culemborg, rietveldseweg (ong.)...het archeologiebeleid van de gemeente culemborg inzake het...
Post on 03-Jun-2021
2 Views
Preview:
TRANSCRIPT
Transect-rapport 661
Culemborg, Rietveldseweg (ong.)
Gemeente Culemborg Archeologisch bureauonderzoek
ISSN: 2211-7067
© Transect, Utrecht
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of
op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.
Transect aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de
adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
Auteur Drs. T. Nales
Versie Concept 1.0
Projectcode Transect 15030034
Datum 21-05-2015
Opdrachtgever VABO Ontwikkeling b.v.
Anthonie van Diemenstraat 36
4104 AE Culemborg
Uitvoerder Transect
Australiëlaan 5-a
3526 AB Utrecht
Onderzoeksmelding 2683452100
Bevoegde overheid Gemeente Culemborg
Foto voorblad Ontwerp woning; VABO ontwikkeling
Autorisatie
Naam Datum Paraaf Drs. A.A. Kerkhoven (Senior archeoloog)
15-06-2015
Samenvatting
In opdracht van VABO Ontwikkeling b.v. heeft Transect in mei 2015 een archeologisch vooronderzoek
uitgevoerd in een plangebied aan de Rietveldseweg 14 in Culemborg (gemeente Culemborg). De
aanleiding voor het onderzoek is de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van
een woning die plek.
Voor het plangebied geldt volgens het vigerende bestemmingsplan een archeologische waarde. Dit
betekent dat voor de voorgenomen bodemingrepen, in het kader van de aanvraag van een
omgevingsvergunning een archeologische waardestelling nodig kan zijn. Hiervoor is een archeologisch
vooronderzoek uitgevoerd.
Uit het archeologisch bureauonderzoek blijkt dat voor het plangebied een hoge archeologische
verwachting geldt op het aantreffen van (nederzettings)resten uit de periode Neolithicum –
Middeleeuwen. Deze verwachting is gebaseerd op de landschappelijke ligging van het plangebied op
een oude stroomrug en de aanwezigheid van diverse vondsten uit de directe omgeving van het
plangebied. Er bestaat daarentegen onzekerheid over de mate van intactheid van de bodem. Deze kan
ten dele zijn vergraven door de aanleg van de nieuwbouw, maar kan ook nog intact zijn. Een deel van
het plangebied is namelijk volledig onbebouwd.
Advies
In het plangebied bestaat op basis van de onderzoeksresultaten een hoge verwachting op de
aanwezigheid van archeologische resten. Geadviseerd wordt om daarom ter plaatse van het
plangebied een aanvullend inventariserend veldonderzoek uit te voeren, wanneer het oppervlak van
de woning groter is dan 100 m2. Dit ligt in lijn met de voorschriften van het bestemmingsplan. Doel van
dit onderzoek is dan om de bodemopbouw in het plangebied in beeld te brengen en vast te stellen in
hoeverre nog daadwerkelijk archeologische resten aanwezig zijn. Gezien de hoge verwachting en het
beperkte oppervlak van het plangebied zou een verkennend c.q. karterend booronderzoek als
onderzoeksmethode het meest voor de hand liggen.
Wanneer het oppervlak van de woning kleiner of gelijk is dan 100 m2, is aanvullend onderzoek in
overeenstemming met het bestemmingsplan niet noodzakelijk.
Bovenstaande vormt een advies. Op grond van de resultaten van het rapport en het advies zal het
bevoegd gezag (de gemeente Culemborg) een besluit nemen over de daadwerkelijke omgang met
eventueel aanwezige archeologische waarden binnen het plangebied.
Australiëlaan 5-a
3526 AB Utrecht
T: 030-7620705
F: 030-7620706
E: informatie@transect.nl
Inhoud
1. Aanleiding 1
2. Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek 2
3. Afbakening plan- en onderzoeksgebied, huidig gebruik 3
4. Planvorming en consequenties toekomstig gebruik 4
5. Beleidskader 5
6. Landschap, geomorfologie en bodem 6
7. Archeologische waarden 9
8. Historische achtergronden, situatie en bodemverstoringen 11
9. Gespecificeerde archeologische verwachting 16
10. Conclusie en advies 17
11. Geraadpleegde bronnen 18
Bijlage 1: Beleidskaart 19
Bijlage 2: Stroomruggenkaart 20
Bijlage 3: Geomorfologie 21
Bijlage 4: Hoogtekaart 22
Bijlage 5: Bodemkaart 23
Bijlage 6: Archeologische waarden 24
1
1. Aanleiding
In opdracht van VABO Ontwikkeling b.v. heeft Transect in mei 2015 een archeologisch vooronderzoek
uitgevoerd in een plangebied aan de Rietveldseweg 14 in Culemborg (gemeente Culemborg). De
aanleiding voor het onderzoek is de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van
een woning die plek.
Voor het plangebied geldt volgens het vigerende bestemmingsplan een archeologische waarde. Dit
betekent dat voor de voorgenomen bodemingrepen, in het kader van de aanvraag van een
omgevingsvergunning een archeologische waardestelling nodig kan zijn. Hiervoor is een archeologisch
vooronderzoek uitgevoerd.
2
2. Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek
Om de archeologische waarde van het plangebied te kunnen bepalen is gekozen voor een
bureauonderzoek (BO). Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het specificeren van de
archeologische verwachting. Dat wil zeggen het aan de hand van beschikbare en nieuwe informatie
over de archeologie, cultuurhistorie, geomorfologie, bodemkunde en het grondgebruik definiëren van
de kans dat binnen het plangebied sprake is van archeologische resten.
Het resultaat van het archeologisch bureauonderzoek is een rapport met een conclusie voor wat
betreft het risico dat eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied worden
verstoord als gevolg van de voorgenomen bodemingrepen. Aan de hand hiervan wordt een advies
voor eventuele vervolgstappen geformuleerd. Met het rapport kan de bevoegde overheid een
beslissing nemen in het kader van de vergunningverlening. Het rapport bevat waar mogelijk gegevens
over de aan- of afwezigheid, diepteligging, aard, omvang, ouderdom, gaafheid, conservering en
(relatieve) kwaliteit van archeologische waarden.
Het bureauonderzoek is uitgevoerd conform protocol 4002 van de Kwaliteitsnorm Nederlandse
Archeologie, versie 3.3 (KNA 3.3). In dit kader is onder andere het centraal Archeologisch
Informatiesysteem (ARCHIS) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geraadpleegd, waarin
Archeologische MonumentenKaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) zijn
opgenomen. Aanvullende (cultuur)historische informatie is verkregen uit divers voorhanden historisch
kaartmateriaal. Om inzicht te krijgen in de opbouw en ontwikkeling van het landschap zijn onder
andere de bodemkaart en beschikbaar geomorfologisch kaartmateriaal geraadpleegd. Deze informatie
is aangevuld met relevante informatie uit achtergrondliteratuur.
3
3. Afbakening plan- en onderzoeksgebied, huidig gebruik
Gemeente Culemborg
Plaats Culemborg
Toponiem Rietveldseweg (ong.)
Kaartblad 39A
Centrumcoördinaat 141.920 / 439.458
Binnen het archeologisch bureauonderzoek wordt onderscheid gemaakt in het plangebied en het
onderzoeksgebied. Het plangebied is het gebied waarin de geplande bodemingrepen zullen
plaatsvinden. Het onderzoeksgebied omvat het plangebied en een deel van het direct omringende
gebied en wordt bij het onderzoek betrokken om tot een beter inzicht te komen in de archeologische
en bodemkundige situatie in het plangebied. Het onderzoeksgebied beslaat het plangebied en het
omringende gebied, binnen een straal van circa 500 meter.
Het plangebied omvat het perceel naast de Rietveldseweg 14 in Culemborg (gemeente Culemborg).
Het omvat het toekomstige bouwvlak van een nieuwe vrijstaande woning op het terrein. De exacte
ligging van het plangebied is terug te vinden in figuur 1. In totaal heeft het plangebied een oppervlak
van circa 100 m2. Ten tijde van dit onderzoek is het plangebied niet bebouwd en in gebruik als
grasland.
Figuur 1: Ligging van het plangebied (rode lijnen en pijl).
4
4. Planvorming en consequenties toekomstig gebruik
Kader Omgevingsvergunning
Planvorming Nieuwbouw vrijstaande woning
Bodemverstorende werkzaamheden Graafwerkzaamheden
De opdrachtgever is voornemens om een nieuwe woning te realiseren. Er zijn van het plan nog geen
concrete inrichtingstekeningen voorhanden. Voor het plan is een omgevingsvergunning nodig, waarbij
het toekomstig bouwvlak van de woning onderwerp van dit onderzoek is. Bodemingrepen zijn
namelijk uitsluitend in dit gebied gepland. Hier kunnen zodoende eventueel aanwezige archeologische
waarden worden aangetast.
5
5. Beleidskader
Onderzoekskader Omgevingsvergunning
Beleidskader Bestemmingsplan
Vrijstellingsgrenzen onderzoek Groter dan 100 m2 en 30 cm –Mv
In 1992 heeft Nederland het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed
ondertekend; ook wel het Verdrag van Malta of Valletta genoemd, naar het eiland en de plaats waar
het is ondertekend. Het Verdrag is in 1998 geratificeerd en op 1 september 2007 via de Wet op de
Archeologische Monumentenzorg (Wamz) geïmplementeerd. De Wamz is een wijzigingswet en omvat
een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Wet Milieubeheer, de Ontgrondingenwet en de
Woningwet. Vanuit de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) bestond al een verplichting om bij de
voorbereiding van bestemmingsplannen alle ter zake doende belangen mee te wegen. In feite is de
Wamz een concrete invulling en verdere verbreding van deze verplichting.
Het archeologiebeleid van de gemeente Culemborg inzake het plangebied staat verwoord in het
bestemmingsplan “Parijsch-Zuid” en is gebaseerd op de archeologische verwachtingen en -
beleidskaart van de gemeente (bijlage 1). Op deze kaart is per zone vastgelegd welke archeologische
verwachting een gebied heeft. Het plangebied maakt op deze kaart deel uit van een zone met een
hoge archeologische verwachting. Aan deze zone is in het bestemmingsplan aanvullend
vrijstellingscriteria geformuleerd. Er geldt dat initiatieven die kleiner of gelijk zijn dan 100 m2 en
waarbij bodemingrepen niet dieper reiken dan 30 cm –Mv worden vrijgesteld van archeologisch
onderzoek (Waarde – Archeologie 2). Omdat de voorgenomen ingreep de vrijstellingsgrenzen van het
gebied met een hoge verwachting overschrijdt, geldt op basis van het bestemmingsplan een
archeologische onderzoeksplicht.
6
6. Landschap, geomorfologie en bodem
Archeoregio Midden Nederlands rivierengebied
Geomorfologie Bebouwd
Bodem Bebouwd
Maaiveld Circa 2,7 m +NAP
Grondwater Onbekend
Landschap
Het plangebied maakt deel uit van de Betuwe en ligt in het Midden-Nederlandse rivierengebied
(Berendsen, 2005). Dit gebied maakte in het midden van de laatste ijstijd (het Weichselien, vanaf
50.000 tot 15.000 jaar geleden) deel uit van een brede riviervlakte, waarbinnen de riviergeulen in een
verwilderd (‘vlechtend’) patroon verspreid lagen. Door deze geulen werd grof zand en grind afgezet,
dat geologisch gezien wordt gerekend tot de Formatie van Kreftenheye (De Mulder e.a., 2003). De
aanwezigheid van grof zand en grind wijst op hoge stroomsnelheden en sterke variaties in de
(piek)afvoer (als gevolg van grote hoeveelheden (smelt)water). Op andere momenten lag de bedding
van de riviervlakte langere perioden droog. Vanuit de drooggelegen vlakte kon fijner rivierzand door
sterke winden worden verstoven, dat vervolgens langs de randen van de riviervlakte tot afzetting
kwam. Daar ontstonden rivierduinen (Berendsen, 2000).
Vanaf 15.000 jaar geleden begon dit beeld enigszins te veranderen aangezien toen het klimaat
geleidelijk begon te verbeteren. In eerste instantie was sprake van enkele relatief kortdurende
warmere perioden (respectievelijk het Bølling- en Allerød-interstadiaal, 14.650 tot 14.000 BP en
13.900 tot 12.850 BP). Gedurende deze oplevingen nam de vegetatie toe en werd de afvoer van
rivierwater beter verdeeld. De riviergeulen begonnen te kronkelen (meanderen) en sneden zich in de
riviervlakte in, waardoor langzamerhand een rivierdal ontstond. In het dal werd tijdens
overstromingen zogenaamd ‘Hochflutlehm’ afgezet, ook wel bekend als het Laagpakket van Wijchen
(De Mulder e.a., 2003; Bennema en Pons, 1952). Pas vanaf 10.000 BP, in het Holoceen, zetten de
verbeterde klimaatomstandigheden definitief door, waardoor de toenemende vegetatie de
verstuivingen van rivierzand aan banden legde en de oevers van de rivieren door de alsmaar kleiner
wordende verschillen in afvoer zich stabiliseerden. Door de stabiele oevers traden de rivieren alleen
nog bij hoogwater buiten de oevers. De klei die bij hoogwater buiten de rivieren werd afgezet wordt
eveneens gerekend tot het Laagpakket van Wijchen.
De zich insnijdende meanderende rivieren gingen onder invloed van een voortdurend stijgende
zeespiegel in het Holoceen over in accumulerende meanderende rivieren, die meermalen hun loop
verlegden en daardoor verschillende stroomgordels ontwikkelden. Hierdoor vond in het grootste deel
van het rivierengebied afzetting plaats van zand (beddingafzettingen), zandige klei (oeverafzettingen)
en zware klei (komafzettingen), die werden afgewisseld door veen. Daarbij werden de oudere
afzettingen door jongere begraven. Het moment waarop dit optreedt, hangt af van de ligging van de
zogenaamde terrassenkruising (Berendsen & Stouthamer, 2001). De terrassenkruising is het punt
waarop de netto insnijding overgaat in een netto accumulatie van sediment (Berendsen, 2005). De
ligging van dit punt ligt niet vast maar is afhankelijk van het debiet, de sedimentlast van een rivier en
de stijging cq. daling van de zeespiegel. Berendsen en Stouthamer (2001) vermoeden dat de
terrassenkruising rond 6500 BP in de omgeving van Culemborg heeft gelegen. Daarna raakten de Laat-
Pleistocene en Vroeg-Holocene afzettingen afgedekt met holocene rivierafzettingen en kon het oude
rivierenlandschap verdrinken, wanneer ze verder van een rivier verwijderd lagen. Op die punten trad
door de aanhoudende stijging van het grondwater op grote schaal veenvorming op.
7
Geomorfologie
De omgeving van het plangebied heeft vanaf het passeren van de terrassenkruising onder directe
invloed gestaan van de Schoonrewoerd stroomrug (Cohen e.a., 2012; Berendsen en Stouthamer, 2001;
bijlage 2). De Schoonrewoerd stroomrug is actief geworden tussen 3250 en 2100 v. Chr.. Als rivier
kenmerkt de stroomrug zich door een sterk vertakt, meergeulig stroomstelsel (een anastomoserend
systeem) genoemd. Daarbij komen langs de stroomrug veel crevasses voor. Het uiterlijk van deze rivier
hangt samen met een afnemende zeespiegelstijging, een toename in veenvorming en de ligging van de
terrassenkruising ter hoogte van Culemborg toen deze rivier ontstond. Dit leidde tot een verhoogde
frequentie van rivierverlegging (crevassevorming). De Schoonrewoerd stroomrug bestaat hierom uit
twee stroomruggen (bijlage 2). Eén ligt ten noorden van het plangebied en een ligt ter plaatse van het
plangebied. De activiteit van deze rivier liep gefaseerd, waarbij er twee stroomruggen zijn ontstaan.
Vermoedelijk betreft de stroomrug ter plaatse van het plangebied de oudste fase, die stroomafwaarts
aansluit op de Zijderveld stroomrug. Op de beleidskaart van de gemeente staat deze stroomrug
aangegeven als crevasse-afzetting (van Hennisdijk). De ligging van de stroomrug is aan de hand van het
Actueel Hoogtebestand Nederland ook waar te nemen door een relatief hogere ligging van het
maaiveld (AHN; bijlage 4).
De stroomrug bestaat uit een zandlichaam van enkele meters dikte (beddingafzettingen). Op basis van
de zanddieptegegevens en verhangcijfers uit Cohen e.a. (2012) van deze stroomrug, liggen de
beddingafzettingen op een diepte van circa 0,8 tot 1,8 m -NAP. Aan de hand van deze gegevens ligt
het beddingzand in het plangebied naar verwachting op 1,0 tot 1,5 m –Mv. Bovenop de
beddingafzettingen zijn naar verwachting oeverafzettingen aanwezig, die hoofdzakelijk bestaan uit
zandige klei. Oevers ontstaan direct aan een rivier en konden onder invloed van variaties in
waterstanden in de geul opslibben tot relatief hoger gelegen wallen. De oeverafzettingen zijn
vermoedelijk uiteindelijk begraven onder overstromingssediment van latere rivieren.
Archeologisch gezien vormen de oeverwallen van een rivier een aantrekkelijke vestigingsplaats voor
(pre-)historische samenlevingen. Dit heeft mede te maken met de relatief hogere ligging in het
landschap en de nabijheid van transportmogelijkheden en vis- en vers drinkwater. Ook op het moment
dat een rivier inactief geworden is, blijft deze als een hoger gelegen rug in het landschap achter. Dit
biedt eveneens mogelijkheden voor bewoning in het over het algemeen vochtig en laag gelegen
rivierenlandschap.
Bodem
Volgens de bodemkaart ligt het plangebied in een zone met poldervaaggronden (bijlage 4,
bodemkaartcode: Rn47C). Ze bestaan hier naar verwachting voornamelijk uit zware klei (matig siltige
klei). Poldervaaggronden zijn over het algemeen kleigronden met een grijze, door oxidatie rood-
gevlekte ondergrond, die niet slap is. Daarbij worden ze gekenmerkt door een grijze humusarme
bovengrond. Poldervaaggronden zijn wijd verbreid en komen over het algemeen veel in westelijk
Nederland voor (De Bakker, 1966). In een poldervaaggrond kunnen begraven bodemniveaus aanwezig
zijn – zogenaamde vegetatiehorizonten – die een indicatie vormen voor oudere bodemvorming. Een
dergelijk niveau heeft zich in het rivierengebied kunnen vormen op het moment dat er sprake was van
een verminderde afvoer en door een afgenomen opslibbing van sediment. Hierdoor trad begroeiing op
en kon zich een humeus niveau vormen. Op het moment dat er sprake was van een toename in
rivierafvoer raakte dit niveau begraven. Het kenmerkt zich door een licht tot matig humeuze kleilaag
in de bodem. Daarvan zijn er in de Betuwe verschillende van bekend (Modderman, 1955).
Grondwatertrap
De grondwatertrap in het plangebied is V. Dit betekent over het algemeen dat er sprake is van relatief
droge gronden, waarbij de gemiddeld hoogste grondwaterstand binnen 40 cm –Mv wordt
8
aangetroffen en de gemiddeld laagste grondwaterstand zich beneden 120 cm –Mv kan bevinden.
Vanuit archeologisch oogpunt betekenen dergelijke grondwaterstanden dat zowel organische (zaken
als leer, hout) als anorganische resten goed in de bodem geconserveerd kunnen zijn gebleven. Voor
wat betreft (onverbrande) organische resten moet wel het voorbehoud worden gemaakt, dat door
schommelingen in de grondwaterstand en door oxidatie (als gevolg van de relatief hoge
grondwaterstand) deze enigszins kunnen zijn gedegradeerd, wanneer deze zich binnen 120 cm –Mv
bevinden.
9
7. Archeologische waarden
Wettelijk beschermd monument Nee
AMK-terrein Ja
Verwachting gemeentelijke beleidskaart Hoog
Archeologische waarnemingen / vondstmeldingen
Nee
Het plangebied heeft volgens het centraal archeologisch informatiesysteem (Archis-2) van de
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geen archeologisch wettelijk beschermde status. Het
plangebied is daarentegen wel opgenomen op de Archeologische MonumentenKaart (AMK). Het
betreft een terrein van hoge archeologische waarde, dat een groot deel van de omgeving van het
plangebied omvat (AMK terrein 15385). Daaromheen zijn diverse andere terreinen van waarde
aanwezig (bijlage 6). Binnen het betreffende terrein bevinden zich sporen van bewoning uit het Laat-
Neolithicum en Vroege Bronstijd. In het gebied is op plaatsen op een diepte van 35 tot 90 cm is een
cultuurlaag aangetroffen met aardewerk, vuursteen, bot, houtskool en verbrande leem. Ook aan het
oppervlak zijn vondsten gedaan. De cultuurlaag wordt gekenmerkt door hun hogere ligging en zijn te
onderscheiden door een relatief donkerdere bovengrond (Ode en Haartsen, 1997; Garrison & Herz,
2007). De terreinen eromheen omvatten resten die variëren uit de IJzertijd tot en met de Late
Middeleeuwen. Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) is aan het plangebied een
hoge archeologische verwachting toegekend. Binnen de gemeentelijk archeologische
verwachtingskaart is deze verwachting eveneens van toepassing op het plangebied, hoewel op deze
kaart een hoge verwachting geldt voor de periode Late Bronstijd tot en met Late Middeleeuwen (zie
bijlage 1).
In het plangebied zijn voor zover bekend in het verleden geen archeologische waarnemingen gedaan
en heeft niet eerder archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Daaromheen is dit wel het geval.
• Ten zuidoosten van het plangebied hebben diverse archeologische onderzoeken plaatsgevonden
(onderzoeksmelding 9893, 6512 en 57530). Al deze onderzoeken liggen ten zuiden van de
Rietveldseweg. In 1997 zijn hier tijdens archeologisch vooronderzoek fragmenten aardewerk en
verbrand graan in de boringen waargenomen (Archis waarnemingsnummer 45114). Recent heeft
hier proefsleuvenonderzoek plaatsgevonden, maar de resultaten ervan zijn vooralsnog niet
gepubliceerd (onderzoeksmelding 57530).
• Ten noorden van het plangebied is in het kader van woningbouw ook archeologisch
vooronderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn echter niet openbaar (onderzoeksmelding
59091).
• Ten noorden van het plangebied is in 1997 in het kader van het opstellen van een
cultuurhistorische effectrapportage onderzoek uitgevoerd. Op grond van dit onderzoek is de
omgeving van het plangebied als terrein van hoge waarde aangegeven (Ode en Haartsen, 1997,
onderzoeksmelding 2790). Op twee plaatsen zijn in het gebied cultuurlagen gevonden in
combinatie met fragmenten bewerkt vuursteen, fosfaat, houtskool en grof gemagerd aardewerk.
Het aardewerk is te dateren in het Laat-Neolithicum – Bronstijd (Archis waarnemingsnummer
• Ten westen van het plangebied – op een afstand van 150 m – is in 2012 een opgraving uitgevoerd
van nederzettingsresten uit de Bronstijd en IJzertijd (onderzoeksmelding 51849). Het opgegraven
gebied maakt deel uit van het terrein van archeologische waarde (AMK terrein 15382) en een
toegewezen vindplaats uit de Midden-IJzertijd uit het onderzoek van Ode en Haartsen (1997,
Archis-waarnemingsnummer 44.972).
10
• Archis waarnemingsnummer 49458 betreft een vindplaats uit het onderzoek van Ode en
Haartsen (1997). Hier zijn tijdens het booronderzoek vondsten gedaan uit de Bronstijd
(vuursteen, aardewerk) en de Late Middeleeuwen.
Afleidend uit de onderzoeken kan gesteld worden dat in het plangebied sprake is van een hoge
archeologische verwachting, met name op resten uit het Neolithicum tot en met de IJzertijd.
11
8. Historische achtergronden, situatie en bodemverstoringen
Landschapstype Midden-Nederlands rivierengebied
Historische bebouwing Nee
Historisch gebruik Grasland
Huidig gebruik Bebouwd
Bodemverstoringen Graafwerkzaamheden door nieuwbouw
Historische achtergronden
Het plangebied bevindt zich oorspronkelijk tussen de Rietveldseweg (met erlangs de Rietveldsche
wetering en de Parijssewetering in het oude cultuurlandschap ten westen van Culemborg. De zone
scheidt de oorspronkelijke polder Rietveld van Polder Hooge Prijs, die beide vermoedelijk in de 12e
eeuw zijn aangelegd (Haartsen e.a., 2012). Wat opvalt in beide polders is met name de
verkavelingspatronen. Er is in beide polders hoofdzakelijk sprake van lange opgestrekte kavels die over
het algemeen op zwaar te bewerken grond wijzen (zware klei of zelfs veen). Tussen de twee
weteringen in is langs de Rietveldseweg op historisch kaartmateriaal uit het begin van de 19e eeuw
reeds bebouwing te zien. Het cultuurlandschap is echter sporadisch en ter plaatse van het plangebied
is geen bebouwing aanwezig (figuur 3). Dit sluit echter bewoning uit perioden ervoor, zelfs tot in de
12e eeuw, niet uit. Deze situatie blijft onveranderd in de tweede helft van de 19e eeuw en eerste helft
van de 20e eeuw (tot 1957). Op topografisch kaartmateriaal vanaf 1966 is te zien dat de Wethouder
Schoutenweg als doorgaande weg parallel aan de Rietveldseweg wordt aangelegd. Het plangebied
blijft altijd onbebouwd. Op kaartmateriaal uit 1988 is te zien hoe rondom het plangebied geleidelijk
nieuwbouw verschijnt.
Huidig gebruik en bodemverstoringen
Het plangebied is altijd onbebouwd geweest en in gebruik als grasland. Er zijn geen verstoringen te
verwachten op de ligging van enkele kabels en leidingen na. De ligging ervan is weergegeven in figuur
8. Deze zullen in het kader van de herontwikkeling in het gebied worden verlegd.
12
Figuur 2: Uitsnede van de kadastrale minuut uit 1811-1832. Het plangebied is met rode lijnen weergegeven.
Figuur 3: Uitsnede van een topografische kaart uit 1880. Het plangebied is met rode lijnen weergegeven.
13
Figuur 4: Uitsnede van een topografische kaart uit 1918. Het plangebied is met rode lijnen weergegeven.
Figuur 5: Uitsnede van een topografische kaart uit 1966. Het plangebied is met rode lijnen weergegeven.
14
Figuur 6: Uitsnede van een topografische kaart uit 1977. Het plangebied is met rode lijnen weergegeven.
Figuur 7: Uitsnede van een topografische kaart uit 1988. Het plangebied is met rode lijnen weergegeven.
15
Figuur 8: ligging van kabels en leidingen. In zwart de bestaande situatie, in rood de nieuwe. Het plangebied is met blauwe lijnen weergegeven.
16
9. Gespecificeerde archeologische verwachting
Kans op archeologische waarden Neolithicum – Late Middeleeuwen Hoog
Complextypen Nederzettingen en/of sporen van landgebruik
Stratigrafische positie In de top van de oeverafzettingen
Diepteligging Binnen 2,0 m –Mv
Aanwezigheid en dichtheid
Het plangebied ligt op de Schoonrewoerd stroomrug. Op de oevers van deze rivier is bewoning
mogelijk geweest in het Neolithicum, de periode van activiteit van deze rivier. Hoewel de rivier tegen
het eind van het Neolithicum inactief geworden is, heeft de stroomrug altijd een hoger deel van het
landschap gevormd en is daarmee aantrekkelijk voor bewoning geweest tot in de Late Middeleeuwen.
Daarbij ligt het plangebied binnen een archeologisch attentiegebied, waarbinnen resten van bewoning
aanwezig zijn. Vlak in de buurt zijn reeds waarnemingen gedaan van een cultuurlaag met daarin
fragmenten aardewerk, bot en vuursteen. De gevonden resten dateren in de periode Laat-Neolithicum
– Bronstijd en de IJzertijd en heeft zelfs een opgraving plaatsgevonden. Voor wat betreft de Late
Middeleeuwen is de ligging van het plangebied tussen twee 12e eeuwse polders interessant op het
voorkomen van nederzettingen uit die tijd. Derhalve is voor de periode Laat-Neolithicum tot en met de
Late Middeleeuwen de archeologische verwachting hoog.
Voor wat betreft de Nieuwe tijd geldt een lage archeologische verwachting. Er is geen historische
bebouwing aanwezig aan het begin van de 19e eeuw in het plangebied, waardoor de verwachting op
oudere bebouwing in het plangebied niet hoog is.
Stratigrafische positie
Het archeologisch relevante niveau ligt direct onder het maaiveld en wordt gevormd door de top van
de oeverafzettingen. Hierin kan een cultuurlaag aanwezig zijn, die indicatief is voor zowel de
aanwezigheid en diepteligging van archeologische resten als de mate van intactheid ervan.
Complextypen
In het plangebied worden nederzettingsterreinen, sporen van landgebruik en grafvelden verwacht.
Nederzettingsterreinen in het rivierengebied zouden zich kunnen kenmerken door een cultuurlaag of
dichte vondstenstrooiing, hetgeen met name te danken is aan de langdurigheid van bewoning op een
bepaalde plek. In een vochtige omgeving als die van het rivierengebied was de bewegingsruimte voor
nederzettingen namelijk niet al te groot, waardoor bewoning vaak geconcentreerd bleef op vaste
plekken. Daarentegen zullen sporen van landgebruik (waaronder ook grafvelden) zich juist kenmerken
door grondsporen en verkleuringen in de bodem en in veel mindere mate door de aanwezigheid van
vondstmateriaal. Derhalve kan over de aanwezigheid van laatstgenoemde complexen enkel uitspraken
gedaan worden op basis van de mate van intactheid van de bodem.
17
10. Conclusie en advies
Uit het archeologisch bureauonderzoek blijkt dat voor het plangebied een hoge archeologische
verwachting geldt op het aantreffen van (nederzettings)resten uit de periode Neolithicum –
Middeleeuwen. Deze verwachting is gebaseerd op de landschappelijke ligging van het plangebied op
een oude stroomrug en de aanwezigheid van diverse vondsten uit de directe omgeving van het
plangebied. Ook is het plangebied nooit bebouwd geweest, waardoor het de verwachting is dat de
oorspronkelijke bodemopbouw volledig intact is gebleven.
Advies
In het plangebied bestaat op basis van de onderzoeksresultaten een hoge verwachting op de
aanwezigheid van archeologische resten. Geadviseerd wordt om daarom ter plaatse van het
plangebied een aanvullend inventariserend veldonderzoek uit te voeren, wanneer het oppervlak van
de woning groter is dan 100 m2. Dit ligt in lijn met de voorschriften van het bestemmingsplan. Doel van
dit onderzoek is dan om de bodemopbouw in het plangebied in beeld te brengen en vast te stellen in
hoeverre nog daadwerkelijk archeologische resten aanwezig zijn. Gezien de hoge verwachting en het
beperkte oppervlak van het plangebied zou een verkennend c.q. karterend booronderzoek als
onderzoeksmethode het meest voor de hand liggen.
Wanneer het oppervlak van de woning kleiner of gelijk is dan 100 m2, is aanvullend onderzoek in
overeenstemming met het bestemmingsplan niet noodzakelijk.
Bovenstaande vormt een advies. Op grond van de resultaten van het rapport en het advies zal het
bevoegd gezag (de gemeente Culemborg) een besluit nemen over de daadwerkelijke omgang met
eventueel aanwezige archeologische waarden binnen het plangebied.
18
11. Geraadpleegde bronnen
Archeologische kaarten en databestanden:
• Archeologische Monumenten Kaart (AMK), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort,
2007.
• Archeologisch Informatie Systeem II (Archis2), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE),
Amersfoort, 2007.
• Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, 3e generatie, IKAW, Rijksdienst voor
Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), Amersfoort, 2008.
• Beleids- en verwachtingskaart van de gemeente Giessenlanden
• www.ahn.nl
• www.ruimtelijkeplannen.nl
• www.watwaswaar.nl
• www.bodemloket.nl
• geodan.bagviewer.nl
• www.bodemdata.nl
Literatuur:
• Bakker, H. de, 1966. De subgroepen van het systeem voor bodemclassificatie voor Nederland. In:
Boor en Spade.
• Bakker, H. de en J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De hogere
niveaus. Wageningen.
• Bennema, J. & L.J. Pons, 1952, Donken, fluviatiel Laagterras en Eemzee-afzettingen in het westelijk
gebied van de grote rivieren. Boor en Spade 5: 126-137.
• Berendsen, H.J.A., 2005. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland).
Vierde, geheel herziene druk.
• Berendsen, H.J.A./ E. Stouthamer (eds.), 2001. Palaeogeographical development of the Rhine-
Meuse delta, the Netherlands. Assen.
• Cohen, K.M., E. Stouthamer, H.J. Pierik, A.H. Geurts, 2012. Digitaal Basisbestand Paleogeografie
van de Rijn‐Maas Delta. Dept. Fysische Geografie. Universiteit Utrecht. Digitale Dataset.
• Garrison, E.G. & N. Herz, 2007. Geological Methods for Archaeology, Oxford University Press,
London
• Haartsen, A, B. Olde Meierink, S. van Ginkel-Meester, R. Stenvert, R. de Groot, 2012.
Cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Culemborg. Lantschapsstudies 125, Haaften.
• Odé, O & A.J. Haartsen, 1997. Gemeente Culemborg. Cultuurhistorische effectrapportage
Onderzoeksgebied Rietveld. RAAP-rapport 243, Stichting RAAP, Amsterdam.
• Van de Plassche, O, B. Makaske, W.Z. Hoek, M. Konert en J. Van der Plicht, 2010. Mid-Holocene
water-level changes in the lower Rhine-Meuse delta (western Netherlands): implications for the
reconstruction of relative mean sea-level rise, palaeoriver-gradients and coastal evolution.
Netherlands Journal of Geosciences / Volume 89 / issue 1.
• Mulder, E.F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003. De ondergrond van
Nederland. Houten.
19
Bijlage 1: Beleidskaart
20
Bijlage 2: Stroomruggenkaart
21
Bijlage 3: Geomorfologie
22
Bijlage 4: Hoogtekaart
23
Bijlage 5: Bodemkaart
24
Bijlage 6: Archeologische waarden
top related