qv-r41/qv-r51 · (4,13 miljoen beeldpunten totaal) qv-r51: 5,00 miljoen beeldpunten (5,25 miljoen...

184
D Digitale Camera QV-R41/QV-R51 Gebruiksaanwijzing K866PCM2DKX Gefeliciteerd met de aanschaf van dit CASIO product. Voordat u het in gebruik neemt dient u eerst de voorzorgsmaatregelen in deze gebruiksaanwijzing aandachtig door te lezen. Houd de gebruiksaanwijzing daarna op een veilige plaats voor latere naslag. Bezoek de officiële Exilim website http://world.casio.com/ voor de meest recentelijke informatie voor dit product. Alle voorbeeldprocedures in deze gebruiksaanwijzing zijn gebaseerd op model QV-R51. Dezelfde procedures zijn ook van toepassing op model QV-R41 tenzij anders vermeld.

Upload: others

Post on 14-Aug-2020

4 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

DDigitale Camera

QV-R41/QV-R51Gebruiksaanwijzing

K866PCM2DKX

Gefeliciteerd met de aanschaf van dit CASIO product. •✤Voordat u het in gebruik neemt dient u eerst

de voorzorgsmaatregelen in deze gebruiksaanwijzing aandachtig door te lezen.

•✤Houd de gebruiksaanwijzing daarna op een veilige plaats voor latere naslag.

•✤Bezoek de officiële Exilim website http://world.casio.com/ voor de meest recentelijke informatie voor dit product.

Alle voorbeeldprocedures in deze gebruiksaanwijzing zijn gebaseerd op model QV-R51. Dezelfde procedures zijn ook van toepassing op model QV-R41 tenzij anders vermeld.

INLEIDING

2

INLEIDING

UitpakkenControleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snelmogelijk contact op met de dealer.

Camera

2 oplaadbarenikkelmetaal hydridebatterijen maat AA(HR-3U <nominalecapaciteit 2100mAh>) Oplaadeenheid

(BC-5H)

* De vorm van denetstekker hangt af vanhet land waar decamera wordtaangeschaft.

CD-ROM

USB kabel Basisreferentie

Netsnoer * Polsriem

INLEIDING

3

Inhoudsopgave

2 INLEIDING

Uitpakken ..................................................................... 2

Kenmerken ................................................................... 9

Voorzorgsmaatregelen ................................................ 11Algemene voorzorgsmaatregelen 11Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen 18Voorwaarden voor juiste werking 18Condens 19Lens 19Overige 20

21 SNELSTARTGIDS

Laad de batterijen eerst op! ....................................... 21

Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 22

Opnemen van een beeld ............................................ 23

Bekijken van een opgenomen beeld ......................... 23

Wissen van een beeld ................................................ 24

25 VOORBEREIDINGEN

Betreffende deze gebruiksaanwijzing ........................ 25

Algemene gids ........................................................... 26

Inhoud van het beeldscherm ..................................... 28Opnamefunctie (REC) 28Weergavefunctie (PLAY) 30Veranderen van de inhoud van het beeldscherm 31

Indicators .................................................................... 31

Vastmaken van de polsriem ....................................... 32

Spanningsvereisten ................................................... 32Opladen van de oplaadbare batterijen 33Inleggen van de batterijen 37Verwijderen van de batterijen uit de camera 37Werking op netspanning 41In- en uitschakelen van de camera 42Configureren van de stroomspaarinstellingen 44

Gebruik van de in-beeld menu’s ................................ 45

Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 47Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 48

INLEIDING

4

51 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Opnemen van een beeld ............................................ 51Richten van de camera 51Opnemen van een beeld 52Opname voorzorgsmaatregelen 54Aangaande autofocus 54Aangaande het beeldscherm van de opnamefunctie 55

Gebruiken van de optische zoeker ............................ 55

Gebruiken van de zoom ............................................. 56Optische zoom 56Digitale zoom 57

Gebruiken van de flitser ............................................. 58Flitsereenheid status 60Veranderen van de flitssterkte instelling 60Voorzorgsmaatregelen voor de flitser 61

Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 62

Specificeren van beeldgrootte en beeldkwaliteit ....... 63Beeldgrootte specificeren 63Beeldkwaliteit specificeren 64

66 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 66Gebruik van autofocus 67Gebruik van de macrofunctie 68Gebruik van de oneindig-functie 69Gebruik van handmatig scherpstellen 69Gebruik van de scherpstelvergrendeling 70

Belichtingscompensatie (EV verschuiving) ............... 71

Bijstellen van de witbalans ......................................... 73Handmatig bijstellen van de witbalans 74

Gebruiken van de BESTSHOT functie ...................... 75Creëren van uw eigen BESTSHOT instelling 77

Combineren van shots van twee mensen tot eenenkel beeld (Coupling Shot (combinatieshot)) .......... 79

Opnemen van een onderwerp over een bestaandachtergrondbeeld (Pre-shot (vooropname)) .............. 81

Gebruiken van de filmfunctie ..................................... 83

Gebruiken van het histogram..................................... 84

Camera instellingen van de opnamefunctie (REC) ... 86Specificeren van de ISO gevoeligheid 86Selecteren van de meetfunctie 87Gebruiken van de filterfunctie 88Specificeren van kleurverzadiging 88Specificeren van het contrast 89Speciferen van de contourscherpte 89In- en uitschakelen van het in-beeld raster 90In- en uitschakelen van beeldcontrole 90Toewijzen van functies aan de [�] en [�] toetsen 91Specificeren van de default instellingen bij

inschakelen van de spanning 92Terugstellen (reset) van de camera 93

INLEIDING

5

94 WEERGAVE

Elementaire weergavebediening ............................... 94

Inzoomen op het weergegeven beeld ....................... 95

Afmetingen van een beeld heraanpassen ................. 96

Trimmen van een beeld ............................................. 97

Weergeven van een film ............................................ 99

Tonen van een 9-beelden scherm ........................... 100Selecteren van een specifiek beeld in het

9-beelden scherm 101

Tonen van het kalenderscherm................................ 101

Spelen van een Slide Show (diashow) .................... 102Specificeren van de slideshow (diashow) beelden 104Specificeren van de slideshow (diashow) tijd 105Specificeren van de slideshow (diashow) tussenpauze 105

Roteren van het displaybeeld .................................. 106

Gebruik van beeldroulette ........................................ 107

108 WISSEN VAN BESTANDEN

Wissen van een enkel bestand ................................ 108

Wissen van alle bestanden ...................................... 109

110 BEHEER VAN BESTANDEN

Mappen ......................................................................110Geheugenmappen en -bestanden 110

Beschermen van bestanden ..................................... 111Beveiligen van een enkel bestand 111Beveiligen van alle bestanden 112

DPOF .........................................................................112Configureren van de afdrukinstellingen voor een

enkel beeld 113Configureren van de afdrukinstellingen voor alle beelden 114

PRINT Image Matching II ............................................. 115

Exif Print ....................................................................115

Gebruiken van USB DIRECT-PRINT ........................116

Gebruik van de FAVORITE map ............................... 118Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map 118Tonen van een bestand in de FAVORITE map 120Wissen van een bestand uit de FAVORITE map 121Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map 122

INLEIDING

6

123 ANDERE INSTELLINGEN

Specificeren van de bestandsnaamserienummer generatiemethode .............................. 123

In- en uitschakelen van de toetstoon ....................... 124

Specificeren van een beeld voor het beginscherm ... 124

Configureren van de instellingen voor hetspanningsuitschakelbeeld ........................................ 125

Gebruiken van het alarm ......................................... 127Instellen van een alarm 127Stoppen van het alarm 128

Instellen van de klok ................................................ 129Selecteren van uw thuistijdzone 129Instellen van de huidige tijd en datum 130Veranderen van de datumopmaak 130

Gebruiken van wereldtijd ......................................... 131Tonen van het wereldtijdscherm 131Configureren van wereldtijdinstellingen 131Configureren van de zomertijdinstellingen (DST) 132

Veranderen van de displaytaal ................................ 133

Configureren van de [ ] (REC) en[ ] (PLAY) toets en spannings in/uit functies ....... 134

Formatteren van het ingebouwde geheugen........... 135

136 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART

Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 137Insteken van een geheugenkaart in de camera 137Verwijderen van een geheugenkaart uit de camera 138Formatteren van een geheugenkaart 138Voorzorgsmaatregelen voor de geheugenkaart 139

Kopiëren van bestanden .......................................... 140Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde

geheugen naar een geheugenkaart 140Kopiëren van een bestand van een geheugenkaart

naar het ingebouwde geheugen 141

142 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EENCOMPUTER

Gebruik van de camera met een Windows computer 142Voorzorgsmaatregelen voor de USB aansluiting 147

Gebruik van de camera met een Macintosh computer 147Voorzorgsmaatregelen voor de USB aansluiting 150

Bediening die u kunt uitvoeren vanaf uw computer 151

Gebruiken van een geheugenkaart om beeldenover te schrijven naar een computer ....................... 151

Geheugendata ......................................................... 152DCF protocol 152Geheugendirectorystructuur 153Door de camera ondersteunde beeldbestanden 154Voorzorgsmaatregelen voor het ingebouwde

geheugen en de geheugenkaart 155

INLEIDING

7

156 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EENCOMPUTER

Gebruik van de albumfunctie ................................... 156Creëren van een album 156Selecteren van een album layout 157Configureren van gedetailleerde albuminstellingen 158Bekijken van albumbestanden 160Opslaan van een album 163

Installeren van de software van de CD-ROM .......... 163Aangaande de gebundelde CD-ROM 163Computersysteem vereisten 164

Installeren van de software van de CD-ROM inWindows ................................................................... 165

Voorbereidingen 165Selecteren van een taal 165Bekijken van het “Lees mij” bestand 166Installeren van een applicatie 166Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) 167Gebruikersregistratie 167Verlaten van de menu applicatie 167

Installeren van software van de CD-ROM op eenMacintosh computer ................................................. 168

Installeren van software 168Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) 169

170 APPENDIX

Menureferentie ......................................................... 170

Indicator referentie ................................................... 172Opnamefunctie (REC) 173Weergavefunctie (PLAY) 174Oplaadeenheid 174

Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 175Tonen van boodschappen 178

Technische gegevens .............................................. 179

INLEIDING

8

BELANGRIJK!

• The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is ondervoorbehoud en kan zonder voorafgaandemededeling worden veranderd.

• CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geenverantwoordelijkheid voor schade of verliesvoortvloeiend uit het gebruik van dezegebruiksaanwijzing.

• CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geenverantwoordelijkheid voor verlies of eisen totschadevergoeding door derden die voortvloeien uithet gebruik van de QV-R41/QV-R51.

• CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijkgesteld worden voor schade of verlies door u of doorderden door het gebruik van Photo Loader en ofPhotohands.

• CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geenverantwoordelijkheid voor schade of verlies door hetwissen van data als gevolg van een defect,reparaties of het vervangen van de batterijen. Zorger altijd voor een reservekopie te maken vanbelangrijke data op andere media om u in te dekkentegen verlies.

• Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk.• Windows, Internet Explorer en DirectX zijn

geregistreerde handelsmerken van MicrosoftCorporation.

• Macintosh is een geregistreerd handelsmerk vanApple Computer, Inc.

• MultiMediaCard is een handelsmerk van InfineonTechnologies AG van Duitsland en onder licentie aanMultiMediaCard Association (MMCA).

• Acrobat en Acrobat Reader zijn handelsmerken vanAdobe Systems Incorporated.

• De USB driver (massa-opslag) gebruikt PhoenixTechnologies Ltd. software.Compatibility Software Copyright C 1997Phoenix Technologies Ltd., alle rechtenvoorbehouden.

• Namen van andere fabrikanten, producten en servicedie gebruikt worden in deze gebruiksaanwijzingkunnen ook handelsmerken of dienst merken zijnvan anderen.

• Photo Loader en Photohands zijn eigendom vanCASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering vanhet bovengenoemde, vallen alle auteursrechten enandere gerelateerde rechten van deze applicatiesaan CASIO COMPUTER CO., LTD.

� Door auteursrechten opgelegde beperkingenBehalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegenis het kopiëren van snapshotbestanden en filmbestandenzonder toestemming in overtreding met auteursrechten eninternationale verdragen. Het tegen vergoeding of gratisdistribueren van dergelijke bestanden aan derden via hetinternet zonder toestemming van de eigenaar van deauteursrechten is in overtreding met de wetgeving tenaanzien van auteursrechten en internationale verdragen.

INLEIDING

9

Kenmerken• Effectieve beeldpunten

QV-R41: 4,00 miljoen beeldpunten(4,13 miljoen beeldpunten totaal)

QV-R51: 5,00 miljoen beeldpunten(5,25 miljoen beeldpunten totaal)

• 2,0-inch TFT LCD kleurenscherm

• 12X naadloze zoom3X optische zoom, 4X digitale zoom

• 9,7MB flashgeheugenBeelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik vaneen geheugenkaart.

• Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC(MultiMediaCard = multimedia kaart) voorgeheugenuitbreiding.

• Gemakkelijk oversturen van beeldenStuur beelden gemakkelijk over naar een computer doorde camera aan te sluiten met een USB kabel.

• BESTSHOTSelecteer eenvoudigweg het voorbeelddécor datovereenkomt met het type beeld dat u probeert op tenemen en de camera voert ingewikkelde instellingengeheel automatisch uit om elke keer opnieuw mooiebeelden te maken.

• Coupling Shot (combinatiefoto) en Pre-shot (vooropname)Coupling Shot laat u twee onderwerpen in één beeldcombineren terwijl Pre-shot u een onderwerp laattoevoegen aan een eerder opgenomen achtergrondbeeld.Dit betekent dat u beelden kunt aanmaken met zowel uals uw vriend erop terwijl er niemand anders in de buurtis. U kunt Coupling Shot en Pre-shot gebruiken door devan toepassing zijnde beelden die als voorbeeldgegevens zijn te selecteren tijdens de BESTSHOTfunctie.

• SlideshowBeelden worden één voor één weergegeven.

• BeeldroulettefunctieBeelden worden gecirculeerd op de display zoals bij eenmuntmachine totdat één van de beelden blijft staan.

• Drievoudige zelfontspannerDe zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maalautomatisch te werken.

• Real-time histogramEen in-beeld histogram laat u de belichting bijstellenterwijl bekijkt hoe dit de algehele beeldhelderheidbeïnvloedt, hetgeen het maken van shots bij moeilijkebelichtingsomstandigheden nu makkelijker maakt dan ooitte voren.

INLEIDING

10

• WereldtijdDoor een eenvoudige bediening wordt de huidige tijdingesteld voor de huidige plaats. U kunt uw selectiemaken uit 162 steden in 32 tijdzones.

• AlarmEen ingebouwd alarm helpt u bij het zich houden aanbelangrijke afspraken en kan zelfs gebruikt worden i.p.v.een alarmklok. U kunt zelfs een bepaald beeld latenverschijnen op het beeldscherm wanneer de alarmtijdbereikt wordt.

• AlbumfunctieEr worden automatisch HTML bestanden gegenereerd omeen album te creëren van opgenomen beelden. De inhoudvan het album kan worden bekeken en afgedrukt m.b.v.een standaard Web browser. Beelden kunnen tevens snelen gemakkelijk worden ingepast in Web pagina’s.

• KalenderschermEen simpele bedieningshandeling geeft een kalender meteen volledige maand weer op het beeldscherm van decamera. Elk dag van de volledige maandkalender toonteen thumbnail van het eerste beeld dat op die datum wasopgenomen hetgeen het zoeken naar een bepaald beeldgemakkelijker en sneller.

• DCF data opslagHet DCF (Design rule for Camera File system) dataopslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussencamera en printers.

• Digital Print Order Format (DPOF)Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in degewenste volgorde door gebruik te maken van eenDPOF-compatibele printer. DPOF kan ook gebruiktworden voor het specificeren van beelden enhoeveelheden door professioneleafdrukdienstverleningen.

• PRINT Image Matching II CompatibelBeelden omvatten PRINT Image Matching II data (functieinstelling en andere camera instelinformatie). Een printerdie PRINT Image Matching II ondersteunt, leest dezedata en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat debeelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u zeopnam.

• USB DIRECT-PRINT ondersteuningUw camera ondersteunt USB DIRECT-PRINT datontwikkeld werd door Seiko Epson Corporation. Bijdirecte aansluiting op een printer die USB DIRECT-PRINT ondersteunt, kunt u af te drukken beeldenselecteren en het afdrukken starten vanaf de camera.

• Bijgesloten met Photo Loader en PhotohandsUw camera wordt geleverd met Photo Loader, depopulaire applicatie die automatisch beelden laadt van uwcamera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, eenapplicatie die het retoucheren van beelden versnelt envergemakkelijkt.

INLEIDING

11

Voorzorgsmaatregelen

Algemene voorzorgsmaatregelenLet erop altijd de volgende belangrijkevoorzorgsmaatregelen na te leven wanneer u de QV-R41/QV-R51 gebruikt. Alle verwijzingen in dezegebruiksaanwijzing naar “deze camera” en “de camera”verwijzen naar de CASIO QV-R41/QV-R51 digitale camera.

� Vermijd het gebruik tijdens het vervoer• Gebruik de camera nooit voor het opnemen of voor het

weergeven van beelden terwijl u een motorvoertuig ofander voertuig aan het besturen bent of terwijl u aanhet lopen bent. Als u namelijk kijkt naar de monitor/dedisplay terwijl u zich aan het bewegen bent, creëert ditnamelijk het gevaar op een ernstig ongeluk.

� Vermijd naar de zon of een helder licht tekijken• Kijk nooit via de zoeker van de camera naar de zon of

ander heldere lichtbron. Dit kan uw gezichtsvermogenbeschadigen.

� Flitser• Gebruik de flitseenheid nooit op plaatsen waar

ontvlambaar of explosief gas aanwezig kan zijn.Dergelijke omstandigheden brengen het gevaar opbrand en explosie met zich mee.

• Richt de flitser nooit op een persoon die eenmotorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinderveroorzaken en het gevaar op een ongeluk met zichmeebrengen.

• Gebruik de flitser nooit te dicht bij de ogen van hetonderwerp. Dit kan namelijk het gevaar op het verliesvan het gezichtsvermogen met zich meebrengen.

� Displaypaneel• Oefen geen sterke druk uit op het oppervlak van het

LCD paneel en stel het niet bloot aan harde stoten.Hierdoor kan het glas van het displaypaneel in hetergste geval breken.

• Mocht het displaypaneel ooit breuken vertonen, raakdan nooit de vloeistof binnenin het paneel aan. Dit kannamelijk het gevaar op brandwonden met zichmeebrengen.

• Mocht de vloeistof van het displaypaneel ooit in uwmond komen, spoel dan onmiddellijk uw mond uit enneem contact op met uw arts.

• Mocht de vloeistof van het displaypaneel ooit in uwogen komen, spoel dan onmiddellijk uw ogen metschoon water voor minstens 15 minuten en neemcontact op met uw arts.

INLEIDING

12

� Aansluitingen• Breng nooit aansluitingen tot stand tussen deze

camera en toestellen die niet voor gebruik met dezecamera zijn gespecificeerd. Het aansluiten van eenniet-gespecificeerd toestel kan het gevaar op op branden elektrische schok met zich meebrengen.

� Vervoer• Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere

plaats waar het gebruik van dergelijke toestellenverboden is. Dit kan namelijk tot een ernstig ongelukleiden.

� Rook, abnormale geur, oververhitting enandere eigenaardigheden• Het gebruik van de camera nadat het rook of een

vreemde geur afgeeft of bij oververhitting brengt hetgevaar op brand of een elektrische schok met zichmee. Voer onmiddellijk de volgende stappen uitwanneer één van de bovenstaande symptomen zichvoordoet.

1. Schakel de camera uit.2. Gebruikt u de netadapter om de camera van

spanning te voorzien, haal dan de stekker uit hetstopcontact. Gebruikt u batterijen tot dit doeleinde,verwijder dan de batterijen uit de camera, maarbetracht daarbij de nodige voorzichtigheid om uzelfte beschermen tegen brandworden.

3. Neem contact op met uw dealer of met een doorCASIO erkende onderhoudswerkplaats.

� Water en vreemde voorwerpen• Mochten vreemde voorwerpen, water of andere

vloeistoffen de camera binnendringen dan brengt dithet gevaar op elektrische schok en brand met zichmee. Voer onmiddellijk de volgende stappen uitwanneer één van de bovenstaande symptomen zichvoordoet. Betracht de nodige voorzichtigheid bij hetgebruik van de camera buiten in de regen of sneeuw,bij de kust of op het strand, of op andere plaatsen waarwater aanwezig is, zoals in de badkamer, enz.

1. Schakel de camera uit.2. Gebruikt u de netadapter om de camera van

spanning te voorzien, haal dan de stekker uit hetstopcontact. Gebruikt u batterijen tot dit doeleinde,verwijder dan de batterijen uit de camera.

3. Neem contact op met uw dealer of met een doorCASIO erkende onderhoudswerkplaats.

INLEIDING

13

� Laten vallen en ruwe behandeling• Het gebruik van de camera nadat deze gevallen of ruw

behandeld is brengt het gevaar op brand of eenelektrische schok met zich mee. Voer onmiddellijk devolgende stappen uit wanneer één van debovenstaande symptomen zich voordoet.

1. Schakel de camera uit.2. Gebruikt u de netadapter om de camera van

spanning te voorzien, haal dan de stekker uit hetstopcontact. Gebruikt u batterijen tot dit doeleinde,verwijder dan de batterijen uit de camera.

3. Neem contact op met uw dealer of met een doorCASIO erkende onderhoudswerkplaats.

� Uit de buurt van vuur houden• Stel de camera nooit bloot aan open vuur waardoor hij

kan exploderen en het gevaar op op brand enelektrische schok met zich meebrengen.

� Demonteren en knutselen• Probeer de camera nooit uit elkaar te halen of er aan te

knutselen. Dit kan het gevaar op elektrische schok,brandwonden of ander persoonlijk letsel met zichmeebrengen. Zorg er voor altijd alle interne inspecties,onderhoud en eventuele reparaties over te laten aan dedealer of aan de dichtstbijzijnde door CASIO erkendeonderhoudswerkplaats.

� Te vermijden plaatsen• Laat de camera nooit op een plaats achter van één van

de volgende types. Dit kan namelijk het gevaar op opbrand en elektrische schok met zich meebrengen.— Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of

veel stof.— Op plaatsen waar voedsel bereid wordt of op andere

plaatsen waar zich een olie-achtige rook voordoet.— In de omgeving van kachels, verwarmde tapijten of of

andere plaatsen die blootstaan aan het directezonlicht, binnenin een gesloten voertuig of op andereplaatsen die blootstaan aan extreme temperaturen.

• Plaats de camera nooit op een instabiele ondergrond,op een hoge plank, enz. Hierdoor kan de cameranamelijk vallen wat kan leiden tot persoonlijk letsel.

� Het maken van een kopie van belangrijke data• Maak altijd backup kopiëen van belangrijke data in het

geheugen van de camera door dit over te sturen naar eencomputer of ander opslagapparatuur voor data. Merk opdat de data gewist kan worden wanneer de camera defectis of voor een reparatie weggebracht dient te worden.

� Geheugenbeveiliging• Volg voor het vervangen van de batterijen altijd de correcte

procedure zoals beschreven in de documentatie die metde camera wordt meegeleverd. Mochten de batterijenverkeerd geplaatst worden dan kan dit leiden tot het verliesof de beschadiging van de data in het camerageheugen.

INLEIDING

14

� Batterijen• Verkeerd gebruik van de batterijen kan er de oorzaak

van zijn dat ze gaan lekken waardoor de plaatsen rondde batterijen kunnen beschadigd raken en roestenhetgeen tot brand of persoonlijk letsel kan leiden. Zorger voor de volgende voorzorgsmaatregelen na te levenwanneer u de batterijen gebruikt.— Probeer de batterijen nooit uit elkaar te halen en sta

nooit toe dat ze kortsluiting maken.— Stel ze nooit bloot aan hitte of vuur.— Meng oude batterijen nooit met nieuwe.— Meng nooit batterijen van verschillende types.— Probeer niet-oplaadbare batterijen nooit op te laden.— Let er op dat de plus (+) en min (–) polen van de

batterijen bij het inleggen altijd in de juiste richtingwijzen.

— Gebruikt u oplaadbare batterijen, lees dan deparagraaf over de voorzorgsmaatregelen van degebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt.

— Gebruik enkel de batterijen die gespecificeerd zijnvoor gebruik met deze camera.

— Verwijder de batterijen als u de camera voor langeretijd niet gaat gebruiken.

� Alkaline batterijen• Mocht vloeistof van een alkaline batterij ooit in uw ogen

komen, neem dan de volgende stappen.

1. Spoel uw ogen met schoon water uit. Absoluut nietwrijven!

2. Ga zo snel mogelijk naar een arts toe.

Mocht de alkaline batterijvloeistof niet onmiddellijk uitde ogen gespoeld worden dan kan dit het verlies vanhet gezichtsvermogen tot gevolg hebben.

� Oplaadbare batterijen• Mocht u ooit een lek, een vreemde geur, hitte

ontwikkeling, verkleuring, vervorming of andereabnormale omstandigheden waarnemen terwijl u deoplaadbare batterijen aan het gebruiken of opladenbent of wanneer u de oplaadbare batterijen opbergt,verwijder ze dan onmiddellijk uit de camera of uit de losverkrijgbare oplaadeenheid en houd ze uit de buurt vanopen vuur.

• De term “batterij” in deze gebruiksaanwijzing verwijstnaar de oplaadbare nikkelmetalen hydride batterijen.

• De term “oplaadeenheid” in de volgendevoorzorgsmaatregelen verwijst naar de CASIO BC-5Hoplaadeenheid.

INLEIDING

15

• Het in de wind slaan van één van de volgendevoorzorgsmaatregelen tijdens het gebruik van deoplaadbare batterijen brengt het gevaar opoververhitting, brand en explosie met zich mee.— Gebruik nooit een ander type oplaadeenheid dan de

oplaadeenheid die gespecificeerd wordt voor deoplaadbare batterijen.

— Probeer de oplaadbare batterijen nooit te gebruikenom een ander apparaat van stroom te voorzien dandeze camera.

— Gebruik de batterijen nooit en laat hem nooit achterbij open vuur.

— Plaats de oplaadbare batterijen nooit in eenmagnetron, gooi hem nooit in het vuur en stel hemniet op andere wijze bloot aan intense hitte.

— Let er op dat de oplaadbare batterijen de juisterichting opwijzen wanneer u hem in de camera legtof hem monteert op de los verkrijgbareoplaadeenheid.

— Draag de oplaadbare batterijen nooit of berg zenooit op samen met voorwerpen die elektriciteitkunnen geleiden (halskettingen, het lood in eenpotlood, enz.)

— Probeer de oplaadbare batterijen nooit uit elkaar tehalen, er aan te knutselen en stel ze nooit aanharde stoten bloot.

— Dompel de oplaadbare batterijen nooit onder in zoetwater of in zeewater.

— Laat de oplaadbare batterijen nooit achter in hetdirecte zonlicht, in een auto die in de zongeparkeerd staat of op een andere plaats die blootstaat aan hoge temperaturen.

• Stop met opladen als de oplaadbare batterijen nietvolledig opgeladen worden zelfs als de normaleoplaadtijd reeds gepasseerd is. Het voortzetten van hetopladen kan het gevaar op oververhitting, brand enexplosie met zich meebrengen.

• Vloeistof van de oplaadbare batterijen kan uw ogenbeschadigen. Mocht vloeistof van de oplaadbarebatterijen onverhoeds toch in uw ogen komen, spoel zedan onmiddellijk uit met schoon leidingwater enraadpleeg een arts.

• Mochten de oplaadbare batterijen gebruikt worden doorjonge kinderen, zie er dan op toe dat eenverantwoordelijke volwassene de kinderen attent maaktop de voorzorgsmaatregelen en op de juistebehandeling.

• Mocht vloeistof van de oplaadbare batterijenonverhoeds op uw kleding of op uw huid komen, wasdan onmiddellijk af met schoon leidingwater. Langduriglichamelijk contact met vloeistof van de oplaadbarebatterijen kan leiden tot huidirritatie.

INLEIDING

16

� Oplaadeenheid• Steek de stekker van de oplaadeenheid nooit in een

stopcontact waarvan het voltage verschilt van het op deoplaadeenheid aangegeven voltage. Dit kan namelijkgevaar op brand, defecten en elektrische schok metzich meebrengen.

• Steek de oplaadeenheid nooit in het stopcontact ofhaal hem er nooit uit met natte handen Dit kan namelijkgevaar op elektrische schok met zich meebrengen.

• Steek de oplaadeenheid niet in een stopcontact ofverlengsnoer dat gedeeld wordt met andere apparaten.Dit kan namelijk gevaar op brand, defecten enelektrische schok met zich meebrengen.

• Tijdens het gebruik kan de oplaadeenheid ietwat warmworden. Dit is normaal en duidt niet op een defect.

• Trek de oplaadeenheid uit het stopcontact wanneer uhem niet gebruikt.

� Netadapter (los verkrijgbaar)• Verkeerd gebruik van de los verkrijgbare netadapter

kan het gevaar op brand en elektrische schok met zichmeebrengen. Leef de volgende voorzorgsmaatregelenna wanneer u de netadapter gebruikt.— Gebruik uitsluitend de los verkrijgbare netadapter

die gespecificeerd is voor deze camera.— Gebruik als stroombron een stopcontact met een

voltage tussen 100V en 240V (50/60 Hz)wisselspanning.

— Steek de stekker van het netsnoer niet in eenstopcontact of verlengsnoer dat gedeeld wordt metandere apparaten.

• Verkeerd gebruik van de los verkrijgbare netadapterkan het beschadigen hetgeen het gevaar op brand enelektrische schok met zich mee kan brengen. Leef devolgende voorzorgsmaatregelen na wanneer u denetadapter gebruikt.— Plaats geen zware voorwerpen op de netadapter en

houd hem uit de buurt van warmtebronnen.— Knutsel nooit aan de netadapter en buig hem niet.— Draai het netsnoer niet en trek er er niet te hard

aan.— Mocht het netsnoer of de stekker van de netadapter

beschadigd raken neem dan contact op met uwdealer of de dichtstbijzijnde door CASIO erkendeonderhoudswerkplaats.

INLEIDING

17

• Gebruik de netadapter waar deze niet nat kan worden.Water breng het risico op brand en elektrische schokmet zich mee.

• Plaats geen vaas of andere bak met vloeistof bovenopde netadapter. Water breng het risico op brand enelektrische schok met zich mee.

• Raak de netadapter nooit met natte handen aan. Ditkan namelijk gevaar op elektrische schok met zichmeebrengen.

• Verkeerd gebruik van de los verkrijgbare netadapterkan het gevaar op brand en elektrische schok met zichmeebrengen. Leef de volgende voorzorgsmaatregelenna wanneer u de netadapter gebruikt.— Plaats het netsnoer nooit in de buurt van een kachel

of andere verwarmingsapparatuur.— Bij het verbreken van de aansluiting, dient u altijd de

stekker van het netsnoer van de oplaadeenheidbeet te pakken. Trek nooit aan het snoer om destekker er uit te trekken.

— Steek de stekker zover mogelijk in het stopcontact.— Haal de stekker van de netadapter uit het

stopcontact wanneer u de camera voor langere tijdongebruikt achter laat, zoals wanneer u op reisgaat, enz.

— Trek de netadapter minstens eens per jaar uit hetstopcontact en reinig het gedeelte bij de stekers vande stekker om eventueel stof te verwijderen.

� Levensduur van de batterijen• De levensduur van de batterijen zoals aangegeven in

de gebruiksaanwijzing zijn benaderingen van de tijdtotdat de stroom uitvalt, gebaseerd op het gebruik vanaanbevolen merken bij een temperatuur van 23°C enzijn geen garantie dat de batterijen u de aangegevenlevensduur inderdaad zullen verstrekken. De feitelijkelevensduur van de batterijen hangt nauw samen methet merk van de batterijen, de productiedatum en deomgevingstemperatuur.

• Als u de camera ingeschakeld laat kan dit de batterijenuitputten en de lege batterijwaarschuwing doenverschijnen. Houd de camera uitgeschakeld wanneer udeze niet gebruikt.

• Soms kan de camera zichzelf uitschakelen als de legebatterijwaarschuwing verschijnt. Mocht dit gebeurendan dient u beide batterijen onmiddellijk te vervangen.Blijven bijna lege of geheel uitgeputte batterijen in decamera dan kunnen ze gaan lekken en tevens hetbeschadigen van de data tot gevolg hebben.

• Hoewel u alkaline batterijen kunt gebruiken wanneergeen andere types batterijen beschikbaar zijn, dient uop te merken dat de levensduur van alkaline batterijennogal kort zal zijn. Het wordt aanbevolen oplaadbarenikkelmetaal hydride batterijen te gebruiken.

INLEIDING

18

Voorzorgsmaatregelen bij datafoutlezingen• Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisie-

onderdelen. Bij elk van de volgende omstandighedenbestaat het gevaar op de beschadiging van data in hetbestandgeheugen.

— Het verwijderen van de batterijen of de geheugenkaartuit de camera of het aansluiten van de USB kabel opde camera terwijl de camera bezig is met opnemen ofzich toegang aan het verschaffen is tot het geheugen.

— Het verwijderen van de batterijen of de geheugenkaartvan de camera of het aansluiten van de USB kabel opde camera terwijl de bedrijfsindicator nog steedsknippert nadat u de camera uit had geschakeld.

— Het verbreken van de aansluiting tussen de USB kabelof de netadapter en de camera terwijldatacommunicatie plaatsvindt via de USB kabel.

— Laag batterijvermogen* Merk op dat als u zwakke batterijen blijft gebruiken

dat er toe kan leiden dat er problemen optreden bijde camera. Laad de batterijen op of vervang ze doornieuwe bij de eerste tekenen van een laagvermogen.

— Andere abnormale omstandigheden

Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toeleiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina178). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaakvan de foutlezing te elimineren.

Voorwaarden voor juiste werking• Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen

tussen 0°C en 40°C.• Gebruik de camera niet en berg hem niet op op de

volgende plaatsen.— Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht.— Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of

veel stof.— In de omgeving van airconditionings, kachels of

andere plaatsen die blootstaan aan extremetemperaturen.

— Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonderwanneer deze in de zon geparkeerd staat.

— Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.

INLEIDING

19

Condens• Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of

op een andere manier blootstelt aan plotselingeveranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheiddat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of opde inwendige componenten. Condens kan defectievewerking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de hijblootstaat aan omstandigheden die condens kunnenveroorzaken.

• Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt,dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat uhem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder isdan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tastotdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen omdezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeftbereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben,verwijder dan de batterijen uit de camera en laat hetbatterijencompartimentdeksel voor enkele uren open.

Lens• Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het

oppervlak van de lens. Word dit toch gedaan, dan kan delens bekrast raken en defecten worden veroorzaakt.

• Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lenskan op de juiste manier opnemen belemmeren. Raak delens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van delens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens hetoppervlak van de lens af met een zachte lensdoek.

INLEIDING

20

Overige• Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden.

Dit duidt niet op een defect.• Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te

worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek.

SNELSTARTGIDS

21

SNELSTARTGIDS

Laad de batterijen eerst op!

2. Leg de batterijen in (pagina 37).• Merk op dat u de camera ook van spanning

kunt voorzien met in de handel verkrijgbarelithium batterijen maat AA en alkalinebatterijen maat AA.

1. Laad de oplaadbare nikkelmetaal hydride batterijen(HR-3U) op die meegeleverd worden met de camera(pagina 33).• Het kost ongeveer vier uur om de batterijen volledig op te

laden.

1

2

3

1

2

[CHARGE]indicator brandttijdens hetopladen

SNELSTARTGIDS

22

1. Druk op de spanningstoetsom de camera in te schakelen.

2. Druk op [�], [�], [�] en [�]om de gewenste taal teselecteren.

3. Druk op [SET] om detaalinstelling te registreren.

4. Selecteer het gewenstegeografische gebied m.b.v.[�], [�], [�] en [�] en drukvervolgens op [SET].

5. Selecteer de gewenste stadm.b.v. [�] en [�] en drukvervolgens op [SET].

1

2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9

Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen• Let erop det volgende instellingen te configureren voordat u de camera gebruikt voor het opnemen van beelden.

(Zie pagina 47 voor details.)

6. Selecteer de gewenstezomertijdinstelling (DST)m.b.v. [�] en [�] en drukvervolgens op [SET].

7. Selecteer de gewenstedatumformaatinstelling m.b.v.[�] en [�] en druk vervolgensop [SET].

8. Stel de datum en de tijd in.

9. Druk op [SET] om deklokinstellingen te registrerenen het instelscherm teverlaten.

○○

○○

○○

○○

○○

○○

○○

○○

○○

○○

○○

○○

○○

SNELSTARTGIDS

23

1. Druk op [ ] (PLAY).

2. Gebruik [�] en [�] om door de beeldente bladeren.

1

2

Bekijken van een opgenomen beeld(Zie pagina 94 voor details.)

1. Druk op [ ] (REC).

2. Richt de camera op het onderwerp, gebruik hetbeeldscherm of de zoeker voor de beeldcompositieen druk vervolgens de sluiterontspanningstoetshalverwege in.• Bij het verkrijgen van een juiste scherpstelling wordt het

scherpstelkader groen terwijl de groene bedrijfsindicator gaatbranden.

3. Houd de camera stil en druk desluiterontspanningstoets voorzichtig in.

Opnemen van een beeld(Zie pagina 51 voor details.)

1 3

2

1200120016001600NORMALNORMAL

9999

0303/1212/24241212:5858

IN

1 / 10001 / 1000F2.6F2.6

Groenebedrijfsindictator

Scherpstelkader

SNELSTARTGIDS

24

1. Druk op [ ] (PLAY).

2. Druk op [�] ( ).

3. Gebruik [�] en [�] om het beeld te tonen dat u wilt wissen.

4. Gebruik [�] en [�] om “Delete” (wissen) te selecteren.• Selecteer “Cancel” (annuleren) om de beeldwisfunctie te verlaten

zonder iets uit te wissen.

5. Druk op [SET] om het beeld te wissen.

Wissen van een beeld(Zie pagina 108 voor details.)

2, 3, 4, 5

1

VOORBEREIDINGEN

25

VOORBEREIDINGEN

Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te wetenaangaande het gebruik van de camera en wat u dient tedoen voordat u daaraan gaat beginnen.

Betreffende deze gebruiksaanwijzingDit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die indeze gebruiksaanwijzing worden gebruikt.

� TerminologieDe volgende tabel definiëert de terminologie die in dezegebruiksaanwijzing wordt gebruikt.

Deze term wordt in dezegebruiksaanwijzing gebruikt:

“Deze camera” of “decamera”

“bestandgeheugen”

“batterijen”

“oplaadeenheid”

Betekenis:

De CASIO QV-R41/QV-R51digitale camera

De plaats waar de cameraop het ogenblik beeldenopslaat die u opneemt(pagina 52)

De oplaadbare nikkelmetaalhydride batterijen

De los verkrijgbare CASIOBC-5H oplaadeenheid

� ToetsbedieningDe bediening van toetsen wordt aangegeven door detoetsnaam binnen haakjes ([ ]).

� In-beeld tekstDe in-beeld tekst wordt altijd door dubbeleaanhalingstekens (“ ”) omsloten.

� BestandgeheugenDe term ‘bestandgeheugen’ in deze gebruiksaanwijzing iseen algemene term die slaat op de huidige plaats waar uwcamera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Ditkan één van de volgende drie lokaties betreffen.

• Het ingebouwde geheugen van de camera• Een SD geheugenkaart die in de camera geladen is• Een MultiMediaCard die in de camera geladen is

Zie pagina 110 voor meer informatie aangaande hoe decamera beelden opslaat.

VOORBEREIDINGEN

26

Algemene gidsDe volgende afbeeldingen tonen de namen van elk component, elke toets en elke schakelaar op de camera.

� Voorkant � Achterkant

6

4

7

5

12

3

1 Sluiterontspanningstoets2 Spanningstoets3 Flitser4 Aansluitingsdeksel5 Zelfontspanningsindicator6 Lens7 [USB] poort

H

A890 B C

D

JIG F

E

8 Zoeker9 Bedrijfsindicator: Druk op [ ] (PLAY)A Druk op [ ] (REC)B ZoomregelaarC AansluitingsdekselD PolsriemringE [DC IN 3V]

(3V gelijkspanningsingang)F [�][�][�][�] toetsenG Displaytoets [DISP]H Insteltoets [SET]I [MENU] toetsJ Beeldscherm

VOORBEREIDINGEN

27

� Achterkant

LK

K BatterijencompartimentdekselL Statiefschroefgat

* Gebruik dit gat bij montage van een statief.

N

M

M GeheugenkaartsleufN Batterijencompartiment

VOORBEREIDINGEN

28

Inhoud van het beeldschermHet beeldscherm houd u via verschillende indicatoren en ikonen op de hoogte van de status van uw camera.

Opnamefunctie (REC)1 Flitserfunctie indicator

Geen Automatisch

Flitser uit

Flitser aan

Reductie van rodeogen

• Als de camera signaleert datde flitser gebruikt moetworden terwijl automatischflitsen geselecteerd is,verschijnt de Flitser aanindicator wanneer desluiterontpanningstoetshalverwege wordt ingedrukt.

2 ScherpstelfunctieindicatorGeen Autofocus

Macro

Oneindig

Handmatig

3 WitbalansindicatorGeen Automatisch

Zonlicht

Schaduw

5 7

8

9

0

A

BC

D

3 6421

Gloeilamp

TL-verlichting

Handmatig

4 ZelfontspannerGeen 1-beeld

10s Zelfontspanner 10 sec.

2s Zelfontspanner 2 sec.

x3Drievoudigezelfontspanner

5 Opnamefunctie (REC)Snapshot

BESTSHOT

Film

6 Meetfunctie indicatorMulti-patroon meten

Centrum-georiënteerdmeten

Puntmeten

7 Geheugencapaciteit(resterend aantal beelden datkan worden opgeslagen)

8 Beeldformaat• QV-R51

2560 � 1920 beeldpunten2560 � 1712 (3:2) beeldpunten2048 � 1536 beeldpunten1600 � 1200 beeldpunten1280 � 960 beeldpunten

640 � 480 beeldpunten• QV-R41

2304 � 1712 beeldpunten2240 � 1680 beeldpunten2240 � 1488 (3:2) beeldpunten1600 � 1200 beeldpunten1280 � 960 beeldpunten

640 � 480 beeldpuntenFilmopname: opnametijd(seconden)

9 KwaliteitFINE (Fijn )NORMAL (Normaal)ECONOMY (Economisch)

0 Ingebouwd geheugeningesteld voor dataopslag.Geheugenkaartgeselecteerd voor dataopslag.

A Datum en tijdB EV waardeC BatterijcapaciteitD Scherpstelkader

• Scherpstellen voltooid: groen• Scherpstelstoring: rood

VOORBEREIDINGEN

29

1 Digitale zoomindicator

2 Sluitersnelheidswaarde• Bij een lensopening of sluitersnelheid die

buiten het bereik ligt, wordt decorresponderende waarde in hetbeeldscherm oranje.

3 Lensopeningswaarde

4 ISO gevoeligheid

5 Zoomindicator• De linkerkant geeft optische zoom aan.• De rechterkant geeft digitale zoom aan.

1

5

2

4

3

VOORBEREIDINGEN

30

Weergavefunctie (PLAY)

1 Weergavefunctie (PLAY) bestand typeSnapshot

Film

2 Beeldbeveiligingindicator

3 Mapnummer/bestandnummer

4 Beeldformaat• QV-R51

2560 � 1920 beeldpunten2560 � 1712 (3:2) beeldpunten2048 � 1536 beeldpunten1600 � 1200 beeldpunten1280 � 960 beeldpunten

640 � 480 beeldpunten• QV-R41

2304 � 1712 beeldpunten2240 � 1680 beeldpunten2240 � 1488 (3:2) beeldpunten1600 � 1200 beeldpunten1280 � 960 beeldpunten

640 � 480 beeldpunten

5 KwaliteitFINE (Fijn )NORMAL (Normaal)ECONOMY (Economisch)

6 Ingebouwd geheugen ingesteld voordata opslag.Geheugenkaart geselecteerd voor dataopslag.

7 Datum en tijd

8 Batterijcapaciteit

BELANGRIJK!

• Sommige informatie wordtmogelijk niet juist getoond alshet een beeld betreft datopgenomen was met een andermodel camera.

12 3

8

4

5

6

7

VOORBEREIDINGEN

31

Indicatorsop

(pagina 28)

Histogramop

(pagina 84)

Indicatorsuit

Beeldschermuit

Veranderen van de inhoud van hetbeeldschermTelkens bij indrukken van de [DISP] toets verandert deinhoud van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven.

BELANGRIJK!

• U kunt het beeldscherm in de volgende gevallen nietuitschakelen:Tijdens de weergavefunctie (PLAY), tijdens deBESTSHOT functie en wanneer u niet opneemt metde filmfunctie (MOVIE).

• U kunt de [DISP] toets niet gebruiken om de inhoudvan het beeldscherm te veranderen terwijl een filmwordt opgenomen.

IndicatorsMiddels de kleur en status (brandend of knipperend) vande indicators wordt u op de hoogte gehouden van dehuidige status van de camera. Zie “Indicator referentie” oppagina 172 voor details.

Groene bedrijfsindicatorZelfontspannerindicator

Rode bedrijfsindicator

VOORBEREIDINGEN

32

Vastmaken van de polsriemMaak de polsriem vast aan de polsriemstang zoalsaangegeven in de afbeelding.

BELANGRIJK!

• Zorg ervoor de polsriem om uw pols te houdenwanneer u de camera aan het gebruiken bent om tevoorkomen dat hij onverhoeds valt.

• De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voorgebruik met deze camera. Gebruik de polsriem nietvoor andere toepassingen.

• Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rondte zwaaien.

SpanningsvereistenUw camera is voorzien van twee-wegs stroomvoorzieningwaardoor u hem kunt laten werken op batterijen maat AA ofop stroom van het lichtnet. Er wordt een setje oplaadbarenikkelmetaal hydride batterijen maat AA meegeleverd metde camera. De andere items die hieronder worden vermeldzijn afzonderlijk verkrijgbaar.

� Batterijen• Twee oplaadbare nikkelmetaal

hydride batterijen maat AA: HR-3U (nominale capaciteit 2100mAh) (meegeleverd)HR-3U (nominale capaciteit 2300mAh)

• Twee lithium batterijen maat AA: FR6• Twee alkaline batterijen maat AA: LR6• Een juiste werking kan niet worden gegarandeerd als u

een ander type batterijen gebruikt dan het hierbovenbeschreven type.

• Wanneer de camera werkt op alkaline batterijen maat AA(LR6), kan de camera mogelijk in het geheel niet werkenbij temperaturen van 5°C of lager.

De oplaadbare batterijen zijn niet opgeladen wanneeru de camera aanschaft. U dient de oplaadbarebatterijen dus eerst op te laden voordat u de cameravoor de eerste maal in gebruik neemt (pagina 33).

VOORBEREIDINGEN

33

� De oplaadbare batterijen opladen

1. Monteer de oplaadbare batterijen op deoplaadeenheid waarbij u er op moet letten omde positieve en negatieve aansluitingen vanelke oplaadbare batterij moet plaatsen zoalsaangegeven in de afbeelding.

Opladen van de oplaadbare batterijenU kunt onderstaande stappen nemen om de oplaadbarenikkelmetaal hydride batterijen (HR-3U) op te laden m.b.v.de oplaadeenheid (BC-5H) die meegeleverd wordt met decamera.

Behalve voor het opladen van de gespecificeerdeoplaadbare nikkelmetaal hydride batterijen (HR-3U)mag u nooit proberen de oplaadeenheid te gebruikenvoor het opladen van andere andere types oplaadbarebatterijen. Wordt geprobeerd om droge celbatterijen ofandere types oplaadbare batterijen op te laden dan is ergevaar dat de batterijen gaan lekken, oververhitten enmogelijk ontploffen.

� Lichtnet/stopcontact• Netadapter: AD-C30

VOORBEREIDINGEN

34

2. Steek de stekker van de oplaadeenheid in hetstopcontact.• Hierdoor gaat de [CHARGE] (oplaad) indicator

branden.

• Het opladen duurt ongeveer 4 uur.

[CHARGE] (oplaad)indicator

Oplaadeenheid

Netsnoer

3. De [CHARGE] indicator gaat uit wanneer hetopladen voltooid is.

4. Trek de oplaadeenheid uit het stopcontact enverwijder de oplaadbare batterijen nadat hetopladen voltooid is.• Trek de oplaadeenheid altijd uit het stopcontact en

verwijder de oplaadbare batterijen wanneer u deeenheid niet gebruikt voor het opladen.

VOORBEREIDINGEN

35

BELANGRIJK!

• Mocht de [CHARGE] indicator gaan knipperenwanneer u met het opladen begint, dan betekent ditdat het opladen nog niet kan worden gestart omdatde omgevingstemperatuur of de temperatuur van deoplaadeenheid zelf zich buiten het bereik van 0°C tot40°C bevindt. Het opladen begint automatisch(aangegeven door de [CHARGE] indicator die stoptmet knipperen en gewoon blijft branden) wanneer detemperatuur weer terugkeert tot het normale bereik.

• Wanneer u probeert de batterijen op te laden terwijl zenog steeds warm zijn onmiddellijk nadat u ze van decamera gehaald heeft kan er toe leiden dat deoplaadbare batterijen slechts gedeeltelijk wordenopgeladen. Geef de batterijen tijd om af te koelenvoordat u ze gaat opladen.

• De batterijen lopen langzamerhand leeg wanneer zein opgeladen toestand niet in de camera wordengeplaatst. Hierom wordt het aanbevolen dat u debatterijen pas onmiddellijk voor gebruik oplaadt.

• De oplaadbare batterijen die met deze cameraworden gebruikt, zijn speciaal ontworpen voorgebruik met digitale camera’s. Als u probeert ze tegebruiken om een ander apparaat te voeden, dient uer eerst de gebruiksaanwijzing van dat apparaat opna te slaan om na te gaan of ze compatibel zijn.

• Hoewel de feitelijke diensttijd van de oplaadbarebatterijen afhangt van de omgeving waarin zegebruikt worden, kunt u verwachten dat u zeongeveer 500 maal kunt opladen voordat zevervangen dienen te worden.

• Het opladen van de batterijen van de camera kanstoring veroorzaken bij de ontvangst van TV enradio. Mocht dit het geval zijn, steek dan de stekkervan de oplaadeenheid in een stopcontact dat zichverder uit de buurt van de TV of de radio bevindt.

• Vuile contactpunten bij de oplaadeenheid of debatterijen kunnen er de oorzaak van zijn dat hetonmogelijk is om de batterijen op te laden. Zorg ervoor de contactpunten en aansluitingen af en toe afte vegen met een droge doek om ze schoon tehouden.

OPMERKING

• De meegeleverde oplaadeenheid is ontworpen voorgebruik met elke voedingsbron van 100V tot 240Vwisselspanning. Merk echter op dat de vorm van destekker van het netsnoer kan verschillen afhankelijkvan het land van aanschaf. Mocht u van plan zijn deoplaadeenheid te gebruiken op een plaats waar hetstopcontact afwijkt van dat in uw eigen land, vervangdan het netsnoer door een geschikt netsnoer datmeegeleverd werd met de camera of door een losverkrijgbaar netsnoer dat geschikt is voor hetstopcontact van dat land.

VOORBEREIDINGEN

36

� Voorzorgsmaatregelen voor deoplaadeenheid• Tijdens het gebruik kan de oplaadeenheid ietwat warm

worden. Dit is normaal en duidt niet op een defect.• Trek de oplaadeenheid uit het stopcontact wanneer u

hem niet gebruikt.

� Voorzorgsmaatregelen voor de oplaadbarebatterijen

Voorzorgsmaatregelen tijdens het gebruik• Gebruik enkel de oplaadeenheid die met de camera

wordt meegeleverd om de batterijen op te laden.Gebruik nooit een andere type oplaadeenheid voor hetopladen.

• Nieuwe batterijen zijn aanvankelijk niet opgeladen.Zorg er dus voor de batterijen eerst op te laden voordatu hem voor de eerste maal in gebruik neemt.

• Een koude omgeving zal in het algemeen degebruiksduur van de batterijen verkorten zodat destroom van volledig opgeladen batterijen minder kanzijn op koude plaatsen.

• Laad de batterijen op een plaats op waar detemperatuur tussen 10°C en 35°C is. Buiten dezetemperaturen kan het opladen langer dan normaalduren en kan het zelfs onmogelijk zijn om de batterijenvolledig op te laden.

• Mochten de batterijen na volledig opladen maar kortetijd werken en daarna weer uitgeput zijn, dan hebbende oplaadbare batterijen het einde van hun levensduurbereikt. Vervang de batterijen door nieuwe.

Voorzorgsmaatregelen voor het opbergen• Oplaadbare nikkel-metaal hydride batterijen voorziet in

een hoge elektrische capaciteit in een compacteconfiguratie. Echter opbergen van de batterijen na hetopladen kan de capaciteit van de batterijen aantasten.— Let erop dat u de batterijen altijd uit de camera

verwijdert als u de camera voor langere tijd niet vanplan bent te gebruiken. Worden de batterijen in decamera gelaten dan zullen deze heel kleinehoeveelheden stroom afgeven waardoor debatterijen leeg kunnen raken en zelfs gaan lekken.

— Berg de batterijen op een droge plaats op met eentemperatuur van 20°C of lager.

— Als u batterijen voor langere tijd opslaat, laad zedan twee of drie maal op voordat u ze weer ingebruik neemt.

� Los verkrijgbare oplaadeenheid enoplaadbare batterijen

Het wordt aanbevolen om SANYO Electric Co., Ltd.oplaadbare nikkel-metaal hydride batterijen (HR-3U) tegebruiken voor deze camera. Een juiste werking van decamera wordt niet gegarandeerd bij het gebruik van anderemerken oplaadbare batterijen.

BELANGRIJK!

• Gebruik nooit twee batterijen van verschillendemerken, verschillende ouderdom of verschillendeoplaadniveau’s door elkaar. Dat kan leiden tot eenkortere levensduur van de batterijen en de camerazelfs beschadigen.

VOORBEREIDINGEN

37

BELANGRIJK!

• Gebruik enkel de meegeleverde oplaadbare nikkel-metaal hydride batterijen of de gespecificeerdebatterijen maat AA.

Verwijderen van de batterijen uit decamera

1. Schuif het batterijen-compartimentdekselaan de onderkant vande camera in de doorde pijl aangegevenrichting en open hetdan.

2. Kantel de cameralangzaam totdat debatterijen er uit komenglijden.• Let er op dat u de

batterijen niet laat vallen.

Inleggen van de batterijen

1. Schakel de camera uit.

2. Schuif het batterijen-compartimentdekselaan de onderkant vande camera in de doorde pijl aangegevenrichting en open hetdan.

3. Leg de batterijen inzoals aangegeven in deafbeelding.

4. Blijf drukken op hetdoor de pijl in deafbeelding aangegevenpunt en schuif hetbatterijen-compartimentdekselvervolgens dicht.

VOORBEREIDINGEN

38

� Lege batterijenindicatorHet volgende toont hoe de batterijcapaciteitindicator ophet beeldscherm verandert naarmate meer stroom van deoplaadbare batterijen verbruikt wordt. De indicatorbetekent dat de resterende batterijspanning laag is. Merkop dat u geen beelden kunt opnemen als de batterijenindicator is. Laad de oplaadbare batterijen onmiddellijkop wanneer één van beide indicators verschijnt.

Oplaadniveau Hoog Laag

Indicator

� Richtlijnen voor de gebruiksduur van deoplaadbare batterijen

De richtlijnen hieronder omvatten waarden voor degebruiksduur van de batterijen geven de geschattetijdsduur totdat de batterijspanning uitvalt bij eentemperatuur van 23°C. Deze richtlijnen zijn echter geengarantie dat de batterijen inderdaad de aangegevengebruiksduur zullen verstrekken.Lage temperaturen en een doorlopend gebruik zullen degebruiksduur verminderen.

Geschatte levensduur van de batterijen (QV-R41/QV-R51)

• De bovenstaande richtlijnen zijn gebaseerd op devolgende types batterijen:

Oplaadbare nikkel-metaal hydride batterijen:HR-3U (nominale capaciteit 2100mAh)SANYO Electric Co., Ltd.

Alkaline :LR6 Matsushita Battery Industrial Co., Ltd.* De gebruiksduur hangt af van het merk.

Oplaadbarenikkelmetaalhydride batterijen

900 foto’s(150 minuten)

240 foto’s(120 minuten)

250 minuten

Alkaline batterijen

240 foto’s(40 minuten)

50 foto’s(25 minuten)

130 minuten

Aantal foto’s,doorlopende opname*1(opnametijd)

Aantal foto’s, normaleopname*2 (opnametijd)

Doorlopende weergave*3

VOORBEREIDINGEN

39

*1 Omstandigheden bij doorlopende opname• Temperatuur: 23°C• Beeldscherm: Ingeschakeld• Flitser: Uitgeschakeld• Beeld opgenomen per 10 seconden

*2 Omstandigheden bij normale opname• Temperatuur: 23°C• Beeldscherm: Ingeschakeld• Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige

telefotostand elke 30 seconden, waarbij telkens tweebeelden worden opgenomen, waarvan één met flits;de spanning wordt na elke 10 opgenomen beelden uit-en weer ingeschakeld.

*3 Bij doorlopende weergave• Temperatuur: 23°C• Door één beeld per 10 seconden bladeren

• De bovenstaande waarden zijn gebaseerd op nieuwebatterijen die volledig opgeladen zijn. Herhaaldelijkopladen zal de gebruiksduur van de batterijen verkorten.

• De gebruiksduur van de oplaadbare batterijen hangtnauw samen met u vaak u de flitser, de zoom en deandere functies gebruikt en hoe lang u de spanning elkekeer ingeschakeld houdt.

� Tips om de batterijen langer te latenmeegaan

• Hoeft u de flitser niet te gebruiken tijdens het opnemen,selecteer dan (flitser uit - flash off) als de flitserfunctie(pagina 58).

• Schakel de functie voor automatisch uitschakelen van despanning (Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep)(pagina 44) in om u te beschermen tegen het onnodigverkwisten van stroom als u vergeet de spanning van decamera uit te schakelen.

VOORBEREIDINGEN

40

� Levensduur van alkaline batterijenDe feitelijke levensduur van alkaline batterijen hangtsamen met een grote hoeveelheid factoren waaronder hetmerk van de batterij, de hoeveelheid tijd dat de batterijenopgeslagen waren in het winkelmagazijn voordat u zegebruikte, de omgevingstemperatuur tijdens het opnemenen fotografische omstandigheden. Daarom wordt hetgebruik van lithiumbatterijen of nikkelmetaal hydridebatterijen aanbevolen die langer meegaan dan alkalinebatterijen.

• Alkaline batterijen kunnen mogelijk helemaal geenverking verschaffen als de temperatuur 5°C is of lager.

� Voorzorgsmaatregelen bij het hanteren vande batterijen

Verkeerd gebruik van de batterijen kan er de oorzaak vanzijn dat ze gaan lekken of exploderen waardoor deplaatsen rond de batterijen kunnen beschadigen of roestenhetgeen tot brand of persoonlijk letsel kan leiden. Zorg ervoor de volgende voorzorgsmaatregelen na te levenwanneer u de batterijen gebruikt.

• Let er op dat de plus (+) en min (–) polen van debatterijen bij het inleggen altijd in de juiste richting wijzen.

• Meng oude batterijen nooit met nieuwe.• Meng nooit batterijen van verschillende merken.• Gebruik enkel de batterijen die gespecificeerd zijn voor

gebruik met deze camera.• Probeer de batterijen nooit uit elkaar te halen en vermijd

omstandigheden waarin de twee uiteinden contactkunnen maken met elkaar (kortsluiting). Stel de batterijennooit bloot aan hitte of vuur.

• Lege batterijen kunnen gaan lekken hetgeen ernstigeschade aan uw camera kan veroorzaken. Verwijder debatterijen uit de camera zodra u bemerkt dat ze leeg zijn.

• Verwijder de batterijen uit de camera als u van plan bentdeze voor meer dan twee weken niet te gebruiken.

• De batterijen die de camera van spanning voorzien wordttijdens het gebruik gewoonlijk warm.

VOORBEREIDINGEN

41

Werking op netspanningU dient de los verkrijgbare netadapter (AD-C30) aan teschaffen om de camera op netspanning te laten werken.

1. Sluit het netsnoer aan op de netadapter.

Stekker

Aansluitingsdeksel

[DC IN 3V](3V gelijkspanningsingang)

Netsnoer

Netadapter

2. Open het aansluitingsdeksel en sluit denetadapter aan op de aansluiting dieaangeduid wordt als [DC IN 3V] (3Vgelijkspanningsingang)

3. Steek de netstekker in het stopcontact.

OPMERKING

• De meegeleverde netadapter is ontworpen voorgebruik met elke voedingsbron van 100V tot 240Vwisselspanning. Gebruikt u de netadapter in hetbuitenland dan is het uw eigen verantwoordelijkheidom een netsnoer aan te schaffen waarvan de stekkerpast bij de stopcontacten van het land vanbestemming.

VOORBEREIDINGEN

42

� Voorzorgsmaatregelen voor de adapter• Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat u

de aansluiting met de netadapter tot stand brengt ofverbreekt.

• Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat ude aansluiting met de netadapter verbreekt zelfs als erbatterijen geïnstalleerd zijn in de camera. Doet u dat nietdan zal de camera zichzelf automatisch uitschakelenwanneer u de aansluiting met de netadapter verbreekt.Daarnaast loopt u ook gevaar dat de camera beschadigdraakt als u de aansluiting van de netadapter verbreektzonder eerst de spanning uitgeschakeld te hebben.

• Na lang gebruik kan de netadapter warm worden. Dit isnormaal en geen reden tot ongerustheid.

• Schakel de camera uit en trek de netadapter uit hetstopcontact na gebruik van de camera.

• De camera schakelt automatisch over naar werking opnetspanning wanneer de netadapter op de cameraaangesloten wordt.

• Gebruik altijd de netadapter om de camera van stroom tevoorzien wanneer deze op een PC aangesloten is.

• Bedek de netadapter nooit met een plait, een deken ofeen andere afdekking. Dit breng namelijk het gevaar opbrand met zich mee.

Spanningstoets

Groene bedrijfsindicator

[ ] (PLAY) (weergave)

[ ] (REC) (opname)

In- en uitschakelen van de camera

� Inschakelen van de cameraDruk op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ](PLAY) toets. Hierdoor gaat de groene bedrijfsindicatortijdelijk branden waarna de spanning ingeschakeld wordt.De functie van de camera hangt af van welke toets uindrukt om hem in te schakelen.

Druk deze toets in om de camera inte schakelen:

Spanningstoets of [ ] (REC)(opname) toets

[ ] (PLAY) (weergave) toets

Om deze functie in teschakelen bij het starten:

REC (opname)

PLAY (weergave)

VOORBEREIDINGEN

43

OPMERKINGEN

• Door op [ ] (REC) te drukken om de camera in teschakelen wordt de opnamefunctie (REC)ingeschakeld terwijl de weergavefunctie (PLAY)ingeschakeld wordt bij indrukken van [ ] (PLAY).

• Door tijdens de opnamefunctie (REC) op [ ](PLAY) te drukken wordt overgeschakeld naar deweergavefunctie (PLAY). De lens wordt ongeveer 10seconden na het overschakelen naar de anderefunctie ingetrokken.

BELANGRIJK!

• Als de spanning van de camera uitvalt door deautomatische stroomonderbrekingsfunctie, druk dan opde spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ](PLAY) toets om de spanning opnieuw in te schakelen.

• Door op de spanningstoets of op de [ ] (REC)(opname) toets te drukken om de camera in teschakelen zal de lens (het objectief) bewegen tot deuitgetrokken toestand. Let er op dat er niets in de wegzit van de lens (het objectief) zodat deze wordt geraaktterwijl hij zich beweegt tot de uitgetrokken toestand.

� Uitschakelen van de cameraDruk op de spanningstoets om de camera uit te schakelen.

OPMERKING

• U kunt de camera zodanig instellen dat deze nietingeschakeld wordt wanneer u op de [ ] (REC) ofop de [ ] (PLAY) toets drukt of dat dezeuitgeschakeld wordt wordt wanneer u op de [ ](REC) of op de [ ] (PLAY) toets drukt. Zie“Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY)toets en spannings in/uit functies” op pagina 134voor details.

VOORBEREIDINGEN

44

Configureren van destroomspaarinstellingenU kunt de hieronder beschreven instellingen configurerenom accustroom te besparen.

Sleep (Sluimer) :Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als ugeen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdensde opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordtopnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toetsdrukt.

Auto Power Off (Automatische stroomonderbreker) :Schakel de spanning uit als u geen bediening uitvoertvoor een bepaalde tijd.

1. Schakel de camera in.

2. Druk op [MENU].

3. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab m.b.v.[�] en [�].

4. Selecteer m.b.v. [�] en [�] de functie waarvanu de instelling wilt configureren en drukdaarna op [�].

5. Verander m.b.v. [�] en [�] de momenteelgeselecteerde instelling en druk daarna op[SET].• Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar: “30 sec”,

“1 min”, “2 min” en “Off” (uit).

• Er zijn twee automatisch stroomonderbrekerinstellingen beschikbaar: “2 min” en “5 min”.

• Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens deweergavefunctie (PLAY).

• Het beeldscherm wordt onmiddellijk weeringeschakeld als op een willekeurige toets wordtgedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is.

• De automatisch stroomonderbreker en desluimerfunctie werken niet in de volgende gevallen.

— Wanneer de camera aangesloten is op eencomputer of een ander toestel via de USB kabel.

� Zie pagina 45 voor informatie hoe de menu’s wordengebruikt.

Configureren van deze functie:

Sleep (sluimer)

Auto Power Off(automatischestroomonderbreker)

Selecteer deze instelling:

Sleep (sluimer)

Auto Power Off(automatischestroomonderbreker)

VOORBEREIDINGEN

45

Gebruik van de in-beeld menu’sBij indrukken van de [MENU] toets worden menu’sverkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voorhet uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen.Het menu dat verschijnt hangt af van of de opnamefunctie(REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Hetvolgende toont een voorbeeld van bediening van een menudat gebruikt wordt tijdens de opnamefunctie (REC).

1. Druk op de spanningstoets of op de [ ](REC) toets.• Wilt in in plaats daarvan de weergavefunctie (PLAY)

inschakelen, druk dan op [ ] (PLAY) (weergave).

[ ]

Spanningstoets

[ ]

2. Druk op [MENU].

[MENU]

InstellingenSelectiecursor(toont hetmomenteelingestelde item)

Tab

[SET]

[�][ �][�][ �]

VOORBEREIDINGEN

46

3. Druk op [�] of [�] om de gewenste tab teselecteren en druk daarna op [SET] om deselectiecursor van de tab naar de instellingente verplaatsen.

4. Gebruik [�] en [�]om de functie teselecteren waarvan ude instelling wiltconfigureren en drukdaarna op [�].• In plaats van [�] kunt u

ook op [SET] drukken.

5. Gebruik [�] en [�] om de momenteelgeselecteerde instelling te veranderen.

� Bediening van het menubeeldscherm

Wanneer u dit wilt doen:

Beweeg heen en weer tussentabs

Beweeg van de tab naar deinstellingen

Beweeg van de instellingennaar de tab

Beweeg heen en weer tusseninstellingen

Toon de opties diebeschikbaar zijn voor deinstelling

Selecteer een optie

Register een optieselectie enverlaat het menubeeldscherm

Register een optieselectie enga terug naar hetmenubeeldscherm

Verlaat het menubeeldscherm

Doe dit:

Druk op [�] en [�].

Druk op [�].

Druk op [�].

Druk op [�] en [�].

Druk op [�] of druk op[SET].

Druk op [�] en [�].

Druk op [SET].

Druk op [�].

Druk op de [MENU] toets.

Voorbeeld: om het “RECMode” item(opnamefunctie)te selecteren.

VOORBEREIDINGEN

47

6. Voer één van de volgende handelingen uit omde geconfigureerde instellingen toe te passen.

Om dit te doen:

Pas de instelling toe enverlaat het menuscherm.

Pas de instelling toe en gaterug naar defunctieselectie in stap 4.

Pas de instelling toe en gaterug naar de tabselectie instap 3.

Voer deze toetsbediening uit:

Druk op [SET].

Druk op [�].

1. Druk op [�].2. Gebruik [�] om terug te gaan

naar de tabselectie.

• Zie “Menureferentie” op pagina 170 voor meer informatieaangaande menus.

Configureren van de displaytaal en deklokinstellingen

Zorg ervoor de volgende instellingen te configurerenvoordat u de camera gebruikt om beelden mee op tenemen.

• Displaytaal• Thuisstad• Datumstijl• Datum en tijd

Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door decamera gebruikt worden om de datum en tijd te genererendie opgeslagen worden samen met de beelddata, enz.

VOORBEREIDINGEN

48

Configureren van de displaytaal en deklokinstellingen

1. Druk op de spanningstoets, op de [ ] (REC)toets of op de [ ] (PLAY) toets om decamera in te schakelen.

2. Gebruik [�], [�], [�] en[�] om de gewenstetaal te selecteren endruk dan op [SET].

: Japans

English : Engels

Français : Frans

Deutsch : German

Español : Spaans

Italiano : Italiaans

Português : Portugees

: Chinees (complex)

: Chinees (vereenvoudigd)

: Koreaans

BELANGRIJK!

• De klokinstellingen van de camera worden gewistwanneer de spanning volledig uitgevallen is. Dit kangebeuren als de batterijen volledig leeg raken terwijlde camera niet van stroom voorzien wordt door denetadapter. Het klokinstelbeeldscherm verschijntautomatisch de volgende keer dat u de spanninginschakelt nadat de instellingen zijn gewist. Stel dedatum en tijd in voordat u de camera gebruikt.

• De huidige datum- en tijdinstellingen worden gewistongeveer twee dagen nadat de batterijen leeggeraakt zijn.

• Worden beelden opgenomen zonder eerst deklokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zalincorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorgervoor de klokinstellingen te configureren voordat ude camera gebruikt.

VOORBEREIDINGEN

49

3. Gebruik [�], [�], [�],en [�] om hetgeografische gebiedte selecteren waar uwoont en druk daarnaop [SET].

4. Gebruik [�] en [�]om de naam van stadwaar u woont teselecteren en drukdan op [SET].

5. Gebruik [�] en [�] om de gewenstezomertijdinstelling (DST) te selecteren endruk dan op [SET].

Wanneer u dit wilt doen:

Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd(DST = Daylight Saving Time)

Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd

Selecteer dezeinstelling:

On (aan)

Off (uit)

6. Gebruik [�] en [�]om dedatumformaatinstellingte veranderen en drukdaarna op [SET].

Voorbeeld: 24 december, 2003

Selecteer deze opmaak:

YY/MM/DD

DD/MM/YY

MM/DD/YY

Om de datum zo te tonen:

03/12/24

24/12/03

12/24/03

VOORBEREIDINGEN

50

7. Stel de huidige datumen tijd in.

Om dit te doen:

Verplaatsen van de cursor tusseninstellingen

Verander de instelling bij de huidigeplaats van de cursor

Overschakelen tussen de 12-uur en de24-uur tijdaanduiding.

Doe dit:

Druk op [�] en [�].

Druk op [�] en [�].

Druk op [DISP].

8. Druk op [SET] om de instellingen teregistreren en verlaat daarna hetinstelbeeldscherm.

51

ELEMENTAIRE BEELDOPNAMEELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor hetopnemen van een beeld.

Opnemen van een beeld

Richten van de cameraGebruik beide handen om de camera stil te houdenwanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u decamera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat dekans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt.

• Horizontaal Houd de cameramet beidehanden stil metuw armen stevigtegen uw linker-en rechterzijdegedrukt.

• Verticaal Gebruikt u decamera verticaal,houd hem danvast met deflitser boven delens. Houd decamera metbeide handenstil.

BELANGRIJK!

• Let erop dat uw vingers of de riem niet in de wegzitten van de flitser of de lens.

OPMERKING

• Het opgenomen beeld zal vlekkerig zijn als ubeweegt terwijl u op de sluiterontspanningstoetsdrukt. Druk zorgvuldig op de sluiterontspanningstoetsen let er daarbij op dat u de camera niet beweegt.Het is in het bijzonder van belang wanneer debelichting laag is waardoor de sluitersnelheidlangzamer wordt.

Flitser

Lens

52

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

• Hierdoor verschijnt een beeld of een boodschap ophet beeldscherm.

• Hierdoor wordt de opnamefunctie (REC)ingeschakeld voor het opnemen van beelden.

• Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bijinschakelen van de camera verschijnt de boodschap“There are no files” (er zijn geen bestanden) als unog geen beelden opgeslagen heeft liggen in hetgeheugen. Daarnaast zal de icoon zichtbaar zijnaan de bovenkant van de display. Mocht dit het gevalzijn druk dan op [ ] (REC) om de RECopnamefunctie in te schakelen.

2. Zet het beeld op hetbeeldscherm zo op dathet hoofdonderwerpzich binnen het scherp-stelkader bevindt.• Het scherpstelbereik van de

camera tijdens deautomatischescherpstelfunctie loopt vancirca 60 cm tot oneindig (∞)(pagina 67).

• U kunt beelden opzetten m.b.v. ofwel hetbeeldscherm ofwel de optische zoeker (pagina 55).

Opnemen van een beeldUw camera stelt automatisch de sluitersnelheid inovereenkomstig de helderheid van het onderwerp. Herbeeld dar u opneemt wordt in het ingebouwde geheugenvan de camera opgeslagen of op een geheugenkaart alsdie zich in de camera bevindt.• Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 136)

wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of eenMultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen.

1. Druk op de spanningstoets of op de [ ](REC) toets om de camera in te schakelen.

Scherpstelkader

1200120016001600NORMALNORMAL

9999

0303/1212/24241212:5858

IN

Spanningstoets

[ ]

53

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

• U kunt bij het gebruik van de optische zoeker voorhet opzetten van beelden de [DISP] toets gebruikenom het beeldscherm uit te schakelen en op diemanier batterijspanning sparen (pagina 31).

3. Druk desluiterontspanningstoetshalverwege in om op hetbeeld scherp te stellen.• Bij halverwege indrukken

van desluiterontspanningstoetsstelt de autofocus functievan de camera automatischscherp op het beeld enworden de sluitersnelheid-en lensopeningwaardengetoond.

• U kunt controleren ofscherpgesteld is op hetbeeld door naar hetscherpstel-kader te kijkenen met de groene indicator.

Dat betekent dit:

Er is scherpgesteld op hetbeeld.

Er is niet scherpgesteld ophet beeld.

Wanneer u dit ziet:

Groen scherpstelkaderGroene bedrijfsindicator

Rood scherpstelkaderGroene bedrijfsindicator knippert

� Werking van de bedrijfsindicator en hetscherpstelkader

Sluiterontspanningstoets

Groenebedrijfsindicator

4. Na u ervan te hebbenovertuigd dat scherp isafgesteld op het beeld,drukt u desluiterontspanningstoetsgeheel in om te gaanopnemen.• Het aantal beelden dat in het geheugen kan worden

opgeslagen hangt af van de resolutie instelling die ugebruikt (pagina 63, 180).

Sluiterontspanningstoets

54

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Opname voorzorgsmaatregelen• Open het batterijencompartimentdeksel nooit terwijl de

groene bedrijfsindicator aan het knipperen is. Doet u dittoch dan zal niet enkel het huidige beeld verloren gaanmaar kunnen de reeds in het camerageheugenopgeslagen beelden ook beschadigd raken en kan decamera zelf defect raken.

• Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeldopgenomen wordt op de geheugenkaart.

• TL-verlichting knippert met een frequentie die nietwaargenomen kan worden door het menselijk oog. Bijgebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichtingaanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met dehelderheid of kleuren van de opgenomen beelden.

• De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan dehand van de helderheid van het onderwerp als “Auto”(automatisch) is geselecteerd als de ISOgevoeligheidsinstelling (pagina 86). Dit kan de oorzaakvormen van statische storing bij beelden van relatiefslecht belichte voorwerpen.

• De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt eenlangzamere sluitersnelheid bij het opnemen van een slechtbelicht onderwerp terwijl “Auto” (automatisch) is geselecteerdals de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina 86). Daarom dientu zich voor per ongeluk bewegen van de camera tebehoeden als u de flitser uitgeschakeld heeft (pagina 58).

• Mocht er ongewenst licht op de lens vallen, scherm de lensdan af met uw hand tijdens het opnemen van het beeld.

Aangaande autofocus• Autofocus heeft de neiging niet goed te werken als de

camera bewogen wordt tijdens het opnemen of bij hetopnemen van de onderstaande types onderwerpen.— Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast— Onderwerpen met sterk tegenlicht— Gepoetst metaal of andere helder reflecterende

voorwerpen— Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich

horizontaal repeteren.— Meervoudige beelden die zich op verschillende

afstanden van de camera bevinden— Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen— Bewegende onderwerpen

• Merk op dat een groene bedrijfsindicator enscherpstelkader niet noodzakelijkerwijze garant staan vooreen scherp beeld.

• Als de autofocus om één of andere reden de gewensteresultaten niet produceert, probeer danscherpstelvergrendeling (pagina 70) of handmatigescherpstelling (pagina 69)

55

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Aangaande het beeldscherm van deopnamefunctie• Het tijdens de opnamefunctie (REC) op het beeldscherm

getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor hetmaken van een compositie. Het daadwerkelijke beeldwordt opgenomen overeenkomstig debeeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerdzijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugenopgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beterdetail dan het beeld van het schermbeeld tijdens deopnamefunctie (REC).

• Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerpkunnen de respons van het beeldscherm tijdens deopnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen statischeruis veroorzaakt op het beeldscherm.

Gebruiken van de optische zoekerU kunt batterijstroom uitsparen door het monitorscherm vande camera uit te schakelen (pagina 31) en de optischezoeker te gebruiken voor het componeren van beelden.

BELANGRIJK!

• Het kader dat binnenin de zoeker zichtbaar is geeftaan dat een beeld opgenomen wordt op een afstandvan ongeveer één meter. Bij een afstand die groterof kleiner is dan één meter, kan het opgenomenbeeld verschillen van het beeld dat u binnenin hetzoekerkader kunt zien.

• Het beeldscherm wordt automatisch ingeschakeldwanneer u de macrofunctie (Macro) of dehandmatige scherpstelfunctie (Manual Focus)selecteert. Gebruik het beeldscherm altijd ombeeldcompositie uit te voeren voor deze functies.

ZoekerkaderKorte afstand tothet onderwerp

56

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Gebruiken van de zoomUw camera is uitgerust met twee types zoom: optischezoom en digitale zoom.

Optische zoomHet bereik van de optische zoomfactor is hieronderaangegeven.

Optischzoomfactorbereik: 1X – 3X

(1X tot 1,2X tijdens de macrostand)

1. Schuif tijdens deopnamefunctie (REC)de zoomregelaar naarlinks of naar rechtsom de zoomfactor teveranderen.

Schuif de zoomregelaar in deze richting:

(Groothoek)

(Telefoto)

Om dit te doen:

Uitzoomen

Inzoomen

Zoomregelaar

2. Neem het beeld op.

OPMERKINGEN

• De optische zoomfactor heeft ook invloed op delensopening.

• Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om tebehoeden voor handbewegingen bij het gebruikenvan de telefotostand (inzoomen).

InzoomenUitzoomen

57

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

5. Schuif de zoomregelaarnaar (Telefoto)/ om de zoomfactor teveranderen.• Wanneer de zoom de

maximale optischezoomstand bereikt, stopthij even. Houd dezoomregelaar ingedruktnaar (telefoto)/ maat en de zoomschakelt over naardigitale zoom.

• Door het overschakelen naar digitaal zoomenverschijnt de zoomindicator op het monitorscherm.De zoomindicator toont een benadering van dehuidige zoomfactor.

6. Neem het beeld op.

Digitale zoomDe digitale zoom wordt geactiveerd nadat u de maximaleoptische zoomfactor (3X) bereikt. Het vergroot het deel vanhet beeld dat zich in het midden bevindt van hetbeeldscherm. Het bereik van de zoomfactor is hierondergegeven.

Digitale zoomfactorbereik: 3X – 12X(in combinatie met de optischezoom)

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. [�]en [�].

3. Selecteer de “Digital Zoom” (digitale zoom)m.b.v. [�] en [�] en druk vervolgens op [�].

4. Selecteer “On” (aan) m.b.v. [�] en [�] en drukvervolgens op [SET].• Door “Off” (uit) te selecteren.

Zoomindicator

Digitale zoomindicator

1X 3X 12XHuidige zoomfactor

Optische zoomDigitalezoom

58

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

BELANGRIJK!

• De digitale zoomfunctie werkt niet wanneer hetbeeldscherm uitgeschakeld is (pagina 31).

• Het gebruik van de digitale zoom kan verslechteringvan het opgenomen beeld veroorzaken.

Gebruiken van de flitserVoer de volgende stappen uit om de flitserfunctie teselecteren die u wilt gebruiken.

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Druk op [�] ( ) om deflitserfunctie te selecteren.• Telkens bij indrukken van [�]

( ) wordt naar devolgende instelling van deflitserfunctie doorgegaan ineen oneindige lus, zoalsaangegeven in hetbeeldscherm hieronder.

Flitserfunctie indicator

[ �] ( )

59

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

3. Neem het beeld op.

BELANGRIJK!

• De flitsereenheid van deze camera flists een aantalmalen bij het opnemen van een beeld. Deaanvankelijke flitsen zijn voorflitsen waarbij de camerainformatie inwint die nodig is voor debelichtingsinstellingen. De laatste flits is voor hetopnemen. Zorg ervoor dat u de camera stil houdttotdat de camera de sluiter ontspant.

• Het beeld kan mogelijk niet worden opgenomen als uop de sluiterontspanningstoets drukt terwijl de rodebedrijfsindicator knippert.

Om dit te doen:

Laat de flitser automatisch flitsenwanneer dit nodig is (Auto Flash -automatisch flitsen).

Schakel de flitser uit (Flash Off - Flitseruit).

Altijd flitsen (Flash On - flitser aan).

Voer een voorflits uit gevolgd doorbeeldopname met flits, hetgeen het gevaarop rode ogen in het beeld reduceert (rodeogen-effect vermindering).In dit geval flitst de flitser automatischwanneer dat nodig is.

Selecteer dezeinstelling:

None (geen)

� Aangaande vermindering van het rode ogen-effect

Wanneer gebruik gemaakt van de flitser om ’s nachts of ineen slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rodevlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld.Dit wordt veroorzaakt doordat het licht van de flitserweerkaatst tegen het netvlies van de ogen. Wanneer rodeogen-effect vermindering wordt geselecteerd alsflitserfunctie, voert de camera twee voorflitsen uit, deeerste om de iris in de ogen van de mensen in beeld tedoen sluiten en de tweede voor werking van de autofocus.Deze twee voorflitsen worden dan gevolgd door de flits diegebruikt wordt voor het opnemen van het beeld.

BELANGRIJK!

Merk de volgende punten op voor rode ogen-effectvermindering.• De functie voor de rode ogen-effect vermindering

werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar decamera kijken tijdens de voorflits. Roep voordat u opde sluiterontspanningstoets drukt naar deonderwerpen zodat ze allen naar de camera kijkenterwijl het voorflitsen wordt uitgevoerd.

• De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed alsde onderwerpen zich ver van de camera bevinden.

60

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Flitsereenheid statusU kunt de huidige flitseenheid status opzoeken door desluiterontspanningstoets halverwege in te drukken en hetbeeldscherm en de rode bedrijfsindicator te checken.

* Rode bedrijfsindicator

Betekent dat:

Dat de flitseenheid aan het opladen is

Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen

Wanneer de rodebedrijfsindicator:

Klippert

Brandt

Rode bedrijfsindicator *De indicator wordtook in het beeldschermgetoond wanneer deflitser klaar is om deflitsen.

Veranderen van de flitssterkte instellingVoer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling teveranderen.

1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. [�]en [�].

3. Selecteer de “Flash Intensity” (flitsintensiteit)m.b.v. [�] en [�] en druk vervolgens op [�].

4. Gebruik [�] en [�] om de gewensteinstellingen te selecteren en druk daarna op[SET].

Om dit te doen:

Flits met hoge intensiteit

Flits met normale intensiteit

Flits met lage intensiteit

Selecteer deze instelling:

Strong (Sterk)

Normal (Normaal)

Weak (Zwak)

• De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer hetonderwerp zich te ver van of te dicht bij de camerabevindt.

61

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Voorzorgsmaatregelen voor de flitserLet erop dat uw vingers deflitser niet blokkeren terwijl ude camera vasthoudt.Afdekken van de flitser zal heteffect grotendeels teniet doen.

• U kunt de gewenste resultaten mogelijk niet verkrijgenmet de flitser als het onderwerp zich te ver weg of juist tedicht bij bevindt.

• De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 10seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hijgeflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van hetbatterijniveau, de temperatuur en andere omstandigheden.

• De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie (Movie). Dit wordtaangegeven door (Flash Off - flitser uit) in hetbeeldscherm.

• De flitsereenheid kan zich mogelijk niet geheel opladenals de batterijspanning laag is. Als de batterijspanninglaag is, wordt dit aangegeven door (Flash Off - flitseruit) in het beedscherm en wanneer de flitser niet goedflitst hetgeen een slechte belichting van het beeld totgevolg zal hebben. Mochten dergelijk symptomen tebespeuren zijn, laad dan de batterijen van de camera zosnel mogelijk op.

Flitser

• Bij selectie de van rode ogen-effect verminderingsfunctie( ) wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld inovereenstemming met de belichting. De flitser kanmogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerpreeds helder verlicht is.

• Het gebruik van de flitser in combinatie met een anderelichtbron (daglicht, TL-verlichting, enz.) kan leiden totabnormale beeldkleuren.

• Wanneer de flitser samen met groothoekzoom (pagina56) of met de macrofunctie (pagina 68) gebruikt wordt,kan het licht van de flitser geblokkeerd worden watongewenste schaduwen kan veroorzaken op uw beeld.Schaduwen zijn in het bijzonder merkbaar wanneer u deflitser gebruikt samen met de macrofunctie.

62

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Gebruiken van de zelfontspannerMet de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2seconden of 10 seconden selecteren voordat desluiterontspanning plaatsvindt nadat u desluiterontspanningstoets indrukt. Met de drievoudigezelfontspanner kunt u de zelfontspanner drie maalachtereenvolgens laten werken om drie beelden op tenemen.

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Gebruik [�] en [�] om de “REC” (opname) tabte selecteren.

3. Gebruik [�] en [�] om de “Self-timer”(zelfontspanner) te selecteren en drukvervolgens op [�].

4. Gebruik [�] en [�] om de gewenstezelfontspannertijd te selecteren en drukvervolgens op [SET].• Als “Off” (uit) in stap 4 wordt geselecteerd, is de

zelfontspanner uitgeschakeld.

Om dit te doen:

Specificeer een 10 secondenzelfontspanner

Specificeer een 2 secondenzelfontspanner

Specificeer een drievoudigezelfontspanner

Schakel de zelfontspanner uit

Selecteer dezeinstelling:

10 sec

2 sec

X3

Off (uit)

• Met de drievoudige zelfontspanner neemt de cameraeen serie van drie beelden op in de hieronderbeschreven volgorde.

1. De camera telt voor 10 seconden af en neemtdan het eerste beeld op.

2. De camera bereidt zich voor om het volgendebeeld op te nemen. De hoeveelheid tijd benodigdvoor die voorbereiding hangt af van de huidige“Size” (afmetingen) en “Quality” (kwaliteit)instellingen, het type geheugen (ingebouwd ofeen geheugenkaart) dat u gebruikt voor hetopslaan van het beeld en of de flitser al dan nietopgeladen dient te worden.

3. Nadat de voorbereiding voltooid is, verschijnt“1sec” op het beeldscherm en het volgende beeldwordt dan 1 seconde later opgenomen.

4. De stappen 2 en 3 herhalen zich nogmaals omhet derde beeld op te nemen.

63

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

5. Neem het beeld op.• Bij indrukken van de

sluiterontspanningstoetsgaat dezelfontspannerindicatorknipperen en de sluiterontspant zich nadat dezelfontspanner hetaftellen heeft voltooid.

• U kunt het aftellen van de zelfontspanner op datmoment stop zetten door op desluiterontspanningstoets te drukken terwijl dezelfontspannerindicator aan het knipperen is.

OPMERKINGEN

• De “2 sec” instelling voor de zelfontspanner is hetbeste voor het opnemen met een langzamesluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomenvan vlekkerige beelden doordat de camera wordtbewogen.

• Tijdens de drievoudige zelfontspanner verschijnt deindicator “1sec” op het beeldscherm tussen deopname van elk beeld om aan te geven dat er eenpauze van 1 seconde is tussen elk beeld dat wordtopgenomen. De feitelijke hoeveelheid tijd die nodigis tussen het opnemen van de beelden hangt echternauw samen met de huidige camera instellingenvoor “Size” (grootte) en “Quality” (kwaliteit) alsmedevan het type geheugen dat gebruikt wordt en of deflitser al dan niet wordt gebruikt.

Zelfontspannerindicator Specificeren van beeldgrootte enbeeldkwaliteit

U kunt de beeldgrootte en beeldkwaliteit specificeren vooraanpassing aan het type beeld dat u aan het opnemenbent.

Beeldgrootte specificeren

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Gebruik [�] en [�] om de “REC” (opname) tabte selecteren.

3. Gebruik [�] en [�] om “Size” (afmetingen) teselecteren en druk vervolgens op [�].

4. Gebruik [�] en [�] om de gewenste instellingte selecteren en druk vervolgens op [SET].• QV-R51

2560 x 1920 : 2560 x 1920 beeldpunten2560 x 1712 (3:2): 2560 x 1712 (3:2) beeldpunten2048 x 1536 : 2048 x 1536 beeldpunten1600 x 1200 : 1600 x 1200 beeldpunten1280 x 960 : 1280 x 960 beeldpunten640 x 480 : 640 x 480 beeldpunten

64

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

• QV-R412304 x 1712 :2304 x 1712 beeldpunten2240 x 1680 :2240 x 1680 beeldpunten2240 x 1488 (3:2) :2240 x 1488 (3:2) beeldpunten1600 x 1200 :1600 x 1200 beeldpunten1280 x 960 :1280 x 960 beeldpunten640 x 480 : 640 x 480 beeldpunten

OPMERKINGEN

• Selecteer de “2560 x 1920” (QV-R51) of “2304 x1712” (QV-R41) beeldgrootte wanneer u van planbent grote afdrukken te maken van de beelden ofwanneer u ze wilt gebruiken in applicaties waar eenhoge resolutie de hoogste prioriteit heeft.

• Selecteer de “640 x 480” beeldegrootte als u vanplan bent beelden bij te sluiten met e-mailboodschappen of ze wilt gebruiken in applicatieswaar een het economisch gebruik van data dehoogste prioriteit heeft.

• Door de “2560 x 1712 (3:2)” (QV-R51) of “2240 x1488 (3:2)” (QV-R41) beeldgrootte te selecterenworden beelden opgenomen met een 3:2 (verticaal :horizontaal) breedte-hoogte verhouding, die optimaalis voor het afdrukken op papier met een 3:2 breedte-hoogte verhouding.

Beeldkwaliteit specificeren

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Gebruik [�] en [�] om de “REC” (opname) tabte selecteren.

3. Gebruik [�] en [�] om “Quality” (kwaliteit) teselecteren en druk vervolgens op [�].

4. Gebruik [�] en [�] om de gewenste instellingte selecteren en druk vervolgens op [SET].

Selecteer dezeinstelling:

Fine (fijn)

Normal (normaal)

Economy(economisch)

Om dit te verkrijgen:

Bijzonder hoge kwaliteit maar grotebestandsgrootte

Normale kwaliteit

Kleine bestandsgrootte maar lagekwalteit

65

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

OPMERKING

• Gebruik de “Fine” (fijn) instelling wanneer debeeldkwaliteit uw grootste prioriteit is en debestandsgrootte ondergeschikt is. Omgekeerd als uwgrootste prioriteit de bestandsgrootte is en debeeldkwaliteit secundair, gebruik dan de “Economy”(economisch) instelling.

BELANGRIJK!

• De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het typebeeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterendebeeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegevenwordt niet precies klopt (pagina 28, 180).

66

OVERIGE OPNAMEFUNCTIESOVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Dit hoofdstuk beschrijft de andere indrukwekkendekenmerken en functies die beschikbaar staan voor hetopnemen.

Selecteren van de scherpstelfunctieU kunt vier verschillende scherpstelfuncties selecteren:Auto Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro(groothoek), Infinity (oneindig) en Manual (handmatig).

1. Druk [�] ( ) in tijdensde opnamefunctie (REC).• Telkens bij indrukken van [�]

( ) wordt naar devolgende instelling van descherpstelfunctie doorgegaanin een oneindige lus zoalshieronder aangegeven.

Scherpstelfunctie indicator

[�] ( )

Om de camera in te stellen om dit tedoen:

Automatisch scherpstellen (Autofocus)

Close-up scherpstelling uitvoeren (Macro)

Scherpstellen op oneindig (oneindig)

Met de hand scherpstellen (handmatig scherpstellen)

Selecteer dezeinstelling:

Geen

MF

67

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Wanneer u dit ziet:

Groen scherpstelkaderGroene bedrijfsindicator

Rood scherpstelkaderGroene bedrijfsindicator knippert

Dat betekent dit:

Er is scherpgesteld ophet beeld.

Er is niet scherpgesteldop het beeld.

3. Druk de sluiterontspanningstoets nu geheelin om het beeld op te nemen.

� Specificeren van het bereik van autofocusU kunt de volgende procedure gebruiken om hetautofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctieen de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van hetscherpstelkader verandert in overeenstemming met hetdoor u geselecteerde autofocusbereik.

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer “AF Area” (autofocusbereik) op de“REC” (opname) tab en druk vervolgens op[�].

3. Gebruik [�] en [�] om het gewensteautofocus kader te selecteren en druk daarnaop [SET].

Gebruik van autofocusIn het Engels betekent het woord “focus” scherpstellen, dusAuto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullenin deze gebruiksaanwijzing echter de technische term“autofocus” aanhouden. Werking van autofocus begintwanneer u de sluiterontspanningstoets halverwege indrukt.Het bereik van autofocus is als volgt.

Bereik: Ca. 60cm – ∞

1. Houd [�] ( ) ingedrukt totdat defocusindicator uit de display is verdwenen.

2. Voer compositie vanhet beeld zodanig uitdat hoofdonderwerpzich binnen hetscherpstelkaderbevindt en drukvervolgens desluiterontspanningstoetshalverwege in.• U kunt controleren of op

het beeld scherpgesteld isdoor het scherpstelkaderen de groenebedrijfsindicator tebekijken.

1200120016001600NORMALNORMAL

9999

0303/1212/24241212:5858

IN

1 / 10001 / 1000F2.6F2.6

Scherpstelkader

Groene bedrijfsindicator

68

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Gebruik van de macrofunctieDe macrofunctie laat u automatisch scherpstellen op close-up onderwerpen. Het automatische scherpstellen begintwanneer u de sluiterontspanningstoets halverwege indrukt.Het bereik van het scherpstelbereik van de macrofunctie isals volgt.

Bereik: Ca. 10 cm – 70 cm

1. Houd [�] ( ) ingedrukt totdat descherpstelfunctie indicator “ ” aangeeft.

2. Neem het beeld op.• Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn

identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.

• U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld isdoor het scherpstelkader en de groenebedrijfsindicator te bekijken. De aanduidingen vanhet scherpstelkader en de groene bedrijfsindicatorzijn hetzelfde als bij de autofocus functie.

BELANGRIJK!

• Tijdens de macrofunctie is het optische zoombereik1X – 1,2X.

Voor dit type autofocusbereik:

Bijzonder beperkt bereik in het middenvan het scherm.• De instellingen werken goed met

scherpstelvergrendeling (pagina 70).

Automatische keuze van hetscherpstelbereik waar het onderwerp zichhet dichtst bij de camera bevindt.• Bij deze stand verschijnt er op het

beeldscherm eerst een scherpstelkadermet zeven scherpstelpunten. Wanneer ude sluiterontspanningstoets halverwegeindrukt, kiest de camera automatisch hetscherpstelpunt waar het onderwerp zichhet dichtst bij de camera bevindt en opdat punt verschijnt ook eenscherpstelkader.

• Deze instelling werkt goed voor hetmaken van groepfoto’s.

Selecteer dezeinstelling:

Spot(puntmeten)

Multi(multipatroonmeting)

• Spot (puntmeten) • Multi (multipatroon meting)

ScherpstelkaderScherpstelkader

69

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

1. Houd [�] ( )ingedrukt totdat descherpstelfunctieindicator “MF”aangeeft.• Op dit ogenblik verschijnt

er ook een kader in dedisplay om het gedeeltevan het beeld aan tegeven dat gebruikt wordtvoor handmatigscherpstellen.

Gebruik van handmatig scherpstellenMet de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de handop een beeld scherpstellen. Hieronder volgen descherpstelbereiken tijdens de groothoekfunctie voor detwee optische zoomfactoren.

Optische zoomfactor

1X

3X

Benadering van scherpstelbereik

10 cm tot oneindig (∞)

60 cm tot oneindig (∞)

Kader

Gebruik van de oneindig-functieGebruik deze functie voor het opnemen van landschappenen van andere beelden die zich op grote afstand bevinden.

1. Houd [�] ( ) ingedrukt totdat descherpstelfunctie indicator “ ” aangeeft.

2. Neem het beeld op.

70

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Gebruik van de scherpstelvergrendelingScherpstelvergrendeling is een techniek die u kuntgebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zichniet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeldaan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendelinggebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens demacrofunctie ( ).

1. Voer de compositievan het beeld op hetbeeldscherm zodaniguit dat hethoofdonderwerp zichbinnen het scherp-stelkader bevindt endruk vervolgens desluiterontspanningstoetshalverwege in.• U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is

door het scherpstelkader en de groenebedrijfsindicator te bekijken. De aanduidingen vanhet scherpstelkader en de groene bedrijfsindicatorzijn hetzelfde als bij de autofocus functie.

1200120016001600NORMALNORMAL

9999

0303/1212/24241212:5858

IN

1 / 10001 / 1000F2.6F2.6

Scherpstelkader

2. Terwijl u het beeld viahet beeldschermbekijkt, gebruikt u [�]en [�] om scherp testellen.

• Door op [�] of [�] te drukken zal het gedeelte binnenhet kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheelvullen om het scherpstellen te vergemakkelijken.Enkele ogenblikken later zal het normale beeldopnieuw verkregen worden.

3. Neem het beeld op.

BELANGRIJK!

• Tijdens de handmatige scherpstelfunctie stellen de[�] en [�] toetsen scherp zelfs als u toetsaanpassinggebruikt om andere functie aan deze toetsen toe tewijzen (pagina 91).

Om dit te doen:

Stel scherp van het onderwerp weg

Stel scherp op het voorwerp

Doe dit:

Druk op [�].

Druk op [�].

Handmatige scherpstelstand

71

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Belichtingscompensatie (EV verschuiving)De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling(EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aande belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bijhet verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen vanonderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerpbinnenshuis of een onderwerp tegen een donkereachtergrond.

Belichtingscompensatiebereik: –2.0EV – + 2.0EVStappen: 1/3EV

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “REC”(opname) tab,selecteer “EV Shift”(EV verschuiving) endruk dan op [�].

Belichtingscompensatiewaarde

2. Houd desluiterontspanningstoetshalverwege ingedrukten voerhercompositie vanhet beeld uit zoals udat schikt.• Hierdoor wordt het scherpstellen vergrendeld op het

onderwerp dat zich op dat moment in hetscherpstelkader bevindt.

3. Wanneer u nu hercompositie van het beeldnaar wens uitgevoerd heeft, druk desluiterontspanningstoets geheel in om het opte nemen.• Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn

identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.

OPMERKING

• Door de scherpstelling te vergrendelen wordt debelichting ook vergrendeld.

1200120016001600NORMALNORMAL

9999

0303/1212/24241212:5858

IN

1 / 10001 / 1000F2.6F2.6

72

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

• Om de belichtingscompensatie te annuleren dient ude waarde bij te stellen tot 0.0.

4. Neem het beeld op.

BELANGRIJK!

• Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juistlichte omstandigheden kunt u mogelijk geenbevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt ubelichtingscompensatie.

OPMERKINGEN

• Bij uitvoeren van een EV verschuiving zal de functieautomatisch overschakelen naar centrum-georiënteerd meten. Terugstellen van de EVverschuivingswaarde naar 0.0 zal de meetfunctieterugschakelen naar multi-patroon meten.

• U kunt toetsaanpassing (pagina 91) gebruiken om decamera te configureren om belichtingscompensatieuit te voeren telkens wanneer u op [�] of [�] drukttijdens de opnamefunctie (REC).

3. Gebruik [�] en [�] omde belichtingscom-pensatiewaarde teveranderen en drukvervolgens op [SET].• Door op [SET] te drukken

wordt de aangegevenwaarde geregistreerd.

Omhoog:Verhoogt de EV waarde. Een hogere EV waardewordt het beste gebruikt voor lichtgekleurdeonderwerpen en onderwerpen met tegenlicht.

Omlaag: Verlaagt de EV waarde. Een lagere EV waardewordt het beste gebruikt voor donker-gekleurdeonderwerpen en voor het opnemen buiten op eenheldere dag.

EV waarde

73

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

3. Gebruik [�] en [�] om de gewenste instellingte selecteren en druk vervolgens op [SET].

OPMERKINGEN

• Bij selecteren van “Manual” (handmatig) verandertde witbalans naar de instellingen die de laatste maalverkregen werden dat de witbalans handmatigingesteld werd.

• U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 91)gebruiken om de camera zodanig te configurerenzodat de witbalansinstelling verandert wanneer u op[�] of [�] drukt terwijl de opnamefunctie (REC)ingeschakeld is.

Tijdens opnemen onder dezeomstandigheden:

Normale omstandigheden

Verlichting buiten

Schaduw

Gloeilamp (roodachtige gloed)

TL verlichting (groenachtige gloed)

Moeilijke verlichting die handmatigebediening vereist (Zie “Handmatigbijstellen van de witbalans”).

Selecteer dezeinstelling:

Auto (automatisch)

Manual (handmatig)

Bijstellen van de witbalansDe golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door deverschillende lichtbronnen (zonlicht, gloeilamp, enz.) kande kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordtopgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingenmaken om te compenseren voor de verschillende typesverlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker temaken.

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “REC”(opname) tab,selecteer “WhiteBalance” (witbalans)en druk op [�].

74

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

4. Richt de camera op een wit stuk papier of eensoortgelijk voorwerp onder dezelfdelichtomstandigheden waarvoor u de witbalansin wilt stellen en druk vervolgens op desluiterontspanningstoets.

• Hierdoor wordt de procedure voor het bijstellen vande witbalans gestart. Als deze procedure voltooid is,verschijnt de boodschap “Complete” op hetbeeldscherm.

• Bij flauwe verlichting of als de camera op een donkergekleurd onderwerp wordt gericht tijdens het uitvoerenvan de witbalansinstelling kan deze procedure totvoltooiing een lange tijd in beslag nemen.

5. Druk op [SET].• Dit registreert de witbalansinstellingen en keert terug

naar de opnamefunctie (REC).

Een wit stuk papier

Handmatig bijstellen van de witbalansOnder sommige lichtbronnen kan de automatischewitbalans met de “Auto” (automatische witbalans) functieveel tijd kosten tot deze voltooid is. Daarnaast is het bereikvan de automatische witbalans (kleurtemperatuurbereik)beperkt. De handmatige witbalans helpt te garanderen datkleuren juist worden opgenomen bij een bepaaldelichtbron.Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voerenonder dezelfde omstandigheden als wanneer udaadwerkelijk aan het opnemen bent. U dient ook een witstuk papier of een dergelijk voorwerp bij de hand te hebbenom handmatige witbalans uit te voeren.

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteervervolgens “White Balance” (witbalans) endruk daarna op [�].

3. Gebruik [�] en [�] om“Manual” (handmatig)te selecteren.• Hierdoor verschijnt het

voorwerp dat u het laatstgebruikte voor hetinstellen van dehandmatige witbalans ophet beeldscherm.

75

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer“REC Mode” (opnamefunctie) en drukvervolgens op [�].

3. Gebruik [�] en [�] om“ BESTSHOT” teselecteren en drukvervolgens op [SET].• Hierdoor wordt de

BESTSHOT functieingeschakeld en eenvoorbeeld achtergrondgetoond.

4. Gebruik [�] en [�] om de gewenste voorbeeldachtergrond te selecteren en druk vervolgensop [SET].

5. Neem het beeld op.

Gebruiken van de BESTSHOT functieDoor één van de 21 BESTSHOT achtergronden teselecteren wordt de camera automatisch klaar gemaaktvoor het opnemen van een soortgelijk beeld.

� Voorbeeld achtergronden

• Portret • Landschap

• Nachtdècor • Avondportret

76

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

OPMERKING

• U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 91) gebruikenom de camera te configureren om de BESTSHOTfunctie in te schakelen telkens wanneer u op de [�]of [�] toets drukt tijdens de opnamefunctie (REC).Aanwijzingen voor hetgebruik en het op datmoment geselecteerdeBESTSHOT dècorverschijnen gedurendeongeveer twee secondenin de display nadat u opdeze manier deBESTSHOT functieingeschakeld heeft of alsde BESTSHOT functiereeds ingeschakeld is ophet moment dat u decamera inschakelt.

BELANGRIJK!

• Voorbeelddécor nummer 4 is een Coupling Shot(combinatieshot) décor (pagina 79) terwijlvoorbeelddécor nummer 5 een Pre-shot(vooropname) décor (pagina 81) is.

• BESTSHOT achtegronden werden niet met dezecamera opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld.

• De beelden die u opneemt met een BESTSHOTachtergrond kunnen mogelijk niet de verwachteresultaten opleveren. Dit kan o.a. komen door deomstandigheden tijdens het opnemen en tallozeandere factoren.

• Na selecteren van een BESTSHOT décor kunt u naeen ander décor overstappen m.b.v. [�] en [�] omdoor de beschikbare décors te bladeren. Druk op[SET] wanneer het getoonde décor wilt gebruiken.

• U kunt de instellingen van de camera veranderen dieu gemaakt had bij het selecteren van eenBESTSHOT scène. Merk echter op dat de defaultwaarden van de BESTSHOT instellingen altijdopnieuw worden verkregen wanneer u een andereBESTSHOT scène selecteert, van opnamefunctieverandert of de camera uitschakelt.

• Ruisonderdrukking vindt automatisch plaats wanneeru een nachtscène, vuurwerk of een ander beeldopneemt dat een langzame sluitertijd vereist. Dat isde reden waarom het langer duurt om beelden op tenemen bij een langzame sluitersnelheid.

77

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

5. Druk op [SET].

6. Gebruik [�] en [�] omhet beeld te tonen datu wilt registreren alseen BESTSHOTachtergrond.

7. Gebruik [�] en [�] om“Save” (opslaan) teselecteren en drukvervolgens op [SET].• Hierdoor wordt de

instelling geregistreerd.

• Nu kunt u de procedureop pagina 75 gebruikenom uw gebruikersinstelling te selecteren voor hetmaken van een opname.

BELANGRIJK!

• Instellingen die u registreerde als BESTSHOTvoorbeeld achtergronden bevinden zich na deingebouwde voorbeeld achtergronden.

Creëren van uw eigen BESTSHOT instellingU kunt de onderstaande procedure gebruiken om eeninstelling van een door u opgenomen beeld op te slaan omdat beeld later weer op te roepen wanneer u het nodigheeft. Bij oproepen van een instelling die u eerder heeftopgeslagen zal de camera automatisch weer zo wordeningesteld.

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer“REC Mode” (opnamefunctie) en drukvervolgens op [�].

3. Gebruik [�] en [�] om “ BESTSHOT” teselecteren en druk vervolgens op [SET].• Hierdoor wordt de BESTSHOT functie ingeschakeld

en een voorbeeld achtergrond getoond.

4. Gebruik [�] en [�]om “Register UserScene”(gebruikersinstellingregistreren) teselecteren.

78

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

� Wissen van een BESTSHOT functiegebruikersinstelling

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer“REC Mode” (opnamefunctie) en drukvervolgens op [�].

3. Gebruik [�] en [�] om “ BESTSHOT” teselecteren en druk vervolgens op [SET].• Hierdoor wordt de BESTSHOT functie ingeschakeld

en een voorbeeld achtergrond getoond.

4. Gebruik [�] en [�] om de gebruikersinstellingte tonen die u wilt uitwissen.

5. Druk op [�] ( ) om de gebruikersinstellingte wissen.• U kunt een gebruikersinstelling ook wissen m.b.v. uw

computer door het betreffende bestand in de“SCENE” (décor) map in het camerageheugen tewissen (pagina 153).

• Het beeldscherm in stap 4 van de procedure oppagina 77 geeft de tekst “Register User Scene”(gebruikersinstelling registreren) aan wanneer eenBESTSHOT functie gebruikersinstellingwordtopgeroepen.

• Merk op dat het formatteren van het ingebouwdegeheugen (pagina 135) alle BESTSHOTgebruikersinstellingen uitwist.

OPMERKINGEN

• Hieronder volgen de instellingen die zich bevindenonder de BESTSHOT gebruikersinstellingen.Focusfunctie, EV verschuivingswaarde, filterfunctie,meetfunctie, witbalansfunctie, flitsintensiteit,scherpte, verzadiging, contrast, flitsfunctie en ISOgevoeligheid.

• Merk op dat enkel beelden die opgenomen wordenmet deze camera kunnen worden gebruikt om eenBESTSHOT gebruikersinstelling te creëren.

• U kunt op hetzelfde moment maximaal 999BESTSHOT gebruikersinstellingen hebben in hetingebouwde geheugen van de camera.

• U kunt de huidige instelling van een achtergrondcontroleren door verschillende instelmenu’s te tonen.

• Wanneer u een BESTSHOT gebruikersinstellingregistreert wordt daaraan automatisch eenbestandnaam toegewezen waarbij één van deonderstaande formaten wordt gebruikt, afhankelijkvan het cameramodel.

QV-R41: UQR41nnn.JPE (n = 0 - 9)QV-R51: UQR51nnn.JPE (n = 0 - 9)

79

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

• Gecombineerdebeelden

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer“REC Mode” (opnamefunctie) en drukvervolgens op [�].

3. Gebruik [�] en [�] om “ BESTSHOT” teselecteren en druk vervolgens op [SET].

4. Gebruik [�] en [�] om “Coupling Shot”(combinatieshot) te selecteren en drukvervolgens op [SET].

Combineren van shots van twee mensen tot eenenkel beeld (Coupling Shot (combinatieshot))

De Coupling Shot (combinatieshot) functie stelt u in staatom beelden op te nemen van twee mensen en die dan tecombineren tot een enkel beeld. Dit maakt het mogelijk omuzelf in een groep te plaatsen zelfs als er niemand in debuurt is om dat beeld voor u op te nemen. Coupling Shot(Combinatieshot) is beschikbaar tijdens de BESTSHOTfunctie (pagina 75).

• Eerstebeeld

Dit is het deelvan het beeldwaarbij depersoon die heteerste beeldopneemt, nietzelf in beeld is.

• Tweedebeeld

Let erop dat deachtergrond vanhet beeld correctaansluit en neemhet beeld op vande persoon diehet eerste beeldopnam.

80

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

5. Lijn eerst hetscherpstelkader in hetbeeldscherm uit methet onderwerp dat uaan de linkerkant vanhet beeld wilt.• Terwijl “Coupling Shot”

(combinatiefoto)geselecteerd is, zal deinstelling voor “AF Area”(autofocusbereik)(pagina 67) automatischoverschakelen naar“Spot” (puntmeten).

6. Druk op de sluiterontspanningstoets om delinkerkant van het beeld op te nemen.• De instellingen voor de scherpstelling, de belichting,

de witbalans, de zoom en de flitser zijn bij dit typebeeld vastgezet (onveranderbaar).

7. Lijn vervolgens hetscherpstelkader uitmet het onderwerpdat u aan derechterkant van hetbeeld wilt en let erdaarbij op dat deachtergrond van dezeopname uitgelijnd ismet de achtergrond van het halfdoorzichtigebeeld van het eerste beeld dat op hetbeeldscherm wordt getoond.• Wanneer [MENU] ingedrukt wordt op welk moment

dan ook na stap 5 van de bovenstaande procedure,zal dit het eerste beeld annuleren en wordtteruggekeerd naar stap 5.

8. Is alles dan goed uitgelijnd, neem dan derechterkant van het beeld op.

BELANGRIJK!

• De Coupling Shot (combinatiefoto) functie gebruikthet geheugen tijdelijk om data in op te slaan. U kuntmogelijk een foutlezing krijgen tijdens de CouplingShot functie als er niet genoeg bestandgeheugenbeschikbaar is om de vereiste data op te slaan.Mocht dit het geval zijn, wis dan beelden uit die uniet langer nodig heeft en probeer het nogmaals.

Halfdoorzichtige beeldScherpstelkader

81

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Opnemen van een onderwerp over een bestaandachtergrondbeeld (Pre-shot (vooropname))

De Pre-shot (vooropname) functie helpt bij het verkrijgenvan de gewenste achtergrond zelfs als u iemand andersmoet vragen om het beeld voor u op te nemen. In principeis Pre-shot (vooropname) een tweestaps procedure.

1. U stelt de compositie voor de gewenste achtergrondsamen en drukt op de sluiterontspanningstoets waardooreen half-doorzichtig beeld van de achtergrond op hetbeeldscherm blijft staan.

2. Vraag dan iemand om een foto van u te maken met deoorspronkelijke achtergrond en vertel hem om decompositie van het beeld te maken m.b.v. het half-doorzichtige beeldscherm als gids.• De camera slaat enkel het beeld op dat in stap 2

geproduceerd wordt.• De achtergrond kan iets afwijken van die u in stap 1

samengesteld had afhankelijk van hoe de compositievan het beeld in stap 2 wordt gemaakt.

Merk op dat de Pre-shot (vooropname) functie enkelbeschikbaar is tijdens de BESTSHOT functie (pagina 75).

• Zet de achtergrond stil ophet beeldscherm.

• Neem het beeld op m.b.v.de achtergrond in hetbeeldscherm als gids.

• Hierdoor wordt het beeldopgenomen.

82

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

6. Lijn vervolgens hetscherpstelkader uitmet het onderwerp envoer daarbijcompositie uit vanhet onderwerp tegende halfdoorzichtigeachtergrond die ophet beeldscherm tezien is.• Wanneer [MENU] ingedrukt wordt op welk moment

dan ook na stap 4 van de bovenstaande procedure,zal dit het achtergrondbeeld annuleren en wordtteruggekeerd naar stap 5.

7. Neem het beeld op als alles correct uitgelijndis.• Dit neemt het beeld op waarvan de compositie in

stap 6 op het beeldscherm werd gemaakt. Hetachtergrondbeeld dat ter referentie werd gebruikt,wordt niet opgenomen.

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer“REC Mode” (opnamefunctie) en drukvervolgens op [�].

3. Gebruik [�] en [�] om “ BESTSHOT” teselecteren en druk vervolgens op [SET].

4. Gebruik [�] en [�] om “Pre-shot” teselecteren en druk vervolgens op [SET].

5. Zet de achtergrond stil op het beeldscherm.• Hoewel een halfdoorzichtig beeld van de

achtergrond in het beeldscherm verschijnt in stap 6wordt het achtergrondbeeld op dit moment niet in hetgeheugen vastgelegd.

• De instellingen voor de scherpstelling, de belichting,de witbalans, de zoom en de flitser zijn bij dit typebeeld vastgezet (onveranderbaar).

Halfdoorzichtige beeld

83

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

3. Gebruik [�] en [�] om“ Movie” (=film) teselecteren en drukvervolgens op [SET].• De “Resterende

capaciteit” toont hoeveel60 seconden filmpjes nogin het geheugen kunnenworden opgenomen.

4. Richt de camera op hetonderwerp en drukdaarna op desluiterontspanningstoets.• De filmopname duurt 60

seconden of totdat u deopname stopt doornogmaals op desluiterontspanningstoetste drukken.

• De resterende opnametijd wordt afgeteld op hetbeeldscherm terwijl u aan het opnemen bent.

Resterende opnametijd

Resterende capaciteitGebruiken van de filmfunctieU kunt filmpjes opnemen van maximaal 60 seconden.

• Bestandsformaat: AVIHet AVI formaat voldoet aan het Motion JPEG formaatdat wordt verbreid door de Open DML groep.

• Beeldgrootte: 320 x 240 beeldpunten

• Filmbestand grootte: ca. 150KB/seconde

• Maximale filmlengte— Eén filmpje: 60 seconden— Totale filmtijd: 60 seconden met het ingebouwde

geheugen; 410 seconden met de 64MB SDgeheugenkaart

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer“REC Mode” (opnamefunctie) en druk op [�].

Filmopname indicator

84

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

• Het filmbestand wordt in het geheugen opgeslagenwanneer een filmopname voltooid is.

• Gebruik om het opslaan van een filmbestand teannuleren [�] om “Delete” (wissen) te selecterenterwijl het opslaan wordt uitgevoerd en drukvervolgens op [SET].

BELANGRIJK!

• De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie.

Gebruiken van het histogramU kunt de [DISP] toets gebruiken voor het tonen van eenhistogram op het beeldscherm. Het histogram stelt u in staatde belichtingsomstandigheden te controleren tijdens hetopnemen van beelden (pagina 31). U kunt ook het histogramvan een opgenomen beeld tonen tijdens de weergavefunctie(PLAY).

Een histogram is een grafiek die de helderheid van een beeldvoorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De vertikale asstelt het aantal beeldpunten voor terwijl de horizontale as dehelderheid aangeeft. U kunt het histogram gebruiken om tebepalen of een beeld schaduwen (linker kant), middenbereiktonen (midden) en verlichting (rechts) omvat om voldoendebeelddetail tot uitdrukking te brengen. Mocht het histogram erom de één of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt ude EV verschuiving (belichtingscompensatie) gebruiken omde balans naar links of rechts te bewegen en zo een beterebalans te verkrijgen. Optimale belichting kan wordenverkregen door de belichting te corrigeren zodat de grafiekzo veel mogelijk rond het midden is geconcentreerd.

Histogram

85

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

• Neigt het histogram te veelnaar links, dan betekent dit dater te veel donkere beeldpuntenzijn. Dit type histogram is hetresultaat van een beeld dat inhet algemeen te donker is. Dedonkere gedeelten van hetbeeld kunnen zelfs verduisterdworden als het histogram tever naar links toe neigt.

• Neigt het histogram te veelnaar rechts, dan betekent ditdat er te veel lichtebeeldpunten zijn. Dit typehistogram is het resultaat vaneen beeld dat in het algemeente licht is. De lichte gedeeltenvan het beeld kunnen zelfsgeheel wit worden als hethistogram te ver naar rechtstoe neigt.

• Een histogram dat in hetmidden geconcentreerd isduidt op een goede verdelingvan lichte en donkerebeeldpunten. Dit typehistogram is het resultaat vaneen beeld dat over het geheelgenomen een optimalehelderheid heeft.

BELANGRIJK!

• Merk op dat het bovenstaande histogram enkel alstoelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat uvoor een bepaald onderwerp niet precies dezevormen kunt verkrijgen.

• Een op het midden geconcentreerd histogram isgeen garantie voor optimale belichting. Hetopgenomen beeld kan overbelicht of onderbelichtzijn zelfs als het histogram rond het midden isgeconcenteerd.

• U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratieverkrijgen door de beperkingen van debelichtingscompensatie.

• Het gebruik van de flitser alsmede bepaalde opnameomstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dathet histogram een belichting aangeeft die afwijkt vande feitelijke belichting van het beeld ten tijde van deopname.

• Deze histogram verschijnt niet wanneer u deCoupling Shot functie gebruikt (pagina 79).

86

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Camera instellingen van deopnamefunctie (REC)

Volgend zijn de instellingen die u kunt maken voordat ueen beeld opneemt m.b.v. een opnamefunctie (REC).

• ISO gevoeligheid• Meten• Kleurfiltratie• Verzadiging• Contrast• Scherpte

OPMERKING

• U kunt ook de hieronder beschreven instellingenconfigureren. Zie de referentiepagina’s voor nadereinformatie.— Grootte en kwaliteit (pagina 63)— Witbalans (pagina 73)— Flitsniveau (pagina 60)— Digitale zoom (pagina 57)— Autofocusbereik (pagina 67)

2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer“ISO” en druk daarna op [�].

3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [�] en[�] en druk vervolgens op [SET].

BELANGRIJK! • Door de ISO gevoeligheid te verhogen kan statische

elektriciteit op een beeld verschijnen. Selecteer degevoeligheidsinstelling die de nodig is voor de opname.

• Het gebruik van een hoge gevoeligheid in combinatiemet de flitser kan er bij het opnemen van eenonderwerp dichtbij toe leiden dat het onderwerponjuist belicht wordt.

• Raster aan/uit• Beeldcontrole aan/uit• L/R toetsinstelling• Default instelling bij inschakelen

van de spanning• Terugstellen van de camera (reset)

Specificeren van de ISO gevoeligheidGebruik de volgende procedure om de ISOgevoeligheidsinstelling te selecteren die het beste past bijhet type beeld dat u opneemt.

1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op[MENU].

Om dit te verkrijgen:

Voldoet aan ISO 50

Voldoet aan ISO 100

Voldoet aan ISO 200

Voldoet aan ISO 400

Automatische gevoeligheidsselectie

Selecteer deze instelling:

ISO 50

ISO 100

ISO 200

ISO 400

Auto (automatisch)

• QV-R51

Om dit te verkrijgen:

Voldoet aan ISO 64

Voldoet aan ISO 125

Voldoet aan ISO 250

Voldoet aan ISO 500

Automatische gevoeligheidsselectie

Selecteer deze instelling:

ISO 64

ISO 125

ISO 250

ISO 500

Auto (automatisch)

• QV-R41

87

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Selecteren van de meetfunctieGebruik de volgende procedure om multi-patroon meten,puntmeten of centrum-georiënteerd meten alsmeetmethode te specificeren.

1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer“Metering” (meten) en druk op [�].

3. Gebruik [�] en [�] om de gewenste instellingte selecteren en druk vervolgens op [SET].

Multi (Multi-patroon meten):

Multi-patroon meten verdeelt het beeld inraster onderdelen en meet het licht bijelke sectie voor een gebalanceerdebelichtingaflezing. De camera bepaaltautomatisch de opname omstandighedenin overeenkomst met de gemetenlichtpatronen en stelt debelichtingsinstelling daarmee inovereenkomst af. Dit type meten voorzietu van foutvrije belichtingsinstellingenvoor een groot bereik aan opnameomstandigheden.

Center weighted (Centrum-georiënteerd meten):Centrum-georiënteerd meten concentreertzich op het midden van hetscherpstelkader en meet het licht daar.Gebruik deze meetmethode als u watcontrole wilt uitoefenen over de belichting zonder deinstellingen geheel over te laten aan de camera.

Spot (Puntmeten):Puntmeten neemt aflezingen van eenbijzonder beperkt gebied. Gebruik dezemeetmethode wanneer u de belichtingingesteld wilt hebben op de helderheid vaneen bepaald onderwerp zonder te worden beïnvloeddoor omringende omstandigheden.

BELANGRIJK! • Als “Multi” (multi-patroon meten) als meetmethode

wordt geselecteerd, kunnen bepaalde procedures deinstelling voor de meetfunctie automatischveranderen zoals hieronder beschreven.

• Door de belichtingscompensatie instelling (pagina71) te veranderen naar een waarde anders dan 0.0verandert de meetfunctie naar “Center Weighted”(centrum-georiënteerd meten). Als u de debelichtingscompensatie instelling terugverandertnaar 0.0 zal de meetfunctie ook terugveranderennaar “Multi” (multi-patroon meten).

88

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Gebruiken van de filterfunctieMet de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon vaneen beeld veranderen tijdens het opnemen.

1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer“Filter” (filter) en druk daarna op [�].

3. Gebruik [�] en [�] om de gewenste instellingte selecteren en druk vervolgens op [SET].• De volgende filterinstelling staan tot de beschikking:

Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia, Red (rood), Green(groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink (roze),Purple (paars)

BELANGRIJK!

• Door de filterfunctie van de camera te gebruikenwordt hetzelfde resultaat geproduceerd als hetmonteren van een kleurfilter op de lens.

Specificeren van kleurverzadigingGebruik de volgende procedure om de gevoeligheid teregelen van het beeld dat u opneemt.

1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer“Saturation” (verzadiging) en druk daarna op[�].

3. Gebruik [�] en [�] om de gewenste instellingte selecteren en druk vervolgens op [SET].

Om dit te doen:

Hoge kleurenverzadiging (intensiteit)

Normale kleurenverzadiging (intensiteit)

Lage kleurenverzadiging (intensiteit)

Selecteer dezeinstelling:

High (hoog)

Normal (normaal)

Low (laag)

89

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Specificeren van het contrastGebruik de volgende procedure om het relatieve verschiltussen de lichte delen en de donkere delen te regelen vanhet beeld dat u opneemt.

1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer“Contrast” (contrast) en druk daarna op [�].

3. Gebruik [�] en [�] om de gewenste instellingte selecteren en druk vervolgens op [SET].

Om dit te doen:

Hoog contrast

Normaal contrast

Laag contrast

Selecteer deze instelling:

High (hoog)

Normal (normaal)

Low (laag)

Speciferen van de contourscherpteGebruik de volgende procedure om de scherpte van decontouren in het beeld te regelen.

1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer“Sharpness” (scherpte) en druk daarna op[�].

3. Gebruik [�] en [�] om de gewenste instellingte selecteren en druk vervolgens op [SET].

Om dit te doen:

Hoge scherpte

Normale scherpte

Lage scherpte

Selecteer deze instelling:

Hard (hard)

Normal (normaal)

Soft (zacht)

90

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

In- en uitschakelen van het in-beeldrasterU kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u tehelpen bij de compositie van beelden en om er zeker vante zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehoudenwordt.

Om dit te doen:

Toon het raster

Verberg het raster

Selecteer deze instelling:

On (aan)

Off (uit)

1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer“Grid” (raster) en druk daarna op [�].

3. Gebruik [�] en [�] om de gewenste instellingte selecteren en druk vervolgens op [SET].

In- en uitschakelen van beeldcontroleBeeldcontrole laat een beeld zien op het beeldschermzodra u het opneemt. Gebruik de volgende procedure ombeeldcontrole in en uit te schakelen.

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op de[MENU] toets.

2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer“Review” (controleren) en druk vervolgens op[�].

3. Gebruik [�] en [�] om de gewenste instellingte selecteren en druk vervolgens op [SET].

Om dit te doen:

Toon beelden op het beeldschermvoor ongeveer een halve secondeonmiddellijk nadat ze opgenomen zijn

Toon geen beelden onmiddellijk nadatze opgenomen zijn

Selecteer dezeinstelling:

On (aan)

Off (uit)

91

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Toewijzen van functies aan de [�] en [�]toetsenEen functie voor “toetsaanpassing” stelt u in staat de [�]en [�] toetsen te configureren zodat deze de camerainstellingen veranderen wanneer ze ingedrukt wordentijdens de opnamefunctie (REC). Na het configureren vande [�] en [�] toetsen kunt u de instellingen veranderen dieer aan zijn toegewezen zonder door het menuscherm telopen.

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer“L/R Key” (linker/rechter toets) en drukvervolgens op [�].

3. Gebruik [�] en [�] om de gewenste instellingte selecteren en druk vervolgens op [SET].

OPMERKING

• De oorspronkelijke default instelling is “REC Mode”(opnamefunctie).

Wanneer u deze functie wilt toewijzenaan de [�] en [�] toetsen.

Opnamefunctie• [�] en [�] gaan door de

opnamefunctie cyclus: Snapshot,BESTSHOT (beste shot), Movie (film)(pagina 170).

Belichtingscompensatie• [�] verlaagt de compensatie, [�]

verhoogt de compensatie (pagina 71).

Witbalansinstelling• [�] en [�] gaan door de

witbalansinstellingen (pagina 73).

ISO gevoeligheid• [�] en [�] gaan door de ISO

gevoeligheidsinstellingen (pagina 86).

Zelfontspannerfunctie• [�] en [�] gaan door de

zelfontspannerinstellingen (pagina 62).

Geen functie toegewezen

Selecteer dezeinstelling

REC Mode(opnamefunctie)

EV Shift(EV verschuiving)

White Balance(witbalans)

ISO(ISO gevoeligheid)

Self-timer(zelfontspanner)

Off (uit)

92

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Specificeren van de default instellingenbij inschakelen van de spanningMet het “functiegeheugen” van deze camera kunt u dedefault instellingen bij inschakelen van de spanningafzonderlijk instellen voor de opnamefunctie (REC), deflitserfunctie, de scherpstelfunctie, de witbalansfunctie, deISO gevoeligheid, autofocusbereik, meetfunctie,flitsintensiteit de digitale zoomfunctie en de handmatigescherpstelstand en de zoompositie. Het inschakelen vanhet functiegeheugen voor een bepaalde functie is eenboodschap aan de camera om de status te onthouden vandie functie wanneer u de camera uitschakelt om dezelfdestatus opnieuw te verkrijgen wanneer de camera weeringeschakeld wordt. Wanneer het functiegeheugenuitgeschakeld is, stelt de camera automatisch deoorspronkelijke defaultinstellingen voor de betreffendefunctie in die ingesteld waren in de fabriek.De volgende tabel toont wat er gebeurt als u hetfunctiegeheugen voor elke functie in- of uitschakelt.

Functie

REC Mode(opnamefunctie)

Flash (Flitser)

Focus (Scherpstellen)

White Balance(Witbalans)

ISO

AF Area(autofocusbereik)

Metering (meten)

Flash Intensity(flitsintensiteit)

Digital Zoom(Digitale zoom)

MF Position (MF stand)

Zoom Position(Zoompositie)*

Aan

Instellingwanneer decamerauitgeschakeldis

Uit

Snapshot

Auto (Automatisch)

Auto (Automatisch)

Auto (Automatisch)

Auto (Automatisch)

Spot (puntmeten)

Multi (multipatroon meting)

Normal (normaal)

On (Aan)

Laatste autofocus standdie van kracht wasvoordat uoverschakelde ophandmatig scherpstellen

Wide Angel(Breedhoek)

* Alleen de stand van de optische zoom wordt onthouden.

93

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op[MENU].

2. Selecteer de “Memory” (geheugen) tab m.b.v.[�] en [�].

3. Selecteer het item dat u wilt veranderenm.b.v. [�] en [�] en druk vervolgens op [�].

4. Gebruik [�] en [�] om de gewenste instellingte selecteren en druk vervolgens op [SET].

BELANGRIJK! • Merk op dat de instellingen van de BESTSHOT

functie voorrang krijgen over de instellingen van hetgeheugen. Als u de camera dus uitschakelt tijdensde BESTSHOT functie, dan zullen de flitserfunctie,de witbalansfunctie en de ISO gevoeligheidgeconfigureerd zijn voor het BESTSHOTvoorbeelddécor wanneer u de camera opnieuwinschakelt, ongeacht de aan/uit instelling van hetfunctiegeheugen.

Terugstellen (reset) van de cameraGebruik de volgende procedure om alle instellingen van decamera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijkedefaultwaarden zoals aangegeven bij “Menureferentie” oppagina 170.

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) ofweergavefunctie (PLAY) op [MENU].

2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,selecteer “Reset” (terugstellen) en drukdaarna op [�].

3. Gebruik [�] en [�] om “Reset” (terugstellen)te selecteren en druk vervolgens op [SET].• Selecteer “Cancel” (annuleren) en druk op [SET] als

u deze procedure wilt annuleren zonder de cameraterug te stellen.

• Als u de camera uitschakelt tijdens de filmfunctie, zalde flitser uitgeschakeld zijn wanneer u de cameraopnieuw inschakelt, ongeacht de aan/uit instellingvan het functiegeheugen.

Om dit te doen:

Schakel het functiegeheugen inzodat de instellingen wordenherkregen bij inschakelen vande spanning

Schakel het functiegeheugenuit zodat de instellingen wordenteruggesteld bij inschakelenvan de spanning

Selecteer deze instelling:

On (aan)

Off (uit)

94

WEERGAVEWEERGAVE

U kunt het ingebouwde monitorscherm van de cameragebruiken om beelden te bekijken nadat u ze heeftopgenomen.

Elementaire weergavebedieningGebruik de volgende procedure om door bestanden tebladeren die in het geheugen van de camera opgeslagenzijn.

1. Druk op [ ] (PLAY) om decamera in te schakelen.• Hierdoor wordt de

weergavefunctie (PLAY)ingeschakeld.

• Hierdoor verschijnt een beeld ofeen boodschap (melding) op hetbeeldscherm.

2. Gebruik [�] (voorwaarts) of [�] (achterwaarts)om door de bestanden te bladeren op hetbeeldscherm.

[ ]

OPMERKINGEN

• Door [�] of [�] ingedrukt te houden wordt versnelddoor de beelden gebladerd.

• Om sneller bladeren door de weergavebeeldenmogelijk te maken is het beeld dat aanvankelijkverschijnt een controlebeeld met een ietwat lagerekwaliteit dan het werkelijke weergavebeeld. Hetwerkelijke weergavebeeld verschijnt even later nahet controlebeeld. Dit is niet van toepassing bijbeelden die gekopiëerd zijn van een andere digitalecamera.

95

WEERGAVE

Inzoomen op het weergegeven beeldVoer de volgende procedure uit om in te zoomen op hetbeeld dat zich op dat moment op het beeldscherm.Inzoomen kan tot maximaal vier maal de oorspronkelijkegrootte worden uitgevoerd.

1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)[�] en [�] om het gewenste beeld te tonen.

2. Schuif dezoomregelaar naar om het beeld tevergroten.• Dit toont een indicator die

de huidige zoomfactorlaat zien.

• U kunt heen en weerschakelen tussen hetgezoomde beeld en hetnormale beeld doorherhaaldelijk indrukkenvan [DISP].

3. Verschuif het beeld d.m.v. [�], [�], [�] en [�]naar boven, naar beneden, naar links of naarrechts.

4. Druk op [MENU] om het beeld terug tebrengen naar de oorspronkelijke grootte.

BELANGRIJK!

• Een filmbeeld kan niet worden vergroot.• Afhankelijk van de oorspronkelijke grootte van het

opgenomen beeld kan het niet mogelijk om tot viermaal de oorspronkelijke grootte in te zoomen op eenbeeld in de display.

Huidige zoomfactor

96

WEERGAVE

4. Gebruik [�] of [�] om de gewenste instellingte selecteren en klik dan op [SET].

Om dit te doen:

Heraanpassen tot 1600x1200beeldpunten (UXGA)

Heraanpassen tot 1280 x 960beeldpunten (SXGA)

Heraanpassen tot 640 x 480beeldpunten (VGA)

Heraanpassen annuleren

Selecteer deze instelling:

1600x1200

1280 x 960

640 x 480

Cancel

Afmetingen van een beeld heraanpassenU kunt de volgende procedure gebruiken om een beeld teveranderen naar één van de drie volgende afmetingen.

1600 x 1200 beeldpunten UXGA maat1280 x 960 beeldpunten SXGA maat

640 x 480 beeldpunten VGA maat• VGA is de optimale afmeting voor bijlagen aan e-mail

boodschappen of gebruik binnen webpagina’s.

1. Druk tijdens een weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

2. Selecteer de “PLAY”(weergave) tab,selecteer “Resize”(afmetingenheraanpassen) endruk daarna op [�].

3. Gebruik [�] of [�] om door de beelden tebladeren en dat beeld te tonen waarvan deafmetingen heraangepast dienen te worden.

97

WEERGAVE

BELANGRIJK! • Door de afmetingen van een beeld her aan te

passen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat hetbeeld bevat in de afmetingsgrootte die u selecteert.Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ookin het geheugen.

• Van beelden kleiner dan 640 x 480 beeldpuntenkunnen de afmetingen niet worden heraangepast.

• Van beelden die opgenomen zijn in het 2560 x 1712(3:2) (QV-R51) beeldformaat en het 2240 x 1488(3:2) beeldformaat (QV-R41) kunnen de afmetingenniet worden heraangepast.

• Heraanpassen van de afmetingen wordt alleenondersteund voor beelden die opgenomen zijn metdeze camera.

• Als de boodschap “This function is not supported forthis file” (deze functie wordt niet ondersteund voor ditbestand) verschijnt, houdt dat in dat de afmetingen vanhet huidige beeld niet kunnen worden heraangepast.

• De functie voor heraanpassen van de afmetingen kanniet worden uitgevoerd als er niet genoeg geheugen isom het heraangepaste beeld op te slaan.

• Wanneer u een beeld waarvan de afmetingen zijnheraangepast weergeeft via het beeldscherm van decamera, geven de datum en de tijd aan wanneer hetbeeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneerde afmetingen van het beeld heraangepast werden.

Trimmen van een beeldGebruik de volgende procedure wanneer u een bepaaldgedeelte van een vergroot beeld wilt trimmen en hetresterende deel van het beeld wilt gebruiken als e-mailbijlage, enz.

1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)[�] en [�] om door de beelden te bladeren enhet beeld te tonen dat u wilt tonen.

2. Druk op [MENU].

3. Selecteer de “PLAY”(weergave) tab,selecteer “Trimming”(trimmen) en drukdaarna op [�].• Hierdoor wordt een

trimkader verkregen.

4. Gebruik de zoomregelaar om het trimkader tevergroten of te verkleinen.• De afmetingen van het trimkader hangen af van de

afmetingen van het beeld op de display.

98

WEERGAVE

5. Gebruik om het trimkader te verplaatsen [�],[�], [�] en [�] totdat het gebied van het beelddat u wilt extraheren zich binnen het kaderbevindt.

6. Druk op [SET] om het deel van het beeld teextraheren dat zich binnen het trimkaderbevindt.• Druk op [MENU] als u de procedure op een gegeven

moment toch wilt annuleren.

BELANGRIJK! • Door een beeld te trimmen wordt een nieuw bestand

gecreëerd dat het getrimde beeld bevat. Het bestandmet het oorspronkelijke beeld blijft ook in hetgeheugen.

• De grootte van het kader dat u kunt selecteren met hettrimgrens is beperkt bij kleinere beeldgroottes.

• Voor een beeld met een grootte van 640 x 480beeldpunten, kunt u de grootte van de trimgrens in hetgeheel niet veranderen.

• Beelden die opgenomen zijn in het 2560 x 1712 (3:2)(QV-R51) beeldformaat en het 2240 x 1488 (3:2)beeldformaat (QV-R41) kunnen niet worden getrimd.

• Een filmfunctie beeld kan niet worden getrimd.• Een beeld dat opgenomen is met een ander model

camera kan niet worden getrimd.• Als de boodschap “This function is not supported for

this file” (deze functie wordt niet ondersteund voor ditbestand) verschijnt, houdt dat in dat de afmetingen vanhet huidige beeld niet kunnen worden getrimd.

• Het trimmen kan niet worden uitgevoerd als er nietgenoeg ruimte in het geheugen is om het getrimdebeeld op te slaan.

• Wanneer u een beeld dat getrimd werd weergeeft viahet beeldscherm van de camera, geven de datum ende tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijkopgenomen was, niet wanneer het beeld getrimd werd.

99

WEERGAVE

BELANGRIJK!

• U kunt een film niet herhaaldelijk weergeven. Omeen film meer dan eens weer te geven, dient u destappen van de bovenstaande procedure teherhalen.

Om dit te doen:

Snel vooruit- ofachteruitspoelen van de film

Pauzeren en hervatten vande film weergave.

Eén beeld vooruit- ofachteruit springen terwijl deweergave is gepauzeerd.

De weergave annuleren.

Doe dit:

Houd [�] of [�] ingedrukt.

Druk op [SET].

Druk op [�] of [�].

Druk op [MENU].

Weergeven van een filmGebruik de volgende procedure om een film weer te gevendie opgenomen werd met de filmfunctie.

1. Gebruik tijdens deweergavefunctie(PLAY) [�] en [�] omdoor de beelden tebladeren totdat degewenste film getoondwordt.

2. Druk op [SET].• Hierdoor wordt de weergave van de film gestart.

• U kunt de volgende bediening uitvoeren terwijl defilm weergegeven wordt.

Filmicoon

100

WEERGAVE

Tonen van een 9-beelden schermMet de volgende procedure verkrijgt u negen beeldentegelijkertijd op het beeldscherm.

1. Schuif tijdens de weergavefunctie (PLAY) dezoomregelaar even naar ( ) en laat deregelaar dan los.• Dit toont het 9-beelden scherm met een

selectiekader er om heen met in het midden hetbeeld dat zich op het beeldscherm bevond in stap 2.

• Wanneer er negen of minder beelden zijn, worden zegetoond in de volgorde van beeld 1 in de linkerbovenhoek met het selectiekader er om heen.

2. Gebruik [�], [�], [�] en [�] om hetselectiekader te verplaatsen naar hetgewenste beeld. Door op [�] te drukkenterwijl het selectiekader zich in derechterkolom bevindt of op [�] te drukkenterwijl het selectiekader zich in delinkerkolom bevindt, wordt doorgebladertnaar het volgende scherm met 9-beelden.

2 3

17 18 19

20 1 2

3 4 5

6 7 8

9 10 11

12 13 14

15 16 17

18 19 20

1

3. Door op een willekeurige toets anders dan[�], [�], [�] en [�] te drukken wordt eenvolledige versie van het beeld op ware groottegetoond van het beeld waar het selectiekaderzich bevindt.

Voorbeeld: Wanneer er zich 20 beelden in hetgeheugen bevinden en beeld 1 eerst wordtweergegeven.

101

WEERGAVE

disp

Selecteren van een specifiek beeld in het9-beelden scherm

1. Toon het 9-beelden scherm.

2. Gebruik om hetselectiekader teverplaatsen [�], [�],[�] en [�] totdat hetzich op het beeldbevindt dat u wiltbekijken.

3. Door op eenwillekeurige toetsanders dan [�], [�],[�] en [�] te drukkenwordt hetgeselecteerde beeldgetoond.• Dit toont de de versie

van het geselecteerdebeeld op ware grootte.

Tonen van het kalenderschermGebruik de volgende procedure om een kalender van 1maand te tonen. Terwijl de kalender zich op hetbeeldscherm bevindt kunt u een datum selecteren die danhet eerste beeld toont dat op die datum was opgenomen. Dithelpt om het makkelijk te maken gewenste beelden tevinden.

1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op[�] ( ).

2. Gebruik [�], [�], [�] en[�] om de datum-selectiecursor teverplaatsen.• Volg de procedure onder

“Veranderen van dedatumopmaak” op pagina130 om het datumformaatte specificeren.

Selectiekader

Jaar/MaandDatumselectiecursor

102

WEERGAVE

• Het op de kalender voor elke dag getoonde beeld ishet eerste beeld dat op die datum was opgenomen.

• Door het indrukken van [�] terwijl dedatumselectiecursor zich op de bovenste regel vande kalender bevindt, wordt de vorige maand in beeldverkregen.

• Door het indrukken van [�] terwijl dedatumselectiecursor zich op de onderste regel vande kalender bevindt, wordt de volgende maand inbeeld verkregen.

• Druk om het kalenderscherm te verlaten op [MENU].

• verschijnt in plaats van het beeld wanneer dedatum data bevat die niet kan worden getoond doordeze camera.

3. Verplaats de datumselectiecursor naar dedatum en druk op [SET] om een vergrootteversie te verkrijgen van het beeld van diedatum.• Dit toont het eerste beeld dat genomen was op de

geselecteerde datum.

Spelen van een Slide Show (diashow)De Slide Show (diashow) speelt beelden automatisch involgorde en met vaste tussenpauzes.

1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer“Slideshow” (diashow) en druk vervolgens op[�].

103

WEERGAVE

3. Configureer de instellingen voor de diashow.• Zie de aangegeven pagina’s voor nadere informatie.

4. Gebruik [�] en [�] om “Start” (starten) teselecteren en druk vervolgens op [SET].• Hierdoor wordt de diashow gestart.

5. Druk op [SET] om de diashow te stoppen.• De diashow stopt ook automatisch nadat de

hoeveelheid tijd verstreken is die u specificeerdevoor “Time” (tijd).

Voor informatie aangaandedeze instelling:

Images (beelden)

Time (tijd)

Interval (tussenpauze)

Verwijs naar het volgende:

“Specificeren van deslideshow (diashow)beelden” op pagina 104.

“Specificeren van deslideshow (diashow) tijd” oppagina 105.

“Specificeren van deslideshow (diashow)tussenpauze” op pagina 105.

BELANGRIJK!

• Merk op dat alle toetsen onbedienbaar zijn terwijleen beeldverandering aan de gang is. Wacht totdateen beeld stilstaat op het beeldscherm voordat u eentoets probeert te bedienen of houd de toets ingedrukttotdat het beeld stil gaat staan.

• Wanneer de slideshow een filmbestand treft, wordtde film eenmaal getoond waarna wordt doorgegaannaar het volgende bestand.

• Bij beelden die u van een andere digitale camera ofvan een computer heeft gekopiëerd kan het ietwatlanger duren dan de gespecificeerde tussenpauzetijdvoordat ze verschijnen.

104

WEERGAVE

Specificeren van de slideshow (diashow)beelden

1. Gebruik [�] en [�] om “Images” (beelden) teselecteren en druk vervolgens op [�].

2. Gebruik [�] en [�] om de gewenste instellingte selecteren en druk vervolgens op [SET].

3. Gebruik [�] en [�] om “Start” (starten) teselecteren en druk vervolgens op [SET].• Dit start de diashow.

Om dit te doen:

Alle beelden in het beeldgeheugen inde diashow tonen.

Toon een enkel beeld.

Alle beelden in de FAVORITE map(pagina 153) in de diashow tonen.

Selecteer dezeinstelling:

All images(alle beelden)

One image(één beeld)

Favorites(favorieten)

� Selecteren van een bepaald beeld voor eendiashow

Wanneer u “One image” (één beeld) selecteert as het typediashow dan zal de diashow enkel één beeld tonen zonderdit te veranderen.

1. Selecteer “One image” (één beeld) en drukvervolgens op [�].

2. Gebruik [�] en [�] om door de beelden tebladeren totdat het gewenste beeld zich ophet beeldscherm bevindt.

3. Druk op [SET] om deselectie te registrerenen terug te keren naarhet menuscherm.• Door op [MENU] te

drukken in plaats van op[SET] wordt teruggegaannaar het menuschermzonder de instelling teregistreren.

105

WEERGAVE

Specificeren van de slideshow (diashow)tijd

1. Gebruik [�] en [�] om “Time” (tijd) teselecteren.

2. Gebruik [�] en [�] om de gewenstetijdinstelling te selecteren en druk vervolgensop [SET].• U kunt de tijd specificeren van 1 tot en met 60

minuten.

3. Gebruik [�] en [�] om “Start” (starten) teselecteren en druk vervolgens op [SET].• Hierdoor wordt de diashow gestart.

Specificeren van de slideshow (diashow)tussenpauze

1. Gebruik [�] en [�] om “Interval”(tussenpauze) te selecteren.

2. Gebruik [�] en [�] om de gewenstetussenpauze instelling te selecteren en drukvervolgens op [SET].• U kunt “MAX” (maximaal) specificeren of een waarde

tussen 1 en 30 seconden als de tussenpauze.

• Als “MAX” wordt geselecteerd als de pauze wordtalleen het eerste beeld van filmbestandenweergegeven.

3. Gebruik [�] en [�] om “Start” (starten) teselecteren en druk vervolgens op [SET].• Hierdoor wordt de diashow gestart.

106

WEERGAVE

4. Gebruik [�] of [�] om“Rotate” (roteren) teselecteren en drukvervolgens op [SET].• Hierdoor wordt het beeld

90° naar rechtsgeroteerd.

5. Druk nadat u klaar bent met het configurerenvan de instellingen op de [MENU] toets omhet instelscherm te verlaten.

BELANGRIJK!

• U kunt een beeld dat beveiligd is niet roteren. Wilt utoch een dergelijk beeld roteren dan dient u het eerstonbeveiligd te maken.

• U kunt mogelijk een digitaal beeld niet roteren als hetopgenomen was met een ander type digitale camera.

• U kunt filmbeelden niet roteren.

Roteren van het displaybeeldGebruik de volgende procedure om het beeld 90 graden teroteren en de rotatie informatie samen met het beeld teregistreren. Nadat u dit gedaan heeft, zal het beeld altijdgetoond worden in de geroteerde oriëntatie.

1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer“Rotation” (rotatie) en druk vervolgens op[�].

3. Gebruik [�] en [�] om door de beelden tebladeren totdat het beeld dat u wilt roteren ophet beeldscherm te zien is.

107

WEERGAVE

Gebruik van beeldrouletteBeeldroulette circuleert de beelden zoals een munt- offruitautomaat op de display voordat één ervan stopt.Wanneer u de beeldroulettefunctie inschakelt, zullenbeelden willekeurig op het scherm verschijnen. Eerst gaande beelden met hoge snelheid. Maar na verloop zullen debeelden langzamer gebladerd worden totdat een enkelbeeld op het beeld stopt. Het beeld dat verschijnt is naarwillekeur gekozen zonder regels of systeem.

1. Houd terwijl de camera uitgeschakeld is de[�] toets ingedrukt terwijl u op [ ] (PLAY)drukt om de camera in te schakelen.• Houd de [�] toets ingedrukt totdat beelden op het

beeldscherm verschijnen.

• Hierdoor wordt de beeldroulettefunctie ingeschakelddie beelden over de display laat verschijnen enverdwijnen waarbij er uiteindelijk één beeld blijftstaan.

2. Door op de [�] of [�] toets te drukken wordtde beeldroulettefunctie opnieuw gestart.

3. Druk om beeldroulette uit te schakelen op de[ ] (REC) toets om de opnamefunctie (REC)in te schakelen of druk op de spanningstoetsom de camera uit te schakelen.

BELANGRIJK!

• De beeldroulettefunctie geeft geen filmbestandenweer.

• De beeldroulettefunctie werkt niet wanneer er slechtséén beeld beschikbaar is.

• Merk op dat de beeldroulettefunctie enkel werkt bijbeelden die opgenomen zijn met deze camera. Debeeldroulettefunctie kan mogelijk niet goed werkenwanneer er zich beelden van een ander type in hetgeheugen bevinden.

• Als u de beeldroulettefunctie niet opnieuw startongeveer een seconde nadat het laatste beeldverschenen is dan zal de normale weergavefunctie(PLAY) ingeschakeld worden.

WISSEN VAN BESTANDEN

108

WISSEN VAN BESTANDEN

U kunt een enkel bestand wissen of u kunt alle bestandenwissen die zich op dat ogenblik in het geheugen bevinden.

BELANGRIJK!

• Merk op dat het wissen van bestanden nietongedaan gemaakt kan worden. Als u een bestandeenmaal gewist heeft, is hij voorgoed verdwenen. Leter dus goed op dat u een bestand echt niet meernodig heeft voordat u het wist. In het bijzonder geldtdit voor het wissen van alle bestanden - controleereerst alle bestanden voordat u deze handelinguitvoert.

• Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Omeen bestand te wissen dient u het eerst onbeveiligdte maken (pagina 111).

• Het wissen kan niet worden uitgevoerd wanneer allebestanden in het geheugen beveiligd zijn (pagina112).

Wissen van een enkel bestandVoer de volgende stappen uit om een enkel bestand uit tewissen.

1. Druk tijdens deweergavefunctie(PLAY) op [�] ( ).

2. Gebruik [�] of [�] om door de bestanden tebladeren totdat het te wissen bestand wordtgetoond.

3. Gebruik [�] of [�] om “Delete” (wissen) teselecteren.• Selecteer “Cancel” (annuleren) om de

bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.

4. Druk op [SET] om het bestand te wissen.• Herhaal de stappen 2 tot en met 4 om andere

bestanden te wissen, indien gewenst.

5. Druk op [MENU] om het menuscherm teverlaten.

WISSEN VAN BESTANDEN

109

BELANGRIJK!

• Als een bestand om een bepaalde reden niet gewistkan worden verschijnt de boodschap “This function isnot supported for this file” (deze functie wordt nietondersteund voor dit bestand) wanneer u datbestand probeert te wissen.

Wissen van alle bestandenDe volgende procedure wist alle onbeveiligde bestandendie zich op dat moment in het geheugen bevinden.

1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op[�] ( ).

2. Gebruik [�] of [�] om “All File Delete” (allebestanden wissen) te selecteren en drukvervolgens op [SET].

3. Gebruik [�] of [�] om “Yes” (ja) te selecteren.• Selecteer “No” (nee) om de wisfunctie te verlaten

zonder een bestand uit te wissen.

4. Druk op [SET] om alle bestanden uit tewissen.

BEHEER VAN BESTANDEN

110

BEHEER VAN BESTANDEN

Dankzij de mogelijkheden van de camera voorbestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het ooghouden. U kunt bestanden beveiligen tegen onverhoedswissen en zelfs de DPOF functie gebruiken om beelden tespecificeren voor het afdrukken.

MappenUw camera creëert automatisch een directory van mappenin het ingebouwde flash-geheugen of op de geheugenkaartom beelden op te slaan.

Geheugenmappen en -bestandenEen beeld dat u opneemt wordt automatisch opgeslagen ineen map waarvan de naam een serienummer is. U kuntmaximaal 900 mappen op hetzelfde moment in hetgeheugen houden. Mapnamen worden als volgtgegenereerd.

Voorbeeld: Naam van de 100ste map

Elke map kan maximaal 9999 bestanden bevatten.Als u probeert het 10000ste bestand op te slaan in eenmap, wordt automatisch de volgende map met hetvolgende serienummer gecreëerd. Bestandsnamen wordenals volgt gegenereerd.

Voorbeeld: Naam van het 26ste bestand

Extensie

CIMG0026.JPG

Serienummer (4 cijfers)

• Het werkelijke aantal bestanden dat u op eengeheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingenvoor de beeldkwaliteit, de capaciteit van de kaart, enz.

• Zie voor details aangaande de directory structuur“Geheugendirectorystructuur” op pagina 153.

100CASIO

Serienummer (3 cijfers)

BEHEER VAN BESTANDEN

111

Beschermen van bestandenAls u een bestand eenmaal beveiligd heeft kan hij nietworden gewist (pagina 108). U kunt bestanden afzonderlijkbeveiligen of u kunt alle bestanden in het geheugenbeveiligen door een enkele bedieningshandeling.

Beveiligen van een enkel bestand

1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de[MENU] toets.

2. Selecteer de “PLAY”(weergave) tab,selecteer “Protect”(beveiligen) en drukdaarna op [�].

3. Gebruik [�] of [�] om door de bestanden debladeren en dat beeld te tonen dat u wiltbeveiligen.

4. Gebruik [�] of [�] om“On” (aan) teselecteren en drukvervolgens op [SET].• Een beveiligd bestand

wordt aangegeven doorhet teken.

• Om een bestand onbeveiligd te maken, selecteert u“Off” (uit) in stap 4 en druk vervolgens op [SET].

5. Druk op de [MENU] toets om het menuschermte verlaten.

BEHEER VAN BESTANDEN

112

Beveiligen van alle bestanden

1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de[MENU] toets.

2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer“Protect” (beveiligen) en druk daarna op [�].

3. Gebruik [�] of [�] om “All Files : On” (Allebestanden : aan) te selecteren en drukvervolgens op [SET].• Om alle bestanden onbeveiligd te maken, klik op

[SET] in stap 3 zodat de instelling “All Files : Off”(alle bestanden uit) laat zien.

4. Druk op de [MENU] toets om het menuschermte verlaten.

DPOFDe letters “DPOF” zijn de afkorting van “DigitalPrint Order Format” hetgeen een formaat isvoor opnemen op een geheugenkaart of eenander medium met informatie welke digitalecamerabeelden afgedrukt dienen te wordenen hoeveel kopieën.Daarna kunt u op een DPOF-compatibeleprinter of bij een professionele drukkerijafdrukken maken overeenkomstig deinstellingen voor de bestandsnaam en hetaantal kopieën zoals opgeslagen is op dekaart.Met deze camera dient u altijd beelden te selecteren doorze te bekijken via het beeldscherm. Specificeer beeldenniet door alleen naar de bestandsnaam te kijken zonder deinhoud van het bestand ook te bekijken.

� DPOF instellingenBestandsnaam,aantal kopieën,datum

BEHEER VAN BESTANDEN

113

5. Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [�] en[�].• U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal

kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedruktwilt hebben.

6. Druk op [DISP] zodat 1212 1 wordt getoond omdatumafstempeling voor de afdrukken in teschakelen.• Druk op [DISP] zodat 1212 1 niet wordt getoond om de

datumafstempeling uit te schakelen.

• Herhaal de stappen 4 tot en met 6 als u anderebeelden wilt configureren voor het afdrukken.

7. Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alleinstellingen zijn zoals u wilt.

Configureren van de afdrukinstellingenvoor een enkel beeld

1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

2. Selecteer de “PLAY”(weergave) tab,selecteer “DPOF” endruk vervolgens op[�].

3. Selecteer “Select images” (selecteer beelden)m.b.v. [�] en [�] en druk daarna op [�].

4. Toon het te gewenstebeeld m.b.v. [�] en [�].

BEHEER VAN BESTANDEN

114

5. Druk op [DISP] zodat 1212 1 wordt getoond omdatumafstempeling voor de afdrukken in teschakelen.• Druk op [DISP] zodat 1212 1 niet wordt getoond om de

datumafstempeling uit te schakelen.

6. Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alleinstellingen zijn zoals u wilt.

Configureren van de afdrukinstellingenvoor alle beelden

1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer“DPOF” en druk vervolgens op [�].

3. Selecteer “All images” (alle beelden) m.b.v.[�] en [�] en druk daarna op [�].

4. Specificeer het aantalkopieën m.b.v. [�] en[�].• U kunt maximaal 99

specificeren voor hetaantal kopieën.Specificeer 00 als u hetbeeld niet afgedrukt wilthebben.

BEHEER VAN BESTANDEN

115

Exif Print

Exif Print is eeninternationaal ondersteund,open standaardbestandformaat waarmeehet mogelijk is omlevendige digitale beeldenmet getrouwe kleuren weerte geven. Bij Exif 2.2bevatten bestanden eengroot aantal dataaangaande de opnameomstandigheden die dooreen Exif Print printerkunnen wordengeïnterpreteerd omafdrukken te produceren dieer beter uit zien.

BELANGRIJK!

• Informatie aangaande de beschikbaarheid van ExifPrint compatibele printermodellen kan verkregenworden bij elke fabrikant van printers.

PRINT Image Matching II

Beelden bevatten PRINT ImageMatching II data (functie instelling enandere camera instelinformatie). Eenprinter die Print Image Matching IIondersteunt leest deze data en stelt hetafgedrukte beeld automatisch bij zodatde beelden worden afgedrukt op demanier die u in gedachten had toen ude beelden opnam.

* Seiko Epson Corporation heeft deauteursrechten voor PRINT ImageMatching en PRINT Image Matching II.

BEHEER VAN BESTANDEN

116

Gebruiken van USB DIRECT-PRINT

Uw camera ondersteunt USBDIRECT-PRINT dat ontwikkeldwerd door Seiko EpsonCorporation. Bij directe aansluitingop een printer die USB DIRECT-PRINT ondersteunt, kunt u af tedrukken beelden selecteren en hetafdrukken starten vanaf de camera.DPOF instellingen (pagina 112) worden gebruikt om tebepalen welke beelden en hoeveel kopieën ervanafgedrukt moeten worden.

BELANGRIJK!

• Het gebruik van de los verkrijgbare netadapter (AD-C30) wordt aanbevolen wanneer u afdrukt m.b.v.USB DIRECT-PRINT.

1. Gebruik de DPOF procedure op pagina 113om de beelden in het bestandsgeheugen tespecificeren die u wilt afdrukken.

2. Sluit de los verkrijgbare netadapter aan op decamera.• Gebruikt u batterijen om de camera van stroom te

voorzien, controleer dan dat het niveau van debatterijspanning hoog genoeg is om de bewerkingdie u wilt uitvoeren ondersteund kan worden.

• Merk op dat de camera geen spanning verkrijgt viade USB kabel.

USB

USB

Netadapter

BEHEER VAN BESTANDEN

117

3. Gebruik de met de camera meegeleverde USBkabel om deze aan te sluiten op een printer.

4. Schakel de printer in.

5. Leg papier in de printer voor het afdrukkenvan beelden.

6. Druk op despanningstoets van decamera.• Dit toont het afdrukmenu

op het beeldscherm vande camera.

Spanningstoets

7. Selecteer “Print” (afdrukken) op hetmonitorscherm van de camera en drukvervolgens op [SET].• Hierdoor wordt automatisch het afdrukken van de

beelden gestart die u eerder gespecificeerd hadm.b.v. de DPOF procedure.

• Als u dezelfde serie beelden nogmaals wiltafdrukken, druk dan op de spanningstoets van decamera.

• Er verschijnt een boodschap op het beeldschermgevolgd door het DPOF instelscherm (pagina 113)als er op het moment geen DPOF instellingengeconfigureerd zijn bij de camera om de controleover het afdrukken uit te voeren. Mocht dit het gevalzijn, configureer dan de gewenste DPOF instellingenen voer stap 6 van de bovenstaande procedureopnieuw uit.

• Selecteer “DPOF” op het afdrukmenu om het DPOFinstellingenscherm te tonen (pagina 113) als u dehuidige DPOF instellingen wilt veranderen.

8. De camera schakelt zichzelf automatisch uitnadat het afdrukken voltooid is. Mocht dit hetgeval zijn, verbreek dan de aansluiting tussende USB kabel en de camera.

BEHEER VAN BESTANDEN

118

Gebruik van de FAVORITE mapU kunt landschapfoto’s, foto’s van uw familie of anderespeciale beelden van een bestandsopslagmap (pagina153) kopiëren naar de FAVORITE map in het ingebouwdegeheugen (pagina 153). Beelden in de FAVORITE mapworden niet getoond tijdens normale weergave om op diemanier persoonlijke foto’s privé te houden terwijl u ze tochbij u kunt hebben. De beelden in de FAVORITE mapworden niet gewist wanneer u van geheugenkaart wisseltzodat u de foto’s altijd bij de hand heeft.

Kopiëren van een bestand naar deFAVORITE map

1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de[MENU] toets.

2. Selecteer de “PLAY”(weergave) tab,selecteer “Favorites”(favorieten) en druk op[�].

BELANGRIJK!

• Zie de documentatie niet met uw printer wordtmeegeleverd voor informatie aangaande dedrukkwaliteit en de papierinstellingen.

• Neem contact op met de fabrikant van de printervoor informatie aangaande modellen die USBDIRECT-PRINT, nieuwe versies, enz. ondersteunen.

• Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel ofbedien de camera nooit tijdens het afdrukken.Hierdoor zal namelijk een foutlezing optreden bij deprinter.

• Voer de daarvoor vereiste handeling uit bij de printerom de werking van de printer (de huidige afdruk job)te onderbreken.

• Het beeldscherm van de camera geeft geen beeldmeer weer zodra het afdrukken wordt begonnen. Alshet beeldscherm geen beeld weergeeft betekent datniet automatisch dat het afdrukken voltooid is.Controleer de status van de printer om te kijken ofdeze klaar is met afdrukken.

BEHEER VAN BESTANDEN

119

OPMERKINGEN

• Door een beeldbestand volgens de bovenstaandeprocedure te kopiëren wordt een beeld maat QVGAvan 320 x 240 beeldpunten naar de FAVORITE mapgekopieerd.

• Een bestand dat naar de FAVORITE map wordtgekopieerd krijgt automatisch een bestandnaamtoegewezen dat een serienummer is. Hoewel hetserienummer begint met 0001 en op kan lopen tot9999, hangt de feitelijke bovengrens van het bereikaf van de capaciteit van het ingebouwde geheugen.Denk eraan dat het maximale aantal beelden datopgeslagen kan worden in het ingebouwdegeheugen afhangt van de grootte van elk beeld envan andere factoren.

3. Gebruik [�] of [�] om“Save” (opslaan) teselecteren en drukvervolgens op [SET].• Hierdoor worden de

namen van debestanden in hetingebouwde geheugenof op de ingelegdegeheugenkaartgetoond.

4. Gebruik [�] of [�] om het bestand teselecteren dat u naar de FAVORITE map wiltkopiëren.

5. Gebruik [�] of [�] om “Save” (opslaan) teselecteren en druk vervolgens op [SET].• Hierdoor worden de getoonde bestanden naar de

FAVORITE map gelopieerd.

6. Gebruik na het kopiëren van alle gewenstebestanden [�] en [�] om “Cancel”(annuleren) te selecteren en druk vervolgensop [SET] om deze functie te verlaten.

BEHEER VAN BESTANDEN

120

OPMERKING

• Door [�] of [�] ingedrukt te houden wordt versnelddoor de beelden gebladerd.

BELANGRIJK!

• Merk op dat een FAVORITE map enkel gecreërdwordt in het ingebouwde geheugen van de camera.Er wordt geen FAVORITE map gecreëerd op eengeheugenkaart mocht u die gebruiken. Als u deinhoud van de FAVORITE map op het beeldschermvan een computer wilt bekijken dient u eerst degeheugenkaart (als u die gebruikt) uit de camera teverwijderen voordat u de USB kabel aansluit om hetoverbrengen van data te beginnen (pagina 142,151).

Tonen van een bestand in de FAVORITEmap

1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de[MENU] toets.

2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer“Favorites” (favorieten) en druk op [�].

3. Gebruik [�] of [�] om “Show” (weergeven) teselecteren en druk vervolgens op [SET].• De boodschap “No Favorites File!” (geen favouriet

bestand) verschijnt als de FAVORITE map leeg is.

4. Gebruik [�](voorwaarts) of [�](achterwaarts) om doorde bestanden in deFAVORITE map tebladeren.

5. Druk nadat u klaar bent met het bekijken vande bestanden tweemaal op [MENU] om dezefunctie te verlaten.

Bestandsnaam

BEHEER VAN BESTANDEN

121

BELANGRIJK!

• U kunt de bedieningshandelingen voor wissen oppagina 108 niet gebruiken om beelden uit deFAVORITE map te wissen. Echter door formatterenvan het geheugen (pagina 135) worden debestanden in de FAVORITE map gewist.

Wissen van een bestand uit deFAVORITE map

1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de[MENU] toets.

2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer“Favorites” (favorieten) en druk op [�].

3. Gebruik [�] of [�] om “Show” (weergeven) teselecteren en druk vervolgens op [SET].

4. Druk op [�] ( ).

5. Gebruik [�] of [�] om het bestand teselecteren dat u uit de FAVORITE map wiltwissen.

6. Gebruik [�] of [�] om “Delete” (wissen) teselecteren en druk vervolgens op [SET].• Selecteer “Cancel” (annuleren) om de

bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.

7. Gebruik na het wissen van alle gewenstebestanden [�] en [�] om “Cancel”(annuleren) te selecteren en druk vervolgensop [SET] om deze functie te verlaten.

BEHEER VAN BESTANDEN

122

Wissen van alle bestanden uit deFAVORITE map

1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de[MENU] toets.

2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer“Favorites” (favorieten) en druk op [�].

3. Gebruik [�] of [�] om “Show” (weergeven) teselecteren en druk vervolgens op [SET].

4. Druk op [�] ( ).

5. Gebruik [�] en [�] om “All File Delete” (allebestanden wissen) te selecteren en druk danop [SET].

BELANGRIJK!

• U kunt de bedieningshandelingen voor wissen oppagina 108 niet gebruiken om beelden uit deFAVORITE map te wissen. Echter door formatterenvan het geheugen (pagina 135) worden debestanden in de FAVORITE map gewist.

ANDERE INSTELLINGEN

123

ANDERE INSTELLINGEN

Specificeren van de bestandsnaamserienummer generatiemethode

Gebruik de volgende procedure om de methode tespecificeren voor het genereren van het serienummer datgebruikt wordt voor bestandsnaam (pagina 110).

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) oftijdens de weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab enselecteer “File No.” (bestandsnaam) en drukvervolgens op [�].

3. Verander de instelling m.b.v. [�] en [�] endruk daarna op [SET].

Selecteer dezeinstelling:

Continue(voortzetten)

Reset(terugstellen)

Om dit te doen voor een juistopgeslagen bestand:

Sla het laatste gebruiktebestandnummer op en verhoog ditmet één ongeacht of bestandenuitgewist zijn of de geheugenkaartdoor een nieuwe werd vervangen.

Zoek het hoogste bestandnummer inde huidige map op en verhoog hetmet één.

ANDERE INSTELLINGEN

124

Specificeren van een beeld voor hetbeginscherm

U kunt een opgenomen beeld specificeren als het beeld voorhet beginscherm, waardoor dit voor ongeveer 2 secondenop het beeldscherm verschijnt telkens wanneer u de camerainschakelt. Door op de spanningstoets of op [ ] (REC) tedrukken. Het beginscherm verschijnt niet wanneer u [ ](PLAY) indrukt om de camera in te schakelen.

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) oftijdens de weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab enselecteer “Startup” (start) en druk vervolgensop [�].

3. Toon m.b.v. [�] en [�] het beeld dat u wiltgebruiken voor het beginscherm.• U kunt een snapshot beeld specificeren of een filmbeeld

dat twee seconden (200KB) of minder in lengte is.

In- en uitschakelen van de toetstoonGebruik de volgende procedure om de toon die klinkt bijindrukken van een toets in of uit te schakelen.

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) oftijdens de weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab enselecteer “Beep” (pieptoon) en drukvervolgens op [�].

3. Verander de instelling m.b.v. [�] en [�] endruk daarna op [SET].

Selecteer deze instelling:

On (aan)

Off (uit)

Om dit te doen:

Schakel de toetstoon in

Schakel de toetstoon uit

ANDERE INSTELLINGEN

125

BELANGRIJK!

• Het snapshot beeld of het filmpje dat u als hetbeginschermbeeld selecteert, wordt opgeslagen ineen speciale geheugenplaats die het“beginschermbeeldgeheugen” heet. Er kan per keerslechts één beeld opgeslagen zijn in hetbeginschermbeeldgeheugen. Als een nieuwbeginschermbeeld wordt geselecteerd, zal datnieuwe beeld het eerdere beeld uit hetbeginschermbeeldgeheugen verdringen. Daaromdient u een gescheiden kopie van het beeld in hetstandaard beeldopslaggeheugen van de camera tehebben opgeslagen als u naar een eerderbeginschermbeeld wilt teruggaan. Merk op dat hetniet mogelijk is een beeld uit hetbeginschermbeeldgeheugen kunt wissen. U kunt hetenkel vervangen door een ander (nieuw) beeld.

Configureren van de instellingen voor hetspanningsuitschakelbeeld

Met de spanningsuitschakelbeeldfunctie kunt u de camerazodanig configureren dat deze een bepaald beeld in hetgeheugen weergeeft telkens wanneer u de spanning vande camera uitschakelt. U kunt een foto of een filmpjespecificeren als het spanningsuitschakelbeeld.

� De instellingen voor hetspanningsuitschakelbeeld configureren

1. Gebruik de USB kabel om de camera aan tesluiten op uw computer (pagina 142).

2. Verplaats de beelddata die u wenst tegebruiken als spanning-uitvalbeeld totbovenaan het hoofddirectory van hetingebouwde flash-geheugen van de camera.• De bestandnaamextensie wordt niet weergegeven

als uw computer zodanig geconfigureerd is dat hij debestandnaamextensies verbergt.

Voorbeeld: CIMG0001

• Als het spanningsuitschakelbeeld op eengeheugenkaart opgeslagen ligt, let er dan op hetbeeld te kopiëren naar het ingebouwde geheugenvoordat u de geheugenkaart uit de camera haalt.

Selecteer deze instelling:

On (aan)

Off (uit)

Om dit te doen:

Gebruik het beeld dat op hetmoment wordt getoond als hetbeginschermbeeld

Schakel het beginscherm uit

4. Verander de instelling m.b.v. [�] en [�]endruk daarna op [SET].

ANDERE INSTELLINGEN

126

BELANGRIJK!

• Er kunnen uitsluitend snapshot- (JPEG) offilmbestanden (AVI) gebruikt worden als hetspanningsuitschakelbeeld.

• Merk op dat de spanningsuitschakelbeeldfunctieenkel werkt bij beelden die opgenomen zijn met dezecamera. De spanningsuitschakelbeeldfunctie kanmogelijk niet goed werken wanneer er een andertype beeld gespecificeerd is als hetspanningsuitschakelbeeld.

• Het formatteren van het flash-geheugen van decamera wist het spanningsuitschakelbeeld uit.

• Wanneer zowel een stilbeeld als een filmbeschikbaar is als het spanningsuitschakelbeeld, zalde film gebruikt worden.

• Merk op dat de spanningsuitschakelbeeldfunctie nietonderbroken kan worden wanneer hij eenmaal inwerking is gesteld. Daarom is het verstandig eenrelatief korte film te selecteren als u een filmbestandselecteerd als spanningsuitschakelbeeld.

3. Verander de naam van het bestand tot éénvan de volgende.Beeld van een snapshot: ENDING.JPG

Filmbeeld: ENDING.AVI

• Voer de volgende bestandnaam enkel in (zonderbestandnaamextensie) als uw computergeconfigureerd is om bestandnamen te verbergen.

Bestandnaam: ENDING

• Uw camera is nu geconfigureerd om het spanning-uitvalbeeld weer te geven. Dit beeld zal telkensverschijnen wanneer u de spanningstoets indrukt omde camera uit te schakelen. Het spannings-uitvalbeeld verschijnt ongeacht of de camera al danniet een geheugenkaart bevat.

ANDERE INSTELLINGEN

127

Gebruiken van het alarmU kunt maximaal drie alarmtijden configureren die decamera een pieptoon laat geven en een gespecificeerdbeeld laat zien op het tijdstip dat u specificeerde.

Instellen van een alarm

1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab enselecteer “Alarm” en druk vervolgens op [�].

3. Selecteer m.b.v. [�] en [�] het alarm waarvanu de instelling wilt configureren en drukdaarna op [�].

4. Selecteer m.b.v. [�] en [�] de instelling die uwilt veranderen en verander de geselecteerdeinstelling m.b.v. [�] en [�].• U kunt een alarmtijd instellen en het alarm

configureren om af te gaan ofwel eens ofwel ophetzelfde tijdstip elke dag. U kunt het alarm ook in-en uitschakelen.

� Uitschakelen van despanningsuitschakelbeeldfunctie

1. Gebruik de USB kabel om de camera aan tesluiten op uw computer (pagina 142).

2. Verander de naam van het huidigespanningsuitschakelbeeld van EDING.JPG ofENDING.AVI naar iets anders of wis hethuidige spanningsuitschakelbeeld uit hetflash-geheugen.

ANDERE INSTELLINGEN

128

5. Druk op [DISP].• U kunt op [SET] drukken in plaats van op [DISP] als

u het alarm wilt configureren zonder beeld.

6. Selecteer m.b.v. [�] en [�] het décor dat uwilt laten verschijnen op de alarmtijd en drukdaarna op [SET].

7. Druk op [SET] nadat alle instellingen naarwens zijn.• U kunt maximaal drie alarmtijdens configureren die

“Alarm 1”, “Alarm 2” en “Alarm 3” heten.

Stoppen van het alarmAls een alarmtijd bereikt wordt terwijl de camerauitgeschakeld is, zal het alarm voor ongeveer één minuutafgaan (of totdat u het alarm afzet) waarna de cameraingeschakeld wordt. Om het alarm te stoppen nadat hetbegonnen is kunt u op willekeurige welke toets drukken.

BELANGRIJK!

• Merk op dat het alarm niet afgaat als de alarmtijdbereikt wordt terwijl aan minstens één van devolgende voorwaarden voldaan wordt.— Terwijl de camera ingeschakeld is.— Terwijl USB datacommunicatie aan de gang is.

ANDERE INSTELLINGEN

129

Instellen van de klokGebruik de procedures in dit hoofdstuk om eenthuistijdzone te selecteren en om de instellingen voor dedatum en de tijd te veranderen.

BELANGRIJK!

• Let erop dat u de thuistijdzone (de zone waar u zichop het moment bevindt) selecteert voordat u deinstellingen verandert voor de tijd en de datum.Anders zullen de instellingen voor de tijd en dedatum automatisch veranderen wanneer u eenandere tijdzone selecteert.

Selecteren van uw thuistijdzone

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of deweergavefunctie (PLAY) op [MENU].

2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,selecteer “World Time” (wereldtijd) en drukvervolgens op [�].• Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone

aangegeven.

3. Gebruik [�] en [�] om “Home” (thuistijd) teselecteren en druk daarna op [�].

4. Gebruik [�] en [�] om “City” (stad) teselecteren en druk vervolgens op [�].

5. Gebruik [�], [�], [�] en [�] om de hetgeografische gebied te selecteren dat deplaats bevat die u wenst voor de thuistijdzoneen druk vervolgens op [SET].

6. Gebruik [�] en [�] om de gewenste stad teselecteren en druk vervolgens op [SET].

7. Druk na het selecteren van de gewenste stadop [SET] om de bijbehorende zone als uwthuistijdzone te registreren.

ANDERE INSTELLINGEN

130

Veranderen van de datumopmaakU kunt een selectie maken uit drie verschillende opmakenvan het tonen van de datum.

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) oftijdens de weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab enselecteer “Date Style” (datumstijl) en drukvervolgens op [�].

3. Druk op [�] en [�] om de instelling teveranderen en druk vervolgens op [SET].Voorbeeld: 24 december, 2003

Selecteer deze opmaak:

YY/MM/DD

DD/MM/YY

MM/DD/YY

Om de datum zo te tonen:

03/12/24

24/12/03

12/24/03

Instellen van de huidige tijd en datum

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) oftijdens de weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab enselecteer “Adjust” (bijstellen) en drukvervolgens op [�].

3. Stel de huidige tijd en de tijd in.

Doe dit:

Druk op [�] en [�].

Druk op [�] en [�].

Druk op [DISP].

Om dit te doen:

Veranderen van de instelling op deplaats waar de cursor zich bevindt

Verplaatsen van de cursor tusseninstellingen

Overschakelen tussen de 12-uur ende 24-uur tijdaanduiding.

4. Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op[SET] om ze te registreren en hetinstelscherm te verlaten.

ANDERE INSTELLINGEN

131

Gebruiken van wereldtijdU kunt het wereldtijdscherm gebruiken om een tijdzone tebekijken die anders is van de thuistijdzone wanneer u opvakantie gaat, enz. De wereldtijd kan de tijd tonen voor 162steden en 32 tijdzones.

Tonen van het wereldtijdscherm

1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) oftijdens de weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab enselecteer “World Time” (wereldtijd) en drukvervolgens op [�].• Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone getoond.

3. Druk op [�] en [�] om “World” (wereld) teselecteren.

4. Druk nogmaals op [SET] om het instelschermte verlaten.

Selecteer dit:

Home (thuistijd)

World (wereldtijd)

Om dit te doen:

Toon de tijd in uw thuistijdzone

Toon de tijd in een andere tijdzone

Configureren van wereldtijdinstellingen

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) oftijdens de weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab enselecteer “World Time” (wereldtijd) en drukvervolgens op [�].• Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone getoond.

3. Druk op [�] en [�] om “World” (wereld) teselecteren en druk vervolgens op [�].

4. Druk op [�] en [�] om “City” (stad) teselecteren en druk vervolgens op [�].

5. Selecteer m.b.v. [�],[�], [�] en [�] hetgewenste geografischegebied en drukvervolgens op [SET].

ANDERE INSTELLINGEN

132

6. Druk op [�] en [�] omde gewenste stad teselecteren en drukvervolgens op [SET].• Hierdoor wordt de huidige

tijd getoond in de stad dieu selecteerde.

7. Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op[SET] om de instellingen toe te passen en hetinstelscherm te verlaten.

Configureren van dezomertijdinstellingen (DST)

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) oftijdens de weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab enselecteer “World Time” (wereldtijd) en drukvervolgens op [�].• Hierdoor wordt de huidige instellingen van de

wereldtijd getoond.

3. Druk op [�] en [�] om “World” (wereld) teselecteren en druk vervolgens op [�].• Selecteer “Home” (thuis) als u de instellingen voor de

thuistijd wilt configureren.

4. Gebruik [�] en [�] om “DST”(zomertijdinstelling) te selecteren en drukvervolgens op [�].

5. Druk op [�] en [�] om de gewenstezomertijdinstelling (DST) te selecteren.

Selecteer dit:

On (aan)

Off (uit)

Om dit te doen:

Zet de huidige tijdinstelling een uur vooruit.

Toon de huidige tijd zoals hij werkelijk is

ANDERE INSTELLINGEN

133

Veranderen van de displaytaalU kunt de volgende procedure gebruiken om één van deonderstaande tien talen te selecteren als de displaytaal.

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) oftijdens de weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab enselecteer “Language” (taal) en drukvervolgens op [�].

3. Druk op [�], [�], [�] en [�] om de instelling teveranderen en druk vervolgens op [SET].

: Japans

English : Engels

Français : Frans

Deutsch : German

Español : Spaans

Italiano : Italiaans

Português : Portugees

: Chinees (complex)

: Chinees (vereenvoudigd)

: Koreaans

6. Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op[SET].• Hierdoor wordt de huidige tijd getoond

overeenkomstig uw instelling.

7. Druk nogmaals op [SET] om het instelschermte verlaten.

ANDERE INSTELLINGEN

134

Configureren van de [ ] (REC) en [ ](PLAY) toets en spannings in/uit functies

U kunt de volgende procedure gebruiken om de spanningvan de [ ] (REC) en de [ ] (PLAY) toetsen teconfigureren zodat de spanning in- of uitgeschakeld wordttelkens bij indrukken van deze toetsen.

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of deweergavefunctie (PLAY) op [MENU].

2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,selecteer “REC/PLAY” (opname/weergave) endruk daarna op [�].

3. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [�] en[�] en druk vervolgens op [SET].

BELANGRIJK!

• Wanneer de stand “Power On/Off” (spanning aan/uit)geselecteerd is, wordt de camera uitgeschakeld bijindrukken van [ ] (REC) tijdens de opnamefunctie(REC) of bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens deweergavefunctie (PLAY).

• Bij indrukken van [ ] (REC) tijdens deweergavefunctie (PLAY). Wordt overgeschakeld naarde opnamefunctie (REC) terwijl bij indrukken van[ ] (PLAY) tijdens de opnamefunctie (REC) naar deweergavefunctie (PLAY) wordt geschakeld.

OPMERKING

• De oorspronkelijke defaultinstelling is “Power On”(spanning aan).

Selecteer dezeinstelling:

Power On(spanning aan)

Power On/Off(spanning aan/uit)

Disable(niet geactiveerd)

Om deze bewerking te configureren:

De spanning wordt ingeschakeld bijindrukken van [ ] (REC) of [ ](PLAY) (maar wordt nietuitgeschakeld)

De spanning wordt in- of uitgeschakeldbij indrukken van [ ] (REC) tijdensde opnamefunctie (REC) of bijindrukken van [ ] (PLAY) tijdens deweergavefunctie (PLAY)

De spanning wordt niet in- ofuitgeschakeld bij indrukken van [ ](REC) of [ ] (PLAY)

ANDERE INSTELLINGEN

135

Formatteren van het ingebouwde geheugenMocht u het ingebouwde geheugen formatteren dan wordtalle opgeslagen data uitgewist.

BELANGRIJK!

• Merk op dat data die gewist is door formatteren nietmeer kan worden herkregen. Controleer dus dat ugeen enkele data in het geheugen nodig heeftvoordat u het gaat formatteren.

• Het formatteren van het geheugen wist allebestanden uit het geheugen, inclusief bestanden uitde FAVORITE map (pagina 118), beveiligdebestanden (pagina 111), BESTSHOTgebruikersinstellingen (pagina 77), het startbeeld(pagina 124) en het spanningsuitschakelbeeld(pagina 125).

1. Controleer dat er geen geheugenkaart in decamera geladen is.• Mocht er zich toch een geheugenkaart in de camera

bevinden, verwijder deze dan (pagina 138).

2. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) oftijdens de weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

3. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab enselecteer “Format” (formatteren) en drukvervolgens op [�].

4. Gebruik [�] en [�] om de “Format”(formatteren) te selecteren en druk daarna op[SET].• Selecteer “Cancel” (annuleren) om de formatteerfunctie

te verlaten zonder te formatteren.

GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART

136

GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART

U kunt de opslagmogelijkheden vanuw camera uitbreiden door een losverkrijgbare geheugenkaart (SDgeheugenkaart of MultiMediaCard)te gebruiken. U kunt ook bestandenkopiëren van het ingebouwde flash-geheugen naar een geheugenkaarten van een geheugenkaart naarflashgeheugen.

• Gewoonlijk worden bestanden opgeslagen in het flash-geheugen. Wanneer u echter een geheugenkaartinsteekt, zal de camera automatisch bestanden op dekaart opslaan.

• Merk op dat u geen bestanden kunt opslaan in hetingebouwde geheugen terwijl een geheugenkaart in decamera gestoken is.

BELANGRIJK!

• Gebruik bij deze camera enkel een SDgeheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC). Voorandere types kaarten wordt een juiste werking nietgegarandeerd.

• Zie de gebruiksaanwijzing van de geheugenkaartvoor informatie hoe u deze kunt gebruiken.

• Bepaalde types kaarten kunnen deverwerkingssnelheid afremmen.

• SD geheugenkaarten hebben eenschrijfbeveiligingsschakelaar die u kunt gebruikenvoor beveiliging tegen onverhoeds uitwissen vanbeelddata. Merk echter op dat als u een SDgeheugenkaart beveiligt, u de schrijfbeveiliging dientte verwijderen telkens wanneer u op de kaart wiltopnemen, hem wilt formatteren of eventueelbestanden wilt uitwissen.

• Elektrostatische lading, elektrische storing en anderefenomenen kunnen er de oorzaak van zijn dat databeschadigd wordt en zelfs verloren gaat. Zorg eraltijd voor op welke wijze dan ook belangrijke data opandere media te backuppen (CD-R, CD-RW, MOdisk, harde schijf van een computer, enz.)

GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART

137

2. Plaats de geheugenkaartzodanig dat de achterkant indezelfde richting wijst alshet monitorscherm van decamera en schuif de kaartvervolgens in de kaartgleuf.

3. Sluit hetbatterijencompartimentdekselen schuif het vervolgens inde door de pijl aangegevenrichting.

Gebruiken van een geheugenkaart

BELANGRIJK!

• Zorg ervoor dat u de camera uitschakelt voordat ueen geheugenkaart insteekt of verwijdert.

• Let er op dat u de camera in de juiste richtinginsteekt. Probeer nooit een geheugenkaart in desleuf te drukken terwijl u weerstand voelt.

Insteken van een geheugenkaart in decamera

1. Druk tegen hetbatterijencompartimentdekselaan de onderkant van decamera, schuif het deksel inde door de pijl aangegevenrichting en open het dan.

AchterkantVoorkant

GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART

138

Formatteren van een geheugenkaartMocht u een geheugenkaart formatteren dan wordt alledata uitgewist die is opgeslagen op de kaart.

BELANGRIJK!

• Gebruik voor het formatteren van een geheugenkaartaltijd de camera. Formatteren van eengeheugenkaart kan ook met een computer wordenuitgevoerd maar dat zal dataverwerking door decamera vertragen. Bij een SD kaart, als u deze opeen computer geformatteerd wordt, kan dit er toeleiden dat de kaart niet meer voldoet aan het SDformaat, problemen veroorzaken met decompatibiliteit en andere problemen met de werking.

• Merk op dat data die gewist is door formatteren vaneen geheugenkaart niet meer kan worden herkregen.Controleer dus dat u geen enkele data op degeheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaatformatteren.

• Het formatteren van een geheugenkaart wist allebestanden, inclusief bestanden die beveiligd zijn(pagina 111).

BELANGRIJK!

• Steek nooit een ander voorwerp dan eengeheugenkaart in de kaartsleuf van de camera. Ditkan namelijk schade toebrengen aan zowel decamera als de kaart.

• Mocht water of een ongepast voorwerp ooit dekaartgleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijkde camera uit, verwijder de batterijen en neemcontact op met de dealer of met de dichtstbijzijndeerkende CASIO onderhoudswerkplaats.

• Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl debedrijfsindicator aan het knipperen is. Hierdoor kanhet opslaan van een bestand namelijk mislukken enzelfs schade toegebracht worden aan degeheugenkaart.

Verwijderen van een geheugenkaart uitde camera

1. Druk de geheugenkaart inde richting van de cameraen laat hem dan los.Hierdoor komt de kaartgedeeltelijk uit de camera.

2. Trek de geheugenkaart uit de sleuf.

GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART

139

Voorzorgsmaatregelen voor degeheugenkaart• Mocht een geheugenkaart zich abnormaal gedragen, dan

zal hij waarschijnlijk weer normaal werken als hij opnieuwgerformatteerd wordt. Het wordt echter aanbevolen meerdan één geheugenkaart mee te nemen wanneer u decamera op een plaats ver van uw huis of kantoorgebruikt.

• Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatterenvoordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt ofwanneer de door u gebruikte kaart de oorzaak lijkt te zijnvan abnormale beelden.

• Voordat u de formaatfunctie gebruikt, dient u eerst tecontroleren dat de batterijen geheel opgeladen zijn.Mocht de stroom namelijk uitvallen tijdens het formatterendan kan dit onjuist formatteren van de disk tot gevolghebben maar bovendien de geheugenkaart beschadigenen onbruikbaar maken.

1. Steek een geheugenkaart in de camera.

2. Schakel de camera in. Schakel vervolgens deopnamefunctie (REC) in en druk op de[MENU] toets.

3. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab enselecteer “Format” (formatteren) en drukvervolgens op [�].

4. Gebruik [�] of [�] om “Format” (formatteren)te selecteren en druk vervolgens op [SET].• Selecteer “Cancel” (annuleren) om de

formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.

GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART

140

3. Selecteer de “PLAY”(weergave) tab,selecteer “Copy”(kopiëren) en drukvervolgens op [�].

4. Gebruik [�] of [�] om “Built-in Card”(ingebouwd geheugen geheugenkaart) teselecteren en druk vervolgens op [SET].• Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de

boodschap “Busy....Please Wait...” (bezig....wachtena.u.b. ...) getoond.

• Nadat het kopiëren voltooid is toont het beeldschermhet laatste bestand in de map.

Kopiëren van bestandenGebruik de onderstaande procedures om bestanden tussenhet ingebouwde geheugen en een geheugenkaart tekopiëren.

BELANGRIJK!

• Enkel snapshots en filmbestanden die met dezecamera zijn opgenomen kunnen worden gekopiëerd.Andere bestanden kunnen niet worden gekopiëerd.

Kopiëren van alle bestanden in hetingebouwde geheugen naar eengeheugenkaart

1. Steek een geheugenkaart in de camera.

2. Schakel de camera in. Schakel deweergavefunctie (PLAY) in en druk op[MENU].

GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART

141

Kopiëren van een bestand van eengeheugenkaart naar het ingebouwdegeheugenMet deze procedure kunt u één bestand per keer kopiëren.

1. Voer de stappen 1 tot en met 3 van deprocedure onder “Kopiëren van allebestanden in het ingebouwde geheugen naareen geheugenkaart” uit.

2. Gebruik [�] of [�] om “Built-in Card”(ingebouwd geheugen geheugenkaart) teselecteren en druk vervolgens op [SET].

3. Gebruik [�] of [�] om het bestand teselecteren dat u wilt kopiëren.

4. Gebruik [�] of [�] om “Copy” (kopiëren) teselecteren en druk vervolgens op [SET].• Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de

boodschap “Busy….Please Wait…” (bezig....wachtena.u.b. ...) getoond.

• Het bestand verschijnt opnieuw op het beeldschermnadat het kopiëren voltooid is.

• Herhaal de stappen 3 tot en met 4 om eventueelandere beelden te kopiëren, indien dit gewenst is.

5. Druk op [MENU] om de kopieerfunctie teverlaten.

OPMERKING

• Bestanden worden gekopieerd naar de map in hetingebouwde geheugen waarvan de naam hetgrootste nummer heeft.

BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER

142

BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER

Na de USB kabel te hebben gebruikt om een USBaansluiting te maken tussen de camera en de computer,kunt u de computer gebruiken om beelden in hetbestandsgeheugen te bekijken en een kopie op te slaan opde harde schijf van de computer of een anderopslagmedium. Om dit te bewerkstelligen dient u eerst deUSB driver te installeren op de computer vanaf de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera.Merk op dat de procedure die u dient te volgen afhangt vanof u een computer gebruikt die onder Windows (ziehieronder) of onder Macintosh (zie pagina 147) draait.

Gebruik van de camera met een Windowscomputer

Hieronder volgende de algemene stappen voor hetbekijken en kopiëren van bestanden van een computer diedraait onder Windows. U kunt details aangaande elkebedieningshandeling vinden in de procedures die hieronderuiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient teverwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordtmet uw computer voor overige informatie aangaande deUSB aansluitingen, enz.

1. Als uw computer onder Windows 98, Me of 2000draait, installeer dan het USB aanstuurprogramma opuw computer.• U hoeft deze stap slechts eenmaal uit te voeren,

nameljk de eerste maal dat u op uw computeraansluit.

• Als u Windows XP gebruikt is het overbodig om hetUSB aanstuurprogramma te installeren.

2. Gebruik de USB kabel om een aansluiting tot stand tebrengen tussen de camera en de computer.

3. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.

BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER

143

1. Wat u het eerst dient te doen hangt af van ofuw computer draait onder Windows 98/Me/2000 of onder Windows XP.

� Windows 98/Me/2000 gebruikers

• Start vanaf stap 2 om het USB aanstuurprogrammate installeren.

• Merk op dat de voorbeeldinstallatie die hier wordtgepresenteerd Windows 98 gebruikt.

� Windows XP gebruikers

• Het installeren van het USB aanstuurprogramma isoverbodig zodat u meteen door kunt gaan naar stap 6.

2. Leg de gebundelde CD-ROM op de CD-ROMdrive van uw computer.

3. Klik op “Nederlands” in het menuscherm datverschijnt.

BELANGRIJK!

• Bij een lage batterijspanning kan de cameraplotseling zichzelf beginnen uit te schakelen tijdensdatacommunicatie. Het wordt aanbevolen de losverkrijgbare netadapter te gebruiken om tijdensdatacommunicatie met een computer.

• Probeer niet een aansluiting tot stand te brengentussen de camera en de computer als het USBaanstuurprogramma nog niet geïnstalleer is bij decomputer.

• Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwdegeheugen van de camera naar een computer, let erdan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in decamera voordat de USB kabel aansluit.

BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER

144

6. Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DCIN 3V] (3V gelijkspanning ingang) aansluitingvan de camera en steek de stekker in hetstopcontact.• Gebruikt u batterijen om de camera van stroom te

voorzien, controleer dan dat het niveau van debatterijspanning hoog genoeg is om de bewerkingdie u wilt uitvoeren ondersteund kan worden.

4. Klik [USB driver] en vervolgens [Installeer].• Hierdoor wordt het installeren gestart.

• De volgende stappen laten zien hoe het installeren inzijn werk gaat bij de Engelse versie van Windows.

5. Selecteer op het scherm dat verschijnt nadathet installeren voltooid is het aankruisvakje“Yes, I want to restart my computer now” (Ja,ik wil mijn computer opnieuw starten) en klik[Finish] (Beëindigen) om uw computer teherstarten.

Stekker

Aansluitingsdeksel

[DC IN 3V](3V gelijkspanningsingang)

Netsnoer

Netadapter

BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER

145

7. Schakel de camera in.• Het maakt geen verschil of de opnamefunctie (REC)

of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij decamera.

8. Sluit de USB kabel die met de cameragebundeld is aan op de camera en op de USBpoort van uw computer.

• Hierdoor verschijnt het “New Hardware…” (nieuwehardware installeren) dialoogvenster op het schermvan de computer wanneer de computer automatischhet bestandgeheugen van de camera ontdekt. Nadatu de USB driver eenmaal geïnstalleerd heeft, zal het“New Hardware…” (nieuwe hardware installeren)dialoogvenster niet langer verschijnen wanneer u debovenstaande stappen uitvoert om een USBaansluiting tot stand te brengen.

• De groene bedrijfsindicator van de camera gaatbranden (pagina 172).

• Op dit moment zullen bepaalde besturingssystemen(OS) het “Removable Disk” (losse disk)dialoogvenster geven. Sluit het dialoogvenster als uwcomputer dat doet.

• Let op bij het aansluiten van de USB kabel op decamera en uw computer. USB poorten enkabelstekkers hebben een speciale vorm die maarop één manier past.

• Steek de USB kabelstekkers stevig en zovermogelijk in de poorten. Als de aansluitingen nietgoed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werkingniet plaats kunnen vinden.

Groenebedrijfsindicator

USB

USB poort

Stekker (A)

USB kabel(gebundeld)

Stekker(Ministekker B)

[USB]

BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER

146

9. Dubbelklik “Deze computer” op uw computer.

10. Dubbelklik “Verwisselbare schijf”.• Uw computer ziet het bestandengeheugen als een

uitneembare disk.

11. Dubbelklik de “Dcim” map.

12. Dubbelklik de map die het gewenste beeldbevat.

13. Dubbelklik het bestand dat het beeld bevatdat u wilt bekijken.• Zie “Geheugendirectorystructuur” op pagina 153 voor

informatie aangaande bestandnamen.

14. Sleep de “Dcim” map van “Verwisselbareschijf” naar de “Mijn documenten” map op uwcomputer om alle bestanden in hetbestandengeheugen te kopiëren naar deharde schijf van uw computer.

BELANGRIJK!

• Gebruik uw computer nooit om beelden dieopgeslagen zijn in het ingebouwde geheugen van decamera of op de geheugenkaart te bewerken,wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijkproblemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata diedoor de camera gebruikt wordt waardoor hetonmogelijk kan worden om beelden via de cameraweer te geven of er kan een foutlezing verkregenworden bij de waarde die getoond wordt door decamera voor het aantal beelden. Kopiëer de beeldeneerst naar het geheugen van uw computer voordat uze bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt.

15. Gebruik afhankelijk van de versie vanWindows die u gebruikt één van de volgendeprocedures om de USB aansluiting tot eeneinde te brengen.

� WindowsMe/98/XP gebruikers• Druk op de spanningstoets van de camera. Na u er

zich eerst te hebben overtuigd van dat de groenebedrijfsindicator van de camera niet brandt, kunt ude aansluiting tussen de camera en de computerverbreken.

� Windows2000 gebruikers• Klik kaartonderhoud in de taaklade en schakel het

drivenummer uit dat toegewezen is aan de camera.Verbreek vervolgens de aansluiting van de USB kabelen de camera en schakel de camera pas daarna uit.

BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER

147

Gebruik van de camera met eenMacintosh computer

Hieronder volgend de algemene stappen voor het bekijkenen kopiëren van bestanden van een computer die draaitonder Macintosh.U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vindenin de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merkop dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatiedie meegeleverd wordt met uw Macintosh voor overigeinformatie aangaande de USB aansluiting, enz.

BELANGRIJK!

• Deze camera ondersteunt bediening niet met eencomputer die draait op Mac OS 8.6 of eerder, of MacOS X 10.0. Als u een Macintosh computer gebruiktdat runt op Mac OS 9 of OS X (10.1, 10.2 of hoger),gebruik dan de standaard USB driver diemeegeleverd wordt met uw besturingssysteem (OS).

1. Gebruik de USB kabel om een aansluiting tot stand tebrengen tussen de camera en uw Macintosh.

2. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.

Voorzorgsmaatregelen voor de USBaansluiting• Zorg ervoor de documentatie te lezen die met uw

computer meegeleverd wordt voor belangrijke informatieaangaande USB aansluitingen.

• Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op hetbeeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan hetbeeld ‘inbranden’ op het scherm.

• Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bediende camera nooit terwijl data communicatie aan de gangis. Hierdoor kan data beschadigd raken.

BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER

148

BELANGRIJK!

• Bij een lage batterijspanning kan de cameraplotseling zichzelf beginnen uit te schakelen tijdensdatacommunicatie. Het wordt aanbevolen de losverkrijgbare netadapter te gebruiken om tijdensdatacommunicatie met een computer.

• Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwdegeheugen van de camera naar een computer, let erdan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in decamera voordat u de USB kabel aansluit.

1. Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DCIN 3V] (3V gelijkspanning ingang) aansluitingvan de camera en steek de stekker in hetstopcontact.• Gebruikt u batterijen om de camera van stroom te

voorzien, controleer dan dat het niveau van debatterijspanning hoog genoeg is om de bewerkingdie u wilt uitvoeren ondersteund kan worden.

Aansluitingsdeksel

[DC IN 3V](3V gelijkspanningsingang)

Netsnoer

Netadapter

Stekker

BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER

149

2. Schakel de camera in.• Het maakt geen verschil of de opnamefunctie (REC)

of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij decamera.

3. Sluit de USB kabel die met de cameragebundeld is aan op de camera en op de USBpoort van uw computer.

USB

USB poort

Stekker (A)

USB kabel(gebundeld)

Stekker(Ministekker B)

[USB]

• Let op bij het aansluiten van de USB kabel op decamera en uw computer. USB poorten enkabelstekkers hebben een speciale vorm die maarop één manier past.

• Steek de USB kabel stevig en zover mogelijk in depoorten. Als de aansluitingen niet goed tot stand zijngebracht, zal een juiste werking niet plaats kunnenvinden.

4. Uw computer ziet het bestandengeheugen alseen uitneembare disk.• Het uiterlijk van de drive icoon hangt af van de Mac

OS versie die u in gebruik heeft.

• Na het installeren van het USB aanstuurprogrammazal uw Macintosh het bestandgeheugen zien als eendrive telkens wanneer u een USB aansluiting totstand brengt tussen deze twee apparaten.

5. Dubbelklik de drive icoon voor hetbestandengeheugen, de “DCIM” map en dande map die het gewenste beeld bevat.

6. Dubbelklik het bestand dat het beeld bevatdat u wilt bekijken.• Zie “Geheugendirectorystructuur” op pagina 153 voor

informatie aangaande bestandnamen.

BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER

150

7. Sleep de “DCIM” map naar de gewenste mapop uw computer om alle bestanden in hetbestandengeheugen te kopiëren naar deharde schijf van uwMacintosh.

BELANGRIJK!

• Gebruik uw computer nooit om beelden dieopgeslagen zijn in het ingebouwde geheugen van decamera of op de geheugenkaart te bewerken,wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijkproblemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata diedoor de camera gebruikt wordt waardoor hetonmogelijk kan worden om beelden via de cameraweer te geven of er kan een foutlezing verkregenworden bij de waarde die getoond wordt door decamera voor het aantal beelden. Kopiëer de beeldeneerst naar het geheugen van uw computer voordat uze bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt.

8. Sleep de drive icoon die de camera voorsteltnaar de vuilnisbak om de USB aansluiting toteen einde te brengen. Verbreek vervolgens deaansluiting van de USB kabel en de cameraen schakel de camera pas daarna uit.

Voorzorgsmaatregelen voor de USBaansluiting• Zorg ervoor de documentatie te lezen die met uw

computer meegeleverd wordt voor belangrijke informatieaangaande USB aansluitingen.

• Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op hetbeeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan hetbeeld ‘inbranden’ op het scherm.

• Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bediende camera nooit terwijl data communicatie aan de gangis. Hierdoor kan data beschadigd raken.

BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER

151

Bediening die u kunt uitvoeren vanaf uwcomputer

Hieronder volgen de bedieningshandelingen die u kuntuitvoeren terwijl er een USB aansluiting tot stand gebrachtis tussen uw camera en een computer. Zie dereferentiepagina’s voor nadere informatie aangaande elkebedieningshandeling.

• Bekijk beelden in albumformaat…. Zie “Gebruik van de albumfunctie” op pagina 156.

• Druk beelden af in albumformaat…. Zie “Gebruik van de albumfunctie” op pagina 156.

• Automatisch overzetten van beelden naar uw computeren het beheren van beelden…. Zie “Installeren van de software van de CD-ROM” op

pagina 163 voor informatie aangaande het installerenvan Photo Loader.

• Bijwerken van beelden…. Zie “Installeren van de software van de CD-ROM” op

pagina 163 voor informatie aangaande het installerenvan Photohands.

Gebruiken van een geheugenkaart ombeelden over te schrijven naar een computer

De procedures in dit hoofdstuk beschrijven hoe beeldenvan de camera m.b.v. een geheugenkaart kunnen wordenovergeschreven naar uw computer.

Gebruiken van een computer met een ingebouwde SDgeheugenkaartsleufSteek de SD geheugenkaart direct in de sleuf.

Gebruiken van een computer met een ingebouwde PCkaartsleufGebruik een los verkrijgbare PC kaartadapter (voor een SDgeheugenkaart/MMC). Zie voor volledige details degebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PCkaartadapter en die van de computer.

BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER

152

Gebruiken van een los verkrijgbare SD geheugenkaartlezer/schrijverZie voor details aangaande het gebruik degebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de SDgeheugenkaart lezer/schrijver.

Gebruiken van een los verkrijgbare PC kaart lezer/schrijver en de PC kaartadapter (voor SDgeheugenkaarten en MMC’s)Zie voor details aangaande het gebruik degebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PCkaart lezer/schrijver en de PC kaartadapter (voor een SDgeheugenkaart/MMC).

GeheugendataMet deze camera opgenomen beelden en andere dataworden in het geheugen opgeslagen m.b.v. het DCF(Design rule for Camera File System) protocol. Het DCFprotocol is ontworpen om het gemakkelijker te maken ombeelden en andere data uit te wisselen tussen digitalecamera’s en andere apparaten.

DCF protocolDCF apparaten (digitale camera’s, printers, enz.) kunnenbeelden uitwisselen met elkaar. Het DCF protocol definiëerthet cameraformaat voor beeldbestanddata en dedirectorystructuur voor het camerageheugen zodat beeldenbekeken kunnen worden met een DCF camera van eenandere fabrikant of afgedrukt kunnen worden met een DCFprinter.

BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER

153

. . .. . .

. . .. . .

Geheugendirectorystructuur

� Directorystructuur

<¥DCIM¥> (DCIM map)

100CASIO (Opslagmap)CIMG0001.JPG (Beeldbestand)CIMG0002.AVI (Filmbestand)

101CASIO (Opslagmap)102CASIO (Opslagmap)

ALBUM (Albummap)INDEX.HTM (Album HTML bestand)

<¥FAVORITE¥>*1 (FAVORITE map)

CIMG0001.JPG (Opslagbestand)CIMG0002.JPG (Opslagbestand)

<¥MISC¥> (DPOF bestandmap)

AUTPRINT.MRK (DPOF bestand)

<¥SCENE¥>*1 (BESTSHOT map)

UQR41001.JPE*2 (Gebruikersinstellingsbestand)UQR41002.JPE*2 (Gebruikersinstellingsbestand)

. . .

*1 Deze mappen worden enkel in het ingebouwde geheugengecreëerd.

*2 Deze bestandnamen vormen enkel onderdeel van debestandstructuur van model QV-R41. Bij model QV-R51 worden debestanden benoemd als UQR510001.JPE, UQR510002.JPE, enz.

BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER

154

� Inhoud van mappen en bestanden• DCIM map

Map die alle digitale camerabestanden opslaat• Opslagmap

Map voor het opslaan van bestanden die zijn gecreëerdmet de digitale camera

• BeeldbestandBestand dat een beeld bevat dat opgenomen is met dedigitale camera (Bestandnaam extensie: JPG)

• FilmbestandBestand dat een film bevat die opgenomen is met dedigitale camera (Bestandnaam extensie: AVI)

• AlbummapMap die bestanden bevat die gebruikt worden door dealbumfunctie.

• Album HTML bestandBestand gebruikt door de albumfunctie(Bestandnaam extensie: HTM)

• FAVORITE mapMap die favoriete beeld bestanden bevat(Beeldgrootte: 320 x 240 beeldpunten)

• DPOF bestandmapMap die DPOF bestanden bevat

• BESTSHOT map (alleen voor het ingebouwde geheugen)Map die de BESTSHOT gebruikersinstellingsbestandenbevat

• Gebruikersinstellingsbestand(alleen voor het ingebouwde geheugen)Bestanden die BESTSHOT gebruikersinstellingenbevatten

Door de camera ondersteundebeeldbestanden• Beeldbestanden die opgenomen zijn met de CASIO QV-

R41/QV-R51 digitale camera• Beeldbestanden die compatibel zijn met het DCF protocol

Bepaalde DCF functies worden mogelijk niet ondersteund.Het tonen van een beeld dat opgenomen was met eenander cameramodel kan lang op zich laten wachtenvoordat het op het beeldscherm verschijnt.

BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER

155

Voorzorgsmaatregelen voor hetingebouwde geheugen en degeheugenkaart• Merk op dat de map die “DCIM” heet, de bovenliggende

(bovenste) map is van alle bestanden in het geheugen.Bij het oversturen van de inhoud van het geheugen naareen harde schijf, een CD-R een MO disk of andereexterne opslagapparatuur, dient u de inhoud van deDCIM map altijd als één geheel te behandelen en altijd bijelkaar te houden. U kunt de naam van de DCIM map opuw computer veranderen. Het veranderen van de naamnaar een datum is een goede manier om op de hoogte teblijven van meerdere DCIM mappen. Zorg er echter altijdvoor de naam van de DCIM map altijd terug teveranderen naar “DCIM” voordat u deze terug kopiëertnaar het geheugen voor weergave via de camera. Decamera herkent geen andere mapnaam dan DCIM.

GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER

156

Creëren van een album

1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

2. Selecteer de “PLAY”(weergave) tab,selecteer daarna“Create Album” (creëeralbum) en drukvervolgens op [�].

3. Selecteer “Create” (creëren) m.b.v. [�] en [�]en druk vervolgens op [SET].• Dit start het creëren van het album en doet de

boodschap “Busy....Please Wait...” (bezig. wachtena.u.b.) verschijnen op het beeldscherm.

GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER

De albumfunctie van de camera creëert bestanden die hetmogelijk maken voor u om beelden te bekijken op uwcomputer in een foto album layout. U kunt de applicatiesdie op de met de camera gebundelde CD-ROM staan, ookgebruiken om het overzetten van beelden te automatiserenen om beelden bij te werken.

Gebruik van de albumfunctieDe albumfunctie creëert een HTML foto album layout dieuw beelden toont. U kunt de HTML layout gebruiken om uwbeelden in een web pagina te plakken of voor hetafdrukken van beelden.

Album

Index Info

• U kunt de onderstaande web browser gebruiken voor hetbekijken of afdrukken van de inhoud van een album. Merkop voor het bekijken van een film via de computer waaropWindows 2000, of 98 draait, u DirectX dient te installeren.

Microsoft Internet Explorer Ver. 5.5 of later

Voorbeeld layout

GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER

157

• Het weergavefunctiescherm (PLAY) verschijnt opnieuwnadat het aanmaken van het album voltooid is.

• Door een album te creëren wordt een bestandmapdie “ALBUM” heet aangemaakt, die een bestand metde naam “INDEX.HTM” en andere bestanden bevat.Deze bestanden worden aangemaakt in hetcamerageheugen of op de geheugenkaart.

BELANGRIJK!

• Open het batterijencompartimentdeksel of verwijderde geheugenkaart van de camera nooit terwijl eenalbum aangemaakt wordt. Dit brengt niet enkel hetrisico met zich mee dat bepaalde albumbestandenworden overgeslagen maar het kan er bovendien deoorzaak van zijn dat beelddata en andere data in hetgeheugen worden beschadigd.

• Als het geheugen vol raakt tijdens het creëren vaneen album, verschijnt de boodschap “Memory Full”(geheugen vol) op het beeldscherm en hetaanmaken van het album wordt stop gezet.

• Een album zal niet juist worden gecreëerd als debatterijen leeg raakt terwijl het aanmaken van eenalbum juist aan de gang is.

• U kunt de camera ook configureren om automatischalbums te creëren (pagina 159). Maar debovenstaande procedure creëert een albumongeacht of de functie voor automatischealbumcreatie ingeschakeld is of niet.

Selecteren van een album layoutVoor een album kunt u een selectie maken uit 10verschillende layouts.

1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteerdaarna “Create Album” (creëer album) endruk vervolgens op [�].

3. Selecteer “Layout” m.b.v. [�] en [�].

4. Selecteer de gwenste layout m.b.v. [�] en [�].• Door de layout te veranderen zal ook het layout

voorbeeld aan de rechterkant van het beeldschermveranderen.

BELANGRIJK!

• Het layout voorbeeld toont de opstelling van de itemsen de achtergrondkleur. Het voorbeeld toont niet ofde layout een lijstweergave gebruikt of eengedetailleerde weergave of de instelling van hetbeeldtype van het huidige beeld.

GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER

158

Configureren van gedetailleerdealbuminstellingen

1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op[MENU].

2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteerdaarna “Create Album” (creëer album) endruk vervolgens op [�].

3. Selecteer “Set Up” (instelling) m.b.v. [�] en[�] en druk vervolgens op [�].

4. Selecteer de teveranderen itemsm.b.v. [�] en [�] endruk vervolgens op[�].• Details aangaande de

verschillendeinstellingen wordengegeven in de volgendeparagrafen.

5. Selecteer de instelling items m.b.v. [�] en [�]en druk vervolgens op [SET].

� AchtergrondkleurU kunt als kleur voor de achtergrond van het album wit,zwart of grijs specificeren onder de procedure“Configureren van gedetailleerde albuminstellingen”.

� AlbumtypeEr zijn twee soorten albums: “Normal” (normaal) en “Index/Info” (index/informatie).

“Normal” (normaal) type : Dit type toont beelden inovereenstemming metde momenteelgeselecteerde layout.

“Index/Info” (index/informatie) type: Naast het normalealbumscherm, bevat dittype album ookthumbnails van beeldenen gedetailleerdeinformatie aangaandeelk beeld.

GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER

159

Selecteer deze optie:

On (aan)

Off (uit)

Om dit te doen:

Schakel automatisch albumcreatie aan

Schakel automatisch albumcreatie uit

� Automatisch album creatie aan/uitDeze instelling regelt of een album automatisch wordtgecreëerd telkens wanneer u de camera uitschakelt.

• Bij inschakelen van automatisch albumcreatie wordt eenalbum automatisch gecreëerd in het ingebouwdegeheugen of op de geheugenkaart telkens bijuitschakelen van de canera.

BELANGRIJK!

• Bij uitschakelen van de camera terwijl deautomatisch albumcreatiefunctie ingeschakeld is, zalhet beeldscherm uit gaan maar de bedrijfsindicatorblijft nog enkele seconden knipperen om aan tegeven dat albumcreatie plaatsvindt. Open hetbatterijencompartimentdeksel. Open nooit hetbatterijencompartimentdeksel en verwijder nooit degeheugenkaart van de camera terwijl de groenebedrijfsindicator knippert.

� Beeldtype gebruikDeze instelling laat u selecteren van drie verschillendegebruiken voor het beeldtype zoals hieronder beschreven.Selecteer het beeldtype dat het beste past bij de manierwaarop u het beeld van plan bent te gaan gebruiken.

Deze instellingselecteren:

View

WEB

Print

Voor dit doeleinde:

Kleinere beelden voor album browsen,Webside thumbnails of het archiveren op eenCD-R of andere media waarbij het beeld opvolledige grootte wordt getoond bij aanklikkenvan de thumbnail.• Deze instelling kan gebruikt worden voor het

browsen van thumbnails. Door eenthumbnail aan te klikken wordt eenvergrootte versie verkregen om te bekijkenof om af te drukken.

Kleine beeldbestanden enkel te gebruikenvoor album browsen of uploaden naar eenWebsite, enz.• Deze optie toont enkel de beelden met een

klein bestand (geplaatst in de “ALBUM” mapvan de camera). Kleinere bestanden kunnensneller uploaden via het internet.

• Bij selectie van dit beeld kunnen de beeldenniet worden vergroot en films kunnen nietworden gespeeld.

Afdrukken (hoge resolutie)• Beelden met een hoge resolutie nemen

meer tijd in beslag voordat ze op uwcomputerscherm verschijnen.

• U kunt beelden niet vergroten door eenthumbnail aan te klikken of of filmpjes weerte geven wanneer dit beeld geselecteerd is.

GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER

160

Bekijken van albumbestandenU kunt albumbestanden bekijken en afdrukken via de webbrowser applicatie van uw computer.

1. Verkrijg toegang tot de data in hetingebouwde geheugen of op degeheugenkaart m.b.v. uw computer of verkrijgtoegang tot de geheugenkaart via uwcomputer (pagina 142, 151).

2. Open de “ALBUM” map in het ingebouwdegeheugen of de “ALBUM” map op degeheugenkaart die zich bevindt in de map“DCIM”.

3. Open m.b.v. de webbrowser van uwcomputer het bestanddat “INDEX.HTM” heet.• Dit toont een lijst van

mappen in hetingebouwde geheugen ofop de geheugenkaart.

Index/informatie albumtype

BestandsnaamBeeld

OPMERKING

• Afhankelijk van het aantal beelden in het geheugenkan het wel enige tijd duren voordat automatischealbumcreatie voltooid is nadat u de camerauitgeschakeld heeft. Bent u niet van plan dealbumfunctie te gebruiken dan wordt het aanbevolende automatische albumcreatiefunctie uitgeschakeldte houden. Dit zal namelijk tijd besparen wanneer decamera uitgeschakeld wordt en daardoor ookbezuinigen op accustroom.

GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER

161

Index

Info (informatie)

4. Als u het album creëerde na selecteren vanhet “Normal” (normale) type of “Index/Info”(index/informatie) als albumtype onder“Configureren van gedetailleerdealbuminstellingen” op pagina 158, dan kunt uéén van de volgende displaymogelijkhedenaanklikken.Album: Toont een album dat gecreëerd is door de

camera.

Index : Toont een lijst van beelden die opgeslag zijn ineen map.

Info : Toont informatie aangaande ellk beeld.

• Als bij “Use” (gebruik) (pagina 159) “View” (bekijken)is geselecteerd kunt u dubbelklikken op een beeldvan het beeldscherm om de versie op volledigegrootte te tonen.

Album

GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER

162

OPMERKINGEN

• Bij afdrukken van een beeld van een albumschermdient u de Web browser op te zetten zoals hieronderbeschreven.— Selecteer het browser kader waar de beelden

geselecteerd worden.— Stel de marges in op de laagst mogelijke

waarden.— Stel de achtergrondkleur in op een kleur die

afgedrukt kan worden.• Zie de documentatie die meegeleverd is met uw web

browser applicatie voor details betreffende hetafdrukken en het configureren van de instellingendaarvoor.

5. Verlaat nadat u klaar bent met bekijken vanhet album de web browser applicatie.

• Het volgende beschrijft de informatie die op hetinformatiescherm komt te staan.

Dit informatiescherm item:

File Size

Resolution

Quality

Drive mode

AE

Light metering

Shutter speed

Aperture stop

Exposure comp

Focusing mode

Flash mode

AF area

Sharpness

Saturation

Contrast

White balance

Sensitivity

Filter

Enhancement

Flash intensity

Digital zoom

World

Date

Model

Laat dit zien:

Grootte van het beeldbestand

Resolutie

Kwaliteit

Drive functie

Belichtingsfunctie

Lichtmeetfunctie

Sluitersnelheid

Lensopening stop

Belichtingscompensatie(EV verschuiving)

Scherpstelfunctie

Flitserfunctie

Automatisch scherpstelkader

Scherpte

Verzadiging

Contrast

Witbalans

Gevoeligheid

Filterinstelling

Verbeteringsinstelling

Flitsintensiteit

Digitale zoominstelling

Plaats

Opgenomen datum en tijd

Camera modelnaam

GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER

163

Installeren van de software van de CD-ROM

Aangaande de gebundelde CD-ROMDe CD-ROM die met de camera gebundeld is, bevat devolgende software. Het installeren van deze applicaties isnaar keus en u dient alleen maar die applicaties teinstalleren die u inderdaad gaat gebruiken.

USB driver voor massale opslag (voor Windows)Dit is de software die het mogelijk maakt voor de cameraom zich met uw persoonlijke computer te onderhouden viaeen USB aansluiting.Gebruikt u echter Windows XP, gebruik dan niet de USBdriver van de CD-ROM. Bij deze besturingssystemen kuntu USB communicatie uitvoeren door eenvoudigweg decamera aan te sluiten op uw computer m.b.v. de USBkabel.

Photo Loader (voor Windows/Macintosh)Deze applicatie laadt beelddata van het JPEG en AVIformaat van een digitale camera naar uw computer.

Photohands (voor Windows)Deze applicatie is voor het retoucheren en afdrukken vanbeeldbestanden.

Opslaan van een album• Om een album op te slaan, kopiëert u de “DCIM” map van

het camerageheugen of de geheugenkaart naar de hardeschijf van de computer, naar een CD-R, een MO disketteof een ander opslagmedium. Merk op dat het kopiërenvan alleen de “ALBUM” de beelddata en andere nodigebestanden niet kopieert.

• Na kopiëren van de “DCIM” map mag u geen van debestanden in de map veranderen of uitwissen. Hettoevoegen van nieuwe beelden of het wissen vanbestaande bestanden kan leiden tot abnormale weergavevan het album.

• Als u van plan bent de geheugenkaart nogmaals tegebruiken na opslaan van het album er op, wis dan eerstalle bestanden er van uit of formatteer hem voordat uhem in de camera steekt.

• Het album toont enkel de kleinere beeldbestanden dieopgeslagen zijn in de “ALBUM” map als u “WEB”geselecteerd heeft voor het “Use” (beeldtype gebruik).Dergelijke beelden kunnen sneller naar het internetworden geupload.

GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER

164

Computersysteem vereistenDe computersysteem vereisten hangen af van deapplicaties zoals hieronder beschreven.

WindowsZie de “Lees mij” bestanden op de gebundelde CD-ROM.

MacintoshZie de “readme” bestanden op de gebundelde CD-ROM.

DirectX (voor Windows)Deze software voorziet in een uitgebreide toolset inclusiefeen codec (compressor/decompressor)die Windows 98 enWindows 2000 in staat stellen een film te hanteren die meteen digitale camera is opgenomen. Het is niet nodigDirectX te installeren als u Windows XP of Me runt.

Acrobat Reader (voor Windows)Dit is een applicatie waarmee u PDF bestanden kunt lezen.Gebruik het om de gebruikersdocumentatie te lezen diemet de camera, Photo Loader en Photohands wordenmeegeleverd op de gebundelde CD-ROM.

OPMERKING

• Zie de gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) opde gebundelde CD-ROM voor details aangaande hetgebruik van Photo Loader en Photohands. Zie“Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDFbestanden)” op pagina 167 (Windows) en op pagina169 (Macintosh) van deze gebruiksaanwijzing voormeer informatie.

GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER

165

VoorbereidingenStart uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROMdrive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan eenmenuscherm op uw computer toont.

• Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijkniet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-ROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu applicatiete starten.

Selecteren van een taalSelecteer eerst een taal. Merk op dat sommige softwarepakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.

1. Op het menuscherm klik de tab voor degewenste taal.

Installeren van de software van de CD-ROMin Windows

Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om software teinstalleren van de gebundelde CD-ROM naar uw computer.

OPMERKING

• Controleer de versie als u reeds één van degebundelde applicaties op uw computer heeftgeïnstalleerd. U zou de nieuwere versie moeteninstalleren als de gebundelde versie nieuwer is dande reeds geïnstalleerde.

De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatievoor verschillende talen. Controleer het CD-ROMmenuscherm om te zien of applicaties engebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor eenbepaalde taal.

GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER

166

Installeren van een applicatie

1. Klik op de “Installeer” toets voor de applicatiedie u wilt installeren.

2. Volg de aanwijzingen die op hetcomputerscherm verschijnen.

BELANGRIJK!

• Volg de aanwijzingen zorgvuldig en geheel. Als ueen fout maakt tijdens het installeren van PhotoLoader dan is het mogelijk dat u reeds bestaandebibliotheekinformatie en HTML bestanden niet meerkunt browsen die automatisch gecreëerd wordendoor Photo Loader. In sommige gevallen kunnenbeeldbestanden zelfs verloren gaan.

• Gebruikt u een ander besturingssysteem danWindows XP, sluit dan de camera nooit aan op decomputer zonder eerst de USB driver van de CD-ROM te installeren.

Bekijken van het “Lees mij” bestandU dient altijd eerst het “Lees mij” bestand te lezen voordatu een applicatie installeert. Het “Lees mij” bestand bevatinformatie waarvan op de hoogte moet zijn bij hetinstalleren van de applicatie.

1. Klik op de “Lees mij” toets voor de applicatiedie u gaat installeren.

BELANGRIJK!

• Lees altijd eerst het “Lees mij” bestand voorinformatie aangaande het behouden van bestaandebibliotheken (libraries) voordat u Photo Loader gaatupgraden of opnieuw gaat installeren bij een anderecomputer.

GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER

167

GebruikersregistratieU kunt het registreren als gebruiker via het Internetuitvoeren. Om dat te kunnen doen, dient u natuurlijk wel tekunnen aansluiten op het internet via uw computer.

1. Klik op de “Registratie” toets.• Hierdoor wordt uw Web browser gestart en verkrijgt

u toegang tot de registratie website. Volg deaanwijzingen die op uw computerscherm verschijnenom het registreren uit te voeren.

2. Stop de aansluiting tot het Internet nadat uhet registreren uitgevoerd heeft.

Verlaten van de menu applicatie

1. Klik op het menuscherm op “Uitgang” om hetmenu te verlaten.

Bekijken van gebruikersdocumentatie(PDF bestanden)

1. Klik in het “Handleiding” gebied de naam aanvan de gebruiksaanwijzing die u wilt lezen.

BELANGRIJK!

• Om de gebruikersdocumentatiebestanden te kunnenlezen dient u Adobe Acrobat Reader geïnstalleerd tehebben op uw computer. Als u Adobe AcrobatReader niet reeds geïnstalleerd heeft dan kunt udeze software installeren vanaf de gebundelde CD-ROM.

GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER

168

BELANGRIJK!

• Als u gaat upgraden van een eerdere versie naar denieuwe versie van Photo Loader en u wiltbibliotheekbeheer (library management) data enHTML bestanden gebruiken die gecreëerd werdenmet de oude versie van Photo Loader, lees dan het“Important” (belangrijk) bestand in de “Photo Loader”map. Volg de aanwijzingen in dit bestand om debestaande bibliotheekbeheer bestanden tegebruiken. Volgt u deze procedure niet correct dankan dit resulteren in het verlies van of schade aanuw bestaande bestanden.

Installeren van software van de CD-ROMop een Macintosh computer

Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om software teinstalleren van de gebundelde CD-ROM naar uw computer.

Installeren van softwareGebruik de volgende procedures om de software teinstalleren.

� Installeren van Photo Loader

1. Open de folder die “Photo Loader” heet.

2. Open de map die “English” (Engels) heet enopen vervolgens het bestand dat “Important”(belangrijk) heet.

3. Open de map die “Installer” (installeerder)heet en open het bestand dat “readme”(leesme) heet.

4. Volg de aanwijzingen in het “readme” (leesme)bestand om Photo Loader te installeren.

GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER

169

Bekijken van gebruikersdocumentatie(PDF bestanden)Om de volgende procedure uit te voeren dient u AdobeAcrobat Reader geïnstalleerd te hebben op uw Macintosh.U kunt de nieuwste versie van Adobe Acrobat Readerdownloaden door de website van Adobe Systems tebezoeken.

� Bekijken van de gebruiksaanwijzing van decamera

1. Open op de CD-ROM het “Manual” bestand.

2. Open de “Digital Camera” map en open dande map voor de taal waarvan u degebruiksaanwijzing wilt bekijken.

3. Open het bestand dat “camera_xx.pdf” heet.• “xx” is de taalcode.

� Om de gebruiksaanwijzing van de PhotoLoader te lezen

1. Open de “Manual” (handleiding) map op deCD-ROM.

2. Open de “Photo Loader” folder en openvervolgens de “English” map.

3. Open “PhotoLoader_english”.

� Registreren als een gebruikerHet registreren via het internet wordt alleen ondersteund.Bezoek de volgende CASIO website om te registreren:

http://world.casio.com/qv/register/

APPENDIX

170

Multi (multi-patroon) / Center weighted(centrum-georiënteerd) / Spot (puntmeten)Off (uit) / B/W (zwart/wit) / Sepia / Red (rood)/ Green (groen) / Blue (blauw) / Yellow (geel)/ Pink (roze) / Purple (paars)Soft (zacht) / Normal (normaal) / Hard (hard)

Low (laag) / Normal (normaal) / High (hoog)

Low (laag) / Normal (normaal) / High (hoog)Weak (zwak) / Normal (normaal) / Strong(sterk)On (aan) / Off (uit)On (aan) / Off (uit)

On (aan) / Off (uit)

REC Mode (opnamefunctie) / EV Shift (EVverschuiving) / White Balance (witbalans) /ISO / Self-timer (zelfontspanner) / Off (uit)

Metering(lichtmeting)Filter

Sharpness(scherpte)Saturation(verzadiging)ContrastFlash Intensity(flitsintensiteit)Grid (raster)Digital Zoom(digitale zoom)Review(beeldcontrole)L/R Key(L/R toets)

� Geheugen tabmenu

APPENDIX

MenureferentieDe volgende tabellen tonen de items die verschijnen in deopnamefunctie (REC) en weergavefunctie (PLAY) samenmet hun instellingen.• Onderstreepte items in de onderstaande tabellen zijn

fabrieksinstellingen (default).

� Opnamefunctie (REC)� REC (opname) tabmenu

Snapshot / BESTSHOT /

Movie10 sec / 2 sec / X3 / Off

QV-R41: 2304 x 1712 / 2240 x 1680 /2240 x 1488 (3:2) / 1600 x 1200 /1280 x 960 / 640 x 480

QV-R51: 2560 x 1920 / 2560 x 1712 (3:2) /2048 x 1536 / 1600 x 1200 /1280 x 960 / 640 x 480

Fine (fijn) / Normal (normaal) /Economy (economie)–2.0 / –1.7 / –1.3 / –1.0 / –0.7 / –0.3 / 0.0 /+0.3 / +0.7 / +1.0 / +1.3 / +1.7 / +2.0Auto (automatisch) / (zonlicht) / (schaduw) / (Gloeilamp) /

(TL verlichting) / Manual (handmatig)QV-R41: ISO 64 / ISO 125 / ISO 250 /

ISO 500 / Auto (automatisch)QV-R51: ISO 50 / ISO 100 / ISO 200 /

ISO 400 / Auto (automatisch)Spot (puntmeten) / Multi (multipatroon meting)

REC mode

(opnamefunctie)Self-timer(zelfontspanner)Size(afmetingen/grootte)

Quality(kwaliteit)EV Shift(EV verschuiving)White Balance(witbalans)

ISO

AF Area(autofocusbereik)

REC mode (opnamefunctie)Flash (flits)Focus (scherpstellen)White Balance (witbalans)ISOAF Area(autofocusgebied)Metering (lichtmeting)Flash Intensity (flitsintensiteit)Digital Zoom (digitale zoom)MF Position (handmatigescherpstelstand)Zoom Position (Zoompositie)

On (aan) / Off (uit)On (aan) / Off (uit)On (aan) / Off (uit)On (aan) / Off (uit)On (aan) / Off (uit)On (aan) / Off (uit)

On (aan) / Off (uit)On (aan) / Off (uit)On (aan) / Off (uit)On (aan) / Off (uit)

On (aan) / Off (uit)

APPENDIX

171

Start (starten) / Images (beelden) / Time

(tijd) / Interval (tussenpauze)

Show (weergeven) / Save (opslaan) / Cancel

(annuleren)

Select images / All images / Cancel

On (aan) / All Files : On (alle bestanden :

aan) / Cancel (annuleren)

Rotate (roteren) / Cancel (annuleren)

1600 x 1200 / 1280 x 960 / 640 x 480 /

Cancel (annuleren)

Create (creëren) / Layout (lay-out) / Set Up

(instellingen) / Cancel (annuleren)

Alarminstellingen

Built-in (ingebouwd) Card (kaart) /

Card (kaart) Built-in (ingebouwd) /

Cancel (annuleren)

� Instellingen tabmenu � Weergavefunctie (PLAY)

� PLAY (weergave) tabmenu

Slideshow

(diashow)

Favorites

(favoriet)

DPOF

Protect

(beveiligen)

Rotation

(rotatie)

Resize (afmetingen

heraanpassen)

Trimming

(trimmen)

Create Album

(creëer album)

Alarm (alarm)

Copy (kopiëren)

Beep (pieptoon)

Startup

(startscherm)

File No.

(bestandnummer)

World Time

(wereldtijd)

Date Style

(datumopmaak)

Adjust (bijstellen)

Language (taal)

Sleep (sluimer)

Auto Power Off

(automatische

stroomonderbreking)

REC/PLAY

(opname/weergave)

Format (formatteren)

Reset (terugstellen)

On (aan) / Off (uit)

On (aan) (instelbaar beeld) / Off (uit)

Continue (doorgaan) / Reset (terugstellen)

Home (thuis) / World (wereld)

Thuistijd instelling (stad, DST, enz.)

Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.)

YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY

Tijdinstelling

(Japans) / English (Engels) /

Français (Frans) / Deutsch (German) /

Español (Spaans) / Italiano (Italiaans) /

Português (Portugees) / (Chinees

(complex) / (Chinees (vereenvoudigd)

/ (Koreaans)

30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit)

2 min / 5 min

Power On (spanning aan) / Power On/Off

(spanning aan/uit) / Disable (gedeactiveerd)

Format (formatteren) / Cancel (annuleren)

Reset (terugstellen) / Cancel (annuleren)

APPENDIX

172

� Instellingen tabmneu

* Er zijn drie indicatorflitspatronen. Patroon 1 knippert eens perseconde, patroon 2 knippert tweemaal per seconde en patroon 3knippert 4 maal per seconde. De onderstaande tabel geeft eenverklaring van de diepere betekenis van elk flitspatroon.

Indicator referentieDe camera heeft drie indicators: een groenebedrijfsindicator, een rode bedrijfsindicator en eenzelfontspannerindicator. Deze indicators gaan branden enknipperen om de huidige status van de camera te tonen.

Bedrijfsindicator

Rode

Groene

Zelfontspannerindicator

Beep (pieptoon)

Startup

(startscherm)

File No.

(bestandnummer)

World Time

(wereldtijd)

Date Style

(datumopmaak)

Adjust (bijstellen)

Language (taal)

Sleep (sluimer)

Auto Power Off

(automatische

stroomonderbreking)

REC/PLAY

(opname/weergave)

Format (formatteren)

Reset (terugstellen)

On (aan) / Off (uit)

On (aan) (instelbaar beeld) / Off (uit)

Continue (doorgaan) / Reset (terugstellen)

Home (thuis) / World (wereld)

Thuistijd instelling (stad, DST, enz.)

Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.)

YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY

Tijdinstelling

(Japans) / English (Engels) /

Français (Frans) / Deutsch (German) /

Español (Spaans) / Italiano (Italiaans) /

Português (Portugees) / (Chinees

(complex) / (Chinees (vereenvoudigd)

/ (Koreaans)

30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit)

2 min / 5 min

Power On (spanning aan) / Power On/Off

(spanning aan/uit) / Disable (gedeactiveerd)

Format (formatteren) / Cancel (annuleren)

Reset (terugstellen) / Cancel (annuleren)

APPENDIX

173

Groen Rood Rood

Patroon 3

Patroon 3

Brandt

BELANGRIJK!

• Bij gebruik van de geheugenkaart mag u de kaartnooit uit de camera verwijderen wanneer de groenebedrijfsindicator aan het knipperen is. Hierdoorkunnen namelijk alle opgenomen beelden verlorengaan.

Geheugenkaart is geblokkeerd. /

map kan niet worden gecreëerd. /

Geheugen is vol. / Schrijf foutlezing

Lege batterij waarschuwing

Kaart formatteren

Spanning wordt (langzaam)

uitgeschakeld

USB aansluiting

Brandt

Patroon 3

BedrijfsindicatorBetekenis

Zelfontspan-nerindicator

Opnamefunctie (REC)

Bedrijfsindicator

Groen

Brandt

Brandt

Patroon 3

Brandt

Patroon 2

Patroon 1

Rood

Patroon 3

Brandt

Patroon 1

Patroon 2

Rood

Patroon 1

Patroon 2

Werking (spanning aan, opname

mogelijk)

Flitser is aan het opladen.

Opladen van flitser is voltooid.

Autofocus werkt goed.

Autofocus werkt niet.

Beeldscherm is uit.

Opslaan van beeld

Opslaan van film

Aftellen van zelfontspanner

(10 - 3 seconden)

Aftellen van zelfontspanner

(3 - 0 seconden)

Opladen van flitser is onmogelijk

Geheugenkaart problemen /

Geheugenkaart is niet geformatteerd. /

BESTSHOT instelling kan niet worden

geregistreerd.

Betekenis

Zelfontspan-nerindicator

APPENDIX

174

Weergavefunctie (PLAY)

Groen

Brandt

Patroon 3

Brandt

Rood

Patroon 2

Brandt

Patroon 3

Rood

Werking (spanning aan, opname

mogelijk)

Eén van de volgende functies vindt

plaats: wissen, DPOF, beeldbeveiliging,

kopiëren, albumcreatie, formatteren,

(langzaam) uitschakelen van de

spanning.

Geheugenkaart problemen /

Geheugenkaart is niet geformatteerd.

Geheugenkaart is geblokkeerd. /

map kan niet worden gecreëerd. /

Geheugen is vol.

Lege batterij waarschuwing

USB aansluiting

BedrijfsindicatorBetekenis

Zelfontspan-nerindicator

OplaadeenheidDe los verkrijgbareoplaadeenheid heeft een[CHARGE] (oplaad) indicatordie brandt en knippert om dewerking van de oplaadeenheidaan te geven.

[CHARGE] indicator

[CHARGE] indicator

Brandt

Brandt niet

Patroon A

Patroon B

Betekenis

Opladen

Opladen voltooid

Oplaadprobleem (omringende

temperatuur is te hoog of te laag).

Storing van oplaadeenheid of batterijen

* Er zijn twee patronen bij het knipperen van de indicators. Bijpatroon A knippert de indicator elke 1,6 seconde terwijl bijpatroon B dit eens per 0,4 seconde is.

APPENDIX

175

Spanning gaat niet aan.

De camera begint zichzelfineens uit te schakelen.

Het beeld wordt nietopgenomen bij indrukkenvan desluiterontgrendelingstoets.

1) De baterijen zijn niet in de juiste richting gelegd.

2) De batterijen zijn leeg.

3) U gebruikt het verkeerde type netadapter.

1) De automatische stroomonderbreker isgeactiveerd (pagina 44).

2) De batterijen zijn leeg.

1) De weergavefunctie (PLAY) van de camera isingeschakeld.

2) De flitsereenheid wordt opgeladen.

3) Het geheugen is vol.

1) Plaats de batterijen in de juiste richting (pagina37).

2) Laad de batterijen op (pagina 33). Als debatterijen na het opladen weer snel leeg raakt,betekent dat dat de batterijen het einde van hunlevensduur heeft bereikt en dienen te wordenvervangen. Schaf een los verkrijgbare oplaadbarenikkelmetaal hydride batterijen (HR-3U) aan.

3) Gebruik enkel het type netadapter (nl. modelAD-C30) dat gespecificeerd wordt voor dezecamera.

1) Schakel de spanning opnieuw in.

2) Laad de batterijen in de camera op of vervang ze.

1) Druk op [ ] (REC) om de opnamefunctie(REC) in te schakelen.

2) Wacht totdat de flitsereenheid stopt metknipperen.

3) Schrijf bestanden die u wilt houden naar uwcomputer en wis daarna de bestanden van hetcamerageheugen of gebruik een anderegeheugenkaart.

Syr

oom

voor

zien

ing

Bee

ldop

nam

e

Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling

Gids voor het oplossen van moeilijkheden

APPENDIX

176

Bee

ldop

nam

e

Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling

Autofocus stelt niet goedscherp.

Het onderwerp is nietscherp bij het opgenomenbeeld.

De camera schakeltzichzelf langzaam uittijdens het aftellen van dezelfontspanner.

Het beeld op hetbeeldscherm is niet scherp.

Opgenomen beeldenworden niet in hetgeheugen opgeslagen.

1) De lens is vuil.2) Het onderwerp bevindt zich niet in het midden

van het scherpstelkader tijdens de compositievan het beeld.

3) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent isvan een type dat niet past bij deautofocusfunctie (pagina 66).

4) De camera wordt bewogen.

Er was niet scherpgesteld op het beeld.

De batterijen zijn leeg.

1) U gebruikt de handmatige scherpstelfunctie enu heeft niet scherpgesteld op het beeld.

2) U probeert de macrofunctie te gebruiken tijdenshet opnemen van een landschap of tijdens hetmaken van een portret.

3) U probeert autofocus te gebruiken of deoneindig-functie ( ) te gebruiken bij hetopnemen van een close-up shot.

1) De camera schakelt zichzelf uit voordat hetopslaan van beelden naar het geheugenvoltooid is.

2) Verwijderen van de geheugenkaart voordat hetopslaan voltooid is.

1) Reinig de lens.2) Let er op dat het onderwerp zich binnen het

scherpstelkader bevindt tijdens de compositievan het beeld.

3) Stel met de hand scherp (pagina 69).

4) Zet de camera op een statief.

Bij het maken van de compositie van het beelddient u er op te letten dat.

Laad de batterijen in de camera op of vervang ze.

1) Stel scherp op het beeld (pagina 69).

2) Gebruik autofocus voor het opnemen vanlandschappen en voor het maken vanportretten.

3) Gebruik de macrofunctie voor close-ups.

1) Wanneer de batterij-indicator toont, dient ude batterijen zo snel mogelijk op te laden. Laadde batterijen in de camera op of vervang ze.

2) Verwijder de geheugenkaart nooit voordat hetopslaan voltooid is.

APPENDIX

177

Ove

rige

Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling

Plaats de camera zodanig dat zonlicht niet directin de lens kan schijnen.

Deze camera kan niet-DCF beelden niet tonen diemet een andere digitale camera op eengeheugenkaart zijn opgenomen.

Haal de batterijen uit de camera, plaats ze weerterug en probeer opnieuw.

1) Ontkoppel de USB kabel na eerst te hebbenbevestigd dat de computer geen toegang aanhet verkrijgen is tot het geheugen van decamera.

2) Druk op [DISP] om het beeldscherm in teschakelen.

1) Controleer alle aansluitingen.2) Installeer de USB driver op uw computer

(pagina 142).3) Schakel de camera in.

Zonlicht of licht van een andere lichtbron schijnttijdens het opnemen direct in de lens.

Een geheugenkaart met niet-DCF beelden dieopgenomen zijn met een andere camera bevindtzich in de camera.

Problemen met het elektronische circuit hetgeenveroorzaakt wordt door elektrostatische lading,een harde stoot, enz. terwijl de cameraaangesloten was op een ander apparaat.

1) USB communicatie vindt plaats.

2) Het beeldscherm wordt uitgeschakeld (tijdensde opnamefunctie).

1) De USB kabel is niet juist aangesloten.2) De USB driver is niet geïnstalleerd.

3) De camera is uitgeschakeld.

Wee

rgav

e

De kleur van hetweergavebeeld verschiltvan het beeld op hetbeeldscherm tijdens hetopnemen.

Beelden worden nietgetoond.

Geen van de toetsen ofschakelaars werkt.

Het beeldscherm isuitgeschakeld.

Het is niet mogelijkbestanden via een USBaansluiting over teschrijven.

APPENDIX

178

Tonen van boodschappen

Alarm settingcomplete.

Battery is low.

Cannot register anymore files

Card ERROR

File could not besaved becausebattery is low.

Deze boodschap verschijnt nadat u dealarminstelling verandert heeft.

De batterijen zijn leeg.

• U probeert een BESTSHOT instelling teregistreren terwijl de “SCENE” (décor) map reeds999 instellingen bevat.

• U probeert een “FAVORITE” (favoriet) bestand teregistreren terwijl de “FAVORITE” map reeds9999 bestanden bevat.

Er trad een probleem op bij de geheugenkaart.Schakel de camera uit, verwijder de kaart en steekhem opnieuw is. Mocht dezelfde boodschapverschijnen, formatteer dan de geheugenkaart(pagina 138).

BELANGRIJK! Het formatteren van de geheugenkaart wist allebestanden op de geheugenkaart uit. Probeereerst eventuele werkbare bestanden naar eencomputer of een ander opslagmedium over teschrijven voordat u de geheugenkaartformatteert.

Het bestand kon niet worden opgeslagen doordatde batterijen leeg zijn.

Deze boodschap verschijnt wanneer u een beeldprobeert op te slaan terwijl er 9999 bestandenopgeslagen zijn in de 999ste map. Wis bestandendie u niet langer nodig heeft als u meer bestandenwilt opnemen (pagina 108).

Mocht het objectief terwijl het beweegt tegen eenobstakel aan komen, dan verschijnt de boodschap“LENS ERROR” (objectief fout). Het objectief trektzich terug en de camera schakelt zichzelf uit.Verwijder het obstakel en schakel de spanning vande camera opnieuw in.

Het geheugen is vol. Wis bestanden die u nietlanger nodig heeft als u meer bestanden wiltopnemen (pagina 108).

Er is geen FAVORITE bestand aanwezig.

Eén van de volgende problemen trad op tijdens hetafdrukken.• De spanning van de printer is uitgeschakeld.• Geen papier• Geen inkt• Interne fout bij printer

Tijdens het opslaan van beelddata kon om de éénof andere reden de beelddata niet gecomprimeerdworden. Voer de opname van het beeld nogmaalsuit.

Folder cannot becreated.

LENS ERROR

Memory Full

No Favorites file!

Printing Error

-Record Error

APPENDIX

179

Technische gegevens

Product ............................... Digitale camera

Model .................................. QV-R41/QV-R51

� Camerafunctie

BeeldbestandformaatSnapshots ....................... JPEG (Exif Ver. 2.2); DCF (Design rule

for Camera File systeem)1.0 standaard; voldoet aan DPOF

Films ................................ AVI (Motion JPEG)

Opnamemedia .................... 9,7MB ingebouwd flash-geheugenSD geheugenkaartMultiMediaCard (MMC)

BeeldgrootteSnapopnamen ................. • QV-R51

2560 x 1920 beeldpunten2560 x 1712 (3:2)beeldpunten2048 x 1536 beeldpunten1600 x 1200 beeldpunten1280 x 960 beeldpunten

640 x 480 beeldpunten• QV-R41

2304 x 1712 beeldpunten2240 x 1680 beeldpunten2240 x 1488 (3:2)beeldpunten1600 x 1200 beeldpunten1280 x 960 beeldpunten

640 x 480 beeldpuntenFilms .................................... 320 x 240 beeldpunten

SYSTEM ERROR

The card is locked.

There are no files.

There is no file toregister.

There are no printingimages.Set up DPOF.

This card is notformatted.

This file cannot beplayed.

This function cannotbe used.

This function is notsupported for thisfile.

Uw camerasysteem is beschadigd. Neem contactop met een CASIO onderhoudswerkplaats.

De LOCK schakelaar van de SD geheugenkaart isvergrendeld. U kunt beelden niet opslaan op ofwissen van een geheugenkaart die vergrendeld is.

Er bevinden zich geen bestanden in hetingebouwde geheugen of in de geheugenkaart.

U probeert een ongeldig bestand als eenBESTSHOT gebruikersinstelling of als eenorigineel startbeeld op te slaan.

Er zijn geen DPOF instellingen die de beelden enhet aantal kopiën ervan specificeren voor elkedrukklus.Configureer de vereiste DPOF instellingen (ziepagina 112).

Deze geheugenkaart is niet geformatteerd.Formatteer de geheugenkaart (pagina 138).

Het beeldbestand of het audiobestand isbeschadigd of is van een type dat niet door dezecamera kan worden getoond.

U probeerde bestanden te kopiëren van hetingebouwde geheugen naar een geheugenkaartterwijl er zich geen geheugenkaart in de camerabevindt (pagina 137).

De functie die u probeert uit te voeren wordt nietondersteund voor het bestand waarop u de functieprobeert uit te voeren.

APPENDIX

180

Geheugencapaciteit en bestandgrootte (naar schatting):

• Snapshot (QV-R51)

• Films (320 x 240 beeldpunten)

* Gebaseerd op Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. producten. Decapaciteit hangt af van de het merk van de geheugenkaart.

* Vermenigvuldig de capaciteit in de tabel met de geschatte waarde om hetaantal beelden te verkrijgen dat op een geheugenkaart van een anderecapaciteit kan worden opgeslagen.

Datagrootte

Opnametijd

Max. 150 KB/seconde

Eén film: max. 60 sec.

Totale filmtijd:

maximaal 60 sec. (ingebouwd geheugen)

maximaal 410 sec. (SD 64 MB geheugenkaart)*

Bestandsgrootte(beeldpunten)

2560 x 1920

2560 x 1712(3:2)

2048 x 1536

1600 x 1200(UXGA)

1280 x 960(SXGA)

640 x 480(VGA)

Kwaliteit

FijnNormaal

EconomischFijn

NormaalEconomisch

FijnNormaal

EconomischFijn

NormaalEconomisch

FijnNormaal

EconomischFijn

NormaalEconomisch

eeldbestandsgrootte(naar schatting)

2300 KB1800 KB1300 KB2000 KB1600 KB1100 KB1640 KB1230 KB

630 KB1050 KB

710 KB370 KB680 KB460 KB250 KB190 KB140 KB

90 KB

Ingebouwdflash-geheugen

9,7 MB4 opnamen5 opnamen7 opnamen4 opnamen5 opnamen8 opnamen5 opnamen7 opnamen

14 opnamen8 opnamen

12 opnamen24 opnamen13 opnamen20 opnamen35 opnamen46 opnamen61 opnamen98 opnamen

SDgeheugenkaart*

64 MB25 opnamen32 opnamen44 opnamen29 opnamen36 opnamen51 opnamen35 opnamen45 opnamen88 opnamen53 opnamen79 opnamen

154 opnamen82 opnamen

126 opnamen220 opnamen294 opnamen386 opnamen618 opnamen

• Snapshots (QV-R41)

Bestandsgrootte(beeldpunten)

2304 x 1712

2240 x 1680

2240 x 1488(3:2)

1600 x 1200(UXGA)

1280 x 960(SXGA)

640 x 480(VGA)

Kwaliteit

FijnNormaal

EconomischFijn

NormaalEconomisch

FijnNormaal

EconomischFijn

NormaalEconomisch

FijnNormaal

EconomischFijn

NormaalEconomisch

eeldbestandsgrootte(naar schatting)

1840 KB1430 KB1030 KB1840 KB1430 KB1030 KB1640 KB1130 KB

660 KB1050 KB

710 KB370 KB680 KB460 KB250 KB190 KB140 KB

90 KB

Ingebouwdflash-geheugen

9,7 MB4 opnamen6 opnamen8 opnamen4 opnamen6 opnamen8 opnamen5 opnamen8 opnamen

14 opnamen8 opnamen

12 opnamen24 opnamen13 opnamen20 opnamen35 opnamen46 opnamen61 opnamen98 opnamen

SDgeheugenkaart*

64 MB30 opnamen40 opnamen54 opnamen30 opnamen40 opnamen54 opnamen35 opnamen50 opnamen88 opnamen53 opnamen79 opnamen

154 opnamen82 opnamen

126 opnamen221 opnamen294 opnamen386 opnamen618 opnamen

APPENDIX

181

Wissen ................................ Enkel bestand, alle bestanden(met beveiliging)

Effectieve beeldpunten ..... QV-R41: 4,00 miljoenQV-R51: 5,00 miljoen

Beeldelement ..................... QV-R41: 1/1,8-inch vierkantbeeldpunten kleuren CCD

(totale aantal beeldpunten: 4,13 miljoen)QV-R51: 1/1,8-inch vierkant

beeldpunten kleuren CCD(totale aantal beeldpunten: 5,25 miljoen)

Lens/brandpuntsafstand ... F2,8 (groothoek) – 4,9 (telelens); f=8(groothoek) – 24mm (telelens)(gelijkwaardig aan ca. 39 (groothoek)– 117mm (telelens) voor 35mm film)

Zoom ................................... 3X optische zoom, 4X digitale zoom(12X in combinatie met optische zoom)

Scherpstellen ..................... Contrast-type autofocus (AF Mode(autofocusfunctie: punt- ofmultipatroon meten) macrofunctie),oneindig stand,scherpstelvergrendeling, handmatigscherpstellen

Geschat scherpstelbereik (van het oppervlak van de lens)Normaal ........................... 60 cm – ∞ (oneindig)Macro .............................. 10 cm – 70 cm

Tijdens de Macrofunctie is het optischezoombereik 1X – 1,2X.

Handbediening ................ Groothoek: 10 cm tot ∞ (oneindig)Telefotostand: 60 cm tot ∞ (oneindig)

BelichtingsregelingLichtmeting ...................... Multipatroon meten centrum-gewogen,

puntmeten via CCDBelichting ......................... Programma AEBelichtingscompensatie ... –2EV – +2EV (1/3EV eenheden)

Shutter ................................ CCD elektronische sluiter, mechanischesluiter, 1/8ste - 1/2000ste seconde(verandert afhankelijk van deopnamefunctie en de ISOgevoeligheidsinstelling)• De sluitersnelheid is anders bij de

volgende BESTSHOT scènesNachtscène: 4 – 1/2000 secondeVuurwerk: 2 seconden (vast)

Lensopening ...................... Groothoek:F2,8/4,8, automatischoverschakelen

Telefoto :F4,9/8,4, automatischoverschakelen

Witbalans ............................ Automatisch, vast ingesteld(4 functies), handmatig overschakelen

Zelfontspanner .................. 10 seconden, 2 seconden, drivoudigezelfontspanner

Ingebouwde flitserFlitserfuncties .................. AUTO (automatisch), ON (aan), OFF

(uit), rode ogenreductie

APPENDIX

182

Flitsbereik ........................ QV-R41:Groothoek optische zoom:

0,6 – 4,1 meterTelefoto optische zoom:

0,6 – 2,0 meter(ISO gevoeligheid:

“Auto” (automatisch))QV-R51:

Groothoek optische zoom:0,6 – 3,2 meter

Telefoto optische zoom:0,6 – 1,8 meter

(ISO gevoeligheid:“Auto” (automatisch))

Opnamefuncties ................ Snapshot (foto); BESTSHOT (besteshot); Movie (film)

Beeldscherm ...................... 2,0-inch TFT kleuren LCD84.960 beeldpunten (354 x 240)

Zoeker ................................. Beeldscherm en optische zoeker

Tijdbijhoud functies .......... Ingebouwde digitale kwartsklok Datum en tijd .................... Opgenomen met beelddata Automatisch kalender ...... Tot 2049

Wereldtijd ........................... City (stad), Date (datum), Time (tijd),Summer time (zomertijd), 162 stedenin 32 tijdzones

Ingangs/uitgangsaansluitingen ...... Netadapteraansluiting (3V

gelijkstroomingang)USB poort (Ministekker B)

• De bovenstaande cijfers zijn enkel schattingen.• De bovenstaande richtlijnen zijn gebaseerd op de volgende types

batterijen:Oplaadbare nikkelmetaal hydride: HR-3U nominale capaciteit

2100mAh SANYO Electric Co., Ltd.Alkaline: LR6 Matsushita Battery Industrial Co., Ltd.

• De levensduur van batterijen verschilt per merk.

De bovenstaande waarden geven de tijd aan bij de onderstaande conditiestotdat de spanning automatische uitgeschakeld wordt doordat de batterijenleeg zijn. Deze waarden zijn garantie dat de batterijen u inderdaad zoveeldienst verschaffen. Lage temperaturen maken de levensduur van de batterijenkorter.

� Spanningsvereisten

Spanningsvereisten .......... 2 oplaadbare nikkelmetaal hydridebatterijen maat AA (HR-3U <nominalecapaciteit 2100mAh> en HR-3U<nominale capaciteit 2300mAh>)Twee lithium batterijen maat AATwee alkaline batterijen maat AANetadapter (AD-C30)

Geschatte levensduur van de batterijen (QV-R41/QV-R51)

Aantal foto’s, doorlopendeopname*1 (opnametijd)

Aantal foto’s, normaleopname*2 (opnametijd)

Doorlopende weergave*3

Oplaadbarenikkelmetaalhydride batterijen

900 foto’s(150 minuten)

240 foto’s(120 minuten)

250 minuten

Alkaline batterijen

240 foto’s(40 minuten)

50 foto’s(25 minuten)

130 minuten

APPENDIX

183

*1 Omstandigheden bij doorlopende opname• Temperatuur: 23°C• Beeldscherm: Ingeschakeld• Flitser: Uitgeschakeld• Beeld opgenomen per 10 seconden

*2 Omstandigheden bij normale opname• Temperatuur: 23°C• Beeldscherm: Ingeschakeld• In- en uitzoomen tussen volledige groothoek en volledige telefoto elke

30 seconden waarbij telkens twee beelden worden opgenomen waarvanéén beeld met flits. De spanning wordt telkens na 10 beelden in- enuitgeschakeld.

*3 Omstandigheden bij doorlopende weergave• Temperatuur: 23°C• Bladeren naar het volgende beeld na elke 10 seconden

Stroomverbruik .................. 3 V gelijkstroom, ca. 3,8 W

Afmetingen ......................... 88,3 (B) x 60,4 (H) x 33,4 (D) mm(exclusief uitsteeksels)

Gewicht ............................... ca. 168 g(exclusief batterijen en accessoires)

Gebundelde accessoires .. Oplaadbare nikkelmetaal hydridebatterijen (HR-3U <nominale capaciteit2100mAh>); oplaadeenheid (BC-5H),netsnoer; USB kabel; polsriem; CD-ROM; Basisreferentie

� Oplaadbare nikkelmetaal hydride batterijen (HR-3U)(meegeleverd)

Nominale spanning ........... 1,2 V

Nominale capaciteit .......... 2100 mAh

BedrijfstemperatuurBereik .................................. 0°C – 40°C

Afmetingen ......................... 14,35 (B) x 50,4 (H) mm

Gewicht ............................... Ca. 29,0 g* Per batterij

� Speciale batterij oplaadeenheid (BC-5H)

Spanningsvereisten .......... 100 V – 240 V wisselstroom, 0,08 A,50/60 Hz

Uitgangsspanning ............. 1,2 V gelijkspanning, 550 mA

Oplaadtemperatuur ........... 0°C – 40°C

Oplaadbaar batterijtype .... Oplaadbare nikkelmetaal hydridebatterijen (HR-3U)

Tijd tot volledig opladen .... Ca. 4 uur

Afmetingen ......................... 71 (B) x 75 (H) x 28 (D) mm(exclusief uitsteeksels)

Gewicht ............................... Ca. 75 g

APPENDIX

184

Stroomvoorziening• Gebruik enkel de speciale oplaadbare nikkelmetaal hydride batterijen HR-

3U om deze camera van stroom te voorzien. Het gebruik van een ander typebatterij wordt niet ondersteund.

• Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor de klok. De instellingenvan de datum en de tijd worden geheel uitgewist wanneer in het geheelgeen stroom wordt toegevoerd (van zowel de batterijen als de netadapter).Zorg er voor deze instellingen opnieuw te configureren als de stroom wordtonderbroken (pagina 47).

LCD paneel• Het LCD paneel is een product van de nieuwste LCD fabrikagetechnologie

die een beeldpundeffecttiviteit van 99,99% behaalt. Dat betekent dat minderdat 0,01% van het totaal aan beeldpunten defect is (d.w.z. ze gaan nietbranden of ze blijven juist altijd branden.

Lens• U kunt mogelijk af en toe vervorming waarnemen in bepaalde soorten

beelden waarbij er een kleine buiging optreedt bij lijnen die recht zoudenmoeten zijn. Dit komt door de karakteristieken van de lens/het objectief enduidt niet op een defect van de camera.