agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 mb)
TRANSCRIPT
analyse
impact
strategie
agrarische grondstoffenmarkt
agrarische grondstoffenmarkt
De prijzen van graan en soja explodeerden in 2012. Zijn het louter
extreme weersinvloeden die tot prijsopdrijving leiden of is er
meer aan de hand in grondstoffenland? In dit rapport geven we
antwoord op drie vragen die invloed hebben op producenten en
gebruikers van granen en oliehoudende zaden. 1) Wat is er aan
de hand in grondstoffenland?; 2) Hoe raakt dit mijn bedrijf?; en
3) Hoe kan ik mijn akkerbouw- of veehouderijbedrijf beschermen
tegen ongunstige prijzen. Hiermee willen we u als ondernemer
ondersteunen bij het maken van keuzes. De wereld kun je niet
veranderen, de wijze waarop je omgaat met veranderingen wel.
Wat is er aan de hand in grondstoffenland?
Prijzen van granen in Europa zijn in historisch perspectief eerder
laag dan hoog te noemen, prijspieken uitgesloten. De markt is
gewend geraakt aan lage grondstofprijzen. Producentenprijzen
voor granen, vlees en eieren stegen daarbij veel minder snel dat
de afgeleide consumentenprijzen. Lage producentenprijzen
vormen in veel delen van de wereld onvoldoende stimulans om
de productie te verhogen.
De komende 10 jaar is de landbouw in staat om in de groeiende
mondiale behoefte te voorzien. De productie groeit sneller dan
de wereldbevolking. Wel blijven wereldvoorraden laag waardoor
prijspieken blijven optreden. Akkerbouwers profiteren van de
groeiende wereldvraag en de bijbehorende hogere prijzen. Echter,
omdat op langere termijn ook de mondiale prijzen van zuivel,
vlees en eieren meegroeien zijn veehouders in staat om hun
inkomen op peil te houden.
Hoe raakt dit mijn bedrijf?
De invloed van graanprijzen op de akkerbouw is vooral indirect
aanwezig. Hoge graanprijzen gaan vaak gepaard met een goede
prijsvorming van andere gewassen; graan is een spilgewas.
Melkveebedrijven voorzien grotendeels in hun eigen voer-
behoefte. Dit maakt ze minder kwetsbaar voor hoge voerprijzen.
Dat geldt niet voor varkens- en pluimveebedrijven: de impact van
voerkosten is daar met 50 tot 70 procent van hun totale kosten
erg hoog. Varkens- en pluimveebedrijven zijn daardoor kwetsbaar
voor hoge grondstofprijzen. Veel bedrijven denken na over een
strategie om hun bedrijf minder afhankelijk te maken van volatiele
grondstofmarkten.
Hoe kan ik mijn akkerbouw- of veehouderijbedrijf beschermen tegen ongunstige prijzen?
Wij verwachten de komende jaren geen nieuwe strategieën.
Wel zullen bedrijven meer gebruikmaken van instrumenten of
strategieën die reeds voorhanden zijn. Meer bedrijven zullen een
deel van hun productie of gebruik afdekken op de termijnmarkt.
Het aantal bedrijven dat via eigen aankoop van enkelvoudige
grondstoffen flexibel voert zal toenemen. Ook gaan veehouders
meer samenwerken met akkerbouwers. De belangen op het
gebied van prijs zijn tegengesteld, maar beiden hebben behoefte
aan voorspelbare prijzen. Verder zullen veehouders trachten de
productie van graan in eigen hand te nemen door pacht of huur
van grond, in binnen- of buitenland. Eigen productie in het
buitenland zou je kunnen zien als een vorm van ‘landgrabbing’.
Je borgt de aanvoer van graan, en wel tegen kostprijs.
Enkele jaren geleden las ik op de achterzijde van een vracht-
wagen: ‘U moet goed weten, boeren zorgen voor uw eten.’
De aandacht voor de rol van de boer als voedselproducent is
de afgelopen decennia wat ondergesneeuwd geraakt. Deze rol
wordt momenteel weer steeds breder onderkent. Daarbij is de
Nederlandse agrarisch ondernemer een heel efficiënte producent.
Dat biedt kansen!
Pierre Berntsen
Directeur Agrarische
Bedrijven ABN AMRO
voorwoord
1agrarische grondstoffenmarkt
55
7
9
13
15
17
23
29
Inhoudsopgave
We hebben getracht de leesbaarheid van dit rapport te vergroten door veel figuren te
gebruiken. De toelichting op de figuren is bewust niet uitputtend.
Dit rapport richt zich vooral op de lange termijn. Verwachtingen van grondstofmarkten voor
de korte termijn treft u elk kwartaal in onze ‘Quarterly Commodity Outlook’ op
abnamro.nl/sectoren.
Wat is er aan de hand in grondstoffenland?Algemeen• Schommelende grondstofprijzen zijn niet nieuw
• Prijzen van granen in Europa zijn eerder laag dan hoog
• Consumentenprijzen stijgen sneller dan producentenprijzen
Productie• Productie wordt vooral bepaald door het weer
• Wereldareaal groeit nauwelijks, vooral door de beperkte beschikbaarheid van zoet water
• Groei van productie per hectare neemt af
• Groei van wereldproductie is hoger dan die van wereldbevolking
Verbruik• Mondiaal verbruik neemt toe door groei van bevolking en veranderend consumptiepatroon
• Gebruik van biobrandstoffen groeit en hoge olieprijzen versterken dit
Voorraden• Voldoende voorraden dempen prijsschommelingen
Andere factoren dan productie, verbruik en voorraden• Mondialisering beïnvloedt agrarische grondstofmarkten
• Groeivertraging leidt tot minder vraag en lagere prijzen
Gevolgen• Efficiënte productie groeit sneller
• De productiestijging van grondstoffen tot 2021 is in lijn met de vraag
• Akkerbouw gaat decennium met stevige opbrengstprijzen voor granen tegemoet
• Veehouderij ervaart stevige voerprijs maar ziet ook opbrengsten verbeteren
Hoe raakt de grondstoffenmarkt mijn bedrijf?• Voor de akkerbouw is vooral de indirecte rol van graan belangrijk
• Aandeel voerkosten bij vleesvarkensbedrijven steeg van 55% naar 69%
• De voerkosten bij zeugenbedrijven bedraagt meer dan de helft van de totale kosten
• Bij vleeskuikenbedrijven bedragen de voerkosten inmiddels ruim 70% van de totale kosten
• Leghennenhouders besteden 60-68% van de totale kosten aan voer
• De melkveehouderij is door grondgebondenheid minder afhankelijk van de
grondstoffenmarkt
Strategieën om beter om te gaan met ongunstige grondstofprijzen• Hoe kan ik me als akkerbouwer of veehouder beschermen tegen wisselende
grondstofprijzen?
• Kostprijsleiderschap vermindert kwetsbaarheid
• Via de termijnmarkt dek je prijsrisico’s af zonder investering in opslagcapaciteit
• Eigen productie van graan biedt gegarandeerde aanvoer tegen kostprijs
• Flexibel voeren maakt gebruik van goedkopere grondstoffen mogelijk
2
3agrarische grondstoffenmarkt
4
wat is er aan de hand in grondstoffenland?
Algemeen
Schommelingen in grondstofprijzen zijn niet nieuw
De prijzen van graan en soja explodeerden in de zomer van 2012.
Zijn het extreme weersinvloeden die voor deze prijsopdrijving
hebben geleid? Of is er meer aan de hand in grondstoffenland?
Figuur 1 laat een opmerkelijk verband zien tussen economische
crisis en graanprijsschommelingen (volatiliteit). Ook in de jaren
dertig – de Grote Depressie – en zeventig – oliecrisis – was er
sprake van sterke schommelingen in mondiale grondstofprijzen.
De markt voor agrarische grondstoffen is sinds 2007 volop in
beweging en weer valt dit samen met een crisis. Een financiële
in dit geval. De oorzaken van de sterke prijsschommelingen
vertonen gelijkenissen: een daling van het aanbod bij lage
voorraden, een zwakke of volatiele dollar en hoge olieprijzen.
Toch lijkt er op dit moment meer aan de hand. Wereldmarkten in
energie en voedsel zijn steeds meer verbonden, wat ertoe leidt
dat verstoringen op een markt worden overgedragen op andere
markten. Sinds het Europese interventiebeleid is afgebouwd
hebben bewegingen in wereldmarktprijzen veel meer invloed
gekregen op Europese grondstofprijzen. Het aantal factoren dat
invloed heeft op grondstofprijzen is daarmee toegenomen, net als
de gevoeligheid. Hierdoor is de voorspelbaarheid van prijsvorming
afgenomen en dat is lastig voor producenten en gebruikers.
Figuur 1:
Schommelingen (volatiliteit) in grondstofprijzen zijn groter in crisisjaren.
0
10
20
30
40
50
60
1900 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010
Prijs
scho
mm
elin
g (%
)
Crisis 30-er jaren
Olie-crisis
Finan-ciële crisis
Volatiliteit van de tarweprijs in de Verenigde Staten op basis van
12-maands rollend gemiddelde
Bron: ministerie van Landbouw van de Verenigde Staten van Amerika (USDA)
Prijzen van granen in Europa zijn in historisch perspectief eerder laag dan hoog
Bij gebruikers bestaat zorg over de hoge grondstofprijzen, ook bij
veehouders. Echter in historisch perspectief zijn de prijzen van
graan eerder laag dan hoog te noemen (zie figuur 2). De langjarige
prijsontwikkeling van tarwe in Nederland vertoont een daling,
zeker na correctie voor inflatie. In 1973 kostte tarwe EUR 160 per
ton. In 2010 kostte een ton tarwe ook EUR 160. De reële prijzen
zijn dus flink gedaald. Alleen in 2008 en 2011/2012 was sprake van
reëel prijsherstel. De markt is afgelopen decennia gewend
geraakt aan lage graanprijzen. Voor producenten waren de lage
prijzen, samen met voortschrijdende techniek, belangrijke drijvers
achter productieverbetering en schaalvergroting. Immers, veel
kosten namen toe als gevolg van inflatie, bijvoorbeeld kosten voor
loonwerk, arbeid, machines en privé.
Bij de prijsvorming van graan speelden Europese marktinterven-
ties een belangrijke rol. Begin jaren negentig lag de interventie-
prijs voor zachte tarwe nog op EUR 185 per ton. Als de inter-
ventieruimte was benut, ging de Europese Commissie over tot het
toekennen van steun via exportrestituties. Daarmee lag er een
stevige bodem onder de Europese graanprijs. De interventieprijs
is inmiddels afgebouwd tot EUR 101 per ton en geldt voor
maximaal drie miljoen ton maaltarwe. Sinds de liberalisering van
de Europese graanmarkt wordt deze steeds meer beïnvloed door
de mondiale markt, met de bijbehorende prijsniveaus en
volatiliteit.
Terwijl grondstofprijzen dalen, vertonen consumentenprijzen een stijging
De consumentenprijzen van brood, vlees en eieren stegen de
afgelopen decennia veel sterker dan de producentenprijzen (figuur
3). Terwijl tarwe steeds minder opbracht voor de teler, werd brood
meer dan twee keer zo duur. De producentenprijs van vlees en
eieren is nu lager dan in de jaren tachtig en negentig van de vorige
eeuw. Alleen bij melk is de prijsontwikkeling voor producent en
consument vergelijkbaar.
5agrarische grondstoffenmarkt
Figuur 3
Terwijl de consumentenprijzen stijgen, dalen de opbrengstprijzen voor boeren. Melk vormt een uitzondering (geïndexeerde prijsontwikkeling, 1970 - 1980 = 100).
0
50
100
150
200
250
300
Gem. 70-80
1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010
Tarwe, groothandelsprijs
MelkVleesvarkens, per kg g.g. Kooieieren, consumptie(wit en bruin)
Consumentenprijs brood
Consumentenprijs melk Consumentenprijs hamlappen Consumentenprijs eieren (p/stuk)
Inde
x (1
970-
1980
= 1
00),
eier
en 1
980
= 10
0
Bron: Landbouweconomisch Instituut, CBS, bewerkt door ABN AMRO
Figuur 2:
De reële prijs van Europese tarwe daalt al sinds 1970. Door verlaging van de interventieprijzen heeft de mondiale volatiliteit ook grip gekregen op de Europese graanprijzen (reële tarweprijs is gecorrigeerd voor inflatie).
0
50
100
150
200
250
300
1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
EUR/
ton
Tarweprijs Nominaal Tarweprijs Reëel EU-interventieprijs
Bron: Landbouweconomisch Instituut, CBS, bewerkt door ABN AMRO
Prijsvorming van agrarische grondstoffen is afhankelijk van veel factoren
De belangrijkste beïnvloeder van grondstofprijzen is de ontwikkeling van
de productie. De productie kan jaarlijks flink schommelen omdat deze
sterk wordt beïnvloed door het weer. De ontwikkeling van de vraag is een
andere belangrijke factor. De variatie in vraag is echter minder groot en
beter voorspelbaar dan de variatie in productie. Productietekorten
worden opgevangen door wereldvoorraden. Voorraden werken als buffer.
In een periode met slechte oogsten zullen de prijzen extra sterk stijgen
als de wereldvoorraden beperkt zijn, zoals ook in de zomer van 2012 het
geval was. Ook handelsbelemmeringen, de stand van de economie, de
mondialisering van de agrarische markten en de stemming op de fysieke
en termijnmarkten zijn factoren die van invloed zijn op prijsniveaus.
Deel 1 van dit rapport gaat in op de invloed van al deze factoren.
6
Productie
Productie wordt vooral bepaald door het weer
Weersomstandigheden beïnvloeden de productie op korte termijn
sterk. Droogte, hevige regenval, extreme kou of warmte komen
jaarlijks voor in belangrijke productiegebieden en leiden tot
productiedaling. Als de weersomstandigheden normaliseren,
herstelt de productie zich in het volgende seizoen. Grondsoort en
investeringen in cultuurtechniek kunnen de schade beperken.
Extreme weersomstandigheden nemen door klimaat-
veranderingen toe. In 2010/2011 daalde de tarweproductie in
Rusland door de droogte van 62 miljoen ton tot 41 miljoen ton.
Net als bij de productiedaling ten gevolge van de droogte in 2012
waren prijspieken het gevolg.
Wereldareaal groeit nauwelijks, vooral door de beperkte beschikbaarheid van zoet water
Het areaal landbouwgronden in de wereld groeide tussen 1970 en
2000 met slechts 0,3% per jaar. Het areaal bestaat momenteel uit
1,5 miljard hectare akkerbouwgrond en 3,5 miljard hectare gras-
land. Jaarlijks worden gronden aan de landbouw onttrokken. De
belangrijkste bestemmingen zijn infrastructuur, stedelijke uit-
breiding en industrieterreinen. Terwijl het landbouwareaal in
westerse economieën langzaam afneemt, groeit het areaal in
opkomende landen. Netto groeit het totale areaal tot 2050 met
5%, circa 0,1% per jaar, zo verwacht de Food and Agriculture
Organization (FAO).
De meest productieve gronden zijn inmiddels in gebruik
genomen, maar er is ook nog braakliggende grond te ontwikkelen.
Deze gronden liggen vooral in Zuid-Amerika en Afrika. Het bruik-
bare areaal landbouwgrond kan vooral toenemen door irrigatie. Op
dit moment wordt echter al 70% van het water in de wereld
gebruikt voor landbouw. De hoeveelheid beschikbaar water voor
landbouw neemt de komende decennia af door onder andere de
groeiende wereldbevolking. Efficiënt watergebruik is dus erg
belangrijk. De FAO verwacht dat tot 2050 slechts 10% van de
totale productietoename een gevolg is van een toename van
landgebruik en 90% van hogere opbrengsten per hectare. Over
deze groei leest u verderop meer.
Voldoende water beschikbaar. (Dit betekend niet dat er geen tijdelijke droogte op kan treden.)
Waterschaarste op termijn verwacht. (Meer dan 60% van het beschikbare watert wordt al gebruikt.)
Fysieke waterschaarste. (Meer gebruik dan verantwoord. Hierdoor komt ook de toekomstige watervoorziening in gevaar.)
Economische waterschaarste. (Er is voldoende water, echter menskracht of financiële middelen ontbreken om daar maximaal gebruik van te maken.)
Geen gegevens bekend.
Figuur 4
Watergebrek en onvoldoende watermanagement beperken de mogelijkheden van productiegebieden in bijvoorbeeld de Verenigde Staten, Afrika en Azië. In landen rond de Zwarte Zee en in het Midden-Oosten wordt waterschaarste verwacht.
Bron: International Water Management Institute
7agrarische grondstoffenmarkt
Groei van productie per hectare neemt af
De verschillen in productiviteit tussen regio’s zijn groot. Ze worden
niet alleen veroorzaakt door het klimaat en de bodemgesteldheid
maar ook door het verschil in opbrengstverhogende investeringen:
nieuwe rassen, meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen,
genetisch gemodificeerde (GMO) gewassen, mechanisering en
irrigatie. De EU heeft beperkingen gesteld aan het gebruik van
GMO-gewassen in voedingsmiddelen.
Hoge en stabiele opbrengstprijzen maken investeringen mogelijk
en lokken zo extra productie uit. Afgelopen tien jaar lag de gemid-
delde groei van de productie per hectare in de wereld op 2,6% per
jaar, blijkt uit figuur 6. Daarbij was de groei in opkomende landen
hoger dan die in westerse landen, waar de productie al op een
hoger plan ligt. Vooral in ontwikkelingslanden is nog veel potentie
aanwezig. De jaarlijkse groei van de productie per hectare neemt
echter af, zo blijkt ook uit figuur 5. Behalve door productiestijging is
nog veel winst te behalen door verliezen te beperken. Vooral in
landen als India vinden forse verliezen plaats na de oogst, tijdens
transport en opslag.
Figuur 5
De groei van de mondiale productie per hectare neemt af.
0
1
2
3
4
5
6
1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005
Gem
idde
lde
jaar
lijks
e op
bren
gstg
roei
pe
r he
ctar
e (%
)
Tarwe Mais
Bron: Wereldbank
Groei van de wereldproductie is hoger dan die van wereldbevolking
De mondiale groei van de totale productiviteit ligt de komende
tien jaar op gemiddeld 1,7% per jaar (figuur 6). Deze groei ligt
boven de groei van de wereldbevolking van 1% zodat de
verwachte effectieve productie per wereldburger met 0,7% per
jaar toeneemt. Verderop zal blijken dat deze groei de toename van
de vraag dekt.
Figuur 6
In de periode 2002-2011 groeide de totale agrarische productie met 2,6% per jaar. De komende tien jaar groeit de wereldproductie met 1,7% per jaar. In de OESO-landen groeit de productie nog met 1,2% per jaar.
0
0,5
1
1,5
2
2,5
3
3,5
4
OESO
BRIC Ontwikkelingslanden
Overig
Wereld
Jaar
lijks
e gr
oei a
grar
isch
e pr
oduc
tie (%
)
2002-11 2012-21
Bron: FAO/OECD
FAO: Food and Agricultural Organization , OECD of OESO: Organisatie voor Economische
Samenwerking: samenwerkingsverband tussen 34 overwegend welvarende landen
8
Verbruik
De vraag naar agrarische grondstoffen kan als inelastisch worden
beschouwd (de vraag is niet sterk afhankelijk van de prijs) en
groeit vrij constant. De vraag neemt om meerdere redenen toe.
Mondiaal verbruik neemt toe door groei van bevolking en veranderend consumptiepatroon
De wereldbevolking is gedurende de afgelopen vijftig jaar met
gemiddeld 1,75% per jaar gestegen tot zeven miljard mensen in
2012. De komende tien jaar vertraagt de groei naar 1% per jaar.
Afrika groeit met 2,3% per jaar het snelst, Europa met 0,1% jaar
het traagst. De groei in India komt uit op 1,2% en levert in tien
jaar tijd 160 miljoen extra consumenten. Om al deze monden te
kunnen voeden, neemt de vraag naar agrarische producten toe.
Meer dan de helft van de wereldbevolking woont inmiddels in de
stad en is voor de voedselvoorziening afhankelijk van anderen. De
productie van voedsel ligt in steeds minder handen.
19603,0 mld.33,6%
20106,9 mld.51,6%
20509,3 mld.67,2%
WereldbevolkingWaarvan woonachtig in steden
Bron: Verenigde Naties/Wageningen UR
Welvaart vraagt om dierlijke producten en leidt tot extra vraag naar grondstoffen
Het besteedbaar inkomen is de afgelopen decennia sterker geste-
gen dan de uitgaven aan voeding. Met het toenemen van de wel-
vaart zijn vlees en andere dierlijke voedingsmiddelen binnen bereik
van grote groepen consumenten gekomen. Vooral in Azië ontstaat
een grote middenklasse met een meer westers consumptiepa-
troon. Dit leidt tot extra vraag naar grondstoffen voor diervoeders.
Figuur 7
Westerse consumenten besteden een beperkt deel van het inkomen aan voedsel. In Azië en Afrika vormt dagelijkse voeding het leeuwendeel van het besteedbaar inkomen.
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
Verenigde Staten
Verenigd Koninkrijk
Nederland
China India
Kenia
% v
an in
kom
en b
este
ed a
an
voed
sel i
n 20
10
Bron: USDA (ministerie van Landbouw van de VS)
agrarische grondstoffenmarkt 9
Figuur 8
In 2021 is de vraag naar plantaardige olie, suiker, pluimveevlees en boter met meer dan een kwart gestegen t.o.v. 2009-2011. De groei is het sterkst in ontwikkelingslanden. De vraag naar soja groeit harder dan de vraag naar tarwe.
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Vraa
gver
ande
ring(
%)
t.o.v
. per
iode
200
9-20
11
OESO Ontwikkelingslanden Wereld
Overige granen
TarweOliezaden
Eiwitrijke grondstoffen
Plantaardige olie
Suiker
Rundvlees
Varkensvlees
Kippenvlees
Boter
Kaas Volle melkpoeder
Magere melkpoeder
Bron: OECD/FAO
Gebruik van biobrandstoffen groeit en hoge olieprijzen versterken dit
De meest gebruikte biobrandstoffen zijn bio-ethanol en biodiesel.
Bio-ethanol wordt voornamelijk geproduceerd uit suiker, mais en
ook wel tarwe, terwijl oliezaden de belangrijkste grondstof zijn
voor biodiesel. Het gebruik van biobrandstoffen neemt wereldwijd
toe, vooral in Brazilië, de Verenigde Staten (VS) en Europa. Brazilië
en de VS zijn leidend in zowel gebruik als productie van bio-
ethanol. Europa loopt voorop in het gebruik van biodiesel. Het bio-
ethanolgebruik in Brazilië is hoog door de grote eigen markt van
auto’s met flexibel brandstofgebruik, dat in de VS wordt vooral
gedreven door de US Renewable Fuel Standard (RFS2). In Europa
wordt het gebruik gestimuleerd door de Renewable Energy
Directive (RED), die bepaalt dat 20% van de EU-energie in 2020
van hernieuwbare energie (biomassa, wind, zonne-energie,
biobrandstof) afkomstig moet zijn. In elke lidstaat dient dan
minimaal 10% van de transportbrandstof hernieuwbaar te zijn,
ofwel verplichte bijmenging bij diesel en benzine. In 2011 bedroeg
de bijmengverplichting 4,25%, in 2016 zal dat 10% zijn. De
grotere vraag naar biobrandstoffen geeft een extra impuls aan de
vraag naar grondstoffen. Circa 40% van de productie van mais in
de Verenigde Staten wordt verwerkt tot biobrandstoffen.
Het gebruik van biobrandstoffen is geregeld onderwerp van
discussie. Niet alle vormen reduceren de uitstoot van
broeikasgassen even sterk. Daarnaast verhoogt het gebruik van
biobrandstoffen de vraag naar grondstoffen. Het huidige beleid zal
de komende jaren leiden tot een forse toename van de mondiale
productie van biobrandstoffen. Tweedegeneratiebiobrandstoffen
geproduceerd uit cellulose spelen komende jaren nog een
bescheiden rol.
10
Figuur 10
De Europese productie van bio-ethanol is beperkt en zal verdubbelen richting 2020. Dit vraagt om meer granen en suiker. Grondstoffen van de tweede generatie spelen voorlopig een bescheiden rol.
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Milj
arde
n lit
ers
2e generatie
Natuurlijke restproducten
Suikerbieten
Overige granen Tarwe
Bron: Europese Unie
Figuur 9
De productie en het gebruik van bio-ethanol vinden vooral plaats in de Verenigde Staten en Brazilië en zullen nog flink doorgroeien. De productie en het gebruik van biodiesel zijn vooral een Europese aangelegenheid.
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
200
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
Milj
arde
n lit
ers
Biodieselproductie (wereldwijd) Bio-ethanolproductie (wereldwijd)
Bron: FAO/OECD
11agrarische grondstoffenmarkt
De betekenis van ‘biobased economy’ groeit maar is beperkt
Het gebruik van plantaardige grondstoffen en reststromen neemt
behalve voor energie ook toe voor de productie van bioplastics,
chemicaliën en nieuwe grondstoffen. Met ruim honderd
onderzoekers wordt in Wageningen maar ook daarbuiten aan
diverse projecten gewerkt en worden veel nieuwe toepassingen
voorbereid: papier, rubber, natuurvezels, propaandiol, verf, lijm,
melkzuur, piepschuim, polymelkzuur, oliën, etc. Deze ontwikkeling
zal de komende jaren nog weinig invloed hebben op de
grondstofprijzen.
Hoge olieprijzen versterken de vraag naar biobrandstoffen
Er bestaat een sterke correlatie tussen de prijs van
biobrandstoffen en de olieprijs. Als de olieprijzen hoog zijn, wordt
het gebruik van biobrandstoffen als alternatief voor olie
aantrekkelijker. Dit leidt ertoe dat de vraag naar agrarische
grondstoffen voor biobrandstoffen groter wordt. Hierdoor zal een
hogere olieprijs de prijs van granen en suiker stuwen. Bij lage
olieprijzen geldt het omgekeerde.
Figuur 11
Invloed van langjarig hogere prijzen van olie op grondstofprijzen.Bij stijging van de olieprijs met 25%, stijgt de prijs van biodiesel met 10%, ethanol met 14%, oliezaden met 6% en maaltarwe met 8%. De prijs van kunstmest stijgt zelfs met 15%.
-15
-10
-5
0
5
10
15
Rundvlees
Magere melkpoeder
Volle melkpoeder
Kaas Plantaardige olie
Kippenvlees
Varkensvlees
Boter
Tarwe
Biodiesel
Eiwitrijke grondstoffen
Oliezaden
Graan (overig)
Bio-ethanol
Kunstmest
Prijs
vera
nder
ing
(%)
Olieprijs daalt met 25% Olieprijs stijgt met 25%
Bron: FAO/OECD
12
Voorraden
Voldoende voorraden dempen prijsschommelingen
De oogst van agrarische grondstoffen vindt in een beperkte
tijdspanne plaats terwijl het verbruik gelijkmatig over het jaar is
verdeeld. De markt voor agrarische grondstoffen is daarmee per
definitie een “voorraadmarkt”. Voorraden vormen een buffer en
vangen onevenwichtigheden tussen productie en verbruik op. In
2012/2013 zal de productie van tarwe op mondiaal niveau kleiner
zijn dan het verbruik. Er ontstaat naar verwachting een tekort van
circa 14 miljoen ton tarwe. De wereldvoorraden ter grootte van
198 miljoen ton kunnen dit tekort opvangen en zorgen daardoor
voor een dempende werking in de prijsvorming. De verhouding
tussen mondiale voorraad en mondiaal verbruik bereikte in
2007/2008 een dieptepunt van 19,6%.
Figuur 13
Lage wereldvoorraden vielen samen met pieken in graanprijzen. Een voorraad lager dan 20% van het jaarverbruik wordt als kwetsbaar gezien.
15
20
25
30
35
40
1990 1995 2000 2005 2010
Voor
raad
in %
van
het
jaar
gebr
uik
Tarwe Mais
Lage prijs Hogeprijs
Hogeprijs
Bron: USDA (ministerie van Landbouw in de VS) en Landbouweconomisch Instituut
Figuur 12
De Europese graanproductie dekt gemiddeld genomen de vraag. De grootste afnemer is de voerindustrie. Het gebruik voor ethanol groeit maar blijft qua aandeel beperkt.
0
50
100
150
200
250
300
350
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Milj
oen
ton
Bio-ethanol Voedsel Voer
Productie Import Export
Bron: Europese Unie
13agrarische grondstoffenmarkt
Niet alle voorraden zijn beschikbaar voor de markt
Niet alle voorraden zijn vrij beschikbaar. Sommige landen houden
strategische voorraden aan die bestemd zijn voor de binnenlandse
consumptie voor het geval er op de wereldmarkt tekorten
ontstaan. Veel landen hanteren dit beleid om onrust onder de
bevolking te voorkomen. In China lag medio 2012 27% van de
wereldvoorraden (bijna 54 miljoen ton) van tarwe opgeslagen. Als
er tekorten op de wereldmarkt ontstaan, is het onzeker of deze
voorraden beschikbaar komen voor de wereldmarkt.
Hervormingen EU-landbouwbeleid resulteerden in lagere voorraden
Voedselzekerheid was een van de doelstellingen van het EU-land-
bouwbeleid. Vroeger waren marktordeningen (importheffingen,
exportrestituties en interventievoorraden) instrumenten van dit
beleid. De afgelopen jaren hebben er verschillende hervormingen
van het EU-landbouwbeleid plaatsgevonden. Deze hervormingen
hebben bijgedragen aan het afbouwen van de EU-voorraden, waar-
door de buffers tussen vraag en aanbod minder groot zijn geworden.
Figuur 14
De wereldwijde productie van granen (tarwe, mais, gerst etc. exclusief rijst) ontwikkelt zich vrij stabiel. De productie groeit met de vraag mee en schommelt onder invloed van vooral het weer. De wereldvoorraden groeien echter niet mee waardoor ze onder de 20% van het verbruik komen.
0
50
100
150
200
250
300
350
400
450
500
600
800
1000
1200
1400
1600
1800
2000
1983/84
1985/86
1987/88
1989/90 1991/92
1993/94 1995/96
1997/98 1999/00
2001/02
2003/04
2005/06 2007/08 2009/10
2011/12
Milj
oen
ton
Milj
oen
ton
Voorraad (rechter as) Productie Consumptie
Bron: USDA
14
Rick Torken is directeur Agri Commodities bij ABN AMRO ‘Maisproductie groeit en we gaan naar minder transport van ruwe grondstoffen’
Een enorme groei van mais en minder transport van laagwaardige grondstoffen. Dat is de trendmatige voorspelling van Rick Torken.‘ABN AMRO Agri Commodities levert financiële diensten voor de
gehele agrarische keten: van producent tot aan de voordeur bij Unile-
ver. We verstrekken kredieten, dekken risico’s af en doen ook fusie- en
overnametrajecten. Denk aan de financiering en het transport van
grondstoffen voor een graanhandel als Cargill of Cefetra, maar ook
een grote teler in Argentinië die zijn oogstopbrengstprijs wil afdekken
helpen we als bank. Vanuit die rol hebben we goed zicht op wat er in
de wereld van de commodities gebeurt. Zo zien we een enorme groei
van de productie van mais. Vroegere maisimporterende landen
worden nu exporteur. Brazilië is een goed voorbeeld. Steeds meer
mais in Amerika wordt gebruikt voor ethanol waardoor andere landen
de exportrol van Amerika overnemen. Amerika importeert ook mais om
de ethanolinstallaties te voeden. De gehele waardeketen wordt zo om-
gegooid. Was het vroeger, door de lage prijs, voor Brazilië niet interes-
sant mais te telen, nu wordt het dat wel. Verder zien we dat landen als
China en India steeds vaker importeur worden om de bevolking voed-
selzekerheid te bieden. Dat gaat gepaard met miljoenen tonnen aan
transporten. Tegelijkertijd zien en verwachten we een trend van trans-
port van laagwaardige grondstoffen naar halffabrikaten of eindproduc-
ten zoals karkassen, vlees of complete diepvriesmaaltijden.
De impact voor de Nederlandse boer en de agribusiness? De Neder-
landse boer staat steeds meer onder invloed van mondiale ontwikke-
lingen. Hij zal zich beter (laten) informeren over (prijs)ontwikkelingen
in de internationale landbouw. De markt wordt steeds minder in
Europa bepaald, de opbrengsten in Amerika of van de pampa’s van
Argentinië worden steeds meer leidend. Mede door de afbouw van
het Europees landbouwbeleid zijn voorraden afgebouwd met volatili-
teit in de markt als gevolg. Eén verstoring kan de gehele keten uit
balans brengen. Kansen voor de Nederlandse telers liggen er bij
hoogwaardige pootaardappels en zaadveredeling. Boeren zullen zich
daarbij veel meer bezighouden met wat er op de wereldmarkten ge-
beurt. In Australië lopen nu al boeren de hele dag op hun smartpho-
ne of tablet te kijken naar wat de wereldmarktprijzen doen, en risi-
co’s dekken ze af.’
Andere factoren dan productie, verbruik of voorraden
Exportbeperkingen drijven prijs op
In een periode waarin prijzen op de wereldmarkt oplopen, hebben
landen de neiging om de beschikbare hoeveelheid agrarische
grondstoffen voor de binnenlandse consumptie zeker te stellen.
Sommige landen sluiten de grenzen voor export of stellen
buitensporige exportheffingen in. Exportbeperkingen versterken
onevenwichtigheden op de wereldmarkt en hebben een
prijsopdrijvend effect. Zo hebben Rusland en Oekraïne in de
zomer van 2010 de export van granen aan banden gelegd,
waardoor de prijzen op de wereldmarkt sterk opliepen. En kent
Argentinië al jaren een strikt in- en exportbeleid.
Politieke en sociale onrust is slecht voor stabiliteit en landbouw
Voor de eeuwwisseling was Zimbabwe de graanschuur van Afrika.
Ten gevolge van politieke onrust en hervormingen is de
graanproductie in Zimbabwe sterk teruggevallen. De afgelopen
jaren zijn er in dit land grote tekorten aan granen ontstaan.
Politieke onrust en burgeroorlogen belemmeren de agrarische
productie en handel. Geoogste goederen kunnen bijvoorbeeld
moeilijker de haven bereiken. De export van agrarische
grondstoffen wordt belemmerd waardoor de prijsniveaus op de
wereldmarkt oplopen.
Mondialisering beïnvloedt agrarische grondstofmarkten
De handel in agrarische producten vindt op wereldniveau plaats.
Het zijn uniforme producten die redelijk makkelijk in grote
hoeveelheden over de aarde worden getransporteerd. Hierdoor
heeft de productie in het ene deel van de wereld een sterke
invloed op de prijsvorming in een ander deel. Zo heeft de droogte
in 2012 rond de Zwarte Zee en in de VS een sterke invloed op de
prijzen voor Nederlands graan.
Een sterke euro leidt tot afname van de export uit de eurozone
doordat goederen op exportmarkten als duur worden ervaren. De
hoge eurokoers in 2009 vormde een belemmering voor de export
naar het Verenigd Koninkrijk, Rusland en Polen. De inkoop van
dollargrondstoffen zoals soja, mais en olie werd echter goedkoper.
15agrarische grondstoffenmarkt
Economische groeivertraging in opkomende landen leidt tot minder vraag en lagere prijzen
Voedingsmarkten zijn minder conjunctuurgevoelig dan veel andere
markten. Wel treedt er in economisch mindere tijden een
verschuiving op naar minder luxe voedingsmiddelen. Dit effect is
in westerse landen minder sterk dan in opkomende landen.
Daarnaast zal de economische groeivertraging in opkomende
landen de verschuiving naar een luxer voedingspatroon remmen.
China bijvoorbeeld consumeert 47% van de mondiale
varkensvleesproductie en importeert 52% van de mondiale
oliezadenhandel. China importeert ook veel sojaschroot voor de
groeiende productie van varkensvoer. De impact van de
economische groeivertraging op de prijs van sojaschroot is
daardoor veel groter dan op die van tarwe, zo blijkt uit figuur 15.
Figuur 15
Een lichte groeivertraging in de BRIC-landen in de periode 2011-2021 verlaagt het gemiddelde wereldprijsniveau van varkensvlees en sojaschroot (eiwitrijke grondstoffen) met 5 à 6%, terwijl het wereldverbruik slechts met 0,8 à 1,8% daalt.
-6,00
-5,00
-4,00
-3,00
-2,00
-1,00
0,00
-2,00
-1,80
-1,60
-1,40
-1,20
-1,00
-0,80
-0,60
-0,40
-0,20
0,00
Rund- en kalfsvlees Varkensvlees
Schapenvlees Kippenvlees
Boter
Kaas Ruwe suiker
Tarwe Overige granen
Oliezaden Eiwitrijke grondstoffen
Plantaardige olie
Prijs
alin
g in
%
Dalin
g (p
rodu
ctie
of v
erbr
uik)
in %
Productie Verbruik Prijs (rechter as)
(BRIC-landen = Brazilië, Rusland, India, China)
Bron: FAO/OECD
16
Termijnmarkten en speculatie hebben beperkte invloed
Agrarische grondstoffen worden niet alleen op fysieke markten
verhandeld, maar ook op termijnmarkten. De handel op
termijnmarkten vindt plaats door bedrijven die grondstoffen
produceren, verwerken of verhandelen. Deze bedrijven dekken
zich in (hedgen) tegen sterke prijsbewegingen en zijn hierdoor
minder kwetsbaar. Ook beleggers en speculanten zijn actief op de
termijnmarkten. Deze groep groeit als de volatiliteit van
grondstofprijzen toeneemt. Er is sprake van speculatie als koper
of verkoper geen onderliggende fysieke behoefte heeft.
Speculanten proberen zo te verdienen aan een prijsstijging of
-daling. Zowel hedgers als speculanten zijn nodig voor het goed
functioneren van de termijnmarkten. Er kan niet worden
uitgesloten dat er via marktsentiment sprake is van indirecte
invloed van termijnmarkten. Uit literatuuronderzoek door onder
andere het LEI blijkt dat de invloed van de toestroom van
speculatief kapitaal, door bijvoorbeeld index- en pensioenfondsen,
geen invloed heeft op prijzen of volatiliteit op lange of middellange
termijn. Wel is er bewijs dat grootschalige speculatie door
indexfondsen tot beperkte extra schommelingen op korte termijn
leidde.
Belangrijk voor een goedwerkende termijnmarkt is dat de fysieke
dagprijs (spotmarkt) bepalend is. Zolang de spotmarkt op
hetzelfde prijsniveau eindigt als de termijnmarkt is er sprake van
toenadering van deze twee prijzen en werkt de markt goed.
Gevolgen
Verbruik van landbouwproducten groeit tot 2050 met 60%
Met het verbruik van grondstoffen in de wereld groeit ook de
aandacht voor voedselzekerheid. Bij 14% van de wereldbevolking,
één miljard mensen, is er sprake van ondervoeding. Hoge prijzen
zijn nadelig voor deze groep consumenten. Ook voor veehouders
zijn hoge grondstofprijzen nadelig. Deze zijn echter een zegen
voor telers en noodzakelijk voor mondiale investeringen en
productieverbeteringen in de landbouw. Zoals beschreven zal de
groei van het areaal beperkt zijn en zal vooral de productie per
hectare toenemen. De toename van de productie moet duurzaam
zijn om de kwaliteit van ecosystemen, biodiversiteit en leef-
omgevingen te beschermen. Om productieverbeteringen te
realiseren zijn meer investeringen in de landbouw noodzakelijk en
wordt efficiency nog belangrijker.
De Nederlandse landbouw behoort tot de meest productieve en
efficiënte ter wereld. Dat is gunstig voor onze concurrentiepositie
en biedt kansen voor de export van kennis, uitgangsmaterialen en
kennisintensieve productiesystemen.
Ook overheden zoeken naar oplossingen voor hoge prijzen of
dreigende tekorten. Leiders van de G20 hebben besloten de
informatie over de wereldproductie en -voorraden te verbeteren
via het Agricultural Market Information System (amis-outlook.org).
Daarnaast zijn wereldvoedselprogramma’s opgestart en worden
programma’s voorbereid om het ongebruikte productiepotentieel
te benutten. Ook maken nieuwe technologieën op basis van
satellietgegevens betere oogstsvoorspellingen mogelijk.
Landen met grondstoftekorten verwerven soms landbouwareaal
buiten landsgrenzen (landgrabbing), via huur, pacht, aankoop of
uitruil. Op deze wijze stellen ze de aanvoer van grondstoffen, en
tegelijkertijd de kostprijs, zeker. Zuid-Korea heeft grondposities
van meer dan twee miljoen hectare in vooral Madagascar en
Soedan. China (1,5 miljoen ha) heeft hoofdzakelijk grondposities in
de Filipijnen en Afrika. De Verenigde Arabische Emiraten (meer
dan 0,7 miljoen ha) heeft ze voornamelijk in Pakistan en Soedan,
Saoedi-Arabië (0,6 miljoen ha) in Indonesië. Ook Japan, Libië,
Maleisië en India verwierven grond in het buitenland. Op kleine
schaal proberen ook veehouders regionaal hun voerbehoefte zeker
te stellen via pacht, huur of aankoop. De omvang van pacht of
huur in het buitenland is nog bescheiden.
Efficiënte productie groeit sneller
De productie van extensief gehouden rundvlees beslaat een veel
groter areaal dan meer intensieve houderijsystemen. De productie
van pluimveevlees vraagt binnen de categorie vlees het kleinste
areaal (zie figuur 16). Pluimveevlees heeft daarmee een
concurrentievoordeel en is mede hierdoor relatief goedkoop.
Pluimvee is dan ook de snelst groeiende vleessoort in de wereld.
Ook binnen dezelfde vleessoort is efficiency van belang. Gezonde
varkens met een hoge voerefficiency hebben een concurrentie-
voordeel boven niet efficiënt gehouden dieren. Nederland is
leidend op het gebied van efficiency, en dat biedt kansen.
17agrarische grondstoffenmarkt
De productiestijging van grondstoffen tot 2021 is in lijn met de vraag
De mondiale agrarische productie groeit tot 2021 met 1,7% per
jaar, de productie van granen met 1,2% per jaar. De grootste
toename van tarwe is voorzien in Rusland, Kazachstan en
Oekraïne, het gebied rond de Zwarte Zee. In 2021 is de
verwachte tarwevoorraad in verhouding tot het wereldverbruik
32%. Iets lager dan op dit moment maar ruim hoger dan
2007/2008.
Figuur 17
De mondiale tarweproductie tot 2021 kan in de groeiende behoefte voorzien. Ook de wereldvoorraden zijn voldoende. De pijn zit vooral bij mais en andere granen (zie figuur 18).
0
5
10
15
20
25
30
35
40
0
100
200
300
400
500
600
700
800
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
Voor
raad
als
% v
an h
et ja
arve
rbru
ik
Milj
oen
ton
Voorraad (rechter as) Overige landen
Rusland EU
China
India
Verenigde Staten
Bron: FAO/OECD
Figuur 16
Extensieve rundvleesproductie behoeft veel productieareaal. Een kilo Braziliaans rundvlees vraagt 437 m2 voor voerproductie. Een kilo pluimveevlees 4,8 m2 en een kilo eieren 3,0 m2.
57,9
32,0
6,5 5,2
32,9
5,8 4,8 6,6 3,0
0
50
100
437,0
1
500
Rundvlees (Braziliaans)
Rundvlees (Iers)
Rundvlees (Nederlands)
Rundvlees (melkkoe)
Kalfsvlees
Lamsvlees
Varkensvlees
Kippenvlees
Kaas (Nederlands)
Eieren (Nederlands)
Hoeveelheid landgebruik (m2) nodig voor productie van één kg vlees, kaas of eieren
Bron: www.agri-footprint.com
18
De wereldproductie van andere granen dan tarwe en rijst (mais,
rogge, gerst, etc.) groeit met 20% tot 2021. Vooral mais groeit.
Een belangrijke toename wordt voorzien in Argentinië, Brazilië,
China, Rusland, Oekraïne en de VS. De wereldvoorraden zijn op dit
moment laag en gaan richting 16% van het verbruik in 2021 (zie
figuur 18). De lage voorraad maakt de prijsvorming gevoelig voor
misoogsten, zo ervaren we ook weer in 2012. Het gebruik van
mais voor de ethanolproductie in de VS blijft hoog. De VS hebben
de grenzen inmiddels geopend voor mais uit Brazilië.
Figuur 18
De productiegroei van mais en andere granen dan tarwe en rijst dekt de groeiende vraag maar doet de voorraden niet toenemen. Hierdoor blijft de markt gevoelig voor misoogsten.
0
5
10
15
20
25
30
35
0
200
400
600
800
1000
1200
1400
1600
Voor
raad
als
% v
an h
et ja
arve
rbru
ik
Milj
oen
ton
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
Overige landen Rusland
EU
China
India
Verenigde Staten
Voorraad (rechter as)
Bron: FAO/OECD
19agrarische grondstoffenmarkt
Akkerbouw gaat decennium met stevige opbrengstprijzen voor granen tegemoet
De mondiale grondstofprijzen blijven de komende tien jaar op een
hoog niveau, zo blijkt uit figuur 19. De prijzen zijn de komende tien
jaar gemiddeld hoger dan de afgelopen tien jaar. De maisprijzen
(voor voer en bio-ethanol) stijgen daarbij harder dan de prijzen voor
oliezaden en schroten.
Behalve de groeiende vraag speelt de olieprijs een belangrijke rol,
zagen we in figuur 11. FAO/OECD gaan er bij de berekeningen van
uit dat de olieprijzen stijgen van USD 111 naar USD 142 in 2021 en
dat de inflatie in de westerse economieën met 2% gematigd is.
Na correctie voor inflatie zijn de prijsstijgingen minder uitge-
sproken maar ook dan liggen veel prijzen boven het niveau van de
afgelopen tien jaar. Alleen de tarweprijzen vertonen een geringe
reële daling.
Veehouderij ervaart stevige voerprijs maar ziet ook opbrengsten verbeteren
De hoge grondstofprijzen leiden tot een stijging van de kosten van
veehouders. Omdat de mondiale vleesprijzen naar verwachting
ook toenemen, zijn veehouders in staat om het inkomen op peil
te houden dan wel te verbeteren. Ook de zuivelmarkt biedt ruimte
om de hogere voerkosten door te berekenen aan de eindafnemer.
Dit zijn mondiale verwachtingen, niet gespecificeerd voor Neder-
land. Toch geven de verwachtingen een goed beeld van de ont-
wikkeling van de wereldmarkt waarin ook de Nederlandse
ondernemer opereert.
Figuur 19
De wereldprijzen van agrarische grondstoffen liggen de komende tien jaar op een hoog niveau. Mais en andere voergranen zijn gemiddeld circa 40% duurder dan de afgelopen tien jaar en circa 5% duurder dan in de periode 2009-2011. Sojaschroot stijgt iets minder in prijs. Varkensvlees en pluimveevlees worden ook fors duurder, kaas in mindere mate.
-20
0
20
40
60
80
100
120
Tarwe
Overige granen
Oliezaden
Eiwitrijke grondstoffen
Plantaardige olie
Ruwe suiker
Rundvlees
Varkensvlees
Kippenvlees
Boter Kaas
Magere melkpoeder
Volle melkpoeder
Ethanol
Biodiesel
Ruwe olie
Prijs
vera
nder
ing
(%)
in p
erio
de 2
012-
2021
Prijzen 2011-2021 t.o.v. 2009-2011 Prijzen 2011-2021 t.o.v. 2002-2011
Bron: FAO/OECD
20
Figuur 20
Goede prijsverwachtingen voor producenten van granen, maar ook veehouders zien hun opbrengsten toenemen. Gecorrigeerd voor inflatie loopt de lijn veel vlakker (niet afgebeeld) maar er blijft bij de meeste sectoren sprake van hogere prijzen.
0
100
200
300
400
500
600
700
2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2015 2017 2019 2021
US$
/ ton
Tarwe Maïs Oliezaden Ruwe Suiker
0
1000
2000
3000
4000
5000
6000
2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2015 2017 2019 2021
US$
/ ton
Kippenvlees Rundvlees Varkensvlees Volle melkpoeder
Bron: FAO/OECD
Hugo Stam is CEO van Cefetra. Cefetra levert grondstoffen aan de feed-, food- en fuelindustrie. Hieronder valt ook de veevoederindustrie. Jaarlijks verhandelt Cefetra circa 20 miljoen ton agrarische grondstoffen.
‘De akkerbouw gaat gouden tijden tegemoet’
‘Geopolitieke overwegingen gaan een belangrijke rol spelen in de prijs
van grondstoffen. Maar ga er maar van uit dat de bodemprijzen voor
agrarische grondstoffen structureel hoger komen te liggen’, voorspelt
Hugo Stam van Cefetra.
‘Geopolitieke overwegingen zullen voor een groot deel de grondstoffen-
prijzen van de komende jaren gaan bepalen. De Arabische Lente vond
mede haar oorzaak in voedselrellen, en de voedselprijzen liggen nu zelfs
hoger dan toen. Landen in het Midden- en Verre Oosten consumeren
steeds meer en moeten ook meer importeren. Ze importeren grondstof-
fen, kopen grond en investeren in Afrika, landen rond de Zwarte Zee en
Zuid-Amerika. Er is een slag gaande om voedselzekerheid voor de bevol-
king te garanderen. De wereldvoedselvoorraad is momenteel extreem
laag. Nieuwe gebieden moeten in productie worden gebracht, er moet
worden geïnvesteerd in infrastructuur. Er ontstaat een toenemende
vraag naar zaden, kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Het gevolg is dat
de kosten van grondstoffen op een structureel hoger niveau komen te
liggen en dat de markt hoe dan ook veel volatieler wordt. De consument
zal er ook aan moeten gaan wennen dat hij een groter percentage van
zijn inkomen aan voedsel moet besteden. Ik denk dat de akkerbouw, ook
in Nederland, gouden jaren tegemoet gaat. Voor de varkens- en melk-
veehouders ligt het wat moeilijker omdat ze duurder voer zullen moeten
kopen. De vraag rijst dan hoe dit kan worden doorvertaald naar de vol-
gende schakels. Er zal veel meer in ketens moeten worden gedacht. Je
ziet al dat de mengvoerindustrie consolideert, en ook de slachterijen
doen dat. Los van schaalgrootte gaat het ook om kennis vergaren. Als
kleine boer, met alle respect, is het lastig om alle aspecten van de keten
te kunnen overzien en te beheersen. Wat mijn advies aan de Nederland-
se agrariër is om de prijzen van grondstoffen te beheersen? Werken met
termijncontracten in samenwerking met ketenpartners is een goede
optie om risico’s te spreiden. Dat heeft ook weer met die kennis te
maken. Wanneer koop je goed in en wanneer verkoop je op het juiste
moment? Voor de mengvoerindustrie zie ik wel dat boeren steeds meer
zelf gaan mengen. Voor de mengvoerbedrijven ligt de uitdaging denk ik
met name in het op de markt brengen van innovatieve producten.’
21agrarische grondstoffenmarkt
22
hoe raakt de grondstoffenmarkt mijn bedrijf?
De invloed van grondstoffenmarkten op het inkomen in de land-
bouw is groot. In deel 1 van dit rapport blijkt dat de grondstoffen-
markt, en daarmee ook het inkomen van agrarisch ondernemers,
met onzekerheden omgeven is. Duidelijk is dat het prijsniveau van
grondstoffen stevig en volatiel blijft. De impact is echter niet in
alle landbouwsectoren even groot, zo blijkt in deel 2.
Voor de akkerbouw is vooral de indirecte rol van graan belangrijkGraan speelt in de akkerbouw een belangrijke rol als spilgewas.
Voor veel teelten is de prijs van graan een referentiekader, waar-
door de indirecte invloed ervan groot is. De rechtstreekse impact
op het inkomen is beperkt omdat andere gewassen een veel
groter stempel drukken op de bedrijfsomzet. Graan levert een
omzet van zo’n EUR 2.000 per hectare, aardappels en uien geven
een omzet van EUR 6.000. De impact van prijsfluctuaties van
aardappels en uien is dus veel groter. Inkomsten in de akkerbouw
bestonden de afgelopen tien jaar vooral uit de opbrengsten uit
consumptieaardappelen (19%), pootaardappelen (25%), suiker-
bieten (18%), tarwe (14%) en uien (8%)*. Hierbij zijn tarwe en
suikerbieten de gewassen met een directe relatie tot de mondiale
grondstoffenmarkt, waarbij prijseffecten bij suikerbieten ook
beïnvloed worden door quotering. De schommelingen bij vrije
gewassen zijn groter en worden nagenoeg volledig bepaald door
het wisselende aanbod.
(* Gemiddelde opbrengsten van akkerbouwbedrijven, bron Landbouweconomisch Instituut.)
Figuur 21
Het aandeel van tarwe in het akkerbouw-inkomsten groeide van 10% naar circa 20%.
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
0,00%
5,00%
10,00%
15,00%
20,00%
25,00%
30,00%
2001 2003 2005 2007 2009 2011(r)
x EU
R
Tarwe (aandeel in totale opbrengsten, linker as) Totale opbrengsten uit gewassen (recher as)
Bron: Landbouweconomisch Instituut – Binternet
De opbrengstprijs van producten heeft meer invloed op het
inkomen dan de kilo opbrengst per hectare. Opbrengstprijzen zijn
erg gevoelig voor krappe of ruime markten.
Gewas Variatie in kg Variatie
opbrengst in prijs
Consumptieaardappelen +/- 20% 5-25 cent/kg
Pootaardappelen +/- 20% 15-30 cent/kg
Suikerbieten +/- 10% 25-40 euro/ton
Wintertarwe +/- 5% 14-22 cent/kg
Zaaiuien +/- 20% 3-30 cent/kg
Bron: Countus (variatie over jaren)
23agrarische grondstoffenmarkt
Jaap HaanstraAkkerbouwer in Flevoland en voorzitter LTO Akkerbouw. Op 118 hectare grond verbouwt hij onder meer consumptieaardappelen, wintergraan, winterpeen, suikerbieten en knolselderij.
‘Je kunt je als boer tegenwoordig niet veel missers meer veroorloven.’
‘Een goede teler was in het verleden verzekerd van een goed inkomen.
Alleen een goede teler zijn volstaat niet meer. Een moderne boer is een
halve econoom.’ En dus pleit Jaap Haanstra voor nieuwe financiële
producten/constructies en nieuwe vormen van samenwerking om
risico’s te spreiden.
‘Tien jaar geleden wist ik – bij wijze van spreken – niet hoe je het woord
“volatiliteit” uitsprak. Naast langjarig stijgende grondprijzen, stijgende
graanprijzen, groter wordende bedrijven en een andere verhouding
tussen eigen en vreemd vermogen, zie ik de beweeglijkheid van de
markten als een enorme verandering, waarbij alles in elkaar grijpt. Is de
graanprijs hoog, dan stijgen ook de kunstmest- en gewasbeschermings-
prijzen omdat boeren meer graan – nog altijd de moeder van de land-
bouw en de spil waar alles om draait – willen produceren. Meer graan
zet druk op de bereidheid om grond voor aardappels te willen verhuren,
etc. In de winter heb ik 4500-5000 ton producten in de schuur liggen. Elke
cent fluctuatie in de prijs, betekent een verschil van 45.000 euro. Dat is
meer dan een modaal inkomen. Het succes van een agrarisch onder-
nemer valt of staat met een paar centen. De scheidslijn tussen een
rampjaar en heel goed jaar is heel dun. De risico’s van de hedendaagse
boer zijn complex. Zeker omdat door de bedrijfsvergroting meer vreemd
vermogen het boerenbedrijf instroomt. Boeren moeten meer aan risico-
management gaan doen. Spreid de verkopen over vast, vrij, denk in
termijnmarktconstructies, klikcontracten, wisseling in de producten die
worden verbouwd… Waarom dek je risico’s niet met elkaar af als onder-
nemers? Waarom maak je als varkenshouder voor je grondstoffeninkoop
geen deal met akkerbouwers? Vanuit LTO zijn we zelf ook bezig na te
denken of we termijncontracten van graan niet kunnen koppelen aan
zetmeelaardappelen, zodat je prijsfluctuaties kunt hedgen. Ik zie dat nog
heel veel boeren voer op dagprijsbasis inkopen. In een volatiele markt is
dat risicovol. Soms moet je duur kopen. Ik denk dat de grootste gevaren
voor fluctuerende grondstoffenprijzen bij de intensieve veebedrijven
zitten. Melkveehouders zijn meestal qua voer zelfvoorzienend. Ik heb zelf
vrije contracten, termijncontracten en ook participatiecontracten. Maar
extra financiële instrumenten zou ik toejuichen. Als boer kun je je hoe
dan ook tegenwoordig niet veel missers meer veroorloven.’
Aandeel voerkosten bij vleesvarkensbedrijven steeg van 55% naar 69%
Het aandeel voerkosten van de totale kosten bij
vleesvarkensbedrijven is groot en groeide afgelopen tien jaar naar
68% (LEI-Binternet). Dit betekent dat een voerprijsstijging van
bijvoorbeeld 10% de kostprijs verhoogt met bijna 7%. Bij een
verbetering van de voerconversie met 10% geldt hetzelfde, maar
dan ten goede. In perioden met hoge grondstofkosten is focus op
voerconversie nog belangrijker dan normaal.
Figuur 22
Voerkosten en inkomen vleesvarkensbedrijven.
50%
55%
60%
65%
70%
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011(r)
Voerkosten als % van totale kosten (linker as) Inkomen uit bedrijf (rechter as)
-30000
-20000
-10000
0
10000
20000
30000
40000
50000
EUR
Bron: Landbouweconomisch Instituut - Binternet
In 2011 waren de gemiddelde voerkosten EUR 0,74 per kg groei.
De 20% bedrijven met de laagste voerkosten realiseerden EUR
0,68 cent per kg groei en de 20% hoogste EUR 0,78 cent. Veel
variatie tussen bedrijven geeft aan dat er nog ruimte is voor
verbetering bij bedrijven met minder goede resultaten.
24
De voerkosten bij zeugenbedrijven bedraagt meer dan de helft van de totale kosten
Met een aandeel van 50 tot 55% van de totale kosten zijn de
voerkosten ook bij zeugenbedrijven belangrijk voor het
bedrijfsresultaat. Samen met de opbrengstprijs voor biggen
bepalen de voerkosten grotendeels het rendement.
Figuur 23
Voerkosten en inkomen zeugenbedrijven.
40%
45%
50%
55%
60%
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011(r)
Voerkosten als % van totale kosten (linker as) Inkomen uit bedrijf (rechter as)
EUR
-80.000
-60.000
-40.000
-20.000
0
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
Bron: Landbouweconomisch Instituut - Binternet
Het verschil in biggenvoerkosten tussen bedrijven is veel groter
dan in zeugenvoerkosten, zo blijkt uit onderstaande tabel. Hoge
biggenproducties vragen om veel voer, en goede gezondheid en
goed management werken voerkostenbesparend. Voerkosten
uitgedrukt per big doen meer recht aan de daadwerkelijke kosten
van output.
20% laagste gemiddelde 20% hoogste
Biggenvoerkosten 265,- 325,- 379,-
(per zeug)
Zeugenvoerkosten 341,- 363,- 382,-
bedragen in EUR
Bron: Agrovision 2011
Bij vleeskuikenbedrijven bedragen de voerkosten inmiddels ruim 70% van de totale kosten
Het aandeel voerkosten ten opzichte van de totale bedrijfskosten
is in geen andere sector zo hoog als in de vleeskuikenhouderij.
Daarmee is de impact van de voerprijs op het bedrijfsresultaat
bijzonder hoog. Desondanks is het inkomen in de branche relatief
stabiel. De opbrengstprijzen ontwikkelen zich beter dan de kosten
vergeleken met andere sectoren.
Figuur 24
Voerkosten en inkomen vleeskuikenbedrijven.
60%
65%
70%
75%
80%
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011(r)
Voerkosten als % van totale kosten (linker as) Inkomen uit bedrijf (rechter as)
EUR
-20.000
0
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
120.000
Bron: Landbouweconomisch Instituut - Binternet
Het verschil tussen bedrijven die behoren tot de groep met de
25% hoogste voerkosten versus de groep met de laagste
voerkosten bedroeg in 2011 meer dan 8 cent per kg kuikenvlees.
Dat is een verschil van 15% tussen deze groepen.
25agrarische grondstoffenmarkt
Leghennenhouders besteden 60-68% van de totale kosten aan voer
Net als in de zeugenhouderij bepaalt vooral de prijs van het
eindproduct, in dit geval eieren, hoe het inkomen zich ontwikkelt.
De eierprijs – en dus het bedrijfsinkomen – wisselt sterk door de
jaren. Toch is de impact van voer, met een kostenaandeel van
ongeveer 65%, enorm.
Figuur 25
Voerkosten en inkomen leghennenbedrijven.
50%
55%
60%
65%
70%
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011(r)
Voerkosten als % van totale kosten (linker as) Inkomen uit bedrijf (rechter as)
EUR
-200.000
-150.000
-100.000
-50.000
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
300.000
Bron: Landbouweconomisch Instituut - Binternet
De verschillen in voerkosten tussen de groep bedrijven met de
25% hoogste versus 25% laagste voerkosten bedragen 0,4 cent
per ei. Dit is een verschil van 13% van de voerkosten tussen deze
twee groepen.
Leo den Hartog is directeur R&D, Quality Affairs en Sustainability bij Nutreco, een van de grootste diervoedingproducenten van de wereld.
‘Het draait om de drie i’s van ondernemerschap: inzet, inzicht, initiatief’
‘De volatiliteit van grondstoffen neemt toe. Innovaties in teelt, oogst,
opslag en bewerking van grondstoffen en in de diervoeding moeten
ervoor zorgen dat we toch zo efficiënt mogelijk kunnen produceren’,
zegt Leo den Hartog van Nutreco.
‘Het is een gegeven dat we de komende vier decennia meer voedsel
moeten produceren dan de afgelopen 10.000 jaar. De vraag naar
grondstoffen zal dan ook verder toenemen. De volatiliteit van de grond-
stoffenprijzen wordt veroorzaakt door met name ongunstige weers-
omstandigheden (droogte aan de ene kant en overstromingen aan de
andere kant) en een toenemende vraag. Daarnaast hebben ook de
biobrandstofproductie, relatief lage investeringen in de landbouw en
prijsspeculaties invloed.
De oplossing om de kostenstijging tegen te gaan is om aan de grond-
stoffenkant de opbrengst te verhogen door efficiënter te produceren en
te oogsten. In Rusland bijvoorbeeld wordt twee ton graan per hectare
geproduceerd, hier in Nederland tien. Verder is bekend dat een sub-
stantieel deel van de grondstoffen verloren gaat vanwege contaminatie
tijdens de opslag. De verliezen bij oogst en opslag kunnen in diverse
landen oplopen tot 25 of 30 procent. Daarnaast zullen we door nieuwe
technologieën in de toekomst meer in staat zijn om grondstoffen te
splitsen. Dit betekent dat waardevolle ingrediënten voor de humane
sector of voor de farmaceutische sector aangewend worden. De ne-
venstromen kunnen voor de diervoeding worden gebruikt. Hierdoor kan
de kostprijs van diervoederingrediënten dalen. Verder is kostprijsbe-
heersing mogelijk door verdere efficiëntieverbetering in de veehouderij.
Tweederde van de kosten op het veehouderijbedrijf zijn voerkosten. Op
wereldniveau wordt dertig tot veertig procent van de genetische capa-
citeit van de landbouwhuisdieren niet benut vanwege suboptimale om-
standigheden en subklinische infecties. Hier is nog veel verbetering
mogelijk. Nutreco besteedt samen met toonaangevende universiteiten
en andere ketenpartners veel aandacht aan de ontwikkeling van
nieuwe diervoedingsconcepten, voeders, premixen en additieven. On-
dernemerschap en innovatie zijn de sleutels tot succes. Door samen-
werking in de keten kunnen we komen tot een duurzame dierlijke pro-
ductie om een groeiende wereldbevolking te voeden. De drijvers van
ondernemerschap zijn daarbij: inzicht, inzet en initiatief.’
26
De melkveehouderij is door grondgebondenheid minder afhankelijk van de grondstoffenmarkt
Het inkomen in de melkveehouderij is vooral afhankelijk van de
ontwikkeling van de melkprijs. Melkveebedrijven telen
grotendeels het eigen ruwvoer en zijn daardoor minder afhankelijk
van de grondstoffenmarkt. Ruim 20% van de kosten zijn
voerkosten: krachtvoer, aangekocht ruwvoer, vochtrijke voeders,
mineralen en weidegeld. Gemiddeld lagen de voerkosten in 2011
op zeven cent per kg melk, waarvan vijf cent krachtvoerkosten.
Naarmate bedrijven meer koeien per hectare houden, zullen er
meer ruwvoer of andere bijproducten worden aangekocht. Dit
maakt intensieve bedrijven kwetsbaar voor hoge grondstofprijzen.
Figuur 26
Voerkosten en inkomen melkveebedrijven.
5%
10%
15%
20%
25%
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011(r)
Voerkosten als % van totale kosten (linker as) Inkomen uit bedrijf (rechter as)
EUR
-10.000
0 10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
70.000
80.000
90.000
Bron: Landbouweconomisch Instituut - Binternet
De variatie in voerkosten is groot. De groep bedrijven met de 25%
hoogste voerkosten, voerde in 2011 4,5 cent/kg melk duurder dan
de 25% laagste. De variatie is tussen bedrijven met intensieve
bedrijfsvoering veel groter dan tussen extensieve bedrijven.
Belangrijke drijvers voor lage voerkosten zijn hoge opbrengsten
per hectare en hoge voerbenutting. Dit zijn ook de drijvers achter
hoge mineralenefficiency.
27agrarische grondstoffenmarkt
28
De impact van grondstofprijzen is groot en raakt zowel de produ-
cent als de gebruiker. De belangen zijn daarbij tegengesteld. Ak-
kerbouwers zijn gebaat bij hoge prijzen, veehouders juist niet. Wel
zijn stabiele prijzen in ieders belang. Op dit laatste zijn vormen van
samenwerking te bouwen. Toch zal bij afspraken of samenwerking
de prijs uiteindelijk de markt volgen. Immers zowel teler als ge-
bruiker zijn prijsnemer in de mondiale markt. Uitzondering zijn ge-
sloten ketens, bijvoorbeeld veehouders die hun eigen graan of
voedergewas telen of akkerbouwers die hun eigen product ver-
werken. De achtergrond van de strategie van landen of bedrijven
in landen als China of Saudi-Arabië die grond verwerven (landgrab-
bing) is dan ook niet gelegen in een nieuwe vorm van kolonialis-
me, maar in risicomanagement. Door grond aan je te binden, heb
je zekerheid over aanvoer én prijs. Deze strategie passen landen
toe, maar wordt ook door veehouders gebruikt: pacht of huur van
land voor eigen teelt in plaats van aankoop op volatiele grondstof-
fenmarkten. Dit kan land van de buurman zijn, maar ook arealen in
bijvoorbeeld Duitsland of Polen.
Een sterke troef van Nederland is dat we leidend zijn op het gebied
van hectareopbrengsten en voerefficiency. Hiermee compenseren
de Nederlandse akkerbouwer en veehouder nadelen van hoge
vaste kosten van bijvoorbeeld grond, gebouwen en rechten.
De basisvraag is: hoe kwetsbaar is een bedrijf en wat is de prijs
van bescherming tegen ongunstige prijzen? Veel fysieke
strategieën vergen investeringen en schaalgrootte om te
renderen. De vrije markt is daarbij dan wel volatiel, maar levert
gemiddeld genomen vaak de beste prijs. Bedrijven met een lage
kostprijs en voldoende financiële buffer, hebben vaak geen
bescherming nodig en kunnen profiteren van de vrije markt.
Prijsfixatie kan ook leiden tot extra risico’s, bijvoorbeeld als de
opbrengsten worden gefixeerd, maar niet de kosten.
In veel gevallen is kennis van en inzicht in de grondstoffenmarkt
noodzakelijk. Wij verwachten dat de mengvoerindustrie en de
grondstoffenhandel in toenemende mate zal inspelen op de
behoefte aan informatie, advies en grondstoffen bij veehouders.
Ook het aanbieden van mogelijkheden om prijsrisico’s te beperken
zal toenemen.
In onderstaand overzicht staan de mogelijkheden voor akkerbou-
wers en veehouders om de invloed van de volatiele markt te beper-
ken. Veel mogelijkheden kunnen worden gecombineerd of verster-
ken elkaar. Een kostprijsleider kan bijvoorbeeld prima de
samenwerking opzoeken. Of een veehouder die zijn grondstoffen
zelf inkoopt, verruimt zijn mogelijkheden als hij royale opslagcapaci-
teit heeft.
strategieën om beter om te gaan met ongunstige grondstofprijzen
Peter Michiels is één van de partners in VOF D’n Hoek in het Brabantse Netersel. Ze hebben met 275 stuks melkvee, 2,9 miljoen liter quotum en 130 hectare grond, deels in pacht, deels in eigendom, een intensief bedrijf. Als ruwvoer verbouwen ze zelf gras, maïs en vezel-hennep. De productie per koe ligt net boven de 10.000 liter per jaar.
‘Per saldo heeft voer inkopen op termijn wel goed gewerkt’
Ruwvoer zelf verbouwen scheelt in de voerkosten. ‘Het krachtvoer is
duur en we moeten ook nog maïs bijkopen.’
‘We moeten per jaar zo’n dertig hectare maïs als ruwvoer bijkopen. Dat
kopen we in bij boeren in de buurt waar we ook grond mee ruilen (wissel-
gewas) voor bijvoorbeeld aardappelteelt. Maar die maïs moeten we wel
tegen marktprijzen kopen, en ook de maïs is duur. Door te ruilen koop je
wel de garantie van levering en we hebben op die manier ook voldoende
mestafzet. We merken vooral dat het mengvoer duurder wordt. Met name
de prijzen van eiwitbronnen en energie (tarwe, maïs, pulp) zijn explosief
gestegen. Deels is het een mythe dat er, als je zelf maar ruwvoer ver-
bouwt, geen sprake is van prijsstijging. Ook loonwerk en grondprijzen
stijgen. Dat maakt exploitatie best ingewikkeld. De laatste jaren hebben
we bijvoorbeeld raap en soja op contract gekocht. Voor 2013 betalen we
nu op contract 34 euro voor soja en 21 euro voor raap. Dat is een risico
omdat je niet weet wat de prijzen gaan doen, maar als ik naar de laatste
jaren kijk, heeft termijnhandel, voorinkoop, ons goed gedaan. We hebben
vaker goedkoper op termijn vooraf ingekocht dan dat de prijzen uiteinde-
lijk achteraf lager bleken te zijn. Zo dekken we ons toch in tegen grote
prijsstijgingen. De prijs van voer weerhoudt ons er niet van om door te
groeien. De markt zoekt zijn weg wel. Als we als sector onder kostprijs
gaan produceren, komt er vanzelf aanboduitval en een tekort. We zullen
als rundveesector bij het verdwijnen van de quota moeten leren omgaan
met de grote fluctuaties.’
29agrarische grondstoffenmarkt
Strategie 1. Kostprijsleiderschap
Behoor tot de top 25% qua kostprijs
2. Veel eigen vermogen c.q. hoge solvabiliteit
3. Verkoop of aankoop op een gunstig
moment in combinatie met eigen opslag
4. Voorkoop of vastleggen van voerprijs
(veehouder)
ToelichtingVeehouder en akkerbouwer: hoe lager de
kostprijs, hoe minder kwetsbaar het bedrijf;
minder grote verliezen in een slechte markt en
bij prijsherstel eerder in staat te reserveren.
Dit geeft een buffer bij slechte prijzen. Niet
onbelangrijk is dat er naast vermogen ook
liquiditeiten zijn, zodat rekeningen betaald
kunnen worden.
Verkoop aan of aankoop van handel of
mengvoerindustrie op een gunstig moment of
tegen gunstige prijs.
Akkerbouwer: kan zelf verkoopmoment
bepalen. Kosten van opslag en schonen door
derden vervallen.
Veehouder: is aan de markt op het
oogstmoment.
(voorbeeld Bertus Verbeek en Johan Stoop)
Afspraak met mengvoer- of
grondstoffenleverancier waarbij prijs en
volume voor een vaste periode worden
vastgelegd. (voorbeeld Peter Michiels)
OpmerkingenDe Nederlandse akkerbouwer realiseert de
hoogste hectareopbrengsten en de
Nederlandse veehouderij heeft de hoogste
voerefficiency in de wereld; dit zijn sterke
troeven.
Na een spronginvestering ben je kwetsbaar.
Het eigen vermogen is laag en de
financieringslasten zijn hoog.
Solvabiliteit biedt een buffer, maar is eindig.
Vergt marktinzicht en kennis over
oogstverwachtingen, vraag en voorraden. Het
valt niet mee om de markt structureel te
verslaan. De markt is onvoorspelbaar en
marktsignalen zijn niet altijd solide.
Vergt investering in opslagcapaciteit +
voorraad en extra arbeid. Vraagt om een
nettobenadering (voordeel minus kosten voor
eigen opslag).
Veehouder heeft behalve opslag ook maal- of
pletinstallatie nodig.
Risico is aanwezig dat je (achteraf) te duur
hebt gekocht. Vraagt geen opslagcapaciteit of
voorraadfinanciering.
Aandacht voor de kwaliteit/samenstelling van
de gekochte producten.
Hoe kan ik me als akkerbouwer of veehouder beschermen tegen hoge of wisselende graan-/grondstofprijzen?
30
Bertus Verbeek uit Woudenberg is pluimveehouder. Samen met echtgenote Dikky houdt hij 150.000 hennen en koopt hij jaarlijks zo’n 5.000 ton aan veevoergrondstoffen in.
‘Op juiste moment grondstoffen kopen spreidt risico’s’
Sinds 2006 maakt Bertus Verbeek in Woudenberg zelf in een eigen
fabriek het voer voor zijn kippen. Door in te kopen op strategische
momenten, beperkt Verbeek het risico van prijsstijgingen en realiseert
hij een gemiddeld lagere voerprijs.
‘Toen we in 2006 een stal bouwden, hebben we tegelijkertijd besloten
om ons eigen voer te gaan produceren. Onze belangrijkste grondstoffen
zijn sojaschroot, maïs en tarwe. Daarnaast kopen we bij de mengvoer-
industrie een kernvoeder waarmee we in combinatie met de enkelvou-
dige grondstoffen een compleet legpluimveevoer kunnen produceren.
Zelf voer produceren bevalt prima, maar je moet er niet te licht over
denken. De voerfabricage heeft voortdurend aandacht nodig. De fa-
briek draait weliswaar automatisch, maar je hebt nog wel eens met een
storing te maken. Voordeel van zelf voer maken, is dat er goed inge-
speeld kan worden op de behoeftes van de dieren. We kunnen snel
schakelen. Als bijvoorbeeld het weer omslaat, kunnen we daar met de
voersamenstelling op inspelen. Goedkoper voeren was voor ons één
van de drijfveren om te kiezen voor eigen voerproductie. Dat lukt voor
een deel doordat je niet meer te maken hebt met kosten die mengvoer-
fabrikanten maken voor productie van het voer, voor logistiek en trans-
port, en de marge die zij zichzelf toerekenen. Maar er is het meest te
verdienen met het inkopen van de noodzakelijke grondstoffen op de
juiste momenten. Door onze werkwijze weten we gemiddeld een half
jaar vooruit wat de voerkosten zijn. Zo dekken we ons in tegen onvoor-
ziene voerprijsstijgingen en verkleinen we de risico’s. De grootste uit-
daging is het bepalen van de juiste inkoopmomenten. Om dat zo goed
mogelijk te kunnen doen, volg ik nauwgezet de ontwikkelingen op de
grondstoffen- en aandelenmarkten. Mijn ervaring is dat je je niet te veel
moet laten leiden door berichten over misoogsten. Sinds 2008 zijn de
grondstofprijzen een stuk volatieler geworden. De prijzen fluctueren
meer dan in de jaren daarvoor, en dat maakt het nog belangrijker om te
kopen op de juiste momenten. De kunst is om op een zo laag mogelijk
prijsniveau in te stappen. Heb ik te duur ingekocht, dan kan me dat veel
geld kosten en kan ik er niet onderuit.’
Leo de Jonge, akkerbouwer in Zeewolde. Op 160 hectare teelt hij consumptieaardappelen, pootaardappelen, suikerbieten, zaai-uien en wintertarwe. Hij verhuurt ook land voor tulpenteelt.
‘Spreiden, spreiden, spreiden’
In een volatiele markt heeft Leo de Jonge vooral één strategie: zo veel
mogelijk spreiden om zo min mogelijk risico te lopen.
‘2010 was voor ons het beste jaar ooit met een omzet van 1,3 miljoen
euro. 2011 was een heel slecht jaar met 35-40 procent omzetdaling. Dat
geeft aan hoe veel fluctuatie er is. Tegen zo’n gat als in 2011 kun je je
nauwelijks indekken. Tweederde van onze omzet komt uit aardappelen
en uien, een vrije markt, waarbij het vaak alles of niks is. Mijn strategie
om daarmee om te kunnen gaan? Spreiden, spreiden, spreiden.
Spreiding in gewassen, maar ook spreiding binnen de gewassen. Zo
verbouw ik geelvlezige en witvlezige aardappelen, zodat ik zowel kan
leveren voor diepgevroren frites als verse frites. Ik spreid ook over
afnemers. We leveren ook niet aan één pool, maar aan vier pools. We
leveren ook aan meerdere bestemmingen en op verschillende afzet-
momenten. Direct na de oogst ligt er bij gemiddelde prijzen voor 700.000
euro aan aardappelen, uien en tarwe in voorraad. Middels de poolaf-
spraken (50 procent van de afzet) proberen we een bodem te leggen
zonder daarbij vaste prijzen af te spreken. De pool functioneert momen-
teel heel behoorlijk. Een deel is wel vast op termijn (10-15%) omdat je
toch een relatie met een partij moet hebben. Graan is momenteel goed
in prijs, maar toch overwegen we hier niet nog meer in graan te gaan
doen. De grond in Flevoland is domweg te duur voor graanproductie.
We gebruiken het vooral als wisselgewas. Graan levert bij deze prijzen
een omzet van 2.000 euro per hectare, aardappels en uien leveren 6.000
euro. De impact van prijsfluctuaties op aardappels en uien is dus veel
groter. Het is voor mijn bedrijf goed als de graanprijs hoog is. Dan
kiezen boeren eerder voor graan dan aardappels als gewas en is er
minder aanbod van aardappels. Om nog meer bedrijfsrisico te spreiden
zou een veehouderijtak er goed bijpassen. Een revival van het gemeng-
de bedrijf? Nee, je moet je specialisatie niet opgeven, want we zijn nu
juist in staat met de goede machines en gebouwen slim te opereren.
Maar we zoeken wel naar risicospreiding zonder dat je je specialisatie
verzwakt. Internationaal zie ik de prijzen van graan niet teruggaan naar
het niveau van tien jaar geleden, maar ook niet verdubbelen.’
31agrarische grondstoffenmarkt
Strategie 5. Flexibel voeren; inzet van meerdere
alternatieve grondstoffen (veehouder)
6. Spreiden, verbreden of diversifiëren
7. Voor- of achterwaartse integratie:
Veehouder: teelt eigen graan of
voedergewassen
Akkerbouwer: eigen afzet als eindproduct
of verwerking tot vlees, eieren of melk
ToelichtingOok wel ‘Het Nieuwe Voeren’ genoemd.
Aankoop en opslag van droge en natte
bijproducten en grondstoffen. Eigen
voerinstallatie. (voorbeeld Jan Schuttert en
Peter Michiels)
Akkerbouwer: Spreiding in bouwplan dan wel
voor meerdere markten telen.
(voorbeeld Leo de Jonge)
Veehouder: meerdere bedrijfstakken.
Veehouder: Eigen teelt op huur- of pachtgrond.
Dit biedt een stabiele prijs op acceptabel en
voorspelbaar niveau. De afhankelijkheid van
de markt is beperkt. (voorbeeld Jan Schuttert
en Johan Stoop)
Kosten van mestafzet zijn voorspelbaar.
Risico op misoogsten is aanwezig.
Menig akkerbouwer investeerde in het
verleden in vleeskuikens. Enkelen overwegen
melkvee na 2015.
OpmerkingenVergt investering in opslagcapaciteit,
voersysteem en voorraad. Bij niet-
rundveehouders vergt dat ook een maal- of
pletinstallatie. Vereist kennis van voeding en
techniek. Kwetsbaarheid voor bederf of
kwaliteitsissues neemt toe.
Akkerbouwer spreidt standaard door zijn
bouwplan. Verbreding of loon uit arbeid gaat
een stap verder.
De voordelen van specialisatie vervallen,
voldoende schaalgrootte blijft van belang.
Veehouder is niet meer afhankelijk van de
markt voor graan of ruwvoer. De kostprijs is
langjarig bekend: 16-19 ct. per kg tarwe op
basis van pacht + loonwerk.
Of 10 à 11 ct per kg melk dan wel ca. 10 ct per
kg ruwvoer op basis van pacht en eigen
mechanisatie.
Vraagt om teeltkennis en eigen voorzieningen
in opslag en voeren.
Vraagt vakmanschap en investeringen.
Alternatief is aankoop of intensieve
samenwerking.
32
Jan Schuttert is eigenaar van handelshuis Schuttert in Ommen. Naast de varkenshandel heeft hij 400 hectare akker-bouwgrond en ook vijf varkensbedrijven. Hij teelt zetmeel- en consumptieaardappelen, suikerbieten, tarwe en uien.
‘Eigen tarweteelt en het nieuwe voeren leveren kostenbesparing op varkensvoer’
Doordat er veel synergie zit in het bedrijf van Schuttert is hij in staat om
tot zo’n vijftien procent op voerkosten te besparen.
‘De tarwe die we hier telen is voor eigen gebruik; voer voor de varkens.
Dat doe ik sinds 2007 en het bevalt me goed. Door zelf te zaaien, te oog-
sten en op te slaan, bespaar je flink op de voerkosten. Bovendien spuit
ik het graan ook extra tegen schimmels en door extra bemesting voeg ik
eiwit aan de tarwe toe. Uiteindelijk wordt het varkensvoer daar beter
van. Dat is maatwerk, zo koop je dat nergens. Het is onderdeel van wat
ik “het nieuwe voeren” noem. Bierborstel Grain Pro, restanten uit de
zuivel, aardappelschillen… CCM Maïs koop ik in bij boeren in de buurt.
Ik meng dat alles in de eigen “fabriek”. Dat scheelt me twintig procent
op de voerkosten. Trek daar vijf procent per kilo af voor de investering
in de “fabriek” en je houdt altijd nog een voordeel van pakweg 15 pro-
cent over. Zeker met de huidige graanprijzen is dat een goede strategie
gebleken. Zelfs met de slechte varkensprijzen van nu kunnen we toch
nog winst maken omdat we relatief goedkoop voer hebben. Ik zeg niet
dat zelf mengen beter is dan mengvoer: er zitten ook risico’s aan.
Gaan bijproducten niet gisten, bijvoorbeeld. Er komt veel management
bij kijken, maar als je het goed doet, kan het nieuwe voeren veel op-
leveren. Ik ben erg voor risicospreiding. Een boer die supergespecia-
liseerd is, is in mijn ogen erg eenzijdig bezig. Het ontplooien van meer-
dere activiteiten opent je de ogen. Zo moeten we misschien wel in
pakweg Oost-Duitsland graan laten verbouwen, zodat we niet bij
hoeven te kopen en zeker zijn van onze inkoopprijs.
Er zit veel synergie in dit bedrijf. Tarwe gebruik ik dus als veevoer, maar
ook voor vruchtwisseling op de akkerbouwgronden. Opslag, logistiek…
We hebben hier veel, zo niet alles in eigen hand. We kunnen bijna vanaf
het veld direct voeren. Dat we akkerbouw hebben is ook een soort
pensioenvoorziening. Veel varkenshouders hebben alleen stallen. Die
worden alleen maar minder waard. Die 400 hectare grond van ons is
van veel meer waarde dan stallen die op dit moment alleen maar
minder waard worden.’
Johan Stoop heeft een vleeskuikenbedrijf in Raamsdonk-veer, met nu 250.000 en op termijn 285.000 kuikens.
‘Niet het ei van Columbus, maar het helpt wel’
Johan Stoop verbouwt zelf graan of koopt het via de pool dicht bij huis
in om zo te besparen op transport en marge die de tussenhandel op-
strijkt. Hij slaat het zelf op en de deur gaat op slot als de prijs laag is.
‘Mijn strategie is zelf tarwe te verbouwen en in te kopen bij boeren in
de buurt. Zelf verbouw ik dertig hectare. Per jaar heb ik zo’n 2000 ton
tarwe nodig. 1200-1300 ton koop ik vooraf via de pool in bij boeren in de
buurt en dat sla ik op in mijn eigen schuur. Dat is goedkoper dan via de
handel inkopen. Transport en commissie schelen me twee tot drie cent
per kilo, waarbij ik de kosten van opslag al heb verdisconteerd. Per
saldo scheelt me dat 30.000 euro op jaarbasis. Als de graanprijs heel
laag is, doe ik de schuurdeur op slot en koop elders bij. Ik dek me dus in
tegen stijgende voerprijzen door zelf tarwe te verbouwen en voorraden
aan te leggen. Dat scheelt, maar het is niet het ei van Columbus. Het is
tegenwoordig een enorm moeilijke markt.
Tien jaar geleden zei elke boer bij wie ik graan kocht bij 11 cent: “Is
goed, ik kom het wel brengen.” Nu twijfelen ze bij 21 cent, want mis-
schien stijgt de prijs wel. Het mooiste is als je het achter de combine
vandaan kunt kopen. Maar telers zijn ook niet gek. Die denken ook meer
geld te kunnen verdienen en wachten dus met verkopen. Het is echt
een razend ingewikkelde markt. Nog meer zelf graan telen is natuurlijk
wel een oplossing, maar niet in deze buurt. Daar is de grond hier veel te
duur voor. De graanprijs houdt ook de hele keten in de greep. Is de prijs
hoog, dan wil iedereen graan verbouwen. En dan zie je dat ook de
conservenverbouwers de prijs omhoog doen omdat ze anders geen
grond kunnen pachten. Die 2-3 cent die ik nu pak is mooi meegenomen.
Al is opslag ook een risico. Drie jaar geleden was het graan vier cent
goedkoper en moest ik wel afrekenen bij de telers.’
33agrarische grondstoffenmarkt
(*) Voercentrum voor melkveehouders
Voercentra voor de melkveehouderij zijn in opmars. Niet zozeer om prijs-
schommelingen te verminderen, als wel om de efficiency te verhogen en
overschot en tekort aan grond of ruwvoer bijeen te brengen. De voordelen
zijn daarbij het grootst bij bedrijven die op dit gebied niet optimaal zijn
ingericht of als er nog productiepotentieel onbenut blijft. Een voercentrum
zou je kunnen zien als combinatie van flexibel voeren en samenwerking
tussen akkerbouwer en veehouder.
Vanaf 2013 zal de samenwerking tussen akkerbouw en veehouderij
intensiveren als gevolg van het nieuwe mestbeleid. Dit kan ook een
stimulans zijn voor afspraken over productie van voedergewassen en
granen. Ook oud-melkveehouders en veehouders zullen vaker afspraken
maken.
(**) Termijncontract
Al eeuwenlang trachten veehouders en akkerbouwers hun risico’s te
beperken door het afsluiten van termijncontracten. Wereldwijd wordt
gebruikgemaakt van termijnmarkten om prijsrisico’s af te dekken. Bij
termijnmarkten gaat het niet om de fysieke koop of verkoop van gewassen,
maar om het vastleggen van de prijs van een bepaalde hoeveelheid
product over een x aantal maanden. Termijncontracten worden door
producenten, verwerkers en handelaren afgesloten als ‘verzekering’
(hedge) tegen ongewenste prijsbeweging. Voor tarwe is dit bijvoorbeeld
mogelijk op de Matif in Parijs. Deze beurs richt zich specifiek op de
agrarische markten in Europa (tarwe, koolzaad, mais).
(***) Pool
De pool is een vorm van economische samenwerking waarbij winsten,
markten en risico’s worden ingebracht en verdeeld. In de akkerbouw is de
pool uit te leggen als collectieve gespreide afzet van product, hetgeen
resulteert in een gezamenlijke gemiddelde opbrengstprijs voor alle deel-
nemers. De teler is door een pool niet afhankelijk van één afzetmoment en
hoeft ook de verkoop niet zelf te regelen.
Strategie
8. Samenwerking tussen veehouder en
akkerbouwer
9. Termijncontracten (**)
10. Pool (akkerbouwer) (***)
11. Doorgeven van (kost)prijsstijgingen aan
volgende schakel(s)
ToelichtingAan- en afvoer zijn gegarandeerd, de
tussenhandel vervalt. De prijs zal veelal de
marktprijs volgen. Je kunt een prijs afspreken
voor een langere periode. Naast graan of
ruwvoer zijn ook afspraken over mest en
mineralen mogelijk. (voorbeeld Johan Stoop)
Legt de prijs in de toekomst vast.
Minder pieken en dalen.
Opbrengstprijs wordt gespreid bepaald. Dit
dempt seizoeneffecten.
(voorbeeld Leo de Jonge)
Is ongebruikelijk in een commoditymarkt. Zou
kunnen via afspraak met (eind)afnemer. In de
transportsector worden
brandstofprijsstijgingen wel doorgegeven.
OpmerkingenOngunstige markten worden uiteindelijk
doorvertaald in de prijs.
In de melkveehouderij past een voercentrum
(*) in deze strategie.
Brengt extra kosten en liquiditeitsbehoefte met
zich mee. Vergt kennis van termijnmarkten en
contracten.
Geen eigen opslagcapaciteit nodig.
Kan gunstig en ongunstig uitpakken t.o.v.
spotmarkt.
Veehouder: De tarweprijs sluit niet
volledig aan bij de mengvoerprijs.
(Figuur 27)
De pool maakt een slecht jaar niet goed. Een
pool vermindert de kans op zeer slechte
prijzen, en dus ook de kans op heel goede
prijzen.
Op termijn zullen bij hoge grondstofprijzen de
prijzen van vlees, melk en eieren stijgen om
sterke uitval van aanbod te voorkomen.
34
Voorbeeld tarwe op termijnmarktStel: een teler verkoopt in juni 2012 op de termijnmarkt 10
contracten (500 ton) voor levering maart 2013 voor EUR 210 per
ton. Op de termijnmarkt is de dagprijs in de leveringsmaand in 2013
EUR 180. De teler koopt zijn termijncontracten terug tegen een
prijs van EUR 180 per ton en boekt hiermee een winst van EUR 30
per ton op de termijnmarkt. Indien de prijs op de termijnmarkt in de
leveringsmaand EUR 240 per ton noteert, betekent dit dat de
dagprijs op de effectieve markt ook circa EUR 240 per ton is. In
feite boekt hij EUR 30 per ton verlies op de termijnmarkt, maar dit
wordt geheel gecompenseerd met de EUR 30 per ton betere prijs
op de effectieve markt. De teler had achteraf een hogere prijs
kunnen ontvangen (EUR 240 per ton), maar koos bewust voor EUR
210 per ton. Hij ziet de negatieve marge op de termijnmarkt niet als
verlies, hij had immers zijn tarwe al afgedekt voor EUR 210 per ton.
De teler gaat pas echt verlies lijden als de prijs van tarwe heel laag
wordt (onder de EUR 180).
Figuur 27
De prijsontwikkeling van tarwe sluit niet volledig aan bij die van mengvoer, maar is een prima voorspeller (index 1985 - 1995 = 100).
0
20
40
60
80
100
120
140
160
Gem. 85-95
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Tarwe, groothandelsprijs Standaard A Brok Vleeskuikenkorrel mac Vleesvarkensbrok e.w. 1,08 Legmeel
Bron: Landbouweconomisch Instituut
35agrarische grondstoffenmarkt
Colofon
Dit rapport is een uitgave van ABN AMRO Agrarische Bedrijven.
AuteursPierre Berntsen – ABN AMRO Agrarische BedrijvenThijs Pons – ABN AMRO Sector Research
Redactie en interviewsRonald Buitenhuis – Bureau Buitenhuis
ContactABN AMRO Agrarische BedrijvenPierre Berntsen 020 - 628 12 65 [email protected]
DistributieU kunt deze uitgave vinden op abnamro.nl/sectoragrarisch
ABN AMRO AgriteamsAgriteam Fryslân
Tel.: 058 - 234 01 80
Agriteam Noordoost Nederland
Tel.: 0592 - 33 33 82
Agriteam Noordwest Nederland
Tel.: 0224 - 27 20 99
Agriteam Flevoland-IJsselmond
Tel.: 0527 - 63 85 82
Agriteam Oost Nederland
Tel.: 0570 - 69 02 90
Agriteam Het Groene Hart
Tel.: 0297 - 23 33 05
Agriteam Midden Nederland
Tel.: 033 - 46 4 90 70
Agriteam Zuidwest Nederland
Tel.: 0113 - 24 55 43
Agriteam Zuidmidden Nederland
Tel.: 073 - 687 70 80
Agriteam Zuidoost Nederland
Tel.: 0492 - 57 31 50
Tuinbouwteam Zuidwest Nederland
Tel.: 0174 - 64 22 77
Disclaimer
De in deze publicatie neergelegde opvattingen zijn gebaseerd op door ABN AMRO betrouwbaar geachte gegevens en
informatie, die op zorgvuldige wijze in onze analyses en prognoses zijn verwerkt. Noch ABN AMRO, noch functionarissen van
de bank kunnen aansprakelijk worden gesteld voor in deze publicatie eventueel aanwezige onjuistheden. De weergegeven
opvattingen en prognoses houden niet meer in dan onze eigen visie en kunnen zonder nadere aankondiging worden gewijzigd.
Het gebruik van tekst en/of cijfers is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld.
© ABN AMRO, september 2012
Deze publicatie is alleen bedoeld voor eigen gebruik. Verveelvoudiging en/of openbaarmaking van deze publicatie is niet
toegestaan, behalve indien hiervoor schriftelijk toestemming is gekregen van ABN AMRO Bank. Teksten zijn afgesloten op
22 augustus 2012.
36
abnamro.nl/sectoragrarisch