vnmi magazine december 2014

16
Oud-bestuurders: VNMI blijft keihard nodig > 4 VNMI kritisch bij herstart Aldel > 6 Alcoa focust op duurzame groei > 8 Pilots nullastbeheersing veelbelovend > 10 China blijft gangmaker voor basismetaal > 12 With English summary > 2 Metallurgische Industrie 14 2 VNMI MAGAZINE | DECEMBER 2014

Upload: frank-buijs

Post on 21-Jul-2015

98 views

Category:

Documents


6 download

TRANSCRIPT

Page 1: VNMI Magazine december 2014

Oud-bestuurders: VNMI blijft keihard nodig > 4VNMI kritisch bij herstart Aldel > 6Alcoa focust op duurzame groei > 8Pilots nullastbeheersing veelbelovend > 10China blijft gangmaker voor basismetaal > 12

With English summary > 2

Metallurgische Industrie14 2

VNMI MAGAZINE | dECEMbEr 2014

Page 2: VNMI Magazine december 2014

22

december 2014

SummaryThis issue of dutch Metallurgical Industry contains five feature articles, a foreword by the chairman, a column, news items and an agenda.

“VNMI remains essential”

The majority of VNMI members are still devoting their time and

energy to dealing with the ongoing economic crisis. They are not

looking forward, taking the action which will pay dividends in two,

three or five years’ time. The mood is defensive, with too much

concern for cost control. So say former VNMI board members

ronald Prenger and Piet-Jan Vet, who believe that there should be

far greater attention for innovation. Prenger sees three challenges

for the years ahead. First, the industry must enhance its standing

among politicians, the general public and – most importantly –

potential employees. Second, it must continue its efforts to create

a level playing field at the European level. Third, it must continue to

pursue sustainability. According to Piet-Jan Vet, the key to success

will be innovation in combination with new business development.

both he and ronald Prenger believe that VNMI has an important

role to play and will remain essential for the foreseeable future.

“Without VNMI, the base metals industry would not be able to

promote its interests effectively.”

Aldel restart confirms need for tax reforms

In mid-November it was announced that the delfzijl-based

aluminium producer Aldel is to resume its activities. VNMI

welcomes this move. However, as director Frank buijs notes,

it remains necessary to resolve the disparity in energy prices

between the Netherlands and other countries. He is disappointed

that the Ministry of Economic Affairs has yet to launch proposals

for a temporary solution. “The problems faced by the base metals

industry are still very much with us. The recent significant increase

in aluminium prices has glossed the difficulties. Eventually, those

prices will fall again. In the meantime, however, levies and taxes

make production costs in the Netherlands far higher than those

of our competitors such as in Germany.” VNMI is pressing for

further discussions with the Minister of Economic Affairs. It also

wishes to meet with the Ministry of Finance to discuss the abolition

of ‘taxation on natural gas’, a move undertaken by all other EU

member states. Until the Netherlands follows, the base metals

industry faces additional costs and unfair competition.

Alcoa focuses on sustainable growth

It is a little over a year since the American multinational Alcoa

announced its global restructuring programme. Progress has

been good. Costs have been reduced and the company has

successfully developed its profile as a multi-materials specialist

to create further added value for its customers. Alcoa Nederland

is very much part of the process. A brand new warehouse and

distribution centre to serve north-eastern Europe is currently under

construction in Harderwijk. Alcoa is pursuing diversification to

reduce its dependency on the volatile primary aluminium market.

The company, established 126 years ago, is particularly keen to

establish a strong position in specific market segments such as

aviation, construction, transport and the automotive industry.

Pilot projects produce promising results

The results of two recent pilot projects suggest that many VNMI

members will benefit from implementing measures to improve

energy efficiency during production downtime. Moreover, the

payback period on investments is relatively short, states Theo van

Oossanen of the consultancy firm ‘To Improve’, a long-term VNMI

partner.

Van Oossanen oversaw the two pilot projects at KbM Master

Alloys in delfzijl and Tata Steel Tubes in Oosterhout. He describes

the results as ‘promising’. At both locations he focused on

the heating requirement of the production areas and, working

alongside the companies themselves, examined ways in which

to reduce energy consumption, such as using residual heat

from other processes. He concludes that each company could

reduce its annual energy costs by tens of thousands of euros. Van

Oossanen now hopes that more companies will apply the energy

analysis template he has developed for VNMI members.

China sets the pace

China will continue to dominate the global base metals industry

in the years ahead, according to Casper burgering, senior

sector economist for Manufacturing & Industrial Metals with

AbN AMrO bank. burgering was one of the guest speakers at the

VNMI’s autumn meeting held at Tata Steel Tubes in Oosterhout.

He points out that China needs further economic growth in

order to complete the transition it has initiated and avoid social

unrest. It is partly for this reason that the country is maintaining

maximum steel production output, despite supply surpluses and

plummeting prices. In doing so, it sets the pace for the rest of the

world. China represents some forty per cent of both demand and

supply on the international metals markets. The second guest

speaker of the day was robert Fig, senior business development

executive at the London Metal Exchange (LME). He took a different

perspective, advising greater attention for ‘hedging’: a method of

risk management which relies on buying and selling at preagreed

prices.

Page 3: VNMI Magazine december 2014

3

Eind 2013 schreef ik op deze plaats dat we met een positief en blij gemoed de feestdagen in gingen. de vereniging had een goed jaar achter de rug, een dreigend faillissement bij Aldel leek afgewend, de ogen in den Haag waren geopend en het economische perspectief voor 2014 leek gunstig.

Alle seinen stonden op groen. En toch werd 2014 niet dat hele mooie jaar waarop ik hoopte. Aldel viel alsnog om – al mochten we onlangs gelukkig vernemen dat een doorstart aanstaande is – en de economische groei wilde maar niet op stoom komen. den Haag toonde een luisterend oor, maar tot nu toe moet ik constateren dat de politiek niet echt doorpakt.

Laat de herstart van Aldel ons in dit verband geen zand in de ogen strooien. Nog steeds heeft onze sector binnen Europa te maken met een behoorlijk ongelijk speelveld als het gaat om de energieprijzen. Onze letterlijke noodkreet om een snelle tussenoplossing voor het gebrek aan interconnectorcapaciteit op de landsgrenzen heeft géén gevolg gekregen. In zijn laatste brief aan de Tweede Kamer leek minister Henk Kamp zelfs te stellen dat de verschillen met vooral duitsland nagenoeg zijn weggepoetst. Maar niets is minder waar, kan ik u verzekeren. U leest daarover meer verderop in dit magazine.

Wij blijven inzetten op (hernieuwd) overleg met minister Kamp en staatssecretaris Wiebes van Financiën. dan gaat het natuurlijk over een structurele oplossing voor het grote verschil in energieprijzen, maar ook om de eerder gedane toezegging de metallurgische aardgasbelasting na onderzoek te heroverwegen. Ook dit is een kostenpost die onze bedrijven op achterstand zet met de ons omringende landen. Wij rekenen in dit verband op de medewerking van beide bewindslieden.

Is het allemaal kommer en kwel? Uiteraard niet. Tijdens onze najaarsvergadering bij Tata Steel Tubes in Oosterhout hoorde we van gastspreker Casper burgering van AbN AMrO dat China de economische motor de komende jaren naar verwachting op volle toeren houdt. dat is goed nieuws. Voorts leidde een pilotproject op het gebied van nullastbeheersing dat bij twee van onze leden is uitgevoerd, tot veelbelovende resultaten. En twee oud-bestuurders, ronald Prenger en Piet-Jan Vet, verkondigen in deze editie waarom de VNMI een absoluut onmisbare rol vervult.

Onze vereniging blijft dat in elk geval de komende jaren doen binnen de koepel van FME, anticiperend op de ontwikkelingen in de markt, met een nieuw lidmaat-schapsmodel en nieuwe vormen van dienstverlening, in lijn met de nieuwe doelstellingen van de FME-organisatie. Wij doen dat vol ambitie en enthousiasme. En ik hoop dat de vereniging daarbij op uw ondersteuning mag rekenen.

Eind 2013 schreef ik dat er in het nieuwe jaar voldoende werk aan de winkel zou zijn. dat kan ik hier en nu herhalen. We kunnen aan de bak. Maar eerst wens ik u, vanaf deze plek, plezierige feestdagen en een mooi begin van het nieuwe jaar. Tot in 2015!

Wim Hamersvoorzitter VNMI

Voorwoord

Nederlandse Metallurgische Industrie

Page 4: VNMI Magazine december 2014

44 54

Autonoom blijven. dat is de belangrijkste

boodschap die ronald Prenger voor

VNMI heeft, zegt hij aan het einde van het

gesprek in een restaurant in breukelen.

“de zelfstandigheid is cruciaal, samen

met de lange adem die nodig is om

de lidbedrijven bij de les te houden.

door de crisis zijn veel van onze leden

teveel bezig met de waan van de dag.

Ze vergeten soms dat we nu de stappen

zetten die zich over twee, drie of vijf

jaar uitbetalen. VNMI moet daar in mijn

ogen eindeloos energie in stoppen. We

mogen de aansluiting internationaal niet

verliezen.”

Ook Piet-Jan Vet vindt de teneur onder

veel lidbedrijven momenteel “vrij

verdedigend”. “Er ligt een sterk accent

op de kostenkant. dat is begrijpelijk,

maar aan de andere kant mogen we de

toekomst niet uit het oog verliezen. Juist

de afgelopen jaren hebben aangetoond

hoe belangrijk dat is. Het credo is:

blijf niet doen wat je doet, kijk naar

toekomstige mogelijkheden, focus op

innovatie, ontwikkel nieuwe dingen.

Geef aandacht aan duurzaamheid. Het

voordeel van metaal is dat het eenmaal

uit de grond nooit meer weggaat.

Je kunt recyclen zonder verlies van

kwaliteit. dat is per definitie een kansrijk

gegeven.”

“VNMI blijft keihard nodig”

Ze maakten jarenlang deel uit van het VNMI-bestuur en droegen het stokje inmiddels

beiden over: Ronald Prenger (SAPA) vanwege een detachering in China en Piet-Jan

Vet (Nyrstar) omdat hij statutair niet meer kon worden herkozen. Beiden roemen de

samenwerking in de branche, maar heffen ook de waarschuwende vinger: “Veel van de

bedrijven denken te defensief.”

voor de knelpunten waarmee wij kampen.

daar wordt op brancheniveau hard

aan getrokken. dat schept de ruimte

om op individueel bedrijfsniveau veel

nadrukkelijker met de toekomst aan de

slag te gaan.”

Prenger noemt de moeizame relatie die

VNMI lange tijd had met de overheid een

van de grote dossiers uit zijn twaalf jaar

durende bestuurslidmaatschap. “de

strijd om in Europees verband een gelijk

speelveld tot stand te brengen was bij

voortduring een thema. In den Haag had

het lange tijd geen prioriteit. Pas sinds de

crisis genadeloos heeft aangetoond dat

Oud-bestuursleden ronald Prenger en Piet-Jan Vet:

Aandacht

Vernieuwing zit in “iets nieuws verzinnen

en dat vervolgens gaan waarmaken”, zegt

hij. “de voorwaarden zijn aanwezig. dit

land heeft een prima kennisinfrastructuur.

bovendien is de maakindustrie bij

iedereen terug op het netvlies en is er

weer aandacht voor de bijdrage van

onze sector aan de werkgelegenheid

in ons land. Ook zijn het ministerie van

Economische Zaken en de regionale

ontwikkelingsmaatschappijen directe

gesprekspartners. Zij steunen de

innovatieve initiatieven binnen onze sector

en hebben veel meer oog en aandacht

“Het zoeken naar

en inslaan van

nieuwe wegen is

cruciaal voor de

sector”

Page 5: VNMI Magazine december 2014

55 5

Nederland het nooit redt met alleen een

kennis- en diensteneconomie, is dat ten

goede gekeerd en is de belangstelling

voor de eigen industrie terug. Er is oog

voor de lange termijn. Maar de afgelopen

tien tot vijftien jaar zijn wel regels in gang

gezet die het de industrie in eigen land

moeilijker maken te ondernemen. Hard

vechten blijft daarom noodzakelijk. We

zijn op de goede weg, maar we zijn er nog

niet.”

Saamhorigheid

Het voortdurend benadrukken bij

de overheid van het belang van de

maakindustrie voor ons land voedde

de afgelopen jaren in elk geval de

saamhorigheid in VNMI, zegt Vet. “Toen we

deze brancheorganisatie in 2000 opzetten

– als voortzetting van NFI, VNAI en NIJZI

– hebben we steeds gezegd: wat ons bindt

is de synergie die we aan de operationele

kant kunnen bereiken. Er zijn toen vier

pijlers vastgesteld: milieuvraagstukken’

en meerjarenafspraken, energiekosten,

handelsproblematiek in de EU en

veiligheid. In de praktijk kun je vaststellen

dat die aanpak prima heeft gewerkt en dat

nog steeds doet. de bedrijven kwamen

nooit in een moeilijke positie ten opzichte

van elkaar. En gedurende de jaren heeft

de belangenbehartiging op die thema’s

vanuit een eensgezinde visie meer body en

impact gekregen.”

Ook Prenger onderstreept die

ontwikkeling. “Ik heb nooit ook maar

een begin van spanning gemerkt tussen

de verschillende segmenten in VNMI.

dat komt ook omdat het vizier altijd is

gericht op de overstijgende thema’s voor

de metaalindustrie. Het ging vaak over

wet- en regelgeving, over Nederlandse

en Europese richtsnoeren, over de

continuïteit van onze netwerken in binnen-

en buitenland. En altijd met een scherp

oog voor de belangen van onze grote,

middelgrote én kleine leden.”

Uitdagingen

Voor de komende jaren wachten in

zijn optiek drie harde uitdagingen: het

creëren van het juiste imago naar politiek,

samenleving en meer specifiek jonge

schoolverlaters (“Werken in de metaal is

schoon”), voortzetting van de voortdurende

strijd om een eerlijk Europees speelveld

(“Ik ben zeer trots op de resultaten die we

op het gebied van energiekosten hebben

bereikt, maar er is meer werk aan de

winkel”) en de verdere ontwikkeling van

duurzaamheid. “dat moeten we echt nóg

nadrukkelijker oppakken dan we tot nu

toe al doen. Want de samenleving pikt het

straks gewoon niet meer als we op de

oude voet doorgaan.”

Voor Vet domineert duurzaamheid met

name in combinatie met innovatie en

‘new business development’. “Ik zie

vooral het zoeken naar en inslaan van

nieuwe wegen als heel cruciaal voor

de sector. Als Nyrstar hebben wij een

bedrijf in Noorwegen gekocht, dat in staat

is waardevolle metalen als indium en

germanium uit residustromen te halen.

We hebben dat verder doorontwikkeld. Het

resultaat is een drastische terugdringing

van de hoeveelheid chemisch afval.

Tegelijkertijd dragen deze activiteiten

significant bij aan het financiële resultaat

van onze operatie. dergelijke projecten

zien wij intern als bepalend voor onze

toekomst.”

Expertise

In die toekomst – hoe weerbarstig die

wellicht ook wordt – ziet zowel Prenger

als Vet “absoluut” een rol voor VNMI als

brancheorganisatie. “Aan de ene kant is

kracht nodig om een stem te hebben, om

mee te doen in de belangenbehartiging

richting de overheid”, zegt Prenger.

“Tegelijkertijd is veel kennis en expertise

nodig op de voor de basismetaal

typerende dossiers. VNMI moet in mijn

ogen daarom autonoom blijven, een

eigen strategie volgen en ontwikkelen

en vertalen naar onze eigen sector.” Vet

deelt die denkrichting, zo blijkt: “Je kunt

van alles roepen, maar wat we met z’n

allen willen is goed beleid. dat moet je

met z’n allen doen, gestructureerd en

goed aangestuurd. Als brancheorganisatie

was en is VNMI daar in mijn ogen het

juiste instrument voor. Zonder VNMI

zouden de belangen

van de basismetaal snel

ondersneeuwen, ben ik

bang.”

Oud-bestuursleden ronald Prenger en Piet-Jan Vet:

Nederlandse Metallurgische Industrie

“Ik heb nooit ook

maar een begin

van spanning

gemerkt tussen

de verschillende

segmenten in VNMI”

Page 6: VNMI Magazine december 2014

66 7

Half november. Hoewel het nog niet

formeel is aangekondigd, gonst het van

de geruchten over de productiehervatting

bij Aldel. Aanleiding is de komst van

bestuursvoorzitter Gary Klesch van Klesch

Group naar Nederland en de aankondiging

van een persconferentie. Klesch Group is

eigenaar van Aldel, dat vorig jaar financieel

over de kop ging toen het de slijtageslag

met vooral de duitse concurrentie moest

opgeven als gevolg van het grote verschil

in energieprijzen.

Een dag later gaat de vlag uit in Noordoost

Groningen. Klesch kondigt een herstart

aan van het bedrijf, dat onder de naam

Klesch Aluminium delfzijl gaat bouwen

aan een nieuwe toekomst. Aanleiding is

de aanleg van een zogenoemde ‘directe

lijn’, die het bedrijf in staat stelt binnen

drie jaar goedkopere stroom rechtstreeks

uit duitsland te importeren. daarmee kan

Klesch zijn producten tegen concurrerende

prijzen maken.

Verbeterd

daarnaast profiteert de onderneming

in Groningen van de verbeterde

marktomstandigheden op de

aluminiummarkt. de prijs van ruw

aluminium op de London Metal

Exchange steeg dit jaar met zo’n 20

“Structurele oplossing absoluut noodzaak”VNMI is positief over de doorstart van aluminiumproducent Aldel in Delfzijl. Het weg-

poetsen van de verschillen in energieprijzen met het omringende buitenland blijft

echter noodzakelijk, aldus directeur Frank Buijs. Hij is tegelijkertijd teleurgesteld dat

tussentijdse oplossingen van het ministerie van Economische Zaken uitblijven.

ton aan producten per jaar uitleveren

aan klanten. Van de in totaal 300 ovens

waarover het bedrijf beschikt, worden

er 180 opgestart. directeur Karsten

Pronk liet in de media optekenen dat

onder de huidige condities contracten

zijn afgesloten voor drie jaar, de periode

die nodig is om de duitse stroomkabel

te realiseren. de verwachting is dat het

bedrijf eind volgend jaar emplooi biedt aan

200 medewerkers.

Profiteren

Het is de bedoeling dat behalve Klesch

Aluminium delfzijl meer bedrijven in de

regio profiteren van de nieuwe kabel,

waarvoor eerder veel belangstelling werd

getoond. Havenbeheerder Groningen

Seaports NV, dat nauw is betrokken bij de

uitvoering, verwacht dat de ‘directe lijn’

op lange termijn de gehele regio helpt

om te komen tot een gelijk speelveld

binnen de Europese markt op het gebied

van de ‘baseload’ elektriciteitsprijzen.

Het onderzoek naar de mogelijke aanleg

van de kabel startte eind vorig jaar, kort

voor het faillissement van Aldel. Als

gevolg daarvan raakten 600 mensen hun

baan kwijt, van wie ongeveer de helft bij

toeleveranciers.

VNMI-directeur Frank buijs betitelt de

hervatting van de aluminiumproductie

VNMI: lof voor herstart Aldel, maar geen tijd voor berusting rijk

procent, voornamelijk als gevolg van

het toegenomen gebruik ervan in de

automotive en de hightech industrie, onder

meer voor smartphones. In die markt lijkt

het voormalige Aldel – door een surplus

aan kennis en knowhow ten opzichte van

veel Aziatische concurrenten – kansrijk.

bovendien zijn de fysieke premies voor

aflevering van het metaal enorm gestegen.

Klesch Group stopt 4 miljoen euro in Aldel,

dat de voorbereidingen op de hervatting

van de productie inmiddels is begonnen.

Tot eind dit jaar wordt extra onderhoud

gepleegd en worden tests uitgevoerd om

de fabriek weer volledig gereed te maken

voor productie. de eerste gietproeven

hebben naar verwachting voor het einde

van dit jaar plaats.

Klesch Aluminium delfzijl gaat in eerste

instantie 65.000 ton primair aluminium

produceren en in totaal meer dan 100.000

“De analyse van de

minister delen wij,

maar de uitkomst

allerminst”

Page 7: VNMI Magazine december 2014

77

in delfzijl in combinatie met de aanleg

van de directe hoogspanningskabel

met duitsland “een verbetering van de

strategische positie” van een deel van de

basismetaalproductie in Nederland. Maar

hij maakt daarbij wél een belangrijke

kanttekening. “de metaalmarkt is sterk

conjunctuurgevoelig. Terwijl het probleem

van de dure Nederlandse stroom voor

grootverbruikers nu voor een deel van

de sector wordt opgelost, moet het

grote verschil in de stroomtarieven met

onze duitse concurrenten uiteindelijk

structureel worden verholpen”, meent

buijs.

Onvolledig

Volgens de VNMI-directeur is er in

dat opzicht nog een hoop werk aan

de winkel. “Minister Kamp meldde

begin november aan de Tweede

Kamer dat de prijsverschillen met

de ons omringende landen wel mee

lijken te vallen. Maar de problemen

voor de basismetaalproducenten zijn

allerminst achter de rug. de sterk

gestegen aluminiumprijzen zorgen nu

voor een vertekend beeld. daarnaast

heeft de minister de Tweede Kamer een

tariefsvergelijking gepresenteerd die is

gebaseerd op een onvolledige vergelijking

van de bijkomende kosten. Gestegen

Teleurstellend

de VNMI-directeur noemt het gebrek aan

tussentijdse oplossingen teleurstellend.

“dat geldt zowel ten aanzien van de

uitkomst als van de procesvoering. FME

en VNMI praten met het ministerie van

Economische Zaken en TenneT al enige

tijd over een tussenoplossing voor de

Nederlandse grootverbruikers. Sinds

onze laatste bespreking is het verschil

in energiekosten tussen Nederland en

duitsland bepaald niet kleiner geworden.

de minister stelt op dit punt zelf ook dat de

Nederlandse industrie een groot probleem

heeft.”

FME en VNMI zetten in op een

vervolggesprek met minister Kamp

en continuering van het overleg met

het ministerie van Financiën. buijs:

“Vooropgesteld: we hebben veel te

danken aan de inzet van de minister.

In het voorjaar hebben wij hem en zijn

ambtenaren daar ook persoonlijk voor

bedankt. Nu is het echter zaak de laatste

hordes te nemen. Een voorbeeld in dit

verband is de afschaffing van de zogeheten

metallurgische en mineralogische

aardgasbelasting. dit is een regeling die

in andere EU-landen allang niet meer

bestaat, maar bedrijven in Nederland

extra op kosten jaagt. bovendien gaan

de tarieven voor deze belasting de

komende jaren ook nog eens fors extra

omhoog. Staatssecretaris Wiebes van

Financiën doet hier momenteel aanvullend

onderzoek naar. Wij gaan hen daar als

sector zeker onze hulp voor aanbieden.

We gaan ervan uit dat dit onderzoek

komend voorjaar is afgerond. daarna is

het voor de industrie zaak samen met het

rijk snel spijkers met koppen te slaan.

de huidige situatie zet de

Nederlandse industrie op

achterstand. daar heeft

niemand iets aan.”

metaalprijzen dalen op termijn weer. de

onderliggende bijkomende opslagen en

belastingen maken dat de productiekosten

in Nederland voor onze industrie nog

altijd te hoog zijn in vergelijking met

onze duitse concurrentie.” Zo noemt de

minister in de Kamerbrief volgens buijs

“merkwaardig genoeg” niet de kosten van

duurzame energieopwekking (MEP, SdE of

de SdE+) in de Nederlandse statistieken,

maar wél die van de ‘Energiewende’ in

de duitse tabellen. “de kosten van duitse

grootverbruikers komen zo hoger uit dan

die van de Nederlandse, maar worden

anders gemeten. Ook de te verwachten

negatieve neveneffecten van de opnieuw

uitgestelde flow-based marktkoppeling

worden nergens genoemd.”

Tot ongenoegen van VNMI lijkt minister

Kamp vooral in te zetten op uitbreiding

van de interconnectorcapaciteit vanaf

eind 2016. buijs: “In zijn brief aan de

Tweede Kamer is niets terug te vinden

over de tussenoplossing waarvoor

VNMI samen met FME heeft gepleit. de

analyse van de minister delen wij, maar

de uitkomst allerminst. Voor ons blijft

momenteel volstrekt onduidelijk welke

tussentijdse korte termijnoplossing hij op

het oog heeft om het ook door hemzelf

becijferde prijsverschil van 10 procent te

overbruggen.”

VNMI: lof voor herstart Aldel, maar geen tijd voor berusting rijk

Nederlandse Metallurgische Industrie

Page 8: VNMI Magazine december 2014

88 9

In ons land heeft Alcoa niet meer de omvang die het ooit

had. ruim 10 jaar geleden ontvingen maandelijks nog zo’n

2500 mensen een loonstrookje van het bedrijf. Vandaag de

dag zijn dat er ongeveer 140, voornamelijk als gevolg van de

verkoop van diverse activiteiten en overname van de Alcoa-

extrusiefabrieken in drunen en Harderwijk door Sapa Group in

de periode rond 2005 en 2006. In Nederland is nu alleen nog

Alcoa Architectuursystemen gevestigd. daarnaast heeft de

aluminiumreus in Waalwijk een kantoor dat op diverse terreinen

regionale ondersteuning verleent en in rotterdam een kantoor dat

zich met de primaire metaalbewegingen bezighoudt.

In Waalwijk is ook de afspraak met Europees communicatie-

directeur Jasper van Zon, die een werkplek in het brabantse

land combineert met een in het Zwitserse Geneve en inmiddels

17 jaar bij de multinational werkzaam is. “Een boeiende

periode”, noemt hij de transitie die het bedrijf doormaakt. “de

dynamiek is enorm. Toen de ombouw van de onderneming

in het derde kwartaal van 2013 werd aangekondigd, proefde

je intern zowel als extern enige scepsis. Inmiddels zien we –

spreekwoordelijk gezien - dat deze mammoettanker langzaam

maar zeker de steven wendt. En zie je het geloof groeien dat we

hier sterker uit tevoorschijn komen.”

Focus op duurzame groeiEen goed jaar na de aankondiging krijgt

de wereldwijde transformatie van het

Amerikaanse Alcoa gestaag vorm.

‘Upstream’ gaan de kosten omlaag,

‘downstream’ bouwt de aluminiumgigant

met succes aan de positie van een

multimaterialenspecialist die afnemers

vooral toegevoegde waarde biedt. Alcoa

Nederland doet volop mee.

Omslag

Van ‘oude’ naar ‘nieuwe’ industrie: het is een omslag waar

Alcoa middenin zit. Het bedrijf (wereldwijd 60.000 medewerkers,

jaaromzet 23 miljard dollar) zag 126 jaar geleden het levenslicht

en groeide uit tot een aluminiumreus met eigen bauxietmijnen,

aluinaarde raffinaderijen, primaire smelterijen en diverse ‘mid-‘

en ‘downstream’ activiteiten zoals walserijen, extrusiefabrieken,

gieterijen en smeedpersen, die een scala aan producten

voortbrachten en -brengen.

Tientallen jaren lang groeide

het bedrijf onbekommerd,

tot aanhoudend lage

aluminiumprijzen,

toenemende kosten en de

wereldwijde economische

crisis het bedrijf noopten tot

ingrijpen.

Aanvankelijk gebeurde dat

Transitie aluminiumreus Alcoa krijgt vorm

“Je ziet het

geloof groeien dat

we hier sterker

uit tevoorschijn

komen”

Jasper van Zon: “Alcoa wil zijn positie versterken, maar niet

groeien omwille van de groei.”

Page 9: VNMI Magazine december 2014

99

om de kosten ‘upstream’ niet alleen via reorganisaties, maar

ook door vernieuwing en innovaties terug te brengen. Ook

daar liggen bouwstenen voor duurzame groei, zegt Van Zon.

“de investering in Saoedi-Arabië is efficiënt in schaalgrootte

en in smeltprocestechnologie. Het is voor Alcoa een mogelijke

richtingwijzer naar de toekomst, die ons kan helpen onze positie

op de lange termijn te versterken.”

Beresterk

Een innovatief multimaterialenconcern, dat beresterk in

aluminium blijft. dat is de reputatie waaraan Alcoa momenteel

bouwt, zegt Van Zon. “In de communicatie gaat daar nu al zeer

veel aandacht naar uit. In kwartaalberichten benadrukken

we voortdurend welk proces we doormaken en beklemtonen

we dat het huidige Alcoa bezig is een ander bedrijf te worden.

Tegelijkertijd is de interne boodschap dat de waarden en

normen en het dNA van de onderneming niet veranderen. dat

is wel eens een ingewikkelde exercitie. de collega’s die in het

primaire proces werkzaam zijn, hebben wellicht soms het idee

dat die kant van het bedrijf minder belangrijk wordt. dat is niet

zo, maar het gaat om de beeldvorming. Het is iets waar we veel

aandacht aan besteden en zorgvuldig mee omgaan.”

Nederland doet in het wereldwijde transitietraject van Alcoa

volop mee. Zo is in de plannen een belangrijke rol weggelegd

voor het in Harderwijk gevestigde Alcoa Architectuursystemen.

“daarop investeren we fors”, zegt Van Zon. “Ook dat komt voort

uit onze extra focus op ‘downstream’. In Harderwijk verrijst

momenteel een fonkelnieuw warehouse en distributiecentrum

voor Noordoost-Europa. Het is een miljoeneninvestering,

die direct voortkomt uit het vertrouwen dat er zeker op

termijn is ten aanzien van de bouw- en

architectuurmarkt. We zijn overtuigd van de rol

die onze architectuursystemen daarop kunnen

vervullen.”

Focus op duurzame groeiTransitie aluminiumreus Alcoa krijgt vorm

Nederlandse Metallurgische Industrie

primair aan de kostenkant, vertelt Van Zon. “Al voor de crisis

hebben we diverse reorganisaties gehad. Zo zijn wereldwijd

vrijwel alle extrusiefabrieken overgedaan aan Sapa Group.

Tegelijkertijd ontstond de overtuiging dat heroverweging en

verbreding van het portfolio noodzakelijk was om minder

afhankelijk te raken van de volatiele markt voor primair

aluminium. Gerichte diversificatie werd een van de belangrijkste

ambities. En uiteindelijk hebben we onze bestemming gevonden

in een strategie die ons als multimaterialenspecialist in

specifieke marktsegmenten in een positie moet brengen waarin

we van hoge toegevoegde waarde zijn.”

Afzetmarkten die in de toekomstvisie van het bedrijf een

dominante positie innemen, zijn volgens Van Zon onder

meer de luchtvaart- en automobielindustrie, de bouw en de

transportsector. Versterking van de positie op die markten

gaat hand in hand met een afnemende afhankelijkheid van

basismetalen en doorlopende herstructureringen ‘upstream’.

Extra accenten op innovatie moeten aluminium een blijvend

sterke positie op de materialenmarkt bezorgen en de

ontwikkeling van nieuwe legeringen helpt Alcoa aan sterke

posities op bestaande én nieuwe markten.

Duurzaam

In die zin heeft de huidige transitie misschien een aanwijsbaar

startpunt, voor het eindpunt geldt dat niet, zegt Van Zon. “de

ontwikkelingen in de markt gaan snel. Je moet continu afwegen

waar welke kansen liggen en welke je ervan wilt benutten.

Alcoa wil zijn positie versterken, maar niet groeien omwille van

de groei.” dat laat onverlet dat het bedrijf de huidige positie als

een van de grootste aluminiumproducenten ter wereld koestert,

aldus Van Zon: “Af en toe wordt de vraag opgeworpen of we

de primaire processen niet zouden moeten afsplitsen van de

andere activiteiten. Maar die discussie speelt zich vooral buiten

onze eigen muren af. Het management van deze onderneming

onderstreept juist steeds de kracht die wij ontlenen aan onze

huidige structuur en positie. We noemen dat de ‘Alcoa Advantage’

en we zijn overtuigd van de waarde ervan.”

Alcoa realiseerde in IJsland een moderne, eigentijdse primair

aluminiumsmelterij en is als minderheidsaandeelhouder intensief

betrokken bij de bouw van een lagekosten smelterij in Saoedi-

Arabië. Zo blijft het bedrijf op zoek naar nieuwe mogelijkheden

Page 10: VNMI Magazine december 2014

1010 11

“Dit is onontdekt laaghangend fruit”Twee recente pilotprojecten op het gebied van nullast-

beheersing hebben uitgewezen dat bij veel VNMI-leden

nog flinke winst in het energieverbruik lijkt te behalen.

Bovendien is sprake van relatief korte terugverdientijden.

“Het gaat om relevante besparingen”, zegt Theo van

Oossanen van adviesbureau en VNMI-partner To Improve.

Zelf kwalificeert hij de pilotprojecten die

hij de afgelopen maanden uitvoerde bij

KbM Master Alloys in delfzijl en Tata

Steel Tubes in Oosterhout bij voorkeur

als “veelbelovend”. In beide gevallen nam

Theo van Oossanen de ruimteverwarming

in de productiehallen nader onder de loep

en keek hij via een intensieve scan samen

met de bedrijven naar oorzaken voor het

hoge warmteverbruik waarvan sprake

is. Ook onderzocht hij mogelijkheden om

beschikbare restwarmte in te zetten voor

ruimteverwarming. “de uitkomsten waren

best verrassend”, aldus de adviseur.

In VNMI-land is Theo van Oossanen geen

onbekende. de eigenaar van adviesbureau

To Improve is al sinds 1997 betrokken

bij projecten die VNMI direct of indirect

raken. In 2004, 2008 en 2012 stelde

hij de energie-efficiëntieplannen voor

de brancheorganisatie op. Ook leidde

hij werkgroepen van de smeltovens-,

extrusie- en walsbedrijven als het ging

om het bedenken en implementeren van

milieumaatregelen. daarnaast was hij

nauw betrokken bij de opvolging van het

Veelbelovende resultaten bij twee pilots nullastbeheersing

akkoord dat de branche in samenwerking

met de overheid in MJA-3-verband

opstelde. In 2013 werd zijn bedrijf To

Improve geassocieerd lid van VNMI.

Presentatie

dit jaar nam Van Oossanen het thema

nullastbeheersing (opnieuw) ter hand.

Op verzoek van VNMI formuleerde hij voor

zo’n twintig bedrijven een energieanalyse,

die inzicht bood in verbruikspatronen

en energieverbruik tijdens nullast. Ook

stelde hij per bedrijf vast hoeveel gas het

gebruikte voor ruimteverwarming. de

resultaten werden in mei gepresenteerd

tijdens een VNMI-themabijeenkomst over

nullastbeheersing. Vervolgens dook hij bij

KbM Master Alloys en Tata Steel Tubes

dieper in de materie.

Oossanen kwam bij beide bedrijven

tot de slotconclusie dat op jaarbasis

tienduizenden euro’s zijn te besparen op

de energie-uitgaven. “daarbij is sprake

van heel praktische oplossingen, die ook in

kosten relatief meevallen. Mijn inschatting

is dat de bedrijven investeringen die ze in

een oplossing doen binnen een tot twee

jaar kunnen terugverdienen. En dan staan

ze er richting de toekomst goed voor.”

bij KbM Master Alloys becijferde Van

Oossanen dat het gasgebruik voor

ruimteverwarming door een relatief

eenvoudige ingreep is terug te brengen

van 450.000 naar 150.000 kuub per

jaar, een calculatie die het bedrijf zelf

inmiddels heeft besloten volledig door

en na te rekenen. bij Tata Steel Tubes

concludeerde hij dat een mogelijke

besparing van bijna 150.000 kuub gas

per jaar mogelijk moet zijn. “Het gaat om

significante uitkomsten, met besparingen

die zeker in deze moeilijke tijden dubbel

en dwars de moeite waard zijn”, zegt Van

Oossanen.

Page 11: VNMI Magazine december 2014

1111

Onontgonnen

Hij koos er in zijn project bewust voor zich

te concentreren op ruimteverwarming.

“Het is een beetje een onontgonnen

gebied”, zegt hij. “Veel bedrijven gaan

er vanuit het laaghangend fruit op het

gebied van nullastbeheersing al te

hebben geplukt. Maar als het gaat om

systemen voor koelwater, ventilatie en

ruimteverwarming, dan zie je in de praktijk

vaak dat daar de afgelopen jaren niet

heel veel aandacht naar is uitgegaan. Op

zich is dat ook logisch. Zo lang dergelijke

systemen goed functioneren, is er geen

onmiddellijke aanleiding daar iets mee te

doen.”

bovendien hebben productiebedrijven

– niet alleen in de metallurgische

industrie – de afgelopen tien jaar sterk

hun kosten gereduceerd. “Als ik vroeger

bij een bedrijf kwam, dan bemande in de

meeste gevallen iemand de balie of de

receptie. Tegenwoordig meld ik me in de

regel aan via een intern telecomsysteem.

Een echte receptioniste/telefoniste is er

vaak niet meer. dat beeld zie je dwars

door veel organisaties heen terugkeren.

In de productie geldt tegenwoordig dat

de mensen vaak tot over hun oren in de

drukte van het dagelijkse werk zitten.

daardoor blijven relatief weinig mensen

beschikbaar die zich structureel kunnen

bezighouden met procesverbetering.

Zaken als deze komen daardoor

automatisch een beetje op het tweede

plan terecht.”

Inventief

In die zin doet Van Oossanen vaak

dankbaar werk, zegt hij zelf. “Ik doe dit

advieswerk al wat langer en ben in de loop

van de jaren bij talloze bedrijven geweest.

die combinatie van theoretische- en

praktijkkennis helpt bij het bedenken

van inventieve oplossingen. bedrijven

reageren er vrijwel altijd enthousiast op,

al wisselt het per bedrijf nog wel eens

hoe snel maatregelen vervolgens worden

geëffectueerd of geïmplementeerd. Als

besparingen voldoende interessant zijn en

de noodzakelijke investeringen vallen mee,

dan zie je doorgaans wel dat mijn advies

relatief snel een follow-up krijgt. Soms

wachten bedrijven wat langer. dan kunnen

ook zaken spelen waarvan ik verder geen

weet heb.”

de consultant hoopt dat naar aanleiding

van de positieve resultaten van zijn pilots

meer bedrijven volgen. “Het gaat in de

meeste gevallen echt om laaghangend

fruit, dat de meeste ondernemers

simpelweg nog niet hebben opgemerkt

maar wél iets kan opleveren. In die zin zijn

dit ook mooie trajecten. Als ik bijvoorbeeld

met een projectengineer een ronde door

de productiehallen loop en ik geef op een

of twee punten aan waar ik besparingen

zie, dan kan hij de rest vaak zelf al

grotendeels invullen. Zeker de specialisten

zien eigenlijk onmiddellijk wat je bedoelt

en reageren ook vrijwel altijd enthousiast.

En dat is van ongelooflijk

belang voor de besluiten

die het management er

later over neemt.”

Nederlandse Metallurgische Industrie

“In de productie geldt

tegenwoordig dat de

mensen vaak tot over

hun oren in de drukte

van het dagelijkse werk

zitten”

To Improve is geassocieerde van VNMI, dat de leden graag een goede advies-

oplossing biedt nu de RVO-subsidiestroom is opgedroogd. Afhankelijk van de

omvang van het vraagstuk duurt het bezoek van To Improve twee dagdelen,

meestal verspreid over enkele dagen. Binnen twee weken na het laatste

bezoek ligt er een maatwerkrapportage, inclusief investeringsonderbouwing.

De tarieven bedragen 2400 euro voor MJA-3 en/of non-ETS bedrijven en 3400

euro voor MEE (en/of ETS) bedrijven. Meer informatie bij Theo van Oossanen

van To Improve, e-mail [email protected] of telefoon (026) 325 87 96.

Page 12: VNMI Magazine december 2014

1212 13

Casper burgering is halverwege zijn

voordracht als hij de Chinese dominantie

illustreert met een voorbeeld over de

voortgaande winning en import van

ijzererts, “waar de havens in het land al vol

mee liggen”. Hij heeft de zaal dan al voor

zich gewonnen. de sectoreconoom doceert

toegankelijk en onderbouwt met getallen

en grafieken, betrekt de aanwezigen bij

prijsontwikkelingen en spart met ze als het

gaat om stijgingen en dalingen. En keert

steeds weer terug bij dat ene land waarom

het in de wereld volgens hem momenteel

grotendeels draait: China.

“Schrikbarend groot”, zegt burgering

over het aandeel ijzererts in het totaal van

metalen dat China importeert. daarnaast

China blijft gangmakerBlijft China voor de mondiale basismetaal de komende jaren de belangrijkste

gangmaker? Ja, denkt senior sectoreconoom industrie & industriële metalen

Casper Burgering van ABN AMRO. Tijdens de algemene ledenvergadering van VNMI

bij Tata Steel Tubes in Oosterhout zette hij begin november uiteen waarom.

burgering veel te maken met de sociaal-

maatschappelijke omstandigheden in

het land. “Chinese staalproducenten

krijgen energiesubsidies om open te

kunnen blijven. dat creëert geen level

playing field, maar houdt de bedrijven

overeind en voorkomt dat op grote schaal

mensen moeten worden ontslagen. de

Chinezen doen alles om sociale onrust te

voorkomen. Tegelijkertijd speelt mee dat

ze ervan doordrongen zijn dat al dat staal

nodig is voor de verdere opbouw van het

land.”

Uitpuilen

de Chinezen ontpoppen zich daarbij als

slimme zakenlieden: door de overschotten

zijn de ijzerertsprijzen laag, aldus

burgering. “Afgemeten aan de huidige

behoefte kunnen ze prima volstaan met de

voorraden waarover ze nu beschikken. In

plaats daarvan blijven ze de berg ijzererts

groter maken. Vergis je niet: de voorraden

die er nu liggen, zijn giga. de havens

puilen letterlijk uit. Maar wat de Chinezen

nu goedkoop kunnen halen, hoeven ze

straks niet duur in te kopen.”

Aanleiding om al op korte termijn rekening

te houden met stijgende ijzerertsprijzen

is er overigens allerminst. Volgens cijfers

van de UNCTAd komt de komende jaren

zo’n 771 miljoen ton aan nieuwe output uit

ijzerertsmijnen, met Australië en brazilië

als hofleveranciers. daarvan is 40 procent

volgens de UNCTAd “zeker”, 30 procent

Najaarsvergadering over prijsontwikkeling en beursvloeren

Casper burgering: “Trends zoals de industrialisatie en de urbanisatie, die het beeld nu

al zo sterk bepalen, blijven dat voorlopig nog wel even doen.”

is over de eerste negen maanden van dit

jaar ten opzichte van dezelfde periode

in 2013 nog eens sprake van een extra

stijging met 16 procent, in weerwil van

de enorme overcapaciteit in staal die

momenteel al is genoteerd. In China

bedraagt die momenteel 13 procent,

In Europa 17 procent en wereldwijd 6

procent. Alleen in de VS is op dit moment

sprake van een tekort. dat beloopt

ongeveer 10 procent.

de overcapaciteit veroorzaakt een enorme

druk op de staalprijs, die dit jaar het

hardst daalde in China en Europa. dat de

Chinezen naast de hoge winning en import

van ijzererts de staalproductie onverkort

op hoog niveau houden, heeft volgens

Page 13: VNMI Magazine december 2014

1313

“waarschijnlijk” en nog eens 30 procent

“mogelijk”. burgering: “Het gaat om

relatief nieuwe mijnen, die niet zomaar

zijn te sluiten. Maar die productie houdt

de lage prijzen en de overcapaciteit aan

ijzererts natuurlijk voor een belangrijk deel

in stand.”

de grote, opkomende landen hebben daar

het meeste profijt van. China, Indonesië

en India – die in belangrijke mate de kar in

Azië trekken – zijn wat inwoneraantallen

betreft goed voor 40 procent van de

wereldbevolking en hebben economieën

die in grote transities zitten. Om het

proces van voortgaande industrialisatie en

urbanisatie op stoom te houden, zet met

name China alles op alles om de ‘beloofde’

economische groei daadwerkelijk te

realiseren, zegt burgering: “Het land

moet doorgroeien om de ombouw te

vervolmaken. Onlangs kondigde de

Chinese overheid nog aan in totaal 114

miljard dollar in nieuwe infrastructuur

te stoppen. dat gebeurt niet voor niets;

het moet helpen de economische groei in

stand te houden.”

Gangmaker

de grootmacht blijft daarmee een

belangrijke gangmaker voor de

wereldwijde economische groei, die

volgend jaar volgens AbN AMrO uitkomt

op 3,9 procent. Opkomend Azië trekt de

kar, Europa en Zuid-Amerika (brazilië/

Argentinië) zijn de dissonanten. de

vooruitzichten op de metaalmarkten

blijven als gevolg van het mondiale ‘over

all’ perspectief relatief gunstig, aldus

burgering. Wel noopt de huidige situatie in

de hoek van de ferrometalen volgens hem

tot productiebeperking. de prijs van ruwe

materialen daalt, iets waarvan de bouw en

de automotive sterk kunnen profiteren. In

de non-ferro is de situatie naar verhouding

gunstiger. Voor zover sprake is van

overcapaciteit blijft die beperkt tot nikkel

en met name aluminium. “Maar absoluut

in veel mindere mate dan het geval is bij

ijzererts”, aldus burgering.

Hij is ervan overtuigd dat de dominante

rol van vooral China de komende jaren

en misschien wel decennia in stand

blijft. Het land is op de internationale

metaalmarkten grosso modo goed voor

zo’n 40 procent van zowel vraag als

aanbod. En juist met het oog op de grote

sociale opgave die er ligt, ziet hij in die

prominente rol weinig veranderen. “Trends

zoals de industrialisatie en de urbanisatie,

die het beeld nu al zo sterk bepalen,

blijven dat voorlopig nog wel even doen.

de maatschappelijke omstandigheden

zijn daar in feite de aanjager voor verdere

economische groei.”

Hangijzers

Op dat punt verschilde de sectoreconoom

van AbN AMrO van mening met collega-

gastspreker robert Fig, senior business

development executive van de London

Metal Exchange (LME). Fig liet in zijn

verhaal doorschemeren niet te verwachten

dat de positie van China zo dominant blijft

als hij nu is. de hete hangijzers van dit

moment met betrekking tot de Londense

metaalbeurs – zoals de lange wachttijden

in de LME – opslaglocaties en de rol die

deze spelen bij de totstandkoming van

metaalprijzen – kwamen in zijn bijdrage

om juridische redenen nauwelijks aan bod.

Hoewel Fig vooraf ferm had aangegeven

dat “alle onderwerpen bespreekbaar

waren”, bleven er veel onaangeroerd.

Ook de motieven voor en gevolgen van de

overname van de Londense metaalbeurs

door de Chinese Hong Kong Exchange

bleven lang buiten beeld, al wist VNMI-

voorzitter Wim Hamers Fig aan het einde

van de bijeenkomst nog wel kort de

uitspraak te ontfutselen dat de overname

vooral als “een strategische acquisitie”

kan worden gezien, die de Chinezen grip

geeft op het aantrekken van metalen voor

de thuismarkt.

In zijn bijdrage ging Fig aanvankelijk

vooral in op de huidige positie van LME:

die van betrouwbare, transparante en

robuuste metaalbeurs, die kan bogen op

een lange historie, wereldwijd nog altijd

een toonaangevende positie inneemt en

waar in 2013 voor 14,6 triljoen dollar aan

metalen werd verhandeld. de stijging

Nederlandse Metallurgische Industrie

Lees verder op pagina 14

robert Fig: … LME betrouwbaar, transparant en robuust …

“Wat de Chinezen nu

goedkoop kunnen halen,

hoeven ze straks niet

duur in te kopen”

Page 14: VNMI Magazine december 2014

151414

ten opzichte van het jaar ervoor bedroeg daarmee

7 procent. dit jaar zet de opgaande trend verder

door. de LME verwacht vergeleken met 2013 5

procent meer te verhandelen, aldus Fig.

‘Hedging’

de senior business development executive

van de London Metal Exchange zette daarna

uitvoerig het principe van ‘hedging’ uiteen: de

methode die veel bedrijven gebruiken om het

risico van dalende prijzen uit te schakelen door

metalen bij gunstige omstandigheden vooruit te

kopen of te verkopen. Vrijwel alles passeerde de

revue: van het instappen op futuremarkten tot

het nemen van call-opties (om te beschermen

tegen prijsdalingen, instrument voor verkopers)

en van put-opties (om te beschermen tegen

prijsstijgingen, instrument voor aankopers).

Fig erkende dat de theorie eenvoudig is, maar

dat er in de praktijk nog wel wat hobbels zijn

te overkomen: zo moeten bedrijven rekening

houden met relatief hoge commissies voor de

handelaren. daarnaast zijn hedging-teams nodig

om processen in gang te zetten en te bewaken

en te weten wanneer het relevant is om in- of

uit te stappen. “desondanks zijn de risico’s

voor bedrijven die niet aan hedging doen groter,

omdat je nooit kunt weten wat de prijs gaat

doen”, zei hij.

Volgens Fig past ‘hedging’ feitelijk in het rijtje

van maatregelen waarmee ondernemers hun

‘normale’ bedrijfsrisico’s afdekken. Hij noemde

in dit verband specifiek de energiecontracten die

zij afsluiten en de wijze waarop bedrijven omgaan

met CO2-emissies. Maar in die zin is ‘hedging’

ook in de Nederlandse metallurgische industrie

geen onbekend verschijnsel en leverde zijn

voordracht voor veel aanwezige VNMI-leden niet

datgene op waarop zij wellicht hadden gehoopt.

Of, zoals een van de aanwezigen na afloop met

gevoel voor understatement zei: “Hedging is

ongeveer les 1 in onze industrie.

dat is kennelijk niet overal even

bekend.”

Vervolg van pagina 13

ColumnJuslepel en lantaarnpalen

Kort geleden heb ik mijn 25-jarig jubileum bij Sapa (voorheen Alcoa)

gevierd. 25 Jaar in de metaal. dat had ik niet gedacht toen ik in de zomer

van 1989 solliciteerde bij Alcoa…. Metaal? Nooit over nagedacht of bij

stilgestaan. Ja, dat metaal meestal hard is, wist ik wel. En koud en glad

ook soms. Vandaar die rubber handvaten aan het fietsstuur. Maar werken

in de metaal? Nee, ik zou niet weten waarom.

dat ik in de internationale handel terecht zou komen stond voor mij

al vroeg vast. Zolang als ik me kan herinneren was mijn vader als

verkoopleider verantwoordelijk voor de verkoop van varkensvlees van

een exportslachterij die 7000 varkens per dag slachtte. Leek me een

geweldige baan, veel reizen, vreemde talen spreken, slimme deals

maken. Prachtig.

Het mag duidelijk zijn dat er tijdens de avondmaaltijd in huize Moormann

altijd wel een karbonade of een ander stukje vlees op het bord lag. Via

de personeelswinkel vlogen de worsten, vakenshaasjes en gehaktballen

in grote getale onze vriezer in. Internationale handel, en dan bij voorkeur

vlees. Mijn toekomstige loopbaan werd er met de juslepel ingegoten.

Toen ik mijn opleiding had afgerond had ik al snel mijn sollicitatiegesprek

bij “de slachterij”. Echter, vanwege bezuinigingen in de sector was het

bedrijf niet op zoek naar jonge net afgestudeerde commersanten.

bij toeval werd het toen “de metaal”. Als Verkoper binnendienst

Export. Via verschillende functies en afdelingen op mijn huidige plek

terechtgekomen als eindverantwoordelijke van een prachtig bedrijf

dat aluminium lantaarnpalen maakt en wereldwijd levert. Mooie

baan, veel reizen, vreemde talen, slimme deals. Prachtig. Maar dan

de fabriek. de herkenbare geuren van smelten, gieten, extruderen,

warmtebehandelingen, laswerk, emulsie, olie, en het geluid van

vervormen, zagen, frezen en bundels metaal die met een kraan worden

opgepakt. Ik zou het niet meer willen missen.

Natuurlijk ligt er nog steeds tijdens het

avondeten in ons gezin een stukje vlees op het

bord. bereid op een metalen fornuis, in een

aluminium pan, gegeten met stalen bestek.

benieuwd wat mijn kinderen later gaan doen.

Leopold Moormann

Managing director Sapa Pole Products

Page 15: VNMI Magazine december 2014

1515 Nederlandse Metallurgische Industrie

NieuwsMetaalproducenten blijven efficiëntie verbeteren

de metaalproducerende industrie is er 2013 in geslaagd de ambities vast te houden.

de MEE-bedrijven binnen de sector hebben de efficiëntie van hun processen met

gemiddeld 2,2 procent verbeterd. de MJA-3 bedrijven hebben gemiddeld 2,9 procent

efficiëntieverbetering in hun processen geboekt. dit meldt VNMI.

Alhoewel bij veel MJA- en MEE-bedrijven grootschalige investeringen grotendeels

uitblijven vanwege het gebrek aan kapitaal, realiseert de sector over het algemeen een

besparing ruim binnen het kader van zowel het MJA3- als het MEE-convenant.

VNMI-directeur Frank buijs is trots op de resultaten: “binnenkort vergadert de Tweede

Kamer over de uitkomsten van de zogeheten MJA-3 en MEE-convenanten, die de

energiebesparing voor onze industrie in een helder kader plaatsen. die beoordeling zien

wij als sector met vertrouwen tegemoet. Wij presteren al decennialang bovengemiddeld

goed en hebben zelf ook alle belang bij energiebesparing. Milieuwinst en verbetering van

onze concurrentiepositie gaan zo hand in hand.”

Last

de Nederlandse metallurgische industrie heeft nog steeds veel last van de significant

hogere energieprijzen, alsmede de grondstofkosten. de positieve impact van

recentelijk ingevoerde regelingen - zoals een korting op de nettransporttarieven van

elektriciteitsverbruik door basislastgrootverbruikers en de gedeeltelijke compensatie

van indirecte CO2-kosten - voorkomt niet dat een aantal grote faillissementen heeft

plaatsgevonden. Met name staal- en aluminiumverwerkers in Nederland zijn hierdoor

geraakt.

In verhouding met duitsland blijven de Nederlandse elektriciteitskosten

onverminderd hoog, tot soms circa 20 procent (€ 10/MWh). In combinatie met

het aandeel energiekosten in de totale kosten is dit een continue prikkel voor

energie-efficiëntieverbetering binnen de bedrijven. Als reactie op deze structurele

omstandigheden werkt een groot deel van de metaalketen toe naar nieuwe

businessmodellen. Zonder de bestaande klanten van zich te vervreemden, werken steeds

meer metaalproducenten in open innovatie met afnemers en andere ketenpartners.

Een andere weg naar de toekomst is het vinden van nieuwe toepassingen en nieuwe

afzetmarkten voor metaal, al dan niet in combinatie met andere materialen.

Meerjarenafspraken

In Nederland hebben de overheid en het bedrijfsleven afspraken gemaakt over het

effectief en efficiënt inzetten van energie. die afspraken zijn vastgelegd in convenanten,

de zogeheten meerjarenafspraken energie-efficiency (MJA-3 en MEE) voor diverse

sectoren (circa 1.200 bedrijven). Zowel op sectorniveau als op individueel niveau

initiëren metaalproducerende VNMI-lidbedrijven projecten waarin verdere energie-

efficiëntieverbeteringen worden onderzocht. VNMI speelt een stimulerende rol in het

overdragen van kennis naar haar leden toe. Namens de sector wordt deelgenomen aan

zowel het MJA3- als het MEE-convenant via vertegenwoordiging bij de Agendacommissie

MJA3, het Platform MJA3 en de Commissie MEE.

Duitse toeslagenkortingvoldoet aan regels

de subsidie die duitsland heeft

dat verleend voor de productie van

groene energie onder de duitse

renewable Energy Act van 2012

(Erneuerbare-Energien-Gesetz -

“EEG”) is in overeenstemming met

de EU-staatssteunregels. dit heeft de

Europese Commissie geconcludeerd na

diepgaand onderzoek.

de Commissie heeft met

terugwerkende kracht ook groen licht

gegeven aan vrijwel de gehele korting

die duitsland de energie-intensieve

bedrijven verleende op de toeslag

om de grootschalige invoering van

duurzame energie te financieren. deze

toeslag werd opgelegd aan leveranciers

van elektriciteit en doorberekend aan

de eindgebruikers (EEG-toeslag).

de toeslagkortingen voor energie-

intensieve bedrijven waren volgens

de Commissie voor het grootste

deel in overeenstemming met de

nieuwe ‘Environmental and Energy’-

richtsnoeren, die van toepassing zijn

sinds 1 juli 2014.

deze richtlijnen geven lidstaten de

mogelijkheid de energie-intensieve

bedrijven te ontzien als het gaat om

toeslagen die nodig zijn voor het

invoeren van hernieuwbare energie.

dat geldt met name voor bedrijven die

mondiaal in harde concurrentie zijn

verwikkeld.

Page 16: VNMI Magazine december 2014

VNMIde Vereniging Nederlandse Metallurgische Industrie (VNMI) is de brancheorganisatie van Nederlandse producenten van ruwe metalen en

metaallegeringen en halffabrikaten daarvan. bij de VNMI zijn die bedrijven aangesloten die zich bezighouden met de productie van en/of

eerste verwerking van ‘metalen in primaire vorm’.

Postbus 190, 2700 Ad Zoetermeer | T +31-(0)79 3531289 | F +31-(0)79 3531365 | E [email protected] | www.vnmi.nl

Tekst: bak & bakker c.s. journalisten | Vormgeving: E* d.SIGN | Druk: bdUprint

Nieuws Agenda28 - 29 januari 2015

2e Symposium lightweight Solutions, Nieuwegein

5 februari 2015

bestuursvergadering

9 - 13 februari 2015

bouwbeurs 2015, Utrecht

12 maart 2015

bestuursvergadering

13 - 17 arpil 2015

Hannover Messe 2015

22 - 23 april 2015

Materials 2015, Veldhoven

24 april 2015

Voorjaarsledenvergadering

11 juni 2015

bestuursvergadering

16 t/m 20 juni 2015

GIFA/METEC, düsseldorf

10 september 2015

bestuursvergadering

6 november 2015

Najaarsledenvergadering

3 december 2015

bestuursvergadering

VNMI tegen EU-voorstel conflictgebieden

VNMI is bezorgd over de komst van een vrijwillig

certificeringsysteem voor importeurs van grondstoffen uit

de zogenoemde conflictgebieden. dit staat in de de komst

van uitgebrachte zienswijze van VNMI op het Europese

wetsvoorstel ‘responsible sourcing of minerals from conflict-

added areas’.

de Europese Commissie wil importeurs van grondstoffen

uit conflictgebieden in eerste instantie aan een vrijwillig

certificeringsysteem onderwerpen, maar dreigt dit systeem

verplicht te maken als te weinig importeurs zich na drie jaar

hebben aangemeld.

VNMI noemt het EU-wetsvoorstel – zeker in vergelijking

met de Amerikaanse equivalent, de dodd-Frank Act – een

verbetering. Maar een tezijnertijd verplichtend systeem

is VNMI een brug te ver. dat beperkt de rechtszekerheid

van bedrijven en kan grote problemen veroorzaken voor

inkopers die hun grondstoffen betrekken via importeurs

die beperkingen opgelegd krijgen. Mocht het verplichtende

karakter desondanks worden ingevoerd, dan wil VNMI dat

tenminste het Europees Parlement daarvoor toestemming

geeft.

Ook pleit VNMI ervoor de reikwijdte van het EU-wetsvoorstel

af te stemmen op de dodd-Frank Act en de ‘OESO

Guidelines’. dat is nu niet gebeurd, en daarmee dreigt het

Europese bedrijfsleven mondiaal op achterstand te worden

gezet. daarnaast vindt VNMI dat de EU meer economische

steun moet geven aan de landen waar conflicten woeden.

Ontwikkelingskansen zijn het beste medicijn tegen conflicten,

aldus VNMI. Eerder pleitte de Europese koepelorganisaties

Eurometaux en Eurofer al voor een koppeling met effectief

buitenlands beleid. VNMI is in gesprek met buitenlandse

Zaken over dit onderwerp en de brusselse zusterorganisaties

spreken er over met het Europees Parlement.