akkerland 2012
DESCRIPTION
Tijdschrift voor de Nederlandse Akkerbouw uitgegeven door het Productschap Akkerbouw.TRANSCRIPT
AKKERLAND | 1
Tijdschrift voor de Nederlandse Akkerbouw
Sterkeakkerbouwketen
blijft belangrijk!
06 Onderzoek voor rendabele en duurzame kennis
08 Masterplan Phytophthora gaat laatste jaar in
20 Teeltvoorschriften
30 Voedselveiligheid: van levensbelang voor een gezonde sector
JUNI 2012
PRODUCTSCHAP AKKERBOUW
2 | AKKERLAND
INHOUD
04 Inbreng vanuit sector en collectiviteit op de tocht
06 Onderzoek voor rendabele en duurzame kennis
08 Masterplan Phytophthora gaat laatste jaar in
10 Emissieneutrale akkerbouw in 2030
12 Het Actieplan Aaltjesbeheersing ook in 2012 volop in beweging: ook bij u in de buurt!
14 Energieboerderij toont duurzaamheid energieketens aan
16 Project effectief middelen pakket
18 Peulvruchten en eiwitvoorziening
20 Teeltvoorschriften
30 Voedselveiligheid: van levensbelang voor een gezonde sector
32 Nieuwsbrief: geluidswijzer
34 Nieuwsbrief: stof? pak ’t aan!
36 Aardappel- en uienmarktinformatie voor telers
38 AGRI-PRINS Aardappelprijsinformatiesysteem online!
40 Akkerbouw, dat mag gezien worden!
42 Recordgraanoogsten noodzakelijk
Voorwoord
Hierbij treft u alweer de vierde jaargang van Akkerland aan, het
magazine van het Productschap Akkerbouw (PA) voor de telers.
Zoals gebruikelijk wordt er, ook bij wijze van verantwoording van
de door het PA geïnde heffingen, teruggekeken op wat er allemaal
gedaan is én vooruitgekeken naar de plannen voor de toekomst.
Als nieuw aangetreden voorzitter van het PA ben ik onder de
indruk van wat er allemaal te lezen valt in deze Akkerland. Ten
eerste ben ik trots op de medewerkers van het productschap, die
ondanks de voor de PBO roerige tijden, stevig doorwerken aan
de verschillende activiteiten op het gebied van plantgezondheid,
voedselveiligheid en marktinformatie. Een aantal van onze
medewerkers komt in dit magazine aan het woord.
Ten tweede ben ik onder de indruk van de akkerbouwers, die met
elkaar in het verband van het PA hun eigen verantwoordelijkheid
pakken op het gebied van onderzoek, innovatie, teeltvoorschriften
etc. Allemaal zaken die telers alleen niet voor elkaar krijgen,
maar via de instrumenten van het PA samen wel. Zo laat de
akkerbouw zien dat het sectorbelang én het algemeen belang
door samenwerking goed gediend kunnen worden.
Vanuit het PA willen we u ook in de toekomst daarbij zo goed
mogelijk blijven ondersteunen. Wellicht in een wat ander juridisch
construct en op een moderne leest geschoeid, want er is altijd
ruimte voor organisatorische verbeteringen. Uiteindelijk gaat het
er om dat u als akkerbouwers zo goed mogelijk aan de toekomst
kunt bouwen. Want dat is gezien de groeiende wereldbevolking
voor de voedselvoorziening van groot belang.
Ik hoop dan ook dat de onderwerpen in dit magazine u aanspreken
en inspireren.
Natuurlijk zijn we nieuwsgierig naar uw reacties. U kunt ze per
e-mail aan ons doorgeven: [email protected]
Ik wens u veel plezier met het lezen van Akkerland.
Renée Bergkamp
Voorzitter Productschap Akkerbouw
AKKERLAND | 3
4 | AKKERLAND
ONTWIKKELINGEN PBO
Het kabinet heeft het afgelopen
najaar de werkzaamheden van de
productschappen verdeeld in onmisbare
en misbare taken. Onmisbaar zijn
taken als verordeningen en regels van
de Europese Unie, plantgezondheid,
voedselveiligheid en gezondheid.
Misbaar zijn onder andere promotie en
marktinformatie.
Ondanks die analyse heeft de Tweede
Kamer een motie aangenomen voor de
opheffing van de productschappen en
opdracht gegeven om alternatieven voor
de productschappen te onderzoeken.
Het kabinet werkt aan een officiële
reactie. Morgen kan die er zijn, maar het
kan ook nog weken duren. „Tot dan is
niets zeker”, zegt Elema.
Draagvlak is belangrijk voor de toekomst
van de schappen. Hoe zit het met het
draagvlak onder akkerbouwers?
Haanstra: „Dat hebben we uitvoerig
laten onderzoeken. Acht van de
tien akkerbouwers vinden dat het
Productschap Akkerbouw (PA) die
dingen doet die belangrijk zijn voor de
sector en dat die zaken collectief moeten
worden geregeld. De akkerbouwers
willen geen free riders.
Die score was te verwachten, want
we pakken activiteiten pas op als we
weten dat er draagvlak is. Dus als de
sector dat zelf wil. Alles wat het PA doet,
is goedgekeurd door de Commissie
Teeltaangelegenheden. Daarin zitten
akkerbouwers, vertegenwoordigers
vanuit LTO en NAV. Het gaat om geld van
de boeren waarover boeren beslissen.
Als zij morgen geen geld meer willen
uitgeven, zetten we de heffing op 0 euro.
Dat kan. Ik acht het niet verstandig, maar
het kán.”
Wat krijgt de akkerbouwer terug voor die
heffingsgelden?
Haanstra: „Met de heffing betalen
we zaken die we samen hebben
afgesproken: bv. de aanpak van wilde
haver, valse meeldauw, phytophthora,
AM en de ATR-regeling. Zo heeft de
sector een stuk of dertig afspraken
gemaakt waar de sector zelf voordeel
bij heeft. Bijvoorbeeld doordat die
afspraken de export veiligstellen,
bijdragen aan het behoud van inkomen
of voorkomen dat we elkaar schade
doen. Zonder productschap zijn we die
activiteiten kwijt. Ik weet niet hoe we dat
als sector dan anders moeten regelen.”
Elema: „Akkerbouwers krijgen daarmee
ook veel informatie. We delen kennis
op www.kennisakker.nl. We stimuleren
innovatie met het project Kiemkracht.
We geven marktinformatie via BAI en
BUI, waarvan de akkerbouwers gretig
gebruikmaken, en ondersteunen de
regionale landbouwbeurzen. Geen
enkele van deze taken is in de ogen van
de akkerbouwer misbaar, blijkt uit het
onderzoek. Maar het kabinet schaart dit
wel onder de misbare taken.”
Hoe erg is het als de misbare en
onmisbare taken verdwijnen? Voor de
onmisbare moet het kabinet toch een
alternatief bedenken?
Haanstra: „Misbaar is alles wat tegen de
markt aan schurkt. Die werkzaamheden
hebben draagvlak, daarom zijn ze er.
De meerwaarde is dat het van een
onafhankelijke partij komt. Daarom is het
ook meer dan spijtig als ze verdwijnen.
Rampzalig is het als belangrijke
regelgeving en het collectieve onderzoek
niet meer via een productschap wordt
geregeld. De overheidstaken kun je wel
in een andere organisatie onderbrengen,
maar dan mis je de samenwerking met
de sector. Het wordt dan bijvoorbeeld
moeilijk om convenanten af te sluiten.
Het is niet nieuw dat de productschappen onder vuur liggen. Het besluit tot opheffen is formeel nog niet genomen, maar
dat kan letterlijk elk moment gebeuren. Voor de akkerbouwer pakt opheffen slecht uit. Secretaris Matthé Elema en Jaap
Haanstra, voorzitter Commissie Teeltaangelegenheden, leggen dat uit.[*]
Jaap Haanstra: Organisatievorm mag wijzigen, maar werkwijze moet blijven
Inbreng vanuit sector en collectiviteit op de tocht
Jaap Haanstra (rechts) en Matthé Elema.
[*] dit artikel is gebaseerd op de politieke stand van zaken van eind mei 2012
AKKERLAND | 5
ONTWIKKELINGEN PBO
Juist dankzij convenanten hebben we
belangrijke doelen gehaald. Kijk naar het
convenant gewasbescherming, waarin
onder meer de spuitkeuring is geregeld.
Of het Masterplan Phytophthora, het
voorbeeld van hoe je gezamenlijk een
probleem aanpakt. Dat masterplan heeft
een belangrijke bijdrage geleverd aan
het terugdringen van emissies. Door
zo’n convenant via het productschap
af te spreken, hebben we ook een
controlemiddel voor eenlingen die
het voor de sector verpesten. De
mogelijkheid om gezamenlijke afspraken
te maken en daarbij ook sancties te
kunnen afspreken, die moeten we niet
kwijtraken. Daarmee bewijst de overheid
zichzelf en de samenleving geen dienst.”
Waar zijn de akkerbouwers volgens u het
meeste bij gebaat?
Elema: „Dat het werk wel wordt gedaan,
door een organisatie met inbreng van de
sector zelf. Misschien vanuit een nieuwe
organisatie, waarin alle productschappen
samen efficiënter werken. Misschien
heet dat geen productschap meer, maar
het belangrijkste is dat je iets kunt doen.
Herkenbaar en met zeggenschap voor
de sector.”
Haanstra: „Akkerbouwers willen een
productschap. Het productschap is
verplicht om het werk voor de bedrijven
die de heffingen betalen zo goed en
goedkoop mogelijk te doen. In die
volgorde. De vorm van de organisatie
mag veranderen, het mag lean and
mean, maar de werkwijze moet hetzelfde
blijven.”
Hoe groot schat u de kans dat
het productschap helemaal wordt
opgeheven?
Elema: „Vooropgesteld, het opheffen
van de productschappen is niet de
wens van het kabinet, blijkt uit hun
standpunt. Een aantal publieke taken
kan doorgaan. Dat zijn taken die de hele
samenleving aangaan, die een breder
belang hebben dan de sector alleen en
waarvoor ook een overheidsgezag nodig
is om het tot uitvoering te brengen.
Denk aan voedselveiligheid en plant- en
diergezondheid. Maar alles ligt nu open.
De motie van de Tweede Kamer is met
een ruime meerderheid aangenomen,
het kabinet moet een officiële reactie
geven en wij kunnen niet anders dan
afwachten.”
Haanstra: „We moeten eerlijk zijn, het is
bij de productschappen in het verleden
niet altijd even soepel gelopen. Maar om
dan maar alles op te heffen, gaat te ver.
Het opheffen van de productschappen
is een complete ramp.” Haanstra denkt
even diep na. Hij besluit: „Ik kan me niet
voorstellen dat ze het echt gaan doen.”
6 | AKKERLAND
Mengsel voor vandaag, morgen en 2030Het PA draagt in 2012 zo’n 3 miljoen euro bij aan
onderzoek en kennisverspreiding. Hiervan is driekwart
gericht op de korte en middellange termijn en een kwart
op de lange termijn.
Bij de middellange en lange termijn moet u denken aan
het Masterplan Mineralenmanagement, het Actieplan
Aaltjesbeheersing en Kiemkracht. Hierover kunt u in
andere artikelen in deze Akkerlanduitgave het nodige
lezen.
Bij de kortere termijn gaat het vooral om onderwerpen die
via de onderzoeksprogrammering naar boven komen. In
de overzichten van vorig jaar afgeronde projecten en dit
jaar gestarte projecten ziet u deze aandacht voor de korte
en middellange termijn toegelicht.
Ook uw kenniswensen kunnen opgenomen worden in het
programma, maar dan moet u deze wensen wel kenbaar
maken! Op www.productschapakkerbouw.nl en dan onder
teelt > onderzoek > programmering, vindt u de benodigde
informatie.
KennisakkerMeer informatie over onderzoeksprojecten van het PA en
de resultaten ervan vindt u vooral op www.kennisakker.nl
en in de landelijke en regionale vakbladen.
TopsectorenHet kabinet wil 9 topsectoren waarin Nederland wereldwijd
uitblinkt, nog sterker maken. Twee van deze topsectoren
raken de akkerbouw direct: 1. Agro&Food en 2. Tuinbouw
en uitgangsmaterialen. Deze topsectoren zien de volgende
strategische kansen:
• meermetminderdoorduurzame,innovatieve
voedselsystemen;
• hogeretoegevoegdewaardedoorinnovatiefocusop
gezondheid, duurzaamheid, smaak en gemak;
• internationaalleiderschapdoorexportvanproductenen
geïntegreerde systeemoplossingen.
Onderzoek voor rendabele en duurzame kennisHet kennisprogramma van het Productschap Akkerbouw (PA) is een mengsel van projecten gericht
op de vragen van vandaag tot innovaties voor het jaar 2030. Zo werkt de akkerbouwsector aan een
duurzaam rendement op de korte en lange termijn en is er voor iedereen iets interessants te vinden.
Met het topsectorenbeleid wordt de rol van het bedrijfsleven bij de aansturing van door de overheid
gefinancierd onderzoek veel groter. Het PA coördineert de inbreng vanuit de akkerbouw.
PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE
AKKERLAND | 7
PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE
Om deze kansen te benutten, gaan overheid, bedrijfsleven,
universiteiten en onderzoekscentra samen werken aan
kennis en innovatie. Het bedrijfsleven krijgt daarbij,
organisatorisch en financieel, een belangrijkere rol dan tot
nu toe.
Om te voorkomen dat er kansen worden gemist of dat het
bedrijfsleven elkaar onnodig beconcurreert, is het zaak als
akkerbouwbedrijfsleven hierbij zoveel mogelijk samen te
werken. Diverse akkerbouwketens hebben het
PA gevraagd hier een coördinerende rol te spelen. Voor
de zomer zal het PA het initiatief nemen om tot een aantal
publiek-private samenwerkingsovereenkomsten te komen,
onder andere voor de onderwerpen plantgezondheid,
bodem, rassen en veredeling en precisielandbouw.
Afgeronde projecten (2011)
• Snellevoorjaarsstartvancichorei
• Koudvernevelingindeaardappelbewaring
• Verbeteringvanhetuitgangsmateriaalvanbruinebonen
• Grassenbestrijdinginrietzwenkgrasgroenbemester
• Faunaschadeingranenengraszaad
• GewasbeschermingmetUV-licht
• Luis-envirusbestrijdinginpootaardappelen
• Bestrijdingvanslakkenenritnaaldeninaardappelen
• Roodrot:ras-enmiddelengevoeligheid
• Alternatievenvoorstuifbestrijding
• Flexibiliseringvangebruiksnormenenmanagement
• Meerwaardeuitmest
• FunctioneleagrobiodiversiteitII
• Energieboerderij
Gestarte projecten (2012, excl. Masterplan
Mineralenmanagement, Actieplan Aaltjesbeheersing en
Kiemkracht)
• Mogelijkhedenvanmeerjarigegraanachtigegrassenvoor
erosiebestrijding
• Wintergranenvoorwaterberging
• ToepassingvanRoyalMHindebewaringvanaardappelen
• Bewaarstrategievanaardappelenvanlichtegrond
• Peulvruchtenteeltopzavelgrond
• Vestigingenverspreidingvanhetmaïswortelknobbelaaltje
binnen een perceel
• VerspreidingvanY-virusdooraaltjes
• Behandelingvanuitgangsmateriaaltegenstengelaaltjes
• Duistbestrijdinginbouwplanverband
• Inventarisatievanvreterijinaardappel
• Bonenspintmijtinaardappel
• Schemabodemplagen
• Biologischebestrijdingvanritnaalden
• Transportvanvirusindeaardappelplant
MEER INFORMATIEOnderzoeksprojecten van het PA en de resultaten ervan
vindt u op www.kennisakker.nl,
www.producschapakkerbouw.nl en in de landelijke en
regionale vakbladen.
U kunt ook contact opnemen met Erik Greve:
T 070 3708 526
M 06 10 94 46 23
8 | AKKERLAND
Masterplan Phytophthora gaat laatste jaar in
Het MP wordt aangestuurd door de aardappeltelers zelf.
Gedurende de looptijd van het project is de milieubelasting
met 97% gedaald ten opzichte van de referentieperiode 1996-
1998 (zie figuur). Het gebruik van minder milieubelastende
middelen gecombineerd met teeltvoorschriften en een
optimale bestrijdingsstrategie speelt hierbij een belangrijke
rol. Fase 5 van het Masterplan loopt eind 2012 af en de
stuurgroep heeft de Commissie Teeltaangelegenheden van
het PA geadviseerd om het project na afloop van dit jaar
te beëindigen en de door de telers noodzakelijk geachte
activiteiten binnen het PA te coördineren en aan te sturen. Er is
namelijk geen twijfel over dat Phytophthora niet zal “stoppen”.
Een aantal belangrijke activiteiten zoals de handhaving van
de bestrijdingsplicht voor afvalhopen, ziektehaarden en
opslagplanten, communicatie over Phytophthora en monitoring
van milieubelasting loopt daarom in ieder geval door en de
aansturing en besluitvorming daarover zal plaatsvinden in de
Commissie Teeltaangelegenheden van PA. Praktijkonderzoek
met betrekking tot Phytophthora zal indalen in de bekende,
reguliere programmeringstructuur van PA.
Ondanks de forse vermindering van de milieubelasting blijft
de afhankelijkheid van het gebruik van fungiciden groot
en is er nog steeds behoefte aan meer kennis over de
aardappelziekte. Dat de Phytophthora problematiek niet is
opgelost weet elke aardappelteler. Elk jaar opnieuw is het
zaak om infectiehaarden te voorkomen en het gewas te
beschermen als kritieke infectieperioden zich voordoen. Er
wordt ook hard gewerkt om meerdere resistenties bij elkaar
te brengen in nieuwe aardappelrassen, om zo de kans op
het doorbreken van die resistentie te minimaliseren. Of een
gecombineerde resistentie op lange termijn en onder hoge
PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE
Na de start van het Masterplan Phytophthora (MP) in 1998 gaat dit, door het Productschap Akkerbouw
(PA) gefinancierde, succesvolle aardappelproject dit jaar het 14e en laatste jaar in. De doelstelling,
een duurzame aardappelteelt met minimale milieubelasting en verminderde afhankelijkheid van
chemische middelen is nog steeds actueel.
Masterplan Phytophthora
AKKERLAND | 9
ziektedruk stand blijft houden, is echter nog een open vraag.
De agressiviteit en het aanpassingsvermogen van de schimmel
is in de loop der jaren aanmerkelijk toegenomen. Duurzame
resistentie en de zoektocht hiernaar is en blijft dan ook een
belangrijke oplossingsrichting waar bedrijfsleven (veredeling)
en onderzoeksinstellingen zich voor inspannen. Maar minstens
zo belangrijk is het in de praktijk kunnen toepassen van de
beschikbare kennis in een bestrijdingsstrategie die gericht is op
het beheersen van de aardappelziekte.
Belangrijkste activiteiten in 2012 zijn:
• Controle en handhaving van de phytophthoraverordening
(zie teeltvoorschriften elders in Akkerland). Centraal hierbij
staan de drie teeltvoorschriften:
- het afdekken van aardappelafvalhopen;
- het bestrijden van ziektehaarden in aardappelpercelen en
- de bestrijding van aardappelopslagplanten.
Het bekende gele (waarschuwing)- en rode (tuchtrecht)
kaartensysteem functioneert goed en wordt door vrijwel
iedereen in de praktijk als waardevol beschouwd.
• De alarmeringsdienst “Phytophthora kansrijke periodes”
waarschuwt vanaf 2001 telers direct via telefoon, fax of sms
als de (weers)omstandigheden voor phytophthora gunstig
zijn. De lokale ziektedruk kan ook online worden bekeken
op www.kennisakker.nl (klik op het masterplanlogo). Telers
kiezen in toenemende mate voor een sms-alert.
• Communicatie (actuele jaarrondbestrijdingsstrategie) via
Phytophthora info, een mailing naar alle Nederlandse
aardappeltelers met de actuele ontwikkelingen op het
gebied van Phytophthora, gewasbeschermingsmiddelen,
de teeltvoorschriften en de bestrijdingsstrategie 2012.
Daarnaast verzorgen praktijkonderzoekers inleidingen voor
adviseurs en aardappeltelers;
• Monitoren van de milieubelasting door het LEI;
• Op de website www.kennisakker.nl wordt up-to-date
informatie aangeboden, zodat telers via deze weg ook meer
info kunnen vergaren.
PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE
MB
P p
er h
ecta
re (x
1.00
0)
Milieubelasting per type aardappel 2001-2010 tov 1996-1998
0,1
96-98
cons. aardappel pootaard. zetmeelaard.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1,0
10,0
100,0
96-98 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 96-98 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
uitspoeling
bodem
water
MEER INFORMATIEZie de bij deze akkerland gevoegde Phytophthora info,
de nieuwsbrief van het Masterplan Phytophthora of kijk
op
www.productschapakkerbouw.nl/teelt/gewasbes-
phytophthora
U kunt ook contact opnemen met Ben Kimmann:
T 070 3708 207
M 06 51 06 55 13
10 | AKKERLAND
U hoeft geen glazen bol te hebben om
in te zien dat er in de toekomst meer
voedsel geproduceerd moet worden. Of
dat op Nederlandse of Europese akkers
of ergens anders op de wereld moet
gebeuren is een tweede. In vergelijking
met de productie elders in de wereld
doet u het namelijk al erg goed. U
heeft Nederland op de kaart gezet als
exportland van landbouwproducten.
Maar om deze positie te handhaven
of te verbeteren, zullen we blijvend in
moeten zetten op nog efficiëntere en
nog effectievere voedselproductie.
Daarnaast ontstaat er in Nederland
een nieuwe markt die ook gebruik wil
maken van uw producten. Producten
(of groene grondstoffen) vanuit de
akkerbouw dienen dan als input in de
BioBased Economy (BBE). Het principe
dat ten grondslag ligt aan de BBE
is helder. Nederland moet een land
worden waarin biomassa efficiënt en
effectief wordt geproduceerd en waarin
de biomassa zodanig wordt opgewerkt
dat de meest hoogwaardige producten
uit biomassa worden gehaald (ook wel
het cascaderingsprincipe genoemd).
Onlosmakelijk verbonden aan de
BBE is het onderwerp “kringlopen”.
Kringlopen moeten op regionaal niveau
beter sluiten. Als producent van groene
grondstoffen staat u aan het begin van
deze kringloop. Maar mogelijk staat u
ook aan het eind van de kringloop. In
de BBE wordt namelijk actief ingezet
op het verwaarden van reststromen.
Deze minerale reststromen kunnen
mogelijk worden teruggebracht naar
de Nederlandse akkers. Hierbij is het
natuurlijk belangrijk dat de akkerbouw
de juiste mineraalstromen ontvangt
en dat we niet gebruikt worden als
“het afvoerputje” van de BBE. Het
Masterplan Mineralenmanagement
(MMM) geeft hier in nauwe
samenwerking met onder andere AVEBE
en Suiker Unie invulling aan.
Dat het begrip “duurzaamheid” een
containerbegrip is, is voor iedereen
duidelijk. Maar voor het MMM is
duurzaamheid een woord met grote
betekenis. Want behalve “vergroening”
betekent duurzaamheid ook “van lange
duur” of “bestendig”. Een bestendig
bedrijf, dat goed boert, heeft meer
mogelijkheden om te investeren in
duurzaamheid. Daarom is maximaal
bedrijfsrendement, naast maximaal
gebruik van biodiversiteit en maximale
reductie van emissies naar grond, water
en lucht, een belangrijke doelstelling van
het MMM.
In het MMM ligt de focus dus ook op
de portemonnee. Wat is het effect van
maatregelen en hoe werken deze onder
de streep door, op zowel korte als lange
termijn. Een goed voorbeeld is het
project “Ruimere vruchtwisseling: voor-
en nadelen voor nutriëntenbenutting
en bedrijfseconomie”. In dit project
worden de agronomische, milieukundige
en economische effecten van een
verruiming in vruchtwisseling voor de
korte en lange termijn doorgerekend.
Naast dit project lopen er momenteel
ongeveer vijftien onderzoeksprojecten
die allen hun bijdrage leveren aan
emissieneutrale akkerbouw in 2030.
Het MMM is in 2011 goed op stoom
gekomen en gaat hier in 2012 mee
verder. De stuur- en projectgroep
bewaken de samenhang tussen de
verschillende projecten en proberen
overlappingen in onderzoek zoveel
mogelijk te voorkomen. Hiertoe wordt
intensief afstemming gezocht met
onder andere de kennisagenda van de
PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE
EMISSIENEUTRALE AKKERBOUW IN 2030Een groeiende wereldbevolking, stijgende grondstofprijzen en
nieuwe consumptiepatronen maken het steeds moeilijker om de
voedselzekerheid te waarborgen. We moeten daarom zoeken naar
slimmere strategieën. Strategieën die u in staat stellen beter te
produceren, zonder dat daarbij de kwaliteit van grond, water en lucht
wordt aangetast.
AKKERLAND | 11
topsectoren en projecten binnen en
buiten onze sector.
In de topsector Agro&Food is het
innovatiethema “resource efficiency” een
belangrijk onderwerp. Meer opbrengst
met een efficiënter gebruik van
mineralen. Dit ligt volledig in lijn met de
doelstellingen van het MMM. Voor het
MMM liggen er dus volop kansen om in
samenwerking met het door de overheid
beschikbaar gestelde budget intensiever
te werken aan timing en management
van mineralen, bodemvruchtbaarheid,
mineralenkringlopen en klimaat en
energie.
Naast deze thema’s speelt
communicatie een belangrijke rol.
De afgelopen maanden is een start
gemaakt met het project “Optimale
bodem- en bemestingsstrategie; van
papier naar praktijk”. In dit project wordt
op vijf praktijkbedrijven, verdeeld over
verschillende regio’s/grondsoorten,
optimaal mineralenmanagement
nagestreefd. Centraal staan de doelen
van het MMM: efficiënt gebruik van
mineralen, minder uit- en afspoeling van
mineralen, vitale bodem, benutten van
de bodembiodiversiteit en maximaal
rendement voor het bedrijf. Op dit
moment wordt voor ieder bedrijf een
plan van aanpak geschreven. Tips,
knelpunten en kansen die op de
bedrijven in beeld worden gebracht
kunnen erg bruikbaar zijn.
PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE
Masterplan Mineralenmanagement
MEER INFORMATIEOp www.kennisakker.nl kunt u de voortgang, de rapporten, de resultaten
en achergrondinformatie van de verschillende thema’s vinden (klik op het
logo ‘Masterplan Mineralenmanagement’). Zie ook de bij deze Akkerland
bijgesloten leaflets. U kunt ook contact opnemen met Tjitse Bouwkamp:
T 070 3708 426
M 06 12 90 14 85
12 | AKKERLAND
PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE
Een gezonde bodem is de meest
elementaire randvoorwaarde voor
een goede akkerbouw. Problemen
met schadelijke aaltjes kan de
bodemgezondheid sterk onder druk
zetten. De schade kan een gedeeltelijke
afkeuring zijn met een lagere prijs
of een volledige misoogst. Leendert
Molendijk (PPO-AGV) poneerde eerder
dit jaar de stelling dat de Nederlandse
akkerbouw minstens 20% opbrengst
laat liggen als gevolg van ondoordacht
bodembeheer. Mogelijk is 20% wat aan
de hoge kant, maar veel problemen
kunnen voorkomen worden door
actief in te zetten op bodembeheer en
daarmee ook aaltjesbeheersing. De
problematiek wegwuiven, of negeren,
weerhoudt aaltjes er namelijk niet van
om zich op uw percelen te vestigen en
te vermeerderen. Een juiste invulling van
het bouwplan is daarom essentieel. Maar
ook een goede bedrijfshygiëne is enorm
belangrijk.
Bedrijfshygiëne in de akkerbouw blijft
een moeizaam onderwerp. In het heetst
van de strijd, wanneer de oogst van het
land moet, neemt men het vaak niet
zo nauw met de bedrijfshygiëne. Dat is
raar, want iedere pootgoedteler weet
dat Globodera pallida de bedrijfsvoering
zwaar kan bemoeilijken. Maar een
loonwerker met een bietenrooier met
ettelijke kilo’s grond is vaak gewoon
welkom. Vreemd. Zeker als je bedenkt
dat iedere kilo grond 2.000 cysten
met elk 200 eieren Globodera pallida
binnen kan brengen. Dit kan het
einde van de pootgoedteelt inluiden.
Machines bezemschoon toelaten op
het bedrijf scheelt al aanmerkelijk in het
grondtransport.
Natuurlijk is dit vanaf de zijlijn makkelijk
gezegd. De aaltjesproblematiek is een
complexe aangelegenheid. Zeker als u
te maken heeft met een mengpopulatie
van schadelijke aaltjes. Dan is het
juiste bouwplan niet zo gemakkelijk
gemaakt. Sterker nog; dat zal er in veel
gevallen niet zijn! Toch willen we graag
benadrukken dat een goed inzicht in de
bodem essentieel is. Zelf grondmonsters
nemen helpt enorm om goede inzichten
te verkrijgen. Bespreek de uitslag van de
monsters met uw adviseur en stel een
goede aaltjesbeheersingsstrategie op.
Het Actieplan Aaltjesbeheersing
zet sterk in op bewustwording en
kennisoverdracht. Zowel richting teler
als richting adviseur. In de winterperiode
2010-2011 zijn in de Achterhoek, de
Noordoostpolder en de Wieringermeer
informatieavonden gehouden.
Deskundigen van PPO hebben op
deze avonden aangegeven wat de
problemen met Meloidogyne chitwoodi
zijn. Vervolgens zijn er in de zomer
veldbijeenkomsten georganiseerd om
het probleem te visualiseren.
In 2012 komt de focus te liggen
op vruchtwisselingsschema’s,
bodemdynamiek, bedrijfshygiëne en
preventieve bemonstering. Alles in
Het Actieplan Aaltjesbeheersing ook in 2012 volop in beweging: ook bij u in de buurt!
Het Actieplan Aaltjesbeheersing heeft tot doel de continuïteit van teelten voor de land- en tuinbouw
in Nederland te waarborgen. De (economische) schade door aaltjes moet daarvoor zoveel mogelijk
worden voorkomen of geminimaliseerd.
AKKERLAND | 13
samenspraak met u, zodat alle informatie
relevant en direct toepasbaar is.
Daarnaast zet het Actieplan
Aaltjesbeheersing met het project
Aaltjeswijzer in op kennisuitwisseling
met bedrijfsadviseurs. Een belangrijk
onderdeel binnen Aaltjeswijzer is de
organisatie van studiebijeenkomsten
voor intermediairs. Op aanvraag kan een
bedrijf -tegen een minimale vergoeding-
informatie verkrijgen over schadelijke
aaltjes. Daarnaast wordt er in november
2012 weer een landelijke aaltjesdag
georganiseerd. In november 2011
waren meer dan 100 bedrijfsadviseurs
aanwezig. In 2012 willen we dit graag
evenaren.
Ook u kunt Aaltjeswijzer benaderen
voor een lezing in bijvoorbeeld uw
studieclub. Al ruim 3.600 deelnemers
hebben deze bijeenkomsten als zeer
positief gewaardeerd. In 2012 kunt u hier
gewoon weer gebruik van maken.
Kortom: veel aaltjeskennis is praktijkrijp
en staat voor u ter beschikking. Wilt u
zich met uw studiegroep aanmelden
voor een “aaltjesbijeenkomst”, mail dan
naar [email protected]. Bert Aasman
is projectleider van Aaltjeswijzer en kan u
verder helpen.
PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE
‘Iedere pootgoedteler moet weten wat chitwoodi is’
Kennis vergroten en werken aan de
afschaffing van de Q-status, dat ziet de
Landelijke Werkgroep Chitwoodi als taken.
Anno Prinzen is een van de akkerbouwers
in de werkgroep. Hij heeft met zwager
Hilbert Somsen een bedrijf in Aalten met
150 hectare pootaardappelen. Daarvan
staat 95% op huurgrond, in rotaties met
grasland en maïs met als navrucht onder
meer Italiaans raaigras of bladrogge. „Niet
ideaal voor chitwoodi, maar daar heb je
als huurder nauwelijks invloed op”, zegt
Prinzen.
Een deel van de percelen van het bedrijf
Prinzen-Somsen ligt in een zogeheten
aangewezen gebied. Elk pootgoedperceel
in zo’n gebied, aangewezen rond een
officiële vindplek van Meloidogyne
chitwoodi, wordt verplicht onderzocht
op chitwoodi. Dat kost 70,10 euro per
monster. Het onderzoek duurt lang, partijen
in dat onderzoek kunnen niet in de vroege
export.
Echt bezwaarlijk vindt Prinzen dat de
teler in een aangewezen gebied een veel
grotere kans heeft om tegen een officiële
besmetting aan te lopen dan daarbuiten.
Binnen aangewezen gebieden ligt 3% van
het Nederlandse pootgoedareaal en vinden
jaarlijks 700 chitwoodi-onderzoeken plaats.
Van de overige 97% worden 230 monsters
onderzocht. „Inmiddels weten we dat het
aaltje buiten die aangewezen gebieden
even vaak voorkomt als daarbinnen. Die
intensievere bemonstering is daarom
onrechtvaardig.” Een besmette partij
verliest de pootgoedstatus. Gelukkig
is er de afgelopen twee jaar bij Prinzen
niets gevonden. „Dat garandeert niets. Er
kunnen zomaar vele hectares uitvallen;
één besmette knol is voldoende. Je kunt
er niets aan doen als je in een aangewezen
gebied zit, maar je loopt extra risico.
Zo betaalt een kleine groep voor het
exportbelang van de sector.”
Prinzen praat open en eerlijk over
chitwoodi met de collega’s in zijn regio.
„Hier zitten tien bedrijven met samen
duizend hectare pootgoed. We informeren
elkaar als we weten waar een besmetting
zit, aan deze en aan de andere kant van
de grens.” Ook kennis delen ze. „Er is
genoeg informatie. Zoek maar eens op
internet, op Kennisakker. Het is taaie kost,
maar iedere pootgoedteler moet het weten.
Chitwoodi komt overal voor. Maar met de
huidige kennis en een alerte houding kun
je voorkomen dat een cirkel ontstaat of
uitbreidt.”
Anno Prinzen: „Er is nu zo veel kennis
dat de pootgoedteler veel kan doen om
te voorkomen dat in zijn regio een cirkel
komt.”
INTERVIEW
MEER INFORMATIEWaaronder rapporten, brochures
en vakbladartikelen, zie
www.kennisakker.nl (klik op het logo
“Actieplan Aaltjesbeheersing”).
U kunt ook contact opnemen met
Tjitse Bouwkamp:
T 070 3708 426
M 06 12 90 14 85
14 | AKKERLAND
Het project Energieboerderij (onlangs
afgesloten) is 4 jaar geleden gestart
met als doel om de duurzaamheid van
in Nederland geproduceerde biomassa
inzichtelijk te maken en te verbeteren.
Het uitgangspunt daarbij was dat we
zo veel mogelijk wilden rekenen met
praktijkgegevens, gegevens die op
praktijkbedrijven zijn verzameld. Met een
speciaal hiervoor ontwikkelde meetlat is
vervolgens de energie-efficiency (output
– inputverhouding) en de broeikasgas
emissiereductie berekend voor drie, in
de praktijk functionerende ketens:
1. maïsteelt – vergisting – elektriciteit;
2. suikerbietenteelt – vergisting –
elektriciteit;
3. koolzaad – pure plantaardige olie/
biodiesel.
Gebruik van bio-energie verlaagt
het gebruik van fossiele energie en
beperkt daarmee de uitstoot van
broeikasgassen. De EU heeft hiervoor
richtlijnen opgesteld. Voor pure
plantaardige olie uit koolzaad geldt dat
de broeikasgasreductie nu 35% moet
zijn (stijgend naar 50% per 1-1-2017).
Voor energiewinning uit co-vergisting
(elektriciteit en warmte) hanteert de
overheid een norm van minimaal 70%
emissiereductie. Energieboerderij
heeft hieraan gerekend en komt tot
verrassende resultaten.
Uit tabel 1 blijkt dat de verschillende
ketens ruimschoots voldoen aan
de door de overheid gestelde
duurzaamheidseisen. Verder is
doorgerekend wat de effecten op de
milieubelasting voor de regio zijn als
door een grote vraag een maximale
hoeveelheid suikerbieten, maïs of
koolzaad verbouwd zou worden. Ook
hieruit blijkt dat dit niet leidt tot een
PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE
Energieboerderij toont duurzaamheid energieketens aan
Tabel 1: Berekende energie-efficiency en broeikasgas emissiereductie (gemiddelde van 5 praktijkbedrijven per keten) in 3 jaar
Jaar Maïs(co-vergisting)
Suikerbieten(co-vergisting)
Koolzaad(PPO)
Energie-efficiency *)
2008 6.3 9.8 3.6
2009 9.3 9.0 3.4
2010 10.5 7.7 5.6
Minimumeis overheid n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Broeikasgas emissiereductie
2008 71% 78% 46%
2009 75% 77% 40%
2010 72% 78% 41%
Minimumeis overheid 70% 70% 35%
*) Een energie-efficiency van 6,3 betekent dat er 6,3 keer zoveel energie uit het proces/product wordt gehaald als dat
er tijdens de teelt en vergisting aan input voor nodig is.
De afgelopen jaren is er veel discussie geweest over de duurzaamheid
van bio-energie uit gewassen die in Nederland worden geteeld. Zo zou
een hectare koolzaad meer energie kosten dan de olie eruit oplevert!
In het verlengde daarvan werd ook nog eens gesuggereerd dat een
hectare land met bio-energiegewas direct leidt tot het kappen van een
hectare bos in het Amazonegebied.
AKKERLAND | 15
wezenlijke verslechtering of verbetering
van de duurzaamheid. Met de telers in
het project is verder geconstateerd dat
door optimalisatie van de opbrengsten
in combinatie met beperking van de
inputs nog verbeteringen mogelijk zijn.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de
teelt van gewassen voor energie geen
wezenlijke nadelen heeft. De vaker
gehoorde kritiek dat op zo’n perceel ook
een voedingsgewas geteeld had kunnen
worden, wordt hiermee overigens niet
weggenomen.
De vraag is nu welke kansen er voor de
akkerbouwsector daadwerkelijk zijn op
het gebied van de BioBased Economy
(BBE). Economisch gezien is het telen
van een gewas voor energie vaak niet
of maar net aantrekkelijk. De uitdaging
is daarom te zoeken naar combinaties:
haal uit een gewas een reeks van stoffen
die meerwaarde hebben, bijvoorbeeld
inhoudsstoffen voor de farmacie,
voedingstoffen voor mens en dier,
vezels en gebruik de rest voor energie.
Idealiter vindt een belangrijk deel van
de voorbewerking ook nog plaats op
het primaire bedrijf, zodat daar een deel
van de meerwaarde wordt gerealiseerd.
Er wordt al volop geëxperimenteerd
(bijvoorbeeld het halen van eiwit uit
bietenblad). Ook bij ACRRES wordt
gezocht naar benutting van maïs voor
meerdere doelen (zie www.acrres.nl). Het
Biotransitiehuis Limburg heeft plannen
om als vervolg op de Energieboerderij
met het initiatief “Farming the Future” te
starten en hier invulling aan te geven.
Kansen voor de toekomst
Samengevat kan worden gesteld dat
de BBE zeker kansen biedt voor de
landbouw. De akkerbouw is ’s werelds
grootste producent van biomassa en
beschikt daarom over een uitstekende
uitgangspositie. Nu is het zaak om die
positie te verzilveren. Dit is een proces
van “stap voor stap leren” en samen
met ketenpartners zoeken naar kansrijke
toepassingen.
Het project De Energieboerderij is
een initiatief van Vereniging Innovatief
Platteland. De projectuitvoering lag bij
PPO-AGV, IRS en Cultus en is mogelijk
gemaakt dankzij bijdragen van Ministerie
EL&I, Productschap Akkerbouw, LLTB,
Provincie Limburg, Cosun, Argos Oil,
Attero, Carnola, Vitelia en OCI-Nitrogen.
PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE
MEER INFORMATIEVoor meer informatie
kijk op www.energieboerderij.nl.
16 | AKKERLAND
PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE
De Coördinator Effectief Middelenpakket
(CEMP) voor de akkerbouw brengt het
landbouwbedrijfsleven en producenten
van gewasbeschermingsmiddelen bijeen
om knelpunten in de gewasbescherming
op te lossen. Daarnaast zijn er contacten
met de NVWA, het Ministerie van EL&I
en het College voor de Toelating van
Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden
(Ctgb).
De teeltpraktijk draagt direct of via LTO en
NAV gewasbeschermingknelpunten aan
bij de CEMP van PA. Deze zoekt zo snel
mogelijk oplossingen in samenwerking met
telers, gewasbeschermingsmiddelenindustrie,
overheid, (praktijk)onderzoek en voorlichting.
Voor de financiering van toelatingsonderzoek
voor “kleine gewassen” is het Fonds Kleine
Toepassingen (FKT) een belangrijk middel. PA
en overheid voeden dit fonds (allebei de helft).
Daarnaast heeft de CEMP nauw contact
met fabrikanten zodat kleine toepassingen
en teelten worden meegenomen bij nieuwe
ontwikkelingen.
Deze collectief gefinancierde activiteiten
kosten de telers ongeveer 20 eurocent per ha.
PA is een ideaal platform voor dit project.
Door het directe contact met de telers
(vertegenwoordigers) en de collectieve
aanpak (alle akkerbouwers dragen naar
areaal bij aan de “gewasbeschermingspot”)
kunnen in een vroeg stadium
gewasbeschermingsknelpunten worden
onderkend en aangepakt.
In 2011 en begin 2012 zijn door het PA
weer verschillende toelatingen gerealiseerd.
Dit betreft zowel structurele oplossingen
(vereenvoudigde uitbreidingen) als tijdelijke
oplossingen (de zogenoemde DVG’s: dringend
vereiste gewasbeschermingsmiddelen).
Voorbeelden van structurele oplossingen in
kleine gewassen zijn:
• Lontrel100inmeekrap,koolzaad,vlasen
brandnetel voor vezel;
• Stewardinkoolzaadendeonbedekte
teelt van druiven;
• LaudisWGenAkrisinsuikermaïs;
• Titusininulinecichorei;
• GoltixWGinoreganovooretherische
oliën (veevoederadditief);
• FubolGoldindeonbedekteteeltvan
aromatische kruidgewassen en druiven;
• PrevicurEnergyindeonbedekteteeltvan
aromatische kruidgewassen.
• Tramat500(ethofumesaat)enAgrichem
Ethofumesaat Flowable (ethofumesaat)
in de graszaadteelt en in de teelt van
graszoden.
De uitbreidingen van Laudis WG en Lontrel
100 en de toelating van Akris zijn door
de toelatinghouders zonder FKT gelden
gerealiseerd. Voor de overige uitbreidingen is
gebruik gemaakt van financiering vanuit het
FKT.
Voor 2012 zijn de nodige voorbereidingen
getroffen voor de realisatie van nog meer
tijdelijke en structurele toelatingen. In de
wetgeving is de mogelijkheid voor het
aanvragen van DVG’s inmiddels vervallen.
Dat betekent dat er vaker een beroep moet
worden gedaan op een tijdelijke vrijstelling (de
zogenaamde 120-dagen regeling).
De volgende knelpunten zijn aangevraagd
voor 2012:
1. Uienvlieg in zilveruien en eerstejaars
plantuien
Mundial is in 2011 regulier beschikbaar
gekomen voor zaadbehandeling in
uien. Voor zilveruien en eerstejaars
plantuien is zaadbehandeling door de
hoge zaaidichtheid echter economisch
niet haalbaar. Voor deze gewassen
is een vrijstelling gevraagd voor
gewasbehandeling met het middel
Perfekthion voor de periode 1 mei – 31
juli.
2. Onkruiden in cichorei
Eind 2011 is de opgebruiktermijn voor
Safari geëindigd. De actieve stof in
Safari (triflusulfuron-methyl) mocht na
herregistratie in de EU alleen worden
toegepast in suiker- en voederbieten.
Het project “Effectief middelenpakket” heeft als doel dat voor de
akkerbouwsector een gewasbeschermingsmiddelenpakket ter
beschikking komt en blijft, dat zowel voor grote teelten als kleine teelten
en toepassingen toereikend is. De afgelopen jaren is dit project door het
Productschap Akkerbouw (PA) uitgevoerd en gefinancierd.
Project effectief middelen pakket
AKKERLAND | 17
PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE
‘Samen werken aan effectief middelenpakket in cichorei’
Inulinecichorei is met een paar duizend
hectare geen groot gewas, maar wel
relevant, vindt René Schunselaar, manager
Agrarische Dienst van cichoreiverwerker
Sensus. De teelt kan groeien door een
wereldwijd toenemende vraag naar
gezonde voeding. Nederland is een van de
drie aanbieders van inuline uit cichorei.
Onkruid is in de cichoreiteelt een probleem.
Het gewas heeft na de zaai een trage
beginontwikkeling en daardoor kan de
onkruiddruk hoog oplopen. „Hoewel
we hard werken aan alternatieven, is de
chemische onkruidbestrijding nog niet
weg te denken”, zegt Schunselaar. De
mogelijkheden zijn echter beperkt. „Er
zijn enkele herbiciden toegelaten. Nieuwe
stoffen komen er niet bij.” Bestaande
middelen zonder toelating in cichorei
kunnen wel perspectief bieden. Samen
met de telers test Sensus de werking van
dergelijke herbiciden in cichorei.
Het Productschap Akkerbouw zet zich
ook in voor een effectief middelenpakket.
„Daar zijn we blij mee”, zegt Schunselaar.
„Tweemaal per jaar stellen we samen met
de Coördinator Effectief Middelenpakket
de prioriteiten vast. We werken samen
om de toelating van middelen voor kleine
toepassingen te ondersteunen.”
Een van de resultaten van de gezamenlijke
inspanningen is een vrijstelling voor het
gebruik van Safari in seizoen 2012. Safari
werd in 2009 op de Europese lijst geplaatst
voor gebruik in de teelt van suiker- en
voederbieten. Daarmee verviel per 31
december 2011 de toelating in cichorei.
„Sensus, de telers, het productschap en
toelatinghouder Dupont werken sinds 2009
aan reparatie van de toelating in cichorei”,
zegt Schunselaar. Een toelating is een
langdurig proces; voor 2013 is dat niet
geregeld. „We zijn blij met de vrijstelling
voor 2012. Die lost het probleem voor dit
seizoen op.”
Een tweede resultaat is de toelating van
Titus via de Stichting Trustee Bijzondere
Toelatingen. Dat middel kan worden
gebruikt in rassen met een verminderde
gevoeligheid voor een bepaalde groep
herbiciden. Kwekers hebben het eerste
ras nu op de markt gebracht. „Titus is het
eerste middel uit die groep herbiciden
dat in dat ras kan worden ingezet. We zijn
bezig met een tweede middel. De toelating
daarvan zou een doorbraak zijn”, zegt
Schunselaar. Het vraagt geduld: „Die komt
op zijn vroegst in 2014.”
René Schunselaar: „De coördinator
Effectief Middelenpakket doet belangrijk
werk voor kleine gewassen als
inulinecichorei.”
INTERVIEW
Inmiddels is triflusulfuron-methyl weer
toegelaten voor de overige gewassen en
zal er door de toelatinghouder worden
gewerkt aan de herintroductie van Safari
in de teelt van cichorei. Er is vrijstelling
gevraagd en gekregen voor de toepassing
van Safari in cichorei voor de periode 1
maart – 28 juni.
3. Slakken in wintergraan, koolzaad en
graszaad
Hiervoor is metaldehyde (Caragoal en
Brabant Slakkendood) regulier toegelaten
voor de periode 1 maart – 31 augustus.
Er is onder de oude regeling een DVG
gevraagd en gekregen voor de rest van
het jaar. Als deze toepassing ook in 2013
en 2014 wordt erkend als knelpunt, wordt
de DVG verlengd.
De bestaande structuren voor het aanpakken
van gewasbeschermingsknelpunten voor
kleine teelten zijn recent door het Expert
Centre Specialty Crops (ECSC) doorgelicht.
Daarbij is vastgesteld dat het efficiënter
en effectiever kan, en is een verbeterde
procedure uitgewerkt. Tijdens een
bijeenkomst met de marktpartijen zijn deze
verbeteringen toegelicht. Na afloop van de
bijeenkomst heeft de Stuurgroep ECSC de
prioriteitenlijst voor 2012 vastgesteld en per
knelpunt mogelijke oplossingen via onderzoek
of toelating aangegeven. Voor zover
noodzakelijk is tegelijkertijd een voordracht
gedaan om financiering vanuit het FKT
mogelijk te maken.
Uit een inventarisatie door de CEMP’s
bleek dat er ruim 500 knelpunten zijn. Per
sector was gevraagd om 3 knelpunten aan
te geven die bovenaan de prioriteitenlijst
zouden moeten staan. Vanuit de akkerbouw
is gekozen voor knelpunten in ‘nieuwe
teelten’, waarvoor op dit moment helemaal
geen middelen beschikbaar zijn (lupine,
olifantsgras).
Uiteindelijk leverde dit 24 geprioriteerde
knelpunten op, waarvoor meerdere
oplossingen zijn aangedragen. De stuurgroep
heeft bij de keuze van de oplossingen de
volgende punten laten meewegen:
• hoeveelproblemenlosthetop;
• losthetDVG’sofartikel38vrijstellingen
op;
• watisdestatusvanhetdossier;
• hoeverhoudtdeoplossingzichmethet
voorstel van de sector;
• isereengoede(rechtvaardige)verdeling
over de sectoren en de toelatinghouders;
• iserperspectiefoptoelatingdoorhet
Ctgb (inschatting).
Per project is een CEMP benoemd als
projectleider.
MEER INFORMATIEOp www.kennisakker.nl is meer
informatie te vinden over diverse
door het PA gefinancierde gewas-
beschermingsprojecten. U kunt ook
contact opnemen met Hans de Keijzer:
T 070 3708 525
M 06 52 72 36 23
18 | AKKERLAND
Daarnaast werd vanuit de werkgroep
een studie geïnitieerd, de “Nulmeting
peulvruchten”. Het project had twee
speerpunten: 1. de bijdrage van
peulvruchten aan een gezonde voeding
en 2. de ecologische voetafdruk
van de productie van peulvruchten,
daaruit afgeleide producten en
voedingsmiddelen waarin peulvruchten
worden verwerkt. Het doel was
vooral een aantal basisgegevens over
peulvruchten samen te brengen. De
uitvoering van het project lag bij Blonk
Milieu Advies te Gouda.
De kosten van het project bedroegen
99.490 euro. Het Ministerie van EL&I nam
50% van de kosten voor zijn rekening.
Ook de Stichting Landbouwinnovatie
Brabant participeerde in de kosten.
De deelnemende bedrijven, handel
en verwerkende industrie, en ook
het PA leverden in hoofdzaak een
bijdrage in uren door het verzamelen en
beschikbaar stellen van gegevens. Het
PA maakte studie van de nutritionele
aspecten van peulvruchten.
Het rapport van de studie, getiteld
“Nulmeting peulvruchten, inzicht
in milieueffecten en nutritionele
aspecten van peulvruchten” is op 24
januari gepresenteerd aan een groep
van deskundigen. Geconcludeerd
werd dat het rapport vele nuttige
basisgegevens over peulvruchten
bevat en een eerste stap is in de
inhaalslag voor peulvruchten ten
opzichte van andere gewassen.
De informatie is goed bruikbaar
om het belang van peulvruchten in
een gezonde voeding naar voren te
brengen bij het Voedingscentrum en de
Gezondheidsraad.
Peulvruchten en eiwitvoorzieningHet bestuur van het Productschap Akkerbouw (PA) heeft al in 2010
besloten om het onderwerp peulvruchten en eiwitvoorziening op
te pakken en met het oog daarop een werkgroep te vormen. De
reden hiervoor was de toegenomen maatschappelijke belangstelling
voor een duurzame eiwitvoorziening en een gezonde voeding. De
werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van kwekers, telers, handel
en groenteverwerkende industrie. Ook het Productschap Tuinbouw
participeert in de werkgroep. Een belangrijk onderdeel van activiteiten
van de werkgroep is informatie-uitwisseling, ondermeer door het
uitnodigen van vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties
en het Ministerie van EL&I.
PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE
AKKERLAND | 19
Daarnaast laat het rapport ook zien dat
een opbrengstverhoging bij peulvruchten
onmiddellijk leidt tot een kleinere
ecologische voetafdruk per kg product.
Op het punt van de plantenveredeling
is er op dit moment evenwel sprake
van een beperkte inspanning van een
kleine groep van bedrijven. Dat betekent
dat peulvruchten een achterstand
moeten inhalen ten opzichte van andere
gewassen. Veredeling is nodig om het
opbrengstenniveau te doen stijgen.
De indruk bij het primaire bedrijfsleven
is dat de plantenveredeling
en de teelt van eiwithoudende
gewassen te weinig belicht worden
in de topsectorendiscussie en in
beleidsdiscussies over duurzame
eiwitvoorziening. Tijdens het Congres
Versnellingsagenda Eiwitinnovaties,
dat op 8 februari op initiatief van
het Ministerie van EL&I werd
georganiseerd, is om die reden vanuit de
plantenveredeling een duidelijke inbreng
geleverd.
In vervolg daarop wordt er nu
aan gewerkt om het onderwerp
plantenveredeling aan eiwithoudende
gewassen een plaats te geven in
het topsectorenbeleid, namelijk
binnen de Topsector Tuinbouw en
Uitgangsmateriaal. Gewerkt wordt aan
de voorbereiding van een project dat
leidt tot een versnelling in de veredeling
aan veldbonen, zodat met dit gewas, dat
in Europa goed te telen is, een opbrengst
behaald kan worden die zich, wat het
financieel rendement betreft, kan meten
met wintergranen.
PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE
‘Veldboon hét gewas voor Europese eiwitproductie’
„Voor een duurzame eiwitproductie in
Europa is veldboon het aangewezen
gewas”, zegt Ton Wouda, commercieel
manager akkerbouw van Limagrain
Nederland. Het veredelingsbedrijf, met
hoofdvestiging in het Zeeuwse Rilland,
is een van de weinige veredelaars met
een wereldwijd kweekprogramma voor
bonen en erwten. Veldboon past prima
in het bouwplan van de Nederlandse
akkerbouwer, stelt Wouda. „De teelt past
op onze gronden, bij ons klimaat en bij de
overige gewassen. Teelt- en oogstrisico’s
zijn laag. Dat heeft zich al bewezen in een
praktijkproef van 60 hectare.”
Het grootste knelpunt bij de teelt van
veldboon is dit moment de lage opbrengst
per hectare. De mengvoerindustrie betaalt
een prijs die is gerelateerd aan de prijs
van alternatieven. „Daardoor is het saldo
bij de huidige opbrengsten van 6 tot 7
ton te laag”, zegt Vincent Coolbergen,
productmanager granen van Limagrain.
„Het saldo moet minimaal concurreren met
het graansaldo. De prijs zal vaststaan, dus
de opbrengst moet behoorlijk omhoog.
Naar meer dan 10 ton per hectare.”
In de reguliere veredeling kunnen de
kwekers vooruitgang realiseren, maar
diezelfde vooruitgang maken ze ook in de
concurrerende gewassen. Om bij veldboon
echt grote stappen te kunnen zetten, is
fundamenteel veredelingswerk nodig.
De kwekers moeten dan van veldboon
een echte kruisbestuiver maken. „Van
een kruisbestuivend gewas kunnen we
hybriden maken. Dankzij het zogeheten
heterosiseffect halen we dan een forse
opbrengstverhoging”, legt Wouda uit.
Het gewas veldboon is nu zelfbestuivend
en slechts deels kruisbestuivend. Om
het gewas volledig kruisbestuivend te
maken, dat vraagt veel tijd en geld.
„Meer dan we als bedrijf daarin kunnen
steken”, zegt Wouda. „We zijn daarom
voor dat fundamentele werk op zoek naar
financiers.”
Tot welk areaal het gewas veldboon in
Europa dan kan uitgroeien, daar durven
Wouda en Coolbergen geen uitspraak
over te doen. „Maar het gewas past
helemaal in het plaatje van de Europese
akkerbouwer. Het is een reële optie”, zegt
Coolbergen. Wouda vult aan: „In 2020
moet de helft van het eiwit in Nederlandse
veevoeders afkomstig zijn uit Europa.
Dat hebben diverse partijen, waaronder
mengvoederindustrieën, afgesproken. Om
dat te halen, moeten we snel aan de slag.”
Veldboon kan na flinke
veredelingsinspanningen in heel Europa
concurreren met graan en soja, stellen
Vincent Coolbergen (links) en Ton Wouda
van Limagrain.
INTERVIEW
MEER INFORMATIEVoor meer informatie over peulvruchten
kunt u contact opnemen met
David Kasse:
T 070 3708 340
M 06 52 06 43 26
20 | AKKERLAND
TEELTVOORSCHRIFTEN
WratziekteOm vermeerdering en daarmee verspreiding van wratziekte bij
aardappelen tegen te gaan, mogen in grote delen van Nederland
slechts aardappelrassen worden gebruikt die resistent of weinig
vatbaar zijn voor het in dat gebied voorkomende fysio. Door een
nieuwe vondst wordt met ingang van 2013 ook in de omgeving
van Bergeijk de raskeuze beperkt. (zie Lijst D)
Voor de verschillende preventiegebieden (zie kaart: A, B, C en 5
kerngebieden) bestaan lijsten met toegestane rassen. Jaarlijks worden
de lijsten (D, O en T) herzien. Hieronder vindt u de wijzigingen. De
toegevoegde rassen mogen met ingang van 2012 worden geteeld.
Voor de volledige lijsten en uitvergrotingen van de gebieden kijk op
www.productschapakkerbouw.nl/teelt/wratziekte.
Lijst O
Deze lijst bevat de toegestane aardappelrassen voor de
consumptieteelt (min. cijfer 6) en NAK-teelt (min. cijfer 5) in gebied A
en de zetmeelteelt (inclusief TBM) (min. cijfer 6) in gebied A en B.
De volgende rassen worden aan de lijst toegevoegd:
Toevoeging Lijst O Resistentieniveau van aardappelrassen tegen fysio 2/6 (G1/O1)(10= (volledig) resistent, 9-8= hoog veldresistent, 7= matig veldresistent, 6-5 matig vatbaar)
10 9 8 7 6 5
Actaro Dirigent Dayana
Silla Javina
Tivoli
Daarnaast is het cijfer van Vectra aangepast van 9 naar 8.
Verwijderd zijn: Edelstein, Menco en Miriam.
Lijst D
Deze lijst bevat de toegestane aardappelrassen voor alle teelten in
gebied C. In het preventiegebied bij Bergeijk (zie uitvergroting) geldt
het met ingang van 2013.
De volgende rassen worden aan de lijst toegevoegd:
Toevoeging Lijst D Resistentieniveau van aardappelrassen tegen fysio 1 (D1)(10= (volledig) resistent, 9-8= hoog veldresistent, 7= matig veldresistent, 6 matig vatbaar)
10 8
Actaro Inara Kiwi Marylou Senna Evolution
Ambassador Isabelia Lady Anna Mondeo
Barcelona Javina Lady Lenora Obama
Colomba Jazzy Lucinda Ribera
Destiny Kenita Lusa Royal
Via het Productschap Akkerbouw (PA) kan de sector zelf voorschriften vaststellen, waaraan alle telers zich moeten
houden. In dit hoofdstuk kunt u de belangrijkste ontwikkelingen bij de verschillende teeltvoorschriften lezen.
TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING
AKKERLAND | 21
Verwijderd zijn: Burmania, Candella, Carola, Civa, Dolce Vita,
Edelstein, Furore, Hela, Jazmin, Libertas, Linnéa, Linzer Rose,
Miriam, Monarch, Octavia, Orion en Rubinia.
Lijst T
Deze lijst bevat de toegestane aardappelrassen voor de
zetmeelteelt (incl. TBM) in de 5 kerngebieden (bij Veendam, Ter
Apel, Foxel, Barger Compascuum en Mantinge). Toegevoegd
worden: Actaro (8) en Plasettie (10). Verwijderd is het ras
Edelstein.
Controle
Jaarlijks worden 650 percelen in de preventiegebieden
geïnspecteerd op het geteelde aardappelras. In 2011 werd in
het kerngebied Ter Apel een daar verboden ras aangetroffen.
De ondernemer is veroordeeld door het tuchtgerecht (zie
onderwerp Tuchtrecht).
Belangrijk
Als een door u gewenst ras niet is vermeld in de lijst(en), dan
kunt u de status opvragen bij Bert Waterink T 070-3708537 en
vernemen of en zo ja, welke mogelijkheden er zijn om het ras
op de lijst(en) te krijgen.
Naast de raskeuze is een goede bedrijfshygiëne erg belangrijk
in de strijd tegen wratziekte!
Aardappelmoeheid Op percelen mogen aardappelen worden geteeld als in
de voorafgaande 2 jaren er geen aardappelen hebben
gestaan (1:3 vruchtwisselingsvoorschrift). Uitgezonderd is
de consumptie- en zetmeelaardappelteelt in het “NO zand- en
dalgrondgebied” (gebied A op de kaart bij wratziekte).
Onder bepaalde voorwaarden mag 1:1 of 1:2 worden geteeld.
Dit kan door deelname aan de vroegrooiregeling (oogst vóór
1, 10 of 20 juli) of door een ontheffing. Ontheffingen kunnen
TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING
Beschrijving preventiegebied Bergeijk
Het gebied rondom Bergeijk, dat door België en de volgende
straten is begrensd: Postelsedijk, Sleutelstraat, Weijereind,
Kleine Hoeven, Ambachtsweg, De Hoeven/Rondweg (N284) bij
Bladel, Lange Trekken, Molenweg/De Vloed, De Gagelvelden,
Hemelrijken, Dorpsstraat in Casteren, Casterseweg, Hoofdstraat
in Hoogeloon, Heuvelseweg, Heuvel, Broekenseind,
Umenweg, D’ekkersrijte, Eerselseweg, Het Groen bij Knegsel,
Steenselseweg, Knegselseweg, Riethovenseweg/Stevert,
Nedermolen, fietspad/veldweg in zuidelijke richting en uitlopend
op De Kuningen, Broekhovenseweg, Schoolstraat en Molenstraat
bij Riethoven, Keersopperdreef, Dommelsedijk (N397),
Monseigneur Smetstraat, Pastoor Bolsiusstraat, Venbergseweg,
Luikerweg (N69), (Oude) Dorpsstraat bij Hoek, Borkel en Schaft,
en De Schafterekker.
Frans Janssen: „Preventie is bij wratziekte belangrijk. Teel resistente rassen en denk om de bedrijfshygiëne.”
‘Wratziekte beïnvloedt het perspectief van een gebied’
De meest recente vondst van wratziekte, in Bergeijk, heeft
geleid tot een nieuw preventiegebied. In dat gebied van tien
kilometer rond de vindplaats gelden aanvullende maatregelen.
„Bij een besmetting met wratziekte werken wij samen met het
Productschap Akkerbouw”, zegt Frans Janssen, sectormanager
van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA). „De
maatregelen sluiten op elkaar aan.”
Wratziekte is een quarantaineziekte. Bestrijding is volgens
een Europese richtlijn verplicht. De NVWA houdt zich bezig
met de bestrijding van de ziekte op het getroffen bedrijf.
Op het besmette perceel gelden teeltverboden. Op de
overige percelen van het bedrijf geldt een teeltverbod voor
uitgangsmateriaal zoals bloembollen, boomkwekerijgewassen,
graszoden en pootaardappelen. Bij de teelt van consumptie- en
zetmeelaardappelen is de teelt van resistente rassen verplicht.
Ook gelden voorschriften voor de bedrijfshygiëne.
Daarnaast geldt in het preventiegebied de verplichting resistente
aardappelrassen te telen. „De sector neemt daarmee via het
collectief van het productschap op een goede manier zelf de
verantwoordelijkheid voor het tegengaan van verspreiding van
de ziekte”, zegt Franssen. Wratziekte is een bodemorganisme.
Het verspreidt zich onder meer via de grond en via de wind.
„Er is een zekere opbouw in een perceel nodig voordat je
de symptomen vindt. Je kunt niet uitsluiten dat er enige
verspreiding van de ziekte heeft plaatsgevonden voordat de
besmetting is vastgesteld. Die realiteit maakt duidelijk hoe
belangrijk het is om in de wijde omgeving van de besmetting
goede voorzorgsmaatregelen te nemen om opbouw van nieuwe
besmettingen te voorkomen.”
Teel resistente rassen, is het dringende advies van Janssen.
„Weinig vatbare rassen hebben ook al een belangrijk preventief
effect in het tegengaan van opbouw van nieuwe populaties.
Doorgaan met de teelt van vatbare rassen betekent een snelle
opbouw van nieuwe besmettingen; waar en wanneer zo’n
nieuwe besmetting tevoorschijn komt, dat is afwachten.” Ook
bedrijfshygiëne is belangrijk. „En dat is zo veel meer dan het
schoonmaken van de bietenrooier.”
Vanwege de exportpositie van Nederland is de aanpak van
wratziekte belangrijk voor de hele sector. Maar wratziekte
beïnvloedt het economisch perspectief van het hele gebied, zegt
Janssen. „Het beperkt de teelt van pootaardappelen en ander
uitgangsmateriaal. Dat heeft invloed op de waarde van de grond,
dus op het pensioenpotje van de eigenaar.”
INTERVIEW
22 | AKKERLAND
worden verkregen bij oud grasland (>8 jaar), herindeling van het
bedrijf, ruilverkaveling, praktijkonderzoek, inplant of rooien van
een boomgaard, onttrekking aan agrarisch gebruik en de teelt
van aardappel als vanggewas. Vraag een ontheffing tijdig aan
(3 á 4 weken voor het poten én uiterlijk 1 mei). Deelname aan
de vroegrooiregeling is mogelijk tot 15 juni.
Een ontheffing of deelname aan de vroegrooiregeling kost 150
euro per aanvraag/perceel.
Coëxistentie (GGO’s) Aan de teelt van genetisch gemodificeerde organismen
(ggo’s) zijn met ingang van 2012 regels verbonden. Telers
van buurpercelen moeten tijdig geïnformeerd worden en
er gelden isolatieafstanden voor suikerbieten, maïs en
aardappelen.
Al in 2004 heeft het PA een verordening vastgesteld, waarin
de eisen zijn opgenomen. Aanleiding voor het in werking laten
treden van de verordening was het voornemen van BASF om
in 2012 haar ggo-aardappelras Amflora in Nederland te gaan
vermeerderen. Ook werden in overleg met het Ministerie van
EL&I en andere betrokken partijen nadere afspraken gemaakt
over het opzetten en vullen van een restschadefonds, teelt in
grensgebieden en melding bij het zogenoemde ggo-register.
BASF heeft echter op 16 januari jl. gemeld dat de
vermeerdering in Nederland geen doorgang zal vinden als
gevolg van verplaatsing van haar biotechnologieactiviteit naar
Noord-Amerika. Hierdoor loopt de commerciële introductie van
ggo-gewassen (wederom) vertraging op.
Voor meer informatie kijk op
www.productschapakkerbouw.nl/teelt/coexistentie.
KnolcyperusDit lastige onkruid is een grote
bedreiging voor de akker- en
tuinbouw. Daarom wordt op
besmette percelen een teeltverbod
opgelegd voor alle akker- en
tuinbouwgewassen en is uitroeiing
verplicht. Een teeltverbod
wordt pas opgeheven als in 3
achtereenvolgende jaren op het
perceel geen knolcyperus is aangetroffen.
De bestrijding is sinds 2009 aanzienlijk verbeterd en goed
gedrag (bestrijding) wordt in de vorm van ontheffingen voor
snijmaïs en (snij)graan beloond. Het positieve effect was tijdens
de jaarlijkse inspecties door de NAK al zichtbaar door de
afname van de zwaarte van besmettingen en komt nu ook naar
voren door een daling van het aantal en de oppervlakte van
besmette percelen waarop een teeltverbod rust (zie tabel).
Teeltverboden (per 31/12)
2006 2007 2008 2009 2010 2011
Aantal 335 344 346 337 332 283
Areaal (in ha) 416 411 422 407 403 344
Om het aandeel grasland te verlagen wordt met ingang van
2012 ook de mogelijkheid geboden om na het scheuren
snijmaïs te telen. Voorwaarde daarbij is onder andere het
toepassen van een “natte grondontsmetting” na de oogst.
Het is zaak om een besmetting met knolcyperus te voorkomen
of zo spoedig mogelijk te bestrijden.
Voor een lijst met gemeenten waar al knolcyperus is
aangetroffen en de meest recente bestrijdingsadviezen kijk op
www.productschapakkerbouw.nl/teelt/knolcyperus. Besmette
percelen kunt u melden bij het Meldpunt Knolcyperus. Daar
kunt u (telers, loonwerkers en andere betrokkenen) ook meer
informatie krijgen over de ligging van besmette percelen.
Wilde haverWilde haver is een
lastig onkruid door
de lange levensduur
van het zaad en de
snelle vermeerdering.
Het is een schadelijke
verontreiniging in
zaaizaden van granen.
Als de wilde haver niet tijdig wordt verwijderd uit
graangewassen, kan via de maaidorser verspreiding
plaatsvinden naar andere percelen. De beste methode om dit
te voorkomen is om elke plant te verwijderen voordat de eerste
zaden rijp zijn. Om die reden moet wilde haver verwijderd
en vernietigd worden vóór het zaad uitvalt doch vóór 15
juli in Noord-Nederland (Groningen, Friesland, Drenthe,
Flevoland, Overijssel en Noord-Holland) en vóór 1 juli in
Zuid-Nederland (overige provincies).
Jaarlijks wordt via de media gevraagd om percelen waarop
de wilde haver niet tijdig of onvoldoende bestreden wordt te
melden bij Bert Waterink T 070-3708537.
In 2011 zijn slechts 6 meldingen ontvangen. De meldingen
kwamen wederom uit omgeving Gendt/Haalderen,
Drouwenerveen/Gasselterboerveen en de Zeeuwse eilanden.
EEN HARDNEKKIG ONKRUID
Knolcyperus is een zeer hardnekkig onkruid dat grote problemen kan veroorzaken. Dit onkruid bedreigt de goede kwaliteit van de Nederlandse land- en tuin-bouwproducten. Het is een gevaar voor partijen plant- en pootgoed en voor cultuurgrond. In plant- en pootgoed mag namelijk geen knolcyperus aanwezig zijn en op besmette cultuurgrond geldt een teeltverbod voor alle akker- en tuinbouwgewassen, inclusief maïs en graszoden. Knolcyperus kan zich enorm snel verspreiden. Reden waarom u al het mogelijke moet doen om besmetting en verdere verspreiding te voorkomen. Daarbij is de herkenning van de plant een eerste voorwaarde.
In deze folder leest u niet alleen hoe u knolcyperus kunt herkennen, maar ook hoe u het kunt voorkomen en bestrijden. Daarnaast komen de belangrijkste eisen, zoals die gelden in de akker- en tuinbouw, aan de orde.
Eind jaren zeventig vestigde zich op een aantal akker- en tuinbouwbedrijven in
Nederland een nieuw en lastig onkruid. De Nederlandse naam van dit onkruid is
knolcyperus (Cyperus esculentus L.)
herkennenvoorkomen
bestrijden
KNOLCYPERUS
knolcyperus in aardappelen
ontw
erp:
ww
w.s
tudi
o-to
on.n
l
knolcyperus op braakland
MELDPUNT KNOLCYPERUST 0900 0625 (keuze 2)
Voor meer informatie kijk op:
www.productschapakkerbouw.nl/teelt/aardappelmoeheid.
TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING
AKKERLAND | 23
TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING
Nieuw waren meldingen uit Friesland en Limburg. In één geval
is de melding afgedaan met een waarschuwing, in de overige
5 gevallen hebben de ondernemers de wilde haver alsnog
bestreden.
Voor meer informatie kijk op
www.productschapakkerbouw.nl/teelt/wilde-haver.
Goedgekeurd pootgoedKwalitatief goed pootgoed is voor individuele ondernemers
een voorwaarde voor een geslaagde aardappelteelt en voor
de Nederlandse aardappelteelt als geheel betekent het een
lagere ziektedruk en een beter imago. Voordeel is hogere
opbrengsten, minder inzet van gewasbeschermingsmiddelen
en betere exportkansen. Telers zijn daarom verplicht om
gebruik te maken van goedgekeurd (gecertificeerd)
pootgoed. Dit kan aangekocht of zelf vermeerderd NAK-
pootgoed zijn of eigen vermeerderd pootgoed onder het ATR-
of TBM-regime.
Consumptieaardappeltelers kunnen zelf pootgoed
vermeerderen onder het ATR-regime. De keuring moet tijdig
aangevraagd worden bij de NAK in Emmeloord (zie www.
nak.nl/aardappelen/aangifte). Voor het perceel is geen AM
vrijverklaring vereist, maar er gelden wel 2 voorwaarden.
Zo mag op het bedrijf geen reguliere NAK-pootgoedteelt
plaatsvinden en moet de vermeerdering en het gebruik van het
pootgoed (de consumptieteelt) plaatsvinden binnen 25 km van
het bedrijf. De NAK keurt de gewassen op de C-norm.
De deelname is sinds de start in 2007 als volgt:
2007 2008 2009 2010 2011
Aantal 257 273 293 298 312
Areaal (in ha) 570 607 599 653 695
Onder het TBM-regime mogen zetmeelaardappeltelers zelf
pootgoed vermeerderen. Deze telers worden (in opdracht
van Stichting TBM) door een keurmeester benaderd voor
deelname. Ongeveer driekwart van de ruim 1.550 telers
maakt hier jaarlijks gebruik van. De gewassen worden
beoordeeld en er wordt advies gegeven over de te verwachten
pootgoedkwaliteit.
Voor de TBM vermeerdering geldt dat alleen zetmeelrassen
mogen worden gebruikt die opgenomen zijn in de PA
verordening, te weten:
Achilles * Averia * Kantara Plasandes Smaragd
Actaro * Axion Karakter * Plasent * Sofista *
Albas Belita * Karnico Plasettie * Sophytra
Allure * Benno Vrizo Katinka * Plasinka * Starga
Altus Dartiest * Kuba * Plasstärke * Stefano
Astarte Dirigent Merano * Plasuno * Stratos
Aurora * Energie Mercator Realist Valiant
Avano Eurobona Mercury Robény * Vebeca
Avarna * Euroflora Messina Savona Vebesta
Avaya Euronova Nomade Scarlet Vectra
Aveka Eurotango Novano * Seresta *
Aventra * Festien * Pallina * Signum *
Let op: in de wratziektekerngebieden in de omgeving van
Barger Compascuüm, Foxel, Mantinge, Ter Apel en Veendam
(zie www.productschapakkerbouw.nl/teelt/wratziekte) mogen
alleen rassen met voldoende resistentie tegen fysio 18 geteeld
worden. Deze rassen zijn aangeduid met een *.
Met ingang van 2012 zijn de rassen Actaro en Dirigent
toegevoegd en Menco verwijderd. Het ras Plasettie stond al op
de TBM-lijst, maar mag nu ook in de 5 wratziektekerngebieden
worden geteeld.
Voor meer informatie, inclusief de zogenoemde TBM-lijst,
kijk op www.productschapakkerbouw.nl/teelt/goedgekeurd-
pootgoed.
Spuitkeuring en -reiniging verpakkingVoor het effectief en met minimale milieubelasting inzetten
van gewasbeschermingsmiddelen is een goed onderhouden
en goed afgestelde veldspuit vereist. Om hieraan bij te
dragen zijn in Nederland de akkerbouwers en derden,
zoals loonwerkers, verplicht om volveldspuiten periodiek
(eens in de drie jaar) te laten keuren. De keuring is
vergelijkbaar met de APK-keuring voor auto’s. In 2011 zijn
er 4.000 veldspuiten gekeurd waarvan 500 nieuwe spuiten.
Vrijwel alle spuiten zijn direct (55%) of na herstel van 2 tot
3 punten (45%) goedgekeurd. 6 Spuiten zijn afgekeurd. De
meest voorkomende herstelpunten zijn: lekkage (al of niet
onder druk), spuitboom (te ver doorhangen en te veel speling
in de scharnieren) en verstopte doppen. Meestal kunnen deze
punten gemakkelijk zelf worden gecontroleerd en zo nodig
STICHTING
MELDPUNT WILDE HAVERT 070 3708 537
F 070 3708 310
24 | AKKERLAND
TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING
hersteld. Voor meer informatie kijk op www.sklkeuring.nl en klik
op “veldspuit”.
Voor alle informatie over dit voorschrift kunt u terecht op
www.productschapakkerbouw.nl/teelt/spuitkeuring.
In Nederland hebben we al ongeveer 15 jaar lang een
goed werkende “APK” voor de veldspuiten geregeld in
een verordening. Er is een groot draagvlak voor de manier
waarop deze in opdracht van PA door SKL wordt uitgevoerd
en succesvol wordt gecontroleerd en gehandhaafd. De
keuringsplicht is opgenomen in de certificeringschema’s en
wordt langs deze weg prima gehandhaafd. Er is immers geen
teler die het risico wil lopen dat zijn producten niet worden
afgenomen omdat zijn veldspuit niet is goedgekeurd.
Nieuw in 2011 is de nationale implementatie van de EU
Kaderrichtlijn Duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen
door de overheid. Daarin wordt onder andere de periodieke
keuring van spuitmachines verplicht in de hele EU. De
keuringsplicht geldt dus niet alleen voor veldspuiten
maar in principe voor alle toedieningsapparatuur voor
gewasbeschermingsmiddelen. Vrijstelling is mogelijk (denk
aan rugspuiten) maar ook een afwijkende keuringsfrequentie
(bv eens in de 6 jaar in plaats van elke 3 jaar) afhankelijk van
lage slijtagegevoeligheid of risico’s. De huidige verordening
van PA waarin de keuringsplicht van veldspuiten evenals de
uitvoering ervan (via SKL) goed geregeld is, is in principe al de
Nederlandse uitvoering van de EU-richtlijn. Voor de uitbreiding
hiervan heeft PA eind vorig jaar een medebewindsopdracht
gekregen van de overheid. Daarmee staat de sector ook mede
aan het “stuur” bij de uitvoering van de keuringsplicht voor de
overige spuitapparatuur in de akkerbouw.
In het kader van de medebewindsopdracht stelt PA een nieuwe
verordening op die de huidige verordening PA gebruik van
verdeelapparatuur bij gewasbeschermingsmiddelen 2008 gaat
vervangen. Voor de huidige keuring van veldspuiten verandert
er in principe niets. Apparatuur waarvoor nu nog geen
keuringsplicht geldt, dient conform de EU richtlijn voor
medio december 2016 gekeurd te zijn en daarna eens in de
drie jaar. Om dit in de praktijk soepel te laten verlopen wordt
in de verordening opgenomen dat dit gefaseerd dient plaats te
vinden. Apparatuur ouder dan bouwjaar 1996, dient gekeurd
te worden voor 2015, bouwjaar 1996-2000 voor 2016 en
bouwjaar vanaf 2000 voor medio december 2016.
In de nieuwe verordening wordt ook geregeld welke
apparatuur in aanmerking komt voor vrijstelling of
afwijkende keuringsfrequenties.
Dat komt samengevat voor de akkerbouw neer op het
volgende voorstel: De nu reeds verplichte 3 jaarlijkse keuring
van volveldspuiten wordt op basis van de EU richtlijn ook
verplicht gesteld voor: grondontsmettingsapparatuur en
Jaco Kole: „Sommige gebreken beïnvloeden de werking van je middel, maar als teler kun je die gebreken niet altijd zien.”
‘Akkerbouwer wil dat het middel goed werkt’
De top vijf van de gebreken die de keurmeester bij de keuring
van veldspuiten constateert? Jaco Kole, projectleider en
inspecteur van Stichting Kwaliteitseisen Landbouwtechniek
(SKL), hoeft er niet lang over na te denken. „Lekkage onder
druk staat bovenaan, gevolgd door spuitbomen die te veel
doorhangen, zwiepen of speling hebben. Op drie staat een
slechte afleesbaarheid van de tankinhoud”, zegt hij. „Daarna
volgt een slecht verdelingspatroon van de spuitdoppen. En de
vijfde plaats is voor lekkage bij stilstand.”
Sommige gebreken, zoals een verstopte dop of een lekkende
leiding, kan de gebruiker zelf zien. „Andere gebreken zijn lastiger
vast te stellen. Speling op de bomen bijvoorbeeld ontstaat
geleidelijk, waardoor je het niet snel in de gaten hebt. De
vloeistofverdeling moet je beoordelen boven een testbaan. Of
de drukmeter en flowmeter goed meten, dat moet je vaststellen
met geijkte apparatuur. Bij de keuring komt dat allemaal aan het
licht.”
Kole bezoekt geregeld de keuringsstations, om te beoordelen
of de keuring volgens de regels verloopt en om de
keuringsapparatuur te controleren. Tijdens de keuring blijkt de
helft van de door de telers aangeboden machines in goede
staat en zijn reparaties niet meteen nodig. De andere helft heeft
gemiddeld drie gebreken waaraan iets moet gebeuren. Hoe
ouder de machines, hoe meer gebreken de keurmeester vindt.
Bij de eerste verplichte keuring van een nieuwe veldspuit, na drie
jaar, heeft 33% en reparatie nodig.
De eigenaar heeft zelf invloed op het aantal gebreken dat de
keurmeester vindt. Kole: „Er zijn akkerbouwers die er zelf een
dag aan besteden om alles na te lopen. Anderen rijden de
spuitmachine meteen vanuit de berging naar het keuringsstation
en laten hem daar controleren, repareren en keuren tegelijk.”
Het keuren is vanzelfsprekend geworden, merkt Kole als hij
bij de keuringsstations met de eigenaren van de machines
spreekt. „Het werken met goedgekeurde apparatuur is een
wezenlijk onderdeel van programma’s als VVAK en Global-GAP.
En akkerbouwers vinden het gewoon belangrijk dat de machine
goed werkt. Tenslotte verspuiten de meesten jaarlijks voor een
flink bedrag aan middelen. Als de veldspuit het niet goed doet,
werkt het middel ook niet optimaal.”
INTERVIEW
AKKERLAND | 25
TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING
rijenspuiten breder dan 3 meter. Een ruimere (eens in de 6 jaar)
frequentie voor: zaaizaadbehandelingsapparatuur (gebeurt
centraal bij gespecialiseerde bedrijven) en rijenspuiten met
een werkbreedte kleiner dan 3 meter. Vrijgesteld worden:
handgedragen apparatuur, pulsfog apparatuur (voor het gassen
van aardappelen) mits de nozzles niet ouder zijn dan 3 jaar,
onkruidstrijkers, granulaatstrooiers en poederapparatuur.
De nieuwe verordening wordt dit jaar vastgesteld door de
productschappen en zal na goedkeuring van de overheid in
werking treden.
Binnen de nieuwe EU-richtlijn dienen de lidstaten ook
noodzakelijke maatregelen vast te stellen om te verzekeren
dat de hantering van verpakkingen en restanten van
gewasbeschermingsmiddelen de gezondheid of het milieu
niet in gevaar brengen. Dit is in Nederland geregeld in
het convenant Verpakkingen (afspraak tussen overheid
en bedrijfsleven) waarvan de huidige PA verordening
Reiniging verpakkingen onderdeel is. Als verpakkingen van
gewasbeschermingsmiddelen direct nadat deze zijn geleegd
op een voorgeschreven manier en met voorgeschreven
apparatuur (fustreiniger) gereinigd worden vallen ze onder de
categorie bedrijfsafval (en geen klein chemisch afval), mits
dat op het etiket is vermeld. Na reiniging mag de verpakking
minder dan 0,01% residu bevatten.
Voor de teler is het belangrijk dat de voorschriften (EU-richtlijn
en PA spoelverordening) goed sporen met elkaar en een
minimale lastendruk veroorzaken.
In dat licht is de spoelverordening nader onder de loep
gehouden en aangepast. Ook hiervoor heeft de overheid
medewind “gevorderd” van PA.
De huidige, oude spoelverordening wordt in dat verband
ingetrokken en vervangen door de nieuwe verordening PA
reiniging verpakkingen gewasbeschermingsmiddelen. In
de nieuwe “spoelverordening” wordt aangesloten bij de
ontwikkelde ISO-norm voor fustenreinigers (machinerichtlijn).
Binnen deze norm ligt de nadruk vooral op de prestatie die het
apparaat moet leveren (doel) en niet op de exacte afmetingen
(middel). Binnen de huidige verordening is de eis dat maximaal
0,01% van het gewicht van het middel wat oorspronkelijk
aanwezig was in de verpakking na reiniging nog aanwezig is.
Binnen deze ISO-norm is ook gesteld dat de verpakking na
reiniging minder dan 0,01% residu mag bevatten.
Valse meeldauw in uienDoel van dit teeltvoorschrift is om verspreiding van en
besmetting met valse meeldauw in uien te beheersen. Het
is verplicht om de belangrijkste bronnen te bestrijden. Dit
zijn uienafvalhopen en ziektehaarden in uienpercelen. De
regels zijn vastgesteld op verzoek van en door de (uien)
telers en gelden ook voor sjalotten (Allium ascalonicum).
De handhaving van de regels vindt plaats onder
verantwoordelijkheid van toezichthouder BQ Support
(voorheen BKD Services). Keurmeesters van de
bloembollenkeuringsdienst (BKD) voeren de controles uit.
De handhaving op valse meeldauw in uien is in 2011 voor
het 7e opeenvolgende jaar uitgevoerd. Mede op basis van
meldingen heeft toezichthouder BQ Support 35 gerichte
controles uitgevoerd. De afvalhopen die zijn aangetroffen
waren afgedekt of er werden geen groene delen aangetroffen.
Er zijn 2 gele kaarten (waarschuwing) uitgedeeld voor strafbare
ziekte haarden in uienpercelen. In beide gevallen werd aan de
waarschuwing gevolg gegeven door het betreffende perceel te
branden en vervolgens te rooien. De toezichthouder heeft deze
maatregel als afdoende beoordeeld, waardoor er net als vorig
jaar geen rode kaarten (tuchtrechtprocedure) zijn uitgedeeld.
De handhavingsperiode liep van 15 april tot 26 augustus.
Mede op basis van informatie van Naktuinbouw kon worden
vastgesteld dat toen ongeveer 2/3 deel van de eerstejaars
plantuitjes was geoogst. Ontwikkeling, afstemming en evaluatie
van de regels gebeurt jaarlijks in de PA werkgroep valse
meeldauw. Hierin zijn zowel biologische als gangbare uientelers
vertegenwoordigd. De ervaringen uit 2011 zijn benut om daar
waar nodig de uitvoering in 2012 te wijzigen of de regels te
verduidelijken voor de praktijk.
De huidige regels zullen worden gecontinueerd waarbij in 2012
extra aandacht zal worden geschonken aan de handhaving van
zogenoemde “meeldauwvrijverklaring”.
Om te bereiken dat de teelt zo schoon mogelijk begint
(= valse meeldauwvrij uitgangsmateriaal) moet de
“ontsnapmogelijkheid” voor de ziekte verkleind worden.
Daarom voert Naktuinbouw met ingang van 2010 jaarlijks
vlak voor de oogst van de (eerstejaars) plantuitjes een
tweede keuring (specifiek gericht op valse meeldauw) uit
op de percelen met eerstejaarsplantuitjes. De teler van 2e
jaarsplantuien mag geen uitgangsmateriaal (1e jaarsplantuitjes)
gebruiken zonder een daarbij behorend (kopie van het)
26 | AKKERLAND
beoordelingsrapport (certificaat meeldauwvrijverklaring) waarin
is opgenomen dat:
• indedoorNaktuinbouwuitgevoerdeextraveldinspectie
op valse meeldauw geen visueel waarneembare aantasting
van valse meeldauw is aangetroffen in het gewas van het
betreffende eerstejaarsuitgangsmateriaal, of
• bijdenacontrole(biotoets)doorNaktuinbouwvanhet
eerstejaarsuitgangsmateriaal geen valse meeldauw is
geconstateerd, of (als bij de biotoets wel aangetaste uitjes
zijn gevonden);
• heteerstejaarsuitgangsmateriaaleen
warmwaterbehandeling op (door Naktuinbouw)
voorgeschreven wijze heeft ondergaan.
Telers van 2e jaarsplantuien dienen dit certificaat
(meeldauwvrijverklaring) dus te kunnen overleggen
bij controle door toezichthouder BQ Support. Als het
meeldauwvrijcertificaat niet bij de aflevering van het
uitgangsmateriaal is bijgesloten kan deze worden opgevraagd
bij de leverancier van het eerstejaarsuitgangsmateriaal. In
2011 is hier (eerste jaar) nog vrij soepel op gehandhaafd
(waarschuwing). Na evaluatie van het seizoen 2011 door de
PA werkgroep aanpak bronnen wordt geadviseerd om de
handhaving in seizoen 2012 hierop aan te scherpen en over
te gaan tot tuchtrechtelijke afhandeling (geldboete) indien bij
controle geen meeldauwvrijverklaring kan worden overlegd.
Handhaving (gele en rode kaartensysteem)De handhaving (gele en rode kaartensysteem) van de
bestrijdingsplicht wordt in 2012 weer uitgevoerd door
keurmeesters van de Bloembollenkeuringsdienst die onder
verantwoordelijkheid van BQ Support als toezichthouders
van het PA optreden. Naast de actieve controle is ook het
meldsysteem operationeel. U kunt uienafvalhopen en valse
meeldauwhaarden melden bij:
Vanaf 2006 wordt in Zuidelijk Flevoland zelfhandhaving
uitgevoerd. De controle en handhaving van de PA regels rond
valse meeldauw wordt onder bepaalde voorwaarden door de
telers zelf uitgevoerd en georganiseerd. Dit biedt in dat gebied
een mogelijkheid om in goede afstemming tussen gangbare
en biologische telers de schimmel beter te kunnen bestrijden.
Belangrijke voorwaarde en slaagfactor is dat het initiatief vanuit
de telers(groep) zelf moet komen en dat iedereen in het gebied
meedoet. Na evaluatie is wederom gebleken dat de aanwezige
telers het project als nuttig hebben ervaren en wensen te
vervolgen in 2012. Daarnaast is het mogelijk om deze vorm
van handhaving waar mogelijk en gewenst uit te breiden naar
andere gebieden.
Praktijkonderzoek valse meeldauw 2012• Ophelderen optreden bolbesmetting
Het is niet bekend wanneer de besmetting van de uienbol
exact optreedt. In een veldproef wordt onderzocht op
welk moment in de epidemie de 1e jaarsplantuien besmet
raken. Hiertoe worden de uien in het veld via een natuurlijke
bron geïnfecteerd. Indien nodig worden de velden
kunstmatig geïnoculeerd. De 1e jaarsplantuien worden op
6 verschillende tijdstippen gerooid. Er zijn zowel chemisch
behandelde als onbehandelde uien. De gerooide plantuien
worden in het najaar in de kas in een biotoets uitgeplant om
de mate van systemische infectie te vergelijken.
• Effect alternatieve warmtebehandelingen op kieming en
valse meeldauw
In 2011 zijn in opdracht van PA en het Ministerie
van EL&I proeven uitgevoerd om de effecten van
stoombehandelingen van plantuien te onderzoeken.
Hierbij is gekeken naar temperatuur en behandelduur.
Hieraan wordt een vervolg gegeven door met 2
verschillende besmette partijen verschillende varianten
van stoombehandeling uit te voeren. De uien worden
vervolgens in een biotoets in de kas getoetst op kieming en
systemische aantasting.
• Verspreidingsmodel valse meeldauw
Er is een verspreidingsmodel voor valse meeldauw
gemaakt. Dit model is inmiddels doorgerekend met 30
jaar weergegevens. De kwaliteit van de voorspelling
van het sporulatieproces bij lage temperaturen is nog
onvoldoende. Aanpassing van het model moet leiden
tot een betere voorspelling. Daarnaast wordt in een
veldsituatie de sporenverspreiding gemeten met behulp
van Burkhard sporenvangers. Dit levert gegevens op over
de omstandigheden waarbij er meer of minder risico is op
verspreiding van valse meeldauw sporen. Om het sporen
verspreidingsmodel verder te toetsen, te verbeteren en
MELDPUNT VALSE MEELDAUWT 0252 433 060
F 0252 417 856
TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING
AKKERLAND | 27
TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING
te koppelen aan een infectie, zal een veldproef worden
uitgevoerd waarbij zaaiuien in de tijd blootgesteld worden
aan ziektedruk door valse meeldauw.
• Moleculaire toets
Valse meeldauw kan met een PCR toets goed worden
gedetecteerd in besmet blad, in een sporensuspensie en in
besmette 1e jaarsplantuien. Plantuien uit het jaar 2009 zijn
in 2010 getoetst met de PCR en met een biotoets. De mate
van aantasting was ook hier laag, maar lag bij de beide
methoden in dezelfde orde van grootte 1% (biotoets) à 2%
(PCR). Het toetsen van mengmonsters gaf een vergelijkbaar
besmettingsniveau met het toetsen van afzonderlijke
plantuien. Het toepassen van mengmonsters lijkt daarmee
veelbelovend. Dit wordt in 2012 verder uitgewerkt. Een
vergelijking wordt gemaakt waarbij mengmonsters af
land en ongeschoond worden getoetst in vergelijking
met gepelde / geschoonde monsters. Op basis van de
resultaten wordt een protocol voor monsterverwerking
beschreven.
Voor de onderzoeksresultaten kijk op www.kennisakker.nl/
kenniscentrum.
PhytophthoraDit teeltvoorschrift beoogt de verspreiding van en
besmetting met Phytophthora infestans (aardappelziekte)
te beheersen. Het is verplicht om de belangrijkste
ziektebronnen (aardappelafvalhopen, phytophthorahaarden
en aardappelopslagplanten) te bestrijden.
De regels zijn vastgesteld op verzoek van en door
de (aardappel)telers. Ontwikkeling, afstemming en
evaluatie van de regels gebeurt in de Stuurgroep aanpak
Phytophthorabronnen van het PA. Hierin zijn zowel biologische
als gangbare aardappeltelers vertegenwoordigd.
Voor de handhaving zijn met toezichthouder NAK afspraken
gemaakt (gele en rode kaarten). In 2011 zijn er bij de
handhaving in het algemeen weinig problemen met de
aardappelziekte geconstateerd. Evenals in 2010 is een 1000-
tal controles uitgevoerd, waarbij 67 waarschuwingen (2010:
44) in de vorm van een gele kaart zijn uitgedeeld aan telers
met een afvalhoop en 3 rode kaarten (tuchtrechtprocedure).
Met betrekking tot de controle op ziektehaarden in het
veld zijn geen (vorig jaar 5) gele kaarten uitgedeeld. Voor
aardappelopslag werd 5 (vorig jaar 6) keer geel getrokken.
In het aardappeljaar 2011 waren, mede als gevolge van de
vroege intrede van het voorjaar de omstandigheden ook
vrij vroeg (medio mei) kansrijk voor de ontwikkeling van
Phytophthora. Het droge karakter van het voorjaar beperkte
echter het aantal waarschuwingen in de eerste helft van het
seizoen. Het slechte weer in juli en augustus leidde echter
tot veel ziektekansrijke periodes in korte tijd. Dit teeltjaar
waren er daardoor over het hele seizoen gezien landelijk meer
infectiemomenten dan gemiddeld en zelfs nog iets meer dan
vorig jaar.
Na evaluatie door de PA stuurgroep aanpak
Phytophthorabronnen is geconcludeerd dat de huidige regels
zullen worden gecontinueerd.
In het kader van de handhaving is er een ontheffingenprotocol
voor proefvelden (Phytophthoraproeven met betrekking tot
gbm en resistente rassen) van kracht. De stuurgroep is van
mening dat een goede communicatie tussen proefveldhouders
en omliggende praktijkbedrijven van groot belang is dat een
oppervlakkige bewerking van de proefvelden nadat de proef
is afgerond te veel kans geeft op nieuwe bronnen (opslag)
en bovendien moeilijk te handhaven is. Daarom wordt het
ontheffingenprotocol als volgt aangescherpt:
- na beëindigen van de proef moeten de knollen geoogst
worden in plaats van oppervlakkig bewerken. Controle op
opslag (in volggewas) door NAK;
- moment van innoculatie door proefveldhouders wordt
aan aardappeltelers in de omgeving in een straal van
1 km rondom het proefveld gecommuniceerd door de
proefveldhouder;
- Phytophthora op proefveld is een ziektebron. Dit dient
de proefveldhouder aan te geven op de haardenkaart op
Kennisakker.
De handhaving (gele en rode kaartensysteem in het kader
van het Masterplan Phytophthora) van de bestrijdingsplicht
wordt in 2012 wederom uitgevoerd door de NAK als
toezichthouder van het PA. Naast de actieve controle blijft ook
het meldsysteem operationeel. U kunt aardappelafvalhopen,
phytophthorahaarden en aardappelopslag melden bij:
MELDPUNT PHYTOPHTORAT 0900 0625
28 | AKKERLAND
Vanaf 2006 wordt in Zuidelijk Flevoland zelfhandhaving
uitgevoerd. De controle en handhaving van de PA regels rond
Phytophthora wordt onder bepaalde voorwaarden door de
telers zelf uitgevoerd en georganiseerd. Dit biedt in dat gebied
een mogelijkheid om in goede afstemming tussen gangbare
en biologische telers Phytophthora beter te kunnen bestrijden.
Belangrijke voorwaarde en slaagfactor zijn dat het initiatief
vanuit de telers(groep) zelf moet komen en dat iedereen in
het gebied meedoet. Na evaluatie is wederom gebleken dat
de aanwezige telers het project als nuttig hebben ervaren en
wensen te vervolgen in 2012. Daarnaast is het mogelijk om
deze vorm van handhaving waar mogelijk en gewenst uit te
breiden naar andere gebieden.
Alle aardappeltelers ontvangen de jaarlijkse Phytophthora Info
van het Masterplan Phytophthora. Deze vindt u als bijlage bij
Akkerland. Hierin staan de bestrijdingsstrategie 2012 en de
middelentabel centraal.
Voor informatie over Phytophthora kijk op
www.productschapakkerbouw.nl/teelt/gewasbes-phytophtora.
Voor onderzoeksresultaten zie www.kennisakker.nl.
Overige teeltvoorschriften Naast de genoemde teeltvoorschriften gelden nog andere
teeltvoorschriften van het PA. Deze hebben betrekking op:
- erosie.
In Zuid-Limburg gelden regels om erosie door regenwater
te voorkomen. Voor meer informatie zie
www.productschapakkerbouw.nl/teelt/erosie-zuid-limburg;
- bietenvergeling.
In bepaalde gebieden gelden regels voor de opslag
van suiker-/voederbieten en zaadbietenteelt, om (de
verspreiding van) bietenvergeling tegen te gaan.
Voor meer informatie kijk op
www.productschapakkerbouw.nl/teelt/vergelingsziekten.
TuchtrechtOvertredingen van de teeltvoorschriften worden tuchtrechtelijk
bestraft. Het tuchtgerecht bestaat uit een onafhankelijk
rechtsgeleerde voorzitter en 11 leden (akkerbouwers), van wie
er per zitting 2 aanwezig zijn. Het secretariaat is in handen van
het Instituut Agrarisch Recht (IAR) in Wageningen.
Bij overtredingen worden door het tuchtgerecht geldboetes
opgelegd. Het tuchtgerecht kan ook besluiten tot
openbaarmaking van de uitspraak of onder verscherpte
controle stellen van het bedrijf op kosten van de betrokkene of
een berisping. De wettelijk vastgelegde maximale geldboete
per overtreding is sinds 1 januari 2010 7.600 euro. Als het
wederrechtelijk genoten voordeel echter meer is dan 1.900
euro is, dan is de maximale boete 19.000 euro.
In 2011 heeft één zitting van het tuchtgerecht plaatsgevonden,
waarbij 8 dossiers behandeld zijn. Drie zaken hadden
betrekking op overtredingen van de regels rond phytophthora
(afvalhopen) en de overige 5 zaken hadden betrekking op de
regels rond wratziekte (4 uit 2010 en 1 uit 2011). In alle zaken
zijn geldboetes opgelegd variërend van 250 tot 600 euro.
Indien de ondernemer zich (na verzet) niet kan vinden in
de uitspraak van het tuchtgerecht, kan beroep worden
aangetekend bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven
(CBb). Dit hoogste rechtscollege heeft begin 2011 een
beroep ontvangen. Naar verwachting wordt de zaak in 2012
behandeld.
CertificeringVVAK
Het productschap is sinds eind jaren ’90 nauw betrokken bij de
certificering in de akkerbouw door het actief ondersteunen van
het “Akkerbouw Certificeringsoverleg”, de beheerder van de
Voedsel- en Voederveiligheid Akkerbouw (VVAK). Dit is het een
uniek platform voor praktijkgerichte en zinvolle certificering.
In 2011 werd aan het VVAK eisen toegevoegd om het
schema inhoudelijk te laten voldoen aan de Brusselse
duurzaamheidseisen voor de productie van biomassa voor
TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING
Bedrijfshygiëne
Met een goede bedrijfshygiëne kunt u voorkomen dat ziekten
en plagen (wratziekte, wilde haver, knolcyperus, ringrot,
phytophthora, valse meeldauw, cysteaaltjes, vrijlevende aaltjes
etc.) uitgroeien tot een grote bedreiging voor de toekomst van
uw bedrijf en dat van uw collega’s. Zorg dat u niet degene
bent die zorgt voor vermeerdering en/of verspreiding, ook niet
binnen uw eigen bedrijf. Zie erop toe dat uw uitgangsmateriaal
en de percelen “schoon” zijn (meten is weten). Voor uw erf en
bij machinegebruik is het motto: “bezemschoon, heel gewoon”.
Zorg dat u weet welke bedreigingen er zijn, welke ziekten en
plagen u al op het bedrijf heeft, welke risico’s u loopt en hoe u
vermeerdering en verspreiding kunt voorkomen.
Voor meer informatie kijk op www.kennisakker.nl
MEER INFORMATIE• Algemeen:
www.productschapakkerbouw.nl/teelt/voorschriften
• Spuitkeuring,Phytophthoraenvalsemeeldauw:
Ben Kimmann, T 070 3708 207, M 06 51 06 55 13 en
• Overigeteeltvoorschriften:
Bert Waterink, T 070 3708 537, M 06 51 26 92 57 en
AKKERLAND | 29
energiedoeleinden. De Brusselse eisen worden vaak aangeduid
met “RED” en deze gelden bijvoorbeeld voor granen (voor
bioethanol) en koolzaad (voor plantaardige olie).
Helaas bleek in de loop van 2011 een nationale erkenning van
deze VVAK eisen niet mogelijk omdat daarvoor een jaarlijkse
inspectie verplicht is. Om die reden is besloten om de RED-
eisen aan te vullen met andere relevante duurzaamheidseisen
en het als apart, vrijwillig duurzaamheidscertificaat te
presenteren en ter goedkeuring voor te leggen aan de
Nederlandse overheid. U als teler mag zelf besluiten of een
controlefrequentie van 1:3 jaar of jaarlijks wordt toegepast,
waarbij alleen bij jaarlijkse inspectie de geproduceerde
biomassa “RED-waardig” is.
Het duurzaamheidscertificaat is vooral interessant voor
akkerbouwers die met het onderwerp aan de slag zijn/willen.
Deze kunnen starten met een 1:3 jaar controlefrequentie. De
akkerbouwers met granen en koolzaad kunnen het best kiezen
voor de jaarlijkse inspectie, om de afzetmogelijkheid voor de
afnemer (m.n. de grotere graancollecteurs) te vergroten.
Het duurzaamheidscertificaat kan ook behaald worden in
combinatie met GlobalGAP.
Als u nu één of meerdere VVC’s hebt en wilt overstappen
naar VVAK of omgekeerd, dan kunt u dit aangeven bij uw CI
(NAK AGRO, SGS of CUC). De kosten zijn namelijk gelijk,
evenals de eisen. Voordeel van VVAK is de administratieve
vereenvoudiging (slechts één telerhandleiding voor al uw
gewassen).
Voor informatie over het VVAK kijk op
www.productschapakkerbouw.nl/teelt/vvak.
Aaldrik Venhuizen: „De papierwinkel rond eisen aan teelten kunnen we het beste en efficiëntst regelen via een landelijke norm.”
‘Nederlands koolzaad is duurzaam geteeld’
Agrifirm Plant liep het afgelopen jaar tegen een probleem aan.
Het bedrijf zet Nederlands koolzaad af naar Duitsland. De
afnemer vroeg om een product dat voldoet aan de zogeheten
RED-eisen. RED staat voor Renewable Energy Directive; een
regeling van de Europese Unie waarin eisen zijn gesteld aan de
duurzaamheid van de productie van energiegewassen. In 2013
moet alle Europese productie van energiegewassen aan die
richtlijn voldoen.
„In Nederland waren we niet zo met de RED-eisen bezig”,
zegt Aaldrik Venhuizen, manager R&D van Agrifirm Plant. „De
belangrijkste eis in deze Europese richtlijn is dat de productie
van energiegewassen niet ten koste gaat van biodiversiteit.
Dus dat we voor de teelt van die gewassen geen oerbossen
kappen of natuurgebieden opofferen. In Nederland speelt dat
niet zo, maar in andere werelddelen is dat echt een belangrijk
onderwerp.”
In 2013 moet de teelt van granen, zaden en peulvruchten aan
deze eisen voldoen, maar alleen als ze als energiegewassen
worden verwerkt. Duitsland heeft het voor 2011 al verplicht
gesteld. Dus moet Nederlands koolzaad, dat aan Duitse
afnemers wordt verkocht, ook voldoen aan de eisen.
„Dat moet controleerbaar en transparant zijn. De meest
eenvoudige oplossing is om de eisen op te nemen in een
voedselveiligheidscertificaat zoals VVAK.”
Voor het afgelopen jaar was het niet meer mogelijk om in de
VVAK een paar extra punten op te nemen. Dus zocht Agrifirm
Plant samen met Productschap Akkerbouw naar een tijdelijke
oplossing. „We hebben samen een verklaring opgesteld. Als de
koolzaadteler die verklaring invult en ondertekent, dan voldoet
hij aan de eisen van de Europese richtlijn”, zegt Venhuizen. „Zijn
oogst kan dan zonder problemen worden verkocht, ook aan
Duitse afnemers.”
Het opstellen van die verklaring vergde nogal wat werk, zegt
Venhuizen. „Je moet het precies uitzoeken. Dat hadden we
als Agrifirm Plant natuurlijk zelf kunnen doen. Dat zou ons een
voorsprong hebben geven op onze concurrenten. Maar het
Productschap is eigenaar van het VVAK-certificaat. Door de
samenwerking is het beter en efficiënter geregeld. Daar gaat het
om.”
INTERVIEW
TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING
30 | AKKERLAND
EHEC crisis en de akkerbouwsector
In het voorjaar van 2011 werd Europa
opgeschrikt door een ziekte-uitbraak
met circa vierduizend zieken en vijftig
doden, veroorzaakt door besmetting
van voedsel met de EHEC bacterie in
Duitsland. Na enig speurwerk konden de
Duitse autoriteiten de oorzaak herleiden
naar geproduceerde kiemgroenten van
fenegriekzaden uit Egypte. Dat de EHEC
crisis de Nederlandse tuinbouwsector
hard heeft getroffen is uitgebreid in
het nieuws geweest. De afzet van
komkommers heeft maandenlang
een dieptepunt gekend met zeer
vervelende consequenties voor de
tuinbouwondernemers.
Minder bekend is dat in Verenigd
Koninkrijk uit een onderzoek naar E.coli
besmetting een link is gelegd naar
akkerbouwproducten. Oorzaak zou hier
vervuilde grond zijn. Hoewel de EHEC
crisis geen directe gevolgen heeft gehad
voor producten van de Nederlandse
akkerbouw, blijft beheersing van
de voedselveiligheid ook voor de
akkerbouw topprioriteit.
Nieuwe Europese regelgeving
Het is in overheidsland gebruikelijk
om naar aanleiding van een crisis
nieuwe regelgeving op te stellen om
een volgende crisis te voorkomen.
Ook nu wordt in Brussel door de
Europese Commissie gediscussieerd
over nieuwe maatregelen voor de
(kiem)zadensector. Mogelijk kan de
akkerbouwsector daardoor indirect
te maken krijgen met maatregelen als
gevolg van de Duitse EHEC crisis. Zo
kan een kiemgroentencrisis zomaar
consequenties hebben voor de
regelgeving op het gebied van zaden en
granen.
Taak productschappen
Als sector is het daarom van groot
belang in een vroegtijdig stadium
nieuwe wetsvoorstellen te kennen
om te kunnen beoordelen of de
wetgeving realistisch en haalbaar is
in de praktijk. De productschappen
vervullen een belangrijke spilfunctie
tussen de overheid enerzijds (Brussel,
Ministerie van EL&I, ministerie van
VWS en NVWA) en het bedrijfsleven
anderzijds. Vertegenwoordigers
van de productschappen nemen
deel aan vergaderingen van
de Europese Commissie over
levensmiddelenwetgeving en
ondersteunen de overheid hierbij
met informatie uit de praktijk. Hierbij
is uiteraard de bescherming van de
volksgezondheid via veilig voedsel een
gezamenlijk doel, waarbij uiteraard alleen
wetgeving tot stand mag komen waar
nodig, Wetgeving die aansluit op de
bedrijfspraktijk en die zo weinig mogelijk
administratieve last voor ondernemers
met zich meebrengt.
In de kaders ziet u enkele voorbeelden
waaraan vanuit de productschappen
voor de Nederlandse akkerbouw wordt
gewerkt.
VOEDSELVEILIGHEID:van levensbelang voor een gezonde sector
VOEDSELVEILIGHEID EN GEZONDHEID
De Europese Commissie heeft voorstellen gemaakt voor nieuwe
maximumlimieten voor Cadmium en T2-HT2 (een mycotoxine)
in granen en zaden. Op dit moment wordt nog met de sectoren
overlegd over de haalbaarheid van deze normen. Indien de
normstelling te laag wordt, heeft dit nadelige gevolgen voor de afzet
van graanproducten. Granen en zaden die te hoge gehaltes aan
contaminanten bevatten, mogen niet voor menselijke consumptie op
de markt worden gebracht. Het Productschap Akkerbouw overlegt
met de GZP-sector over de haalbaarheid van de voorgestelde
normen. Daar waar moeilijkheden lijken te ontstaan wordt met de
Nederlandse overheid gesproken over oplossingen die Nederland
kan inbrengen in Brussel. Het streven is alleen normen op te stellen
voor contaminanten waarvan wetenschappelijk is bewezen dat
overschrijding ervan kan leiden tot risico’s voor de volksgezondheid.
Nieuwe Europese normen in de maak voor Cadmium en T2-HT2
MEER INFORMATIEVoor meer informatie op het gebied
van voedselveiligheid kunt u contact
opnemen met Christine Rommens:
T 070 3708 502
M 06 23 35 17 42
AKKERLAND | 31
VOEDSELVEILIGHEID EN GEZONDHEID
Vorig jaar hebben Nederlandse supermarkten op last van de
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit koekjes uit de winkels
moeten terughalen. De betreffende koekjes bevatten een te hoog
gehalte aan DON dat gevaar op zou kunnen leveren voor de
volksgezondheid. Het te hoge gehalte aan DON was afkomstig
vanuit het geleverde (tarwe)meel.
Beheersing van mycotoxinen (schimmels) in granen is al jaren
een belangrijk speerpunt in de teelt en handel van granen. In de
hygiënecodes voor de granensector zijn beheersmaatregelen
afgesproken. Daarnaast wordt vanuit het Productschap Akkerbouw
een sectoraal monitoringsprogramma uitgevoerd op ongewenste
stoffen in granen, zaden en peulvruchten. Van elke oogst worden
monsters onderzocht op de aanwezigheid van onder andere DON,
zware metalen en gewasbeschermingsmiddelen. De uitslagen
worden gerapporteerd aan de betrokken deelnemers. Het is
van belang voor de beheersing van de voedselveiligheid dat alle
ketenpartijen, vanaf de teelt, de opslag, de handel en de verwerker
van de grondstoffen hun eigen verantwoordelijkheid nemen en de
nodige beheersmaatregelen treffen. Het terughalen van voedsel uit
de supermarkten is een dure herstelmaatregel en is slecht voor het
imago van de sector.
Koekjes uit de handel vanwege te hoog gehalte DON
Eind 2011 is de Europese verordening “Verstrekken van
voedselinformatie voor consumenten” gepubliceerd. Hiermee
worden nieuwe eisen gesteld aan de etiketten van levensmiddelen
en aan consumenteninformatie (die niet op het etiket staat). Het
gaat onder andere om de leesbaarheid (lettergrootte), verplichte
allergeneninformatie (ook als er geen etiket is), verplichte vermelding
van voedingswaarde (energie, vet, verzadigd vet, koolhydraten,
suiker, eiwit, zout) en verplichte vermelding van de bron van
plantaardige oliën en vetten.
Daarnaast gaat de Europese Commissie na of het vermelden van
de herkomst van ingrediënten verplicht gesteld moet worden.
Deze herkomstvermelding geldt al voor vers vlees en wordt ook
gehanteerd bij verse groente en fruit (incl. aardappel). Nu gaat de
Commissie dus kijken of het mogelijk is om de herkomst te vermelden
op meer producten; vlees als ingrediënt, melk, melk als ingrediënt,
onbewerkte levensmiddelen, maar ook ingrediënten die voor meer
dan 50% in een samengesteld levensmiddel aanwezig zijn. Hier
gaat het om bijvoorbeeld aardappelsalade en brood. Bij dergelijke
producten zou dan het land van teelt van de belangrijkste grondstof
vermeld moeten worden (aardappel, graan). Het Productschap
Akkerbouw volgt deze Brusselse ontwikkelingen op de voet en
informeert betrokken sectoren over de nieuwe ontwikkelingen.
Herkomstetikettering
32 | AKKERLAND
VOEDSELVEILIGHEID EN GEZONDHEID
AKKERLAND | 33
VOEDSELVEILIGHEID EN GEZONDHEID
34 | AKKERLAND
VOEDSELVEILIGHEID EN GEZONDHEID
AKKERLAND | 35
VOEDSELVEILIGHEID EN GEZONDHEID
36 | AKKERLAND
MARKT
In nauwe afstemming met de sector wordt getracht de
dienstverlening optimaal aan te laten sluiten bij de wensen van
de telers.
Vaste onderdelen van de activiteiten zijn:
• onafhankelijkevoorraadmetinginnovember,februarien
april van consumptieaardappelen en zaaiuien;
• maandelijksepublicatievandeverwerkingvanaardappelen
tot aardappel-consumptieproducten (elke vrijdag na de 15e
van de maand);
• telersbeursnoteringen.PAfaciliteertopverzoekvande
aardappelsector (teelt handel en industrie) bij het tot
stand komen van de wekelijkse aardappelnoteringen
“fritesgeschikt” Noord (Emmeloord) en Zuid (Goes).
Volgens een gezamenlijk afgesproken protocol wordt
op een uniforme manier genoteerd. Jaarlijks wordt in
afstemming met alle belanghebbenden vastgesteld of
en zo ja hoe de “koers” bijgesteld moet worden. In 2012
betaalt PA de “noteringskosten” (vacatie en km vergoeding)
van de telersnoteerders van de noteringscommissie van
LNCN (Emmeloord), ZLTO (Goes) en Wieringermeer e.o
(Middenmeer met betrekking tot de notering poot- en
tafelaardappelen);
• dagelijksbijhoudenenactualiserenvandewebsites.
Het totale pakket wordt collectief gefinancierd door de
consumptieaardappeltelers en de uientelers en kost
aardappeltelers omgerekend per ha aardappelen ongeveer
1,75 euro en uientelers per ha uien ongeveer 3,70 euro
(onderdeel van de jaarlijkse heffing).
Een nieuwe activiteit in 2012 is agriprins, het landelijk digitaal
prijsinformatiesysteem van en voor consumptieaardappeltelers.
Het Productschap Akkerbouw (PA) levert op verzoek
van consumptieaardappel- en uientelers online al
vele jaren onafhankelijke markt- en prijsinformatie
via www.aardappelinfo.nl en www.ui-info.nl.
Ook wordt er iedere week een aardappel – en
een uiennieuwsbrief gepubliceerd. U kunt zich
hierop gratis abonneren waarna u een of beide
nieuwsbrieven elke week per e-mail of per fax krijgt
toegezonden. Het aantal abonnees van deze service
is de afgelopen jaren gegroeid naar een vrij stabiel
aantal van ongeveer 3.500.
Aardappel- en uienmarktinformatie voor telers
AKKERLAND | 37
Vanaf februari test een groep van 250 telers een jaar lang het
systeem. Telers die niet meedoen aan de test maar wel een
transactie melden krijgen ook de beschikking over agriprins.
Zie voor meer informatie het aparte artikel in deze Akkerland.
In de politieke discussie over de toekomst van de
productschappen is nog veel onduidelijk. Vooruitlopend op het
kabinetsbesluit hierover kan wel gesteld worden dat markt- en
prijsinformatie op termijn niet meer uit collectieve heffingen
gefinancierd mogen worden. Uit de ondernemerspeiling van
medio 2011 kan worden afgeleid dat deze activiteit van PA
door de telers wel zeer gewenst en gewaardeerd wordt (met
een rapportcijfer 8). Als deze activiteit wordt voortgezet dan
moet de financiering dus op een andere manier geregeld
worden.
Geoogst areaal en oogstraming Aardappelen en uien 2011 (2010)
OppervlakteHa geoogst
Opbrengst/haton/ha
Totale bruto opbrengst ton
Consumptie-aardappelen 72.231 (71.852) 53,4 (49,4) 3.857.284 (3.546.049)
Zaai-uien na uitval 23.200 (21.760) 60,6 (53,6) 1.405.900 (1.166.569)
Bron: CBS
MARKT
Nog geen abonnee van de nieuwsbrief AARDAPPELINFO en/of UI-INFO?
Ga voor de NIEUWSBRIEF AARDAPPELINFO naar www.aardappelinfo.nl , klik onderaan op “aanmelden nieuwsbrief”, vul de gegevens in en selecteer fax of e-mail.
Ga voor NIEUWSBRIEF UI-INFO naar www.ui-info.nl , klik onderaan op “aanmelden nieuwsbrief”, vul de gegevens in en selecteer fax of e-mail.
OF
Stuur een fax naar 070-3708310 met daarin:
• nieuwsbriefaardappelinfoen/ofnieuwsbriefui-info;• naam,adresenwoonplaats;• uwfaxnummer.
De nieuwsbrieven worden in 2012 (nog) collectief gefinancierd.
telersprijzen fritesgeschikte aardappelen gedurende het seizoen in Є/100 kg
fritesaardappelen
prij
s/10
0 kg
wk 44
wk 47
wk 50
wk 2 wk 5 wk 8
wk 11
wk 14
wk 17
wk 20
wk 23
wk 26
0,000
5,000
10,000
15,000
20,000
25,000
30,000
seizoen 2008/2009 seizoen 2009/2010
seizoen 2010/2011 seizoen 2011/2012
gemiddelde telersprijzen zaaiuien gedurende het seizoen in Є/100 kg
zaaiuien grof
prij
s/10
0 kg
zaaiuien grof 2008/2009 zaaiuien grof 2009/2010
zaaiuien grof 2010/2011 zaaiuien grof 2011/2012
0,00
wk 33
wk 36
wk 39
wk 42
wk 45
wk 48
wk 51
wk 3 wk 6 wk 9
wk 12
wk 15
wk 18
wk 21
wk 24
wk 27
5,00
10,00
15,00
20,00
25,00
30,00
35,00
40,00
38 | AKKERLAND
MARKT
Een dergelijk systeem kan pas in werking treden als het een
grote mate van vertrouwen geniet. Een goed functionerend
systeem, heldere spelregels voor de invoer en het gebruik,
een onafhankelijke controle en een strikte handhaving
dragen hieraan in belangrijke mate bij. Om te toetsen of aan
deze randvoorwaarden worden voldaan, is een test met
praktijkmensen – telers van consumptieaardappelen – gestart.
250 Telers mogen gedurende een testperiode van een jaar
gebruik maken van het systeem, verbeteringen aandragen
en beoordelen of het systeem toegevoegde waarde heeft. De
ervaringen van deze telers zullen bepalend zijn voor het besluit
om het systeem al of niet in de markt te zetten.
Het project vindt plaats onder bestuurlijke verantwoordelijkheid
van een stuurgroep waarin vertegenwoordigers van de telers
(LTO en NAV), afnemers (VAVI) en de beurzen Goes (ZLTO) en
Emmeloord (LNCN) zitting hebben. Het PA faciliteert en voert uit.
Doel:
•compleetenbetrouwbaarbeeldvandeactuele
telersprijzen van in Nederland geteelde consumptie- en
industrieaardappelen;
• relevantetransactie-informatieonline.Deprijsinformatie
betreft onder andere transactiedatum en aflevermaand,
ras, prijs, bestemming (bijvoorbeeld frites, export),
maatsortering, grondsoort, regio (N of Z) en volume
(tonnage in drie grootte klasses). Het is vanzelfsprekend
niet te achterhalen welke teler of afnemer welke zaken heeft
gedaan;
• transactiestussentelerenafnemerfritesgeschiktenexport;
• aanvullingopbestaandemarkt-enprijsinformatie.
Randvoorwaarden:
• ingebrachtvolumesubstantieel;
• inbrengdoortelersen/ofafnemers;
• niettraceerbaaropcontractantniveau;
• openentransparantsysteemmethelderespelregels;
• onafhankelijkeenstrengecontroleopverschillende
niveaus;
• stuurinhandenvandeorganisatiesvandedeelnemers;
• onafhankelijkeevaluatievanwerkingenmeerwaardevan
het systeem;
• ingebrachtetransactieswordengecontroleerd:
- als afnemer inbrengt: systeem stuurt sms naar teler:
“Er staat een nieuw contract op agriprins.nl met uw code
[xxxxx]. Ga naar www.agriprins.nl/[xxxx] voor de controle”
- telers kunnen via PA transacties inbrengen (per fax, post
of e-mail);
- bevestigde en (nog) onbevestigde transacties zijn
herkenbaar op de website;
• contracttussenPAenindividueleafnemersoververplichte
inbreng van alle transacties die aan de voorwaarden
voldoen en verklaring met betrekking tot juistheid,
volledigheid en tijdigheid;
• controleopadministratieveorganisatievanafnemer.
Status:
• februari2012:
een representatieve steekproef van 250 aardappeltelers
AGRI-PRINSAardappelprijsinformatiesysteem online!Op verzoek van – en gefinancierd door – de consumptieaardappeltelers is een landelijk digitaal
marktprijssysteem voor consumptieaardappelen ontwikkeld en gebouwd. In dit moderne systeem worden
op een transparante wijze aardappeltransacties vastgelegd, zodat telers hieruit informatie over markt- en
prijsontwikkelingen kunnen afleiden.
AKKERLAND | 39
met minimaal 5 ha consumptieaardappelen werkt een jaar
lang met het systeem waarin gestart wordt met de inbreng
van alle transacties fritesgeschikte aardappelen door de 4
grootste aardappelverwerkers;
• gedurendedeproefperiodestaathetsysteemopen
voor andere afnemers om deel te nemen en wordt de
meerwaarde en de betekenis van het systeem voor de
deelnemers (vooral de telers) onderzocht door een extern
bureau;
• telersdienietdeelnemenaandetestkunnenookover
agriprins beschikken als zij, een geldige transactie naar het
PA sturen. Ze kunnen hiervoor contact opnemen met PA.
Na verificatie wordt de transactie ingebracht en krijgt de
teler toegang tot het systeem.
Na evaluatie van deze test beslist de stuurgroep of het
systeem voldoende meerwaarde heeft om het openbaar te
maken en breder in de markt te zetten.
MARKT
‘Uniek dat alle inkoopprijzen op internet staan’
Aviko Potato is een van de vier grote
inkopers van aardappelen die dit jaar
meedoen aan de proef met AgriPrins.
„Het was een verzoek vanuit de sector”,
zegt Dick Zelhorst, directeur van Aviko
Potato. Hij zit in de stuurgroep van
het prijsinformatiesysteem. „Ik heb
er alle vertrouwen in. De industrie
en de telers hebben gezamenlijk de
verantwoordelijkheid om het volledig en
kloppend te maken.”
Een initiatief om prijzen inzichtelijker te
maken, is niet nieuw. „In het verleden zijn
we vaker benaderd om aan een dergelijk
systeem mee te werken”, zegt Zelhorst.
Tot nu toe werkte Aviko niet mee. Nu wel.
„Een belangrijke reden is dat we een zeker
wantrouwen proeven over de wijze waarop
de prijzen tot stand komen. Er lijkt sprake
te zijn van een grotere afstand tussen de
teler en de industrie dan er voorheen was.
We willen het vertrouwen winnen van onze
leveranciers door openheid en transparantie
te creëren. Daarom doen we mee met
AgriPrins.”
Het is met enige schroom, bekent
Zelhorst. „Want welk bedrijf maakt nu zijn
inkoopprijzen bekend? Ik moet het nog
meemaken.” En het is volgens hem zo
klaar als een klontje: Aviko wil goedkoop
inkopen, de teler wil duur verkopen. „Maar
we hebben elkaar ook nodig. De teler
moet zijn aardappelen verkopen voor
gemiddeld kostprijs ‘plus’; wij moeten onze
grondstof vastleggen om onze producten
te kunnen maken en tegen kostprijs ‘plus’
te kunnen verkopen. Dus moeten we in
redelijkheid tot elkaar komen. We moeten
samenwerken in de keten en daarvoor is
een vertrouwensrelatie essentieel.”
De eerste ervaringen met AgriPrins zijn
volgens Zelhorst goed. „Maar het moest
wel even wennen. De proef was nog geen
twee weken bezig of het had al invloed op
de beursnotering. Bovendien is vaak te
herleiden wie de koper van een partij is.
Het ras Victoria bijvoorbeeld, dat is vrijwel
altijd van Aviko. Zo heeft elke fabrikant
zijn rassen. Dat inzicht geeft een nieuwe
dynamiek. Hoe gaan de industrieën hier
onderling mee om? In een jaar met lage
prijzen, zoals oogst 2011, is dat niet zo
spannend. Het is de vraag wat er gebeurt
als het een bijzonder jaar wordt, met
fluctuerende prijzen.”
Dick Zelhorst: „De industrie zet alle
contracten in AgriPrins. De teler heeft de
verantwoordelijkheid om dat de verifiëren.”
INTERVIEW
MEER INFORMATIEVoor meer informatie kijk op
www.productschapakkerbouw.nl/teelt/marktinformatie/
aardappelen/agriprins. U kunt ook contact opnemen met
Ben Kimmann:
T 070 3708 207
M 06 - 510 655 13
40 | AKKERLAND
MARKT
Een van de manieren om aandacht te
vragen voor de akkerbouw is deelname
aan speciale activiteiten van de media.
Zo zal medio juni worden meegewerkt
aan een bijzondere bijlage van de
Telegraaf die volledig is gericht op de
Land en Tuinbouw. In deze full colour
bijlage met een bereik van 1,2 miljoen
lezers wordt ruim aandacht gegeven aan
de Agro & Food sector, die als topsector
onmisbaar is voor Nederland. De nadruk
zal in de publicatie komen te liggen op
de prominente rol die duurzaamheid en
innovatie binnen de Agro & Food sector
spelen. Door de activiteiten van de
Begeleidingscommissie Akkerbouw PR
kan de sector ook de belangrijke rol van
de akkerbouw benadrukken. Mede door
dit soort positieve publicaties komen
consument en sector dichter bij elkaar.
Floriade
De rol van de Nederlandse Akkerbouw
in de (mondiale) voedselvoorziening
is groot. Voor de consument is het
belangrijk dat er voor altijd voldoende
voedsel ter beschikking is. In de
huidige tijd is bij veel mensen het besef
weggezakt dat de aanwezigheid van
voldoende voedsel geen automatisme
is. Om daar verandering in te brengen
maakt het Productschap Akkerbouw
op de Floriade in Venlo deel uit van
het paviljoen van Nederland Bloeit. In
het open en gastvrije Nederland Bloeit
Paviljoen kunnen de naar schatting twee
miljoen bezoekers letterlijk en figuurlijk
proeven van de Nederlandse land- en
tuinbouw.
Op een lopende band over een bar
komen allerlei producten uit de sector
voorbij die een bijzonder verhaal in
zich hebben. Deze verhalen worden
door middel van korte filmfragmenten
getoond. Daarnaast zijn land- en
tuinbouwers uit heel Nederland
persoonlijk gastheer in het Nederland
Bloeit paviljoen. Zij bemannen de bar
met de lopende band en kunnen hun
gasten uit eerste hand vertellen over het
reilen en zeilen in de Nederlandse land- en
tuinbouw. De akkerbouwsector komt bij de
bezoekers onder de aandacht door middel
van een meer dan levensgroot billboard
(zie hiernaast) en een korte film waarin
een uienteler op persoonlijke wijze een
indruk geeft van zijn werk als akkerbouwer.
Helaas geen gelegenheid om naar de
Floriade te gaan? Bezoek dan de website
www.nederlandbloeit.nl en bekijk daar het
paviljoen en de bijbehorende filmpjes.
In de politieke discussie over de
toekomst van de productschappen is
nog veel onduidelijk. Vooruitlopend op
het kabinetsbesluit hierover kan wel
gesteld worden dat promotieactiviteiten
op termijn niet meer uit collectieve
heffingen gefinancierd mogen worden.
Uit de ondernemerspeiling van medio
2011 kan worden afgeleid dat deze
activiteit van PA wel zeer gewenst en
gewaardeerd wordt (met rapportcijfer 8).
AKKERBOUW, DAT MAG GEZIEN WORDEN!
Akkerbouwers hebben bij hun dagelijkse werkzaamheden te maken met
allerlei soorten regelgeving. Bij het tot stand komen van die regelgeving is
het belangrijk dat deze wordt genomen op basis van de juiste kennis. Via de
Begeleidingscommissie Akkerbouw PR wordt daarom aandacht gevraagd voor
onder andere ontwikkelingen en initiatieven op het gebied van duurzaamheid
in de sector. Met die aandacht wordt niet alleen het grote publiek bereikt,
maar ook beleidsmakers in Nederland en Brussel die zich bezighouden met
vraagstukken binnen de akkerbouwsector. Op die manier dragen we als sector
bij aan een juist en evenwichtig beeld over de akkerbouw.
AKKERLAND | 41
MARKT
42 | AKKERLAND
MARKT
De klimatologische omstandigheden in de wereld waren redelijk
goed met een erg droog voorjaar in delen van de Europese
Unie, een tegenvallende tarweoogst in de Verenigde Staten en
te droge omstandigheden in Brazilië en Argentinië, waardoor
de maïsoogst lager uitviel dan eerder werd aangenomen.
In theorie is er een graanvoorraad in de wereld van ongeveer
10,5 weken consumptie, waarbij opgemerkt dat niet alle
voorraden vrijelijk beschikbaar zijn. Landen als Rusland, China
en India houden strategische voorraden aan en ook Brazilië
en Argentinië kennen uitvoerquotasystemen in combinatie met
uitvoerbelastingen.
Als gevolg van de redelijke graanprijzen van het afgelopen
seizoen in combinatie met de veel te lage opbrengsten
voor producten zoals consumptieaardappelen en uien zal
het graanareaal in Nederland, de Europese Unie en de rest
van de wereld verder toenemen. Veel belangrijker dan de
uitbreiding van het graanareaal is echter het vakmanschap
van de akkerbouwer, de klimatologische omstandigheden,
voldoende beschikbaarheid van goed uitgangsmateriaal,
bestrijdingsmiddelen en meststoffen.
De gemiddelde opbrengst van het afgelopen seizoen van 8,2
ton graan per hectare in Nederland was, als gevolg van het
droge voorjaar, tegenvallend terwijl gemiddelde opbrengst van
5,1 ton per hectare in de Europese Unie hoger was dan de
voorgaande jaren. Landen als Oekraïne en Rusland dromen
nog van dergelijke opbrengsten maar met “geld maak je geld”
zodat bij een redelijke opbrengst voor het graan er wellicht
financiële middelen beschikbaar komen zodat de opbrengst
per hectare ook in die landen zal stijgen.
De komende jaren zijn er recordoogsten noodzakelijk om aan
de stijgende vraag naar graan te kunnen voldoen. Bij een
uitermate geringe wereld graanvoorraad van slechts 10,5
weken consumptie zullen de graanprijzen voorlopig fors blijven
fluctueren.
Recordgraanoogsten noodzakelijk - toename graanverbruik in de wereld De wereldgraanoogst voor het seizoen 2011/12 krijgt een
redelijk definitieve vorm. De prognoses van International
Grains Council (IGC) en het Departement Landbouw in de
Verenigde Staten (USDA) ontlopen elkaar niet veel meer
en beide gerenommeerde organisaties gaan uit van een
record wereldgraanoogst van ongeveer 1.830 miljoen ton.
Ondanks die recordoogst neemt de wereldgraanoogst,
uitgedrukt in weken consumptie, nauwelijks toe omdat het
graanverbruik in landen als India en China fors toeneemt
als gevolg van de forse economische groei.
IGC wereld graanproductie en consumptie (in miljoen ton) tot en met 2012
productie (miljoen ton) consumptie (miljoen ton)
1.400
2004
1.450
1.500
1.550
1.600
1.650
1.700
1.750
1.800
1.850
1.900
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
MEER INFORMATIEVoor meer informatie kunt u contact opnemen met Fred Klein:
T 070 3708 320
M 06 22 45 87 79
AKKERLAND | 43
COMMISSIE TEELTAANGELEGENHEDENBestuurders en Organisaties
COLOFON
André SteijaertFNV Bondgenoten
Ben HasseloLTO Noord
Klaas HoekstraNAV
Upt HiddemaLTO Noord
Joke de GeusLTO Noord
Teun de JongNAV
Adrie BossersZLTO
Jakob BarteldsLTO Noord
Chrit WolfhagenLLTB
Jaap Haanstra (Vz)LTO Noord
IJzebrand RijzebolLTO Noord
Eric PelleboerNAJK
CONTACT
LTO NoordT 088 - 888 66 66F 088 - 888 66 60E [email protected]
ZLTOT 073 - 217 30 00F 073 - 217 30 01E [email protected]
LLTBT 0475 - 38 17 77F 0475 - 33 32 43E [email protected]
NAVT 0168 - 32 91 30F 0168 - 32 87 35E [email protected]
NAJKT 030 - 276 98 69E [email protected]
FNV BondgenotenT 0900 - 9690E [email protected]
Tekst
Harma Drenth, Ben Kimmann, Bert
Waterink, Erik Greve, Christine
Rommens, Hans de Keijzer, David
Kasse, Fred Klein, Tjitse Bouwkamp
Redactie
Afdeling Communicatie, Ben Kimmann
Eindredactie
Afdeling Communicatie
Ontwerp
JP Result Den Haag
Drukwerk
Deckers Snoek N.V.
Oplage
17.000 stuks
Uitgave
Productschap Akkerbouw
Stadhoudersplantsoen 12
2502 LS Den Haag
© Productschap Akkerbouw 2012
Overname toegestaan met
bronvermelding.
Akkerland is een initiatief van het
Productschap Akkerbouw. Het
Productschap Akkerbouw stelt zich
niet aansprakelijk voor schade, van
welke aard dan ook, die het gevolg is
van handelingen en/of beslissingen
die gebasseerd zijn op bedoelde
informatie.
De verzending van Akkerland is
gebaseerd op adresgegevens van
landbouwtelling 2011. Het is dus
mogelijk dat u Akkerland ten onrechte
krijgt. Excuses daarvoor.
BESTUUR
Onderzoek en innovatie
Personeel
Bestuur
Teeltvoorschriften
Promotie
Milieu
Markt- en prijsinformatie
Overige
2009 2010 2011 2012 2012
Onderzoek en innovatie € 3.072.100 € 3.109.000 € 2.902.500 € 3.345.000 52.6%
Personeel € 1.366.600 € 1.589.200 € 1.314.100 € 1.379.200 21.7%
Bestuur - - € 302.800 € 254.200 4.0%
Teeltvoorschriften € 539.000 € 527.000 € 530.000 € 388.000 6.1%
Promotie € 275.000 € 285.000 € 281.500 € 298.000 4.7%
Milieu € 285.000 € 285.000 € 280.000 € 280.000 4.4%
Markt- en prijsinformatie € 160.000 € 160.000 € 251.000 € 251.000 3.9%
Overige € 337.500 € 338.100 € 280.400 € 165.000 2.6%
Totaal € 6.035.200 € 6.293.300 € 6.142.300 € 6.360.400 100.0%
Besteding Akkerbouwheffingen
P R O D U C T S C H A P A K K E R B O U W
www.productschapakkerbouw.nl
www.ui-info.nl
www.rassenlijst.info
www.kennisakker.nl
www.aardappelinfo.nl