taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2...

36
Taal actief Handleiding taal A groep 6

Upload: dangtuyen

Post on 26-Feb-2019

232 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actiefHandleiding taal A

groep

6

Page 2: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

2B

iosc

oop

bij

debu

ren

Page 3: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

••

••

••

•••

•••••

••

••

••

1 Bioscoop bij de buren2 Word lid van onze club3 Wie helpt wie?4 Allemaal verzamelen!5 Films6 Een verslag7 Afkortingen

8 Het archief9 De tijdmachine

10 Bioscoop bij de buren (vervolg)11 Samenvatting12 Regisseur Romeo13 Uit een ver verleden14 De Japanse camera

15 Toets 2

R 3 Vroeger of nu?V 3 De beer en de prinsesR 4 Van klein naar grootV 4 KwartetR 7 Kinderen Tegen PestenV 7 Het filmmuseumR 8 Over honderd jaar openmakenV 8 In het netR 9 FilmtitelsV 9 Wij huren een filmR 14 Vuur makenV 14 Elektrisch licht

Lesmenu 2 Bioscoop bij de burentijdstip les taalaspect doel materialen

week 1dag 1dag 2

dag 3dag 4

dag 5week 2

dag 1dag 2

dag 3dag 4

dag 5week 3

dag 1

dag 2

dag 3

dag 4

dag 5

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ‘s-Hertogenbosch

voor

leze

n,le

zen,

vert

elle

nlu

iste

ren,

spre

ken,

ges

pre

kst

elle

nta

alb

esch

ouw

ing

nieu

whe

rhal

ing

toet

site

mta

alb

oek

kop

ieer

map

taal

taal

boe

kex

tra

antw

oord

enb

oek

taal

Basislessen

• • •• •

• • • •• • • •

• • • •• •

• • • •

• •• • •

• • •• •• •• • •• • •

• •

• • •• • •• • •• • •• • •• • •• •• •• • •• •• • •• •

Differentiatielessen

Page 4: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch 77

2 Bioscoop bij de burenInleiding De kinderen maken in het ankerverhaal kennis met Sita en Quirijn, die samen met de

buren meneer en mevrouw Peperkamp een film opnemen en naar oude films kijken. Hetvergelijken is het thema dat centraal staat. Daarbij wordt de nadruk gelegd op hetvergelijken in de tijd. De kinderen lezen, schrijven en praten over vragen als: hoezouden mensen over honderd jaar het leven van nu vinden? Welke apparaten bestaannu wel maar vroeger nog niet? Hoe keken mensen vroeger naar films?

Voorbereiding Bij elke les staat welke materialen u nodig hebt. De kopieerbladen kunt u per themakopiëren of voorafgaand aan de les waarin u ze gebruikt. Voor enkele lessen hebt uaanvullend materiaal nodig. Dit staat bij de les onder Let op! In onderstaand schemavindt u een overzicht van de extra materialen.

les titel materiaal7 Afkortingen enkele verkoopadvertenties met afkortingen uit een krant of tijdschrift9 De tijdmachine voor elk kind een blauw en een rood kleurpotlood11 Samenvatting een artikel uit een krant of tijdschrift dat de kinderen kunnen samenvatten14 De Japanse een videocamera

cameraR 9 Filmtitels per kind een blauw en een rood kleurpotloodR 14 Vuur maken twee (vuur)stenen

Extra activiteiten U kunt de klas in de sfeer van het thema inrichten door bijvoorbeeld oud en nieuw film-en videomateriaal neer te leggen en speelgoed en kleding van vroeger en nu. Andereactiviteiten die u kunt ondernemen zijn: een rommelmarkt organiseren met oudespullen, zelf video-opnames maken (zie ook les 16), een oude zwart-witfilm kijken,oudere mensen interviewen over vroeger en een modeshow organiseren met kledingvan vroeger en nu.

Internetopdrachten De internetopdrachten van Taal actief bieden de mogelijkheid om op eengestructureerde manier interactief te werken met de taalmethode. De inhoud van deopdrachten is afgestemd op de overige materialen van Taal actief. De opdrachten op dewebsite vormen geen verplicht onderdeel van de methode.

Page 5: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch78

Leerdoelen Binnen dit thema komen de volgende leerdoelen aan de orde:

leerdoel basis toets reme- verrij-diëring king

voorlezen, lezen, vertellenDe kinderen oriënteren zich op het thema en het ankerverhaal en P 2a, 1,leren de betekenis van de themawoorden. P 2b, 10luisteren, spreken, gesprekDe kinderen kunnen begrijpelijke vragen stellen. 2De kinderen kunnen verslag doen. 6De kinderen kunnen bij een eenvoudige woord- en zinsconstructie 6, 11verstaanbaar spreken.De kinderen kunnen een tekst samenvatten. 11De kinderen kunnen woorden, zinnen of een mededeling herkennen 12c.q. onthouden.De kinderen kunnen een mondelinge opdracht uitvoeren. 12stellenDe kinderen kunnen een werkstuk schrijven. 8 R 8 V 8De kinderen kunnen het schrijven van een tekst voorbereiden: bepalen 8 R 8 V 8van het onderwerp.De kinderen kunnen het schrijven van een tekst voorbereiden: bepalen 8 R 8 V 8van inhoud en doel.De kinderen kunnen het schrijven van een tekst voorbereiden: 8 R 8 V 8gegevens verzamelen (w-vragen).De kinderen kunnen het schrijven van een tekst voorbereiden: in klad 8 R 8 V 8schrijven.De kinderen kunnen reflecteren op hun schrijfgedrag. 8 R 8 V 8De kinderen kunnen de logische lijn van een zakelijke tekst zien. 14 R 14 V 14De kinderen kunnen een tekst reviseren door te letten op de opbouw: 14 R 14 V 14tekstdelen herformuleren.

Page 6: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch 79

leerdoel basis toets- reme- verrij-diëring king

taalbeschouwingDe kinderen kunnen de tegenwoordige tijd in een zin 3 15 R 3 V 3ontdekken.De kinderen kunnen begrippen ordenen op basis van 4 15 R 4 V 4grootte.De kinderen leren woordbetekenissen aan de hand van 5verzameltermen.De kinderen kunnen van gegeven woorden of 7 15 R 7 V 7woordcombinaties de afkorting geven.De kinderen kunnen de relatie ontdekken tussen 9 15 R 9 V 9persoonsvorm en onderwerp.De kinderen kunnen het deel dat aangeeft wie of wat iets 9 15 R 9 V 9doet of doen invullen in een zin.De kinderen leren woordbetekenissen aan de hand van 13synoniemen.De kinderen kunnen de betekenis van een woord afleiden 13van een synoniem.

Page 7: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Spellingwoorden categorie 9a: woorden met ngtong: opwinding, overwinning, plotseling, poging, regeling, stemming, stichting,stroming, teleurstelling, uitzondering, verkiezing, verrassing, verwarring, verzorging,voorstelling, zuivering

categorie 15a: woorden met ausaus: applaus, augustus, auteur, automobilist, restaurant, vrachtauto

categorie 15b: woorden met auwpauw: benauwd, flauwekul, nauwelijks, nauwkeurig, rauwkost, vernauwing

categorie 15c: woorden met ouhout: aanhouding, enkelvoud, houding, meervoud, oerwoud, onderhoud, ouderwets,verhouding, verkouden

categorie 15d: woorden met ouwtouw: betrouwbaar, opbouw, rouwkaart, schouwburg, toeschouwer, trouwens,vrouwelijk

Themawoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch80

De blauwe woordenwoorden aangeboden inhet woordenschat-programma. De overigewoorden komen aanbod in depreteachinglessen 2a en2b en in de lessen 1 en10.

aardewerk, hetacteur, dearchief, het

beschermer, debesmettelijkbewarenboerendorp, hetbouwval, de

cameraman, dechampignon, de

dialoog, dedierenhuid, dedvd, dedvd-speler, de

eeuwenoudelektriciteit, de

filmen

gaafgeluidstechnicus, degoudstuk, hetgrot, dehoepel, de

kanteel, deklei, deknikker, dekoets, de

leem, hetlekkernij, delijken

opname, deopnemenovergang, deovervloed, de

paal, depatriciër, deplatteland, het

potscherf, deprent, de

rad, hetregisseur, derestaurerenroggebrood, hetrotrotspunt, deruw

samenwerking, deschaduw, descheppenschors, descript, hetset, desindsdienspan, despannenspeer, desprokkelenstilstand, de

stro, het

tenzijtijdbalk, detijdgenoot, detoekomst, detol, detraditie, de

uitvallen

verandering, devideorecorder, devlechtenvolstrektvoorstelling, devreemdeling, devuursteen, de

waterput, dewintertijd, de

zandgrond, de

De spellingwoordenworden aangeboden inhet spelling-programma. Despellingwoorden komenook terug in het verhaalen de lessen van hettaalprogramma.

Page 8: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch 81

categorie 16a: woorden met i die klinkt als ieliter: artikel, fabrikant, familie, idee, kampioen, kapitein, kilometer, klimaat, kliniek,kritiek, muzikaal, piano, predikant, sigaret, uniform, viool

Page 9: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Basislessen

Preteaching 2a Bioscoop bij de burenDoel voorlezen, lezen, vertellen

Taalzwakke en meertalige kinderen:– oriënteren zich op het thema en het ankerverhaal;– leren de betekenis van de themawoorden.

Woorden de acteur – de cameraman – de dialoog – de geluidstechnicus – opnemen – het script –de set – de voorstelling

Materiaal Taalboek, bladzijde 20 / 21Kopieerblad P 2a, bladzijde 9Antwoordenboek taal

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch82

Introductie Vraag de kinderen wie er wel eens in eenbioscoop is geweest. Wat hebben ze daar gezien? Zijner ook kinderen die zelf ooit gefilmd zijn? Hoe vondenze het om zichzelf op film te zien? Hebben de kinderenzelf wel eens iets opgenomen met een videocamera?Laat de kinderen spullen en mensen opnoemen dienodig zijn voor het maken van een film, bijvoorbeeldeen camera, een cameraman, acteurs en kostuums.Vertel dat ze in het ankerverhaal Bioscoop bij de burennog meer te weten zullen komen over films.

Instructie en oefening Geef de kinderen de opdrachtom in het verhaal zoveel mogelijk dingen over vroegerte ontdekken. U leest het verhaal voor terwijl dekinderen eventueel meelezen in het taalboek. Na afloopbespreekt u wat de kinderen over vroeger te weten zijngekomen. Concludeer dat mevrouw Peperkamp vroegerSita hielp (ze paste op). Meneer Peperkamp heeftvroeger zijn hele familie opgenomen met eenfilmcamera. Daarna semantiseert u bovenstaandethemawoorden met behulp van de collage en decontext van het verhaal.Dat doet u zo:– Meneer Peperkamp wil mevrouw Peperkamp de hele

dag opnemen. Opnemen betekent op een band

zetten. Als je beelden opneemt, dan maak je een filmmet een filmcamera of een videocamera. Je kunt ookgeluiden opnemen op een geluidsband. Wat neemtmeneer Peperkamp op op de tekening in het taalboek?

– Meneer Peperkamp wil met Sita en Quirijn een echtefilm maken, met actie en een dialoog. Een dialoog iseen gesprek tussen twee mensen. Laat twee kinderensamen een kort gesprek voeren. Concludeer dat deandere kinderen een dialoog hebben gehoord. Wievoeren een dialoog op de tekening in het taalboek?

– Meneer Peperkamp is niet alleen de cameraman maarook de geluidstechnicus. De cameraman is degene diemet een filmcamera de beelden opneemt. Degeluidstechnicus is degene die de apparaten bedientdie met geluid te maken hebben. Hij neemtbijvoorbeeld dialogen en achtergrondgeluiden op.Laat de kinderen de cameraman en de geluidstechnicusopzoeken op de tekening in het taalboek. Welkeapparaten gebruikt hij?

– ‘Er is geen script,’ zegt Meneer Peperkamp. ‘Maar weverzinnen wel wat.’ In een script staat precies oppapier wat er in een film gebeurt en hoe het wordtuitgebeeld. Het is het verhaal van de film. Wat kan erallemaal in een script staan? (spelers, dialogen,kleding, plaats, handelingen, bewegingen)

Page 10: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

– Meneer Peperkamp zet Sita en Quirijn bij de bankneer. Dat is de set. Een set is de plaats waar een filmof een deel van een film wordt opgenomen. Op de setstaan de spelers en eromheen staan cameramannen,de geluidstechnicus en andere mensen die helpen bijhet maken van de film. Kunnen de kinderen de setaanwijzen in het taalboek?

– Een acteur speelt een rol in een film of toneelstuk.Kunnen de kinderen acteurs opnoemen die ze kennenuit een film of van de tv? Wie is een goede acteur?Waarom? Wie zijn de acteurs in het verhaal? Waaraankun je dat zien?

– Meneer en mevrouw Peperkamp geven ’s avonds eenfilmvoorstelling. Bij een filmvoorstelling wordt een filmvertoond zodat mensen ernaar kunnen kijken. Zijn dekinderen wel eens naar een filmvoorstelling geweest?

Waar was die voorstelling? Wat voor voorstellingenkennen de kinderen nog meer? (bijvoorbeeld toneel,musical, circus)

Verwerking De kinderen vullen op het kopieerblad deontbrekende woorden in het verslag van Sita in.

Reflectie Vonden de kinderen de woorden die zehebben geleerd moeilijk? Staan er nog andere woordenin het verhaal waarvan ze de betekenis niet weten?Waar hebben de woorden mee te maken? Het themavan het verhaal is vergelijken. Hoe denken de kinderendat films er vroeger uitzagen, vergeleken met nu? Watzou er allemaal op de oude films van meneerPeperkamp te zien zijn?

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch 83

Page 11: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Les 1 Bioscoop bij de burenDoel voorlezen, lezen, vertellen

De kinderen:– oriënteren zich op het thema en het ankerverhaal;– leren de betekenis van de themawoorden.

Woorden het archief – bewaren – de dvd – de dvd-speler – de samenwerking

Materiaal Taalboek, bladzijde 20 / 21

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch84

Introductie U vertelt de kinderen dat ze vandaaggaan starten met het thema vergelijken. Je kunt mensenmet elkaar vergelijken (groot of klein, dik of dun) ofboeken (spannend of saai, moeilijk of makkelijk). In dekomende lessen gaan de kinderen vooral vergelijken inde tijd. Laat de kinderen verschillen opnoemen tussenvroeger en nu, bijvoorbeeld met betrekking tot schoolof muziek.

Instructie en oefening Geef de kinderen de opdrachtgoed te luisteren naar het verhaal en dingen teontdekken die vroeger anders waren dan nu. U leesthet verhaal voor terwijl de kinderen meelezen in hettaalboek. Na afloop vertellen de kinderen welke dingenzij in het verhaal ontdekt hebben die vroeger anderswaren dan nu. U concludeert: vroeger hielp mevrouwPeperkamp Sita (door op haar te passen). Nu helpt Sitamevrouw Peperkamp (door mee te werken aan de filmvan meneer Peperkamp). Vroeger filmde meneerPeperkamp zijn zoon en zijn dochter. Nu filmt meneerPeperkamp Sita en Quirijn. U leest het verhaalinteractief voor. Tijdens het voorlezen biedt ubovenstaande themawoorden aan. Geef de volgendeuitleg:– Na het opnemen van de film bedankt meneer

Peperkamp Sita en Quirijn voor de fijnesamenwerking. Als je samenwerkt werk je met een ofmeer anderen aan hetzelfde. Kunnen de kinderenvoorbeelden noemen van samenwerking? Hoe vindenze het om in een groepje te werken?

– Meneer Peperkamp vindt de opnames zo goed gelukt

dat hij ze wil bewaren. Als je iets bewaart doe je hetniet weg. Veel mensen bewaren dingen die speciaalvoor ze zijn. Laat de kinderen voorbeelden bedenkenvan zulke spullen, bijvoorbeeld foto’s of speelgoedvan vroeger.

– Om de film te bewaren zet meneer Peperkamp allesover op een dvd. Dat is een schijfje waarop jeopgenomen beelden en geluiden bewaart. Je kunthet afspelen met een dvd-speler op de televisie of opde computer.

– De films die meneer Peperkamp opgenomen heeft,bewaart hij in een archief. Een archief is eenbewaarplaats voor papieren of andere spullen. Opschool is een archief met informatie over deleerlingen. Waarom is het handig om belangrijkeinformatie bij elkaar te bewaren? Denken de kinderendat iedereen in dat archief mag snuffelen?

Verwerking Meneer Peperkamp verzamelt beelden:hij neemt van alles op om later nog eens terug tekunnen kijken naar de dingen die hij meegemaaktheeft. Veel mensen verzamelen iets. De kinderenbedenken in tweetallen een verzameling. Ze schrijvenop waaruit de verzameling bestaat en bedenken ookredenen waarom mensen juist dat verzamelen.

Reflectie Laat enkele kinderen vertellen wat voorverzameling ze hebben bedacht en laat ze hunverzamelingen met elkaar vergelijken, bijvoorbeeld:welke verzameling vind je leuker? Welke verzamelingkost het meeste geld? Welke verzameling is bijzonder?

Page 12: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch 85

Les 2 Word lid van onze clubDoel luisteren, spreken, gesprek

De kinderen kunnen begrijpelijke vragen stellen.

Materiaal Taalboek, bladzijde 22

Introductie Sita en Quirijn maken een film metmeneer Peperkamp. Na afloop is meneer Peperkamptevreden over de samenwerking. Om goed te kunnensamenwerken moet je elkaar duidelijke vragen stellen ennaar elkaar luisteren. Laat de kinderen enkele vragenbedenken die Sita, Quirijn en meneer Peperkamp aanelkaar gesteld kunnen hebben, bijvoorbeeld: Waar staatde camera? Wat zeggen we tegen elkaar? Hoe langduurt de film?

Instructie en oefening U vraagt aan een kind: Watvind jij de mooiste? Kan het kind de vraag goedbeantwoorden? Concludeer dat dat niet kan, er is meerinformatie nodig. Als u de vraag zou stellen tijdens eengesprek over films in de bioscoop, zou de vraag welduidelijk zijn. Concludeer dat het belangrijk is dat devragensteller en de beantwoorder over dezelfde dingenpraten. Als de beantwoorder steeds een anderantwoord geeft dan je verwacht moet je je afvragen ofje vragen wel duidelijk zijn. Om belangrijke vragen tekunnen stellen moet je van tevoren bedenken wat jeprecies wilt weten. Je kunt daarbij denken aan woordenals wie, wat, waarom en waar.Een voorbeeld van een begrijpelijke vraag is: Pien, ik wilvanmiddag gaan zwemmen in de plas, heb je zin ommee te gaan? U laat de kinderen zelf een aantal vragenbedenken, de anderen luisteren of de vraag begrijpelijkis.Vertel de kinderen dat open vragen vaak meerinformatie opleveren dan vragen die alleen met ja of

nee te beantwoorden zijn. Laat de kinderenvoorbeelden bedenken.Kinderen die zelfstandig verder kunnen, maken deopdracht uit het taalboek.

VERLENGDE INSTRUCTIE

U laat twee kinderen een denkbeeldig telefoongesprekvoeren waarin de een de ander uitnodigt om te komenlogeren. Samen met de kinderen bedenkt u een aantalvragen die kinderen kunnen stellen tijdens hettelefoongesprek. Laat de kinderen eerst een paargesloten vragen stellen. Vervolgens bedenken ze openvragen. Concludeer dat de open vragen meestal meerinformatie opleveren.

Verwerking De kinderen bedenken vragen die zewillen stellen aan de leiding van een nieuwe clubwaarvan ze lid willen worden. Bij de klaar?- opdrachtbedenken de kinderen een club en maken hier eenposter met informatie voor.

Reflectie Hebben de kinderen vragen gesteld metwie-, wat, waarom en waar? Zijn open vragen altijdbeter dan gesloten vragen? Wanneer zijn geslotenvragen beter? Concludeer dat gesloten vragen je directduidelijkheid geven. Als je wilt gaan zwemmen en jevraagt je vriend: ga je mee zwemmen? dan krijg jedirect de informatie die je wilt. Dat is niet het geval alsje vraagt: wat ga je vanmiddag doen?

Page 13: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch86

Les 3 Wie helpt wie?Doel taalbeschouwing

De kinderen kunnen de tegenwoordige tijd in een zin ontdekken.

Materiaal Taalboek, bladzijde 23Antwoordenboek taalTaalboek extra: R 3 / V 3, bladzijde 16 / 17

Introductie Mevrouw Peperkamp heeft vroeger opSita gepast. Sita zegt tegen mevrouw Peperkamp:‘Vroeger hielp u mij en nou help ik u.’ U schrijft devolgende zinnen op het bord:Ik help mevrouw Peperkamp.Mevrouw Peperkamp hielp mij.Vraag de kinderen welke zin over vroeger gaat en welkezin over nu. Waar kun je dat aan zien? Stel vast dat hetwoord help verandert in hielp. Schrijf de woorden nu envroeger bij de juiste zin. Vertel dat zinnen die over nugaan in de tegenwoordige tijd staan. Schrijftegenwoordige tijd achter nu op het bord. Vertel dat dekinderen in deze les gaan oefenen met zinnen in detegenwoordige tijd.

Instructie en oefening Laat de kinderen in hetankerverhaal zinnen opzoeken die in de tegenwoordigetijd staan. U vraagt steeds aan welk woord je kunt zienof horen dat de zin in de tegenwoordige tijd staat.Concludeer dat je dat kunt zien of horen aan depersoonsvorm; het woord dat aangeeft wie of wat ietsdoet of doen in de zin.Bedenk zelf een aantal voorbeeldzinnen, zowel in deverleden als in de tegenwoordige tijd, en vraag dekinderen welke zinnen in de tegenwoordige tijd staan.Vraag de kinderen hoe je kunt controleren of een zin inde tegenwoordige tijd staat. Als je het woord nu of dewoorden op dit moment in de zin zet, en de zin kloptnog steeds, staat de zin in de tegenwoordige tijd.Kinderen die zelfstandig verder kunnen, maken deopdracht uit het taalboek.

VERLENGDE INSTRUCTIE

U schrijft de volgende zinnen op het bord:Ik wil een prinses zijn. / Ik wilde een prinses zijn.Jij bent een echte acteur. / Jij was een echte acteur.Jullie moeten me helpen. / Jullie moesten me helpen.Laat de kinderen de zinnen hardop lezen. Wat is hetverschil tussen de eerste en de tweede zin? Welke zingaat over nu en staat dus in de tegenwoordige tijd?Aan welk woord kun je dat zien? Laat de kinderen inbeide zinnen de woorden nu of op dit moment invullen.Welke zinnen kloppen dan nog?

Verwerking De kinderen geven aan welke zinnen inde tegenwoordige tijd staan. Van die zinnen schrijvenze de persoonsvorm op.Bij de klaar?-opdracht bedenken ze zelf enkele zinnen inde tegenwoordige tijd.

Reflectie U vraagt een kind om in een hele zin tevertellen wat hij van de oefening vond. Waarschijnlijkgeeft het een antwoord in de verleden tijd,bijvoorbeeld: ik vond de oefening makkelijk. Als u devraag eerder had gesteld, tijdens het maken van deoefening, hoe had het kind dan geantwoord? (ik vind deoefening makkelijk). Concludeer dat je detegenwoordige tijd gebruikt als je vertelt wat nu, op ditmoment gebeurt. Een zin staat in de tegenwoordigetijd als je nu of op dit moment in de zin kunt zettenzonder dat de zin fout wordt.

Page 14: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch 87

Les 4 Allemaal verzamelen!Doel taalbeschouwing

De kinderen kunnen begrippen ordenen op basis van grootte.

Materiaal Taalboek, bladzijde 24Antwoordenboek taalTaalboek extra: R 4 / V 4, bladzijde 18 / 19

Introductie Meneer Peperkamp heeft kilometers film.Hij bewaart alles in een archief. Als je (oude) dingenbewaart, ben je aan het sparen of verzamelen. Vertelwat u vroeger als kind spaarde of verzamelde. Laatenkele kinderen over hun verzameling vertellen. Verteldat je een verzameling op verschillende manieren kuntuitstallen of bewaren. Je kunt de voorwerpenbijvoorbeeld van oud naar nieuw neerleggen, of allesvan dezelfde kleur bij elkaar. In deze les gaan dekinderen voorwerpen ordenen van klein naar groot.

Instructie en oefening U schrijft de volgende reeksop het bord: bank, krukje, keukenstoel, poppenstoel, luiestoel. Vraag de kinderen om wat voor verzameling hetgaat. (meubels om op te zitten)Laat ze de verzameling ordenen van klein naar groot.Laat ze vertellen waar ze op letten bij het ordenen.Bijvoorbeeld op hoe het eruit ziet en waar het voorgebruikt wordt. Concludeer dat het handig is om metde kleinste of de grootste te beginnen. Die zijn vaakmakkelijk van de andere te onderscheiden.Vervolgens schrijft u op het bord: dag, minuut, uur,seconde, week. Laat ook deze reeks tijdbegrippenordenen van klein naar groot.Kinderen die zelfstandig verder kunnen, maken deopdracht uit het taalboek.

VERLENGDE INSTRUCTIE 1Vraag steeds een kind om drie voorwerpen te noemenuit zijn verzameling die verschillen in grootte. Laat de

andere kinderen deze rangschikken.Vertel dat u een verzameling schrijfspullen wiltaanleggen en vraag een kind om een zo klein mogelijkvoorwerp uit zijn etui te pakken. Vervolgens vraagt uandere kinderen om de beurt een voorwerp te pakkendat steeds iets groter is dan het vorige.

VERLENGDE INSTRUCTIE 2U neemt de opdracht in het taalboek met de kinderendoor, waarbij u steeds het kleinste en het grootstevoorwerp noemt. Laat de kinderen de andere tweevoorwerpen in de goede volgorde invullen.

Verwerking De kinderen schrijven van vijfverzamelingen de voorwerpen op van klein naar groot.Bij de klaar?-opdracht bedenken ze zelf een verzamelingdie ze op dezelfde manier ordenen.

Reflectie Waren er voorwerpen bij die (bijna) evengroot waren? Hoe hebben de kinderen dat opgelost?Orden je zelf ook wel eens spullen, bijvoorbeeld bij hetopruimen van je kamer of je boeken en schriften? Hoedoe je dat? Misschien waren er woorden die dekinderen niet kenden. Als je een verzameling van kleinnaar groot hebt en je kent een begrip niet, kun je ertoch iets over zeggen. Je kunt iets zeggen over degrootte: het is groter dan het vorige en kleiner dan hetvolgende voorwerp uit de verzameling.

Page 15: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch88

Les 5 FilmsDoel taalbeschouwing

De kinderen leren woordbetekenissen aan de hand van verzameltermen.

Materiaal Taalboek, bladzijde 25Antwoordenboek taal

Introductie Sita en Quirijn spelen de hoofdrol in defilm van meneer Peperkamp. Er is geen script, maarmeneer Peperkamp zegt: ‘we verzinnen wel wat’. In eenscript staat onder andere welke spullen er voor de filmnodig zijn. Wat zouden Sita en Quirijn nodig kunnenhebben voor hun film over de prinses en de beer? Uschrijft de voorwerpen die de kinderen noemen op hetbord.

Instructie en oefening U legt uit dat sommigedingen bij elkaar passen, omdat ze een eigenschap ofkenmerk hebben dat hetzelfde is. U noemt de woordenappel, peer en banaan en concludeert dat dit alle drievruchten zijn.Vervolgens kijkt u met de kinderen naar de voorwerpendie u op het bord hebt geschreven. Zijn er voorwerpendie bij elkaar passen? Wat hebben deze voorwerpenhetzelfde? Samen met de kinderen maakt u een aantaldeelverzamelingen van de voorwerpen op het bord.Laat de kinderen ook nieuwe woorden bedenken omelke verzameling uit te breiden.De kinderen die zelfstandig verder kunnen, maken deopdracht in het taalboek.

VERLENGDE INSTRUCTIE 1U noemt de woorden merel en mus en vraagt dekinderen welke verzamelterm hierbij past. Vervolgensnoemt u een derde woord: hamster. Klopt deverzamelterm die de kinderen bedacht hebben nog?Waarom niet? Concludeer dat een merel en een musvogels zijn, maar een hamster niet. Laat de kinderen

een kenmerk bedenken dat wel voor alle woordenhetzelfde is. (het zijn dieren) Doe hetzelfde metaardbei, druif en komkommer (fruit - eten) en snoek,goudvis en kikker (vissen - waterdieren).

VERLENGDE INSTRUCTIE 2U noemt een verzamelterm (bijvoorbeeld kleding) metdaarbij een aantal woorden: broek, jas, horloge, bril,trui, ketting, tas, bloes, hemd. De kinderen geven vanelk woord aan of het bij de verzameling hoort enwaarom wel of waarom niet.

Verwerking De kinderen schrijven de woorden onderde juiste filmtitel. Bij de klaar?-opdracht bedenken dekinderen een aantal voorwerpen die bij eenzelfverzonnen filmtitel horen.

Reflectie Zaten er voorwerpen tussen die de kinderenniet kenden? Konden ze toch bedenken bij welke filmdie spullen hoorden? Hoe hebben ze dat gedaan?Concludeer dat het handig is om verzameltermen tekennen omdat verzameltermen iets vertellen overwoorden. Ken je een woord niet, maar weet je deverzamelterm wel, dan weet je al iets over het woord.Laat dit zien aan de hand van het woord chirimoya.Vraag de kinderen wat ze over dit woord kunnenvertellen. Vertel vervolgens dat het hoort bij deverzameling fruit. De kinderen weten nu dat het iets iswat aan een boom of struik groeit en wat je kunt eten(een chirimoya is een kaneelappel).

Page 16: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch 89

Les 6 Een verslagDoel luisteren, spreken, gesprek

De kinderen kunnen:– verslag doen;– bij een eenvoudige woord- en zinsconstructie verstaanbaar spreken.

Materiaal Taalboek, bladzijde 26

Introductie Meneer Peperkamp neemt graaggebeurtenissen op met zijn camera. Hij heeft vroegerbijvoorbeeld zijn zoon en dochter opgenomen diemuziek maakten. Door het te filmen maakte hij eensoort verslag met beelden. Vaak bestaat een verslagalleen uit woorden. Dan is het belangrijk dat deverslaggever nauwkeurig en duidelijk vertelt hoe hetging. De lezers of luisteraars kunnen dan zelf beeldenbij het verslag bedenken.U vertelt de kinderen dat ze in deze les verslag gaandoen van een gebeurtenis.

Instructie en oefening U vraagt de kinderen watbelangrijk is bij het vertellen van een verslag. U legt uitdat je van tevoren moet bedenken wat je gaat vertellen.Als je tijdens het vertellen steeds stopt om na te denkenof steeds euh zegt, luistert de ander misschien nietmeer. Verder moet je de informatie in de goedevolgorde vertellen. Je moet duidelijk praten en de anderaankijken.Herinner de kinderen aan de vier w-vragen: wie (overwie gaat het?), wat (gebeurde er?), wanneer (speeldehet zich af?), waar (speelde het zich af?).U vraagt een kind verslag te doen van een belangrijkegebeurtenis die het kort geleden heeft meegemaakt. Deandere kinderen luisteren aandachtig en letten op dedrie besproken punten: Is de volgorde van degebeurtenissen logisch? Loopt het verhaal vlot of moet

de verteller steeds nadenken? Praat het kind duidelijkzodat het prettig is om naar het verhaal te luisteren? Naafloop vertellen de kinderen hoe het was om naar ditverslag te luisteren en geven ze tips om het devolgende keer beter te doen.Kinderen die zelfstandig verder kunnen, maken intweetallen de opdracht uit het taalboek.

VERLENGDE INSTRUCTIE

De kinderen vertellen aan elkaar wat ze vandaag opschool hebben meegemaakt. Hierbij letten ze op de driepunten die bij de instructie genoemd zijn.

Verwerking Een kind doet verslag van eengebeurtenis van toen hij klein was. Het andere kind letop de drie punten en reageert kritisch op het verslag.Daarna wisselen ze van rol. Bij de klaar?-opdrachtbedenken de twee kinderen samen een verslag van eengebeurtenis in de toekomst. Ze vullen elkaar aan tijdenshet vertellen.

Reflectie Hebben de kinderen goed op de driepunten gelet tijdens hun verslag? Waren het handigetips? Hebben ze zelf nog andere tips? Waarom denkende kinderen dat het werk van radioverslaggevers zomoeilijk is? (ze kunnen geen beelden laten zien dusmoeten alles heel precies en duidelijk vertellen)

Page 17: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch90

Les 7 AfkortingenDoel taalbeschouwing

De kinderen kunnen van gegeven woorden of woordcombinaties de afkortinggeven.

Materiaal Taalboek, bladzijde 27Antwoordenboek taalTaalboek extra: R 7 / V 7, bladzijde 20 / 21

Let op! Voor de verlengde instructie hebt u enkele verkoopadvertenties met afkortingen nodig,die u uit een krant of tijdschrift knipt.

Introductie Als je ouder bent, vind je andere dingenleuk dan toen je klein was. Laat de kinderen dingenbedenken die ze vroeger leuk vonden maar waar ze nuniks meer om geven, bijvoorbeeld speelgoed ofverzamelingen. Wat gebeurt er met die dingen? Je kuntze weggooien, maar je kunt ook proberen ze teverkopen. Je kunt dan een advertentie zetten in dekrant of in een tijdschrift. Hoe meer regels je in eenadvertentie zet, hoe duurder het is. Kunnen de kinderenbedenken hoe je teksten in kunt korten zonder iets vande boodschap te verliezen?U vertelt de kinderen dat ze vandaag gaan oefenen methet omzetten van woorden in afkortingen.

Instructie en oefening U schrijft de volgende tekstop het bord:Te koop: oude exemplaren van de Okki, Bobo, Taptoeenzovoorts. Telefoonnummer: 0123- 45129.U leest met de kinderen de advertentie hardop en zetde volgende woorden om in afkortingen:te koop = t.k.van de = v.d.enzovoorts = enz.telefoonnummer = tel.Concludeer dat er verschillende soorten afkortingenzijn. Je hebt afkortingen zoals enz. waarbij je alleen heteerste stukje van het woord gebruikt. Daarna volgt een

punt om aan te geven dat een woord niet af is. Je hebtafkortingen zoals v.d. waarbij het om twee of driewoorden gaat. Van elk woord wordt de eerste lettergenomen en dan een punt gezet om aan te geven dathet woord niet af is. U inventariseert met de kinderenwelke afkortingen zij zelf kennen en schrijft deze op hetbord.Kinderen die zelfstandig verder kunnen, maken deopdracht uit het taalboek.

VERLENGDE INSTRUCTIE

U deelt enkele advertenties uit die u uit een krant oftijdschrift hebt geknipt. De kinderen kleuren deafkortingen die ze tegenkomen. Laat ze bedenken welkewoorden erbij horen.

Verwerking De kinderen zoeken de juiste afkortingenbij drie advertenties. Bij de klaar?-opdracht bedenkende kinderen zelf een verkoopadvertentie en gebruikendaarin vier afkortingen.

Reflectie Kenden de kinderen al veel afkortingen?Waar kom je afkortingen tegen? Gebruiken ze zelf weleens afkortingen? Concludeer dat je afkortingen nietzomaar kunt gebruiken. In een advertentie kan het heelgoed, maar in een boek of verhaal zou het raar zijn alser veel afkortingen zouden staan.

Page 18: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch 91

Les 8 Het archiefDoel stellen

De kinderen kunnen:– een werkstuk schrijven;– het schrijven van een tekst voorbereiden: bepalen van het onderwerp;– het schrijven van een tekst voorbereiden: bepalen van inhoud en doel;– het schrijven van een tekst voorbereiden: gegevens verzamelen (w-vragen);– het schrijven van een tekst voorbereiden: in klad schrijven;– reflecteren op hun schrijfgedrag.

Materiaal Taalboek, bladzijde 28Kopieerblad schrijfhulp: schema voor een werkstuk, bladzijde 117 / 118Taalboek extra: R 8 / V 8, bladzijde 22 / 23

Introductie Meneer Peperkamp heeft vroeger de helefamilie opgenomen met de filmcamera. MevrouwPeperkamp vindt het nu ouderwets. Waarom zou ze datvinden? Deze les gaan de kinderen schrijven overdingen van nu die over honderd jaar ouderwets zijn.

Instructie en oefening Maak een woordveld rondomhet leven van nu. U vraagt de kinderen om voor zichzelfte bedenken wat ze over het leven van nu zoudenvertellen aan kinderen die over honderd jaar leven. Laatde kinderen ieder vijf kernwoorden (onderwerpen voorhun werkstuk) opschrijven. Leg uit dat de kinderen hunonderwerpen moeten beschrijven, zodat iemand die hetover honderd jaar leest zich precies voor kan stellen hoehet leven van nu is.Weten de kinderen nog hoe een werkstuk isopgebouwd? (begin, midden: enkele hoofdstukken ofalinea’s, eind) Hoe zijn ze bij eerdere werkstukken tewerk gegaan? (woorden bij elkaar zoeken, zinnen maken,plaatjes erbij plakken of tekeningen maken)Kinderen die zelfstandig verder kunnen, maken deopdracht uit het taalboek.

VERLENGDE INSTRUCTIE

U leest met de kinderen enkele kernwoorden die zehebben opgeschreven. U licht er enkele onderwerpenuit en laat de kinderen bedenken wat ze hierover

zouden kunnen schrijven. Help ze op weg door vragente stellen als: hoe ziet het er uit? Hoe werkt hetprecies? Hoe denk je dat het er over honderd jaaruitziet? Denk je dat mensen het over honderd jaarouderwets vinden? Waarom? Laat de kinderenduidelijke zinnen formuleren, die ze in hun werkstukkunnen gebruiken. Benadruk dat de kinderen in hunwerkstuk moeten schrijven over hoe het leven van nueruit ziet, en dan vooral over de dingen waarvan zedenken dat die over honderd jaar ouderwets zullenzijn.

Verwerking De kinderen schrijven een kladversie vaneen werkstuk over het leven van nu, dat honderd jaarhet archief in gaat. In de differentiatielessen R 8 Overhonderd jaar openmaken en V 8 In het net maken ze hunwerkstuk af.

Reflectie Lukte het om iets te schrijven over het levenvan nu? Op welke manier hebben de kinderengeprobeerd om het over honderd jaar een interessantwerkstuk te laten zijn? Kunnen de kinderen voorbeeldengeven? Hebben de werkstukken een duidelijk begin,midden en eind? Wat stond er in deze drie delen vanhet werkstuk? Hoe zal iemand het vinden als hij overhonderd jaar het werkstuk leest?

Page 19: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch92

Les 9 De tijdmachineDoel taalbeschouwing

De kinderen kunnen:– de relatie ontdekken tussen persoonsvorm en onderwerp;– het deel dat aangeeft wie of wat iets doet of doen invullen in een zin.

Materiaal Taalboek, bladzijde 29Antwoordenboek taalTaalboek extra: R 9 / V 9, bladzijde 24 / 25

Let op! Voor de verwerking hebben de kinderen een blauw en een rood kleurpotlood nodig.

Introductie Meneer Peperkamp heeft een filmgemaakt van zijn zoon die piano speelt en zijn dochterdie viool speelt. U schrijft de volgende zin op het bord:De dochter speelt op de viool. Vraag de kinderen over wieof wat deze zin gaat. (de dochter) Weten ze nog hoe ditdeel van de zin heet? (onderwerp) Wat doet de dochter?(speelt). Hoe noem je dit deel van de zin?(persoonsvorm) Vertel dat de kinderen vandaag depersoonvorm en het onderwerp in zinnen gaan zoeken.

Instructie en oefening Eerder hebben de kinderengeleerd dat je de persoonsvorm kunt zoeken door dezin vragend te maken. De persoonsvorm komt danvooraan te staan. Demonstreer dit aan de hand van dezin op het bord. De kinderen hebben ook al geleerd omaan te geven wie of wat iets doet in een zin. In hetvoorbeeld is het de dochter die viool speelt. Leg uit datde dochter daarom het onderwerp is. De persoonsvormis altijd een vorm van een werkwoord. Welke vorm datis, hangt af van het onderwerp. Bij het onderwerp dedochter past de vorm speelt. Als het onderwerp Sita enQuirijn is, hoort er een andere vorm van het werkwoordbij: spelen. U concludeert dat het onderwerp en depersoonsvorm bij elkaar moeten passen. Schrijf devolgende zin op het bord en vraag wat het onderwerpis en wat de persoonsvorm is: De kinderen kijken naar defilm. Veeg het onderwerp uit en vraag de kinderen eennieuw onderwerp te bedenken dat past bij de

persoonsvorm. Kinderen die zelfstandig verder kunnen,maken de opdracht uit het taalboek.

VERLENGDE INSTRUCTIE

De jongen rent door de straat. / De jongens rennen doorde straat. Laat de kinderen aangeven welke zin in hetenkelvoud staat en welke in het meervoud. Aan welkewoorden kun je dat zien? Deze woorden onderstreeptu. U vraagt hoe de zinsdelen jongen, de jongens, renten rennen worden genoemd. (onderwerp enpersoonsvorm) Leg uit dat de jongen enkelvoud is endaarom bij rent past en dat de jongens meervoud is enpast bij rennen.

Verwerking De kinderen schrijven de zinnen uit hettaalboek over. Ze kleuren de persoonsvorm blauw enhet onderwerp rood. Vervolgens bedenken ze bij elkezin een ander onderwerp. Ze schrijven het onderwerpmet de persoonsvorm op. Bij de klaar?-opdrachtbedenken de kinderen vier zinnen over vroeger. Zekleuren de persoonsvorm blauw en het onderwerprood.

Reflectie Kunnen de kinderen aangeven wat ze dezeles hebben geoefend? Wat vinden ze gemakkelijker omte vinden, de persoonsvorm of het onderwerp?Waarom?

Page 20: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch 93

Preteaching 2b Bioscoop bij de buren (vervolg)

Doel voorlezen, lezen, vertellenTaalzwakke en meertalige kinderen:– oriënteren zich op het thema en het ankerverhaal;– leren de betekenis van de themawoorden.

Woorden de dierenhuid – de grot – de hoepel – de speer – sprokkelen – de vuursteen –de wintertijd

Materiaal Taalboek, bladzijde 30 / 31Kopieerblad P 2b, bladzijde 10Antwoordenboek taal

Introductie U laat de kinderen het eerste deel van hetankerverhaal samenvatten. Over wie gaat het verhaal?Wat neemt meneer Peperkamp samen met Sita enQuirijn op? Waarom nodigt mevrouw Peperkamp Sitaen Quirijn ’s avonds uit? Vertel dat de kinderen in dezeles luisteren naar het vervolg.

Instructie en oefening Laat de kinderen letten op watSita en Quirijn in het verhaal zien op de films vanmeneer Peperkamp. U leest het verhaal voor, terwijl dekinderen eventueel meelezen in het taalboek. Na afloopvraagt u waar het verhaal over gaat en wat Sita enQuirijn zien op de films. (Op de eerste film danstmevrouw Peperkamp rock-‘n-roll, op de tweede film doetmevrouw Peperkamp de hoelahoep). U semantiseertbovenstaande themawoorden met behulp van decollage en de context van het verhaal. U geeft devolgende uitleg:– De Batavieren gingen in de wintertijd op jacht. De

wintertijd is het deel van het jaar dat het winter is.Met wintertijd wordt soms ook de stand van de klokbedoeld in de winter. In de zomertijd wordt insommige landen, waaronder Nederland, de klok eenuur vooruitgezet. In de wintertijd wordt de klok eenuur teruggezet.

– Als de Batavieren thuiskwamen, zetten ze hun sperentegen de muur. Een speer is een lange stok met eenscherpe punt eraan. Speren werden gebruikt bij de

jacht. Er is ook een sport waarbij speren zo vermogelijk weg worden geworpen: speerwerpen.

– De Batavieren gingen hout sprokkelen voor het vuur.Hout sprokkelen is takken die van bomen zijn gevallenoprapen en verzamelen om er vuur mee te stoken.

– Een vuursteen is een steen waarmee je vuur kuntmaken. Als je er met een andere steen hard tegenaanslaat, spatten er vonken vanaf.

– Een grot is een groot hol in een rots. Vroegerwoonden mensen soms in grotten. Misschien hebbensommige kinderen wel eens een grot gezien.

– De Batavieren waren gekleed in dierenhuiden. Eendierenhuid is de huid van een dier. Vroeger gebruiktenmensen dierenhuiden als kleding, omdat dit lekkerwarm was.

– Mevrouw Peperkamp laat een hoepel om haar middeldraaien. Een hoepel is een grote ring van hout, ijzer ofplastic. Kunnen de kinderen dit ook? Misschien heefteen van de kinderen een hoepel thuis en kan hij dezemeenemen om de hoelahoep voor te doen.

Verwerking Op het kopieerblad staan woorden opfilmdoeken uitgebeeld. De kinderen vullen onder elkfilmdoek het goede woord in.

Reflectie Vonden de kinderen het moeilijk om degoede woorden bij de afbeeldingen te vinden? Watvonden de kinderen van de afloop van het verhaal?

Page 21: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch94

Les 10 Bioscoop bij de buren (vervolg)

Doel voorlezen, lezen, vertellenDe kinderen:– oriënteren zich op het thema en het ankerverhaal;– leren de betekenis van de themawoorden.

Woorden de elektriciteit – de lekkernij – de schaduw – sindsdien – volstrekt

Materiaal Taalboek, bladzijde 30 / 31

Introductie De kinderen herhalen de belevenissen vanSita en Quirijn uit het eerste deel. Hoe eindigde hetverhaal? Waaraan kon je zien dat het nog niet af was?De kinderen voorspellen hoe het verhaal verder zalgaan. U vertelt de kinderen dat ze vandaag het vervolgvan het verhaal gaan lezen.

Instructie en oefening In het eerste deel hebben dekinderen gelezen dat meneer Peperkamp een filmmaakte met een videocamera. Geef de kinderen deopdracht te luisteren welke manieren van films makenin het tweede deel van het verhaal worden genoemd.U leest het ankerverhaal voor, terwijl de kinderenmeelezen in hun taalboek. Na afloop vertellen dekinderen of het verhaal loopt zoals ze dachten.Vervolgens bespreekt u de twee soorten ‘films’ die inhet verhaal genoemd worden. (film op een filmdoek enfilm met schaduw) Daarna leest u het verhaal interactiefvoor. Tijdens het voorlezen biedt u bovenstaandethemawoorden aan. U geeft de volgende uitleg:– Meneer Peperkamp gebruikt een filmdoek en een

projector om de film te laten zien. Hij zegt dat hetvroeger op deze manier ging maar dat dat nuvolstrekt belachelijk is geworden. Volstrekt betekentnet zoiets als absoluut of helemaal. Als iemand zegt:‘dat is volstrekt onduidelijk voor mij’ bedoelt hij dathij er helemaal niks van begrijpt.

– In 1980 kocht meneer Peperkamp een videocameraen sindsdien gebruikt hij die. Sindsdien betekent sindsdie tijd of vanaf die tijd. Bijvoorbeeld: in groep vierhaalde ik mijn zwemdiploma. Sindsdien mag ik zonder

zwembandjes in het diepe zwemmen.– Volgens mevrouw Peperkamp is popcorn een lekkernij

die bij de bioscoop hoort. Een lekkernij is iets om teeten dat heel lekker is. Hebben de kinderen eenfavoriete lekkernij?

– Sita doet een kunstje met de schaduw van haar hand.Als je voor het licht staat, dan houd je het schijnselvan het licht tegen. Je ziet dan een donkere plek opde muur of op de grond waar het licht niet kanschijnen. Die donkere plek noem je je schaduw.

– Meneer Peperkamp vertelt dat de Batavieren noggeen elektriciteit hadden. Elektriciteit is energie dieonder andere opgewekt kan worden door de krachtvan stromend water, door het verbranden van kolen,gas of olie of door kernreacties. Die energie wordtgebruikt om licht te maken of om apparaten mee telaten werken.

Verwerking De kinderen bespreken in groepjes vantwee welke hulpmiddelen die we dagelijks gebruiken opelektriciteit werken en bedenken een oplossing voordeze middelen als we geen elektriciteit zouden hebben.Hoe speel je muziek af als er geen elektriciteit is, hoezet je koffie, hoe doe je de was, enzovoort.

Reflectie Het thema waaraan de kinderen werken isvergelijken. Welke manieren van vergelijken komen inhet verhaal terug? Welke dingen worden genoemd dievroeger anders waren dan nu? Benadruk dat het in hetverhaal vooral gaat over vergelijken in de tijd.

Page 22: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch 95

Les 11 SamenvattingDoel luisteren, spreken, gesprek

De kinderen kunnen:– een tekst samenvatten;– bij een eenvoudige woord- en zinsconstructie verstaanbaar spreken.

Materiaal Taalboek, bladzijde 32

Let op! Voor de instructie hebt u een artikel uit een krant of tijdschrift nodig dat de kinderenkunnen samenvatten.

Introductie In het ankerverhaal kijken Sita en Quirijnnaar een film van vroeger. Wie van de kinderen heeftpas een film gezien? Laat enkele kinderen kortnavertellen wat er in die film gebeurde. Leg uit dat dekinderen aan het samenvatten zijn. Ze hebben niet allesverteld wat er in de film te zien was; ze hebben alleenhet belangrijkste verteld. U vertelt de kinderen dat zevandaag een verhaal gaan samenvatten en desamenvatting aan anderen gaan vertellen.

Instructie en oefening Als je een verhaal ofgebeurtenis kort navertelt kun je niet alles noemen. Jevertelt alleen de belangrijkste dingen. Zo’n korteweergave van een verhaal of gebeurtenis heet eensamenvatting. U vertelt de kinderen dat u een artikel uiteen krant of tijdschrift gaat voorlezen. U geeft hen deopdracht de belangrijkste woorden te onthouden, zodatze het artikel na afloop kort kunnen samenvatten. Uleest het artikel voor en laat een kind het kortsamenvatten. U noteert de belangrijkste woorden uithet artikel op het bord. Ga samen na of het kind debelangrijkste informatie uit het bericht gebruikt heeft inzijn samenvatting. Heeft hij hoofd- en bijzaken vanelkaar gescheiden? Kunnen de kinderen vertellen watde belangrijkste onderwerpen van het ankerverhaalzijn? (films, vergelijken met vroeger) U bespreekt samenmet de kinderen wie de belangrijkste personen zijn inhet verhaal. U vertelt dat de kinderen het verhaal zokort mogelijk gaan samenvatten zonder belangrijkeinformatie verloren te laten gaan.

Kinderen die zelfstandig verder kunnen, maken deopdracht uit het taalboek in tweetallen.

VERLENGDE INSTRUCTIE 1U bespreekt het verloop van de schooldag tot aan ditmoment. U vertelt de kinderen dat ze alleen debelangrijkste dingen mogen vertellen: wat is ergebeurd, welk werk hebben ze gedaan, wat is af en watnog niet, met wie hebben ze samengewerkt? Kunnende kinderen zich tot de hoofdzaken beperken? Deandere kinderen in het groepje beoordelen of deinformatie die gegeven wordt relevant is.

VERLENGDE INSTRUCTIE 2U leest het ankerverhaal per alinea voor. De kinderenkiezen per alinea de belangrijkste regel uit. Aan de handvan dit korte overzicht bereiden zij in tweetallen hunverhaal voor.

Verwerking De kinderen lezen ieder een deel van hetankerverhaal. Ze schrijven de belangrijkste woorden open vatten hun deel van het verhaal mondeling samen.Bij de klaar?-opdracht vatten de kinderen een filmsamen die ze pas gezien hebben.

Reflectie Hoe hebben de kinderen de belangrijksteinformatie uit in het verhaal gehaald? Maken debijzaken het verhaal mooier of kun je ze net zo goedweglaten? Waarom gebruik je samenvattingen? (om inhet kort informatie te kunnen geven).

Page 23: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch96

Les 12 Regisseur RomeoDoel luisteren, spreken, gesprek

De kinderen kunnen:– woorden, zinnen of een mededeling herkennen c.q. onthouden;– een mondelinge opdracht uitvoeren.

Materiaal Taalboek, bladzijde 33

Introductie In het eerste deel van het ankerverhaalspeelden Sita en Quirijn in de film van meneerPeperkamp. Meneer Peperkamp zette ze bij de bankneer. Dat noemde hij de set. Weten de kinderen nogwat een set is? (de plaats waar een film wordtopgenomen) Sita en Quirijn waren de acteurs, maar watwas meneer Peperkamp? (cameraman engeluidstechnicus) Meneer Peperkamp was ook regisseur,dat is de leider van een toneelstuk of film die verteltwat iedereen moet doen.

Instructie en oefening U vertelt dat de acteurs goedmoeten onthouden wat de regisseur zegt. Leg uit dat jeiets goed kunt onthouden door geconcentreerd teluisteren. U vertelt dat u groepjes kinderen eenopdracht gaat geven, die ze goed moeten onthouden.Het kan voorkomen dat een kind meerdere opdrachtenkrijgt; in dat geval mag hij kiezen. Bijvoorbeeld:– kinderen met schoenen zonder veters zetten hun

schoenen op de gang;– kinderen met een bril zetten een plant op hun tafel.– kinderen die in september of oktober jarig zijn, doen

net alsof ze slingers ophangen;– kinderen die zwarte sokken dragen, feliciteren alle

kinderen die slingers aan het ophangen zijn;– kinderen die nog geen opdracht hebben, gaan van

klein naar groot met hun rug tegen het bord staan.Als u alle opdrachten hebt gegeven, gaat ieder kind zijnof haar opdracht uitvoeren. Na enige tijd legt u deactiviteiten stil door de kinderen te vragen stil te blijvenstaan als een standbeeld. U kijkt rond en evalueerthardop hoe de opdrachten zijn uitgevoerd. Hebben de

kinderen hun opdrachten goed begrepen enonthouden? Toon aan dat je alleen datgene onthoudtwat voor jou belangrijk is. Kinderen die zelfstandigverder kunnen, maken in tweetallen de opdracht uit hettaalboek.

VERLENGDE INSTRUCTIE 1Bespreek met de kinderen dat je een opdracht opverschillende manieren uit kunt voeren. Als u zegt: doeeens iets geks, dan zal iedereen iets anders doen. Vraagde kinderen wat ze in dit geval zouden doen. Bespreekde antwoorden en concludeer dat je een opdracht vaakop je eigen manier kunt uitvoeren. Door er samen eerstover te praten kun je op goede ideeën komen.

VERLENGDE INSTRUCTIE 2Neem de mondelinge opdrachten uit de instructie nogeens met de kinderen door. Bepaal telkens met dekinderen wie aan de beschrijving voldoet. Als dit zo is,dan voert het betreffende kind de opdracht uit.

Verwerking De kinderen praten in tweetallen over deaanwijzingen die regisseur Romeo aan zijn acteursgeeft. Vervolgens voeren ze de aanwijzingen samen uit.Tijdens de klaar?-opdracht bedenken de kinderen eenaanwijzing die regisseur Romeo geeft en laten ze deander deze aanwijzing uitvoeren.

Reflectie Begrepen de kinderen de aanwijzingen vanregisseur Romeo? Welke aanwijzingen waren moeilijk?Kwamen ze hier al pratend uit? Zouden de kinderenliever acteur of regisseur willen zijn? Waarom?

Page 24: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch 97

Les 13 Uit een ver verledenDoel taalbeschouwing

De kinderen:– leren woordbetekenissen aan de hand van synoniemen;– kunnen de betekenis van een woord afleiden van een synoniem.

Materiaal Taalboek, bladzijde 34Antwoordenboek taal

Introductie Meneer Peperkamp heeft eenfilmprojector en een filmdoek van vroeger.Tegenwoordig gebruikt hij die bijna niet meer, want hijheeft nu een video en een televisie. Een filmprojectormet een filmdoek en een video met een televisie zijnverschillende dingen die je voor hetzelfde kuntgebruiken, namelijk voor het kijken van films. Net zoalser verschillende voorwerpen zijn die je voor hetzelfdekunt gebruiken, zijn er ook verschillende woorden diehetzelfde of bijna hetzelfde betekenen. In deze les gaande kinderen oefenen met zulke woorden.

Instructie en oefening Meneer Peperkamp zei: ‘Dit isnog uit een ver verleden’. Kunnen de kinderen deze zinop een andere manier zeggen? (dit is nog van langgeleden, dit is nog van vroeger). Concludeer dat de zinnenongeveer hetzelfde betekenen maar dat je anderewoorden gebruikt. Als je het woord niet kent, maar jeweet wel het synoniem, kun je toch achter de betekeniskomen. Doordat je weet dat van vroeger een synoniem isvan uit het verleden, kun je zeggen dat het verleden detijd is die voorbij is.U geeft nog een voorbeeld: ik ben een toeschouwer.Weten de kinderen wat dit betekent? Zo niet, noem dan

synoniemen: een kijker, publiek. Nu je het synoniem kent,weet je dat een toeschouwer iemand is die naar iets kijkt.Soms kun je aan een woord zien of horen wat hetbetekent, bijvoorbeeld filmhuis: een huis waar een filmwordt gedraaid. Laat de kinderen zelf zulke synoniemenverzinnen voor de volgende woorden: garage, oven,skeelers. Vraag de kinderen om aan de hand van hetzelfverzonnen synoniem de betekenis van hetoorspronkelijke woord uit te leggen.Kinderen die zelfstandig verder kunnen, maken deopdracht uit het taalboek.

Verwerking De kinderen zoeken bij elk dikgedruktwoord een synoniem. Vervolgens schrijven ze debetekenis op. Bij de klaar?-opdracht bedenken dekinderen hoe de mensen vroeger voorwerpen uit onzetijd zouden noemen.

Reflectie Welke woorden vonden de kinderenmoeilijk? Heeft het synoniem geholpen om de betekeniste achterhalen? Laat een kind vertellen wat hij van dezeles vond. Laat de andere kinderen voor dat woordzoveel mogelijk synoniemen bedenken.

Page 25: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch98

Les 14 De Japanse cameraDoel stellen

De kinderen kunnen:– de logische lijn van een zakelijke tekst zien;– een tekst reviseren door te letten op de opbouw: tekstdelen herformuleren.

Materiaal Taalboek, bladzijde 35Antwoordenboek taalTaalboek extra: R 14 / V 14, bladzijde 26 / 27

Let op! U hebt een videocamera nodig.

Introductie U laat de videocamera aan de kinderenzien en stelt er vragen over. Is het een nieuwe, modernecamera? Waaraan kun je dat zien? Bij wie van dekinderen is thuis ook een videocamera? Waarin verschiltdie van deze camera? Wie heeft wel eens met eencamera video-opnamen gemaakt? Wie kan uitleggenhoe je een camera moet gebruiken? U legt uit dat bijeen nieuw apparaat meestal een handleiding zit, waarinje kunt lezen hoe het apparaat werkt.

Instructie en oefening Hebben de kinderen wel eenseen handleiding gelezen, waarvan was die? Was het eengoede handleiding, waarom (niet)? Concludeer dat hetbelangrijk is dat de stappen die je moet zetten goedbeschreven zijn in de handleiding. Als je twee stappenomwisselt, klopt er niks meer van de handleiding.Samen met de kinderen stelt u een handleiding op voorhet strikken van veters. Zet de stappen kort op hetbord. Na afloop concludeert u dat het belangrijk is destappen helder en in de juiste volgorde op te schrijven.Vervolgens leest u samen met de kinderen dehandleiding bij de videocamera in het taalboek. Uvraagt de kinderen wat er niet logisch is aan dezehandleiding. Woorden in de handleiding die problemenopleveren demonstreert u aan de hand van deaanwezige videocamera. U laat de kinderen bepalen

wat waarschijnlijk de eerste zin van de handleiding is.Kinderen die zelfstandig verder kunnen, maken deopdracht uit het taalboek.

VERLENGDE INSTRUCTIE

U laat de kinderen een stukje met de camera opnemen.Elke handeling verwoorden zij (bijvoorbeeld: ik haal dedop van de lens) en ze zoeken in het taalboek de juistezin erbij. Samen bespreken de kinderen of de gekozenvolgorde goed is. Als kinderen een volgorde voorstellendie niet logisch is, laat u zien waarom dat niet kan.

Verwerking De kinderen zetten de zinnen van dehandleiding in de juiste volgorde, vervolgensverbeteren ze de fouten in de zinnen. Bij de klaar?-opdracht schrijven de kinderen een handleiding bij eenapparaat waarmee ze zelf goed kunnen werken.

Reflectie U vraagt de kinderen hoe zij de logischevolgorde van de zinnen hebben bepaald. Waarom hebje voor deze volgorde gekozen? Zijn er verschillendevolgordes mogelijk? Waarom is de ene beter dan deandere? Is de handleiding nu duidelijk? Kan het nogduidelijker? Concludeer dat het toevoegen van plaatjeskan helpen om de stappen uit de handleiding beter tebegrijpen.

Page 26: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch 99

Les 15 Toets 2Materiaal Kopieerbladen toets 2, bladzijde 11 / 12

Kopieerblad registratie toets 2, bladzijde 76

Introductie De toets heeft betrekking op vier leerdoelen: tegenwoordige tijd, begrippen ordenen,afkortingen en onderwerp. U deelt de kopieerbladen uit en neemt met de kinderen detoets door om de bedoeling van elk toetsonderdeel duidelijk te maken. Daarna makenze de toets.

1 Tegenwoordige tijdDe kinderen kleuren de hokjes voor de zinnen die in de tegenwoordige tijd staan.

2 Begrippen ordenenDe kinderen ordenen woorden van klein naar groot.

3 AfkortingenDe kinderen schrijven de afkortingen op van de gegeven woorden of woordcombinaties.

4 OnderwerpDeze oefening bestaat uit twee onderdelen. In het eerste deel kleuren de kinderen vanelke zin de persoonsvorm blauw en het onderwerp rood, in het tweede deel vullen dekinderen een onderwerp in elke zin in.

Afname De kinderen maken de toetsonderdelen. Geef vooraf duidelijk aan hoeveel tijd hiervoorstaat. In totaal staat voor de toets een lesonderdeel van 25 minuten gepland. Na uwinstructie blijven er ongeveer twintig minuten over voor het maken van de toets.

Beoordeling De toets heeft een signaalfunctie. Als een kind fouten maakt bij de toets, kan dat eropduiden dat hij de leerstof onvoldoende beheerst.

1 Tegenwoordige tijdDe zinnen 1, 3, 4, 7 en 9 staan in de tegenwoordige tijd.Resultaten:– tien zinnen goed: goede beheersing van de tegenwoordige tijd;– negen of acht zinnen goed: voldoende beheersing;– zeven of minder zinnen goed: onvoldoende beheersing.

2 Begrippen ordenen1 petje – politiepet – hoge hoed – brandweerhelm2 muis – konijn – leeuw – paard3 blokfluit – viool – gitaar – piano4 legoblokje – voetbal – bordspel – step

Page 27: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch100

5 kauwgombal – dropveter – rol drop – zuurstokResultaten:– vijf reeksen goed: goede beheersing van het ordenen van begrippen;– vier reeksen goed: voldoende beheersing;– drie of minder zinnen goed: onvoldoende beheersing.

3 Afkortingen1 z.o.z, 2 tel., 3 a.u.b., 4 enz., 5 t.k., 6 v.d., 7 z.s.m., 8 str.Het gaat om de juiste letters. Fouten met punten hoeft u niet mee te tellen, dit komt inthema 10 bij spelling aan bod.Resultaten:– acht afkortingen goed: goede beheersing van de afkortingen;– zeven afkortingen goed: voldoende beheersing;– zes of minder afkortingen goed: onvoldoende beheersing.

4 Onderwerp1 persoonsvorm: lopen, onderwerp: Sita en Quirijn2 persoonsvorm: woont, onderwerp: mevrouw Peperkamp3 persoonsvorm: speelt, onderwerp: Quirijn4 persoonsvorm: rennen, onderwerp: de kinderen5 persoonsvorm: klapt, onderwerp: de toeschouwerElke goede persoonsvorm levert een punt op, elk goed onderwerp levert een punt op.Bij het tweede deel van de oefening zijn meerdere antwoorden mogelijk. Elk goedonderwerp levert een punt op.Resultaten:– vijftien punten: goede beheersing van het onderwerp;– veertien of dertien punten: voldoende beheersing;– twaalf of minder punten: onvoldoende beheersing.

Vervolg U vult per leerling de resultaten van de toets in op het registratieblad. Naar aanleidingvan de toets, maar ook op basis van eerdere observatie kunt u de kinderendifferentiatiestof aanbieden:– Kinderen met het resultaat goede beheersing maken de verrijkingsles uit het taalboek

extra.– Kinderen met het resultaat voldoende beheersing maken de remediëringsles uit het

taalboek extra.– Kinderen met het resultaat onvoldoende beheersing maken de remediëringsles en

krijgen uitgebreide instructie. Mogelijkheden hiervoor zijn:– in een kleiner groepje de toets samen doornemen;– instructie en geleide oefening geven bij de remediëringslessen;– de basislessen samen doornemen.

Page 28: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

onderdeel onderwerp / doel basis- score beheersing vervolg-les toets les

1 tegenwoordige tijd De kinderen kunnen de tegenwoordige 3 10 goed V 3tijd in een zin ontdekken. 9 of 8 voldoende R 3

7 of minder onvoldoende R 32 begrippen ordenen De kinderen kunnen begrippen 4 5 goed V 4

ordenen op basis van grootte. 4 voldoende R 43 of minder onvoldoende R 4

3 afkortingen De kinderen kunnen van gegeven 7 8 goed V 7woorden of woordcombinaties de 7 voldoende R 7afkorting geven. 6 of minder onvoldoende R 7

4 onderwerp De kinderen kunnen: 9 15 goed V 9– de relatie ontdekken tussen

persoonsvorm en onderwerp; 14-13 voldoende R 9– het deel dat aangeeft wie of wat iets

doet of doen invullen in een zin. 12 of minder onvoldoende R 9

Bij differentiatielessen R 8, V 8, R 14 en V 14 is geen toetsonderdeel, deze lessen kunt uaanbieden op basis van observatie.

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch 101

Page 29: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

DifferentiatielessenInleiding Na het beoordelen van de toets bekijkt u samen met de kinderen welke leerstof ze nog

moeten oefenen. De remediëringsles op de linkerpagina en de verrijkingsles op derechterpagina zijn een differentiatie van dezelfde basisles. Na een korte introductie gaande kinderen die de verrijkingsles doen zelfstandig aan het werk. Dit geeft u degelegenheid om instructie te geven aan de kinderen die aan de slag gaan met deremediëringsles. De reflectie behandelt u ten slotte met de hele groep.

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch102

Page 30: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch 103

Remediëring R 3 Vroeger of nu?Verrijking V 3 De beer en de prinsesDoel taalbeschouwing

De kinderen kunnen de tegenwoordige tijd in een zin ontdekken.

Materiaal Taalboek extra, bladzijde 16 / 17Antwoordenboek taal 7

Vooraf Kinderen die met de verrijkingsstof aan de gang kunnen, gaan zelfstandig aan het werkmet de V-les. De kinderen zoeken in het fragment de werkwoorden die in detegenwoordige tijd staan. Vervolgens bedenken de kinderen zinnen in detegenwoordige tijd voor een nieuwe film.De overige kinderen maken onder uw begeleiding de remediëringsles.

Introductie Mevrouw Peperkamp nodigt Sita enQuirijn uit om oude filmpjes te komen kijken. Wie kijkter thuis wel eens oude filmpjes of oude foto’s vanzichzelf? Wat was er vroeger anders dan nu? Laat dekinderen een zin maken over hoe ze vroeger waren eneen zin over hoe ze nu zijn. Welke zin staat in detegenwoordige tijd? In deze les gaan de kinderenzinnen zoeken die in de tegenwoordige tijd staan.

Instructie en oefening Weten de kinderen nog hoe jekunt zien dat een zin in de tegenwoordige tijd staat?Als er geen woorden zoals nu of op dit moment in de zinstaan, kun je het zien aan de persoonsvorm. U schrijftop het bord: Ik loop hard naar huis. en Ik liep hard naarhuis. Laat de kinderen het woord nu in beide zinnenzetten. Waarom past het wel in de ene zin, maar niet inde andere? Vraag de kinderen nog enkele voorbeelden

te bedenken. Laat de kinderen elke zin aanvullen methet woord nu en laat ze aangeven of de zin in detegenwoordige tijd of in de verleden tijd staat.

Verwerking De kinderen krijgen steeds twee zinnenaangeboden waarvan er een in de tegenwoordige eneen in de verleden tijd staat. Ze schrijven de zinnen inde tegenwoordige tijd over, aangevuld met het woordnu.

Reflectie Laat de kinderen aangeven wanneer je detegenwoordige tijd gebruikt in een zin. Concludeer datje met de tegenwoordige tijd vertelt wat nu, op ditmoment gebeurt. Hoe kun je een zin in detegenwoordige tijd herkennen? Een zin staat in detegenwoordige tijd als je nu of op dit moment in de zinkunt zetten zonder dat de zin fout wordt.

Page 31: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch104

Remediëring R 4 Van klein naar grootVerrijking V 4 KwartetDoel taalbeschouwing

De kinderen kunnen begrippen ordenen op basis van grootte.

Materiaal Taalboek extra, bladzijde 18 / 19Antwoordenboek taal

Vooraf Kinderen die met de verrijkingsstof aan de gang kunnen, gaan zelfstandig aan het werkmet de V-les. De kinderen sorteren vier groepen kwartetkaarten in volgorde van kleinnaar groot. Ze bedenken vervolgens een vierde woord bij elke reeks.De overige kinderen maken onder uw begeleiding de remediëringsles.

Introductie U schrijft op het bord de woordenwebcam, filmcamera en videocamera. Meneer Peperkampin het verhaal heeft een nieuwe videocamera. Vroegerhad hij een filmcamera. Zou die groter of kleinergeweest zijn dan de videocamera? Vraag de kinderenwie weet wat een webcam is. Is die groter of kleinerdan de filmcamera en de videocamera? Kom samen totde juiste volgorde van klein naar groot: webcam –videocamera – filmcamera. Vertel de kinderen dat zevandaag woorden gaan sorteren van klein naar groot.

Instructie en oefening Vraag de kinderen waar je oplet als je woorden van klein naar groot ordent.Concludeer dat je eerst moet weten wat de woordenbetekenen. Je probeert je voor te stellen hoe het

eruitziet. Laat de kinderen dit oefenen met de woordenolifant, muis, leeuw en kat. Laat zien dat je de reeks kuntcontroleren door alle begrippen nog een keer tevergelijken met elkaar: een kat is groter dan een muis,een leeuw is groter dan een kat en een olifant is groterdan een leeuw.

Verwerking De kinderen schrijven reeksen van drievoorwerpen of dieren van klein naar groot op.

Reflectie Wisten de kinderen meteen welke volgordegoed was, of hebben ze zich eerst voorgesteld hoe alleseruit zag? Concludeer dat je, als je woorden van kleinnaar groot ordent, moet proberen om je bij elk woordeen duidelijk beeld te vormen in je hoofd.

Page 32: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch 105

Remediëring R 7 Kinderen Tegen PestenVerrijking V 7 Het filmmuseumDoel taalbeschouwing

De kinderen kunnen van gegeven woorden of woordcombinaties de afkorting geven.

Materiaal Taalboek extra, bladzijde 20 / 21Antwoordenboek taal

Vooraf Kinderen die met de verrijkingsstof aan de gang kunnen, gaan zelfstandig aan het werkmet de V-les. De kinderen schrijven de afkortingen op van de dikgedrukte woorden ineen folder van het filmmuseum.De overige kinderen maken onder uw begeleiding de remediëringsles.

Introductie Bespreek met de kinderen waaromafkortingen gebruikt worden en waar ze zoalvoorkomen. Je gebruikt afkortingen bijvoorbeeld inadvertenties, om de tekst kort te houden. Namen vanverenigingen, clubs, winkels of bedrijven bestaan ookvaak uit afkortingen. Laat de kinderen voorbeeldennoemen.

Instructie en oefening U schrijft de volgendewoordcombinaties op het bord:Zie ommezijdeIn plaats vanNeem met de kinderen de betekenis van de woordendoor. U schrijft de afkorting z.o.z. op het bord. Van

welke woordcombinatie is dit een afkorting? Waarom?Concludeer dat je, als je een groepje woorden af wiltkorten, vaak de eerste letters van alle woorden gebruikt.Laat de kinderen nu zelf de afkorting van in plaats vanbedenken.

Verwerking De kinderen bedenken afkortingen bijnamen van fictieve verenigingen.

Reflectie Laat de kinderen een afkorting bedenken bijdeze les, bijvoorbeeld: sl (superleuk) of bm (bestmoeilijk). Later dit jaar bij spelling leren de kinderenmeer over afkortingen. Dan leren ze bijvoorbeeld deregels voor het zetten van punten in afkortingen.

Page 33: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch106

Remediëring R 8 Over honderd jaar openmakenVerrijking V 8 In het netDoel stellen

De kinderen kunnen:– een werkstuk schrijven;– het schrijven van een tekst voorbereiden: bepalen van het onderwerp;– het schrijven van een tekst voorbereiden: bepalen van inhoud en doel;– het schrijven van een tekst voorbereiden: gegevens verzamelen (w-vragen);– het schrijven van een tekst voorbereiden: in klad schrijven;– reflecteren op hun schrijfgedrag.

Materiaal Taalboek extra, bladzijde 22 / 23Kopieerblad schrijfhulp: schema voor een werkstuk, bladzijde 117 / 118

Vooraf Kinderen die met de verrijkingsstof aan de gang kunnen, gaan zelfstandig aan het werkmet de V-les. De kinderen voltooien hun werkstuk waarmee ze in les 8 een beginhebben gemaakt. Als ze de kladversie af hebben, verbeteren ze deze en schrijven ze denetversie op een apart blaadje. Vervolgens zoeken ze plaatjes of maken tekeningen. Deoverige kinderen maken onder uw begeleiding de remediëringsles.

Introductie Deze les sluit aan bij les 8 Het archief. Indie les hebben de kinderen het begin gemaakt van eenwerkstuk over het leven van nu, zodat mensen overhonderd jaar weten hoe het leven er nu uitziet. In dezeles maken de kinderen hun werkstuk af.

Instructie en oefening U bespreekt met de kinderenhoe een werkstuk is opgebouwd. In het begin staatwaarom je het werkstuk schrijft. In het midden staat debelangrijkste informatie. Aan het einde sluit je jewerkstuk af, bijvoorbeeld met een vraag. U laat dekinderen zinnen formuleren, bijvoorbeeld:Begin: Ik wil mensen over honderd jaar vertellen hoewij nu betalen in een winkel.Midden: Wij betalen met euro’s. Er zijn munten enbriefjes. We kunnen ook met een pinpas betalen. Diehaal je door een apparaat, en je toetst een pincode in.Einde: Zouden er over honderd jaar nog geld en pasjeszijn? Misschien kun je dan betalen met je vingerafdruk.Benadruk dat de zinnen zo duidelijk moeten zijn dat

iemand over honderd jaar zich het precies voor kanstellen. Om je tekst nog meer te verduidelijken kun jeplaatjes of tekeningen gebruiken. Wat voor plaatjes kunje gebruiken in het werkstuk over betalen in een winkel?Welke onderschriften kun je eronder zetten?

Verwerking De kinderen voltooien hun werkstukwaarmee ze in les 8 Het archief een begin hebbengemaakt. Vervolgens zoeken ze plaatjes of makentekeningen om het werkstuk duidelijker te maken.

Reflectie Hoe is het werkstuk geworden? Kan iemanddie het over honderd jaar leest zich voorstellen hoe hetleven er nu uitziet? Hoe hebben de kinderen hetwerkstuk opgebouwd? Wat vonden ze moeilijk? U kuntde werkstukken van de kinderen verzamelen en in eenverzegelde enveloppe in het schoolarchief bewaren.

Page 34: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch 107

Remediëring R 9 FilmtitelsVerrijking V 9 Wij huren een filmDoel taalbeschouwing

De kinderen kunnen:– de relatie ontdekken tussen persoonsvorm en onderwerp.– het deel dat aangeeft wie of wat iets doet of doen invullen in een zin.

Materiaal Taalboek extra, bladzijde 24 / 25Antwoordenboek taal

Vooraf Kinderen die met de verrijkingsstof aan de gang kunnen, gaan zelfstandig aan het werkmet de V-les. De kinderen bedenken zelf een onderwerp dat in de zin past. Vervolgensmaken ze zelf filmtitels met in ieder geval een persoonsvorm en een onderwerp.De overige kinderen maken onder uw begeleiding de remediëringsles.

Let op! De kinderen hebben een blauw en een rood kleurpotlood nodig.

Introductie Vraag de kinderen naar hun favoriete film.Kunnen ze aangeven over wie of wat de film gaat?Vertel dat wie of wat in een zin het onderwerp is. Bijeen onderwerp hoort een persoonsvorm. Dat is hetwerkwoord dat aangeeft wat er wordt gedaan in de zin.Laat de kinderen een zin maken met als onderwerp hetonderwerp van hun favoriete film en een persoonsvormdie daarbij past.

Instructie en oefening U schrijft op het bord: Dehondjes rennen naar hun baas. U vertelt dat je depersoonsvorm kunt vinden door een zin vragend temaken. Dan komt de persoonsvorm vooraan te staan:Rennen de hondjes naar hun baas? Het onderwerp ishet deel van de zin dat aangeeft wie of wat iets doet ofdoen. Wie rennen naar hun baas? De hondjes, dus dat ishet onderwerp. U zet een rode streep onder hetonderwerp en een blauwe onder de persoonsvorm inde zin op het bord.Vraag de kinderen of het hondje ook een goedonderwerp zou zijn: het hondje rennen naar hun baas.

Waarom niet? Concludeer dat het onderwerp en depersoonsvorm altijd bij elkaar moeten passen. Staat dezin in het meervoud, dan moet het onderwerp ookmeervoud zijn. Laat de kinderen bij een aantalpersoonsvormen een goed onderwerp bedenken,bijvoorbeeld rennen, springt, ontploft en dansen.

Verwerking De kinderen kiezen bij elke zin uit tweemogelijkheden het juiste onderwerp. Vervolgensschrijven ze de zin met het goede onderwerp op enkleuren ze het onderwerp rood en de persoonsvormblauw.

Reflectie Hoe weet je wat het onderwerp is en wat depersoonsvorm is in een zin? Wat hebben depersoonsvorm en het onderwerp met elkaar te maken?Concludeer dat het onderwerp aangeeft wie of wat ietsdoet of doen, de persoonsvorm zegt wat er wordtgedaan. Als de persoonsvorm verandert, dan veranderthet onderwerp mee en andersom.

Page 35: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

Taal actief Groep 6 Handleiding taal A – 2 © Malmberg ’s-Hertogenbosch108

Remediëring R 14 Vuur makenVerrijking V 14 Elektrisch lichtDoel stellen

De kinderen kunnen:– de logische lijn van een zakelijke tekst zien;– een tekst reviseren door te letten op de opbouw: tekstdelen herformuleren.

Materiaal Taalboek extra, bladzijde 26 / 27Antwoordenboek taal

Vooraf Kinderen die met de verrijkingsstof aan de gang kunnen, gaan zelfstandig aan het werkmet de V-les. De kinderen lezen de tekst in het taalboek extra. Ze maken een strip vanvier tekeningen van de vier belangrijkste gebeurtenissen in het verhaal. Onder elketekening schrijven ze een zin, waarmee ze in eigen woorden de inhoud van het verhaalweergeven.De overige kinderen maken onder uw begeleiding de remediëringsles.

Let op! U hebt twee (vuur)stenen nodig.

Introductie Meneer Peperkamp vertelt dat deBatavieren nog geen elektriciteit hadden. Om licht enwarmte te maken moesten ze een vuurtje aansteken. Alsze thuiskwamen, zetten ze eerst hun speren tegen demuur. Dan gingen ze hout sprokkelen. En daarnamaakten ze het vuur aan met een vuursteen. Dit is eenlogische volgorde om vuur te maken. In deze les gaande kinderen kijken naar de volgorde van gebeurtenissenin een tekst.

Instructie en oefening U legt de stenen op tafel envraagt de kinderen of zij kunnen vertellen hoe je vuurzou kunnen maken met deze twee stenen. U herhaaltde antwoorden van de kinderen en gebruikt daartermen bij die de volgorde van handelingen duidelijkmaken, bijvoorbeeld: eerst neem je een steen in elkehand, die sla je hard tegen elkaar zodat er vonken vanafkomen, dan zorg je dat de vonken op droge takjes ofblaadjes terecht komen en op het laatst leg je er houtbij en krijg je vlammen.

Hierna bekijkt u met de kinderen de zinnen in hettaalboek extra. U bespreekt met de kinderen welkewoorden belangrijk zijn voor het bepalen van de goedevolgorde: op de eerste plaats, de herhaling van hetwoord vonken, een andere manier, de herhaling van hetwoord hout.

Verwerking De kinderen schrijven de nummers vande zinnen in logische volgorde op. Vervolgensherformuleren ze de inhoud van de tekst door dezinnen korter te maken.

Reflectie Zien de kinderen de logische volgorde vande gebeurtenissen? Aan welke woorden kun je zien ofhoren wat de goede volgorde is? Met welke woordenzou je de volgorde van de gebeurtenissen nogduidelijker kunnen maken? Laat de kinderen woordenals eerst, dan, op het laatst en ten slotte mondelingtoevoegen aan hun zinnen.

Page 36: Taal actief - documentatie actief 3/501348_180dpi_bladerboek/files... · dag 5 week 2 dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 dag 5 week 3 dag 1 ... Taal actief Groep 6 Handleiding taal A ... Spellingwoorden

ISBN 978 90 345 2281 8

5013489 789034 522818