd waarin afspra-
ken zijn vastgelegd over de uitvoering en de fi nanciering van de pensioenregeling
en de prepensioenregeling. Deze overeenkomst is op 1 januari 2018 geactualiseerd.
De belangrijkste afspraken zijn:
■ WKNL heeft zich verplicht al haar werknemers en die van de met haar gelieerde
ondernemingen, die vallen onder de werkingssfeer van de uitvoeringsovereen-
komst, tijdig bij het fonds aan- en af te melden, relevante gegevens te verstrek-
ken en de bijdrage van de deelnemers te innen.
■ WKNL heeft zich verplicht een bijdrage in de kosten van de pensioenregeling en
de prepensioenregeling te betalen in overeenstemming met de bepalingen in het
reglement. Deze bijdrage wordt met de ingehouden deelnemersbijdragen maan-
delijks afgedragen aan het fonds.
■ WKNL is bereid in overleg te treden met het fonds over een aanvullende bijdrage
indien het fonds onvoldoende middelen heeft om de pensioenregeling en de pre-
pensioenregeling te kunnen uitvoeren.
■ De toeslagverlening is voorwaardelijk.
■ Het fonds stelt de reglementen op en wijzigt deze in overeenstemming met de
pensioenovereenkomst. De sociale pensioencommissie, bestaande uit vertegen-
woordigers van de werkgever en de deelnemers, kan wijzigingen in de pen-
sioenovereenkomst aanbrengen na instemming van de COR.
■ Wolters Kluwer N.V. heeft zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de nako-
ming van alle verplichtingen door WKNL uit hoofde van deze overeenkomst.
In 2015 werd de pensioenovereenkomst gewijzigd door sociale partners. Sociale
partners zijn een premie overeengekomen van 24% voor een periode van 3-5 jaar.
Het bestuur heeft als uitgangspunt dat de premie kostendekkend dient te zijn.
Daarom kan het opbouwpercentage variabel zijn. Om de opbouw de komende jaren
op peil te houden is een premie-egalisatiereserve geïntroduceerd (zie de toelichting
op de jaarrekening nummer 8). Deze overeenkomst loopt af in 2019.
In 2012 is politieke discussie ontstaan over terugstortingen in het verleden aan
werkgevers, vooral in de jaren ’90. Bij het fonds hebben in het verleden geen terug-
stortingen plaatsgevonden. Wel was er een bijstorting van de werkgever in 2003
van € 8,0 miljoen en heeft de werkgever in 2004 een renteloze achtergestelde
lening aan het fonds verstrekt van € 25,0 miljoen. De lening was bestemd zowel
voor de versterking van het vermogen als voor een tijdelijke garantie van 5 jaar op
de toeslagverlening.
Uitvoeringsovereenkomst met WKNL
van 1 januari 2018
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 97
Actuariële verklaring
Opdracht
Door de Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland te Deventer is aan
Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een
actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2018.
Onafhankelijkheid
Als waarmerkend actuaris ben ik onafhankelijk van de Stichting Pensioenfonds Wol-
ters Kluwer Nederland, zoals vereist conform artikel 148 van de Pensioenwet. Ik
verricht geen andere werkzaamheden voor het pensioenfonds, anders dan de werk-
zaamheden uit hoofde van de actuariële functie.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand
gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds.
Voor de toetsing van de technische voorzieningen en voor de beoordeling van de
vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de fi nanciële gegevens die ten grondslag
liggen aan de jaarrekening.
Afstemming accountant
Op basis van de door mij en de accountant gehanteerde Handreiking heeft afstem-
ming plaatsgevonden over de werkzaamheden en de verwachtingen bij de controle
van het boekjaar. Voor de toetsing van de technische voorzieningen en voor de
beoordeling van de vermogenspositie als geheel heb ik de materialiteit bepaald op
10.800. Met de accountant ben ik overeengekomen om geconstateerde afwijkingen
boven 540 te rapporteren. Deze afspraken zijn vastgelegd en de uitkomsten van
mijn bevindingen zijn met de accountant besproken.
Ik heb voorts gebruik gemaakt van de door de accountant in het kader van de jaar-
rekeningcontrole onderzochte basisgegevens. De accountant van het pensioen-
fonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouw-
baarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige
uitgangspunten die voor mijn beoordeling van belang zijn.
Werkzaamheden
Ter uitvoering van de opdracht heb ik, conform mijn wettelijke verantwoordelijk-
heid zoals beschreven in artikel 147 van de Pensioenwet, onderzocht of is voldaan
aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht heb ik onder meer onder-
zocht of:
■ de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist
eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld;
■ de kostendekkende premie voldoet aan de gestelde wettelijke vereisten;
■ het beleggingsbeleid in overeenstemming is met de prudent-person regel.
Overige gegevens
98 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Voorts heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioen-
fonds. Daarbij heb ik mij gebaseerd op de tot en met de balansdatum aangegane
verplichtingen en de op dat moment aanwezige middelen en is mede het fi nancieel
beleid van het pensioenfonds in aanmerking genomen.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid
wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevat-
ten.
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming
met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebrui-
ken en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels
en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen
van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen
vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen.
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan
aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van
artikel 132 (reservetekort).
De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds op balansdatum is lager dan de
dekkingsgraad bij het vereist eigen vermogen, maar ten minste gelijk aan de dek-
kingsgraad bij het minimaal vereist eigen vermogen.
Mijn oordeel over de vermogenspositie van de Stichting Pensioenfonds Wolters
Kluwer Nederland is gebaseerd op de tot en met balansdatum aangegane verplich-
tingen en de op dat moment aanwezige middelen. De vermogenspositie is naar
mijn mening niet voldoende, omdat het aanwezig eigen vermogen lager is dan het
vereist eigen vermogen.
Apeldoorn, 29 mei 2019
drs. J.L.A. Schilder AAG
Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 99
Aan: het bestuur en de raad van toezicht van Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland
Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening 2018
Ons oordeel
Naar ons oordeel geeft de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland per 31 december 2018 en van het resultaat over 2018, in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).
Wat we gecontroleerd hebben
Wij hebben de jaarrekening 2018 van Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland (‘de Stichting’) te Deventer gecontroleerd.
De jaarrekening omvat:
1 de balans per 31 december 2018;
2 de staat van baten en lasten over 2018;
3 het kasstroomoverzicht 2018, en
4 de toelichting op de jaarrekening 2018 met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en overige toelichtingen.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’.
Wij zijn onafhankelijk van de Stichting zoals vereist in de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta), de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
100 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
KPMG Accountants N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263683, is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit.
Controleaanpak
Samenvatting
Materialiteit
Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de jaarrekening als geheel bepaald op EUR 10,8 miljoen (2017: EUR 10,5 miljoen). Voor de bepaling van de materialiteit wordt uitgegaan van het pensioenvermogen per 31 december 2017 (circa 1,0%). Wij beschouwen het pensioenvermogen als de meest geschikte benchmark, omdat het pensioenvermogen een bepalende factor is in de berekening van de beleidsdekkingsgraad die de financiële positie van de Stichting weergeeft. Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn.
Wij hebben met het bestuur en de raad van toezicht afgesproken dat wij tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven de EUR 0,5 miljoen rapporteren aan het bestuur en de raad van toezicht alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn.
Reikwijdte van de controle
Uitbesteding van bedrijfsprocessen aan dienstverleners
De Stichting heeft het beheer van de beleggingen uitbesteed aan diverse vermogensbeheerders. Daarnaast is de beleggingsadministratie en de custody dienstverlening uitbesteed. De jaarrekening wordt opgesteld op basis van informatie over de beleggingen en beleggingsopbrengsten die is verstrekt door de beleggingsadministrateur / custodian en de diverse vermogensbeheerders.
Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel zijn wij verantwoordelijk voor het verwerven van inzicht in de aard en de significantie van de door de dienstverleners verleende diensten en in het effect ervan op de voor de controle relevante interne beheersing van de Stichting. Op basis hiervan identificeren wij de risico’s op een afwijking van materieel belang en zetten wij controlewerkzaamheden op en voeren wij deze uit om op deze risico’s in te spelen.
Bij de uitvoering van onze controle maken wij gebruik van de werkzaamheden en bevindingen van andere onafhankelijke accountants inzake de voor de Stichting relevante interne beheersingsmaatregelen van de diverse vermogensbeheerders en custodian zoals weergegeven in de specifiek daarvoor opgestelde (ISAE 3402 type II-) rapportages.
Onze controlewerkzaamheden bestaan uit het bepalen van de minimaal verwachte interne beheersingsmaatregelen en het bespreken van de beheersomgeving bij de dienstverleners met vertegenwoordigers van de Stichting. Op basis daarvan evalueren wij de in de ISAE 3402-rapportages beschreven interne beheersingsmaatregelen, de verrichte werkzaamheden ter toetsing van de effectieve werking gedurende 2018 en de uitkomsten daarvan. Ook beoordelen wij de evaluatie door het bestuur van de kwaliteit van de uitbesteding aan de diverse vermogensbeheerders en custodian.
MATERIALITEIT- Materialiteit van EUR 10,8 miljoen- Circa 1,0% van het pensioenvermogen
KERNPUNTEN- De waardering van beleggingen- De waardering van technische voorzieningen
GOEDKEUREND OORDEEL
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 101
KPMG Accountants N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263683, is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit.
Wij hebben eigen gegevensgerichte analyses uitgevoerd waarbij wij de uitkomsten van directe beleggingsopbrengsten, premiebijdragen en uitkeringen hebben getoetst op basis van verwachtingen die wij zelf hiervoor hebben ontwikkeld. Wij hebben door middel van deelwaarnemingen beleggingen, beleggingsstromen, mutaties in de pensioenadministratie, premiebijdragen en uitkeringen aan de hand van brondocumentatie onderzocht.
De kernpunten van onze controle
In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het belangrijkst waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze controle hebben wij met het bestuur en de raad van toezicht gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken.
Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen over deze kernpunten.
De waardering van beleggingen Omschrijving
De beleggingen vormen een significante post op de balans van de Stichting. Alle beleggingen dienen conform de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. Uit noot 4 bij de toelichting op de jaarrekening blijkt dat voor EUR 849,6 miljoen (88,6%) van de beleggingen van de Stichting de waardering gebaseerd is op marktnoteringen en dat voor EUR 108,9 miljoen (11,4%) van de beleggingen van de Stichting de waardering gebaseerd is op afgeleide marktnoteringen en andere geschikte waarderingsmodellen. Het bepalen van de marktwaarde voor deze laatste beleggingscategorie is complex(er) en bevat subjectieve schattingselementen.
Het maken van de schattingen vergt een hoge mate van oordeelsvorming van het bestuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van modellen. Gezien de invloed hiervan op de waardering van de beleggingen, het saldo van baten en lasten, het eigen vermogen en de beleidsdekkingsgraad, vormde de waardering van deze beleggingscategorie een kernpunt in onze controle.
In de toelichting op de jaarrekening in noot 3 geeft de Stichting de gehanteerde waarderingsgrondslagen weer en zijn de gehanteerde waarderingsmethoden en belangrijke veronderstellingen voor waardering van deze beleggingscategorie uiteengezet.
Het evalueren van de waarderingsgrondslagen en het vaststellen van de juistheid en toereikendheid van de toelichtingen vormden onderdeel van onze werkzaamheden.
Onze aanpak
Voor individueel significante beleggingen, waarvoor de waardering tot stand komt met behulp van schattingen, maken wij gebruik van de beheersmaatregelen die zijn ingericht bij de vermogensbeheerder en die onderdeel zijn van de ISAE 3402 type II-rapportage (waarbij een goedkeurend assurancerapport van de accountant is afgegeven). Deze relevante beheersmaatregelen zijn gericht op de aanstelling van betrouwbare fondsmanagers enerzijds en de betrouwbare aanlevering van, en toereikende evaluatie op, periodieke performancecijfers anderzijds. Daarnaast hebben wij de aansluiting vastgesteld tussen de financiële administratie en actuele financiële rapportages van fondsmanagers, indien nodig gecorrigeerd voor kasstromen tot aan balansdatum. Vervolgens hebben wij de waardering van beleggingen gebaseerd op afgeleide marktnoteringen (aandelenfondsen en derivaten) en andere geschikte waarderingsmodellen (vastgoedfondsen en private equity) onderzocht.
De waardering van beleggingen gebaseerd op marktnoteringen (obligaties, aandelenfondsen en vastgoedfondsen met marktnotering) hebben wij onderzocht met gebruikmaking van een eigen waarderingsspecialist. Wij hebben ook de monitoring van de uitvoeringsorganisatie op recente financiële informatie, verkregen na balansdatum, van de waarde van beleggingen op balansdatum betrokken. Onze waarderingsspecialist heeft de gehanteerde waarderingen vergeleken met zelfstandig bepaalde waarderingen op basis van zelfstandig verkregen in de markt waarneembare prijzen.
De waardering van beleggingen gebaseerd op afgeleide marktnoteringen (aandelenfondsen) en andere geschikte waarderingsmodellen (vastgoedfondsen zonder marktnotering en private equity) hebben wij getoetst aan de hand van recente, door een andere onafhankelijke accountant gecontroleerde jaarrekeningen. Wij hebben hierbij onder meer aandacht besteed aan consistentie met de waarderingsgrondslagen van de Stichting ten opzichte van die van het beleggingsfonds alsmede de strekking van de verklaring van de andere onafhankelijke accountant. Bovendien hebben wij ook de monitoring van de Stichting op recente financiële informatie van de beleggingen na balansdatum in onze werkzaamheden betrokken.
Tot aan de datum van onze controleverklaring hebben wij voor EUR 6,2 miljoen (0,6%) van de niet-beursgenoteerde beleggingscategorieën (aandelenfondsen, vastgoedfondsen en private equity) de waardering
102 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
KPMG Accountants N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263683, is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit.
niet kunnen toetsen aan door een accountant gecontroleerde jaarrekeningen voorzien van een goedkeurende controleverklaring.
Wij hebben hier de volgende aanvullende procedures op uitgevoerd:
— Wanneer niet tijdig een jaarrekening, die is voorzien van een goedkeurende controleverklaring, beschikbaar is, hebben wij de betrouwbaarheid van de marktwaardering zoals door de fondsmanager is afgegeven, vastgesteld door de inschatting van deze fondsmanagers uit voorgaande jaren te toetsen aan de hand van de later in het jaar beschikbaar gekomen gecontroleerde jaarrekeningen. In aanvulling hierop hebben we diverse gesprekken gevoerd met betrokken frontoffice-medewerkers van de Stichting, waarbij wij significante gebeurtenissen na balansdatum, mogelijke risico’s en andere relevante aspecten die van invloed zijn op de waardering van deze fondsen hebben besproken en getoetst aan brondocumentatie.
— De waardering van beleggingen gebaseerd op afgeleide marktnoteringen (derivaten) hebben wij onderzocht met gebruikmaking van een eigen waarderingsspecialist. Wij hebben ook de monitoring van de uitvoeringsorganisatie op recente financiële informatie verkregen na balansdatum van de waarde van beleggingen op balansdatum betrokken. Onze waarderingsspecialist heeft de gehanteerde waarderingen vergeleken met zelfstandig bepaalde waarderingen op basis van zelfstandig verkregen in de markt waarneembare prijzen.
Onze observatie
Wij hebben geconstateerd dat de gehanteerde waarderingsgrondslagen en gehanteerde waarderingsmethodieken voor de beleggingen in overeenstemming zijn met de geldende verslaggevingsregels en geschikt zijn om te kunnen komen tot een marktwaarde van deze beleggingen. Wij hebben eveneens geconstateerd dat de toelichtingen op de beleggingen adequaat zijn.
Wij vinden de waardering van de beleggingen evenwichtig bepaald.
Waardering van de technische voorzieningen Omschrijving
De technische voorzieningen vormen een significante post op de balans van de Stichting en worden gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De waardering van de technische voorzieningen komt tot stand door middel van een berekening waarin aanspraakgegevens van deelnemers met behulp van belangrijke schattingen over levensverwachtingen, kostenniveaus en arbeidsongeschiktheid worden vertaald naar verwachte toekomstige kasstromen (uitkeringen). De kasstromen worden contant gemaakt tegen de marktrente (rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank).
Het maken van de schattingen vergt een hoge mate van oordeelsvorming van het bestuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van actuariële modellen en het bestuur zich laat adviseren door actuarieel deskundigen. Gezien de complexiteit en de invloed hiervan op de hoogte van de technische voorzieningen, het saldo van baten en lasten, het eigen vermogen en de beleidsdekkingsgraad, vormde de waardering van de technische voorzieningen een kernpunt in onze controle.
Het bestuur heeft in de toelichting op de jaarrekening in noot 3 de waarderingsgrondslagen en veronderstellingen voor de technische voorzieningen opgenomen. In noot 5 (risicobeheer) is de gevoeligheid van de berekening van de technische voorzieningen voor schattingen uiteengezet.
Het evalueren van de waarderingsgrondslagen en het vaststellen van de juistheid en toereikendheid van de toelichtingen vormden onderdeel van onze werkzaamheden.
Onze aanpak
Bij onze controle maken wij gebruik van de werkzaamheden van de certificerend actuaris die door de Stichting is aangesteld. Wij hebben bij aanvang van de controle en bij afronding ervan afstemming gehad met de certificerend actuaris over de te volgen aanpak, de attentiepunten en de uitkomsten.
Wij hebben de door het bestuur gehanteerde schattingsmethoden en veronderstellingen geëvalueerd. Hierbij hebben wij de consistentie, prudentie en actualiteit van de schattingsmethode en veronderstellingen betrokken. Wij hebben de onderbouwing van de veronderstellingen door het bestuur geëvalueerd aan de hand van een toetsing van de historische betrouwbaarheid daarvan en algemeen geactualiseerde uitgangspunten zoals overlevingskansen. De gehanteerde schattingsmethoden en veronderstellingen hebben wij besproken met de certificerend actuaris. Wij hebben de actuariële verklaring zoals opgenomen in de overige gegevens en de werkzaamheden van de certificerend actuaris geëvalueerd.
Onze werkzaamheden omvatten verder het evalueren van de uitkomst van de actuariële analyse van het resultaat in relatie tot eerder gemaakte schattingen en kasstroomprojecties.
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 103
KPMG Accountants N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263683, is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit.
Onze observatie
Wij vinden de waardering van de technische voorzieningen evenwichtig bepaald en de toelichting toereikend.
Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen andere informatie
Naast de jaarrekening en onze controleverklaring daarbij, omvat het jaarverslag andere informatie, die bestaat uit:
— Belangrijkste ontwikkelingen in 2018,
— Karakteristieken Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland,
— Kerngetallen,
— Verslag van het verantwoordingsorgaan en reactie van het bestuur,
— Verslag van de raad van toezicht en reactie van het bestuur,
— Verslag van het bestuur,
— Uitvoeringsovereenkomst met WKNL van 1 januari 2018,
— Overige gegevens, en
— Begrippenlijst.
Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie:
— met de jaarrekening verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat;
— alle informatie bevat die op grond van Titel 9 Boek 2 BW is vereist.
Wij hebben de andere informatie gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons begrip, verkregen vanuit de jaarrekeningcontrole of anderszins, overwogen of de andere informatie materiële afwijkingen bevat.
Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in Titel 9 Boek 2 BW en de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde diepgang als onze controlewerkzaamheden bij de jaarrekening.
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie, waaronder de informatie zoals vereist door Titel 9 Boek 2 BW.
Beschrijving van verantwoordelijkheden met betrekking tot de jaarrekening
Verantwoordelijkheden van het bestuur en de raad van toezicht voor de jaarrekening
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. In dit kader is het bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.
Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of de Stichting in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsels moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om de Stichting te liquideren of de bedrijfsactiviteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de Stichting haar bedrijfsactiviteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening.
De raad van toezicht is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces van financiële verslaggeving van de Stichting.
104 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
KPMG Accountants N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263683, is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit.
Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.
Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten en fraude ontdekken.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:
— het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing;
— het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit;
— het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan;
— het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de Stichting haar bedrijfsactiviteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat een entiteit haar continuïteit niet langer kan handhaven;
— het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen; en
— het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen.
Wij communiceren met het bestuur en de raad van toezicht onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing.
Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis van alle zaken die wij met het bestuur en de raad van toezicht hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang van het maatschappelijk verkeer is.
Utrecht, 29 mei 2019
KPMG Accountants N.V.
W. Teeuwissen RA
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 105
ABTN Actuarieel en bedrijfstechnische nota; nota waarin de hoofdlijnen van de
uitvoerings overeenkomst, de pensioenregeling, de fi nanciering, het
beleggings beleid en de organisatiestructuur zijn vastgelegd
Actuaris Verzekeringswiskundige
AFM Autoriteit Financiële Markten
AG Actuarieel Genootschap
ALM Asset Liability Management. Het afstemmen van de beleggingen op de
ontwikkelingen en risico’s van beleggingen en verplichtingen
ANW Algemene nabestaandenwet
AP Autoriteit Persoonsgegevens
Asset mix De verdeling van de beleggingen over de verschillende
beleggingscategorieën
AVG Algemene verordening gegevensbescherming
Belanghebbenden Participanten, de werkgever en andere partijen die betrokken zijn bij het
fonds
Brexit Uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie
Collateral Onderpand als zekerstelling van de afwikkeling van derivatenposities en
securities lending
COR Centrale Ondernemingsraad
Credits Bedrijfsobligaties en andere niet-staatsleningen
Custodian Bedrijf voor bewaring en administratie van effecten
Dekkingsgraad
– Feitelijke dekkingsgraad De verhouding tussen het fondsvermogen en de voorziening
pensioenverplichtingen
– Beleidsdekkingsgraad 12-maandsgemiddelde van de dekkingsgraad op basis waarvan vanaf 2015
het beleid van het fonds wordt bepaald
– Reële dekkingsgraad Dekkingsgraad die aangeeft in welke mate het fonds voldoende vermogen
heeft om de voorwaardelijke toeslag te kunnen fi nancieren
– (Minimaal) Vereiste dekkingsgraad Dekkingsgraad die benodigd is om te voldoen aan het MVEV en het VEV
– Kritische dekkingsgraad Dekkingsgraad die het niveau aangeeft vanaf waar herstel naar de (minimaal)
vereiste dekkingsgraad mogelijk is binnen een vooraf vastgestelde termijn
Defi ned contribution (DC) regeling Pensioenregeling op basis van beschikbare premie
Dekkingstekort Het fonds heeft een dekkingstekort indien de beleidsdekkingsgraad lager is
dan de minimaal vereiste dekkingsgraad
Derivaten Van een onderliggende waarde (bijvoorbeeld een aandeel) afgeleide
fi nanciële instrumenten, zoals opties, futures, swaps en swaptions
Directe beleggingsopbrengsten Rente en dividenden
Discretionair beheer/mandaat Beheer op een aparte rekening voor het fonds (niet via een beleggingsfonds)
DNB De Nederlandsche Bank
Duration De gevoeligheid van de waarde van de vastrentende waarden en voorziening
pensioenverplichtingen voor veranderingen in de rente, rekening houdend
met de resterende looptijd
ECB Europese Centrale Bank
EMIR European Market Infrastructure Regulation
ESG Environmental, Social & Governance
Fed Federal Reserve, de centrale bank van de Verenigde Staten
Fondsvermogen De som van de algemene reserve, de achtergestelde lening en de voorziening
pensioenverplichtingen
Franchise Deel van het salaris waarover geen pensioenopbouw plaatsvindt
FTK (Financieel Toetsingskader) In de Pensioenwet vastgelegde fi nanciële normen voor pensioenfondsen
Begrippenlijst
106 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018
Garantievermogen Eigen vermogen inclusief de achtergestelde lening
Haalbaarheidstoets Toets om te beoordelen of het fonds aan zijn ambities kan voldoen
Herstelplan Plan dat wordt opgesteld als het fonds een dekkingstekort of een
reservetekort heeft
Indirecte beleggingsopbrengsten Gerealiseerde en ongerealiseerde koersverschillen (herwaardering)
IORP Institutions for Occupational Retirement Provision
IRM Integraal risicomanagement
KPI Key Performance Indicator
KRI Key Risk Indicator
LDI (Liability Driven Investments) Beleggingen die zo goed mogelijk aansluiten op de ontwikkeling van de
verplichtingen
Marktrente Renteniveau van op de effectenmarkt verhandelbare vastrentende waarden,
danwel een benadering
Middelloonregeling Pensioenregeling gebaseerd op het gemiddeld verdiende inkomen
Minimaal vereist eigen vermogen
(MVEV) Het fonds dient volgens het FTK een minimaal eigen vermogen aan te
houden ten opzichte van de voorziening pensioenverplichtingen
MSCI Morgan Stanley Capital International index
Nominale rente Zie marktrente
Overrendement Het gerealiseerde rendement verminderd met de rekenrente
Participanten Actieve deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden
en pensioengerechtigden
Pensioenaanspraak Het recht op een niet ingegaan pensioen
Pensioenrecht Het recht op een ingegaan pensioen
Pensioenresultaat De verwachte toekomstige pensioenuitkeringen gedeeld door de pensioen-
uitkeringen op basis van volledige toeslagverlening en zonder korting op de
opbouw
Pensioenvermogen De som van de algemene reserve en de voorziening pensioenverplichtingen
Pensioenverplichtingen Verplichtingen van het fonds uit hoofde van pensioenaanspraken en
-rechten
Pension Fund Governance (PFG) Goed bestuur van pensioenfondsen
Premiedekkingsgraad De verhouding tussen de ontvangen premie (exclusief de opslag voor
uitvoeringskosten en de toevoeging aan de premie-egalisatiereserve) en de
zuivere kostendekkende premie (exclusief de opslag voor uitvoeringskosten
en de opslag voor het VEV)
Prijsindex Consumenten Prijsindexcijfer Alle Huishoudens, zoals door het Centraal
Bureau voor de Statistiek wordt vastgesteld
Private equity Risicodragende beleggingen in niet op de beurs genoteerde ondernemingen
Prognosetafel Overlevingstabel waarbij rekening wordt gehouden met de verwachte
ontwikkeling van de overlevingskansen
Rating Aanduiding van de kwaliteit van een lening
Reële rente Nominale rente minus infl atie
Rekenrente De rente waarmee de pensioenverplichtingen contant gemaakt worden en/
of worden opgerent
Renterisico Risico van waardestijging (voorziening pensioenverplichtingen) of
waardedaling (vastrentende waarden) als gevolg van daling respectievelijk
stijging van de rente
Reservetekort Het fonds heeft een reservetekort indien de beleidsdekkingsgraad lager is
dan de vereiste dekkingsgraad
RTS Rentetermijnstructuur: rentecurve gebaseerd op het renteniveau bij
verschillende looptijden
Securities lending Uitlenen van beleggingstitels tegen vergoeding
SER Sociaal-Economische Raad
SIRA Systematische Integriteit Risico Analyse
SLA Service Level Agreement
Solvabiliteit Vermogen van het fonds om op lange termijn aan de pensioen verplichtingen
te kunnen voldoen
Swap Financieel instrument waarbij met een tegenpartij wordt afgesproken 2
zaken te ruilen, bijvoorbeeld de lange rente tegen de korte rente
Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland – Jaarverslag 2018 107
Technische voorzieningen De voorziening pensioenverplichtingen
Toeslagverlening (indexatie) Verhoging van pensioenaanspraken en -rechten
UFR Ultimate Forward Rate: rente die vanaf 2012 wordt toegepast bij de RTS van
DNB. De rentes voor looptijden langer dan 20 jaar worden vastgesteld
volgens een vastgestelde weging van de euro-swaprente en deze UFR
UPO Uniform Pensioenoverzicht
Valutarisico Risico van waardedaling als gevolg van wijzigingen in de valutakoersen
Valutatermijncontract Transactie waarbij valuta op termijn worden verkocht om het valutarisico te
vermijden
Vastrentende waarden Verzamelnaam voor beleggingen met een in beginsel vaste rentevergoeding
en vaste looptijd
Vereist eigen vermogen (VEV) Het fonds dient, inclusief het MVEV, een buffer aan te houden voor het
opvangen van beleggings- en verzekeringstechnische risico’s
VITP Vereniging Intern Toezichthouders Pensioensector
Voorziening pensioenverplichtingen Contante waarde van de pensioenverplichtingen
Waardeoverdracht Overdracht van de contante waarde van pensioenaanspraken bij
verandering van werkgever en pensioenregeling
WKNL Wolters Kluwer Holding Nederland B.V. en haar gelieerde ondernemingen,
die onder de werkingssfeer van de uitvoeringsovereenkomst vallen
Zakelijke waarden Verzamelnaam voor beleggingen in aandelen, vastgoed en andere
risicodragende beleggingen
top related