agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 mb)

39
analyse impact strategie agrarische grondstoffenmarkt

Upload: ngodang

Post on 11-Jan-2017

217 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

analyse

impact

strategie

agrarische grondstoffenmarkt

Page 2: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

agrarische grondstoffenmarkt

Page 3: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

De prijzen van graan en soja explodeerden in 2012. Zijn het louter

extreme weersinvloeden die tot prijsopdrijving leiden of is er

meer aan de hand in grondstoffenland? In dit rapport geven we

antwoord op drie vragen die invloed hebben op producenten en

gebruikers van granen en oliehoudende zaden. 1) Wat is er aan

de hand in grondstoffenland?; 2) Hoe raakt dit mijn bedrijf?; en

3) Hoe kan ik mijn akkerbouw- of veehouderijbedrijf beschermen

tegen ongunstige prijzen. Hiermee willen we u als ondernemer

ondersteunen bij het maken van keuzes. De wereld kun je niet

veranderen, de wijze waarop je omgaat met veranderingen wel.

Wat is er aan de hand in grondstoffenland?

Prijzen van granen in Europa zijn in historisch perspectief eerder

laag dan hoog te noemen, prijspieken uitgesloten. De markt is

gewend geraakt aan lage grondstofprijzen. Producentenprijzen

voor granen, vlees en eieren stegen daarbij veel minder snel dat

de afgeleide consumentenprijzen. Lage producentenprijzen

vormen in veel delen van de wereld onvoldoende stimulans om

de productie te verhogen.

De komende 10 jaar is de landbouw in staat om in de groeiende

mondiale behoefte te voorzien. De productie groeit sneller dan

de wereldbevolking. Wel blijven wereldvoorraden laag waardoor

prijspieken blijven optreden. Akkerbouwers profiteren van de

groeiende wereldvraag en de bijbehorende hogere prijzen. Echter,

omdat op langere termijn ook de mondiale prijzen van zuivel,

vlees en eieren meegroeien zijn veehouders in staat om hun

inkomen op peil te houden.

Hoe raakt dit mijn bedrijf?

De invloed van graanprijzen op de akkerbouw is vooral indirect

aanwezig. Hoge graanprijzen gaan vaak gepaard met een goede

prijsvorming van andere gewassen; graan is een spilgewas.

Melkveebedrijven voorzien grotendeels in hun eigen voer-

behoefte. Dit maakt ze minder kwetsbaar voor hoge voerprijzen.

Dat geldt niet voor varkens- en pluimveebedrijven: de impact van

voerkosten is daar met 50 tot 70 procent van hun totale kosten

erg hoog. Varkens- en pluimveebedrijven zijn daardoor kwetsbaar

voor hoge grondstofprijzen. Veel bedrijven denken na over een

strategie om hun bedrijf minder afhankelijk te maken van volatiele

grondstofmarkten.

Hoe kan ik mijn akkerbouw- of veehouderijbedrijf beschermen tegen ongunstige prijzen?

Wij verwachten de komende jaren geen nieuwe strategieën.

Wel zullen bedrijven meer gebruikmaken van instrumenten of

strategieën die reeds voorhanden zijn. Meer bedrijven zullen een

deel van hun productie of gebruik afdekken op de termijnmarkt.

Het aantal bedrijven dat via eigen aankoop van enkelvoudige

grondstoffen flexibel voert zal toenemen. Ook gaan veehouders

meer samenwerken met akkerbouwers. De belangen op het

gebied van prijs zijn tegengesteld, maar beiden hebben behoefte

aan voorspelbare prijzen. Verder zullen veehouders trachten de

productie van graan in eigen hand te nemen door pacht of huur

van grond, in binnen- of buitenland. Eigen productie in het

buitenland zou je kunnen zien als een vorm van ‘landgrabbing’.

Je borgt de aanvoer van graan, en wel tegen kostprijs.

Enkele jaren geleden las ik op de achterzijde van een vracht-

wagen: ‘U moet goed weten, boeren zorgen voor uw eten.’

De aandacht voor de rol van de boer als voedselproducent is

de afgelopen decennia wat ondergesneeuwd geraakt. Deze rol

wordt momenteel weer steeds breder onderkent. Daarbij is de

Nederlandse agrarisch ondernemer een heel efficiënte producent.

Dat biedt kansen!

Pierre Berntsen

Directeur Agrarische

Bedrijven ABN AMRO

voorwoord

1agrarische grondstoffenmarkt

Page 4: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

55

7

9

13

15

17

23

29

Inhoudsopgave

We hebben getracht de leesbaarheid van dit rapport te vergroten door veel figuren te

gebruiken. De toelichting op de figuren is bewust niet uitputtend.

Dit rapport richt zich vooral op de lange termijn. Verwachtingen van grondstofmarkten voor

de korte termijn treft u elk kwartaal in onze ‘Quarterly Commodity Outlook’ op

abnamro.nl/sectoren.

Wat is er aan de hand in grondstoffenland?Algemeen• Schommelende grondstofprijzen zijn niet nieuw

• Prijzen van granen in Europa zijn eerder laag dan hoog

• Consumentenprijzen stijgen sneller dan producentenprijzen

Productie• Productie wordt vooral bepaald door het weer

• Wereldareaal groeit nauwelijks, vooral door de beperkte beschikbaarheid van zoet water

• Groei van productie per hectare neemt af

• Groei van wereldproductie is hoger dan die van wereldbevolking

Verbruik• Mondiaal verbruik neemt toe door groei van bevolking en veranderend consumptiepatroon

• Gebruik van biobrandstoffen groeit en hoge olieprijzen versterken dit

Voorraden• Voldoende voorraden dempen prijsschommelingen

Andere factoren dan productie, verbruik en voorraden• Mondialisering beïnvloedt agrarische grondstofmarkten

• Groeivertraging leidt tot minder vraag en lagere prijzen

Gevolgen• Efficiënte productie groeit sneller

• De productiestijging van grondstoffen tot 2021 is in lijn met de vraag

• Akkerbouw gaat decennium met stevige opbrengstprijzen voor granen tegemoet

• Veehouderij ervaart stevige voerprijs maar ziet ook opbrengsten verbeteren

Hoe raakt de grondstoffenmarkt mijn bedrijf?• Voor de akkerbouw is vooral de indirecte rol van graan belangrijk

• Aandeel voerkosten bij vleesvarkensbedrijven steeg van 55% naar 69%

• De voerkosten bij zeugenbedrijven bedraagt meer dan de helft van de totale kosten

• Bij vleeskuikenbedrijven bedragen de voerkosten inmiddels ruim 70% van de totale kosten

• Leghennenhouders besteden 60-68% van de totale kosten aan voer

• De melkveehouderij is door grondgebondenheid minder afhankelijk van de

grondstoffenmarkt

Strategieën om beter om te gaan met ongunstige grondstofprijzen• Hoe kan ik me als akkerbouwer of veehouder beschermen tegen wisselende

grondstofprijzen?

• Kostprijsleiderschap vermindert kwetsbaarheid

• Via de termijnmarkt dek je prijsrisico’s af zonder investering in opslagcapaciteit

• Eigen productie van graan biedt gegarandeerde aanvoer tegen kostprijs

• Flexibel voeren maakt gebruik van goedkopere grondstoffen mogelijk

2

Page 5: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

3agrarische grondstoffenmarkt

Page 6: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

4

Page 7: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

wat is er aan de hand in grondstoffenland?

Algemeen

Schommelingen in grondstofprijzen zijn niet nieuw

De prijzen van graan en soja explodeerden in de zomer van 2012.

Zijn het extreme weersinvloeden die voor deze prijsopdrijving

hebben geleid? Of is er meer aan de hand in grondstoffenland?

Figuur 1 laat een opmerkelijk verband zien tussen economische

crisis en graanprijsschommelingen (volatiliteit). Ook in de jaren

dertig – de Grote Depressie – en zeventig – oliecrisis – was er

sprake van sterke schommelingen in mondiale grondstofprijzen.

De markt voor agrarische grondstoffen is sinds 2007 volop in

beweging en weer valt dit samen met een crisis. Een financiële

in dit geval. De oorzaken van de sterke prijsschommelingen

vertonen gelijkenissen: een daling van het aanbod bij lage

voorraden, een zwakke of volatiele dollar en hoge olieprijzen.

Toch lijkt er op dit moment meer aan de hand. Wereldmarkten in

energie en voedsel zijn steeds meer verbonden, wat ertoe leidt

dat verstoringen op een markt worden overgedragen op andere

markten. Sinds het Europese interventiebeleid is afgebouwd

hebben bewegingen in wereldmarktprijzen veel meer invloed

gekregen op Europese grondstofprijzen. Het aantal factoren dat

invloed heeft op grondstofprijzen is daarmee toegenomen, net als

de gevoeligheid. Hierdoor is de voorspelbaarheid van prijsvorming

afgenomen en dat is lastig voor producenten en gebruikers.

Figuur 1:

Schommelingen (volatiliteit) in grondstofprijzen zijn groter in crisisjaren.

0

10

20

30

40

50

60

1900 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010

Prijs

scho

mm

elin

g (%

)

Crisis 30-er jaren

Olie-crisis

Finan-ciële crisis

Volatiliteit van de tarweprijs in de Verenigde Staten op basis van

12-maands rollend gemiddelde

Bron: ministerie van Landbouw van de Verenigde Staten van Amerika (USDA)

Prijzen van granen in Europa zijn in historisch perspectief eerder laag dan hoog

Bij gebruikers bestaat zorg over de hoge grondstofprijzen, ook bij

veehouders. Echter in historisch perspectief zijn de prijzen van

graan eerder laag dan hoog te noemen (zie figuur 2). De langjarige

prijsontwikkeling van tarwe in Nederland vertoont een daling,

zeker na correctie voor inflatie. In 1973 kostte tarwe EUR 160 per

ton. In 2010 kostte een ton tarwe ook EUR 160. De reële prijzen

zijn dus flink gedaald. Alleen in 2008 en 2011/2012 was sprake van

reëel prijsherstel. De markt is afgelopen decennia gewend

geraakt aan lage graanprijzen. Voor producenten waren de lage

prijzen, samen met voortschrijdende techniek, belangrijke drijvers

achter productieverbetering en schaalvergroting. Immers, veel

kosten namen toe als gevolg van inflatie, bijvoorbeeld kosten voor

loonwerk, arbeid, machines en privé.

Bij de prijsvorming van graan speelden Europese marktinterven-

ties een belangrijke rol. Begin jaren negentig lag de interventie-

prijs voor zachte tarwe nog op EUR 185 per ton. Als de inter-

ventieruimte was benut, ging de Europese Commissie over tot het

toekennen van steun via exportrestituties. Daarmee lag er een

stevige bodem onder de Europese graanprijs. De interventieprijs

is inmiddels afgebouwd tot EUR 101 per ton en geldt voor

maximaal drie miljoen ton maaltarwe. Sinds de liberalisering van

de Europese graanmarkt wordt deze steeds meer beïnvloed door

de mondiale markt, met de bijbehorende prijsniveaus en

volatiliteit.

Terwijl grondstofprijzen dalen, vertonen consumentenprijzen een stijging

De consumentenprijzen van brood, vlees en eieren stegen de

afgelopen decennia veel sterker dan de producentenprijzen (figuur

3). Terwijl tarwe steeds minder opbracht voor de teler, werd brood

meer dan twee keer zo duur. De producentenprijs van vlees en

eieren is nu lager dan in de jaren tachtig en negentig van de vorige

eeuw. Alleen bij melk is de prijsontwikkeling voor producent en

consument vergelijkbaar.

5agrarische grondstoffenmarkt

Page 8: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Figuur 3

Terwijl de consumentenprijzen stijgen, dalen de opbrengstprijzen voor boeren. Melk vormt een uitzondering (geïndexeerde prijsontwikkeling, 1970 - 1980 = 100).

0

50

100

150

200

250

300

Gem. 70-80

1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010

Tarwe, groothandelsprijs

MelkVleesvarkens, per kg g.g. Kooieieren, consumptie(wit en bruin)

Consumentenprijs brood

Consumentenprijs melk Consumentenprijs hamlappen Consumentenprijs eieren (p/stuk)

Inde

x (1

970-

1980

= 1

00),

eier

en 1

980

= 10

0

Bron: Landbouweconomisch Instituut, CBS, bewerkt door ABN AMRO

Figuur 2:

De reële prijs van Europese tarwe daalt al sinds 1970. Door verlaging van de interventieprijzen heeft de mondiale volatiliteit ook grip gekregen op de Europese graanprijzen (reële tarweprijs is gecorrigeerd voor inflatie).

0

50

100

150

200

250

300

1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011

EUR/

ton

Tarweprijs Nominaal Tarweprijs Reëel EU-interventieprijs

Bron: Landbouweconomisch Instituut, CBS, bewerkt door ABN AMRO

Prijsvorming van agrarische grondstoffen is afhankelijk van veel factoren

De belangrijkste beïnvloeder van grondstofprijzen is de ontwikkeling van

de productie. De productie kan jaarlijks flink schommelen omdat deze

sterk wordt beïnvloed door het weer. De ontwikkeling van de vraag is een

andere belangrijke factor. De variatie in vraag is echter minder groot en

beter voorspelbaar dan de variatie in productie. Productietekorten

worden opgevangen door wereldvoorraden. Voorraden werken als buffer.

In een periode met slechte oogsten zullen de prijzen extra sterk stijgen

als de wereldvoorraden beperkt zijn, zoals ook in de zomer van 2012 het

geval was. Ook handelsbelemmeringen, de stand van de economie, de

mondialisering van de agrarische markten en de stemming op de fysieke

en termijnmarkten zijn factoren die van invloed zijn op prijsniveaus.

Deel 1 van dit rapport gaat in op de invloed van al deze factoren.

6

Page 9: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Productie

Productie wordt vooral bepaald door het weer

Weersomstandigheden beïnvloeden de productie op korte termijn

sterk. Droogte, hevige regenval, extreme kou of warmte komen

jaarlijks voor in belangrijke productiegebieden en leiden tot

productiedaling. Als de weersomstandigheden normaliseren,

herstelt de productie zich in het volgende seizoen. Grondsoort en

investeringen in cultuurtechniek kunnen de schade beperken.

Extreme weersomstandigheden nemen door klimaat-

veranderingen toe. In 2010/2011 daalde de tarweproductie in

Rusland door de droogte van 62 miljoen ton tot 41 miljoen ton.

Net als bij de productiedaling ten gevolge van de droogte in 2012

waren prijspieken het gevolg.

Wereldareaal groeit nauwelijks, vooral door de beperkte beschikbaarheid van zoet water

Het areaal landbouwgronden in de wereld groeide tussen 1970 en

2000 met slechts 0,3% per jaar. Het areaal bestaat momenteel uit

1,5 miljard hectare akkerbouwgrond en 3,5 miljard hectare gras-

land. Jaarlijks worden gronden aan de landbouw onttrokken. De

belangrijkste bestemmingen zijn infrastructuur, stedelijke uit-

breiding en industrieterreinen. Terwijl het landbouwareaal in

westerse economieën langzaam afneemt, groeit het areaal in

opkomende landen. Netto groeit het totale areaal tot 2050 met

5%, circa 0,1% per jaar, zo verwacht de Food and Agriculture

Organization (FAO).

De meest productieve gronden zijn inmiddels in gebruik

genomen, maar er is ook nog braakliggende grond te ontwikkelen.

Deze gronden liggen vooral in Zuid-Amerika en Afrika. Het bruik-

bare areaal landbouwgrond kan vooral toenemen door irrigatie. Op

dit moment wordt echter al 70% van het water in de wereld

gebruikt voor landbouw. De hoeveelheid beschikbaar water voor

landbouw neemt de komende decennia af door onder andere de

groeiende wereldbevolking. Efficiënt watergebruik is dus erg

belangrijk. De FAO verwacht dat tot 2050 slechts 10% van de

totale productietoename een gevolg is van een toename van

landgebruik en 90% van hogere opbrengsten per hectare. Over

deze groei leest u verderop meer.

Voldoende water beschikbaar. (Dit betekend niet dat er geen tijdelijke droogte op kan treden.)

Waterschaarste op termijn verwacht. (Meer dan 60% van het beschikbare watert wordt al gebruikt.)

Fysieke waterschaarste. (Meer gebruik dan verantwoord. Hierdoor komt ook de toekomstige watervoorziening in gevaar.)

Economische waterschaarste. (Er is voldoende water, echter menskracht of financiële middelen ontbreken om daar maximaal gebruik van te maken.)

Geen gegevens bekend.

Figuur 4

Watergebrek en onvoldoende watermanagement beperken de mogelijkheden van productiegebieden in bijvoorbeeld de Verenigde Staten, Afrika en Azië. In landen rond de Zwarte Zee en in het Midden-Oosten wordt waterschaarste verwacht.

Bron: International Water Management Institute

7agrarische grondstoffenmarkt

Page 10: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Groei van productie per hectare neemt af

De verschillen in productiviteit tussen regio’s zijn groot. Ze worden

niet alleen veroorzaakt door het klimaat en de bodemgesteldheid

maar ook door het verschil in opbrengstverhogende investeringen:

nieuwe rassen, meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen,

genetisch gemodificeerde (GMO) gewassen, mechanisering en

irrigatie. De EU heeft beperkingen gesteld aan het gebruik van

GMO-gewassen in voedingsmiddelen.

Hoge en stabiele opbrengstprijzen maken investeringen mogelijk

en lokken zo extra productie uit. Afgelopen tien jaar lag de gemid-

delde groei van de productie per hectare in de wereld op 2,6% per

jaar, blijkt uit figuur 6. Daarbij was de groei in opkomende landen

hoger dan die in westerse landen, waar de productie al op een

hoger plan ligt. Vooral in ontwikkelingslanden is nog veel potentie

aanwezig. De jaarlijkse groei van de productie per hectare neemt

echter af, zo blijkt ook uit figuur 5. Behalve door productiestijging is

nog veel winst te behalen door verliezen te beperken. Vooral in

landen als India vinden forse verliezen plaats na de oogst, tijdens

transport en opslag.

Figuur 5

De groei van de mondiale productie per hectare neemt af.

0

1

2

3

4

5

6

1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005

Gem

idde

lde

jaar

lijks

e op

bren

gstg

roei

pe

r he

ctar

e (%

)

Tarwe Mais

Bron: Wereldbank

Groei van de wereldproductie is hoger dan die van wereldbevolking

De mondiale groei van de totale productiviteit ligt de komende

tien jaar op gemiddeld 1,7% per jaar (figuur 6). Deze groei ligt

boven de groei van de wereldbevolking van 1% zodat de

verwachte effectieve productie per wereldburger met 0,7% per

jaar toeneemt. Verderop zal blijken dat deze groei de toename van

de vraag dekt.

Figuur 6

In de periode 2002-2011 groeide de totale agrarische productie met 2,6% per jaar. De komende tien jaar groeit de wereldproductie met 1,7% per jaar. In de OESO-landen groeit de productie nog met 1,2% per jaar.

0

0,5

1

1,5

2

2,5

3

3,5

4

OESO

BRIC Ontwikkelingslanden

Overig

Wereld

Jaar

lijks

e gr

oei a

grar

isch

e pr

oduc

tie (%

)

2002-11 2012-21

Bron: FAO/OECD

FAO: Food and Agricultural Organization , OECD of OESO: Organisatie voor Economische

Samenwerking: samenwerkingsverband tussen 34 overwegend welvarende landen

8

Page 11: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Verbruik

De vraag naar agrarische grondstoffen kan als inelastisch worden

beschouwd (de vraag is niet sterk afhankelijk van de prijs) en

groeit vrij constant. De vraag neemt om meerdere redenen toe.

Mondiaal verbruik neemt toe door groei van bevolking en veranderend consumptiepatroon

De wereldbevolking is gedurende de afgelopen vijftig jaar met

gemiddeld 1,75% per jaar gestegen tot zeven miljard mensen in

2012. De komende tien jaar vertraagt de groei naar 1% per jaar.

Afrika groeit met 2,3% per jaar het snelst, Europa met 0,1% jaar

het traagst. De groei in India komt uit op 1,2% en levert in tien

jaar tijd 160 miljoen extra consumenten. Om al deze monden te

kunnen voeden, neemt de vraag naar agrarische producten toe.

Meer dan de helft van de wereldbevolking woont inmiddels in de

stad en is voor de voedselvoorziening afhankelijk van anderen. De

productie van voedsel ligt in steeds minder handen.

19603,0 mld.33,6%

20106,9 mld.51,6%

20509,3 mld.67,2%

WereldbevolkingWaarvan woonachtig in steden

Bron: Verenigde Naties/Wageningen UR

Welvaart vraagt om dierlijke producten en leidt tot extra vraag naar grondstoffen

Het besteedbaar inkomen is de afgelopen decennia sterker geste-

gen dan de uitgaven aan voeding. Met het toenemen van de wel-

vaart zijn vlees en andere dierlijke voedingsmiddelen binnen bereik

van grote groepen consumenten gekomen. Vooral in Azië ontstaat

een grote middenklasse met een meer westers consumptiepa-

troon. Dit leidt tot extra vraag naar grondstoffen voor diervoeders.

Figuur 7

Westerse consumenten besteden een beperkt deel van het inkomen aan voedsel. In Azië en Afrika vormt dagelijkse voeding het leeuwendeel van het besteedbaar inkomen.

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

50%

Verenigde Staten

Verenigd Koninkrijk

Nederland

China India

Kenia

% v

an in

kom

en b

este

ed a

an

voed

sel i

n 20

10

Bron: USDA (ministerie van Landbouw van de VS)

agrarische grondstoffenmarkt 9

Page 12: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Figuur 8

In 2021 is de vraag naar plantaardige olie, suiker, pluimveevlees en boter met meer dan een kwart gestegen t.o.v. 2009-2011. De groei is het sterkst in ontwikkelingslanden. De vraag naar soja groeit harder dan de vraag naar tarwe.

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

Vraa

gver

ande

ring(

%)

t.o.v

. per

iode

200

9-20

11

OESO Ontwikkelingslanden Wereld

Overige granen

TarweOliezaden

Eiwitrijke grondstoffen

Plantaardige olie

Suiker

Rundvlees

Varkensvlees

Kippenvlees

Boter

Kaas Volle melkpoeder

Magere melkpoeder

Bron: OECD/FAO

Gebruik van biobrandstoffen groeit en hoge olieprijzen versterken dit

De meest gebruikte biobrandstoffen zijn bio-ethanol en biodiesel.

Bio-ethanol wordt voornamelijk geproduceerd uit suiker, mais en

ook wel tarwe, terwijl oliezaden de belangrijkste grondstof zijn

voor biodiesel. Het gebruik van biobrandstoffen neemt wereldwijd

toe, vooral in Brazilië, de Verenigde Staten (VS) en Europa. Brazilië

en de VS zijn leidend in zowel gebruik als productie van bio-

ethanol. Europa loopt voorop in het gebruik van biodiesel. Het bio-

ethanolgebruik in Brazilië is hoog door de grote eigen markt van

auto’s met flexibel brandstofgebruik, dat in de VS wordt vooral

gedreven door de US Renewable Fuel Standard (RFS2). In Europa

wordt het gebruik gestimuleerd door de Renewable Energy

Directive (RED), die bepaalt dat 20% van de EU-energie in 2020

van hernieuwbare energie (biomassa, wind, zonne-energie,

biobrandstof) afkomstig moet zijn. In elke lidstaat dient dan

minimaal 10% van de transportbrandstof hernieuwbaar te zijn,

ofwel verplichte bijmenging bij diesel en benzine. In 2011 bedroeg

de bijmengverplichting 4,25%, in 2016 zal dat 10% zijn. De

grotere vraag naar biobrandstoffen geeft een extra impuls aan de

vraag naar grondstoffen. Circa 40% van de productie van mais in

de Verenigde Staten wordt verwerkt tot biobrandstoffen.

Het gebruik van biobrandstoffen is geregeld onderwerp van

discussie. Niet alle vormen reduceren de uitstoot van

broeikasgassen even sterk. Daarnaast verhoogt het gebruik van

biobrandstoffen de vraag naar grondstoffen. Het huidige beleid zal

de komende jaren leiden tot een forse toename van de mondiale

productie van biobrandstoffen. Tweedegeneratiebiobrandstoffen

geproduceerd uit cellulose spelen komende jaren nog een

bescheiden rol.

10

Page 13: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Figuur 10

De Europese productie van bio-ethanol is beperkt en zal verdubbelen richting 2020. Dit vraagt om meer granen en suiker. Grondstoffen van de tweede generatie spelen voorlopig een bescheiden rol.

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

20

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

Milj

arde

n lit

ers

2e generatie

Natuurlijke restproducten

Suikerbieten

Overige granen Tarwe

Bron: Europese Unie

Figuur 9

De productie en het gebruik van bio-ethanol vinden vooral plaats in de Verenigde Staten en Brazilië en zullen nog flink doorgroeien. De productie en het gebruik van biodiesel zijn vooral een Europese aangelegenheid.

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

200

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021

Milj

arde

n lit

ers

Biodieselproductie (wereldwijd) Bio-ethanolproductie (wereldwijd)

Bron: FAO/OECD

11agrarische grondstoffenmarkt

Page 14: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

De betekenis van ‘biobased economy’ groeit maar is beperkt

Het gebruik van plantaardige grondstoffen en reststromen neemt

behalve voor energie ook toe voor de productie van bioplastics,

chemicaliën en nieuwe grondstoffen. Met ruim honderd

onderzoekers wordt in Wageningen maar ook daarbuiten aan

diverse projecten gewerkt en worden veel nieuwe toepassingen

voorbereid: papier, rubber, natuurvezels, propaandiol, verf, lijm,

melkzuur, piepschuim, polymelkzuur, oliën, etc. Deze ontwikkeling

zal de komende jaren nog weinig invloed hebben op de

grondstofprijzen.

Hoge olieprijzen versterken de vraag naar biobrandstoffen

Er bestaat een sterke correlatie tussen de prijs van

biobrandstoffen en de olieprijs. Als de olieprijzen hoog zijn, wordt

het gebruik van biobrandstoffen als alternatief voor olie

aantrekkelijker. Dit leidt ertoe dat de vraag naar agrarische

grondstoffen voor biobrandstoffen groter wordt. Hierdoor zal een

hogere olieprijs de prijs van granen en suiker stuwen. Bij lage

olieprijzen geldt het omgekeerde.

Figuur 11

Invloed van langjarig hogere prijzen van olie op grondstofprijzen.Bij stijging van de olieprijs met 25%, stijgt de prijs van biodiesel met 10%, ethanol met 14%, oliezaden met 6% en maaltarwe met 8%. De prijs van kunstmest stijgt zelfs met 15%.

-15

-10

-5

0

5

10

15

Rundvlees

Magere melkpoeder

Volle melkpoeder

Kaas Plantaardige olie

Kippenvlees

Varkensvlees

Boter

Tarwe

Biodiesel

Eiwitrijke grondstoffen

Oliezaden

Graan (overig)

Bio-ethanol

Kunstmest

Prijs

vera

nder

ing

(%)

Olieprijs daalt met 25% Olieprijs stijgt met 25%

Bron: FAO/OECD

12

Page 15: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Voorraden

Voldoende voorraden dempen prijsschommelingen

De oogst van agrarische grondstoffen vindt in een beperkte

tijdspanne plaats terwijl het verbruik gelijkmatig over het jaar is

verdeeld. De markt voor agrarische grondstoffen is daarmee per

definitie een “voorraadmarkt”. Voorraden vormen een buffer en

vangen onevenwichtigheden tussen productie en verbruik op. In

2012/2013 zal de productie van tarwe op mondiaal niveau kleiner

zijn dan het verbruik. Er ontstaat naar verwachting een tekort van

circa 14 miljoen ton tarwe. De wereldvoorraden ter grootte van

198 miljoen ton kunnen dit tekort opvangen en zorgen daardoor

voor een dempende werking in de prijsvorming. De verhouding

tussen mondiale voorraad en mondiaal verbruik bereikte in

2007/2008 een dieptepunt van 19,6%.

Figuur 13

Lage wereldvoorraden vielen samen met pieken in graanprijzen. Een voorraad lager dan 20% van het jaarverbruik wordt als kwetsbaar gezien.

15

20

25

30

35

40

1990 1995 2000 2005 2010

Voor

raad

in %

van

het

jaar

gebr

uik

Tarwe Mais

Lage prijs Hogeprijs

Hogeprijs

Bron: USDA (ministerie van Landbouw in de VS) en Landbouweconomisch Instituut

Figuur 12

De Europese graanproductie dekt gemiddeld genomen de vraag. De grootste afnemer is de voerindustrie. Het gebruik voor ethanol groeit maar blijft qua aandeel beperkt.

0

50

100

150

200

250

300

350

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

Milj

oen

ton

Bio-ethanol Voedsel Voer

Productie Import Export

Bron: Europese Unie

13agrarische grondstoffenmarkt

Page 16: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Niet alle voorraden zijn beschikbaar voor de markt

Niet alle voorraden zijn vrij beschikbaar. Sommige landen houden

strategische voorraden aan die bestemd zijn voor de binnenlandse

consumptie voor het geval er op de wereldmarkt tekorten

ontstaan. Veel landen hanteren dit beleid om onrust onder de

bevolking te voorkomen. In China lag medio 2012 27% van de

wereldvoorraden (bijna 54 miljoen ton) van tarwe opgeslagen. Als

er tekorten op de wereldmarkt ontstaan, is het onzeker of deze

voorraden beschikbaar komen voor de wereldmarkt.

Hervormingen EU-landbouwbeleid resulteerden in lagere voorraden

Voedselzekerheid was een van de doelstellingen van het EU-land-

bouwbeleid. Vroeger waren marktordeningen (importheffingen,

exportrestituties en interventievoorraden) instrumenten van dit

beleid. De afgelopen jaren hebben er verschillende hervormingen

van het EU-landbouwbeleid plaatsgevonden. Deze hervormingen

hebben bijgedragen aan het afbouwen van de EU-voorraden, waar-

door de buffers tussen vraag en aanbod minder groot zijn geworden.

Figuur 14

De wereldwijde productie van granen (tarwe, mais, gerst etc. exclusief rijst) ontwikkelt zich vrij stabiel. De productie groeit met de vraag mee en schommelt onder invloed van vooral het weer. De wereldvoorraden groeien echter niet mee waardoor ze onder de 20% van het verbruik komen.

0

50

100

150

200

250

300

350

400

450

500

600

800

1000

1200

1400

1600

1800

2000

1983/84

1985/86

1987/88

1989/90 1991/92

1993/94 1995/96

1997/98 1999/00

2001/02

2003/04

2005/06 2007/08 2009/10

2011/12

Milj

oen

ton

Milj

oen

ton

Voorraad (rechter as) Productie Consumptie

Bron: USDA

14

Page 17: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Rick Torken is directeur Agri Commodities bij ABN AMRO ‘Maisproductie groeit en we gaan naar minder transport van ruwe grondstoffen’

Een enorme groei van mais en minder transport van laagwaardige grondstoffen. Dat is de trendmatige voorspelling van Rick Torken.‘ABN AMRO Agri Commodities levert financiële diensten voor de

gehele agrarische keten: van producent tot aan de voordeur bij Unile-

ver. We verstrekken kredieten, dekken risico’s af en doen ook fusie- en

overnametrajecten. Denk aan de financiering en het transport van

grondstoffen voor een graanhandel als Cargill of Cefetra, maar ook

een grote teler in Argentinië die zijn oogstopbrengstprijs wil afdekken

helpen we als bank. Vanuit die rol hebben we goed zicht op wat er in

de wereld van de commodities gebeurt. Zo zien we een enorme groei

van de productie van mais. Vroegere maisimporterende landen

worden nu exporteur. Brazilië is een goed voorbeeld. Steeds meer

mais in Amerika wordt gebruikt voor ethanol waardoor andere landen

de exportrol van Amerika overnemen. Amerika importeert ook mais om

de ethanolinstallaties te voeden. De gehele waardeketen wordt zo om-

gegooid. Was het vroeger, door de lage prijs, voor Brazilië niet interes-

sant mais te telen, nu wordt het dat wel. Verder zien we dat landen als

China en India steeds vaker importeur worden om de bevolking voed-

selzekerheid te bieden. Dat gaat gepaard met miljoenen tonnen aan

transporten. Tegelijkertijd zien en verwachten we een trend van trans-

port van laagwaardige grondstoffen naar halffabrikaten of eindproduc-

ten zoals karkassen, vlees of complete diepvriesmaaltijden.

De impact voor de Nederlandse boer en de agribusiness? De Neder-

landse boer staat steeds meer onder invloed van mondiale ontwikke-

lingen. Hij zal zich beter (laten) informeren over (prijs)ontwikkelingen

in de internationale landbouw. De markt wordt steeds minder in

Europa bepaald, de opbrengsten in Amerika of van de pampa’s van

Argentinië worden steeds meer leidend. Mede door de afbouw van

het Europees landbouwbeleid zijn voorraden afgebouwd met volatili-

teit in de markt als gevolg. Eén verstoring kan de gehele keten uit

balans brengen. Kansen voor de Nederlandse telers liggen er bij

hoogwaardige pootaardappels en zaadveredeling. Boeren zullen zich

daarbij veel meer bezighouden met wat er op de wereldmarkten ge-

beurt. In Australië lopen nu al boeren de hele dag op hun smartpho-

ne of tablet te kijken naar wat de wereldmarktprijzen doen, en risi-

co’s dekken ze af.’

Andere factoren dan productie, verbruik of voorraden

Exportbeperkingen drijven prijs op

In een periode waarin prijzen op de wereldmarkt oplopen, hebben

landen de neiging om de beschikbare hoeveelheid agrarische

grondstoffen voor de binnenlandse consumptie zeker te stellen.

Sommige landen sluiten de grenzen voor export of stellen

buitensporige exportheffingen in. Exportbeperkingen versterken

onevenwichtigheden op de wereldmarkt en hebben een

prijsopdrijvend effect. Zo hebben Rusland en Oekraïne in de

zomer van 2010 de export van granen aan banden gelegd,

waardoor de prijzen op de wereldmarkt sterk opliepen. En kent

Argentinië al jaren een strikt in- en exportbeleid.

Politieke en sociale onrust is slecht voor stabiliteit en landbouw

Voor de eeuwwisseling was Zimbabwe de graanschuur van Afrika.

Ten gevolge van politieke onrust en hervormingen is de

graanproductie in Zimbabwe sterk teruggevallen. De afgelopen

jaren zijn er in dit land grote tekorten aan granen ontstaan.

Politieke onrust en burgeroorlogen belemmeren de agrarische

productie en handel. Geoogste goederen kunnen bijvoorbeeld

moeilijker de haven bereiken. De export van agrarische

grondstoffen wordt belemmerd waardoor de prijsniveaus op de

wereldmarkt oplopen.

Mondialisering beïnvloedt agrarische grondstofmarkten

De handel in agrarische producten vindt op wereldniveau plaats.

Het zijn uniforme producten die redelijk makkelijk in grote

hoeveelheden over de aarde worden getransporteerd. Hierdoor

heeft de productie in het ene deel van de wereld een sterke

invloed op de prijsvorming in een ander deel. Zo heeft de droogte

in 2012 rond de Zwarte Zee en in de VS een sterke invloed op de

prijzen voor Nederlands graan.

Een sterke euro leidt tot afname van de export uit de eurozone

doordat goederen op exportmarkten als duur worden ervaren. De

hoge eurokoers in 2009 vormde een belemmering voor de export

naar het Verenigd Koninkrijk, Rusland en Polen. De inkoop van

dollargrondstoffen zoals soja, mais en olie werd echter goedkoper.

15agrarische grondstoffenmarkt

Page 18: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Economische groeivertraging in opkomende landen leidt tot minder vraag en lagere prijzen

Voedingsmarkten zijn minder conjunctuurgevoelig dan veel andere

markten. Wel treedt er in economisch mindere tijden een

verschuiving op naar minder luxe voedingsmiddelen. Dit effect is

in westerse landen minder sterk dan in opkomende landen.

Daarnaast zal de economische groeivertraging in opkomende

landen de verschuiving naar een luxer voedingspatroon remmen.

China bijvoorbeeld consumeert 47% van de mondiale

varkensvleesproductie en importeert 52% van de mondiale

oliezadenhandel. China importeert ook veel sojaschroot voor de

groeiende productie van varkensvoer. De impact van de

economische groeivertraging op de prijs van sojaschroot is

daardoor veel groter dan op die van tarwe, zo blijkt uit figuur 15.

Figuur 15

Een lichte groeivertraging in de BRIC-landen in de periode 2011-2021 verlaagt het gemiddelde wereldprijsniveau van varkensvlees en sojaschroot (eiwitrijke grondstoffen) met 5 à 6%, terwijl het wereldverbruik slechts met 0,8 à 1,8% daalt.

-6,00

-5,00

-4,00

-3,00

-2,00

-1,00

0,00

-2,00

-1,80

-1,60

-1,40

-1,20

-1,00

-0,80

-0,60

-0,40

-0,20

0,00

Rund- en kalfsvlees Varkensvlees

Schapenvlees Kippenvlees

Boter

Kaas Ruwe suiker

Tarwe Overige granen

Oliezaden Eiwitrijke grondstoffen

Plantaardige olie

Prijs

alin

g in

%

Dalin

g (p

rodu

ctie

of v

erbr

uik)

in %

Productie Verbruik Prijs (rechter as)

(BRIC-landen = Brazilië, Rusland, India, China)

Bron: FAO/OECD

16

Page 19: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Termijnmarkten en speculatie hebben beperkte invloed

Agrarische grondstoffen worden niet alleen op fysieke markten

verhandeld, maar ook op termijnmarkten. De handel op

termijnmarkten vindt plaats door bedrijven die grondstoffen

produceren, verwerken of verhandelen. Deze bedrijven dekken

zich in (hedgen) tegen sterke prijsbewegingen en zijn hierdoor

minder kwetsbaar. Ook beleggers en speculanten zijn actief op de

termijnmarkten. Deze groep groeit als de volatiliteit van

grondstofprijzen toeneemt. Er is sprake van speculatie als koper

of verkoper geen onderliggende fysieke behoefte heeft.

Speculanten proberen zo te verdienen aan een prijsstijging of

-daling. Zowel hedgers als speculanten zijn nodig voor het goed

functioneren van de termijnmarkten. Er kan niet worden

uitgesloten dat er via marktsentiment sprake is van indirecte

invloed van termijnmarkten. Uit literatuuronderzoek door onder

andere het LEI blijkt dat de invloed van de toestroom van

speculatief kapitaal, door bijvoorbeeld index- en pensioenfondsen,

geen invloed heeft op prijzen of volatiliteit op lange of middellange

termijn. Wel is er bewijs dat grootschalige speculatie door

indexfondsen tot beperkte extra schommelingen op korte termijn

leidde.

Belangrijk voor een goedwerkende termijnmarkt is dat de fysieke

dagprijs (spotmarkt) bepalend is. Zolang de spotmarkt op

hetzelfde prijsniveau eindigt als de termijnmarkt is er sprake van

toenadering van deze twee prijzen en werkt de markt goed.

Gevolgen

Verbruik van landbouwproducten groeit tot 2050 met 60%

Met het verbruik van grondstoffen in de wereld groeit ook de

aandacht voor voedselzekerheid. Bij 14% van de wereldbevolking,

één miljard mensen, is er sprake van ondervoeding. Hoge prijzen

zijn nadelig voor deze groep consumenten. Ook voor veehouders

zijn hoge grondstofprijzen nadelig. Deze zijn echter een zegen

voor telers en noodzakelijk voor mondiale investeringen en

productieverbeteringen in de landbouw. Zoals beschreven zal de

groei van het areaal beperkt zijn en zal vooral de productie per

hectare toenemen. De toename van de productie moet duurzaam

zijn om de kwaliteit van ecosystemen, biodiversiteit en leef-

omgevingen te beschermen. Om productieverbeteringen te

realiseren zijn meer investeringen in de landbouw noodzakelijk en

wordt efficiency nog belangrijker.

De Nederlandse landbouw behoort tot de meest productieve en

efficiënte ter wereld. Dat is gunstig voor onze concurrentiepositie

en biedt kansen voor de export van kennis, uitgangsmaterialen en

kennisintensieve productiesystemen.

Ook overheden zoeken naar oplossingen voor hoge prijzen of

dreigende tekorten. Leiders van de G20 hebben besloten de

informatie over de wereldproductie en -voorraden te verbeteren

via het Agricultural Market Information System (amis-outlook.org).

Daarnaast zijn wereldvoedselprogramma’s opgestart en worden

programma’s voorbereid om het ongebruikte productiepotentieel

te benutten. Ook maken nieuwe technologieën op basis van

satellietgegevens betere oogstsvoorspellingen mogelijk.

Landen met grondstoftekorten verwerven soms landbouwareaal

buiten landsgrenzen (landgrabbing), via huur, pacht, aankoop of

uitruil. Op deze wijze stellen ze de aanvoer van grondstoffen, en

tegelijkertijd de kostprijs, zeker. Zuid-Korea heeft grondposities

van meer dan twee miljoen hectare in vooral Madagascar en

Soedan. China (1,5 miljoen ha) heeft hoofdzakelijk grondposities in

de Filipijnen en Afrika. De Verenigde Arabische Emiraten (meer

dan 0,7 miljoen ha) heeft ze voornamelijk in Pakistan en Soedan,

Saoedi-Arabië (0,6 miljoen ha) in Indonesië. Ook Japan, Libië,

Maleisië en India verwierven grond in het buitenland. Op kleine

schaal proberen ook veehouders regionaal hun voerbehoefte zeker

te stellen via pacht, huur of aankoop. De omvang van pacht of

huur in het buitenland is nog bescheiden.

Efficiënte productie groeit sneller

De productie van extensief gehouden rundvlees beslaat een veel

groter areaal dan meer intensieve houderijsystemen. De productie

van pluimveevlees vraagt binnen de categorie vlees het kleinste

areaal (zie figuur 16). Pluimveevlees heeft daarmee een

concurrentievoordeel en is mede hierdoor relatief goedkoop.

Pluimvee is dan ook de snelst groeiende vleessoort in de wereld.

Ook binnen dezelfde vleessoort is efficiency van belang. Gezonde

varkens met een hoge voerefficiency hebben een concurrentie-

voordeel boven niet efficiënt gehouden dieren. Nederland is

leidend op het gebied van efficiency, en dat biedt kansen.

17agrarische grondstoffenmarkt

Page 20: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

De productiestijging van grondstoffen tot 2021 is in lijn met de vraag

De mondiale agrarische productie groeit tot 2021 met 1,7% per

jaar, de productie van granen met 1,2% per jaar. De grootste

toename van tarwe is voorzien in Rusland, Kazachstan en

Oekraïne, het gebied rond de Zwarte Zee. In 2021 is de

verwachte tarwevoorraad in verhouding tot het wereldverbruik

32%. Iets lager dan op dit moment maar ruim hoger dan

2007/2008.

Figuur 17

De mondiale tarweproductie tot 2021 kan in de groeiende behoefte voorzien. Ook de wereldvoorraden zijn voldoende. De pijn zit vooral bij mais en andere granen (zie figuur 18).

0

5

10

15

20

25

30

35

40

0

100

200

300

400

500

600

700

800

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021

Voor

raad

als

% v

an h

et ja

arve

rbru

ik

Milj

oen

ton

Voorraad (rechter as) Overige landen

Rusland EU

China

India

Verenigde Staten

Bron: FAO/OECD

Figuur 16

Extensieve rundvleesproductie behoeft veel productieareaal. Een kilo Braziliaans rundvlees vraagt 437 m2 voor voerproductie. Een kilo pluimveevlees 4,8 m2 en een kilo eieren 3,0 m2.

57,9

32,0

6,5 5,2

32,9

5,8 4,8 6,6 3,0

0

50

100

437,0

1

500

Rundvlees (Braziliaans)

Rundvlees (Iers)

Rundvlees (Nederlands)

Rundvlees (melkkoe)

Kalfsvlees

Lamsvlees

Varkensvlees

Kippenvlees

Kaas (Nederlands)

Eieren (Nederlands)

Hoeveelheid landgebruik (m2) nodig voor productie van één kg vlees, kaas of eieren

Bron: www.agri-footprint.com

18

Page 21: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

De wereldproductie van andere granen dan tarwe en rijst (mais,

rogge, gerst, etc.) groeit met 20% tot 2021. Vooral mais groeit.

Een belangrijke toename wordt voorzien in Argentinië, Brazilië,

China, Rusland, Oekraïne en de VS. De wereldvoorraden zijn op dit

moment laag en gaan richting 16% van het verbruik in 2021 (zie

figuur 18). De lage voorraad maakt de prijsvorming gevoelig voor

misoogsten, zo ervaren we ook weer in 2012. Het gebruik van

mais voor de ethanolproductie in de VS blijft hoog. De VS hebben

de grenzen inmiddels geopend voor mais uit Brazilië.

Figuur 18

De productiegroei van mais en andere granen dan tarwe en rijst dekt de groeiende vraag maar doet de voorraden niet toenemen. Hierdoor blijft de markt gevoelig voor misoogsten.

0

5

10

15

20

25

30

35

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

1600

Voor

raad

als

% v

an h

et ja

arve

rbru

ik

Milj

oen

ton

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021

Overige landen Rusland

EU

China

India

Verenigde Staten

Voorraad (rechter as)

Bron: FAO/OECD

19agrarische grondstoffenmarkt

Page 22: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Akkerbouw gaat decennium met stevige opbrengstprijzen voor granen tegemoet

De mondiale grondstofprijzen blijven de komende tien jaar op een

hoog niveau, zo blijkt uit figuur 19. De prijzen zijn de komende tien

jaar gemiddeld hoger dan de afgelopen tien jaar. De maisprijzen

(voor voer en bio-ethanol) stijgen daarbij harder dan de prijzen voor

oliezaden en schroten.

Behalve de groeiende vraag speelt de olieprijs een belangrijke rol,

zagen we in figuur 11. FAO/OECD gaan er bij de berekeningen van

uit dat de olieprijzen stijgen van USD 111 naar USD 142 in 2021 en

dat de inflatie in de westerse economieën met 2% gematigd is.

Na correctie voor inflatie zijn de prijsstijgingen minder uitge-

sproken maar ook dan liggen veel prijzen boven het niveau van de

afgelopen tien jaar. Alleen de tarweprijzen vertonen een geringe

reële daling.

Veehouderij ervaart stevige voerprijs maar ziet ook opbrengsten verbeteren

De hoge grondstofprijzen leiden tot een stijging van de kosten van

veehouders. Omdat de mondiale vleesprijzen naar verwachting

ook toenemen, zijn veehouders in staat om het inkomen op peil

te houden dan wel te verbeteren. Ook de zuivelmarkt biedt ruimte

om de hogere voerkosten door te berekenen aan de eindafnemer.

Dit zijn mondiale verwachtingen, niet gespecificeerd voor Neder-

land. Toch geven de verwachtingen een goed beeld van de ont-

wikkeling van de wereldmarkt waarin ook de Nederlandse

ondernemer opereert.

Figuur 19

De wereldprijzen van agrarische grondstoffen liggen de komende tien jaar op een hoog niveau. Mais en andere voergranen zijn gemiddeld circa 40% duurder dan de afgelopen tien jaar en circa 5% duurder dan in de periode 2009-2011. Sojaschroot stijgt iets minder in prijs. Varkensvlees en pluimveevlees worden ook fors duurder, kaas in mindere mate.

-20

0

20

40

60

80

100

120

Tarwe

Overige granen

Oliezaden

Eiwitrijke grondstoffen

Plantaardige olie

Ruwe suiker

Rundvlees

Varkensvlees

Kippenvlees

Boter Kaas

Magere melkpoeder

Volle melkpoeder

Ethanol

Biodiesel

Ruwe olie

Prijs

vera

nder

ing

(%)

in p

erio

de 2

012-

2021

Prijzen 2011-2021 t.o.v. 2009-2011 Prijzen 2011-2021 t.o.v. 2002-2011

Bron: FAO/OECD

20

Page 23: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Figuur 20

Goede prijsverwachtingen voor producenten van granen, maar ook veehouders zien hun opbrengsten toenemen. Gecorrigeerd voor inflatie loopt de lijn veel vlakker (niet afgebeeld) maar er blijft bij de meeste sectoren sprake van hogere prijzen.

0

100

200

300

400

500

600

700

2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2015 2017 2019 2021

US$

/ ton

Tarwe Maïs Oliezaden Ruwe Suiker

0

1000

2000

3000

4000

5000

6000

2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2015 2017 2019 2021

US$

/ ton

Kippenvlees Rundvlees Varkensvlees Volle melkpoeder

Bron: FAO/OECD

Hugo Stam is CEO van Cefetra. Cefetra levert grondstoffen aan de feed-, food- en fuelindustrie. Hieronder valt ook de veevoederindustrie. Jaarlijks verhandelt Cefetra circa 20 miljoen ton agrarische grondstoffen.

‘De akkerbouw gaat gouden tijden tegemoet’

‘Geopolitieke overwegingen gaan een belangrijke rol spelen in de prijs

van grondstoffen. Maar ga er maar van uit dat de bodemprijzen voor

agrarische grondstoffen structureel hoger komen te liggen’, voorspelt

Hugo Stam van Cefetra.

‘Geopolitieke overwegingen zullen voor een groot deel de grondstoffen-

prijzen van de komende jaren gaan bepalen. De Arabische Lente vond

mede haar oorzaak in voedselrellen, en de voedselprijzen liggen nu zelfs

hoger dan toen. Landen in het Midden- en Verre Oosten consumeren

steeds meer en moeten ook meer importeren. Ze importeren grondstof-

fen, kopen grond en investeren in Afrika, landen rond de Zwarte Zee en

Zuid-Amerika. Er is een slag gaande om voedselzekerheid voor de bevol-

king te garanderen. De wereldvoedselvoorraad is momenteel extreem

laag. Nieuwe gebieden moeten in productie worden gebracht, er moet

worden geïnvesteerd in infrastructuur. Er ontstaat een toenemende

vraag naar zaden, kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Het gevolg is dat

de kosten van grondstoffen op een structureel hoger niveau komen te

liggen en dat de markt hoe dan ook veel volatieler wordt. De consument

zal er ook aan moeten gaan wennen dat hij een groter percentage van

zijn inkomen aan voedsel moet besteden. Ik denk dat de akkerbouw, ook

in Nederland, gouden jaren tegemoet gaat. Voor de varkens- en melk-

veehouders ligt het wat moeilijker omdat ze duurder voer zullen moeten

kopen. De vraag rijst dan hoe dit kan worden doorvertaald naar de vol-

gende schakels. Er zal veel meer in ketens moeten worden gedacht. Je

ziet al dat de mengvoerindustrie consolideert, en ook de slachterijen

doen dat. Los van schaalgrootte gaat het ook om kennis vergaren. Als

kleine boer, met alle respect, is het lastig om alle aspecten van de keten

te kunnen overzien en te beheersen. Wat mijn advies aan de Nederland-

se agrariër is om de prijzen van grondstoffen te beheersen? Werken met

termijncontracten in samenwerking met ketenpartners is een goede

optie om risico’s te spreiden. Dat heeft ook weer met die kennis te

maken. Wanneer koop je goed in en wanneer verkoop je op het juiste

moment? Voor de mengvoerindustrie zie ik wel dat boeren steeds meer

zelf gaan mengen. Voor de mengvoerbedrijven ligt de uitdaging denk ik

met name in het op de markt brengen van innovatieve producten.’

21agrarische grondstoffenmarkt

Page 24: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

22

Page 25: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

hoe raakt de grondstoffenmarkt mijn bedrijf?

De invloed van grondstoffenmarkten op het inkomen in de land-

bouw is groot. In deel 1 van dit rapport blijkt dat de grondstoffen-

markt, en daarmee ook het inkomen van agrarisch ondernemers,

met onzekerheden omgeven is. Duidelijk is dat het prijsniveau van

grondstoffen stevig en volatiel blijft. De impact is echter niet in

alle landbouwsectoren even groot, zo blijkt in deel 2.

Voor de akkerbouw is vooral de indirecte rol van graan belangrijkGraan speelt in de akkerbouw een belangrijke rol als spilgewas.

Voor veel teelten is de prijs van graan een referentiekader, waar-

door de indirecte invloed ervan groot is. De rechtstreekse impact

op het inkomen is beperkt omdat andere gewassen een veel

groter stempel drukken op de bedrijfsomzet. Graan levert een

omzet van zo’n EUR 2.000 per hectare, aardappels en uien geven

een omzet van EUR 6.000. De impact van prijsfluctuaties van

aardappels en uien is dus veel groter. Inkomsten in de akkerbouw

bestonden de afgelopen tien jaar vooral uit de opbrengsten uit

consumptieaardappelen (19%), pootaardappelen (25%), suiker-

bieten (18%), tarwe (14%) en uien (8%)*. Hierbij zijn tarwe en

suikerbieten de gewassen met een directe relatie tot de mondiale

grondstoffenmarkt, waarbij prijseffecten bij suikerbieten ook

beïnvloed worden door quotering. De schommelingen bij vrije

gewassen zijn groter en worden nagenoeg volledig bepaald door

het wisselende aanbod.

(* Gemiddelde opbrengsten van akkerbouwbedrijven, bron Landbouweconomisch Instituut.)

Figuur 21

Het aandeel van tarwe in het akkerbouw-inkomsten groeide van 10% naar circa 20%.

0

50.000

100.000

150.000

200.000

250.000

0,00%

5,00%

10,00%

15,00%

20,00%

25,00%

30,00%

2001 2003 2005 2007 2009 2011(r)

x EU

R

Tarwe (aandeel in totale opbrengsten, linker as) Totale opbrengsten uit gewassen (recher as)

Bron: Landbouweconomisch Instituut – Binternet

De opbrengstprijs van producten heeft meer invloed op het

inkomen dan de kilo opbrengst per hectare. Opbrengstprijzen zijn

erg gevoelig voor krappe of ruime markten.

Gewas Variatie in kg Variatie

opbrengst in prijs

Consumptieaardappelen +/- 20% 5-25 cent/kg

Pootaardappelen +/- 20% 15-30 cent/kg

Suikerbieten +/- 10% 25-40 euro/ton

Wintertarwe +/- 5% 14-22 cent/kg

Zaaiuien +/- 20% 3-30 cent/kg

Bron: Countus (variatie over jaren)

23agrarische grondstoffenmarkt

Page 26: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Jaap HaanstraAkkerbouwer in Flevoland en voorzitter LTO Akkerbouw. Op 118 hectare grond verbouwt hij onder meer consumptieaardappelen, wintergraan, winterpeen, suikerbieten en knolselderij.

‘Je kunt je als boer tegenwoordig niet veel missers meer veroorloven.’

‘Een goede teler was in het verleden verzekerd van een goed inkomen.

Alleen een goede teler zijn volstaat niet meer. Een moderne boer is een

halve econoom.’ En dus pleit Jaap Haanstra voor nieuwe financiële

producten/constructies en nieuwe vormen van samenwerking om

risico’s te spreiden.

‘Tien jaar geleden wist ik – bij wijze van spreken – niet hoe je het woord

“volatiliteit” uitsprak. Naast langjarig stijgende grondprijzen, stijgende

graanprijzen, groter wordende bedrijven en een andere verhouding

tussen eigen en vreemd vermogen, zie ik de beweeglijkheid van de

markten als een enorme verandering, waarbij alles in elkaar grijpt. Is de

graanprijs hoog, dan stijgen ook de kunstmest- en gewasbeschermings-

prijzen omdat boeren meer graan – nog altijd de moeder van de land-

bouw en de spil waar alles om draait – willen produceren. Meer graan

zet druk op de bereidheid om grond voor aardappels te willen verhuren,

etc. In de winter heb ik 4500-5000 ton producten in de schuur liggen. Elke

cent fluctuatie in de prijs, betekent een verschil van 45.000 euro. Dat is

meer dan een modaal inkomen. Het succes van een agrarisch onder-

nemer valt of staat met een paar centen. De scheidslijn tussen een

rampjaar en heel goed jaar is heel dun. De risico’s van de hedendaagse

boer zijn complex. Zeker omdat door de bedrijfsvergroting meer vreemd

vermogen het boerenbedrijf instroomt. Boeren moeten meer aan risico-

management gaan doen. Spreid de verkopen over vast, vrij, denk in

termijnmarktconstructies, klikcontracten, wisseling in de producten die

worden verbouwd… Waarom dek je risico’s niet met elkaar af als onder-

nemers? Waarom maak je als varkenshouder voor je grondstoffeninkoop

geen deal met akkerbouwers? Vanuit LTO zijn we zelf ook bezig na te

denken of we termijncontracten van graan niet kunnen koppelen aan

zetmeelaardappelen, zodat je prijsfluctuaties kunt hedgen. Ik zie dat nog

heel veel boeren voer op dagprijsbasis inkopen. In een volatiele markt is

dat risicovol. Soms moet je duur kopen. Ik denk dat de grootste gevaren

voor fluctuerende grondstoffenprijzen bij de intensieve veebedrijven

zitten. Melkveehouders zijn meestal qua voer zelfvoorzienend. Ik heb zelf

vrije contracten, termijncontracten en ook participatiecontracten. Maar

extra financiële instrumenten zou ik toejuichen. Als boer kun je je hoe

dan ook tegenwoordig niet veel missers meer veroorloven.’

Aandeel voerkosten bij vleesvarkensbedrijven steeg van 55% naar 69%

Het aandeel voerkosten van de totale kosten bij

vleesvarkensbedrijven is groot en groeide afgelopen tien jaar naar

68% (LEI-Binternet). Dit betekent dat een voerprijsstijging van

bijvoorbeeld 10% de kostprijs verhoogt met bijna 7%. Bij een

verbetering van de voerconversie met 10% geldt hetzelfde, maar

dan ten goede. In perioden met hoge grondstofkosten is focus op

voerconversie nog belangrijker dan normaal.

Figuur 22

Voerkosten en inkomen vleesvarkensbedrijven.

50%

55%

60%

65%

70%

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011(r)

Voerkosten als % van totale kosten (linker as) Inkomen uit bedrijf (rechter as)

-30000

-20000

-10000

0

10000

20000

30000

40000

50000

EUR

Bron: Landbouweconomisch Instituut - Binternet

In 2011 waren de gemiddelde voerkosten EUR 0,74 per kg groei.

De 20% bedrijven met de laagste voerkosten realiseerden EUR

0,68 cent per kg groei en de 20% hoogste EUR 0,78 cent. Veel

variatie tussen bedrijven geeft aan dat er nog ruimte is voor

verbetering bij bedrijven met minder goede resultaten.

24

Page 27: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

De voerkosten bij zeugenbedrijven bedraagt meer dan de helft van de totale kosten

Met een aandeel van 50 tot 55% van de totale kosten zijn de

voerkosten ook bij zeugenbedrijven belangrijk voor het

bedrijfsresultaat. Samen met de opbrengstprijs voor biggen

bepalen de voerkosten grotendeels het rendement.

Figuur 23

Voerkosten en inkomen zeugenbedrijven.

40%

45%

50%

55%

60%

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011(r)

Voerkosten als % van totale kosten (linker as) Inkomen uit bedrijf (rechter as)

EUR

-80.000

-60.000

-40.000

-20.000

0

20.000

40.000

60.000

80.000

100.000

Bron: Landbouweconomisch Instituut - Binternet

Het verschil in biggenvoerkosten tussen bedrijven is veel groter

dan in zeugenvoerkosten, zo blijkt uit onderstaande tabel. Hoge

biggenproducties vragen om veel voer, en goede gezondheid en

goed management werken voerkostenbesparend. Voerkosten

uitgedrukt per big doen meer recht aan de daadwerkelijke kosten

van output.

20% laagste gemiddelde 20% hoogste

Biggenvoerkosten 265,- 325,- 379,-

(per zeug)

Zeugenvoerkosten 341,- 363,- 382,-

bedragen in EUR

Bron: Agrovision 2011

Bij vleeskuikenbedrijven bedragen de voerkosten inmiddels ruim 70% van de totale kosten

Het aandeel voerkosten ten opzichte van de totale bedrijfskosten

is in geen andere sector zo hoog als in de vleeskuikenhouderij.

Daarmee is de impact van de voerprijs op het bedrijfsresultaat

bijzonder hoog. Desondanks is het inkomen in de branche relatief

stabiel. De opbrengstprijzen ontwikkelen zich beter dan de kosten

vergeleken met andere sectoren.

Figuur 24

Voerkosten en inkomen vleeskuikenbedrijven.

60%

65%

70%

75%

80%

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011(r)

Voerkosten als % van totale kosten (linker as) Inkomen uit bedrijf (rechter as)

EUR

-20.000

0

20.000

40.000

60.000

80.000

100.000

120.000

Bron: Landbouweconomisch Instituut - Binternet

Het verschil tussen bedrijven die behoren tot de groep met de

25% hoogste voerkosten versus de groep met de laagste

voerkosten bedroeg in 2011 meer dan 8 cent per kg kuikenvlees.

Dat is een verschil van 15% tussen deze groepen.

25agrarische grondstoffenmarkt

Page 28: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Leghennenhouders besteden 60-68% van de totale kosten aan voer

Net als in de zeugenhouderij bepaalt vooral de prijs van het

eindproduct, in dit geval eieren, hoe het inkomen zich ontwikkelt.

De eierprijs – en dus het bedrijfsinkomen – wisselt sterk door de

jaren. Toch is de impact van voer, met een kostenaandeel van

ongeveer 65%, enorm.

Figuur 25

Voerkosten en inkomen leghennenbedrijven.

50%

55%

60%

65%

70%

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011(r)

Voerkosten als % van totale kosten (linker as) Inkomen uit bedrijf (rechter as)

EUR

-200.000

-150.000

-100.000

-50.000

0

50.000

100.000

150.000

200.000

250.000

300.000

Bron: Landbouweconomisch Instituut - Binternet

De verschillen in voerkosten tussen de groep bedrijven met de

25% hoogste versus 25% laagste voerkosten bedragen 0,4 cent

per ei. Dit is een verschil van 13% van de voerkosten tussen deze

twee groepen.

Leo den Hartog is directeur R&D, Quality Affairs en Sustainability bij Nutreco, een van de grootste diervoedingproducenten van de wereld.

‘Het draait om de drie i’s van ondernemerschap: inzet, inzicht, initiatief’

‘De volatiliteit van grondstoffen neemt toe. Innovaties in teelt, oogst,

opslag en bewerking van grondstoffen en in de diervoeding moeten

ervoor zorgen dat we toch zo efficiënt mogelijk kunnen produceren’,

zegt Leo den Hartog van Nutreco.

‘Het is een gegeven dat we de komende vier decennia meer voedsel

moeten produceren dan de afgelopen 10.000 jaar. De vraag naar

grondstoffen zal dan ook verder toenemen. De volatiliteit van de grond-

stoffenprijzen wordt veroorzaakt door met name ongunstige weers-

omstandigheden (droogte aan de ene kant en overstromingen aan de

andere kant) en een toenemende vraag. Daarnaast hebben ook de

biobrandstofproductie, relatief lage investeringen in de landbouw en

prijsspeculaties invloed.

De oplossing om de kostenstijging tegen te gaan is om aan de grond-

stoffenkant de opbrengst te verhogen door efficiënter te produceren en

te oogsten. In Rusland bijvoorbeeld wordt twee ton graan per hectare

geproduceerd, hier in Nederland tien. Verder is bekend dat een sub-

stantieel deel van de grondstoffen verloren gaat vanwege contaminatie

tijdens de opslag. De verliezen bij oogst en opslag kunnen in diverse

landen oplopen tot 25 of 30 procent. Daarnaast zullen we door nieuwe

technologieën in de toekomst meer in staat zijn om grondstoffen te

splitsen. Dit betekent dat waardevolle ingrediënten voor de humane

sector of voor de farmaceutische sector aangewend worden. De ne-

venstromen kunnen voor de diervoeding worden gebruikt. Hierdoor kan

de kostprijs van diervoederingrediënten dalen. Verder is kostprijsbe-

heersing mogelijk door verdere efficiëntieverbetering in de veehouderij.

Tweederde van de kosten op het veehouderijbedrijf zijn voerkosten. Op

wereldniveau wordt dertig tot veertig procent van de genetische capa-

citeit van de landbouwhuisdieren niet benut vanwege suboptimale om-

standigheden en subklinische infecties. Hier is nog veel verbetering

mogelijk. Nutreco besteedt samen met toonaangevende universiteiten

en andere ketenpartners veel aandacht aan de ontwikkeling van

nieuwe diervoedingsconcepten, voeders, premixen en additieven. On-

dernemerschap en innovatie zijn de sleutels tot succes. Door samen-

werking in de keten kunnen we komen tot een duurzame dierlijke pro-

ductie om een groeiende wereldbevolking te voeden. De drijvers van

ondernemerschap zijn daarbij: inzicht, inzet en initiatief.’

26

Page 29: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

De melkveehouderij is door grondgebondenheid minder afhankelijk van de grondstoffenmarkt

Het inkomen in de melkveehouderij is vooral afhankelijk van de

ontwikkeling van de melkprijs. Melkveebedrijven telen

grotendeels het eigen ruwvoer en zijn daardoor minder afhankelijk

van de grondstoffenmarkt. Ruim 20% van de kosten zijn

voerkosten: krachtvoer, aangekocht ruwvoer, vochtrijke voeders,

mineralen en weidegeld. Gemiddeld lagen de voerkosten in 2011

op zeven cent per kg melk, waarvan vijf cent krachtvoerkosten.

Naarmate bedrijven meer koeien per hectare houden, zullen er

meer ruwvoer of andere bijproducten worden aangekocht. Dit

maakt intensieve bedrijven kwetsbaar voor hoge grondstofprijzen.

Figuur 26

Voerkosten en inkomen melkveebedrijven.

5%

10%

15%

20%

25%

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011(r)

Voerkosten als % van totale kosten (linker as) Inkomen uit bedrijf (rechter as)

EUR

-10.000

0 10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

70.000

80.000

90.000

Bron: Landbouweconomisch Instituut - Binternet

De variatie in voerkosten is groot. De groep bedrijven met de 25%

hoogste voerkosten, voerde in 2011 4,5 cent/kg melk duurder dan

de 25% laagste. De variatie is tussen bedrijven met intensieve

bedrijfsvoering veel groter dan tussen extensieve bedrijven.

Belangrijke drijvers voor lage voerkosten zijn hoge opbrengsten

per hectare en hoge voerbenutting. Dit zijn ook de drijvers achter

hoge mineralenefficiency.

27agrarische grondstoffenmarkt

Page 30: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

28

Page 31: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

De impact van grondstofprijzen is groot en raakt zowel de produ-

cent als de gebruiker. De belangen zijn daarbij tegengesteld. Ak-

kerbouwers zijn gebaat bij hoge prijzen, veehouders juist niet. Wel

zijn stabiele prijzen in ieders belang. Op dit laatste zijn vormen van

samenwerking te bouwen. Toch zal bij afspraken of samenwerking

de prijs uiteindelijk de markt volgen. Immers zowel teler als ge-

bruiker zijn prijsnemer in de mondiale markt. Uitzondering zijn ge-

sloten ketens, bijvoorbeeld veehouders die hun eigen graan of

voedergewas telen of akkerbouwers die hun eigen product ver-

werken. De achtergrond van de strategie van landen of bedrijven

in landen als China of Saudi-Arabië die grond verwerven (landgrab-

bing) is dan ook niet gelegen in een nieuwe vorm van kolonialis-

me, maar in risicomanagement. Door grond aan je te binden, heb

je zekerheid over aanvoer én prijs. Deze strategie passen landen

toe, maar wordt ook door veehouders gebruikt: pacht of huur van

land voor eigen teelt in plaats van aankoop op volatiele grondstof-

fenmarkten. Dit kan land van de buurman zijn, maar ook arealen in

bijvoorbeeld Duitsland of Polen.

Een sterke troef van Nederland is dat we leidend zijn op het gebied

van hectareopbrengsten en voerefficiency. Hiermee compenseren

de Nederlandse akkerbouwer en veehouder nadelen van hoge

vaste kosten van bijvoorbeeld grond, gebouwen en rechten.

De basisvraag is: hoe kwetsbaar is een bedrijf en wat is de prijs

van bescherming tegen ongunstige prijzen? Veel fysieke

strategieën vergen investeringen en schaalgrootte om te

renderen. De vrije markt is daarbij dan wel volatiel, maar levert

gemiddeld genomen vaak de beste prijs. Bedrijven met een lage

kostprijs en voldoende financiële buffer, hebben vaak geen

bescherming nodig en kunnen profiteren van de vrije markt.

Prijsfixatie kan ook leiden tot extra risico’s, bijvoorbeeld als de

opbrengsten worden gefixeerd, maar niet de kosten.

In veel gevallen is kennis van en inzicht in de grondstoffenmarkt

noodzakelijk. Wij verwachten dat de mengvoerindustrie en de

grondstoffenhandel in toenemende mate zal inspelen op de

behoefte aan informatie, advies en grondstoffen bij veehouders.

Ook het aanbieden van mogelijkheden om prijsrisico’s te beperken

zal toenemen.

In onderstaand overzicht staan de mogelijkheden voor akkerbou-

wers en veehouders om de invloed van de volatiele markt te beper-

ken. Veel mogelijkheden kunnen worden gecombineerd of verster-

ken elkaar. Een kostprijsleider kan bijvoorbeeld prima de

samenwerking opzoeken. Of een veehouder die zijn grondstoffen

zelf inkoopt, verruimt zijn mogelijkheden als hij royale opslagcapaci-

teit heeft.

strategieën om beter om te gaan met ongunstige grondstofprijzen

Peter Michiels is één van de partners in VOF D’n Hoek in het Brabantse Netersel. Ze hebben met 275 stuks melkvee, 2,9 miljoen liter quotum en 130 hectare grond, deels in pacht, deels in eigendom, een intensief bedrijf. Als ruwvoer verbouwen ze zelf gras, maïs en vezel-hennep. De productie per koe ligt net boven de 10.000 liter per jaar.

‘Per saldo heeft voer inkopen op termijn wel goed gewerkt’

Ruwvoer zelf verbouwen scheelt in de voerkosten. ‘Het krachtvoer is

duur en we moeten ook nog maïs bijkopen.’

‘We moeten per jaar zo’n dertig hectare maïs als ruwvoer bijkopen. Dat

kopen we in bij boeren in de buurt waar we ook grond mee ruilen (wissel-

gewas) voor bijvoorbeeld aardappelteelt. Maar die maïs moeten we wel

tegen marktprijzen kopen, en ook de maïs is duur. Door te ruilen koop je

wel de garantie van levering en we hebben op die manier ook voldoende

mestafzet. We merken vooral dat het mengvoer duurder wordt. Met name

de prijzen van eiwitbronnen en energie (tarwe, maïs, pulp) zijn explosief

gestegen. Deels is het een mythe dat er, als je zelf maar ruwvoer ver-

bouwt, geen sprake is van prijsstijging. Ook loonwerk en grondprijzen

stijgen. Dat maakt exploitatie best ingewikkeld. De laatste jaren hebben

we bijvoorbeeld raap en soja op contract gekocht. Voor 2013 betalen we

nu op contract 34 euro voor soja en 21 euro voor raap. Dat is een risico

omdat je niet weet wat de prijzen gaan doen, maar als ik naar de laatste

jaren kijk, heeft termijnhandel, voorinkoop, ons goed gedaan. We hebben

vaker goedkoper op termijn vooraf ingekocht dan dat de prijzen uiteinde-

lijk achteraf lager bleken te zijn. Zo dekken we ons toch in tegen grote

prijsstijgingen. De prijs van voer weerhoudt ons er niet van om door te

groeien. De markt zoekt zijn weg wel. Als we als sector onder kostprijs

gaan produceren, komt er vanzelf aanboduitval en een tekort. We zullen

als rundveesector bij het verdwijnen van de quota moeten leren omgaan

met de grote fluctuaties.’

29agrarische grondstoffenmarkt

Page 32: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Strategie 1. Kostprijsleiderschap

Behoor tot de top 25% qua kostprijs

2. Veel eigen vermogen c.q. hoge solvabiliteit

3. Verkoop of aankoop op een gunstig

moment in combinatie met eigen opslag

4. Voorkoop of vastleggen van voerprijs

(veehouder)

ToelichtingVeehouder en akkerbouwer: hoe lager de

kostprijs, hoe minder kwetsbaar het bedrijf;

minder grote verliezen in een slechte markt en

bij prijsherstel eerder in staat te reserveren.

Dit geeft een buffer bij slechte prijzen. Niet

onbelangrijk is dat er naast vermogen ook

liquiditeiten zijn, zodat rekeningen betaald

kunnen worden.

Verkoop aan of aankoop van handel of

mengvoerindustrie op een gunstig moment of

tegen gunstige prijs.

Akkerbouwer: kan zelf verkoopmoment

bepalen. Kosten van opslag en schonen door

derden vervallen.

Veehouder: is aan de markt op het

oogstmoment.

(voorbeeld Bertus Verbeek en Johan Stoop)

Afspraak met mengvoer- of

grondstoffenleverancier waarbij prijs en

volume voor een vaste periode worden

vastgelegd. (voorbeeld Peter Michiels)

OpmerkingenDe Nederlandse akkerbouwer realiseert de

hoogste hectareopbrengsten en de

Nederlandse veehouderij heeft de hoogste

voerefficiency in de wereld; dit zijn sterke

troeven.

Na een spronginvestering ben je kwetsbaar.

Het eigen vermogen is laag en de

financieringslasten zijn hoog.

Solvabiliteit biedt een buffer, maar is eindig.

Vergt marktinzicht en kennis over

oogstverwachtingen, vraag en voorraden. Het

valt niet mee om de markt structureel te

verslaan. De markt is onvoorspelbaar en

marktsignalen zijn niet altijd solide.

Vergt investering in opslagcapaciteit +

voorraad en extra arbeid. Vraagt om een

nettobenadering (voordeel minus kosten voor

eigen opslag).

Veehouder heeft behalve opslag ook maal- of

pletinstallatie nodig.

Risico is aanwezig dat je (achteraf) te duur

hebt gekocht. Vraagt geen opslagcapaciteit of

voorraadfinanciering.

Aandacht voor de kwaliteit/samenstelling van

de gekochte producten.

Hoe kan ik me als akkerbouwer of veehouder beschermen tegen hoge of wisselende graan-/grondstofprijzen?

30

Page 33: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Bertus Verbeek uit Woudenberg is pluimveehouder. Samen met echtgenote Dikky houdt hij 150.000 hennen en koopt hij jaarlijks zo’n 5.000 ton aan veevoergrondstoffen in.

‘Op juiste moment grondstoffen kopen spreidt risico’s’

Sinds 2006 maakt Bertus Verbeek in Woudenberg zelf in een eigen

fabriek het voer voor zijn kippen. Door in te kopen op strategische

momenten, beperkt Verbeek het risico van prijsstijgingen en realiseert

hij een gemiddeld lagere voerprijs.

‘Toen we in 2006 een stal bouwden, hebben we tegelijkertijd besloten

om ons eigen voer te gaan produceren. Onze belangrijkste grondstoffen

zijn sojaschroot, maïs en tarwe. Daarnaast kopen we bij de mengvoer-

industrie een kernvoeder waarmee we in combinatie met de enkelvou-

dige grondstoffen een compleet legpluimveevoer kunnen produceren.

Zelf voer produceren bevalt prima, maar je moet er niet te licht over

denken. De voerfabricage heeft voortdurend aandacht nodig. De fa-

briek draait weliswaar automatisch, maar je hebt nog wel eens met een

storing te maken. Voordeel van zelf voer maken, is dat er goed inge-

speeld kan worden op de behoeftes van de dieren. We kunnen snel

schakelen. Als bijvoorbeeld het weer omslaat, kunnen we daar met de

voersamenstelling op inspelen. Goedkoper voeren was voor ons één

van de drijfveren om te kiezen voor eigen voerproductie. Dat lukt voor

een deel doordat je niet meer te maken hebt met kosten die mengvoer-

fabrikanten maken voor productie van het voer, voor logistiek en trans-

port, en de marge die zij zichzelf toerekenen. Maar er is het meest te

verdienen met het inkopen van de noodzakelijke grondstoffen op de

juiste momenten. Door onze werkwijze weten we gemiddeld een half

jaar vooruit wat de voerkosten zijn. Zo dekken we ons in tegen onvoor-

ziene voerprijsstijgingen en verkleinen we de risico’s. De grootste uit-

daging is het bepalen van de juiste inkoopmomenten. Om dat zo goed

mogelijk te kunnen doen, volg ik nauwgezet de ontwikkelingen op de

grondstoffen- en aandelenmarkten. Mijn ervaring is dat je je niet te veel

moet laten leiden door berichten over misoogsten. Sinds 2008 zijn de

grondstofprijzen een stuk volatieler geworden. De prijzen fluctueren

meer dan in de jaren daarvoor, en dat maakt het nog belangrijker om te

kopen op de juiste momenten. De kunst is om op een zo laag mogelijk

prijsniveau in te stappen. Heb ik te duur ingekocht, dan kan me dat veel

geld kosten en kan ik er niet onderuit.’

Leo de Jonge, akkerbouwer in Zeewolde. Op 160 hectare teelt hij consumptieaardappelen, pootaardappelen, suikerbieten, zaai-uien en wintertarwe. Hij verhuurt ook land voor tulpenteelt.

‘Spreiden, spreiden, spreiden’

In een volatiele markt heeft Leo de Jonge vooral één strategie: zo veel

mogelijk spreiden om zo min mogelijk risico te lopen.

‘2010 was voor ons het beste jaar ooit met een omzet van 1,3 miljoen

euro. 2011 was een heel slecht jaar met 35-40 procent omzetdaling. Dat

geeft aan hoe veel fluctuatie er is. Tegen zo’n gat als in 2011 kun je je

nauwelijks indekken. Tweederde van onze omzet komt uit aardappelen

en uien, een vrije markt, waarbij het vaak alles of niks is. Mijn strategie

om daarmee om te kunnen gaan? Spreiden, spreiden, spreiden.

Spreiding in gewassen, maar ook spreiding binnen de gewassen. Zo

verbouw ik geelvlezige en witvlezige aardappelen, zodat ik zowel kan

leveren voor diepgevroren frites als verse frites. Ik spreid ook over

afnemers. We leveren ook niet aan één pool, maar aan vier pools. We

leveren ook aan meerdere bestemmingen en op verschillende afzet-

momenten. Direct na de oogst ligt er bij gemiddelde prijzen voor 700.000

euro aan aardappelen, uien en tarwe in voorraad. Middels de poolaf-

spraken (50 procent van de afzet) proberen we een bodem te leggen

zonder daarbij vaste prijzen af te spreken. De pool functioneert momen-

teel heel behoorlijk. Een deel is wel vast op termijn (10-15%) omdat je

toch een relatie met een partij moet hebben. Graan is momenteel goed

in prijs, maar toch overwegen we hier niet nog meer in graan te gaan

doen. De grond in Flevoland is domweg te duur voor graanproductie.

We gebruiken het vooral als wisselgewas. Graan levert bij deze prijzen

een omzet van 2.000 euro per hectare, aardappels en uien leveren 6.000

euro. De impact van prijsfluctuaties op aardappels en uien is dus veel

groter. Het is voor mijn bedrijf goed als de graanprijs hoog is. Dan

kiezen boeren eerder voor graan dan aardappels als gewas en is er

minder aanbod van aardappels. Om nog meer bedrijfsrisico te spreiden

zou een veehouderijtak er goed bijpassen. Een revival van het gemeng-

de bedrijf? Nee, je moet je specialisatie niet opgeven, want we zijn nu

juist in staat met de goede machines en gebouwen slim te opereren.

Maar we zoeken wel naar risicospreiding zonder dat je je specialisatie

verzwakt. Internationaal zie ik de prijzen van graan niet teruggaan naar

het niveau van tien jaar geleden, maar ook niet verdubbelen.’

31agrarische grondstoffenmarkt

Page 34: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Strategie 5. Flexibel voeren; inzet van meerdere

alternatieve grondstoffen (veehouder)

6. Spreiden, verbreden of diversifiëren

7. Voor- of achterwaartse integratie:

Veehouder: teelt eigen graan of

voedergewassen

Akkerbouwer: eigen afzet als eindproduct

of verwerking tot vlees, eieren of melk

ToelichtingOok wel ‘Het Nieuwe Voeren’ genoemd.

Aankoop en opslag van droge en natte

bijproducten en grondstoffen. Eigen

voerinstallatie. (voorbeeld Jan Schuttert en

Peter Michiels)

Akkerbouwer: Spreiding in bouwplan dan wel

voor meerdere markten telen.

(voorbeeld Leo de Jonge)

Veehouder: meerdere bedrijfstakken.

Veehouder: Eigen teelt op huur- of pachtgrond.

Dit biedt een stabiele prijs op acceptabel en

voorspelbaar niveau. De afhankelijkheid van

de markt is beperkt. (voorbeeld Jan Schuttert

en Johan Stoop)

Kosten van mestafzet zijn voorspelbaar.

Risico op misoogsten is aanwezig.

Menig akkerbouwer investeerde in het

verleden in vleeskuikens. Enkelen overwegen

melkvee na 2015.

OpmerkingenVergt investering in opslagcapaciteit,

voersysteem en voorraad. Bij niet-

rundveehouders vergt dat ook een maal- of

pletinstallatie. Vereist kennis van voeding en

techniek. Kwetsbaarheid voor bederf of

kwaliteitsissues neemt toe.

Akkerbouwer spreidt standaard door zijn

bouwplan. Verbreding of loon uit arbeid gaat

een stap verder.

De voordelen van specialisatie vervallen,

voldoende schaalgrootte blijft van belang.

Veehouder is niet meer afhankelijk van de

markt voor graan of ruwvoer. De kostprijs is

langjarig bekend: 16-19 ct. per kg tarwe op

basis van pacht + loonwerk.

Of 10 à 11 ct per kg melk dan wel ca. 10 ct per

kg ruwvoer op basis van pacht en eigen

mechanisatie.

Vraagt om teeltkennis en eigen voorzieningen

in opslag en voeren.

Vraagt vakmanschap en investeringen.

Alternatief is aankoop of intensieve

samenwerking.

32

Page 35: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Jan Schuttert is eigenaar van handelshuis Schuttert in Ommen. Naast de varkenshandel heeft hij 400 hectare akker-bouwgrond en ook vijf varkensbedrijven. Hij teelt zetmeel- en consumptieaardappelen, suikerbieten, tarwe en uien.

‘Eigen tarweteelt en het nieuwe voeren leveren kostenbesparing op varkensvoer’

Doordat er veel synergie zit in het bedrijf van Schuttert is hij in staat om

tot zo’n vijftien procent op voerkosten te besparen.

‘De tarwe die we hier telen is voor eigen gebruik; voer voor de varkens.

Dat doe ik sinds 2007 en het bevalt me goed. Door zelf te zaaien, te oog-

sten en op te slaan, bespaar je flink op de voerkosten. Bovendien spuit

ik het graan ook extra tegen schimmels en door extra bemesting voeg ik

eiwit aan de tarwe toe. Uiteindelijk wordt het varkensvoer daar beter

van. Dat is maatwerk, zo koop je dat nergens. Het is onderdeel van wat

ik “het nieuwe voeren” noem. Bierborstel Grain Pro, restanten uit de

zuivel, aardappelschillen… CCM Maïs koop ik in bij boeren in de buurt.

Ik meng dat alles in de eigen “fabriek”. Dat scheelt me twintig procent

op de voerkosten. Trek daar vijf procent per kilo af voor de investering

in de “fabriek” en je houdt altijd nog een voordeel van pakweg 15 pro-

cent over. Zeker met de huidige graanprijzen is dat een goede strategie

gebleken. Zelfs met de slechte varkensprijzen van nu kunnen we toch

nog winst maken omdat we relatief goedkoop voer hebben. Ik zeg niet

dat zelf mengen beter is dan mengvoer: er zitten ook risico’s aan.

Gaan bijproducten niet gisten, bijvoorbeeld. Er komt veel management

bij kijken, maar als je het goed doet, kan het nieuwe voeren veel op-

leveren. Ik ben erg voor risicospreiding. Een boer die supergespecia-

liseerd is, is in mijn ogen erg eenzijdig bezig. Het ontplooien van meer-

dere activiteiten opent je de ogen. Zo moeten we misschien wel in

pakweg Oost-Duitsland graan laten verbouwen, zodat we niet bij

hoeven te kopen en zeker zijn van onze inkoopprijs.

Er zit veel synergie in dit bedrijf. Tarwe gebruik ik dus als veevoer, maar

ook voor vruchtwisseling op de akkerbouwgronden. Opslag, logistiek…

We hebben hier veel, zo niet alles in eigen hand. We kunnen bijna vanaf

het veld direct voeren. Dat we akkerbouw hebben is ook een soort

pensioenvoorziening. Veel varkenshouders hebben alleen stallen. Die

worden alleen maar minder waard. Die 400 hectare grond van ons is

van veel meer waarde dan stallen die op dit moment alleen maar

minder waard worden.’

Johan Stoop heeft een vleeskuikenbedrijf in Raamsdonk-veer, met nu 250.000 en op termijn 285.000 kuikens.

‘Niet het ei van Columbus, maar het helpt wel’

Johan Stoop verbouwt zelf graan of koopt het via de pool dicht bij huis

in om zo te besparen op transport en marge die de tussenhandel op-

strijkt. Hij slaat het zelf op en de deur gaat op slot als de prijs laag is.

‘Mijn strategie is zelf tarwe te verbouwen en in te kopen bij boeren in

de buurt. Zelf verbouw ik dertig hectare. Per jaar heb ik zo’n 2000 ton

tarwe nodig. 1200-1300 ton koop ik vooraf via de pool in bij boeren in de

buurt en dat sla ik op in mijn eigen schuur. Dat is goedkoper dan via de

handel inkopen. Transport en commissie schelen me twee tot drie cent

per kilo, waarbij ik de kosten van opslag al heb verdisconteerd. Per

saldo scheelt me dat 30.000 euro op jaarbasis. Als de graanprijs heel

laag is, doe ik de schuurdeur op slot en koop elders bij. Ik dek me dus in

tegen stijgende voerprijzen door zelf tarwe te verbouwen en voorraden

aan te leggen. Dat scheelt, maar het is niet het ei van Columbus. Het is

tegenwoordig een enorm moeilijke markt.

Tien jaar geleden zei elke boer bij wie ik graan kocht bij 11 cent: “Is

goed, ik kom het wel brengen.” Nu twijfelen ze bij 21 cent, want mis-

schien stijgt de prijs wel. Het mooiste is als je het achter de combine

vandaan kunt kopen. Maar telers zijn ook niet gek. Die denken ook meer

geld te kunnen verdienen en wachten dus met verkopen. Het is echt

een razend ingewikkelde markt. Nog meer zelf graan telen is natuurlijk

wel een oplossing, maar niet in deze buurt. Daar is de grond hier veel te

duur voor. De graanprijs houdt ook de hele keten in de greep. Is de prijs

hoog, dan wil iedereen graan verbouwen. En dan zie je dat ook de

conservenverbouwers de prijs omhoog doen omdat ze anders geen

grond kunnen pachten. Die 2-3 cent die ik nu pak is mooi meegenomen.

Al is opslag ook een risico. Drie jaar geleden was het graan vier cent

goedkoper en moest ik wel afrekenen bij de telers.’

33agrarische grondstoffenmarkt

Page 36: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

(*) Voercentrum voor melkveehouders

Voercentra voor de melkveehouderij zijn in opmars. Niet zozeer om prijs-

schommelingen te verminderen, als wel om de efficiency te verhogen en

overschot en tekort aan grond of ruwvoer bijeen te brengen. De voordelen

zijn daarbij het grootst bij bedrijven die op dit gebied niet optimaal zijn

ingericht of als er nog productiepotentieel onbenut blijft. Een voercentrum

zou je kunnen zien als combinatie van flexibel voeren en samenwerking

tussen akkerbouwer en veehouder.

Vanaf 2013 zal de samenwerking tussen akkerbouw en veehouderij

intensiveren als gevolg van het nieuwe mestbeleid. Dit kan ook een

stimulans zijn voor afspraken over productie van voedergewassen en

granen. Ook oud-melkveehouders en veehouders zullen vaker afspraken

maken.

(**) Termijncontract

Al eeuwenlang trachten veehouders en akkerbouwers hun risico’s te

beperken door het afsluiten van termijncontracten. Wereldwijd wordt

gebruikgemaakt van termijnmarkten om prijsrisico’s af te dekken. Bij

termijnmarkten gaat het niet om de fysieke koop of verkoop van gewassen,

maar om het vastleggen van de prijs van een bepaalde hoeveelheid

product over een x aantal maanden. Termijncontracten worden door

producenten, verwerkers en handelaren afgesloten als ‘verzekering’

(hedge) tegen ongewenste prijsbeweging. Voor tarwe is dit bijvoorbeeld

mogelijk op de Matif in Parijs. Deze beurs richt zich specifiek op de

agrarische markten in Europa (tarwe, koolzaad, mais).

(***) Pool

De pool is een vorm van economische samenwerking waarbij winsten,

markten en risico’s worden ingebracht en verdeeld. In de akkerbouw is de

pool uit te leggen als collectieve gespreide afzet van product, hetgeen

resulteert in een gezamenlijke gemiddelde opbrengstprijs voor alle deel-

nemers. De teler is door een pool niet afhankelijk van één afzetmoment en

hoeft ook de verkoop niet zelf te regelen.

Strategie

8. Samenwerking tussen veehouder en

akkerbouwer

9. Termijncontracten (**)

10. Pool (akkerbouwer) (***)

11. Doorgeven van (kost)prijsstijgingen aan

volgende schakel(s)

ToelichtingAan- en afvoer zijn gegarandeerd, de

tussenhandel vervalt. De prijs zal veelal de

marktprijs volgen. Je kunt een prijs afspreken

voor een langere periode. Naast graan of

ruwvoer zijn ook afspraken over mest en

mineralen mogelijk. (voorbeeld Johan Stoop)

Legt de prijs in de toekomst vast.

Minder pieken en dalen.

Opbrengstprijs wordt gespreid bepaald. Dit

dempt seizoeneffecten.

(voorbeeld Leo de Jonge)

Is ongebruikelijk in een commoditymarkt. Zou

kunnen via afspraak met (eind)afnemer. In de

transportsector worden

brandstofprijsstijgingen wel doorgegeven.

OpmerkingenOngunstige markten worden uiteindelijk

doorvertaald in de prijs.

In de melkveehouderij past een voercentrum

(*) in deze strategie.

Brengt extra kosten en liquiditeitsbehoefte met

zich mee. Vergt kennis van termijnmarkten en

contracten.

Geen eigen opslagcapaciteit nodig.

Kan gunstig en ongunstig uitpakken t.o.v.

spotmarkt.

Veehouder: De tarweprijs sluit niet

volledig aan bij de mengvoerprijs.

(Figuur 27)

De pool maakt een slecht jaar niet goed. Een

pool vermindert de kans op zeer slechte

prijzen, en dus ook de kans op heel goede

prijzen.

Op termijn zullen bij hoge grondstofprijzen de

prijzen van vlees, melk en eieren stijgen om

sterke uitval van aanbod te voorkomen.

34

Page 37: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Voorbeeld tarwe op termijnmarktStel: een teler verkoopt in juni 2012 op de termijnmarkt 10

contracten (500 ton) voor levering maart 2013 voor EUR 210 per

ton. Op de termijnmarkt is de dagprijs in de leveringsmaand in 2013

EUR 180. De teler koopt zijn termijncontracten terug tegen een

prijs van EUR 180 per ton en boekt hiermee een winst van EUR 30

per ton op de termijnmarkt. Indien de prijs op de termijnmarkt in de

leveringsmaand EUR 240 per ton noteert, betekent dit dat de

dagprijs op de effectieve markt ook circa EUR 240 per ton is. In

feite boekt hij EUR 30 per ton verlies op de termijnmarkt, maar dit

wordt geheel gecompenseerd met de EUR 30 per ton betere prijs

op de effectieve markt. De teler had achteraf een hogere prijs

kunnen ontvangen (EUR 240 per ton), maar koos bewust voor EUR

210 per ton. Hij ziet de negatieve marge op de termijnmarkt niet als

verlies, hij had immers zijn tarwe al afgedekt voor EUR 210 per ton.

De teler gaat pas echt verlies lijden als de prijs van tarwe heel laag

wordt (onder de EUR 180).

Figuur 27

De prijsontwikkeling van tarwe sluit niet volledig aan bij die van mengvoer, maar is een prima voorspeller (index 1985 - 1995 = 100).

0

20

40

60

80

100

120

140

160

Gem. 85-95

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011

Tarwe, groothandelsprijs Standaard A Brok Vleeskuikenkorrel mac Vleesvarkensbrok e.w. 1,08 Legmeel

Bron: Landbouweconomisch Instituut

35agrarische grondstoffenmarkt

Page 38: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

Colofon

Dit rapport is een uitgave van ABN AMRO Agrarische Bedrijven.

AuteursPierre Berntsen – ABN AMRO Agrarische BedrijvenThijs Pons – ABN AMRO Sector Research

Redactie en interviewsRonald Buitenhuis – Bureau Buitenhuis

ContactABN AMRO Agrarische BedrijvenPierre Berntsen 020 - 628 12 65 [email protected]

DistributieU kunt deze uitgave vinden op abnamro.nl/sectoragrarisch

ABN AMRO AgriteamsAgriteam Fryslân

Tel.: 058 - 234 01 80

Agriteam Noordoost Nederland

Tel.: 0592 - 33 33 82

Agriteam Noordwest Nederland

Tel.: 0224 - 27 20 99

Agriteam Flevoland-IJsselmond

Tel.: 0527 - 63 85 82

Agriteam Oost Nederland

Tel.: 0570 - 69 02 90

Agriteam Het Groene Hart

Tel.: 0297 - 23 33 05

Agriteam Midden Nederland

Tel.: 033 - 46 4 90 70

Agriteam Zuidwest Nederland

Tel.: 0113 - 24 55 43

Agriteam Zuidmidden Nederland

Tel.: 073 - 687 70 80

Agriteam Zuidoost Nederland

Tel.: 0492 - 57 31 50

Tuinbouwteam Zuidwest Nederland

Tel.: 0174 - 64 22 77

Disclaimer

De in deze publicatie neergelegde opvattingen zijn gebaseerd op door ABN AMRO betrouwbaar geachte gegevens en

informatie, die op zorgvuldige wijze in onze analyses en prognoses zijn verwerkt. Noch ABN AMRO, noch functionarissen van

de bank kunnen aansprakelijk worden gesteld voor in deze publicatie eventueel aanwezige onjuistheden. De weergegeven

opvattingen en prognoses houden niet meer in dan onze eigen visie en kunnen zonder nadere aankondiging worden gewijzigd.

Het gebruik van tekst en/of cijfers is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld.

© ABN AMRO, september 2012

Deze publicatie is alleen bedoeld voor eigen gebruik. Verveelvoudiging en/of openbaarmaking van deze publicatie is niet

toegestaan, behalve indien hiervoor schriftelijk toestemming is gekregen van ABN AMRO Bank. Teksten zijn afgesloten op

22 augustus 2012.

36

Page 39: agrarischnieuws-grondstoffen2012digitaal (2.28 MB)

abnamro.nl/sectoragrarisch