1 de fundamenten van de organisatiestructuur hoofdstuk 14 gedrag in organisaties, 10e editie stephen...
TRANSCRIPT
1
De fundamenten van de organisatiestructuur
Hoofdstuk 14
Gedrag in organisaties, 10e editie
Stephen P. Robbins
en Timothy A. Judge
2
1. De zes elementen van een organisatiestructuur te benoemen.
2. De gebruikelijke organisatieontwerpen te beschrijven
3. Virtuele en grenzeloze organisaties te vergelijken en tegen elkaar af te zetten
Na bestudering van dit hoofdstuk ben je in staat om:
3
Na bestudering van dit hoofdstuk ben je in staat om:
4. De verschillen tussen organisatiestructuren aan te tonen.
5. De gedragsimplicaties van verschillende organisatieontwerpen te analyseren.
6. Aan te tonen hoe globalisering de organisatiestructuur beïnvloedt
4
OrganisatiestructuurOrganisatiestructuur geeft aan hoe taken officieel verdeeld, gegroepeerd en gecoördineerd worden.
5
Zes elementen voor een juiste organisatiestructuur:
• taakspecialisatie• afdelingsvorming• gezagslijn• span of control• centralisatie/
decentralisatie• formalisatie
6
Taakspecialisatie
Taakspecialisatie of arbeidsdeling duidt de mate aan waarin werkzaamheden binnen de organisatie opgesplitst zijn in deeltaken.
7
Afdelingsvorming
Werkzaamheden na taakspecialisatie groeperen in afdelingen
• Naar functies• Naar product• Naar geografisch gebied• Naar fase in het proces• Naar type klant
8
Gezagslijn
Een ononderbroken lijn van gezag die van de top van de organisatie naar het laagste echelon loopt en aangeeft wie de leiding heeft over wie.
Bevoegdheid beschrijft het recht van de manager om orders te geven. Dankzij het principe van eenheid van bevel blijft de gezagslijn ononderbroken.
9
Bepaalt het aantal niveaus en managers van de organisatie. Hoe breder of groter de span of control, hoe efficiënter de organisatie.
Span of control
10
Vergelijking spans of control
11
• De laatste jaren gaat de trend in de richting van grotere spans of control.
• Brede spans sluiten aan op recente pogingen van bedrijven om de kosten terug te dringen, het mes in de overhead te zetten, de besluitvorming te versnellen, de flexibiliteit te vergroten, dichter bij de klant te staan en werknemers meer empowerment te geven.
12
• Centralisatie is de mate waarin besluitvorming in één punt van de organisatie geconcentreerd is.
• VanVan decentralisatie is is sprake alssprake als het lagere personeel meer input of beslissingsbevoegd-heid heeft.
Centralisatie en decentralisatie
13
Formalisatie
Mate waarin taken binnen de organisatie gestandaardiseerd zijn.
14
Veelvoorkomende organisatie-ontwerpen
• Eenvoudige structuurEenvoudige structuur
• BureaucratieBureaucratie
• MatrixstructuurMatrixstructuur
15
Eenvoudige structuur
• Vrijwel geen afdelingsvorming
• Brede spans of control
• Vrijwel geen formalisatie
• Moeilijk te handhaven wanneer het kleine bedrijf groter wordt
16
Bureaucratie
• Sterk gespecialiseerde routinetaken• Geformaliseerde regels en voorschriften • Taken gegroepeerd in functionele
afdelingen • Kleine span of control• Besluitvorming volgt de gezagslijn
17
Matrixstructuur
Bestaat uit twee soorten afdelingsvorming: naar functie en naar product. Er is een dubbele gezagslijn. Frequent contact tussen specialismen maakt betere communicatie en flexibiliteit mogelijk.
18
Matrixstructuur van een MBA-opleiding
19
Nieuwe opties• De teamstructuurDe teamstructuur
• De virtuele organisatieDe virtuele organisatie
• De grenzeloze organisatieDe grenzeloze organisatie
20
Mechanistische versus organistische structuur
21
Waarom verschillen structuren van elkaar?
• Strategie
• Grootte van de organisatie
• Technologie
• Onzekerheid in de omgeving
22
Strategie en structuur
• InnovatiestrategieInnovatiestrategie
• Strategie van Strategie van kostenminimaliseringkostenminimalisering
• ImitatiestrategieImitatiestrategie
23
Gedragsimplicaties
• Generaliseren is onmogelijk!
• Taakspecialisatie: – Toename productiviteit– Afname werktevredenheid
• Geen relatie tussen span of control en werknemersprestaties.
• Decentralisatie leidt tot participatieve besluitvorming; participatieve besluitvorming vertoont positief verband met werktevredenheid.