Verkeer 2B PAV

2

LEERPLANDOELEN

Check hieronder wat je allemaal moet kennen en kunnen na afloop van dit thema. Je kan de doelstellingen die je bereikt hebt, telkens afvinken. Op het einde van het thema krijg je een rapportje met de bereikte doelen mee. Zo weet je waar je nog extra aandacht moet aan besteden.

Leerplandoel Behaald? Opmerkingen

Domein : functionele taalvaardigheid

Kijk- en luistervaardigheid

3 de leerlingen kunnen op beschrijvend niveau de informatie achterhalen in voor hen bestemde tekstsoorten.

6 de leerlingen kunnen bij luisteren en kijken een aantal strategieën inzetten.

Spreekvaardigheid

7 de leerlingen kunnen bij luisteren en kijken een aantal strategieën inzetten.

8 de leerlingen kunnen op beschrijvend niveau het gepaste taalregister hanteren in verschillende gesprekssituaties.

9 de leerlingen kunnen op beoordelend niveau het gepaste taalregister hanteren in verschillende gespreksituaties tussen leerlingen en gekende volwassenen.

11 de leerlingen ontwikkelen in het kader van de spreektaken een aantal vaardigheden en attitudes.

12 de leerlingen kunnen bij spreektaken strategieën inzetten.

Leesvaardigheid

13 de leerlingen lezen bepaalde woorden foutloos en zonder herhalingen.

14 de leerlingen kunnen eenvoudige studieteksten foutloos en zonder herhalingen hardop lezen en begrijpen.

Verkeer 2B PAV

3

15 de leerlingen kunnen op beschrijvend niveau informatie achterhalen in voor hen bestemde tekstsoorten.

17 de leerlingen kunnen voor hen bestemde teksten op beoordelend niveau lezen.

19 de leerlingen kunnen bij leestaken een aantal strategieën inzetten.

Schrijfvaardigheid

20 de leerlingen hebben een goede schrijfhouding en een duidelijk en goed leesbaar handschrift.

21 de leerlingen kunnen op kopiërend niveau bepaalde woorden en teksten op- en overschrijven.

25 de leerlingen kunnen bij de ontwikkelingsdoelen voor schrijven een aantal strategieën inzetten.

26 de leerlingen breiden hun woordenschat uit.

Domein : functionele rekenvaardigheid

Basisvaardigheden

33 de leerlingen kunnen met een zakrekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen delen en een percent nemen van een getal.

34 de leerlingen kunnen hoofdbewerkingen met natuurlijke getallen maken, met inbegrip van de nulmoeilijkheid.

35 de leerlingen kunnen hoofdbewerkingen met een decimaal getal en een natuurlijk getal maken.

36 de leerlingen kunnen een rekenkundig gemiddelde berekenen.

Schaal/percent

38 de leerlingen kunnen een tweedimensionale tekening verkleind, vergroot tekenen met behulp van een raster.

Verkeer 2B PAV

4

39 de leerlingen hebben inzicht in het schaalbegrip.

40 de leerlingen kunnen met tekeningen en modellen op schaal werken.

41 de leerlingen kunnen met plattegronden en plan werken

42 de leerlingen kunnen met verhoudingen en percenten in praktische situaties werken.

43 de leerlingen hebben inzicht in de relatie tussen breuk, decimaal getal en percent.

Lijnen/hoeken

49 de leerlingen kunnen figuren correct van het bord overnemen, herkennen, aanvullen, samenstellen en ordenen.

55 de leerlingen kunnen een ontwikkeling maken van een driedimensionaal lichaam.

56 de leerlingen kunnen een tweedimensionale tekening spiegelen ten opzichte van een verticale en een horizontale as met behulp van een raster.

57 de leerlingen kennen de begrippen lengte, omtrek, oppervlakte, volume, inhoud, massa, tijd, temperatuur en hoekgrootte.

58 de leerlingen kennen de belangrijkste eenheden en kunnen de symbolen daarvan juist gebruiken.

59 de leerlingen zien het verband tussen de verandering in de eenheid en de verandering bij het maatgetal bij herleidingen.

62 de leerlingen kunnen de omtrek en oppervlakte van een driehoek, vierkant, rechthoek en van een cirkel berekenen.

64 de leerlingen kunnen eenvoudige vraagstukken in verband met omtrek, oppervlakte, inhoud, massa, tijd, temperatuur en hoekgrootte oplossen.

Verkeer 2B PAV

5

Schematische voorstellingen

65 de leerlingen kunnen informatie halen uit eenvoudige grafieken, tabellen, diagrammen, kaarten en schaalmodellen.

66 de leerlingen kunnen eenvoudige tabellen, grafieken en diagrammen gebruiken om informatie voor te stellen.

Domein : functionele informatieverwerking

Informatie vinden, selecteren en interpreteren

67 de leerlingen kunnen enkele verkeers- en informatieborden en pictogrammen die voor hen belangrijk zijn correct interpreteren.

68 de leerlingen kunnen uit aangereikte historische en/of actuele bronnen informatie halen en interpreteren.

Domein : organisatiebekwaamheid

Organisatie eigen leven

70 de leerlingen kunnen enkele begrippen in verband met tijd in concrete situaties gebruiken.

72 de leerlingen kunnen voor een welbepaald doel, voor een beperkte periode en met behulp van een kalender een planning opstellen.

74 de leerlingen kunnen informatie over vrijetijdsmogelijkheden, infrastructuur opzoeken.

Groepsopdrachten

75 de leerlingen kunnen voor een groepsopdracht een taakverdeling afspreken en opstellen.

Domein : tijd en ruimte

Actualiteit en het dagelijkse leven

77 de leerlingen kunnen de historische periodes en door de leerkracht aangeboden gebeurtenissen en hun datum op een tijdsband plaatsen.

Verkeer 2B PAV

6

78 de leerlingen kunnen informatie over een actuele gebeurtenis verzamelen, deze informatie situeren in tijd en ruimte en hierover een eigen mening formuleren.

Situeren / oriënteren

88 de leerlingen kunnen een atlas functioneel gebruiken.

90 de leerlingen kunnen hun gemeente en belangrijke plaatsen op een geografische kaart situeren binnen provincie, gewest, regio en land.

91 de leerlingen kunnen de windrichtingen op een kaart aanduiden.

92 de leerlingen kunnen een kaart naar het noorden richten door middel van een kompas.

93 de leerlingen kunnen enkele plaatsen op een stratenplan van hun gemeente aanduiden en de route uitstippelen van de ene plaats naar de andere.

Domein : maatschappelijk en ethisch bewustzijn

Ik en de maatschappij

99 de leerlingen kunnen het maatschappelijk gebeuren kritisch bespreken.

102 de leerlingen kunnen hun eigen mening formuleren, rekening houdend met andere opvattingen en los van vooroordelen.

103 de leerlingen kunnen voorbeelden geven van de verschillende rolverwachtingen op basis van gender.

104 de leerlingen kunnen gevaarlijke verkeerssituaties herkennen en zich in deze situaties veilig gedragen.

Verkeer 2B PAV

7

SYMBOLEN

Onderstaande symbolen komen steeds terug in de themabundeltjes. We verklaren ze even:

Je moet een opdracht uitvoeren

Spelend leren

Een prikker wijst op belangrijke dingen

Voor deze opdracht gebruik je een computer

Enkel voor snelle werkers

Je werkt alleen

Benodigd materiaal

Je werkt per 2

Voor deze oefening mag je je rekenmachine gebruiken

Groepswerk

Doe-activiteiten

Hoekenwerk

Verkeer 2B PAV

8

MATERIAAL

Je hebt een aantal dingen steeds nodig tijdens de lessen PAV. Zet een kruisje bij wat je nog niet hebt in je boekentas.

Materiaal Nog meebrengen

Een blauwe, zwarte, rode en groene balpen

Een meetlat

Een rekenmachine

Kleurpotloden en stiften

Een schrijfpotlood

Een gom

Een slijper

Je ringmap met je themabundeltjes In de klas bewaren

Een woordenboek In de klas

Een atlas In de klas

Je goed humeur en je gezond verstand

Verkeer 2B PAV

9

INLEIDING

Je eigen buurt ken je als geen ander, want je stapt of fietst er dan ook dagelijks

rond. Misschien heb je al een verre reis ondernomen met de auto of het vliegtuig.

En wie weet .., in de toekomst kan je er met een vliegende bol ( zoals bij Jommeke)

op uittrekken. Eén ding is zeker, van zodra je de deur uitgaat, kom je in het

verkeer terecht. Je staat er meestal niet bij stil maar het verkeer is zeker geen

lachertje. Wist je dat het verkeer de grootste doodsoorzaak bij kinderen is ? Je

ouders beseffen dit maar al te goed.

Ouders zijn bezorgd en kiezen er dan ook vaak voor om hun kinderen met de auto

te brengen. ‘Veilig’!, vinden ze. Maar als iedereen er zo over denkt, zal het verkeer

blijven toenemen. Meer auto's betekenen meer onveiligheid en... dus meer

bezorgde ouders, die hun kinderen liever op de achterbank van de auto zien zitten

dan op de fiets! Misschien kan je je ouders eens vertellen dat de helft van de

verkeersslachtoffers onder kinderen passagiers in de auto zijn.

En het milieu, heb je daar al eens over nagedacht? Je ziet het vast al voor je: vieze

steden waar stinkende en giftige gassen ieder stukje groen uit de stad doen

verdwijnen. Zover mag het dus zeker niet komen !

Gelukkig vinden heel wat mensen dat het zo niet verder kan. Er werden de laatste

jaren dan ook heel wat inspanningen gedaan. Speelstraten, voetgangerszones, de

zones 30 en verkeersdrempels verschijnen in ons straatbeeld en verhogen de

veiligheid.

Maar je kan ook zelf je veiligheid vergroten! Hoe? Door er alles over te weten!

Want als jij weet hoe het verkeer in elkaar zit, weet je ook hoe je het de baas kan!

Verkeer 2B PAV

10

EVEN OPWARMEN…

Kleur de stellingen waarvan je denkt dat ze correct zijn groen. Kleur de stellingen

waarvan je denkt dat ze niet correct zijn rood.

We bespreken de stellingen klassikaal.

O Vrouwen kunnen beter rijden dan mannen.

O Mannen hebben sneller een ongeluk dan vrouwen.

O Rode auto’s krijgen het vaakst te maken met een ongeluk.

O Benzine tanken wordt altijd maar goedkoper.

O In het vliegtuig heb je het meeste kans om een ongeval te hebben.

O Fietsers met een fluohesje hebben meer ongelukken.

Verkeer 2B PAV

11

KLAAR OM TE VERTREKKEN?

DE GROTE VERVOERSENQUÊTE

Kruis het antwoord van jouw keuze aan.

Vraag 1: Hoe kom jij naar school?

Te voet

Per fiets

Per auto

Openbaar vervoer

Bromfiets

Vraag 2: Hoe lang ben je onderweg van je huis naar de school?

Minder dan 10 minuten

10 - 20 minuten

20 – 30 minuten

30 – 40 minuten

langer dan 60 minuten

Vraag 3: Wat vind je van de verkeersveiligheid op weg naar school? Waarom?

Goed : …………………………………………………………………………………

Slecht: …………………………………………………………………………………

Vraag 4: Hou jij je aan de verkeersregels? Waarom wel/niet?

Ja: ……………………………………………………………………………………

Nee: …………………………………………………………………………………

Verkeer 2B PAV

12

Je krijgt van je leerkracht een post-it. Schrijf op de post-it met welk vervoermiddel je naar school komt. Maak met de post-its een staafdiagram op het bord. Teken het staafdiagram netjes op deze pagina over. Kleur de balkjes in.

Verkeer 2B PAV

13

Door middel van de enquête weten we nu wie er de bus, tram, trein, fiets, auto,… neemt. Tijd om dit om te zetten naar procenten.

Vul de tabel in door op de volgende 2 pagina’s de percentage te berekenen.

Vervoermiddel Aantal leerlingen % tot op 0.01

Te voet

Per fiets

Per auto

Openbaar vervoer

Bromfiets

Combinatie

Totaal 100%

Het is eens leuk om de procenten van de gebruikte vervoersmiddelen om te zetten in een vierkantdiagram. Je leerkracht legt uit hoe het moet.

1 blokje stelt 1 procent voor.

Vergeet op voorhand geen legende af te spreken.

Te voet

Per fiets

Per auto

Openbaar vervoer

Bromfiets

combinatie

Verkeer 2B PAV

14

De berekeningen ! Vervoermiddel: te voet ............. leerlingen van de .............. komen te voet naar school.

.......lln. 100%

1 ll. 100%

.........

.......lln. 100% x ……. = ……….…%

...............

Vervoermiddel: per fiets ............. leerlingen van de .............. komen te voet naar school.

.......lln. 100%

1 ll. 100%

.........

.......lln. 100% x ……. = ……….…%

...............

Vervoermiddel: met de auto ............. leerlingen van de .............. komen te voet naar school.

.......lln. 100%

1 ll. 100%

.........

.......lln. 100% x ……. = ……….…%

...............

Verkeer 2B PAV

15

Vervoermiddel: openbaar vervoer ............. leerlingen van de .............. komen te voet naar school.

.......lln. 100%

1 ll. 100%

.........

.......lln. 100% x ……. = ……….…%

...............

Vervoermiddel: bromfiets ............. leerlingen van de .............. komen te voet naar school.

.......lln. 100%

1 ll. 100%

.........

.......lln. 100% x ……. = ……….…%

...............

Vervoermiddel: combinatie ............. leerlingen van de .............. komen te voet naar school.

.......lln. 100%

1 ll. 100%

.........

.......lln. 100% x ……. = ……….…%

...............

Verkeer 2B PAV

16

VLAAMSE JONGEREN IN HET VERKEER

In Vlaanderen heeft men een studie gedaan hoe jongeren naar school gaan. Bekijk de grafiek en los de bijbehorende vragen op.

1) Vul de ontbrekende cijfers in.

13-15 jaar 16-18 jaar 19-21 jaar

Openbaar vervoer 20 30

Auto 12

Brommer 13

Fiets 54 31 18

Te voet 9

2) Met welk vervoersmiddel komen de Vlaamse jongeren tussen 16 en 18 jaar het meest naar school? _________________________________

3) Waarom komen jongeren tussen 13 en 15 jaar niet met de brommer naar school? __________________________________________________________

Hoe gaan Vlaamse j ongeren naar school?

0

10

20

30

40

50

60

Openbaar

vervo

erAuto

Brommer

Fiets

Te voet

aant a l ( % )

13- 15 jaar 16- 18 jaar 19- 21 jaar

Verkeer 2B PAV

17

Kleur de juiste verhouding van de breuken in.

Bijna 2/3 van de 16- tot 18- jarigen Iets meer dan 4/5 van de 13- tot

Komt met de bus/tram. 15-jarigen komt met de fiets.

Iets meer dan 1/4 van de 13- tot 2/6 van de 13- tot 15-jarigen

15-jarigen wordt gebracht met de auto. gaat met de bus/tram.

6/12 van 19- tot 21-jarigen 2/7 van 19- tot 21-jarigen komt

gaat met de auto. gaat met de fiets.

Verkeer 2B PAV

18

Zet nu de breuken uit de vorige oefening om in procenten. Nadien zet je de procenten om in een decimaal getal.

𝟑𝟑𝟒𝟒 = 3 : 4 = 0.75 x 100 = 75%

75% : 100 = 0.75

Breuk Percentage Decimaal getal

34 75% 0.75

Verkeer 2B PAV

19

VERKEERSWANDELING

ORIËNTEREN

Tijd om op stap te gaan. We maken een korte wandeling door Merksem en verkennen het verkeer.

VERKENNEN

Voer in groepjes van 3 tot 4 leerlingen de opdrachten uit. Er zijn een aantal foto-opdrachten en een aantal stopplaatsen waar de leerkracht zal vragen hoe we deze verkeersituatie moeten aanpakken.

UITVOEREN

1. Duid op het plannetje de weg aan die we afgelegd hebben.

Verkeer 2B PAV

20

2. Fotografeer 5 verkeersborden waarvan je de betekenis kent.

3. Fotografeer 5 verkeersborden waarvan je de betekenis nog niet kent.

4. De leerkracht stopt op 3 plaatsen. Hoe handel jij als fietser, voetganger en automobilist? Wees volledig in je uitleg.

a) ___________________________________________________________

___________________________________________________________

b) ___________________________________________________________

___________________________________________________________

c) ___________________________________________________________

___________________________________________________________

5. Neem een foto van een zeer gevaarlijke verkeerssituatie en leg uit voor wie deze situatie gevaarlijk is en waarom.

________________________________________________________________

________________________________________________________________

6. Drop je foto’s in het mapje dat de leerkracht via smartschool ter beschikking stelt.

REFLECTEREN

Ik vond de leerwandeling wel / niet geslaagd, omdat : ____________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

Verkeer 2B PAV

21

SOORTEN VERVOER

Bekijk de pictogrammen. Welke sport wordt er afgebeeld?

Verkeer 2B PAV

22

Zoek het juiste woord en verbind het met het juiste pictogram.

t f s ie

●

●

t o au

●

●

u s b

●

●

t oo b

●

●

m e t r o

●

●

n ei t r

●

●

o t m r o

●

●

Verkeer 2B PAV

23

Ter land, ter zee of in de lucht?

Gebruik onderstaande cijfercode :

op het water = 1 in de lucht = 2 op het land = 3

=

=

=

=

=

=

=

=

=

=

Verkeer 2B PAV

24

TAAL EN VERKEER

VERKEERSTERMEN

Zoek een passend woord bij elke omschrijving. Kies uit:

slakkengang-blikschade-tegenligger-spitsuur-dimmen-kruispunt-snelheidsduivel-rijschool-praatpaal-wegenwacht-pechstrook-zebrapad-uitlaatgas-procesverbaal

1.Middel om langs de autosnelweg de pechdienst op te bellen _______________

2.Een bekeuring ___________________________________________________

3.Materiële schade bij een aanrijding ___________________________________

4.Punt waar wegen en straten elkaar kruisen ____________________________

5.Heel traag rijden _________________________________________________

6.Van koplichten naar kruislichten overschakelen _________________________

7.Tijd van grootste verkeersdrukte ____________________________________

8.Auto die in tegengestelde richting rijdt ________________________________

9.Wegpiraat (veel te snel rijden) ______________________________________

10.Pechdienst _____________________________________________________

11.Strook langs de autosnelweg om bij autopech halt te houden _____________

12.Oversteekplaats ________________________________________________

13.Instelling voor verkeersonderricht __________________________________

14.vervuilende stof _________________________________________________

Verkeer 2B PAV

25

SPREEKWOORDEN

Zoek de verklaring van de volgende spreekwoorden op.

1. Ik heb honger al een paard.

________________________________________________________________

2. Dat klopt als een bus.

________________________________________________________________

3. Dat loopt als een trein.

________________________________________________________________

4. De boot afhouden.

________________________________________________________________

5. Elkaar in de haren vliegen.

________________________________________________________________

Kleur het spreekwoord en de juiste verklaring in dezelfde kleur.

Ik zoek het paard, maar ik zit erop.

Iets zoeken waar je heel dichtbij

Men moet een gegeven paard niet in de bek kijken.

Flink in de bus blazen

Dat sluit als een bus

De redenering klopt!

Veel moeten betalen

Men moet geen aanmerkingen maken op iets dat men heeft gekregen.

Verkeer 2B PAV

26

Schrijf het spreekwoord bij de juiste verklaring.

Kies uit: Alsof ik een tram heb weggekopt - Als de trein niet rijdt, kan hij ook niet te laat komen - Iemand in de boot nemen - De boot missen - Van de

dam vliegen - De beer rijden - Op het apostelpaard rijden - Iemand van zijn sokken rijden - Met iemand de gans rijden - Op een oude fiets moet je het

leren

1. Voor de gek houden

________________________________________________________________

2. Flink feest vieren.

________________________________________________________________

3. Een enorme kater hebben.

________________________________________________________________

4. Te voet gaan.

________________________________________________________________

5. Zijn ontslag krijgen.

________________________________________________________________

6. Het leren van nieuwe dingen gaat vaak het best met oude middelen.

________________________________________________________________

7. Iemand (bijna) aanrijden in het verkeer.

________________________________________________________________

8. Een kans laten voorbij gaan. Te laat zijn.

________________________________________________________________

9. Als je niets onderneemt, gaat er ook niets fout.

________________________________________________________________

10.Iemand voor de gek houden.

________________________________________________________________

Verkeer 2B PAV

27

HET VER-KEERS-RE-GLE-MENT IN STUK-JES

Nu is het aan jou om de volgende woorden te splitsen in lettergrepen.

Het streepje dat je plaatst als je in lettergrepen spitst noemen we het afbreekteken. Om te weten waar je een woord moet splitsen, is het meestal voldoende het traag uit te spreken. Toch bestaan er een aantal regels die je best kan onthouden.

Voorbeeld Regels

naam-bord merk-naam

In samenstellingen (woorden die bestaan uit meer dan één woord) splits je het woord tussen de twee woorden.

ge-hucht be-grip

De voorvoegsels (kleine deeltjes zonder eigen betekenis zoals: ge-,on-, ver-, wan-,…) splits je van het woord

waarvoor ze staan.

zui-den wo-nen

Staat er één medeklinker, dan splits je voor de medeklinker.

men-sen per-soon

Staan er twee medeklinkers, dan splits je tussen de medeklinkers.

Probeer de woorden nu zelf te splitsen.

benzine ___________________

zuiden ___________________

noorden ___________________

vallen ___________________

borden ___________________

zebrapad ___________________

lopen ___________________

voorrang ___________________

opstaan ___________________

fietswiel ___________________

vrachtauto ___________________

verkeer ___________________

lichten ___________________

tankstation ___________________

fluovestje ___________________

autostrade ___________________

Verkeer 2B PAV

28

TIJD EN SNELHEID

Vaak wordt de tijd gebruikt samen met afstanden. Bijvoorbeeld bij voertuigen. Als we willen uitdrukken hoe snel ze gaan doen we dat in kilometer per uur (km/u).

Natuurlijk kan je ook rekenen in meter per seconde (m/sec). Laten we dit even inoefenen. Vul de tabel verder aan door de missende getallen uit te rekenen.

Bij het uitrekenen kan je vast de tabel met lengtematen onder de opdracht gebruiken!

km/u m/sec

90

70

50

20

80

70

km hm dam m dm cm mm

Verkeer 2B PAV

29

En nu wat vaart in de berekeningen!

Bereken ordelijk en gestructureerd met de regel van drie.

1. Een fietser rijdt met een gemiddelde snelheid van 19 km/u gedurende 4 uur. Hoeveel km heeft hij afgelegd?

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

2. Een automobiliste moet naar een dorp dat 200 km verderop ligt. We rekenen op een gemiddelde snelheid van 80 km/u. Hoeveel tijd heeft zij nodig om deze afstand af te leggen?

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

3. Tom woont op 8 km van de school. Hij legt die afstand op 1/3 uur af. Hoe snel

heeft hij gereden?

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

4. Zeynep rijdt met een gemiddelde snelheid van 18 km/u. Ze houdt dat tempo 3

en een half uur vol. Welke afstand heeft ze dan afgelegd?

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

Verkeer 2B PAV

30

VERVOER VROEGER, NU EN IN DE TOEKOMST

DE OUDHEID

Na een succesvolle jacht werd de mammoet naar een rustige plek versleept waar onze voorouders zich tegoed konden doen aan hun verdiende maaltijd. Voordat het wiel was uitgevonden, moesten mensen hun zware vrachten rollen over de grond om ze te kunnen verplaatsen.

Wanneer het wiel precies is uitgevonden, weten we niet precies. Het gebeurde ongeveer 5500 jaar geleden. Toen werd er voor het eerst vertelt over het wiel. Het wiel ligt aan de basis van ons hele verkeer!

5000 jaar voor Christus maakten de Egyptenaren gebruik van dit idee bij het bouwen van hun piramides. Ze legden meerdere boomstammen naast elkaar waarop ze de zware steenblokken konden verrollen. Talloze arbeiders trokken zo de zware stenen vooruit.

Het wiel zoals wij het ongeveer kennen, is rond 3500 voor Christus uitgevonden. Zo kwamen er al vlug karren die getrokken werden door paarden, ossen, ezels en honden.

De eerste wielen waren massieve houten karrenwielen die gemaakt waren van 2 of 3 houten planken die rond waren gemaakt.

Wielen met spaken zijn lichter en dus ook sneller dan massieve wielen. Ze werden het eerst gebruikt in ongeveer 2.000 voor Christus.

Duid de oudheid aan op de tijdlijn.

3500 VC 800 VC 500 1500 1789 1945

Verkeer 2B PAV

31

HET ROMEINSE RIJK

Tijdens het Romeinse Rijk werden er in het hele rijk wegen aangelegd. De wegen werden gemaakt om Romeinse legers snel te kunnen verplaatsen.

Voor het eerst in de geschiedenis werden er wegen van steen gemaakt. We noemen dit verharde wegen. Deze wegen worden heirbanen genoemd. Zo kon het leger zich sneller verplaatsen. Dit was in het reusachtige rijk van groot belang om opstanden te onderdrukken.

Ook handelaars konden van de heirbanen profiteren. Zij konden dankzij deze wegen handel drijven buiten de stad.

Het aanleggen en onderhouden van deze wegen vroeg heel wat mankracht en kostte handenvol geld. Hierdoor zocht men naar een goedkopere manier.

Zo werden producten zoals graan, marmer en wijn via schepen naar binnen- en buitenland gebracht. De Romeinen waren gekend om hun reusachtige oorlogsschepen, galeien genaamd. Ongeveer 1500 slaven roeiden het schip vooruit.

Verkeer 2B PAV

32

DE MIDDELEEUWEN

De handel over het water werd alsmaar belangrijker en dit zeker in de middeleeuwen. Na het verval van het Romeinse Rijk werden de wegen niet meer onderhouden, maar in plaats van wegen aan te leggen, maakten handelaars liever gebruik van het schip. Hiermee konden ze grotere hoeveelheden vervoeren. Zo werden alle waterwegen zoals stromen, meren, rivieren en zeeën van het grootste belang. Om van de ene naar de andere grote watervlakte te varen, werden er kanalen gegraven.

In de l5de eeuw maakten zeilschepen het mogelijk om nieuwe werelden te ontdekken. Christopher Columbus kwam per schip via de Atlantische Oceaan in Amerika terecht en Vasco Da Gama bracht heel wat specerijen uit India naar Europa.

In de middeleeuwen bestond er geen openbaar vervoer. Gewone mensen reisden niet - en als ze eens naar een andere gemeente of naar de stad trokken, was het altijd te voet. Daarom bleven de meeste mensen vooral binnen hun eigen dorp of stad. En wanneer je dan vroeg hoever een ander dorp was, antwoordde men wel eens: ‘op twee uur stappen’. Edellieden met hun gevolg reisden te paard. Ook geleerden en kunstenaars ondernamen verre reizen te paard.

Wie eeuwenlang heel vaak door Europa 'reisden', waren de legers. Ook hier hetzelfde gezicht: de veldheren en edellieden te paard, de gewone soldaten als 'voetvolk'. Soldaten die ten strijden trokken, gingen dus te voet naar het slagveld!

Ook bedevaarders trokken ver, soms heel ver. Het was in de middeleeuwen niet zo uitzonderlijk dat iemand een boetetocht ondernam naar Rome of naar Santiago de Compostella (in het noordwesten van Spanje). Men trachtte dan wel in groep te reizen, want voor roofridders en struikrovers was een eenzame reiziger een gemakkelijke prooi. Sommigen gingen zelfs op bedevaart naar het Heilig Land. Vanuit onze streken trokken ze te voet naar Venetië en dan per schip over de Middellandse Zee naar het Heilig Land. Het zeilschip was toen algemeen in gebruik.

Een zeereis was helemaal geen pretje. Stormen en zeerovers vormden altijd een gevaar. Van comfort aan boord was geen sprake: een pelgrim had recht op een ligplaats van 75 cm breed en 2 m lang, kreeg geen matras of deken en moest mondvoorraad bij zich hebben voor de hele reis... .

Verkeer 2B PAV

33

Wat voor mensen zijn dit allemaal? Gebruik je woordenboek.

Edelman : ________________________________________________________

Veldheer : ________________________________________________________

Roofridder : _______________________________________________________

Struikrover : ______________________________________________________

Pelgrim : _________________________________________________________

Kaartoefening:

- Kleur de zeeën lichtblauw. Zo zie je duidelijker het verschil tussen land en water!

- Kleur België geel, Italië groen, Spanje rood en het Heilig Land (Israël) oranje.

Verkeer 2B PAV

34

DE 19E EN 20STE EEUW

Tegenwoordig kennen we een heel gamma aan vervoermiddelen. We kennen de fiets, de bromfiets, de bus, de tram, de trein, de auto, de vrachtwagen, … .

Ga in kleine groepjes op het internet op zoek naar de eerste uitvinders en de jaartallen van de vervoermiddelen in de tabel. Kies uit :

Baron Karl von Drais – James Watt - Karel Benz – Claude François Jouffroy d'Abbans - gebroeders Wright - Ignaz Schustala – gebroeders Werner

1816 – 1885 – 1770 – 1903 – 1893 – 1895 – 1783

Vervoermiddel Eerste uitvinder Jaartal

Fiets

Auto

Vrachtwagen

Schip

Trein

Vliegtuig

Bromfiets

Verkeer 2B PAV

35

TOEKOMST

En toch zijn we nog op zoek naar het ideale vervoermiddel. Want hoe zit het met onze veiligheid en is onze vierwieler wel milieuvriendelijk? Bij het maken van nieuwe auto’s gaat men steeds meer op zoek naar milieuvriendelijkere brandstoffen: elektriciteit, waterstof, gas, zonne-energie, …

Er bestaan al wagens die voorzien zijn van twee brandstoftanken zoals bijvoorbeeld gas en benzine. De wagen rijdt op gas en de benzine dient enkel om te starten en als reservebrandstof. In de toekomst wil men ook wagens laten rijden op waterstof.

Maar je kan misschien wel voor een ander transportmiddel kiezen. Zo hopen ook de spoorwegen en de diensten voor openbaar vervoer. Trams, metro’s en treinen vervuilen de natuur helemaal niet!

In het binnenland probeert men het de reiziger zo aangenaam mogelijk te maken door onder andere voor vlottere verbindingen te zorgen tussen de verschillende steden. Ook hoge snelheidstreinen maken het reizen met de trein interessanter.

Ook de luchtvaart is op zoek naar nog steeds snellere toestellen. Zo zou er een toestel in de maak zijn dat je op ongeveer 2 uur van Brussel naar New York brengt.

Als je kijkt naar wat men al allemaal heeft uitgevonden, dan kijk je toch vol verwachting naar de toekomst… Nietwaar?

Verkeer 2B PAV

36

Schrijf een opstel van 1/2 A4-blad over hoe het vervoer er volgens jou in het jaar 3000 zal uitzien. Maak nadien een ontwerp van je vervoersmiddel.

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

Hier heb je plaats om een schets van je vervoermiddel te maken.

Verkeer 2B PAV

37

VERVOERSMIDDELEN

TE VOET

Op de volgende bladzijde vind je een plattegrond

van een stad.

Je leerkracht zal je rondleiden aan de hand van een

tekst. Luister goed en los de volgende opdrachten

op.

Bestudeer eerst je kaartje, zodat je jezelf goed kunt

oriënteren. Weet je nog hoe de windrichtingen

liggen?

• Noteer de windrichtingen op de plattegrond.

• Duid met groen de route aan die je leerkracht beschrijft.

• Duid de onderstaande plaatsen aan op de kaart, gebruik hiervoor het

nummer. Let op, sommige nummers komen meerdere malen voor.

1. Sportterreinen

2. Baselmanspleintje

3. Pavlovpark

4. Ziekenhuis

5. Politiekantoor

6. Markt

7. Plaats waar al meerdere ongevallen gebeurd zijn

Verkeer 2B PAV

38

______________

____________ ____________

_______________

Verkeer 2B PAV

39

MET DE FIETS

DELEN VAN DE FIETS

Benoem de delen van de fiets. Schrijf de nummertjes in het juiste bolletje.

1

2

3

4

5

Een bel

Een wit licht

Een rood licht

Reflectoren

Het stuur

6

7

8

9

10

Fietszadel

Fietsketting

Een rem

Pedalen

Een wiel

Verkeer 2B PAV

40

Bekijk het filmpje. Som daarna zoveel mogelijk dingen op, die door de politie werden bekeken.

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

Wat ontbreekt er nog bij deze fiets?

1) ___________________________________________________________

2) ___________________________________________________________

3) ___________________________________________________________

4) ___________________________________________________________

5) ___________________________________________________________

Verkeer 2B PAV

41

ZICHTBAAR IN HET VERKEER

Een ongeluk is snel gebeurd. De kans op een ongeluk kan je verkleinen door goed zichtbaar te zijn in het verkeer.

Benoem onderstaande hulpmiddelen. Kies uit :

Een fluohesje – een fluo-rugzakhoes – reflectoren – licht-weerkaatsende stippen – fietslichtjes –licht-weerkaatsende armband

__________________________________________________________

__________________________________________________________

Verkeer 2B PAV

42

MET DE BROMFIETS

De bromfiets wordt ingedeeld in twee verschillende soorten: bromfiets klasse A en bromfiets klasse B. De klasse A heeft als voornaamste eigenschap dat hij op een horizontale weg niet sneller dan 25 kilometer per uur rijdt en dat je (vanaf 01-01-2003) een valhelm moet dragen. Er is geen rijbewijs nodig en je moet er dus bijgevolg ook geen examen voor

afleggen. Deze bromfietsen moeten uiteraard wel worden verzekerd en de bestuurder moet minstens 16 jaar zijn. Deze bromfietsen zijn achteraan voorzien van een geel, vierkantig signalisatieplaatje.

De bestuurder van een bromfiets klasse B is verplicht een valhelm te dragen en een rijbewijs A3 te bezitten. Dit rijbewijs kan bekomen worden vanaf de leeftijd van 16 jaar. Deze bromfiets kan en mag op een horizontale weg tot maximum 45 kilometer per uur rijden. Ook deze klasse bromfietsen moet worden verzekerd. Een geel signalisatieplaatje is hier verboden.

Voor het behalen van een A3 rijbewijs moet de kandidaat een theoretisch en praktisch examen afleggen in het examencentrum. Het theoretisch examen gaat over de verkeersregels voor de bromfiets. Na het theorie-examen volgt er een praktisch examen. Men kan zich hierop voorbereiden door een praktische opleiding te volgen in de rijschool of men kan kiezen voor de vrije opleiding.

Vul met behulp van de tekst en onderstaande vragen het schema in.

1. Welke soorten bromfietsen zijn er?

2. Wat is de maximumsnelheid van deze bromfiets?

3. Ben je verplicht om een helm te dragen?

4. Hoe oud moet je zijn om met deze bromfiets te mogen rijden?

5. Moet je voor deze bromfiets in het bezit zijn van een rijbewijs?

6. Moet je een examen afleggen voor het bekomen van een rijbewijs? Zo ja, welke?

7. Heb je voor deze bromfiets een verzekering nodig?

Verkeer 2B PAV

43

Het schema :

Soorten bromfietsen

1

2

3

4

5

6

7

Verkeer 2B PAV

44

MET DE AUTO

SPIEGELEN

Spiegel de auto en kleur beide auto’s precies hetzelfde in.

Verkeer 2B PAV

45

VERGROTEN OF VERKLEINEN

Teken de auto in het lege raster in spiegelbeeld.

Maak de auto nu dubbel zo groot in onderstaand raster.

Verkeer 2B PAV

46

MET DE TREIN

SOORTEN TREINEN

Vul in. Kies uit onderstaande woorden.

intercity – interregio – piekuur – stop – internationale – toeristen ICT– INT– L –P –IR –IC

Er rijden verschillende soorten treinen. Elke soort heeft een eigen afkorting.

__________________ treinen (____) verbinden grote steden met elkaar. Dit zijn

de snelste binnenlandse verbindingen. __________________ treinen (____)

stoppen ook in kleinere steden en in bepaalde gemeenten. Ze halen een

gemiddelde snelheid van iets meer dan 60 km per uur. ____________ treinen

(____) of lokale treinen stoppen in alle stations. Op drukke uren worden

bijkomende treinen ingelegd: de _______________ treinen (____). Tijdens de

vakanties worden ook bijkomende treinen ingelegd: de _______________ treinen

(____). In sommige stations stoppen ook __________________ treinen (____).

Deze rijden over de grens naar andere landen.

Verkeer 2B PAV

47

HET TREINTICKET

Schrijf de cijfertjes in het juiste bolletje.

1. Datum

2. Prijs

3. Plaats van vertrek

4. Klasse

5. Plaats van aankomst

6. Enkel of heen- en terug

Wat wordt er bedoeld met zone ‘Brussel’ en zone ‘Antwerpen’?

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

Verkeer 2B PAV

48

SPOORTABELLEN INTERPRETEREN

Beantwoord de vragen aan de hand van het uurrooster.

1. Hoeveel stations en stopplaatsen liggen er in totaal tussen de stations Antwerpen-centraal en Brugge ?

________________________________________________________________

2. Hoeveel treinen vertrekken in Antwerpen-Berchem naar Oostende tussen 8u40 en 12u ?

________________________________________________________________

3. Ik vertrek om 12u32 in Gent-Sint-Pieters. Hoe laat kom ik aan in Brugge ?

________________________________________________________________

4. Hoeveel minuten doet de trein er over ?

________________________________________________________________

5. Hoe laat vertrekt de laatste trein in Gent-Sint-Pieters naar Aalter ?

________________________________________________________________

Verkeer 2B PAV

49

HOFFELIJKHEID IN DE TREIN

Geef uitleg bij de tekeningen.

________________________________________________________________

________________________________________________________________

_______________________________________________________________

_______________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

Verkeer 2B PAV

50

WEGWIJS IN HET STATION

Beantwoord de vragen met behulp van een plattegrond (zie volgende pagina) van het station.

Waar kan je terecht om een kaartje of abonnement te kopen ?

________________________________________________________________

________________________________________________________________

Waar kan je te weten komen wanneer de trein vertrekt ?

________________________________________________________________

________________________________________________________________

Is er een gelegenheid om iets te gaan drinken terwijl je op de trein wacht ?

________________________________________________________________

________________________________________________________________

Waar kan je een tijdschrift kopen ?

________________________________________________________________

________________________________________________________________

Waar moet je de trein nemen ?

________________________________________________________________

________________________________________________________________

Waar wachten de reizigers van de autobussen ?

________________________________________________________________

________________________________________________________________

Verkeer 2B PAV

51

Hieronder zie je verschillende pictogrammen staan die genummerd zijn.

Zet het passende nummer voor de woorden.

___ taxi ___ station ___ uitgang

___ trap ___ roltrap ___ inlichtingskantoor

___ ingang ___ telefoon ___ hoge perrons

___ rookverbod ___ lage perrons ___ station met personeel

___ wachtzaal ___ lift

Verkeer 2B PAV

52

MET DE BUS/TRAM

AAN DE BUSHALTE

Noteer de juiste benamingen op de invullijntjes.

naam vervoersmaatschappij – busnummers – bestemmingen – naam halte - zonenummers

_____________________

_____________________

_____________________ _________________

______________

Je vindt bij de haltepaal of het bushokje steeds een ___________________ vol

cijfers terug. Hier staan de __________________ en de ________________ op.

Vaak staan er ook ______________________________________ op die

verwijzen naar bepaalde uitzonderingen. Wanneer je aan een halte staat waar er

verschillende buslijnen passeren, moet je goed opletten dat je de juiste bus neemt.

Daarom moet je goed letten op het ___________________________ bovenaan

aan de voorkant van de bus. Hierop staat telkens het busnummer en de

bestemming.

De organisatie die zorgt voor openbaar vervoer in Vlaanderen heet

_______________________________________ .

Verkeer 2B PAV

53

Bussen en trams maken gebruik van een uurregeling. Waar kan je zo’n uurregeling

terug vinden?

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

VERSCHILLENDE VERVOERSBEWIJZEN

Vul onderstaande tekst in. Kies uit:

lijnkaart, biljet, Lijnwinkels, chauffeur, abonnementen

De Lijn biedt verschillende vervoersbewijzen aan. Als je

maar af en toe met de bus rijdt, koop je een

_______________ bij de chauffeur. Als je regelmatig met

de bus rijdt is een ______________________ voordeliger.

Die kan je kopen in de _____________________ of bij de

_____________________ op de bus.

Natuurlijk biedt De Lijn ook verschillende ____________________ aan voor

mensen die bijna dagelijks met de bus rijden.

Welk bekend abonnement is er voor jongeren die met de bus naar school komen?

__________________________________

Verkeer 2B PAV

54

DE ROUTE UITSTIPPELEN

Ga in kleine groepjes naar www.delijn.be. Vul telkens de opgegeven gegevens in het zoekvenster in.

Kies telkens voor de rit met de minste tussenstops en/of de kleinste wandelafstand.

1. Van : Melgesdreef 113, Merksem

Naar : Schoolstraat 1, Antwerpen

Op : vandaag

Vertrekken om : 9u15

Met : bus / tram / metro

Aantal tussenstops : _____________

Vertrekhalte : __________________

Bus/tram vertrekt om : ___________

Aankomsthalte : ________________

Bus/tram komt aan om : __________

Aankomst op bestemming : _______

2. Van : Overhout 6, Merksem

Naar : Paalstraat 30, Schoten

Op : vandaag

Aankomen om : 16u30

Met : bus

Aantal tussenstops : _____________

Vertrekhalte : __________________

Bus/tram vertrekt om : ___________

Aankomsthalte : ________________

Bus/tram komt aan om : __________

Aankomst op bestemming : _______

3. Van : Ruggeveldlaan 35, Deurne

Naar : Meir, Antwerpen

Op : vandaag

Vertrekken om : 11u55

Met : bus / tram / metro

Aantal tussenstops : _____________

Vertrekhalte : __________________

Bus/tram vertrekt om : ___________

Aankomsthalte : ________________

Bus/tram komt aan om : __________

Aankomst op bestemming : _______

Verkeer 2B PAV

55

DE VERKEERSTRAP

Om veilig verkeer mogelijk te maken, houden we ons aan een aantal afspraken: het verkeersreglement. Elke Belg wordt verondersteld het verkeersreglement te kennen! En dan spreken we niet alleen over automobilisten, ook jullie moeten het verkeersreglement goed kennen.

Omdat je als voetganger, fietser of bromfietser niet onmiddellijk alle regels moet kennen, zullen we ons beperken tot enkele belangrijke regels die jullie nodig hebben in het verkeer.

PIRAMIDE VAN VERKEER

In het verkeersreglement treffen we verschillende verkeersvoorschriften aan. Zo zijn er verkeerslichten, verkeersborden, bevelen van bevoegde personen, wegmarkeringen, de verkeersregels, …

Nu is het mogelijk dat er situaties ontstaan waarin de weggebruiker zou kunnen twijfelen over wat hij moet doen.

Een voorbeeld:

Wat denk je wat je moet doen? Leg uit.

________________________________________________________________

________________________________________________________________

Om deze twijfel te voorkomen, en ervoor te zorgen dat iedereen weet welk verkeersvoorschrift hij moet volgen, bestaat er een rangorde.

Tom bevindt zich op een kruispunt. In het midden van het kruispunt staat een politieagent het verkeer te regelen. Deze zegt dat Tom mag doorrijden, maar

Tom twijfelt, want het verkeerslicht staat nog op rood.

Verkeer 2B PAV

56

Plaats de verkeersvoorschriften in de correcte hiërarchische volgorde.

Verkeersborden – verkeerslichten – bevoegde personen – gewone verkeersregels

De verkeersvoorschriften in de top van de piramide gaan boven alle andere verkeersvoorschriften => dit wil zeggen:

_________________________________ gaan boven

_________________________________ gaan boven

________________________________ gaan boven

_______________________________

Verkeer 2B PAV

57

DE AGENT

Surf in kleine groepjes naar : http://www.gratisrijbewijsonline.nl/politiewet1.htm

Wat moet je precies doen?

________________________________

________________________________

________________________________

________________________________

________________________________

________________________________

________________________________

________________________________

________________________________

________________________________

________________________________

________________________________

________________________________

________________________________

________________________________

________________________________

________________________________

________________________________

________________________________

________________________________

________________________________

Verkeer 2B PAV

58

VERKEERSLICHTEN

Kleur het verkeerslicht in de juiste kleuren. Bereken de omtrek van de rechthoek en de oppervlakte van de cirkels.

Omtrek rechthoek : (Lengte + Breedte) x 2

________________________________________________________________

Oppervlakte cirkel : straal x straal x π

________________________________________________________________

π = is een oneindig lang getal. In de praktijk wordt π vaak afgerond naar 3,14.

Verkeer 2B PAV

59

VERKEERSBORDEN

Er zijn 4 groepen verkeersborden. Weet jij nog de namen? Je kan kiezen uit onderstaande woorden:

gevaarsborden – gebodsborden – aanwijzingsborden – verbodsborden

Je moet – borden: ____________________________________________

Je mag niet – borden: _________________________________________

Pas op – borden: _____________________________________________

Kijk, hier is – borden: _________________________________________

Elke groep heeft een verschillende vorm en kleur. Kan jij de onderstaande verkeersborden juist inkleuren? Weet je ook bij welke groep de horen? Verbind.

gevaarsborden

verbodsborden

aanwijzingsborden

gebodsborden

Verkeer 2B PAV

60

‘JE MOET’- BORDEN OF GEBODSBORDEN

Ronde blauwe borden zijn ‘je moet’-borden of gebodsborden. Ze zeggen dat je iets MOET doen!

Schrijf bij elk bord wat je moet doen en kleur de verkeersborden in.

____________________________________________

____________________________________________

____________________________________________

____________________________________________

Verkeer 2B PAV

61

‘JE MAG NIET’ – BORDEN OF VERBODSBORDEN

Ronde borden met een rode rand zijn ‘je mag niet’-borden of verbodsborden. Ze zeggen dat je iets NIET MAG doen.

Verbind elk bord met de juiste uitleg en kleur de verkeersborden in.

Het is verboden hier te fietsen.

Het is verboden in deze straat te rijden.

Het is verboden om hier te wandelen.

Het is verboden om een voertuig met meer dan 2 wielen links in te halen.

Verkeer 2B PAV

62

‘PAS OP’ – BORDEN OF GEVAARSBORDEN

Driehoekige borden met een rode rand zijn ‘pas op’-borden of gevaarsborden. Ze vertellen dat er gevaar is! PAS OP!

Zoek de uitleg die bij elk verkeersbord past en kleur de verkeersborden in.

1 2 3 4

5 6 7 8

Ο Pas op! Je nadert verkeerslichten!

Ο Pas op! Je nadert een overweg zonder slagbomen!

Ο Pas op! Je nadert een plaats waar veel kinderen komen!

Ο Pas op! Hier zijn werken in uitvoering!

Ο Pas op! Hier is een oversteekplaats voor voetgangers!

Ο Pas op! Je nadert een oversteekplaats voor fietsers!

Ο Pas op! De rijbaan is hier smaller!

Ο Pas op! Je nadert een vluchtheuvel!

Verkeer 2B PAV

63

‘KIJK, HIER IS’ – BORDEN OF AANWIJZINGSBORDEN

Rechthoekige blauwe borden zijn ‘kijk, hier is’-borden of aanwijzingsborden. Ze vertellen dat HIER IETS IS.

Kleur het bolletje voor de juiste zin en kleur de verkeersborden in.

o Hier loopt een agent.

o Hier stap je flink door.

o Hier kunnen voetgangers oversteken.

o Hier mag niemand komen.

o Hier eindigt het woonerf.

o Hier eindigt het dorp.

o Hier kan je parkeren.

o Hier is een plein.

o Pas hier goed op.

o Hier is een drukke straat.

o Hier is een dorp.

o Hier mag je op straat spelen en stappen. Maar let op!

Verkeer 2B PAV

64

MEMORY EN DOMINO

Speel in kleine groepjes memory en domino rond de verkeersborden. Oefen goed de betekenissen van de verkeersborden in. Zo weet je steeds wat je wel en niet mag doen op straat.

Je kent nu vast de betekenis van dit bord. Schrijf op de lijntjes wat het bord betekent en welk soort bord het is.

__________________________________

__________________________________

__________________________________

__________________________________

__________________________________

__________________________________

__________________________________

QUIZ

Tijd om de strijd aan te gaan! Wie is hier een echte verkeersbordenkenner? Doe je best en win 25 classdojo-punten!

Succes!

Verkeer 2B PAV

65

VERKEERSREGELS

Heel veel mensen houden zich niet altijd aan de verkeersregels. Dit kan ernstige gevolgen hebben.

Som 10 regels op die je in het verkeer altijd moet naleven.

1. ___________________________________________________________

2. ___________________________________________________________

3. ___________________________________________________________

4. ___________________________________________________________

5. ___________________________________________________________

6. ___________________________________________________________

7. ___________________________________________________________

8. ___________________________________________________________

9. ___________________________________________________________

10.___________________________________________________________

Verkeer 2B PAV

66

VERKEERSONGEVALLEN

IN HET NIEUWS…

Een ongeval, het is snel gebeurd. Dagelijks gebeuren er verkeersongevallen: het ene ongeval al erger dan het andere, met al dan niet gewonden, of zelfs erger, met dodelijke slachtoffers. De kranten staan er vol van. Elke dag vind je wel een artikel over een of ander verkeersongeval.

Lees onderstaande krantenartikelen. Gebruik onderstaande kleurencode :

- Wie en wanneer = geel - Waar = oranje - Wat = groen - Oorzaak = roze

Motorrijder in levensgevaar na ongeval in Gent (donderdag 02/04/09) GENT - Een motorrijder is donderdagavond zwaargewond geraakt bij een verkeersongeval in Gent. De man werd in levensgevaar naar het ziekenhuis gebracht, meldt de Gentse lokale politie. Het ongeval gebeurde kort voor 19 uur aan het Stapelplein in Gent. De omstandigheden van het ongeval en de identiteit van het slachtoffer zijn nog niet bekend. Aan het Stapelplein zijn momenteel wegenwerken aan de gang en worden flitspalen geplaatst.

Bron: Het Nieuwsblad

DODE BIJ VERKEERSONGEVAL IN HASSELT (WOENSDAG 04/03/09)

Bij een zwaar verkeersongeval in Hasselt is vanochtend rond 6 uur een automobilist om het leven gekomen. Het ongeval gebeurde aan het kruispunt van de Sint-Truidersteenweg (N80) met de Grote Ring (Boerenkrijgsingel), waar er conflictvrije verkeerslichten staan. Een 20-jarige automobilist uit Hasselt reed volgens diverse getuigen met zijn wagen door het rode verkeerslicht, op het ogenblik dat hij vanuit de N80 de Grote Ring wilde dwarsen. Hij werd in de flank gegrepen door een andere wagen. De 20-jarige Hasselaar overleed ter plaatse. In zijn wagen zaten vier inzittenden. Drie van hen raakten lichtgewond, terwijl de vierde zware verwondingen opliep. De andere automobilist bleef ongedeerd.

Bron: Het Laatste Nieuws

Verkeer 2B PAV

67

ZWAARGEWONDE BIJ VERKEERSONGEVAL IN HALLE (DONDERDAG 05/02/09)

In Halle is een man zwaargewond geraakt toen hij met zijn wagen tegen een verkeersbord en twee bomen reed. De bestuurder moest door de brandweer uit zijn wagen bevrijd worden en werd in kritieke toestand overgebracht naar het ziekenhuis. Daar zou zijn toestand gestabiliseerd zijn. Om een nog onbekende reden verloor de bestuurder in een bocht de controle over het stuur. De wagen vloog uit de bocht, botste tegen een boom, vervolgens tegen een verkeersbord en kwam tenslotte tegen een tweede boom tot stilstand. Het Brusselse parket heeft een verkeersdeskundige aangesteld om de juiste oorzaak van het ongeval te onderzoeken.

Bron: De Morgen

MAN IN LEVENSGEVAAR NA ONGEVAL E34 TURNHOUT (VRIJDAG 09/01/09)

Op de E34 is vanochtend een zwaar verkeersongeval gebeurd ter hoogte van Turnhout. Dat meldt de wegpolitie.

Geen veiligheidsgordel Een wagen vloog op de rijbaan uit de bocht en kwam tegen de vangrail terecht. De inzittenden droegen hun veiligheidsgordel niet en werden beiden uit de auto geslingerd.

Defect De 24-jarige bestuurster werd zwaargewond naar het ziekenhuis gebracht. De 34-jarige passagier verkeerde even in levensgevaar, maar zou het toch halen. De oorzaak van het ongeval was een defect aan de wagen, waardoor de bestuurster de controle over het voertuig verloor.

Bron: Het Laatste Nieuws

Twee personen in levensgevaar na verkeersongeval in Brugge (zondag 05/04/09)

BRUGGE - Op het kruispunt van de Koning Albert I-laan en de Expressweg in Brugge zijn twee Fransen zaterdagavond levensgevaarlijk gewond geraakt bij een ongeval. De Franse bestuurder negeerde volgens de eerste vaststellingen het rode licht en werd op het kruispunt gegrepen door een auto die uit de richting van Brugge kwam. De Franse wagen werd tegen een verkeerslicht en een paal gekatapulteerd. De brandweer moest de twee inzittenden bevrijden. De bestuurder en zijn passagier waren in kritieke toestand. Het verkeer verliep geruime tijd stapvoets. Veel voetbalsupporters die de match van Club Brugge tegen Charleroi volgden, moesten na afloop van de wedstrijd het kruispunt passeren. Bron: Het Nieuwsblad

Verkeer 2B PAV

68

Vul met behulp van een atlas onderstaande tabel in.

stad provincie

artikel 1

artikel 2

artikel 3

artikel 4

artikel 5

Geef de provicincies uit de tabel elk een ander kleurtje op de kaart. Benoem ook de provincies.

Verkeer 2B PAV

69

DODE HOEK

De dode hoek bevindt zich vlak voor, vlak achter en rechts naast het

voertuig. Dat heeft te maken met het feit dat de bestuurder hoog zit, geen

achterruit heeft en zijn achteruitkijkspiegels niet alles zichtbaar maken.

Vrachtwagens zijn tegenwoordig uitgerust met camera’s en verscheidene spiegels,

maar de chauffeur komt ogen tekort om alle hoeken tegelijkertijd te kunnen

bekijken!

Er zijn dus drie zones waarin fietsers onzichtbaar zijn voor de bestuurder. Je

moet er dus voor zorgen dat je uit deze zones wegblijft als je geen gevaar wilt

lopen. Met deze prent wordt het duidelijk!

Ik rijd nooit vlak __________________________, vlak

___________________________ of _____________________ naast een

vrachtwagen. Als ik de straat wil oversteken, loop ik nooit vlak

_________________________ de vrachtwagen, want dan bestaat de kans dat hij

mij niet ziet. Ik steek over op _______________________________ voor de

vrachtwagen.

Verkeer 2B PAV

70

WAT TE DOEN BIJ EEN ONGEVAL?

Wat als er plots een ongeluk gebeurt? Op straat bijvoorbeeld?

Als je getuige bent van een ongeval, verwittig dan meteen de gespecialiseerde hulp. Dat kan een volwassene, een dokter of de 112 zijn.

Een telefoongesprek met de 112!

Als je de 112 belt, dan vertel je de volgende dingen:

1. Jouw naam

2. Wat is er gebeurd?

soort ongeval (bv. verkeersongeval, sportongeval, brand,…)

zijn er nog andere gevaren (bv. benzinelek, brand,…)?

3. Waar is het gebeurd?

gemeente, straat, huisnummer …

herkenningspunten (bv. kruispunt, kerk, warenhuis, …)

4. Wie is erbij betrokken?

het aantal slachtoffers

de toestand van de slachtoffers (bewusteloos, ademhaling,…)

informatie over de slachtoffers: (kind, bejaarde, zwangere vrouw,…)

Voorbeeld 1:

Goedendag. U spreekt met Bart Frederickx. Er is een jongen aangereden door een auto. Hij ligt op de parking voor de ingang van de Carrefour in Hasselt. Hij is het enige slachtoffer. Ik denk dat hij er zwaar aan toe is. Ik heb gezien dat hij een hoofdwonde heeft en hij verliest soms het bewustzijn.

Geeft Bart voldoende informatie aan de hulpdiensten? ja / neen

Verkeer 2B PAV

71

Voorbeeld 2:

Hallo, ik zie dat hier een school in brand staat. Ik zie toch veel rook en zo. Er rennen ook veel mensen heen en weer. Ik denk dat er daar wel een paar gewonden tussen lopen. Zou u geen ambulance of zo kunnen sturen? Bedankt he. (hangt op)

Geeft de persoon voldoende informatie aan de hulpdiensten? ja / neen

Indien je een ongeluk ziet gebeuren, ben je volgens de wet verplicht om slachtoffers in nood te helpen. Daarom dat het misschien nuttig is als je EHBO kunt toepassen.

Waarvoor staat de afkorting EHBO?

________________________________________________________________

Ontcijfer het onderstaande letterraadsel

… … … … … … … … … … … … … … …

12 11 2 3 7 12 15 5 13 3 10 12 11 2 3

… … … … …

4 1 8 16 3

… … … … … … … … … … … … … …

9 1 1 10 13 14 3 12 7 5 10 9 3 10

… … … … … … … … … …

13 3 8 5 6 7 4 3 5 2

A = 1

D = 2

E = 3

H = 4

I = 5

J = 6

K = 7

L = 8

M = 9

N = 10

O = 11

R = 12

S = 13

T = 14

U = 15

V = 16

Verkeer 2B PAV

72

OMGAAN MET EEN ONGEVAL

ORIËNTEREN

Soms gaat het helemaal mis. Een ongeluk is snel gebeurd en schuilt in een donker hoekje.

VERKENNEN

Booster vertelt het verhaal van Brent (15) die, na het verlies van zijn tweelingbroer in een ernstig verkeersongeval, samen met zijn ouders verhuist van het platteland naar de grootstad Brussel. Hij krijgt geen kans om langzaam te wennen, maar een vuurdoop te midden van een groep jongeren die elkaar met hun opgefokte brommers tot op het randje van veilig gedrag in het verkeer brengen.

UITVOEREN

Los de vragen in het bijbehorende takenbundeltje op. Je mag hier zowel tijdens als na de film aan werken.

REFLECTEREN

Jij Leerkracht

Goed Voldoende Zwak Goed Voldoende Zwak

Ik heb aandachtig naar de film

gekeken.

Ik heb de vragen volledig

beantwoord.

Ik heb mijn klasgenoten niet gestoord tijdens

de film.

Verkeer 2B PAV

73

ALCOHOL EN VERKEER

Rijden en alcohol of drugs gaan niet samen. Dronkenschap op de openbare weg is maar al te vaak de oorzaak van zware ongevallen. Alcohol vermindert het reactievermogen en beïnvloedt het beoordelingsvermogen. Sommige personen worden agressief, anderen vallen in slaap. De aandacht voor de omgeving verzwakt en men wordt nonchalanter. Allemaal factoren die een niet onbelangrijke invloed hebben op de rijvaardigheid.

EEN ADEMTEST

Men kan het vermoeden hebben dat iemand dronken is. Maar een vermoeden is niet voldoende. Daarom heeft de politie toestellen ter beschikking die duidelijk kunnen aantonen wanneer een bestuurder voldoende dronken is om hem het rijden te verbieden.

Bij een ADEMTEST wordt door middel van een draagbaar apparaat, sporen van alcohol opgespoord in de uitgeademde lucht.

Aan een bestuurder wordt gevraagd om gedurende een zevental seconden (soms iets langer) hard en aanhoudend te blazen in het mondstuk van de ademtester, tot het (groen) verklikkerlicht uitgaat. Een fluittoon geeft aan dat correct geblazen wordt. Het resultaat verschijnt enkele seconden later op het scherm van het toestel.

De ademtester spoort het alcoholgehalte in de uitgeademde lucht op. Maar het resultaat ervan is slechts een aanduiding. Het levert nog geen strafbaar bewijs op. Daarvoor is een bijkomende ademanalyse nodig of een bloedanalyse.

Verkeer 2B PAV

74

Bekijk de tabel en voer de bijbehorende opdracht uit.

België 0,22 mg/l Noorwegen 0,20 mg/l Polen 0 mg/l

Ierland 0,80 mg/l Italië 0,80 mg/l Zweden 0 mg/l

Nederland 0,50 mg/l Spanje 0,50 mg/l Groot-Brittannië 0,80 mg/l

Portugal 0,50 mg/l Griekenland 0,50 mg/l Hongarije 0 mg/l

Zoek de landen met behulp van een atlas en kleur ze op de kaart van Europa. Benoem de landen en schrijf de alcoholbeperking erbij.

Verkeer 2B PAV

75

NIET ELK GLAS IS EVEN DIEP…

VOOR ELK DRANKJE EEN GLAS…

Voor bijna elke alcoholische drank bestaat er een aangepast glas. Je drinkt niet van elk drankje evenveel. Dit heeft te maken met de hoeveelheid alcohol er in het drankje zit.

Kleur telkens de juiste hoeveelheid op de maatbekers.

♣ 1 portie bier : 250 ml ♣ 1 portie wijn : 100 ml ♣ 1 portie sterke drank : 30 ml ♣ 1 portie aperitiefdrank : 70 ml

1 portie bier : 250 ml 1 portie wijn : 100 ml

1 portie sterke drank : 30 ml 1 portie aperitiefdrank : 70 ml

Verkeer 2B PAV

76

HERLEIDINGEN

Herleid de inhoudsmaten.

3 l = _____ cl

800 cl = _____ l

38 l = _____ dl

3/4 liter = _____ cl

1,5 dl = _____ ml

Vul aan.

3 dl + _____ cl = 1 liter 200 ml - _____ cl = 1/10 l

0,2 l + _____ dl = een halve liter ¼ liter + _____ ml = 80 cl

7 dl - _____ ml = 5dl 8 dl - _____ cl = 500 ml

Rangschik van minder naar meer inhoud.

20 cl ¾ liter 5 dl 20 ml anderhalve liter 0,4 l

______ < ______ < ______ < ______ < ______ < ______

Vul aan met ml, cl, dl, l, dal, hl of kl.

De inhoud van een blikje frisdrank = 33 _____

In een fles water kan 1,5 _____

Een drankkarton melk kan gevuld worden met 100 ____

Verkeer 2B PAV

77

OP NAAR EEN VEILIG VERKEER!

ORIËNTEREN

Onveilig rijgedrag, alcohol, … zorgen voor meer ongevallen op de weg. Tijd om onze school ervoor te waarschuwen.

VERKENNEN

Maak in groepjes van 3 tot 4 leerlingen een affiche rond veiligheid in het verkeer. Laat je creativiteit spreken!

UITVOEREN

Je maakt de affiche op A3-papier. Je kan onderstaand kadertje gebruiken om je ideeën te verzamelen voor je in het net begint.

REFLECTEREN

Jij Leerkracht

Goed Voldoende Zwak Goed Voldoende Zwak

Ik heb goed samengewerkt.

Ik heb goed meegeholpen aan

de affiche.

Ik heb netjes gewerkt.

Ik heb nauwkeurig gewerkt.

Ik heb anderen niet gestoord

tijdens het maken van de affiche.

Verkeer 2B PAV

78

ACTUA

ORIËNTEREN

Sla de krant open, bekijk het nieuwsbericht, kijk naar een nieuwsuitzending,… Telkens je dit doet, vindt je wel een artikel rond het verkeer. Het wordt tijd om dit eens van dichtbij te bekijken.

VERKENNEN

Je werkt per twee. Je surft naar www.hln.be . Je kiest een artikel rond verkeer naar keuze en gaat dit volledig bekijken. Je beantwoordt de vragen.

UITVOEREN

Wat is de titel van jullie artikel?

_______________________________________________________________

Wie heeft jullie artikel geschreven? ___________________________________

Wanneer is het artikel gepubliceerd? __________________________________

Over wie of wat gaat het artikel? _____________________________________

Over welke winkel gaat het artikel? ___________________________________

Hoeveel tussentitels heeft het artikel? _________________________________

Welke? _________________________________________________________

_______________________________________________________________

_______________________________________________________________

_______________________________________________________________

In welk land speelt jullie artikel zich af? _______________________________

Verkeer 2B PAV

79

Vat het artikel in 5 zinnen samen.

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

Waarom hebben jullie dit artikel gekozen?

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

Geef jullie mening over het artikel.

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

REFLECTEREN

Noem 2 dingen die je goed gedaan hebt : _______________________________

________________________________________________________________

Noem 2 dingen waar je nog aan moet werken : __________________________

________________________________________________________________

Verkeer 2B PAV

80

ENKELE VERKEERSMOPJES…

Twee mannen stappen door de woestijn. Een van hen

zeult een autodeur met zich mee. "Waarom heb jij dat

ding eigenlijk bij je?" vraagt de andere. "Als het te warm wordt kan ik mijn venstertje opendraaien." zegt de ene.

Waarom zit er een stuur op je fiets? Dan hoef je de bel niet

vast te houden!

Twee auto's zijn op een kruispunt tegen elkaar

gebotst. De bestuurders draaien hun raampjes naar

beneden. 'Jij hebt zeker telefonisch leren autorijden!' roept de ene. 'Precies! En jij zat aan de andere kant van de lijn!' roept de andere.

Twee gekken fietsen langs de weg. De ene stopt en laat zijn band leeg lopen. De andere

vraagt: “Waarom doe je dat?” “Mijn zadel stond te hoog!”

Waarom gebeuren de meeste ongevallen in het verkeer

wanneer mannen gedronken hebben? Omdat ze dan hun

vrouwen laten rijden.

Jantje vraagt aan een meneer: “Wat is de kortste

weg naar het ziekenhuis alstublieft?” “Dat is heel

eenvoudig. Je steekt gewoon deze drukke straat over

zonder op te letten, en dan kom je er met een

ziekenwagen.”

Verkeer 2B PAV

81

EXTRA OEFENINGEN

TAAL

Tijd om nog een beetje extra te oefenen op splitsen in lettergrepen.

Woord Splitsing in lettergrepen Correctie

Verkeer

Vrachtwagen

Politie

Ambulance

Verkeerslicht

Borden

Voorrang

Voetganger

Fietshelm

Oversteken

Autosnelweg

Benzinestation

Binnenband

Motorolie

Bromfietser

Laadruimte

Vliegtuig

Vrachtschepen

Verkeer 2B PAV

82

REKENEN

Los onderstaande vraagstukken op. Noteer ordelijk je werkwijze!

1. Een vliegtuig legt een afstand van 2 145 km af in 7 uur. Bereken de gemiddelde snelheid in km/h.

Gegeven: _____________________________________________

Gevraagd: _____________________________________________

Berekening: _____________________________________________

_____________________________________________

Antwoord: _____________________________________________

2. Je fietst met een snelheid van 18 km/h en op de afstandsmeter lees je dat je 40,5 km afgelegd hebt. Hoeveel uren, minuten en seconden ben je onderweg geweest?

Gegeven: _____________________________________________

Gevraagd: _____________________________________________

Berekening: _____________________________________________

_____________________________________________

Antwoord: _____________________________________________

Verkeer 2B PAV

83

3. Een Formule 1-piloot rijdt met een F1 Ferrari in Zolder een ronde van 5 542 m in ongeveer 1 min 39 s. Bereken zijn snelheid in km/h.

Gegeven: _____________________________________________

Gevraagd: _____________________________________________

Berekening: _____________________________________________

_____________________________________________

Antwoord: _____________________________________________

4. Een automobilist moet naar een dorp dat 240 km verderop ligt. We rekenen op een gemiddelde snelheid van 60 km/h. Hoeveel tijd heeft de automobilist nodig om deze afstand af te leggen?

Gegeven: _____________________________________________

Gevraagd: _____________________________________________

Berekening: _____________________________________________

_____________________________________________

Antwoord: _____________________________________________

Verkeer 2B PAV

84

EXTRAATJES

WOORDZOEKER

WOORDZOEKER 1

Zoek volgende woorden:

spaken - reflector - fluojas - fietshelm - politieagent – fietspad – zebrapad - bel - stuur – band - rem – verkeersbord – auto- fietser - voetganger

b f l u o j a s k l f g j i n b d n i r e f l e c t o r c n c e v e r k e e r s b o r d m q t t m p o l i t i e a g e n t p j c o z e b r a p a d g g b y c c q f i e t s h e l m b a n d d c w t k r i o b p s e r c h b m n t o p f f i e t s p a d l h b r p k s i c g r e m e x j k d u u b t p e z d s t u u r m a q h d j e a t d f x s p u t s u p d n n c k s e i s y r y c e t l e i g g e e c c k e k o b t o d o t k o n r l h v b r p e v r q b l h d d p a f a q e k l f i q s i v w o g k b o d t u o v j f w g r

Verkeer 2B PAV

85

WOORZOEKER 2

� CONTROLEREN

� DONKER

� FLUO

� GEVAARLIJK

� HAAKS

� LICHTEN

� LINKS

� OOGCONTACT

� OPVALLEN

� RECHTS

� REFLECTOREN

� VEILIG

� VOORRANG

� ZICHTBAAR

Verkeer 2B PAV

86

KRUISWOORDRAADSEL

Verkeer 2B PAV

87

KLEURPLAAT

Verkeer 2B PAV

88

REBUS

_____________________________________

_____________________________________

_____________________________________

_____________________________________

_____________________________________