actuariële en bedrijfstechnische nota · zoals in artikel 7 van de statuten is vermeld, werkt...
TRANSCRIPT
Actuariële en bedrijfstechnische nota
van
de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de
Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Vastgesteld op 5 december 2017
Inhoudsopgave
INLEIDING....................................................................................................................................................... 1
1. HOOFDLIJNEN VAN HET INTERNE BEHEERSINGSSYSTEEM EN VAN DE OPZET
VAN DE ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE ............................ 2
1.1 ORGANIGRAM .................................................................................................................................... 2 1.2 ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE ................................................................. 2 1.3 RISICOMANAGEMENT ........................................................................................................................ 6 1.4 BELEIDSMATIGE BEHEERSINGSMAATREGELEN .................................................................................. 6 1.5 FINANCIEEL CRISISPLAN .................................................................................................................... 7
2. PROCEDURES EN CRITERIA VOOR DE AANSLUITING VAN WERKGEVERS BIJ
HET FONDS EN VOOR HET VERKRIJGEN VAN HET DEELNEMERSCHAP VAN HUN
WERKNEMERS .................................................................................................................................... 8
2.1 AANSLUITING WERKGEVERS .............................................................................................................. 8 2.2 VERKRIJGING DEELNEMERSCHAP ...................................................................................................... 8 2.3 HANDHAVINGSBELEID ....................................................................................................................... 8
3. HOOFDLIJNEN VAN DE UITVOERINGSOVEREENKOMST ................................................... 10
3.1 WIJZE VASTSTELLING VERSCHULDIGDE PREMIE .............................................................................. 10 3.2 PREMIEBETALING ............................................................................................................................ 10 3.3 INFORMATIEVERSTREKKING DOOR WERKGEVER AAN PENSIOENFONDS ........................................... 10 3.4 PROCEDURES PREMIEBETALINGSACHTERSTAND .............................................................................. 11 3.5 PROCEDURES WIJZIGING STATUTEN, PENSIOEN- EN UITVOERINGSREGLEMENT ................................ 11 3.6 VOORWAARDEN TOESLAGVERLENING ............................................................................................. 12 3.7 PROCEDURES AANGAANDE BESLUITEN OMTRENT VERMOGENSOVERSCHOTTEN,
VERMOGENSTEKORTEN DAN WEL WINSTDELING .............................................................................. 12 3.8 VOORWAARDEN PREMIEKORTING OF -TERUGSTORTING................................................................... 12 3.9 BIJSTORTINGSVERPLICHTING ........................................................................................................... 12 3.10 VRIJWILLIGE VOORTZETTING NA BEËINDIGING DIENSTVERBAND .................................................... 13 3.11 AANSLUITINGSCRITERIA VOOR VRIJWILLIGE AANSLUITING ............................................................. 13
4. HOOFDLIJNEN VAN DE PENSIOENREGELING ........................................................................ 14
5. HERVERZEKERING ......................................................................................................................... 17
6. FINANCIËLE OPZET ........................................................................................................................ 18
6.1 EVENWICHTSVERMOGEN ................................................................................................................. 18 6.1.1 AANWEZIG PENSIOENVERMOGEN .................................................................................................... 18 6.1.2 TECHNISCHE VOORZIENING EN OVERIGE RESERVES ........................................................................ 19 6.1.3 MINIMAAL VEREIST EIGEN VERMOGEN ............................................................................................ 21 6.1.4 VEREIST EIGEN VERMOGEN / EVENWICHTSVERMOGEN .................................................................... 21 6.1.5 VRIJ VERMOGEN .............................................................................................................................. 21 6.2 PREMIEBELEID ................................................................................................................................. 22 6.2.1 HOOGTE KOSTENDEKKENDE PREMIE ................................................................................................ 22 6.2.2 INTERNE FINANCIERING ................................................................................................................... 22 6.2.2.2 SOLVABILITEITSOPSLAG .................................................................................................................. 22 6.2.2.3 VRIJVAL SOLVABILITEITSOPSLAGEN ................................................................................................ 23 6.2.2.4 HERSTELPREMIES ............................................................................................................................ 23 6.2.2.5 PREMIEKORTING .............................................................................................................................. 23 6.2.3 FEITELIJKE PREMIE .......................................................................................................................... 23 6.3 BELEGGINGSBELEID......................................................................................................................... 24 6.4 TOESLAGBELEID .............................................................................................................................. 27
2
7. FINANCIËLE STURINGSMIDDELEN ........................................................................................... 29
7.1 PREMIEBELEID ................................................................................................................................. 29 7.2 BELEGGINGSBELEID......................................................................................................................... 29 7.3 TOESLAGBELEID .............................................................................................................................. 29 7.4 KORTING VAN AANSPRAKEN ............................................................................................................ 29 7.5 HERSTEL VAN GEKORTE AANSPRAKEN EN GEMISTE TOESLAGEN ..................................................... 30
8. HAALBAARHEIDSTOETS ............................................................................................................... 31
9. RISICOHOUDING .............................................................................................................................. 33
10. VASTSTELLING EN WIJZIGING ................................................................................................... 34
BIJLAGE A FINANCIEEL CRISISPLAN
BIJLAGE B ERVARINGSSTERFTE PSL
BIJLAGE C VERKLARING BELEGGINGSBEGINSELEN
BIJLAGE D BELEGGINGSPLAN 2017-2018
BIJLAGE E ONDERBOUWING PRUDENT PERSON REGEL
BIJLAGE F BEREKENING (MINIMAAL) VEREIST EIGEN VERMOGEN
1
Inleiding
Zoals in artikel 7 van de statuten is vermeld, werkt Stichting Bedrijfstakpensioenfonds
voor de Schoen, Leder- en Lederwarenindustrie gevestigd te Tilburg, hierna te noemen
'het fonds', volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn). Het doel van deze
abtn is een beschrijving te geven van het ten behoeve van het pensioenfonds te voeren
beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen waarop het rust, gemotiveerd
omschreven zijn.
Deze abtn beschrijft de actuariële en bedrijfstechnische werkwijze van het
pensioenfonds naar de situatie van 5 december 2017.
De inhoud van de hierna te beschrijven abtn is afgestemd op het bepaalde bij en
krachtens de Pensioenwet, in het bijzonder paragraaf 9 van het Besluit financieel
toetsingskader pensioenfondsen. Deze abtn geldt met ingang van 18 oktober 2016.
De abtn is onderverdeeld in de volgende onderwerpen:
hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de
administratieve organisatie en interne controle (hoofdstuk 1);
procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers bij het fonds en voor het
verkrijgen van het deelnemerschap van hun werknemers (hoofdstuk 2);
hoofdlijnen van de uitvoering (hoofdstuk 3);
hoofdlijnen van de pensioenregeling (hoofdstuk 4);
herverzekering (hoofdstuk 5);
financiële opzet (hoofdstuk 6);
financiële sturingsmiddelen (hoofdstuk 7);
haalbaarheidstoets (hoofdstuk 8);
risicohouding (hoofdstuk 9).
De beschrijvingen die deze abtn bevat zijn zodanig dat De Nederlandsche Bank op basis
van deze abtn tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het
bij en krachtens de Pensioenwet bepaalde.
2
1. Hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de
opzet van de administratieve organisatie en interne
controle
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de (administratieve) organisatie
van het fonds, haar beleidsuitgangspunten met betrekking tot uitbesteding en een
analyse van de met de uitbesteding samenhangende risico’s.
1.1 Organigram
Naast de in het organigram genoemde partijen heeft het fonds nog een relatie met een
risicoherverzekeraar.
1.2 Administratieve organisatie en interne controle
Bestuur en doelstelling
Het bestuur is de beheerder van het fonds en stelt zich ten doel het treffen van
pensioenvoorzieningen voor de deelnemers en gewezen deelnemers en hun nagelaten
betrekkingen in de bedrijfstak Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie, ter zake van
ouderdom, arbeidsongeschiktheid en/of overlijden, een en ander overeenkomstig de
bepalingen van de statuten.
Beleggingscommissie
Bestuur
Werkgevers- en
werknemersorganisaties
Vermogens
-beheerder
BSG
Raad van toezicht
Waarmerkend
Actuaris
Mercer
Adviserend
Actuaris
AZL
Accountant
Mazars
Admini-
strateur
AZL
Communicatiecommissie
Verantwoordingsorgaan
Commissie risico-
management en uitbesteding
Aangesloten
ondernemingen
Custodian
Northern
Trust
(gewezen) deelnemers -
pensioengerechtigden
3
Bestuur
Het bestuur is paritair samengesteld en bestaat uit acht leden. Drie bestuursleden hebben
zitting namens de werkgevers, twee bestuursleden hebben zitting namens de
werknemers en een bestuurslid heeft zitting namens pensioengerechtigden. Twee
bestuursleden zijn niet directe vertegenwoordigers van belanghebbenden bij het
pensioenfonds.
De werkgeversvertegenwoordigers worden benoemd door het bestuur op voordracht van
de Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten en de Federatie van
Nederlandse Lederfabrikanten. De werknemersvertegenwoordigers worden benoemd
door het bestuur op voordracht van FNV en CNV Vakmensen. De vertegenwoordigers
van pensioengerechtigden worden benoemd door het bestuur na verkiezing van de
vertegenwoordigers door pensioengerechtigden. De niet directe vertegenwoordigers van
belanghebbenden bij het pensioenfonds worden benoemd door het bestuur.
De kern van het bestuur wordt gevormd door het dagelijks bestuur, welk bestaat uit de
voorzitter en de secretaris van het fonds.
Het dagelijks bestuur is door het bestuur gemandateerd om in de gang van zaken
betreffende het dagelijks beheer van het fonds door de administrateur, namens het
bestuur een besluit te nemen. De invulling van de functies van voorzitter en secretaris
wisselt elk jaar tussen de vertegenwoordigers van werkgevers enerzijds en de
vertegenwoordigers van werknemers en pensioengerechtigden anderzijds.
Het bestuur vergadert minstens eenmaal maar gemiddeld zes tot tienmaal per jaar en
van deze vergaderingen worden door de administrateur schriftelijke verslagen gemaakt.
Het bestuur wordt in elke bestuursvergadering door de administrateur en/of de
actuariële adviseur uitvoerig geïnformeerd over pensioenactualiteiten. Ook de
beleidsstukken van het fonds worden tijdens bestuursvergaderingen besproken.
Bestuurscommissies
Het bestuur heeft een drietal vaste bestuurscommissies ingesteld. De
beleggingscommissie is belast met het toezicht op en advies met betrekking tot het
beheer van het vermogen dat is uitbesteed aan een externe vermogensbeheerder.
De communicatiecommissie adviseert het bestuur ten aanzien van het vast te stellen
communicatiebeleid, voert dit beleid uit of ziet toe op de uitvoering ervan. De
commissie risicomanagement en uitbesteding heeft tot taak het implementeren,
monitoren en aanpassen van het risicomanagement(beleid) van het fonds.
De taken en verantwoordelijkheden van de bestuurscommissies zijn beschreven in het
reglement beleggingscommissie, het reglement communicatiecommissie en het
reglement commissie risicomanagement en uitbesteding.
Werkgroep Toekomst PSL
Het bestuur heeft een werkgroep ingesteld die zich bezig houdt met de studie naar de
toekomst van het fonds en de daarin te volgen strategie.
4
Verantwoordingsorgaan Het fonds heeft een verantwoordingsorgaan dat voldoet aan de Wet versterking bestuur
pensioenfondsen. De taken en bevoegdheden van dit orgaan alsmede de samenstelling,
benoeming en werkwijze zijn vastgelegd in de statuten van het fonds en het reglement
verantwoordingsorgaan.
Intern toezicht Het fonds heeft een raad van toezicht die belast is met het interne toezicht en voldoet
aan de Wet versterking bestuur pensioenfondsen. De taken en bevoegdheden van dit
orgaan alsmede de samenstelling, benoeming en werkwijze zijn vastgelegd in de
statuten van het fonds en het reglement raad van toezicht.
Beleidsuitgangspunten uitbesteding
Het bestuur heeft op basis van zijn verantwoordelijkheid voor het beheer van het fonds,
de vereiste professionalisering en de noodzakelijke risicobeheersing gekozen voor
uitbesteding van alle werkzaamheden inzake pensioen- en vermogensbeheer aan externe
partijen.
Het bestuur heeft in lijn met de “Guidance: uitbesteding door pensioenfondsen” van
DNB van juni 2014 een uitbestedingsbeleid vastgesteld. Het uitbestedingsbeleid geeft
als onderdeel van een beheerste en integere bedrijfsvoering een beschrijving van de
verschillende stadia van het uitbestedingsproces:
uitbestedingsbeleid;
keuze van de uitvoerder;
governance uitbeding;
monitoring uitbesteding;
evaluatie uitbesteding.
Uitbestedingsrelaties
Het bestuur heeft de pensioenadministratie en de bestuursondersteuning uitbesteed aan
AZL NV (verder te noemen: AZL). De werkzaamheden die door AZL worden verricht,
zijn gedefinieerd in de overeenkomst inzake pensioenuitvoering, waarvan service level
agreements (SLA’s) deel uitmaken. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan Blue Sky
Group. De werkzaamheden die door Blue Sky Group worden verricht, zijn vastgelegd
in een fiduciair vermogensbeheerovereenkomst. Het dagelijks bestuur ziet er op toe dat
overeenkomstig de hiervoor genoemde overeenkomsten periodiek wordt gerapporteerd
en dat die rapportages in het voltallige bestuur worden besproken.
Bevoegdheden administrateur
Naast de administratie is ook het dagelijks beheer van het fonds opgedragen aan de
bestuursadviseur van AZL. AZL legt in elke bestuursvergadering verantwoording af
over het door haar gevoerde beheer. In een separate volmacht heeft het fonds vastgelegd
in welke situaties AZL haar in en buiten rechte kan vertegenwoordigen en welke daden
van beheer door laatstgenoemde namens het fonds mogen worden verricht, zoals
bijvoorbeeld het uitkeren van de pensioenen aan de pensioengerechtigden en het
aangaan van contractuele relaties. De administratieve organisatie is er echter in de
praktijk op gericht dat alle belangrijke contracten tussen het fonds en derden van
handtekeningen van de voorzitter en secretaris worden voorzien. Verder is er een
procuratieregeling opgesteld waarin onder meer de tekeningsbevoegdheid van AZL ten
aanzien van huishoudelijke en algemene uitgaven van het fonds is vastgelegd.
5
Huishoudelijke uitgaven mogen daarbij altijd door AZL zonder verdere fiattering door
het fonds worden gedaan. Voor algemene uitgaven boven een bedrag van € 5000,-- is
wel toestemming van het fonds (i.c. de voorzitter en de secretaris) nodig.
Verantwoording
Uitgangspunt is dat het bestuur eindverantwoordelijk en aansprakelijk blijft voor alle
uitbestede werkzaamheden. Het bestuur is in beginsel van mening dat het deze
verantwoordelijkheid kan dragen door middel van:
het rechtstreeks ter verantwoording roepen van AZL en Blue Sky Group;
schriftelijke rapportages over de uitvoering van de uitbestede werkzaamheden,
die het bestuur zo nodig ter beoordeling en controle aan een onafhankelijke,
derde partij zal voorleggen.
Externe deskundigen
De actuariële advieswerkzaamheden (niet zijnde de waarmerkende werkzaamheden)
zijn belegd bij AZL.
Het bestuur heeft accountantsbureau Mazars Paardekooper Hoffman Accountants N.V.
(hierna: Mazars) aangesteld als de accountant van het fonds. Mazars verzorgt de
jaarlijkse controle op de jaarrekening en de staten voor De Nederlandsche Bank (DNB).
De accountant zal (minimaal) eenmaal per jaar in de bestuursvergadering mondeling
verslag doen van zijn bevindingen en controlewerkzaamheden. Tevens legt hij een en
ander schriftelijk vast door middel van een accountantsverklaring en een management
letter gericht aan het bestuur.
Het bestuur heeft Mercer aangesteld als waarmerkend actuaris. De waarmerkende
werkzaamheden die door Mercer worden verricht, zijn vastgelegd in een opdracht tot
dienstverlening. De actuaris toetst de toereikendheid van de bezittingen van het fonds,
waarmerkt de actuariële verslagstaten en geeft een actuariële verklaring af. Ook de
waarmerkend actuaris zal (minimaal) éénmaal per jaar in de bestuursvergadering
mondeling verslag doen van zijn bevindingen. Voorts rapporteert hij door middel van
een management letter aan het bestuur.
Het bestuur heeft Blue Sky Group aangesteld als strategisch beleggingsadviseur.
Periodiek zal geëvalueerd worden of alle externe deskundigen nog naar genoegen van
het bestuur functioneren.
Interne deskundigheid
Het bestuur heeft een geschiktheidsplan opgesteld. In dat plan is een
geschiktheidsmatrix opgenomen. Het geschiktheidsplan inventariseert in hoeverre door
het bestuur aan vereiste geschiktheid (kennis, vaardigheden en professioneel gedrag)
wordt voldaan.
Elk bestuurslid zorgt voor het verwerven en onderhouden van voldoende kennis op
pensioengebied om zijn verantwoordelijkheid als bestuurslid waar te kunnen maken.
Het bestuur volgt jaarlijks diverse (vaktechnische ) bijeenkomsten/cursussen inzake
pensioenen om zich op de hoogte te houden over nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast
verspreidt de administrateur AZL regelmatig relevante literatuur aan de bestuursleden.
6
Het bestuur stelt jaarlijks een opleidingsplan vast. In de uitvoering van haar taken laat
het bestuur zich bijstaan door adviseurs op diverse gebieden (externe deskundigen).
Integriteit
Het bestuur heeft een integriteitsbeleid vastgesteld. Het integriteitsbeleid voorziet in een
periodieke en systematische analyse van diverse integriteitsrisico’s, waaronder het risico
op belangenverstrengeling. Op grond van door het bestuur geïdentificeerde risico’s
worden beheersmaatregelen getroffen. Het bestuur heeft een gedragscode opgesteld die
gebaseerd is op de door de Pensioenfederatie gepubliceerde Modelgedragscode voor
pensioenfondsen. De gedragscode geeft regels en richtlijnen voor de bestuursleden ter
voorkoming van conflicten tussen belangen van het fonds en de privébelangen van
betrokkenen, en regels ter voorkoming van het gebruik maken van vertrouwelijke
informatie van het fonds voor privédoeleinden. Het bestuur heeft tevens een
incidentenregeling en een klokkenluidersregeling opgesteld. Daarbij is een compliance
officer benoemd die uitvoering geeft aan en adviseert over het integriteitsbeleid van het
fonds.
1.3 Risicomanagement
In het najaar van 2017 is het beleid integraal risicomanagement geactualiseerd. Dit
beleid integraal risicomanagement omschrijft het beleid dat het bestuur voert om haar
risico’s te managen. Naast begripsbepaling zijn met dit beleid kaders gesteld ten aanzien
van de reikwijdte en toepassing van risicomanagement bij het fonds. Het fonds heeft
risicogebieden geïdentificeerd en geclassificeerd. Daarnaast heeft het fonds een
overzicht ontwikkeld, op basis waarvan de risico’s van het fonds actief kunnen worden
gemanaged.
1.4 Beleidsmatige beheersingsmaatregelen
Beleidsmatige processen en doelstellingen
Om de gestelde doelen te verwezenlijken wordt door het bestuur beleid gemaakt,
waarbij de actualiteit steeds in het oog gehouden wordt. Het bestuur heeft de
mogelijkheid om commissies in te stellen om een specifiek onderwerp te bestuderen.
Een commissie inventariseert en analyseert de situatie van het specifieke onderwerp
voor het fonds en brengt verslag uit aan het bestuur. Naast de mogelijkheid om
commissies in te stellen kan het bestuur ook specifieke adviezen inwinnen bij de externe
deskundigen.
Het bestuur laat zich bij het maken van beleid ondersteunen door diverse rapportages,
gemaakt door of in samenspraak met externe deskundigen, die tezamen met het
jaarverslag van het fonds een totaalbeeld moeten geven van de (financiële) positie met
de daarbij te onderkennen en te analyseren risico’s. De diverse rapportages die het
bestuur in dit kader ontvangt zijn opgenomen in het beleidsdocument integraal
risicomanagement zoals genoemd in paragraaf 1.3.
7
Bewaking en analyse van het beleidsmatige ondernemingsrisico en de
managementinformatie
Zowel de commissies als de externe deskundigen rapporteren aan het bestuur. Op basis
van die informatie en analyses (toetsing vooraf) wordt eventueel actie door het bestuur
ondernomen. Een meetbaar effect van een eventuele actie is achteraf zichtbaar in de
periodieke rapportages (toetsing achteraf).
Alle periodieke rapportages worden, als onderdeel van de informatievoorziening,
uitgebreid in de bestuursvergaderingen behandeld. Hierbij wordt getracht zoveel
mogelijk rekening te houden met alle te onderkennen risico’s die van invloed kunnen
zijn en wordt getracht op ontwikkelingen adequaat in te spelen.
Het fonds heeft op het gebied van administratieve organisatie en interne controle
maatregelen getroffen ter naleving van de Sanctiewet 1977 en de op grond van die wet
vastgestelde regelingen en besluiten met betrekking tot het financieel verkeer. Op basis
van deze regelingen dienen financiële instellingen hun administratie te controleren op
namen van personen en organisaties die op (inter)nationale sanctielijsten staan vermeld
en waarvan zij de tegoeden dienen te bevriezen . De ‘Regeling Toezicht Sanctiewet
1977’ is op 1 oktober 2005 in werking getreden. Kern van de regeling is dat financiële
instellingen zelf de nodige maatregelen treffen in de administratieve organisatie en
interne controle om naleving van de Sanctieregelgeving te waarborgen.
1.5 Financieel crisisplan
Het bestuur heeft conform artikel 29b van het Besluit financieel toetsingskader
pensioenfondsen een financieel crisisplan vastgesteld dat een beschrijving van
maatregelen bevat die het fonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de
dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden,
waardoor het realiseren van de doelstelling van het fonds in gevaar komt. Dit financieel
crisisplan maakt als bijlage A deel uit van deze actuariële en bedrijfstechnische nota.
8
2. Procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers
bij het fonds en voor het verkrijgen van het
deelnemerschap van hun werknemers
2.1 Aansluiting werkgevers
Blijkens de statuten van het fonds kunnen werkgevers onder de volgende voorwaarden
aansluiten bij het fonds:
Het fonds werkt binnen een verplichtstellingsbeschikking, die is afgegeven naar
aanleiding van het verzoek door het georganiseerde bedrijfsleven in de sector Schoen-,
Leder-, en Lederwarenindustrie.
De verplichtstellingbeschikking is laatstelijk gewijzigd per 18 maart 2016. Naast de
verplichte deelneming uit hoofde van de verplichtstellingsbeschikking, is het fonds op
grond van haar statuten bevoegd overeenkomsten af te sluiten met ondernemingen die
niet onder de verplichtstellingsbeschikking vallen (vrijwillige aansluiting). Zie 3.11.
Ondernemingen die onder de verplichtstelling vallen maar vrijstelling willen, kunnen
een vrijstellingsverzoek indienen op basis van één van de gronden zoals vermeld in het
Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000.
In beginsel wordt geen onverplichte vrijstelling verleend, tenzij sprake is van bijzondere
omstandigheden. Verplichte vrijstelling op grond van tijdigheid en onverplichte
vrijstelling wordt slechts verleend onder de voorwaarde dat de vrijgestelde onderneming
beschikt over een (minstens) financieel en actuarieel gelijkwaardige regeling.
2.2 Verkrijging deelnemerschap
Het fonds zal zorgdragen voor de pensioenbelangen en –verplichtingen van de
werknemers bij alle aangesloten ondernemingen, die voortkomen uit de statuten, het
pensioenreglement en de bijlagen behorende bij het pensioenreglement. De aangesloten
ondernemingen moeten op grond van de statuten en reglementen van het fonds
zorgdragen voor het tijdig betalen van de verschuldigde premie en voor het aanmelden
van iedere werknemer die door de statuten en reglementen als deelnemer wordt
aangemerkt.
2.3 Handhavingsbeleid
Het fonds is een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Wet
verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Op grond van deze
zogenaamde verplichtstelling zijn de werkgevers in de Schoen-, Leder- en
Lederwarenindustrie ten behoeve van de bij hen in dienst zijnde werknemers verplicht
zich aan te melden bij het fonds.
9
Daarnaast heeft het fonds de plicht aan de aangesloten werkgevers, deelnemers en
overige belanghebbenden om de uitvoering van de verplichtstelling te handhaven.
Het fonds voert hierop een actief handhavingsbeleid door periodiek controles uit te
voeren. Deze controles hebben tot doel om vast te stellen of alle werkgevers die onder
de verplichtstelling van het fonds vallen daadwerkelijk zijn aangesloten.
10
3. Hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst
Inleiding
3.1 Wijze vaststelling verschuldigde premie
De aangesloten werkgever is voor iedere bij haar in dienstbetrekking werkzame
deelnemer voor elke loonbetalingstermijn aan het fonds een tenminste kostendekkende
premie verschuldigd. De premie wordt jaarlijks voor de aanvang van het kalenderjaar op
basis van doorsneetarieven vastgesteld door het bestuur, gehoord de actuaris. De premie
bedraagt voor alle deelnemers in de pensioenregeling 2016 25,8 % (20171) van het
pensioengevend salaris minus een franchise van € 13.719 (2017).
3.2 Premiebetaling
Aan het einde van elke kalendermaand, dan wel bij aansluiting van een onderneming, stelt
het fonds, aan de hand van de daartoe van de aangesloten onderneming ontvangen
gegevens, de over een maand verschuldigde premies vast, en brengt deze in rekening bij
de aangesloten onderneming.
Maandelijks vindt een afrekening plaats van alle verwerkte mutaties tot het moment van
vaststelling van de afrekening. De termijn van betaling van de maandelijkse afrekeningen
vervalt op de 15de kalenderdag van de volgende maand.
3.3 Informatieverstrekking door werkgever aan pensioenfonds
De aangesloten werkgevers zijn verplicht aan het fonds de door het fonds voor een
goede uitvoering van de statuten en het pensioenreglement nodig geachte aanmeldingen
en/of inlichtingen te verstrekken, respectievelijk bescheiden te overleggen. Dit moet
geschieden binnen de door het fonds gestelde termijn.
De werkgevers zijn verplicht aan een door het fonds aan te wijzen persoon inzage te
verlenen van zakelijke gegevens en bescheiden, waarvan de inzage door het fonds nodig
wordt geoordeeld voor een goede uitvoering van de statuten en van dit
pensioenreglement. Bij niet-voldoening aan het hiervoor bepaalde is het fonds bevoegd
de nodige gegevens naar beste weten vast te stellen en zijn de betrokkenen aan deze
vaststelling gehouden.
1 Voor de periode juli tot en met december 2017 is de premie tijdelijk vastgesteld op 28,7%.
11
3.4 Procedures premiebetalingsachterstand
Bij niet-tijdige betaling van ingevolge 3.1 verschuldigde bedrag is het bestuur bevoegd
over dat bedrag de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:120 van het Burgerlijk
Wetboek, vanaf de premievervaldatum te vorderen.
Voorts is het fonds bevoegd een volledige vergoeding van de buitengerechtelijke
invorderingskosten te vorderen, onverminderd de kosten van vervolging verschuldigd
volgens de Wet.
3.5 Procedures wijziging statuten, pensioen- en uitvoeringsreglement
Het bestuur kan, met inachtneming van het bepaalde in de statuten en het
pensioenreglement, besluiten tot het doorvoeren van de door de wetgever of De
Nederlandsche Bank vereiste wijzigingen van het pensioenreglement die niet van
invloed zijn op de omvang of de aard van de pensioenaanspraken.
Het bestuur zal de door de wetgever of De Nederlandsche Bank vereiste wijzigingen
van het pensioenreglement die van invloed zijn op de omvang of de aard van de premie,
of pensioenaanspraken melden bij de CAO betrokken partijen. Binnen de geldende
termijn voor doorvoering van de door de wetgever of De Nederlandsche Bank vereiste
wijzigingen zal het Bestuur voorts zelfstandig besluiten de noodzakelijke wijzigingen in
het pensioenreglement door te voeren.
Wijziging van het pensioenreglement en eventuele andere reglementen, worden door het
bestuur aangebracht indien ter vergadering, waarin een voorstel tot wijziging wordt
behandeld, tenminste twee bestuursleden van de zijde van werkgevers en twee
bestuursleden van de zijde van werknemers en gepensioneerden aanwezig zijn en
tenminste drievierde van de uitgebrachte stemmen voor het voorstel verkregen wordt. Is
het vereiste aantal bestuursleden niet aanwezig, dan zal uiterlijk vier weken later een
nieuwe vergadering plaatsvinden. Ongeacht het op die vergadering aanwezige aantal
bestuursleden is het betreffende voorstel dan aangenomen, indien drievierde van de
uitgebrachte stemmen aan zowel de zijde van werkgevers als aan de zijde van
werknemers en gepensioneerden voor het voorstel verkregen wordt.
Een door het bestuur genomen besluit tot wijziging van het pensioenreglement en
eventuele andere reglementen treedt in werking op een door het bestuur vast te stellen
tijdstip.
12
3.6 Voorwaarden toeslagverlening
Het fonds voert een voorwaardelijk toeslagbeleid voor opgebouwde en ingegane
pensioenen. Het bestuur beslist jaarlijks over de toe te kennen toeslag. De toeslag is
afhankelijk van de financiële middelen van het fonds. Zie hiervoor hoofdstuk 6.4.
3.7 Procedures aangaande besluiten omtrent vermogensoverschotten,
vermogenstekorten dan wel winstdeling
Er is sprake van een vermogensoverschot indien het aanwezige pensioenvermogen,
zoals gedefinieerd in paragraaf 6.1.1., hoger is dan het evenwichtsvermogen, zoals
gedefinieerd in paragraaf 6.1.4. In het geval van een vermogensoverschot kan het
bestuur besluiten tot een premiekorting. Zij volgt hierbij de uitgangspunten zoals
vastgelegd in paragraaf 6.2.2.5.
Er is sprake van een vermogenstekort indien het aanwezig vermogen kleiner is dan het
vereist eigen vermogen, zoals gedefinieerd in paragraaf 6.1.4. Wanneer het fonds een
tekort constateert of voorziet ten opzichte van het vereist eigen vermogen, meldt het
fonds dit bij De Nederlandsche Bank en stelt het fonds een herstelplan op. Het
herstelplan wordt opgesteld binnen de wettelijk voorgeschreven termijn en conform de
wettelijke en door De Nederlandsche Bank opgestelde beleidsvoorschriften.
Het fonds kan in uitzonderlijke situaties overgaan tot vermindering van verworven
pensioenaanspraken en pensioenrechten. In het Financieel Crisisplan, opgenomen in
bijlage A, wordt hier verder op ingegaan.
3.8 Voorwaarden premiekorting of -terugstorting
Het bestuur kan, gehoord de actuaris, een (tijdelijke) korting op de in 3.1 genoemde
premiepercentages vaststellen. Het bestuur volgt hierbij de uitgangspunten zoals
vastgelegd in paragraaf 6.2.2.5. Er kan geen sprake zijn van premie terugstorting.
3.9 Bijstortingsverplichting
Aangezien de pensioenregeling is verplicht gesteld in de sector Schoen-, Leder-, en
Lederwarenindustrie en er op basis van de Wet Bpf 2000 een kostendekkende
doorsneepremie wordt vastgesteld door het bestuur, gelden er geen procedures voor
bijstorting.
13
3.10 Vrijwillige voortzetting na beëindiging dienstverband
Het bestuur kan aan een deelnemer, wiens dienstbetrekking bij een van de aangesloten
werkgevers geëindigd is zonder dat hierop indiensttreding bij een andere aangesloten
werkgever is gevolgd, of op wie de verplichting tot deelneming niet meer van
toepassing is, toestemming verlenen om de deelneming vrijwillig voor eigen rekening
voort te zetten voor de duur van maximaal drie jaren op basis van de laatst bekende
(salaris)gegevens.
Het bestuur kan de toestemming voor vrijwillige voortzetting slechts verlenen, indien en
voor zover dat op grond van de Pensioenwet is toegestaan. Daarnaast worden de fiscale
voorwaarden zoals opgenomen in het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van
27-04-2012, nr. BLKB2012/157M in aanmerking genomen. Het bestuur kan aan deze
toestemming voorwaarden verbinden en haar te allen tijde intrekken.
3.11 Aansluitingscriteria voor vrijwillige aansluiting
Het fonds kan separaat een uitvoeringsovereenkomst sluiten met een werkgever die niet
onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds valt, maar die zich op
vrijwillige basis bij de stichting wil aansluiten, indien:
1. de loonontwikkeling bij deze werkgever ten minste gelijk is aan die in de
bedrijfstak waarin het fonds werkzaam is en de werkgever deelneemt in de sociale
fondsen van dezelfde bedrijfstak;
2. er sprake is van een groepsverhouding tussen de werkgever die zich vrijwillig wil
aansluiten en een aangesloten werkgever ( zijnde een andere werkgever die onder
de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds valt); of
3. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de werkgever wel onder de
werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds viel.
In die overeenkomsten wordt dan vastgelegd dat partijen zich verbinden aan de statuten
en reglementen waarop de pensioenregeling bij het fonds is gebaseerd. Tevens moeten
partijen zich verbinden aan de besluiten van het bestuur van het fonds. Bedoelde
overeenkomsten worden aangegaan voor de duur van vijf jaar en telkens, behoudens
opzegging, stilzwijgend voor de duur van vijf jaar verlengd. Elke vrijwillig aangesloten
onderneming (maar ook het fonds) kan de overeenkomst beëindigen. Beëindiging is
alleen mogelijk per het einde van een kalenderjaar en met inachtneming van een
opzegtermijn van ten minste een jaar.
14
4. Hoofdlijnen van de pensioenregeling
Per 1 januari 2016 is een nieuw pensioenreglement in werking getreden. Dit reglement
wordt aangehaald als Pensioenreglement 2016. Opgebouwde aanspraken met
pensioenrichtleeftijd 65 jaar in Pensioenreglement 2006 zijn per 1 januari 2016 omgezet
in aanspraken met pensioenrichtleeftijd 67 jaar in Pensioenreglement 2016.
Het pensioenreglement 2016, dat per 1 januari 2017 laatstelijk is gewijzigd, heeft de
volgende kenmerken:
Karakter regeling Middelloonregeling met toeslagen
Werkgever Aangesloten onderneming werkzaam in de
Schoen, Leder- of Lederwarenindustrie
Deelnemer Werknemer van 21 jaar of ouder, in dienst
van een aangesloten werkgever, die nog
niet de leeftijd van 67 jaar heeft bereikt
Toetredingsleeftijd 21 jaar
Pensioendatum 67 jaar
Pensioengevend salaris Vaste jaarinkomen (vast salaris,
ploegentoeslag, vakantietoeslag en overige
vaste toeslagen)
Maximaal pensioensalaris € 59.777
(1 januari 2017)
Franchise € 13. 719 per 1 januari 2017.
Pensioengrondslag Pensioensalaris minus franchise.
Opbouwpercentage
ouderdomspensioen
1,50% van de voor het betreffende jaar
geldende pensioengrondslag
Partnerpensioen 70% van het te bereiken
ouderdomspensioen op spaarbasis
15
Wezenpensioen 14% van het ouderdomspensioen
Wezenpensioen wordt uitgekeerd aan
kinderen van de overledene die:
- jonger zijn dan 18 jaar;
- ouder dan 18 jaar, maar jonger dan 27
jaar en volledig dagonderwijs volgt;
- ouder zijn dan 18 jaar, maar jonger dan
27 jaar en recht hebben op een
uitkering ten gevolge van
arbeidsongeschiktheid, langdurige
ziekte of handicap.
Voor volle wezen wordt het pensioen
verdubbeld.
Premievrijstelling bij
arbeidsongeschiktheid
Voor een deelnemer die voor 1 januari 2004
(gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is
geworden wordt na de wachttijd op grond
van de Wet op de
Arbeidsongeschiktheidsverzekering
vrijstelling van premie verleend op basis
van de volgende tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid:
65 – 100%
45 – 65%
25 – 45%
00 – 25%
Percentage vrijstelling
100%
50%
25%
0%
Premievrijstelling bij
arbeidsongeschiktheid
Voor een deelnemer die na 31 december
2003 (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is
geworden, wordt na de wachttijd op grond
van de Wet Werk en inkomen naar
Arbeidsvermogen vrijstelling van premie
verleend op basis van de volgende tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid:
65 – 100%
45 – 65%
35 – 45%
00 – 35%
Percentage vrijstelling
100%
50%
25%
0%
Premie
25,8% (2017) van de pensioengrondslag.
De door cao-partijen overeengekomen
premieverdeling tussen werkgevers en
werknemers is vastgelegd in het
pensioenreglement.
Toeslag Voorwaardelijk voor zowel actieve
deelnemers, gewezen deelnemers en
gepensioneerden.
Keuzemogelijkheden:
- vervroeging pensioendatum Niet eerder dan 5 jaar voor de eerste dag
van de maand waarin de AOW ingaat.
- uitstel pensioendatum Uiterlijk tot 5 jaar na de eerste dag van de
maand waarin de AOW ingaat.
16
- deeltijdpensionering Voor het deel dat niet vervroegd wordt,
wordt de opbouw van het
ouderdomspensioen voortgezet tot
maximaal de pensioenrichtdatum.
- uitruil van partnerpensioen naar
ouderdomspensioen en omgekeerd
- gehele of gedeeltelijke uitruil van
partnerpensioen in een hoger
ouderdomspensioen
- Gedeeltelijke uitruil van
ouderdomspensioen in een hoger
partnerpensioen
- Bij ongehuwde deelnemers wordt het
ouderdomspensioen automatisch
verhoogd.
- omzetten ouderdomspensioen inAOW-
overbruggingspensioen
- variatie in de hoogte van de
pensioenuitkering (hoog-laag)
Overbruggingspensioen tot de AOW indien
de deelnemer eerder dan de
pensioenrichtdatum met pensioen gaat en
nog geen AOW ontvangt.
De uitkering kan maximaal 10 jaar hoger of
lager zijn dan de daaropvolgende periode.
De lage uitkering bedraagt minimaal 75%
van de hoge uitkering.
17
5. Herverzekering
Het fonds heeft de risico’s van overlijden en premievrijstelling bij
arbeidsongeschiktheid volledig herverzekerd bij elips Life door middel van een
risicoverzekering zonder winstdeling.
18
6. Financiële opzet
De voornaamste financiële doelstellingen van het pensioenfonds zijn:
het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in
het reglement vastgelegde bepalingen;
het minimaliseren van de kansen op een tekort, alsmede van de mate van het
tekort;
het maximaliseren van het beleggingsrendement om de nagestreefde toeslagen te
realiseren.
In dit hoofdstuk wordt de financiële opzet van het pensioenfonds uiteengezet. Ingegaan
wordt op de waarderingsgrondslagen van de pensioenverplichtingen en het belegd
vermogen, alsmede de uitgangspunten voor het premiebeleid, het beleggingsbeleid en
het toeslagbeleid.
6.1 Evenwichtsvermogen
6.1.1 Aanwezig pensioenvermogen
De waardering van de bezittingen van het pensioenfonds geschiedt op marktwaarde. Dit
houdt in voor:
aandelen: de slotkoers van de laatste handelsdag van het boekjaar. Bij onvoldoende
koersvorming wordt informatie van brokers gebruikt;
onroerend goed:
direct onroerend goed: taxaties van deskundigen;
participaties: slotkoers van de laatste handelsdag, dan wel evenredig aandeel in
de netto vermogenswaarde;
vastrentende waarden:
obligaties: slotkoers van de laatste handelsdag en lopende rente;
onderhandse leningen: kasstromen, contant gemaakt tegen de meest actuele
yield curve;
liquide middelen: nominaal tegen de meest actuele valutakoersen;
valutatermijncontracten: tegen de meest actuele forward rates;
derivaten: tegen de meest actuele beurskoersen.
Het aanwezige pensioenvermogen wordt bepaald op de aldus vastgestelde marktwaarde
van de beleggingen en liquide middelen, vermeerderd met de vorderingen van het
pensioenfonds en verminderd met de schulden van het pensioenfonds. De vorderingen
en schulden van het pensioenfonds worden hierbij op nominale basis gewaardeerd tenzij
de posten langlopend zijn en hiervoor een marktwaardering of benadering daarvan
beschikbaar is.
19
6.1.2 Technische Voorziening en overige reserves
Technische Voorziening
Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement en
verzekert de hieruit voortvloeiende opgebouwde pensioenaanspraken in eigen beheer.
Het pensioenfonds stelt voor de onvoorwaardelijk jegens het pensioenfonds verworven
pensioenaanspraken een technische voorziening vast.
De vaststelling van de technische voorziening geschiedt op basis van de volgende
uitgangspunten:
berekening vindt plaats op basis van marktwaardering;
de grondslagen zijn gebaseerd op prudente beginselen inzake overlijden,
arbeidsongeschiktheid en levensverwachting;
de methodiek van vaststelling is van jaar op jaar consistent;
wijziging in juridische, demografische en/of economische omstandigheden
vormen aanleiding tot heroverweging van de gekozen methodiek en de te hanteren
grondslagen.
De technische voorziening is gelijk aan:
voor de actieve deelnemers de - op basis van prudente grondslagen vastgestelde -
actuariële contante waarde van de over de verstreken dienstjaren verkregen
pensioenaanspraken, inclusief de toegekende toeslagen.
voor niet-actieve deelnemers de actuariële contante waarde van de verzekerde
pensioenen, inclusief de tot balansdatum verstrekte toeslagen.
voor arbeidsongeschikte deelnemers de actuariële contante waarde van de
behaalbare pensioenaanspraken, waarbij de kans op revalidering op 20% is
vastgesteld.
voor arbeidsongeschikte deelnemers voor zover van toepassing de actuariële
contante waarde van de verzekerde WAO-hiaatpensioenen.
Voor het risico van het nog toe te kennen arbeidsongeschiktheidspensioen aan
deelnemers die op balansdatum ziek zijn wordt tweemaal de risicopremies voor
arbeidsongeschiktheid aangehouden.
De technische voorziening wordt jaarlijks vastgesteld naar de volgende actuariële
berekeningsgrondslagen:
Intrest Conform de meest actuele rentetermijnstructuur, zoals deze
maandelijks wordt gepubliceerd door de Nederlandsche Bank.
Sterfte Volgens de Prognosetafel AG2016 inclusief fondsspecifieke
ervaringssterfte (zie bijlage B).
Uitkeringen De uitkeringen zijn continu betaalbaar verondersteld.
20
Leeftijden Leeftijden worden vastgesteld in maanden nauwkeurig. De
vrouwelijke partner/deelnemer wordt verondersteld drie jaar
jonger te zijn dan haar mannelijke deelnemer/partner.
Gehuwdheid Tot de pensioenleeftijd (67 jaar) wordt voor alle deelnemers
uitgegaan van 100% gehuwdheid, ongeacht de burgerlijke staat.
Na ingang van het pensioen wordt het bepaalde man/vrouw-
systeem toegepast op basis van de werkelijke situatie.
Wezenopslag Voor niet ingegaan latent wezenpensioen wordt een voorziening
getroffen ad 6% op de netto technische voorziening voor
opgebouwd partnerpensioen van niet-ingeganen.
Kosten Voor het dekken van toekomstige kosten wordt een
kostenvoorziening aangehouden. Het uitgangspunt hierbij is dat
er in de technische voorziening voldoende voor kosten
gereserveerd moet zijn op het moment dat de premie-instroom
zou eindigen. Dit betekent dat wordt uitgegaan van een situatie
waarin alle actieven premievrij worden. Vanuit die
uitgangssituatie wordt voor elke gewezen deelnemer bepaald wat
naar verwachting de contante waarde van de toekomstige kosten
is. Hierbij is uitgegaan van het kostenniveau op het moment van
berekening, een verwachte liquidatietermijn van 2 jaar nadat het
fonds in een afwikkelscenario terecht is gekomen en zijn de
verwachte kosten bij liquidatie vastgesteld op één jaar aan
administratiekosten.
De kosten die uit bovenstaande exercitie resulteren worden
toegevoegd aan de netto technische voorziening.
De kostenvoorziening is vanaf ultimo 2016 vastgesteld op 6,1%
van de TV.
Bestemmingsreserve CAO-partijen
Het fonds houdt een bestemmingsreserve CAO-partijen (voorheen WGA-hiaat) aan.
CAO-partijen hebben de mogelijkheid om de bestemmingsreserve binnen de
pensioenregeling aan te wenden.
Ultimo 2016 bedraagt de toedeling aan de verschillende CAO-partijen als volgt:
Schoenindustrie: € 155.000
Lederindustrie : € 185.000
Lederwarenindustrie: € 688.000
Gezamenlijk deel: € 529.000
Totale bestemmingsreserve CAO-partijen: € 1.557.000
Inmiddels heeft de bestemmingsreserve CAO-partijen een bestemming gekregen. Voor
de jaren 2016-2020 wordt de reserve aangewend om een deel van de reguliere premie te
financieren.
21
Hierbij wordt het gezamenlijke deel gebruikt om een deel van de werknemerspremie
over alle sectoren te financieren. Dit resulteert in een korting op de werknemerspremie
voor alle actieve deelnemers.
Daarnaast wordt er uit de sectorspecifieke reserves nog een extra korting op de
werknemerspremie gegeven. Deze korting kan dus per sector verschillen.
Aanvullend is de tijdelijke verhoging van de werknemerspremie over de maanden juli
tot en met december 2017 gefinancierd uit het gezamenlijke deel van de
bestemmingsreserve.
6.1.3 Minimaal vereist eigen vermogen
Het minimaal vereist eigen vermogen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 11 van
het Besluit financieel toetsingskader en voldoet daarmee aan de daaromtrent gestelde
wettelijke eisen. Per 1 januari 2017 is het minimaal vereist eigen vermogen berekend op
4,1% van de technische voorziening.
6.1.4 Vereist eigen vermogen / evenwichtsvermogen
Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van
het pensioenfonds op basis van de strategische beleggingsmix. In die situatie is het
eigen vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat
van 97,5% ten aanzien van de als onvoorwaardelijk aangemerkte onderdelen van de
pensioenovereenkomst wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen één jaar
beschikt over minder middelen dan de hoogte van de technische voorziening. De wijze
van vaststelling van het vereist eigen vermogen is omschreven in de Pensioenwet en is
opgenomen in bijlage F. Aanvullend houdt het fonds rekening met een buffer voor
concentratierisico.
Het fonds evalueert jaarlijks of de gehanteerde berekeningssystematiek van het vereist
eigen vermogen nog passend is voor de vaststelling van de risicohouding van het fonds.
Artikel 138 lid 1 PW bepaalt wanneer de beleidsdekkingsgraad lager is dan de gestelde
eisen aan het strategisch VEV er sprake is van een tekort. Het fonds stelt De
Nederlandsche Bank direct op de hoogte van het ontstane tekort. Daarnaast stelt het
fonds binnen 3 maanden een herstelplan op conform de Pensioenwet. In dit herstelplan
wordt uitgewerkt hoe het fonds uiterlijk binnen 10 jaar het tekort wegwerkt.
6.1.5 Vrij vermogen
Het vrij vermogen van het pensioenfonds bestaat uit het deel van het aanwezige
pensioenvermogen voor zover dat uitgaat boven het evenwichtsvermogen.
22
6.2 Premiebeleid
6.2.1 Hoogte kostendekkende premie
De conform onderstaande methodiek vastgestelde premie voldoet aan de voorschriften
gesteld bij en krachtens de Pensioenwet alsmede door DNB.
6.2.2 Interne financiering
6.2.2.1 Gedempte premie
Het hanteren van een premie waarbij rekening wordt gehouden met de
rentetermijnstructuur kan leiden tot grote volatiliteit in de premie. Om dit ongewenste
effect te voorkomen biedt het raamwerk van het Besluit financieel toetsingskader
pensioenfondsen de mogelijkheid om premiedemping te bewerkstellen. Het
pensioenfonds maakt gebruik van deze mogelijkheid en hanteert een voortschrijdend
gemiddelde van de rente over een periode van 10 jaar. De gedempte premie wordt op
grond van de voorschriften geacht kostendekkend te zijn. De gedempte premie wordt
berekend als de som van de volgende componenten:
1. De actuariële benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke
pensioenen, waarbij het gaat om de volgende elementen:
Comingservice koopsom voor in het jaar te verwerven pensioenaanspraken;
Risicokoopsommen voor overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico conform
de herverzekeringsopgave.
2. Een solvabiliteitsopslag.
3. De opslag die nodig is voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds
De onderdelen 1 tot en met 3 vormen samen de gedempte premie.
De gedempte premie wordt bepaald op basis van prudente actuariële grondslagen
conform fondsgrondslagen, zoals deze onder het FTK-beleid door DNB worden
voorgeschreven. Hierbij wordt rekening gehouden met de verwachte ontwikkeling van
de sterftekansen in de toekomst.
De toets op kostendekkendheid van de gedempte premie, die jaarlijks in het kader van
het jaarwerk plaatsvindt, wordt uitgevoerd op basis van de ex ante berekening. Hierbij
wordt dus uitgegaan van de grondslagen en uitgangspunten die bij het opstellen van de
ex ante premieberekening bekend zijn.
6.2.2.2 Solvabiliteitsopslag
De solvabiliteitsopslag die wordt toegepast bij de vaststelling van de gedempte premie
is gelijk aan het percentage vereist eigen vermogen (zie paragraaf 6.1.4) .
23
6.2.2.3 Vrijval solvabiliteitsopslagen
Bij de bepaling van de premie wordt geen rekening gehouden met de
solvabiliteitsvrijval als gevolg van pensioenuitkeringen. De vrijgevallen
solvabiliteitsopslag komt ten gunste van het eigen vermogen van het pensioenfonds.
6.2.2.4 Herstelpremies
Op basis van de maatregelen in het herstelplan kunnen herstelpremies verschuldigd zijn.
Bij de bepaling van de gedempte premie worden deze herstelpremies opgeteld bij de
berekende premie.
6.2.2.5 Premiekorting
Indien het pensioenvermogen van het pensioenfonds hoger is dan het
evenwichtsvermogen kan het bestuur, met inachtneming van de voorwaarden, genoemd
in artikel 129 van de Pensioenwet, besluiten tot een premiekorting. Als randvoorwaarde
voor premiekorting geldt dat deze pas kan worden toegepast nadat eventueel niet
toegekende toeslagen en/of korting van aanspraken over de 10 voorgaande jaren zijn
gecompenseerd . Het fonds maakt geen gebruik van de wettelijke mogelijkheden tot
terugstorting van de premie.
Hierbij wordt opgemerkt dat het pensioenvermogen, ook na aftrek van een eventuele
premiekorting, nog steeds het evenwichtsvermogen te boven dient te gaan.
6.2.3 Feitelijke premie
De financiering van de krachtens de pensioenreglementen vast te stellen
pensioenaanspraken geschiedt door betaling van een doorsneepremie zoals
overeengekomen tussen het pensioenfonds en de werkgevers. De totale bijdrage wordt
minimaal eens per jaar bepaald in overleg tussen de sociale partners. De totale bijdrage
is door het bestuur – gehoord de actuaris van het pensioenfonds – getoetst op
adequaatheid.
De doorsneepremie (inclusief deelnemersbijdrage) voor de pensioenregeling van
Pensioenreglement 2016 is gelijk gesteld aan 25,8% (2017) van de som van de
pensioengrondslagen. De hiervoor genoemde grondslag is de pensioengrondslag als
bedoeld in Pensioenreglement 2016. Deze werkgeverspremie wordt voor een deel
gefinancierd uit de voormalige VPL-premie. De werknemerspremie zal deels uit de
bestemmingsreserve cao-partijen worden gefinancierd, waarbij onderscheid wordt
gemaakt tussen de verschillende sectoren. Voor 2017 zijn de premiepercentages als
volgt vastgesteld:
- Werkgeverspremie 16,45% voor de maanden januari tot en met juni en 17,90%
voor de maanden juli tot en met december (inclusief voormalige VPL-premie);
- Werknemersdeel Schoenindustrie 7,05% (inclusief sectorspecifieke korting uit
bestemmingsreserve cao-partijen);
24
- Werknemersdeel Lederindustrie 7,05% (inclusief sectorspecifieke korting uit
bestemmingsreserve cao-partijen);
- Werknemersdeel Lederwarenindustrie 5,07% (inclusief sectorspecifieke korting
uit bestemmingsreserve cao-partijen).
6.3 Beleggingsbeleid
In deze paragraaf wordt het beleggingsbeleid van het fonds beschreven.
Achtereenvolgens wordt ingegaan op het strategisch beleggingsbeleid, de opzet en
uitvoering van de vermogensbeheeractiviteiten, de wijze van risicometing en -
beheersing, de opzet van de resultaatsevaluatie alsmede de waarderingsgrondslagen.
A. Strategisch beleggingsbeleid
1. Beleggingsdoelstelling
Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen
wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te
beleggen. Daarbij wordt onder andere rekening gehouden met de ‘prudent-person’ regel
welke is vastgelegd in de Europese Pensioenfondsenrichtlijn (2003/41/EG) en de
Pensioenwet. De prudent-person regel kent de volgende uitgangspunten:
het fonds doet de beleggingen in het belang van de deelnemers, gewezen
deelnemers, pensioengerechtigden en hun pensioengerechtigde nagelaten
betrekkingen;
de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering;
de activa worden naar behoren gediversificeerd.
De onderbouwing van het bestuur dat bij het beleggingsbeleid wordt voldaan aan de
‘prudent person’ regel is opgenomen in bijlage E.
Hoewel het rendement op de portefeuille een hoge prioriteit heeft, staan een defensief
karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige afweging van risico en rendement
voorop.
De hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid is als volgt verwoord: “het op lange
termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische
beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening houdend met de
verplichtingenstructuur van het fonds.”
Het fonds voert in beperkte mate (dat wil zeggen voor een aantal beleggingssoorten) een
’actieve’ beleggingsstijl, dat wil zeggen: de doelstelling is om, binnen de vastgestelde
restricties, op basis van een marktvisie een hoger rendement te behalen dan de daarvoor
geldende performance benchmark. Daar waar een passieve beleggingsstijl wordt
gevolgd, beoogt het fonds een performance conform de betreffende benchmark te
realiseren. De verschillende performance benchmarks vormen onderdeel van de jaarlijks
vast te stellen zogenaamde ‘normportefeuille’. Bedrijfstakpensioenfondsen zoals het
fonds dienen, op grond van de Vrijstellingsregeling van de Wet betreffende verplichte
deelneming in een bedrijfspensioenfonds 2000, jaarlijks een normportefeuille vast te
stellen.
25
De door het bestuur van het pensioenfonds vastgelegde uitgangspunten inzake het
beleggingsbeleid zijn opgenomen in de ‘Verklaring inzake de Beleggingsbeginselen’
die als bijlage C bij deze abtn is opgenomen.
2. Samenstelling strategische beleggingsportefeuille en tactische bandbreedtes
Het bestuur heeft in 2015 een Asset Liability Management (ALM) studie laten
uitvoeren. Aan de hand van de uitkomsten van deze studie is een beleggingsportefeuille
gekozen met een acceptabele combinatie van netto-premieniveau, premievolatiteit,
kansen op onderdekking en kansen op (volledige) toeslagverlening.
In het kader van de verplichte jaarlijkse vaststelling van een normportefeuille legt het
bestuur elk jaar de dynamische normwegingen (normportefeuille) vast, met daarin de
aan de hand van normpercentages opgenomen verdeling over de beleggingscategorieën.
Rondom de dynamische normwegingen zijn toegestane, tactische bandbreedtes
gedefinieerd, zodat de vermogensbeheerder de mogelijkheid heeft om op grond van de
uitgesproken verwachtingen per beleggingscategorie een categorie te over- of
onderwegen om op die wijze een beter beleggingsresultaat te behalen dan wanneer
conform de dynamische normwegingen zou worden belegd. De samenstelling van het
vermogen dient op hoofdcategorie binnen de vastgestelde bandbreedtes te blijven.
Voor de actuele normpercentages en bandbreedtes wordt verwezen naar de
beleggingsrichtlijnen die zijn opgenomen in het ‘Beleggingsplan 2017-2018’ (bijlage D
bij deze abtn) en het Strategisch en Operationeel Beleggingsbeleid (zie onder B. 1.).
B. Opzet en uitvoering vermogensbeheeractiviteiten
1. Organisatie vermogensbeheer
Het bestuur van het fonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid.
Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt onder andere verstaan de vaststelling van
het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de dynamische normwegingen en
bandbreedtes, de benchmarks, de mate van afdekking van het rente- en valutarisico en
de selectie van de beleggingspools. Het strategische en operationele beleggingsbeleid is
vastgelegd in het ‘Strategisch en Operationeel Beleggingsbeleid’ (SOB). Dit document
dient als formele vastlegging van het staande beleid. Om deze reden wordt dit document
telkens wanneer zich significante wijzigingen voordoen in het strategisch en/of
operationeel beleggingsbeleid bijgewerkt en opnieuw ter goedkeuring aan het bestuur
voorgelegd. Hiermee is er een duidelijke scheiding tussen enerzijds het Beleggingsplan
waarin voorstellen en visie op toekomstige ontwikkelingen tot uiting komen en dit
document anderzijds dat zich louter richt op de vastlegging van het reeds goedgekeurde
beleid.
De beleggingscommissie heeft een voorbereidende en adviserende rol inzake het
strategisch beleggingsbeleid richting het bestuur. Daarnaast is de beleggingscommissie
verantwoordelijk voor de nadere invulling alsmede de uitvoering van het strategisch
beleggingsbeleid. Hieronder moet onder andere worden verstaan het vaststellen van de
specifieke richtlijnen voor de deelportefeuilles, het opstellen van het mandaat voor de
vermogensbeheerder, het toetsen en evalueren van het gevoerde en te voeren beleid van
de vermogensbeheerder, het onderhouden van contacten met adviseurs en het bijhouden
26
van beleggingstechnische kennis, zoals opgenomen in het SOB. Tot slot is de
beleggingscommissie verantwoordelijk voor de vaststelling van de renterisico-overlay-
portefeuille. De beleggingscommissie vergadert in beginsel zes keer per jaar.
De vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het totale tactische en operationele
beleggingsbeleid (met uitzondering van het beleid inzake de renterisico-overlay), dat
valt onder de verantwoordelijkheid van de beleggingscommissie.
De vermogensbeheerder is binnen de in het SOB geformuleerde randvoorwaarden vrij
in de wijze van belegging en herbelegging. Inzake de renterisico – overlay – portefeuille
handelt de vermogensbeheerder op “execution only” basis, in opdracht van de
beleggingscommissie.
De vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het verzamelen, administreren en
rapporteren over de beleggingen aan bestuur en beleggingscommissie.
2. Structuur vermogensbeheer
Het bestuur heeft een externe vermogensbeheerder aangesteld om binnen de in dit
beleggingsplan opgestelde doelstellingen en restricties het tactische en operationele
beleggingsbeleid uit te voeren. Dit wordt gedaan door Blue Sky Group. Blue Sky Group
verzorgt tevens de advisering inzake het strategisch beleggingsbeleid.
Het uit zes leden bestaande paritaire bestuur is uitgebreid met twee onafhankelijke
deskundige bestuurders. Een van deze bestuurders is deskundig op het terrein van
vermogensbeheer en benoemd tot voorzitter van de beleggingscommissie. Op deze
wijze kan vanuit de beleggingscommissie voldoende countervailing power worden
geboden jegens de vermogensbeheerder.
C. Wijze van risicometing en -beheersing
De risicobeheersing is vormgegeven door de vaststelling van een normportefeuille en
bandbreedtes rondom de normpercentages per beleggingscategorie zoals opgenomen in
het SOB. Voorts worden in de beleggingsrichtlijnen die zijn opgenomen in het
‘Beleggingsplan 2017-2018’ (bijlage D bij deze abtn), aanvullende restricties
opgenomen die bijdragen aan een adequate risicobeheersing. De vermogensbeheerder
dient deze restricties te respecteren. Door middel van rapportages door de
vermogensbeheerder wordt de naleving van deze voorwaarden gecontroleerd door de
beleggingscommissie.
D. Resultaatsevaluatie
De externe vermogensbeheerder (Blue Sky Group) dient zorg te dragen voor een volledige
administratie van de beleggingsportefeuille en alle daarop betrekking hebbende transacties.
Minimaal per kwartaal dienen voor elke beleggingscategorie en de totale portefeuille de
volgende zaken te worden vastgelegd.
Voor elke beleggingscategorie en de totale portefeuille:
portefeuille overzichten in marktwaarden begin en einde periode op transactiebasis
inclusief lopende rente in euro;
27
aan- en verkopen op transactiebasis in euro;
waarde vermogenswinst of –verlies in euro;
fonds- en benchmarkrendement in procenten;
attributie analyse;
tracking error.
Voor de totale portefeuille dient te worden vastgelegd:
beknopte toelichting op het gevoerde beleggingsbeleid;
verwachtingen voor de komende periode;
overzicht van valuta-, rating-, duration- en looptijdverdeling voor totale
vastrentende portefeuille versus de pensioenverplichtingen van het fonds;
overzicht van regio- en sectorenverdeling voor de totale aandelenportefeuille en
aandelen benchmark.
Elk kwartaal worden bovenstaande zaken getoetst en beoordeeld, waarbij de nadruk ligt
op de performance van de beleggingscategorieën tegen de vastgestelde benchmarks en
de door de vermogensbeheerder aangeleverde rendementsattributie.
Op basis van een kritische beoordeling kan de bijdrage van diverse beleidsbeslissingen
aan de performanceverschillen met de benchmark worden toegewezen en kan deze
informatie worden gebruikt bij toekomstige beleidsbeslissingen.
E. Waarderingsgrondslagen
Alle beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde of, indien de marktwaarde
van een belegging niet aan de hand van een beursnotering kan worden afgeleid, een
waarde vaststelling die een zo getrouw mogelijk beeld geeft van de actuele waarde van
de betreffende beleggingen.
6.4 Toeslagbeleid
a. Voorwaardelijke toezegging
De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is
afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Er bestaat echter geen recht op
toeslag. De premie die aan het fonds betaald wordt, bevat geen specifieke component ter
financiering van het toeslagbeleid.
Bovendien wordt er door het fonds geen expliciete reserve aangehouden om in de
toekomst toeslagen te kunnen toekennen. Het fonds verleent alleen een toeslag indien de
beleidsdekkingsgraad hoger is dan 110% en indien de toeslagverlening
toekomstbestendig is.
b. Maatstaf en ambitie
Het beleid van het pensioenfonds is gericht op het voorkomen van onderdekking,
gegeven de (ambitie van de) toezegging en de overeengekomen financieringsmethodiek.
Financiële meevallers, bijvoorbeeld als gevolg van positieve beleggingsrendementen,
kunnen worden ingezet voor het toekennen van toeslagen.
28
Bij het toeslagbeleid geldt de navolgende grootheid als referentie. De tijdens het
deelnemerschap opgebouwde aanspraken van de deelnemers en de premievrije en
ingegane pensioenen worden jaarlijks per 1 januari verhoogd met de procentuele
verandering van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens (totale bestedingen)
van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op 31 augustus van het laatst
verkregen kalenderjaar ten opzichte van 31 augustus van het daaraan voorafgaande
kalenderjaar. Het referentiekader voor het toeslagbeleid is dus de prijsindex.
c. Toekennen van toeslagen
Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur de
onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze staffel geldt slechts als uitgangspunt; bij
de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische
omstandigheden (zoals economische vooruitzichten en verwachte
bestandsontwikkeling) in ogenschouw nemen. Het besluit of de beleidsstaffel bij de
toeslagverlening per 1 januari van een kalenderjaar wordt gevolgd, wordt genomen in
het kwartaal voorafgaand aan 1 januari van het bedoelde jaar. Voor de toepassing van
de beleidsstaffel wordt uitgegaan van de dekkingsgraad per 31 december van het jaar
voorafgaand aan het jaar waarin de toeslag wordt verleend.
De inhoud van de beleidsstaffel luidt als volgt:
Indien het pensioenfonds een beleidsdekkingsgraad heeft die gelijk is aan of die
ligt onder 110%, wordt er niet geïndexeerd.
Indien het pensioenfonds een beleidsdekkingsgraad heeft die ligt tussen de
hiervoor en de hierna bedoelde dekkingsgraad, wordt er proportioneel
geïndexeerd.
Indien het pensioenfonds een beleidsdekkingsgraad heeft die 121,9%2 is of hoger
wordt er volledig geïndexeerd. Tevens kan het bestuur dan besluiten tot het
verlenen van inhaaltoeslagen.
Feitelijke toekenning van toeslagen zal altijd eerst plaatsvinden na een daartoe door het
bestuur genomen besluit.
Inhaaltoeslagen zullen alleen dan toegekend worden als dit geen gevolgen heeft voor de
toekomstbestendigheid van de reguliere toeslagambitie. De beleidsdekkingsgraad mag
door het geven van zo’n toeslag niet lager worden dan de vereiste dekkingsgraad.
Bovendien zal het fonds niet meer de 1/5e van het beschikbaar vermogen hiervoor
aanwenden.
Het bestuur houdt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen. Toekomstige
wijzigingen zijn verbindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en
pensioengerechtigden.
29
7. Financiële sturingsmiddelen
In dit hoofdstuk worden de financiële sturingsmiddelen kort uiteengezet.
7.1 Premiebeleid
De in paragraaf 6.2.3 vermelde feitelijke premie is gebaseerd op de gedempte
kostendekkende premie zoals gedefinieerd in paragraaf 6.2.2. Deze premie kan worden
gewijzigd indien de financiële positie van het pensioenfonds, gehoord de actuaris van
het pensioenfonds, daartoe aanleiding geeft.
7.2 Beleggingsbeleid
Uit paragraaf 6.3 blijkt dat het strategische beleggingsbeleid, zoals verwoord in het
SOB, wordt afgestemd op de financiële positie en de doelstelling van het fonds. Door
het strategisch beleggingsbeleid om de drie jaren te herijken (aan de hand van een
nieuwe ALM-studie), kan er worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van
de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur van het fonds.
7.3 Toeslagbeleid
De aanpassing van de opgebouwde en ingegane pensioenen door middel van een
toeslagverlening is voorwaardelijk. Het bestuur is bevoegd de toeslagverlening te
verminderen, zo nodig tot nul, indien de financiële positie van het fonds daartoe
noodzaakt.
7.4 Korting van aanspraken
Het fonds kan slechts onder zeer strikte voorwaarden besluiten om de
pensioenaanspraken te korten .
Wanneer het herstel binnen de hersteltermijn niet intreedt kan het bestuur de
pensioenaanspraken en pensioenrechten korten. Dit is een noodmaatregel die verbonden
is aan strikte regelgeving uit de Pensioenwet en die alleen in uiterste gevallen mag
worden ingezet. De herstelkracht van korten is substantieel en kan alleen worden
ingezet om het haalbare pad te bereiken, dan wel om op of boven het niveau van het
minimaal vereist eigen vermogen te komen als het fonds vijf achtereenvolgende jaren
niet beschikt over de minimaal vereiste dekkingsgraad.
Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de
werkgever(s) schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en
pensioenrechten. De vermindering kan op zijn vroegst een maand na de in de vorige
volzin bedoelde informatieverstrekking worden gerealiseerd.
30
7.5 Herstel van gekorte aanspraken en gemiste toeslagen
Indien het fondsvermogen groter is dan het vereist eigen vermogen heeft het bestuur de
mogelijkheid om over te gaan tot herstel van gekorte pensioenaanspraken of toezegging
van inhaaltoeslagen. Hierbij neemt het bestuur de volgende uitgangspunten in acht:
de hoogte van de teruggave van gekorte pensioenen niet meer mag zijn dan naar
verwachting in de toekomst is te realiseren;
de beleidsdekkingsgraad door de teruggave van gekorte pensioenen niet mag zakken
tot onder de vereiste dekkingsgraad; en
er mag in enig jaar voor de teruggave van gekorte pensioenen en/of inhaaltoeslag
ten hoogste een vijfde van het overschot worden aangewend.
Het overschot is het verschil tussen de beleidsdekkingsgraad en de vereiste
dekkingsgraad.
Het hierboven omschreven beleid kan te allen tijde door het bestuur voor alle
deelnemers en gewezen deelnemers (waaronder mede begrepen de
pensioengerechtigden) worden aangepast.
31
8. Haalbaarheidstoets
Het pensioenfonds voert jaarlijks een haalbaarheidstoets uit. Hierbij wordt op basis van
stochastische analyse inzicht verkregen in de samenhang tussen financiële opzet, het
verwacht pensioenresultaat en de risico’s die daarbij gelden. In de haalbaarheidstoets
wordt het pensioenresultaat op fondsniveau berekend volgens de door de wetgever
voorgeschreven standaardmethodiek waarbij uitgegaan wordt van 2000 voorgeschreven
mogelijke toekomstige economische scenario’s. Het pensioenresultaat meet het
verwachte behoud aan koopkracht van de opgebouwde en nog op te bouwen
pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen. In 2015 heeft het fonds deze toets voor het
eerst uitgevoerd door middel van een zogenaamde aanvangshaalbaarheidstoets.
In de haalbaarheidstoets wordt vanuit het vereist eigen vermogen en vanuit de feitelijke
financiële positie van het pensioenfonds berekend wat de verwachte pensioenresultaten
zijn en worden door het fonds normen (ondergrenzen) vastgesteld waaraan deze
verwachtingen dienen te voldoen. Daarnaast wordt er vanuit de feitelijke financiële
positie van het pensioenfonds ook gekeken naar het pensioenresultaat op basis van de
5% scenario’s die tot de slechtste resultaten leiden, ook wel het slechtweerscenario
genoemd. Ook hiervoor stelt het fonds een norm (maximale afwijking van het verwacht
pensioenresultaat) vast.
Bij de aanvangshaalbaarheidstoets dient te worden voldaan aan alle gestelde normen.
Bij de jaarlijkse haalbaarheidstoets die volgt op de aanvangshaalbaarheidstoets wordt
door het fonds getoetst of aan de normen wordt voldaan die behoren bij de feitelijke
financiële positie van het fonds. Indien één van deze normen niet gehaald wordt, treedt
het fonds in overleg met cao-partijen om te zien of maatregelen genomen moeten
worden. Indien nodig zal het fonds maatregelen treffen om de financiële opzet van het
fonds te verbeteren. De haalbaarheidstoets wordt jaarlijks uiterlijk op 30 juni aan DNB
gerapporteerd.
De door het bestuur in de aanvangshaalbaarheidstoets vastgestelde ondergrenzen zijn:
88% voor het verwachte pensioenresultaat, op basis van het vereist eigen vermogen;
88% voor het verwachte pensioenresultaat, op basis van de feitelijke financiële
positie, en
25% maximale afwijking voor het verwachte pensioenresultaat in het
slechtweerscenario ten opzichte van het verwacht pensioenresultaat op basis van de
feitelijke financiële positie.
De bovengenoemde uitkomsten van de aanvangshaalbaarheidstoets sluiten aan bij de
risicohouding van het fonds.
Het pensioenfonds heeft vanuit de feitelijk financiële positie van het pensioenfonds per
1 januari 2017 een haalbaarheidstoets laten uitvoeren teneinde te laten zien dat het
verwachte pensioenresultaat op fondsniveau in voldoende mate aansluit bij de door het
fonds gewekte verwachtingen over het pensioenresultaat, rekening houdend met de
gekozen ondergrens.
32
Hiermee wordt inzichtelijk dat:
a. het verwachte pensioenresultaat boven de vastgestelde ondergrens ligt;
b. de afwijking voor het verwachte pensioenresultaat in het slechtweerscenario ten
opzichte van het verwacht pensioenresultaat op basis van de feitelijke financiële
positie valt net buiten de maximale afwijking. Het fonds is hierover in gesprek
getreden met sociale partners en er is besloten om vooralsnog geen maatregelen
te nemen.
Aanvullend heeft het pensioenfonds een aanvangshaalbaarheidstoets uitgevoerd waarbij
wordt getoetst dat:
a. het fonds voldoende herstelcapaciteit heeft om in geval van een eventueel
reservetekort binnen de looptijd van een herstelplan te voldoen aan het vereiste
eigen vermogen;
b. dat het fonds een realistisch premiebeleid heeft. Sociale partners treden elk jaar
in overleg om een kostendekkende premie vast te stellen. Deze werkwijze is niet
makkelijk te modelleren in de haalbaarheidstoets waardoor het lijkt dat het
premiebeleid in de haalbaarheidstoets over de gehele berekeningshorizon van 60
jaar niet voldoende realistisch en haalbaar is.
Wanneer er zich significante wijzigingen van de pensioenregeling, de te gebruiken
scenario’s en dergelijke voordoen dient het fonds opnieuw een
aanvangshaalbaarheidstoets uit te voeren.
33
9. Risicohouding
De risicohouding is de mate waarin het fonds, na overleg met cao-partijen en de
fondsorganen, bereid is beleggingsrisico’s te lopen om de doelstellingen van het fonds
te realiseren en de mate waarin het fonds de vorenbedoelde risico’s kan lopen, gegeven
de kenmerken van het fonds. De risicohouding voldoet aan de prudent person regel en
komt tot uitdrukking
op de korte termijn: in de hoogte van het vereist eigen vermogen of een bandbreedte
hiervoor;
op de lange termijn: in de door het fonds gekozen ondergrenzen in het kader van de
haalbaarheidstoets.
Risicohouding op korte termijn
Op basis van de strategische vermogensverdeling van het fonds bedraagt de vereiste
dekkingsgraad 117,8%3. Het risico op korte termijn wordt bepaald door de waarde van
het vereist eigen vermogen. De korte termijn risicohouding wordt weergegeven als een
bandbreedte rond het strategisch vereist eigen vermogen. tot vastgelegde bandbreedtes
rondom de strategische vermogensverdeling. Het fonds heeft een bandbreedte van plus
of min 2%-punt ten opzichte van het strategisch vereist eigen vermogen vastgesteld.
Bij deze uitkomsten dient in ogenschouw te worden genomen dat de uitkomsten van de
berekening van een vereist eigen vermogen afhankelijk zijn van externe factoren,
waaronder de rentestand op de berekeningsdatum. Het vereist eigen vermogen is
derhalve aan verandering onderhevig, zelfs indien de strategische vermogensverdeling
en de daarbij vastgelegd bandbreedtes ongewijzigd zijn gebleven.
Risicohouding op de lange termijn
De aanvangshaalbaarheidstoets heeft geleid tot de vaststelling van de volgende grenzen
van het verwacht pensioenresultaat:
de ondergrens van het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau, uitgaande van
een financiële positie waarbij bij aanvang wordt voldaan aan de hoogte van het
vereist eigen vermogen bedraagt 88%;
de ondergrens van het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau, uitgaande van de
feitelijke financiële positie bedraagt 88%;
de maximale afwijking van het verwacht pensioenresultaat bij het
slechtweerscenario, uitgaande van de feitelijke financiële positie bedraagt 25%.
34
10. Vaststelling en wijziging
Het bestuur van het pensioenfonds heeft deze abtn op 25 september 2007 vastgesteld en
voor het laatst gewijzigd op 5 december 2017.
financieel crisisplan v2.1 – 25 juni 2015
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
financieel crisisplan
2 financieel crisisplan v2.1 – 25 juni 2015
Inhoud 1. Inleiding ............................................................................................................................. 3
2. Doel en kader van het financieel crisisplan ....................................................................... 4
2.1 Crisissituatie ............................................................................................................... 4
2.2 Kritische dekkingsgraad ............................................................................................. 5
2.3 Richtlijn ...................................................................................................................... 6
3. Maatregelen ...................................................................................................................... 7
3.1 Mogelijke maatregelen .............................................................................................. 7
3.2 Uniform korten ........................................................................................................... 7
4. Maatregelen ongedaan maken .......................................................................................... 9
5. Toetsing maatregelen aan evenwichtige belangenafweging .......................................... 10
6. Communicatie over genomen maatregelen .................................................................... 11
6.1 Doelgroepen ............................................................................................................ 11
6.2 Doelstellingen .......................................................................................................... 11
6.3 Centrale boodschap ................................................................................................. 11
6.4 Communicatiemiddelen ........................................................................................... 12
6.5 Communicatie en inzet middelen ............................................................................ 12
6.6 Media ....................................................................................................................... 12
6.7 Planmatige aanpak ................................................................................................... 13
6.8 Toetsing en evaluatie ............................................................................................... 13
7. Besluitvormingsproces .................................................................................................... 14
8. Jaarlijkse toetsing actualiteit financieel crisisplan ........................................................... 14
3 financieel crisisplan v2.1 – 25 juni 2015
1. Inleiding De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie (hierna: het fonds) dient op grond van artikel 145, lid 2 van de Pensioenwet in de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) van het fonds een financieel crisisplan op te nemen. Het financieel crisisplan is een beschrijving van maatregelen die het fonds op korte termijn effectief kan inzetten indien de beleidsdekkingsgraad1 zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de ambitie van het fonds in gevaar komt. Op grond van artikel 29b Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen moet het financieel crisisplan de volgende elementen bevatten: a. een beschrijving van één of meer financiële situaties waarin het fonds niet aan de
vereisten van het vereist eigen vermogen voldoet en gevaar loopt niet aan de vereisten van het minimaal vereist eigen vermogen te gaan voldoen;
b. een beschrijving van één of meer risico’s die naar het oordeel van het fonds kunnen leiden tot situaties die als financiële crisissituaties kunnen worden aangemerkt;
c. een beschrijving van de maatregelen die het fonds ter beschikking staan ter bestrijding van de situaties als genoemd bij onderdeel a en artikel 140, lid 1 van de Pensioenwet, waarbij wordt beschreven hoe het fonds deze maatregelen verwacht in te zetten;
d. een indicatie van het financiële effect van de inzet van de ter beschikking staande maatregelen:
e. de berekening van het niveau van de beleidsdekkingsgraad vanaf welke naar verwachting vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten nodig zijn om te voldoen aan de vereisten ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
f. een beschrijving van de wijze waarop bij het inzetten van maatregelen op evenwichtige wijze rekening wordt gehouden met de belangen van de belanghebbenden van het fonds, waarbij wordt opgenomen hoe een vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten zal worden verdeeld en of, en zo ja hoe, deze worden gespreid.
In de hierna volgende hoofdstukken komen bovenstaande elementen aan de orde zoals die zijn uitgewerkt door het bestuur van het fonds. Dit betreft ook de wijze waarop met belanghebbenden wordt gecommuniceerd over het financieel crisisplan, het besluitvormingsproces bij de uitvoering van het financiële crisisplan en het actualiseren van het financieel crisisplan.
1 De beleidsdekkingsgraad is het 12-maand voortschrijdend gemiddelde van de dekkingsgraad.
4 financieel crisisplan v2.1 – 25 juni 2015
2. Doel en kader van het financieel crisisplan Het fonds heeft als statutaire doelstelling het treffen van pensioenvoorzieningen voor deelnemers, gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen ter zake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden, een en ander als omschreven in de pensioenreglementen en het uitvoeringsreglement. Dit houdt, zoals in de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) is opgenomen, in: het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het
reglement vastgelegde bepalingen; het minimaliseren van de kansen op een dekkings- en reservetekort, alsmede van de
mate van dekkings- en reservetekort; en het maximaliseren van het beleggingsrendement om de nagestreefde toeslagen te
realiseren. De doelstelling kan in gevaar komen als het aanwezige pensioenvermogen van het fonds minder bedraagt dan de som van de technische voorziening en het vereist eigen vermogen. Het fonds heeft dan een tekort en dient een herstelplan in te dienen bij De Nederlandsche Bank (DNB). Uit het herstelplan moet blijken dat het fonds met toepassing van het huidige beleidskader (premie-, toeslag- en beleggingsbeleid) binnen maximaal 10 jaar het vereist eigen vermogen bereikt. Het in te dienen herstelplan gaat uit van bepaalde aannames. Deze aannames kunnen door de werkelijkheid en beleidswijzigingen worden achterhaald, waarmee het verwachte pad uit het herstelplan misschien niet meer gerealiseerd kan worden. Het is derhalve belangrijk om het herstel continu te monitoren en regelmatig te bekijken of het fonds tijdig over het vereist eigen vermogen beschikt.
2.1 Crisissituatie Bij het fonds is in twee situaties sprake van een crisissituatie. Van een crisissituatie is sprake als bij de jaarlijkse actualisatie van het herstelplan blijkt dat de verwachte beleidsdekkingsgraad aan het einde van de nieuwe hersteltermijn van maximaal 10 jaar niet uitkomt boven de vereiste dekkingsgraad en het gevaar loopt niet aan de vereisten van het vereist eigen vermogen te gaan voldoen. Het bestuur neemt dan maatregelen om de beleidsdekkingsgraad binnen de termijn van maximaal 10 jaar op het vereiste niveau te brengen. Dit zijn dus maatregelen die naast het huidige beleidskader nodig zijn vanwege onvoldoende herstel en/of een tekort dat langer aanhoudt. Daarnaast is sprake van een crisissituatie als het fonds vijf achtereenvolgende jaren niet beschikt over de minimaal vereiste dekkingsgraad. Ook dan treedt het crisisplan in werking. Het bestuur neemt dan binnen zes maanden maatregelen waardoor de actuele dekkingsgraad direct weer op of boven de minimaal vereiste dekkingsgraad ligt. Risico’s die naar het oordeel van het fonds kunnen leiden tot één van de vermelde crisissituaties zijn: - structurele bewegingen zoals langer leven en daling van de rente;
5 financieel crisisplan v2.1 – 25 juni 2015
- een te traag herstel van de beleidsdekkingsgraad als gevolg van een lager gerealiseerd beleggingsrendement dan verwacht;
- veranderingen in wet- en regelgeving die de beleidsdekkingsgraad (zoals een wijziging van de wijze van middeling) beïnvloeden;
Met het financieel crisisplan is het fonds al voorbereid op een situatie van een tekort waarbij tijdig herstel binnen de gestelde termijn niet (meer) haalbaar is. Het bestuur heeft dan vooraf al nagedacht over hoe te handelen als zo’n situatie zich voordoet. Dit zorgt ervoor dat het bestuur niet tijdens een situatie van een tekort nog moet onderhandelen over te nemen maatregelen. Er zijn situaties die geen directe financiële gevolgen hebben, maar het fonds evenwel kunnen treffen. Voorbeelden hiervan zijn een bestuurscrisis of een operationele crisis. Deze situaties maken geen onderdeel uit van het financieel crisisplan. Dit geldt ook voor een snelle daling van de beleidsdekkingsgraad die niet leidt tot een tekortsituatie bij het fonds. Het plan beperkt zich dus tot de vraag wat het bestuur gaat doen als de herstelkracht van het huidige beleidskader niet voldoende is.
2.2 Kritische dekkingsgraad Als het fonds zich in een crisissituatie bevindt, dan zijn er maatregelen nodig om binnen de gestelde termijn te kunnen herstellen. Om te kunnen vaststellen wanneer het nemen van maatregelen noodzakelijk is, stelt het fonds een kritische dekkingsgraad vast. Dit is dus de dekkingsgraad waarbij het vereiste herstel niet meer haalbaar is binnen de wettelijke termijn van maximaal 10 jaar. Als het fonds in een situatie van een tekort verkeert en onder het haalbare pad geraakt en zich derhalve in een crisissituatie bevindt, zijn maatregelen nodig om binnen de gestelde termijn te kunnen herstellen. Het haalbare pad wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld bij de jaarlijkse actualisatie van het herstelplan op basis van de dan geldende economische omstandigheden en het dan geldende beleid van het fonds. Tevens wordt het haalbare pad bij beleidswijzigingen opnieuw vastgesteld. Om op voorhand toch al enig inzicht te geven in de gevoeligheid van het haalbare pad is onderstaande tabel opgenomen. De tabel toont de actuele dekkingsgraad die het fonds minimaal moet hebben zodat de beleidsdekkingsgraad, gegeven de economische omstandigheden, tijdig kan herstellen tot de vereiste dekkingsgraad. Zakt de actuele dekkingsgraad onder dit kritische niveau, dan verwacht het bestuur dat een herstel binnen 10 jaar tot aan de vereiste dekkingsgraad niet mogelijk zal zijn zonder maatregelen die in dit financieel crisisplan worden beschreven. Het financieel crisisplan treedt in werking indien de actuele dekkingsgraad onder de in de tabel weergegeven kritische grenzen zakt en de beleidsdekkingsgraad lager is dan de vereiste dekkingsgraad (situatie van herstel).
6 financieel crisisplan v2.1 – 25 juni 2015
De genoemde rekenrentes gelden voor alle looptijden. Een overrendement van 1,0% bij een rekenrente van 4,0% betekent dat het fondsrendement 5,0% is. In die situatie dient de actuele dekkingsgraad minimaal 100,4% te bedragen zodat de beleidsdekkingsgraad zonder maatregelen tijdig kan herstellen.
Overzicht kritische grenzen
Overrendement
Rekenrente Hersteltermijn 1,0% 2,0% 3,0%
2,0% 10 jaar 101,2% 93,1% 85,7%
3,0% 10 jaar 100,7% 93,0% 86,1%
4,0% 10 jaar 100,4% 93,1% 86,4%
2.3 Richtlijn De in dit financieel crisisplan opgenomen beleid is een richtlijn. Het bestuur heeft de ruimte om van dit beleid af te wijken. Concrete maatregelen zal het bestuur altijd afstemmen op de situatie van dat moment.
7 financieel crisisplan v2.1 – 25 juni 2015
3. Maatregelen In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de maatregelen die het bestuur effectief kan inzetten om de beleidsdekkingsgraad te verhogen of om te voorkomen dat een beleidsdekkingsgraad verder wegzakt richting een kritische grens. Hierbij moet worden opgemerkt dat een genomen maatregel direct gevolgen heeft voor de actuele dekkingsgraad, maar dat die gevolgen pas na 12 maanden volledig in de beleidsdekkingsgraad zijn verwerkt. Van onvoldoende herstel is sprake als de beleidsdekkingsgraad, in een situatie van een tekort, onder het haalbare pad geraakt. Hiervan is ook sprake als het fonds vijf achtereenvolgende jaren niet beschikt over de minimaal vereiste dekkingsgraad en binnen zes maanden (een) maatregel(en) moet nemen die ervoor moet(en) zorgen dat de actuele dekkingsgraad direct op of boven het niveau van de minimaal vereiste dekkingsgraad komt te liggen.
3.1 Mogelijke maatregelen Van de mogelijke maatregelen heeft het bestuur besloten een premieopslag, het versoberen van de pensioenregeling en het aanpassen van het beleggingsbeleid niet in te zetten als maatregelen. Ten aanzien van een premieopslag is geconcludeerd dat het bestuur hierin geen autonome bevoegdheid heeft en CAO-partijen verantwoordelijk zijn voor de maximale premieruimte. Daarnaast is mede in het licht van de proportionaliteit bezien wat de herstelkracht is van een premieopslag. Vanwege het lage aantal premiebetalers ten opzichte van het aantal pensioengerechtigden en slapers, is een flinke premiestijging nodig om op korte termijn een wezenlijke bijdrage te kunnen leveren aan het herstel. Gelet hierop is een premieopslag niet aangemerkt als maatregel. Het bestuur heeft het versoberen van de pensioenregeling, waarbij de hoogte van de premie gelijk blijft, niet ingezet als maatregel vanwege het structurele karakter van de maatregel. Dit maakt het ook moeilijk om de maatregel ongedaan te maken. Bij het aanpassen van het beleggingsbeleid is naar voren gekomen dat er in een situatie van dekkingstekort geen toegestane aanpassingen zijn die het herstel kunnen bevorderen. Daarom is ook het aanpassen van het beleggingsbeleid niet aanmerkt als maatregel.
3.2 Uniform korten In geval van een crisissituatie zal het bestuur overgaan tot het korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten. Het korten van pensioenen is een noodmaatregel die verbonden is aan strikte regelgeving uit de Pensioenwet en die alleen in uiterste gevallen mag worden ingezet. De herstelkracht van korten is substantieel en kan alleen worden ingezet om ten minste het haalbare pad te bereiken dan wel om op of boven het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen te komen als het fonds vijf achtereenvolgende jaren niet beschikt over de minimaal vereiste dekkingsgraad.
8 financieel crisisplan v2.1 – 25 juni 2015
Het fonds hanteert uniform korten als uitgangspunt bij het korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten. Deze worden met een gelijk percentage verminderd. Daarmee worden actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden in gelijke mate geraakt. Dit uitgangspunt kan worden gemotiveerd vanuit oogpunt van solidariteit. Als het goed gaat met het fonds profiteert iedereen hiervan, in slechte tijden geldt het omgekeerde. Een uniforme korting met een bepaald percentage levert een stijging van de beleidsdekkingsgraad op met circa hetzelfde percentage. Het effect van uniform korten pakt voor de verschillende groepen echter anders uit. Pensioengerechtigden merken een korting direct door koopkrachtverlies. Voor actieve en gewezen deelnemers wordt het koopkrachtverlies uitgesteld en bestaat de mogelijkheid dat de korting ongedaan wordt gemaakt voordat het pensioen in gaat. Indien naar mening van het bestuur een bepaalde groep deelnemers teveel worden geraakt door toepassing van uniform korten, dan kan het bestuur besluiten om het herstel te bewerkstelligen door (gedeeltelijk) gedifferentieerd te korten.
9 financieel crisisplan v2.1 – 25 juni 2015
4. Maatregelen ongedaan maken De in hoofdstuk 3 genoemde maatregel wordt zo snel mogelijk ongedaan gemaakt. Bij het ongedaan maken van een uniforme korting onderscheidt het bestuur twee mogelijke varianten: Uniform ongedaan maken van de uniforme korting. Gedifferentieerd ongedaan maken van de korting: eerst ongedaan maken van de korting
gepensioneerden en vervolgens ongedaan maken van de korting actieve en gewezen deelnemers. Indien naar de mening van het bestuur de gepensioneerden teveel worden geraakt als gevolg van de toepassing van de uniforme korting, dan kan het bestuur besluiten om bij het ongedaan maken van de korting prioriteit te geven aan de gepensioneerden. Bijvoorbeeld in het geval dat de koopkracht van gepensioneerden geruime tijd is aangetast als gevolg van de toegepaste korting.
Doorgevoerde kortingen om op of boven het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen te komen (als het fonds vijf achtereenvolgende jaren niet beschikt over het minimaal vereist eigen vermogen) zijn onvoorwaardelijk en kunnen niet ongedaan worden gemaakt. Het bestuur gaat over tot de teruggave van gekorte pensioenen indien de beleidsdekkingsgraad hoger is dan de vereiste dekkingsgraad. Voor de teruggave van gekorte pensioenen gelden de navolgende voorwaarden: - de hoogte van de teruggave van gekorte pensioenen mag niet meer zijn dan naar
verwachting in de toekomst is te realiseren; - de beleidsdekkingsgraad mag door de teruggave van gekorte pensioenen niet zakken tot
onder de vereiste dekkingsgraad; en - er mag in enig jaar voor de teruggave van gekorte pensioenen ten hoogste een vijfde
van het overschot worden aangewend. Het overschot is het verschil tussen de beleidsdekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad.
10 financieel crisisplan v2.1 – 25 juni 2015
5. Toetsing maatregelen aan evenwichtige belangenafweging In artikel 105, lid 2 van de Pensioenwet is opgenomen dat het bestuur bij het bepalen van het beleid op evenwichtige wijze rekening moet houden met de belangen van alle bij het fonds betrokken groepen. Dit geldt ook voor het financieel crisisplan. Aspecten die hierbij van belang zijn: Op welke groepen heeft een maatregel impact en in welke mate? Is er voldoende evenwicht tussen de gevolgen en de herstelkracht van een maatregel? Hoe een maatregel ongedaan te maken als er weer sprake is van herstel? Wat zijn de effecten van een maatregel op de solidariteit? Het bestuur heeft uniform korten als uitgangspunt van een maatregel in een crisissituatie getroffen. Korten heeft grote herstelkracht. Met de uniforme kortingsmaatregel worden actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden in gelijke mate geraakt. Het bestuur is van mening dat dit kan worden gerechtvaardigd vanuit het oogpunt van solidariteit. Daarbij is het bestuur zich wel bewust van het feit dat pensioengerechtigden direct worden getroffen door een korting. Daarom heeft het bestuur de mogelijkheid om bij het ongedaan maken van de kortingsmaatregel prioriteit te geven aan het herstel van het koopkrachtverlies van gepensioneerden.
11 financieel crisisplan v2.1 – 25 juni 2015
6. Communicatie over genomen maatregelen In dit hoofdstuk staat de communicatie van het financieel crisisplan. Dit maakt onderdeel uit van het communicatieplan van het fonds. De daarin vastgelegde uitgangspunten zoals duidelijke en begrijpelijke communicatie vormen ook de basis voor de communicatie omtrent het financieel crisisplan.
6.1 Doelgroepen De primaire doelgroepen zijn de actieve deelnemers, de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden. De communicatie richt zich op deze drie doelgroepen. Hierna te noemen ‘de belanghebbenden’.
6.2 Doelstellingen De belanghebbenden tijdig, duidelijk en begrijpelijk informeren over de crisissituatie, de maatregelen, het waarom van de maatregelen en de gevolgen ervan voor de belanghebbenden. Tijdig informeren Zodra het financieel crisisplan definitief is, informeert het fonds de belanghebbenden over het, voor een deel gewijzigde, beleid (communicatiefase 1). Op het moment dat het fonds constateert dat het zich in een crisissituatie bevindt start communicatiefase 2: de belanghebbenden worden proactief over de crisissituatie en het proces geïnformeerd. Zodra de besluitvorming over de te nemen maatregelen heeft plaatsgevonden, informeert het fonds de belanghebbenden binnen een week over de maatregelen (communicatiefase 3). Het fonds bereidt proactief de communicatie voor om de communicatie tijdig te kunnen realiseren. Als de situatie bij het fonds zodanig is, dat maatregelen ongedaan gemaakt kunnen worden, dan start communicatiefase 4. Het fonds informeert de belanghebbenden binnen een week na de definitieve besluitvorming over het ongedaan maken van maatregelen. Daarna, en tussen communicatiefase 3 en 4, blijft het fonds de belanghebbenden regelmatig informeren over de ontwikkeling van de financiële situatie van het fonds (communicatie fase 5).
6.3 Centrale boodschap “De financiële situatie van uw pensioenfonds herstelt niet zoals verwacht. Het is belangrijk dat de financiële situatie verbetert, voor behoud van een pensioenregeling zoals we die nu kennen. Dan kunnen wij u naar de toekomst toe een goed pensioen blijven bieden. Daarbij vindt het bestuur het belangrijk dat alle partijen een bijdrage leveren. Ook van u vragen we een bijdrage.” Het hiervoor genoemde is de centrale hoofdboodschap op het moment dat het bestuur besluit tot aanvullende herstelmaatregelen. In bijlage A staat per communicatiefase de boodschap weergegeven.
12 financieel crisisplan v2.1 – 25 juni 2015
6.4 Communicatiemiddelen Het fonds beschikt over een set aan communicatiemiddelen. Huidige middelen voor: alle belanghebbenden deelnemers pensioengerechtigden - Helpdesk - Pensioenkrant - Pensioennieuwsbrief - Website - Intranet (via werkgever) - Brief - Pensioenoverzichten Het medium en de boodschap moeten in evenwicht zijn. Bijvoorbeeld een brief aan alle belanghebbenden is een formeel en redelijk zwaar instrument. Dat zet het fonds alleen in als de boodschap eveneens redelijk formeel en zwaar is, hetgeen in het geval van onvoldoende herstel zo is. Zeker op het moment dat er sprake is van korten op pensioenaanspraken en pensioenrechten.
6.5 Communicatie en inzet middelen Bij onvoldoende herstel zal het fonds overgaan tot het korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten. Die korting zal alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden in gelijk mate raken. Het fonds kiest er daarom voor om alle belanghebbenden gelijktijdig met dezelfde boodschap, op dezelfde wijze en op hetzelfde moment te informeren. Dit doet het fonds onder andere om alle belanghebbenden te laten zien dat iedere groep een steentje bijdraagt en dat de pijn evenwichtig is verdeeld. Het korten van de pensioenen kan voor belanghebbenden zeer ingrijpend zijn. Het vraagt extra communicatie-inspanningen om de belanghebbenden goed te informeren. Het fonds kan in een dergelijke situatie ervoor kiezen andere dan bovengenoemde communicatiemiddelen te gebruiken. Bijeenkomsten bieden bij voorbeeld een mogelijkheid de dialoog met de belanghebbenden aan te gaan en geven de ruimte voor het stellen van vragen. Ook zou het fonds in overleg kunnen gaan met de werkgever om een bijlage bij de salarisspecificatie te voegen. Het pensioenoverzicht is ieder jaar het belangrijkste communicatiemiddel. De effecten van de korting komen terug in het pensioenoverzicht. Op het moment dat sprake is van deze maatregelen wil het fonds het eerstvolgende pensioenoverzicht waarin die effecten zichtbaar zijn, zo snel als dat de administratie dat mogelijk maakt, verstrekken aan de belanghebbenden. Met in de voorloopbrief uitleg daarover. In bijlage A een gedetailleerd overzicht van de communicatiefasen, de inhoud van de communicatie, de boodschap per fase en de inzet van de middelen.
6.6 Media Het fonds informeert de belanghebbenden binnen een week nadat besluitvorming over de maatregelen heeft plaatsgevonden. Zodat ze informatie niet via andere kanalen, zoals de media, kunnen vernemen. Zeker op het moment dat er sprake is van korten. Want als belanghebbenden die informatie via de media vernemen kan hun vertrouwen worden geschaad.
13 financieel crisisplan v2.1 – 25 juni 2015
Verder hanteert het fonds in de communicatie een passief mediabeleid. Het bestuur van het fonds wijst van tevoren een woordvoerder aan, die indien nodig een mediatraining krijgt. Anderen, zoals bestuursleden en de medewerkers van de uitvoeringsorganisatie, zeggen niets en verwijzen journalisten naar de woordvoerder. Het bestuur van het fonds bereidt proactief ook een passief persstatement voor. Zo kunnen vragen goed beantwoord worden, zonder dat het fonds zelf de pers opzoekt.
6.7 Planmatige aanpak Zodra sprake is van onvoldoende herstel en dit plan in werking treedt, wordt een tijdelijk team geformeerd dat de lead heeft voor de uitvoering en eventuele bijsturing van de communicatie. Het team bestaat uit twee bestuursleden, waarvan één de woordvoerder is, en een communicatieadviseur. Het team start met het tegen het licht houden van deze communicatie uitgangspunten in relatie tot de actuele situatie. Want dat kan vragen om aanpassingen en/of verdere detaillering. Ook maakt het team afspraken over het tijdspad gekoppeld aan de communicatiefasen. Het team houdt het bestuur op de hoogte.
6.8 Toetsing en evaluatie Het fonds hecht aan duidelijke en begrijpelijke communicatie. De teksten van de brieven worden vooraf getoetst bij enkele belanghebbenden. De reacties worden secuur gevolgd en telkens getoetst op de noodzaak tot (re)actie. Tussentijds wordt het geheel aan communicatie geëvalueerd in samenhang met de vragen van deelnemers, website statistieken en andere beschikbare gegevens. Dit kan leiden tot tussentijdse aanpassingen in de communicatie. Achteraf wordt de totale communicatie geëvalueerd.
14 financieel crisisplan v2.1 – 25 juni 2015
7. Besluitvormingsproces Op grond van de statuten worden besluiten in een bestuursvergadering bij meerderheid van stemmen genomen waarbij in de vergadering de vertegenwoordigers van werkgeverszijde evenveel stemmen uitbrengen als de vertegenwoordigers van werknemerszijde en gepensioneerden gezamenlijk en andersom. Het bestuur komt binnen 2 weken bijeen op initiatief van de voorzitter of de secretaris, maar in elk geval op aangeven van de actuaris als blijkt dat de beleidsdekkingsgraad, die maandelijks wordt vastgesteld, niet uitkomt boven de vereiste dekkingsgraad óf in een situatie van tekort onder het haalbare pad geraakt. De initiatiefnemer draagt zorg voor het informeren van de bestuursleden en adviseurs waarna een (telefonische) vergadering wordt georganiseerd. Het bestuur stelt zich op de hoogte van de situatie, neemt besluiten en zet de benodigde acties uit.
8. Jaarlijkse toetsing actualiteit financieel crisisplan Het bestuur toetst eenmaal per jaar of het financieel crisisplan bij een situatie van een tekort nog voldoende actueel is. Daarnaast kan het bestuur het plan gedurende het jaar aanpassen. Het bestuur van het fonds heeft dit financieel crisisplan vastgesteld op 27 maart 2012 en gewijzigd op 16 juni 2015 Voorzitter, A. Nuijten Secretaris, C.H. Dassen-Soons
15 financieel crisisplan v2.1 – 25 juni 2015
BIJLAGE A: Communicatie en inzet middelen per fase
Communicatiefase Informeren over Centrale boodschap Inzet middelen Fase 1: definitief beleidsplan bij een tekort
Het beleidsplan bij een tekort
“Het herstel van de financiële positie van het fonds loopt gelijk aan het tijdpad van het herstelplan. Of dit zo blijft, is niet zeker omdat de koersen van de aandelen en de hoogte van de rente daarop invloed uitoefenen. Daarom heeft bestuur van het fonds een financieel crisisplan opgesteld. We willen u informeren over de inhoud daarvan”
Brief naar belanghebbenden Website Q&A’s helpdesk
Fase 2: onvoldoende herstel (voorafgaand aan de besluitvorming over de maatregelen)
Financiële situatie van het fonds Herstelpad vs.herstelplan Mogelijke maatregelen en de betekenis ervan voor de belanghebbenden De zwaarte van de maatregelen en de wegingen van het bestuur Procesinformatie
“De financiële situatie van uw pensioenfonds herstelt niet goed genoeg. Het bestuur van het fonds bekijkt op dit moment welke maatregelen genomen moeten worden. (Optioneel: we proberen alles op alles te zetten om korten te voorkomen.) U hoort ….. van ons.”
Brief naar belanghebbenden Website Q&A’s helpdesk
Fase 3: besluitvorming over maatregelen (binnen een week na besluitvorming)
Financiële situatie Herstelpad vs. herstelplan De maatregelen en die genomen zijn, wat betekent dit voor u (doelgroepspecifiek) en het waarom van die besluitvorming Gevolgen van de maatregelen en in het bijzonder voor de hoogte van het pensioen Evenwichtige verdeling van de pijn over de doelgroepen Verwachtingen toekomst Gevolgen voor waardeoverdracht
“De financiële situatie van uw pensioenfonds herstelt niet zoals verwacht. Het is belangrijk dat de financiële situatie verbetert, voor behoud van een pensioenregeling zoals we die nu kennen. Dan kunnen wij u naar de toekomst toe een goed pensioen blijven bieden. Daarbij vindt het bestuur het belangrijk dat alle partijen een bijdrage leveren. Ook van u vragen we een bijdrage.”
Brief naar alle belanghebbenden (in geval van korten uiterlijk een maand voordat de korting plaatsvindt)* Artikel in Pensioenkrant/nieuwsbrief Website Q&A’s en instructie helpdesk Aanvullend: Bijeenkomst Extra informatie (op de voorloopbrief van het) pensioenverzicht **
16 financieel crisisplan v2.1 – 25 juni 2015
* In geval van korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten geldt de verplichting dat alle belanghebbenden minimaal een maand voor de korting schriftelijk geïnformeerd worden over het besluit tot vermindering van de pensioenaanspraken en de pensioenrechten.
** Het fonds heeft een herstelplan. In het pensioenoverzicht, in de startbrief en in de stopbrief is daar, conform de informatieverplichtingen, informatie over opgenomen. Als het fonds overgaat tot het korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten, dan heeft dat effect op de pensioenen. De uitleg daarover voegt het fonds, voor de belanghebbenden die het betreft, toe aan de informatie die al in het pensioenoverzicht staat.
Procesinformatie
Fase 4: Ongedaan maken van de maatregelen
Financiële situatie van het fonds is verbeterd. Herstelpad vs. herstelplan Ongedaan maken van de genomen maatregelen, wat betekent dit voor u en in het bijzonder voor de hoogte van het pensioen Gevolgen voor waardeoverdracht
“De financiële situatie is verbeterd. Het fonds gaat de korting ongedaan maken.”
Brief Website Q&A’s helpdesk Pensioenkrant/nieuwsbrief
Fase 5: Regelmatige en structurele communicatie over de financiële situatie
Financiële situatie van het fonds Herstelpad vs.herstelplan
“De financiële situatie is gezond / blijft krap / …. Wij houden de vinger aan de pols en houden u op de hoogte.”
Website (maandelijkse update beleidsdekkingsgraad) Pensioenkrant/nieuwsbrief
Bijlage B
Ervaringssterfte PSLHoofd- en medeverzekerdenLeeftijd Man Vrouw Leeftijd Man Vrouw Leeftijd Man Vrouwt/m 20 79,9% 85,6% 47 89,5% 76,5% 74 91,0% 94,2%
21 79,9% 85,6% 48 89,6% 76,9% 75 91,2% 94,8%22 79,9% 85,6% 49 89,7% 77,2% 76 91,3% 95,4%23 79,9% 85,6% 50 89,8% 77,7% 77 91,5% 96,0%24 79,9% 85,6% 51 89,9% 78,2% 78 91,6% 96,6%25 80,1% 85,6% 52 90,0% 78,7% 79 91,8% 97,1%26 80,8% 84,3% 53 90,0% 79,3% 80 92,1% 97,6%27 81,6% 83,1% 54 90,1% 79,9% 81 92,3% 98,1%28 82,3% 82,0% 55 90,2% 80,5% 82 92,6% 98,5%29 83,0% 81,0% 56 90,2% 81,1% 83 92,8% 98,9%30 83,7% 80,1% 57 90,2% 81,8% 84 93,1% 99,2%31 84,3% 79,2% 58 90,3% 82,5% 85 93,5% 99,5%32 84,8% 78,5% 59 90,3% 83,2% 86 93,9% 99,5%33 85,3% 77,8% 60 90,3% 83,9% 87 94,4% 99,6%34 85,8% 77,3% 61 90,3% 84,7% 88 94,8% 99,6%35 86,3% 76,8% 62 90,4% 85,4% 89 95,2% 99,7%36 86,7% 76,4% 63 90,4% 86,1% 90 95,7% 99,7%37 87,1% 76,1% 64 90,4% 86,9% 91 96,1% 99,7%38 87,4% 75,8% 65 90,4% 87,7% 92 96,6% 99,8%39 87,8% 75,6% 66 90,5% 88,4% 93 97,0% 99,8%40 88,0% 75,5% 67 90,5% 89,2% 94 97,4% 99,8%41 88,3% 75,5% 68 90,6% 89,9% 95 97,9% 99,8%42 88,6% 75,5% 69 90,6% 90,7% 96 98,3% 99,9%43 88,8% 75,6% 70 90,7% 91,4% 97 98,7% 99,9%44 89,0% 75,7% 71 90,8% 92,1% 98 99,1% 99,9%45 89,2% 75,9% 72 90,9% 92,8% 99 99,5% 100,0%46 89,3% 76,2% 73 90,9% 93,5% 100 e.v. 100,0% 100,0%
1
BIJLAGE C VERKLARING BELEGGINGSBEGINSELEN
1. Inleiding
1.1 Achtergrond en doelstelling
Artikel 145 van de Pensioenwet schrijft voor dat een pensioenfonds een actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) dient vast te stellen. Als bijlage bij de ABTN moeten de pensioenfondsen een “Verklaring inzake de beleggingsbeginselen” opstellen en actueel houden. Dit document (de “Verklaring”) beschrijft de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie (het “fonds”). De uitgangspunten worden door het bestuur vastgesteld. De Verklaring wordt aan een deelnemer verstrekt als deze er om vraagt. De Verklaring wordt periodiek, circa elke drie jaar, herzien. Daarnaast wordt het document herzien als er tussentijds belangrijke wijzigingen van het beleggingsbeleid optreden. Deze Verklaring is vastgesteld door het bestuur op 18 oktober 2016. 2. Doelstelling en organisatie
2.1 Doelstelling van het fonds Het fonds stelt zich ten doel het treffen van pensioenvoorzieningen voor de deelnemers en gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen in de bedrijfstak Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie, ter zake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en/of overlijden, een en ander overeenkomstig de bepalingen van de statuten. Het fonds beperkt zich tot haar kernactiviteiten, zijnde activiteiten die haar in staat stellen haar maatschappelijke functie – de verzorging van (gewezen) deelnemers voor de financiële gevolgen van arbeidsongeschiktheid, overlijden of pensionering op basis van solidariteit en collectiviteit – zo goed mogelijk uit te voeren. 2.2 Bestuur en Beleggingscommissie
Het bestuur is paritair samengesteld en bestaat uit acht leden. Drie bestuursleden hebben zitting namens de werkgevers, twee bestuursleden hebben zitting namens de werknemers en een bestuurslid heeft zitting namens pensioengerechtigden. Twee bestuursleden zijn niet directe vertegenwoordigers van belanghebbenden bij het pensioenfonds. Het bestuur is, zonder enige uitzondering, eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het fonds inclusief het beleggingsproces. Het bestuur stelt het beleid en de strategie van het fonds vast en wordt daarbij ondersteund door diverse commissies. De Beleggingscommissie adviseert het bestuur omtrent het te voeren beleggingsbeleid. De Beleggingscommissie is daarnaast verantwoordelijk voor het direct toezicht houden op de uitvoering van de beleggingsactiviteiten en het voorbereiden van alle besluiten op het gebied van beleggingen voor het Bestuur.
2
2.3 Wijze van uitvoering van het beleggingsbeleid
Het fonds heeft besloten de uitvoering van het beleggingsbeleid uit te besteden aan derden. De keuze voor interne of externe uitvoering wordt getoetst aan het uitbestedingsbeleid van PSL en de Uitbestedingsrichtlijn van DNB. De criteria zijn gebaseerd op beschikbare deskundigheid, schaalvoordelen en flexibiliteit. De selectie van derden en de beoordeling van hun prestaties vinden plaats op basis van objectieve criteria. Het fonds heeft procedures ingericht om de uitbestedingsrisico’s te beheersen. Deze zijn beschreven in het uitbestedingsbeleid van het fonds. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het fonds geen andere kosten dan die redelijk zijn in relatie tot de samenstelling van de beleggingen en de doelstellingen van het fonds. De hoogte van de kosten wordt periodiek bepaald. 2.4 Deskundigheid en scheiding van belangen Deskundigheid Het fonds zorgt dat de leden van het bestuur en de beleggingscommissie in alle fasen van het beleggingsproces beschikken over de professionele deskundigheid die vereist is voor: − een optimaal beleggingsresultaat; − een juist beheer van de beleggingen; en − de beheersing van de aan de beleggingen verbonden risico’s.
Scheiding van belangen
Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gewaakt voor belangenverstrengeling en/of tegenstrijdig belang. Met het oog daarop zijn bestuur en leden van de beleggingscommissie gebonden aan een gedragscode. 3. Beleggingsbeleid van het fonds
3.1 Doelstelling beleggingsbeleid
Doel van het beleggingsbeleid van het fonds is het behalen van een hoog en stabiel lange-termijn rendement voor de (gewezen) deelnemers van het fonds. Het fonds voert het beleggingsbeleid uit op solide wijze. Het Bestuur bepaalt welke risico’s het fonds bereid is daarbij te aanvaarden en houdt hierbij rekening met de opbouw van het deelnemersbestand, de solvabiliteit, en met de wenselijkheid van stabiele premies. 3.2 Onderdelen van het beleggingsbeleid
Het fonds geeft op integrale wijze inhoud aan het financiële en risicobeleid van het fonds. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende onderdelen: − sturing − uitvoering − risk control en (intern) toezicht.
3
3.2.1 Sturing
Het beleggingsbeleid van het fonds wordt gebaseerd op de Asset Liability Management (ALM) – studie. De ALM studie beschrijft de beleidsuitgangspunten voor het premie- en indexatiebeleid. Uitgangspunt van de ALM studie is de relatie tussen de bezittingen en de verplichtingen van het fonds. Het bevat de belangrijkste beleggingskeuze die het fonds moet maken; het beschikbare risicobudget en de daaruit af te leiden allocatie van het fondsvermogen naar hoofdcategorieën. Het risicoprofiel van deze vermogenssamenstelling wordt geanalyseerd in het licht van alle rechten én verplichtingen op fondsniveau, zowel op korte als op lange termijn. Door middel van het Jaarplan Beleggingen worden in beginsel eenmaal per jaar de uitgangspunten van de ALM – studie via een lange termijn portefeuille optimalisatie (SAA studie, ofwel Strategische Asset Allocatie studie) en een toetsing van het korte termijn risico (ALRA, ofwel Asset Liability Risk Analysis) vertaald naar een concrete Normportefeuille. In het Jaarplan Beleggingen worden onder andere vastgelegd:
− de gewenste procentuele vermogenssamenstelling (normwegingen); − de toegestane mate van afwijking van de normwegingen (bandbreedtes) − de rendementsdoelstelling per beleggingscategorie (benchmarks); − het rentebeleid; − het valutabeleid; Uit het Jaarplan Beleggingen worden de Normportefeuille en de beleggingsrichtlijnen voor de uitvoering van het beleggingsbeleid afgeleid. 3.2.2 Uitvoering
Het fonds heeft de uitvoering van het beleggingsbeleid uitbesteed aan derden. De wijze waarop de werkzaamheden door derden worden verricht, staat beschreven in hoofdstuk 4 van deze Verklaring. 3.2.3 Risk control en toezicht
Uitgangspunt is dat het bestuur eindverantwoordelijk en aansprakelijk blijft voor alle uitbestede werkzaamheden en daarmee samenhangende handelingen. Het bestuur is in beginsel van mening dat het deze verantwoordelijkheid kan dragen door middel van: − het rechtstreeks ter verantwoording roepen van de hiervoor genoemde partijen; − schriftelijke rapportages over de uitvoering van de uitbestede werkzaamheden − de ISAE 3402-verklaringen van de derde partijen. Van betekenis voor het waarmaken van de eigen verantwoordelijkheid acht het bestuur de waarborgen die zijn gelegen in het waarmerken door de certificerend actuaris en de accountant van de jaarlijkse staten van het fonds en de meldingsplicht van deze beide externe deskundigen. 3.3 Waardering beleggingen Het fonds heeft de waardering en administratie van de beleggingen uitbesteed. Liquide beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Illiquide beleggingen worden gewaardeerd met algemeen geaccepteerde waarderingsgrondslagen.
4
4. Uitvoering van het beleggingsbeleid
Het fonds heeft besloten om de volgende werkzaamheden op het gebied van vermogensbeheer uit te besteden aan derden. 4.1 Strategisch advies en risicomonitoring
Het strategisch advies en risicobeheer is uitbesteed aan BSG: - advisering bij het verrichten van de ALM studie; - advisering bij het jaarlijks opstellen van het Jaarplan Beleggingen en de Normportefeuille; - ondersteuning bij de monitoring per kwartaal van het korte termijn risico van de Normportefeuille; - algemene beleidsondersteuning. 4.2 Vermogensbeheer
Het operationele beheer van de beleggingsportefeuille van PSL is uitbesteed aan Blue Sky Group (BSG). BSG verricht in dat kader de volgende diensten voor PSL: - Het uitvoeren van het tactisch beleid door binnen de door het Bestuur vastgestelde risicokaders
in te spelen op actuele ontwikkelingen. - Het uitvoeren van het operationeel beleggingsbeleid door middel van het inbedden van de
geselecteerde beleggingsfondsen, het alloceren van gelden over deze beleggingsfondsen en het verrichten van overlay – en treasurytaken.
- Rapportage op kwartaalbasis over de omvang, samenstelling en risico’s van het vermogen en de overlayportefeuille, de daarbij gerealiseerde rendementen ten opzichte van de benchmark en een analyse van het gerealiseerde resultaat (attributie).
- Advies en beleidsondersteuning.
4.3 Beheer direct vastgoed
Het beheer van de direct vastgoed portefeuille van PSL is uitbesteed aan MVGM. MVGM verricht in dat kader de volgende diensten voor PSL: - Implementatie van de beheertaken inzake direct vastgoed. - Rapportage op kwartaalbasis over het gevoerde beheer, de waardeontwikkeling en de kosten en
de opbrengsten van de beleggingsportefeuille. - Advies en beleidsondersteuning. Dit deel van de dienstverlening is in een afbouwfase en beleggingen op dit terrein zijn vrijwel
volledig afgebouwd.
4.4 Asset management
De selectie van de asset managers binnen de, door BSG aangeboden beleggingsfondsen is uitbesteed aan BSG. BSG verricht in dat kader de volgende diensten voor PSL: - De analyse van het beleggingsproces van de managers. - De analyse van de behaalde relatieve rendementen in het verleden en de wijze waarop deze
rendementen tot stand zijn gekomen. - De analyse van het team dat verantwoordelijk is voor het dagelijkse beheer van de beleggingen.
5
- De analyse van de organisatie van de betreffende vermogensbeheerder. - De analyse van de kosten van het asset management, in relatie tot de te verwachten outperformance.
4.5 Onafhankelijke monitoring
De onafhankelijke (toezichtgeoriënteerde) risicomonitoring is uitbesteed aan AZL NV. AZL NV rapporteert de uitkomsten van haar monitoringproces: - Per kwartaal via de Risk Map - Maandelijks via de Quick Scan.
4.6 Custody
De bewaarneming van de assets van de beleggingsfondsen is door BSG uitbesteed aan Northern Trust. Northern Trust heeft als taak om er continue op toe te zien dat de vermogensbeheerders die zijn aangesteld binnen de beleggingsfondsen beleggen conform de aan hen opgelegde mandaten. 4.7 Participantenadministratie
De administratie van de participaties van PSL in beleggingsfondsen is door BSG eveneens uitbesteed aan Northern Trust. 4.8 Securities lending
Securities lending activiteiten zijn door BSG uitbesteed aan Northern Trust. Northern Trust heeft als taak om er continue op toe te zien dat het rendement van de beleggingsfondsen van BSG wordt verbeterd door optimaal gebruik te maken van de mogelijkheid om effecten waarover de beleggingsfondsen beschikken, uit te lenen aan derden. 4.9 Collateral management
Het collateral management is uitbesteed aan BSG. BSG heeft als taak om de kredietwaardigheid van de tegenpartijen op continue basis te beoordelen, op dagbasis de overlaypositie te monitoren en de daaruit voortvloeiende collateralpositie te managen. PSL wordt in het kader van de kwartaalrapportage door BSG geïnformeerd over de overlayposities per tegenpartij en de, in dat kader ontvangen (of geleverde) onderpanden. 4.10 Evaluatie
De kwaliteit van de dienstverlening door externe dienstverleners van BSG wordt jaarlijks geëvalueerd door het Bestuur, dat daarbij wordt geadviseerd door de Beleggingscommissie. De kwaliteit van de dienstverlening door Northern Trust wordt jaarlijks geëvalueerd door BSG. BSG stelt PSL van de uitkomst van de evaluatie op de hoogte. 4.11 Overeenkomsten
De uitgangspunten welke ten grondslag liggen aan de uitvoering van het vermogensbeheer zijn beschreven in: - De Fiduciair Vermogensbeheerovereenkomst tussen het fonds en BSG d.d. 2 juli 2015; - De beheerovereenkomst tussen het fonds en MVGM d.d. 16 juni 2009.
6
4.12 Evaluatie
De kwaliteit van de dienstverlening door BSG wordt geëvalueerd aan de hand van een jaarlijks door partijen op te stellen evaluatierapport.
7
Bijlage - Investment Beliefs
1. Risicobudgettering De vaststelling en allocatie van risicobudget naar beleggingscategorieën is de belangrijkste keuze in relatie tot de uiteindelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad. Binnen de randvoorwaarden, zoals maximaal te lopen risico, verwacht rendement en profiel van de verplichtingen, is de jaarlijks te verrichten SAA analyse de belangrijkste fase in de realisatie van het rendement. De beslissing om al dan niet in aandelen te beleggen, heeft op lange termijn veel meer impact dan de beslissing om in het ene of het andere aandeel te beleggen. Daarom
- hanteert het fonds een top-down benadering bij de samenstelling van de portefeuille. Dit betekent dat na de bepaling van de strategische doelen van het beleggingsbeleid, eerst wordt geanalyseerd wat, gegeven de uitkomsten van de ALM studie, de optimale asset-mix (inclusief %-rente- en valuta hedge) is in relatie tot het risicobudget;
- besteedt het fonds veel tijd en energie aan de bepaling van de strategische asset mix en afdekking van onrendabele risico’s. Hierdoor krijgt het fonds een goed inzicht in de toegevoegde waarde van diverse beleggingscategorieën;
- formuleert het fonds richtlijnen omtrent het te hanteren risicobudget. Afhankelijk van dekkingsgraad en marktontwikkelingen is het mogelijk om tussentijds, binnen gestelde kaders (de budgetbandbreedte) het risicobudget te verlagen dan wel op te hogen.
2. Beleggingsrisico wordt op lange termijn beloond De reden om in aandelen of andere beleggingscategorieën met een hoger risico te beleggen is een hoger verwacht rendement op lange termijn. Met andere woorden: er bestaat een risico-opslag voor investeringen met een hoger risico. Deze risico-opslag is niet constant in de tijd. Een hoger rendement dan de risicovrije rente is nodig om aan de doelstellingen van het fonds te kunnen voldoen. Daarom - is een deel van het vermogen geïnvesteerd in beleggingscategorieën met een hoger risico; - worden risico’s waar geen additioneel rendement tegenover staat, zoveel mogelijk beperkt; - is de allocatie naar een beleggingscategorie mede afhankelijk van de verwachte risicopremie in
de markt.
3. Diversificatie is belangrijk
Diversificatie zorgt voor spreiding van het risico. Dit effect treedt op wanneer de diverse beleggingen
niet gelijktijdig stijgen en dalen in waarde. Door dit effect is het mogelijk een deel van de portefeuille
met meer risico te beleggen, zonder dat het totale risico recht evenredig toeneemt. Echter, een
belegging moet een significante bijdrage leveren aan het rendement/risicoprofiel van de totale
portefeuille. Met andere woorden: diversificatie kent ook grenzen. Te veel diversificatie leidt tot
extra kosten in beheerfee en monitoring van de kosten.
8
Daarom - wordt het vermogen geïnvesteerd in meerdere beleggingscategorieën; - is er uitgebreid onderzoek naar de toegevoegde waarde voor de gehele portefeuille, alvorens
een investering wordt gedaan; - bedraagt een strategisch gewicht van een beleggingscategorie minimaal 2,5%; - dient het bestuur in dit verband een afweging te maken tussen de toegevoegde waarde en de
complexiteit plus kosten ten aanzien van een beleggingscategorie of specifieke beheerder. 4. Consistent outperformance genereren is moeilijk
Zowel academische research als eigen ervaringen leren dat zelfs de meest professionele beleggers moeite hebben om de benchmark op lange termijn te verslaan. In liquide markten blijkt dat actieve beheerders vaak een lager rendement behalen dan de index. Redenen hiervoor zijn onder andere de hogere transactiekosten en de beheervergoeding. Daarnaast is het onmogelijk de markt perfect te voorspellen, zodat niet iedere beslissing rendabel zal zijn en daarnaast specifieke strategieën in bepaalde perioden beter zullen renderen dan in andere. Tot slot zijn liquide markten zeer efficiënt waardoor informatie snel in de koers is verwerkt en is het moeilijk om een voordeel te behalen uit research. Daarom - is een deel van het vermogen passief belegd. Actief beleid wordt toegepast bij voldoende sterke
argumenten. Hierbij maakt het bestuur een afweging tussen de extra kosten en het verwachte additionele rendement;
- worden efficiënte markten in de basis passief benaderd, terwijl op inefficiënte markten een actief beleid mogelijk is;
- zou om diversificatieredenen een multi-management strategie aantrekkelijk kunnen zijn in geval van actief beleid.
5. Kostenbeheersing is belangrijk
Verwachte opbrengsten zijn onzeker, maar kosten daarentegen niet. Investeren kost geld, waarbij passieve beleggingen een lagere fee vragen dan actieve beheerstijlen. Daarnaast is het beheer van alternatieve beleggingscategorieën vaak duurder dan van liquide beleggingscategorieën. Daarom - weegt het bestuur de kosten zorgvuldig mee om te bepalen of een investering na kosten een
voldoende hoog verwacht rendement genereert; - zal het fonds enkel in actieve strategieën investeren wanneer redelijkerwijs verwacht mag
worden dat deze strategie de extra kosten ruimschoots compenseert; - bewaakt het bestuur dat zoveel mogelijk transparantie verkregen wordt in de kosten van
vermogensbeheer, zowel over het geheel als de afzonderlijke mandaten.
6. Het fonds belegt alleen in categorieën en strategieën die het bestuur begrijpt
Alle investeringen in vermogenscategorieën hebben een duidelijk doel. Dat kan zijn het behalen van extra rendement, het afdekken van risico’s of het spreiden van risico’s. De doelstelling is om een maximaal rendement te realiseren binnen een vastgesteld risicokader. Onverwachte risico’s kunnen een zeer nadelige impact hebben op de realisatie van deze doelstelling.
9
Daarom moet een investering zo transparant mogelijk zijn. Hierdoor is de kans dat risico’s niet onderkend worden zo klein mogelijk. De resterende risico’s vragen om een adequate monitoring en maatregelen ter beheersing van deze risico’s. Daarom beoordeelt het fonds iedere belegging in de context van de andere investeringen, als onderdeel van een uitgebalanceerde en gespreide portefeuille; - doet het fonds uitgebreid onderzoek naar nieuwe investeringen, net zo lang tot alle elementen
en risico’s inzichtelijk zijn; - zal het fonds zich periodiek laten informeren om op de hoogte te blijven van actuele
ontwikkelingen ten aanzien van het beheer; - investeert het fonds enkel in fondsen waarvan onderliggende portefeuilles transparant worden
beheerd en de impact van onderliggende instrumenten duidelijk zijn voor het bestuur; - ontvangt het bestuur periodiek een risicorapportage per beleggingscategorie en doet het bestuur
onderzoek naar een adequate beheersing van de risico’s in relatie tot de lange termijn doelstelling.
7. Een sterke organisatie draagt bij aan het rendement
Een sterke organisatie heeft een duidelijke governance structuur. Het eenduidig verankeren van verantwoordelijkheden komt het risicobeheer en aansturing van de portefeuille ten goede. Het bestuur maakt, als onderdeel van haar uitbestedingsbeleid, eenduidige afspraken met haar dienstverleners waarbij ieders verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in contracten en SLA’s. Daarbij is het fonds kostenbewust. Daarom:
Hanteert PSL eenduidige verantwoordelijkheden in de eigen organisatie en bij externen (geen
dubbel werk).
Voert PSL met enige regelmaat beoordelingen uit op de kwaliteit van de dienstverlening van de
fiduciaire manager en overige partijen.
Ontvangt PSL een duidelijke rapportage met een verantwoording over het gevoerde beleid.
Daarbij wil PSL frequent inzicht hebben in de totale kosten van het vermogensbeheer.
Weegt PSL kosten expliciet mee in het oordeel of een investering na kosten een voldoende hoog
rendement genereert. Dit doet PSL zowel bij de keuze voor een bepaalde beleggingsmix
(bepaalde beleggingscategorieën zijn immers duurder dan andere) als bij de invulling van een
beleggingscategorie (vooral bij de keuze voor actief versus passief).
Heeft PSL risicomanagement expliciet geïntegreerd in het beleggingsproces.
8. Verantwoord Beleggen
Het fonds is zich bewust van het feit dat het zich dient te gedragen als een prudent person, en dat het op basis van haar fiduciaire verantwoordelijkheid qua rendement / risico een optimale portefeuillestructuur dient na te streven. Tegelijkertijd wil het fonds zich rekenschap geven van de bredere maatschappelijke gevolgen van haar handelen: niet alleen samenleving en politiek, maar ook de deelnemers van het fonds verwachten tegen deze achtergrond van het fonds expliciete aandacht voor Verantwoord Beleggen. Activiteiten van het fonds op het gebied van Verantwoord Beleggen dienen echter geen doel op zichzelf te zijn.
10
Bij de invulling van de beleggingsportefeuille maakt het bestuur daarom een afweging of een duurzame invulling van een deelmandaat opportuun is. Het bestuur heeft de visie, dat bedrijven die niet voldoen aan de UN Global Compact principes, in beginsel uitgesloten dienen te worden van belegging. Voorts is het bestuur van oordeel dat het fonds een insluitingsbeleid zou moeten hebben; het fonds dient zich bij de selectie van vermogenstitel ook ESG – aspecten (Economical, Social and Governance – aspecten) dienen te worden meegewogen in de beoordeling. Daarom - streeft het fonds naar een pragmatisch uitsluitingsbeleid. Het fonds laat zich daarbij leiden door
breed gedragen en erkende (internationale) principes/standaarden, zoals verwoord in de UN Global Compact;
- wetende dat er voor opkomende markten nog niet voldoende producten zijn om daar een uitsluitingsbeleid te implementeren, zal het fonds in deze regio geen uitsluitingsbeleid toepassen, maar zich wel voortdurend op de hoogte laten houden over de toekomstige mogelijkheden voor een uitsluitingsbeleid voor deze regio;
- streeft het fonds er naar om een deel van haar beleggingen onder te brengen bij bedrijven die zich onderscheiden op het gebied van Environment, Social & Governance – aspecten;
- zal het fonds jaarlijks transparant communiceren over het gevoerde beleid op gebied van Verantwoord Beleggen.
• • • • • • • • • • • • • • • •
Blue Sky Group Deel 1 | Offertes van Blue Sky Group
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
Amstelveen, april 2017
• • • • • • • • • • • • • • • •
2 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
Managementsamenvatting
Onzekere markten blijven de komende tijd de boventoon voeren. Onder aanvoering van aanhoudende, extreme stimuleringsmaatregelen van centrale banken wordt getracht stabiliteit en
vertrouwen te brengen. Dat gaat gepaard met renteniveaus die in absolute termen niet eerder zo laag waren, grote delen van rentetermijncurves blijven negatief. De verwachtingen voor diverse beleggingscategorieën zijn lager dan historische gemiddelden. Veel beleggers maken zich zorgen over de mogelijk te behalen rendementen. Tegelijkertijd zullen fluctuaties van koersen onder zulke omstandigheden aanzienlijk kunnen zijn. Dat biedt kansen voor het behalen van relatieve rendementen maar er liggen bedreigingen bij
een blijvende druk op de dekkingsgraad. Het nieuwe beleggingsplan beschrijft de verwachtingen ten aanzien van de voor het pensioenfonds belangrijkste macro-economische omstandigheden. Het beoogt kader te geven voor de discussies voor strategische beleidsvorming en de dilemma’s die het pensioenfonds ervaart gegeven de stand van de financiële markten en de dekkingsgraad. Hoofdstuk 1 betreft een geleide voor het lezen van het nieuwe beleggingsplan. Een terugblik van afgelopen beleggingsjaar staat in hoofdstuk 2 beschreven. 2016 typeerde zich als een jaar van tegenstellingen. Het nieuws werd gedomineerd door de ‘Brexit’ en de verkiezing van Trump tot Amerikaanse president. Ondanks dat dit door velen als negatief nieuws werd gezien hebben aandelenmarkten het jaar op recordhoogtes afgesloten en lijkt er de inflatie weer wat te stijgen, hetgeen goed nieuws is voor de rente. Hoofdstuk 3 bevat een vooruitblik op het komende beleggingsjaar. Belangrijkste uitdaging is - door de historisch hoge koersen – het vinden van beleggingen met voldoende perspectief op toekomstig rendement. In hoofdstuk 4 wordt een drietal toekomstscenario’s geschetst en de impact hiervan op de ontwikkeling van de dekkingsgraad. De positionering van de strategische beleggingsportefeuille komt aan bod in hoofdstuk 5. Ten opzichte van vorig beleggingsjaar wijzigt de strategische allocatie niet. Wel wordt er één voorstel gedaan. Dit behelst het toevoegen van small-capaandelen aan de allocatie naar aandelen opkomende markten. Dit betekent een wijziging van de benchmark voor aandelen van opkomende markten van MSCI EM Standard naar MSCI EM IMI. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de implementatievoorstellen met betrekking tot de herbalancering en de wijziging van de strategische benchmark van aandelen opkomende markten. Het beleggingsplan wordt in hoofdstuk 7 afgesloten met een weergave van de strategische onderzoeksactiviteiten zoals die voor 2017 voor het Fonds zijn gepland.
Het nieuwe beleggingsplan beschrijft de verwachtingen ten aanzien van de voor het pensioenfonds belangrijkste macro-economische omstandigheden. Het bevat voorstellen ten aanzien van de strategische allocatie na herbalanceringsdatum.
• • • • • • • • • • • • • • • •
3 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
Inhoud
Managementsamenvatting 2
1 Leidraad en voorstellen met betrekking tot het beleggingsbeleid 5
1.1 Leeswijzer 5
1.2 Voorstel voor de strategische invulling met ingang van de herbalancering van 22 mei 2017 5
1.3 Voorgestelde strategische allocatie 2017-2018 5
2 Terugblik 7
2.1 Terugblik financiële markten 2016 7
2.2 Terugblik portefeuille en beleggingsbeleid 9
3 Vooruitblik 10
3.1 Macro-economie 10
3.2 Waardering 12
3.3 Geo-politiek 14
4 Scenario’s 2017 16
5 De strategische positionering van de beleggingsportefeuille 20
5.1 ALM-studie en SAA-analyse 20
5.2 Voorstel 20
5.2.1 Voorstel voor de jaarlijkse herbalancering op 22 mei 2017 20
5.2.2 Toevoegen small-capaandelen aan aandelen opkomende markten. 21
• • • • • • • • • • • • • • • •
4 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
5.3 Strategische invulling van de beleggingsportefeuille op hoofdlijnen 21
5.4 Strategische invulling van de deelportefeuilles 22
5.4.1 Strategische invulling van de vastrentendewaardenportefeuille 22
5.4.2 Strategische invulling van de aandelenportefeuille 23
5.4.3 Strategische invulling van de vastgoedportefeuille 23
5.5 Afdekking van het renterisico 24
5.6 Afdekking van het valutarisico 24
5.7 Datum van de jaarlijkse herbalancering 24
6 Implementatievoorstellen 25
6.1 Herbalancering 25
6.2 Implementatie MSCI Emerging Markets IMI 25
7 Strategische en onderzoeksactiviteiten 26
7.1 Strategische en onderzoeksactiviteiten 26
Bijlage – Onderbouwing voorstel toevoegen small cap aandelen aan de allocatie opkomende markten 28
• • • • • • • • • • • • • • • •
5 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
1 Leidraad en voorstellen met betrekking tot het beleggingsbeleid
Het beleggingsplan is een jaarlijks terugkerend document waarin wordt beschreven hoe de beleggingsportefeuille in het komende beleggingsjaar zal worden ingevuld. Het voorliggende plan heeft betrekking op het beleggingsjaar dat loopt van de herbalancering medio mei 2017 tot de herbalancering van mei 2018. Op het moment van herbalanceren worden de gewichten van alle liquide beleggingscategorieën teruggezet naar de strategische normgewichten. Dit document geeft de voorgestelde strategische beleggingsallocatie voor het beleggingsjaar 2017-2018 weer. Hieronder volgt een leeswijzer voor dit document en een kort overzicht van de in dit document beschreven voorstellen voor het strategisch en operationeel beleggingsbeleid. Het bestaande strategisch en operationeel beleggingsbeleid kunt u vinden in de meest recente goedgekeurde versie van het strategisch- en operationeel-beleggingsbeleidsdocument, het SOB, van mei 2016.
1.1 Leeswijzer Dit beleggingsplan begint met een korte terugblik op hoe de verwachtingen uit het vorige beleggingsplan hebben uitgepakt en welke factoren invloed hebben gehad op de beleggingen en het beleid. Daarna worden de wijzigingen in de portefeuille sindsdien belicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de verwachtingen voor de wereldeconomie voor de komende jaren. In hoofdstuk 4 worden deze verwachtingen vertaald naar een drietal scenario’s en wordt inzicht gegeven in hoe de dekkingsgraad van het Fonds zich onder de verschillende verwachte scenario’s zal gaan ontwikkelen. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens het strategisch beleid beschreven. De implementatievoorstellen voor de herbalancering en de benchmark wijziging van aandelen opkomende markten worden in hoofdstuk 6 beschreven. De onderzoeksagenda voor 2017 wordt tot slot in hoofdstuk 7 gepresenteerd.
1.2 Voorstel voor de strategische invulling met ingang van de herbalancering van 22 mei 2017 Blue Sky Group zou graag goedkeuring van het bestuur krijgen op het volgende voorstel:
Blue Sky Group stelt voor om de jaarlijkse herbalancering te laten plaatsvinden op 22 mei 2017. Op die datum zal naar de bestaande, door het fonds vast te stellen, langetermijnstrategische normgewichten worden geherbalanceerd.
1.3 Voorgestelde strategische allocatie 2017-2018 Blue Sky Group vraagt het bestuur daarnaast akkoord te geven op de voorgestelde strategische allocatie van de beleggingsportefeuille en het daaraan verbonden implementatievoorstel. De strategische allocatie is ten opzichte van beleggingsjaar 2016-2017 niet gewijzigd. Er wordt één voorstel gedaan:
- Toevoeging small-capaandelen aan de allocatie opkomende markten aandelen.
• • • • • • • • • • • • • • • •
6 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
Als gevolg van bovenstaande voorstellen zal de strategische allocatie per herbalanceringsdatum als volgt zijn:
De strategische allocatie wordt verder gespecificeerd in hoofdstuk 5.
Beleggingscategorie Subcategorie Strategie Strategische portefeuille
Vastrentende waarden 60,0%
Matchingportefeuille 33%
EMU AAA 12,0%
Euro Staats 10+ 21,0%
Returnportefeuille 27%
Global Credits 21,0%
Nederlandse Woninghypotheken 6,0%
Aandelen 30,0%
Aandelen ontwikkelde markten 20,6%
Europa en Midden-Oosten 13,0%
Noord-Amerika 5,1%
Pacific (ontwikkeld) 2,5%
Opkomende markten 4,4%
Defensieve aandelen 5,0%
Vastgoed 10,0%
Privaat vastgoed 1,5%
Publiek vastgoed 8,5%
Liquiditeiten 0,0%
Totaal 100%
• • • • • • • • • • • • • • • •
7 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
2 Terugblik
2.1 Terugblik financiële markten 2016
Het beleggingsjaar 2016 was het jaar van tegenstellingen. De belangrijkste ontwikkelingen zijn hieronder afgebeeld.
In het kort:
2016 was een goed beleggingsjaar. In euro termen zijn aandelen- en obligatie indices
gestegen. Inflatieverwachtingen stegen in zowel de eurozone als de VS. Hierdoor stegen rentes.
In de loop van 2016 zijn verschillende wijzigingen van de strategische portefeuille geïmplementeerd
Figuur 2.1 – Tijdslijn belangrijke gebeurtenissen in 2016 en verloop van de MSCI World Index (lichtblauw) en de Citigroup World Government Bond Index (donkerblauw) in euro, bron: BSG
• • • • • • • • • • • • • • • •
8 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
In euro termen zijn aandelen- en obligatie indices gestegen (zie figuur 2.2); Aandelenkoersen daalden in januari (stress door o.a. dalende olieprijs en groeicijfers China)
en hebben later terrein gewonnen; Obligatiekoersen stegen de eerste helft van het jaar en hebben later terrein verloren
(rentestijging sinds midden jaar); Na de daling van de olieprijs in 2014 en 2015 herstelde deze zich in 2016 met meer dan 40%,
energie- & materialensectoren profiteerden hiervan; Markten reageerden, tegen de verwachting in, positief op negatieve uitkomsten van
belangrijke geopolitieke gebeurtenissen (zoals Brexit, Trump en het referendum in Italië); De Fed verhoogde haar beleidsrente (tweede verhoging keer sinds 2006), terwijl de ECB juist
haar opkoopprogramma een jaar verlengt; Inflatieverwachtingen stegen in zowel de eurozone als de VS. Hierdoor stegen rentes.
Hoe hebben de belangrijkste beleggingscategorieën gepresteerd? Per saldo hebben risicodragende beleggingen het beste rendement laten zien in 2016. De wereldaandelenindex (MSCI World) steeg met 12,32% in euro’s, terwijl de index pas in juli een hogere waarde dan het begin van het jaar bereikte. Ondanks de stijgende rente vanaf de tweede helft van het jaar steeg de wereldwijde staatsobligatie index met 4,87% in Euro’s. Ondanks de stijgende dollar, structurele uitdagingen en de winst van Trump stegen Emerging Markets aandelen met iets meer dan 7% gemeten in dollars. Opvallend is het rendement op risicodragende bedrijfsobligaties in de VS.
Na de verbetering van het sentiment in februari stond er een aantal geopolitieke gebeurtenissen op de agenda: de Britten stemden voor het verlaten van de Europese Unie, Donald Trump werd verkozen tot president en in Italië werd er tegen constitutionele hervormingen gestemd. Van al deze uitkomsten werd een negatieve marktreactie verwacht. Tot de verrassing van beleggers bleven deze uit en hebben aandelenindices de stijging, die was ingezet op februari, doorgezet. De verkiezing van Trump en de relatief gunstige economische cijfers stuwden de inflatieverwachtingen in de tweede helft van het jaar.
-0,26%
3,95%
4,02%
4,64%
8,44%
8,58%
9,94%
10,73%
10,95%
11,37%
14,27%
-2% 0% 2% 4% 6% 8% 10% 12% 14% 16%
Cash
Bund future
Obligaties - Global Inflation-Linked (in USD)
Obligaties - wereld staat (in Eur)
Vastgoed (GPR 250 in Eur)
Aandelen - Wereld opkomend (MSCI EM in USD)
EMD Local Currency (in USD)
Aandelen - Wereld ontwikkeld (in Eur)
Aandelen - wereld small caps (in USD)
Commodities (S&P GSCI in USD)
Obligaties - Global High Yield (USD)
Figuur 2.2 – Jaarrendementen van selectie van belangrijkste beleggingscategorieën 2016 (benchmark indices), bron: BSG
• • • • • • • • • • • • • • • •
9 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
2.2 Terugblik portefeuille en beleggingsbeleid Ontwikkeling van de economie en dekkingsgraad in 2016 Terugkijkend is 2016 een goed beleggingsjaar geworden waarin de economische groei alleszins mee is gevallen en op vrijwel elke beleggingscategorie positieve rendementen werden behaald. Dit resulteerde in een DNB-dekkingsgraad van 109,2%. Door de goede rendementen van zakelijke waarden in 2016 meer dan in het meest positieve scenario ‘versnelling groei’ in het Beleggingsplan 2016 – 2017 was geschetst. De beleidsdekkingsgraad, die eind 2015 nog 111,2% bedroeg, is gezakt en bedroeg eind 2016 105,8%. Dit komt doordat de beleidsdekkingsgraad met vertraging reageert op de DNB-dekkingsgraad. Het strategisch vereist eigen vermogen, VEV, bedroeg eind 2016 117,6% wat betekent dat het fonds zich in een situatie van reservetekort bevond. Strategische positie en wijzigingen De strategische positie van de beleggingen is in 2016 als gevolg van de ALM-studie gewijzigd. De allocaties naar vastrentende waarden is met 5% verlaagd en het fonds is gestopt met de allocatie naar grondstoffen (5%). Deze verlagingen zijn ten gunste van de aandelenportefeuille gekomen (10% toename). Naar aanleiding van de SAA-analyse heeft het fonds besloten de allocatie naar Euro Corporate Bonds om te zetten naar een Global Credits allocatie. Daarnaast zijn Nederlandse Woninghypotheken en defensieve aandelen aan de portefeuille toegevoegd. Als gevolg van de verlaging van de allocatie naar vastrentende waarden is de renteafdekking met 2,5% afgenomen naar 52,5%. Gevoerd tactisch allocatie beleid in 2016 Blue Sky Group is begin dit jaar op hoofdniveau gestart met een licht onderwogen positie in aandelen ten gunste van obligaties. Bij de jaarlijkse herbalancering heeft Blue Sky Group besloten om deze positie te neutraliseren. Binnen de beleggingscategorieën heeft Blue Sky Group de regioverdeling gedurende het jaar binnen aandelen gewijzigd. De overwogen positie Europese aandelen is gedurende de eerste helft van het jaar in twee stappen geneutraliseerd ten gunste van aandelen uit Noord Amerika en Low vol. In de tweede helft van het jaar heeft Blue Sky Group de onderwogen Emerging Markets aandelen versus overwogen Low vol geneutraliseerd.
• • • • • • • • • • • • • • • •
10 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
3 Vooruitblik
3.1 Macro-economie Economische groei trekt aan… In 2017 groeit de wereldeconomie met ongeveer 3%. Dit is gelijk aan de verwachting van 2016 en hiermee blijft dus een groeiversnelling vooralsnog uit. De groeiverwachting ligt voor het zesde
achtereenvolgende jaar beneden de gemiddelde groei over de afgelopen 50 jaar. Het beeld voor 2017 van de wereldeconomie wordt grotendeels bepaald door politieke ontwikkelingen in de ontwikkelde wereld. Met name de onduidelijkheid rondom de beleidsplannen van Trump in de VS, wel of geen harde opstelling van het VK bij de Brexit en de eventuele verdere opkomst van het populisme in Europa zorgen voor onzekerheid. Echter, ten opzichte van eind 2015 zijn onderliggende fundamentele factoren van de wereldeconomie wel verbeterd. Er is een toename in het consumenten-
en producentenvertrouwen te zien. Ook blijkt de angst voor een flinke vertraging van de Chinese economische groei ongegrond.
Tegelijkertijd zijn vanaf het tweede kwartaal in 2016 de gerapporteerde macro-economische kengetallen beter dan verwacht. De werkloosheid daalt, lonen stijgen en grondstofprijzen herstellen zich. Deze verbeterde fundamentele factoren zorgen voor positivisme onder inkoopmanagers. In figuur 3.1 is vanaf het tweede kwartaal in 2016 een stijging in de inkoopmanager-indices te zien. Begin 2015 was de verwachting dat er synchronisatie in economische groei zou ontstaan. Deze is echter lange tijd uitgebleven, maar lijkt in 2016 te ontstaan, zowel in ontwikkelde als in opkomende markten. In de figuur is namelijk te zien dat de stijging voor alle regio’s geldt. Mede door de verbeterde economische factoren in alle regio’s is de verwachting dat deze synchronisatie zich in 2017 voortzet.
In het kort:
Blue Sky Group is gematigd positief over de groei van de wereldeconomie voor 2017.
Zowel inflatie als inflatieverwachtingen stijgen komende van een dalende trend.
Er is nog waarde te vinden in aandelen. Obligaties zijn relatief duur, hier is aandacht
binnen de beleggingscategorie van belang.
Risico’s zijn te vinden in de geopolitieke agenda’s.
Figuur 3.1 – Inkoopmanagersindices (PMI’s) Verenigde Staten, Eurozone, Japan en China, bron: Blue Sky Group
30
35
40
45
50
55
60
2008 2010 2012 2014 2016
China Eurozone Japan Verenigde Staten
• • • • • • • • • • • • • • • •
11 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
Ook het sentiment verbetert… Ook blijkt dat het verbeterde sentiment breed gedragen wordt. Het consumenten- en producentenvertrouwen (MKB) neemt sterk toe in 2016. In eerste instantie was er de angst dat een uitverkiezing van Donald Trump negatief zou uitpakken. Een negatieve marktreactie bleef echter uit. Met name de plannen van Trump om de binnenlandse economie te stimuleren werden positief ontvangen. Met name midden- en klein bedrijven zouden hiervan profiteren. Dit is terug te zien in het producentenvertrouwen van deze bedrijven. Figuur 3.2 toont een flinke stijging in het producentenvertrouwen na 8 november 2016. Ook het consumentenvertrouwen laat na de kredietcrisis van 2008 een stijgende trend zien. Zowel het consumenten- als het producentenvertrouwen staan nu op niveaus van voor de crisis. Het consumentenvertrouwen is sinds juni 2001 niet zo hoog geweest. Een dergelijk niveau is voor het producentenvertrouwen in december 2004 voor het laatst bereikt.
Zowel inflatie als inflatieverwachtingen stijgen…. In de Verenigde Staten en in Europa kan een licht oplopende inflatie worden waargenomen (zie figuur 3.3). Ten opzichte van vorig jaar is de olieprijs per vat ongeveer verdubbeld. Dit zorgt nu, in
tegenstelling tot vorig jaar, voor een positief effect op inflatie. Tegelijkertijd stijgen in China de producentenprijzen. In de Verenigde Staten stijgen de lonen door de relatief krappe arbeidsmarkt. De Amerikaanse economie draait steeds efficiënter en de capaciteitsbenutting is hoog. Tegelijkertijd is de verwachting dat de nieuwe regering in de Verenigde Staten met een fors stimuleringspakket komt. Als de economie op een dergelijke manier opereert, leiden deze stimuleringen niet meer tot reële groei, maar tot loon- en prijsstijgingen. Dit ondersteunt het verkrappende beleid van de Fed. Er wordt dan ook verwacht dat de
Fed meerdere renteverhogingen zal doorvoeren in 2017. In Europa is de inflatie echter op een lager niveau. Hierdoor heeft de Europese Centrale
Bank (ECB) het opkoopprogramma verlengd en zal zij tot eind 2017 onverminderd blijven accommoderen. Figuur 3.3 geeft ook de verwachte inflatie over vijf jaar weer en deze laat voor zowel de Verenigde Staten als Europa een stijging zien. De verwachting blijft dat de inflatie in Europa nog
Figuur 3.2 – Consumentenvertrouwen en producentenvertrouwen MKB V.S., bron: Blue Sky Group
20
40
60
80
100
120
80,0
87,5
95,0
102,5
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
Consumenten Producenten
-1,0
0,0
1,0
2,0
3,0
1,25
1,75
2,25
2,75
3,25
m s j m s j m s j m s j m s j2012 2013 2014 2015 2016
Europa VS Europa VS
Figuur 3.3 – Gerealiseerde inflatie in Europa en VS (bovenste paneel), 5 jaars inflatieverwachtingen in Europa en VS (onderste paneel), bron: Blue Sky Group
• • • • • • • • • • • • • • • •
12 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
een stuk lager zal zijn dan in de Verenigde Staten. Hiermee komt Europa nu in de buurt van haar doelinflatie van 2%, maar doordat het effect van de olieprijsstijging in de loop van het jaar vermindert, ligt de inflatieverwachting onder de doelinflatie. Deze divergentie in monetair beleid werkt ook door in het renteverschil tussen Europa en de VS. Het verschil tussen de 10-jaarsrente in de VS en de 10-jaarsrente in Duitsland is sinds de jaren ’80 niet zo groot geweest. Door dit renteverschil is de Amerikaanse dollar in waarde gestegen ten opzichte van de Euro.
3.2 Waardering Zowel aandelen als obligaties hebben na de kredietcrisis bovengemiddelde rendementen laten zien. De specifieke redenen voor bovengemiddelde rendementen en de waarderingen van beide categorieën lopen echter wel uiteen. Er is nog waarde in aandelen.…. De huidige bullmarkt in aandelen gaat zijn achtste jaar in, een bovengemiddelde lengte. Hiervoor zijn specifieke omstandigheden ter verklaring. Doordat de negatieve economische gevolgen van de kredietcrisis zo groot waren, duurt het opveren van de economie hierna bovengemiddeld. Hetzelfde geldt voor aandelenmarkten. De S&P 500 Index bijvoorbeeld, is tijdens de kredietcrisis met meer dan 57% gedaald. Historisch gezien is er na een dermate diepe daling een periode van bovengemiddeld rendement. Tegelijkertijd hebben beleidsmakers in deze periode de rente systematisch laag gehouden om de economie op gang te krijgen. Dit gaf een extra zet in de rug voor de economie en aandelenkoersen. Hierdoor steeg de waardering van aandelen. Dit levert geen probleem op want een lage rente vergoelijkt immers een hogere waardering.
Bovenstaande figuur geeft de Cyclically Adjusted Real P/E (CAPE) ratio van de MSCI All Country World aandelen index weer (reële koerswinst verhouding, gecorrigeerd voor inflatie, gebaseerd op 10 jaarwinsten). De ratio geeft een goed beeld van de waardering van aandelen. Deze waardering ligt ondanks de stijging van aandelen de laatste acht jaar nog steeds onder de mediaan. De stijging van de waardering (de koers/winst verhouding) is te verklaren door het feit dat beleggers bereid zijn
Figuur 3.4 – MSCI All country CAPE inflatie gecorrigeerd, bron: Ned Davis Research
• • • • • • • • • • • • • • • •
13 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
om hogere prijzen te betalen voor deze aandelen. Door een dalende winstgroei in de laatste jaren is de koers/winst verhouding echter gedaald.
De gemiddelde winstgroei van bedrijven in de MSCI World index is de laatste twee jaren achtergebleven. Door de aanhoudende lage rente kunnen bedrijven goedkoop lenen en investeren. Tezamen met het positieve economische klimaat en het juist nu verbeterde sentiment is de winstgroei aan het verbeteren (zie figuur 3.5). Deze situatie is vergelijkbaar met de winstgroeiontwikkeling van aandelen begin jaren ’90. Een stabilisatie of verbetering van deze winstgroei kan leiden tot verdere bovengemiddelde rendementen van aandelen. De winstgroeicijfers van de laatste kwartalen in Europa en de VS lijken dit aan te geven.
Als we de huidige waardering in historisch perspectief bekijken, kunnen we een idee krijgen over de verwachte 10 jaars rendementen gegeven deze waardering. Onderstaande figuur geeft deze indicatie voor de MSCI All country index. Dit is een rendementsrange van gemiddeld 3,5%-9% per jaar. We concluderen dat aandelen qua waardering op dit moment niet op een historisch hoogtepunt staan. Verdere stijging in rendementen moet komen van verbeterde winstgroei, die gegeven de macro-economische omgeving haalbaar zou moeten zijn. Hierdoor verwachten wij een positief rendement op aandelen.
Figuur 3.6 – MSCI All country geannualiseerd rendement per waarderingsbucket CAPE, bron: Ned Davis Research
-30,00%
-20,00%
-10,00%
0,00%
10,00%
20,00%
30,00%
CQ4 15 CQ1 16 CQ2 16 CQ3 16 CQ4 16 CQ1 17
Europa VS
U bevindt
zich hier…
Figuur 3.5 – Groei bedrijfswinsten VS en Europa per kwartaal, bron: Bloomberg
• • • • • • • • • • • • • • • •
14 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
Obligaties relatief duur, aandacht binnen de categorie van belang….. Obligaties hebben met name geprofiteerd van een dalende rente, een trend die is ingezet vanaf 1981. In Europa is deze rente (Met de Duitse 10 jaars rente als proxy) zelfs negatief geweest in 2016. De huidige rentes zijn na de stijging van de afgelopen maanden nog steeds niet ver van hun dieptepunt verwijderd. Er zijn wel regionale verschillen. In de VS zijn de rentes reeds verder verwijderd van hun dieptepunten. Gegeven de staat van de business cycle en dus de macro-economische omgeving is te verwachten dat de ingezette rentestijging kan voortduren. De overwinning van Trump en de ingezette renteverhogingen dragen hieraan bij. In Europa zijn rentes minder verwijderd van hun dieptepunten, maar een stijgende trend is ook ingezet. Door een stijgende rente is er minder waarde te vinden in staatsobligaties.
3.3 Geo-politiek Risico´s te vinden in de agenda van geo-politieke gebeurtenissen….. Na de onverwachte uitslagen (anders dan indicaties uit de peilingen deden doen vermoeden) van het Brexit referendum en presidentiële verkiezingen in de Verenigde Staten, zijn beleggers niet alleen gevoelig voor politieke gebeurtenissen, maar ook sceptisch tegenover peilingen.
Figuur 3.8 – 2017 agenda van geo-politieke events, bron: Blue Sky Group
Figuur 3.7 – Dividend MSCI World aandelen index versus EU & VS rente 10 jaars, bron: Blue Sky Group
-0.5
0.0
0.5
1.0
1.5
2.0
2.5
3.0
a j o j a j o j a j o j2014 2015 2016 2017
VS 10 jaars Dld 10 jaars
MSCI World dividend yield
• • • • • • • • • • • • • • • •
15 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
De kloof tussen politiek en burger in verschillende Europese landen is afgelopen jaren verder toegenomen. Een groot deel van het electoraat denkt anders over Europa dan de volksvertegenwoordigers. Een verenigd Europa is soms ver te zoeken ondanks de gemeenschappelijke munt en integratie van instituten. Het ‘America First’ uitgangspunt van Trump ontketent mogelijk een golf van protectionistische maatregelen van Amerika. De muur aan de grens van Mexico, zorgen om het klimaatakkoord en herziening internationale handelsakkoorden zijn hier voorbeelden van. Rivaal China wordt met een handelsoorlog bedreigd. Bovendien is het een bedreiging voor de bestaande veiligheidsorde. Trouwe bondgenoten hoeven niet op de Verenigde Staten te rekenen. In zijn inauguratietoespraak sprak Trump verzoenende woorden wat hem alleen maar meer onvoorspelbaar maakt. Voor Europa betekent dit dat het juist samen moet blijven werken om economisch weerstand te bieden aan de VS en China. Wanneer Europa niet beseft dat het juist moet blijven samenwerken, zal het populistische en nationalistische elementen binnen Europa en daarbuiten (Amerika en Rusland) verder in de kaart spelen. Voor Europa staat er, na Nederland, nog een tweetal belangrijke verkiezingen op de agenda: in Frankrijk (23 april) en in Duitsland (na de zomer). Bij een overwinning van een partij met een anti-Europese agenda zal de volatiliteit en onzekerheid op de financiële markten toenemen. In de figuur hiernaast staan geopolitieke data vermeld die van impact kunnen zijn op de financiële markten. Mocht het populisme in Europa ook daadwerkelijk meer macht vergaren, dan voorzien wij verhoogde onzekerheid op financiële markten. Dit zal met name voor tegenwind zorgen bij risicovollere beleggingen zoals aandelen en bedrijfsobligaties. In dit geval zullen nominale staatsobligaties als veilige haven opgezocht worden. Dit zal een neerwaartse druk hebben op rentes in Europa.
• • • • • • • • • • • • • • • •
16 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
4 Scenario’s 2017
Scenario´s 2017-2018
Scenario analyse BASIS SCENARIO
POSITIEF SCENARIO
NEGATIEF SCENARIO
Kenmerken
Voorzichtige
groei en lichte inflatie
Grote rotatie &
winstgroei
Groeivertraging
of deflatoire omgeving
Waarschijnlijkheid/ prognose 70% 15% 15%
ECONOMIE & MONETAIR BELEID
Economische groei wereld (2016: 3,1%)
3,4%
Boven trend
Onder trend
Monetair beleid Einde QE in zicht Centrale banken
bewust te laat Onbekend terrein
Fiscaal beleid Investeringen Positief sentiment
Trumponomics Geen ruimte om te
stimuleren
Macro-economische verrassing Bedrijfscijfers groeien naar verwachting
Synchronisatie wereldgroei boven verwachting, EU
doet mee
Polarisatie in EU, bedreiging euro of
monetaire unie
Swaprente 30jr (nu circa 1,38 %) Licht hoger Aanzienlijk hoger Terugval onder 1%
Rentecurve Versteiling Forse versteiling Vervlakking
Inflatie Europa Beneden 2% 2,5% - 3% <1%
FINANCIELE MARKTEN
Risicoaversie
=
↓
↑
Best presterende belegging Aandelen Aandelen AAA-
Staatsobligaties
Slechtst presterende belegging Goud AAA-
Staatsobligaties Aandelen
Beste regio V.S., Japan EM, Pacific V.S.
Tabel 4.1 – Bronnen: Robeco, JP Morgan, Rabobank, SSGA, ECR, Wellington, IMF World Economic Outlook jan ’17 update
In het kort:
Voor het beleggingsjaar 2017-2018 voorziet Blue Sky Group een basisscenario van
voorzichtige economische groei en licht aantrekkende inflatie (geschatte kans 70%).
In het basisscenario renderen naar verwachting aandelen en onroerend goed het best. Nominale staatsobligaties presteren minder.
De DNB-dekkingsgraad stijgt in het basisscenario.
• • • • • • • • • • • • • • • •
17 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
Het basisscenario: voorzichtige groei en lichte inflatie
In ons basisscenario gaan we uit van een voorzichtige groei met daarbij een licht stijgende inflatie. De verruimende maatregelen van de centrale banken wereldwijd beginnen effect te hebben op de reële economie. Zoals eerder beschreven in de vooruitblik in hoofdstuk 4 blijkt dit uit macro-economische kengetallen. Afhankelijk van de regio, concluderen wij dat de wereldeconomie groeit. Deze
groei is nog altijd onder trend. Dit is op zich verrassend, aangezien de periode van economische expansie al acht jaar voortduurt. Historisch gezien is dit de één langste na periode in de geschiedenis. De lage beleidsrente van de Fed & ECB hebben hier aan bijgedragen. Sinds het herstel van de economie en aandelenmarkten in 2009 is dit goed te merken in macro-economische kengetallen en bedrijfswinsten. Met name bedrijfswinstgroei is de laatste jaren teruggelopen, terwijl waarderingen wel zijn opgelopen. Dit is in dit scenario geen probleem vanwege de verwachting van verdere inflatie. Tezamen met toenemende investeringen en een verdere versteiling van de rentecurve heeft dit een positief effect op de winstgroei van beursgenoteerde bedrijven. Met een gecontroleerde licht stijgende inflatie zullen de centrale bankiers proberen het rentebeleid te normaliseren, waarbij vervolgens de economie zonder monetaire stimulans verder kan groeien. Stimulans blijft echter wel nodig, maar deze moet vooral komen van overheden om de economie aan te wakkeren. In dit scenario gaat economische groei voorzichtig door. Bedreigingen voor het basisscenario blijven liggen op het geo-politieke vlak. Het aantal verkiezingen in 2017-2018 in Europa is groot en populisme wordt over het algemeen gezien als bedreiging voor het sentiment binnen Europa. Positief scenario: Grote rotatie en winstgroei
Wereldwijd neemt de economische groei sneller toe dan verwacht. Deze groei komt dan boven trend uit. De inflatie loopt verder op door stijging van grondstofprijzen en een verdere verkrapping van de arbeidsmarkt. Rentes komen van historisch lage niveaus en stijgen harder dan in het basisscenario. Winstgroei en omzet nemen wereldwijd toe in lijn met de groei van de economie (>3,7%). Centrale banken
zijn bewust te laat met het verkrappen van monetair beleid. De fiscaal vriendelijke toon van Trump zal een verdere aanwakkering zijn van bedrijvigheid en positief sentiment. Dit heeft een positieve werking op zowel het consumenten sentiment als investeringen. In deze omgeving wordt het verder kopen van risicovollere beleggingen, zoals aandelen, door beleggers beloond. Negatief scenario: Groeivertraging of deflatoire omgeving
In het negatieve scenario zien we een terugval van economische groei wereldwijd en dan met name een halt in de synchronisatie van de wereldgroei. In de eurozone valt de groei tegen en met name inflatie valt terug naar niveaus die gekoppeld worden aan een deflatoire omgeving. Structurele problemen zoals hoge schulden breken overheden op. Hierdoor is men niet in staat fiscale stimulans door te zetten. In dit scenario zal door de economische terugval ook de rente weer een stap
terugdoen naar de dieptepunten van 2016. Monetaire beleidsmakers komen hierdoor in de knel en op onbekend terrein. De rente verder laten stijgen is geen mogelijkheid meer en verlagen zal door beleggers opgevat worden als paniekvoetbal. Staatsobligaties zullen in dit scenario de belangrijkste veilige haven zijn.
kans circa 15%
kans circa 70%
kans circa 15%
• • • • • • • • • • • • • • • •
18 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
Wat betekenen de scenario’s voor de portefeuille….. In onderstaand figuur staat een viertal omgevingen geschetst met op de horizontale as inflatie en op de verticale as economische groei. Met kleur is de economische omgeving gedefinieerd als inflatie, groei, zwakke groei en stagflatie. De drie scenario’s van de vorige paragraaf zijn weergeven in welk kwadrant het scenario zich in de figuur bevindt.
Op basis van literatuur en marktonderzoek is aangeven wat elk van de vier marktomgevingen betekent voor de vier voorname beleggingscategorieën.
In het basisscenario (I) neemt de inflatie verder toe. Vanwege de economische groei is de verwachting dat rentes (al dan niet vanwege renteverhoging van de centrale bank) langzaam op zullen lopen. Vastrentende waarden hebben hier hinder van. Credits worden echter gecompenseerd door de kredietopslag (ook wel spread genoemd) waardoor het totaal effect naar verwachting neutraal is. Door stijgende inflatie kunnen bedrijven hogere prijzen vragen voor hun producten. Consumenten zijn door de groei van de wereldeconomie bereid deze prijzen te betalen en hierdoor stijgen aandelenkoersen. Ook de vraag naar onroerend goed zal stijgen door de toename in de groei van de wereldeconomie. In dit scenario presteren daarom de categorieën aandelen en onroerend goed het best.
In het positieve scenario (II) worden de effecten van het basisscenario verder versterkt. In dit scenario voorzien wij het verder aantrekken van groei waarbij er meer opgeschoven wordt naar oververhitting. In dit scenario is inflatieprotectie nodig en zullen categorieën die hiertegen beschermen het beter dan gemiddeld doen.
In het negatieve scenario (III) is er sprake van een lagere economische groei. Centrale banken stellen mogelijk verruimende maatregelen uit. Aandelen zijn nu minder aantrekkelijk en beleggers verplaatsen hun aandacht naar vastrentende waarden. Met name nominale staatsobligaties profiteren hiervan.
Onderstaande tabel geeft deze scenario’s cijfermatig weer.
Groei
Laag
Hoog
Inflatie Stijgend Dalend
Gov bonds
Credits
Aandelen
Onroerend Goed
=
+
++
+
Gov bonds
Credits
Aandelen
Onroerend Goed
--
=
+
+
Gov bonds
Credits
Aandelen
Onroerend Goed
++
=
-
-
Gov bonds
Credits
Aandelen
Onroerend Goed
=/-
-
-
=
II
III
Figuur 4.2 – Relatieve performance categorieën per economische omgeving, bron: Blue Sky Group
I
II
III
I Basisscenario
Positief scenario
Negatief scenario
groei inflatie
stagflatie zwakke groei
• • • • • • • • • • • • • • • •
19 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
Basis scenario Positief scenario Negatief scenario
Ontwikkeling rente looptijd 25 jaar 1,75% 2,00% 1,00%
Verwacht rendement rente looptijd 10 jaar -3,00% -7,50% 10,50%
Verwacht rendement staatsobligatie looptijd 10 jaar -1,50% -3,75% 5,25%
Verwacht rendement aandelen 6,50% 10,00% 1,00%
Verwacht rendement risicovolle obligaties 3,50% 1,75% 5,25%
Verwacht rendement vastgoed 5,00% 6,00% 3,00%
Ontwikkeling inflatie 2,00% 2,50% 1,00%
De dekkingsgraad van het pensioenfonds (dagelijkse DNB-dekkingsgraad met UFR) was per einde februari 2017 109,8%. Eind 2017 is de geprojecteerde feitelijke DNB-dekkingsgraad bij de drie geschetste scenario’s als weergegeven in Figuur 4.41.
28 februari 2016 Eind 2017 volgens Basis scenario
Eind 2017 volgens Positief scenario
Eind 2017 volgens Negatief scenario
109,8% 117,7% 121,9% 107,8%
In het basisscenario stijgt de DNB-dekkingsgraad, in het negatieve scenario vindt juist een daling plaats. In het positieve scenario laat de dekkingsgraad een grote stijging zien, van circa 12 procentpunt. De bandbreedte tussen de verwachtingen is circa 14% dekkingsgraad, net als in het Beleggingsplan 2016 – 2017. De beleidsdekkingsgraad reageert vertraagd op de DNB-dekkingsgraad.
1 Deze berekening is een benadering. Er is geen rekening gehouden met onder meer effecten van premie en uitkeringen,
herstelplan en indexatie/pensioenkortingen.
Figuur 4.4 – Tabel dekkingsgraadontwikkeling
Figuur 4.3 – Parameters economische scenario’s
• • • • • • • • • • • • • • • •
20 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
5 De strategische positionering van de beleggingsportefeuille
In dit hoofdstuk wordt de positionering van de beleggingsportefeuille op strategisch gebied beschreven. Het huidige strategische en operationele beleggingsbeleid wordt in het Strategisch en Operationeel Beleggingsbeleid (SOB) beschreven. Waar in dit beleggingsplan niet expliciet wordt genoemd, is het uitgangspunt dat hetgeen in het SOB is beschreven, van kracht blijft. Tevens wordt naar het SOB verwezen voor een meer gedetailleerde beschrijving van onder andere het beleid omtrent securities lending, het afdekken van risico’s en de gehanteerde benchmarks.
5.1 ALM-studie en SAA-analyse PSL heeft in 2016 de voorstellen uit de ALM-studie en SAA-analyse geïmplementeerd. Dit behelsde op hoofdlijnen verhoging van de allocatie aandelen naar 30%, dit ten laste van de allocatie naar vastrentende waarden die wordt verlaagd van 65% naar 60% en het stoppen van de allocatie naar grondstoffen (5%). Tegelijk met deze wijziging is de renteafdekking verlaagd van 55% naar 52,5%. Daarnaast zijn de volgende categorieën aan de portefeuille toegevoegd:
1. Nederlandse Woninghypotheken in de returnportefeuille ten laste van de allocatie naar Europese staatsobligaties AAA in de matchingportefeuille;
2. Global Credits ten laste van Euro Corporate Bonds; 3. Defensieve aandelen aan de aandelenportefeuille.
Momenteel vindt er binnen het bestuur nog discussie plaats over de voorstellen uit de diversificatiestudie vastgoed. Deze voorstellen behelzen op hoofdlijnen het verhogen van de allocatie naar privaat vastgoed ten laste van publiek vastgoed en het aanbrengen van meer regionale diversificatie. Naar verwachting zal deze discussie niet zijn afgerond vóór de herbalanceringsdatum van 22 mei 2017 en zullen eventuele strategische wijzigingen daarom in de loop van het beleggingsjaar worden geïmplementeerd.
5.2 Voorstel In afwachting van de uitkomsten van de discussie rondom de vastgoedallocatie wordt voorgesteld de strategische allocatie nu niet te wijzigen. Dit betekent dat bij de herbalancering wordt teruggestuurd naar de reeds geldende strategische gewichten zoals weergeven in Tabel 5.1. 5.2.1 Voorstel voor de jaarlijkse herbalancering op 22 mei 2017 Blue Sky Group zou graag goedkeuring van het bestuur krijgen op het voorstel om de jaarlijkse herbalancering te laten plaatsvinden op 22 mei 2017. Op die datum zal naar de bestaande, door het fonds vast te stellen, langetermijn strategische normgewichten worden geherbalanceerd. Het fonds heeft afgesproken jaarlijks de portefeuille in lijn te brengen met de normgewichten, dit vindt doorgaans in mei plaats. Er wordt voor de maand mei gekozen omdat dit in het algemeen een periode is waarin markten liquide zijn. Hierdoor kunnen kosten beperkt worden. Naast het resetten van de gewichten van de beleggingscategorieën worden de valutacontracten afgerekend. De valuta-exposure op een aantal munteenheden worden afgedekt, deze hedge is doorgaans met éénjaars contracten opgezet. Door het afrekenmoment zo veel mogelijk samen te laten vallen met de jaarlijkse herbalancering kan het portefeuille management zo efficiënt mogelijk uitgevoerd worden.
• • • • • • • • • • • • • • • •
21 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
Indien er zich onvoorziene omstandigheden voordoen kunnen het fonds en BSG in onderling overleg de jaarlijkse herbalancering uitstellen. 5.2.2 Toevoegen small-capaandelen aan aandelen opkomende markten. Het fonds belegt binnen de allocatie aandelen opkomende markten momenteel niet in small-capaandelen. Binnen de allocatie naar aandelen ontwikkelde markten is dit wel het geval. Het voorstel is ook in opkomende markten in small-capaandelen te gaan beleggen. Op benchmarkniveau betekent dat de MSCI Emerging Markets Standard Index wordt gewijzigd in de MSCI Emerging Markets Investable Markets Index (EM IMI). De belangrijkste argumenten voor deze wijziging zijn:
- Small cap bedrijven zijn over het algemeen meer lokaal actief en kennen daardoor lagere correlatie met ontwikkelde markten. Daarnaast kunnen zijn hierdoor beter profiteren van de economische groei van opkomende landen. Dit zorgt voor betere diversificatie en een licht hoger verwacht rendement.
- De rest van de portefeuille wordt al tegen IMI benchmarks van de respectievelijke regio’s gemanaged, de wijziging van de benchmark voor opkomende markten IMI verhoogt de consistentie tussen de aandelenallocaties.
Deze aanpassing is in lijn met de aanpassing van de 3 regio’s met ontwikkelde markten. Het fonds heeft eerder al besloten de benchmarks van de regio’s Europa, Noord-Amerika en Pacific aan te passen van de Standard Indices naar de Investable Markets Indices. Een verdere onderbouwing van het toevoegen van small cap bedrijven aan aandelen opkomende markten is te vinden in de bijlage. Kanttekening bij deze wijziging is dat small cap aandelen minder liquide zijn waardoor transactiekosten licht hoger kunnen uitvallen. Naar verwachting wegen de voordelen ruimschoots op tegen dit mogelijke nadeel.
BSG is voornemens om de beleggingspool Emerging Markets aandelen uit te breiden met de small caps. Indien het bestuur besluit het voorstel niet over te nemen dan zijn er een aantal mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat PSL belegd blijft in de huidige beleggingspool. Doordat de poolbenchmark en klantbenchmark na aanpassing niet gelijk zijn heeft het fonds beleggingen buiten de benchmark. Deze actieve positie zou dan binnen het risicobudget voor actief beheer kunnen vallen dat door PSL aan BSG is verleend. Het andere alternatief is dat BSG op zoek gaat naar een ander beleggingsfonds met karakteristieken die overeenkomen met de huidige situatie.
5.3 Strategische invulling van de beleggingsportefeuille op hoofdlijnen Tabel 5.1 toont de bestaande strategische gewichten van de beleggingsportefeuille en de voorgestelde gewichten waarnaar in mei 2017 volgens voorstel zal worden geherbalanceerd. Tabel 5.1. De strategische assetmix
Totale beleggingsportefeuille
Strategische assetmix normallocatie na
herbalancering (22 mei 2017)
Vastrentende waarden 60,0%
FI Matchingportefeuille 33,0%
• • • • • • • • • • • • • • • •
22 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
FI Rendementsportefeuille 27,0% Aandelen totaal 30,0%
Vastgoed 10,0%
Privaat Vastgoed 1,5%*
Publiek Vastgoed 8,5%*
Commodities 0,0%
Liquiditeiten 0,0%
Totaal 100,0%
*Betreft de doelallocatie, er zal bij de herbalancering geen transactie in privaat vastgoed plaatsvinden. Een
eventueel tekort of overschot zal ten gunste of ten laste van publiek vastgoed gaan. Momenteel wordt een
voorstel om de allocatie naar privaat vastgoed te verhogen door het bestuur besproken.
5.4 Strategische invulling van de deelportefeuilles Invulling van de verschillende deelportefeuilles is voor het Fonds niet meegenomen in de ALM-studie. Hiertoe worden periodiek SAA-analyses (diversificatiestudies ) uitgevoerd. In onderstaande paragrafen wordt ingegaan op de verschillende deelportefeuilles zoals die volgens voorstel vanaf de herbalanceringsdatum zullen gelden. 5.4.1 Strategische invulling van de vastrentendewaardenportefeuille Tabel 5.2 toont de huidige strategische gewichten van de vastrentendewaardenportefeuille, en de voorgestelde gewichten waarnaar in mei 2017 zal worden geherbalanceerd. Tabel 5.2. De strategische invulling van de vastrentendewaardenportefeuille
Matchingportefeuille vrw Strategische allocatie VRW-portefeuille na
herbalancering (22 mei 2017)
Allocatie binnen de vrw-portefeuille Allocatie binnen de totale portefeuille
EMU AAA 20,0% 12,0% Euro Staatsobligaties 10+ 35,0% 21,0% Totaal 55,0% 33,0%
Rendementsportefeuille vrw
Global Credits 35,0% 21,0% Nederlandse woninghypotheken 10,0% 6,0%
Totaal 45,0% 27,0%
De functie van de matchingportefeuille is er voor te zorgen dat in relatief zekere mate kan worden voldaan aan de verplichtingen van het fonds. Deze deelportefeuille is daarom belegd in obligaties Europese landen met een hoge kredietwaardigheid. In de rendementsportefeuille wordt daarentegen beoogd een hoger rendement dan de swaprente te behalen. Vanuit dit oogpunt wordt in de rendementsportefeuille meer (krediet-)risico gelopen omdat daar een hogere vergoeding tegenover staat. Deze portefeuille bestaat thans uit wereldwijde bedrijfsobligaties (World Credits) en Nederlandse woninghypotheken.
• • • • • • • • • • • • • • • •
23 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
5.4.2 Strategische invulling van de aandelenportefeuille Tabellen 5.3 en 5.4 tonen de huidige strategische gewichten van de aandelenportefeuille en de voorgestelde strategische gewichten waarnaar in mei 2017 zal worden geherbalanceerd. Tabel 5.3. De strategische invulling van de aandelenportefeuille
Aandelenportefeuille Strategische allocatie aandelenportefeuille na
herbalancering (22 mei 2017) Allocatie binnen de aandelen-portefeuille Allocatie binnen de totale portefeuille
Aandelen ontwikkelde markten 68,7% 20,6% Opkomende markten 14,7% 4,4% Wereldwijd defensief (ontwikkeld)
16,7% 5,0%
Totaal 100,0% 30,0%
De portefeuille aandelen ontwikkelde markten kent de volgende regioverdeling: Tabel 5.4. De strategische invulling van de aandelen ontwikkelde markten
Aandelen ontwikkelde markten
Strategische allocatie aandelen ontwikkelde markten na herbalancering (22 mei 2017)
Allocatie binnen de aandelen ontwikkelde markten
Allocatie binnen de totale portefeuille
Europa en Midden-Oosten 63,1% 13,0% Noord-Amerika 24,8% 5,1% Pacific 12,1% 2,5%
Totaal 100,0% 20,6%
5.4.3 Strategische invulling van de vastgoedportefeuille De vastgoedportefeuille kent de volgende verdeling: Tabel 4.5. De strategische invulling van de vastgoedportefeuille
Vastgoedportefeuille Strategische gewichten
Privaat vastgoed 15,0% Publiek vastgoed 85,0% Totaal 100,0%
De allocatie naar privaat vastgoed is belegd in Europese winkels, kantoren en logistieke gebouwen. De allocatie naar publiek vastgoed bestaat uit Europese publieke vastgoedfondsen. De allocatie naar privaat vastgoed zal tijdens de herbalancering niet worden aangepast, een eventueel tekort of teveel aan vastgoed zal ten gunste of ten laste van publiek vastgoed komen. De strategische vastgoedallocatie wordt dit jaar aan een strategische review onderworpen en wordt afhankelijk van de besluitvorming van het bestuur later dit jaar aangepast. De herbalancering voor
• • • • • • • • • • • • • • • •
24 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
de vastgoedportefeuille zal dan op een later tijdstip plaats vinden en afhankelijk zijn van het implementatieplan van een mogelijke strategische verschuiving.
5.5 Afdekking van het renterisico Om de volatiliteit van de nominale dekkingsgraad te verminderen heeft het bestuur besloten om 52,5% van de nominale rentegevoeligheid van de pensioenverplichtingen af te dekken. Grondslag afdekking renterisico: waarde verplichtingen berekend met de marktcurve (swaprente) Feitelijk renteafdekkingspercentage: 52,5% van de grondslag Begrenzing renteafdekking (renterisiconormen):
- Bandbreedte renteafdekkingspercentage: -/+5%; - Euriborrisico: impact verandering floating rente met 2% mag maximaal 1%-punt
dekkingsgraad kosten; - Tracking error-limiet: 1,5%.
Het renteafdekkingsbeleid staat uitvoeriger beschreven in het Strategisch- en Operationeel Beleggingsbeleid (SOB).
5.6 Afdekking van het valutarisico Thans dekt het fonds het risico dat wordt gelopen op de valuta’s in tabel 5.6 af. Hierbij gelden de in de onderstaande tabel genoemde normpercentages en bandbreedtes. Tabel 5.6: Valuta-afdekking per valuta en beleggingscategorie (huidig beleid)
Percentage valuta-afdekking Min. Max. Norm
USD 95% 105% 100%
GBP 95% 105% 100%
JPY 95% 105% 100%
AUD 95% 105% 100%
5.7 Datum van de jaarlijkse herbalancering De jaarlijkse herbalancering van het Fonds is gepland voor 22 mei 2017. De datum is zo gekozen dat rekening wordt gehouden met de jaarlijkse doorrol van valutacontracten. Op 22 mei zullen de gewichten van de benchmarks van alle beleggingscategorieën teruggezet naar de strategische normgewichten zoals weergegeven in tabellen 5.1 tot en met 5.5. Dit met uitzondering van de illiquide categorieën Nederlandse Woninghypotheken en privaat vastgoed.
• • • • • • • • • • • • • • • •
25 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
6 Implementatievoorstellen In dit hoofdstuk wordt een voorstel gedaan voor de implementatie van de aanpassingen in het strategisch beleid en de jaarlijkse herbalancering. Er wordt een voorstel gedaan voor implementatie van de strategische wijzigingen. Tijdens de herbalancering wordt ook gecorrigeerd voor drift door rendementsverschillen afgelopen jaar in beleggingscategorieën onderling en worden valutacontracten afgerekend.
6.1 Herbalancering De herbalancering zal dit jaar plaatsvinden op 22 mei. Doordat de categorie aandelen sinds de laatste herbalancering beter heeft gerendeerd dan de overige beleggingscategorieën zullen er aandelen worden verkocht. Met de opbrengst zullen obligaties en vastgoed op het strategische gewicht worden gebracht. In de week na herbalancering zullen de valutacontracten worden afgerekend, ook dit gebeurt met de opbrengst van de aandelenverkoop. De waarde in deze contracten is negatief doordat de euro sinds vorig jaar mei verzwakte ten opzichte van de afgedekte valuta. In de dagen voorafgaand aan de herbalancering wordt de valutahedge doorgerold Er worden contracten afgesloten met een expiratiedatum rond de volgende herbalancering. Marktbeweging in april en mei kunnen nog zorgen dat dit beeld verandert.
6.2 Implementatie MSCI Emerging Markets IMI De uitbreiding van de benchmark met small cap aandelen zoals deze wordt voorgesteld leidt tot een uitbreiding van het universum. Op dit moment heeft BSG nog geen product waarbij belegd wordt in small cap aandelen in de Emerging Markets. Vooruitlopend op een eventueel akkoord van uw en andere fondsen is begonnen met een searchtraject naar een externe manager. Na de selectie van een of meerdere managers zal de benchmark van de pool uitgebreid worden. De beleggingen in de huidige pool zullen naar verwachting in de tweede helft van 2017 via een transitie omgezet worden naar een pool met ca. 14% small cap aandelen. De aankopen in small cap aandelen worden gefinancierd door large en mid cap aandelen in de pool te verkopen. Na goedkeuring zal op moment van implementatie ook de benchmark voor uw fonds worden aangepast.
• • • • • • • • • • • • • • • •
26 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
7 Strategische en onderzoeksactiviteiten
In dit hoofdstuk worden de acties die op beleggingsgebied voor het Fonds in het komend jaar zullen gaan plaatsvinden kort uitgewerkt. Er wordt een overzicht gegeven van de onderwerpen waarop Blue Sky Group graag terug wil komen in de loop van beleggingsjaar 2017-2018.
7.1 Strategische en onderzoeksactiviteiten Diversificatie-analyse vastgoedportefeuille De diversificatie-analyse vastgoedportefeuille is reeds in behandeling door het bestuur. In de loop van beleggingsjaar 2017-2018 zal het bestuur een besluit nemen over de inrichting van de vastgoedportefeuille. Renteswapportefeuille / renteafdekking De huidige lage rente en de aankomende regelgeving rondom EMIR leiden tot de vraag of het afdekken van het renterisico met swaps nog opweegt tegen de verwachte impact op de dekkingsgraad en de kosten van het gebruik van swaps. Daarbij is er bij veel Nederlandse pensioenfondsen nu een beweging om de swapportefeuille af te bouwen. Blue Sky Group wil graag in de loop van het beleggingsjaar met het Fonds kijken of en hoe de rente-afdekking op efficiëntere manier kan worden ingestoken. Diversificatie-analyse vastrentendewaardenportefeuille In de SAA-analyse die in 2015 is uitgevoerd zijn enkele voorstellen gedaan om het risicoprofiel van de vastrentendewaardenportefeuille te verbeteren. Nieuw toegevoegd zijn de categorieën Global Credits en Nederlandse Woninghypotheken. Daarnaast is de vastrentendewaardenportefeuille onderverdeeld in een matching- en returnportefeuille. In de diversificatie-analyse zal gekeken worden naar verder efficiëntieslagen in de vastrentendewaardenportefeuille. Hierbij valt te denken aan de looptijdverdeling in de matchingportefeuille – uiteraard in samenhang met het onderwerp renteafdekking. Voor de returnportefeuille zal worden gekeken naar de mogelijkheid een beter risico-rendementsprofiel te creëren door de toevoeging van andere vastrentende waarden zoals High Yield-obligaties of schuldpapier van opkomende landen. Risicobudget Het fonds hanteert een risicobudget om het actieve risico te begrenzen. Dit is het risico dat door actief beleid (TAA & actieve managers) de rendement lager uitvalt dan de benchmark. Het risicobudget is thans vormgegeven door een tracking error-limiet van 2,0%. In de loop van 2017 zal worden onderzocht in hoeverre de hoogte van het risicobudget en de meting daarvan nog aansluiten op de doelstellingen van het fonds Valuta-afdekking Blue Sky Group heeft in recente jaren uitgebreid onderzoek gedaan naar de effecten van het afdekken van valutarisico met valutatermijncontracten. Uit dit onderzoek is gebleken dat het afdekken van valutarisico op de korte termijn veelal leidt tot een risicoverlaging, maar op de lange termijn juist risico toevoegt en zorgt voor meer volatiliteit van de dekkingsgraad. Daarnaast blijkt dat er aan het afdekken van valutarisico verborgen kosten kunnen zitten waardoor die uiteindelijk tot een lager rendement leiden. Blue Sky Group wil op basis van de resultaten van dit onderzoek graag met het Fonds bespreken welke verbeteringen er eventueel in het valutabeleid kunnen worden doorgevoerd. Opkomende markten
• • • • • • • • • • • • • • • •
27 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
PSL belegt momenteel een deel van de aandelenportefeuille in opkomende markten. Opkomende markten hebben het in navolging van de kredietcrisis zwaar gehad. Daarnaast hebben verschillende opkomende markten te lijden onder de zwakke commoditymarkt. De belangrijke vraag is of in de toekomst nog met het huidige gewicht in opkomende markten moet worden belegd en op welke manier dit het beste kan worden gedaan. Blue Sky Group heeft in 2016 onderzoek gedaan naar de vooruitzichten van (beleggingen in) opkomende markten en wil de inzichten hieruit graag met het Fonds delen.
• • • • • • • • • • • • • • • •
28 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
Bijlage – Onderbouwing voorstel toevoegen small cap aandelen aan de allocatie opkomende markten
De opkomendemarktenportefeuille heeft momenteel geen MSCI Investible Market Index (IMI) als benchmark. Door te kiezen voor de IMI index, wordt in de reguliere aandelenportefeuille strategisch in zowel large- mid- als small-cap aandelen belegd. De keuze om ook voor de opkomende markten voor de IMI-benchmark voor te stellen heeft als doel het beter positioneren van de opkomendemarktenportefeuille. Het voorstel betekent het wijzigen van de benchmark van opkomende markten van de MSCI EM standaard index naar de MSCI EM IMI index. De invulling hiervan, betekent op dit moment concreet het opnemen van 14% small-cap aandelen (stand van ultimo januari 2016) ten laste van mid- en largecap aandelen aan de opkomendemarktenportefeuille. De verschillen tussen de twee opkomendemarktenindices, de IMI en de standaard index, zijn historisch qua risico en rendement marginaal geweest. Het aansluiten van de portefeuille bij de IMI indices (en dus bij het toevoegen van small-caps) biedt de portefeuille het volgende:
Meer lokale exposure: small-caps zijn beter in staat te profiteren van de onderliggende groeithema’s (zie o.a. tabel B2-3 en sectorcompositie);
Meer diversificatie en minder concentratie, zowel in namen als sectoren (zie figuur B2-2 en tabel B2-3), binnen opkomende markten;
Minder exposure naar grondstoffen-gedreven opkomende markten (zie figuur B2-3); Een iets hoger verwacht rendement en sharperatio. Small-caps in opkomende
markten hebben een licht hoger verwacht rendement (winstgroei per aandeel, PEG-ratio, zie tabel B2-2).
Aan de andere kant zijn er ook een aantal risico’s verbonden aan het toevoegen van small-capaandelen opkomende markten:
Small-cap aandelen zijn minder liquide dan large- en mid-caps, waardoor de transactiekosten iets hoger kunnen uitvallen. Navraag bij de managers gaf aan dat bij een passieve invulling van de beoogde benchmarkwijziging, de transactiekosten circa 10 bps hoger zullen zijn dan de bestaande benchmark;
Zoals in het algemeen ook in de ontwikkelde markten, zijn small-cap bedrijven gevoeliger voor marktontwikkelingen dan mid- en largecap bedrijven.
Rendement Small-cap aandelen hebben in opkomende markten in een tienjaarsperiode een iets beter rendement behaald dan mid- en large-cap aandelen (figuur B2-3). Toch hebben small-cap aandelen opkomende markten ook periodes van underperformance laten zien. Zo is er in 1997-1999 (de tech-bubbel) een periode van underperformance geweest. Ook in de periode 2007 en 2008 is een periode van lichte underperformance geweest. Na de financiële crisis heeft de MSCI IMI (dus inclusief small-caps) het iets beter gedaan dan de MSCI standaard index. Daarnaast laat de MSCI IMI index een iets beter sharperatio zien dan de MSCI EM standaard index. De verschillen zijn echter klein.
• • • • • • • • • • • • • • • •
29 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
Figuur B2-1 Rendementen (geïndexeerd vanaf 2006) van MSCI EM IMI en MSCI EM Standard
MSCI EM IMI (large, midand small-caps)
MSCI EM Standard(mid & large-cap) Index
70
80
90
100
110
120
130
140
150
160
170
180
190
200
156
160
2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
IMI (Large, Mid & Small Cap) Mid & Large Cap
Source: Macrobond / Blue Sky Group
Tabel B2-1: Risicorendementkarakteristieken van maandelijkse rendementen van MSCI EM indices
Bron: MSCI Barra, Bloomberg, Blue Sky Group
De waarderingen van aandelen opkomende markten zijn in het algemeen aantrekkelijker dan die van aandelen ontwikkelde markten (zie tabel B2-2). Wanneer wordt gekeken naar small-capaandelen in opkomende markten dan zijn deze iets duurder (11,9) dan mid- en large-cap aandelen opkomende markten (12-maands verwachte koerswinstverhouding van 10,5), maar wel nog veel aantrekkelijker dan ontwikkelde markten (15,2). Bij een sectorneutrale vergelijking tussen MSCI EM small-caps en MSCI EM standaard index is de P/E-ratio vrijwel gelijk.
10-jaarsrendementenjanuari 2006 - januari 2016
MSCI EM Standard
(Mid & Large Cap)
MSCI EM IMI
(Large, Mid & Small Cap)Geannualiseerd rendement 6,2% 6,7%Maandelijkse volatiliteit 28% 29%Sharpe ratio 0,18 0,19Correlatie met MSCI world IMI 0,815 0,813
• • • • • • • • • • • • • • • •
30 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
Tabel B2-2: Waarderingsstatistieken MSCI-indices, ultimo januari 2016
Bron: MSCI Barra, Macrobond, Blue Sky Group
Bij de beoordeling van de variabelen zoals P/E-ratio is het daarnaast belangrijk om te kijken naar de groeivariabelen zoals winstgroei. Deze verwachte winstgroei per aandeel (EPS growth rate) is voor MSCI small-caps hoger (16.6%) dan die van MSCI mid- en largecaps (12.1%). Wanneer er bij de waardering rekening wordt gehouden met de winstgroei (PEG-ratio), dan zijn small-capaandelen in opkomende markten aantrekkelijker gewaardeerd. De PEG-ratio van MSCI EM small-caps is 0,7, terwijl die van de MSCI EM standaard index 0,9 is. Dit rechtvaardigt de iets hogere waardering (P/E-ratio) van small-capaandelen ten opzichte van mid- en large-caps in opkomende markten. Diversificatie De MSCI small-capindex biedt meer sectordiversificatie. Zo is de samenstelling van de opkomende markten small-capindex qua sectoren anders dan die van de MSCI EM standaard index. Figuur B2-2 laat zien dat de laatste meer gekanteld is naar de sectoren technologie (bijvoorbeeld Samsung Electronics, Zuid-Korea), financials en energie, terwijl de MSCI EM small-capindex naast meer diversificatie meer gewicht heeft in de sectoren consumenten en industrie. Deze sectoren zijn meer verbonden met de lokale economische ontwikkelingen. Figuur B2-2: Verdeling MSCI EM smallcaps en MSCI EM large- en midcaps in sectoren, 29-01-2016
Bron: MSCI Barra, Blue Sky Group
Er zijn verschillen tussen MSCI EM standaard index en MSCI EM IMI index in de landgewichten (zie figuur B2-3). Bij het wijzigen van de benchmark van opkomende markten naar de IMI-index betekent dit dat de exposure naar een aantal, met name grondstoffengedreven landen (zoals
jan/2016MSCI EM
Small Cap MSCI EM Mid- and Large Cap
MSCI World IMI
MSCI Frontier markets
Verwachte EPS Growth Rate (%) 16,6 12,1 9,2 -Gemiddelde marktwaarde (in miljarden $) 0,3 3,8 5,8 0,7Price / Book 1,2 1,3 2,0 1,4Price / Cash flow 10,5 7,6 10,4 6,5Dividend yield 2,5 3,0 2,5 4,612-maands Forward P/E 11,9 10,5 15,2 -PEG-ratio 0,7 0,9 1,6 -ROE 5,4 10,5 10,6 13,8
1%10%
15%
18%
8%9%
18%
17%
1%3%
MSCI EM Smallcaps
Energy
Materials
Ind.
Cons. Disc.
Cons. Stp.
Health Care
Fin.
IT
Telecom. Services
Utilities
7%6%
7%
10%
9%
3%27%
21%
7%3%
MSCI EM Large en Midcaps
Energy
Materials
Ind.
Cons. Disc.
Cons. Stp.
Health Care
Fin.
IT
Telecom. Services
Utilities
• • • • • • • • • • • • • • • •
31 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
bijvoorbeeld Brazilië en Zuid-Afrika) zal worden verminderd. Aan de andere kant zal het gewicht van een aantal technologielanden (zoals bijvoorbeeld Taiwan en Zuid-Korea) iets gaan stijgen. Figuur B2-3: Verschil landgewichten MSCI EM met en zonder small-caps, 29-01-2016
Bron: MSCI, Blue Sky Group
Ook de concentratie van bedrijven in de index verschilt tussen de small-cap en standaard index. Waar in de top 10 van de MSCI EM standaard index de bedrijven multinationals zijn en een marktkapitalisatie hebben van boven de $ 30 miljard, zijn in de top 10 van de MSCI EM small-capaandelen meer lokale bedrijven met een marktkapitalisatie van tussen de $ 800 miljoen en $ 3,5 miljard te vinden. De top-10 bedrijven in de MSCI EM standaard index vertegenwoordigen samen een gewicht van circa 16%, terwijl die van de MSCI EM smallcapindex samen een gewicht in de index vertegenwoordigen van circa 5%. Dit geeft aan dat MSCI EM small-capindex minder geconcentreerd is dan de MSCI EM standaard index. In tabel B2-3 is de top-10 van de bedrijven in beide opkomendemarktenindices gegeven om een gevoel te krijgen van welke soort bedrijven in de index zitten. Tabel B2-3: top 10 aandelen in MSCI EM standaard en MSCI EM small-cap
‐0,60%
‐0,40%
‐0,20%
0,00%
0,20%
0,40%
0,60%
0,80%
1,00%
Verschil gewichten M
SCI EM
IMI ‐MSCI EM
Standard
Top 10 aandelen MSCI EM mid- en large-capsMarktwaarde
in ($ miljarden) LandSAMSUNG ELECTRONICS CO 105,97 KOREATAIWAN SEMICONDUCTOR MFG 105,67 TAIWANTENCENT HOLDINGS LI (CN) 96,25 CHINACHINA MOBILE 67,64 CHINAALIBABA GROUP HLDG ADR 67,36 CHINACHINA CONSTRUCTION BK H 51,14 CHINANASPERS N 50,02 SOUTH AFRICAICBC H 38,20 CHINAHON HAI PRECISION IND CO 33,59 TAIWANINFOSYS 31,54 INDIA
Top 10 aandelen MSCI EM small-capsMarktwaarde
in ($ miljarden) LandBRAIT SA 3,50 SOUTH AFRICAINDIABULLS HOUSING FIN 3,06 INDIASINO BIOPHARMACEUTICAL 3,03 CHINASMIC 2,28 CHINAMONDI (ZA) 1,95 SOUTH AFRICAHOTEL SHILLA CO 1,81 KOREALIPPO KARAWACI TBK 1,50 INDONESIAGOLDIN PROPERTIES HLDGS 0,97 CHINACORONATION FUND MANAGERS 0,87 SOUTH AFRICAESTACIO PARTICIPACOES ON 0,83 BRAZIL
• • • • • • • • • • • • • • • •
32 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
Bron: MSCI, Blue Sky Group
Tenslotte hebben small-capaandelen opkomende markten een iets lagere correlatie met de andere regio’s dan mid- en large-capaandelen (zie tabel B2-4). De correlatieverschillen zijn marginaal, maar de correlatie van small-caps ten opzichte van de andere regio’s komt niet boven de 0,8 uit, terwijl de correlatie tussen MSCI large-cap en andere regio’s in alle gevallen iets hoger uitvalt. Tabel B2-4: correlatie (maandelijkse rendementen in dollars) van een aantal MSCI indices in de periode
12-1994 – 12-2015
Bron: MSCI Barra, RS investments, Blue Sky Group
Risico De historische 250-daags2 volatiliteit van de MSCI EM small-caps-, MSCI EM standaard- en MSCI frontiermarktenindex is in figuur B2-4 te zien. Er is te zien dat de volatiliteit van small-caps opkomende markten structureel lager is dan die van aandelen opkomende markten mid- en large-caps. De oorzaak hiervan ligt in het feit dat small-capaandelen in opkomende markten minder liquide zijn en daardoor een lagere volatiliteit vertonen dan aandelen mid-en largecaps in opkomende markten.
2 Bij het berekenen van de historische langetermijnvolatiliteit geeft een jaarlijkse (250-daags) volatiliteit een beter beeld dan de maandelijkse volatiliteit.
S&P 500 MSCI EAFE MSCI ACWIMSCI EM Small Cap
MSCI EM Large Cap
MSCI EM Small Cap 0,66 0,78 0,79 1 0,93MSCI EM Large Cap 0,73 0,81 0,85 0,93 1
• • • • • • • • • • • • • • • •
33 | 33 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Beleggingsplan 2017-2018
Figuur B2-4: 250-daags standaarddeviatie (in dollars) MSCI-indices
1
Bijlage E Onderbouwingbestuur PSL prudent person regel
Pensioenfondsen moesten en moeten handelen volgens het prudent person principe. In de kern houdt dat in
dat een pensioenfonds zich bij het beleggingsbeleid gedraagt als een goed huisvader: het fonds belegt in het
belang van alle aanspraak‐ en pensioengerechtigden. Het prudent person principe omvat onder andere dat
beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde en dat diversificatie van beleggingen plaatsvindt.
Het nieuwe FTK geeft geen nieuwe invulling van de norm. Die blijft een open karakter houden. De nieuwe
regels maken vooral expliciet wat pensioenfondsen moeten vastleggen. Voor het beleggingsplan geldt de eis
dat het pensioenfonds moet onderbouwen dat het beleggingsplan past binnen de prudent person regel.
Het Pensioenfonds is van mening dat als volgt voldaan wordt aan de prudent person regel:
1) In dit beleggingsplan is het beleggingsbeleid concreet vastgelegd, inclusief de
evaluatiemaatstaven. Daarbij zijn de kaders gevolgd die in de ABTN zijn vastgelegd.
2) Dit beleggingsbeleid sluit aan op de doelstellingen en de beleidsuitgangspunten van het
pensioenfonds, waaronder de risiconiveaus, zoals vastgesteld in samenspraak met sociale
partners en vastgelegd in de ABTN
3) Het fonds voert eenmaal per 3 jaar een ALM studie uit ter invulling van de strategische
beleggingsportefeuille. Daarbij wordt voor alle categorieën de afweging gemaakt tussen, bijdrage
aan ambitie, risico, duurzaamheid, begrijpelijkheid, beheersbaarheid en kosten
4) Aan het beleggingsbeleid ligt gedegen onderzoek ten grondslag, waaronder investment cases per
beleggingscategorie en de jaarlijkse economische verwachtingen.
5) De beleggingen worden goed gediversifieerd zodat een bovenmatige afhankelijkheid van een
(groep van) belegging(en) en risicoaccumulatie in de portefeuille als geheel worden vermeden. Dit
geldt voor de allocatie naar beleggingscategorieën in dit beleggingsplan en voor de mix van
beleggingen in elke categorie waarvoor spreiding met richtlijnen is gewaarborgd.
6) De evaluatie van dit beleggingsbeleid en de uitvoering ervan vindt periodiek plaats in onder
andere de kwartaalrapportage en de rapportages van de beleggingspools.
7) Het pensioenfonds kent een deskundigheidsplan waarmee wordt zeker gesteld dat bestuurders
voldoende kennis in huis hebben en houden en als countervailing power kunnen fungeren jegens
de vermogensbeheerder. Daarnaast is als extra waarborg een extern beleggingsadviseur aan de
beleggingscommissie verbonden.
8) Het pensioenfonds ontvangt en controleert ISAE rapportages van haar outsourcingspartners.
9) In het door het fonds vastgelegde Administratieve Organisatie handboek wordt vastgelegd welke
werkzaamheden het fonds uitvoert op het gebied van de monitoring van het vermogensbeheer,
wie hiervoor verantwoordelijk is en welke informatiestroom hiertoe benodigd is.
10) Het fonds heeft een separate risicocommissie (de CRM). Elk kwartaal rapporteert de
Beleggingscommissie aan de CRM over de financiële risico’s en adviseert waar nodig te
ondernemen acties.
11) Het fonds realiseert zich dat het renterisico een van haar belangrijkste risico’s is en dekt dit risico
dan ook gedeeltelijk af. Vanuit de ALM studie is de bandbreedte van de renteafdekking bepaald
op 50%‐60%.
12) Implementatie van de renteafdekking vindt gedeeltelijk plaats door middel van de
staatobligatieportefeuille en gedeeltelijk door het afsluiten van rentederivaten (interest rate
swaps).
13) Gezien de relatieve complexiteit van derivaten gebruikt het fonds deze in beperkte mate, nl.
slechts voor risico‐mitigerende doeleinden. Dit is vastgelegd in de beleggingsrestricties binnen de
mandaten aan de vermogensbeheerders.
2
14) Het pensioenfonds is zich bewust van het liquiditeitsrisico. Om die reden is het grootste gedeelte
van de portefeuille belegd in liquide en gemakkelijk verhandelbare categorieën en markten. De
(liquide) pools van BSG kennen een dagelijkse uittreding.
15) De beleggingen van het pensioenfonds worden zoveel mogelijk geadministreerd op marktwaarde.
Het fonds stelt zich regelmatig op de hoogte van de waarderingsmethodieken die de
vermogensbeheerders toepassen. Tevens geeft de accountant van de BSG pools hier een
verklaring bij af.
Mei 2016