lood for web

22
Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid LEIDINGEN IN LOOD DE SANITAIR INSTALLATEUR

Upload: navb-cnac-constructiv

Post on 27-Jan-2016

226 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

http://ffc.constructiv.be/~/media/Files/Shared/FVB/Sanitair%20Installateur/NL/Lood_for_web.pdf

TRANSCRIPT

Page 1: Lood for web

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

LEIDINGEN IN LOOD

De sanitair installateur

Page 2: Lood for web

LEIDINGEN IN LOOD

Koningsstraat 451000 Brussel

Tel.: (02) 210 03 33Fax: (02) 210 03 [email protected]

D E S A N I T A I RI N S T A L L A T E U R

FONDS VOOR VAKOPLEIDINGIN DE BOUWNIJVERHEID

Page 3: Lood for web

2

WERKGROEP

– Opmaak en eindredactie: De heer Marc Boeynaems De heer Fons Ides De heer Patrick Uten De heer Georges Verhoeven

– Coördinatie: De heer Paul Becquevort

VOORWOORD

Toen het werkterrein van het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid werd uitgebreid tot de Voltooiingssector, werden de verantwoordelijkheden per beroep verdeeld over werkgroepen: de FVB-secties.

Binnen de FVB-sectie «Sanitaire Installaties, Kunststoffen en Gas» werd reeds van bij de aanvang be slist om een leerboek te ontwikkelen. In de loop van de werkzaamheden kreeg het leerboek eerder het ka rak ter van een naslagwerk voor opleiding.

Met dit naslagwerk willen we een zo breed mogelijk publiek bereiken: de leerlingen, de volwassenen in opleiding, de opleiders, en last but not least... de sanitair installateur zelf.

Ten behoeve van de lezer werd het naslagwerk opgedeeld in verschillende modules. Per afgeronde eenheid werd er telkens een boekje van een 40-tal pagina’s opgemaakt.

Voor diegenen die zich meerdere boekjes, of de volledige reeks willen aanschaffen, werd een bijbehorende map ontwikkeld, om de boekdelen in op te bergen. De volledige structuur van het naslagwerk vindt u op de keerzijde van de cover.

We hopen met dit werk een bijdrage te leveren tot meer uniformiteit in de opleiding en zijn er van overtuigd dat de leerlingen of cursisten met dit werk op een aangename wijze kunnen kennismaken met het zo veelzijdige beroep van «Sanitair Installateur».

We willen hierbij al de leerkrachten danken die hun bijdrage hebben geleverd om dit omvangrijk werk te realiseren, evenals de fi rma’s die ons hebben geholpen bij de keuze van de illustraties en het corrigeren van sommige teksten.

Speciaal willen we de heren N. De Pue (†) (past-voorzitter L.B.I.S. - Beroepsfederatie Sanitair, Gas en Dakbedekking) en G. Wouters (honorair voorzitter, Verenigde Lood- en Zink be wer kers, Ant werpen) vermelden, die mee aan de wieg stonden van dit project en de verdere realisatie mogelijk maakten.

Veel lees ple zier.

Stefaan Vanthourenhout,FVB-Voorzitter.

Page 4: Lood for web

3

© Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid, Brussel, 2000.Alle rechten van reproductie, vertaling en aanpassing onder eender welke vorm, voorbehouden voor alle landen.D/1698/2000/18

INHOUDSTAFEL

MODULE III: LEIDINGEN

HOOFDSTUK I: LOOD

I.1. EIGENSCHAPPEN ............................................................................................................ 4 I.1.1. Ontstaan ................................................................................................................. 4 I.1.2. Vervormbaarheid .................................................................................................... 5 I.1.3. Uitzetting, krimp ..................................................................................................... 5 I.1.4. Materiaalmoeheid, kruipweerstand ...................................................................... 7 I.1.5. Corrosie .................................................................................................................. 7 I.1.5.1. Inleiding ....................................................................................................... 7 I.1.5.2. Corrosie andere metalen ............................................................................ 8 I.1.6. Algemene gegevens .............................................................................................. 8 I.1.7. Handelsvormen ...................................................................................................... 8

I.2. SOLDEREN ....................................................................................................................... 9 I.2.1. Hardsolderen .......................................................................................................... 9 I.2.2. Zachtsolderen ........................................................................................................ 10 I.2.2.1. Soldeerlagen ............................................................................................... 10 I.2.2.2. Tinsoldeer ................................................................................................... 11 I.2.2.3. Vloeimiddelen ............................................................................................. 12 I.2.2.4. Soldeergereedschappen ............................................................................. 13 I.2.2.5. Solderen stap voor stap .............................................................................. 13

I.3. LASSEN ............................................................................................................................. 15 I.3.1. Principes ................................................................................................................. 15 I.3.2. Zuivere oppervlakken ............................................................................................ 15 I.3.3. Goede penetratie .................................................................................................... 15 I.3.4. Lasversterking ....................................................................................................... 16 I.3.5. Voor- en uitlooplassen .......................................................................................... 17

I.4. LODEN BUIZEN ............................................................................................................... 18 I.4.1. Waterleiding ........................................................................................................... 18 I.4.2. Afvoeren ................................................................................................................. 18 I.4.2.1. Lood – onder PVC of koper ........................................................................ 19 I.4.2.2. Lood – boven PVC of koper ........................................................................ 20

Page 5: Lood for web

4

HOOFSTUK I: LOOD

I.1. EIGENSCHAPPEN

I.1.1. ONTSTAAN

Ondanks het feit dat lood als het ware de peter van ons vak is geweest en zijn naam heeft ge schonken aan de loodgieter, is zijn rol bijna uitgespeeld wat betreft de aanleg van buizen.

Loodertsen, die in feite uitgewerkt radio-actief materiaal zijn, werden reeds in de oudheid ontgonnen en verwerkt. Het feit dat ze uitgestraald zijn, geeft het materiaal 2 bijzondere eigenschappen: • het is ongevoelig voor straling en slaat ook geen straling op. Dit laatste is de reden waarom muren

van ziekenhuislokalen, waar men met radio-actief materiaal werkt, met lood zijn bekleed.

• de moleculen zijn verplaatsbaar ten opzichte van de andere, waardoor men lood kan drijven. Deze eigenschap maakt lood ook in koude toestand smeedbaar en alzo krijgt het qua bewerkbaarheid eigenschappen die men bij andere metalen pas na verhitting ervaart.

Op dit moment wordt lood nog toegepast in radioactieve omgevingen, als platen in autobatterijen én op het dak, waar de bewerkbaarheid van het materiaal toelaat om ingewikkelde dakdetails op een verzorgde en vooral duurzame wijze uit te voeren. De levensduur van loden kiezelbakken is legen-darisch. In 1998 verbruikten wij in ons land 1 kg lood per inwoner.

BRON : BLADLOOD IN DE BOUW (LEAD DEV. ASS. - LONDON)

BRON : BLADLOOD IN DE BOUW (LEAD DEV. ASS. - LONDON)

Page 6: Lood for web

5

I.1.2. VERVORMBAARHEID

Lood is het zachtste van de gewone metalen en is in zuivere toestand (ongelegeerd) zeer goed vervormbaar. Het kan bij een normale buitentemperatuur, zonder verwarming, gemakkelijk worden vervormd, daar het niet gemakkelijk verhardt.Bladlood kan daarom gemakkelijk met behulp van handgereedschappen worden bewerkt zonder het risico van breuk. Het aantrekkelijk aspect van deze eigenschap is, dat de vakkennis om bladlood te bewerken of als gevelbekleding te bevestigen sterk is ontwikkeld . Eeuwenlang is hierbij ervaring opgebouwd. Door drijven kan bladlood worden verwerkt tot de meest gecompliceerde vormen. Loodslabben kunnen op het werk gemakkelijk worden verwerkt, zelfs indien het oppervlak zeer grillig is, zoals bij pannendaken het geval kan zijn.

I.1.3. UITZETTING, KRIMP

Lood wordt meestal aangebracht op oppervlakken, die zich in de buitenlucht bevinden. Ze zijn daarom sterk onderhevig aan temperatuurwisselingen.

De lineaire uitzettingscoëffi ciënt bedraagt 29,7 x 0,0297 mm/m/K. Het is in de zomer geen zeld-zaamheid dat, op door de zon beschenen plaatsen, temperatuurverschillen optreden van 60 °C. Een stuk bladlood van 5 meter lengte kan dus 5 x 60 x 0,0297 = ca. 9 mm uitzetten. Indien de uitzet-ting en de ook resulterende krimp bij het weer afkoelen van het lood niet relatief vrij kan plaatsvinden, zal gevaar voor vervorming en scheuren van het lood kunnen optreden. Daarom is het noodzakelijk de lengte van loden banen te beperken tot bij voorkeur 1 m, doch maximaal 2 m. De walsrichting is hierbij van geen enkele invloed.

Het is daarom een eerste vereiste om, bij lood dat in de buitenlucht wordt toegepast, de afmetingen van ieder stuk zodanig te beperken, dat de thermische uitzetting van ieder constructie-element niet buitensporig groot zal worden. Ook moet er voor gezorgd worden, dat deze uitzetting niet wordt belemmerd.

Langdurige ervaring heeft aangetoond, dat bij het ontwerp reeds rekening moet gehouden worden met het effect van de thermische uitzetting en de krimp van lood. Zo kunnen de andere voortreffelijke eigenschappen van lood volledig worden benut, waardoor weer een zeer lange levensduur voor het buitenwerk wordt verkregen. Wel moet worden opgemerkt dat tegenwoordig kleinere stukken worden toegepast dan vroeger. Dit is een gegeven, waarmee vooral bij restauraties ook terdege moet rekening gehouden worden.

FOTO’S : J. VERHOEVEN

Page 7: Lood for web

6

Jarenlange ervaring heeft aangetoond dat een verkeerde materiaaldikte defecten als gevolg van materiaalmoeheid kan veroorzaken. Hieruit is het algemeen aanvaarde principe ontstaan:

HOE DUNNER HET LOOD HOE KLEINER DE STROOK.

Aan deze eis wordt volledig voldaan mits gebruik van voldoende dik bladlood met de juiste af-metingen. In het algemeen verdient het aanbeveling bladlood te gebruiken van minimaal 20 kg/m2 of 1,8 mm dikte. Voor kleinere stroken, bij voorbeeld onder raamkozijnen, kan dunner lood volstaan. De lengte van de afzonderlijke stroken dient in alle gevallen beperkt te blijven tot maximum 1,5 m voor looddikten tot 1,8 mm en tot 1 m bij geringere dikten.

De juiste keuze omtrent de dikte is echter van groot belang en is mede bepalend voor de kwaliteit van het werk; afhankelijk van de te bekleden constructie kan de dikte variëren.

Toepassingsgebied:

loketten B-C-D 2 mm kozijnstroken B 1,5 mm voeglood B-C 1,5 mm spouwslabben B-C 2 mm

Uit de tabel blijkt dat meerdere bladdikten toepasbaar zijn. In alle gevallen blijft het belangrijk rekening te houden met de maximumlengte en -breedte in relatie tot de gekozen bladlooddikte.

BRON : BLADLOOD IN DE BOUW (LEAD DEV. ASS. - LONDON)

FOTO : J. VERHOEVEN

BRON : BLADLOOD IN DE BOUW (LEAD DEV. ASS. - LONDON)

BRON : BLADLOOD IN DE BOUW (LEAD DEV. ASS. - LONDON)

Page 8: Lood for web

7

I.1.4. MATERIAALMOEHEID, KRUIPWEERSTAND

Een factor die de sterkte van lood en loodlegeringen bepaalt is de grootte en eenvormigheid van de korrelstructuur van het metaal. Lood heeft evenals andere metalen een kristallijne structuur en de korrelgrootte bepaalt de grootte van de kristallen. Bij lood wordt de korrel gemakkelijk zichtbaar, na een relatief kleine vergroting onder de microscoop. Om dit te zien moet het te beoordelen oppervlak wel eerst speciaal worden gereinigd en geëtst. In principe geldt dat, hoe zuiverder het lood is, hoe groter de korrel, maar ook hoe groter de variatie in afmetingen van de korrels zal zijn.

I.1.5. CORROSIE

I.1.5.1. INLEIDING

Lood is bijzonder goed bestand tegen atmosfe-rische corrosie omdat het geleidelijk een sterk hechtende onoplosbare oxidatielaag ontwikkelt, zilvergrijs van kleur. Tijdens de eerste oxidatiefase kan er zich echter een witachtig poeder vormen dat door de regen wordt opgelost, meegevoerd en het omringende materiaal bevuilt. Om dit fenomeen tegen te gaan is patineerolie een oplossing.

In bepaalde gevallen dienen er echter toch bepaalde voorzorgen genomen te worden en dat komt dan meestal nog doordat juist andere materialen, ten gevolge van de aanwezigheid van lood, last van corrosie kunnen krijgen.

Dit berust op het natuurkundige verschijnsel, dat potentiaalverschillen optreden bij de aanwezigheid van twee metalen in een oplossing. Dit verschijnsel is bekend van de elektrische batterij en de accu.

Van de meeste metalen is nauwkeurig bekend welke potentiaal ze kunnen leveren.

Indien we ervoor zorgen dat de metalen, die in de zogenaamde potentiaalreeks ver uit elkaar lig-gen, dus ook in een constructie geen direct contact met mekaar hebben, dan zijn al veel problemen voorkomen.

BRON : U. M.

Page 9: Lood for web

8

I.1.5.2. CORROSIE ANDERE METALEN

De algemene ervaring leert dat lood normaal kan gebruikt worden in nauw contact met andere metalen, zoals koper, zink, gegalvaniseerd staal en de meest gebruikelijke aluminiumlegeringen, zonder optredende corrosie ten gevolge van elektrolyse. Er zullen bijvoorbeeld geen problemen kunnen ontstaan bij het traditioneel gebruik van koperen nagels en klemmen voor de bevestiging van lood. Bij toepassingen aan de kust of op zee en in sommige industriële atmosferen kan het gewenst zijn om metaal-op-metaal-contacten tussen lood en aluminium te vermijden, ten einde te voorkomen dat het aluminium versneld zou corroderen.

I.1.6. ALGEMENE GEGEVENS

– Soortelijke massa 11.34 kg/dm3

– Smeltpunt 327 °C– Soortelijke warmte 130 J/KG.K– Rekgrens 5.5 tot 11 N/mm2

– Treksterkte 13.6 tot 22.4 N/mm2

I.1.7. HANDELSVORMEN

Naam element Symbool Potentiaal in V Aluminium Al – 1,67 Zink Zn – 0,76 Chroom Cr – 0,71 IJzer Fe – 0,44 Tin Sn – 0,14 Lood Pb – 0,13 Koper Cu – 0,34

Sterk oplosbaar in waterNIET-EDELE METALEN

EDELE METALENWeinig oplosbaar in water

koper

lood

tin

ijzer

chroom

zink

aluminium

Stroomrichtingvan water

BRON : LAMINOIRS DAKBEDEKKING N.V. - BRUGGE

Page 10: Lood for web

9

I.2. SOLDEREN

Solderen berust op een natuurkundig verschijnsel, dat op het eerste gezicht wat tegennatuurlijk lijkt. We gebruiken namelijk een vloeibaar metaal bij een temperatuur waarbij het eigenlijk helemaal niet vloeibaar zou kunnen zijn. En toch is het een vrij alledaags verschijnsel. We kunnen dit best be schrijven aan de hand van een voorbeeld.

Doodgewoon water zal normaal bevriezen bij een temperatuur van 0 °C. Lossen we in dit water zout op dan zien we opeens dat het water pas bevriest bij een lagere tempe-ratuur. Door het toevoegen van een andere stof hebben we dus het vriespunt van water verlaagd. We hebben dan pekelwater.

Hetzelfde gebeurt bij soldeer.

Evenals bij pekelwater is er hier sprake van twee in elkaar opgeloste vloeistoffen. En evenals bij water het vriespunt of stolpunt is verlaagd, zal dat ook bij soldeer het geval zijn. Een eenvoudig soldeer bestaat uit 50 % lood en 50 % tin (ook wel aangeduid als 50/50).Hoewel het smeltpunt van lood op 327 °C ligt en dat van tin op 215 °C, smelt dit soldeer al op 215 °C.

Bij 60/40 of 40/60 soldeer verschuift de temperatuur naar respectievelijk 240 °C en 183 °C.

In feite is er echter geen sprake van een vast smeltpunt, maar van een smelttraject.

Dit soldeer kan worden gebruikt om metalen onderdelen aan elkaar te verbinden. Er bestaan verschillende soorten soldeer, die elk geschikt zijn voor bepaalde metalen of metaalver-bindingen.

Er zal altijd een type soldeer moeten worden gekozen met een smelt- dus ook een stolpunt, dat lager ligt dan dat van het te verbinden metaal.

Er bestaan twee soldeermethoden:

• zachtsolderen,• hardsolderen.

I.2.1. HARDSOLDEREN

Hardsolderen wordt speciaal toegepast voor de verbinding van metalen met een relatief hoog smelt-punt. Het smeltpunt van het soldeer ligt dan boven 450 °C.

Voor de loodbewerking is dit type solderen van geen belang, omdat we bij lood te maken hebben met een smeltpunt van 327 °C. Dat betekent dat alleen zachtsolderen met tinsoldeer geschikt is voor lood.

Het zachtsolderen met harskern komt alleen voor in de elektrotechnische industrie.

Page 11: Lood for web

10

I.2.2. ZACHTSOLDEREN

Het zachtsolderen wordt voornamelijk gebruikt voor:

• het verbinden van bladlood en loden leidingen,• het verbinden van koperen leidingen,• het verbinden van blikranden in de conservenindustrie,• het verbinden van zinken onderdelen.

De voordelen van zachtsolderen:

• de eenvoudige wijze van bewerking,• door de lage temperatuur waarop het proces plaatsvindt, zal praktisch geen vervorming van het

werkstuk plaatsvinden.

Een ander voordeel: zachtsolderen kan gebeuren met eenvoudig handgereedschap.

Als nadeel wordt vooral genoemd het feit, dat door de lage temperatuur waarbij zachtsolderen plaats-vindt, een vrij geringe treksterkte van de verbinding ontstaat.

Dat is voor een loodverbinding praktisch van geen belang, omdat ook het moedermateriaal niet be-stand is tegen grote trekbelastingen.

Wel moeten we er mee rekening houden dat door de lage treksterkte van ca. 20 N/mm2 er alleen gebruik mag worden gemaakt van lapnaden. De verbinding wordt alleen maar op afschuiving belast, waardoor het nadeel van de lage treksterkte ten dele wordt omzeild.

I.2.2.1. SOLDEERLAGEN

De sterkte van de soldeernaad wordt hoofdzakelijk bepaald door de sterkte van de laag waarin moedermateriaal en soldeer een legering hebben gevormd.

Het belang van het vertinnen wordt hier duidelijk geïllustreerd. Deze laag wordt de oppervlakte-legering genoemd.

De sterkte van deze laag ligt hoger dan die van het zuivere soldeer, maar deze laag ontstaat alleen dan wanneer de omstandigheden optimaal zijn.

Dit ligt voornamelijk aan de dikte van de soldeerlaag. Alleen bij een dunne naad gaat al het soldeer-materiaal een legering met het moedermateriaal aan. Bij een dikke soldeerlaag ontstaan er verschillende lagen materiaal. We krijgen dan de volgende opbouw:

• moedermateriaal,• oppervlaktelegering,• soldeer,• oppervlaktelegering,• moedermateriaal.

Page 12: Lood for web

11

Deze verschillende lagen bezitten onderling verschillende treksterkten. Evenals een ketting, die even sterk is als haar zwakste schakel, is deze soldeernaad even sterk als de laag die het minste bestand is tegen trekkrachten en dat is het soldeer. We moeten dus altijd proberen om deze laag te laten vervallen. Dat kan alleen als de naad zo dun is, dat alleen maar oppervlaktelegeringen worden gevormd.

Er bestaat nog een ander voordeel van een dunne soldeernaad, namelijk het indringen van het sol-deer in de ruimte tussen de te verbinden stukken. Dit berust op de capillaire werking.

Hetzelfde verschijnsel kennen we goed bij water. In bepaalde gevallen kan water door een materiaal opstijgen boven het oorspronkelijk niveau. Datzelfde gebeurt bij de soldeernaad. Het vloeibare soldeer dringt door in plaatsen waar het normaal gesproken niet zou kunnen komen.

Dat hangt niet af van de temperatuur, waarmee wordt gesoldeerd, maar alleen van de capillaire wer-king in het geval de te verbinden stukken slechts een zeer dunne naad toelaten.

Het oppervlak van de naad wordt dus groter en gelijkertijd ontstaat er in deze laag slechts een op-pervlaktelegering, die sterker is dan het gebruikte soldeer.

I.2.2.2. TINSOLDEER

Tinsoldeer bestaat hoofdzakelijk uit tin en lood. Daarnaast bevatten de meeste soorten ook nog anti-moon. Dit kan in hoeveelheden van 1 tot 3 % aanwezig zijn. Loodsoldeer bevat 33 % tin en 66 % lood. We kiezen steeds voor een antimoonarm soldeer.

goede soldeerverbinding onvoldoende capillariteit

soldeerverbinding met oppervlaktelegering(d.i. een sterkere verbinding dan men op grondvan de eigenschap van het soldeer mag verwachten)

Page 13: Lood for web

12

I.2.2.3. VLOEIMIDDELEN

De fabrikanten van soldeer en soldeermiddelen hebben een groot aantal vloeimiddelen ontwikkeld.

Om de beste resultaten te krijgen zullen de bij het vloeimiddel gevoegde voorschriften naar de letter moeten worden opgevolgd, om althans de verwachte resultaten te krijgen.

Omdat soldeer en vloeimiddel samen een natuurkundige en chemische werking veroorzaken, is het van het grootste belang om de gegeven voorschriften op te volgen.

Bij afwijking van deze, door de fabrikant gegeven voorschriften, kunnen onvoorspelbare gevolgen optreden, meestal op wat langere termijn.

Vloeimiddelen hebben een zeer speciaal doel . Metaal, blootgesteld aan lucht, zal vooral met de zuurstof uit deze buitenlucht een verbinding aan-gaan. Er ontstaan metaaloxiden.

Dat zal vooral het geval zijn als het metaal eerst wordt schoongemaakt.

Al bestaande oxidelagen worden dan verwijderd. Hoe hoger de oppervlaktetemperatuur van het metaal zal zijn, des te sneller zal er op het schone materiaal weer een oxidedatielaag worden gevormd.

Het schoonmaken van het oppervlak is natuurlijk nodig, want soldeer hecht zich niet aan een oxide-laag.

Een vloeimiddel zal:

• nog op het metaal aanwezige oxidelaagjes en onreinheden oplossen;• de vorming van nieuwe oxidehuidjes op het moedermateriaal en op het soldeerbad sterk ver-

tragen;• de dunvloebaarheid van het soldeer bevorderen, waardoor tevens een betere capillaire werking

wordt verkregen.

Er bestaan speciale vloeimiddelen voor zacht- en hardsolderen.

Voor het zachtsolderen van lood komen alleen vloeimiddelen in aanmerking die geen zuren be-vatten.

Stearine is een veel gebruikt product.

Page 14: Lood for web

13

I.2.2.4. SOLDEERGEREEDSCHAPPEN

I.2.2.5. SOLDEREN STAP VOOR STAP

Bij het solderen van bladlood heeft men eigenlijk de keuze tussen het solderen met een bout, zoals bij zinken platen, en het solderen met open vlam, waarna de naad wordt afgestreken met een soldeerdoek. Buisverbindingen worden op de laatste manier uitgevoerd.

• Bedek aanstonds in koude toestand met vloeimiddel (stearine) en verhinder nieuwe oxidatie-vorming.

• Bij verbindingen lood x koper is het raadzaam het koper eerst uitwendig te vertinnen.

• Breng de koperen insteekmof in de verwijde loden buis en let erop dat de delen mooi centrisch zijn geplaatst.

Voor het verwijden gebruiken we een spitse tap en een houten hamer.Het verwijde deel wordt schoonge-schraapt.We verwarmen met een propaanbrander en strijken het soldeerbad af met een sol-

FOTO : J. VERHOEVEN

FOTO : J. VERHOEVEN

• Schraap de oppervlakte waar je een oppervlaktelegering wil bereiken schoon.

Page 15: Lood for web

14

FOTO : J. VERHOEVEN

FOTO : J. VERHOEVEN

FOTO : J. VERHOEVENFOTO : J. VERHOEVEN

• Breng nogmaals stearine aan en begin te verwarmen.

• Warm op de 2 delen en houd de soldeerstaaf reeds in de vlampunt.

• Zodra het soldeer begint te smelten: maak draaiende bewegingen met de staaf, vertin de soldeerzone en wrijf het smeltend soldeer af aan de te verbinden delen.

• Let erop dat het soldeer echt smelt, anders ontloop je de kans op de gewenste oppervlak-telegering.

• Zet de handeling verder en stapel het soldeer over de volledige omtrek van de verbinding.

• Breng opnieuw stearine aan en warm het gestapelde soldeer op tot smelten.

• Neem nu het soldeerdoek en druk het smel-tende soldeer op zijn plaats. Werk af door gans de soldering nog even op te warmen en wrijf met het soldeerdoek in één ronde be weging het overtollige materiaal weg.

Opmerking: lood solderen is een handeling die pas na veelvuldig oefenen verworven is.Warm het soldeerbad niet eindeloos opnieuw op, want door het lagere smeltpunt van het tin, zou dit uiteindelijk verbranden, waardoor basis- en toevoegmateriaal plots dezelfde smelttemperatuur zouden krijgen.

Page 16: Lood for web

15

I.3. LASSEN

I.3.1. PRINCIPES

Het lassen van lood is een oude vaardigheid waarbij lassen worden gemaakt uit hetzelfde materiaal als het werkstuk. Lead-burning, dat eigenaardig genoeg in Groot-Brittannië traditioneel wordt toegepast, is op het continent nooit echt doorgebroken. Dit lassen is vooral door de komst van het solderen en de compacte propaanbrander wat in onbruik geraakt.

Sinds enkele jaren neemt de belangstelling ook bij ons echter toe want het oude procédé bezit een aantal voordelen die niet mogen worden onderschat. Het voornaamste is wel, dat door het gebruik van hetzelfde materiaal veel minder kans op corrosie zal ontstaan. Een belangrijk nadeel is het ontstaan van looddampen, die schadelijk kunnen zijn. Vermijd dus inademing.

Het lassen van lood geschiedt met de vlam. Om het lassen goed uit te voeren, moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

I.3.2. ZUIVERE OPPERVLAKKEN

De te verbinden vlakken dienen aan de onderzijde, resp. de bovenzijde en de randen te worden geschraapt. Deze vlakken mogen nIet meer met de blote hand worden aangeraakt. Er mag GEEN vloeimiddel of kaarsvet op worden gesmeerd.

I.3.3. GOEDE PENETRATIE

De las moet volledig penetreren, nIet meer maar ook niet minder. Onvoldoende penetratie is meestal het gevolg van het gebruik van een te klein mondstuk op de brander, een vlam met een te lage temperatuur of een te snel over de las gaan tussen de aanvoer van het laslood en de daarop-volgende lasmateriaaltoevoeging.

Te diepe penetratie is het gevolg van een te grote vlam of een te langzaam bewegen tussen de las-materiaaltoevoegingen in.

Page 17: Lood for web

16

I.3.4. LASVERSTERKING

Een gebrande naad moet ca. 30 % dikker zijn dan het gelaste bladlood.

De manier waarop brander en lasmateriaal moeten worden gehouden bij het lassen van een vlakke naad:

• lassen met snelle vlam die niet heen en weer wordt bewogen;

• lassen van de naad met een langzame, heen en weer bewogen vlam (laspunt = plaats waar las-materiaal wordt toegevoegd).

BRON : LOODBEWERKING VOOR DE LOODGIETER (S.I.B.L.)

BRON : LOODBEWERKING VOOR DE LOODGIETER (S.I.B.L.)

lasmateriaal

richting lassen

zeer warm smeltbad

langsdoorsnede dwarsdoorsnede

juist gesmoltenmateriaal

30 % van materiaaldikte

lasmateriaal

brander

langsdoorsnede

lasmateriaal

lashoek hechting

laspunten

route warmtetoevoer route punt van vlam laspunten

Page 18: Lood for web

17

I.3.5. VOOR- EN UITLOOPLASSEN

Men moet proberen om de las exact op de plaats waar deze moet beginnen aan te brengen en te stoppen waar dit de bedoeling is.

De vlam moet zo exact mogelijk worden gezet op het begin van de las en er aan het eind vanaf worden genomen. Dat is iets wat helemaal niet meevalt, zeker niet in de buitenlucht en bij winderig weer.

De reden voor deze waarschuwing is, dat het werkstukmateriaal hier plaatselijk dunner zal worden voor en na de lasnaad. Dit moet worden voorkomen. Hetzelfde effect kan optreden bij het op een verkeerde plaats richten van de vlam of wanneer de vlam te lang in het bad gesmolten materiaal wordt gehouden.

Andere oorzaken van het euvel kunnen worden gevonden in een te langzame of te aarzelende uit-voering van het lassen, net voldoende ondersteunde in een hoek op elkaar staande vlakken en zo meer.

De ervaring heeft ons geleerd dat voor toepassingen als de kiezelbak de voorkeur moet gegeven worden aan lassen boven zachtsolderen.

Een paar voorbeelden voor het aanbrengen van gelaste naden. In de fi guren zijn gestippelde lijnen aangebracht die de route weergeven waarlangs de vlam moet worden bewogen.

BRON : LOODBEWERKING VOOR DE LOODGIETER (S.I.B.L.)

Page 19: Lood for web

18

I.4. LODEN BUIZEN

I.4.1. WATERLEIDING

Het is formeel verboden nog loden buizen en hulpstukken te gebruiken voor de aanleg van drink-waterleidingen.

Een metaal dat in contact komt met water vormt metaaloxiden, een laag basiscarbonaat, een laagje kalk zeg maar, dat het materiaal beschermt tegen allerlei invloeden.

Wanneer men nu door diezelfde leiding zacht of onthard water zou sturen, gaat dit zachte water, in wezen een zuur, deze laag toch oplossen en ontstaan hydroxiden, die bijzonder schadelijk zijn. Men spreekt van loodionen of loodzout. Zelfs bij normale drinkwaterkwaliteit is de toegelaten norm voor loodemissies dermate laag dat deze buizen te mijden zijn.

De waterleverende maatschappijen zetten zich in aan om stelselmatig de laatste huisaansluitingen in loden buis te vervangen door kunststof om op deze wijze de vorming van schadelijke stoffen en reacties te vermijden. De Europese norm gaat nog een stukje verder en verbiedt zelfs om water-leidingen nog zacht te solderen met een tin-lood-legering. De Europese norm streeft naar slechts 10 mg/l .De fabrikanten van soldeermiddelen spelen daar op in en bieden ook bij ons reeds geruime tijd sol-deerdraad aan in tin-zilver- of tin-koper-legering.

I.4.2. AFVOEREN

Voor afvoerleidingen worden ook geen loden buizen meer gebruikt. Gewijzigde cosumptiepatronen, waarbij hygiëne een zeer belangrijke plaats heeft verworven, eisen steeds meer en warmer water, dat gedurende een langere tijd door de leidigen stroomt. De uitzet-ting en de krimp, gekoppeld aan de geringe treksterkte van lood, veroorzaakten vroeger menige leidingbreuk.

Nieuwe technologieën, de opmars van kunststoffen en grotere leidingdiameters maakten de anti- hevelverluchtingen in de meeste gevallen overbodig, waardoor minder buis en vooral minder werkuren nodig zijn om een goede installatie uit te voeren.

Moderne constructies lenen zich nog nauwelijks voor het bevestigen van leidingen en vooral de druk van de loonkost betekende voor dit arbeidsintensieve materiaal de doodsteek.

Vakmensen die nog mijmeren over die mooie tijd zijn niet noodzakelijk verhangen aan het materiaal zelf; ze blijven veeleer gehecht aan de vrijheid om buigstralen en buishellingen niet te laten afhangen van het aanbod van onderdelen maar louter van de wil en de kennis van de uitvoerder.In deze module beperken we ons dan ook tot de overgangen van lood op andere materialen in be-staande installaties.

Page 20: Lood for web

19

Zoals voor elke verbinding in afvoerleidingen dient men zich te vergewissen van de stroomrichting van het afvalwater alvorens een keuze voor een bepaalde overgang te maken. Hierbij geldt dat een kleinere buis steeds in een grotere moet uitmonden, of dat bij gelijke diameter, de onderste buis ver-wijd moet worden. Om bovenvermelde reden en uit respect voor de traditie van het vak zullen moffen (zijnde fi ttingen met twee spie-einden) als overgangsstuk steeds geweerd worden daar verkeerde verbindingen ten eerste de kans op lekken aanzienlijk vergroten en ten tweede deze in af voeren vaak oorzaak zijn van verstoppingen.

I.4.2.1. LOOD – ONDER PVC OF KOPER

Een bestaande loden leiding komt van boven en we wensen met een ander materiaal verder stroomafwaarts te gaan:

• met koper kiezen we voor een soldeerver-binding;

• met PVC, PE, gietijzer en dergelijke zullen we steeds één of andere insteekmof met rubberen ring of lippendichting gebruiken. Indien we zouden verdergaan met een kunststof van het type thermoplast, kan men eventueel ook kiezen voor een krimpmof.

FOTO : J. VERHOEVEN

Het gebruik van krimpmoffen dient echter beperkt te worden daar het uitzicht na krimpen niet altijd zo geslaagd is en tegen een muur of in een hoek, een plaats waar leidingen nu eenmaal veel voor-komen, de mof onvoldoende regelmatig kan verwarmd worden, waardoor de krimpkracht niet goed gespreid is en zelfs indien de afdichting werd bereikt, toch ongewenste spanningen op het materiaal ontstaan.

Page 21: Lood for web

20

FOTO : J. VERHOEVEN

I.4.2.2. LOOD – BOVEN PVC OF KOPER

Op een bestaande loden standleiding of hoofd-vertakking wensen we een aansluiting te maken met een ander materiaal:

• met koper kan weer voor zachtsolderen ge-kozen worden;

• met kunststof zullen we op de loden buis een overgangstuk in rood koper of messing solderen dat aangepast is aan de nominale Ø van kunststofbuizen.

Na afkoelen wordt een rubberen ring inge-bracht en de verbinding verloopt zoals met een klassieke insteekmof voor PVC of PE.

OPMERKING

Het gebruik van allerlei dichtingsmiddelen en wondermiddelen dient vermeden te worden om twee voorname redenen:

• ten eerste is een goede verbinding een combinatie van een mechanisch sluiting met een lucht- of waterdichte component;

• ten tweede komt het gebuik van allerhande spuit- en smeerproducten weinig professioneel over bij de klant; die producten horen thuis in de doe-het-zelf-sfeer.

Page 22: Lood for web

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

handboekende sanitair installateur

• Tekenen: conventies, normen, symbolen en definities

• Tekenen: planlezen voor de sanitair installateur

• Leidingen in lood

• Leidingen in koper

• Leidingen in gietijzer

• Leidingen in staal

• Kunststoffen: algemeen

• Leidingen in PVC-U, PVC-C

• Leidingen in PE, VPE, sandwichbuis

• Leidingen in PPR, sandwichbuis

• Leidingen in ABS, PB

• Leidingen in gresbuis

• Het bereiden van drinkwater - Waterbehandeling en drukverhoging

• Aanleg van waterleidingen

• Sanitair kraanwerk

• De sanitair warmwaterbereiding

• Brandweerleidingen en sprinklers

• Waterafvoer

• Gas : Van oorsprong tot distributie - De binneninstallatie

• De verbranding van gas

• Gas : De huishoudelijke toestellen - Ventilatie en schoorstenen

• De sanitaire toestellen

• Aanverwante technologieën

• Elektriciteit voor de sanitair installateur

• Scheikunde en fysica voor de sanitair installateur

• De sanitair installateur - Lege klasseermap

• Overzicht beschikbare handboeken