ludwig wittgenstein || wittgenstein : betekenis en chaos

22
Katholieke Universiteit-Leuven Hoger Instituut voor Wijsbegeerte WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS Author(s): Herman De Dijn Source: Tijdschrift voor Filosofie, 49ste Jaarg., Nr. 1, Ludwig Wittgenstein (MAART 1987), pp. 21-41 Published by: Peeters Publishers/Tijdschrift voor Filosofie Stable URL: http://www.jstor.org/stable/40885254 . Accessed: 24/06/2014 21:24 Your use of the JSTOR archive indicates your acceptance of the Terms & Conditions of Use, available at . http://www.jstor.org/page/info/about/policies/terms.jsp . JSTOR is a not-for-profit service that helps scholars, researchers, and students discover, use, and build upon a wide range of content in a trusted digital archive. We use information technology and tools to increase productivity and facilitate new forms of scholarship. For more information about JSTOR, please contact [email protected]. . Peeters Publishers, Tijdschrift voor Filosofie, Katholieke Universiteit-Leuven, Hoger Instituut voor Wijsbegeerte are collaborating with JSTOR to digitize, preserve and extend access to Tijdschrift voor Filosofie. http://www.jstor.org This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PM All use subject to JSTOR Terms and Conditions

Upload: herman-de-dijn

Post on 30-Jan-2017

245 views

Category:

Documents


3 download

TRANSCRIPT

Page 1: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

Katholieke Universiteit-LeuvenHoger Instituut voor Wijsbegeerte

WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOSAuthor(s): Herman De DijnSource: Tijdschrift voor Filosofie, 49ste Jaarg., Nr. 1, Ludwig Wittgenstein (MAART 1987),pp. 21-41Published by: Peeters Publishers/Tijdschrift voor FilosofieStable URL: http://www.jstor.org/stable/40885254 .

Accessed: 24/06/2014 21:24

Your use of the JSTOR archive indicates your acceptance of the Terms & Conditions of Use, available at .http://www.jstor.org/page/info/about/policies/terms.jsp

.JSTOR is a not-for-profit service that helps scholars, researchers, and students discover, use, and build upon a wide range ofcontent in a trusted digital archive. We use information technology and tools to increase productivity and facilitate new formsof scholarship. For more information about JSTOR, please contact [email protected].

.

Peeters Publishers, Tijdschrift voor Filosofie, Katholieke Universiteit-Leuven, Hoger Instituut voorWijsbegeerte are collaborating with JSTOR to digitize, preserve and extend access to Tijdschrift voor Filosofie.

http://www.jstor.org

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 2: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS*

door Herman De DljN ( Leuven )

Het is een bekende paradox omirent Wittgenstein dat hij aan de basis ligt van een goed deel van de huidige taalfilosofie, en toch tegelijk een expo- nent blijkt te zijn van het soort filosofie dat het einde van filosofie procla- meert. Die paradox zal ik proberen op te helderen. Daartoe zal ik mijn uit- gangspunt nemen in enkele bekende beschouwingen van Wittgenstein be- treffende de grond van de betekenis van onze taaluitingen en het scepti- cisme daarmee verbonden.

I

Wat is betekenis ? Wat maakt het verschil uit tussen de dode letter en de levende, betekenisvolle taaluiting ? Elk teken op zichzelf genomen lijkt dood, zegt Wittgenstein. Wat leven geeft aan de dode letter is dat ze wordt gebruikt. Wordt leven ingeblazen tijdens het gebruik ? - vraagt Witt- genstein zieh af ; of is het gebruik zelf het leven gevende ? (FO 1 432 ). Wij zijn spontaan geneigd te denken dat wij tijdens het gebruik de woorden le- ven inblazen ; welke gedachte vanzelf leidt tot de vraag hoe wij daarin sla- gen. Dat is een ernstige vraag, want in het spreken lijken wij de merkwaar- digste prestaties te kunnen leveren. Door het uitstoten van wat klanken lij-

* Dit is de tekst van een voordracht gehouden voor het Wijsgerig Gezelschap te Leuven op 24 mei 1986. De tekst is ontstaan uit talrijke discussies met Arnold Burms over Wittgensteins filosofie. De vele verwijzingen naar de Filosofische Onderzoekingen ( = FO ) zijn in de tekst opgenomen. De ver- talingen van Wittgensteins teksten zijn eigen vertalingen.

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 3: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

22 H. DE DIJN

ken wij erin te slagen : contact te hebben met de realiteit zoals ze is ; te be- velen ( zodanig dat de realiteit in voor ons gunstige zin gewijzigd wordt ) ; te beloven ( zodanig dat we ter verantwoording kunnen geroepen worden ) ; op te teilen ; iemand te vervloeken, of in ere te herstellen ; te bidden om ver- geving ; enz. (FO I 23 ). Hoe kan het gebruik van woorden zoiets tot stand brengen ? Het is niet te verwonderen dat men verbaasd uitroept : , , Taal. . . is iets unieks ' ' (FO 1 1 10 ). Men lijkt hier geconfronteerd te worden met een diep probleem ( FO 1 1 1 1 ) dat algemeen als volgt kan geformuleerd worden : , , Hoe kan spreken tot stand brengen wat het tot stand lijkt te kunnen bren- gen, b.v. en primair, hoe slaagt spreken erin realiteit uit te drukken ? ".

Meestal zoekt men een oplossing voor dit probleem door het te verplaat- sen naar een ander niveau. De vraag zou eigenlijk zijn : ,, hoe kan het den- ken doen wat het doet ? ' ' het is immers het denken dat leven inblaast in de dode letter tijdens het gebruik.

,, 'Denken moet iets unieks zijn/ Wanneer we zeggen, en bedoelen, dat iets zo en zo is, dan stopt onze bedoeling niet ergens vóór het feit ; maar we bedoelen dat dat en dat - zo en zo - is " ( FO I 95 ).

Door het denken is het dat wij contact hebben met de realiteit ( zoals ze is ), dat we echt beloven, echt op teilen ( en niet alleen maar lijken op te tei- len, zoals papegaaien of rekenmachines), echt iemand vervloeken (en wel die persoon en geen andere), enzovoort. Maar hoc slaagt het denken daarin, of beter, hoe slagen wij al denkend daarin ? Wij denken wel dat wij de rea- liteit vatten, maar is dat wel zo ? Wij denken wel dat wij X vervloeken, maar is dat wel zo ?

Wanneer ik zeg , , Ik denk aan M. ' ', hoe kan ik dan we ten dat ik nu in

mijn denken en woorden contact heb met haar ? Wel, door mijn mentale activiteit die erin bestaat dat ik mij in gedachte rieht tot M. Daarop is men geneigd te zeggen : , , Hoe ongelooflijk toch dat ik dat kan ! ' ' Dat lijkt een

hocus-pocus die alleen door de geest kan verricht worden (FO 1 454 ). Toch ben ik er blijkbaar heel zeker van dat ik mij nu in gedachte rieht tot M. Men is geneigd te zeggen : , , Als men daar zo zeker kan van zijn, moet dat wel

gemakkelijk te doen zijn, zieh tot iemand richten, zonder het object waar- op men zieh rieht te missen " , en men is geneigd te vragen : , , Zou het me kunnen overkomen dat ik me tot de ene wil richten en me effectief tot een

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 4: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS 23

ander rieht ? " (FO I 681 ; Wittgenstein drukt het probleem hier uit in ver- band met schrijven aan iemand ).

Hoe kan ik weten dat ik mij echt tot haar rieht, tot M. ? Wel, ik kan haar in mijn geest beschrijven, en tegelijk rieht ik mij op datgene wat aan die be- schrijving beantwoordt. Kan zieh richten tot iemand die afwezig is, herleid worden tot een beschrijving voor de geest hebben en zieh tegelijk mentaal richten op wat daaraan beantwoordt ? De beschrijving fungeert als de in- formatie die de pijl van mijn gerichtheid moet toelaten het juiste doel te treffen ( mijn , , denken aan ' ' lijkt hier heel erg op het mechanisme van een , , slimme ' ' raket van de moderne oorlogsvoering : raketten van het soort dat zelf trefzeker zijn doel zoekt door telegeleide informatie, d.w.z. beschrij- vingen).

Deze gangbare voorstelling van het , , denken aan een afwezige persoon ' '

kan niet juist zijn. Ten eerste is het beeld dat we hebben van de persoon aan wie we denken dikwijls te vaag en te onvolledig om op een uniek bepalende manier naar die persoon te verwijzen. Ten tweede laat die voorstelling niet toe het verschil te vatten tussen denken aan een afwezige bekende, en zieh bepaalde inhouden voor de geest roepen die dan blijken effectief op één of ander persoon van toepassing te zijn. Dit kan kort aldus aangetoond wor- den : Ik denk af en toe aan de mij totaal onbekende man die vóór mij ei- genaar was van het huis waar ik sinds enkele tijd woon. Veronderstel dat ik morgen toevallig een man ontmoet die mij zegt dat hij vroeger eigenaar was van het huis nummer 10 in straat zo en zo te L. Kan ik hem zeggen dat ik veel aan hem gedacht heb ? Zoais ik na een période van afwezigheid aan M. kan zeggen dat ik veel aan haar gedacht heb ? Kan aan haar denken dan be- tekenen mij een persoon voorstellen met allerlei eigenschappen waaraan zij beantwoordt ?

Er is zelfs een verdere moeilijkheid. Hoe kan ik zelfs weten dat wat ik nu aan het doen ben van de aard is van , , zieh in gedachten tot iemand rich- ten ? " Wel, dat weet ik onmiddellijk in mijn gerichtheid zelf ! Kijk, als gij (per impossible ) mijn gerichtheid zoudt kunnen waarnemen, dan zoudt gij onmiddellijk zien dat ik gericht ben en waarop ik gericht ben ' ' (paráfrase van FO 1452-3). De basis van het weten wordt hier gedacht als een men- taal procès dat onmiddellijk aan zichzelf gegeven is en waaromtrent men

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 5: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

24 H. DE DIJN

zieh niet kan vergissen. Maar, kan ik echt weten dat ik hem vervloek wan- neer ik zeg ( en denk) dat ik hem vervloek ? Wat zou mij zekerheid kunnen geven ? Een bepaald gevoel verbonden met een bepaald beeld verbunden met een bepaalde gerichtheid ? Hoe weet ik dat die combinatie van proces- sen iemand vervloeken is ? Hoe kan men op die manier het onderscheid kennen tussen iemand vervloeken en iemand haten ?

De slotsom van al dergelijke argumenten lijkt onvermijdelijk : in tegen- stelling tot wat we verwachtten, kunnen we niet inzien hoe ons denken en ons spreken erin slagen te doen wat ze lijken te doen, b.v. ons in Staat stel- len ons echt tot iemand te richten. Doorheen dergelijke argumenten lijkt Wittgenstein de advocaat te zijn van een verregaand scepticisme van de be- tekenis ( wellicht de ergste vorm van scepticisme ) : er lijkt geen aanwijsbare grond te zijn voor ons spontaan vertrouwen in de betekenisvolheid van onze taaluitingen.

Kan niets dan leven inblazen in de dode letter ? Wittgensteins antwoord luidt : het gebruik zelf van de woorden is het levengevende (FO I 432 ). Deze notie van , , gebruik

' ' heeft allerlei connotaties, die Wittgenstein zal uitbuiten in zijn Studie van betekenis. Zij wijst op praktijk (FO I 202 ), ac- tiviteit ( , , Worte sind Taten ' ' zegt Wittgenstein in de Vermischte Bemer- kungen 1 ) : alleen wanneer wij iets doen met woorden, zijn ze betekenis- vol. De notie , , gebruik

' ' wijst ook op de afhankelijkheid van het individu-

ele spreken van intersubjeetieve gewoontes ( taalspelen, die eigenlijk levens- vormen zijn (FO I 23 ; in FO 1 198 gebruikt Wittgenstein de term Gepflo- genheit) die logisch antérieur zijn aan het individuele spreken. Wat tot het taalspel behoort is eigenlijk een ganse eultuur, zegt Wittgenstein in zijn Colleges over Est h etica, I 26 2.

1. L. WITTGENSTEIN, Vermischte Bemerkungen - Culture and Value, (Ed. G.H. VON WRIGHT & H. NymAN ; vert. Peter WlNCH). Oxford, Blackwell, 2nd ed. with English translation, 1980, p. 46 ( vertaald in het Nederlands door W. DE RUTTER en W. STANGE : Losse Opmerkingen. Baarn, Het Wereldvenster, 1979).

2 . L. WITTGENSTEIN, Lectures and Conversations on Aesthetics, Psychology and Religious Belief. Compiled from notes taken by Y. Smythies, R. Rhees and J. TAYLOR. Ed. by C. BARRETT. Oxford, Blackwell, 1966, p. 8 (Nederlandse vertaling van H. PLANTENGA, Colleges over et hie k, est hética, psychologie en religieus geloof. Ingeleid door H. G. HUBBELING. Meppel- Amsterdam, Boom, 1979).

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 6: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS 25

De vraag wordt nu : hoe kan het gebruik van woorden een oplossing bie- den voor ons probleem , , hoe taaluitingen betekenisvol kunnen zijn

" ? En : hoe zou het gebruik een halt kunnen toeroepen aan de twijfels van de scep- ticus ?

Laat ons terugkeren naar de oorsprong van ons probleem : verwondering over de unieke macht van taal (of denken) om ongelooflijke daden tot stand te brengen ( zoals : zieh richten tot iemand, zelfs een afwezige ; be- velen ; verwensen ; enzovoort). De oplossing die men gewoonlijk poogt te geven aan het probleem is niet bevredigend. Wat is kenmerkend voor die , , oplossing

' ' ? De taal of het denken worden daarin opgevat als een soort wondermiddel om iets te bereiken ( contact met de realiteit, verwensing van X, enzovoort ) : een wondermiddel , , zoals geld om een koe te kopen

' ' zegt

Wittgenstein (FO 1 120) ; en hij voegt er tussen haakjes aan toe : ,, ( Ander- zijds echter ; het geld, en zijn gebruik)" 3. Taal en denken zijn ons zo ver- trouwd dat we ero ver spreken als over om het even welk natuurfenomeen. We denken omdat dat iets oplevert ( tot nog toe in elk geval ) ; we spreken omdat we op die manier informatie van anderen verwerven en hun gedrag in ons voordeel kunnen beïnvloeden. De relatie met andere individúen wordt daarbij gedacht als een instrumented contact waardoor we er weder- zijds beter aan toe kunnen zijn : de taal is het wondermiddel om dat te be- reiken.

Weten we dan zo goed wat we willen ( zelfs in het meedelen van infor- matie ) ? Weet een mens waarom hij kinderen wil ? - omdat hij ontdekt heeft dat dit voordelig is ? vraagt Wittgenstein (paráfrase van FO 1 467 : op- merking tussen haakjes ). Welk beeld van het talig subject bepaalt hier het zoeken naar een oplossing ? Het beeld van een geïsoleerd individu, met een bewust streven naar zelfhandhaving en ontplooiing ( of dat individu natu- ralistisch wordt opgevat - met welbepaalde denk- en behoeftestructuren - , of spiritualistisch - als gekenmerkt door vrije wil en autonoom denken - , doet hier weinig ter zake). De zelfontplooiing en de Verlangens van

3. De opmerkingen die Wittgenstein af en toe tussen haakjes aan paragrafen toevoegt zijn meestal zeer interessant en openen gewoonlijk een wijder perspectief. Men zou hun verhouding tot de gewone paragrafen kunnen vergelijken met de verhouding tussen proposities en scholia ( en ap- pendices) in Spinoza's Ethica.

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 7: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

26 H. DE DIJN

het individu worden hier begrepen als iets van waaruit taal, en wat zij mo- gelijk maakt, moet verstaan worden : alsof een individu reeds over de mo- gelijkheid beschikte met zichzelfte overleggen wat hem te doen stond vóór elke taal ( en vóór elk contact met anderen ) en dan ontdekte dat taal het on- ontbeerlijke (maar externe) middel is om te bereiken wat men wenst.

Het is niet verwonderlijk dat men vanuit een dergelijke visie komt tot de idee van een unieke essentie van denken en spreken : mechanismen die we ontwikkelen om te bereiken wat we voor onze ontplooiing nodig hebben.

Vanuit dergelijke vooroordelen is het ook vanzelfsprekend dat men dik- wijls de neiging heeft de gewone taal te beschouwen als een nogal ruw in- strument dat voor verfijning en verbetering vatbaar is : er is daar teveel on- duidelijkheid, verwarring, zelfs contradictie. Iedereen zou er eigenlijk moe- ten toe gebracht worden een verbeterd en aangepast Esperanto te gebrui- ken (Wittgenstein had een hekel aan Esperanto 4).

Over taal ( en zelfs denken ) wordt haast spontaan nagedacht vanuit een metafoor ( , , middel ' ' ), die weleens zeer ongeschikt zou kunnen zijn om over betekenis na te denken, en die gecombineerd met de verwondering over de taal tot allerlei sceptische problemen aanleiding geeft. De taal is ech- ter geen middel, maar een Midden van heersende gebruiken van en met woorden (taaldaden, taalspelen, levensvormen ) die aan mijn individuele spreken een niet van mij afhankelijke basis geven. Het is in de taal dat mijn denken aan M. contact maakt met M. (FO 1 445 ). Het is in de taal dat het mogelijk is zieh te verhouden tot iemand die niet meer bestaat (FO 1 691 ), of zelfs tot iemand die nook heeft bestaan (een fictief personage bijvoor- beeld) (Zie ook : FO 1 458). De taal is geen hocus-pocus-mechanisme (FO I 689). Op de vraag : ,,Hoe slaagt een taaluiting erin te doen wat ze doet ? ' ', antwoordt Wittgenstein : , , ' Weet ge dat niet ? Ge ziet het toch wanneer ge ze gebruikt ?' Er is immers niets verborgen

" (FO 1 435 ) ; en wat

verder : ,, 'Hoe weet ik waar ik naar verlang, voor ik het bekom ?' Wanneer ik geleerd heb te spreken, weet ik het. " (FO 1 441 ). Zo'n antwoorden lij- ken al te enigmatisch. Maar er is meer te zeggen.

4. L. Wittgenstein, Culture and Value, p. 52.

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 8: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS 27

II

De oorsprong van de sceptische problematiek ligt volgens Wittgenstein in een verwondering over de taal gecombineerd met het verstaan van taal vanuit een welbepaalde metafoor. De verwondering is terecht, want taal speelt effectief een enorm belangrijke rol in ons leven. Maar gecombineerd met het beeld van de taal als middel, leidt die verwondering tot het ont- staan van , , grammaticale illusies ' ' en daarmee verbonden illusorische pro- blemen die een superstitieus karakter krijgen. Het pathos van de verwon- dering zet zieh om in de , , grammaticale illusies ' ' en de daarmee verbon- den filosofisch-sceptische problemen. Daardoor krijgen die problemen het karakter van diepte (FO 1 1 10 ). Wittgenstein wil dat soort filosofie van grote en diepe problemen bestrijden : ,, (Mijn) Filosofie is een strijd tegen de be- heksing van ons verstand door middel van onze taal " (FO I 109), behek- sing tot stand gebracht door toepassing van bepaalde modellen, bepaalde taalspelen (over taal) die zieh aan ons opdringen. Wij willen ons deze fi- losofische problemen niet laten afnemen : ze zijn zo diep (FO 1111). Witt- gensteins filosofie is niet gewoon het uitschakelen van domheid of onwaar- heid om te brengen tot inzicht of waarheid. Zijn filosoferen is een strijd dit wat ons interesseert en dierbaar is (de grote filosofische problemen, het heldhaftige gevecht tegen het scepticisme) lijkt te vernietigen (FO I 118 en 119).

Hoe kan men tegen de illusorische, maar diepe problemen strijd leveren ? Alleen door een therapeutische behandeling van die problemen (FO 1133). Wittgenstein heeft een aantal therapieën ontwikkeld die onderling samen- hangen. Dikwijls gaat het in filosofische problemen om vermomde nonsens die men kan laten zien voor wat hij is : zuivere nonsens (FO I 464 ). Men kan de verontrustende filosofische problemen en hun implicaties zover ont- leden dat men ze ondermijnt : door te laten zien dat het gaat om , , category-mistakes

' ' , verwarringen tussen zeer verschillende concepten, en- zovoort (denk b.v. aan de manier van begrijpen van de intentionele gericht- heid op een object in termen van mentale processen). De oppervlakte- grammatica van de woorden suggereert analogieën die er niet zijn ( b.v. de misleidende analogie tussen zieh in gedachte tot iemand richten en iemand

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 9: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

28 H. DE DIJN

zoeken op basis van een beschrijving). Taal in 't algemeen wordt zelfs be- grepen in functie van het beperkte concept , , middel ' ' . Daardoor worden we er ook toe verleid te denken dat we niets fundamenteels begrepen heb- ben, tenzij we hebben verklaard (hoe werkt het middel ? ) of gefundeerd ( is het een goed middel ? ).

Tegelijk met ondermijning is het echter ook nodig de betekenissen die Problemen stellen op een nieuwe manier te leren zien, zodat de filosofisch- scep tische problemen voorgoed verdwijnen : een zien waarin men kan constateren dat er geen mysterie is dat moet opgehelderd worden, daar alles reeds open te kijk ligt (FO I 435 ). De nieuwe filosofie moet dus een be- schrijvend grammaticaal of fenomenologisch onderzoek worden, niet ge- richt op funderen, verklaren, hervormen, uitzuiveren : een onderzoek dat , , alles laat zoals het is " ( FO I 124 ).

Het is dus niet alleen nodig door argumentatie te laten zien dat het scep- ticisme intrinsiek fout is (b.v. door te tonen dat twijfel en onzekerheid een tweede-orde-fenomeen zijn, en dat de basis-vorm van onze taalspelen geen twijfel kan insluiten) ' Het is ook nodig de angel van de scep tische twijfel weg te nemen : daartoe moet een nieuwe kijk ontwikkeld worden op de rijk- dom en complexiteit van onze taalspelen, en moeten wij leren een niet- sceptische houding aan te nemen tegenover de basis van de betekenisvol- heid van wat wij zeggen en doen, - basis die geen andere is dan het ge- bruik, en niet één of ander punt van absolute zekerheid.

5. Cf. Peter WlNCH, Im Anfang war die Tat, in I. BLOCK (Ed. ), Perspectives on the Philosophy of Wittgenstein. Oxford, Blackwell, 1981, p. 173 e. v. Cf. ook het citaat van Wittgenstein in Winch's artikel, p. 174 : ,, So imagine a mother whose child is crying and holding his cheek. One kind of reaction to this is for the mother to try and comfort her child and to nurse him in some way or other. In this case there is nothing corresponding to a doubt whether the child is really in pain. Another case would be this : The usual reaction to the child's complaints is as just described, but under some circumstances the mother behaves sceptically. Perhaps she shakes her head suspiciously, stops com- forting and nursing her child - even expresses annoyance and lack of sympathy. But now imagine a mother who is sceptical right from the very beginning : If her child cries, she shrugs her shoulders and shakes her head ; sometimes she looks at him inquiringly, examines him ; on exceptional occa- sions she also makes vague attempts to comfort and nurse him. - Were we to encounter such behav- iour, we definitely wouldn't call it scepticism ; it would strike us as queer and crazy. - 'The game can't begin with doubting' means : we shouldn't call it 'doubting' if the game began with it. " (Het citaat komt uit notities van L. Wittgenstein over , , Ursache und Wirkung : Intuitives Erfassen ' ' , uit- gegeven met Engelse vertaling door R. RHEES in Phi/osophia, 6 ( 1976), nrs. 3-4).

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 10: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS 29

Wat de nieuwe filosofie als grammatica of fenomenologie nodig heeft, is het therapeutisch werktuig van de , , overzichtelijke opstelling

' ' van de ge- gevens ( , , eine übersichtliche Darstellung

' ' ( FO I 122)) waarin men , , vol-

ledige klaarheid ' ' ( , , volkommene Klarheit ' ' ( FO 1 133)) van het verstaan bereikt, - een verstaan dat bestaat in , , het zien van de connecties ' ' ( FO 1122) zodanig dat de problemen verdwijnen. De Wittgensteiniaanse filo- soof zegt : , , Bekijk de zaak nu eens zo. . . ' ' 6. We denken spontaan dat we de betekenissen waarin we leven kennen (en dat is ook in zekere zin zo), tot we pogen ze te expliciteren ( , , Wat is nu eigenlijk zieh richten tot ie- mand ? ' ' ). In de explicitatie doen we echter niet genoeg moeite om goed te kijken naar wat we doen, we hollen reeds vooruit in de filosofische pro- blemen (betreffende réalisme, ,, mind-body "-problematiek, onsterfelijk- heid, enzovoort). Wat we nodig hebben, is een zorgvuldige verwijlende be- zinning (FO I 89 ). Om de volkomen klaarheid van verstaan te bereiken is het dikwijls nodig , , tussenliggende gevallen

' ' te ontdekken of zelfs uit te denken die gelijkenissen en verschillen tussen taalspelen kunnen in het licht stellen7.

Dit begrip van ,, overzichtelijke opstelling" van de gegevens, dat tot een klaar verstaan moet leiden en tot een verdwijnen van de filosofische pro- blemen, komt duidelijk uit Wittgensteins nadenken over logica en mathe- matica. Denk aan de manier waarop Russell, Frege en Wittgenstein pro- beerden filosofische problemen op te lossen samenhangend met problema- tische proposities als , , De huidige koning van Frankrijk is kaal ' ' . Betekent dit nu dat Wittgenstein van mening is dat de gewone taal, de helderheid, éénduidigheid, . . . , kortom de kenmerken bezit van een wetenschappelijke taal of van een logische kunsttaal ? Zeker niet : , , What's ragged should be left ragged ", zegt Wittgenstein 8. De gewone taal bezit niet de ordelijk- heid en de consistentie van een theoretische of fórmele taal. Wanneer we over personen spreken mengen we door elkaar uitspraken over li- chaamstoestanden en over bewustzijnstoestanden, en staat de ene soort

6. L. WITTGENSTEIN, Culture and Value, p. 62 : „Der Philosoph sagt 'Sieh' die Dinge so an !'...".

7. Cf. Wittgensteins analyse van de betekenis van ,, lezen " in de Filosofisene Onderzoekingen. 8. L. Wittgenstein, Culture and Value, p. 45.

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 11: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

30 H. DE DIJN

uitspraak soms voor de andere (FO I 421 en 427 ) 9. De gewone taal bezit geenszins de parafraseerbaarheid van een theoretische taal. We zeggen b.v. „Een wereld van smart ligt in die woorden". Hoe kan die daarin lig- gen ? 10. Toch hangt , , een wereld van smart ' ' met die woorden samen op zo'n manier zelfs dat andere woorden dat niet evengoed kunnen oproepen.

Wittgenstein vergelijkt zijn filosofiseli verstaan met een etnologisch on- derzoek, hoewel hij er onmiddellijk aan toevoegt dat hij geen reductie wil van filosofie tot etnologie n. Wittgenstein schreef een beroemd geworden commentaar op een werk van de bekende Engelse antropoloog Frazer : Be- merkungen über Frazers , , Golden Bough

' ' In die körte Studie contrasteert hij zijn eigen descriptief verstaan met het verklärend verstaan van Frazer. Merkwaardig genoeg is de betreffende passage bijna woordelijk dezelfde als paragraaf 122 van de Filosofische Onderzoe hingen :

, , Het begrip van een overzichtelijke opstelling is voor ons van fundamén- tele betekenis ( een manier om een heel veld overzichtelijk uiteen te leggen door de overgang te vergemakkelijken van het ene deel van het veld naar het andere). Dit begrip duidt onze manier van behandelen, onze wijze van zien aan. ".En hij voegt er tussen haakjes (N.B. ! ) aan toe : ,, (Een soort van 'wereldbeschouwing' die voor onze tijd typisch lijkt te zijn. Speng- ler)

" 12. Wat soort wereld schouwen we dank zij een overzichtelijke opstelling van

de gegevens, dank zij deze nieuwe wijze van zien ? Is het een nieuwe orde (FO I 132 ), de bij nader toezien toch «/¿¿-problematische orde van de ge- wone taal van de , , common sense "-filosoof G.E. Moore ? Zeker niet. Wat we bij Wittgenstein aantreffen is een verontrustende proliferatie van ana- lyses en herhalingen van analyses van particulière betekenissen ( zieh rich- ten tot iemand, iets zien als, lezen, . . . , zelfs een heel boek over kleuren ).

9. Voor een zeer interessante analyse van een belangrijke opmerking van Wittgenstein over de be- tekenis van het mens- of persoonsbegrip, zie Peter WlNCH : Eine Einstellung zur Seele, in : Proceed- ings of the Aristotelian Society, N.S., Vol. LXXXI ( 1981 )f 1-15.

10. L. Wittgenstein, Culture and Value, p. 52. ll.L. Wittgenstein, ibid, p. 37. 12. L. WITTGENSTEIN, Bemerkungen über Frazers ,, Golden Bough

" - Remarks on Frazer' s ,, Golden Bough

" (Ed. R. Rhees ; Engelse vertaling A.C. Miles). Retford, Brynmill, 1979, p. 9 (oor-

spronkelijk uitgegeven door R. RHEES in : Synthese, 1967 ( 17 ), 233-253 ).

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 12: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS 3 1

En dat alles in de Bemerkungen überFrazers , , Golden Bough ' ' nog uitge-

breid met beschouwingen over taalspelen van vreemde of voorbije culturen. Met het gevolg dat wij niet anders kunnen dan getroffen worden door de enorme en bijna chaotische diversiteit van taalspelen waarop hij zelf de aan- dacht vestigt in FO I 23, en waarvan hij daar ook expliciet de veranderlijk- heid 'bevestigt : ,, ... deze verscheidenheid is niet iets dat vastligt, iets dat eens en voorgoed gegeven is, maar er ontstaan steeds nieuwe taaltypen, nieuwe taalspelen zouden we kunnen zeggen, en andere raken in onbruik en worden vergeten

' ' . Wittgenstein lijkt zieh tevreden te stellen met het therapeutisch effect van die etnologische kijk op een multipliciteit van ver- trouwde en vreemde taalspelen. Zijn , , wereldbeschouwing

' ' lijkt te bestaan

in een soort berustende contemplane van diverse betekenissen (taalspelen), niet meer gericht op enige theorievorming, maar op een definitief ophef- fen van de filosofische rusteloosheid. De meditane in plaats van de filosofie ?

Ill

Moeten we uit het voorgaande besluiten dat er bij Wittgenstein geen en- kel theoretisch inzicht te vinden zou zijn ? In zijn kritiek op het betekenis- seepticisme ligt minstens in aanzet een anti-seeptische en anti-dogmatische vorm van réalisme ingesloten die filosofen zoais John McDowell 13 nauw- keurig pogen te formuleren (en die trou wens ook tegenstrijdig is met het gewone relativisme). Ik kan op die inzichten, hoe interessant ook, nu niet ingaan. Ik zou eerder willen aantonen dat in Wittgenstein de aanzet aan- wezig is van een revolutionaire betekenistheorie die tot op de dag van van- daag nog geen echt begrip of weerklank heeft gevonden. Ik kan voorlopig niet meer doen dan de hoofdthese van zo'n théorie op mijn manier te for- muleren en wat toe te lichten. Dat zal mij daarna toelaten Wittgenstein als therapeutisch denker beter te begrijpen.

13. Cf. b.v. J. MCDOWELL, On The Reality of the Past' in C. HOOKWAY & P. PETTIT (Eds. ), Action and Interpretation. Studies in the Philosophy of the Social Sciences. Cambridge University Press, 1978, pp. 127-144 ; IDEM, Wittgenstein on Following a Rule, in : Synthese, 1984 (58), 325-363.

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 13: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

32 H. DE DIJN

De fundaméntele gedachte waarvan ik wil vertrekken heb ik reeds gefor- muleerd : taal is geen middel maar een midden, een geheel van taalspelen die betekenisvol spreken (en in 't algemeen betekenisvol gedrag) mogelijk maken. Het is juist door ons intreden in de multipliciteit van taalspelen dat we b.v. contact hebben met de realiteit (of dat contact soms niet hebben), ons tot iemand kunnen richten ( eventueel tot iemand die er niet meer is ), dat we iets kunnen verlangen, grappen kunnen verteilen of verstaan, ons op velerlei wijzen verhouden tot de natuur en tot andere personen, enzovoort. De onmogelijkheid van volledige verinnerlijking moet niet leiden tot scep- ticisme ; ze moet integendeel iets te maken hebben met de constitutie zelf van betekenisvol spreken en handelen. Dat ik vanuit wat mi] gegeven is ( be- schrijvingen, een intentionele gerichtheid, . . . ) niet kan weten of ik me wel tot M. rieht, is constitutief voor het mij richten tot M. Dat ik niet vanuit wat mij gegeven is (gedachten, gevoelens, . . . ) kan weten of ik M. wel bemin, noch vanuit wat M. zegt en doet, kan weten of M. mij bemint, is geen re- den tot scepticisme ; integendeel, het is constitutief voor beminnen. Bete- kenis is niet te bepalen, noch vanuit zuivere innerlijkheid, noch vanuit zui- vere uiterlijkheid (empirisch vast te stellen veranderingen en gedragingen, b.v. ). Als betekenisvolheid altijd samenhangt met iets dat het subject fun- damenteel niet kan bemeesteren, dus met een zekere , , uitwendigheid

' ' , dan geldt, omgekeerd, dat niets voor het subject betekenis kan hebben, ten- zij er een zekere passiviteit is in het subject, een kunnen getroffen worden door betekenis. Welnu, dit kunnen getroffen worden veronderstelt längs de kant van het subject een , , gevoeligheid

' ' van de aandacht voor het op- duiken, het verschuiven, het verdwijnen van betekenissen ; en längs de kant van de betekenis waarop het subject gericht is, de altijd aanwezige moge- lijkheid van inschakeling van betekenissen in andere contexten, dus van een vervormende herhaalbaarheid van de betekenissen, die kan eindigen in be- tekenisloosheid.

Het verschil tusssen het uitstoten van klanken door een machine en de menselijke betekenisproductie, ligt volgens Descartes hierin dat de mens de woorden op verschillende manieren kan (her- )schikken ( ,, arranger diver- sement ' ' ), , , pour répondre au sens de tout ce qui se dira en sa présence,

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 14: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS 33

ainsi que les hommes les plus hébétés peuvent faire ' ' 14. Wij kunnen daar-

aan toevoegen dat die mogelijkheid te , , répondre au sens ' ' afhangt van een welbepaalde gevoeligheid van het subject en van het betekeniskenmerk van de vervormende herhaalbaarheid.

Wie betekenis ten volle wil vatten, zegt Wittgenstein, moet er zieh bij- voorbeeld op toe leggen te begrijpen wat een grap, een woorspeling is. Ik citeer uit zijn Letzte Schriften über die Philosophie der Psychologie 15 :

,, 'Indien men de betekenis van de woorden niet beleefde, hoe zou men dan om een woordspeling kunnen lachen ?' (Noot : de Engelse mop van de haarkapper en de beeldhouwer : 'What is the difference between a hairdres- ser and a sculptor ? - A hairdresser curls up and dyes, and a sculptor makes faces and busts' ) - Men lacht om zulke grappigheid : en in zo- verre... zou men kunnen zeggen, dat men betekenis beleeft. "

Men zou niet kunnen lachen indien de gewone betekenis van de woor- den ons niet enigszins in de ban hield zodanig dat de omslag van de voor de hand liggende betekenis in een andere, teweeggebracht door een wel- bepaalde combinatie, in ons een schok teweegbrengt. Wat is dat echter, die , , beleving

' ' van de betekenis van woorden ( zodanig dat we b. v. niet zo- maar kunnen zeggen : , , 't Is warm hier ' ' en bedoelen , , 't Is koud hier ' '

(FO 1 10) ? Dat komt geenszins hierop neer dat wij ons die betekenissen ei- gen hebben gemaakt, wel dat wij er vertrouwd mzz zijn. Vertrouwd zijn met iets veronderstelt zieh verhouden tot de mogelijkheid van plotse over- gang naar het niet-vertrouwde, zelfs het betekenisloze. De meest ver- trouwde betekenissen kunnen door bepaalde omstandigheden in onver- wachte contexten (verbanden) terechtkomen, zodanig dat wij er speciaal door getroffen worden of, in een gevoel van vervreemding of absurditeit, geconfronteerd worden met betekenisverlies.

Wittgenstein heeft zieh met deze processen van betekenisomslag en be- tekenisverlies uitdrukkelijk en herhaaldelijk beziggehouden. Denk aan zijn analyses van de betekenisomslag ,,haas-eend". Een van de voorbeelden

14. R. DESCARTES, Discours de la méthode, V. 15. L. WITTGENSTEIN, Letzte Schriften über die Philosophie der Psychologie, § 711, in : L. WITT-

GENSTEIN, Bemerkungen über die Philosophie der Psychologie. Suhrkamp- Werkausgabe, Band 7, p. 440.

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 15: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

34 H. DE DIJN

van betekenisverlies is te vinden in FO 1 420, waar hij beschrijft hoe het even zien van speiende kinderen als levenloze automaten een gevoel van , , Un- heimlichkeit "

produceert. Wittgensteins idee dat wat leven geeft aan de dode letter het gebruik is

van de woorden, zijn insisteren dat betekenis altijd verband houdt met in- gebed zijn in een context (van gedragingen, Symbolen, tekensystemen, ... ) kan en moet geïnterpreteerd worden als de revolutionäre theoretische Stel- ling dat van alle betekenis geldt wat men enkel geneigd is toe te schrijven aan bepaalde betekenisconstructies, b.v. esthetische, waar de genoemde processen van betekenisomslag en getroffen worden een centrale rol speien. In zijn Colleges over Estetica16 zegt Wittgenstein: ,,'De betekenis (sense) van een propositie' is zeer gelijkend op 'het appreciëren van kunst' ! ". Het appreciëren van een gedieht (Wittgenstein neemt gewoon- lijk muziek als voorbeeld) heeft te maken met het kunnen getroffen wor- den door de suggestieve kracht van de woorden, d.w.z. door een bepaalde quasi-onvervangbare schikking van vertrouwde woorden die in ons een nieuwe beleving tot stand brengt (van ,,een wereld van smart " bijvoor- beeld).

Maar ook omgekeerd ! In de vertrouwdheid van de gewone betekenissen van de woorden van de moedertaal ( met , , stoel ' ' kan ik niet zomaar , , ta- fel ' ' bedoelen ), - in die vertrouwdheid zit niet alleen het onmiddellijk be- sef van de informatie achter het woord, maar ook een , , gevoeligheid

' ' voor een zekere onvervangbare zeggingskracht van onze woorden, die funda- menteel niet van een andere aard is dan de zeggingskracht die de zeer ver- sleten en gewone woorden hebben die gelief den tot elkaar richten 17. Merk op dat die onvervangbare zeggingskracht niet bestaat in één of andere, al- leen aan speciale zielen toegankelijke informatie, maar louter het produkt is van een effect uitgeoefend op onze gevoeligheid / aandacht door beteke- nissen in bepaalde schikkingen.

16. L. WITTGENSTEIN, Lectures and Conversations on Aesthetics (etc.), IV 2, p. 29. 17. L. WITTGENSTEIN, Letzte Schriften über die Philosophie der Psychologie, § 712, Suhrkamp-

Werkausgabe, Band 7, p. 441.

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 16: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS 3 5

De paradox van de betekenis, die door een goede betekenistheorie zou moeten opgelost worden, is deze : betekenisvol spreken heeft te maken met een vertrouwdheid, een gevoeligheid voor de zeggingskracht van de woor- den (waardoor de dode letter levend wordt) ; die zeggingskacht veron- derstelt echter een wezenlijke band van betekenis met één of andere uitwen- digheid (mijn moedertaal, waarin de woorden voor mij zeggingskracht heb- ben, is tegelijk deze toevallige taal, waarin welbepaalde arrangementen mo- gelijk zijn en andere niet - zoals in de Engelse mop, b.v. ). Door die pa- radoxale band van vertrouwdheid en noodzakelijke uitwendigheid, is betekenis nooit eens en voorgoed vast te leggen ( dat is alleen maar moge- lijk in een min of meer voorlopige afbakening, waarin we ons kunnen con- centreren op de informatie).

IV

Indien Wittgenstein dergelijke inzichten althans in aanzet effectief be- zat, waarom heeft hij deze dan niet op een voor iedereen inzichtelijke en systematisch ontwikkelde manier uiteengezet ? Het antwoord is tegelijk een- voudig en problematisch : , , Wetenschappelijke vragen kunnen mij interes- seren, maar mij niet echt in de ban houden. Dat doen voor mij slechts con- ceptuele en ethische vragen. De oplossing van wetenschappelijke problemen is mij in de grond om het even, de oplossing van de andere vragen echter niet"18.

Wat Wittgenstein diep bezighoudt, is het oplossen van de eerbiedwaar- dige filosofische problemen. Filosofische problemen zijn geen gewone the- oretische problemen zoals in de wetenschap, die door nauwkeuriger rede- neren, betere hypothesen of nieuwe toetsing opgelost kunnen worden. Fi- losofische problemen hebben te maken met een soort beheksing van ons verstand, waartegen strijd moet geleverd worden door het ontwikkelen van een andere kijk op de zaken die aanleiding gaven tot die problemen.

Wanneer men in de filosofie louter een theoretisch inzicht nastreeft, loopt men zelfs een groot gevaar, dat men doorgaans niet loopt in het

18. L. WITTGENSTEIN, Culture and Value, p. 79.

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 17: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

36 H. DE DIJN

wetenschappelijk onderzoek. Een gewoon theoretisch onderzoek is gericht op het optrekken van een gecompliceerde gedachtenstructuur die we voort- durend bereid zijn op te geven in het licht van nieuwe informatie of betere hypothesen ( FO 1 109 ). Filosofische , , theorieën ' ' daarentegen hebben te maken met de , , diepe

' ' filosofische problemen die we tegelijk definitief zouden willen oplossen en als kostbaar geestelijk bezit bewaren.

Indien filosofie niet zonder meer théorie kan zijn, wat is ze dan ? , , Het werken aan de filosofie is. . . eigenlijk meer een werken aan zichzelf .

Aan de eigen opvatting, aan hoe men de dingen ziet (En wat men van hen verlangt)", zo schrijft Wittgenstein in de Vermischte Bemerkungen 19. De oorsprong en de natuur van de diepe filosofische problemen hebben te ma- ken met een onvermijdelijk , , wereldbeschouwelijk

' ' verlangen : het verlan-

gen naar een wereld van orde en eenheid, waaruit alle gevaar van vreemd- heid en vervreemding is uitgebannen ( en waarin dus ook niet meer kan ge- lachen worden ). Waar het Wittgenstein om te doen is, is het stillen van dat verlangen door het aanreiken van de mogelijkheid van een andere , , wereld- beschouwing

' ' . Wat krijgen we te zien in dat nieuwe , , wereldbeschouwen ' ' , in de

, , overzichtelijke opstelling ' ' van gegevens ons geboden in Wittgensteins

eindeloze beschouwingen en opmerkingen ? Een loutere veelvuldigheid en uit-elkaar-liggen van betekenissen zoals ik hoger suggereerde ? Is Witt- genstein de nihilistische visionair van de fragmentatie en de onvermijdelijke aliënatie (exponent van de Weense cultuur van de laat-Habsburgse monar- chie) ? 20. Daartegen pleit : ,, ledere zin die ik schrijf, duidt altijd reeds op het Geheel, altijd weer op hetzelfde en het zijn steeds slechts ziehten op een (zelfde) zaak beschouwd vanuit verschillende hoeken " 21. Wat is dit ge- heel, dit , , altijd hetzelfde ' ' dat hij wil laten oplichten ? , , De moeilijkheid is de grondeloosheid van ons denken ( overtuigingen ) in te zien ' ' 22. Wat

19. L. Wittgenstein, Culture and Value, p. 16 (cursivering van mij ). 20. Cf. David Bloor, Wittgenstein. A Social Theory of Knowledge. London, Macmillan, 1983,

p. 165 : ,, Spengler' s vision of cultural unity has (in W. ) been eroded by a sense of fragmention and alienation ' ' .

21. L. WITTGENSTEIN, ibid., p. 7. 22. L. Wittgenstein, über Gewissbeit, § 166 (Ed. G.E.M. Anscombe & G.H. von Wright.

Oxford, Blackwell, 1969. Duits-Engels. Nederlandse vertaling van S. Terwee : OverZekerbeid. Mep- pel, Boom, 1977).

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 18: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS 37

Wittgenstein wil laten zien is de grondeloosheid van de gr ond van al wat we doen, van onze taalspelen of levensvormen ; grondeloos in de zin dat wij die grond, enigszins tegen ons verlangen in, niet kunnen recupereren.

, , Het ( taalspel ) is er - zoais ons leven ' ' 23 : de grondeloosheid van het „Es steht da", het ,,Es gibt". Dat te zien, is geen theoretisch of quasi- theoretisch zien meer ; het gaat niet meer om scepticisme. In het laten zien van de taalspelen die er zijn, wil Wittgenstein geen waarheid of gebrek aan waarheid meer blootleggen. Hij wil een effect tot stand brengen, een ver- wondering over onszelf en onze wereld ( in tegenstelling met de gewone cognitieve verwondering kan deze niet-cognitieve verwondering in principe niet meer uitmonden in de rust van een cognitieve oplossing die de verwon- dering opheft ). In die niet-cognitieve verwondering zien we even , , de waar- heid ' ' die we in de filosofie met haar diepe problemen eigenlijk ontlopen : een „waarheid " die enkel kan ervaren worden in een betekenisproces dat bestaat in het tot stand brengen van een zekere vervreemding ten opzichte van de ons vertrouwde betekenissen, het ons vertrouwde leven.

Om tot die verwondering te komen, kan de filosoof ook theoretische, ja zelfs naturalistische inzichten inschakelen (théorie kan zelf een niet- theoretisch effect tot stand brengen, de theoretische waarheid een ervaring van , , waarheid " ). In FO II xii zegt Wittgenstein , , Indien de vorming van onze concepten kan verklaard worden door bepaalde natuurlijke gegevens (wat Wittgenstein aanvaardt), zouden wij dan niet moeten geïnteresseerd zijn, niet zozeer in grammatica, maar eerder in datgene in de natuur wat de basis is van de grammatica ? Onze interesse gaat zeker uit naar de band tussen onze concepten en zeer algemene natuurgegevens (Feiten van dien aard dat ze ons normaal niet op vallen omwille van hun algemeenheid). Maar onze interesse houdt niet op bij deze mogelijke oorzaken van de vor- ming van onze concepten ; wij doen niet aan natuurwetenschap, noch aan geschiedenis van de natuur - aangezien we voor onze doeleinden ook fic- tieve verhalen kunnen uitvinden over wat en hoe de natuur voortbrengt

' ' . Ook de in aanzet aanwezige betekenistheoretische uitspraken die Witt- genstein af en toe formuleert, vervullen een gelijkaardige rol in zijn filo-

23. L. Wittgenstein, ÜberGewissheit, § 559.

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 19: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

38 H. DE DIJN

sofïsche opzet : ons anders leren zien, zodat we kunnen getroffen worden. De betekenis zelf van de betekenistheorie kan de aanleiding vormen voor een ervaring van de , , Waarheid ' ' ( door haar inzichten op zichzelf toe te passen ) : , , De werkelijke gronden van zijn onderzoek treffen een mens niet. Tenzij dat feit hem op een zeker moment treft - En dit betekent : wat ons niet treft is dat wat, eens we het gezien hebben, meest treffend is en de diepste indruk maakt " . ( FO I 129 )

Is filosofie dan poëzie : door een reorganisatie van de aandacht een inte- ressant betekeniseffect tot stand brengen ? Wittgenstein als de esthetisering van de filosofie ?

Wittgenstein vindt filosofie echter meer verwant met religie dan met poë- zie : het is , , een andere manier om de wereld sub specie aeterni te vatten. ... de weg van het denken, die als het ware over de wereld heen zweeft en haar laat, zoals ze is - haar van bovenaf vanuit de lucht beschouwend ' ' 24.

Wittgenstein wil ons in contact brengen met iets transcendents, in een nieuwe blik. Het is altijd mogelijk dat men niets ziet. Vooral als men ineens Problemen gaat zien. Het wonder van de natuur. ,,De zieh openende bloemknop. Wat is daar zo wonderlijk aan ? (Problemen genoeg, dat wel, die we nog verre van allemaal opgelost hebben ; maar wonder ? ). Men zegt : 'Kijk, hoe hij zieh opent !'

" 2' Het wonder van de taal : ,,Laat uzelf toch getroffen worden door het bestaan van zoiets als ons taalspel : het motief van mijn daad bekennen " ( FO II xi 26 ).

Taalspelen zijn levensvormen (FO II xi27) ; de verwondering over de taal, een verwondering over ons leven. Voor ons leven geldt, wat geldt voor alle betekenissen : we kunnen het als vertrouwd beleven, maar het kan ook in een procès van vervreemding en zelfs van betekenisverlies terechtkomen. In de vertrouwdheid kunnen en moeten we ons enigszins verhouden tot die mogelijkheid. Dit gevoel van een zekere , , onvastheid van de betekenis van ons leven is verbonden met het zogenaamde probleem van de zin van

24. L. Wittgenstein, Culture and Value, p. 5. 25. L. Wittgenstein, ibid., p. 56. 26. L. WITTGENSTEIN, Philosophische Untersuchungen. Suhrkamp- Werkausgabe, Band I, p. 570

(Nederlandse vertaling H.W. BAKX : Filosofische Onderzoekingen. Meppel, Boom, 1976). 27. L. Wittgenstein, ibid., p. 572.

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 20: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS 39

ons leven, en de dreiging van absurditeit. Dit , , probleem ' ' hoeft niet nood-

zakelijk beleefd te worden in een soort treurnis ; het kan beleefd worden als een soort vreugde "... als een soort lichte ether die om ons leven hangt, en niet als een dreigende achtergrond 28.

Of wij door de grondeloosheid van onze betekenissen getroffen worden, of wij tot een vreugdevolle, eerder dan een treurige verwondering komen, daarvoor bestaat geen garantie, niet in één of ander theoretisch inzicht, zelfs niet in een filosofie als die van Wittgenstein. Het is mogelijk dat de bood- schap van de filosoof , , Bekijk de zaken nu zo eens. . . " te laat komt, of niets kan uitrichten, en dat de impuis tot verandering van de blik van elders moet komen 29. Zoals esthetische kritiek kan falen door omstandigheden, of door de manier waarop zij ons met het esthetische in contact wil brengen, zo kan het ook de filosoof vergaan die tot levenswijsheid wil brengen 30. De aard zelf van de betekenis verhindert dat men precies en zeker kan weten hoe men betekeniseffecten kan tot stand brengen. Het is zelfs mogelijk over grondeloosheid en verwondering te spreken, zonder er toe bekwaam te zijn ze echt te beleven.

V

In een niet gepubliceerde versie van een voorwoord op de Philosophische Bemerkungen 31 schrijft Wittgenstein het volgende : , , Dit boek is voor die- genen geschreven die de geest waarin het geschreven is vriendelijk gezind zijn. Die geest is, denk ik, een andere dan deze van de grote stroom van de Europese en Amerikaanse cultuur. De geest van deze cultuur, die zieh uit- drukt in de industrie, de architectuur, de muziek, het fascisme en het so- cialisme van onze tijd, is de schrijver vreemd en onsympathiek. . . Ik schrijf dan ook eigenlijk voor vrienden, die in de vier windhoeken van de wereld verstrooid zijn". Een jaar later schrijft hij 32 dat hij zieh niet tot allen

28. L. WITTGENSTEIN, Culture and Value, p. 27. 29. L. Wittgenstein, ibid., p. 61. 30. Voor de analogie tussen esthetisch onderzoek en filosofiseli onderzoek, zie :

L. Wittgenstein, ibid., p. 25. 31. L. Wittgenstein, ibid., p. 6. 32. L. Wittgenstein, ibid., p. 10.

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 21: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

40 H. DE DIJN

rieht, niet tot wie hem vreemdis. Maar aangezien de vrienden tot wie we ons richten ons ook altijd enigszins vreemd zijn, kunnen wij niet zeker we- ten tot wie we ons richten, of ze ons zullen verstaan, noch hoe. Wie van de eerste zogenaamde filosofen had kunnen vermoeden dat in de twintigste eeuw nog naar hem zou geluisterd worden. Met enig onbegrip las ik de uit- spraak van een bekend Amerikaans literair criticus dat Wittgenstein de Heraclitus is van de twintigste eeuw, zelfs in stijl 33 : wie Heraclitus wil ver- staan leze Wittgenstein. U raadt mijn verbazing wanneer ik wat later in de Vermischte Bemerkungen 34 het volgende vond :,,... ik zou graag met wat in de filosofie gegeven is willen aanvangen, met de geschreven en de gespro- ken zinnen, ja met de boeken. En hier ontmoet men de moeilijkheid van * Alles verzwindt' . En met haar moet men wellicht überhaupt aanvangen

' ' . Enkele bladzijden verder een aantekening van bijna twintig jaar later : , , Bij het filosoferen moet men in de oude Chaos afdalen, en zieh daar goed- voelen"35.

Summary : Wittgenstein : Meaning and Chaos

Meaning is always threatened by chaos. This is true for semantic meaning as well as for meaning in the sense of significance. The desire to defend meaningfulness usually takes the form of trying to find unshakeable foundations for meaningfiilness ; if such foundations cannot be found one ends in scepticism. In this paper it is shown how Wittgenstein's reac- tion to scepticism concerning semantic meaning does not stop at showing the inconsistencies in this form of scepticism, but tries to get at its real roots by relating it to the problematic of significance. This supposes that there is some linkage between the two concepts of mean- ing : it is suggested that there is indeed in Wittgenstein the beginnings of a general an thropological Conception of meaning (in which the understanding of joking, and other examples of aspect-switch, is central ). It is argued ( taking Culture and Value very seriously )

33. Cf. G. DAVENPORT, The Geography of the Imagination. London, Picador, 1984, p. 21 : ,, Ludwig Wittgenstein is our Heraclitus" ; p. 334 : ,,The newly discovered Zettel can only be corn- Dared to the fragments of Heraclitus ' ' .

34. L. WITTGENSTEIN, Culture and Value, p. 8. 35. L. Wittgenstein, ibid., p. 65.

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

Page 22: Ludwig Wittgenstein || WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS

WITTGENSTEIN : BETEKENIS EN CHAOS 4 1

that it is not this general conception of meaning which is the main target of Wittgenstein's philosophy, but rather the attainment and propagation of a kind of wisdom consisting in a capacity to live with the absence of solid foundations of significance thanks to the won- derment at human life given in his kind of philosophical reflection ( but not necessarily nor only there).

This content downloaded from 185.2.32.121 on Tue, 24 Jun 2014 21:24:53 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions