vnmi magazine december 2014
TRANSCRIPT
Oud-bestuurders: VNMI blijft keihard nodig > 4VNMI kritisch bij herstart Aldel > 6Alcoa focust op duurzame groei > 8Pilots nullastbeheersing veelbelovend > 10China blijft gangmaker voor basismetaal > 12
With English summary > 2
Metallurgische Industrie14 2
VNMI MAGAZINE | dECEMbEr 2014
22
december 2014
SummaryThis issue of dutch Metallurgical Industry contains five feature articles, a foreword by the chairman, a column, news items and an agenda.
“VNMI remains essential”
The majority of VNMI members are still devoting their time and
energy to dealing with the ongoing economic crisis. They are not
looking forward, taking the action which will pay dividends in two,
three or five years’ time. The mood is defensive, with too much
concern for cost control. So say former VNMI board members
ronald Prenger and Piet-Jan Vet, who believe that there should be
far greater attention for innovation. Prenger sees three challenges
for the years ahead. First, the industry must enhance its standing
among politicians, the general public and – most importantly –
potential employees. Second, it must continue its efforts to create
a level playing field at the European level. Third, it must continue to
pursue sustainability. According to Piet-Jan Vet, the key to success
will be innovation in combination with new business development.
both he and ronald Prenger believe that VNMI has an important
role to play and will remain essential for the foreseeable future.
“Without VNMI, the base metals industry would not be able to
promote its interests effectively.”
Aldel restart confirms need for tax reforms
In mid-November it was announced that the delfzijl-based
aluminium producer Aldel is to resume its activities. VNMI
welcomes this move. However, as director Frank buijs notes,
it remains necessary to resolve the disparity in energy prices
between the Netherlands and other countries. He is disappointed
that the Ministry of Economic Affairs has yet to launch proposals
for a temporary solution. “The problems faced by the base metals
industry are still very much with us. The recent significant increase
in aluminium prices has glossed the difficulties. Eventually, those
prices will fall again. In the meantime, however, levies and taxes
make production costs in the Netherlands far higher than those
of our competitors such as in Germany.” VNMI is pressing for
further discussions with the Minister of Economic Affairs. It also
wishes to meet with the Ministry of Finance to discuss the abolition
of ‘taxation on natural gas’, a move undertaken by all other EU
member states. Until the Netherlands follows, the base metals
industry faces additional costs and unfair competition.
Alcoa focuses on sustainable growth
It is a little over a year since the American multinational Alcoa
announced its global restructuring programme. Progress has
been good. Costs have been reduced and the company has
successfully developed its profile as a multi-materials specialist
to create further added value for its customers. Alcoa Nederland
is very much part of the process. A brand new warehouse and
distribution centre to serve north-eastern Europe is currently under
construction in Harderwijk. Alcoa is pursuing diversification to
reduce its dependency on the volatile primary aluminium market.
The company, established 126 years ago, is particularly keen to
establish a strong position in specific market segments such as
aviation, construction, transport and the automotive industry.
Pilot projects produce promising results
The results of two recent pilot projects suggest that many VNMI
members will benefit from implementing measures to improve
energy efficiency during production downtime. Moreover, the
payback period on investments is relatively short, states Theo van
Oossanen of the consultancy firm ‘To Improve’, a long-term VNMI
partner.
Van Oossanen oversaw the two pilot projects at KbM Master
Alloys in delfzijl and Tata Steel Tubes in Oosterhout. He describes
the results as ‘promising’. At both locations he focused on
the heating requirement of the production areas and, working
alongside the companies themselves, examined ways in which
to reduce energy consumption, such as using residual heat
from other processes. He concludes that each company could
reduce its annual energy costs by tens of thousands of euros. Van
Oossanen now hopes that more companies will apply the energy
analysis template he has developed for VNMI members.
China sets the pace
China will continue to dominate the global base metals industry
in the years ahead, according to Casper burgering, senior
sector economist for Manufacturing & Industrial Metals with
AbN AMrO bank. burgering was one of the guest speakers at the
VNMI’s autumn meeting held at Tata Steel Tubes in Oosterhout.
He points out that China needs further economic growth in
order to complete the transition it has initiated and avoid social
unrest. It is partly for this reason that the country is maintaining
maximum steel production output, despite supply surpluses and
plummeting prices. In doing so, it sets the pace for the rest of the
world. China represents some forty per cent of both demand and
supply on the international metals markets. The second guest
speaker of the day was robert Fig, senior business development
executive at the London Metal Exchange (LME). He took a different
perspective, advising greater attention for ‘hedging’: a method of
risk management which relies on buying and selling at preagreed
prices.
3
Eind 2013 schreef ik op deze plaats dat we met een positief en blij gemoed de feestdagen in gingen. de vereniging had een goed jaar achter de rug, een dreigend faillissement bij Aldel leek afgewend, de ogen in den Haag waren geopend en het economische perspectief voor 2014 leek gunstig.
Alle seinen stonden op groen. En toch werd 2014 niet dat hele mooie jaar waarop ik hoopte. Aldel viel alsnog om – al mochten we onlangs gelukkig vernemen dat een doorstart aanstaande is – en de economische groei wilde maar niet op stoom komen. den Haag toonde een luisterend oor, maar tot nu toe moet ik constateren dat de politiek niet echt doorpakt.
Laat de herstart van Aldel ons in dit verband geen zand in de ogen strooien. Nog steeds heeft onze sector binnen Europa te maken met een behoorlijk ongelijk speelveld als het gaat om de energieprijzen. Onze letterlijke noodkreet om een snelle tussenoplossing voor het gebrek aan interconnectorcapaciteit op de landsgrenzen heeft géén gevolg gekregen. In zijn laatste brief aan de Tweede Kamer leek minister Henk Kamp zelfs te stellen dat de verschillen met vooral duitsland nagenoeg zijn weggepoetst. Maar niets is minder waar, kan ik u verzekeren. U leest daarover meer verderop in dit magazine.
Wij blijven inzetten op (hernieuwd) overleg met minister Kamp en staatssecretaris Wiebes van Financiën. dan gaat het natuurlijk over een structurele oplossing voor het grote verschil in energieprijzen, maar ook om de eerder gedane toezegging de metallurgische aardgasbelasting na onderzoek te heroverwegen. Ook dit is een kostenpost die onze bedrijven op achterstand zet met de ons omringende landen. Wij rekenen in dit verband op de medewerking van beide bewindslieden.
Is het allemaal kommer en kwel? Uiteraard niet. Tijdens onze najaarsvergadering bij Tata Steel Tubes in Oosterhout hoorde we van gastspreker Casper burgering van AbN AMrO dat China de economische motor de komende jaren naar verwachting op volle toeren houdt. dat is goed nieuws. Voorts leidde een pilotproject op het gebied van nullastbeheersing dat bij twee van onze leden is uitgevoerd, tot veelbelovende resultaten. En twee oud-bestuurders, ronald Prenger en Piet-Jan Vet, verkondigen in deze editie waarom de VNMI een absoluut onmisbare rol vervult.
Onze vereniging blijft dat in elk geval de komende jaren doen binnen de koepel van FME, anticiperend op de ontwikkelingen in de markt, met een nieuw lidmaat-schapsmodel en nieuwe vormen van dienstverlening, in lijn met de nieuwe doelstellingen van de FME-organisatie. Wij doen dat vol ambitie en enthousiasme. En ik hoop dat de vereniging daarbij op uw ondersteuning mag rekenen.
Eind 2013 schreef ik dat er in het nieuwe jaar voldoende werk aan de winkel zou zijn. dat kan ik hier en nu herhalen. We kunnen aan de bak. Maar eerst wens ik u, vanaf deze plek, plezierige feestdagen en een mooi begin van het nieuwe jaar. Tot in 2015!
Wim Hamersvoorzitter VNMI
Voorwoord
Nederlandse Metallurgische Industrie
44 54
Autonoom blijven. dat is de belangrijkste
boodschap die ronald Prenger voor
VNMI heeft, zegt hij aan het einde van het
gesprek in een restaurant in breukelen.
“de zelfstandigheid is cruciaal, samen
met de lange adem die nodig is om
de lidbedrijven bij de les te houden.
door de crisis zijn veel van onze leden
teveel bezig met de waan van de dag.
Ze vergeten soms dat we nu de stappen
zetten die zich over twee, drie of vijf
jaar uitbetalen. VNMI moet daar in mijn
ogen eindeloos energie in stoppen. We
mogen de aansluiting internationaal niet
verliezen.”
Ook Piet-Jan Vet vindt de teneur onder
veel lidbedrijven momenteel “vrij
verdedigend”. “Er ligt een sterk accent
op de kostenkant. dat is begrijpelijk,
maar aan de andere kant mogen we de
toekomst niet uit het oog verliezen. Juist
de afgelopen jaren hebben aangetoond
hoe belangrijk dat is. Het credo is:
blijf niet doen wat je doet, kijk naar
toekomstige mogelijkheden, focus op
innovatie, ontwikkel nieuwe dingen.
Geef aandacht aan duurzaamheid. Het
voordeel van metaal is dat het eenmaal
uit de grond nooit meer weggaat.
Je kunt recyclen zonder verlies van
kwaliteit. dat is per definitie een kansrijk
gegeven.”
“VNMI blijft keihard nodig”
Ze maakten jarenlang deel uit van het VNMI-bestuur en droegen het stokje inmiddels
beiden over: Ronald Prenger (SAPA) vanwege een detachering in China en Piet-Jan
Vet (Nyrstar) omdat hij statutair niet meer kon worden herkozen. Beiden roemen de
samenwerking in de branche, maar heffen ook de waarschuwende vinger: “Veel van de
bedrijven denken te defensief.”
voor de knelpunten waarmee wij kampen.
daar wordt op brancheniveau hard
aan getrokken. dat schept de ruimte
om op individueel bedrijfsniveau veel
nadrukkelijker met de toekomst aan de
slag te gaan.”
Prenger noemt de moeizame relatie die
VNMI lange tijd had met de overheid een
van de grote dossiers uit zijn twaalf jaar
durende bestuurslidmaatschap. “de
strijd om in Europees verband een gelijk
speelveld tot stand te brengen was bij
voortduring een thema. In den Haag had
het lange tijd geen prioriteit. Pas sinds de
crisis genadeloos heeft aangetoond dat
Oud-bestuursleden ronald Prenger en Piet-Jan Vet:
Aandacht
Vernieuwing zit in “iets nieuws verzinnen
en dat vervolgens gaan waarmaken”, zegt
hij. “de voorwaarden zijn aanwezig. dit
land heeft een prima kennisinfrastructuur.
bovendien is de maakindustrie bij
iedereen terug op het netvlies en is er
weer aandacht voor de bijdrage van
onze sector aan de werkgelegenheid
in ons land. Ook zijn het ministerie van
Economische Zaken en de regionale
ontwikkelingsmaatschappijen directe
gesprekspartners. Zij steunen de
innovatieve initiatieven binnen onze sector
en hebben veel meer oog en aandacht
“Het zoeken naar
en inslaan van
nieuwe wegen is
cruciaal voor de
sector”
55 5
Nederland het nooit redt met alleen een
kennis- en diensteneconomie, is dat ten
goede gekeerd en is de belangstelling
voor de eigen industrie terug. Er is oog
voor de lange termijn. Maar de afgelopen
tien tot vijftien jaar zijn wel regels in gang
gezet die het de industrie in eigen land
moeilijker maken te ondernemen. Hard
vechten blijft daarom noodzakelijk. We
zijn op de goede weg, maar we zijn er nog
niet.”
Saamhorigheid
Het voortdurend benadrukken bij
de overheid van het belang van de
maakindustrie voor ons land voedde
de afgelopen jaren in elk geval de
saamhorigheid in VNMI, zegt Vet. “Toen we
deze brancheorganisatie in 2000 opzetten
– als voortzetting van NFI, VNAI en NIJZI
– hebben we steeds gezegd: wat ons bindt
is de synergie die we aan de operationele
kant kunnen bereiken. Er zijn toen vier
pijlers vastgesteld: milieuvraagstukken’
en meerjarenafspraken, energiekosten,
handelsproblematiek in de EU en
veiligheid. In de praktijk kun je vaststellen
dat die aanpak prima heeft gewerkt en dat
nog steeds doet. de bedrijven kwamen
nooit in een moeilijke positie ten opzichte
van elkaar. En gedurende de jaren heeft
de belangenbehartiging op die thema’s
vanuit een eensgezinde visie meer body en
impact gekregen.”
Ook Prenger onderstreept die
ontwikkeling. “Ik heb nooit ook maar
een begin van spanning gemerkt tussen
de verschillende segmenten in VNMI.
dat komt ook omdat het vizier altijd is
gericht op de overstijgende thema’s voor
de metaalindustrie. Het ging vaak over
wet- en regelgeving, over Nederlandse
en Europese richtsnoeren, over de
continuïteit van onze netwerken in binnen-
en buitenland. En altijd met een scherp
oog voor de belangen van onze grote,
middelgrote én kleine leden.”
Uitdagingen
Voor de komende jaren wachten in
zijn optiek drie harde uitdagingen: het
creëren van het juiste imago naar politiek,
samenleving en meer specifiek jonge
schoolverlaters (“Werken in de metaal is
schoon”), voortzetting van de voortdurende
strijd om een eerlijk Europees speelveld
(“Ik ben zeer trots op de resultaten die we
op het gebied van energiekosten hebben
bereikt, maar er is meer werk aan de
winkel”) en de verdere ontwikkeling van
duurzaamheid. “dat moeten we echt nóg
nadrukkelijker oppakken dan we tot nu
toe al doen. Want de samenleving pikt het
straks gewoon niet meer als we op de
oude voet doorgaan.”
Voor Vet domineert duurzaamheid met
name in combinatie met innovatie en
‘new business development’. “Ik zie
vooral het zoeken naar en inslaan van
nieuwe wegen als heel cruciaal voor
de sector. Als Nyrstar hebben wij een
bedrijf in Noorwegen gekocht, dat in staat
is waardevolle metalen als indium en
germanium uit residustromen te halen.
We hebben dat verder doorontwikkeld. Het
resultaat is een drastische terugdringing
van de hoeveelheid chemisch afval.
Tegelijkertijd dragen deze activiteiten
significant bij aan het financiële resultaat
van onze operatie. dergelijke projecten
zien wij intern als bepalend voor onze
toekomst.”
Expertise
In die toekomst – hoe weerbarstig die
wellicht ook wordt – ziet zowel Prenger
als Vet “absoluut” een rol voor VNMI als
brancheorganisatie. “Aan de ene kant is
kracht nodig om een stem te hebben, om
mee te doen in de belangenbehartiging
richting de overheid”, zegt Prenger.
“Tegelijkertijd is veel kennis en expertise
nodig op de voor de basismetaal
typerende dossiers. VNMI moet in mijn
ogen daarom autonoom blijven, een
eigen strategie volgen en ontwikkelen
en vertalen naar onze eigen sector.” Vet
deelt die denkrichting, zo blijkt: “Je kunt
van alles roepen, maar wat we met z’n
allen willen is goed beleid. dat moet je
met z’n allen doen, gestructureerd en
goed aangestuurd. Als brancheorganisatie
was en is VNMI daar in mijn ogen het
juiste instrument voor. Zonder VNMI
zouden de belangen
van de basismetaal snel
ondersneeuwen, ben ik
bang.”
Oud-bestuursleden ronald Prenger en Piet-Jan Vet:
Nederlandse Metallurgische Industrie
“Ik heb nooit ook
maar een begin
van spanning
gemerkt tussen
de verschillende
segmenten in VNMI”
66 7
Half november. Hoewel het nog niet
formeel is aangekondigd, gonst het van
de geruchten over de productiehervatting
bij Aldel. Aanleiding is de komst van
bestuursvoorzitter Gary Klesch van Klesch
Group naar Nederland en de aankondiging
van een persconferentie. Klesch Group is
eigenaar van Aldel, dat vorig jaar financieel
over de kop ging toen het de slijtageslag
met vooral de duitse concurrentie moest
opgeven als gevolg van het grote verschil
in energieprijzen.
Een dag later gaat de vlag uit in Noordoost
Groningen. Klesch kondigt een herstart
aan van het bedrijf, dat onder de naam
Klesch Aluminium delfzijl gaat bouwen
aan een nieuwe toekomst. Aanleiding is
de aanleg van een zogenoemde ‘directe
lijn’, die het bedrijf in staat stelt binnen
drie jaar goedkopere stroom rechtstreeks
uit duitsland te importeren. daarmee kan
Klesch zijn producten tegen concurrerende
prijzen maken.
Verbeterd
daarnaast profiteert de onderneming
in Groningen van de verbeterde
marktomstandigheden op de
aluminiummarkt. de prijs van ruw
aluminium op de London Metal
Exchange steeg dit jaar met zo’n 20
“Structurele oplossing absoluut noodzaak”VNMI is positief over de doorstart van aluminiumproducent Aldel in Delfzijl. Het weg-
poetsen van de verschillen in energieprijzen met het omringende buitenland blijft
echter noodzakelijk, aldus directeur Frank Buijs. Hij is tegelijkertijd teleurgesteld dat
tussentijdse oplossingen van het ministerie van Economische Zaken uitblijven.
ton aan producten per jaar uitleveren
aan klanten. Van de in totaal 300 ovens
waarover het bedrijf beschikt, worden
er 180 opgestart. directeur Karsten
Pronk liet in de media optekenen dat
onder de huidige condities contracten
zijn afgesloten voor drie jaar, de periode
die nodig is om de duitse stroomkabel
te realiseren. de verwachting is dat het
bedrijf eind volgend jaar emplooi biedt aan
200 medewerkers.
Profiteren
Het is de bedoeling dat behalve Klesch
Aluminium delfzijl meer bedrijven in de
regio profiteren van de nieuwe kabel,
waarvoor eerder veel belangstelling werd
getoond. Havenbeheerder Groningen
Seaports NV, dat nauw is betrokken bij de
uitvoering, verwacht dat de ‘directe lijn’
op lange termijn de gehele regio helpt
om te komen tot een gelijk speelveld
binnen de Europese markt op het gebied
van de ‘baseload’ elektriciteitsprijzen.
Het onderzoek naar de mogelijke aanleg
van de kabel startte eind vorig jaar, kort
voor het faillissement van Aldel. Als
gevolg daarvan raakten 600 mensen hun
baan kwijt, van wie ongeveer de helft bij
toeleveranciers.
VNMI-directeur Frank buijs betitelt de
hervatting van de aluminiumproductie
VNMI: lof voor herstart Aldel, maar geen tijd voor berusting rijk
procent, voornamelijk als gevolg van
het toegenomen gebruik ervan in de
automotive en de hightech industrie, onder
meer voor smartphones. In die markt lijkt
het voormalige Aldel – door een surplus
aan kennis en knowhow ten opzichte van
veel Aziatische concurrenten – kansrijk.
bovendien zijn de fysieke premies voor
aflevering van het metaal enorm gestegen.
Klesch Group stopt 4 miljoen euro in Aldel,
dat de voorbereidingen op de hervatting
van de productie inmiddels is begonnen.
Tot eind dit jaar wordt extra onderhoud
gepleegd en worden tests uitgevoerd om
de fabriek weer volledig gereed te maken
voor productie. de eerste gietproeven
hebben naar verwachting voor het einde
van dit jaar plaats.
Klesch Aluminium delfzijl gaat in eerste
instantie 65.000 ton primair aluminium
produceren en in totaal meer dan 100.000
“De analyse van de
minister delen wij,
maar de uitkomst
allerminst”
77
in delfzijl in combinatie met de aanleg
van de directe hoogspanningskabel
met duitsland “een verbetering van de
strategische positie” van een deel van de
basismetaalproductie in Nederland. Maar
hij maakt daarbij wél een belangrijke
kanttekening. “de metaalmarkt is sterk
conjunctuurgevoelig. Terwijl het probleem
van de dure Nederlandse stroom voor
grootverbruikers nu voor een deel van
de sector wordt opgelost, moet het
grote verschil in de stroomtarieven met
onze duitse concurrenten uiteindelijk
structureel worden verholpen”, meent
buijs.
Onvolledig
Volgens de VNMI-directeur is er in
dat opzicht nog een hoop werk aan
de winkel. “Minister Kamp meldde
begin november aan de Tweede
Kamer dat de prijsverschillen met
de ons omringende landen wel mee
lijken te vallen. Maar de problemen
voor de basismetaalproducenten zijn
allerminst achter de rug. de sterk
gestegen aluminiumprijzen zorgen nu
voor een vertekend beeld. daarnaast
heeft de minister de Tweede Kamer een
tariefsvergelijking gepresenteerd die is
gebaseerd op een onvolledige vergelijking
van de bijkomende kosten. Gestegen
Teleurstellend
de VNMI-directeur noemt het gebrek aan
tussentijdse oplossingen teleurstellend.
“dat geldt zowel ten aanzien van de
uitkomst als van de procesvoering. FME
en VNMI praten met het ministerie van
Economische Zaken en TenneT al enige
tijd over een tussenoplossing voor de
Nederlandse grootverbruikers. Sinds
onze laatste bespreking is het verschil
in energiekosten tussen Nederland en
duitsland bepaald niet kleiner geworden.
de minister stelt op dit punt zelf ook dat de
Nederlandse industrie een groot probleem
heeft.”
FME en VNMI zetten in op een
vervolggesprek met minister Kamp
en continuering van het overleg met
het ministerie van Financiën. buijs:
“Vooropgesteld: we hebben veel te
danken aan de inzet van de minister.
In het voorjaar hebben wij hem en zijn
ambtenaren daar ook persoonlijk voor
bedankt. Nu is het echter zaak de laatste
hordes te nemen. Een voorbeeld in dit
verband is de afschaffing van de zogeheten
metallurgische en mineralogische
aardgasbelasting. dit is een regeling die
in andere EU-landen allang niet meer
bestaat, maar bedrijven in Nederland
extra op kosten jaagt. bovendien gaan
de tarieven voor deze belasting de
komende jaren ook nog eens fors extra
omhoog. Staatssecretaris Wiebes van
Financiën doet hier momenteel aanvullend
onderzoek naar. Wij gaan hen daar als
sector zeker onze hulp voor aanbieden.
We gaan ervan uit dat dit onderzoek
komend voorjaar is afgerond. daarna is
het voor de industrie zaak samen met het
rijk snel spijkers met koppen te slaan.
de huidige situatie zet de
Nederlandse industrie op
achterstand. daar heeft
niemand iets aan.”
metaalprijzen dalen op termijn weer. de
onderliggende bijkomende opslagen en
belastingen maken dat de productiekosten
in Nederland voor onze industrie nog
altijd te hoog zijn in vergelijking met
onze duitse concurrentie.” Zo noemt de
minister in de Kamerbrief volgens buijs
“merkwaardig genoeg” niet de kosten van
duurzame energieopwekking (MEP, SdE of
de SdE+) in de Nederlandse statistieken,
maar wél die van de ‘Energiewende’ in
de duitse tabellen. “de kosten van duitse
grootverbruikers komen zo hoger uit dan
die van de Nederlandse, maar worden
anders gemeten. Ook de te verwachten
negatieve neveneffecten van de opnieuw
uitgestelde flow-based marktkoppeling
worden nergens genoemd.”
Tot ongenoegen van VNMI lijkt minister
Kamp vooral in te zetten op uitbreiding
van de interconnectorcapaciteit vanaf
eind 2016. buijs: “In zijn brief aan de
Tweede Kamer is niets terug te vinden
over de tussenoplossing waarvoor
VNMI samen met FME heeft gepleit. de
analyse van de minister delen wij, maar
de uitkomst allerminst. Voor ons blijft
momenteel volstrekt onduidelijk welke
tussentijdse korte termijnoplossing hij op
het oog heeft om het ook door hemzelf
becijferde prijsverschil van 10 procent te
overbruggen.”
VNMI: lof voor herstart Aldel, maar geen tijd voor berusting rijk
Nederlandse Metallurgische Industrie
88 9
In ons land heeft Alcoa niet meer de omvang die het ooit
had. ruim 10 jaar geleden ontvingen maandelijks nog zo’n
2500 mensen een loonstrookje van het bedrijf. Vandaag de
dag zijn dat er ongeveer 140, voornamelijk als gevolg van de
verkoop van diverse activiteiten en overname van de Alcoa-
extrusiefabrieken in drunen en Harderwijk door Sapa Group in
de periode rond 2005 en 2006. In Nederland is nu alleen nog
Alcoa Architectuursystemen gevestigd. daarnaast heeft de
aluminiumreus in Waalwijk een kantoor dat op diverse terreinen
regionale ondersteuning verleent en in rotterdam een kantoor dat
zich met de primaire metaalbewegingen bezighoudt.
In Waalwijk is ook de afspraak met Europees communicatie-
directeur Jasper van Zon, die een werkplek in het brabantse
land combineert met een in het Zwitserse Geneve en inmiddels
17 jaar bij de multinational werkzaam is. “Een boeiende
periode”, noemt hij de transitie die het bedrijf doormaakt. “de
dynamiek is enorm. Toen de ombouw van de onderneming
in het derde kwartaal van 2013 werd aangekondigd, proefde
je intern zowel als extern enige scepsis. Inmiddels zien we –
spreekwoordelijk gezien - dat deze mammoettanker langzaam
maar zeker de steven wendt. En zie je het geloof groeien dat we
hier sterker uit tevoorschijn komen.”
Focus op duurzame groeiEen goed jaar na de aankondiging krijgt
de wereldwijde transformatie van het
Amerikaanse Alcoa gestaag vorm.
‘Upstream’ gaan de kosten omlaag,
‘downstream’ bouwt de aluminiumgigant
met succes aan de positie van een
multimaterialenspecialist die afnemers
vooral toegevoegde waarde biedt. Alcoa
Nederland doet volop mee.
Omslag
Van ‘oude’ naar ‘nieuwe’ industrie: het is een omslag waar
Alcoa middenin zit. Het bedrijf (wereldwijd 60.000 medewerkers,
jaaromzet 23 miljard dollar) zag 126 jaar geleden het levenslicht
en groeide uit tot een aluminiumreus met eigen bauxietmijnen,
aluinaarde raffinaderijen, primaire smelterijen en diverse ‘mid-‘
en ‘downstream’ activiteiten zoals walserijen, extrusiefabrieken,
gieterijen en smeedpersen, die een scala aan producten
voortbrachten en -brengen.
Tientallen jaren lang groeide
het bedrijf onbekommerd,
tot aanhoudend lage
aluminiumprijzen,
toenemende kosten en de
wereldwijde economische
crisis het bedrijf noopten tot
ingrijpen.
Aanvankelijk gebeurde dat
Transitie aluminiumreus Alcoa krijgt vorm
“Je ziet het
geloof groeien dat
we hier sterker
uit tevoorschijn
komen”
Jasper van Zon: “Alcoa wil zijn positie versterken, maar niet
groeien omwille van de groei.”
99
om de kosten ‘upstream’ niet alleen via reorganisaties, maar
ook door vernieuwing en innovaties terug te brengen. Ook
daar liggen bouwstenen voor duurzame groei, zegt Van Zon.
“de investering in Saoedi-Arabië is efficiënt in schaalgrootte
en in smeltprocestechnologie. Het is voor Alcoa een mogelijke
richtingwijzer naar de toekomst, die ons kan helpen onze positie
op de lange termijn te versterken.”
Beresterk
Een innovatief multimaterialenconcern, dat beresterk in
aluminium blijft. dat is de reputatie waaraan Alcoa momenteel
bouwt, zegt Van Zon. “In de communicatie gaat daar nu al zeer
veel aandacht naar uit. In kwartaalberichten benadrukken
we voortdurend welk proces we doormaken en beklemtonen
we dat het huidige Alcoa bezig is een ander bedrijf te worden.
Tegelijkertijd is de interne boodschap dat de waarden en
normen en het dNA van de onderneming niet veranderen. dat
is wel eens een ingewikkelde exercitie. de collega’s die in het
primaire proces werkzaam zijn, hebben wellicht soms het idee
dat die kant van het bedrijf minder belangrijk wordt. dat is niet
zo, maar het gaat om de beeldvorming. Het is iets waar we veel
aandacht aan besteden en zorgvuldig mee omgaan.”
Nederland doet in het wereldwijde transitietraject van Alcoa
volop mee. Zo is in de plannen een belangrijke rol weggelegd
voor het in Harderwijk gevestigde Alcoa Architectuursystemen.
“daarop investeren we fors”, zegt Van Zon. “Ook dat komt voort
uit onze extra focus op ‘downstream’. In Harderwijk verrijst
momenteel een fonkelnieuw warehouse en distributiecentrum
voor Noordoost-Europa. Het is een miljoeneninvestering,
die direct voortkomt uit het vertrouwen dat er zeker op
termijn is ten aanzien van de bouw- en
architectuurmarkt. We zijn overtuigd van de rol
die onze architectuursystemen daarop kunnen
vervullen.”
Focus op duurzame groeiTransitie aluminiumreus Alcoa krijgt vorm
Nederlandse Metallurgische Industrie
primair aan de kostenkant, vertelt Van Zon. “Al voor de crisis
hebben we diverse reorganisaties gehad. Zo zijn wereldwijd
vrijwel alle extrusiefabrieken overgedaan aan Sapa Group.
Tegelijkertijd ontstond de overtuiging dat heroverweging en
verbreding van het portfolio noodzakelijk was om minder
afhankelijk te raken van de volatiele markt voor primair
aluminium. Gerichte diversificatie werd een van de belangrijkste
ambities. En uiteindelijk hebben we onze bestemming gevonden
in een strategie die ons als multimaterialenspecialist in
specifieke marktsegmenten in een positie moet brengen waarin
we van hoge toegevoegde waarde zijn.”
Afzetmarkten die in de toekomstvisie van het bedrijf een
dominante positie innemen, zijn volgens Van Zon onder
meer de luchtvaart- en automobielindustrie, de bouw en de
transportsector. Versterking van de positie op die markten
gaat hand in hand met een afnemende afhankelijkheid van
basismetalen en doorlopende herstructureringen ‘upstream’.
Extra accenten op innovatie moeten aluminium een blijvend
sterke positie op de materialenmarkt bezorgen en de
ontwikkeling van nieuwe legeringen helpt Alcoa aan sterke
posities op bestaande én nieuwe markten.
Duurzaam
In die zin heeft de huidige transitie misschien een aanwijsbaar
startpunt, voor het eindpunt geldt dat niet, zegt Van Zon. “de
ontwikkelingen in de markt gaan snel. Je moet continu afwegen
waar welke kansen liggen en welke je ervan wilt benutten.
Alcoa wil zijn positie versterken, maar niet groeien omwille van
de groei.” dat laat onverlet dat het bedrijf de huidige positie als
een van de grootste aluminiumproducenten ter wereld koestert,
aldus Van Zon: “Af en toe wordt de vraag opgeworpen of we
de primaire processen niet zouden moeten afsplitsen van de
andere activiteiten. Maar die discussie speelt zich vooral buiten
onze eigen muren af. Het management van deze onderneming
onderstreept juist steeds de kracht die wij ontlenen aan onze
huidige structuur en positie. We noemen dat de ‘Alcoa Advantage’
en we zijn overtuigd van de waarde ervan.”
Alcoa realiseerde in IJsland een moderne, eigentijdse primair
aluminiumsmelterij en is als minderheidsaandeelhouder intensief
betrokken bij de bouw van een lagekosten smelterij in Saoedi-
Arabië. Zo blijft het bedrijf op zoek naar nieuwe mogelijkheden
1010 11
“Dit is onontdekt laaghangend fruit”Twee recente pilotprojecten op het gebied van nullast-
beheersing hebben uitgewezen dat bij veel VNMI-leden
nog flinke winst in het energieverbruik lijkt te behalen.
Bovendien is sprake van relatief korte terugverdientijden.
“Het gaat om relevante besparingen”, zegt Theo van
Oossanen van adviesbureau en VNMI-partner To Improve.
Zelf kwalificeert hij de pilotprojecten die
hij de afgelopen maanden uitvoerde bij
KbM Master Alloys in delfzijl en Tata
Steel Tubes in Oosterhout bij voorkeur
als “veelbelovend”. In beide gevallen nam
Theo van Oossanen de ruimteverwarming
in de productiehallen nader onder de loep
en keek hij via een intensieve scan samen
met de bedrijven naar oorzaken voor het
hoge warmteverbruik waarvan sprake
is. Ook onderzocht hij mogelijkheden om
beschikbare restwarmte in te zetten voor
ruimteverwarming. “de uitkomsten waren
best verrassend”, aldus de adviseur.
In VNMI-land is Theo van Oossanen geen
onbekende. de eigenaar van adviesbureau
To Improve is al sinds 1997 betrokken
bij projecten die VNMI direct of indirect
raken. In 2004, 2008 en 2012 stelde
hij de energie-efficiëntieplannen voor
de brancheorganisatie op. Ook leidde
hij werkgroepen van de smeltovens-,
extrusie- en walsbedrijven als het ging
om het bedenken en implementeren van
milieumaatregelen. daarnaast was hij
nauw betrokken bij de opvolging van het
Veelbelovende resultaten bij twee pilots nullastbeheersing
akkoord dat de branche in samenwerking
met de overheid in MJA-3-verband
opstelde. In 2013 werd zijn bedrijf To
Improve geassocieerd lid van VNMI.
Presentatie
dit jaar nam Van Oossanen het thema
nullastbeheersing (opnieuw) ter hand.
Op verzoek van VNMI formuleerde hij voor
zo’n twintig bedrijven een energieanalyse,
die inzicht bood in verbruikspatronen
en energieverbruik tijdens nullast. Ook
stelde hij per bedrijf vast hoeveel gas het
gebruikte voor ruimteverwarming. de
resultaten werden in mei gepresenteerd
tijdens een VNMI-themabijeenkomst over
nullastbeheersing. Vervolgens dook hij bij
KbM Master Alloys en Tata Steel Tubes
dieper in de materie.
Oossanen kwam bij beide bedrijven
tot de slotconclusie dat op jaarbasis
tienduizenden euro’s zijn te besparen op
de energie-uitgaven. “daarbij is sprake
van heel praktische oplossingen, die ook in
kosten relatief meevallen. Mijn inschatting
is dat de bedrijven investeringen die ze in
een oplossing doen binnen een tot twee
jaar kunnen terugverdienen. En dan staan
ze er richting de toekomst goed voor.”
bij KbM Master Alloys becijferde Van
Oossanen dat het gasgebruik voor
ruimteverwarming door een relatief
eenvoudige ingreep is terug te brengen
van 450.000 naar 150.000 kuub per
jaar, een calculatie die het bedrijf zelf
inmiddels heeft besloten volledig door
en na te rekenen. bij Tata Steel Tubes
concludeerde hij dat een mogelijke
besparing van bijna 150.000 kuub gas
per jaar mogelijk moet zijn. “Het gaat om
significante uitkomsten, met besparingen
die zeker in deze moeilijke tijden dubbel
en dwars de moeite waard zijn”, zegt Van
Oossanen.
1111
Onontgonnen
Hij koos er in zijn project bewust voor zich
te concentreren op ruimteverwarming.
“Het is een beetje een onontgonnen
gebied”, zegt hij. “Veel bedrijven gaan
er vanuit het laaghangend fruit op het
gebied van nullastbeheersing al te
hebben geplukt. Maar als het gaat om
systemen voor koelwater, ventilatie en
ruimteverwarming, dan zie je in de praktijk
vaak dat daar de afgelopen jaren niet
heel veel aandacht naar is uitgegaan. Op
zich is dat ook logisch. Zo lang dergelijke
systemen goed functioneren, is er geen
onmiddellijke aanleiding daar iets mee te
doen.”
bovendien hebben productiebedrijven
– niet alleen in de metallurgische
industrie – de afgelopen tien jaar sterk
hun kosten gereduceerd. “Als ik vroeger
bij een bedrijf kwam, dan bemande in de
meeste gevallen iemand de balie of de
receptie. Tegenwoordig meld ik me in de
regel aan via een intern telecomsysteem.
Een echte receptioniste/telefoniste is er
vaak niet meer. dat beeld zie je dwars
door veel organisaties heen terugkeren.
In de productie geldt tegenwoordig dat
de mensen vaak tot over hun oren in de
drukte van het dagelijkse werk zitten.
daardoor blijven relatief weinig mensen
beschikbaar die zich structureel kunnen
bezighouden met procesverbetering.
Zaken als deze komen daardoor
automatisch een beetje op het tweede
plan terecht.”
Inventief
In die zin doet Van Oossanen vaak
dankbaar werk, zegt hij zelf. “Ik doe dit
advieswerk al wat langer en ben in de loop
van de jaren bij talloze bedrijven geweest.
die combinatie van theoretische- en
praktijkkennis helpt bij het bedenken
van inventieve oplossingen. bedrijven
reageren er vrijwel altijd enthousiast op,
al wisselt het per bedrijf nog wel eens
hoe snel maatregelen vervolgens worden
geëffectueerd of geïmplementeerd. Als
besparingen voldoende interessant zijn en
de noodzakelijke investeringen vallen mee,
dan zie je doorgaans wel dat mijn advies
relatief snel een follow-up krijgt. Soms
wachten bedrijven wat langer. dan kunnen
ook zaken spelen waarvan ik verder geen
weet heb.”
de consultant hoopt dat naar aanleiding
van de positieve resultaten van zijn pilots
meer bedrijven volgen. “Het gaat in de
meeste gevallen echt om laaghangend
fruit, dat de meeste ondernemers
simpelweg nog niet hebben opgemerkt
maar wél iets kan opleveren. In die zin zijn
dit ook mooie trajecten. Als ik bijvoorbeeld
met een projectengineer een ronde door
de productiehallen loop en ik geef op een
of twee punten aan waar ik besparingen
zie, dan kan hij de rest vaak zelf al
grotendeels invullen. Zeker de specialisten
zien eigenlijk onmiddellijk wat je bedoelt
en reageren ook vrijwel altijd enthousiast.
En dat is van ongelooflijk
belang voor de besluiten
die het management er
later over neemt.”
Nederlandse Metallurgische Industrie
“In de productie geldt
tegenwoordig dat de
mensen vaak tot over
hun oren in de drukte
van het dagelijkse werk
zitten”
To Improve is geassocieerde van VNMI, dat de leden graag een goede advies-
oplossing biedt nu de RVO-subsidiestroom is opgedroogd. Afhankelijk van de
omvang van het vraagstuk duurt het bezoek van To Improve twee dagdelen,
meestal verspreid over enkele dagen. Binnen twee weken na het laatste
bezoek ligt er een maatwerkrapportage, inclusief investeringsonderbouwing.
De tarieven bedragen 2400 euro voor MJA-3 en/of non-ETS bedrijven en 3400
euro voor MEE (en/of ETS) bedrijven. Meer informatie bij Theo van Oossanen
van To Improve, e-mail [email protected] of telefoon (026) 325 87 96.
1212 13
Casper burgering is halverwege zijn
voordracht als hij de Chinese dominantie
illustreert met een voorbeeld over de
voortgaande winning en import van
ijzererts, “waar de havens in het land al vol
mee liggen”. Hij heeft de zaal dan al voor
zich gewonnen. de sectoreconoom doceert
toegankelijk en onderbouwt met getallen
en grafieken, betrekt de aanwezigen bij
prijsontwikkelingen en spart met ze als het
gaat om stijgingen en dalingen. En keert
steeds weer terug bij dat ene land waarom
het in de wereld volgens hem momenteel
grotendeels draait: China.
“Schrikbarend groot”, zegt burgering
over het aandeel ijzererts in het totaal van
metalen dat China importeert. daarnaast
China blijft gangmakerBlijft China voor de mondiale basismetaal de komende jaren de belangrijkste
gangmaker? Ja, denkt senior sectoreconoom industrie & industriële metalen
Casper Burgering van ABN AMRO. Tijdens de algemene ledenvergadering van VNMI
bij Tata Steel Tubes in Oosterhout zette hij begin november uiteen waarom.
burgering veel te maken met de sociaal-
maatschappelijke omstandigheden in
het land. “Chinese staalproducenten
krijgen energiesubsidies om open te
kunnen blijven. dat creëert geen level
playing field, maar houdt de bedrijven
overeind en voorkomt dat op grote schaal
mensen moeten worden ontslagen. de
Chinezen doen alles om sociale onrust te
voorkomen. Tegelijkertijd speelt mee dat
ze ervan doordrongen zijn dat al dat staal
nodig is voor de verdere opbouw van het
land.”
Uitpuilen
de Chinezen ontpoppen zich daarbij als
slimme zakenlieden: door de overschotten
zijn de ijzerertsprijzen laag, aldus
burgering. “Afgemeten aan de huidige
behoefte kunnen ze prima volstaan met de
voorraden waarover ze nu beschikken. In
plaats daarvan blijven ze de berg ijzererts
groter maken. Vergis je niet: de voorraden
die er nu liggen, zijn giga. de havens
puilen letterlijk uit. Maar wat de Chinezen
nu goedkoop kunnen halen, hoeven ze
straks niet duur in te kopen.”
Aanleiding om al op korte termijn rekening
te houden met stijgende ijzerertsprijzen
is er overigens allerminst. Volgens cijfers
van de UNCTAd komt de komende jaren
zo’n 771 miljoen ton aan nieuwe output uit
ijzerertsmijnen, met Australië en brazilië
als hofleveranciers. daarvan is 40 procent
volgens de UNCTAd “zeker”, 30 procent
Najaarsvergadering over prijsontwikkeling en beursvloeren
Casper burgering: “Trends zoals de industrialisatie en de urbanisatie, die het beeld nu
al zo sterk bepalen, blijven dat voorlopig nog wel even doen.”
is over de eerste negen maanden van dit
jaar ten opzichte van dezelfde periode
in 2013 nog eens sprake van een extra
stijging met 16 procent, in weerwil van
de enorme overcapaciteit in staal die
momenteel al is genoteerd. In China
bedraagt die momenteel 13 procent,
In Europa 17 procent en wereldwijd 6
procent. Alleen in de VS is op dit moment
sprake van een tekort. dat beloopt
ongeveer 10 procent.
de overcapaciteit veroorzaakt een enorme
druk op de staalprijs, die dit jaar het
hardst daalde in China en Europa. dat de
Chinezen naast de hoge winning en import
van ijzererts de staalproductie onverkort
op hoog niveau houden, heeft volgens
1313
“waarschijnlijk” en nog eens 30 procent
“mogelijk”. burgering: “Het gaat om
relatief nieuwe mijnen, die niet zomaar
zijn te sluiten. Maar die productie houdt
de lage prijzen en de overcapaciteit aan
ijzererts natuurlijk voor een belangrijk deel
in stand.”
de grote, opkomende landen hebben daar
het meeste profijt van. China, Indonesië
en India – die in belangrijke mate de kar in
Azië trekken – zijn wat inwoneraantallen
betreft goed voor 40 procent van de
wereldbevolking en hebben economieën
die in grote transities zitten. Om het
proces van voortgaande industrialisatie en
urbanisatie op stoom te houden, zet met
name China alles op alles om de ‘beloofde’
economische groei daadwerkelijk te
realiseren, zegt burgering: “Het land
moet doorgroeien om de ombouw te
vervolmaken. Onlangs kondigde de
Chinese overheid nog aan in totaal 114
miljard dollar in nieuwe infrastructuur
te stoppen. dat gebeurt niet voor niets;
het moet helpen de economische groei in
stand te houden.”
Gangmaker
de grootmacht blijft daarmee een
belangrijke gangmaker voor de
wereldwijde economische groei, die
volgend jaar volgens AbN AMrO uitkomt
op 3,9 procent. Opkomend Azië trekt de
kar, Europa en Zuid-Amerika (brazilië/
Argentinië) zijn de dissonanten. de
vooruitzichten op de metaalmarkten
blijven als gevolg van het mondiale ‘over
all’ perspectief relatief gunstig, aldus
burgering. Wel noopt de huidige situatie in
de hoek van de ferrometalen volgens hem
tot productiebeperking. de prijs van ruwe
materialen daalt, iets waarvan de bouw en
de automotive sterk kunnen profiteren. In
de non-ferro is de situatie naar verhouding
gunstiger. Voor zover sprake is van
overcapaciteit blijft die beperkt tot nikkel
en met name aluminium. “Maar absoluut
in veel mindere mate dan het geval is bij
ijzererts”, aldus burgering.
Hij is ervan overtuigd dat de dominante
rol van vooral China de komende jaren
en misschien wel decennia in stand
blijft. Het land is op de internationale
metaalmarkten grosso modo goed voor
zo’n 40 procent van zowel vraag als
aanbod. En juist met het oog op de grote
sociale opgave die er ligt, ziet hij in die
prominente rol weinig veranderen. “Trends
zoals de industrialisatie en de urbanisatie,
die het beeld nu al zo sterk bepalen,
blijven dat voorlopig nog wel even doen.
de maatschappelijke omstandigheden
zijn daar in feite de aanjager voor verdere
economische groei.”
Hangijzers
Op dat punt verschilde de sectoreconoom
van AbN AMrO van mening met collega-
gastspreker robert Fig, senior business
development executive van de London
Metal Exchange (LME). Fig liet in zijn
verhaal doorschemeren niet te verwachten
dat de positie van China zo dominant blijft
als hij nu is. de hete hangijzers van dit
moment met betrekking tot de Londense
metaalbeurs – zoals de lange wachttijden
in de LME – opslaglocaties en de rol die
deze spelen bij de totstandkoming van
metaalprijzen – kwamen in zijn bijdrage
om juridische redenen nauwelijks aan bod.
Hoewel Fig vooraf ferm had aangegeven
dat “alle onderwerpen bespreekbaar
waren”, bleven er veel onaangeroerd.
Ook de motieven voor en gevolgen van de
overname van de Londense metaalbeurs
door de Chinese Hong Kong Exchange
bleven lang buiten beeld, al wist VNMI-
voorzitter Wim Hamers Fig aan het einde
van de bijeenkomst nog wel kort de
uitspraak te ontfutselen dat de overname
vooral als “een strategische acquisitie”
kan worden gezien, die de Chinezen grip
geeft op het aantrekken van metalen voor
de thuismarkt.
In zijn bijdrage ging Fig aanvankelijk
vooral in op de huidige positie van LME:
die van betrouwbare, transparante en
robuuste metaalbeurs, die kan bogen op
een lange historie, wereldwijd nog altijd
een toonaangevende positie inneemt en
waar in 2013 voor 14,6 triljoen dollar aan
metalen werd verhandeld. de stijging
Nederlandse Metallurgische Industrie
Lees verder op pagina 14
robert Fig: … LME betrouwbaar, transparant en robuust …
“Wat de Chinezen nu
goedkoop kunnen halen,
hoeven ze straks niet
duur in te kopen”
151414
ten opzichte van het jaar ervoor bedroeg daarmee
7 procent. dit jaar zet de opgaande trend verder
door. de LME verwacht vergeleken met 2013 5
procent meer te verhandelen, aldus Fig.
‘Hedging’
de senior business development executive
van de London Metal Exchange zette daarna
uitvoerig het principe van ‘hedging’ uiteen: de
methode die veel bedrijven gebruiken om het
risico van dalende prijzen uit te schakelen door
metalen bij gunstige omstandigheden vooruit te
kopen of te verkopen. Vrijwel alles passeerde de
revue: van het instappen op futuremarkten tot
het nemen van call-opties (om te beschermen
tegen prijsdalingen, instrument voor verkopers)
en van put-opties (om te beschermen tegen
prijsstijgingen, instrument voor aankopers).
Fig erkende dat de theorie eenvoudig is, maar
dat er in de praktijk nog wel wat hobbels zijn
te overkomen: zo moeten bedrijven rekening
houden met relatief hoge commissies voor de
handelaren. daarnaast zijn hedging-teams nodig
om processen in gang te zetten en te bewaken
en te weten wanneer het relevant is om in- of
uit te stappen. “desondanks zijn de risico’s
voor bedrijven die niet aan hedging doen groter,
omdat je nooit kunt weten wat de prijs gaat
doen”, zei hij.
Volgens Fig past ‘hedging’ feitelijk in het rijtje
van maatregelen waarmee ondernemers hun
‘normale’ bedrijfsrisico’s afdekken. Hij noemde
in dit verband specifiek de energiecontracten die
zij afsluiten en de wijze waarop bedrijven omgaan
met CO2-emissies. Maar in die zin is ‘hedging’
ook in de Nederlandse metallurgische industrie
geen onbekend verschijnsel en leverde zijn
voordracht voor veel aanwezige VNMI-leden niet
datgene op waarop zij wellicht hadden gehoopt.
Of, zoals een van de aanwezigen na afloop met
gevoel voor understatement zei: “Hedging is
ongeveer les 1 in onze industrie.
dat is kennelijk niet overal even
bekend.”
Vervolg van pagina 13
ColumnJuslepel en lantaarnpalen
Kort geleden heb ik mijn 25-jarig jubileum bij Sapa (voorheen Alcoa)
gevierd. 25 Jaar in de metaal. dat had ik niet gedacht toen ik in de zomer
van 1989 solliciteerde bij Alcoa…. Metaal? Nooit over nagedacht of bij
stilgestaan. Ja, dat metaal meestal hard is, wist ik wel. En koud en glad
ook soms. Vandaar die rubber handvaten aan het fietsstuur. Maar werken
in de metaal? Nee, ik zou niet weten waarom.
dat ik in de internationale handel terecht zou komen stond voor mij
al vroeg vast. Zolang als ik me kan herinneren was mijn vader als
verkoopleider verantwoordelijk voor de verkoop van varkensvlees van
een exportslachterij die 7000 varkens per dag slachtte. Leek me een
geweldige baan, veel reizen, vreemde talen spreken, slimme deals
maken. Prachtig.
Het mag duidelijk zijn dat er tijdens de avondmaaltijd in huize Moormann
altijd wel een karbonade of een ander stukje vlees op het bord lag. Via
de personeelswinkel vlogen de worsten, vakenshaasjes en gehaktballen
in grote getale onze vriezer in. Internationale handel, en dan bij voorkeur
vlees. Mijn toekomstige loopbaan werd er met de juslepel ingegoten.
Toen ik mijn opleiding had afgerond had ik al snel mijn sollicitatiegesprek
bij “de slachterij”. Echter, vanwege bezuinigingen in de sector was het
bedrijf niet op zoek naar jonge net afgestudeerde commersanten.
bij toeval werd het toen “de metaal”. Als Verkoper binnendienst
Export. Via verschillende functies en afdelingen op mijn huidige plek
terechtgekomen als eindverantwoordelijke van een prachtig bedrijf
dat aluminium lantaarnpalen maakt en wereldwijd levert. Mooie
baan, veel reizen, vreemde talen, slimme deals. Prachtig. Maar dan
de fabriek. de herkenbare geuren van smelten, gieten, extruderen,
warmtebehandelingen, laswerk, emulsie, olie, en het geluid van
vervormen, zagen, frezen en bundels metaal die met een kraan worden
opgepakt. Ik zou het niet meer willen missen.
Natuurlijk ligt er nog steeds tijdens het
avondeten in ons gezin een stukje vlees op het
bord. bereid op een metalen fornuis, in een
aluminium pan, gegeten met stalen bestek.
benieuwd wat mijn kinderen later gaan doen.
Leopold Moormann
Managing director Sapa Pole Products
1515 Nederlandse Metallurgische Industrie
NieuwsMetaalproducenten blijven efficiëntie verbeteren
de metaalproducerende industrie is er 2013 in geslaagd de ambities vast te houden.
de MEE-bedrijven binnen de sector hebben de efficiëntie van hun processen met
gemiddeld 2,2 procent verbeterd. de MJA-3 bedrijven hebben gemiddeld 2,9 procent
efficiëntieverbetering in hun processen geboekt. dit meldt VNMI.
Alhoewel bij veel MJA- en MEE-bedrijven grootschalige investeringen grotendeels
uitblijven vanwege het gebrek aan kapitaal, realiseert de sector over het algemeen een
besparing ruim binnen het kader van zowel het MJA3- als het MEE-convenant.
VNMI-directeur Frank buijs is trots op de resultaten: “binnenkort vergadert de Tweede
Kamer over de uitkomsten van de zogeheten MJA-3 en MEE-convenanten, die de
energiebesparing voor onze industrie in een helder kader plaatsen. die beoordeling zien
wij als sector met vertrouwen tegemoet. Wij presteren al decennialang bovengemiddeld
goed en hebben zelf ook alle belang bij energiebesparing. Milieuwinst en verbetering van
onze concurrentiepositie gaan zo hand in hand.”
Last
de Nederlandse metallurgische industrie heeft nog steeds veel last van de significant
hogere energieprijzen, alsmede de grondstofkosten. de positieve impact van
recentelijk ingevoerde regelingen - zoals een korting op de nettransporttarieven van
elektriciteitsverbruik door basislastgrootverbruikers en de gedeeltelijke compensatie
van indirecte CO2-kosten - voorkomt niet dat een aantal grote faillissementen heeft
plaatsgevonden. Met name staal- en aluminiumverwerkers in Nederland zijn hierdoor
geraakt.
In verhouding met duitsland blijven de Nederlandse elektriciteitskosten
onverminderd hoog, tot soms circa 20 procent (€ 10/MWh). In combinatie met
het aandeel energiekosten in de totale kosten is dit een continue prikkel voor
energie-efficiëntieverbetering binnen de bedrijven. Als reactie op deze structurele
omstandigheden werkt een groot deel van de metaalketen toe naar nieuwe
businessmodellen. Zonder de bestaande klanten van zich te vervreemden, werken steeds
meer metaalproducenten in open innovatie met afnemers en andere ketenpartners.
Een andere weg naar de toekomst is het vinden van nieuwe toepassingen en nieuwe
afzetmarkten voor metaal, al dan niet in combinatie met andere materialen.
Meerjarenafspraken
In Nederland hebben de overheid en het bedrijfsleven afspraken gemaakt over het
effectief en efficiënt inzetten van energie. die afspraken zijn vastgelegd in convenanten,
de zogeheten meerjarenafspraken energie-efficiency (MJA-3 en MEE) voor diverse
sectoren (circa 1.200 bedrijven). Zowel op sectorniveau als op individueel niveau
initiëren metaalproducerende VNMI-lidbedrijven projecten waarin verdere energie-
efficiëntieverbeteringen worden onderzocht. VNMI speelt een stimulerende rol in het
overdragen van kennis naar haar leden toe. Namens de sector wordt deelgenomen aan
zowel het MJA3- als het MEE-convenant via vertegenwoordiging bij de Agendacommissie
MJA3, het Platform MJA3 en de Commissie MEE.
Duitse toeslagenkortingvoldoet aan regels
de subsidie die duitsland heeft
dat verleend voor de productie van
groene energie onder de duitse
renewable Energy Act van 2012
(Erneuerbare-Energien-Gesetz -
“EEG”) is in overeenstemming met
de EU-staatssteunregels. dit heeft de
Europese Commissie geconcludeerd na
diepgaand onderzoek.
de Commissie heeft met
terugwerkende kracht ook groen licht
gegeven aan vrijwel de gehele korting
die duitsland de energie-intensieve
bedrijven verleende op de toeslag
om de grootschalige invoering van
duurzame energie te financieren. deze
toeslag werd opgelegd aan leveranciers
van elektriciteit en doorberekend aan
de eindgebruikers (EEG-toeslag).
de toeslagkortingen voor energie-
intensieve bedrijven waren volgens
de Commissie voor het grootste
deel in overeenstemming met de
nieuwe ‘Environmental and Energy’-
richtsnoeren, die van toepassing zijn
sinds 1 juli 2014.
deze richtlijnen geven lidstaten de
mogelijkheid de energie-intensieve
bedrijven te ontzien als het gaat om
toeslagen die nodig zijn voor het
invoeren van hernieuwbare energie.
dat geldt met name voor bedrijven die
mondiaal in harde concurrentie zijn
verwikkeld.
VNMIde Vereniging Nederlandse Metallurgische Industrie (VNMI) is de brancheorganisatie van Nederlandse producenten van ruwe metalen en
metaallegeringen en halffabrikaten daarvan. bij de VNMI zijn die bedrijven aangesloten die zich bezighouden met de productie van en/of
eerste verwerking van ‘metalen in primaire vorm’.
Postbus 190, 2700 Ad Zoetermeer | T +31-(0)79 3531289 | F +31-(0)79 3531365 | E [email protected] | www.vnmi.nl
Tekst: bak & bakker c.s. journalisten | Vormgeving: E* d.SIGN | Druk: bdUprint
Nieuws Agenda28 - 29 januari 2015
2e Symposium lightweight Solutions, Nieuwegein
5 februari 2015
bestuursvergadering
9 - 13 februari 2015
bouwbeurs 2015, Utrecht
12 maart 2015
bestuursvergadering
13 - 17 arpil 2015
Hannover Messe 2015
22 - 23 april 2015
Materials 2015, Veldhoven
24 april 2015
Voorjaarsledenvergadering
11 juni 2015
bestuursvergadering
16 t/m 20 juni 2015
GIFA/METEC, düsseldorf
10 september 2015
bestuursvergadering
6 november 2015
Najaarsledenvergadering
3 december 2015
bestuursvergadering
VNMI tegen EU-voorstel conflictgebieden
VNMI is bezorgd over de komst van een vrijwillig
certificeringsysteem voor importeurs van grondstoffen uit
de zogenoemde conflictgebieden. dit staat in de de komst
van uitgebrachte zienswijze van VNMI op het Europese
wetsvoorstel ‘responsible sourcing of minerals from conflict-
added areas’.
de Europese Commissie wil importeurs van grondstoffen
uit conflictgebieden in eerste instantie aan een vrijwillig
certificeringsysteem onderwerpen, maar dreigt dit systeem
verplicht te maken als te weinig importeurs zich na drie jaar
hebben aangemeld.
VNMI noemt het EU-wetsvoorstel – zeker in vergelijking
met de Amerikaanse equivalent, de dodd-Frank Act – een
verbetering. Maar een tezijnertijd verplichtend systeem
is VNMI een brug te ver. dat beperkt de rechtszekerheid
van bedrijven en kan grote problemen veroorzaken voor
inkopers die hun grondstoffen betrekken via importeurs
die beperkingen opgelegd krijgen. Mocht het verplichtende
karakter desondanks worden ingevoerd, dan wil VNMI dat
tenminste het Europees Parlement daarvoor toestemming
geeft.
Ook pleit VNMI ervoor de reikwijdte van het EU-wetsvoorstel
af te stemmen op de dodd-Frank Act en de ‘OESO
Guidelines’. dat is nu niet gebeurd, en daarmee dreigt het
Europese bedrijfsleven mondiaal op achterstand te worden
gezet. daarnaast vindt VNMI dat de EU meer economische
steun moet geven aan de landen waar conflicten woeden.
Ontwikkelingskansen zijn het beste medicijn tegen conflicten,
aldus VNMI. Eerder pleitte de Europese koepelorganisaties
Eurometaux en Eurofer al voor een koppeling met effectief
buitenlands beleid. VNMI is in gesprek met buitenlandse
Zaken over dit onderwerp en de brusselse zusterorganisaties
spreken er over met het Europees Parlement.