jaarpublicatie wmo

40
Resultaten over het jaar 2012 Benchmark Wmo 2013

Upload: bmc

Post on 29-Mar-2016

233 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

De Benchmark Wmo is in zes jaar tijd uitgegroeid tot het meest complete informatie- en sturingsinstrument voor en door gemeenten op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Elk jaar publiceren wij de belangrijkste landelijke resultaten aan gemeenten en Wmo-raden. In deze publicatie staan de kerncijfers uit de Benchmark Wmo. De informatie heeft betrekking op het jaar 2012.

TRANSCRIPT

Page 1: Jaarpublicatie Wmo

Resultaten over het jaar 2012

Benchmark Wmo 2013

Page 2: Jaarpublicatie Wmo

2 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Page 3: Jaarpublicatie Wmo

3Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Benchmark Wmo 2013Resultaten over het jaar 2012

De Benchmark Wmo is in zes jaar tijd uitgegroeid tot het meest

complete informatie- en sturingsinstrument voor en door

gemeenten op het gebied van de Wet maatschappelijke

ondersteuning (Wmo). Elk jaar publiceren wij de belangrijkste

landelijke resultaten aan gemeenten en Wmo-raden. In deze publicatie

staan de kerncijfers uit de Benchmark Wmo. De informatie heeft

betrekking op het jaar 2012.

Door: SGBO Den HaagOnderdeel van BMC groep Amersfoort

Page 4: Jaarpublicatie Wmo

4 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

1.1 Onderdelen benchmarkDe Benchmark Wmo is onderverdeeld in negen prestatievelden die in clusters worden weergegeven.

• Algemeen: beleidsparticipatie en uitgaven

• Prestatieveld 1 – Leefbaarheid en sociale samenhang

• Prestatieveld 2 – Preventieve ondersteuning jeugd

• Prestatieveld 3 – Informatie, advies en cliëntondersteuning (Kanteling)

• Prestatieveld 4 – Mantelzorg en vrijwilligers

• Prestatieveld 5 en 6 – Bevordering van deelname aan het maatschappelijke verkeer en het zelfstandig

functioneren

• Prestatievelden 7, 8 en 9 – Maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en

verslavingsbeleid

1.2 Onderzoeken voor de benchmarkDe benchmark bestaat uit twee onderzoeken.

• De basisvragenlijst (basisbenchmark) heeft een Wmo-breed karakter. Alle negen prestatievelden komen op

hoofdlijnen aan bod. Centraal staan de Wmo-doelen ‘samenhang in beleid’ en ‘meedoen in de maatschappij’.

• Daarnaast is er een aparte vragenlijst voor het onderdeel Wmo-voorzieningen. Deze vragenlijst geeft

inzicht in de aantallen ontvangers van en uitgaven aan individuele voorzieningen en een aantal collectieve

voorzieningen die in het kader van de Kanteling steeds vaker de individuele voorzieningen vervangen.

We voeren veel klantonderzoeken uit in het kader van de Wmo. Veel gemeenten nemen deel aan zowel de

benchmark als een klantonderzoek. Wij zijn daarom in staat om het klant- en gemeenteperspectief aan elkaar te

koppelen. Dit geeft inzage in de effecten van het beleid. Dit stelt gemeenten in staat de uitvoering en organisatie

van het beleid af te stemmen op de effecten die de gemeente wil bereiken.

Het Wmo-veld is in beweging. Gemeenten hebben steeds meer (sturings)informatie nodig. De Benchmark

Wmo levert voor elk moment van de beleidscyclus nuttige informatie op over de beleidskeuzes, organisatie,

prestaties en effecten voor álle negen prestatievelden van de Wmo. Deelnemende gemeenten kunnen zich

vergelijken met collega-gemeenten die deelnemen aan de benchmark. Het doel van de Benchmark Wmo is

drieledig:

• Leren van elkaar

• Verbeteren door vergelijken

• Instrument voor horizontale verantwoording

Iedere gemeente die meedoet krijgt een benchmarkrapport dat de eigen resultaten inzichtelijk maakt en de

resultaten vergelijkt met die van andere deelnemende gemeenten. Deze publicatie laat het landelijke beeld zien

dat uit de onderzoeken naar voren komt.

1 De Benchmark Wmo

Page 5: Jaarpublicatie Wmo

5Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

1.3 Deelnemers aan de benchmarkDit jaar deden 107 gemeenten mee aan de Benchmark Wmo. De meeste deelnemende gemeenten (41) bevinden

zich in het westen van Nederland. Naast deze regio is ook de regio Oost met 33 deelnemende gemeenten sterk

vertegenwoordigd in de benchmark.

De meeste deelnemers (61 gemeenten) bevinden zich in grootteklasse 2: gemeenten met 20.000 tot 50.000

inwoners. Deze middelgrote gemeenten zijn in de benchmark licht oververtegenwoordigd, met name ten opzichte

van de kleine gemeenten. De deelnemende gemeenten komen uit alle delen van het land.

De participerende gemeenten vormen geen willekeurige steekproef uit alle 408 gemeenten in Nederland. De

bevindingen vanuit de Benchmark Wmo zijn dus niet generaliseerbaar naar alle Nederlandse gemeenten. Vanwege

het hoge aantal deelnemers aan de Benchmark Wmo en de toch goede verdeling over de verschillende regio’s en

grootteklassen zijn de resultaten wel indicatief voor de rest van Nederland. Uiteraard geeft het de participanten

wel een indicatie van hoe zij ten opzichte van andere gemeenten presteren in de Wmo.

Deelnemende gemeenten per onderdeel

Onderdeel Aantal deelnemers

Basisbenchmark Wmo 107

Monitor Wmo-voorzieningen 69

Verdeling grootteklassen deelnemende gemeenten

Grootteklasse % Benchmark 2012 (N) % Nederland

0 - 20.000 inwoners 16% (17) 35% (142)

20.000 - 50.000 inwoners 57% (61) 47% (193)

50.000 - 100.000 inwoners 16% (17) 11% (46)

Meer dan 100.000 inwoners 11% (12) 7% (27)

Totaal 100% (107) 100% (408)

Tabel x. Verdeling regio’s deelnemende gemeenten

Regio % Benchmark (N) % Nederland

Noord 10% (11) 15% (62)

Oost 31% (33) 21% (87)

Zuid 21% (22) 39% (159)

West 38% (41) 25% (100)

Totaal 100% (107) 100% (408)

Page 6: Jaarpublicatie Wmo

6 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Vertegenwoordiging doelgroepen in Wmo-raad

Doelgroep 2011 % ja 2012 % ja

Bewoners 87% 85%

Ouders 60% 63%

Jongeren en jongvolwassenen (16-23 jaar) 40% 41%

Inwoners fysieke beperking 95% 95%

Inwoners verstandelijke beperking 71% 71%

Inwoners psychische of psychosociale problemen 77% 84%

Mantelzorgers 86% 91%

Vrijwilligers 82% 88%

Dak- en thuislozen, verslaafden 31% 30%

OGGz-cliënten 54% 58%

Slachtoffers huiselijk geweld 20% 19%

Anders 54% 59%

2 Resultaten benchmark

2.1 Algemene resultatenWe beginnen bij een aantal algemene resultaten die niet onder een prestatieveld vallen.

Beleidsparticipatie

Het betrekken van burgers bij de voorbereiding en uitvoering van haar Wmo-beleid noemen we beleidsparticipatie.

De manier waarop ze betrokken worden varieert. Uit onze onderzoeken komt naar voren dat burgers vooral

betrokken worden bij de voorbereiding en de vorming van het beleid. In mindere mate vragen gemeenten burgers

om advies en in een enkel geval is er sprake van co-creatie.

Wmo-raad

Van de deelnemende gemeenten heeft 99% een Wmo-raad. De Wmo-raad is voor gemeenten al enige jaren de meest

gekozen partner als het gaat om het betrekken van burgers bij de Wmo-beleidsontwikkeling. Wmo-raden kunnen

bestaan uit leden die vanuit persoonlijke titel in de raad zitten of uit burgers die doelgroepen vertegenwoordigen.

Langs de lijnen van de Basisbenchmark Wmo behandelen we resultaten van de onderzoeken die we bij

gemeenten in Nederland uitvoerden. We koppelen zoveel mogelijk gegevens van de benchmark aan die van de

monitor Wmo-voorzieningen, de klantonderzoeken, mantelzorgonderzoeken en participatiemonitor. Dit geeft

een integraal beeld weer van de staat van Wmo-Nederland.

Page 7: Jaarpublicatie Wmo

7Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

De doelgroepen die meer vertegenwoordigd lijken te worden ten opzichte van vorig jaar zijn mantelzorgers,

vrijwilligers en inwoners met psychische of psychosociale problemen. Dak- en thuislozen, verslaafden, OGGz-

cliënten en slachtoffers van huiselijk geweld (de doelgroepen van de Wmo-prestatievelden 7, 8 en 9) zijn net als

vorig jaar het minst vertegenwoordigd in Wmo-raden. Onder de kop “anders” vulden gemeenten onder andere

ouderen, allochtonen en mensen van de kerk in.

Wmo-raden worden door de gemeenten op verschillende manieren ondersteund. Net als vorig jaar stelt 97% van

de deelnemende gemeenten een budget beschikbaar aan de Wmo-raad.

Uitgaven Wmo

In de Basisbenchmark Wmo vragen we naar de totale Wmo-uitgaven. Onder de uitgaven verstaan we de

programma- en uitvoeringskosten, inclusief de directe personeelskosten. Het betreft de uitgaven voor alle

prestatievelden. Gemeentebrede overhead en kosten voor huisvesting vallen niet onder deze uitgaven. We zien

een lichte daling in de gerealiseerde uitgaven en het gat tussen begroting en realisatie neemt aanzienlijk af.

Vormen van ondersteuning Wmo-raad

2010 % ja 2011 % ja 2012 % ja

Coaching 47% 39% 28%

Deskundigheidsbevordering 80% 58% 54%

Facilitering in de vorm van gebruikmaken van

voorzieningen zoals een vergaderruimte

95% 91% 92%

Ambtelijke ondersteuning 89% 87% 81%

Budget Wmo-raad 93% 97% 97%

Vacatiegelden 70% 59% 62%

Hoogte van het budget voor de Wmo-raden per inwoner

Uitgaven Wmo-raad 2009 2010 2011 2012

Budget Wmo-raad € 0,32 € 0,28 € 0,26 € 0,22

Vacatiegelden - € 0,12 € 0,19 € 0,18

Page 8: Jaarpublicatie Wmo

8 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

We hebben een splitsing gemaakt tussen gekantelde en nog niet gekantelde gemeenten. Daaruit blijkt dat zowel

de begrote als de gerealiseerde uitgaven in gekantelde gemeenten lager liggen dan in de gemeenten die niet

gekanteld zijn. De verschillen zijn indicatief en niet significant.

IV3-posten

De benchmark levert ook gegevens op over de uitgaven met betrekking tot de zogenoemde IV3-posten (zoals

die aangeleverd worden aan het CBS). Het betreft de uitgaven voor huishoudelijke verzorging, voorzieningen

gehandicapten, sociaal-cultureel werk en maatschappelijke begeleiding en advies.

Uitgaven Wmo-breed per inwoner

Uitgaven Wmo-breed 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Begrote uitgaven voor dit jaar n.v.t.1 € 218,29 € 235,75 € 234,17 € 248,40 € 246,24

Realisatie uitgaven dit jaar € 208,77 € 230,07 € 233,16 € 252,17 € 244,77 n.v.t.

Uitgaven Wmo-breed per inwoner uitgesplitst naar gekantelde en nog niet gekantelde gemeenten

Uitgaven Wmo-breed Wel of niet gekantelde gemeenten

Wel Niet Totaal

Gemiddeld N Gemiddeld N Gemiddeld N

Begrote uitgaven 2013 € 246,24 78 € 265,92 24 € 244,77 102

Gerealiseerde uitgaven 2012 € 239,96 77 € 266,41 24 € 246,24 101

Uitgaven IV3-posten per inwoner

100

80

60

40

200

Maatschappelijke begeleiding en advies Huishoudelijke verzorging Sociaal-cultureel werk Voorzieningen gehandicapten

2009 2010 2011 2012

1 Dit is over 2008 niet uitgevraagd.

Page 9: Jaarpublicatie Wmo

9Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

2.2 Prestatieveld 1 – Leefbaarheid en sociale samenhang

Gemeentelijke inzet

De gemeentelijke inzet op het gebied van prestatieveld 1 meten we aan de hand van de aanwezigheid van bepaalde

acties. Over het algemeen blijft de inzet van de deelnemende gemeenten vergelijkbaar met vorig jaar.

We vragen in de Benchmark Wmo ook naar beleid op het gebied van leefbaarheid. Dit doen we in de vorm van

een aantal stellingen. Het beeld dat naar voren komt, is dat de deelnemers aan de Benchmark Wmo iets meer dan

gemiddeld in Nederland de buurt informeren en betrekken.

Activiteiten bevorderen leefbaarheid 2009 2010 2011 2012

Bevorderen van burgerparticipatie bij lokale activiteiten 98% 95% 98% 98%

Stimuleren van eigen initiatieven van burgers 93% 96% 98% 99%

Bevorderen van burgerplatforms 71% 78% 79% 77%

Bevorderen van netwerkvorming voor specifieke groepen 73% 76% 77% 83%

Zorgen voor goede buurtinformatie en buurtvoorlichting 89% 89% 93% 88%

Zorgen voor buurtbemiddeling 60% 65% 70% 71%

Bevorderen van buurtbeheer en buurttoezicht 60% 63% 72% 71%

Bevorderen dat bewoners zelf wijk-gedragscodes ontwikkelen 28% 29% 29% 36%

Bevorderen van buurt- en straatcontact activiteiten 83% 86% 90% 87%

Anders 21% 18% 27% 32%

Benchmark Wmo NL gemiddeld

(IVM)

Stelling 2010 2011 2012 2012

De gemeente heeft aandacht voor het verbeteren van de

leefbaarheid en veiligheid in de buurt

50% 50% 51% 49%

De gemeente informeert de buurt over de aanpak van

leefbaarheid en veiligheid in de buurt

47% 47% 47% 42%

De gemeente betrekt de buurt bij de aanpak van

leefbaarheid en veiligheid in de buurt

40% 41% 41% 35%

De gemeente is bereikbaar voor meldingen en klachten

over de leefbaarheid en veiligheid in de buurt

51% 53% 54% -

De gemeente reageert op meldingen en klachten over de

leefbaarheid en veiligheid in de buurt

35% 37% 39% -

De gemeente doet wat ze zegt bij het verbeteren van de

leefbaarheid en veiligheid in de buurt

30% 31% 32% -

Functioneren gemeente leefbaarheid en veiligheid (% (helemaal) mee eens)

Page 10: Jaarpublicatie Wmo

10 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

De sociale samenhang meten we met de schaalscore sociale cohesie waarbij 10 positief is en 0 negatief. Het blijkt

dat de sociale samenhang bij de deelnemers aan de Benchmark Wmo over de hele linie hoger is dan het landelijk

gemiddelde. De mate van fysieke verloedering (schaalscore waarbij 10 negatief is en 0 positief) is echter ook

hoger onder de deelnemers aan de benchmark.

Benchmark Wmo NL gemiddeld

(IVM)

2009 2010 2011 2012 2012

Sociale kwaliteit (0-10) 6,6 6,6 6,7 6,6 6,2

Fysieke verloedering (10-0) 3,9 3,8 3,4 3,4 2,9

Sociale overlast (10-0) - 1,9 1,8 1,7 1,4

Aandeel inwoners dat zich wel eens onveilig

voelt in hun buurt

- 18% 19% 18% 18%

Sociale cohesie en leefbaarheid

Page 11: Jaarpublicatie Wmo

11Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

2.3 Prestatieveld 2 – Preventieve ondersteuning jeugdGemeenten ondersteunen jeugdigen en hun ouders bij het opgroeien en het opvoeden. Prestatieveld 2 betreft

inspanningen die de gemeenten verrichten om jongeren in hun gemeente én hun ouders te ondersteunen. Er is

hierbij vaak extra aandacht voor risicojongeren.

Faciliteiten opvoedondersteuning

Gemeenten bieden verschillende vormen van opvoedondersteuning. Wij vroegen gemeenten aan te geven welke

vormen zij faciliteerden.

We zien een sterke stijging naar bijna 100% van alle uitgevraagde faciliteiten van opvoedondersteuning. Zo bieden

bijna alle deelnemende gemeenten opvoedcursussen, individuele begeleiding en ondersteuning en school-/jeugd-

of gezinsmaatschappelijk werk aan. Ook zijn er in bijna alle deelnemende gemeenten zorgadviesteams (ZAT’s)

aanwezig en organiseren vrijwel alle gemeenten zorgcoördinatie.

Naast de toename van het aantal faciliteiten, zien we ook een toename in het gebruik van opvoedondersteuning.

We merkten ook dat het zicht op dit gebruik stijgende is en bij veel gemeenten in volle ontwikkeling.

Faciliteiten 2009

% ja

2010

% ja

2011

% ja

2012

% ja

Voorlichting 98% 99% 100% 100%

(Fysieke) plek voor opvoedondersteuning 85% 93% 98% 97%

Opvoedtelefoon of digitale opvoedondersteuning 63% 83% 95% 97%

Opvoedcursussen 92% 94% 96% 98%

Individuele begeleiding en ondersteuning 98% 98% 98% 99%

School-/jeugd-/gezinsmaatschappelijk werk 98% 99% 99% 99%

Kinderwerk en jongerenwerk 96% 99% 98% 97%

Zorg Advies Teams 99% 99% 100% 98%

Zorgcoördinatie 92% 97% 98% 99%

Anders 33% 42% 42% 53%

Faciliteiten opvoedondersteuning

Gebruik opvoedondersteuning per 1.000 inwoners

2011 2012

Aantal deelnemers cursussen en trainingen 12 17,4

Aantal deelnemers VVE-programma’s 34 41,2

Aantal gezinnen met gezinsbegeleiding 7 10,6

Vragen opvoedtelefoon 10 14,5

Page 12: Jaarpublicatie Wmo

12 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Centrum voor Jeugd en Gezin

Iedere gemeente is vanaf 2011 verplicht ten minste één Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) binnen de gemeente

te hebben. Het CJG is een herkenbaar inlooppunt waar jongeren en ouderen terechtkunnen met vragen over

opgroeien en opvoeden.

De bezoekersaantallen van de fysieke inlooppunten zijn licht toegenomen ten opzichte van 2011. Hierbij moet

worden opgemerkt dat 29% van de CJG’s het aantal bezoekers (nog) niet registreert.

Bijna twee derde van de gemeenten registreert het aantal bezoekers en een meerderheid registreert de aard van

de vragen van ouders die binnenlopen bij het CJG. Het aantal ouders die na binnenlopen bij het CJG direct een

doorverwijzingsafspraak mee krijgen is licht gedaald. Bij veel CJG’s kunnen ouders een afspraak maken zodat er

voldoende tijd is om hun vraag te bespreken.

Gebruik CJG

2011 2012

Aantal gemeenten met een CJG - 94%

Aantal bezoekers fysieke inlooppunt (per 1.000 0 t/m 22-jarigen) 12 15

Fysieke inlooppunt niet beschikbaar - 6%

Aantal bezoekers fysieke inlooppunt niet geregistreerd 32% 29%

Inrichting CJG

2011 % Ja 2012 % Ja

De baliemedewerker van het CJG-inlooppunt registreert dagelijks het

aantal bezoekers

- 63%

De baliemedewerker van het CJG-inlooppunt registreert de aard van

de vragen van ouders die binnenlopen

- 81%

Ouders die binnenlopen bij het CJG-inlooppunt krijgen meteen een

doorverwijzingsafspraak mee

67% 62%

Ouders die binnenlopen bij het CJG-inlooppunt kunnen meteen een

gesprek krijgen

90% 84%

Het interieur van het CJG-inlooppunt is uitnodigend voor de hele

doelgroep

- 73%

Alle medewerkers van het CJG-inlooppunt die klantcontacten hebben

zijn geschoold in vraagverheldering

- 84%

Page 13: Jaarpublicatie Wmo

13Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Verzuim

Jeugdigen die ‘niet goed in hun vel zitten’ geven signalen af in de vorm van verzuim, schooluitval of crimineel

gedrag. Verzuim kan dus een indicatie zijn voor problematiek bij opgroeien en opvoeden.

De helft van de benchmarkgemeenten (51%) voldoet niet aan de ‘leerplichtnorm2’, die stelt dat 1 fte

leerplichtambtenaar op 3.800 leerplichtige leerlingen nodig is.

Verzuim 2009 2010 2011 2012

Aantal bureau HALT afdoeningen (per 1.000 leerplichtige

leerlingen)

0,7 0,6 1,1 0,9

Aantal processen-verbaal (per 1.000 leerplichtige leerlingen) 2,3 2,3 2,5 2,7

Aantal fte leerplichtambtenaren per 3.800 leerlingen - 0,3 0,3 0,3

Geen bureau Halt beschikbaar in gemeente of regio - - - 2%

Verzuim en verzuimbeleid per schooljaar

2 Opgesteld door Ingrado. Zie www.ingrado.nl

Page 14: Jaarpublicatie Wmo

14 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

2.4 Prestatieveld 3 – Informatie, advies en cliëntondersteuningSinds de Kanteling is er een steeds belangrijkere rol weggelegd voor informatie, advies en het ondersteunen

van cliënten. Prestatieveld 3 gaat dus over de prestaties van gemeenten met betrekking tot de verandering van

werkwijze die gepaard gaat met de Kanteling. Dit prestatieveld zegt nog niets over de effectiviteit van het inzetten

op deze diensten.

Vordering Kanteling

We vroegen gemeenten hoe ver zij waren met het implementeren van nieuwe werkwijzen ten behoeve van de

Kanteling. We zien een toename van gemeenten die zeggen dat ze gekanteld zijn, maar er is nog steeds een

aanzienlijke groep gemeenten die nog moet beginnen met de brede inzet van de gekantelde werkwijze.

De Kanteling is een nieuwe manier van werken die iedere gemeente op zijn eigen manier invult. We vroegen

gemeenten welke acties zij in werking hebben gesteld met betrekking tot de Kanteling.

Vordering implementatie werkwijze Kanteling

Invoering werkwijze Kanteling 2012 % ja

De Kanteling is in 2011 grotendeels/volledig ingevoerd 13%

De Kanteling is in 2012 grotendeels/volledig ingevoerd 44%

Afgelopen jaar zijn we steekproefsgewijs en/of op basis van een pilot met de gekantelde

werkwijze gaan werken

24%

Ja, wij gaan starten in het volgende jaar 19%

Nee, dat zijn we ook niet van plan 0%

Dubbel check

Uit het klanttevredenheidsonderzoek van SGBO blijkt dat twee derde van de cliënten een persoonlijk gesprek

krijgt thuis of elders.

Page 15: Jaarpublicatie Wmo

15Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Gemeenten stellen vaak in het kader van de Kanteling een competentieprofiel voor gespreksvoerders op. Bijna een

kwart van de gemeenten werkt nog niet met gespreksvoerders die aan dit profiel voldoen, terwijl bij de helft van

de gemeenten iedereen aan het profiel voldoet.

Toegang

De toegang voor burgers met een ondersteuningsvraag was traditioneel

geregeld via het Wmo-loket. Gemeenten denken nu opnieuw na over de functie

en de inrichting van het Wmo-loket onder invloed van de Kanteling en de

decentralisaties (AWBZ, Participatie en jeugd). Sommige gemeenten behouden de

centrale functie van het Wmo-loket, andere willen het loket dichter bij de burger

brengen en vormen het loket om tot wijksteunpunten. Ook zijn er gemeenten

die overwegen om de toegang dichter bij de organisaties die de ondersteuning

uitvoeren te leggen, zodat de centrale intake is verspreid en niet meer op één

punt is gelokaliseerd. Dit kan in de vorm van sociale wijkteams. De toegang tot

de Wmo met daarin de uitgangspunten van de werkwijze van de Kanteling staat

centraal bij de uitvoering van de aankomende decentralisatie AWBZ.

Stellingen in de vragenlijst over acties van de Kanteling

2012 % ja

Er is sprake (geweest) van een herijking van de prestatieafspraken met sociale partners 25%

Er is een communicatieplan beschikbaar 29%

Er is communicatie richting burgers 47%

Er is communicatie richting de doorverwijzers 36%

Samenwerkende partners nemen ook meldingen in behandeling 16%

De gemeente werkt met een gespreksleidraad waarin alle 8 resultaatgebieden zijn

opgenomen

52%

Gespreksvoerders hebben intervisie en/of casusbesprekingen 77%

Na elk gesprek wordt een gespreksverslag opgesteld 58%

De klant/burger krijgt een gespreksverslag 36%

Gemeente werkt met VNG-modelverordening gebaseerd op behalen resultaat i.p.v.

verstrekken voorzieningen

43%

Gemeente werkt met eigen verordening gebaseerd op behalen resultaat i.p.v. verstrekken

voorzieningen

32%

Meten is weten

Voor een effectieve

uitvoering van de

Kanteling is registratie en

monitoring van aantallen

cliënten erg belangrijk.

Inzicht in deze cijfers is

een vereiste om effecten

van de Kanteling te

meten.

Per 1.000 inwoners 2009 2010 2011 2012

Aantal informatie- en adviesvragen loket 126 145 108 115

Aantal aanvragen voorzieningen 43 45 45 28

Aantal ondersteuningsvragen per 1.000 inwoners

Page 16: Jaarpublicatie Wmo

16 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

We zien een duidelijke terugloop van het aantal aanvragen van voorzieningen.

Gedeeltelijk komt dit doordat steeds meer gemeenten een eigen bijdrage vragen,

maar dit is tevens een duidelijke cijfermatige indicatie dat er naar andere

oplossingen gezocht wordt dan alleen een voorziening. Meer dan driekwart

van de gemeenten voerde in 2012 keukentafelgesprekken. Het aantal van deze

gesprekken loopt per gemeente sterk uiteen. 57% van de gemeenten vraagt

de mantelzorger, indien deze er is, aanwezig te zijn bij het keukentafelgesprek.

In de helft van de gemeenten wordt het aantal keukentafelgesprekken nog niet

geregistreerd. Daar waar dat wel het geval is, is het gemiddeld aantal gevoerde

keukentafelgesprekken 14 per 1.000 inwoners3.

Oplossingsrichtingen

In het keukentafelgesprek worden verschillende oplossingsrichtingen verkend: wat kan men zelf op eigen kracht, wat

kan de omgeving, welke algemene of collectieve voorzieningen zijn beschikbaar? Als laatste wordt gekeken naar de

mogelijkheid een aanvraag te doen voor een individuele voorziening. Hoe gemeenten omgaan met een oplossing

voor burgers binnen hun eigen kracht, hun eigen netwerk of doorverwijzing naar algemene voorzieningen verschilt.

Gemeenten kunnen op verschillende manieren naar de eigen kracht en/of omgeving verwijzen, maar geven indien

nodig wel ondersteuning. De verhouding van deze oplossingsrichtingen is in onderstaande tabel weergegeven.

Verwijzing naar eigen kracht/algemene voorzieningen

2012

De gespreksvoerder geeft relevante informatie en/of contactgegevens door 16%

De gespreksvoerder zorgt voor een warme overdracht naar relevante organisaties/het

netwerk

24%

De gespreksvoerder kijkt actief samen met klant naar een oplossing en begeleidt hem of

haar hiermee

34%

De gespreksvoerder bepaalt zelf wat voor acties hij of zij onderneemt 13%

Beleidsmatig is hier niets over afgesproken 12%

3 Dit gemiddelde aantal is berekend naar verhouding van de invoerdatum.

Soort oplossingen

2012

Eigen kracht (zowel eigen kracht als binnen eigen netwerk) 30%

Algemene en/of collectieve voorziening 21%

Individuele voorziening 66%

Kan geen schatting doen van soort oplossingen 64%

Dubbel check

Uit het klanttevreden-

heids onderzoek van

SGBO blijkt dat twee

derde van de cliënten een

persoonlijk gesprek krijgt

thuis of elders.

Page 17: Jaarpublicatie Wmo

17Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Monitoring van effecten

Cliënten die een voorziening krijgen aangeboden moeten hier een positief effect van ondervinden. Deze effecten

worden gemonitord. De Kanteling heeft deze manier van evalueren bemoeilijkt, omdat er nu ook vragen via

het netwerk of op eigen kracht worden opgelost. Hoe bevallen deze oplossingen? Uit de benchmark blijkt dat

gemeenten vooral de complexere zorg goed evalueren en indien nodig bijsturen, maar dat ze weinig zicht hebben

op de minder complexe en in eigen kracht opgeloste problemen.

Ongeveer de helft van de gemeenten heeft zicht op de aard van de voorgestelde oplossingen uit de

keukentafelgesprekken. Bovenstaande tabel geeft de aard van de voorgestelde oplossingen weer. De percentages

tellen op tot meer dan 100, omdat een oplossing uit verschillende onderdelen kan bestaan, zoals zowel een

individuele voorziening als een algemene voorziening.

Van de benchmarkgemeenten hebben er 34 ook deelgenomen aan het klanttevredenheidsonderzoek. Hierin is de

vraag opgenomen waaruit de tevredenheid over de voorgestelde oplossing kan worden bepaald. Deze resultaten

hebben we gesplitst tussen gekantelde en nog niet gekantelde gemeenten.

Uit de cijfers blijkt dat er weinig verschil is in de tevredenheid over de geboden oplossing tussen wel en niet

gekantelde gemeenten. Veel gemeenten zijn nog op zoek naar alternatieve arrangementen. In veel gemeenten

waar een gekanteld gesprek wordt gevoerd krijgen cliënten nog de voorziening die ze in eerste instantie voor

ogen hadden.

In welke gevallen nazorg in 2012 Altijd Meestal Soms Nooit

Oplossing eigen netwerk, eigen kracht 4% 13% 49% 35%

Doorverwijzing algemene gebruikelijke voorzieningen 4% 7% 47% 42%

Oplossing algemene collectieve voorzieningen 6% 8% 54% 32%

Enkelvoudige vraag individuele voorziening 8% 19% 55% 18%

Complexe vraag individuele voorzieningen 17% 36% 40% 7%

Nazorg

Tevredenheid over de voorgestelde oplossing (Bron: Klantonderzoek)

Wel of niet gekantelde gemeenten

Wel Niet Totaal

Gemiddeld N Gemiddeld N Gemiddeld N

Zeer tevreden 19,7% 23 21,9% 11 20,4% 34

Tevreden 67,4% 23 66,7% 11 67,2% 34

Ontevreden 9,5% 23 8,4% 11 9,1% 34

Zeer ontevreden 3,4& 23 3,0% 11 3,3% 34

Page 18: Jaarpublicatie Wmo

18 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

2.5 Prestatieveld 4 – Mantelzorg en vrijwilligersMantelzorgers en vrijwilligers leveren een belangrijke bijdrage aan het welbevinden van mensen met een

ondersteuningsbehoefte. De Kanteling zorgt ervoor dat er in toenemende mate een beroep gedaan zal worden op

mantelzorgers en vrijwilligers.

Mantelzorg

Mantelzorgers zorgen voor een chronisch zieke, gehandicapte of

hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis.

Maar liefst één op de vijf inwoners is mantelzorger. De mantelzorger

is een belangrijke partner voor gemeenten in het lokale zorgbeleid.

De onderstaande tabel laat zien welke vormen van ondersteuning

de deelnemende gemeenten in 2012 boden aan mantelzorgers in de

gemeente.

Respijtzorg is de tijdelijke en volledige overname van de zorg van de mantelzorger met het doel die vrijaf te geven.

Het dient als preventief middel zodat mantelzorgers de zorg kunnen blijven volhouden en als opvangmiddel bij acute

situaties, bijvoorbeeld als de mantelzorger zelf ziek is. In onderstaande tabel wordt weergegeven welk aanbod van

respijtzorg aanwezig is en of er voldoende plaatsen zijn. Het betreft een snapshot van de staat van de respijtzorg.

Uit tevredenheidsonderzoeken

onder mantelzorgers van SGBO

blijkt dat bij een kwart van de

mantelzorgers er niets is geregeld

bij uitval. De zorg of hulp wordt

dan niet meer gegeven.

Ondersteuningsfaciliteiten mantelzorgers

Faciliteiten 2012 % ja

Respijtzorg thuis 93%

Respijtzorg buitenshuis 73%

Kinderopvang 13%

Cursussen 85%

Faciliteiten 19%

Vrijstelling sollicitatieplicht 27%

Lotgenotencontact 99%

Nazorg 74%

Begeleiding/ondersteuning 97%

Activiteiten gericht op ontspanning 93%

Aanwezig? Voldoende plaatsen?

Aanwezig Voldoende

plaatsen

Onvoldoende

plaatsen

Onbekend

Vrijwillige respijtzorg thuis 95% 58% 25% 17%

Professionele respijtzorg thuis 64% 28% 6% 66%

Respijtzorg buitenshuis (structureel) 81% 35% 14% 55%

Respijtzorg buitenshuis (incidenteel) 81% 33% 15% 52%

Meerdaagse voorzieningen 57% 18% 13% 69%

Samen op vakantie 42% 19% 9% 72%

Page 19: Jaarpublicatie Wmo

19Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Bijna alle gemeenten hebben de uitvoering van het mantelzorgbeleid ondergebracht bij het Steunpunt Mantelzorg.

In onderstaande tabel wordt weergegeven welke functies dit steunpunt heeft in de benchmarkgemeenten.

In 2012 kwamen er bij het Steunpunt Mantelzorg gemiddeld 8,3 vragen met betrekking tot mantelzorg binnen

per 1.000 inwoners. Het Wmo-loket kreeg gemiddeld 3,1 van dergelijke vragen per 1.000 inwoners. In de

benchmarkgemeenten staan gemiddeld 8,7 mantelzorgers per 1.000 inwoners geregistreerd bij het Steunpunt

Mantelzorg of bij de gemeente. Dit is minder dan 5% van het totale aantal mantelzorgers in Nederland.

Slechts 2% van de gemeenten geeft aan volledig zicht te hebben op zowel het aantal mantelzorgers met een

ondersteuningsbehoefte als de aard van die ondersteuningsbehoefte.

In onderstaande tabel zien we de begrote en gerealiseerde uitgaven van de deelnemende gemeenten per inwoner

in de afgelopen drie jaar.

Uit een splitsing tussen gekantelde en nog niet gekantelde gemeenten blijkt dat zowel de begrote als

gerealiseerde uitgaven aan mantelzorg in gekantelde gemeenten lager zijn dan in gemeenten die nog niet

gekanteld zijn. Deze verschillen zijn niet significant, maar geven een indicatie.

Functies Steunpunt Mantelzorg

Functie 2012 % ja

Regionale en landelijke contacten onderhouden en netwerken opbouwen 95%

Intensieve samenwerking met organisaties van cliëntondersteuners 92%

Begrip mantelzorg uitdragen/communicatie/pr 97%

Belangen behartigen van mantelzorgers 96%

Zelf nieuwe vrijwilligers werven (bijv. onder mantelzorgers) 90%

Platform organiseren 69%

Organiseren van inspraak voor mantelzorgers 58%

Behoefte-/tevredenheidsonderzoek doen onder mantelzorgers 69%

Ondersteuning bij regeltaken (bijv. mantelzorgmakelaar) 82%

2010 2011 2012 2013

Gerealiseerde uitgaven € 2,05 € 1,95 € 2,02 n.v.t.

Begrote uitgaven - € 2,13 € 2,00 € 2,12

Uitgaven mantelzorg

Wel of niet gekantelde gemeenten

Wel Niet Totaal

Gemiddeld N Gemiddeld N Gemiddeld N

Gerealiseerde uitgaven

mantelzorg in 2012 per inwoner

1,99 82 2,12 24 2,02 106

Begrote uitgaven mantelzorg in

2013 per inwoner

2,08 82 2,27 24 2,12 106

Uitgaven mantelzorg in gekantelde en nog niet gekantelde gemeenten

Page 20: Jaarpublicatie Wmo

20 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Vrijwilligers

De vrijwillige inzet van burgers is een onmisbaar deel van de samenleving en versterkt de zogenoemde ‘civil

society’. Het gaat om vrijwillige inzet, die niet voortvloeit uit gezin, familie, vrienden, overheid of het bedrijfsleven.

Gemeenten spelen een belangrijke rol in het scheppen van gunstige voorwaarden voor vrijwillige initiatieven en

het samenbrengen van partijen. Onderstaande tabel geeft weer welke vormen van ondersteuning door gemeenten

worden aangeboden.

Een steunpunt of andere ondersteuningsorganisatie waar vrijwilligers terechtkunnen voor vragen, advies of

ondersteuning is een belangrijk onderdeel van het gemeentelijk vrijwilligersbeleid. Tabel ‘Functies Steunpunt

Vrijwilligers’ geeft weer aan welke functies de ondersteuningsorganisaties invulling geven.

Ondersteuningsfaciliteiten voor vrijwilligers

Faciliteiten 2012 % ja

Kinderopvang 6%

Deskundigheidsbevordering 91%

Faciliteiten (parkeerkaarten, kortingspassen, et cetera) 10%

Vrijstelling sollicitatieplicht 18%

Vrijwilligersonderscheiding/prijzen/vrijwilliger van het jaar 78%

Cursussen voor medewerkers van een vrijwilligersorganisatie 85%

Informatie over wet- en regelgeving 91%

Cursussen voor individuele vrijwilligers 76%

Wervingscampagne 90%

Reiskostenvergoeding 24%

Administratieve ondersteuning 28%

Financiële middelen voor ondersteuning 40%

Hulp bij organisatie 73%

Functie 2012 % ja

Bemiddelen en makelen van vrijwilligers en organisaties 97%

Bemiddelen en makelen van maatschappelijke stages 93%

Bemiddelen en makelen van bedrijven (Maatschappelijk Betrokken Ondernemen) 65%

Belangenbehartiging 79%

Promoten van het vrijwilligerswerk 96%

Verminderen regeldruk bij vrijwilligersorganisaties 67%

Frontoffice/backoffice organiseren 52%

Behoefte-/tevredenheidsonderzoek onder vrijwilligersorganisaties 58%

Regionale en landelijke contacten onderhouden en netwerken opbouwen 90%

Platform organiseren 69%

Samenwerking met het mantelzorgsteunpunt 91%

Onderzoek doen onder vrijwilligers 58%

Organiseren van inspraak door vrijwilligers 46%

Functies Steunpunt Vrijwilligers

Page 21: Jaarpublicatie Wmo

21Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

De uitgaven van de gemeenten aan de ondersteuning van de vrijwillige sector blijven de afgelopen jaren gelijk.

We zien ook in de begrote uitgaven voor 2013 geen stijging van de geplande investeringen.

Onderstaande tabel geeft de uitgaven per inwoner aan vrijwilligerswerk in gekantelde en nog niet gekantelde

gemeenten weer. De verschillen zijn indicatief en niet significant.

Uitgaven 2010 2011 2012 2013

Gerealiseerde uitgaven € 2,66 € 2,50 € 2,44 n.v.t.

Begrote uitgaven - € 2,93 € 2,58 € 2,51

Uitgaven ondersteuning vrijwilligerswerk per inwoner

Wel of niet gekantelde gemeenten

Wel Niet Totaal

Gemiddeld N Gemiddeld N Gemiddeld N

Gerealiseerde uitgaven

vrijwilligers in 2012 per inwoner

€ 2,52 81 € 2,16 24 € 2,44 105

Begrote uitgaven vrijwilligers

in 2013 per inwoner

€ 2,61 81 € 2,16 24 € 2,51 105

Gerealiseerde en begrote uitgaven vrijwilligers

Page 22: Jaarpublicatie Wmo

22 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

2.6 Prestatieveld 5 en 6 - Algemene en individuele maatregelen ter bevordering van deelname aan het maatschappelijke verkeer en het bevorderen van het zelfstandig functioneren

De resultaten uit dit hoofdstuk komen voornamelijk uit de monitor Wmo-voorzieningen.

Eigen bijdrage

Steeds meer gemeenten heffen een eigen bijdrage om de uitgaven voor de individuele voorzieningen beheersbaar

te houden. De eigen bijdrage mag voor alle individuele voorzieningen worden toegepast, behalve voor een rolstoel.

De wet stelt uiterste grenzen aan het heffen van eigen bijdragen. Bijna alle gemeenten hanteren deze grenzen in hun

beleid, zodat ze maximaal gebruik kunnen maken van de mogelijkheden van de eigen bijdrageregeling.

Uitgaven

De totale uitgaven voor de Wmo-voorzieningen bestaan uit uitvoeringskosten en programmakosten. De

uitvoeringskosten zijn de directe personeelskosten, de kosten voor externe indicatie en overige kosten die

gerelateerd zijn aan de uitvoering en geen betrekking hebben op de voorziening zelf. Onder de programmakosten

vallen de kosten voor hulp bij het huishouden en de Wrv-voorzieningen: Woonvoorzieningen, rolstoelen,

individuele vervoersvoorzieningen en collectief vervoer. Het grootste deel van de uitgaven is voor de hulp bij

het huishouden. In vergelijking met 2011 zien we dat naar verhouding iets meer uitgaven naar de hulp bij het

huishouden gaan en minder naar de Wrv-voorzieningen.

2009

% ja

2010

% ja

2011

% ja

2012

% ja

Hulp bij het huishouden 99% 100% 99% 100%

Roerende zaken 32% 40% 58% 82%

Onroerende woonvoorziening 47% 52% 71% 89%

Individuele vervoersvoorziening 33% 39% 59% 80%

Eigen bijdragen voor individuele voorzieningen

2008 2009 2010 2011 2012

Inkomsten € 11,24 € 11,64 € 13,85 € 16,93 € 18,87

Inkomsten uit eigen bijdragen voor individuele voorzieningen

Uitgaven

Wmo-voorzieningen

Uitvoeringskosten

Programmakosten: Aandeel HH

Programmakosten: Aandeel Wrv

25%

12%

63%

Page 23: Jaarpublicatie Wmo

23Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

De uitgaven voor de uitvoering beslaan 12% van het totaal. Dat is ongeveer hetzelfde deel als in voorgaande jaren.

We zien we dat de ontwikkeling dat gemeenten meer zelf indiceren zich nog steeds doorzet. Gemiddeld indiceren

gemeenten 90% van de aanvragen voor hulp bij het huishouden zelf; voor hulpmiddelen is dit 87%. Vorig jaar waren

deze cijfers respectievelijk 85% en 82%. Vrijwel alle gemeenten laten de keukentafelgesprekken voeren door de

Wmo-consulent en bijna de helft van de deelnemende gemeenten voert alle gesprekken bij de cliënten thuis.

De programmakosten vertonen een flinke stijging in 2010 door de wetswijziging met betrekking tot de inzet van

alfahulpen. Daarna stabiliseren de uitgaven in 2011. Tot en met 2011 zijn de uitgaven aan de Wrv-voorzieningen

redelijk constant. In 2012 zien we met name bij deze post een flinke daling. In combinatie met de licht stijgende

inkomsten lijkt er in 2012 sprake te zijn van een nog sterkere daling in de netto-uitgaven.

Uit de benchmark blijkt dat 72% van de programmakosten naar huishoudelijke hulp gaat.

2008 2009 2010 2011 2012

Uitvoeringskosten € 18,89 € 17,41 € 17,53 € 17,75 € 18,07

- Directe personeelskosten € 14,23 € 13,40 € 14,09 € 14,69 € 15,97

- Externe indicatiekosten € 2,98 € 2,51 € 1,90 € 1,63 € 1,14

- Overige uitvoeringskosten € 2,14 € 1,36 € 1,48 € 1,60 € 0,97

Ontwikkeling uitvoeringskosten per inwoner

2008 2009 2010 2011 2012

Programmakosten € 122 € 130 € 137 € 137 € 129

- Hulp bij het huishouden € 78 € 77 € 91 € 96 € 93

- Wrv-voorzieningen € 46 € 45 € 45 € 43 € 36

Ontwikkeling programmakosten per inwoner

Programmakosten

uitgesplist HH natura

HH pgb

Woonvoorzieningen

Rolstoelen (incl. sportvoorzieningen)

Individuele vervoersvoorzieningen

Collectief vervoer

9%

8%

5%

6%

12%60%

Page 24: Jaarpublicatie Wmo

24 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Door de gemeenten te splitsen in wel of niet gevoerde keukentafelgesprekken maken we een onderscheid tussen wel of

niet gekanteld. In onderstaande tabel zijn de verschillen opgenomen. De gekantelde gemeenten geven gemiddeld minder

uit aan het programma, hulp bij huishouden en Wrv-voorzieningen. Deze verschillen zijn indicatief en nog niet significant.

Aanvragen

We merken dat mede door de Kanteling de werkprocessen en registratiesystemen van gemeenten steeds meer

uiteenlopen. Ook het moment waarop een vraag van een burger (melding) een formele aanvraag voor een

individuele voorziening wordt, verschilt per gemeente.

Uit bovenstaande tabel blijkt dat het aantal nieuwe aanvragen voor hulp bij het huishouden en Wrv-voorzieningen

blijft teruglopen. Mogelijke oorzaak zijn de eigen bijdragen voor de verschillende voorzieningen waardoor mensen

terughoudend zijn in het aanvragen van een voorziening. Ook de Kanteling kan een rol spelen. Op basis van

een melding volgt (meestal) een keukentafelgesprek. In dat gesprek worden verschillende oplossingsrichtingen

verkend: wat kan men op eigen kracht, wat kan de omgeving, welke algemene of collectieve voorzieningen zijn

beschikbaar? Als laatste wordt gekeken naar de mogelijkheid om een aanvraag te doen voor een individuele

voorziening.

Om te beoordelen in hoeverre de Kanteling een rol speelt bij de hierboven genoemde daling in aanvragen hebben

we een uitsplitsing gemaakt tussen gekantelde en nog niet gekantelde gemeenten. Voor onderstaande tabel

hebben we de gegevens uit de basisbenchmark gebruikt. Uit deze gegevens blijkt dat het aantal aanvragen IV in

gekantelde gemeenten met gemiddeld 26,01 per 1.000 inwoners lager is dan in nog niet gekantelde gemeenten.

Daar is sprake van gemiddeld 36,79 aanvragen per 1.000 inwoners.

2009 2010 2011 2012

Nieuwe aanvragen HH 12,0 10,9 9,2 7,9

- % afgewezen aanvragen HH 5,9% 4,9% 5,0% 4,5%

Nieuwe aanvragen Wrv 23,2 21,9 19,2 16,3

- % afgewezen aanvragen Wrv 10,2% 9,1% 10,5% 8,1%

Aantal nieuwe aanvragen voor hulp bij het huishouden en Wrv-voorzieningen per 1.000 inwoners

Wel of niet gekantelde gemeenten

Wel Niet Totaal

Gemiddeld N Gemiddeld N Gemiddeld N

Programmakosten € 125,93 33 € 146,78 10 € 130,78 43

Hulp bij het huishouden € 90,38 43 € 104,96 11 € 93,35 54

Wrv-voorzieningen € 35,23 35 € 39,91 10 € 36,27 45

Page 25: Jaarpublicatie Wmo

25Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Ook voor de cijfers uit de monitor Wmo-voorzieningen hebben we een splitsing gemaakt tussen gekantelde en nog

niet gekantelde gemeenten. Onderstaande tabel brengt de aanvragen Wrv-voorzieningen en het aantal aanvragen

Hulp bij het huishouden in beeld. Ook hier zien we dat het aantal aanvragen in gekantelde gemeenten lager ligt.

Wel of niet gekantelde gemeenten

Wel Niet Totaal

Gemiddeld N Gemiddeld N Gemiddeld N

Aanvragen IV

vanuit basis benchmark

26,01 76 36,79 22 28,43 98

Aantal aanvragen IV gesplitst in wel of niet gekantelde gemeente

Wel of niet gekantelde gemeenten

Wel Niet Totaal

Gemiddeld N Gemiddeld N Gemiddeld N

Totaal ingediende aanvragen

Wrv-voorzieningen vanuit

Wmo-voorzieningen

21,55 46 22,52 11 21,74 57

Totaal ingediende aanvragen

Hulp bij het huishouden vanuit

Wmo-voorzieningen

16,95 44 17,99 11 17,16 55

Totaal aantal ingediende Wrv en HH aanvragen gesplitst in wel of niet gekantelde gemeenten

Wel of niet gekantelde gemeenten

Wel Niet Totaal

Gemiddeld N Gemiddeld N Gemiddeld N

Totaal toegekende aanvragen

Wrv-voorzieningen vanuit

Wmo-voorzieningen

16,06 46 16,64 11 16,17 57

Totaal toegekende aanvragen

Hulp bij het huishouden vanuit

Wmo-voorzieningen

12,10 44 16,54 11 12, 99 55

Totaal aantal toegekende Wrv en HH aanvragen gesplitst in wel of niet gekantelde gemeenten

Page 26: Jaarpublicatie Wmo

26 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Algemene voorzieningen

Door de Kanteling worden algemene voorzieningen steeds belangrijker. Binnen bijna alle gemeenten zijn

tegenwoordig wel voorzieningen beschikbaar als maaltijdservice, zowel aan huis als op een gezamenlijke locatie,

klussendienst, sociale alarmering, boodschappendienst en dagbesteding. De wijkbus en kortingspas voor

activiteiten zijn nog niet in alle gemeenten gemeengoed.

Algemene voorzieningen worden in steeds grotere mate aangeboden door particulieren. De gemeente is niet in

alle gevallen financieel betrokken bij de algemene voorziening.

We vroegen ook naar het gebruik en de uitgaven van deze ondersteunende diensten. Niet alle gemeenten hebben

hier zicht op. In de totale groep zien we dat meer gemeenten financieel betrokken zijn bij de maaltijdendienst en

klussendienst. Daarentegen geven ze minder uit aan deze voorzieningen dan in 2011.

Aanwezigheid algemene voorzieningen

Algemene voorziening 2010 % ja 2011 % ja 2012 % ja

Maaltijdservice aan huis 88% 96% 98%

Maaltijdservice op gezamenlijke locatie 71% 93% 94%

Klussendienst 73% 91% 98%

Wasserette 75% 35% 34%

Sociale alarmering 40% 93% 93%

Boodschappendienst 74% 86% 93%

Dagbesteding 80% 91% 94%

Wijkbus - - 54%

Kortingspas voor activiteiten - - 31%

Financiële betrokkenheid algemene voorzieningen

2011 % Ja 2012 % Ja

Maaltijdservice aan huis 52% 56%

Maaltijdservice op gezamenlijke locatie 55% 63%

Klussendienst 66% 79%

Wasserette 11% 5%

Sociale alarmering/telefooncirkel 45% 45%

Boodschappendienst 42% 39%

Dagbesteding 68% 64%

Wijkbus - 36%

Kortingspas voor activiteiten - 27%

Page 27: Jaarpublicatie Wmo

27Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Individuele voorzieningen

Hulp bij het huishouden is een omvangrijke kostenpost binnen de individuele voorzieningen (72%). De uitgaven

in 2010 lieten een forse stijging zien ten opzichte van 2009. Deze stijging werd voornamelijk veroorzaakt door de

hogere tarieven die de gemeenten in 2010 hanteerden. In 2011 zette deze stijging zich voort, maar was de stijging

minder groot. In 2012 laten de uitgaven voor hulp bij het huishouden voor het eerst een lichte daling zien. In

onderstaande figuur is te zien hoe de uitgaven voor hulp bij het huishouden zich sinds 2008 hebben ontwikkeld.

We onderscheiden twee vormen van huishoudelijke hulp: in natura en hulp via een persoonsgebonden budget

(pgb). Daarnaast onderscheiden we eenvoudige hulp (HH1) en hulp bij het huishouden inclusief de organisatie

daarvan (HH2). HH1 is voordeliger dan HH2. De daling van de uitgaven voor hulp bij het huishouden wordt deels

veroorzaakt door een verschuiving van het aantal uren van HH2 naar eenvoudige hulp (HH1) en deels door minder

uren pgb.

Ontwikkeling uitgaven Huishoudelijke hulp per inwoner en per cliënt

€ 120,00

€ 100,00

€ 80,00

€ 60,00

€ 40,00

€ 20,00

€ 0,00

€ 4.000,00

€ 3.500,00

€ 3.000,00

€ 2.500,00

€ 2.000,00

€ 1.000,00

€ 500,00

€ 0,00

2008 2008

Per inwoner Per cliënt

2010 20102012 20122009 20092011 2011

2008 2009 2010 2011 2012

Aantal geleverde uren HH1 zorg in natura 1.959 2.113 2.308 2.536 2.622

Aantal geleverde uren HH2 zorg in natura 1.566 1.350 1.345 1.001 932

Aantal geleverde uren HH pgb - - 767 840 750

Cliënten met pgb N.v.t. 16% 17% 18% 17%

Onderscheid informele/formele hulp N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. 25%

Aantal nieuwe toekenningen 14,2 11,2 10,0 8,4 6, 4

Kengetallen hulp bij het huishouden per 1.000 inwoners

Page 28: Jaarpublicatie Wmo

28 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Het dalende aantal nieuwe toekenningen per 1.000 inwoners voor hulp bij het huishouden (6,4) wordt deels

verklaard doordat in 2012 de herindicaties buiten beschouwing worden gelaten. Nemen we de herindicaties mee,

dan wordt het aantal nieuwe toekenningen per 1.000 inwoners 7,5. Dit is nog steeds een afname ten opzichte van

2011, die met name veroorzaakt lijkt te worden doordat men minder snel voor hulp in aanmerking komt.

Woonvoorzieningen, rolstoelen, vervoersvoorzieningen

Eerder zagen we al dat de uitgaven voor Woonvoorzieningen, rolstoelen en vervoersvoorzieningen (Wrv-

voorzieningen) in 2012 met € 36,- per inwoner beduidend lager lagen dan in 2011 (€ 43,-). In onderstaande figuur

is de ontwikkeling van de uitgaven onderverdeeld in de vier onderliggende categorieën: woonvoorzieningen,

rolstoelen (inclusief sportvoorzieningen), individuele vervoersvoorzieningen en het collectief vervoer.

In 2012 zien we voor alle Wrv-voorzieningen een daling van de uitgaven, behalve voor het collectief vervoer. De

uitgaven voor individuele vervoersvoorzieningen per inwoner liggen voor het eerst lager dan de uitgaven voor het

collectief vervoer (€ 11,83 per inwoner )

Cliënttevredenheid over hulp bij het huishouden

Uit de klantonderzoeken van SGBO blijkt dat cliënten hun hulp bij het huishouden gemiddeld met

een 7,8 waarderen. Dit rapportcijfer is al sinds 2008 onveranderd. Doorslaggevende factoren voor de

cliënttevredenheid zijn de kwaliteit van het schoonmaakwerk en de inzet van de medewerker.

Ontwikkeling uitgaven Wrv-voorzieningen per inwoner

€ 16,-

€ 14,-

€ 12,-

€ 10,-

€ 8,-

€ 6,-

€ 4,-

€ 2,-

0

2006 2008 2010 2011 20122007 2009

Woonvoorzieningen

Rolstoelen (incl. sportvoorziening)

Individuele vervoersvoorzieningen

Collectief vervoer

Uitgaven WRV-

voorzieningen per

type voorziening

Woningaanpassing

Verhuizing en inrichting

Rolstoelen (incl. sportvoorzieningen)

Scootmobielen/open buitenwagens

Geldsomverstekkingen/fin. tegemoetkomingen

Overige individuele vervoersvoorzieningen

Collectief vervoer

19%

2%

32%

7%

5%

19%

16%

Page 29: Jaarpublicatie Wmo

29Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Woonvoorzieningen

De uitgaven aan woonvoorzieningen dalen sinds 2008 en deze daling zet sterker door in 2012. Eenvoudige vragen

lijken steeds vaker door de burger zelf te worden opgelost. Ook sturen gemeenten meer op andere oplossingen,

zoals verhuizen in plaats van kostbare woningaanpassingen. Per woonvoorziening zijn de kosten wel toegenomen,

omdat de simpele aanpassingen steeds vaker zelf opgelost lijken te worden, terwijl de meer ingrijpende

aanpassingen door gemeenten nog wel worden vergoed.

Rolstoelen

De daling van uitgaven voor rolstoelen is in 2010 al ingezet en zet zich voort in 2012. Ook het aantal nieuw

toegekende rolstoelen is in 2012 met 24% gedaald, terwijl het aantal uitstaande rolstoelen op een vergelijkbaar

niveau blijft als in de voorgaande jaren. De daling van de uitgaven kan mogelijk verklaard worden door lagere

inkoopprijzen. Ook zien we dat gemeenten de onderhoudscontracten herzien en periodiek onderhoud vervangen

door onderhoud/reparatie op ‘verzoek’. Dit verklaart de daling in de nieuwe toekenningen echter niet. Mogelijk

wordt bij de toekenning vaker gekeken naar incidenteel gebruik, dat niet onder de Wmo valt. Een andere

mogelijkheid is de opkomst van de tweedehandsmarkt. Het is tegenwoordig makkelijker om zelf tweedehands een

(goede) rolstoel te kopen. Een andere mogelijke verklaring voor de daling van het aantal nieuwe toekenningen is

de terughoudendheid van burgers vanwege ‘verhalen’ over eigen bijdragen. Deze zijn echter niet van toepassing

voor rolstoelen, maar mogelijk weten burgers dit niet.

2008 2009 2010 2011 2012

Uitgaven woonvoorzieningen € 13,59 € 12,95 € 12,62 € 11,12 € 8,46

Woningaanpassingen en roerende

woonvoorzieningen

N.v.t. € 11,89 € 11,78 € 10,77 € 7,31

Vergoedingen voor verhuizing en inrichting € 0,83 € 0,97 € 0,85 € 0,87 € 0,64

Aantal verstrekte woonvoorzieningen

per 1.000 inwoners

6,8 7,0 7,4 6,0 4,2

Uitgaven per inwoner en aantal verstrekte woonvoorzieningen

Levensloopbestendig bouwen

Van de benchmarkgemeenten voert 88% beleid op het terrein van levensloopbestendig en/of aanpasbaar

bouwen. Dit zal op de lange termijn de vraag naar woningaanpassingen (19% van de Wrv-voorzieningen

uitgaven) doen dalen. Het aantal gemeenten dat zicht heeft op het aandeel levensloopbestendige woningen of

aangepaste of aanpasbare woningen is echter klein. Zo’n 40% van de gemeenten heeft zicht op het aandeel

aangepaste of aanpasbare huurwoningen en 50% op het aandeel levensloopbestendige huurwoningen. Er is

beduidend minder zicht op het aandeel aangepaste, aanpasbare of levensloopbestendige koopwoningen, dat

ligt zo tussen de 20% en 25%. Door gebrek aan deze kennis is het lastig om te zoeken naar passende woningen.

Page 30: Jaarpublicatie Wmo

30 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Vervoersvoorzieningen

Binnen de Wmo maken we een onderscheid tussen individuele en collectieve

voorzieningen. De scootmobiel valt onder individueel vervoer, naast overige

individuele vervoersvoorzieningen in natura (bruikleenauto’s, driewielfietsen

en dergelijke) en geldsomverstrekkingen (kilometervergoeding, taxigebruik,

autoaanpassingen).

De uitgaven voor individueel vervoer per inwoner zijn

in 2012 met € 10,52 beduidend lager dan voorgaande

jaren. Deze daling is te herleiden naar het steeds

minder toekennen van nieuwe scootmobielen. Steeds

meer gemeenten vragen een eigen bijdrage voor de

scootmobiel en bovendien wordt het gebruik van de

scootmobiel beter en actiever gemonitord.

Rolstoelen 2008 2009 2010 2011 2012

Uitgaven rolstoelen € 9,39 € 9,21 € 8,98 € 8,41 € 7,10

Aantal nieuwe rolstoelen – 3,6 4 3,4 2,6

Aantal uitstaande rolstoelen per 1.000 inwoners 11,5 13,0 12,1 12,2 12,0

Uitgaven per inwoner en aantallen voor rolstoelen

2008 2009 2010 2011 2012

Uitgaven individuele vervoersvoorzieningen per

inwoner

€ 13,94 € 14,22 € 12,84 € 12,33 € 10,52

- Waarvan scootmobielen N.v.t. € 7,63 € 8,08 € 8,10 € 6,05

- Aantal nieuwe scootmobielen 2,2 2,5 2,4 2,3 1,8

Aantal uitstaande individuele

vervoersvoorzieningen per 1.000 inwoners

15,9 20,3 16,3 13,6 16,3

- Waarvan scootmobielen 7,6 8,9 8,2 8,0 7,9

- Herverstrekkingen

(rolstoelen/ scootmobielen)

52/54 65/68

Uitgaven voor individuele vervoersvoorzieningen

Uit het klantonderzoek

van SGBO blijkt dat 88%

van de ondervraagden de

scootmobiel dagelijks of

wekelijks gebruikt.

Creatieve oplossingen individueel vervoer

We zien een forse stijging van het aantal

herverstrekte rolstoelen en scootmobielen.

Steeds meer gemeenten kiezen ervoor

om rolstoelen en/of scootmobielen op een

collectieve wijze te verstrekken.

Page 31: Jaarpublicatie Wmo

31Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Collectief vervoer

De uitgaven voor het collectief vervoer zijn de enige Wrv-uitgaven die dit jaar niet dalen, ze blijven

nagenoeg gelijk. Dit geldt ook voor het aantal uitstaande collectieve vervoersvoorzieningen. 87% van de

benchmarkgemeenten heeft een collectief vervoerssysteem.

2008 2009 2010 2011 2012

Uitgaven collectief vervoer € 11,10 € 10,32 € 11,79 € 11,72 € 11,83

Aantal collectieve vervoersvoorzieningen per

1.000 inwoners

37,8 34,6 39,5 35,5 35,1

Uitgaven per inwoner en aantallen voor collectief vervoer

Waardering voor collectief vervoer

Het rapportcijfer voor collectief vervoer is dit jaar wederom een 7,1. In 2008 was het rapportcijfer nog een 6,7.

32% van de ondervraagden gebruikt dagelijks of wekelijks het collectief vervoer. De wachttijden en omrijtijden

hebben de grootste invloed op het rapportcijfer van het collectief vervoer en de prijs de minste.

Toegankelijkheid

Steeds meer gemeenten hebben schriftelijke afspraken gemaakt om de fysieke toegankelijkheid van ruimten,

gebouwen en openbaar vervoer voor mensen met beperkingen te bevorderen. De tevredenheid over de

toegankelijkheid wordt nog niet zo vaak gemeten. Van de gemeenten doet 57% dit voor openbare gebouwen,

55% voor openbare ruimten, 40% meet de tevredenheid over de toegankelijkheid in het openbaar vervoer en

een kwart over de toegankelijkheid van private gebouwen met een publieke functie. Dit lijkt echter wel gestegen

te zijn ten opzichte van vorig jaar (beleid).

Klanttevredenheid over de toegankelijkheid

De tevredenheid over de toegankelijkheid wordt nog niet zo vaak gemeten. Uit het klantonderzoek Wmo van

SGBO blijkt dat 83% van de cliënten met een scootmobiel soms of vaak problemen met de openbare ruimte

ervaart en 64% ervaart soms of vaak problemen met openbare gebouwen. Voor cliënten met een rolstoel zijn

deze cijfers respectievelijk 85% en 68%.

Page 32: Jaarpublicatie Wmo

32 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

2.7 Prestatievelden 7, 8 en 9 – Maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingsbeleid

Gemeenten hebben met de Wmo de verantwoordelijkheid voor kwetsbare mensen binnen hun grenzen. Er zijn in

de Wmo drie prestatievelden opgenomen rond deze bijzondere doelgroepen:

• Prestatieveld 7: het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en het voeren van beleid

ter bestrijding van geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd.

• Prestatieveld 8: het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden

van psychosociale hulp bij rampen.

• Prestatieveld 9: het bevorderen van verslavingsbeleid.

Maatschappelijke opvang

Beschikbare plaatsen maatschappelijke opvang in de regio

Het percentage gemeenten dat aangeeft dat er voldoende plaatsen maatschappelijke opvang in de regio zijn,

komt uit op 61%. Dat komt overeen met het percentage in het jaar ervoor, toen het wat lager uitviel dan in 2010

en 2009. We zien een lichte stijging van het aantal gemeenten dat aangeeft de spreiding van voorzieningen niet

gezamenlijk met de centrum- of regiogemeente uit te voeren. 24% in 2011, 31% in 2012.

Samenwerking tussen centrumgemeenten en regiogemeenten

De verantwoordelijkheid voor deze doelgroep is toebedeeld aan 43 centrumgemeenten voor de verslavingszorg en

maatschappelijk opvang en 35 centrumgemeenten voor de vrouwenopvang. Daarin werken de centrumgemeenten

samen met omliggende regiogemeenten, die zelf verantwoordelijk zijn voor de preventie, signalering en nazorg na

opvang of begeleiding. Een goede samenwerking tussen centrum- en regiogemeente is belangrijk voor de juiste

ondersteuning voor kwetsbare personen in gemeente en regio.

Gevraagd naar de samenwerking tussen beiden bij enkele concrete activiteiten blijkt dat de samenwerking

meer opschuift van ‘grotendeels’ gezamenlijk’ naar ‘enigszins’ gezamenlijk. Dat geldt voor het vaststellen van

de doelen in de regio, het verkrijgen van het zicht op de problematiek van de doelgroep en het overleg met

woningcorporaties over het voorkomen van huisuitzettingen. Het omgekeerde doet zich voor bij het spreiden van

opvangvoorzieningen in de regio. Het lijkt erop dat egiogemeenten zich onafhankelijker zijn gaan opstellen ten

opzichte van centrumgemeenten in de voorbereiding op de decentralisatie van de functie begeleiding.

Page 33: Jaarpublicatie Wmo

33Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Regiobinding

Bijna driekwart van de deelnemende centrumgemeenten werkt volgens het principe van regiobinding en hiervan

maakt 83% gebruik van de handreiking landelijke toegankelijkheid en regiobinding van de VNG. Van personen die

zich melden bij de opvang wordt verlangd dat zij sociale en economische binding met een regio hebben (gehad)

(inschrijving GBA, plaats van geboorte, woonplaats familie) en ook eerdere contacten met hulp en zorgverlening.

Taakverdeling en samenwerking regio en gemeenten

Er tekent zich een duidelijkere taakverdeling af in de activiteiten die uitgevoerd worden door gemeenten, de

regio of door gemeenten en regio. De regio stelt voorzieningen vrouwenopvang beschikbaar en organiseert

het Steunpunt Huiselijk Geweld. Gemeenten en regio ondernemen gezamenlijk actie als het gaat om

ketensamenwerking, casusoverleg, werken met casemanagers en voorlichting geven over huiselijk geweld.

Samenwerking Politie en Steunpunt Huiselijk Geweld

De samenwerking tussen het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en de politie vormt een belangrijke schakel in de

ketenaanpak van huiselijk geweld. Wanneer een melding van huiselijk geweld niet leidt tot een aangifte, kan het

SHG in sommige gevallen al wel positief interveniëren in het huishouden. Bij 77% van de deelnemende gemeenten

geeft de politie meldingen van huiselijk geweld altijd of vaak door aan het SHG. In bijna een kwart van de gevallen

gebeurt dat niet of soms.

Regiobinding en centrumgemeenten Maatschappelijke Opvang

2012 % ja

Wordt er in de opvanginstellingen in de regio gewerkt volgens het principe van

regiobinding?

72%

Wordt door instellingen in de regio gebruikgemaakt van de handreiking landelijke

toegankelijkheid en regiobinding van de VNG?

83%

Registreren instellingen binnen de regio hoeveel personen op grond van deze handreiking

aan een andere regio worden overgedragen? Of hoeveel personen de regio overgedragen

krijgt? Gemiddelde = alle ja's

52%

Is er sprake van een warme (=begeleide) overdracht van personen die aan een andere regio

worden overgedragen?

Altijd = 5%

Meestal = 68%

Soms = 23%

Nooit = 5%

Page 34: Jaarpublicatie Wmo

34 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Meldingen en huisverboden

De bovengenoemde aantallen lijken een stijgende lijn te vertonen. Hieruit kunnen we niet zonder meer afleiden

dat er sprake is van een toename. De aandacht voor huiselijk geweld en het steunpunt kunnen eveneens de

oorzaak zijn van een grotere bereidheid tot melden.

Voldoende plaatsen vrouwenopvang?

Ruim een derde van de deelnemende gemeenten rapporteert een tekort aan opvangplaatsen in de regio. Bijna

twee op de drie deelnemende gemeenten (65%) geven aan dat er voldoende plaatsen voor vrouwenopvang in de

regio zijn. Dit cijfer is de afgelopen jaren vrijwel gelijk gebleven.

Openbare Geestelijke Gezondheidszorg

Zicht op de doelgroepen

Ruim de helft van alle gemeenten heeft geen of enigszins zicht op de verschillende doelgroepen zoals dakloze

vrouwen en mannen, verslaafden, zorgwekkende zorgmijders en mensen in nazorgtrajecten.

Zicht op de uitstroom

Een groot deel van de gemeenten (75%) zegt geen of enigszins zicht te hebben op de uitstroom uit de opvang van

inwoners met OGGz-problematiek. Hetzelfde geldt in ongeveer dezelfde mate voor GGZ-cliënten, vrouwen in de

vrouwenopvang en verslaafden. Hier is ten opzichte van de voorgaande jaren nauwelijks verandering in gekomen.

Afspraken in de regio

Niet alleen de samenwerking tussen gemeenten is belangrijk voor een effectief OGGz-beleid, ook de gemeente

en de verschillende zorg- en welzijnsorganisaties moeten elkaar goed weten te vinden en afspraken maken. 50%

van de deelnemende gemeenten heeft prestatieafspraken met OOGz-aanbieders in de gemeente gemaakt. Lokaal

treffen de zorgorganisaties en de gemeente elkaar in een zorgnetwerk. Van de deelnemende gemeenten geeft

90% aan een lokaal zorgnetwerk te hebben dat actief is gericht op casuïstiekbespreking. Hierin wordt door de

leden van het netwerk gezocht naar een passende zorgaanbieder voor reeds opgespoorde kwetsbare personen.

Meldingen huiselijk geweld, huisverbod en huisuitzettingen per 10.000 inwoners

2009 2010 2011 2012

Aantal meldingen huiselijk

geweld bij het Advies- en

Steunpunt

(vraag 7.2a)

13,4 13,8 16,9

Aantal meldingen huiselijk

geweld bij de politie

(vraag 7.2b)

30,2 26,2 35,6

Aantal huisverboden

(vraag 7.2c)

1,2 1,4 1,5 1,8

Aantal huisuitzettingen

(vraag 10.2)

2,8 3,1 2,8 2,7

Page 35: Jaarpublicatie Wmo

35Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Afspraken over begeleid wonen met corporaties

Steeds meer deelnemende gemeenten maken afspraken met woningcorporaties over het voorkomen van

huisuitzettingen en het beschikbaar stellen van woningen voor begeleid wonen voor verschillende doelgroepen.

Centrumgemeenten maken op deze terreinen meer afspraken met woningcorporaties dan regiogemeenten.

Welke nazorg krijgen OGGz-cliënten?

Het sluitstuk op effectief OOGz-beleid is het verlenen van nazorg aan personen na opname, behandeling

of contact met reguliere zorgverleners. Hiermee voorkomt men terugval en kan verdere deelname aan de

samenleving bevorderd worden. In onderstaande tabel wordt weergegeven welke vormen van nazorg in de

deelnemende gemeente worden aangeboden.

Ruim driekwart van de deelnemende gemeenten biedt praktische ondersteuning. Ook financiële regelingen gericht

op de participatie en maatjesprojecten worden vaak genoemd.

Verslavingsbeleid

We zien dat sommige voorzieningen zoals ‘het vangnet bemoeizorg’ en ‘de toeleiding naar zorg’ meer en

meer gezamenlijk door centrum- en regiogemeenten worden verzorgd. Andere voorzieningen, zoals een

‘time-out voorziening’ of ‘verslaafdenopvang’ worden bij uitstek door de centrumgemeente geregeld. Dit is in

overeenstemming met de taakverdeling tussen centrum- en regiogemeenten. Daarbij worden laagdrempelige en

meer preventieve voorzieningen door alle gemeenten geboden en de specialistische voorzieningen, zoals een

time-out voorziening of een gebruikersruimte, door centrumgemeenten.

Afspraken met woningcorporaties beschikbaarheid begeleid wonen

2010 % ja 2011 % ja 2012 % ja

Dak- en thuislozen 49% 51% 56%

Vrouwen uit de vrouwenopvang 42% 44% 52%

GGZ-cliënten 45% 49% 51%

Verslaafden 37% 42% 46%

Ex-gedetineerden 47% 53% 55%

2012 % ja

Overdrachtsgesprek met gemeente, behandelende instelling en de cliënt 36%

Informatiepakket voor wie terugkeert na behandeling of begeleiding 11%

Financiële regelingen gericht op participatie, zoals sport en cultuur 64%

Maatjesproject, -databank of –makelaar 59%

Een ervaringsdeskundige in het Wmo-loket 17%

Praktische ondersteuning, bijvoorbeeld bij administratie en huisvesting 78%

Anders 58%

Page 36: Jaarpublicatie Wmo
Page 37: Jaarpublicatie Wmo

37Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

ColofonOktober 2013

SGBO

Telefoon: 070 - 310 38 83

E-mail: [email protected]

www.benchmarkwmo.nl

www.tevredenheidsonderzoekenwmo.nl

www.sgbo.nl

BMC

Telefoon: 033 - 496 52 00

E-mail: [email protected]

www.bmc.nl

Postadres

Postbus 490

3800 AL AMERSFOORT

Vormgeving

Lisette Poelhekken

Redactie

Anita Mitra

Samenstelling

Angid Pons

Nico Brinkman

Maaike Woertel

Krijn Pons

Page 38: Jaarpublicatie Wmo

38 Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Page 39: Jaarpublicatie Wmo

39Resultaten over het jaar 2012: Benchmark Wmo 2013

Page 40: Jaarpublicatie Wmo

TELEFOON

033 - 496 52 00

E-MAIL

[email protected]

WEBSITE

www.bmc.nl

TELEFOON

070 - 310 38 83

E-MAIL

[email protected]

WEBSITE

www.sgbo.nl